bos, hout en klimaat - bosplus.beuuid:5a6b90c8-e3ae-4... · de temperatuur is vooral afhankelijk de...

15
BOS, HOUT EN KLIMAAT 1. Bos in de tropen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 1.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 1.2. Types bos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.3. De globale koolstofcyclus en de rol van (tropisch) bos daarin . . . . . . 5 2. Klimaatverandering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 2.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 2.2. Ontbossing en klimaatverandering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 2.3. Rol van bos bij de mitigatie van klimaatverandering . . . . . . . . . . . . 9 2.3.1. Bosbehoud, bebossing en herbebossing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2.3.2. Duurzaam bosbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 2.4. Rol van bos bij adaptatie aan klimaatverandering . . . . . . . . . . . . . 11 2.4.1. Agroforestry . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 2.4.2. Mangrovebossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 2.5. Hout als koolstofopslager versus hout als commodity . . . . . . . . . . . 13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Bronvermelding

Upload: hoangtruc

Post on 26-Feb-2019

214 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

BOS, HOUT EN KLIMAAT

1. Bos in de tropen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2

1.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2

1.2. Types bos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3

1.3. De globale koolstofcyclus en de rol van (tropisch) bos daarin . . . . . . 5

2. Klimaatverandering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

2.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

2.2. Ontbossing en klimaatverandering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8

2.3. Rol van bos bij de mitigatie van klimaatverandering . . . . . . . . . . . . 9

2.3.1. Bosbehoud, bebossing en herbebossing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

2.3.2. Duurzaam bosbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

2.4. Rol van bos bij adaptatie aan klimaatverandering . . . . . . . . . . . . . 11

2.4.1. Agroforestry . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

2.4.2. Mangrovebossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12

2.5. Hout als koolstofopslager versus hout als commodity . . . . . . . . . . . 13

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Bronvermelding

2

1. Bos in de tropen

1.1. Inleiding

Met de tropen wordt het gebied bedoeld tussen de

Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring (23°26’

NB - 23°26’ ZB).

We overlopen kort een aantal bepalende factoren

voor bossen in deze regio en behandelen vervolgens

de verschillende bostypes.

Klimaat

De temperatuur is zeer constant (de dagelijkse temperatuurschommelingen zijn groter dan de

jaarlijkse). De temperatuur is vooral afhankelijk de hoogteligging, meer dan van de breedteligging.

Ook het licht is constant: er zijn slechts geringe schommelingen in daglengte (12u/12u op de evenaar;

max 13,5u/10,5u op de keerkring).

De regenval is voornamelijk afhankelijk van de vorm van het landschap, de hoogteligging, de afstand

tot de zee en het vegetatie-effect (bijna de helft van neerslag in de Amazone komt van

evapotranspiratie van het bos, de overige helft van de Atlantische Oceaan).

Bodem

De bodem in de vochtige tropen bevat slechts een dunne vruchtbare laag en is arm aan nutriënten en

mineralen. Dit nutriëntenverlies wordt gebufferd door de aanwezigheid van humus en van

mycorrhiza (schimmels die in symbiose leven met plantenwortels). Eens deze kwetsbare bodem

blootgesteld is, is hij sterk onderhevig aan regen-erosie.

In de droge tropen is de nutriëntenstatus van de bodem normaalgezien voldoende, afhankelijk van

het moedergesteente. Hier is het regenval die de beperkende factor is voor land- en bosbouw.

3

1.2. Types bos Er bestaat een breed spectrum aan bostypes. ‘Tropisch bos’ als uniform bostype bestaat niet.

Hieronder bespreken we een aantal tropische bostypes die voorkomen in verschillende klimaten.

1.2.1 Vochtig immergroen tropisch bos (tropisch regenwoud)

Geografische afbakening: het tropisch regenwoud ligt grosso modo tussen 10° NB en 10° ZB.

Kenmerkend is haar zeer hoge biodiversiteit: regenwouden bevatten naar schatting 40% van de

wereldflora.

