betalingsgedrag van de overheid in...
TRANSCRIPT
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN
BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2011 – 2012
Betalingsgedrag van de overheid in België
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Sebastiaan Bonte
Jeroen Ducheyne
onder leiding van
Prof. Ludo Theunissen
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN
BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2011 – 2012
Betalingsgedrag van de overheid in België
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Sebastiaan Bonte
Jeroen Ducheyne
onder leiding van
Prof. Ludo Theunissen
PERMISSION
Ondergetekenden verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of
gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Sebastiaan Bonte
Jeroen Ducheyne
I
I. Woord vooraf
Graag zouden wij enkele mensen willen bedanken zonder wie deze masterproef niet mogelijk
zou geweest zijn.
Eerst en vooral zouden we onze promotor, Professor Ludo Theunissen, en diens assistent, De
heer Arnout Seghers, willen bedanken voor de ondersteuning en begeleiding van onze
masterproef.
Daarnaast zouden we graag enkele personen in het bijzonder willen bedanken voor de tijd die
ze vrijmaakten voor ons. Deze personen zijn mevrouw Petra De Clus (Provincie Oost-
Vlaanderen), de heer Geert Ryckaert (stad Deinze), de heer Tom Vyncke (stad Gent),
mevrouw Sylvie Decraecker (departement MOW, Vlaamse overheid), de heer Dirk Gyssels
(KBC commercial finance), de heer Lieven Cloots (UNIZO), de heer Jean-Pierre Devolder
(Aswebo NV), mevrouw Christel Wouters (Wocon NV) en de heer Lode Vereeck ( LDD).
We willen ook de heer Wannes Carlier bedanken voor de nuttige tips die hij gaf omtrent dit
onderwerp.
Ten slotte willen wij graag onze vrienden en familie bedanken (in het bijzonder Jolien
Demeyere) voor de steun in de voorbije jaren en doorheen het maken van de masterproef.
II
II. Inhoudsopgave
I. Woord vooraf ........................................................................................................... I
II. Inhoudsopgave ....................................................................................................... II
III. Lijst met afkortingen ........................................................................................... IV
IV. Lijst met figuren ................................................................................................... VI
1. Inleiding ......................................................................................................................... 1
2. Achtergrond .................................................................................................................. 2
2.1. Problematiek van late betalingen door overheden ........................................................ 2
2.2. Juridische achtergrond ................................................................................................... 3
2.2.1. Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de
overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken .......................... 3
2.2.2. Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties . 5
2.2.3. Omzendbrief ............................................................................................................. 6
2.2.4. Nieuwe Europese Richtlijn ....................................................................................... 6
3. Bestaand onderzoek naar betalingsgedrag Belgische overheden ............................ 8
3.1. Evolutie van 2008-2011 ................................................................................................ 8
3.2. Vergelijking per overheid ............................................................................................ 11
3.3. Vergelijking met de bedrijfswereld ............................................................................. 13
3.4. Vergelijking andere landen Europa ............................................................................. 15
4. Samenvatting achtergrond en bestaand onderzoek ................................................ 16
5. Eigen onderzoek naar betalingsgedrag Belgische overheden ................................ 17
5.1. Doelstelling ................................................................................................................. 17
5.2. Gegevensverzameling ................................................................................................. 17
5.3. Respondenten .............................................................................................................. 18
5.4. Resultaten .................................................................................................................... 19
5.4.1. Soorten transacties .................................................................................................. 19
III
5.4.2. Bepaling van de betalingstermijn ........................................................................... 20
5.4.3. Effectieve betaling .................................................................................................. 22
5.4.4. Verwijlinteresten .................................................................................................... 31
5.4.5. Redenen voor late betaling ..................................................................................... 36
5.4.6. Evolutie .................................................................................................................. 39
5.4.7. Nieuwe richtlijn ...................................................................................................... 41
6. Conclusie ..................................................................................................................... 42
V. Referenties ........................................................................................................... VII
VI. Bijlagen ................................................................................................................... X
IV
III. Lijst met afkortingen
AAV Algemene Aannemingsvoorwaarden
BS Belgisch Staatsblad
BTW Belasting over de toegevoegde waarde
BZ Bestuurszaken (Vlaamse overheid)
B2B Business-to-business
B2C Business-to-consumer
Cf. Confer
CJSM Cultuur, Jeugd, Sport en Media (Vlaamse overheid)
DAR Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid (Vlaamse overheid)
EG Europese Gemeenschap
EPI European Payment Index
EU European Union
EUR Euro
EURIBOR Euro Interbank Offered Rate
EVA Extern Verzelfstandigde Agentschappen
EWI Economie, Wetenschap en Innovatie (Vlaamse overheid)
FB Financiën en Begroting (Vlaamse overheid)
FOD Federale overheidsdienst
HLN Het Laatste Nieuws
IV Internationaal Vlaanderen (Vlaamse overheid)
IVA Intern Verzelfstandigde Agentschappen
KAB Kabinetten (Vlaamse overheid)
KB Koninklijk Besluit
KMO Kleine- en middelgrote onderneming
LNE Leefmilieu, Natuur en Energie (Vlaamse overheid)
LDD Libertair, Direct, Democratisch (vroeger: Lijst Dedecker)
LV Landbouw en Visserij (Vlaamse overheid)
MOW Mobiliteit en Openbare werken (Vlaamse overheid)
OV Onderwijs en Vorming (Vlaamse overheid)
PV Proces-verbaal
RWO Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (Vlaamse overheid)
V
SBA Small Business Act
UNIZO Unie van Zelfstandige Ondernemers
VFLD Vlaamse Fonds voor Lastendelging
WSE Werk en Sociale Economie (Vlaamse overheid)
WVG Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (Vlaamse overheid)
VI
IV. Lijst met figuren
Figuur 1: Evolutie betalingsgedrag federale overheid ............................................................... 9
Figuur 2: Evolutie betalingsgedrag gemeenschappen en gewesten ........................................... 9
Figuur 3: Evolutie betalingsgedrag provinciale overheden ...................................................... 10
Figuur 4: Evolutie betalingsgedrag gemeentelijke overheden ................................................. 11
Figuur 5: Vergelijking betalingsgedrag overheden (4de
kwartaal 2001) .................................. 12
Figuur 6: Evolutie Graydon betaalindex bedrijven .................................................................. 14
Figuur 7: betaalgedrag in België .............................................................................................. 15
Figuur 8: Geïnterviewde overheden ......................................................................................... 19
Figuur 9: Geïnterviewde bedrijven, beroepsfederaties en experts ........................................... 19
Figuur 10: Schematisch overzicht betalingstermijnen overheid .............................................. 21
Figuur 11: Betaalgedrag stad Gent ........................................................................................... 23
Figuur 12: Betaalgedrag provincie Oost-Vlaanderen ............................................................... 24
Figuur 13: Totaal aantal te laat betaalde ordonnanties betaald door de Vlaamse Gemeenschap
per departement (per jaar) ........................................................................................................ 25
Figuur 14: Gemiddeld aantal dagen te late betaling van de Vlaamse Gemeenschap per
departement (per jaar) .............................................................................................................. 26
Figuur 15: Totaal bedrag van te laat betaalde ordonnanties van de Vlaamse Gemeenschap per
departement (per jaar) .............................................................................................................. 27
Figuur 16: aantal facturen waarvan betalingstermijn is overschreden bij departement MOW 28
Figuur 17: Bedrag waarop verwijlinteresten verschuldigd zijn voor beleidsdomein MOW ... 29
Figuur 18: Betaalgedrag FOD Defensie Bron .......................................................................... 30
Figuur 19: Verwijlinteresten stad Gent (in euro) ..................................................................... 32
Figuur 20: Evolutie verwijlinteresten Vlaamse overheid ......................................................... 33
Figuur 21: Evolutie verwijlinteresten Vlaamse Overheid ........................................................ 34
Figuur 22: Evolutie verwijlinteresten FOD Defensie............................................................... 35
Figuur 23: betalingstermijn facturen (binnen Orafin) Vlaamse overheid ................................ 37
1
1. Inleiding
Traditioneel hebben (Belgische) overheden een kwalijke reputatie wat hun betalingsgedrag
betreft. Belgische en Europese overheden zijn hier al langer van op de hoogte en hebben
doorheen de jaren dan ook getracht hier één en ander aan te veranderen. Ze zijn er zich van
bewust dat ze in zekere zin een voorbeeldfunctie hebben t.o.v. de bedrijfswereld. Daarnaast
heeft het stipt betalen van facturen een positieve invloed op de liquiditeit van de onder-
nemingen en ondersteunt het de economie.
Deze masterproef onderzoekt dan ook het betalingsgedrag van de overheden in België. Het
betreft hier in eerste instantie de stiptheid van de betaling van de facturen van overheden aan
de bedrijfswereld. Hoewel de informatie hieromtrent praktisch relevant kan zijn, is dit een
onderwerp waarover uiterst weinig academische literatuur beschikbaar is. Dit heeft gevolgen
voor de inhoud van ons onderzoek. Voor veel data moeten we steunen op publicaties van
financiële dienstverleningsbedrijven. Deze informatie moet bijgevolg met een kritische blik
worden bekeken (hoe worden de gegevens verkregen, verwerkt, geanalyseerd, …). Er is
echter geen voldoende reden om deze niet te gebruiken, ook omdat er geen uitgebreidere en/of
betrouwbaardere bronnen beschikbaar zijn.
De kern van het onderzoek splitst zich uit in twee grote delen. Enerzijds worden de resultaten
van bestaand onderzoek over dit onderwerp weergegeven. Anderzijds wordt via eigen –
voornamelijk kwalitatief– onderzoek extra informatie verworven. Dit verloopt via een
interviewmethode. Het doel van deze opzet is om de bestaande cijfers te kunnen vergelijken
met informatie die uit eerste bron wordt vernomen. De voornaamste respondenten zijn dan
ook bedrijven en overheden. Daarnaast geeft dit soort onderzoek de mogelijkheid om extra
informatie te verkrijgen.
De tekst hierna is als volgt opgebouwd: hoofdstuk 2 schetst de achtergrond van
overheidsbetalingen. Vooral het juridische aspect komt hier aan bod. Hoofdstuk 3 vat het
bestaande onderzoek over dit onderwerp samen. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste
bevindingen uit de twee voorgaande hoofdstukken samengevat. In hoofdstuk 5 komt ons
eigen onderzoek aan bod. Hoofdstuk 6 herhaalt tot slot de belangrijkste conclusies.
2
2. Achtergrond
2.1. Problematiek van late betalingen door overheden
Europese en Belgische overheden zijn op de hoogte van de problematiek van late betalingen,
en met reden. Late betalingen zorgen er immers voor dat de liquiditeitspositie van de
leverancier verzwakt. Dikwijls is er extra werkkapitaal nodig om de uitstaande vorderingen te
kunnen financieren en moet dit werkkapitaal (vooral bij KMO’s) actiever worden beheerd
(Wilson et al, 1996). Andere gevolgen van late betalingen zijn kredietproblemen en de kosten
verbonden aan kredietmanagement (van der Geest & Schunselaar, 2004). De krediet-
problemen ontstaan enerzijds doordat het bestaande bedrijfskapitaal misschien anders moet
worden ingezet. Anderzijds kan het voorkomen dat er een noodzaak ontstaat op extra
financiering van buiten de onderneming. De kosten verbonden aan kredietmanagement
ontstaan uit de extra tijd en het extra kapitaal dat moet worden geïnvesteerd voor vorderingen
die niet tijdig betaald zijn (van der Geest & Schunselaar, 2004). Daarnaast zouden late
betalingen door klanten de mogelijkheid tot groeien verhinderen. Uiteindelijk kunnen late
betalingen voor de schuldeiser zelfs tot een faillissement leiden (Ooghe & Waeyaert, 2003).
De gevolgen van late betalingen kunnen voor KMO’s in het bijzonder navenant zijn (Peel et
al, 2000). Dit is belangrijk, gezien het Belgische economische klimaat. 99,8 % van de
Belgische ondernemingen is een KMO (SBA Fact Sheet 2010/11), gemeten volgens de
Europese parameters1 rond KMO’s. Late betalingen door debiteuren zouden vooral de
groeimogelijkheden beperken en de overlevingskansen verlagen (Peel et al., 2000), Daarnaast
toont empirisch onderzoek aan dat ondernemingen waarvan de klanten (dit kunnen dus ook
overheden zijn) te laat betalen, zelf ook hun facturen later betalen (Howorth & Reber, 2003).
Ook een economische recessie en/of crisis, zoals we er nu één meemaken, heeft negatieve
gevolgen op het laattijdig betalen van facturen (Bromiley et al, 2008).
Voorgaande bevindingen zijn eerder van algemene aard. Ze hebben betrekking op de late
betaling van facturen, ongeacht of dit door bedrijven of overheden gebeurt. Echter, overheden
hebben een voorbeeldfunctie. Er kan van hen worden verwacht dat zij hun facturen tijdig
betalen. Algemeen gezien hebben overheidsuitgaven immers een veel zekerder karakter, en
zijn ze dus makkelijker te voorspellen, vergeleken met de bedrijfswereld. Ook kan er worden
1 Hierbij dient opgemerkt te worden dat in de Europese definitie, het aantal werknemers van een KMO niet meer
mag zijn dan 250, terwijl dit volgens de Belgische regels nooit meer mag zijn dan 100 werknemers.
3
gesteld dat de redenen voor late betalingen bij overheden anders zullen zijn dan bij de
bedrijven. Bij bedrijven zijn de voornaamste oorzaken financiële problemen, opzettelijk te
laat betalen, administratieve oorzaken bij de debiteur en betwistingen (De Smet, 2004).
Vooral financiële motieven zouden een grote verklarende kracht hebben voor gebruikelijke
late betalingen (Howorth & Reber, 2003). De redenen bij overheden worden besproken in ons
eigen onderzoek (cf. 5.4.5.).
2.2. Juridische achtergrond
Dit onderdeel schetst het juridische kader inzake de bestrijding van de betalingsachterstand.
Het is hier geenszins de bedoeling om ieder detail te belichten. Enkel de voornaamste
bepalingen worden behandeld. Voorts wordt niet enkel stilgestaan bij de huidige wetgeving en
haar evolutie, maar ook bij de initiatieven die genomen worden om snelle betalingen te
stimuleren.
2.2.1. Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de
overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken
Het KB van 26 september 1996 geeft de bepalingen van overheidsopdrachten weer. De
betalingstermijn voor overheidsopdrachten wordt hier bepaald zoals weergegeven in de
Algemene Aannemingsvoorwaarden (AAV), artikel 15 (zie bijlage 1). De bepalingen gelden
enkel voor overheidsopdrachten waarvan de uitgave (exclusief BTW) méér dan 5.500 euro
bedraagt. Vervolgens wordt er een onderscheid gemaakt op basis van de hoedanigheid van de
opdracht, namelijk: werken, leveringen en diensten. Voor een onderscheid tussen deze termen
verwijzen we naar bijlage 2. De betalingstermijn voor werken bedraagt 60 kalenderdagen
vanaf de ontvangst van de schuldvordering. In de gevallen van betaling van het saldo van de
opdracht of van enige betaling van werken beschikt de aanbestedende overheid eerst nog over
een takentermijn2 van 30 kalenderdagen. Deze termijn vangt aan op de dag dat de
aanbestedende overheid de verklaring van schuldvordering ontvangt. Dit betekent dat in de
praktijk de betalingstermijn hier dan 90 (= 30 + 60) kalenderdagen bedraagt. Na ontvangst
van elke verklaring van schuldvordering maakt de aanbestedende overheid onverwijld een
proces-verbaal op met het werkelijk verschuldigde bedrag en geeft de aannemer kennis van de
staat van de voor betaling aanvaarde werken. Tezelfdertijd verzoekt de aanbestedende
2 Om de werkenstaat te controleren, het PV met het verschuldigde bedrag op te maken en dit PV naar de
aannemer te sturen.
4
overheid de aannemer om, binnen de 5 kalenderdagen, een factuur in te dienen voor hetzelfde
bedrag. Indien de factuur niet binnen de 5 kalenderdagen wordt ontvangen, wordt de termijn
pro rata verlengd.
De betalingstermijn voor leveringen bedraagt 50 dagen nadat de keuringsformaliteiten worden
beëindigd, voor zover de overheid over een regelmatig opgestelde factuur en eventueel andere
vereiste documenten beschikt. Deze factuur geldt dan als schuldvordering.
Diensten moeten betaald worden binnen een termijn van 50 dagen na de keuring van de
schuldvordering, voor zover de aanbestedende overheid over de eventueel andere vereiste
documenten beschikt.
Artikel 15 van de AAV stelt ook dat er van rechtswege en zonder ingebrekestelling
verwijlinteresten verschuldigd zijn indien de termijn wordt overschreden. Deze interest wordt
berekend naar rato van het aantal kalenderdagen vertraging tegen de interestvoet die door de
Europese Centrale Bank wordt toegepast voor haar meest recente basisherfinancierings-
transactie vóór de eerste kalenderdag van het semester in kwestie wanneer de betrokken
transactie werd uitgevoerd door middel van een vaste-rentetender. Indien de betrokken
transactie werd uitgevoerd door middel van een variabele-rentetender is de referentie-
interestvoet de uit deze tender voortvloeiende marginale interestvoet, zowel bij toewijzingen
op basis van een enkelvoudige rentevoet, als bij toewijzingen op basis van een meervoudige
rentevoet. Deze interestvoet wordt vermeerderd met zeven procent en afgerond tot het hogere
halve procentpunt3. De rentevoet van de verwijlinteresten wordt medegedeeld door de
Minister van Financiën en elke semester in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. In zeer
uitzonderlijke gevallen mag van het vermeerderingspercentage worden afgeweken, mits
objectieve redenen en zonder enige vorm van kennelijke onbillijkheid. Het
minimumpercentage is 3,5% en de interest mag in geen enkel geval lager liggen dan dit
percentage.
3 Voor het eerste semester van 2012 is de interestvoet die van toepassing is in geval van betalingsachterstand
bij handelstransacties gelijk aan 8% (BS 30 januari 2012).
5
2.2.2. Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handels-
transacties
Op 2 augustus 2002 werd de “Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij
handelstransacties” afgekondigd. Deze wet is een omzetting van de Europese richtlijn
2000/35/EG (zie bijlage 3) naar de Belgische nationale wetgeving. Doel van de richtlijn is o.a.
de betalingsachterstand bij handelstransacties te beperken omdat deze een steeds ernstiger
wordende hinderpaal vormde voor het welslagen van de Europese markt. Het belang van het
betalingsgedrag van de overheid wordt hier speciaal benadrukt, aangezien de overheid een
aanzienlijke hoeveelheid betalingen aan bedrijven verricht. Daarnaast wordt met deze richtlijn
ook getracht de verschillen in contractuele betalingstermijnen tussen de Europese lidstaten te
verkleinen. Bijlage 4 geeft de artikels weer die hier van toepassing zijn.
De belangrijkste verandering is ongetwijfeld de invoering van een uniforme betalingstermijn.
Algemeen stelt artikel 4 dat de vergoeding van een handelstransactie dient te gebeuren binnen
een termijn van 30 dagen vanaf de dag volgend op de dag van ontvangst van de factuur of een
gelijkwaardig verzoek tot betaling. Indien de datum van ontvangst van de factuur of een
gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat, of indien dit eerder wordt ontvangen dan de
goederen of diensten, start de termijn vanaf de dag van ontvangst van de goederen of diensten.
Ook als de wet voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle van de goederen of
diensten en de factuur of het gelijkwaardig verzoek werd voor die datum van aanvaarding of
controle ontvangen, begint de termijn te lopen vanaf de dag van de aanvaarding of controle.
De betrokken partijen kunnen ook een andere termijn overeengekomen zijn. Deze termijn
mag echter geen onbillijk karakter hebben ten opzichte van de schuldeiser.
Verder stelt artikel 5 dat de schuldeiser recht heeft op de betaling van een interest wanneer de
schuldenaar niet betaalt binnen de termijn die bepaald werd. Deze interest begint vanaf de
eerste dag volgend op het verlopen van de termijn. In tegenstelling tot voorheen is er geen
ingebrekestelling meer nodig (en dit in afwijking van het algemeen principe van artikel 1153
van het Burgerlijk Wetboek). Het niveau van de interest die de schuldenaar moet betalen is
gelijk aan de referentie-interestvoet vermeerderd met zeven interestpunten (ook wel de
“marge” genoemd) en afgerond tot het hogere halve procentpunt. Deze interestvoet wordt
meegedeeld in het Belgisch Staatsblad.
6
Artikel 6 stelt dat de schuldeiser recht heeft op een redelijke schadeloosstelling door de
schuldenaar, voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door de betalingsachterstand.
Deze invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en in
verhouding staan tot de schuld in kwestie.
Deze wet druist op het eerste zicht in tegen de bepalingen van het KB van 26 september 1996
(cf. supra punt 2.2.1.). Daarom stelt artikel 3 van de Wet van 2 augustus 2002 dan ook dat de
bepalingen van deze wet geen afbreuk doen aan de bepalingen van het KB van 26 september
1996. De praktische gevolgen hiervan worden beschreven in punt 2.2.3.
2.2.3. Omzendbrief
Door de economische en financiële crisis werd er op 12 maart 2009 een omzendbrief
verspreid door de federale overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister (zie bijlage 5).
Deze omzendbrief handelt over overheidsopdrachten, betalingstermijnen en verwijlinteresten.
Het doel is de aanbestedende overheden erop te wijzen dat er in het verleden al te vaak
betalingsachterstand werd opgelopen en daarenboven dikwijls geen rekening werd gehouden
met de –van rechtswege verschuldigde– verwijlinteresten bij te late betaling. Daarom wordt
aan de overheden nogmaals duidelijk gemaakt welke betalingstermijnen dienen te worden
gebruikt. Deze kunnen als volgt worden samengevat.
Opdrachten waarvan de uitgave 5.500 euro of minder bedraagt (excl. BTW), zijn niet
onderhevig aan de bepalingen van de Algemene Aannemingsvoorwaarden. Dit betekent dat
hier de Wet van 2 augustus 2002 dient te worden gevolgd. Opdrachten waarvoor de uitgave
(excl. BTW) meer dan 5.500 euro bedraagt zijn wel onderworpen aan de Algemene
Aannemingsvoorwaarden. In concreto bedraagt de betalingstermijn voor werken dan 60
kalenderdagen (of 90 kalenderdagen als er een takentermijn bijkomt), en voor opdrachten van
leveringen en diensten 50 kalenderdagen. In punt 5.4.2. wordt onderzocht hoe de termijnen
praktisch worden bepaald.
2.2.4. Nieuwe Europese Richtlijn
Op 16 februari 2011 bracht het Europees Parlement en de Europese Raad een nieuwe richtlijn
uit. De richtlijn 2011/7/EU hield een herschikking in van richtlijn 2000/35/EG, waarop de
7
(Belgische) wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand
bij handelstransacties is gebaseerd. De volledige richtlijn vindt u weer in bijlage 6.
Een belangrijke aanleiding voor het tot stand komen van deze nieuwe richtlijn is het “Small
Business Act for Europe” uit 2008. De doelstelling hiervan was de belangrijke rol van KMO’s
in de Europese economie te benadrukken. KMO’s maken immers in belangrijke mate gebruik
van handelskrediet (Berger & Udell, 1998) en indien er structureel te laat betaald wordt, heeft
dit voor hen duidelijke consequenties. Dit geldt in het bijzonder in de Belgische context (cf.
supra p.2). Door de nieuwe richtlijn, die uiterlijk op 16 maart 2013 moet omgezet zijn in de
nationale wetgeving, zullen de regels betreffende de betaling van handelstransacties nog
strenger zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de betalingen van overheden aan ondernemingen.
We bespreken enkel de transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties.
Artikel 4 bepaalt dat de maximale betalingstermijn voor overheidsinstanties 30 dagen
bedraagt. Deze termijn van 30 dagen mag uitzonderlijk tot 60 kalenderdagen worden verlengd
voor (1) overheidsinstanties die economische activiteiten van industriële of commerciële aard
uitoefenen door op de markt goederen of diensten aan te bieden en als openbaar bedrijf zijn
onderworpen aan de transparantievereisten of (2) specifiek voor dat doel erkende
overheidsorganisaties die gezondheidszorg verstrekken.
De maximale betalingstermijn van de overheid zou dus normaliter 30 kalenderdagen moeten
bedragen vanaf de invoering van de richtlijn in de nationale wetgeving. Indien er in een
overeenkomst tussen een overheidsinstantie en een onderneming andere betalingstermijnen
zijn voorzien, mag dit enkel indien de bijzondere aard of eigenschappen van het contract dit
objectief rechtvaardigen. In alle geval mag de betalingstermijn niet langer zijn dan 60
kalenderdagen.
Artikel 6, dat zowel betrekking heeft op overheidsinstanties als ondernemingen, bepaalt dat
de schuldeisers een vast bedrag van minstens 40 EUR mag invorderen, indien er interest
verschuldigd zijn voor betalingsachterstand. Indien de invorderingskosten dit bedrag
overschrijden, kan de schuldeiser aanspraak maken op een hoger bedrag.
8
3. Bestaand onderzoek naar betalingsgedrag Belgische overheden
Om inzicht te verwerven in het betalingsgedrag van de Belgische overheden analyseren we
eerst de reeds beschikbare gegevens. Het merendeel van de cijfers over betalingsgedragingen
wordt ter beschikking gesteld door financiële dienstverleningsbedrijven (Graydon Belgium,
Dun & Bradstreet Belgium en Intrum Justitia). In dit deel gebruiken we vooral de “Graydon
Betaalindex 2011” en de “European Payment Index 2011” van Intrum Justitia. De gebruikte
gegevens reiken tot 2011.
De cijfers die Graydon Belgium ter beschikking stelt zijn gebaseerd op een grote database van
bedrijven die zij aangelegd hebben. Intrum daarentegen, werkt met een enquête die zij
rondsturen naar bedrijven. De kans op onregelmatigheden is bij de tweede vorm van
onderzoek dan ook groter. Daarom opteren we ervoor om vooral de gegevens van Graydon
Belgium te analyseren. Desalniettemin kan het nuttig blijken om ook de cijfers van Intrum
Justitia te bekijken. Ook zij kunnen belangrijke en relevante informatie bieden, vooral met het
oog op de betalingstermijnen op Europees niveau.
3.1. Evolutie van 2008-2011
In dit punt geven we een beeld weer van de (recente) evolutie van het betalingsgedrag van
overheden. Het is immers wat kortzichtig om enkel de cijfers van het laatste kwartaal te
beschouwen. De gegevens worden verstrekt door Graydon Belgium. We hebben ervoor
gekozen om enkel deze gegevens te gebruiken, om zo vergelijkingen en trends te kunnen
interpreteren. We maken, net als in de Graydon Betaalindex, een onderscheid tussen federale
overheid, gemeenschappen en gewesten, provinciale overheden en gemeentelijke overheden.
Een vergelijking tussen de overheden onderling volgt in punt 3.2.
Er kan worden gesteld dat het betaalgedrag van de federale overheid tussen begin 2008 en
eind 2009 duidelijk verbeterd is (zie figuur 1). Daar waar in het eerste kwartaal van 2008
slechts 56% van de facturen op tijd werd betaald, bedroeg dat in het vierde kwartaal van 2009
al 81%. Ook het aantal facturen dat meer dan 90 dagen te laat werd betaald daalde drastisch
(van 9% naar 3%). Begin 2010 kon deze opwaartse trend echter niet worden behouden, en het
aantal tijdig betaalde facturen daalde weer (fors) tot 62%. Sindsdien haalde het betaalgedrag
nooit meer zo’n laag niveau. De tijdigheid van de betalingen steeg in 2010 en blijft nu al bijna
9
twee jaar schommelen tussen 74% en 83%. Enkel het eerste kwartaal van 2011 viel
hierbuiten, omdat er wat vertragingen opliepen bij het aansluiten van enkele ministeries op het
FEDCOM systeem. De laatste tijd lijkt het er dus op dat de federale overheid zijn
betalingsstiptheid op een aanvaardbaarder niveau kan houden. Er blijken weliswaar wel grote
verschillen te bestaan tussen de FOD’s onderling (zie ook punt 3.2.).
Wat de gemeenschappen en gewesten betreft is er de laatste vier jaar weinig veranderd (zie
figuur 2). Het aantal facturen dat tijdig wordt betaald varieert tussen 60% en 71%.
Opmerkelijk is wel dat het minimum wordt bereikt in het laatste kwartaal van 2011.
Figuur 1: Evolutie betalingsgedrag federale overheid
Bron: Graydon Belgium
Figuur 2: Evolutie betalingsgedrag gemeenschappen en gewesten
Bron: Graydon Belgium
10
Het betaalgedrag van provinciale overheden is, volgens de gegevens in figuur 3, al jaren
zorgwekkend. Met uitzondering van het vierde kwartaal van 2011, waar er een enorme
verbetering is, schommelt het aantal facturen dat binnen de afgesproken termijn wordt betaald
rond 50%. Nog schokkender is het aantal facturen dat veel te laat wordt betaald. Sinds 2008
wordt 24% tot 38% van de facturen meer dan 90 dagen na vervaldatum betaald. Ook hier is
het laatste kwartaal van 2011 een uitzondering. We overdrijven dus niet als we stellen dat de
provinciale overheden al jaren slechte betalers zijn.
Gemeentelijke overheden zijn in hetzelfde bedje ziek (zie figuur 4). De situatie is de laatste
jaren echter iets minder schrijnend dan bij de provincies. Zo is het aantal facturen dat meer
dan 90 dagen na vervaldatum werd betaald in het algemeen lager dan bij de provinciale
overheden. Bovendien werd af en toe meer dan 65% van de facturen binnen de afgesproken
termijn betaald. Dit niveau kon echter nooit aangehouden worden. Het vierde kwartaal van
2011 bevestigt nu echter wél de positieve trend van het derde kwartaal van 2011. Net zoals bij
de provincies is het nu de vraag of dit niveau kan worden aangehouden, en liefst nog
verbeterd.
Figuur 3: Evolutie betalingsgedrag provinciale overheden
Bron: Graydon Belgium
11
3.2. Vergelijking per overheid
Om een recent beeld te krijgen van de verschillen tussen overheden onderling, beschouwen
we nu enkel de resultaten voor het laatste kwartaal van 2011. Dit is immers de meest
relevante –want de recentste– vergelijking4. Opnieuw maken we een onderscheid tussen
federale overheid, gemeenschappen en gewesten, provinciale overheden en gemeentelijke
overheden. Figuur 5 geeft een overzicht en is in feite een samenvatting van de gebruikte
tabellen in punt 3.1. Uit deze figuur kan worden afgeleid dat de federale overheid merkelijk
stipter betaalt dan andere overheden. 78% van de facturen wordt binnen de afgesproken
termijn betaald. Het betalingsmoraal van de federale overheid schommelt doorheen het jaar
rond een (hoog) niveau van om en bij de 80%.
4 Enige voorzichtigheid is wel geboden bij tijdreeksanalyse van betalingen per kwartaal. Betalingsgedrag kent
immers een cyclisch verloop naargelang de kwartalen. Het derde kwartaal kent traditioneel een dipje (vooral in
de bedrijfswereld). Door overal hetzelfde kwartaal te kiezen, wordt deze problematiek vermeden.
Figuur 4: Evolutie betalingsgedrag gemeentelijke overheden
Bron: Graydon Belgium
12
Federale
overheid
Gemeenschappen
en gewesten
Provinciale
overheden
Gemeentelijke
overheden
Binnen de afgesproken
termijn 78% 60% 73% 72%
0-30 dag
en na vervaldatum 14% 19% 16% 14%
31-60 dagen na
vervaldatum 4% 6% 3% 6%
61-90 dagen na
vervaldatum 2% 4% 2% 4%
Meer dan 90 dagen na
vervaldatum 2% 11% 6% 4%
Figuur 5: Vergelijking betalingsgedrag overheden (4de
kwartaal 2011)
Bron: Graydon Belgium
Als we echter dieper ingaan op het betalingsgedrag van de federale overheid, zien we dat er
een sterk verschil bestaat tussen de verschillende federale overheidsdiensten. Zo is de FOD
Defensie traditioneel een slechtere betaler in vergelijking met de andere. In het 4de
kwartaal
van 2011 is er wel een steile opmars (83% wordt dan op tijd betaald terwijl dit in het 3de
kwartaal nog maar 35% was). Daarnaast is ook de FOD Binnenlandse Zaken een eerder
slechte betaler. Zij betalen slechts 69 % op tijd in het 4de
kwartaal. In eerdere kwartalen werd
er hier echter nog een zwakker cijfer vastgesteld (slechts 51% op tijd voor het 2de
trimester
van 2011). De Federale overheidsdiensten Informatie- en Communicatietechnologie en
Sociale Zaken zijn dan weer de beste betalers. Op basis van het onderzoek van Graydon
Belgium werden bijna alle facturen op tijd betaald door deze twee FOD’s. De laatste jaren is
er sprake van een convergerende trend van de cijfers. Dit is vooral toe te schrijven aan een
(veel) betere score van de slechtste betalers in het 4de
kwartaal. Bijlage 7 geeft grafisch het
betaalgedrag van alle FOD’s weer.
13
De gemeenschappen en gewesten kunnen als zwakke betalers worden bestempeld. Zij betalen
in het 4de
kwartaal slechts 60% van de facturen binnen de afgesproken termijn. Hierbij moeten
we wel vermelden dat dit het laagste percentage is van de afgelopen jaren. Als we deze
gegevens verder uitspitten aan de hand van de Graydon Betaalindex, zien we dat de Vlaamse
Gemeenschap de zwakste betaalscore heeft van alle gemeenschappen en gewesten. Toch
betaalt het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ongeveer 73% van haar facturen op tijd.
Gezien het gemiddelde van 60% en de laagste score die de Vlaamse Gemeenschap
toegewezen krijgt (= 73%), duidt dit op een inconsistentie in de gepubliceerde gegevens van
Graydon Belgium.
Provinciale overheden behoorden oorspronkelijk tot de allerslechtste betalers. Zoals
hierboven gezegd, kende het vierde kwartaal echter een steile opmars qua stiptheid van
betalingen. Ter vergelijking: sinds 2008 werd nooit meer dan 58% van de facturen op tijd
betaald, terwijl in het 4de
kwartaal 73% binnen de afgesproken termijn wordt betaald.
Opmerkelijk is ook dat nu 6% van de facturen meer dan 90 dagen na vervaldatum wordt
betaald, daar waar dit percentage de laatste jaren schommelde tussen 20% en 40%. De
gemeentelijke overheden kennen een gelijkaardig verloop. De vraag is dus of dit niveau kan
worden aangehouden.
Vlaamse centrumsteden worden door Graydon Belgium apart behandeld. Echt specifieke
cijfer-gegevens worden hierover niet verstrekt. Er wordt wel vastgesteld dat, op een beperkt
aantal uitzonderingen niet te na gesproken, het betaalgedrag van de meeste steden op een
hoog niveau stagneert, of tenminste een systematische verbetering kent. Graydon Belgium
stipt twee aanleidingen aan. Enerzijds kan dit het gevolg zijn van een verbeterde
betalingsmoraal, anderzijds kunnen het wegnemen van misverstanden over de
betalingscondities tussen klant en leveranciers ook aanleiding geven tot een betere prestatie
op dit vlak. In bijlage 8 staat een evolutie van de betaalscores van de centrumsteden.
3.3. Vergelijking met bedrijfswereld
In het 4de
kwartaal van 2011 betaalden de Belgische ondernemingen ongeveer 64% van hun
facturen op tijd (Graydon Belgium, 2011). 11% wordt echter veel te laat (meer dan negentig
dagen) of zelfs helemaal nooit meer betaald. Dit betekent dus dat één factuur op negen veel te
laat betaald wordt. Om Graydon Belgium te citeren: “Het betaalgedrag van de Belgische
14
ondernemingen verbetert dus nauwelijks, en blijft nog altijd slechter dan in 2002 (ijkpunt van
de index) : vooral de volgehouden dalende trend hierin alarmeert.” (Graydon Belgium; 2011,
p4.). Dit staat haaks op de trend van de overheden, die hun betalingsgedrag eerder naar boven
bijstelden. De bijhorende figuur 6 vindt u hieronder.
Deze gegevens worden graag gebruikt door verschillende politici. Onder andere Belgisch
Vicepremier en Minister van Pensioenen Vincent van Quickenborne haalt op zijn website aan
dat de overheid zijn facturen stipter betaalt dan de privésector. Er moet er echter op gewezen
worden dat, hoewel de overheid meer facturen op tijd betaalt, zij een veel langere termijn
afdwingen dan de bedrijven. Volgens de EPI is de gemiddelde betalingstermijn voor de
Belgische overheden 45 dagen, terwijl dit voor B2B bedrijven 35 dagen is.
Als we kijken naar de effectieve betalingsduur is het nog erger gesteld. Gemiddeld worden
overheidsfacturen na 72 dagen betaald. Bedrijven daarentegen betalen hun facturen gemiddeld
na 50 dagen (zie onderstaande figuur 7). De gemiddelde vertraging is bij de overheden dus
merkelijk langer dan bij de bedrijven (27 dagen t.o.v. 15 dagen).
Figuur 6: Evolutie Graydon Betaalindex bedrijven
Bron: Graydon Belgium
15
Figuur 7: betaalgedrag in België
Bron: Intrum Justitia
Hoewel bedrijven volgens de ene studie percentueel minder stipt betalen, kan dit deels
verklaard worden door de kortere termijn die overeengekomen is. Dit nuanceert enigszins het
beeld dat de overheid momenteel een betere betaler is. Het is dus duidelijk dat de overheid
vooral een inspanning zal moeten doen om hun betalingstermijn in te korten, zoals de nieuwe
richtlijn voorschrijft.
