bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · bestuurskunde en publiek...

92
ONDERWIJSVISITATIE Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding Bestuurskunde en publiek management aan de Vlaamse hogescholen Vlaamse Hogescholenraad 22 september 2011

Upload: others

Post on 08-Jun-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

O N D E R W I J S V I S I T A T I E

Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding Bestuurskunde en publiek management aan de Vlaamse hogescholen

V l a a m s e H o g e s c h o l e n r a a d

22 september 2011

Page 2: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

2 |

D e o n d e r w i j s v i s i t a t i e B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Ravensteingalerij 27, bus 3

1000 Brussel

tel.: 02 211 41 90

[email protected]

Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden

op het VLHORA-secretariaat.

Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op

http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige ronde

Wettelijk depot: D/2011/8696/25

Page 3: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

| 3

voorwoord

De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende

motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de

onderwijskwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding Bestuurskunde en publiek

management in Vlaanderen.

De visitatiecommissie heeft hierbij de vernieuwde visitatieprocedure Handleiding Onderwijsvisitaties

VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008

gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue

kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de

opleiding.

De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse

Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in

artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.

Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer

bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste

plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan

de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te

handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts

een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie

slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.

De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie.

De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de

voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de

secretaris van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht

hebben uitgevoerd.

Marc Vandewalle Bert Hoogewijs

secretaris-generaal voorzitter

Page 4: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

4 |

Page 5: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

| 5

inhoudsopgave voorwoord ........................................................................................................................................................... 3

inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5

deel 1 .................................................................................................................................................................. 7

hoofdstuk 1 de onderwijsvisitatie Bestuurskunde en publiek management ............................................... 9

1.1 inleiding ............................................................................................................................................. 9 1.2 de visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9

1.2.1 samenstelling ......................................................................................................................... 9 1.2.2 taakomschrijving ..................................................................................................................... 9 1.2.3 werkwijze .............................................................................................................................. 10 1.2.4 oordeelsvorming ................................................................................................................... 11

1.3 indeling van het rapport ................................................................................................................... 12

hoofdstuk 2 het domeinspecifiek referentiekader Bestuurskunde en publiek management ..................... 13

2.1 inleiding ........................................................................................................................................... 13 2.2 domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 13

2.2.1 gehanteerde input ................................................................................................................ 13 2.2.2 domeinspecifieke competenties ........................................................................................... 13

2.3 besluit .............................................................................................................................................. 16

deel 2 ................................................................................................................................................................ 21

Hogeschool Gent .......................................................................................................................................... 23

bijlagen ............................................................................................................................................................. 67

Page 6: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

6 |

Page 7: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

| 7

deel 1

algemeen deel

Page 8: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

8 | o n d e r w i j s v i s i t a t i e B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Page 9: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o n d e r w i j s v i s i t a t i e B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 9

Hoofdstuk 1 De onderwijsvisitatie Bestuurskunde en publiek management

1.1 inleiding

In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de

academisch gerichte bachelor- en masteropleiding Bestuurskunde en publiek management, die zij op 26, 27 en

28 oktober 2010 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht.

Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de

kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse

Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

1.2 de visitatiecommissie

1.2.1 samenstelling

De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding Onderwijsvisitaties

VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008.

Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de

onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het

bestuursorgaan van de VLHORA in haar vergadering van 2 april 2010 en door het bestuursorgaan van de VLIR in

haar vergadering van 12 februari 2010.

De visitatiecommissie:

Voorzitter en domeindeskundige: Trui Steen

Onderwijsdeskundige: Jacques Perquy

Domeindeskundige: Georges Monard

Domeindeskundige: Sandra van Thiel

Student: Lesley Van den Brande

Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.

Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de

opleiding Bestuurskunde en publiek management was dit Mieke Beckers.

De waarnemer namens de VLIR was Peter Daerden.

1.2.2 taakomschrijving

De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse:

- een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO;

- een integraal oordeel over de opleiding;

- suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.

Page 10: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

1 0 | o n d e r w i j s v i s i t a t i e B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

1.2.3 werkwijze

De visitatie van de opleiding Bestuurskunde en publiek management aan de hogescholen gebeurde conform de

werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter

ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008.

Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden.

- fase 1, de installatie van de commissie;

- fase 2, de voorbereiding;

- fase 3, het visitatiebezoek;

- fase 4, de schriftelijke rapportering.

Fase 1 De installatie van de visitatiecommissie

Op 1 juni 2010 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd.