Typische levensvormen zijn lianen, epifyten (organismen

die op planten groeien) en cauliflorie (bloemen en

vruchten die op de stam groeien). Typerende vegetatieve

kenmerken die men aantreft in het regenwoud zijn

plankwortels en steltwortels.

Afhankelijk van de hoogte en de neerslag kan je drie types tropisch regenwoud onderscheiden:

Tropisch laaglandregenwoud vind je op een hoogte van 0-1200 m, met temperaturen tussen 25 en

30°C en 2000-4000mm neerslag. Dit bostype kent tot 90 m hoge bomen met een aaneensluitend

bladerdak, een weinig vruchtbare bodem en weinig ondergroei door een gebrek aan zonlicht.

Tropisch bergregenwoud vind je op een hoogte van 1200-2500 m, met temperaturen tussen 15 en

25°C en 2000-4000mm neerslag. Hier vind je 30 tot 40 m hoge bomen met een dichte ondergroei. De

bodem is vrij onvruchtbaar en rotsachtig.

Tropisch nevelwoud vind je op een hoogte van 2500-4000 m, met temperaturen tussen 0 en 15°C en

1500-3000mm neerslag. De bomen zijn hier een stuk kleiner (2 tot 10 m), de bodem is vruchtbaar, en

de ondergroei is praktisch ondoordringbaar met veelvuldig voorkomen van mossen en varens.

1.2.2 Vochtig bladverliezend bos

Dit is een gesloten hoogstammig bos, geheel of gedeeltelijk bladverliezend, ten minste in de

opperetage gedurende 2 tot maximum 5 maanden. Dit bostype kent een grote diversiteit in

samenstelling en structuur.

4

Geografische afbakening: dikwijls aansluitend op de evenaarsgordel.

Belangrijkste verschillen met het tropisch regenwoud: hier vind je minder bomen per hectare,

minder epifyten en cauliflorie, een veel lagere soortendiversiteit, weinig plankwortels en nauwelijks

steltwortels. In tegenstelling tot het regenwoud heeft dit bostype een beter ontwikkelde kruiden- en

struikenlaag en zit er een duidelijk patroon in de bloei (einde droog seizoen). Tijdens het droog

seizoen ligt er een 10cm dikke laag droge bladeren op de bodem. Teak is de belangrijkste

commerciële houtsoort in dit soort bos.

1.2.3 Droog tropisch bos

Geografische afbakening: is ook ver buiten de tropen te

vinden. Droog tropisch bos grenst meestal aan vochtig

bladverliezend bos enerzijds en savannes anderzijds.

Ongeveer drie kwart van de vegetatie van Afrika en zowat

de helft van de vegetatie van de Caraïben en Centraal-

Amerika bestaat uit droog tropisch bos. Het grootste

aaneengesloten droog tropisch bos is de Chaco in Paraguay, Bolivia en Argentinië.

De plantendiversiteit is de helft van vochtig tropisch bos; dit geldt niet voor fauna. Dit bostype is sterk

gemodificeerd door menselijke aanwezigheid (voornamelijk door landbouw).

1.2.4 Savanne

Tussen tropisch bos en woestijn: (sub)tropische vegetatietypes

waar grassen domineren, gaat van boomloos tot dicht bebost.

Geografisch: in Z-Amerika: cerrado (vrij dicht bebost; in Brazilië),

campos en llanos (veel minder bomen tot boomloos; in Venezuela

en Colombia), caatinga (doornsavanne; in Brazilië).

Savannes komen ook voor in Afrika, Australië en Zuid-Oost-Azië.

5

1.3. De globale koolstofcyclus en de rol van (tropisch) bos daarin Koolstof is in onze omgeving aanwezig op talrijke plaatsen en in diverse vormen: in oceanen, in

(plantaardige en dierlijke) biomassa, in de atmosfeer als koolstofdioxide, in rotsen (kalksteen,

steenkool,…), in fossiele brandstoffen en in dode organische materie zoals humus. De voortdurende

verplaatsing van koolstof van een van deze plaatsen naar een andere wordt de koolstofcyclus

genoemd.