Uit bovenstaande cijfers kan nog iets anders worden vastgesteld, namelijk dat er gemiddeld
genomen te laat betaald wordt door zowel bedrijven (gemiddeld 15 dagen te laat) als
overheden (gemiddeld 27 dagen te laat). Dit zijn zeer verontrustende resultaten. Nogmaals
wijzen we er op dat deze resultaten niet steeds even betrouwbaar zijn.
3.4. Vergelijking andere landen Europa
De problematiek omtrent betalingsachterstand is in heel Europa merkbaar, zij het met grote
cultuurverschillen. Vooral de tegenstelling tussen Noord-Europa en Zuid-Europa is duidelijk.
Noord-Europese overheden betalen veel stipter, terwijl Zuid-Europese overheden hun
facturen veel langer laten aanslepen. De overheid van Estland betaalde bijvoorbeeld
gemiddeld na 24 dagen, terwijl de Griekse overheid er 168 dagen over deed. De landen die
het meest getroffen worden door de kredietcrisis betalen opmerkelijk later. Bromiley et al.
(2008) stellen dat een economische recessie en/ of crisis een negatieve impact heeft op het
tijdig betalen van facturen. Dit komt hier duidelijk tot uiting.
Als we gaan vergelijken met de ons omringende landen, zien we dat België de zwakste positie
inneemt. De gemiddelde betalingstermijn bedraagt zoals reeds gezegd 45 dagen voor
Belgische overheden, terwijl dit voor Nederland 26 dagen bedraagt. In termen van de
effectieve betalingsduur betaalt de Nederlandse overheid 25 dagen sneller (72 dagen versus
16
47 dagen). De Franse overheid heeft een gelijkaardige betalingstermijn van 44 dagen, maar de
effectieve betalingsduur is wel 8 dagen korter (64 dagen). Ook de Duitse overheid heeft een
kortere betaaltermijn (25 dagen) en een kortere effectieve betalingsduur (35 dagen). Voor een
volledig overzicht van alle Europese landen verwijzen we naar bijlage 9.
Om nog maar eens het belang van dit onderwerp te staven, publiceert Intrum Justitia een
alarmerend cijfer over de totale afgeschreven schuld van de volledige Europese Unie, die zij
in het jaar 2011 ramen op 312 miljard euro. Over een periode van vijf jaar (2007-2011) zou
dit neerkomen op een indrukwekkende 1300 miljard EUR. Deze verliezen hebben
ongetwijfeld een grote impact op het vermogen van bedrijven om liquide te blijven. Het lijkt
nodeloos te zeggen dat de behoefte aan een stiptere betaling hieruit sterk naar voor komt.
4. Samenvatting achtergrond en bestaand onderzoek
Het mag duidelijk zijn dat de wetgeving betreffende het tijdig betalen van de facturen nogal
ambigu is. Deze wetgeving valt moeilijk eenduidig te interpreteren door de veelheid aan
wetgevingen, richtlijnen, Koninklijke besluiten, … Men kan besluiten dat de overheid
beschikt over een langere termijn dan de privésector om hun facturen te betalen, weliswaar
enkel voor bedragen boven 5.500 EUR. Deze termijn gaat van 50 dagen voor leveringen en
diensten tot 60 dagen voor werken. Hier kunnen dan nog eens 30 dagen bijkomen (cf. supra
p.3). Een bedrijf daarentegen moet standaard op 30 dagen betalen (hier kan wel contractueel
van worden afgeweken). Deze bepalingen lijken eerder unfair. Overheden krijgen in feite en
voorkeursbehandeling, daar waar ze een voorbeeldfunctie zouden moeten hebben. De
Europese richtlijnen hebben dit euvel dan ook geprobeerd te verhelpen door een uniforme
betalingstermijn in te voeren van 30 dagen. We zullen in ons onderzoek o.a. nagaan op welke
manier de respondenten hier tegenover staan.
Wat betreft het bestaande onderzoek is het duidelijk dat er nogal wat onderlinge verschillen
zijn. We nemen waar dat overheden opmerkelijk stipter betalen dan bedrijven, met dien
verstande dat zij gemiddeld over een langere betalingstermijn beschikken. Opmerkelijk is ook
het verschil tussen de verschillende overheden onderling en de verschillen met de buurlanden.
Deze inzichten geven ons een belangrijk en nuttig uitgangspunt om ons verdere onderzoek te
voeren en te structureren.
17
5. Eigen onderzoek naar betalingsgedrag Belgische overheden
5.1. Doelstelling
Dit onderzoek gaat na in welke mate de voorgaande gegevens de realiteit weerspiegelen. We
stellen hierbij vijf vragen centraal. Hoe worden de betalingstermijnen in praktijk bepaald?
Hoeveel bedraagt de effectieve betalingsduur? Wat zijn de redenen voor late betaling? Hoe zit
het met verwijlinteresten? Is er een evolutie merkbaar? Er wordt ook nog gepolst naar de
meningen omtrent de nieuwe Europese richtlijn 2011/7/EU.
Het onderzoek zelf is eerder kwalitatief en beschrijvend. Het is geenszins de bedoeling om
met statistisch bewijsmateriaal te zwaaien. De redenen hiervoor zijn voor de hand liggend.
Vooreerst worden cijfergegevens omtrent de betaling van overheden al beschikbaar gesteld
door financiële dienstverleningsbedrijven (cf. supra punt 3.). Een nieuw onderzoek hiernaar
heeft dus weinig toegevoegde waarde. Daarnaast is het twijfelachtig of we via een (online)
enquête voldoende overheden en bedrijven kunnen bereiken die de vragen zullen
beantwoorden. Ook komt hier nog eens bij dat de vragen niet enkel naar cijfergegevens
peilen, maar vooral naar het verhaal hierachter. Dit kan enige tijd in beslag nemen. Het is dan
ook niet ondenkbeeldig dat we weinig nuttige antwoorden zouden kunnen halen uit enquêtes.
Er werd uiteindelijk voor geopteerd om de respondenten persoonlijk te interviewen.
5.2 Gegevensverzameling
Om aan de nodige gegevens te raken, zochten we contact met zowel bedrijven, overheden,
experten als beroepsfederaties. De focus lag hierbij op de twee eerstgenoemde. Op die manier
verkregen we een dualistisch beeld. Het is immers twijfelachtig of we een correct beeld
zouden krijgen indien we dit onderzoek éénzijdig zouden hebben uitgevoerd.
Uiteindelijk werd er een persoonlijk gesprek gevoerd met respondenten die bereid waren mee
te werken. Deze interviews vonden plaats op de werkvloer van de betreffende respondenten.
De keuze voor deze methode had enkele voordelen. Vooreerst is er de zekerheid dat er
voldoende uitgebreid wordt geantwoord op de vragen. Daarnaast geeft dit de mogelijkheid om
extra informatie te vergaren die niet aan bod zouden komen bij een gewone enquête. Het
grootste nadeel van deze methode is vooral het feit dat er minder respondenten kunnen
worden ondervraagd door het tijdsintensieve karakter ervan. We maken ook gebruik van de
18
relevante parlementaire vragen en antwoorden5 m.b.t. dit onderwerp. Deze zijn publiek
beschikbaar op de site van de desbetreffende overheid. Het gebeurt immers dikwijls dat
volksvertegenwoordigers gelijkaardige of zelfs dezelfde vragen stellen aan ministers als de
onze. De relevante parlementaire vragen omtrent dit onderwerp hebben we dan ook
samengevat en kan u vinden in bijlagen 10 en 11.
Uiteraard is deze methode niet de meest wetenschappelijke manier om een onderwerp te
benaderen. Zoals eerder gezegd gaan wij er van uit dat deze handelswijze ons de meest
nuttige inzichten kan opleveren en het streven naar wetenschappelijkheid bij dit onderwerp
eerder van ondergeschikt belang is. Het lijkt ons belangrijker om de inzichten en de kwaliteit
van het veldonderzoek voorop te zetten. We zijn er van overtuigd dat op deze manier de
verschillen en overeenkomsten tussen de theorie en de praktijk het best tot uiting zullen
komen.
5.3.Respondenten
De voornaamste criteria waarop de selectie gebeurde waren: relevantie, representativiteit en
bereikbaarheid. Onder relevantie verstaan we bv. het feit dat we op de hoogte waren of een
vermoeden hadden dat bedrijven transacties uitvoerden met overheden. Representativiteit
handelt dan over de veralgemeenbaarheid van de bevindingen, iets wat moeilijk en gevaarlijk
is in dit domein. Ten slotte is bereikbaarheid een eerder praktische limitatie. Van de 64
aangeschreven personen of organisaties, zijn er 9 op ons verzoek tot interview ingegaan. Dit
komt neer op een “participatiegraad” van 14,06%. De redenen voor niet-deelname waren
voornamelijk: geen respons, minder relevant dan initieel gedacht en onbeschikbaarheid (o.a.
door tijdsgebrek).
Onderstaande figuur 8 geeft een overzicht weer van de overheden waarmee uiteindelijk een
interview werd afgenomen. We kozen bewust om lagere overheden meermaals te bezoeken,
daar er geen parlementaire vragen beschikbaar zijn hiervoor. Onze focus lag daarnaast op de
betaling van werken, o.a. omdat het hier om grote bedragen gaat voor een’ beperkt’ aantal
leveranciers (aannemers in dit geval). Dit reflecteert zich dan ook in onze keuze qua
departement van de Vlaamse overheid. Ook op gemeentelijk en provinciaal niveau nemen
5 Dit geldt voor de federale en Vlaamse overheid.
19
werken een belangrijk aandeel in de uitgaven. Hierbij denken we aan de bouw van een
sporthal (gemeentelijk niveau) en van cultuurcentra (provinciaal niveau).
Niveau Departement of plaats
Federale overheid /
Gemeenschappen en Gewesten Vlaamse overheid: Mobiliteit en Openbare Werken
Provinciale overheden Oost-Vlaanderen
Gemeentelijke overheden Gent en Deinze
Figuur 8: Geïnterviewde overheden
Een overzicht van de ondervraagde bedrijven, beroepsfederatie en expert staat in figuur 9
hieronder. Zoals vermeld werd bij de overheden de aandacht gevestigd op de betaling van
werken. Daarom kozen we er ook bewust voor om aannemers als tegenpartij genoeg aan het
woord te laten.
Bedrijfsnaam Beroepsfederatie Expert
Wocon NV Unizo Prof. Dr. Lode Vereeck
Aswebo NV
KBC Commercial Finance
Figuur 9: Geïnterviewde bedrijven, beroepsfederaties en experts
5.4.Resultaten
In deze sectie worden de resultaten besproken. De bevindingen worden beschreven per thema.
In totaal kunnen we zeven thema’s onderscheiden: soorten transacties, bepaling van de
betalingstermijn, effectieve betaling, redenen voor late betaling, verwijlinteresten, evolutie en
nieuwe richtlijn.
5.4.1. Soorten transacties
Het eerste thema handelt over welke transacties worden uitgevoerd. Overheden nemen hier
het standpunt van klant in en bedrijven dat van leverancier.
Elke overheid maakt onderscheid tussen leveringen, diensten en werken. Op Vlaams niveau
bezochten we het departement Mobiliteit en Openbare werken, wat met zich meebrengt dat
20
hier voornamelijk de betaling van werken werd besproken. Dit zijn vanzelfsprekend ook de
facturen met de hoogste bedragen. De facturen van de andere niveaus waren evenwichtiger
samengesteld.
Specifiek voor werken maakt men veelvuldig gebruik van de procedure van openbare
aanbesteding. Dit is een procedure waar altijd beroep op gedaan kan worden door de
aanbestedende overheid. De opdracht wordt hierbij gegund op één enkel gunningscriteria,
namelijk de prijs of de economisch meest voordelige inschrijving. Een aanbesteding wordt
aangekondigd in het Bulletin der Aanbestedingen. Voor leveringen en diensten worden vaker
leveranciers aangesproken waarmee er vroeger al zaken werden gedaan.
De situatie langs de kant van de bedrijven is daarentegen zeer eenduidig: de bevraagde
bedrijven specialiseerden zich in één van de drie mogelijkheden. Zo zijn Wocon NV en
Aswebo NV twee bouwbedrijven die veelvuldig werken uitvoeren in opdracht van de
overheid.
5.4.2. Bepaling van de betalingstermijn
Alle overheden zijn gebonden aan de wetgeving uitgelegd in punt 2.2. Dat deze wetgeving
nogal complex is, bewijst het feit dat bijvoorbeeld de Vlaamse overheid een 'beslissingsboom’
heeft opgemaakt waarin wordt uitgelegd in welke situatie welke betalingstermijn dient te
worden gebruikt. Deze werd opgemaakt door het departement Bestuurszaken. In bijlage 12
vindt u deze beslissingsboom. Om de wetgeving rond betalingstermijnen overzichtelijk samen
te vatten, hebben we volgende figuur 10 opgesteld.
21
≤ 5.500 EUR > 5.500 EUR
Leveringen
30 dagen (na
ontvangst factuur)
50 dagen (na ontvangst
schuldvordering)
Diensten 50 dagen (na einde
keuringsformaliteiten)
Werken
Éénmalige betaling 90 dagen (na ontvangst
schuldvordering)
Tussentijdse
betaling
60 dagen (na ontvangst schuldvordering)
Figuur 10: Schematisch overzicht betalingstermijnen overheid
Enkele opmerkingen zijn hierbij aan de orde. Hoewel facturen met een bedrag lager dan of
gelijk aan 5.500 EUR onder de wet van 2 augustus 2002 ressorteren en bijgevolg moeten
betaald worden na 30 dagen, kan hiervan worden afgeweken. Sommige overheden maken hier
dan ook gebruik van. Bij het sluiten van het contract wordt uitdrukkelijk bedongen dat art. 15
van de AAV –overeenkomstig de bepalingen van het KB van 26 september 1996– toch
toepasselijk zijn voor de betaling van de facturen. In concreto bedraagt de betalingstermijn
dan dus 50 dagen. Zo maken de provincie Oost-Vlaanderen en de stad Gent standaard gebruik
van deze mogelijkheid. Zij vermelden dit dan ook uitdrukkelijk op hun facturen. Bij het
departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid wordt dit volgens onze
contactpersoon echter niet toegepast, hoewel dit uitdrukkelijk aangewezen wordt door het
departement bestuurszaken. Dit doet het vermoeden rijzen dat andere departementen hier wel
gebruik van maken. Op federaal niveau konden we hier geen informatie over bemachtigen.
Een tweede opmerking gaat over een tussentijdse betaling van minder dan 5.500 EUR in het
geval van werken. Hier wordt de veronderstelling gemaakt dat het totale verschuldigde bedrag
voor de gehele opdracht meer dan 5.500 EUR bedraagt. In dit geval gelden de bepalingen van
art. 15 van de AAV, waardoor de termijn op 60 dagen komt te liggen. Facturen die de som
van 5.500 EUR niet overschrijden, zullen doorgaans niet tussentijds betaald worden. Hiervoor
geldt echter wel een termijn van 30 dagen.
22
5.4.3. Effectieve betaling
Wanneer wordt er nu effectief betaald? We maken een onderscheid tussen de verschillende
overheidslagen. We doen dit aan de hand van de verworven informatie uit de interviews en
parlementaire vragen. Nogmaals benadrukken we dat deze bevindingen niet extern valide zijn.
Zo zijn conclusies getrokken uit de gegevens van Deinze en Gent niet veralgemeenbaar naar
alle gemeentelijke overheden. Dit is nu eenmaal eigen aan de gekozen methode. Ook willen
we eraan toevoegen dat we het met de gegevens moeten stellen die ons ter beschikking
gesteld zijn of die openbaar beschikbaar zijn. Dit zijn niet altijd de meest precieze gegevens,
maar kan ons desalniettemin een nuttige indicatie geven.
Uit het gesprek met Deinze blijkt dat er geen structurele problemen zijn om de facturen tijdig
te betalen. Als redenen hiervoor geven ze aan dat het personeelsbestand groot genoeg is, de
uitgewerkte procedures correct werken en er een goede opvolging van de facturen is. Daar-
naast ervaren ze zelden tot nooit een liquiditeitstekort. De gemiddelde betalingstermijn zou
29,71 dagen bedragen. Verder zijn er geen officiële cijfers beschikbaar rond het tijdstip van
de betalingen. Dit cijfer moet echter worden genuanceerd. In die 29,71 dagen zitten namelijk
alle betalingen verwerkt. Zo zitten bv. personeelskosten hier ook in. We schenken dan ook
geen verdere aandacht aan dit cijfer.
Algemeen gezien claimt de gemeente Deinze dat vrijwel alle facturen tijdig worden betaald.
Ook bij de consultatie van een partij die dikwijls werken uitvoert voor gemeenten, met name
Aswebo NV, wordt deze stelling bevestigd. Aswebo NV ervaart gemeenten traditioneel als
stipte betalers. Deze resultaten stroken niet volledig met de eerder beschreven conclusies in
punt 3.2. Uit de Graydon Betaalindex blijkt immers dat gemeentelijke overheden de laatste
jaren bij de slechtere betalers behoren, met uitzondering van het laatste kwartaal van 2011.
Zoals reeds vermeld past de stad Gent art. 15 van de AAV ook toe op facturen die onder de
wet van 2 augustus 2002 vallen. Dit betekent dat betaling van de facturen op 30 dagen in
principe niet voorkomen. 50 dagen is dus de maximumtermijn. Ze passen dit toe omdat de
huidige doorlooptijd voor de volledige afhandeling van een factuur meer dan 30 dagen in
beslag neemt. Dit komt o.a. doordat de facturen ook fysiek lang onderweg kunnen zijn. Een
factuur wordt ontvangen op het stadhuis, waarna die wordt gestuurd naar het departement
financiën. Deze zijn echter niet op dezelfde plaats gevestigd. Dit proces kan enige tijd in
23
beslag nemen. Wat precieze cijfers betreft, deelt de stad Gent ons de gegevens uit figuur 11
mee.
2011 2010 2009 2008
OP TIJD 75% 75% 65% 63%
TE LAAT
1-20 dagen 14% 14% 20% 21%
21- 40 dagen 4% 6% 8% 8%
41- 80 dagen 3% 4% 5% 4%
81- 100 dagen 3% 0% 1% 1%
> 100 dagen 1% 1% 2% 3%
Figuur 11: Betaalgedrag stad Gent
Deze cijfers geven een positieve tendens weer. In het jaar 2008 werd slechts 63% procent van
de facturen tijdig betaald. De voorbije twee jaar wordt echter een hoger niveau van 75%
bereikt. Uit het interview kunnen we dit linken aan de inspanningen die de stad geleverd heeft
op dit vlak. Zo wordt de betalingsstroom nu gedeeltelijk elektronisch uitgevoerd. Ook andere
initiatieven zijn op til om het proces nog sneller te laten verlopen. Er is dus zeker een
positieve evolutie merkbaar, maar toch worden er nog steeds 1 op 4 facturen te laat betaald.
Graydon publiceert geen specifieke ratio’s omtrent de betalingen die centrumsteden doen.
Wel wordt er een betaalscore berekend. Deze geeft weer dat de stad Gent systematisch beter
scoort dan de gemeenten, en ook boven het gemiddelde ligt als we vergelijken met andere
centrumsteden. Toch willen we een kanttekening maken bij deze betaalscores. De betaalscore
van 2008 van Gent is opmerkelijk hoger dan deze op dit moment (9,65/10 tegenover 7,2/10
nu). Dit geeft een dalende tendens weer (op een hoog niveau), en klopt niet met de officiële
gegevens, verkregen van de stad Gent.
Net zoals bij de stad Gent hebben betalingen die door de provincie Oost-Vlaanderen gebeuren
een maximumtermijn van 50 dagen, dit door het vermelden van het art. 15 van de AAV. Deze
wordt standaard vermeld onderaan de officiële documenten die opgestuurd worden naar de
klant. Wat betreft de cijfers in verband met het betalingsgedrag van de Oost-Vlaamse
provincie, kan volgende figuur 12 worden meegegeven.
24
Facturen Absoluut Relatief
Aantal facturen (01/01/2011-01/10/2011) 8.910 100 %
Betalingstermijn 50 dagen 7.495 84,12%
Betalingstermijn 60 dagen 7.988 89,65%
Betalingstermijn 90 dagen 8.556 96,03%
Gemiddelde betalingsduur 38 dagen
Figuur 12: Betaalgedrag provincie Oost-Vlaanderen
De tabel is opgemaakt met behulp van een lijst facturen die we ter beschikking kregen van
onze contactpersoon. Deze lijst geeft alle facturen weer die in de eerste 9 maanden van 2011
betaald zijn. Opnieuw moet deze tabel voorzichtig geïnterpreteerd worden. We kunnen hieruit
immers niet besluiten dat 96% van de facturen op tijd betaald zijn. De lijst geeft immers alle
facturen weer, en maakt geen onderscheid tussen werken, leveringen en diensten of
tussenbetalingen en eindstaten. Daardoor kan het voorkomen dat facturen die eigenlijk op 50
dagen moeten worden betaald, pas binnen 90 dagen betaald worden. Deze zitten ook in de
8.556 facturen die op 90 dagen betaald zijn. We kunnen hooguit stellen dat zeker 84% binnen
de gestelde termijn betaald is. Dit cijfer zal naar alle waarschijnlijkheid toch hoger liggen,
maar hierover kunnen we geen uitspraak doen.
Als we deze data vergelijken met die van Graydon Belgium, kan men stellen dat de provincie
Oost-Vlaanderen een goede betaler is, vergeleken met de andere provinciale overheden. Ook
wat betreft de te late betalingen doen ze het erg goed. Slechts 1,5% wordt betaald na een
periode van 140 dagen (later dan 90 dagen na einddatum, bovenstaande bedenkingen in acht
genomen). Volgens Graydon Belgium betalen provinciale overheden 6% van hun facturen
meer dan 90 dagen te laat in het 4de
kwartaal van 2011. Na het wegfilteren van enkele foutieve
factuurgegevens berekenden we dat de gemiddelde betalingstermijn 38 dagen betaalt, wat
ruimschoots binnen de wettelijke betalingstermijn is.
Wat het betalingsgedrag van de gemeenschappen en gewesten betreft, concentreren we ons op
de Vlaamse overheid. We geven volgende figuren 13, 14 en 15 mee. Deze tabellen zijn
onderdeel van een antwoord op de parlementaire vraag nr. 126 van Robrecht Bothuyne
(17/12/2009). Deze bedragen zijn absoluut, en helaas niet weergegeven in percentages. Merk
25
op dat een ordonnantie gedefinieerd wordt als een betalingsopdracht, en dus niet enkel
facturen omvat.
Beleidsdomein 2008 2009
WVG 2.203 1.902
BZ 424 564
CJSM 2.097 2.288
DAR 107 261
EWI 181 1.261
FB 90 110
IV 57 70
KAB 782 724
LNE 9.623 11.597
LV 1 0
MOW 6.552 8.189
OV 1.018 2.493
RWO 0 0
WSE 87 430
Eindtotaal 23.222 29.889
Figuur 13: Totaal aantal te laat betaalde ordonnanties betaald door de Vlaamse
Gemeenschap per departement (per jaar).
Bron: parlementaire vraag nr. 126
26
Beleidsdomein 2008 2009
WVG 20 19
BZ 25 18
CJSM 20 18
DAR 23 32
EWI 37 23
FB 29 31
IV 30 25
KAB 18 20
LNE 33 30
LV 3 0
MOW 52 45
OV 14 9
RWO 0 0
WSE 32 24
Figuur 14: Gemiddeld aantal dagen te late betaling van de Vlaamse Gemeenschap per
departement (per jaar)
Bron: Parlementaire vraag nr. 126
27
Beleidsdomein 2008 2009
WVG 261.395.972 262.023.508
BZ 9.026.800 28.292.068
CJSM 31.666.974 32.631.894
DAR 348.833 1.777.813
EWI 35.324.372 41.242.084
FB 1.786.698 2.783.858
IV 149.091 123.165
KAB 859.778 1.395.547
LNE 49.981.567 113.030.212
LV 895.500 0
MOW 179.606.675 235.677.162
OV 15.080.769 56.254.979
RWO 0 0
WSE 5.275.997 19.871.921
Eindtotaal Bedrag te laat 591.399.027 795.104.210
Figuur 15: Totaal bedrag (in EUR) van te laat betaalde ordonnanties van de Vlaamse
Gemeenschap per departement (per jaar)
Bron: Parlementaire vraag nr. 126
In 2008 zijn er 23.222 ordonnanties te laat betaald, goed voor een bedrag van 591.399.027
EUR. In 2009 liep dit op tot 29.889 te laat betaalde ordonnanties, en een bedrag van
795.104.210 EUR. Dit komt respectievelijk overeen met een gemiddeld bedrag van 25.467,19
EUR en 26.601,90 EUR per te laat betaalde ordonnantie in 2008 en 2009. Het gemiddeld
aantal dagen waarmee de betalingsperiode overschreden wordt, gaat van 0 tot 52 dagen. Het
gros van het gemiddeld aantal overschrijdingsdagen ligt rond de 20 dagen.
Uit figuur 15 blijkt dat het departement MOW ongeveer 30% van de te laat betaalde
factuurbedragen voor zijn rekening neemt. Om een specifieker beeld te krijgen voor dit
departement, geven we u figuur 16 mee. Dit is een antwoord, verstrekt door Minister Hilde
Crevits op parlementaire vraag nr. 669 van Marino Keulen. De tabel is opgesplitst per entiteit
van het departement MOW, en geeft het aantal facturen weer waarvoor de betalingstermijn is
overschreden voor 2010 en 2011.
28
Entiteit 2010 2011 Verschil
Departement MOW (a)
131 140 9
IVA Wegen en Verkeer 1.067 1.359 292
IVA Marit. Dienstverlen. & Kust 124 98 -26
EVA Waterwegen en zeekanaal 1.243 1.228 -15
EVA De Scheepvaart 58 87 29
EVA De Lijn 17.320 17.710 390
Totaal 19.943 20.622 679
Figuur 16: aantal facturen waarvan betalingstermijn is overschreden bij departement
MOW
Bron: Parlementaire vraag nr. 669
Om een relatief percentage te krijgen van deze gegevens, moeten we de te laat betaalde
facturen delen door het totaal aantal facturen van het departement MOW. Hiervoor gebruiken
we figuur 23 uit punt 5.4.5. Deze tabel bevat enkel Orafin-gegevens. Volgens onze respondent
mogen we daarom enkel de facturen van het departement MOW, de IVA wegen en verkeer en
het IVA Maritieme dienstverlening en kust meetellen. De andere entiteiten zijn immers extern
verzelfstandigde agentschappen en hebben een eigen rechtspersoonlijkheid. De gegevens van
deze EVA’s staan dus niet in de figuur 23. Volgens onze contactpersoon leidt dit dan ook tot
de vaststelling dat er slechts 2,24 % (= 1.322/58.917) van de facturen te laat betaald zouden
zijn. Dit cijfer moet voorzichtig gebruikt worden. Opmerkelijk is namelijk het hoge aantal
facturen dat EVA De Lijn te laat betaald heeft6. Dit zal de cijfers naar alle waarschijnlijkheid
sterk beïnvloeden. Een volledig correct cijfer is met andere woorden bijna niet te vinden.
Een andere figuur 17 uit dezelfde parlementaire vraag nr. 669 geeft het totale bedrag weer
waarop verwijlinteresten berekend zijn in 2011. Dit komt dus ongeveer overeen met het totaal
bedrag aan te laat betaalde facturen. Een klein verschil kan immers ontstaan doordat op
sommige facturen verwijlinteresten worden kwijtgescholden. Voor meer uitleg in verband met
de verwijlinteresten verwijzen we u naar punt 5.4.4.
(a) Met departement MOW wordt hier niet het volledige departement MOW bedoeld, maar een specifiek
onderdeel van het volledige departement. De naamkeuze is dus wat ongelukkig. Als we in het verloop van de
tekst spreken over het departement MOW, bedoelen we weldegelijk het volledige departement. 6 Een verklaring hiervoor is een stapel plots opduikende facturen die verloren waren gegaan, en die dus allemaal
de betalingstermijn overschreden hebben. (Express, 2011)
29
Entiteit 2011
Departement MOW 26.019.946,08
IVA Wegen en Verkeer 86.121.170,36
IVA Marit. Dienstverlen. & Kust 4.580.947,70
EVA Waterwegen en zeekanaal 21.248.858,19
EVA De Scheepvaart 0,00
EVA De Lijn 26.155.178,00
Totaal 164.126.100,33
Figuur 17: Bedrag (in EUR) waarop verwijlinteresten verschuldigd zijn voor
beleidsdomein MOW
Bron: Parlementaire vraag nr. 669
Als we de twee figuren 16 en 17 vergelijken, kunnen we stellen dat niettegenstaande maar een
klein aantal van de facturen te laat betaald wordt, dit toch voor een aanzienlijk bedrag
totaliseert. Vooral het IVA Wegen en Verkeer valt hier in negatieve zin op. Dit moet echter
genuanceerd worden. Door de functie die dit departement heeft, kan gemakkelijk worden
nagegaan dat zij met de grootste bedragen werken. Een echte conclusie kan men daaruit dus
niet trekken. Wel blijkt dat als er te laat betaald wordt, de gemiddelde overschrijdingstermijn
de langste is van alle departementen, namelijk 52 dagen in 2008 en 45 dagen in 2009. De
gemiddelde overschrijdingstermijnen bedragen 24 dagen in 2008 en 21 dagen in 2009. Als
het departement MOW dus te laat betaalt, doet ze er gemiddeld dubbel zo lang over om de
facturen alsnog in orde te brengen. Het blijkt dus dat dit departement een belangrijk orgaan is
in de problematiek van de te late betalingen in de Vlaamse overheid.
Het departement MOW zegt heel wat inspanningen te leveren om het betalingsmoraal op te
krikken, en de verwijlinteresten terug te dringen. Voor meer informatie hieromtrent verwijzen
we u naar punt 5.4.6. In ons gesprek met de Unie van de Zelfstandige Ondernemers (Unizo)
kwam naar voor dat zij de Vlaamse gemeenschap eerder bij de betere betalers rekenen. Wat
wel in het nadeel pleit van de Vlaamse gemeenschap is het oordeel van Aswebo. Zij zeggen
heel wat betalingsproblemen te ervaren met het agentschap Wegen en Verkeer. Dit komt in
feite ook tot uiting in de gevonden cijfers. Het oordeel van Unizo wordt evenmin bevestigd
door de gegevens gepubliceerd door Graydon Belgium. In hun betaalindex komt de Vlaamse
30
Gemeenschap als slechtste leerling naar voor in het laatste kwartaal van 2011. In eerdere
kwartalen deden ze het evenwel beter, maar ze waren zeker niet bij de betere betalers.
Globale gegevens omtrent de effectieve betalingstermijn van de federale overheid hebben we
niet kunnen bemachtigen. De voornaamste oorzaak hiervan is dat deze gegevens niet centraal
beschikbaar zijn, maar door ieder departement apart moet worden bezorgd. Daarnaast legt
men bij deze overheid de nadruk op het nagaan van de evolutie van de verwijlinteresten als
parameter voor de tijdigheid van de betalingen. De gegevens verstrekt door Graydon Belgium
zijn dus de enige die een algemeen beeld kunnen geven.
Toch hebben we ervoor geopteerd om een beeld te geven van de betalingen van de FOD
Defensie. Dit departement wordt al jaren aanzien als één van de slechtere betalers binnen de
federale overheid. In 2007 zijn bijvoorbeeld bijna 4 op 10 facturen te laat betaald, wat
overeenkomt met een bedrag van 161 miljoen EUR (HLN, 10/03/08). In een antwoord op
parlementaire vraag nr. 30 van Jan Jambon aan de Minister van Landsverdediging komen
volgende gegevens voor 2007 en 2008 voor (zie figuur 18).
FOD Defensie 2007 2008
Aantal te laat betaalde facturen 6.516 (=39,7%) 6.895
Totaal bedrag te laat betaalde facturen 161 miljoen EUR 175 miljoen EUR
Gemiddelde betalingstermijn 60 dagen
Gemiddeld overschrijdingstermijn 51 dagen
Figuur 18: Betaalgedrag FOD Defensie
Bron: parlementaire vraag nr. 30
Opvallend hierbij is niet alleen dat er veel facturen te laat werden betaald, maar ook dat er een
lange gemiddelde overschrijdingstermijn is. In 2008 bedroeg deze gemiddelde
overschrijdingstermijn maar liefst 51 dagen. Dit strookt met de gegevens die uit de Graydon
Betaalindex kunnen worden gehaald (cf. supra p. 12 en bijlage 7). Hoewel hun betaalscore
doorheen de laatste jaren sterk schommelt, bengelen ze dikwijls achteraan het peloton. Sinds
2010 worden ze bijna ononderbroken als slechtste betaler aanzien. Ook de evolutie van de
verwijlinteresten (cf. infra p. 35) geeft dit weer.
Welke overheden nu het best betalen is erg moeilijk te zeggen. De gegevens zijn immers
zodanig gefragmenteerd dat een algemene vergelijking bijna niet te maken is. Ook onze
31
interviews gaven geen eenduidig beeld hieromtrent. Unizo stelt dat de Vlaamse overheid een
goede betaler is, terwijl de Vlaamse volksvertegenwoordiger Lode Vereeck meent dat er veel
meer aandacht aan dit probleem gegeven wordt bij de federale overheid, en zij dan ook beter
scoren. Dit laatste komt overeen met de resultaten uit de Graydon Betaalindex (cf. supra p.
12).
5.4.4. Verwijlinteresten
Verwijlinteresten moeten steeds betaald worden door de desbetreffende overheid in geval van
laattijdige vereffening van een factuur. Het verschuldigde interestpercentage wordt
meegedeeld in het Belgisch Staatsblad en is gelijk aan de referentie-interestvoet vermeerderd
met zeven interestpunten. Hoewel de leverancier hier recht op heeft, zien we in de praktijk dat
verwijlinteresten niet steeds aangerekend worden. De oorzaak hiervan kan gevonden worden
in de verstandhouding tussen de organisaties onderling. Als men deze relaties wil
onderhouden, kan het al eens gebeuren dat hieraan verzaakt wordt. Ook worden
verwijlinteresten soms als pasmunt gebruikt. Indien de aannemer bijvoorbeeld de werken niet
voor de afgesproken datum klaar heeft, worden overschreden betalingstermijnen ook wel eens
door de vingers gezien.
Dit geldt uiteraard niet voor alle gevallen. Sommige bedrijven staan erop dat alle interesten
keurig betaald worden, zoals de wet het voorschrijft. Een veelgehoorde stelling hieromtrent is
dat bepaalde bedrijven zelfs graag hebben dat er te laat betaald wordt. Het interestpercentage
bedraagt op dit moment 8%, wat hoog is. Daardoor kan het laattijdig betalen soms lucratief
zijn voor een leverancier. Facturen worden immers altijd betaald door de overheid, al dan niet
laattijdig. Dit kan niet steeds gezegd worden van private organisaties.
De respondent van het departement Financiën van de stad Gent heeft ons in het kader van de
door hen verschuldigde verwijlinteresten figuur 19 meegegeven. Ze geeft de evolutie weer
van de verwijlinteresten voor het dienstjaar 2007 tot 2011.
32
Figuur 19: Verwijlinteresten stad Gent (in EUR)
De stad Gent deelt ons mee dat er slechts verwijlinteresten betaald worden als er een
expliciete aanvraag voor wordt ontvangen. Dit gebeurt dus niet in alle gevallen. De
verwijlinteresten schommelen sterk. Vooral 2010 is een uitschieter. In 2007 zijn dan weer
opmerkelijk weinig interesten betaald. De fluctuaties zijn meestal het gevolg van de betaling
van bouwwerken, een post waar veelal grote bedragen mee gemoeid zijn. Deze bouwwerken
moeten niet elk jaar uitgevoerd worden, waardoor het bedrag van verwijlinteresten soms sterk
kan verschillen.
Ook bij de provincie Oost-Vlaanderen worden verwijlinteresten enkel betaald als de
leverancier ze opvraagt. Dit gebeurt volgens de bevoegde dienst uiterst zelden. In 2010 was er
in geen enkel geval sprake van een betaling met verwijlinteresten. In 2011 waren er slechts
sprake van twee gevallen. Deze twee facturen gaven samen aanleiding tot 781,08 EUR aan
verwijlinteresten. Dit lage cijfer geeft ook een indicatie van de tijdigheid van de betalingen
die de provincie uitvoert. Desalniettemin zijn dit opvallende resultaten.
Helemaal anders is het gesteld bij de Vlaamse overheid. Zo betaalt het departement MOW bij
elke laattijdige betaling verwijlinteresten, behalve indien het factuurbedrag lager is dan 50
EUR. De cijfers met betrekking tot verwijlinteresten worden door het departement ook
gebruikt voor de opvolging van de te laat betaalde facturen. Dit is mogelijk omdat ze steeds
aangerekend worden.
13.848
84.465
159.211
209.000
76.817
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
DJ 2007 DJ 2008 DJ 2009 DJ 2010 DJ2011
33
Naar aanleiding van vraag nr. 231 van Lode Vereeck, gesteld op 21/01/2011, is er een rel
ontstaan omtrent de juistheid van het bedrag van de verschuldigde verwijlinteresten van de
Vlaamse overheid. Dhr. Vereeck betwistte immers de in eerste instantie gepubliceerde
gegevens van minister Muyters, die stelde dat er in 2010 voor een totaal van 3.350.974 EUR
aan verwijlinteresten betaald is. Volgens dhr. Vereeck komt dit echter doordat de minister van
Begroting een selectieve analyse maakt, en daardoor enkele agentschappen vergeet. Volgens
hem zou het om een bedrag van in totaal van 9,88 miljoen EUR gaan. Echt uitgebreid
hierover uitweiden zou het doel van de masterproef voorbijgaan. In bijlage 13 en 14 vindt u
meer informatie over deze discussie.