De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het

visitatieproces aan de hand van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter

ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008 en een toelichting van het ontwerp van

domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met

betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.

Fase 2 De voorbereiding

De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleiding

bezorgd.

Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen

en haar/zijn argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een

synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op

basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris

kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.

Fase 3 Het visitatiebezoek

De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie

van de opleiding. Het bezoekschema werd opgenomen als bijlage 4. Tijdens de visitatie werd gesproken met een

representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitat ie

werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de

beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd voor de

verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten.

Page 11: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o n d e r w i j s v i s i t a t i e B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 1 1

Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de

bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de

gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel

per facet en per onderwerp gegeven.

Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de

ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit

te spreken.

Fase 4 De schriftelijke rapportering

De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het

zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het

ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer.

Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor

verbetering geformuleerd.

Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogeschool gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding

op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken.

Het definitieve opleidingsrapport en de bijlagen worden samengebracht in het visitatierapport van de academisch

gerichte bachelor- en masteropleiding Bestuurskunde en publiek management.

1.2.4 oordeelsvorming

De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per

onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken.

In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een

compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met

de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt

voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten.

De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten.

Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit

aangegeven in het rapport.

De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het

domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in

andere instellingen van hoger onderwijs.

Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding Onderwijsvisitaties

VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008. Op

het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en

“excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de

commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke

kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.

Page 12: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

1 2 | o n d e r w i j s v i s i t a t i e B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

1.3 indeling van het rapport

Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het

domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In het tweede

deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde Bestuurskunde en publiek

management.

Page 13: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

d o m e i n s p e c i f i e k r e f e r e n t i e k a d e r | 1 3

Hoofdstuk 2 Het domeinspecifiek referentiekader van de bachelor Bestuurskunde en publiek management

2.1 inleiding

Voor iedere (groep van) opleiding(en) wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de

commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de

opmaak van het domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure1 aan voor

de opstelling ervan.

Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een

opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in

de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel

inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen

voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.

2.2 domeinspecifieke competenties

2.2.1 gehanteerde input

Referentiekader van de opleiding:

- Hogeschool Gent

Wettelijke bronnen:

- geen

Brondocumenten onderschreven door het werkveld:

- Beroepsprofielen VLOR: Studie 168 - Beroepsprofiel Bestuurskundige (1997)

- Opleidingsprofielen VLOR: Studie 168 - Opleidingsprofiel Bestuurskundige (1997)

2.2.2 domeinspecifieke competenties

De commissie baseert zich voor de omschrijving van de domeinspecifieke eisen voor de afgestudeerde

academische bachelor in de Bestuurskunde en het publiek management op de indeling van de Dublin-

descriptoren.

1. Kennis en inzicht

De academische bachelor in de Bestuurskunde en het publiek management beschikt over kennis en inzicht op

het gebied van:

- Bestuurskunde:

heeft kennis van en inzicht in het object van de bestuurskunde als multidisciplinaire en

kennisintegrerende of interdisciplinaire toegepaste wetenschappelijke discipline;

1 De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA

www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.

Page 14: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

1 4 | d o m e i n s p e c i f i e k r e f e r e n t i e k a d e r

heeft kennis van en inzicht in de voornaamste stromingen in de bestuurskunde;

heeft kennis van en inzicht in de gelijkenissen en verschillen tussen de organisaties en processen

van publieke en private organisaties;

heeft kennis van en inzicht in het openbaar bestuur als onderdeel van het sociale en politieke

systeem;

heeft kennis van en inzicht in de visies op de verhouding tussen de politieke en ambtelijke

componenten in het openbaar bestuur;

heeft kennis van en inzicht in bestuurskundige kwaliteitsbeoordeling van de institutionele

organisatie, de beleidsvoering, de dienstverlening en het management van publieke organisaties;

heeft kennis van en inzicht in de structuur en werking van het openbaar bestuur in eigen land.

- Beleidskunde:

heeft kennis van beleidswetenschappelijke theorieën over beleidsvorming en beleidsvoering;

beschikt over een degelijke kennis van de concepten, methoden en technieken voor het analyseren

van de fasen in de beleidscyclus (beleidsvoorbereiding, -uitvoering en –evaluatie).