Wanneer men over koolstofputten spreekt, bedoelt men vergaarplaatsen van koolfstofdioxide, meer

bepaald elementen uit de cyclus die CO2 kunnen opnemen en stockeren, zodat de

koolstofconcentratie in de atmosfeer, een van de belangrijkste redenen van de opwarming van de

planeet, teruggedrongen wordt. Tot de belangrijkste koolstofputten behoren de oceanen en de

biomassa (bossen en planten).

Bossen stoten koolstof uit en nemen koolstof op. Via huidmondjes aan de onderzijde van de bladeren

nemen bomen CO2 op. In combinatie met water, dat ze via hun wortels uit de grond halen, en onder

invloed van zonlicht vindt er fotosynthese plaats: de omzetting van CO2 en H2O in suikers (voor de

opbouw van andere vitale stoffen, zoals cellulose) en zuurstof.

2222 )( OOCHOHCO n

zonlicht

Die zuurstof wordt door de boom weer vrijgegeven aan de atmosfeer. Een deel van de suikers wordt

gebruikt voor de opbouw van biomassa (wortels, stam, takken, bladeren), de rest wordt als CO2 weer

vrijgegeven door respiratie (ademhaling), het omgekeerde proces van fotosynthese.

6

Bij een volwassen boom zit 15 tot 20% van de koolstof in wortels, 75% tot 80% in stammen en takken

en minder dan 5% in bladeren. Het aandeel koolstof (C) in levende biomassa is zeer constant in de

natuur en bedraagt 50%. Een bos met 200 ton levende biomassa bevat dus ongeveer 100 ton

koolstof, de rest bestaat onder andere uit stikstof, water, …

Naast levende biomassa is er in een bos ook dode

biomassa. Regelmatig stoten bomen immers

bladeren, bloemen, vruchten, twijgen en takken af.

En ondergronds sterven er elk jaar bijna evenveel

haarwortels af als er bijgroeien. Al dat dood organisch

materiaal wordt afgebroken door de

bodemorganismen, ofwel tot de basisbouwstenen

CO2 en water (mineralisatie), ofwel tot humus

(humificatie). Humus heeft een koolstofgehalte van 58% en kan heel lang in de bodem bewaard

blijven.

De koolstofvoorraad van een bos bestaat enerzijds uit levende biomassa en anderzijds uit dood

organisch materiaal. Bossen bevatten veel meer levende biomassa dan weiden of akkers. Hoe groter

het houtvolume op stam, hoe meer koolstof er in het bos opgeslagen zit. Bossen bevatten ook veel

bodemkoolstof, minstens evenveel als permanente weilanden en veel meer dan akkers. Alles samen

zijn bossen na venen de ecosystemen met de hoogste koolstofopslag.

In jonge opgroeiende bossen (de meeste Europese bossen horen daartoe) wordt er netto CO2

opgeslagen in verschillende delen van het ecosysteem, er wordt dus meer CO2 opgeslagen dan er

uitgestoten wordt. Er bestond lange tijd onduidelijkheid of oude bossen zorgen voor een netto-opslag

van koolstof of eerder koolstofneutraal zijn. Recente studies wijzen erop dat mature bossen wel

degelijk koolstof blijven opslaan.

Bijna een derde van het aardoppervlak bestaat uit bos, waarvan de helft zich in de tropen en de

subtropen bevindt. In totaal slaan de bossen van de wereld ongeveer 638 gigaton koolstof op. Men

schat dat bossen wereldwijd een derde van de uitstoot van koolstof door fossiele brandstoffen

opnemen (2,4 gigaton per jaar). Tropische bossen zijn in dit opzicht extra belangrijk omdat ze tot 50%

meer koolstof opnemen dan bossen in andere streken.