Er kan alleszins gesteld worden dat een eenduidige interpretatie van de verwijlinteresten voor
de Vlaamse overheid niet makkelijk te maken is. We trachten echter de meest relevante
informatie hier op te nemen. Figuren 20 en 21 geven de verwijlinteresten weer voor de
periode 2004-2010. Dit is een extract van de gepubliceerde tabel door minister Muyters. De
volledige tabel vindt u terug in bijlage 15. Nadat dhr. Muyters toegaf dat er een telfout
gebeurd was, komt de discussie erop neer of het Vlaamse Fonds voor Lastendelging (VFLD)
al dan niet in de berekening moet opgenomen worden. Best wordt ervoor geopteerd om hier
een systematiek in te brengen. Men moet zorgen dat er consequent gehandeld wordt, ongeacht
of het VFLD er nu bijgeteld wordt of niet.
Jaar Totaal Totaal zonder VFLD
2004 4.597.805,18 4.331.632,83
2005 6.987.834,30 4.831.657,71
2006 16.910.333,57 5.964.973,29
2007 9.737.296,66 3.838.627,66
2008 12.824.107,68 8.287.279,93
2009 7.531.543,27 7.009.290,63
2010 7.938.401,78 5.683.330,42
Figuur 20: Evolutie verwijlinteresten Vlaamse overheid (in EUR)
Bron: Website Minister Muyters
34
Figuur 21: Evolutie verwijlinteresten Vlaamse overheid (in EUR)
Bron: Website Minister Muyters
Figuur 21 maakt duidelijk dat de evolutie anders is naargelang het VFLD mee wordt gerekend
of niet. Zo steeg het algemeen totaal aan verwijlinteresten in 2010, maar daalde het algemeen
totaal zonder VFLD.
Net zoals bij de bepaling van de effectieve betalingstermijn is het moeilijk om globale
gegevens te bekomen betreffende de verwijlinteresten van de federale overheid. Toch blijkt
dat de federale overheid in 2009 zo’n 5,2 miljoen euro verwijlinteresten zou hebben betaald
(De Tijd, 01/04/2011). Ter vergelijking: in 2006 was dit nog een bedrag van 3,488 miljoen
euro (De Tijd, 11/04/2007), een verschil van om en bij de 1,7 miljoen euro op drie jaar tijd.
Ook hier gaan we na hoe het zit met de verwijlinteresten van de FOD Defensie. We gaven
hierboven al mee dat deze FOD een slechte reputatie heeft qua stiptheid van de betalingen.
Aangaande de verwijlinteresten werden volgende gegevens (figuur 22) verzameld uit
parlementaire vraag nr. 52 van Theo Francken.
0,00
2.000.000,00
4.000.000,00
6.000.000,00
8.000.000,00
10.000.000,00
12.000.000,00
14.000.000,00
16.000.000,00
18.000.000,00
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Totaal
Totaal zonder VFLD
35
Jaar verwijlinteresten (in miljoenen euro) Percentage
2006 1,76 0,24
2007 1,50 0,24
2008 1,75 0,24
2009 1,80 0,21
2010 0,75 0,13
Figuur 22: Evolutie verwijlinteresten FOD Defensie
Bron: Parlementaire vraag nr. 52
We stellen vast dat de bedragen en percentages relatief stabiel blijven, met uitzondering van
het jaar 2010. Hier werd een enorme verbetering vastgesteld. Het bedrag aan verwijlinteresten
voor 2010 is minder dan de helft van de voorgaande jaren en is het resultaat van de nieuwe
applicatie SIBIS2 voor het opvolgen van de facturen.
Deze gegevens gaan in tegen de resultaten uit de Graydon Betaalindex (bijlage 7), waar 2010
er juist als een catastrofaal jaar uitkomt. Daarnaast wijkt bovenstaande tabel ook nog eens af
van wat in de pers openbaar werd gemaakt: “De federale overheid heeft vorig jaar (2006)
3,488 miljoen euro aan verwijlinteresten betaald. Het departement Defensie spande de kroon
met 2,437 miljoen euro, gevolgd door de Regie der Gebouwen (423.255 euro) en
Binnenlandse Zaken (253.830 euro). Dat blijkt uit cijfers die Begrotingsminister Freya Van
den Bossche (sp.a) woensdag vrijgaf in de bevoegde Kamercommissie op vraag van Hagen
Goyvaerts (Vlaams Belang).” (De Tijd, 11/04/2007). Hier wordt gewag gemaakt van een
bedrag van 2,437 miljoen euro in 2006. Dit scheelt zomaar eventjes 677.000 euro met wat er
in het antwoord op de parlementaire vraag staat. Het moge duidelijk zijn dat niet alle
gegevens een correct beeld geven van de werkelijkheid
Welke cijfers ook gebruikt worden om de interpretatie te maken, de verwijlinteresten bereiken
desalniettemin een hoog niveau. Deze bedragen worden immers betaald door de
belastingbetaler. Indien de laattijdigheid teruggedrongen zou kunnen worden, zouden deze
bedragen voor nuttigere doeleinden gebruikt kunnen worden.
36
5.4.5. Redenen voor late betaling
In dit stuk wordt dieper ingegaan op de mogelijke verklaringen voor laattijdige betaling. Deze
zijn gebaseerd op vaststellingen en meningen van de respondenten en antwoorden op
parlementaire vragen.
Vrijwel steeds wordt de goedkeuringsflow die moet doorlopen worden bij de (aanbestedende)
overheid als voornaamste oorzaak aangehaald. Dit is in elke overheidslaag het geval. De
controle moet strikt volgens opgelegde procedures worden gedaan. Zo duurt het goedkeuren
van bestellingen en het linken ervan aan de desbetreffende facturen bij de stad Gent ongeveer
20 dagen. Ook het goedkeuren door het college zorgt voor een bijkomende tijdspanne van
zo’n 7 dagen. Dit betekent dat er al een kleine maand van de betalingstermijn verstreken is
door de goedkeuring op zich. Ook op het departement MOW van de Vlaamse overheid moet
een schuldvordering worden nagezien en goedgekeurd door de bevoegde personen. Pas
daarna kan een factuuraanvraag worden ingediend.
Het lange proces van goedkeuring en betaling kan op zich al tot problemen leiden, maar als er
dan nog vertragingen voorkomen –om welke reden dan ook– in het proces, is een
overschrijding van de wettelijke betalingstermijn moeilijk af te wenden. Zo komt het meer
dan eens voor dat de desbetreffende overheid verbeteringen en/of aanpassingen doet aan een
ontvangen vordering, wat vervolgens moet worden meegedeeld aan de aannemer. Dit verlengt
uiteraard de procedure. De betalingstermijn is echter al beginnen lopen. Het is duidelijk dat
een laattijdige betaling dan niet steeds valt af te wenden. Ook bij onvoorziene- en meerwerken
is een wettelijk vereiste goedkeuring nodig. Dit kan ook leiden tot laattijdige betalingen. Dit
zijn veel voorkomende oorzaken van late betaling op het departement MOW.
Het probleem blijkt ook uit onderstaande figuur 237. Deze tabel is een bijlage bij het antwoord
verstrekt door Minister Muyters op de parlementaire vraag nr. 113 van Chris Janssens. De
vraag wordt gesteld of de betalingen binnen de dertig dagen kunnen gebeuren en kadert
binnen het gebruik van het nieuwe boekhoudsysteem ‘Orafin’, begin 2010. Uit de tabel blijkt
dat 94% van de facturen binnen de 30 dagen na invoer in het boekhoudsysteem ’Orafin’
7 Op het eerste zicht kan deze tabel ook gebruikt worden om het betalingsgedrag van de Vlaamse overheid te
onderzoeken. Echter, na navraag gedaan te hebben bij het departement MOW, blijkt dit niet het doel van de tabel
te zijn. De tabel duidt immers aan dat er tijdens de eerste maanden van het gebruik van ORAFIN kleine facturen
en declaraties ingevuld werden met een betalingstermijn nul, waardoor deze cijfers niet relevant zijn.
37
betaald worden. Kolom 4 geeft evenwel aan dat er gemiddeld 29 dagen nodig zijn vooraleer
de ordonnantie in de boekhouding terecht komt. Deze termijn wordt hoofdzakelijk gebruikt
voor de goedkeuring, wat de betalingstermijn sterk verlengt.
Figuur 23: betalingstermijn facturen (binnen Orafin) Vlaamse overheid
Bron: Parlementaire vraag nr. 113
De langdurige controle door overheden geeft overigens aanleiding tot een veelgehoorde
kritiek aan de kant van de aannemers van openbare werken. Het probleem situeert zich
volgens hen in de wetgeving: “Na ontvangst van elke verklaring van schuldvordering maakt
ze (de aanbestedende overheid) onverwijld een proces-verbaal op met vermelding van het
bedrag dat ze werkelijk verschuldigd acht te zijn en geeft de aannemer schriftelijk kennis van
de staat van de werken die aldus voor betaling zijn aanvaard. Tezelfdertijd verzoekt de
aanbestedende overheid de aannemer, binnen de vijf kalenderdagen, een factuur in te dienen
voor hetzelfde bedrag8.” Het woord ‘onverwijld’ geeft aan dat er geen maximumtermijn is
voorzien voor deze controle. Dit zorgt voor onzekerheid bij de aannemer. Zij weten immers
niet wanneer en voor welk bedrag ze een factuur zullen moeten opmaken, dit terwijl ze zelf
hun betalingsverplichtingen moeten nakomen. Ook Unizo klaagt dit aan. Zij wedijveren
8 art. 15 § 1 van de Algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van
werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken, 26 september 1996
38
ervoor om een termijn te plakken op deze periode. Dit verhoogt de transparantie voor de
aannemer.
Overheden zijn er zicht bewust van dat de flow inzake goedkeuring en behandeling van
facturen veel tijd in beslag neemt. Daarom werden de afgelopen jaren enkele initiatieven
ondernomen om dit te verbeteren. Voor meer uitleg hierover verwijzen we naar punt 5.4.6. Er
moet ook worden benadrukt dat overheden werken met publieke middelen. Bijgevolg is het
noodzakelijk dat er een controleprocedure aanwezig is, om misbruiken te voorkomen.
Een ander veel voorkomend probleem is dat er te weinig wordt begroot zodat men moet
wachten op een budgetherverdeling of begrotingscontrole in het lopende jaar omwille van
ontoereikende saldi op de kredieten. Het tekort aan middelen wordt veroorzaakt doordat
beleidsmensen een begrotingsevenwicht nastreven.
Hieronder volgt een (niet-exhaustief) overzicht van andere oorzaken van laattijdige betaling
vanwege overheden:
- Debiteur is te weinig ingelicht over het opmaken van een dossier.
- Het ontbreken van de nodige documenten in een dossier.
- Problematische oplevering van de gefactureerde werken, goederen of diensten.
- Foutieve facturen of indienen van verkeerde vorderingsstaten.
- Ontvangst van facturen op verschillende en/of verkeerde adressen.
- Operationele en financiële geschillen of discussies met een aannemer.
- Datum van schuldvordering / factuur verschilt van werkelijke datum van ontvangst.
- Laattijdige bezorging van de facturen aan de juiste dienst.
- Onvoldoende opvolging.
- Verloren gegane facturen.
- Facturen worden behandeld door verschillende instanties (soms op verschillende
locaties).
- Personeelsverloop en verlies aan expertise.
- Onderbemande diensten.
- Afsluiten van de boekhouding (waardoor dossiers vanaf begin december niet meer
kunnen worden behandeld tot ergens het jaar erop).
- …
39
5.4.6. Evolutie
In de loop der jaren ondernam de overheid een aantal initiatieven om het betalingsgedrag op
punt te stellen. Eerst en vooral is de wetgeving aangepast. Zo werd de wet van 2 augustus
2002 ingevoerd om de betalingsachterstand bij handelstransacties te bestrijden. Deze wet had
uiteraard niet enkel betrekking op het betalingsgedrag van overheden, maar ook (en vooral)
dat van de ondernemingen. In praktijk blijkt de impact op de overheidsbetalingen niet zo heel
groot, aangezien ze geen afbreuk doet aan de aan de bepalingen van het koninklijk besluit van
26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de
overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken. De betalingstermijn van 30
dagen geldt voor overheden dus maar in bepaalde omstandigheden.
Daarnaast kondigde de federale regering op 11 december 2008 een relanceplan aan. Dit plan
had als doel om het vertrouwen in de economie te herstellen (dat zwak was door de heersende
crisis) en richtte zich op vier assen :
1. aanpakken van de financieel-bancaire crisis
2. versterken van de duurzame sociaal-economische hefbomen en investeringen in het
leefmilieu
3. competitiviteit van de bedrijven, werkgelegenheid en een goed sociaal klimaat
4. de duurzame sanering van overheidsfinanciën veilig stellen.
Een belangrijk element van de tweede as is de inspanning van de federale overheid om
facturen sneller te betalen. Ze zou hiervoor een som van 400 miljoen euro ter beschikking
stellen. Dit bijkomend initiatief moest een grote implicatie hebben op de economische
werking. Later, in 2009, werd er ook een omzendbrief gestuurd naar de verschillende
overheden om de verschillende betalingstermijnen nog eens duidelijk te schetsen (cf. 2.2.3.).
Doel was om de overheden erop te wijzen de wettelijke termijnen na te leven.
De laatste Europese richtlijn hieromtrent, die overheden strikter –namelijk op 30 dagen– wil
laten betalen, kan ook als een evolutie gezien worden om de betalingsvoorwaarden te
verscherpen. Dit is echter nog niet in de nationale wetgeving opgenomen. Voor meer
informatie over deze wettelijk initiatieven verwijzen we naar punt 2.2.
Specifiek op federaal vlak werd er ook getracht om de betalingsproblemen te verminderen. Zo
besloot premier Leterme in 2008 om het ankerprincipe niet meer te hanteren. Volgens het
40
ankerprincipe mogen federale overheidsdiensten per maand maar 1/15 in plaats van 1/12 van
hun jaarbudget uitgeven. Als na controle blijkt dat de begroting op koers zit, kan 'het anker
worden gelicht' en mogen de overige kredieten worden uitgegeven. Het principe werd in 2002
ingevoerd om te voorkomen dat de begroting ontspoorde. Volgens critici is het echter
uitgegroeid tot een kunstmatige ingreep om de begroting te doen kloppen. Administraties die
in de loop van het jaar te veel hebben uitgegeven, schuiven aan het eind van het jaar facturen
door naar het volgende jaar (Taaltelefoon Vlaanderen, 06/07/2011). Als gevolg van het
uitstellen van betalingen moesten er verwijlinteresten worden betaald (De Tijd, 20/12/2005).
Een andere ingreep was de invoering van het systeem ‘Casheo’ in 2009. Dit initiatief verbetert
de betalingen van overheden op zich niet, maar is toch vermeldenswaardig. ‘Casheo’ stelt zich
tot doel de schuldvorderingen die KMO's hebben op overheidsinstellingen, parastatalen en
vennootschappen waarin de overheid meerderheidsaandeelhouder is, te mobiliseren. Concreet
geeft de kleine ondernemer zijn vorderingen in pand door de originele facturen te endosseren
aan order van het Participatiefonds, waarna deze via Casheo een voorschot van 80% op deze
facturen uitbetaalt. Het is in feite een (hernieuwbare) lening op 1 jaar, aan een vaste
rentevoet9. Het is duidelijk dat hiermee de oorzaken van laattijdige betalingen van
overheidswege niet worden aangepakt. Het doel is eerder de gevolgen ervan voor KMO’s te
beperken.
2010 was voor de Vlaamse overheid een belangrijk jaar met het oog op verbeteringen. Eerst
en vooral was de invoer van het nieuwe boekhoudsysteem Orafin een belangrijke stap. Uit
vele parlementaire vragen blijkt dat de volledige werkstroom van bestelling tot betaling is
opgenomen in dit boekhoudsysteem. Nog een belangrijk puntje in verband hiermee is dat de
controleprocedures dankzij Orafin een stuk ingekort worden. Hier is een woordje uitleg
welkom. Voor het invoeren van Orafin moesten facturen boven 9.000 EUR ter controle langs
het Rekenhof en de Controleur van de Vastleggingen gaan. Voor facturen beneden 9000 EUR
was dit niet nodig. Met het invoeren van het nieuwe boekhoudsysteem hoeft de Controleur
van de Vastleggingen slechts nog één keer tussen te komen in het administratieve proces en
wordt het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht. Minister Muyters
oppert dat dit de betalingstermijn met minstens een week zou moeten kunnen inkorten
(antwoord op vraag nr. 126 van Robrecht Bothuyne).
9 Momeneel is de rentevoet gelijk aan de EURIBOR op 3 maanden + 3%
41
De grootste evolutie zien we echter in een digitalisering van het administratieve proces. Dit
speelt zich af op quasi elke overheidslaag (bv. Het FEDCOM systeem op federaal vlak), en is
in feite een logische stap. Het zorgt evenwel steeds voor een inkorting van de administratieve
procedure. In eerder aangehaalde voorbeelden van onder andere de stad Gent, zien we dat een
factuur soms heen en weer gestuurd wordt tussen twee verschillende departementen. Dit heeft
een implicatie op de duur van deze procedure. Dankzij het digitaliseren van de
factuurgegevens hoeft deze fysieke weg niet meer afgelegd te worden, en kunnen facturen
simpeler getraceerd en geraadpleegd worden. In het kader hiervan is het departement MOW
van de Vlaamse overheid bezig om een webapplicatie te bouwen die een koppeling zou
moeten maken tussen de financiële opvolging en andere documenten met betrekking tot
opdrachten van werken, leveringen en diensten. Dit systeem zou de naam “E-delta”
meekrijgen.
5.4.7. Nieuwe richtlijn
Op 16/02/2011 voerde de Europese Unie een nieuwe richtlijn in die moet geïncorporeerd
worden in de Belgische wetgeving ten laatste op 16/03/2013. De belangrijkste verandering is
dat er een uniforme betalingstermijn ingevoerd wordt van 30 dagen.
Geconfronteerd met deze nieuwe richtlijn zien we dat er zich twee duidelijke kampen stellen.
De gecontacteerde personen die voor de overheid werken, zien deze betalingstermijn zo goed
als onhaalbaar. De contactpersonen die niet voor een overheid(-sdienst) werken zien echter
geen voldoende reden om te besluiten dat de gestelde termijn niet haalbaar is. Volgens hen is
dit dus wel haalbaar. De voornaamste reden waarom bedrijven vinden dat ook de overheid op
30 dagen moeten betalen, is omdat ook zij diezelfde betalingstermijn hebben. Zij zien niet in
waarom er nood is aan een langere betalingstermijn voor overheden. Ter verdediging stellen
de overheidsdiensten dat er gewerkt wordt met publieke gelden. Deze vereisen meer controle,
waardoor ze de langere termijn rechtvaardigen. Toch blijkt dit voor de leveranciers nog geen
voldoende reden te zijn voor een langere termijn. Zij doen immers ook controles op de
facturen.
Opvallend bij deze was dat niet iedereen weet had van de invoering van deze richtlijn. Andere
personen hadden er wel iets van gehoord, maar konden niet thuisbrengen wat er precies zou
42
veranderen. Het lijkt ons het best om eerst en vooral af te wachten op de invoering van de
richtlijn in de Belgische wetgeving, vooraleer conclusies te trekken over het hoe en wat van
deze richtlijn.
6. Conclusie
In deze masterproef hebben we getracht om het betalingsgedrag van de Belgische overheden
in kaart te brengen. Cijfergegevens hieromtrent zijn niet altijd even vlot beschikbaar.
Daarnaast geven de verschillende overheden en hun departementen vaak op een andere
manier weer hoe het zit met de stiptheid van hun betalingen, waardoor vergelijkingen maken
soms moeilijk is. Overigens bestaat er soms zelfs discussie over de juistheid van de
gepubliceerde cijfers. Deze zaken bemoeilijken een eenduidige interpretatie.
Vooreerst stellen we vast dat het juridisch kader met betrekking tot de bepaling van
betalingstermijnen zeer uitgebreid is. Verschillende wetten, Koninklijke besluiten en
Europese richtlijnen beschrijven dit concept. Daardoor is het een complex systeem geworden,
waar een leek niet altijd even gemakkelijk aan uit kan. Enerzijds geeft de wetgever een soort
voorkeursbehandeling aan overheden. Zij krijgen vaak een langere termijn om hun betalingen
uit te voeren. Anderzijds kan worden gesteld dat overheden die langere termijn nodig hebben
omdat er gewerkt wordt met publieke gelden. Een uitgebreidere controle is dan ook
noodzakelijk om misbruiken te voorkomen.
Uit bestaand onderzoek blijkt dat het momenteel beter gesteld is met de betalingsstiptheid van
Belgische overheden dan met dat van de Belgische bedrijven. Dit heeft een dubbele oorzaak:
enerzijds is er een dalende tendens in de bedrijfswereld, en anderzijds is er – algemeen
gezien– een positieve evolutie bij de overheden. Hierbij moet wel worden aangehaald dat
overheden gemiddeld over een langere termijn beschikken, waardoor er voorzichtig moet
omgesprongen worden met deze stelling. De positieve tendens is overigens verschillend
tussen de overheden onderling, en zelfs binnen de departementen van iedere overheid zijn er
sterke verschillen merkbaar inzake de termijn waarbinnen facturen worden betaald.
Ook uit ons eigen onderzoek bleek dat er grote verschillen bestaan tussen de verschillende
overheden. Sommige overheden en departementen binnen overheden hebben een kwalijke
reputatie opgebouwd. Onze bevindingen stroken echter niet steeds met wat ander onderzoek
43
uitgewezen heeft. Natuurlijk mogen we hier geen verdere conclusies uit trekken gezien de
kleinschaligheid van ons onderzoek. Zo zijn onze resultaten voor een element uit een
bepaalde overheidslaag niet veralgemeenbaar naar de hele overheidslaag. Dit is dan ook een
tekortkoming van ons onderzoek. Desalniettemin zagen we dat gegevens die afkomstig waren
van verschillende bronnen sterk verschilden.
Er worden veel redenen aangehaald waarom overheden soms te laat betalen. De meest
aangehaalde (en zonder twijfel de belangrijkste) oorzaak is de goedkeuringsprocedure. Het
goedkeuren van facturen kan veel tijd in beslag nemen. De termijn die hiervoor moet worden
uitgetrokken verschilt sterk naargelang de aard van de factuur en het departement waarin het
verwerkt wordt. Zo is het logisch dat schuldvorderingen, facturen en dossiers voor werken
veel tijd in beslag nemen om de juistheid ervan te verifiëren. Indien men dan niet akkoord
gaat met de juistheid ervan zorgt dit al snel voor een lange betalingstermijn. Voor
departementen die hier vaak mee te maken hebben, kan dit al gauw leiden tot een slechte
reputatie.
Ook de leverancier wordt getroffen door laattijdige betalingen van zijn klant (overheden in dit
geval). Hij kan te kampen krijgen met liquiditeitsproblemen. Dit kan uiteindelijk leiden tot
een faillissement. Daar moet wel een kanttekening bij worden gemaakt. Als je als leverancier
zaken doet met de overheid, ben je (in principe) zeker dat deze uiteindelijk zal betalen. Het
risico dat er niet zal worden betaald is quasi onbestaande. Het is dus in feite een kwestie om
de nodige buffers op te bouwen om de betalingsvertraging te financieren. Ook het hoge
percentage van verwijlinteresten is positief voor de leverancier. Er zijn weinig beleggingen
die een dergelijk rendement halen.
De verwijlinteresten zijn voor de overheid zelf dan weer een kostenpost die nog te hoog is.
Deze moeten dan ook sterk teruggedrongen worden. Verwijlinteresten kunnen immers gezien
worden als een verspilling van belastingsgeld. Het is immers een betaling die niet zou moeten
gebeuren. Dit belastinggeld kan duidelijk op een meer effectieve manier gebruikt worden.
Uiteraard kan dit alleen maar door tijdig te betalen.
Algemeen concluderen we dat het betalingsgedrag van de overheden positief evolueert. Het
probleem krijgt heel wat aandacht en er worden heel wat initiatieven genomen om betalingen
sneller te doen gebeuren. Dit zorgt ervoor dat er meer betalingen op tijd gebeuren in
44
vergelijking met enkele jaren geleden. Toch is er nog een lange weg te gaan. Dit kan onder
andere afgeleid worden uit het feit dat er nog steeds te veel verwijlinteresten betaald moeten
worden. Ook de overstap naar de nieuwe richtlijn lijkt op dit moment niet haalbaar. De laatste
publicaties die Graydon Belgium10
en Intrum Justitia11
gedaan hebben omtrent dit thema
bevestigen de conclusies uit dit werkstuk. Zo goed als alle overheden kennen een
aangehouden positieve tendens wat betreft de betalingen. Dit doet Graydon Belgium besluiten
dat “de overheden verdere inspanningen leveren om steeds beter te betalen. Dit staat in schril
contrast met de bedrijfswereld, die de omgekeerde beweging maakt. Deze dalende trend houdt
al enkele jaren aan”. Intrum Justitia voegt hieraan toe dat overheden wel nog steeds de
traagste betaler blijven, door de langere termijn die ze verkrijgen. De bedrijven zijn op dit
vlak echter wel aan een (negatieve) inhaalbeweging bezig. Ook zij lijken nu langer te wachten
om een factuur te betalen.
10
Graydon Betaalindex, 1ste
kwartaal van 2012 is gepubliceerd op 5 april 2012. 11
Intrum Justitia’s European Payment Index 2012 is gepubliceerd op 10 mei 2012
VII
V. Referenties
Aanbesteding, URL:
<http://www.belgium.be/nl/economie/overheidsopdrachten/soorten_procedures/aanbesteding/>.
(09/03/2012).
Ankerprincipe, URL: <http://taaltelefoon.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=296>.
(28/03/2012).
Ankerprincipe leidt tot verwijlintresten, 2005, De Tijd, URL:
<http://www.tijd.be/opinie/commentaar/Ankerprincipe_leidt_tot_verwijlintresten.2037834-
620.art>. (28/03/2012).
Belgisch Staatsblad, URL: <http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/welcome.pl>. (05/02/2012).
Berger A., Udell G., 1998, The economics of small business finance: the roles of private equity
and debt markets in the financial growth cycle, Journal of Banking and Finance 22(6–8), p.
613–673.
Bromiley P., Navarro P.; Sottile P., 2008, Strategic Business Cycle Management and
Organizational Performance: a Great Unexplored Research Stream, Strategic Organization 6(2),
p. 207–219.
Bulletin der Aanbestedingen, URL: <http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_bul/bul.pl>.
(20/02/2012).
Casheo, URL: <http://www.fonds.org/nl/kredietactiviteiten/casheo>. (26/03/2012).
De Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers, URL: <www.dekamer.be>. (06/03/2012).
De Smet E., 2004, Laattijdige betalingen zetten een rem op de groei van ondernemingen,
Financieel Management.
DG Ondernemingen en industrie, 2011, SBA Fact Sheet 2010/2011, URL:
<http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/facts-figures-analysis/performance-
review/files/countries-sheets/2010-2011/belgium_nl.pdf>. (16/10/2011).
Federale overheid betaalde in 2006 bijna 3,5 miljoen verwijlintresten, 2007, De Tijd, URL:
<http://www.tijd.be/nieuws/binnenland/Federale_overheid_betaalde_in_2006_bijna_3_5_miljo
en_verwijlintresten.2841748-438.art>. (16/04/2012).
Graydon Belgium NV, 2011, Het B2B betaalgedrag van Belgische ondernemingen, URL:
<http://www.graydon.be/pictures/medialib/studie/111020-Betaalgedrag_Graydon.pdf>.
(30/10/2011).
Graydon Belgium NV, 2012, Het B2B betaalgedrag van de Belgische Ondernemingen, URL:
<http://www.graydon.be/pictures/medialib/studie/120127-Betaalgedrag_Graydon.pdf>.
VIII
(05/02/2012).
Graydon Belgium NV, 2012, De Graydon Betaalindex, URL:
<http://www.graydon.be/pictures/medialib/studie/120404-Betaalgedrag_Graydon.pdf>.
(07/04/2012).
Howorth C., Reber B., 2003, Habitual Late Payment of Trade Credit: An Empirical
Examination of UK Small Firms, Managerial and Decision Economics 24, p. 471-482.
Howorth C., Peel M., Wilson N., 2000, Late Payment and Credit Management in the Small
Firm Sector: Some Empirical Evidence, International Small Business Journal 18(2), p. 17-37.
Intrum Justitia NV, 2011, European Payment Index 2011, Intrum Justitia, Gent.
Muyters F., 2011, Erratum schriftelijke vraag verwijlinteresten, URL:
<http://www.philippemuyters.be/nieuws/persberichten/erratum-schriftelijke-vraag-
verwijlintresten>. (18/03/2012).
Nota aan de Vlaamse Regering, URL: <http://bestuurszaken.be/sites/bz.vlaanderen.be/files/E-
PROCUREMENT%20evaluatie%20nota%20VR%20(samenlezen%20met%20de%20notulen).p
df>.
Ooghe H., Waeyaert N., 2003, Oorzaken van faling en falingspaden: Literatuuroverzicht en
conceptueel verklaringsmodel.
Overheid betaalt zich blauw aan verwijlintresten, 2008, Het Laatste Nieuws, URL:
<http://www.hln.be/hln/nl/957/Belgi/article/detail/200676/2008/03/10/Overheid-betaalt-zich-
blauw-aan-verwijlintresten.dhtml>
Plots opduikende facturen duwen De Lijn in het verlies, 2012, Express, URL:
<http://www.express.be/sectors/nl/logistics/plots-opduikende-facturen-duwen-de-lijn-in-het-
verlies/163765.htm>. (15/04/2012).
Relanceplan: herstel het vertrouwen, Brussel, 11 december 2008,
<http://www.belgium.be/nl/binaries/herstelplan_tcm117-29600.pdf>. (26/10/2011).
van der Geest L., Schunselaar G., 2004, Sneller betalen – dat loont!, NYFER, Breukelen.
van Quickenborne V., 2011, Overheid betaalt facturen stipter dan privé,
<http://www.vincentvanquickenborne.be/blog/2011/05/overheid-betaalt-facturen-stipter-dan-
prive/>. (20/10/2011).
Vlaams Parlement, URL: <www.vlaamsparlement.be>. (09/03/2012).
Vereeck L., URL: <www.vereeck.be>. (18/03/2012).
Verwijlintresten liepen vorig jaar op tot 10 miljoen euro, 2011, Het Belang van Limburg,
01/04/2011, p.4., URL: <http://www.ldd.be/nl/verwijlintresten-liepen-vorig-jaar-op-tot-10-
miljoen-euro-het-belang-van-limburg-01-04-2011-p4-2869.htm>.
IX
Vlaamse overheid verkwist 10 miljoen euro door wanbetaling, 2011, De Tijd, URL:
<http://www.tijd.be/telex/algemeen_economie/Vlaamse_overheid_verkwist_10_miljoen_euro_
door_wanbetaling.9040261-272.art>.
Wilson N., Watson KJ., Singleton C., Summers B., 1996. Credit Management, Late Payment
and the SME Business Environment: A Survey. Credit Management Research Group,
University of Bradford: Bradford.
X
VI. Bijlagen
Bijlage 1 : 26 SEPTEMBER 1996. - Algemene aannemingsvoorwaarden voor de
overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de
concessies voor openbare werken- Afdeling 9. Betalingen- Art. 15
Afdeling 9. - Betalingen.
Art. 15. § 1. Betaling van de werken.
1° Zowel voor de betalingen in mindering als voor de betaling van het saldo of van de enige
betaling van de aannemingssom, is de aannemer verplicht een gedagtekende en ondertekende
schuldvordering over te leggen die steunt op een gedetailleerde staat van de werken, welke zijns
inziens, de gevraagde betalingen rechtvaardigen.
Deze gedetailleerde staat kan omvatten :
a) de hoeveelheden uitgevoerd boven de vermoedelijke hoeveelheden die voorkomen in de
posten van de prijslijst;
b) de bijwerken uitgevoerd op schriftelijk bevel van de leidend ambtenaar;
c) de werken uitgevoerd tegen de door de aannemer voorgestelde en door de aanbestedende
overheid nog niet aanvaarde eenheidsprijzen.
2° De aanbestedende overheid ziet de ingediende staat van werken na en brengt er eventueel
verbeteringen in aan; wanneer er niet tussen de partijen overeengekomen eenheidsprijzen in
voorkomen, stelt ze deze prijzen ambtshalve vast met behoud van alle rechten van de aannemer.
Na ontvangst van elke verklaring van schuldvordering maakt ze onverwijld een proces-verbaal
op met vermelding van het bedrag dat ze werkelijk verschuldigd acht te zijn en geeft de
aannemer schriftelijk kennis van de staat van de werken die aldus voor betaling zijn aanvaard.
Tezelfdertijd verzoekt de aanbestedende overheid de aannemer, binnen de vijf kalenderdagen,
een factuur in te dienen voor hetzelfde bedrag.
(Enkel in de gevallen van betaling van het saldo van de opdracht of van enige betaling beschikt
de aanbestedende overheid over een termijn van dertig kalenderdagen om deze verrichtingen uit
te voeren. Deze termijn vangt aan op de dag dat de aanbestedende overheid de verklaring van
schuldvordering bedoeld in 1° ontvangt.) <KB 2002-12-17/30, art. 2, 008; Inwerkingtreding :
08-08-2002>
XI
3° De betaling van de aan de aannemer verschuldigde sommen, geschiedt binnen de zestig
kalenderdagen vanaf de dag waarop de aanbestedende overheid de verklaring van
schuldvordering heeft ontvangen.
(De termijn van zestig kalenderdagen, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd naar rato van de
overschrijding van de termijn van vijf kalenderdagen die krachtens 2° aan de aannemer wordt
verleend om zijn factuur in te dienen.
Enkel in de gevallen van betaling van het saldo van de opdracht of van enige betaling vangt de
termijn van zestig kalenderdagen, bedoeld in het eerste lid, aan de dag na het verstrijken van de
termijn van dertig kalenderdagen waarover de aanbestedende overheid beschikt om de
verrichtingen vermeld in 2° uit te voeren en wordt hij ingekort naar rato van de overschrijding
van deze termijn van dertig kalenderdagen.) <KB 2002-12-17/30, art. 2, 008; Inwerkingtreding :
08-08-2002>
(lid opgeheven) <KB 2002-12-17/30, art. 2, 008; ED : 08-08-2002>
(§ 2. - Betaling van de leveringen en van de diensten :
1° Wat de leveringen betreft, moet de betaling plaatsvinden binnen een termijn van vijftig
kalenderdagen vanaf de datum waarop de keuringsformaliteiten werden beëindigd, voor zover
de aanbestedende overheid tegelijk over de regelmatig opgemaakte factuur beschikt, alsook
over de andere, eventueel vereiste documenten.
Deze factuur geldt als schuldvordering.
Wanneer de levering in verschillende keren plaatsvindt, gaat de termijn van vijftig dagen in
vanaf de dag waarop de formaliteiten voor de laatste keuring van elk van de gedeeltelijke
leveringen werden beëindigd.
2° Wat de diensten betreft, moet de betaling, overeenkomstig de nadere regels bepaald in het
bestek, plaatsvinden binnen een termijn van vijftig kalenderdagen vanaf de keuring van de
schuldvordering, voor zover de aanbestedende overheid binnen de vastgelegde termijn over de
andere, eventueel vereiste documenten beschikt.) <KB 2002-04-22/30, art. 88, 007;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
§ 3. Betaling in geval van derdenbeslag.
In geval van verzet tegen de betaling of van derdenbeslag ten laste van de aannemer, beschikt
de aanbestedende overheid, onverminderd de in § 1 en § 2 bepaalde termijnen van vijftig, zestig
en negentig dagen, over een termijn van vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf die waarop het
beletsel tegen betaling wordt opgeheven.
(§ 4. Intrest voor achterstallige betalingen.
XII
Wanneer de in § 1 tot 3 vastgestelde betalingstermijnen worden overschreden, heeft de
aannemer, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, per maand of per gedeelte van een
maand vertraging, recht op de betaling van een intrest. Deze intrest wordt berekend naar rato
van het aantal kalenderdagen vertraging tegen de intrestvoet die door de Europese Centrale
Bank wordt toegepast voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie vóór de eerste
kalenderdag van het semester in kwestie wanneer de betrokken transactie werd uitgevoerd door
middel van een vaste-rentetender. Indien de betrokken transactie werd uitgevoerd door middel
van een variabele-rentetender is de referentie-interestvoet de uit deze tender voortvloeiende
marginale interestvoet, zowel bij toewijzingen op basis van een enkelvoudige rentevoet, als bij
toewijzingen op basis van een meervoudige rentevoet. Deze intrestvoet wordt vermeerderd met
zeven procent en afgerond tot het hogere halve procentpunt.
Dit vermeerderingspercentage kan worden verminderd, mits de aanbestedende overheid in het
bestek of in de documenten die het vervangen, de objectieve redenen vermeldt, waaruit kan
worden afgeleid dat deze vermindering geen kennelijke onbillijkheid jegens de aannemer
behelst. Een vermindering van het vermeerderingspercentage wordt evenwel voor niet
geschreven gehouden voor het gedeelte dat 3,5 procent overschrijdt. In elk geval zal de
verschuldigde intrest niet lager zijn dan de wettelijke intrestvoet bepaald in de wet van 5 mei
1865 betreffende de lening tegen intrest en elke tegenstrijdig bepaling wordt ook voor niet
geschreven gehouden.