7

2. Klimaatverandering

2.1. Inleiding Het is algemeen aanvaard in wetenschappelijke kringen dat de opwarming van de aarde een feit is en

dat menselijke activiteit in dit proces een significante rol speelt. Het IPCC (Intergovernmental Panel

on Climate Change), dat deel uitmaakt van de Verenigde Naties, verklaarde dat “het grootste deel van

de geobserveerde stijging van de globale gemiddelde temperatuur sinds het midden van de twintigste

eeuw zeer waarschijnlijk veroorzaakt wordt door de toename van door de mens veroorzaakte

broeikasgassen”.

Het gaat dan vooral om koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4) en distikstofmonoxide of lachgas (N2O).

De wereldwijde atmosferische concentratie van CO2, het belangrijkste broeikasgas, steeg van een

pre-industrieel niveau van 280 ppm (deeltjes per miljoen) in 1800 naar 396 ppm in 2007. Volgens

wetenschappers is 350 ppm de veilige bovenlimiet voor atmosferische CO2 om de globale

temperatuursstijging onder 1,5°C te houden. Een temperatuursstijging van 2°C zou een

onomkeerbare klimaatverandering inhouden. Nog steeds volgens het IPCC wordt er voor de volgende

vijftig jaar een verdere temperatuursstijging van 2 tot 3°C verwacht.

Om de opwarming van de aarde onder 1,5°C te houden is het nodig dat er een ambitieus en bindend

klimaatakkoord komt dat zorgt voor een uitstootreductie van 40% tegen 2020. Een drastische

uitstootvermindering in de industrielanden is nodig om de gevolgen van de klimaatopwarming te

beperken.

De toename van CO2 wordt vooral toegeschreven aan het verbranden van fossiele brandstoffen en

ontbossing door veranderingen in landgebruik. De toename van methaan en distikstofmonoxide is

grotendeels een gevolg van landbouwactiviteiten (meststoffen en koeien).

Deze enorme stijging van de uitstoot van broeikasgassen is bijna uitsluitend toe te schrijven aan de

geïndustrialiseerde landen in het Noorden, een verschijnsel dat we klimaatschuld noemen. Waarom

is dat zo?

Enerzijds is dit een historisch verschijnsel: sinds de industriële revolutie zijn we in het Westen een

steeds grotere hoeveelheid fossiele brandstoffen, zoals olie, steenkool en gas, gaan verbranden. CO2

blijft gedurende 100 jaar in de atmosfeer, vandaar dat deze historische schuld vandaag nog steeds

relevant is. Anderzijds blijft ons westers consumptiepatroon onevenredig groot vergeleken met dat

8

van de rest van de wereld, en blijven landen in het Noorden meer CO2 uitstoten dan landen in het

Zuiden.

[Even een noot over China: mensen verwijzen soms naar China, het land met de grootste CO2-uitstoot

ter wereld, als het land dat als eerste zijn emissies moet reduceren. Daar zijn drie kanttekeningen bij

te maken: ten eerste deelt China niet in de historische klimaatschuld, zoals hierboven beschreven.

Ten tweede mogen we niet vergeten dat een groot deel van de industriële uitstoot van China komt

van de productie van goederen bestemd voor de export naar onze landen. Ten derde, als je de

uitstoot per hoofd bekijkt, zakt China ver weg onder de VS, zelfs onder België! Dat neemt niet weg dat

ook China, Brazilië, India… moeten nadenken over een andere, duurzame manier van ontwikkelen.]

Verwachte gevolgen van klimaatverandering

zijn zeer ernstig en treffen in de eerste plaats

mensen in ontwikkelingslanden, als een gevolg

van het stijgen van de zeespiegel, de verzuring

van de oceanen en steeds meer extreme

weersomstandigheden als droogte,

overstromingen en stormen. Voedselzekerheid

komt in het gedrang, water wordt steeds

schaarser, ziektes als malaria en knokkelkoorts

verspreiden zich meer en sneller…

De reden waarom mensen in het Zuiden de eerste slachtoffers van klimaatverandering zijn is

tweeledig: enerzijds zijn ontwikkelingslanden vaak gelegen in laaggelegen gebieden waar

overstromingen sneller toeslaan, of in droge gebieden die door klimaatverandering nog droger

worden. Anderzijds ontbreekt het hen aan middelen om zich te wapenen tegen de gevolgen van

klimaatverandering.