Het indienen van de regelmatig opgestelde factuur overeenkomstig § 1 en 2 of, voor de
dienstverleningen waarvoor geen factuur moet worden opgesteld, aangezien de schuldvordering
ze vervangt, geldt als schuldvordering voor de betaling van deze intrest, maar heeft geen
invloed op het tijdstip waarop de intrest begint te lopen.
De intrest is alleen verschuldigd indien hij ten minste vijf euro bedraagt per betaling uitgevoerd
overeenkomstig de contractuele bepalingen.
De Minister van Financiën deelt de in het eerste lid bepaalde intrestvoet mede, alsook elke
wijziging van deze intrestvoet, via een bericht in het Belgisch Staatsblad.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de betalingen die betrekking
hebben op schadevergoedingen.) <KB 2002-12-17/30, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 08-08-
2002>
§ 5. Onderbreking door de aanbestedende overheid.
Wanneer, op bevel of door toedoen van de aanbestedende overheid, de uitvoering van de
aanneming voor een periode van minstens dertig kalenderdagen wordt onderbroken, ontvangt
de aannemer een betaling in mindering naar rato van de uitgevoerde prestaties.
XIII
De aannemer heeft het recht een rekening tot schadevergoeding in te dienen, voor een in
gemeen overleg te bepalen bedrag, voor de onderbrekingen op bevel van de aanbestedende
overheid die in totaal een twintigste van de uitvoeringstermijn overschrijden en minstens tien
werkdagen of vijftien kalenderdagen, naargelang de uitvoeringstermijn uitgedrukt is in werk- of
kalenderdagen. Deze onderbrekingen mogen niet het gevolg zijn van ongunstige
weersomstandigheden noch voorzien zijn in het bestek; bovendien moeten ze plaatsvinden
binnen de contractuele uitvoeringstermijn.
De behoorlijk gestaafde rekening tot schadeloosstelling moet schriftelijk ingediend worden
binnen de in artikel 16, § 4, eerste lid, 2°, voorziene termijnen.
De aannemer kan zich op het ter zake aan de gang zijnde overleg niet beroepen om de
uitvoering van de opdracht niet te hervatten.
§ 6. Onderbreking of vertraging van de uitvoering door de aannemer.
Wanneer, door de schuld van de aanbestedende overheid de betaling niet is verricht na verloop
van dertig kalenderdagen na de gestelde betalingstermijn, kan de aannemer het
uitvoeringstempo van de werken, leveringen of diensten vertragen of onderbreken.
In dit geval heeft de aannemer recht :
1° alleszins of er een vertraging van het uitvoeringstempo of een onderbreking is of niet, op een
termijnverlenging die gelijk is aan het aantal kalenderdagen begrepen tussen het verloop van de
voornoemde periode van dertig dagen en de betalingsdatum, voor zover de aanvraag schriftelijk
wordt ingediend vóór het verstrijken van de contractuele termijnen;
2° op schadevergoeding, indien er werkelijk een vertraging van de uitvoeringstempo of een
onderbreking is geweest, voor zover de rekening voor schadevergoeding wordt ingediend
binnen de termijnen bepaald in artikel 16, § 4, eerste lid, 2°.
De beslissing om het uitvoeringstempo te vertragen of de werken, leveringen of diensten te
onderbreken wegens achterstal van betaling, dient evenwel bij ter post aangetekende brief ten
laatste vijftien kalenderdagen vóór de dag van vertraging van het uitvoeringstempo of van de
daadwerkelijke onderbreking aan de aanbestedende overheid te worden gemeld.
Ingeval meerdere overschrijdingen van betalingstermijnen elkaar overlappen, mogen deze
slechts één keer in rekening gebracht worden.
De bepalingen van deze paragraaf kunnen slechts worden ingeroepen op voorwaarde dat dit
wordt gerechtvaardigd door het belang van de achterstallige betalingen in de loop van de
beschouwde periode.
§ 7. Betalingsformaliteiten.
XIV
De betalingen geschieden op een rekening geopend op naam van de aannemer bij de Postcheque
of bij een andere financiële instelling.
Na het sluiten van de overeenkomst moeten alle opdrachten tot betaling in de handen van
derden geschieden door een bij deurwaardersexploot aan de aanbestedende overheid betekende
overdracht van schuldvordering.
XV
Bijlage 2: Werken, leveringen en diensten
(http://www.europadecentraal.nl/menu/499/Werk_levering_of_dienst.html)
Werk
Een overheidsopdracht voor werken wordt in artikel 1 lid 2 sub b van Richtlijn 2004/18/EG
omschreven als:
Overheidsopdrachten die betrekking hebben op hetzij de uitvoering, hetzij zowel het ontwerp
als de uitvoering van werken in het kader van de in bijlage I vermelde werkzaamheden of van
een werk, dan wel het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de
door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet.
Een ‘werk’ is het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe
bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen.
Levering
Een overheidsopdracht voor leveringen wordt in artikel 1 lid 2 sub c van Richtlijn 2004/18/EG
omschreven als:
Andere dan de onder sub b bedoelde overheidsopdrachten die betrekking hebben op de
aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie van producten.
Een overheidsopdracht die betrekking heeft op de levering van producten en in bijkomende orde
op werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren wordt beschouwd als een
‘overheidsopdracht voor leveringen’.
Dienst
Een overheidsopdracht voor diensten wordt in artikel 1 lid 2 sub d van Richtlijn 2004/18/EG
omschreven als:
Andere overheidsopdrachten dan overheidsopdrachten voor werken of leveringen, die
betrekking hebben op het verrichten van de in bijlage II bedoelde diensten.
Een overheidsopdracht die zowel op producten als op diensten in de zin van bijlage II
betrekking heeft, wordt als een ‘overheidsopdracht voor diensten’ beschouwd, indien de waarde
van de desbetreffende diensten hoger is dan die van de in de opdracht opgenomen producten.
Een overheidsopdracht die op de in bijlage II bedoelde diensten betrekking heeft en slechts
bijkomstig ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de opdracht werkzaamheden als bedoeld in
bijlage I omvat, wordt als een overheidsopdracht voor diensten beschouwd.
XVI
Bijlage 3: Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000
betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap, inzonderheid op
artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2), Volgens de procedure van
artikel 251 van het verdrag (3) en in
het licht van de op 4 mei 2000 door het bemiddelingscomité goedgekeurde
gemeenschappelijke tekst,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Het Europees Parlement heeft er in zijn resolutie over het geïntegreerd programma ten
behoeve van het MKB en de ambachtelijke sector (4) bij de Commissie op
aangedrongen voorstellen te doen om het vraagstuk van betalingsachterstand te regelen.
(2) De Commissie heeft op 12 mei 1995 een aanbeveling over de betalingstermijnen bij
handelstransacties (5) vast- gesteld.
(3) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie betref- fende de aanbeveling van de
Commissie over de beta- lingstermijnen bij handelstransacties (6) deze laatste in
overweging gegeven haar aanbeveling in een voorstel voor een richtlijn van de Raad
om te zetten en dit zo spoedig mogelijk in te dienen.
(4) Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 mei
1997 advies uitgebracht over het groenboek van de Commissie: „De
overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig
beleid” (7).
(5) De Commissie heeft op 4 juni 1997 een actiepro- gramma voor de interne markt
bekendgemaakt, waarin wordt onderstreept dat betalingsachterstand een steeds ernstiger
wordende hinderpaal vormt voor het welslagen van de interne markt.
(6) De Commissie heeft op 17 juli 1997 een mededeling met de titel „Verslag over
betalingsachterstanden bij handelstransacties” (8) bekendgemaakt, die een samenvat- ting biedt
van de uitkomsten van een beoordeling van de uitwerking van de aanbeveling van de
Commissie van 12 mei 1995
XVII
(7) Als gevolg van buitensporige betalingstermijnen en beta- lingsachterstand drukken zware
administratieve en financiële lasten op het bedrijfsleven, met name op het midden- en
kleinbedrijf. Deze problemen zijn bovendien een belangrijke oorzaak van insolventie, die
een bedrei- ging voor de overlevingskansen van ondernemingen vormt, en doen
talrijke arbeidsplaatsen verloren gaan.
(8) In sommige lidstaten wijken de contractuele betalingster- mijnen aanmerkelijk af van het
communautaire gemid- delde.
(9) De verschillen tussen de betalingsvoorschriften en -prak- tijken in de lidstaten vormen
een hinderpaal voor de goede werking van de interne markt.
(10) De handelstransacties tussen lidstaten worden hierdoor aanzienlijk beperkt. Dit is
strijdig met artikel 14 van het Verdrag, aangezien ondernemers overal op de interne
markt onder zodanige omstandigheden zaken moeten kunnen doen dat
grensoverschrijdende transacties geen grotere risico's meebrengen dan binnenlandse
transac- ties. Wanneer voor binnenlandse en grensoverschrij- dende transacties
wezenlijk verschillende regels van toepassing zijn, is er sprake van
concurrentievervalsing.
(11) De meest recente statistieken tonen aan dat de situatie ten aanzien van
betalingsachterstand sinds de goedkeu- ring van de aanbeveling van 12 mei 1995 in
veel lidstaten in het gunstigste geval niet is verbeterd.
(12) De doelstelling van de bestrijding van betalingsachter- stand binnen de interne markt
kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt indien zij afzonderlijk
handelen en kan derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze
richtlijn gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
Deze richtlijn voldoet derhalve in haar geheel aan de vereisten van het subsidiariteits-
en het evenredigheids- beginsel zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag.
(13) Deze richtlijn heeft enkel betrekking op betalingen tot vergoeding van
handelstransacties en strekt niet tot regu- lering van transacties met consumenten, interest
betref- fende andere betalingen zoals betalingen uit hoofde van de wetgeving inzake
cheques en wissels, of betalingen bij wijze van schadeloosstelling met inbegrip van
betalingen uit hoofde van verzekeringspolissen.
XVIII
(14) Het feit dat de vrije beroepen onder deze richtlijn vallen, betekent niet dat de lidstaten
deze beroepen als onderne- mingen of handelaars moeten behandelen voor doel-
einden buiten deze richtlijn.
(15) Deze richtlijn geeft alleen een definitie van de term
„executoriale titel”, maar zij houdt geen regulering in van de verschillende procedures van
gedwongen executie van een dergelijke titel en de voorwaarden waaronder gedwongen
executie van een dergelijke titel kan worden beëindigd of opgeschort.
(16) Betalingsachterstand is een vorm van contractbreuk die door lage interest op
achterstallige betalingen en/of door traag verlopende invorderingsprocedures in de
meeste lidstaten voor de schuldenaren financieel aantrekkelijk is geworden. Een
ingrijpende verandering — met inbegrip van vergoeding voor de schuldeisers van de
kosten die zij hebben gemaakt — is nodig om deze tendens te keren en om ervoor
te zorgen dat de gevolgen van betalingsachterstand ontmoedigend werken.
(17) De redelijke vergoeding van de invorderingskosten geldt onverminderd nationale
bepalingen volgens welke een nationale rechter een schuldeiser een aanvullende
vergoeding kan toekennen voor schade ten gevolge van betalingsachterstand van een
schuldenaar, ermee reke- ning houdend dat dergelijke gemaakte kosten reeds
vergoed kunnen zijn door de interest voor de betalings- achterstand.
(18) Deze richtlijn behandelt het probleem van lange contrac- tuele betalingstermijnen en in
het bijzonder het vóór- komen van bepaalde categorieën van overeenkomsten
waarvoor een langere betalingstermijn gecombineerd met een beperking van de
contractvrijheid of een hogere interestvoet gerechtvaardigd kan zijn.
(19) Deze richtlijn dient misbruik van contractvrijheid ten nadele van de schuldeiser te
verbieden. Heeft een over- eenkomst hoofdzakelijk tot doel de schuldenaar aanvul-
lende liquide middelen te verschaffen ten koste van de schuldeiser, of legt de
hoofdaannemer zijn leveranciers en onderaannemers betalingsvoorwaarden op die
niet gerechtvaardigd zijn gelet op de voorwaarden die hij voor zichzelf heeft
gekregen, dan kan dit worden beschouwd als een element van dergelijk misbruik. Deze
richtlijn laat nationale bepalingen betreffende de wijze van sluiting van contracten of
betreffende de regulering van de geldigheid van voor de schuldenaar onbillijke
contractuele voorwaarden, onverlet.
XIX
(20) De gevolgen van betalingsachterstand kunnen slechts ontmoedigend werken indien
zij vergezeld gaan van snelle, efficiënte en voor de schuldeiser niet dure invor-
deringsprocedures. Deze procedures dienen overeen- komstig het niet-
discriminatiebeginsel van artikel 12 van het Verdrag open te staan voor alle
schuldeisers die gevestigd zijn in de Europese Gemeenschap.
(21) Het is wenselijk ervoor te zorgen dat schuldeisers een eigendomsvoorbehoud op niet-
discriminerende basis in de gehele Gemeenschap kunnen doen gelden, telkens
wanneer het gaat om een beding van eigendomsvoorbehoud dat geldig is volgens de
nationale bepalingen welke ingevolge het internationaal privaatrecht van toepassing zijn.
(22) Deze richtlijn dient alle handelstransacties te bestrijken, ongeacht of deze tussen
particuliere of openbare onder- nemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstan-
ties plaatsvinden, rekening houdend met het feit dat de overheid een aanzienlijke
hoeveelheid betalingen aan bedrijven verricht. De richtlijn moet bijgevolg ook alle
handelstransacties tussen hoofdaannemers en hun leve- ranciers en onderaannemers
regelen.
(23) Artikel 5 schrijft voor dat de invorderingsprocedure voor onbetwiste schulden
binnen een korte termijn moet worden afgewikkeld overeenkomstig de nationale wetge-
ving, maar verplicht de lidstaten niet ertoe een specifieke procedure vast te stellen of hun
bestaande procedures in een specifieke zin te wijzigen,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied
Deze richtlijn is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties.
Artikel 2
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. „handelstransactie”: transactie tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en
XX
overheidsinstanties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van
diensten tegen vergoeding;
„overheidsinstantie”: elke aanbestedende instantie of entiteit, zoals omschreven in de
Richtlijnen 92/50/EEG (1), 93/
36/EEG (2), 93/37/EEG (3) en ook 93/38/EEG (4) betreffende overheidsopdrachten.
„onderneming”: elke organisatie die handelt in het kader van haar zelfstandige economische
of beroepsmatige activiteit, ook wanneer deze door slechts één persoon wordt uitgeoe-
fend;
2. „betalingsachterstand”: overschrijding van de contractuele of wettelijke betalingstermijn;
3. „eigendomsvoorbehoud”: contractuele afspraak volgens dewelke de verkoper eigenaar
blijft van de goederen in kwestie totdat de prijs volledig is betaald;
4. „door de Europese Centrale Bank voor basisfinancierings- transacties toegepaste
interestvoet”: de interestvoet die voor zulke transacties wordt toegepast in het geval van
vast rentende tenders. Ingeval een basisherfinancieringstransactie wordt uitgevoerd als tender
met fluctuerende rente, verwijst deze rentevoet naar de uit deze tender voortvloeiende refe-
rentie-interestvoet. Dit geldt zowel voor operaties met vaste als met fluctuerende interestvoet;
5. „executoriale titel”: beslissing, uitspraak of bevel tot betaling van een rechter of andere
bevoegde autoriteit, strekkende tot onmiddellijke dan wel gespreide betaling, waarbij de
schuldeiser wordt gemachtigd zijn vordering op de schulde- naar te doen innen door middel
van gedwongen executie; onder deze definitie valt ook een beslissing, uitspraak of bevel tot
betaling, die of dat voorlopig executoriaal is en dat blijft, zelfs als de schuldenaar ertegen in
beroep gaat.
Artikel 3
Interest in geval van betalingsachterstand
1. De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) interest overeenkomstig punt d) verschuldigd is met ingang van de dag volgend op de
datum voor betaling of op het verstrijken van de termijn voor betaling, welke zijn vastge-
steld in de overeenkomst;
b) indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld,
automatisch zonder aanmaning inte- rest verschuldigd is:
i) 30 dagen na de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig
verzoek tot betaling, of
XXI
ii) indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot
betaling niet vaststaat, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten, of
iii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder
ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of
diensten, of
iv) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een proce- dure voor aanvaarding of
controle ter verificatie van de conformiteit van de goederen of de diensten met de
overeenkomst en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot
betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaats- vindt,
30 dagen na de datum van die aanvaarding of controle;
c) de schuldeiser recht heeft op interest voor betalingsachter- stand voorzover:
i) hij zijn contractuele en wettelijke verplichtingen heeft vervuld,
ii) hij het verschuldigde bedrag niet op tijd heeft ontvangen, tenzij de schuldenaar niet
voor de vertraging verant- woordelijk is;
d) het niveau van de interest voor betalingsachterstand („de wettelijke interestvoet”) die
door de schuldenaar moet worden betaald, de interestvoet is die door de Europese
Centrale Bank wordt gehanteerd voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie
vóór de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar („de referentie-interestvoet”),
vermeerderd met ten minste 7 procentpunten (de „marge”), behoudens andersluidende
bepalingen in het contract. Voor lidstaten die niet aan de derde fase van de Economische
en Monetaire Unie deelnemen, is de referentie-interestvoet de door hun centrale bank
vastgestelde equivalente interest- voet. In beide gevallen is gedurende de eerstvolgende zes
maanden de referentie-interestvoet van toepassing op de eerste kalenderdag van het
betrokken halfjaar;
e) tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de beta- lingsachterstand, de
schuldeiser aanspraak heeft op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor
alle relevante invorderingskosten ontstaan door diens betalings- achterstand. Dergelijke
invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en verhouding tot
de schuld in kwestie. De lidstaten kunnen met inachtneming van de bovengenoemde
beginselen een maximumbedrag vaststellen voor de invorderingskosten voor diverse
schuld- niveaus.
2. Voor bepaalde in de nationale wetgeving te definiëren categorieën overeenkomsten
kunnen de lidstaten de termijn waarna interest verschuldigd is, vaststellen tot een
maximum van 60 dagen, mits zij de partijen bij de overeenkomst ervan weerhouden deze
termijn te overschrijden of een dwingende interestvoet vaststellen die aanmerkelijk hoger is
dan de wette- lijke interestvoet.
3. De lidstaten voorzien erin dat bedingen over de datum voor betaling of de gevolgen
XXII
van betalingsachterstand die niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 1, onder b)
tot en met d), en in lid 2, ofwel niet afdwingbaar zijn ofwel aanleiding geven tot een
vordering tot schadevergoeding indien zij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met
inbegrip van goede handelspraktijken en de aard van het product, een kennelijke onbillijkheid
jegens de schuldeiser behelzen. Bij de beoordeling of een beding een kennelijke
onbillijkheid jegens de schuldeiser behelst, wordt onder meer bezien of de schulde- naar
objectieve redenen heeft om af te wijken van de bepa- lingen van lid 1, onder b) tot en met
d), en lid 2. Wanneer een dergelijk beding als kennelijk onbillijk wordt aangemerkt, zijn de
wettelijke bepalingen van toepassing, tenzij de nationale rechter andere voorwaarden
vaststelt die billijk zijn.
4. In het belang van schuldeisers en concurrenten zorgen de lidstaten ervoor dat een
adequaat en doeltreffend middel voor- handen is om te voorkomen dat bedingen die in de zin
van lid
3 een kennelijke onbillijkheid behelzen, verder worden gebruikt.
5. Het in lid 4 bedoelde middel omvat bepalingen op grond waarvan een organisatie die
officieel erkend is als organisatie die de belangen van kleine en middelgrote
ondernemingen vertegenwoordigt, of die rechtmatige belangen heeft bij die
vertegenwoordiging, in overeenstemming met de nationale wetgeving de rechter of bevoegde
administratieve instanties kan adiëren op grond van het feit dat contractuele bedingen die
voor algemeen gebruik zijn opgesteld een kennelijke onbillijk- heid behelzen in de zin van
lid 3, opdat deze passende en doeltreffende middelen aanwenden om de verdere toepassing
van dergelijke bedingen te voorkomen.
Artikel 4
Eigendomsvoorbehoud
1. De lidstaten zorgen ervoor, in overeenstemming met de nationale bepalingen die
ingevolge het internationaal privaat- recht van toepassing zijn, dat de verkoper eigenaar blijft
van de goederen totdat de prijs volledig is betaald, wanneer tussen koper en verkoper vóór
de levering van de goederen uitdruk- kelijk een beding van eigendomsvoorbehoud is
overeenge- komen.
2. De lidstaten kunnen bepalingen aangaande door de schul- denaar betaalde voorschotten
vaststellen of handhaven.
Artikel 5
Invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden
1. De lidstaten zorgen ervoor dat, ongeacht het bedrag van de schuld, normaliter binnen
XXIII
een periode van 90 kalender- dagen na de instelling bij de rechter of een andere bevoegde
autoriteit van de vordering of het verzoek van de schuldeiser, een executoriale titel kan
worden verkregen wanneer de schuld of aspecten van de procedure niet worden betwist. De
lidstaten kwijten zich van deze verplichting overeenkomstig hun respec- tieve nationale
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
2. De respectieve nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen leggen dezelfde
voorwaarden op aan alle schuldei- sers die gevestigd zijn in de Europese Gemeenschap.
3. De in lid 1 bedoelde periode van 90 kalenderdagen omvat niet:
a) de termijnen voor betekening en kennisgeving,
b) de vertraging die te wijten is aan de schuldeiser, bijvoor- beeld als gevolg van het
corrigeren van verzoeken.
4. Dit artikel laat de bepalingen van het Verdrag van Brussel inzake de rechterlijke
bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1)
onverlet.
Artikel 6
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechte- lijke bepalingen in werking
treden om aan deze richtlijn te voldoen vóór 8 augustus 2002. Zij stellen de
Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn
verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De
regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten mogen bepalingen handhaven of in werking doen treden die gunstiger zijn
voor de schuldeiser dan die welke noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen.
3. Bij de omzetting van deze richtlijn mogen de lidstaten uitsluiten:
a) schulden die het voorwerp zijn van een insolventieproce- dure tegen de schuldenaar,
b) overeenkomsten die gesloten zijn vóór 8 augustus 2002, en c) vorderingen inzake
interestbedragen van minder dan
5 EUR.
4. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijke wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied
vaststellen.
XXIV
5. Twee jaar na 8 augustus 2002 stelt de Commissie een onderzoek in naar onder
meer de wettelijke interestvoet, de contractuele betalingstermijnen en de
betalingsachterstanden, om de invloed op handelstransacties en de praktische werking van de
wetgeving te evalueren. De bevindingen van dit onder- zoek en van andere onderzoeken
worden meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad, en gaan, indien dit nodig
wordt geacht, vergezeld van voorstellen ter verbetering van deze richtlijn.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendma- king in het Publicatieblad van
de Europese Gemeenschappen.
Artikel 8
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Luxemburg, 29 juni 2000.
XXV
Bijlage 4: Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij
handelstransacties – Art. 3, 4, 5 en 6
Art. 3. Deze wet is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties.
Zij doet geen afbreuk aan de bijzondere regels inzake insolventieprocedures en in het bijzonder
aan de bepalingen van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, van de wet van [1 31 januari
2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen]1 en van de titel IV " Collectieve
schuldenregeling " van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek.
Zij doet evenmin afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996
tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de
concessies voor openbare werken.
HOOFDSTUK II. - Betalingsachterstand bij handelstransacties.
Art. 4. Indien de partijen niet anders zijn overeengekomen met inachtneming van artikel 7,
dient elke betaling tot vergoeding van een handelstransactie te gebeuren binnen een termijn van
30 dagen te rekenen vanaf de dag volgend op die :
1° van de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot
betaling, of
2° van de ontvangst van de goederen of diensten, indien de datum van ontvangst van de factuur
of het gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat of indien de schuldenaar de factuur of het
gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of diensten, of
3° van de aanvaarding of controle ter verificatie van de conformiteitvan de goederen of diensten
met de overeenkomst, indien de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor
aanvaarding of controle en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot
betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaatsvindt.
Art. 5. Indien de partijen niet anders zijn overeengekomen met inachtneming van artikel 7,
heeft de schuldeiser, wanneer de schuldenaar niet betaalt binnen de overeengekomen
betalingstermijn of, bij gebreke hieraan, binnen de betalingstermijn bepaald in artikel 4, vanaf
de daarop volgende dag, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, recht op de betaling van
een interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met zeven procentpunten en afgerond
tot het hogere halve procentpunt.
XXVI
De Minister van Financiën zal de aldus bepaalde interestvoet, alsmede iedere wijziging van
deze interestvoet, via een bericht in het Belgisch Staatsblad meedelen.
Art. 6. Indien de partijen niet anders zijn overeengekomen met inachtneming van artikel 7,
heeft de schuldeiser daarenboven, wanneer de schuldenaar niet betaalt binnen de
overeengekomen betalingstermijn of, bij gebreke hieraan, binnen de betalingstermijn bepaald in
artikel 4, onverminderd zijn recht op vergoeding van de gerechtskosten overeenkomstig de
bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, recht op een redelijke schadeloosstelling door de
schuldenaar voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door de betalingsachterstand. De
toepassing van dit artikel sluit de toekenning aan de schuldeiser van de sommen die bepaald zijn
in de artikelen 1018, eerste lid, 6°, en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek uit.
Deze invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en in verhouding
staan tot de schuld in kwestie.
De Koning stelt het maximumbedrag vast van deze redelijke schadeloosstelling voor
invorderingskosten voor verschillende schuldniveaus.
XXVII
Bijlage 5 : Omzendbrief 12 maart 2009 - Overheidsopdrachten, betalingstermijnen en
verwijlinteresten
FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER
12 MAART 2009. — Omzendbrief. — Overheidsopdrachten Betalingstermijnen en
verwijlintresten
Aan de aanbestedende overheden die onderworpen zijn aan de wet van 24 december 1993
betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken,
leveringen en diensten
Mevrouw, Mijnheer de Minister, Mevrouwen, Mijne Heren,
Gezien de huidige economische en financiële crisis is het noodzakelijk dat de aanbestedende
overheden zo snel mogelijk hun betalingsverplichtingen nakomen die verschuldigd zijn bij
de uitvoering van overheidsopdrachten, om te vermijden dat de bedrijven met nog
grotere financiële moeilijkheden worden geconfronteerd. Vanuit de beroepssectoren wordt
erop gewezen dat de aanbestedende overheden al te vaak betalingsachterstand oplopen en
daarenboven geen rekening houden met de verwijlintresten die nochtans van rechtswege
verschuldigd zijn voor de opdrachten waarop de Algemene aannemingsvoorwaarden van
toepassing zijn (bijlage van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van
de algemene uitvoeringsregels van
de overheidsopdrachten en de concessies voor openbare werken). Ik wens dan ook te
herinneren aan de voorschriften die terzake dienen te worden nageleefd.
1. De wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij
handelstransacties is ook van toepassing op overheidsopdrachten. Volgens artikel 3, laatste lid,
van deze wet, doet zij evenwel geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van
26 september 1996. Bij de toepassing van deze regels dient het volgende onderscheid te
worden gemaakt :
a) Voor opdrachten waarvan de uitgave (exclusief BTW) méér dan 5.500 euro bedraagt, zijn
de na te leven betalingstermijnen vermeld in artikel 15, §§ 1 en 2, van de Algemene
aannemingsvoorwaarden. De termijn bedraagt 60 kalenderdagen vanaf de ontvangst van de
schuld-
vordering voor opdrachten voor werken en 50 kalenderdagen voor opdrachten voor
leveringen (vanaf de datum waarop de keuringsformaliteiten zijn beëindigd) en voor
opdrachten voor diensten (vanaf de ontvangst van de schuldvordering). Deze termijnen
kunnen eventueel worden herberekend op grond van de nadere regels van artikel 15 (zo wordt
de termijn ingeval van een opdracht voor werken bijvoorbeeld verlengd met de overschrijding
van de termijn waarover de aannemer
beschikt om zijn factuur in te dienen.
XXVIII
Deze termijnen mogen in geen geval in het bestek worden verlengd. Overeenkomstig artikel 3
van het koninklijk besluit van 26 septem-ber 1996 wordt een dergelijke bepaling immers
voor niet geschreven gehouden.
Volgens artikel 15, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden zijn van rechtswege en
zonder ingebrekestelling verwijlintresten ver- schuldigd indien de termijn wordt overschreden.
Hierbij geldt de schuldvordering voor de hoofdsom ook als schuldvordering voor de intresten.
De rentevoet wordt berekend door de Minister van Financiën en wordt bij het begin van elk
semester in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Momenteel bedraagt hij 9,50 % op
jaarbasis. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan deze rentevoet in het bestek worden
verminderd, om objectieve redenen waaruit kan worden afgeleid dat deze vermindering geen
kennelijke onbillijkheid jegens de aannemer inhoudt. Bovendien mag deze vermindering niet
meer bedragen dan 3,5 % en mag deze evenmin aanleiding geven tot een lagere rentevoet dan
de wettelijke rentevoet.
b) De bepalingen van de algemene aannemingsvoorwaarden zijn niet van toepassing op de
opdrachten waarvan de uitgave (exclusief BTW) 5.500 euro of minder bedraagt, zoals blijkt
uit artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Wat de betaling van deze
opdrachten betreft, dient men te verwijzen naar de tussen de partijen overeengekomen
voorwaarden of, bij ontstentenis daarvan, naar de factuurvoorwaarden van de aannemer, met
inachtneming van de beginselen en voorwaarden van de wet van 2 augustus 2002.
2. Voor de opdrachten gegund vóór 8 augustus 2002 moet voor de betalingstermijnen en de
verwijlintresten worden verwezen naar de bepalingen van artikel 15 van de Algemene
aannemingsvoorwaarden zoals die in het betrokken tijdperk van toepassing waren. De
rentevoet kan maandelijks variëren. In voorkomend geval wordt hij op de 15de van elke maand
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad via een officieel bericht van de FOD Kanselarij van
de Eerste Minister.
Brussel, 12 maart 2009.
De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY
XXIX
Bijlage 6 : Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari
2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties
(herschikking)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2), Overwegende hetgeen volgt:
(1) Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties moet op verscheidene punten materieel worden gewijzigd. Omwille van de duidelijkheid en de logica is het wenselijk de betreffende bepalingen te herschikken.
(2) Wanneer marktdeelnemers op de interne markt goederen en diensten aan andere marktdeelnemers of aan over heidsinstanties leveren, gebeurt dit meestal op basis van uitgestelde betaling, waarbij de leverancier de afnemer een betalingstermijn toekent die door partijen is overeengekomen, in de factuur van de leverancier is vermeld, of wettelijk is vastgesteld.
(3) Veel betalingen voor handelstransacties tussen marktdeel nemers of tussen marktdeelnemers en
overheidsinstanties worden later verricht dan contractueel is overeengekomen of in de algemene handelsvoorwaarden is vast gelegd. Hoewel de goederen zijn geleverd of de diensten zijn verricht, worden de desbetreffende facturen veelal ruim na het verstrijken van de betalingstermijn voldaan. Dergelijke betalingsachterstand heeft een negatieve uit werking op de liquiditeit en bemoeilijkt het financiële beheer van ondernemingen. Bovendien heeft zij, wanneer de schuldeiser als gevolg van betalingsachterstanden ex terne financiering nodig heeft, gevolgen voor het concurrentievermogen en de winstgevendheid. In tijden van economische neergang, wanneer de toegang tot financiering lastiger is, neemt het risico van negatieve gevolgen sterk toe.
(4) Rechtsvorderingen in verband met betalingsachterstand zijn al vergemakkelijkt door Verordening
(EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (4), Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet- betwiste schuldvorderingen (5), Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (6) en Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (7). Om betalingsachterstanden bij handelstransacties te ontmoedigen, moeten echter aanvullende bepalingen worden vastgesteld.
(5) Ondernemingen moeten overal op de interne markt on der zodanige omstandigheden zaken kunnen
doen dat grensoverschrijdende transacties geen grotere risico’s meebrengen dan binnenlandse transacties. Wanneer voor binnenlandse en grensoverschrijdende transacties wezenlijk verschillende regels van toepassing zijn, is er sprake van concurrentievervalsing.
(6) In haar mededeling van 25 juni 2008 „ „Denk eerst klein” — Een „Small Business Act” voor Europa” heeft de Com missie benadrukt dat de toegang van het midden- en kleinbedrijf/kleine en middelgrote ondernemingen (het mkb/kmo’s) tot financiering moet worden vergemakke lijkt en dat een juridisch en commercieel klimaat moet worden geschapen dat tijdige betaling bij handelstrans acties bevordert. Er zij op gewezen dat de overheid in dit verband een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. De criteria voor de definitie van het mkb/kmo’s zijn vast gesteld in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de
XXX
definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (1). (7) Een van de prioritaire acties die in de mededeling van de Commissie van 26 november 2008 over „Een Europees economisch herstelplan” worden bepleit, betreft het te rugdringen van de administratieve lasten en de bevorde ring van ondernemerschap, onder meer door ervoor te zorgen dat alle facturen voor leveringen en diensten, dus ook die van het mkb/kmo’s, in principe binnen één maand worden betaald om liquiditeitsproblemen tegen te gaan.
(8) Het toepassingsgebied van deze richtlijn moet worden beperkt tot betalingen tot vergoeding van handelstrans acties. Deze richtlijn mag niet strekken tot regulering van transacties met consumenten, interest betreffende andere betalingen zoals betalingen uit hoofde van de wetgeving inzake cheques en wissels, of betalingen bij wijze van schadeloosstelling met inbegrip van betalingen uit hoofde van verzekeringspolissen. Bovendien moet het de lidsta ten vrij staan schulden die het onderwerp zijn van een insolventieprocedure, met inbegrip van schuldsanerings procedures, van de toepassing van de richtlijn uit te sluiten.
(9) Deze richtlijn dient alle handelstransacties te bestrijken, ongeacht of deze tussen particuliere of openbare onder nemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstan ties plaatsvinden, gelet op het feit dat overheidsinstanties een aanzienlijke hoeveelheid betalingen aan ondernemin gen verrichten. De richtlijn moet bijgevolg ook alle han delstransacties tussen hoofdaannemers en hun leveran ciers en onderaannemers regelen.
(10) Het feit dat de vrije beroepen onder deze richtlijn vallen, mag geen verplichting inhouden voor de lidstaten deze beroepen als ondernemingen of handelaars te behandelen voor doeleinden buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn.
(11) De levering van goederen en het verrichten van diensten tegen vergoeding waarop deze richtlijn van toepassing is, moet ook het ontwerp en de uitvoering van openbare werken en bouw- en civieltechnische werken omvatten.
(12) Betalingsachterstand is een vorm van contractbreuk die door het in rekening brengen van een lage of
geen in terest op achterstallige betalingen en/of door traag ver lopende invorderingsprocedures in de meeste lidstaten voor schuldenaren financieel aantrekkelijk is geworden. Een ingrijpende verandering in de richting van een stipte betalingscultuur, waarbij de uitsluiting van het recht om interest in rekening te brengen hoe dan ook wordt be schouwd als een kennelijk onbillijk contractueel beding of kennelijk onbillijke praktijk, is nodig om deze tendens te keren en om betalingsachterstand te ontmoedigen. Een dergelijke verandering vereist ook het invoeren van spe cifieke bepalingen met betrekking tot betalingstermijnen en de vergoeding van door schuldeisers gemaakte kosten, en onder meer dat uitsluiting van het recht op vergoe ding van invorderingskosten als een kennelijk onbillijk beding dient te worden beschouwd.
(13) Bijgevolg moeten betalingstermijnen in overeenkomsten tussen bedrijven in de regel tot maximaal 60
kalender dagen worden beperkt. Er zijn echter situaties denkbaar waarin ondernemingen ruimere betalingstermijnen nodig hebben, bijvoorbeeld om hun klanten handelskrediet te kunnen verlenen. Daarom moeten de betrokken partijen over de mogelijkheid blijven beschikken om betalingster mijnen van meer dan 60 kalenderdagen uitdrukkelijk overeen te komen, althans voor zover deze langere ter mijn niet kennelijk onbillijk jegens de schuldeiser is.
(14) Met het oog op de samenhang van de wetgeving van de Unie moet de definitie van „aanbestedende
diensten” in Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sec toren water- en energievoorziening, vervoer en postdien sten (2) en in Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en dien sten (3) ook voor de toepassing van deze richtlijn gelden.
(15) De wettelijke interest die voor betalingsachterstand ver schuldigd is, moet overeenkomstig Verordening
(EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die
van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (4) als enkelvoudige interest in dagen worden berekend.
XXXI
(16) Deze richtlijn mag schuldeisers niet verplichten interest voor betalingsachterstand te eisen. Wel biedt zij schuld eisers de mogelijkheid, in geval van betalingsachterstand zonder voorafgaande kennisgeving van niet-nakoming of een andere soortgelijke aanmaning om debiteuren aan hun betalingsverplichting te herinneren, interest voor be talingsachterstand in rekening te brengen.
(17) Om voor toepassing van het recht op interestvergoeding voor betalingsachterstand in aanmerking te
komen, moet de schuldeiser in een situatie van betalingsachterstand verkeren omdat het hem verschuldigde bedrag op de vervaldag niet tot zijn beschikking staat, terwijl hij wel aan zijn wettelijke en contractuele verplichtingen heeft voldaan.
(18) Betalingsverzoeken gaan in op het moment van facture ring en facturen vervullen een belangrijke documentaire rol in de keten van transacties voor de levering van goederen en diensten, onder meer ter vaststelling van de betalingstermijnen. Voor de toepassing van deze richt lijn moeten de lidstaten de invoering stimuleren van sys temen die rechtszekerheid bieden omtrent de exacte da tum van ontvangst van facturen door schuldenaars, ook bij e-facturering waarbij de inontvangstneming van fac turen als elektronisch bewijsmateriaal kan dienen en dat ten dele onder de toepassing valt van de bepalingen inzake facturering in Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het
gemeen schappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1).
(19) Om betalingsachterstand te ontmoedigen, moeten schuld eisers een redelijke schadeloosstelling ontvangen voor de invorderingskosten die aan betalingsachterstand toe te schrijven zijn. De invorderingskosten moeten ook een vergoeding omvatten voor de administratiekosten en de interne kosten die als gevolg van de betalingsachterstand worden gemaakt; hiertoe moet deze richtlijn voorzien in een vast minimumbedrag, dat gecumuleerd kan worden met interest voor betalingsachterstand. De toekenning van een schadeloosstelling in de vorm van een vast be drag moet ten doel hebben de aan invordering verbon den administratieve en interne kosten te beperken. Ver goeding van invorderingskosten moet worden bepaald zonder afbreuk te doen aan nationale bepalingen volgens welke een nationale rechter een schuldeiser een vergoe ding kan toekennen voor extra schade in verband met de betalingsachterstand van een schuldenaar.
(20) Naast het recht op betaling van een vast bedrag ter dek king van interne invorderingskosten moeten
schuldeisers ook recht hebben op terugbetaling van de overige invor deringskosten die ontstaan door betalingsachterstand van een schuldenaar, waaronder met name kosten die schuld eisers moeten maken voor het inschakelen van een ad vocaat of incassobureau.
(21) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om te voorzien in hogere — en
derhalve voor schuldeisers gunstigere — vaste bedragen ter ver goeding van invorderingskosten, of om deze bedragen te verhogen, onder meer om gelijke tred te houden met de inflatie.
(22) Deze richtlijn mag betaling in termijnen of gespreide betaling niet in de weg staan. Wel moet elke
termijn of deelbetaling conform de overeengekomen voorwaarden worden voldaan en onderworpen zijn aan de in deze richtlijn vastgestelde regels inzake betalingsachterstand.
(23) De inkomensstromen van overheidsinstanties worden doorgaans gekenmerkt door een grotere
zekerheid, voor spelbaarheid en continuïteit dan die van ondernemingen. Bovendien kunnen veel overheidsinstanties tegen gunsti gere voorwaarden financiering krijgen dan ondernemin gen. Tegelijkertijd zijn overheidsinstanties voor het berei ken van hun doelen minder afhankelijk van het onder houden van stabiele commerciële relaties dan onder nemingen. Lange betalingstermijnen en betalingsachter standen van overheidsinstanties voor geleverde goederen en diensten leiden tot ongerechtvaardigde kosten voor ondernemingen. Om deze reden is het wenselijk om voor commerciële transacties voor de levering van goe deren of diensten door ondernemingen aan overheids instanties specifieke regels in te voeren, die met name moeten voorzien in betalingstermijnen welke doorgaans niet meer dan 30 kalenderdagen bedragen — tenzij in het contract uitdrukkelijk anders is overeengekomen, en mits een en ander objectief gerechtvaardigd is in het licht van de bijzondere aard of kenmerken van het contract — en in ieder geval niet meer dan 60 kalenderdagen.
(24) Wel dient rekening te worden gehouden met de speci fieke situatie van overheidsinstanties die economische ac tiviteiten van industriële of commerciële aard uitoefenen door als openbaar bedrijf goederen of diensten op de markt aan te bieden. Daarom moet de lidstaten onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan de wettelijke betalingstermijn tot maximaal 60 kalenderdagen te ver lengen.
(25) De situatie met betrekking tot betalingsachterstanden in de gezondheidszorg is in een groot aantal
lidstaten bij zonder zorgwekkend. De stelsels van gezondheidszorg, die een essentieel onderdeel vormen van de sociale infra structuur van Europa, zien zich naarmate de bevolking van Europa vergrijst, er meer
XXXII
van hen wordt verwacht en de geneeskunde zich steeds verder ontwikkelt, vaak ge dwongen individuele behoeften en beschikbare financiële middelen met elkaar te verzoenen. Alle stelsels zien zich geconfronteerd met de uitdaging om in de gezondheids zorg op zodanige wijze prioriteiten vast te stellen dat er een evenwicht ontstaat tussen de behoeften van individu ele patiënten en de financiële middelen die ter beschik king staan. Daarom moeten de lidstaten de overheids organisaties in de gezondheidssector een zekere mate van flexibiliteit kunnen bieden om aan hun verplichtin gen te voldoen. Derhalve moet de lidstaten onder be paalde voorwaarden worden toegestaan de wettelijke be talingstermijn tot maximaal 60 kalenderdagen te verlen gen. Niettemin moeten de lidstaten alles in het werk stellen om te garanderen dat betalingen in de gezond heidssector binnen de wettelijke termijnen worden uit- gevoerd.
(26) Om de verwezenlijking van het doel van deze richtlijn niet in gevaar brengen, moeten de lidstaten erop
toezien dat de maximumduur van aanvaardings- of verificatiepro cedures bij handelstransacties in de regel niet meer dan 30 kalenderdagen bedraagt. Niettemin moet voor verifi catieprocedures een langere maximumtermijn dan 30 ka lenderdagen kunnen worden toegestaan, bijvoorbeeld bij bijzonder complexe contracten, wanneer dit in de over eenkomst of in de aanbestedingsdocumenten uitdrukke lijk is overeengekomen en wanneer zulks niet kennelijk onbillijk jegens de schuldeiser is.
(27) Voor de instellingen van de Unie is de situatie wat betreft hun financiering en commerciële relaties
vergelijkbaar met die van de overheidsinstanties in de lidstaten. Ver ordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) bepaalt dat de validatie, autorisatie en betaling van uitgaven door instellingen van de Unie moeten worden voltooid binnen de voor de uitvoering daarvan vastgestelde termijnen. De bewuste uitvoerings voorschriften zijn neergelegd in Verordening (EG, Eura tom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van nadere regels voor de uitvoe ring van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepas sing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), en specificeren de omstandigheden waarin te laat betaalde schuldeisers recht hebben op interest bij betalingsachterstand. In het kader van de lopende toet sing van deze verordeningen moet er zorg voor worden gedragen dat de maximumtermijnen voor betaling door instellingen van de Unie overeenkomen met de wettelijke termijnen die volgens deze richtlijn van toepassing zijn op overheidsinstanties.
(28) Deze richtlijn dient misbruik van contractvrijheid ten nadele van de schuldeiser te verbieden. Dit
impliceert dat, wanneer een beding in een overeenkomst of een praktijk met betrekking tot de betalingsdatum of -ter mijn, de interest die in rekening wordt gebracht in geval van betalingsachterstand of de vergoeding voor invorde ringskosten op grond van de aan de schuldenaar toege kende voorwaarden niet te billijken is, of wanneer deze voornamelijk ten doel heeft de schuldenaar ten koste van de schuldeiser extra liquiditeit te verschaffen, zij als een misbruik in die zin kan worden aangemerkt. Daarom moet, conform het theoretisch „ontwerp-Common Frame of Reference”, ieder contractueel beding of iedere praktijk die apert afwijkt van de gangbare handelspraktijken en indruist tegen de beginselen van goede trouw of eerlijke behandeling, als onbillijk voor de schuldeiser worden aangemerkt. Met name de onvoorwaardelijke uitsluiting van het recht om interest in rekening te brengen moet hoe dan ook worden aangemerkt als een kennelijke on billijkheid, terwijl uitsluiting van het recht op vergoeding van invorderingskosten moet worden vermoed kennelijk onbillijk te zijn. Deze richtlijn moet nationale bepalingen betreffende de wijze van sluiting van contracten of be treffende de regulering van de geldigheid van voor de schuldenaar onbillijke bedingen, onverlet laten.
(29) In het kader van de intensivering van de inspanningen om misbruik van contractvrijheid ten nadele van
schuld eisers te vermijden, moeten instanties die officieel zijn erkend als bedrijfsvertegenwoordigende organisaties of organisaties die daarbij een legitiem belang hebben, in staat worden gesteld zich tot de nationale rechtbanken of administratieve instanties te wenden om voortgezet gebruik van contractuele bedingen of praktijken die ken nelijk onbillijk zijn jegens de schuldeiser te voorkomen.
(30) Teneinde aan de verwezenlijking van het doel van deze richtlijn bij te dragen, moeten de lidstaten de
verspreiding van goede praktijken bevorderen, onder meer door aan te sturen op publicatie van een lijst van stipte betalers.
(31) Het is wenselijk ervoor te zorgen dat schuldeisers een beding van eigendomsvoorbehoud op niet-discrimine rende basis in de gehele Unie kunnen doen gelden, tel kens wanneer het gaat om een beding van eigendoms voorbehoud dat geldig is volgens de nationale bepalingen welke ingevolge het internationaal privaatrecht van toe passing zijn.
(32) Deze richtlijn geeft alleen een definitie van de term „exe cutoriale titel”, maar zij moet geen regulering inhouden van de verschillende procedures voor gedwongen execu tie van een dergelijke titel of de voorwaarden waaronder gedwongen executie van een dergelijke titel kan worden beëindigd of opgeschort.
XXXIII
(33) De gevolgen van betalingsachterstand kunnen slechts ontmoedigend werken indien zij vergezeld
gaan van snelle en voor de schuldeiser efficiënte invorderingspro cedures. Deze procedures dienen overeenkomstig het niet-discriminatiebeginsel van artikel 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie open te staan voor alle schuldeisers die gevestigd zijn in de Unie.
(34) Om de naleving van de bepalingen in deze richtlijn te bevorderen, dienen de lidstaten de inzet te
stimuleren van bemiddeling/mediation of andere alternatieve wijzen van geschillenbeslechting. Richtlijn 2008/52/EG van het Eu ropees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betref fende bepaalde
aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (2) heeft reeds een kader ge creëerd voor op het niveau van de Unie te hanteren systemen van bemiddeling/mediation, in het bijzonder bij grensoverschrijdende geschillen, zonder dat dit de toepassing daarvan bij interne bemiddelingssystemen in de weg staat. De lidstaten moeten daarnaast ook de be trokken partijen aanmoedigen tot het opstellen van vrij willige gedragscodes, die er in het bijzonder op gericht moeten zijn de uitvoering van deze richtlijn te helpen verwezenlijken.
(35) Er moet voor worden gezorgd dat de invorderingspro cedures voor onbetwiste schulden in verband met
beta lingsachterstanden bij handelstransacties binnen een korte termijn worden afgewikkeld, bijvoorbeeld door ge bruikmaking van een versnelde procedure en ongeacht de omvang van het schuldbedrag.
(36) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de bestrijding van betalingsachterstand binnen de
interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden ver wezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevol gen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsi diariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbegin sel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
(37) De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht moet worden beperkt tot de bepalingen
die ten opzichte van Richtlijn 2000/35/EG inhoudelijk zijn ge wijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewij zigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn.
(38) Deze richtlijn moet de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in
intern recht en de toepassing van Richtlijn 2000/35/EG onverlet laten. (39) Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Ak koord inzake beter wetgeven (1), worden de
lidstaten er toe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJNEN VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorwerp en toepassingsgebied
1. Deze richtlijn heeft ten doel betalingsachterstanden bij handelstransacties tegen te gaan teneinde de correcte werking van de interne markt te waarborgen, en daardoor het concur rentievermogen van ondernemingen en met name van het mkb/ kmo’s te versterken.
2. Deze richtlijn is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties.
3. De lidstaten mogen schulden die het voorwerp zijn van een insolventieprocedure tegen de schuldenaar,
met inbegrip van schuldsaneringsprocedures, uitsluiten.
Artikel 2
XXXIV
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. „handelstransacties”: transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die
leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding;
2. „overheidsinstantie”: elke aanbestedende dienst, zoals omschreven in artikel 2, lid 1, onder a), van
Richtlijn2004/17/EG en in artikel 1, lid 9, van Richtlijn2004/18/EG, ongeacht het voorwerp
of de waarde van de opdracht;
3. „onderneming”: elke organisatie, met uitsluiting van over heidsinstanties, die handelt in het kader van haar
zelfstan dige economische of beroepsmatige activiteit, ook wanneer deze activiteit door slechts één persoon wordt uitgeoefend;
4. „betalingsachterstand”: een betaling die niet is verricht bin nen de contractuele of wettelijke
betalingstermijn en waar de voorwaarden van artikel 3, lid 1, of artikel 4, lid 1, vervuld zijn;
5. „interest voor betalingsachterstand”: de wettelijke interest voor betalingsachterstand of tussen
ondernemingen over eengekomen interest, rekening houdend met artikel 7;
6. „wettelijke interest voor betalingsachterstand”: de enkel voudige interest voor betalingsachterstand,
overeen komend met de referentie-interestvoet, vermeerderd met ten minste acht procentpunten;
7. „referentie-interestvoet”:
a) voor een lidstaat die de euro als munteenheid heeft, hetzij:
i) de door de Europese Centrale Bank voor haar meest recente basisherfinancieringstransacties
toegepaste interestvoet, of
ii) de marginale interestvoet die het gevolg is van va riabelerentetenders voor de meest recente basisher financieringstransacties van de Europese Centrale Bank;
b) voor lidstaten die de euro niet als munt hebben, de door hun centrale bank vastgestelde
equivalente inte restvoet;
8. „verschuldigd bedrag”: de hoofdsom die binnen de con tractuele of wettelijke betalingstermijn had moeten worden voldaan, inclusief toepasselijke belastingen, rechten, heffin gen of kosten als vermeld in de factuur of in een gelijk waardig verzoek tot betaling;
9. „eigendomsvoorbehoud”: contractuele afspraak volgens welke de verkoper eigenaar blijft van de goederen
in kwes tie totdat de prijs volledig is betaald;
10. „executoriale titel”: beslissing, uitspraak of bevel tot beta ling van een rechter of andere bevoegde
autoriteit, met inbegrip van beslissingen, uitspraken of bevelen die voor lopig executoriaal zijn, strekkende tot onmiddellijke beta ling dan wel betaling in termijnen, waarbij de schuldeiser wordt gemachtigd zijn vordering op de schuldenaar te doen innen door middel van gedwongen executie.
Artikel 3
Transacties tussen ondernemingen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat bij handelstransacties tus sen ondernemingen de schuldeiser zonder
aanmaning recht heeft op interest voor betalingsachterstand, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) de schuldeiser heeft zijn contractuele en wettelijke verplichtingen vervuld, alsmede
XXXV
b) de schuldeiser heeft het verschuldigde bedrag niet op tijd ontvangen, tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de vertraging.
2. De lidstaten zien erop toe dat de toepasselijke referentie- interestvoet:
a) voor de eerste helft van het desbetreffende jaar de interestvoet is die op 1 januari van dat jaar geldt;
b) voor de tweede helft van het desbetreffende jaar de interestvoet is die op 1 juli van dat jaar geldt.
3. Wanneer aan de voorwaarden in lid 1 wordt voldaan, zorgen de lidstaten voor het volgende:
a) dat met ingang van de dag volgend op de datum voor betaling of op het verstrijken van de termijn
voor betaling, welke zijn vastgesteld in de overeenkomst, de schuldeiser aanspraak kan maken op interest voor betalingsachterstand;
b) indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, dat de schuldeiser bij het verstrijken van een van de volgende termijnen aanspraak kan maken op interest voor betalingsachterstand:
i) 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling;
ii) indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling niet vaststaat, 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de goe deren of diensten;
iii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 kalenderdagen na de datum van ont vangst van de goederen of diensten;
iv) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een pro cedure voor aanvaarding of verificatie, waarbij de con formiteit van de goederen of de diensten met de over eenkomst moet worden vastgesteld, en indien de schul denaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot be taling ontvangt vóór of op de datum waarop de aan vaarding of verificatie plaatsvindt, 30 kalenderdagen na die datum.
4. Wanneer voorzien is in een procedure voor aanvaarding of verificatie, waarbij de conformiteit van de
goederen of de diensten met de overeenkomst moet worden vastgesteld, zien de lidstaten erop toe dat de maximumduur van die procedure niet meer dan 30 kalenderdagen bedraagt vanaf de datum van ontvangst van de goederen of diensten, tenzij in de overeen komst uitdrukkelijk anders is overeengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7.
5. De lidstaten zien erop toe dat de in de overeenkomst vastgestelde betalingstermijn niet meer dan 60
kalenderdagen bedraagt, tenzij in de overeenkomst uitdrukkelijk anders is over eengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke on billijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7.
Artikel 4
Transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties
1. De lidstaten zorgen ervoor dat schuldeisers bij handels transacties waarbij de schuldenaar een
overheidsinstantie is, na afloop van de in de leden 3, 4 of 6 vastgestelde termijn zonder aanmaning aanspraak kunnen maken op wettelijke interest voor betalingsachterstand, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) de schuldeiser heeft zijn contractuele en wettelijke verplichtingen vervuld, alsmede
b) de schuldeiser heeft het verschuldigde bedrag niet op tijd ontvangen, tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de vertraging.
2. De lidstaten zien erop toe dat de toepasselijke referentie- interestvoet:
a) voor de eerste helft van het desbetreffende jaar de interestvoet is die op 1 januari van dat jaar geldt;
XXXVI
b) voor de tweede helft van het desbetreffende jaar de interest voet is die op 1 juli van dat jaar geldt.
3. Bij handelstransacties waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) de betalingstermijn niet langer is dan een van de volgende termijnen:
i) 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling;
ii) indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling niet vaststaat, 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de goe deren of diensten;
iii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 kalenderdagen na de datum van ont vangst van de goederen of diensten;
iv) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een pro cedure voor aanvaarding of verificatie, waarbij de con formiteit van de goederen of de diensten met de over eenkomst moet worden vastgesteld, en indien de schul denaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot be taling ontvangt vóór of op de datum waarop de aan vaarding of verificatie plaatsvindt, 30 kalenderdagen na die datum;
b) de ontvangstdatum van de factuur niet bij contractuele over eenkomst tussen schuldenaar en schuldeiser wordt vast gelegd.
4. De lidstaten kunnen de in lid 3, onder a), bedoelde termijnen tot maximaal 60 kalenderdagen verlengen
voor:
a) overheidsinstanties die economische activiteiten van indus- triële of commerciële aard uitoefenen door op de markt goederen of diensten aan te bieden en die als openbaar bedrijf onderworpen zijn aan de transparantievereisten welke zijn vastgesteld bij Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrij ven en
de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde onder nemingen (1);
b) specifiek voor dat doel erkende overheidsorganisaties die gezondheidszorg verstrekken.
Wanneer een lidstaat besluit tot verlenging van de termijnen als bedoeld in dit lid, doet zij de Commissie uiterlijk op 16 maart2018 een verslag toekomen over zulke verlenging.
Op basis hiervan legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor waarin wordt aangegeven welke lidstaten de termijnen overeenkomstig dit lid hebben verlengd, en tevens verslag wordt gedaan van de gevolgen daarvan voor de werking van de interne markt, en met name voor het mkb/ kmo’s. Dit rapport gaat zo nodig vergezeld van passende voor stellen.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de duur van een procedure voor aanvaarding of verificatie als bedoeld in lid
3, onder a), iv), niet meer dan 30 kalenderdagen bedraagt vanaf de datum van ontvangst van de goederen of diensten, tenzij in de overeen komst of in eventuele aanbestedingsdocumenten uitdrukkelijk anders is overeengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7.
6. De lidstaten zorgen ervoor dat de in de overeenkomst vastgestelde betalingstermijn niet langer is dan de in lid 3 ge noemde termijnen, tenzij in de overeenkomst uitdrukkelijk an ders is overeengekomen en de bijzondere aard of eigenschappen van het contract dit objectief rechtvaardigen, met dien verstande dat de betalingstermijn in geen geval langer mag zijn dan 60 kalenderdagen.
Artikel 5
Betalingsregelingen
XXXVII
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van partijen om, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen in het toe passelijke nationale recht, betalingsregelingen met betaling in termijnen overeen te komen. In dergelijke gevallen worden — indien een van de afbetalingstermijnen niet op de afgesproken datum wordt voldaan — de interest en de vergoeding waarin deze richtlijn voorziet uitsluitend berekend over de achterstallige bedragen.
Artikel 6
Vergoeding van invorderingskosten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de schuldeiser wanneer bij handelstransacties interest voor betalingsachterstand overeen komstig de artikelen 3 of 4 verschuldigd wordt, minstens een vast bedrag van 40 EUR mag invorderen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 1 bedoelde vaste bedrag zonder aanmaning verschuldigd is als vergoeding voor de eigen invorderingskosten van de schuldeiser.
3. Naast het in lid 1 bedoelde vaste bedrag kan de schuld eiser aanspraak maken op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor alle door diens betalingsachterstand ont stane invorderingskosten welke dat vaste bedrag te boven gaan. Daartoe kunnen onder meer de kosten worden gerekend die worden gemaakt voor het inschakelen van een advocaat of incassobureau.
Artikel 7
Onbillijke bedingen en praktijken
1. De lidstaten voorzien erin dat een contractueel beding of een praktijk met betrekking tot de datum of termijn voor be taling, de interestvoet voor betalingsachterstand of de vergoe ding van invorderingskosten hetzij niet afdwingbaar zijn, hetzij aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding, indien zij een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelzen.
Bij de beoordeling van de vraag of een contractueel beding of een praktijk een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van de eerste alinea behelst, worden alle omstandigheden in aanmerking genomen, met inbegrip van:
a) elke aanmerkelijke afwijking van goede handelspraktijken, die in strijd is met de goede trouw en eerlijke behandeling; b) de aard van het product of de dienst, alsmede
c) de vraag of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de wettelijke interestvoet voor betalingsachter stand, van de in artikel 3, lid 5, artikel 4, lid 3, onder a), artikel 4, lid 4, en artikel 4, lid 6, bedoelde betalingstermijn, of van het in artikel 6, lid 1, bedoelde vaste bedrag.
2. Voor de toepassing van lid 1 worden contractuele bedin gen of praktijken die de betaling van interest voor betalings achterstand uitsluiten, als kennelijk onbillijk beschouwd.
3. Voor de toepassing van lid 1 worden contractuele bedin gen of praktijken die een vergoeding van invorderingskosten als bedoeld in artikel 6 uitsluiten, vermoed kennelijk onbillijk te zijn.
4. In het belang van schuldeisers en concurrenten zorgen de lidstaten ervoor dat een adequaat en doeltreffend middel voor handen is om te voorkomen dat het gebruik van contractuele bedingen en praktijken die in
XXXVIII
de zin van lid 1 een kennelijke onbillijkheid behelzen, wordt voortgezet.
5. Het in lid 4 bedoelde middel omvat bepalingen op grond waarvan een organisatie die officieel erkend is als organisatie die de belangen van ondernemingen vertegenwoordigt, of die recht matige belangen heeft bij die vertegenwoordiging, in overeen stemming met de toepasselijke nationale wetgeving zich tot de rechter of bevoegde administratieve instanties kan wenden op grond van het feit dat contractuele bedingen of praktijken een kennelijke onbillijkheid in de zin van lid 1 behelzen, opdat deze passende en doeltreffende middelen kan aanwenden om de ver dere toepassing daarvan te voorkomen.
Artikel 8
Transparantie en bewustmaking 1. De lidstaten staan in voor volledige transparantie omtrent de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en
verplichtingen, onder meer door de toepasselijke wettelijke interestvoet voor betalingsachterstand openbaar te maken.
2. De Commissie maakt op het internet bijzonderheden be kend omtrent de actuele wettelijke
interestvoeten die in alle lidstaten van toepassing zijn voor betalingsachterstanden bij handelstransacties.
3. De lidstaten maken waar aangewezen gebruik van vakpu blicaties, promotiecampagnes en andere
functionele middelen om ruimere bekendheid te geven aan de instrumenten die kun nen worden ingezet om op te treden tegen betalingsachterstand onder ondernemingen.
4. De lidstaten kunnen de invoering stimuleren van gedrags codes voor stipte betaling, waarin duidelijk
gedefinieerde beta lingstermijnen en een adequate procedure voor de omgang met betalingsgeschillen worden vastgelegd, en zij kunnen elk ander initiatief ontplooien om een oplossing te vinden voor het cru ciale probleem van betalingsachterstand en om een cultuur van stipte betaling te helpen ontwikkelen ter ondersteuning van de doelstelling van deze richtlijn.
Artikel 9
Eigendomsvoorbehoud
1. De lidstaten zorgen ervoor, in overeenstemming met de nationale bepalingen die ingevolge het internationaal privaat recht van toepassing zijn, dat de verkoper eigenaar blijft van de goederen totdat de prijs volledig is betaald, wanneer tussen koper en verkoper vóór de levering van de goederen uitdruk kelijk een beding van eigendomsvoorbehoud is overeengeko men.
2. De lidstaten kunnen bepalingen aangaande door de schuldenaar betaalde voorschotten vaststellen of
handhaven.
Artikel 10
Invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden
1. De lidstaten zorgen ervoor dat, via een spoed- of andere procedure en ongeacht het bedrag van de schuld, doorgaans binnen een periode van 90 kalenderdagen na de instelling bij de rechter of een andere bevoegde autoriteit van de vordering of het verzoek van de schuldeiser, een executoriale titel kan wor den verkregen wanneer de schuld of aspecten van de procedure niet worden betwist. De lidstaten kwijten zich van deze ver plichting overeenkomstig hun respectieve nationale wettelijke en bestuursrechtelijke
XXXIX
bepalingen.
2. Nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen leg gen dezelfde voorwaarden op aan alle schuldeisers
die gevestigd zijn in de Unie.
3. Bij de berekening van de in lid 1 bedoelde periode wordt geen rekening gehouden met het volgende:
a) de termijnen voor betekening en kennisgeving van documenten;
b) de vertraging die te wijten is aan de schuldeiser, bijvoorbeeld als gevolg van het corrigeren van verzoeken.
4. Dit artikel laat de bepalingen van Verordening (EG) nr.
1896/2006 onverlet.
Artikel 11
Verslag Uiterlijk op 16 maart 2016 brengt de Commissie aan het Euro pees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen
Artikel 12
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op
16 maart 2013 aan de artikelen 1 tot en met 8 en artikel 10 te voldoen. Zij delen de commissie onverwijld de
de tekst van deze bepalingen mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële
bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat
verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de ingetrokken richtlijn, gelden
als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die
vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belang rijkste bepalingen van het intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
3. De lidstaten mogen bepalingen handhaven of in werking doen treden die gunstiger zijn voor de schuldeiser dan die welke noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen.
4. Bij de omzetting van deze richtlijn beslissen de lidstaten over de eventuele uitsluiting van overeenkomsten die voor 16 maart 2013 zijn gesloten.
Artikel 13
Intrekking
Richtlijn 2000/35/EG wordt met ingang van 16 maart 2013 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten in verband met de termijn voor omzetting in intern recht en toepassing van die richtlijn. Zij blijft evenwel van toepassing ten aanzien van overeenkomsten die voor die datum zijn ge sloten en waarop deze richtlijn krachtens artikel 12, lid 4, niet van toepassing is.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzin gen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.
XL
Artikel 14
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 15
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten Gedaan te Straatsburg, 16 februari 2011
XLI
Bijlage 7 : Evolutie van de betaalscore van de belangrijkste FOD’s – Graydon
Betaalindex, 4de
kwartaal 2011, 27 januari 2012, pag. 24
XLII
Bijlage 8 : Evolutie van de betaalscore van de Vlaamse centrumsteden – Graydon
Betaalindex, 4de
kwartaal 2011, 27 januari 2012-05-14, pag. 29
XLIII
Bijlage 9 : Overzicht betalingsduur in dagen voor Europese landen – Intrum Justitia,
European Payment Index brochure 2011, pag. 6
XLIV
Bijlage 10 : Samenvatting parlementaire vragen van de Vlaamse overheid met betrekking
tot het betalingsgedrag – periode 2008 -2012
Vraag nr. 126 van Robrecht Bothuyne (17/12/2009)
Deze vraag werd gesteld naar aanleiding van het relanceplan en een modernisering van
ORAFIN, het boekhoudkundige systeem van de Vlaamse overheid.
Kris Peeters ( Algemeen regeringsbeleid, economie, internationaal Vlaanderen en
landbouw en plattelandsbeleid )
Algemeen regeringsbeleid : Men streeft naar een betalingstermijn van 30 dagen. Er werd slechts
1 factuur te laat betaald (20 dagen na de betalingstermijn van 60 dagen) , ten belope van
57.791,42 EUR, waarvoor 638,40 EUR verwijlinteresten werden aangerekend.
Aanleiding tot het te laat betalen zijn het te laat ontvangen van facturen. Facturen boven de
9000 EUR dienen volgens de administratieve procedure via de controleur van de vastleggingen
en het Rekenhof te gaan. Facturen onder de 9000 EUR gaan niet langs deze 2 instanties en
kennen dus een kortere termijn.
Economie : Dit domein wordt opgesplitst in 3 delen : het departement Economie, Wetenschap
en Innovatie (EWI), het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) en het Fonds Flankerend
Economisch Beleid (FFEB).
Wat het departement EWI betreft, kunnen we volgende tabel opstellen. Deze gegevens zullen
verder samengevat worden in een algemene tabel. De meeste oorzaken van de te late betaling is
de goedkeuringsflow die doorlopen moet worden.
Aantal te laat betaalde
facturen
Gemiddeld aantal
dagen te late betaling
Totaal bedrag te laat
betaald
2008 181 37 35.324.372
2009 1261 23 41.242.084
Voor het VLAO kunnen er geen exacte gegevens weergegeven worden, de overschrijdingen
zijn echter beperkt tot 1%, zij worden gemiddeld een tiental dagen te laat betaald. De oorzaak
hiervoor is meestal adminstratieve, technische problemen. Voor het FFEB zijn er geen
overschrijdingen.
Voor dit departement worden er slechts 83,05 EUR nalatigheidsinteresten betaald.
XLV
Internationaal Vlaanderen : Voor specifieke cijfers verwijzen we naar de aansluitende tabel 1.
De redens voor te late betaling van facturen zijn dezelfde als bij het Algemeen regeringsbeleid.
Specifiek voor het departement Internationaal ondernemen betreffen de laattijdige betalingen
facturen die administratief werden geblokkeerd wegens de ‘bewarende maatregel inzake het
gebruik van de begrotingskredieten van de Vlaamse Administratie en Rechtspersonen’ van 13
juli 2009. Er wordt echter al het mogelijke gedaan om de betalingstermijn te respecteren, dus
ziet men geen structurele maatregelen nodig om het betalingsgedrag significant te verbeteren.
Landbouw- en plattelandsbeleid : Voor specifieke cijfers verwijzen we naar de aansluitende
tabel 1. Het aantal laattijdige betalingen is erg miniem. Enkel in 2007 was er een piek naar
aanleiding van een verhuis.
Er wordt op gewezen dat ze de flow niet volledig zelf in handen hebben. Er wordt gesproken
over het comptabiliteitsdecreet ( decreet betreffende de regeling van de begrotingen, de
boekhouding, de controle inzake subsidies en de controle door het rekenhof). Door het niet
toepassen hiervan blijft een controle door de Controleur van de vastleggingen en het Rekenhof
noodzakelijk.
De verwijlinteresten bedroegen voor 2007 2.337,38 EUR, voor 2008 2.342,29 EUR
Ingrid Lieten
Media : Een globaal antwoord zal gegeven worden door de Heer Philippe Muyters. Alle
facturen werden echter binnen de gestelde termijn betaald.
De betalingstermijn zal vanaf 2010 gereduceerd kunnen worden door als gevolg van een
inkorting van het administratief proces door het gegeven dat de controleur van de vastleggingen
nog slechts één keer tussenkomt in het goedkeuringsproces en dat het visum van het Rekenhof
rechtstreeks in het systeem ingebracht wordt.
Coördinatie van het armoedebestrijdingsbeleid : niet van toepassing
Geert Bourgeois (Vlaams viceminister-president)
Een globaal antwoord zal gegeven worden door de Heer Philippe Muyters. Er zijn echter
diverse oorzaken voor het laattijdig betalen :
- noodzaak tot wachten op budgetherverdeling of begrotingscontrole in het lopende jaar
om-wille van ontoereikende saldi op kredieten;
- onvoldoende kredieten voor aangegane engagementen in vorige jaren zodat er
bijkredieten gevraagd moeten worden;
- het ontbreken van de nodige documenten in het dossier;
XLVI
- foutieve opleveringen door de leveranciers;
- het niet tijdig doorgeven van de dossiers tussen beleidsdomeinen en entiteiten voor
betalingen die gebeuren door een entiteiten in opdracht van andere entiteiten (bv. binnen
beleidsdomein bestuurszaken voor de basisallocaties 1BC0A1289 en 1BC07489).
Vanaf 2010 zal er echter sneller betaald kunnen worden door de invoering van het nieuwe
boekhoudssysteem ORAFIN. De boekhouddienst zal in de toekomst de factuur onmiddellijk
goed-keuren indien ze overeenstemt met het inkooporder. Ook wordt de procedure gewijzigd,
zodat de controleur der vastleggingen niet meer tussenkomt in betalingsdossiers.
Er is ook een bestaande werkgroep, nl. laattijdige betalingen, die nagaan of er nog bijkomende
acties nodig zijn.
Freya Van Den Bossche
Energie : de VREG (Vlaamse regulator van de elektriciteit- en gasmarkt) heeft geen facturen
waarvan er sprake is van een betalingsachterstand. De betalingstermijnen worden niet
systematisch opgevolgd, maar er wordt naar gestreefd om de factuur zo spoedig mogelijk te
betalen. Dit wordt dan opgevolgd via de betaling van de verwijlinteresten. Deze bedroegen 0
EUR in 2007-2009.
Wonen : er worden hier nogal weinig overschrijdingen vastgesteld, aangezien er weinig
betalingen van facturen aan derden zijn. De VMSW ( Vlaamse Maatschappij voor Sociaal
wonen) doet echter wel grote betalingen aan derden.
Wat betreft de betaling op naam en voor rekening van de VMSW kan men volgende tabel
opstellen. Merk wel op dat er hiervoor vanuit de verwijlinteresten vertrokken wordt, omdat deze
gegevens niet systematisch opgevolgd worden. Facturen waarvoor geen verwijlinteresten
betaald wordt, maar toch te laat betaald worden, zullen hier dus niet in voorkomen.
Jaar
aantal
facturen Leverancier Factuurbedrag Verwijlintresten
laattijdigheid
(dagen)
2007 4
Gewestelijk agentschap voor
netheid Brussel 1.517,75 166,96 47
Bedrijfsvoorheffing op
Eindejaarstoelage AJ2006 189.533,75 1.713,10 180
Electrabel 8.950,66 23,69 12
Electrabel 9.271,58 22,65 11
XLVII
209.273,74 1.926,40
2008 7 Electrabel 13.712,95 16,75 5
Bedrijfsvoorheffing 2.182,05 184,44 440
Electrabel 12.758,11 23,37 8
Electrabel 13.424,08 19,13 6
Electrabel 13.713,89 27,92 9
Electrabel 11.092,60 23,01 7
Electrabel 14.705,58 35,92 11
81.589,26 330,54
2009 2 Bedrijfsvoorheffing 12/2008 1.464,82 34,08 154
Bedrijfsvoorheffing 01/2009 207.596,85 605,47 60
209.061,67 639,55
In 2009 waren er op dat moment twee laattijdige betalingen voor een totaalbedrag van
209.061,67 EUr. Het totaalbedrag aan betalingen onder deze rubriek bedroeg ca. 21 miljoen
EUR.
de betaling inzake verwijlinteresten voor facturen m.b.t. gesubsidieerde infrastructuur kan als
volgt samengevat worden.
Betalingen inzake verwijlintresten van 1/01/2007 tot en met 31/10/2009
Jaartal
Soort
Betaling Aantallen Bedrag
% aantal
betalingen
met intresten
% bedrag
intresten t.o.v.
bedrag
werken
2007 4,4 0,2%
Intresten 37 48.025
Werken 845 23.320.798
2008 12,2 0,2%
Intresten 112 58.480
Werken 919 25.864.269
2009
tot
oktober
2009 20,2 0,1%
XLVIII
Intresten 133 22.377
Werken 659 17.180.634
Gemiddelde overschrijdingstermijn in kalenderdagen
2007 6,5
2008 15,1
okt 2009 3,8
Reden voor laattijdige betaling zijn onder andere vertragingen in het goedkeuringsproces. Dit
gebeurt echter zelden. Een mogelijke oplossing wordt gezien in het overhevelen van de
middelen van het departement naar het VMSW. De termijn zal ook gereduceerd kunnen
worden doordat de controleur van de vastleggingen nog maar slechts één keer tussenkomt en
het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht wordt vanaf 2010.
Vanaf 4 januari 2010 wordt de vernieuwde versie van OraFin in gebruik genomen. Eén van de
belangrijkste vernieuwingen is dat de volledige werkstroom vanaf de bestelling tot de betaling
volledig opgenomen is in het systeem. Alle goedkeurings- en controlestappen gebeuren in het
systeem. De ingave gebeurt decentraal zodat de betrokken medewerkers de werkstroom van de
documenten kunnen opvolgen
Steden : zie departement bestuurszaken
Sociale economie : Voor het beleidsdomein WSE werden volgende facturen te laat betaald :
- 2007: Binnen het toenmalige departement EWBL werden 2 facturen te laat betaald voor
een bedrag van 9.252.514 euro, de gemiddelde overschrijding van de betalingsduur was
11 dagen.