De gekende situatie is dus dat het geïndustrialiseerde Noorden in grote mate verantwoordelijk is voor

de klimaatverandering en dat het Zuiden het eerste en grootste slachtoffer ervan wordt.

2.2. Ontbossing en klimaatverandering

Wanneer bossen groeien nemen ze koolstofdioxide uit de lucht op. Bij ontbossing wordt deze

koolstof weer vrijgegeven omdat alle levende biomassa en een deel van de humus verloren gaat door

9

verbranding of vertering. Ook veengronden hebben doorheen de eeuwen koolstof uit plantaardige

materie opgeslagen en wanneer ze uitdrogen – dikwijls ten gevolge van ontbossing – geven ze grote

hoeveelheden koolstof vrij.

Cijfers van het IPCC tonen aan het

verdwijnen van bos verantwoordelijk is

voor 18% van de wereldwijde CO2-

uitstoot. Daarmee komt ontbossing op

de derde plaats, na de energiesector

(26%) en de industrie (19%). Andere

oorzaken zijn landbouw (14%) en

transport (13%). Dit wil zeggen dat

ontbossing meer CO2 in de atmosfeer

brengt dan alle auto’s, treinen, schepen en vliegtuigen op de wereld samen.

Het overgrote deel van deze uitstoot ten gevolge van ontbossing vindt plaats in de tropen,

bijvoorbeeld in Indonesië en Brazilië. Een combinatie van factoren is hiervoor verantwoordelijk, zoals

de omzetting van bos naar weide, houtkap, commerciële landbouw en zelfvoorzieningslandbouw.

Meer info over de oorzaken van ontbossing vind je in onze paper ‘Duurzaam bosbeheer in de tropen’.

2.3. Rol van bos bij de mitigatie van klimaatverandering

‘Mitigatie’ is de term die wordt gebruikt in het klimaatbeleid voor maatregelen die beogen emissies

van de broeikasgassen te verminderen om op die manier de snelheid en de omvang van

klimaatverandering terug te dringen. Er zijn twee essentiële mitigatiestrategieën beschikbaar: het

verminderen van de uitstoot of het doen stijgen van de koolstofopslag in koolstofputten (zie 1.3).

2.3.1. Bosbehoud, bebossing en herbebossing

Ontbossing leidt tot acute broeikasgasemissie, bosuitbreiding leidt omgekeerd tot

koolstofvastlegging, maar weliswaar veel trager. Het positieve effect van bosherstel op het klimaat

wordt erkend door artikel 3.3 van het Kyoto-protocol dat geïndustrialiseerde landen toelaat om

bebossing en herbebossing als positieve term in hun broeikasgasbalans op te nemen. Ook investeren

10

in projecten van bosherstel in de tropen is een mogelijke maatregel in de strijd tegen het

broeikaseffect.

(Her)bebossing valt onder het mechanisme voor schone ontwikkeling van het Kyoto-protocol (het

zogenaamde CDM-AR, Clean Development Mechanism – Afforestation/Reforestation). Hierbij kunnen

landen met een hoge CO2-uitstoot (de Annex I-landen) uitstootrechten verkrijgen door

(her)bebossingsprojecten in ontwikkelingslanden (Annex II-landen) op te zetten.

Net zoals andere menselijke ondernemingen houden dergelijke projecten risico’s in, vooral op het

vlak van additionaliteit (zorgen dat geen ontwikkelingsgeld wordt gebruikt maar extra bos met extra

geld wordt aangelegd), lekkage (bebossing kan andere activiteiten zoals begrazing verplaatsen zodat

er elders terug bos verdwijnt), permanentie (de onzekerheid dat het bos ook bos blijft) en

duurzaamheid (gevaar voor grootschalige monoculturen). Een goed projectdesign en certificatie

kunnen dergelijke risico’s minimaliseren en tegelijk lokaal tot positieve bijdragen leiden op socio-

economisch en ecologisch vlak. Toch is er luide kritiek te horen over dit ‘mechanisme voor schone

ontwikkeling’.