- 2008: Binnen de huidige organisatiestructuur (post - BBB) werden 87 WSE facturen te
laat betaald voor een totaal van 5.275.997, - euro, de gemiddelde overschrijding van de
betalingsduur was 32 dagen.
- 2009: 430 facturen te laat betaald voor een totaal van 19.871.921, - euro, de gemiddelde
overschrijding van de betalingsduur was 24 dagen.
De te late facturen worden meestal veroorzaakt door het goedkeuringsproces die moet
doorlopen worden. Ook de bijzondere omstandigheden van de begroting in 2009 werden als
reden opgegeven voor sommige laattijdige betalingen.
XLIX
Ook hier zal de termijn ingekort kunnen worden door de éénmalige tussenkomst van de
Controleur van de vastleggingen en het feit dat het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het
systeem wordt ingebracht. Er werden geen verwijlinteresten gemeld.
Vanaf 4 januari 2010 wordt de vernieuwde versie van OraFin in gebruik genomen. Eén van de
belangrijkste vernieuwingen is dat de volledige werkstroom vanaf de bestelling tot de betaling
volledig opgenomen is in het systeem. Alle goedkeurings- en controlestappen gebeuren in het
systeem. De ingave gebeurt decentraal zodat de betrokken medewerkers de werkstroom van de
documenten kunnen opvolgen
Philippe Muyters
Financiën en Begroting : Over de periode 2007-2009 bedraagt het aantal ordonnanties waarbij
sprake is van een betalingsachterstand 19.200 in 2007 voor een totaal bedrag van 643,3 mln
euro, 23.222 in 2008 voor een totaal bedrag van 591,4 mln. euro en 29.889 in 2009 voor een
totaal bedrag van 795,1 mln. euro. Deze gegevens worden gedetailleerder weergegeven in
aansluitende tabel. Ook het gemiddeld aantal dagen waarmee de betalingstermijn overschreden
werd, kan daar teruggevonden worden.
De betalingsachterstand is meestal het gevolg van de goedkeuringsflow die moet doorlopen
worden.
De betalingsachterstand van de dossiers zal vanaf 2010 gereduceerd kunnen doordat de
controleur van de vastleggingen nog slechts één keer tussenkomt in het goed-keuringsproces en
dat het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht wordt Dit zou de
betalingstermijn met minstens een week moeten inkorten.
Voor de Vlaamse gemeenschap bedragen de verwijlinteresten in 2009 4.164.553 EUR.
Ook hier wordt ORAFIN vanaf 2010 in gebruik genomen, zoals bij elk departement. Voor de
voordelen hiervan kunnen we verwijzen naar bovenstaande tekst.
Ruimtelijke ordening : er zijn geen facturen die niet binnen de gestelde termijn werden betaald.
Sport : Een overzicht van de betalingen van BLOSO met betrekking tot de periode 2007-2009.
Aantal facturen Tijdig betaald Te laat betaald %
2007 13.403 12.950 453 3,39%
2008 13.231 12.880 351 2,65%
2009 12.501 12.209 292 2,34%
Totaal bedrag Te laat betaald %
L
2007 56.084.133,36 1.722.246,74 3,07%
2008 60.403.719,87 997.336,11 1,65%
2009 74.964.633,66 422.824,75 0,58%
De gemiddelde overschrijdingstermijn lag tussen de 1 en de 60 dagen. Er is vastgesteld door de
IAVA ( Interne Audit van de Vlaamse Administratie) dat de bestelprocedure er vrij omslachtig
verloopt, maar dat er een zeer goede dubbele controle is. In 2007 waren er ook te weinig
middelen beschikbaar door onvoldoende vastleggingskredieten.
Werk : zie ook Sociale economie onder Freya Van Den Bossche.
De VDAB werkt met een zeer geautomatiseerde procedure “ From procure to pay” in een ERP-
applicatie. Daardoor worden er geen facturen te laat betaald. Ook SYNTRA betaalde alles
binnen de gestelde termijn (tenzij de betwiste facturen).
Joke Schauvliege
Leefmilieu en natuur : Binnen het departement leefmilieu, natuur en energie werden in de
periode 2007-2009 interesten uitbetaald voor 42 dossiers. Er werd voor een totaal bedrag van
76.098,12 euro aan intresten uitbetaald waarvan 56.120,41 euro in 2007, 12.733,00 euro in 2008
en 7.244,71 euro in 2009.
Het interval waarin de overschrijdingstermijn zich bevindt, gaat van een aantal dagen tot meer
dan een jaar.
Enkele redens die gegeven worden voor laattijdige betaling zijn :
-Boekhoudkundige redenen. Door de verplichte boekhoudkundige dossierstroom dienen
dossiers door verschillende instanties behandeld te worden (vereffenaar - boekhoudkundige
ordonnateur , controleur van de vastleggingen, Rekenhof) waardoor de doorlooptijd die een
factuur nodig heeft om uitbetaald te worden, kan oplopen.
-Administratieve redenen. Administratieve problemen waardoor kostbare tijd verloren gaat
zoals het laattijdige bezorgen van de factuur aan de juiste dienst en/of contactpersoon;
ontbreken van bepaalde dossiergegevens waardoor deze dienen opgevraagd te worden en
waarbij dient gewacht te worden met effectieve uitbetaling tot dit in orde is.
-Financiële redenen. Bij onvoldoende betaalkredieten (GOK) dient gewacht te worden op een
begrotingscontrole of een kredietherschikking. Facturen die in tussentijd binnenkomen, kunnen
verwijlintresten genereren.
LI
Cultuur : Een globaal antwoord is gegeven door de heer Philippe Muyters.
Pascal Smet
Onderwijs : Men dient op te merken dat 70% van de opgenomen betalingen subsidiebetalingen
en onkosten betreffen (dus niet wat in dit onderzoek beoogd wordt). Deze hebben geen termijn
waardoor ze worden ingegeven met een termijn van 30 dagen. Dit kan een verkeerd beeld
geven.
Veel betalingsdossiers zijn ook onderworpen aan de controle door het Rekenhof, waardoor de
verwerkingstijd van facturen aanzienlijk stijgt. Er werden ook facturen ingegeven met een
foutieve datum ( een jaar te vroeg). Rekening houdend met deze foutieve ingaven daalt de
gemiddelde overschrijdingstijd voor de periode 2008-2009 van 10,52 naar 7,5 dagen. Er zijn
dus enkele administratieve fouten die niet volledig kloppen.
Met de invoering van ORAFIN vanaf 2010 zal men trachten te zoeken naar
effectiviteitswinsten.
Jeugd : de laattijdige betalingen zijn meestal het gevolg van de goedkeuringsflow die
doorlopen moet worden.
De betalingsachterstand van de dossiers zal vanaf 2010 gereduceerd kunnen doordat de
controleur van de vastleggingen nog slechts één keer tussenkomt in het goed-keuringsproces en
dat het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht wordt Dit zou de
betalingstermijn met minstens een week moeten inkorten.
Gelijke kansen : er waren geen facturen waar de betalingstermijn abnormaal lang was. Men
streeft naar een periode van 30 dagen, maar dit kan oplopen, al dan niet door een controle van
het Rekenhof.
Enkele redenen voor een trage betaling :
-sommige facturen worden beduidend later ontvangen op de administratie dan de datum die op
de factuur is vermeld;
-betalingen van facturen boven de 9.000 EUR volgen de administratieve procedure via de
Controleur van de Vastleggingen en het Rekenhof. Betalingen van facturen beneden de 9.000
EUR gaan niet langs deze 2 instanties en kennen dan ook (meestal) een kortere betalingstermijn.
Brussel : er zijn slechts twee dossiers ( 5 facturen) te laat betaald. Deze vinden hun oorzaak niet
in een administratief probleem of een nalatigheid in het kader van een uitbetalingsprocedure.
Hiervoor werd er in 2008 een bedrag van 6.709,17 euro aan verwijlintresten betaald.
Aansluitende tabel
LII
Totaal aantal te laat betaalde ordonnanties betaald door de Vlaamse Gemeenschap
Departement Gegevens 2007
AZF Aantal te laat 55
COO Aantal te laat 91
EWBL Aantal te laat 2
LIN Aantal te laat 14.679
OND Aantal te laat 466
WIM Aantal te laat 31
WVC Aantal te laat 3.762
KAB Aantal te laat 114
Eindtotaal Aantal te laat 19.200
Beleidsdomein Gegevens 2008 2009
WVG Aantal te laat 2.203 1.902
BZ Aantal te laat 424 564
CJSM Aantal te laat 2.097 2.288
DAR Aantal te laat 107 261
EWI Aantal te laat 181 1.261
FB Aantal te laat 90 110
LIII
IV Aantal te laat 57 70
KAB Aantal te laat 782 724
LNE Aantal te laat 9.623 11.597
LV Aantal te laat 1 0
MOW Aantal te laat 6.552 8.189
OV Aantal te laat 1.018 2.493
RWO Aantal te laat 0 0
WSE Aantal te laat 87 430
Eindtotaal Aantal te laat 23.222 29.889
Gemiddeld aantal dagen te late betaling per departement/beleidsdomein, per jaar
Departement 2007
AZF 24
COO 22
EWBL 11
LIN 42
OND 13
WIM 27
WVC 19
KAB 17
Beleidsdomein 2008 2009
WVG 20 19
BZ 25 18
LIV
CJSM 20 18
DAR 23 32
EWI 37 23
FB 29 31
IV 30 25
KAB 18 20
LNE 33 30
LV 3 0
MOW 52 45
OV 14 9
RWO 0 0
WSE 32 24
Totaal bedrag van te laat betaalde ordonnanties, per departement/beleidsdomein, per jaar
Departement 2007
AZF Bedrag te laat 4.083.739
COO Bedrag te laat 588.535
EWBL Bedrag te laat 9.252.514
LIN Bedrag te laat 235.148.037
OND Bedrag te laat 19.005.238
WIM Bedrag te laat 5.871.384
WVC Bedrag te laat 369.120.004
KAB Bedrag te laat 289.187
Eindtotaal Bedrag te laat 643.358.638
Beleidsdomein 2008 2009
WVG Bedrag te laat 261.395.972 262.023.508
BZ Bedrag te laat 9.026.800 28.292.068
CJSM Bedrag te laat 31.666.974 32.631.894
DAR Bedrag te laat 348.833 1.777.813
EWI Bedrag te laat 35.324.372 41.242.084
LV
FB Bedrag te laat 1.786.698 2.783.858
IV Bedrag te laat 149.091 123.165
KAB Bedrag te laat 859.778 1.395.547
LNE Bedrag te laat 49.981.567 113.030.212
LV Bedrag te laat 895.500 0
MOW Bedrag te laat 179.606.675 235.677.162
OV Bedrag te laat 15.080.769 56.254.979
RWO Bedrag te laat 0 0
WSE Bedrag te laat 5.275.997 19.871.921
Eindtotaal Bedrag te laat 591.399.027 795.104.210
Vraag nr. 109 van Jan Peumans (12/02/2009)
De heer Peumans haalt hierbij een persbericht aan van de Confederatie Bouw, die stelt dat de
overheid een slechte betaler is.
Dirk van Mechelen
Aangezien het gaat over een persbericht van de Confederatie bouw, ligt de focus op de
verrichtingen met economische classificatiecode 7 – investeringen. Over de periode 2004-2008
bedraagt het aantal ordonnanties met ESR-code 7 geboekt in Orafin 17.093 in 2004, 16.100 in
2005, 13.540 in 2006, 12.674 in 2007 en 12.799 in 2008. Hiervan zijn 5.274 in 2004, 4.248 in
2005, 3.234 in 2006, 2.903 in 2007 en 2.660 in 2008 te laat betaald. Dit kan vergeleken worden
met bovenstaande tabel.
De betaalde verwijlinteresten die hiermee overeenstemmen bedragen
Begrotingsjaar 2004 € 3.581.254
Begrotingsjaar 2005 € 3.940.219
Begrotingsjaar 2006 € 4.018.444
Begrotingsjaar 2007 € 3.139.535
Begrotingsjaar 2008 € 6.194.136,23
LVI
Het gemiddeld aantal dagen waarmee de betalingstermijn overschreden wordt per
beleidsdomein per jaar met ESR-code 7 zijn
Departement 2004 2005 2006 2007
AZF 17 4 0 40
COO 9 14 22 4
EWBL 4 3 0 0
LIN 75 93 115 87
OND 21 29 14 10
WIM 0 0 0 17
WVC 38 29 38 31
KAB 0 0 0 16
Beleidsdomein 2008
WVG 26
BZ 29
CJSM 68
DAR 60
EWI 38
FB 52
IV 31
KAB 10
LNE 46
LV 0
MOW 95
OV 8
RWO 0
WSE 0
De meest voorkomende redenen voor het laattijdig betalen zijn ontoereikende kredieten,
onvoldoende opvolging, ontbreken van de nodige documenten, de goedkeuringsflow die
doorlopen moet worden, discussies met de desbetreffende aannemer, indienen van verkeerde
vorderingsstaten en laattijdige goedkeuring door een studiebureau. Ook het feit dat
verschillende instanties de facturen behandelen wordt ingeroepen als een reden voor laattijdige
betaling.
LVII
Vraag nr. 23 Jan Peumans (08/09/2009)
Naast de reeds verstrekte gegevens van de vorige vraag, vraagt de heer Peumans naar
bijkomende gegevens voor goederen en diensten.
Philippe Muyters
Deze gegevens worden gekenmerkt door een ESR-code 10,12 of 14. Een samenvattende tabel
vindt u hieronder. Merk op dat het hier gaat over de lopende uitgaven, dit kan het verschil met
de eerste tabel verklaren.
Totaal aantal te laat betaalde ordonnanties voor de lopende uitgaven
Departement Gegevens 2004 2005 2006 2007
AZF Aantal te laat 174 3 81 45
COO Aantal te laat 279 39 48 85
EWBL Aantal te laat 269 112 31 1
LIN Aantal te laat 10.088 7.643 5.025 11.180
OND Aantal te laat 1.547 403 308 285
WIM Aantal te laat 10 0 1 15
WVC Aantal te laat 6.762 6.562 5.901 3.039
KAB Aantal te laat 12 4 1 102
Eindtotaal Aantal te laat 19.141 14.766 11.396 14.752
Beleidsdomein Gegevens 2008
LVIII
WVG Aantal te laat 1.557
BZ Aantal te laat 285
CJSM Aantal te laat 1.035
DAR Aantal te laat 103
EWI Aantal te laat 135
FB Aantal te laat 74
IV Aantal te laat 50
KAB Aantal te laat 750
LNE Aantal te laat 8.668
LV Aantal te laat 0
MOW Aantal te laat 4.245
OV Aantal te laat 538
RWO Aantal te laat 0
WSE Aantal te laat 64
Eindtotaal Aantal te laat 17.504
Gemiddeld aantal dagen te late betaling per departement, per jaar voor de lopende
uitgaven
LIX
Departement 2004 2005 2006 2007
AZF 7 27 29 27
COO 13 13 9 19
EWBL 17 18 16 18
LIN 39 38 35 32
OND 36 17 21 12
WIM 6 0 12 42
WVC 24 23 21 20
KAB 12 16 5 17
Beleidsdomein 2008
WVG 23
BZ 23
CJSM 21
DAR 22
EWI 27
FB 29
IV 30
KAB 17
LNE 34
LV 0
MOW 31
OV 20
RWO 0
WSE 38
Totaal bedrag van te laat betaalde ordonnanties voor de lopende uitgaven, per
departement/beleidsdomein, per jaar
Departement 2004 2005 2006 2007
AZF Bedrag te laat 955.580 14.218 986.047 3.212.646
COO Bedrag te laat 15.945.066 2.872.613 8.900.502 1.408.874
LX
EWBL Bedrag te laat 879.530 147.407 919.436 1.552
LIN Bedrag te laat 151.060.916 122.326.586 85.813.420 88.964.230
OND Bedrag te laat 8.819.613 5.543.623 4.987.091 4.842.383
WIM Bedrag te laat 1.464.353 0 29.721 743.122
WVC Bedrag te laat 16.426.268 11.499.796 16.630.338 23.945.263
KAB Bedrag te laat 15.529 3.127 337 105.703
Eindtotaal Bedrag te laat 195.566.855 142.407.370 118.266.891 123.223.774
Beleidsdomein 2008
WVG Bedrag te laat 21.589.137
BZ Bedrag te laat 7.081.705
CJSM Bedrag te laat 4.336.094
DAR Bedrag te laat 337.246
EWI Bedrag te laat 1.260.199
FB Bedrag te laat 565.005
IV Bedrag te laat 120.035
KAB Bedrag te laat 501.081
LNE Bedrag te laat 8.440.301
LV Bedrag te laat 0
MOW Bedrag te laat 59.114.209
OV Bedrag te laat 3.950.896
RWO Bedrag te laat 0
WSE Bedrag te laat 627.265
Eindtotaal Bedrag te laat 107.923.173
De betalingsachterstand is meestal te wijten aan de goedkeuringsflow die doorlopen moet
worden. De goedkeuring via de boekhoudkundige ordonnateur, de Controleur van de
vastleggingen en het rekenhof neemt gemiddeld zo’n 20 kalenderdagen in beslag.
Vraag nr 141 van Marino Keulen (08/01/2010)
Philippe Muyters
Overzicht van de te laat betaalde facturen van het departement mobiliteit en openbare werken.
Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken Totaal Totaal
LXI
aantal
facturen
a) Departement Mobiliteit en Openbare
Werken (MOW) :
2008 195 22.562.671,90
euro
2009 147 13.230.596,81
euro
b) Agentschap Maritieme Dienstverlening en
Kust (MDK) :
2008 206 13.169.104,02
euro
2009 124 10.140.357,51
euro
c) Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) :
2008 1.353 81.134.561,22
euro
2009 1.123 76.218.416,83
euro
d) FFEU
2008 geen
gegevens
geen gegevens
2009 464 48.042.174,88
euro
Wat Waterwegen en Zeekanaal NV (W&Z) betreft, gaat het om :
2008 348 15.207.867,59
euro
2009 217 16.818.794,91
euro
De factoren die deze betalingsachterstanden veroorzaken zijn
het personeelsverloop: door de grote uitstroom van personeelsleden uit diverse
administraties werd tevens een groot verlies aan ervaring en expertise vastgesteld dat
een zekere tijd als een vertragende factor werkt in het afhandelen van financiële
dossiers;
operationele en financiële discussies/geschillen tussen de aannemer en het bestuur
betreffende afhandelingstermijnen, verlenging van het contract, toe te passen
minwaarde, … ;
het niet binnen de gestelde betalingstermijnen beschikbaar zijn van de vereiste
administratieve en/of documenten;
LXII
problematische oplevering van de gefactureerde werken, goederen of diensten;
incorrecte facturatie;
verloren gegane factuur;
de opmaak van een bijakte ingevolge wijziging van de structuur van de leverancier
(fusie – wijziging firmanaam);
de jaarlijkse afsluiting van de boekhouding en van het financieel systeem, waardoor
dossiers vanaf begin december niet meer kunnen worden betaald tot meestal medio
januari;
….
Men heeft beslist dat ze maatregelen moeten nemen om de verwijlinteresten terug te dringen.
Deze bedroegen 5.783.969 euro in 2008 en 4.012.062 euro in 2009, terwijl dit in de jaren ervoor
beperkt was tot maximaal 3.000.000 EUR. Daardoor zal het onbetwiste gedeelte van een factuur
onverwijld betaald worden. Er zal vanaf april 2007 ook maandelijks gerapporteerd moeten
worden op de verwijlinteresten.
Het grootste probleem doet zich echter voor in de agentschappen. Er zijn genoeg middelen
beschikbaar gesteld, dus de heer Muyters ziet het dus aan de bevoegde minister om binnen haar
beleidsdomein de problematiek verder aan te pakken.
Vraag nr. 682 van Sas Van Rouveroij (03/02/2012)
Uit cijfers van de Vlaamse minister van Financiën blijkt dat het departement Mobiliteit en
Openbare Werken voor 89% van de verwijlinteresten instaat.
Hilde Crevits
Binnen het totaal van 2.790.638 EUR aan verwijlinteresten die de vlaamse regering betaald
heeft in 2011, bestaat het aandeel van het ministerie Mobiliteit en Openbare Werken 2.469.155
EUR. Dit is een vermindering ten opzichte van de vorige jaren (4.034.654 EUR in 2009 en
2.540.681,84 in 2010). Dit komt omdat dit departement het grootste aantal overheidsopdrachten
van de Vlaamse overheid behandelt.
Een verklaring waarom er te laat betaald wordt is het feit dat de vereiste administratieve en/of
contractuele documenten niet steeds binnen de wettelijke betalingstermijn voorhanden zijn. Het
handelt hier vooral over het vaststellen van de gegrondheid, de prijzen en de hoeveelheden van
meerwerken of onvoorziene werken waarvoor de opmaak van verrekeningsstukken, bijakten,
dadingen is vereist. Door deze complexe procedure heeft ,van bij het begin van de wetgeving
LXIII
op overheidsopdrachten (1977), de regering heel wat verwijlinteresten moeten betalen. Het
interestbedrag is ook verhoogd in 2002 door het KB van 17 december 2002 ( interestvoet
vermeerder met 7%).
De evolutie omtrent de verwijlinteresten wordt periodiek opgevolgd en is een voortdurend
aandachtspunt. Er werd dan ook in een speciaal thematische Beleidsraad van 12 september 2011
een actieplan hieromtrent opgezet die de volgende acties behelst :
- De juridische werkgroep zal een aantal knelpunten proberen aan te pakken, waaronder
het stroomlijnen en het eenvormig maken van het overheidsopdrachtenproces
- Het structureel gebruiken van de dienstorder die de betalingen regelt van het niet-
betwiste deel van bepaalde vorderingen
- De knelpunten in het boekhoudkundige proces tot uiting brengen
In 2012 zal ook het gedigitaliseerde eDelta-systeem in gebruik genomen worden. Dit zal een
snellere behandeling van de financiële procedures mogelijk maken, alsook een snellere en
efficiëntere monitoring voor alle openstaande schuldvorderingen.
Vraag nr.263 van Dirk Van Mechelen (03/02/2011)
Er wordt gesteld dat er al een redelijk opvolginssysteem is voor de facturen, maar dat het grote
probleem zich situeert op de manier waarop de facturen in het betalingssysteem worden
ingediend.
Philippe Muyters
Met de invoering van ORAFIN in 2010 werd er al een aanzienlijke inspanning gedaan om te
komen tot een modern en efficiënt boekhoudssysteem voor de Vlaamse Gemeenschap. Dit
systeem werkt als volgt :
“Alle goedkeuring- en controlestappen gebeuren in het systeem op basis van de
werkstromen. Zo wordt de bestelling in Orafin ingebracht. De verantwoordelijke
budgethouder, eventueel de controleur van de vastleggingen, en de boekhouder van het
beleidsdomein keuren goed. Eens de goederen of diensten geleverd, kan de
(inhoudelijke) dienst de factuur voorbereiden in de boekhouding door deze af te punten
ten opzichte van de geboekte bestelbon. Als het bedrag van de factuur gelijk is aan het
bedrag van de bestelbon is er geen goedkeuring van de budgethouder meer nodig in het
systeem en gaat de transactie onmiddellijk naar de boekhouder van het beleidsdomein.
LXIV
Dagelijks wordt de betaalopdracht voor alle geboekte facturen die op vervaldag zijn,
centraal doorgestuurd naar de bank. “
In 2010 werden ook de goedkeuringsstappen vereenvoudigd, zoals reeds eerder gezien.
“De controleur van de vastleggingen komt enkel nog in bepaalde gevallen tussen in het
proces van de vastlegging en niet meer bij het facturatie proces. Op 1 augustus 2010
werd het voorafgaand visum van het Rekenhof afgeschaft voor alle ordonnanties. Van
zodra een factuur geboekt is in het beleidsdomein staat ze klaar voor betaling op de
aangeduide vervaldag. De betaling gebeurt centraal vanuit het Departement Financiën
en Begroting.”
De controleur van de vastleggingen komt enkel nog in bepaalde gevallen tussen in het proces
van de vastlegging en niet meer bij het facturatie proces. Op 1 augustus 2010 werd het
voorafgaand visum van het Rekenhof afgeschaft voor alle ordonnanties. Van zodra een factuur
geboekt is in het beleidsdomein staat ze klaar voor betaling op de aangeduide vervaldag. De
betaling gebeurt centraal vanuit het Departement Financiën en Begroting.
Vraag nr. 113 van Chris Janssens (26/11/2010)
De vlaamse regering neemt zich voor om de facturen binnen de maand te betalen. In hoeverre
gebeurt dit?
Philippe Muyters (algemeen)
Een overzicht wordt gegeven door deze tabel
LXV
52 % wordt dus betaald binnen de 30 dagen na factuurdatum. Er worden echter maar 22%
betaald voor de vervaldatum van de factuur. Dit cijfer wordt echter genuanceerd door de heer
Muyters. Veel facturen worden op de vervaldag of enkele dagen erna betaald. Deze zijn dan wel
correct betaald, maar worden niet zo geregistreerd door ORAFIN. Daardoor is er een correctie
uitgevoerd in de zesde kolom.
Nog een kantlijn die men moet trekken is het feit dat de term “facturen” hier gebruikt wordt
voor alle soorten ordonnanties.
Men ziet dat 94% van de facturen betaald wordt binnen de 30 dagen na het invoeren in
ORAFIN. Gemiddeld duurt het 29 dagen vooraleer een factuur in het systeem wordt ingevoerd.
We gaan hier later verder op in. Het is wel duidelijk dat dit systeem dus niet als vertragende
factor kan werken. Daarnaast waren er bij de lancering ( begin 2010) nog enkele kinderziektes
die voor vertekening in de cijfers van het boekhoudssysteem kunnen leiden.
Bespreking per beleidsdomein
Algemene diensten
34% werd laattijdig betaald. De voornaamste reden hiervoor is de start van het vernieuwde
financiële systeem ORAFIN. Deze zorgde voor heel wat wijzigingen in de werkorganisatie,
maar is dus niet structureel.
BLOSO
LXVI
Bloso betaalde 86 % van zijn facturen binnen de 30 dagen en 91% binnen de betalingstermijn.
De laattijdige betalingen zijn meestal te wijten aan een lang proces van grondige controle die
soms meer tijd in beslag neemt dan de uiterste vervaldatum.
Cultuur
Het FOCI betaalde 57% van alle facturen binnen de maand. 28% wordt betaald binnen de
uiterste vervaldatum ( hou de kantlijn in het oog dat facturen hier alle ordonnanties bevatten).
30% van alle facturen en subsidies werd te laat betaald. Dit komt vooral door de start van het
vernieuwde financiële systeem. Daardoor ontstonden er de eerste maanden een aanzienlijke
betalingsachterstand die pas in het 2de
jaarhelft terug ingehaald werd.
Er zal worden aangedrongen om deze cijfers nauwgezet op te volgen en te respecteren in het
jaar 2011.
Algemeen regeringsbeleid
Het gaat hier enkel om de betaling van facturen en niet betalingen van subsidies.
Vlaamse rand van de viceminister-president van de Vlaamse Rering en Vlaamse minister van
bestuurszaken, Binnenlands bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand : 94% werd
binnen de maand betaald, gerekend vanaf de aanvaarding van de factuur. 97% werd betaald
binnen de uiterste betaaltermijn. ( deze termijn bedraagt vaak 50 dagen). Voor 2 facturen werd
de uiterste betaaltermijn overschreden. De oorzaak hiervoor is dossiergebonden, niet structureel.
Bevoegdheden t.a.v. het beleidsdomein ‘diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid’ : 91%
werd betaald binnen de de maand, gerekend vanaf de aanvaarding van de factuur. 99,8% werd
betaald binnen de uiterste betaaltermijn. Voor 5 facturen werd de termijn overschreden, de
oorzaak is echter dossiergebonden.
Bevoegdheden Brussel en Gelijke Kansen van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd,
Gelijke kansen en Brussel : 98% (97%) werd binnen de maand betaald, 99 % (98%) werd
binnen de uiterste betaaltermijn betaald. Slechts van 1 factuur werd de uiterste betaaltermijn
overschreden, de oorzaak is dossiergebonden.
EWI
Voor een groot deel van de facturen is er geen realistische vervaldatum, bijvoorbeeld contant
betaalbaar, betaalbaar na 7 dagen, … .
Algemene diensten : 48% werd binnen de dertig dagen betaald, (759 van de 1572 facturen), en
29 % werd minstens betaald tegen de uiterste vervaldag.
LXVII
Dit betekent dat er bij 71% van de facturen de vervaldag overschreden werd. Dit lag onder
andere aan de kinderziektes bij de opstart van ORAFIN, het feit dat er nog moet gewerkt
worden met een papieren dossierstroom, … .
Een maatregel die genomen werd, was om enkele meetdata in kaart te brengen en op basis
daarvan de knelpunten aan te pakken waar ze zich voordoen. Dit was getimed voor 2011. De
bedoeling was om zo 70% van de facturen binnen de betaaltermijn te betalen.
Financiën en Begroting
De volgende tabel wordt gegeven.
Beleidsdomein FB Betaald voor
vervaldatum
% Betaald na
vervaldatum
%
Facturen met
vervaldag
2.603 1.338 51% 1.265 49%
Facturen zonder
vervaldag
4.161 2.900 70% 1.261 30%
Totalen 6.764 4.238 63% 2.526 37%
Hogere entiteiten
De volgende tabel wordt gegeven.
Hogere entiteiten
Betaald voor
vervaldatum %
Betaald na
vervaldatum %
Facturen met
vervaldag 3.913 1.908 49% 2.005 51%
Facturen zonder
vervaldag 1.295 1.206 93% 89 7%
Totalen 5.208 3.114 60% 2.094 40%
Internationaal Vlaanderen
Er wordt verwezen naar de algemene cijfers. Bij de meeste gevallen van laattijdige betaling gaat
het om onduidelijkheden of onjuistheden op de facturen zelf, of een laattijdige ontvangst ervan.
Ook besparingsingrepen hebben geleid tot noodgedwongen uitstel van betaling.
Leefmilieu, Natuur en Energie
Enkele redens die gegeven worden voor laattijdige betaling zijn :
LXVIII
-Boekhoudkundige redenen. Door de verplichte boekhoudkundige dossierstroom dienen
dossiers door verschillende instanties behandeld te worden (ingever – budgethouder – CVL -
boekhouder - Rekenhof) waardoor de doorlooptijd die een factuur nodig heeft om uitbetaald te
worden, kan oplopen. Sinds augustus2010 heeft de goedkeuring van het Rekenhof geen invloed
meer op de doorlooptijd van de factuur.
-Administratieve redenen. Administratieve problemen waardoor kostbare tijd verloren gaat
zoals het laattijdige bezorgen van de factuur aan de juiste dienst en/of contactpersoon;
ontbreken van bepaalde dossiergegevens waardoor deze dienen opgevraagd te worden en
waarbij dient gewacht te worden met effectieve uitbetaling tot dit in orde is.
-Financiële redenen. Bij onvoldoende betaalkredieten (GOK) dient gewacht te worden op een
begrotingscontrole of een kredietherschikking. Facturen die in tussentijd binnenkomen, kunnen
verwijlintresten genereren.
-Performantieproblemen ten gevolge van het nieuw financieel en boekhoudkundig systeem
OraFin2010.
Landbouw en Visserij
32% van de facturen wordt binnen de 30 dagen betaald. Er dient hierbij wel te worden
opgemerkt dat het meenemen van vergoedingen, declaraties, en subsidies in het rapport de
betaaltermijn de hoogte indrijven. Ongeveer 70,9% van de dossiers werd betaald binnen de
uiterste vervaldag. Dit is wel een benaderend cijfer, daar het precieze cijfer niet kan worden
gegeven door een verschillende werkwijze.
Het overschrijden van de betalingstermijn heeft vooral te maken met de overgang naar
ORAFIN, die technische problemen met zich meebracht. Een andere oorzaak is het traag
reageren op bepaalde opmerkingen.
Mobiliteit en Openbare Werken
De laattijdigheid is vooral te wijten aan wettelijk vereiste goedkeuringen in verband met
onvoorziene- en meerwerken.
Er wordt echter gestimuleerd om vlugger het onbetwiste gedeelte te betalen aan de hand van een
ramingsstaat.
Onderwijs en Vorming
LXIX
De voornaamste oorzaak van laattijdig betalen is het opstarten van het nieuwe
boekhoudssysteem. Er wordt echter gewerkt aan een optimalisatie van de processen.
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed
Slechts 5% wordt te laat betaald. De oorzaken zijn :
-opstartproblemen met Orafin
-niet tijdig beschikbaar zijn van kredieten
- laattijdige ontvangst van facturen
-problemen met aangerekende bedragen van de facturen.
Werk en Sociale Economie
Als mogelijke redenen voor laatijdige betalingen worden gezien :
* opstart ORAFIN 2010
* complex proces van aanvaarding en goedkeuring van facturen
* verificatieprocedures t.a.v. interne begunstigden vergen soms uitstel
* bekomen van facturen dicht tegen of op de vervaldag
Men geeft ook mee dat aan geen enkele leverancier nalatigheidsinteresten moet worden
uitgekeerd. Dit bewijst dat de overschrijdingsduur in het algemeen zeer kort bleef.
Welzijn, volksgezondheid en Gezin
Deze cijfers bevatten ook betalingen van subsidies en dotaties.
De voornaamste oorzaken zijn het opstarten van ORAFIN, het feit dat er voor de leverancier
een sociale of fiscale inhoudingsplicht is, dat de dienst Geschillen moet tussenkomen, facturen
die te laat worden ingediend, en vergissingen bij het invoeren van de factuur.
Enkele initiatieven zijn :
* Via rapportering preventieve controles doen op mogelijke obstakels (bv sociale
inhoudingsplicht, rekeningnummers) bij de facturen die bijna gaan vervallen.
* Aansporen van de dossierbehandelaars om de dossiers tijdig in te dienen
* Meer aandacht besteden aan correcte registratie in Orafin.
LXX
Bijlage 11 : Samenvatting parlementaire vragen van de Federale overheid met betrekking
tot het betalingsgedrag – periode 2007-2012
1. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0101 - Zittingsperiode : 53: Peter Logghe, VB,
aan minister voor ondernemen en vereenvoudigen
Vraag op 11/03/2011: Blijkbaar waren de Vlaamse verwijlinteresten 2,39 miljoen euro.
Antwoord op 02/08/2011: Er is stipter betaald door federale overheid, sinds relanceplan in
2009. De meest recente cijfers van de FOD Begroting tonen aan dat federale overheidsfacturen
die wettelijk binnen de 50 dagen moeten worden betaald in april 2011 gemiddeld binnen de 39
dagen werden betaald. In januari 2009 was dit nog gemiddeld 47 dagen. Het percentage te laat
betaalde facturen bedroeg in april 2011 gemiddeld 18%, in januari 2009 was dit 28%.
FOD Begroting April 2011 Januari 2009
Wettelijke
betalingstermijn
50 dagen 50 dagen
Effectief betaald
(gemiddeld)
39 dagen 47 dagen
% te laat betaalde
facturen
18% 28%
2. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0121 - Zittingsperiode : 53: Annick Ponthier,
VB, aan minister van landsverdediging
Vraag op 02/02/2011: Defensie moest in 2009 1,8 miljoen euro aan verwijlinteresten
betalen. Dit is 0,2% van het totaal te betalen bedrag.
Antwoord op 09/03/2011: Ik verwijs het geachte lid naar het antwoord dat geleverd werd op
7 december 2010 op de vraag nr. 52 van de heer volksvertegenwoordiger Theo Francken
(Vragen en Antwoorden, Kamer, 2010-2011, nr. 010, blz. 47). Het jaar 2010 werd
vervolledigd met de betalingen tot 31 december 2010. Zie die tabel.
3. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0052 - Zittingsperiode : 53: The Francken,
NV-A, aan landsverdediging.
LXXI
Vraag op 29/02/2010: zelfde als vraag 2. + Wat is de aanpak die het departement hanteert
om deze verder te beperken in de toekomst?
Antwoord op 08/12/2010: In de tabel hieronder vindt u de gegevens voor de voorbije vijf
jaar, inclusief 2010 (toestand tot 30 september 2010), betreffende het bedrag van de betaalde
verwijlintresten per jaar en het percentage welk dit vertegenwoordigde tegenover het totaal
betaalde bedrag.
Het huidige bedrag aan verwijlintresten voor 2010 is minder dan de helft van de voorgaande
jaren en is het resultaat van de nieuwe applicatie SIBIS2 voor het opvolgen van de facturen.
Daardoor werd de behoefte voor 2010 van 1,75 miljoen euro tot 1 miljoen euro
teruggebracht.
Voor het komende jaar 2011 wordt dan hetzelfde bedrag als in 2010 voorzien. De betrokken
diensten binnen het departement voeren de vereffenings- en ordonnanceringsverrichtingen
met spoed uit maar eveneens met respect voor de regels van interne controle die de
terbetalingstelling van openbare uitgaven beheersen. Naast de optimalisatie van de interne
processen, die gepaard gaat met een permanente sensibilisering van de actoren die
betrokken zijn in de verwervingscyclus, kan ook het project FEDCOM een perspectief
bieden op een beter respect van de betalingstermijnen voorzien in de wetgeving op de
overheidsopdrachten.
Jaar Betaling verwijlinteresten (in miljoenen
euro)
Percentage
2006 1,76 0,24
2007 1,50 0,24
2008 1,75 0,24
2009 1,80 0,21
2010 0,75 0,13
4. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0025 - Zittingsperiode : 53: Peter Logghe, VB,
aan begroting en administratieve vereenvoudiging.
Vraag op 28/02/2012: hoe is het betalingsgedrag geëvolueerd, op federaal niveau?
Geen antwoord
5. Bulletin nr : B053 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0141 - Zittingsperiode :
53: Peter Logghe, VB, aan Vice-eersteminister en minister van Financiën en
Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken.
LXXII
Vraag op 18/01/2012: zelfde vraag als vorige.
Antwoord op 27/02/2012: Ik beschik niet over de gegevens betreffende betaalde
verwijlinteresten van de verschillende federale overheidsdiensten. Het bedrag van de
verwijlinteresten aangerekend op de begroting van de FOD Financiën bedroeg “zie tabel”.
De FOD Financiën streeft ernaar haar facturen tijdig te betalen. Door de introductie in 2011
van het systeem FEDCOM is een vergelijking met het verleden in de evolutie moeilijk te
maken. In 2011 kent de evolutie van de onbetaald gebleven facturen een dalend verloop. Voor
verdere informatie over de andere overheidsdiensten, verwijs ik het geachte lid naar mijn
collega, de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging (Vraag nr. 25 van 28
februari 2012). werd niet beantwoord
Jaar Verwijlinteresten (in
euro)
2007 209.857,76
2008 445.646,25
2009 132.277,38
2010 63.744,11
2011 19.810,60
6. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0478 - Zittingsperiode : 52: Michel Doomst,
CD&V, aan Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele
Hervormingen.
Vraag op 18/05/2009: Verschillende takelbedrijven worden door parketten en politiezones
gevraagd om gerechtelijke takelwerkzaamheden uit te voeren. De overheidsinstanties blijken
echter zeer slechte betaaltermijnen te hebben. Bepaalde bedrijven zouden nog wachten op
achterstallige rekeningen van 150.000 euro, waarbij er facturen zijn die dateren van 2004. Als
antwoord op herinneringsbrieven en aangetekende zendingen wordt er gereageerd met "er zijn
momenteel geen middelen beschikbaar om uw facturen te betalen.". De betalingstermijn is
nochtans vastgelegd op 50 dagen. Op de website van de minister kan je deze wanpraktijken wel
melden. 1. Bevestigt u deze toestand? 2. Aan welke oplossingen wordt gedacht om deze
toestand te verhelpen? 3. Hoeveel euro aan achterstallige/openstaande rekeningen bij
particulieren hebben de parketten enerzijds en de federale politie anderzijds? 4. Hoeveel
bedrijven hebben nog een openstaande factuur die door de parketten en de federale politie moet
betaald worden? 5. Hoeveel meldingen heeft u via uw contactformulier reeds ontvangen?
LXXIII
Antwoord op 08/06/2009: er wordt gewezen op het feit dat dit onder de bevoegdheid van de
Minister van Justitie valt.
Dezelfde vraag werd gesteld aan minister van ondernemen en vereenvoudigen op zelfde datum.
Antwoord op 29/06/2009:
1. Ik kan bevestigen dat er op het meldpunt laattijdige betalingen van facturen door de overheid
op de site www.Quickonomie.be inderdaad klachten werden ontvangen van takelbedrijven die
verwijzen naar openstaande facturen bij parketten en politiezones waarvan de oudste dateren
van 2004 en 2005.
2. Er wordt gewezen op voorstel van tijdige betaling in economische relanceplan en ook op de
omzendbrief van 16 maart 2009. Daarnaast werd op federaal niveau een factuurcel opgericht
omd e betaling van facturen door FOD’s te monitoren. Tevens wordt verwezen naar rapport van
Graydon in 2009 dat een verbetering aantoont.
Meer specifiek wat betreft de takelbedrijven en hun achterstallige facturen bij parketten en
politiezones heb ik de ontvangen meldingen doorgestuurd naar de bevoegde ministers om hem
dit probleem aan te kaarten. 3 en 4. De details over het aantal euro aan
achterstallige/openstaande rekeningen van particulieren bij de parketten en federale politie en
het aantal bedrijven met een openstaande factuur bij de parketten en federale politie vallen niet
onder mijn bevoegdheid. 4. Tot nu toe werden er twee meldingen ontvangen wat betreft
achterstallige facturen van takelbedrijven bij parketten en politiezones.
7. Bulletin nr : B063 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0611 - Zittingsperiode :
52: Renaat Landuyt, SP.A., aan Minister van Justitie.
Vraag op 21/04/2009: Vorig jaar was er bericht (grappig en schrijnend) dat wegens het niet
tijdig betalen van de factuur voor het toiletpapier in de rechtbank van Brugge iedereen voortaan
zijn eigen papier diende mee te brengen. Typisch voor malaise qua betalingsgedrag binnen
departement Justitie. Uw voorganger Jo Vandeurzen kondigde in commissie van 12 feb 08
beterschap en structurele maatregelen aan (nieuwe procedure en informaticasysteem). Nu zijn
we meer dan een jaar later. 1. a) Werd de factuur voor het toiletpapier in de rechtbank in Brugge
reeds betaald? b) Zo ja , wanneer precies en hoe lang heeft de leverancier uiteindelijk op zijn
betaling moeten wachten? c) Zo neen, waarom niet en wanneer zal deze worden betaald? 2. Wat
is de gemiddelde doorlooptijd van de facturen die op het departement Justitie binnen komen?
Antwoord op 13/07/2009: 1 a),b),c) : In de Kamercommissie Justitie heeft Minister Vandeurzen
op 12 februari 2008 uitvoerig belicht hoe het incident in de rechtbank te Brugge is behandeld. In
dit verband volstaat het dan ook te verwijzen naar desbetreffend verslag. De betrokken
LXXIV
verantwoordelijken zowel binnen de rechtbank te Brugge als binnen het centraal bestuur hebben
destijds onmiddellijk de nodige maatregelen genomen. Wat het concrete voorval betreft moet
opgemerkt dat noch de betrokken rechtbank, noch betrokken schuldeisers ter zake enige
aanmaningen hebben gedaan. Tenslotte dient aangestipt dat onder andere dit voorval inderdaad
de aanzet is geweest van een substantiële inspanning om achterstanden weg te werken en om
een betere opvolging te garanderen van de werkingskosten.
2. De afhandeling van de facturen in de FOD Justitie neemt intern gemiddeld 24,3 dagen in
beslag. Daaraan moet een gemiddelde termijn van 21,9 dagen worden toegevoegd voor de
uitvoering van de betalingen buiten de FOD, door toedoen van de controlediensten, de FOD
Financiën en de financiële instellingen.
FOD Justitie (2009) Interne afhandeling facturen Uitvoering van de betaling buiten de
FOD
Gemiddeld aantal dagen 24,3 21,9
8. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0118 - Zittingsperiode : 52: Philippe Henry,
ECOGRO, aan Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en
Wetenschapsbeleid
Vraag op 05/05/2009: Veel klachten over laattijdig betalen door federale overheid.
1. Hoeveel bedroeg de totale som van de openstaande facturen bij de FOD Economie a) op 31
december 2008; b) op 31 januari 2009? 2. a) Hoeveel facturen werden door de FOD te laat
betaald in de periode januari 2008 - januari 2009 (kan u thans de cijfers opsplitsen per maand)?
b) Met hoeveel dagen werd de betaaldatum gemiddeld overschreden? 3. Welk totaalbedrag
vertegenwoordigden de facturen die niet binnen de gestelde termijn betaald werden? 4. a) Hoe
lang moest een dienstverlener in de periode januari 2008 - januari 2009 gemiddeld wachten
voor zijn facturen door de FOD betaald werden? b) Kan u die cijfers opsplitsen per maand? 5.
Wat waren de meerkosten voor de FOD als gevolg van de laattijdige betaling van facturen:
boeten, nalatigheidsintresten, eventuele invorderingskosten, enz.? 6. a) Zijn er al leveranciers
overgegaan tot de gerechtelijke invordering van niet betwiste facturen? b) Zo ja, voor welke
bedragen? c) Werden er reeds vonnissen geveld in het nadeel van de Belgische Staat over
facturen die niet vereffend werden door de FOD? 7. Wat waren de oorzaken van de laattijdige
betalingen? 8. Welke maatregelen heeft u getroffen opdat facturen voortaan tijdig betaald
worden?
LXXV
Antwoord op 18/05/2009: De FOD Economie bereidt momenteel binnen het FEDCOM-project
de implementatie van een nieuw boekhoudsysteem voor, dat op 1 januari 2010 operationeel
moet zijn. Het huidige boekhoudsysteem biedt niet de mogelijkheid om op alle vragen tot in de
laatste details te antwoorden. De antwoorden op de vragen 2, 3 en 4 slaan op een periode van 7
maanden in 2008, gebaseerd op een eenmalige, maar zeer uitgebreide steekproef die eind 2008
werd verricht in het kader van een onderzoek naar de betalingstermijnen. Deze cijfergegevens
zijn zeker representatief voor het hele jaar.
1 en 2. zie tabellen
FOD Economie Totaalbedrag openstaande facturen
31/12/2008 €6.293.230,71
31/01/2009 €2.981.332,86
Maand (2008) Aantal facturen Gemiddelde overschrijding (in dagen)
April 143 6
Mei 294 13
Juni 265 14
Juli 518 17
Augustus 451 25
September 444 31
Oktober 334 24
November 131 19
Gemiddelde overschrijding op jaarbasis: 22 dagen
3. Het totaalbedrag van de te laat betaalde facturen: zie tabel hieronder
Maand (2008) Bedrag (€)
April 279.876,22
Mei 400.802,74
Juni 1.431.817,69
Juli 2.922.577,74
Augustus 2.296.035,83
September 3.876.463,00
Oktober 12.412.998,34
November 120.204,93
LXXVI
4. De gemiddelde wachttijd voor de leverancier bedroeg 69 dagen voor facturen betaalbaar
binnen 50 dagen, en 55 dagen voor facturen betaalbaar binnen 30 dagen, als volgt uitgesplitst:
Maand (2008) Facturen 50 dagen (in dagen) Facturen 30 dagen (in dagen)
April 5 7
Mei 12 13
Juni 15 13
Juli 19 14
Augustus 18 33
September 32 30
Oktober 31 18
November 21 18
5. De FOD Economie betaalde in het boekjaar 2008 in totaal € 50.181,15 aan verwijlintresten.
6. Er zijn geen gerechtelijke invorderingen gebeurd noch vonnissen geveld voor niet betwiste
facturen.
7. Diverse oorzaken. Vertragingen in het administratief goedkeurings- en behandelingscircuit
van de facturen is een van de belangrijke oorzaken. In 2008 hebben andere factoren buiten de
wil van de administratie om gezorgd voor extra vertragingen in tal van betalingsdossiers.
Vooral begrotingsperikelen zijn hieraan debet, zoals het regime van de voorlopige kredieten , de
laattijdige stemming van het aanpassingsblad bij de begroting 2008 en moeilijkheden inzake
verhoging van de kredietplafonds van organieke begrotingsfondsen.
8. Er werden in december 2008 interne richtlijnen opgesteld en verspreid binnen de
administratie om de procedures inzake goedkeuring en behandeling van facturen sneller te laten
verlopen. Gelijktijdig daarmee heeft het Participatiefonds op mijn initiatief een nieuw financieel
product ontwikkeld, Casheo, dat beschikbaar is sinds 4 maart 2009. Dit product stelt zich tot
doel de schuldvorderingen die KMO's hebben op overheidsinstellingen, parastatalen en
vennootschappen waarin de overheid meerderheidsaandeelhouder is, te mobiliseren. Concreet
geeft de kleine ondernemer zijn vorderingen in pand door de originele facturen te endosseren
aan order van het Participatiefonds, waarna deze via Casheo een voorschot van 80% op deze
facturen uitbetaalt.
9. Bulletin nr : B061 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0081 - Zittingsperiode :
52: Thérèse Snoy et d'Oppuers, ECOGRO, aan Staatssecretaris voor Mobiliteit,
toegevoegd aan de eerste minister.
LXXVII
Vraag op 30/03/2009: zelfde vraag als hiervoor (1 t.e.m. 8)
Antwoord op 18/05/2009:
1. a) De totale som van openstaande (niet geordonnanceerde) facturen voor het jaar 2008
bedroeg op 1 januari 2009 ongeveer 0,7 miljoen euro. b) Op 31 januari bedroegen deze
openstaande facturen ongeveer 0,2 miljoen euro.
2. a)
Maand
Aantal
Facturen
Januari 93
Februari 116
Maart 76
April 50
Mei 64
Juni 64
Juli 23
Augustus 44
September 29
Oktober 79
November 59
December 82
TOTAAL 779
b). De gemiddelde duur van de overschrijding van de wettelijk vastgestelde vervaldag inzake
betalingen bedroeg 16 dagen.
3. Het totaal bedrag van de facturen en schuldvorderingen waarvan de reglementaire
betalingstermijn verstreken is, beloopt 6.664 k euro en 2008. Verdeling per maand in k euro :
Maand
Bedrag facturen waarvan betalingstermijn is
overschreden (x €1000)
Januari 571
Februari 413
Maart 655
LXXVIII
April 1.046
Mei 607
Juni 390
Juli 1.661
Augustus 315
September 90
Oktober 345
November 149
December 422
TOTAAL 6.664
4. De gemiddelde termijn dat een schuldeiser van onze FOD tussen januari 2008 en januari
2009 op een betaling moest wachten, bedraagt 42 dagen, berekend op basis van de termijn die is
verstreken tussen de ontvangstdatum van een factuur of schuldvordering en de datum van
betaling. Gemiddelde per maand:
Maand
Gemiddelde wachttermijn voor schuldeiser (in
dagen)
Januari 46
Februari 51
Maart 42
April 37
Mei 42
Juni 38
Juli 34
Augustus 36
September 33
Oktober 42
November 42
December 49
Januari
(2009) 48
5. Er werden gedurende het jaar 2008 geen verwijlintresten betaald.
LXXIX
6. Er werden geen rechtszaken aangespannen tegen de FOD Mobiliteit en Vervoer.
7. De facturen worden gedecentraliseerd door de verschillende beheersdiensten in ontvangst
genomen, ingevoerd in de databank en geverifieerd in het kader van de vereffeningsprocedure.
De ordonnancering (overzending van de ordonnantiebestanden aan het CIV van de Thesaurie)
gebeurt door de Stafdienst Begroting en Beheerscontrole na controle op de regelmatigheid en
correctheid. Na de aanvaarding van de ordonnantiebestanden door de Thesaurie gebeuren nog
de controles door de Controle van de vastleggingen en het Rekenhof, gevolgd door het
technisch visum van het Rekenhof en de tussenkomst van de Thesaurie bij de Financiële Post of
de Nationale Bank. De meeste laattijdige betalingen hebben te maken met de lange procedure
van controles en tussenkomsten door diverse instanties. Op het einde van het jaar komt daar nog
de afsluitingsdatum van de ordonnanceringsverrichtingen van de Thesaurie bij, die meestal
midden december valt.
8. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de monitoring van de uitgaven door middel
van een maandelijkse opvolging van het gebruiksritme van de vastleggings- en
ordonnanceringskredieten. Het stipt opvolgen van deze gegevens laat immers toe een situatie te
vermijden waarbij onvoldoende kredieten een belangrijke vertraging bij de uitvoering van de
betalingen zouden veroorzaken. Een systeem van prestatiemeting via boordtabellen werd
eveneens ingevoerd ten einde de regelmatige afhandeling van de betalingsprocedure te kunnen
opvolgen. Hierbij worden strikte tijdsnormen opgelegd. Er wordt ook gezocht naar de oorzaken
van de vertragingen. Door middel van vergaderingen en via briefwisseling/e-mail worden de
verantwoordelijke diensten regelmatig aangespoord om de ontvangen facturen tijdig te
vereffenen. Uiteraard kunnen de maatregelen enkel opgelegd worden aan de diensten die binnen
de FOD werken, dit terwijl een gedeelte van de betaalprocedure zich buiten de FOD afspeelt
(zie antwoord op vraag 7).
10. Bulletin nr : B061 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0082 - Zittingsperiode :
52: Tinne Van der Straeten, ECOGRO, aan Minister van Klimaat en energie
Vraag op 30/03/2009: Dat facturen niet tijdig worden betaald door de federale overheid is een
oud zeer. Het gaat niet alleen om levering van goederen, maar ook om diensten geleverd door
deskundigen, enzovoort. 1. a) Hoeveel bedroeg de totale som van openstaande facturen bij DG
Milieu op 31 december 2008? b) Hoeveel op 31 januari 2009? 2. a) Hoeveel facturen werden te
laat betaald door de DG Milieu in de periode januari 2008 - januari 2009 (gelieve de cijfers op
te splitsen per maand)? b) Wat was de gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum?
3. Welk totaalbedrag vertegenwoordigden de facturen die te laat betaald werden (ook per
LXXX
maand) ? 4. Hoe lang moest een leverancier, deskundige, enzovoort gemiddeld wachten in de
periode januari 2008 - januari 2009 opdat de facturen door de DG Milieu betaald werden
(gelieve de cijfers op te splitsen per maand, januari 2007 - januari 2008)? 5. Wat was de
meerkost voor de DG Milieu als gevolg van de laattijdige betaling van facturen: boetebedingen,
intresten, eventueel invorderingskosten, enzovoort (gelieve de cijfers op te splitsen per maand,
januari 2008 - januari 2009)? 6. a) Zijn leveranciers al overgegaan tot gerechtelijke invordering
van niet betwiste facturen? b) Zo ja, voor welke bedragen? c) Zijn er reeds vonnissen geveld in
het nadeel van de Belgische Staat over facturen onder de bevoegdheid van de DG Milieu ? 7.
Welke waren de oorzaken van de laattijdige betalingen? 8. Welke maatregelen heeft u getroffen
om er voor te zorgen dat nu een einde wordt gemaakt aan deze laattijdige betaling?
Antwoord op 29/06/2009: De hierna vermelde elementen van antwoord hebben betrekking op
de volledige begroting van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu, waarvan het DG Leefmilieu een onderdeel is.
1. De facturen, die op de stafdienst Budget en Beheerscontrole, Logistiek waren ingediend op
datum van 31 december 2008 en waarvoor geen ordonnancering werd uitgevoerd op 31/12
vertegenwoordigen een bedrag van 21.365.598 euro. Bij het merendeel van deze facturen was
de wettelijke betalingstermijn niet verstreken : het betrof 24 facturen in vertraging voor een
totaal bedrag van 2.111.446 euro. Op 31 januari 2009 was van dit openstaande bedrag van
21.250.752 euro vereffend.
Stafdienst budget en beheerscontrole Bedrag openstaande
facturen (euro)
Aantal facturen
in vertraging
Vereffend
31/12/2008 21.365.598 24
31/01/2009 21.250.752
2. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ontvangt op
jaarbasis ongeveer 30.000 facturen. In 2008 bedroeg de doorlooptijd 21 dagen. In 2008 waren er
116 facturen die de 50 dagen termijn overschrijden.
maand aantal
gemiddelde overschrijding (in
dagen)
Januari 0 0
Februari 24 20
Maart 0 0
April 1 4
Mei 41 1
LXXXI
Juni 12 17
Juli 1 12
Augustus 13 4
September 10 49
Oktober 13 21
November 1 14
December 0 0
TOTAAL 116 16
3. Het totaal bedrag van facturen, die niet volledig binnen de wettelijk termijn zijn betaald
bedraagt 2.256.587,82 EURO als volgt geventileerd per maand.
Maand
Bedrag (in
euro)
Januari 0
Februari 7.113,68
Maart 0
April 17.255,67
Mei 3.334,20
Juni 90.830,72
Juli 26.140,00
Augustus 467,55
September 852.028,00
Oktober 1.160.418,00
November 99.000,00
December 0
TOTAAL 2.256.587,82
4. Er werd een bedrag van 5.560,53 euro vereffend aan verwijlintresten.
5. In 2008 zijn er 2 rechtszaken geweest wegens laattijdig betalen van niet betwiste facturen.
6. Het laattijdig doorsturen door de betrokken diensten van de door hen ontvangen facturen is
de voornaamste oorzaak. Als piloot in FEDCOM heeft de stafdienst BBc-Logistiek periodes
gekend in 2008 waarbij bijna de ganse dienst in opleiding was.
LXXXII
7 en 8. Vanaf 1 januari 2009 is binnen de FOD, FEDCOM in werking getreden . Dit betekent in
principe dat er een beter opvolgingssysteem is van de binnenkomende facturen, waardoor
laattijdige betaling van niet betwiste facturen tenslotte zal kunnen vermeden worden .
11. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0091 - Zittingsperiode : 52: Peter Logghe, VB,
aan Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid.
Vraag op 06/04/2009: Achterstand van betaling facturen waarvan de verschillende overheden
(lokale, regionale, provinciale en federale) schuldenaar zijn?
Antwoord op 11/05/2009: Voor de FOD Economie werden in 2008 voor een totaal bedrag van
40.698.466 euro facturen te laat betaald (extrapolatie op basis van precieze cijfers over 7
maanden). Ongeveer 2 op 3 facturen werden uitbetaald met vertraging ten opzichte van de
wettelijke betalingstermijnen. De gemiddelde vertraging van de laattijdige betalingen beliep
ongeveer 21 dagen. De oorzaken van de laattijdige betalingen zijn van diverse aard.
Vertragingen in het administratief goedkeurings- en behandelingscircuit van de facturen is één
van de belangrijke oorzaken. In 2008 hebben andere factoren buiten de wil van de administratie
gezorgd voor extra vertragingen in tal van betalingsdossiers. Vooral begrotingsperikelen zijn
hieraan debet, zoals het regime van de voorlopige kredieten, de laattijdige stemming van het
aanpassingsblad bij de begroting 2008 en moeilijkheden inzake verhoging van kredietplafonds
van organieke begrotingsfondsen. De Regering heeft in het kader van het Herstelplan
ondermeer beslist om alvast de betalingstermijn van de federale overheid ten opzichte van zijn
leveranciers te verkorten. Daarnaast heeft het Participatiefonds, waarover ik de voogdij
uitoefen, een nieuw product ontwikkeld, Casheo, dat de liquiditeitsproblemen waarmee KMO's
momenteel kampen, moeten wegnemen. Dit product wil de schuldvorderingen die KMO's
hebben op overheidsinstellingen, parastatalen en vennootschappen waarin de overheid
meerderheidsaandeelhouder is, mobiliseren. Concreet geeft de kleine ondernemer zijn
vorderingen in pand door de originele facturen te endosseren aan order van het
Participatiefonds, waarna deze via Casheo een voorschot van 80% op deze facturen uitbetaalt.
Wat de FOD Economie betreft werden zoals hiervoor vermeld inderdaad (te) veel facturen
laattijdig betaald, zij het dat de vertragingen relatief beperkt bleven en zelden meer dan 30
dagen bedroegen. De FOD heeft ondertussen de nodige maatregelen genomen om de
betalingstermijnen van haar facturen nog verder te reduceren en in elk geval de wettelijke
termijnen te kunnen respecteren. In dat opzicht werd naast een aantal maatregelen van interne
organisatie onder meer : - de ontvangst van facturen gecentraliseerd op één adres ten einde een
efficiëntere opvolging te kunnen organiseren; - een specifiek betalingscircuit gecreëerd voor
LXXXIII
repetitieve facturen; - de ontvangstdatum , welke bepalend is voor de start van de wettelijke
betalingstermijn, consequent geregistreerd; - het goedkeuringsproces voor facturen 5.500 euro
vereenvoudigd.
12. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0088 - Zittingsperiode : 52: Maxime Prévot,
CDH, aan Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid.
Vraag op 03/04/2009: Volgens het Participatiefonds zou naar schatting 25 procent van de
faillissementen te wijten zijn aan onbetaalde facturen. Vaak zijn de wanbetalers echter
overheidsinstellingen. Volgens de statistieken die het Participatiefonds op 4 maart 2009
bekendmaakte, zou 23 procent van de overheidsschulden pas meer dan negentig dagen na de
uiterste betalingsdatum worden vereffend. Sinds begin maart 2009 stelt het Participatiefonds, op
uw initiatief, een lening voor om de kmo's te helpen het hoofd boven water te houden wanneer
overheidsdiensten nalaten hun facturen te betalen. Casheo werkt als een kaskrediet: 80 procent
van het verschuldigde bedrag wordt ter beschikking gesteld van de op zijn geld wachtende
ondernemer. Op die lening is echter wel een intrest van 4,3 procent verschuldigd. Om deze
steunmaatregel te kunnen genieten, moeten bedrijven én facturen bovendien aan een aantal
voorwaarden voldoen: - de onderneming mag niet meer dan vijftig werknemers tewerkstellen; -
de jaaromzet of globale omzet mag niet meer bedragen dan 10 miljoen euro; - de facturen
moeten betrekking hebben op bedragen van minimaal 2.500 euro. Casheo biedt een
kredietfaciliteit en vormt een oplossing voor de ondernemingen, in die zin dat er liquide
middelen ter beschikking worden gesteld waarover de onderneming - als gevolg van het
uitblijven van de betaling van de openstaande facturen - misschien niet (in voldoende mate)
zou beschikken. Ondernemingen met liquiditeitsproblemen helpen is nog belangrijker in tijden
van economische crisis. Dat ze intresten moeten betalen aan een overheidsinstelling voor de
invordering van een factuur waarvan de schuldenaar een andere overheidsinstelling is, zet
echter begrijpelijkerwijze kwaad bloed bij de ondernemingen en zelfstandigen. Bovendien doet
Casheo louter aan symptoombestrijding en wordt er niet nagegaan waarom de overheid haar
facturen niet op tijd betaalt. 1. Vindt u het logisch dat de overheid door middel van
uitzonderlijke overbruggingskredieten de symptomen bestrijdt, maar niet de oorzaken aanpakt?
2. Zou de overheid niet gewoon correct haar schulden moeten betalen?
Antwoord op 27/04/2009: In de huidige economische context wou ik, binnen de grenzen van
mijn bevoegdheden, de KMO's op een betekenisvolle wijze helpen door de bestaande
instrumenten binnen het Participatiefonds verder uit te breiden. Het opzet is de problemen rond
kredietverlening uit de wereld te helpen met het Startersfonds 2, het nieuwe product INITIO, de
LXXXIV
kredietbemiddelaar en ten slotte Casheo. Ik wens eraan te herinneren dat de KMO's de
ruggengraat vormen van onze economie. 97% van alle ondernemingen in België zijn KMO's.
Net zij worden het meest blootgesteld aan de crisis. Daarom is het noodzakelijk maatregelen te
nemen die zich specifiek tot hen richten. Net als in het buitenland zijn in België verschillende
relanceplannen ontwikkeld. Het is nog te vroeg om de echte weerslag van deze plannen op de
economie te kennen. In deze context heeft de Regering 400 miljoen euro vrijgemaakt om ervoor
te zorgen dat de overheid haar schulden aan ondernemingen versneld zou kunnen afbetalen.
Deze maatregel is trouwens ook opgenomen in het federale relanceplan. Als Minister van
KMO's heb ik met mijn voorstellen om de schulden van de overheid tegenover haar privé-
schuldeisers sneller te betalen, niet gewacht tot de crisis ten volle uitbarstte. Dit was al één van
de maatregelen van het KMO-Plan dat binnen de Regering werd besproken sinds de lente van
vorig jaar en dat uiteindelijk werd goedgekeurd in oktober 2008. Op 4 maart heeft het
Participatiefonds op mijn vraag Casheo gelanceerd. Met dit instrument wil ik KMO's helpen
wanneer hun financiële situatie danig verslechtert door niet-betaalde schuldvorderingen
tegenover overheidsinstellingen en parastatalen. De criteria om in aanmerking te komen voor
deze vorm van financiering, en die u te streng vindt, zijn dezelfde criteria die Europa hanteert in
haar definitie van een kleine onderneming. Dit instrument brengt zeker een kost met zich mee
voor de onderneming, maar het is een veel lagere kost dan de intresten op kaskredieten of op
kortlopende kredieten die worden verstrekt door de banken. Ik kan enkel beamen dat de ideale
oplossing erin zou bestaan dat de overheidsinstellingen en de parastatalen hun schulden tijdig
zouden betalen, zeker in een tijd van economische crisis. Aangezien ik niet bevoegd ben voor
de overheidsbegroting, is het spijtig genoeg niet aan mij hierover een regelgeving uit te
vaardigen. Ik weet dat deze beslissing het probleem niet bij de wortel aanpakt maar KMO's
krijgen hierdoor wel een instrument in handen die hen als motor van onze economie een snelle
en efficiënte tussenoplossing aanbiedt. Voor het overige kan ik u enkel uitnodigen mijn collega
belast met de Begroting hierover verder te ondervragen.
13. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0019 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, N-
VA, Vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken
Vraag op 12/02/2009: 1. Hoeveel bedroeg op 1 januari 2009 de totale som van openstaande
facturen bij uw departement voor het jaar 2008? 2. a) Bevinden zich onder deze openstaande
facturen ook facturen die eigenlijk in 2008 betaald hadden moeten worden, maar waarvan de
betaling werd doorgeschoven naar 2009? b) Zo ja, om hoeveel doorgeschoven facturen gaat het
en om welk bedrag? 3. a) Hoeveel facturen werden te laat betaald door uw departement in 2008,
LXXXV
met andere woorden hoeveel bedragen de achterstallen voor 2008 (aantal facturen en gehele
som)? Hoe verhoudt dit zich tot 2007? b) Wat was in 2008 de gemiddelde duur van
overschrijding van de betaaldatum? 4. Hoelang moest een leverancier, deskundige, enzovoort
gemiddeld wachten in 2008 opdat de facturen betaald werden? 5. Wat was de meerkost als
gevolg van de laattijdige betaling van facturen voor uw departement: boetebedingen,
verwijlintresten, eventueel invorderingskosten, enzovoort? 6. Wat waren de oorzaken van de
laattijdige betalingen?
Antwoord op 15/06/2009: 1. Er is geen betalingsachterstand voor wat betreft de facturen van
2008 om volgende redenen: 1) het ankerprincipe werd niet meer toegepast in 2008 waardoor
achterstanden zoals geregistreerd in voorgaande jaren vermeden werden; 2) de uitgaven in 2008
zijn ronduit hoger dan deze in 2006 en 2007. 2. Zie hierboven. 3. a) Niet van toepassing. b)
Er is geen gemiddelde overschrijdingsduur. 4. Minder dan 50 dagen gemiddeld. 5. Er was geen
meerkost. 6. Niet van toepassing.
14. Bulletin nr : B054 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0280 - Zittingsperiode :
52: Jan Jambon, aan Vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Vraag op 12/02/2009: zelfde vraag als hiervoor
Antwoord op 06/04/2009: 1. Op 1 januari 2009 stond een bedrag open aan geregistreerde,
onbetaalde facturen m.b.t. 2008 van 21.365.598 euro. Voor het merendeel van deze facturen
was op voornoemde datum de wettelijke betalingstermijn niet verstreken. Het totaal aantal
geregistreerde facturen met datum van 15 november 2008 en vroeger, die 31 december 2008
nog niet in betaling gesteld, was gelijk aan 24 facturen, voor een totaalbedrag van 2.111.446
euro.
2. Met het oog op de inwerkingtreding van FEDCOM op 1 januari 2009, werd door de
Stafdienst Budget Beheerscontrole - Logistiek een extra inspanning geleverd om zoveel
mogelijk facturen in betaling te stellen zolang dit door de richtlijnen van de FOD BBc werd
toegestaan. Dit heeft voor gevolg dat tot half december continu facturen werden
geordonnanceerd, en hierdoor blijven nu enkel facturen over waarvan de wettelijke
betalingstermijn niet is overschreden.
3.a) In 2008 werd voor 106 facturen de termijn van 50 dagen overschreden. Het gaat om een
totaalbedrag van 2.215.370 euro. In 2007 werden meer dan 10.000 facturen te laat betaald : de
voornaamste reden van de vertraging in het betalingsverkeer was het principe van de
onderbenutting van de kredieten, dat een effect had op het gehele begrotingsjaar: in het begin
LXXXVI
van het jaar dienden immers de overdrachten verwerkt te wijten aan het ankerprincipe van 2006
en nadien was er al vrij snel een nieuwe maatregel van onderbenutting, hetgeen voor vicieuze
cirkel zorgde.
3.b) De gemiddelde duur van overschrijding betreffende deze 106 facturen was 16 dagen, dus
66 dagen i.p.v. 50 dagen
4. De gemiddelde doorlooptijd van de facturen m.b.t. 2008 bedroeg 21 dagen. Deze
doorlooptijd betreft de doorlooptijd vanaf het moment dat de facturen aan de Stafdienst Budget
Beheerscontrole- logistiek werden doorgestuurd.
5. Het totaal bedrag betaald in 2008 aan verwijlintresten bedraagt 5.560,53 euro voor 14
dossiers.
6. Het laattijdig doorsturen door de betrokken diensten van de door hen ontvangen facturen is
de voornaamste oorzaak.
B - FOD SOCIALE ZEKERHEID: 1en 2. De facturen worden betaald naarmate ze
binnenkomen bij de dienst BB, met inachtneming van de betalingstermijnen opgelegd door de
Thesaurie. Er is dus eigenlijk geen enkele achterstand meer. De Thesaurie had de uiterste datum
van betaling vastgelegd op 15 december 2008 en na deze datum ontving de FOD nog 390
facturen voor een bedrag van 4.454.976 ¤. 3. Er werden 2 facturen te laat betaald in 2008. Deze
facturen vertegenwoordigen een bedrag van 800.000 ¤. Ze werden betaald met een vertraging
van 10 dagen. Het aantal achterstallige betalingen in 2008 is in geen geval te vergelijken met
wat er in 2007 is gebeurd, aangezien er in 2008 aan de FOD Sociale Zekerheid geen enkele
onderschrijding van de begroting (ankerprincipe) werd opgelegd. 4. De betalingstermijn varieert
van 21 tot 47 dagen. 5. De FOD Sociale Zekerheid heeft 1.820,69 ¤ aan moratoire interesten
betaald voor de twee in punt 3 vermelde facturen. 6. Het bedrag van de facturen werd betwist.
De briefwisseling met de firma heeft de inbetalingstelling van deze facturen vertraagd.
15. Bulletin nr : B052 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0094 - Zittingsperiode :
52: Jan Jambon, N-VA, aan Minister van Migratie- en Asielbeleid.
Vraag op 29/01/2009: idem vorige vraag
Antwoord op 30/03/2009: 1. Zoals u wellicht weet is mijn bevoegdheid beperkt tot de
Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken, van de FOD BiZa en oefen ik de
voogdij uit over de DVZ, het CGVS en de RvV. Wat deze diensten betreft, bedraagt het bedrag
van de facturen met een factuurdatum van 2008 dat ingeschreven is vanaf 1 januari 2009
3.940.487 euro
LXXXVII
2. Het bedrag van de ingeschreven facturen met een factuurdatum van voor 1 oktober 2008
dateert bedraagt 261.395 euro. Het gaat hier om 665 facturen. Deze facturen moesten normaal
in 2008 betaald zijn.
3. In 2008 werden 3.161 van de 11.739 facturen laattijdig betaald. Het ging om een bedrag van
1.789.790 euro op een totaal van 21.469.450 euro. De gemiddelde betalingstermijn van de
facturen die met achterstand betaald worden bedraagt 165 dagen.
4. De gemiddelde termijn voor de betaling van een factuur bedraagt 100 dagen.
5. Het bestaande informaticasysteem van de FOD is niet uitgerust om automatisch selecties te
maken om de meerkosten van de laattijdige betalingen weer te geven. Bij de implementatie van
het Fedcom project bij het departement kunnen deze gegevens afzonderlijk beschikbaar zijn.
6. De oorzaken van de laattijdige betalingen in 2008 zijn de gevolgen van het ankerprincipe
2007 waar de betalingskredieten beperkt werden. Andere redenen die de laattijdige betaling
verklaren zijn de betwisting van de facturen, het verkeerde leveringsadres, de niet levering of de
gedeeltelijke levering van goederen of diensten.
16. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0123 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, N-
VA, aan Minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden.
Vraag op 29/01/2009: idem vorige vraag
Antwoord op 09/03/2009: Wat de Rijksdienst voor Pensioenen betreft, waren er in januari 2009
geen openstaande facturen voor het jaar 2008. Zowel in 2008 als in 2007 werden alle facturen
binnen de overeengekomen betalingstermijn betaald, na controle van de uitvoering van de
werken of na ontvangst van de levering. De facturen worden betaald tegen de vervaldatum die
gemiddeld tussen de 30 à 50 kalenderdagen na de factuurdatum ligt. Er waren in 2008 geen
meerkosten te wijten aan verwijlintresten, boetebedingen, enz. Er waren in 2008 geen laattijdige
betalingen Wat de PDOS betreft, zit er, volgens de gegevens waarover ik beschik, gemiddeld tot
25 dagen tussen de ontvangst van een factuur die werd goedgekeurd door de kredietbeheerders
en de datum van de effectieve betaling door de boekhoudkundige dienst. Alle facturen worden
betaald binnen de termijnen die worden voorzien door de leveranciers en andere
dienstverleners. Bijgevolg zijn er in 2008 geen verwijlintresten, boetes of invorderingskosten
betaald en werden er door de leveranciers geen gerechtelijke procedures aangespannen. Geen
enkele nog te betalen factuur werd overgedragen naar 2009. Ter conclusie kan dan ook gesteld
worden dat er voor de PDOS geen vertraging is in de betaling van facturen en erelonen.