Om een succesvol en duurzaam herbebossingsproject op te zetten is het van het allergrootste belang

rekening te houden met de kritiek die geuit werd op verschillende CDM-AR projecten:

- Gemeenschappen worden vaak niet voldoende betrokken in de opzet en implementatie

- Rechten van inheemse bevolking worden niet steeds gerespecteerd, soms betreft het zelfs

regelrechte uitzettingen

- CDM mag er niet toe leiden dat de verantwoordelijkheid voor de uitstootbeperkingen van de

industrielanden wordt afgeschoven op de ontwikkelingslanden

- Sommige CDM-AR projecten vervangen natuurlijk bos door boomplantages en strijken

hiervoor uitstootrechten op. In plaats van (her)bebossing gaat het hier feitelijk om

ontbossing.

- Enkel omzetting van braakland, gedegradeerde grond of landbouwgrond zou in aanmerking

mogen komen.

- Aanplantingen van monoculturen/exoten, al dan niet genetisch gemodificeerd, zijn over het

algemeen geen verantwoorde keuze (naar biodiversiteit, watervoorziening… toe)

- De CO2-reductie wordt enkel gerealiseerd als het bos op lange termijn blijft bestaan

(‘permanentie’)

- De kans is reëel dat de problematiek zich verplaatst en dat er ergens anders toch ontbost

wordt (‘lekkage’)

11

Een ander mechanisme om ontbossing tegen te gaan is REDD+. Dit letterwoord staat voor Reducing

Emissions from Deforestation and Degradation en houdt in dat landen die emissies door ontbossing

willen tegengaan, daarvoor financieel gecompenseerd zouden moeten worden. De hamvraag hierbij

is: waar moet dit geld vandaan komen? REDD+ kan een krachtig middel zijn om ontbossing tegen te

gaan, maar er moeten strengere en eenduidige regels opgesteld worden wat betreft het respecteren

van de rechten van lokale of inheemse bevolkingsgroepen en het bewaren van de biodiversiteit.

Daarnaast zijn de hierboven vermelde problemen van lekkage, additionaliteit en permanentie ook van

toepassing op REDD+ projecten.

Het voorkomen van ontbossing, het bevorderen van bebossing en herbebossing en het in stand

houden van veengrond zijn enkele van de meest goedkope en effectieve maatregelen om de

wereldwijde broeikasuitstoot te verlagen. Het voorkomen van ontbossing en van de vernietiging van

veengronden vereist geen technologische investeringen en relatief weinig kapitaal. Deze methode om

broeikasgassen te verminderen is drastisch goedkoper dan alle andere beschikbare mitigatie-

technieken, om en bij de tien dollarcent per ton CO2.

Een belangrijke les is dat inheemse gemeenschappen een grote rol te spelen hebben in het

verminderen van ontbossing. Er zijn erg veel beschermde gebieden, reservaten en natuurparken

opgericht, een trend die een opwaartse beweging blijft kennen, maar deze vorm van natuurbehoud

kent vaak ernstige tekortkomingen. Vele van deze gebieden blijven slechts beschermd ‘op papier’,

omwille van een tekort aan fondsen en personeel, een gebrek aan coördinatie, corruptie, het niet

bestraffen van misdrijven en het niet innen van boetes, enzovoort.

Uit waarnemingen in Brazilië en elders blijkt sterk dat de inheemse territoria, die een vijfde van het

Amazonegebied bedragen, veel effectiever zijn in het beschermen van het bos dan de nationale

parken en er ook voor zorgen dat de lokale bevolking ook op een duurzame manier in zijn behoeften

kan voorzien.

2.3.2. Duurzaam bosbeheer

Bosbeheer heeft een zeker effect op de koolstofopslag. Vooral boomsoortenkeuze, bedrijfssoort,

bedrijfstijd (duur tot kap) en dunningsregime kunnen een invloed hebben op de broeikasgasbalans.