Wat de POD Maatschappelijke Integratie betreft, kan ik u het volgende meedelen: 1) Op datum
van 24 december 2008, datum van sluiting van de burelen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, bleef
LXXXVIII
er bij de dienst Begroting van de POD Maatschappelijke Integratie in totaal voor een bedrag van
531.386,31 euro aan schuldvorderingen onbetaald, die ingevolge de drukke eindejaarsperiode
en de door de Thesaurie opgelegde eindejaarskalender niet tijdig konden in betaling gesteld
worden 2) In totaal betreft het 19 facturen. Uiteraard betreft het hier gevallen die in 2008
betaald hadden moeten of kunnen worden. De reden van niet-betaling in 2008 vindt zijn
oorsprong in de vrij complexe technische handelingen die de in betalingstelling bij de federale
overheid met zich brengt. Maar vooral weze eraan herinnerd dat de administratie van de
Thesaurie, zoals trouwens elk jaar het geval is, een eindejaarsbetaalkalender naar voren heeft
geschoven waarvan de departementen niet kunnen afwijken: deze impliceerde dat alle facturen
waarvoor de inbetalingstelling niet tegen 12/12/2008 's morgens elektronisch werd opgenomen
in hun database, onherroepelijk werden uitgesloten van een inbetalingstelling in 2008. Van een
voluntaristische doorschuiving naar 2009 is dus hoegenaamd geen sprake. Wel zullen deze
facturen ten laste van het budget 2009 betaald moeten worden, aangezien er vanaf 1 januari
2009, ingevolge de nieuwe comptabiliteitsreglementering bij de federale overheid, nog
uitsluitend met gesplitste kredieten kan worden gewerkt. 3)a) Vooraf dient opgemerkt dat de
POD Maatschappelijke Integratie pas op 1 januari 2007 volledige autonomie heeft verkregen.
Bij de opstart werd beslist om de POD in dezelfde comptabiliteitsomgeving te laten werken als
de andere sociale departementen, meer bepaald zoals de FOD Sociale Zekerheid die voorheen
instond voor het betalingsverkeer van de POD. Dit is niet zonder moeilijkheden gepaard
gegaan, ook niet op het vlak van de begrotingsuitvoering. Pas sinds 1 mei 2007 worden de
binnenkomende facturen centraal geregistreerd bij de dienst Begroting van het departement, en
dit met de bedoeling om in geval van problemen een opvolging beter mogelijk te maken.
Aangezien het een louter registratiesysteem betreft, wordt er niet bijgehouden binnen welke
termijn elke factuur wordt betaald. Een geïntegreerd opvolgingssysteem per factuur bestaat dus
(nog) niet. In dit verband kan ik u meedelen dat, met de overschakeling naar de FEDCOM-
comptabiliteitsomgeving op datum van 1 januari 2010, een dergelijke geïntegreerde opvolging
wél voorzien wordt. 3) b) In het kader van de Balanced scorecard worden er statistieken
bijgehouden over de gemiddelde betaaltermijnen. Hieruit blijkt dat, op basis van een
maandelijkse steekproef, de gemiddelde betalingstermijn in 2008 (dit is de termijn tussen de
datum van ontvangst van de factuur en de eigenlijke betaaldatum) 33 dagen bedraagt. Dit is
beduidend minder dan de reglementair voorziene termijn van 50 dagen. 4) Ik verwijs naar mijn
antwoord op vraag 3.b) hierboven. 5) In 2008 werd er in totaal een bedrag van 3.226,98 euro
aan verwijlintresten uitbetaald. Deze intresten hadden alle betrekking op facturen uit 2007,
waarvoor de betaling dus pas in 2008 heeft kunnen plaatsvinden. In 2007 werd geen
LXXXIX
verwijlintresten uitbetaald. 6) Het ging over betalingen aan een en dezelfde firma, die omwille
van technische oorzaken niet op tijd konden uitgevoerd worden. Met andere woorden het gaat
om een specifiek geïsoleerd geval.
17. Bulletin nr : B050 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0001 - Zittingsperiode :
52: Jan Jambon, N-VA, Staatssecretaris voor de Modernisering van de federale
overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale
fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën
Vraag op 19/01/2009: zelfde vraag weer
Antwoord op 09/03/2009: 1. Momenteel beschikt de FOD Financiën nog niet over volledige
statistieken aangaande de totale som van openstaande facturen voor het jaar 2008, onder meer
omdat de facturen via verschillende diensten en rekenplichtigen ingediend worden. Sinds 2005
neemt het percentage tijdige betalingen gestadig toe, zoals blijkt uit de boordtabellen van de
stafdienst Budget en Beheerscontrole: 58% in 2005; 62% in 2006; 78% in 2007; 80% in 2008.
2. De FOD Financiën beschikt over geen achterstallige facturen waarvan de betaling werd
doorgeschoven naar 2009. Er was immers geen ankerprincipe van toepassing en evenmin
andere maatregelen inzake budgettaire discipline die voor effect hadden dat de
betalingstermijnen werden verlengd ten nadele van de schuldeisers. De reden waarom voor een
aantal facturen nog geen ordonnancering gebeurde op 31 december 2008 is vooral technisch: de
uiterste datum voor inschrijving van de ordonnanties van uitgaven bij de Thesaurie werd op 16
december 2008 vastgelegd. De facturen binnengebracht op de stafdienst Budget en
Beheerscontrole na deze datum konden niet meer in 2008 in betaling gesteld worden.
3. a) Uit de inlichtingen in mijn bezit blijkt dat op 01/01/2009, van de 52.138 betaalde facturen
in 2008, 10.212 (19,59 %) ervan laattijdig werden betaald voor een totaalbedrag van 74,5
miljoen euro. In 2007 werden 21,76 % van de 28.405 facturen, geregistreerd in het
geautomatiseerd boekhoudsysteem, te laat betaald, voor een bedrag van 83,0 miljoen euro. b)
Het huidige boekhoudsysteem laat niet toe een nauwkeurige gemiddelde duur van
overschrijding van de betaaldatum te berekenen. Volgens de statistieken werden in 2008 2.328
facturen betaald boven een termijn van 60 dagen.
4. Gemiddeld wordt een factuur na 29 dagen betaald. Globaal kan men beschouwen dat de
gemiddelde betalingstermijn van de facturen in de meeste gevallen binnen de juridische
betalingstermijnen valt. Daarbij wordt er op gewezen dat bij toepassing van artikel 2.18.1 van
de algemene uitgavenbegroting, de FOD Financiën gemachtigd is om gebruik te maken van de
XC
techniek van geldvoorschotten waardoor de buitengewone rekenplichtigen de betaling van de
diverse werkingskosten kunnen verrichten binnen de kortste termijnen.
5. Het bedrag van de verwijlintresten aangerekend op de begroting (kredieten van het lopende
jaar en overdrachten) van de FOD Financiën bedroeg voor 2008: 399.650,90 euro.
6. In het algemeen zijn de redenen die aan de basis liggen van de vertraging: - de doorlooptijd
van het betalingsproces, inbegrepen de noodzakelijke grondige controles van de facturen
evenals het voorafgaandelijk toezicht op de betaling door het Rekenhof; - de beperking van de
vrijgegeven kredieten, zoals opgelegd door het ankerprincipe, of andere terzake geldende
richtlijnen, bijvoorbeeld in geval van voorlopige kredieten.
18. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0031 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, N-
VA, aan Staatssecretaris voor de coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd
aan de Eerste Minister, en Staatssecretaris, toegevoegd aan de Minister van Justitie
Vraag op 29/01/2009: idem als vorige vraag
Antwoord op 23/02/2009: 1) Op 1 januari 2009 bedroeg de totale som van openstaande
facturen voor mijn kabinet 16.026,67 euro. 2) Onder deze openstaande facturen bevinden zich
geen facturen die in 2008 hadden moeten betaald worden. 3 a) Er werd in 2008 geen enkele
factuur te laat betaald. b) Deze vraag is niet van toepassing aangezien mijn kabinet
operationeel is sedert 20 maart 2008. c) Er was in 2008 geen enkele overschrijding van de
betaaldatum. 4) Een leverancier moest in 2008 gemiddeld 43 dagen wachten op de betaling. 5)
Er was geen meerkost omwille van verwijlintresten, invorderingskosten, boetebedingen of wat
dan ook. 6) Er waren geen laattijdige betalingen.
19. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0030 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, N-
VA, aan Minister van Landsverdediging.
Vraag op 29/01/2009: idem vorige
Antwoord op 23/02/2009: 1. Het totaal aantal betaalde facturen in 2008 bedraagt 21.493 en dit
voor een totaal bedrag van 986,7 miljoen euro.Op 1 januari 2009 waren er voor het jaar 2008
nog 91 (0,4%) openstaande facturen bij de Sectie Vereffening en Vastlegging (centrale
vereffeningsdienst voor Defensie) voor een totaal bedrag van 29 miljoen euro. 2. Hiervan zijn er
21 facturen die een vervaldatum hadden in 2008 en dit voor een totaal bedrag van 4,64 miljoen
euro. 3. Het aantal en het totale bedrag van facturen betaald buiten termijn bedraagt in 2007
6.516 facturen (39,7 % van de facturen betaald in 2007) voor een totaal bedrag van 161 miljoen
XCI
euro. In 2008 betrof dit 6.895 facturen (32,1 % van de facturen betaald in 2008) voor een totaal
bedrag van 175 miljoen euro. De gemiddelde overschrijdingstermijn bedraagt 51 kalenderdagen
in 2008. 4. De gemiddelde betalingstermijn van alle facturen in beschouwing genomen bedroeg
60 kalenderdagen in 2008.De wettelijke betalingstermijn bedraagt 60 dagen voor facturen voor
werken en 50 dagen voor de andere facturen.De nodige inspanningen zullen worden gedaan om
de betaaltermijnen te verminderen. 5. In 2008 werden er 1,75 miljoen euro verwijlintresten
betaald. 6. Onder de structurele oorzaken van vertraging dienen in de eindejaarsperiode de
vastgelegde limietdatum voor de invoering van ordonnanties bij de Thesaurie alsook het gebrek
aan ordonnanceringskredieten op bepaalde basisallocaties te worden vermeld. Bovendien
vereisen de externe controle aan het departement gerealiseerd door de Controleur van de
vastleggingen en het Rekenhof en daarna de ter betalingstelling door de Thesaurie, een
gemiddelde termijn van 26 dagen.
20. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0095 - Zittingsperiode : 52: Peter Logghe, VB,
aan Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
Vraag op 11/02/2010: De Vlaamse overheid betaalde, aldus de media, over de voorbije vijf jaar
meer dan 25 miljoen euro aan verwijlinteresten. Het is belangrijk dat de overheid haar facturen
op tijd betaalt, opdat op die manier belastinggeld niet "oneigenlijk" wordt gebruikt, namelijk
voor het betalen van verwijlinteresten. Ik heb de minister over de laattijdigheid van betaling
door de overheid al ondervraagd. Er rijzen hierover volgende bijkomende concrete vragen. 1. a)
Hoe zit het met de verwijlinteresten door de federale overheid betaald? b) Kan u een overzicht
geven van de verwijlinteresten over de afgelopen vijf jaar (indien mogelijk van 1999 tot en met
2009)? 2. a) Kan u tevens een overzicht geven van de verwijlinteresten per federale
overheidsdienst? b) Met andere woorden: welke dienst is er in de loop van de afgelopen jaren in
geslaagd de verwijlinteresten naar beneden te brengen? 3. a) Zou het tenslotte mogelijk zijn de
verwijlinteresten uit te zetten tegenover het totale bedrag aan facturen van de betrokken
overheidsdiensten? b) Met andere woorden, welk percentage van de te betalen facturen ging op
aan verwijlinteresten?
Antwoord op 22/03/2010: De FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie beschikt niet
over deze gegevens voor de andere overheidsdiensten. Ik geef u dus de cijfers van de federale
overheidsdiensten die onder mijn bevoegdheid vallen. Ik raad het geachte Lid aan de bevoegde
ministers te bevragen voor de andere federale overheidsdiensten. A. Wat betreft de FOD
Economie, KMO, Middenstand en Energie 1. a) Zoals hierboven gezegd, de FOD Economie
beschikt niet over deze cijfers voor de andere overheidsdiensten. b) In de afgelopen 5 jaar werd
XCII
door de FOD Economie aan verwijlintresten betaald: 2005: 19.569,01 ¤ 2006: 23.911,94 ¤
2007: 39.232,72 ¤ 2008: 50.158,15 ¤ 2009: 4.425,71 ¤ 2. a+b) Niet van toepassing. 3. a+b) voor
2009 vertegenwoordigt het aandeel van de betaalde verwijlintresten voor de FOD Economie
0,005 % van het totale bedrag aan betaalde facturen. B.
Wat betreft Fedict 1. a) Niet van toepassing. b) In de afgelopen 5 jaar werd door Fedict aan
verwijlintresten betaald: 2005: ¤ 0 2006: ¤ 0 2007: ¤ 0 2008: ¤ 0 2009: ¤ 0 2. a+b) Niet van
toepassing. 3. a+b) Voor 2009 vertegenwoordigt het aandeel van de betaalde verwijlintresten
voor Fedict 0 % van het totale bedrag aan betaald facturen.
21. Bulletin nr : B096 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0457 - Zittingsperiode :
52: Jan Jambon, N-VA, aan Minister van Binnenlandse Zaken
Vraag op 26/01/2010: Dat facturen niet tijdig worden betaald door de federale overheid is een
oud zeer. Het gaat niet alleen om levering van goederen, maar ook om diensten geleverd door
deskundigen, psychiaters, artsen, enzovoort. Omdat het noodzakelijk is de evolutie
dienaangaande op te volgen, rijzen volgende vragen. 1. Hoeveel bedroeg op 1 januari 2010 de
totale som van openstaande facturen bij uw departement voor het jaar 2009? 2. a) Bevinden zich
onder deze openstaande facturen ook facturen die eigenlijk in 2009 betaald hadden moeten
worden, maar waarvan de betaling werd doorgeschoven naar 2010? b) Zo ja, om hoeveel
doorgeschoven facturen gaat het en om welk bedrag? 3. a) Hoeveel facturen werden te laat
betaald door uw departement in 2009, met andere woorden hoeveel bedragen de achterstallen
voor 2009 (aantal facturen en gehele som)? b) Hoe verhoudt dit zich tot 2008? c) Wat was in
2009 de gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum? 4. Hoe lang moest een
leverancier, deskundige, enzovoort gemiddeld wachten in 2008 opdat de facturen betaald
werden? 5. Wat was de meerkost als gevolg van de laattijdige betaling van facturen voor uw
departement: boetebedingen, verwijlintresten, eventueel invorderingskosten, enzovoort? 6. Wat
waren de oorzaken van de laattijdige betalingen?
Antwoord op 20/04/2010: 1.-2. Het bedrag van de facturen met factuurdatum 2009
ingeschreven vanaf 1 januari 2010 is 4.697.522 euro. Tot op heden werd 86% van die facturen
en schuldvorderingen betaald. 2.674 facturen en schuldvorderingen werden nog niet vereffend
in 2009.
3. Voor 2009 werden 18.323 facturen en schuldvorderingen laattijdig betaald. De laattijdige
betalingen vertegenwoordigen 39% van de facturen en 61% van de schuldenvorderingen. De
schuldenvorderingen bevatten onder andere de honoraria van advocaten van de Directie
"Vreemdelingenzaken" die door de minister (staatssecretaris) van Begroting voorafgaandelijk
XCIII
worden goedgekeurd, dit vergroot de betalingstermijn. Er werden geen verwijlinteresten
uitbetaald aan de advocaten voor betalingsachterstand. De reden van laattijdige betaling van
facturen zijn de verkeerde adressering van de facturen, de niet-levering van goederen hoewel de
facturen al beschikbaar zijn, enz. Voor 2008 werden 16.235 facturen en schuldvorderingen
laattijdig betaald. De officiële betalingstermijn is 50 dagen na de ontvangst van de factuur. In
2009 bedroeg de gemiddelde betalingstermijn van de facturen 51 dagen. De gemiddelde
betalingstermijn van de schuldvorderingen bedroeg 82 dagen.
4. In 2008 bedroeg de gemiddelde betalingstermijn van de facturen 60 dagen. De gemiddelde
betalingstermijn van de schuldvorderingen bedroeg 92 dagen. 5. Voor 2009 bedragen de
verwijlintresten 48.471 euro. 6. In 2009 werd binnen de FOD Binnenlandse Zaken in het
bijzonder aandacht besteed aan de betalingstermijnen van de facturen en schuldvorderingen. Er
werd een periodieke monitoring ontwikkeld en de Directies hebben acties ondernomen om het
personeel te sensibiliseren voor de verwerking van de boekhoudkundige documenten en om dat
proces te versnellen. De vertraging in de betaling van de facturen kan verklaard worden door de
betwisting van facturen, de slechte adressering van facturen, de niet-levering of de gedeeltelijke
levering van goederen of diensten, alsook de verwerking van de achterstanden.
22. Bulletin nr : B096 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0056 - Zittingsperiode :
52: Jan Jambon, aan Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en
Wetenschapsbeleid.
Vraag op 26/01/2003: idem als hierboven
Antwoord op 08/03/2010:
Wat het FAVV betreft : 1. Op 1 januari 2010 bedroeg de totale som van openstaande facturen
voor 2009 bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 13.340.187,77
euro. 2.a) Neen. 2.b) Niet van toepassing. 3. a) In de loop van 2009 werden door het FAVV
2.400 facturen voor een totaal bedrag van 13.396.788,87 euro te laat betaald. 3. b) In 2008 ging
het om 2.985 facturen voor een totaal bedrag van 19.376.317 euro, dit betekent voor 2009 een
daling van het aantal facturen met 19,6% en een daling van het bedrag met 31% ten opzichte
van 2008. 3. c) In 2009 bedroeg de gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum 25
dagen. 4. In 2008 bedroeg de gemiddelde duur van de overschrijding van de betaaldatum 29
dagen. 5. Meerkost in 2008: 3.043,94 euro Meerkost in 2009: 309,00 euro 6. De belangrijkste
oorzaken van de laattijdige betalingen zijn : - de goedkeuringsprocedure vereist soms een
voorafgaand nazicht door de buitendiensten terwijl de centrale boekhouding instaat voor de
XCIV
betaling van de facturen op basis van de originele stukken. - onjuiste of onvolledige facturatie
vanwege de leveranciers
Wat het BIRB betreft : 1. Voor het BIRB bedragen de op 31 december 2009 nog te betalen
facturen 602.287,34 euro, waarvan 326.829,61 euro aan de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven
verschuldigd is. 2. a) Op 31 december 2009 waren er geen te betalen facturen die nog in 2009
moesten betaald worden. Het ging meestal om facturen die begin van het jaar 2010 werden
ontvangen maar die nog van 2009 zijn gedateerd (boekhoudkundig cesuur). b) niet van
toepassing. 3. a) Er wordt geen factuur te laat betaald. In 2009 moesten er geen achterstallige
bedragen worden betaald. b) Hetzelfde geldt voor 2008. c) De facturen worden op tijd betaald.
4. De gemiddelde betalingstermijn bij het BIRB bedraagt 19 dagen. 5. Het BIRB heeft nog
nooit commerciële sancties of interesten moeten betalen ten gevolge van late betalingen. 6. De
late betalingen hebben geen gevolg op de interesten die het BIRB moet betalen.
Wat het FOD Volksgezondheid betreft : Ik heb de eer het geachte Lid te verwijzen naar het
antwoord dat zal gegeven worden door mijn collega, mevrouw Laurette Onkelinx aan wie de
vraag eveneens werd gesteld (K 302) en die zal antwoorden voor het geheel van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
Wat de FOD Economie betreft : verwijs ik naar het antwoord dat zal gegeven worden door mijn
collega, de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, op de vraag nr 56 van 26 januari
2010 betreffende dezelfde aangelegenheid.
Wat het RSVZ Betreft: 1, 2 a) en b) Artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 tot
vaststelling van de regels inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de
openbare instellingen van sociale zekerheid die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van
3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare
instellingen van sociale zekerheid, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 augustus 2002,
voorziet dat "In de begroting van een jaar worden echter slechts de tijdens dat jaar eisbare
rechten als verworven opgenomen, voor zover zij uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgend
jaar nauwkeurig kunnen bepaald worden". Het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der
Zelfstandigen (RSVZ) kan derhalve de facturen van een jaar boeken tot ten laatste 31 maart van
het daaropvolgende jaar. De toestand op 31 december 2009 is dus niet relevant voor 31 maart
2010. Ter informatie : op 28 januari 2010 bedraagt de totale som van openstaande facturen voor
het jaar 2009 te betalen in 2010 2.513 duizend euro. 3 a) en b) Het totaal van de facturen die
laattijdig betaald werden is te verwaarlozen. In voorkomend geval betreft het vooral facturen
voor nutsvoorzieningen (elektriciteit...) gezien de opgelegde betalingstermijnen vrij kort kunnen
zijn en de uitvoering van de betaling binnen die termijnen bijgevolg moeilijk haalbaar is. De
XCV
betaling valt dan meestal samen met de ontvangst van de herinneringsbrief. 4 Het RSVZ poogt
met de leverancier een betalingstermijn af te spreken die voldoende ruim is om toe te laten dat
het RSVZ de facturen tijdig kan betalen. In het algemeen bedraagt deze afgesproken
betalingstermijn één of twee maanden. In werkelijkheid bestrijkt de gemiddelde
betalingstermijn enkele dagen minder dan één maand (er verlopen gemiddeld ongeveer 25
dagen tussen de ontvangst van de factuur en de betaling). 5 Indien er eventuele aanvullende
kosten aangerekend werden naar aanleiding van de laattijdige betaling van bepaalde facturen,
zijn deze te verwaarlozen. 6 Zie punt 3. Wat de DG Zelfstandigen betreft : Aangezien ik enkel
inhoudelijk bevoegd ben voor de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid, beschik ik
niet over de gevraagde gegevens. Voor alle andere onderwerpen (personeel, logistiek,
enzovoort) met betrekking tot de FOD Sociale Zekerheid, en dus ook tot de DG Zelfstandigen,
is het de Minister van Sociale Zaken die bevoegd is.
Wat het Federaal Wetenschapsbeleid betreft: 1 en 2. Buiten de gewone procedure betreffende
de betalingsvoorwaarden en -termijnen, heeft het Federaal Wetenschapsbeleid geen uitstaande
facturen voor 2009 of de betaling van sommige van die facturen bewust doorgeschoven naar
2010. 3. In 2008 bedragen de verwijlinteresten 2302,62 euro, te weten 4 AMEX-facturen
(American Express), 1 OCE-factuur (fotokopieertoestellen) en 1 factuur voor REAL DOLMEN
(informaticamateriaal). Hierna enkele cijfers voor 2009: - de gemiddelde betalingstermijn is
46,9 dagen (ordonnancering/5.500 euro) en 24,4 dagen (fondsenvoor-schotten/5.500 euro) ; -
het gemiddelde percentage te laat betaalde facturen is 29,5 % (ordonnancering/5. 500 euro) en
20,4% (fondsenvoorschotten/5.500 euro); 4. Vier tot zes weken. 5. Drie facturen voor een
totaalbedrag van 354,31 euro verwijlinteresten: 2 AMEX-facturen en 1 CEBEO-factuur
(elektrotechnisch materiaal). 6. De POD Wetenschapsbeleid is niet alleen verantwoordelijk voor
het naleven van de betalingstermijn. Het is tot slot de Administratie van de Thesaurie die de
facturen regelt, na de interventie, de analyse en het visum van het Rekenhof.
XCVI
Bijlage 12 : Beslissingsboom betaling overheidsopdrachten – Vlaamse overheid
VOORAFGAANDE OPMERKING De bijlage bij het KB van 26 september 1996 (+ latere wijzigingen) bevat de Algemene
Aannemingsvoorwaarden (AAV) die van toepassing zijn op een overheidsopdracht. Voor wat
de betaling van een overheidsopdracht betreft, zitten de nodige bepalingen vervat in het artikel
15 van die AAV. Overeenkomstig de bepalingen van het artikel 3 van het KB van 26 september 1996 dient
volgend onderscheid gemaakt te worden:
- Voor alle opdrachten met een bedrag hoger dan 5.500 euro (zonder BTW), is het artikel 15 van de AAV sowieso toepasselijk en gelden dus steeds de bepalingen van dat artikel 15 voor de betaling van de facturen (art. 3 §1 en §2 van KB).
- Voor de opdrachten met een bedrag gelijk aan of kleiner dan 5.500 euro (zonder
BTW), is het artikel 15 van de AAV niet automatisch van toepassing (art. 3 §3 van het KB). Voor deze opdrachten kan de overheid evenwel – en dit is trouwens aangewezen – bij het sluiten van het contract uitdrukkelijk bedingen dat artikel 15 van de AAV toch toepasselijk zal zijn voor de betaling van de facturen.
FASE 1
Wat is het BEDRAG van de factuur?
Is de factuur groter dan 5.500 euro zonder BTW? Dan zijn de bepalingen van artikel 15 van de AAV van toepassing → zie Fase 2 hierna.
Is de factuur kleiner dan 5.500 euro zonder BTW?
In dit geval kunnen zich volgende mogelijkheden voordoen:
- Ofwel gaat het om een tussentijdse betaling (zoals de betaling van een maandelijkse werkenstaat in het kader van een bestek). Het totale bedrag van de gehele opdracht zal zich dan waarschijnlijk boven de 5.500 euro situeren. Indien de tussentijdse betaling kadert in een grotere opdracht van meer dan 5.500 euro, gelden voor die tussentijdse betaling (ook al bedraagt deze minder dan 5.500 euro) wél de bepalingen van artikel 15 van de AAV → zie Fase 2 hierna.
- Ofwel gaat het om een éénmalige betaling, nl. de gehele opdracht die in één keer en
dus via één factuur betaald wordt. In dit geval dient er nagegaan te worden of bij het afsluiten van het contract (opdracht) eventueel uitdrukkelijk werd gesteld dat het artikel 15 van de AAV van toepassing zou zijn voor de betaling van de facturen:
• Indien artikel 15 AAV toepasselijk werd verklaard, gelden uiteraard de bepalingen van dit artikel → zie Fase 2 hierna.
• Indien het artikel 15 AAV niet uitdrukkelijk van toepassing werd verklaard, betekent dit dat de overheid de opdracht toegewezen en aanvaard heeft tegen de factuurvoorwaarden van de firma. In dit geval zijn dus de factuurvoorwaarden van de firma van toepassing. Deze voorwaarden,
XCVII
waaronder de toegestane betaaltermijn, staan meestal vermeld op de
keerzijde van de factuur.
FASE 2
BETAALTERMIJNEN van artikel 15
AAV Eerste stap : Gaat het om een opdracht van DIENSTEN, van LEVERINGEN of
van WERKEN? Tweede stap – A: Het is een opdracht van
DIENSTEN
Is het een dienst dan is de betaaltermijn 50 kalenderdagen. De startdatum is in principe de ontvangst van de schuldvordering (en eventueel de andere, door het bestek vereiste documenten), maar het bestek kan dit anders regelen (bvb. vanaf ontvangst van factuur), de besteksbepalingen dienen daarom aandachtig nagelezen te worden.
Tweede stap – B: Het is een opdracht van
LEVERINGEN
Is het een levering dan is de betaaltermijn 50 kalenderdagen.
De startdatum is het einde van de keuringsformaliteiten (PV binnen 15 dagen na
leveringsdatum op te maken) op voorwaarde dat de overheid bij het einde van de keuring
in het bezit is van de factuur (en eventueel andere, door het bestek vereiste documenten), zoniet loopt de termijn slechts vanaf de ontvangst van de factuur (of de andere vereiste documenten). Als het gaat om een in de tijd gespreide levering, is de startdatum het einde van de laatste keuringsformaliteiten van elk van de deelleveringen.
Tweede stap – C: Het is een opdracht van
WERKEN De aannemer dient een gedagtekende en ondertekende schuldvordering over te maken, die
een gedetailleerde staat van werken bevat (=rechtvaardiging van de werken) van de periode
waarover de betaling betrekking heeft.
- Is het een tussentijdse betaling?
Vanaf de ontvangst van de schuldvordering beschikt de overheid over een
termijn van 60 kalenderdagen om:
o de werkenstaat te controleren en te verbeteren; o het PV met het verschuldigde bedrag op te maken; o dit PV naar de aannemer te sturen met de vraag de factuur binnen 5
kalenderdagen in te dienen;
o te betalen. De betaaltermijn van 60 kalenderdagen wordt eventueel verlengd met het aantal
XCVIII
dagen dat de aannemer zijn factuur te laat indiende (dus het aantal dagen dat de toegestane termijn van 5 kalenderdagen werd overschreden).
- Is het een saldobetaling of een betaling in één keer?
Vanaf de ontvangst van de schuldvordering heeft de overheid vooreerst een
takentermijn van 30 kalenderdagen om: o de werkenstaat te controleren en te verbeteren;
o het PV met het verschuldigde bedrag op te maken; o dit PV naar de aannemer te sturen met de vraag de factuur binnen 5
kalenderdagen in te dienen.
Vanaf dag 31 beschikt de overheid dan nog over een betaaltermijn van 60
kalenderdagen.
Er dient dus binnen 90 kalenderdagen na ontvangst van de schuldvordering betaald te
worden. De betaaltermijn wordt eventueel verlengd met het aantal dagen dat de aannemer zijn factuur te laat indiende (dus het aantal dagen dat de toegestane termijn van 5 kalenderdagen werd overschreden).
Derde stap : Betaling bij BESLAG of VERZET
In dit geval beschikt de overheid over een supplementaire betalingstermijn van 15
kalenderdagen nadat het betalingsbeletsel is opgeheven.
Ook al is de normale betalingstermijn van 50, 60 of 90 dagen reeds verstreken, na de
opheffing van het beslag/verzet heeft de overheid nog een extra termijn van 15
kalenderdagen om te betalen.
XCIX
Bijlage 13 : “Verwijlinteresten liepen vorig jaar op tot 10 miljoen euro” – Het belang
van Limburg, 1 april 2011, pag. 4
BRUSSEL - De Vlaamse overheidsinstellingen hebben vorig jaar 9,88 miljoen
verwijlintresten moeten betalen als gevolg van laattijdige betalingen. "Dit is 2,35 miljoen euro
(31%) meer dan in 2009", zegt Vlaams parlementslid Lode Vereeck (LDD). "Dit is
onaanvaardbaar! Met dat bedrag kunnen bijvoorbeeld 250 verplegers worden aangeworven."
Verwijlintresten zijn extra kosten die worden aangerekend als een factuur te laat betaald
wordt. Een jaar geleden maakte Vlaams parlementslid Lode Vereeck in deze krant bekend
dat de Vlaamse overheid in de periode 2004-2009 al 58,5 miljoen euro verwijlintresten had
moeten betalen.
In de commissie-Financiën zei Vlaams minister van Begroting Philippe Muyters (N-VA)
dinsdag dat de betaalachterstanden worden aangepakt. "De verwijlintresten dalen ernstig", zei
hij. Twee weken geleden zei diezelfde Muyters nog dat de verwijlintresten gedaald zijn van
4,2 miljoen euro in 2009 tot 2,6 miljoen euro in 2010. "Dat is 37% minder", aldus Muyters.
"Halve waarheden"
"De minister vertelt halve waarheden", meent Lode Vereeck. "Zijn cijfer klopt, maar dat
komt omdat hij een selectieve analyse maakt door enkel de verwijlintresten op te tellen van de
13 Vlaamse departementen, de verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid,
en de diensten algemeen beheer (zie kader onder, nvdr). De ongeveer 30 verzelfstandigde
agentschappen met rechtspersoonlijkheid die ook onder de Vlaamse begroting ressorteren,
laat hij gewoon eventjes ongemoeid. Helaas voor hem zijn de verwijlintresten van deze 30
instellingen vorig jaar met 3,85 miljoen euro of 114% gestegen."
"Wanbeleid"
Een rekensom leert volgens Vereeck dat de verwijlintresten in 2010 zijn toegenomen met
31%, van 7,53 miljoen euro in 2009 naar 9,88 miljoen. "Dit maakt dat de Vlaamse overheid
C
sinds 2004 al 68,5 miljoen euro verwijlintresten heeft moeten betalen. Onaanvaardbaar is dat.
Hier wordt belastinggeld simpelweg weggegooid omdat facturen niet tijdig betaald worden",
zegt Vereeck. "Vooral het gebrek aan betaalmiddelen blijkt de grootste reden van deze
betaalachterstand."
"Minister Peumans"
Vereeck gaat minister Muyters met aandrang vragen dat die er zich toe verbindt om eind dit
jaar geen enkele factuur onbetaald te laten. "Als ex-Voka-baas moet hij weten hoe schadelijk
dit voor bedrijven is."
De LDD'er licht nog een andere optie toe: "Net zoals een chirurg moet kunnen opereren, moet
een begrotingsminister kunnen tellen. Philippe Muyters kan dat niet, zijn partijgenoot Jan
Peumans wél. Dat heeft die in het BAM-dossier bewezen. Daarom vraag ik de N-VA om
minister Muyters te vervangen door minister Peumans. Voordeel is ook dat deze laatste wél
legitiem verkozen is."
BRUSSEL - Vorig jaar heeft de Vlaamse overheid 9,88 miljoen euro verwijlintresten moeten
betalen. Aan de hand van cijfers die hij via parlementaire vragen kreeg, lijst Vereeck op hoe
hij aan dit cijfer komt.
Overheidsinstellingen - 2.661.697 euro verwijlintresten
Onder de Vlaamse overheidsinstellingen ressorteren de 13 Vlaamse departementen, de intern
verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid (Agentschap Wegen en
Verkeer, de Vlaams Belastingdienst...) en de diensten afzonderlijk beheer (Catering,
Schoonmaak, Alden Biesen...). Zij waren vorig jaar goed voor 2,66 miljoen euro
verwijlintresten. Dat is 1,5 miljoen euro of 37% minder dan in 2009. De departementen
Mobiliteit en Openbare Werken blijft met 97% van alle verwijlintresten opnieuw de grootste
boosdoeners. "Gevolg is dat ook dit jaar de bouwbedrijven de grootste dupe zijn", zegt
Vereeck.
Rechtspersonen - 7.218.898 euro verwijlintresten
CI
Daarnaast heeft de Vlaamse overheid een 30-tal verzelfstandigde agentschappen mét
rechtspersoonlijkheid. Die krijgen een jaardotatie uit de Vlaamse begroting, hebben een eigen
beheer en begroting, én een rechtspersoonlijkheid waardoor ze in eigen naam contracten
kunnen afsluiten. De bekendste zijn Bloso, Kind & Gezin, Toerisme Vlaanderen, De Lijn, de
VDAB, de VRT en de nv Scheepvaart. Ten opzichte van 2009 moesten zij vorig jaar maar
liefst 3,85 miljoen euro (114%) verwijlintresten meer betalen.
De nv Scheepvaart (met zetel in Hasselt) was in 2010 met 2,4 miljoen euro de slechtste
leerling van de klas.YL
Het Belang van Limburg
Yves LAMBRIX
© 2011 Concentra
CII
Bijlage 14 : Erratum schriftelijke vraag verwijlinteresten – webiste Minister Muyters, 1
april 2011
In een aantal kranten vandaag stelt Vlaams Parlementslid Lode Vereeck (LDD) dat de
verwijlintresten van de Vlaamse overheid in 2010 sterk gestegen zijn. Die stelling berust op
een dubbele fout: eentje bij Lode Vereeck zelf en eentje bij Vlaams minister van Begroting
Philippe Muyters.
Op het meegedeelde totaal van 9.880.594,87 euro neemt Lode Vereeck ook het Vlaams Fonds
voor Lastendelging (VFLD) op. Uit dat fonds worden een deel van de kosten van rechterlijke
uitspraken betaald. Afhankelijk van de uitspraak kunnen er ook verwijlintresten verplicht zijn.
Deze verwijlintresten zijn dus géén gevolg van achterstallige betalingen van de overheid,
maar wel van juridische procedures. Ze horen dus niet thuis in een som die wil nagaan of de
overheid al dan niet een goed betaler is. Voor 2010 spreken we over 2.255.071 euro.
Daarnaast is door een menselijke fout op het kabinet van minister Muyters een verkeerd cijfer
ingevuld voor nv De Scheepvaart. Uit drie verschillende cijfers die nv De Scheepvaart
doorstuurde, werd per vergissing het verkeerde in de tabellen ingevuld. Waar het antwoord op
de schriftelijke vraag van Lode Vereeck spreekt over 2.411.654 euro, was er in 2010 in
werkelijkheid een achterstand van 469.461 euro. Dat is uiteraard ook nog altijd te veel, maar
wel 1.942.193 euro minder dan het doorgegeven bedrag.
Als we beide getallen dus correct verwerken in de tabellen bedragen de verwijlintresten van
de volledige Vlaamse overheid (departementen, DAB’s en instellingen) dus 5.683.330 euro,
of 4.197.264 euro lager dan het bedrag dat vandaag in de pers verscheen. In 2009 lagen deze
nog op 7.009.291 euro. 2010 vertoont dus een daling van bijna 19% ten opzichte van 2009.
Vlaams minister van Begroting Muyters verontschuldigt zich voor de menselijke fout, maar
wijst er op dat een correcte telling aantoont dat deze Vlaamse Regering met de
betalingschema’s op de goede weg is. Minister Muyters roept zijn collega’s in de Vlaamse
Regering op om de instellingen waar zij verantwoordelijkheid voor dragen aan te sporen om
hun verwijlintresten maximaal terug te dringen.
Intussen werd een erratum voor het schriftelijk antwoord verzonden naar de diensten van het
Vlaams Parlement.
CIII
Bijlage 15 : Tabel verwijlinteresten binnen de Vlaamse overheid 2004-2010 – Website
Minister Muyters, 1 april 2011