Lange bedrijfstijden leiden bijvoorbeeld tot hoge koolstofopslag in biomassa en bodem, hoewel een

middellange bedrijfstijd met grotere levensduur van de houtproducten tot dezelfde resultaten kan

leiden. Ook steeds moeten de emissies ten gevolge van het beheer bekeken worden, inclusief het

verbruik van fossiele brandstoffen door exploitatie en houttransport.

12

2.4. Rol van bos bij adaptatie aan klimaatverandering Ook als het over adaptatie gaat, zijn bossen belangrijk. Bossen hebben immers een bufferende

werking voor de waterhuishouding, ze verankeren de bodem op hellingen en mangrovebossen

vormen een eerste beschermingsgordel bij stormen. Bossen leveren ook voor veel gemeenschappen

middelen van bestaan, bv. bouwmateriaal, energie, voedsel en medicijnen.

2.4.1. Agroforestry

Lang voor er sprake was van klimaatverandering werd er aan agroforestry gedaan in Latijns-Amerika,

vooral in regenwouden bewoond door inheemse en traditionele gemeenschappen. Agroforestry of

boslandbouw is het combineren op eenzelfde perceel van

een landbouwteelt met de teelt van bomen. Het is een

landgebruiksvorm op het kruispunt van landbouw en

bosbouw. Agroforestry biedt als agro-ecologische

productiemethode mogelijkheden om tegemoet te komen

aan biodiversiteits- en klimaatdoelstellingen, en dit

potentieel op een economisch rendabele manier.

Enerzijds zorgt agroforestry voor een mitigatie van klimaatverandering, aangezien agroforestry-

systemen veel meer koolstof opslaan dan landbouwsystemen zonder bomen.

Anderzijds speelt het ook een rol bij adaptatie aan klimaatverandering. Zo kan agroforestry de

effecten van extreme weersomstandigheden als droogte of hevige regenval verminderen doordat het

wortelstelsel van de bomen de waterverdeling in de bodem verbetert, de bodem verstevigt en

beschermt tegen erosie en verschuivingen. Het gebruik van aangepaste boomsoorten op

landbouwgrond kan daarenboven zorgen voor voeder en schaduw voor het vee en voor organische

bemesting van de grond.

Agroforestry betekent ook diversificatie, wat een verbetering inhoudt voor de voedselzekerheid van

kleine boeren, omdat ze minder afhankelijk worden van één enkel gewas. Bomen kunnen een brede

variatie aan producten opleveren als fruit, veevoer, brandhout of timmerhout, die een boer kan

benutten of verkopen als zijn landbouwoogst tegenvalt.

Daarenboven is door verschillende studies vastgesteld dat een agroforestry-systeem, wanneer het

goed toegepast wordt, kan zorgen voor een aanzienlijke meeropbrengst.

13

2.4.2. Mangrovebossen

Mangroven zijn verschillende bomen of struiken die groeien op zoute bodems in rivierdelta’s en langs

de kust. Ze komen alleen voor in (sub)tropische gebieden met een getij. Hierdoor worden ze vaak

overspoeld en is de grond zout.

In gebieden waar de mangrove is gekapt treedt

vaak snelle erosie van de kustlijn op. Dit duidt op

een belangrijke functie van mangroven: ze

beschermen de kustlijn en fungeren als buffer

tegen tsunami’s, cyclonen en andere stormen. Er

zijn verschillende gevallen opgetekend van

cyclonen die zware schade hebben toegebracht

aan kustgebieden zonder mangroven, waarbij

naburige gebieden met rijke mangrove-ecosystemen gespaard zijn gebleven. Dit was onder andere

het geval bij de bijzonder zware tsunami in Zuid-Oost Azië van 26 december 2004.

Een andere manier waarop mangrovebossen bijdragen aan adaptatie aan klimaatverandering is

doordat ze bron zijn van heel wat nuttige of commercialiseerbare bos- en visserijproducten. Zo

leveren ze enerzijds brandhout, houtskool, hakhout, veevoeder, honing, medicinale producten en

anderzijds vis, scampi’s, krabben en andere weekdieren. Mangroven zijn zeer productieve

ecosystemen en kan je op die manier vergelijken met goede landbouwgrond. Mangroven worden

vaak ontbost om plaats te maken voor rijstvelden of scampi-kwekerijen.

2.5. Hout als koolstofopslager versus hout als commodity Zoals vermeld vormt koolstof bijna de helft van de houtmassa. Dat wil zeggen dat niet alleen levende

bomen, maar ook houtproducten opslagplaatsen zijn voor koolstof. Het hout houdt de koolstof vast

tijdens heel zijn levenscyclus: gebruik, hergebruik en recyclage.

In het ideale geval volgt hout een zogenaamd cascadegebruik waarbij het verschillende malen

hergebruikt wordt: initieel in een langlevende toepassing met materiaalsubstitutie (vb. eikenhouten

raam), daarna in een middellange toepassing (vb. meubel van plaatmateriaal), daarna in een

toepassing van korte levensduur (vb. papier dat verschillende malen gerecycleerd wordt), en finaal

verbranding met energierecuperatie.

14

Bij verbranding komt de opgeslagen koolstof opnieuw vrij in de atmosfeer in de vorm van CO2.

Daarom is het zaak om de levensduur van houtproducten zo lang mogelijk te maken.

Veel traditionele gemeenschappen gebruiken hout als brandstof, wat een verantwoorde keuze is,

zolang de verbranding op een efficiënte manier gebeurt. Bij een slechte verbranding treedt

overmatige rookvorming op, die slecht is voor mens en milieu. Bij een efficiënte verbranding in

kacheltjes is er minder hout nodig. Zo wordt de druk op bossen voor brandhout verminderd. En het

levert tijdwinst op voor zij die het brandhout verzamelen, voornamelijk vrouwen.

Houtoogst heeft geen negatief effect op de broeikasgasbalans van bossen, zolang bijgroei en oogst

zowel op korte als op lange termijn in evenwicht zijn. Roofbouw die leidt tot ontbossing of tot afbouw

van de houtvoorraad, draagt wel bij tot het broeikaseffect.

Houtoogst heeft een positief effect op de broeikasgasbalans in drie gevallen: indien de levensduur

van het houtproduct langer is dan de bedrijfstijd van het bos, indien het houtproduct fossiele

brandstoffen vervangt, of indien het hout producten vervangt waarvan de aanmaak grote

hoeveelheden fossiele brandstoffen vereist.

Samengevat hebben houtproducten een gunstig effect op het klimaat wanneer ze niet uit roofbouw

afkomstig zijn. Het gebruik van ongecertificeerd tropisch hout is schadelijk voor het klimaat. Hout uit

duurzaam bosbeheer gebruiken als alternatief voor fossiele brandstoffen heeft een gunstig effect op

het klimaat.

15

Bronnen

1 Cursus Tropische bosbouw, Robert Dewulf

Silvaculture in the tropics, Hans Lamprecht

1.3, 2.3.1, 2.3.2, 2.5 De rol van bossen voor klimaatregeling, Bart Muys

1.3 Old-growth forests as global carbon sinks, Luyssaert, Schulze e.a., 2008

1.3 Forests and Climate Change, Hall, 2012

2.1 IPCC, Climate Change 2007: The Physical Science Basis

2.1 Basisdossier klimaatcampagne 2012, 11.11.11

2.1 De ecologische crisis dwingt ons tot een andere ontwikkeling, Platform

Klimaatrechtvaardigheid

2.1, 2.2, 2.3 Forests and Climate Change, Hall, 2012

2.3.1 The Root of the matter: Carbon Sequestration in forests and peatlands, Policy

Exchange, 2008

2.3.1 The Little REDD+ Book, Parker, Mitchell e.a., 2009

2.3.1 Open Letter of Concern to the International Donor Community, No REDD

Platform, 2011

2.4.1 Trees on farms, Policy Brief, 2009

2.4.2 Importance of mangrove ecosystems, Kathiresan,

2.5 Africa, up in smoke? UNEP, 2005