- Publiek management:

heeft inzicht in sociologische en psychologische begrippen en theorieën op het functioneren van

mens, groep en organisatie en van theorieën en modellen uit de organisatieleer;

ziet de bestanddelen van publieke organisaties in interactie en samenhang met elkaar en heeft

inzicht in de specifieke kenmerken van het publiek management;

heeft kennis van modern human resource management;

heeft inzicht in de essentiële verschillen tussen de overheidsorganisaties in EU- en OESO-landen.

- Samenleving en politiek:

heeft inzicht in de macrotrends en -evoluties in de samenleving vanuit een integraal maatschappelijk

en historisch perspectief;

heeft voldoende kennis van de maatschappijvisies in de verschillende filosofische leerstelsels, met

in het bijzonder aandacht voor de opvattingen over de rol van de overheid in de samenleving;

beheerst de basisconcepten van de politieke wetenschap;

heeft een gedegen feitelijke kennis van de groei en de actuele werking van het politieke systeem in

eigen land;

heeft inzicht in de structuur en het functioneren van het politieke systeem op internationale schaal.

- Recht:

heeft kennis van en inzicht in de grenzen van de overheidsmacht, de fundamentele rechten en de

bescherming van de burgers;

heeft kennis van de publiekrechtelijke structuur, bevoegdheid en werking van en de verhoudingen

tussen de verschillende overheden, met inbegrip van de structuur en werking van de sociale

zekerheid;

beheerst de basisbegrippen van het administratief recht van toepassing op het openbaar bestuur;

heeft kennis van de basisregels in verband met het gebruik van de overheidsmiddelen, in het

bijzonder de fundamentele principes inzake fiscaliteit;

heeft inzicht in het statuut, de structuur en de werking van de verschillende privaatrechtelijke

rechtspersoonsvormen, met inbegrip van het gebruik van deze juridische vormen in de publieke

sector;

beheerst de basisprincipes van toepassing op verbintenissen;

beheerst de basisprincipes van zowel het individueel als het collectief arbeidsrecht.

- Economie:

heeft kennis van de algemene beginselen van de economische wetenschap en de institutionele

kaders van de economie;

kent het economisch belang van de overheidsactiviteit;

heeft een basisinzicht in het functioneren van de overheid volgens verschillende economische

leerstelsels;

heeft voldoende kennis van de sociaal-economische functies van de overheid en de werking en

structuur van het sociaal-economische overheidsbeleid;

Page 15: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

d o m e i n s p e c i f i e k r e f e r e n t i e k a d e r | 1 5

heeft voldoende kennis van de invloed van mondiale en Europese processen op het economische

beleid in eigen land.

- Informatica:

beschikt over de basistechnologische achtergrond die vereist is om de eigenheid van de verwerking

en interpretatie van gegevens binnen computersystemen te begrijpen en kent de belangrijkste

termen en begrippen uit de informatietechnologie en datacommunicatie.

2. Toepassing van kennis en inzicht

De academische bachelor in de Bestuurskunde en het publiek management is in staat om:

- onderwerpen die verband houden met organisaties en processen in de publieke sfeer om te zetten in

bestuurskundige probleemstellingen en onderzoeksontwerpen;

- basisprincipes van het materieel bestuursrecht toe te passen, het nuttige materiaal ter zake op te zoeken en

te verwerken in functie van de studie van beleidsproblemen op geselecteerde beleidsterreinen en

beleidsniveaus;

- juridische problemen te herkennen, op een coherente en beknopte manier relevante informatie voor de

oplossing van juridische problemen weer te geven en oplossingsgericht samen te werken met juristen binnen

en buiten de eigen organisatie;

- rechtsbronnen op te zoeken, te begrijpen en toe te passen;

- gebruik te maken van basisprogramma‟s op personal computer en van toepassingen van de nieuwe

communicatiemedia;

- informaticagerelateerde problemen en behoeften te formuleren, samen te werken met informatici binnen en

buiten de eigen organisatie en de aangereikte oplossingen te begrijpen en evalueren;

- motiverend om te gaan met medewerkers;

- een bijdrage te leveren tot beleidsnota‟s

3. Oordeelsvorming

De academische bachelor in de Bestuurskunde en het publiek management:

- beschikt over de methodische kwaliteiten om bestuurskundige problematieken op een academisch

verantwoorde wijze te onderzoeken en is in staat om op een elementair niveau onderzoeksmethoden toe te

passen;

- is vaardig om data over samenlevingsproblemen te verzamelen, analyseren en omschrijven in beleidstermen;

- kan zelfstandig een geïnformeerd kritisch oordeel formuleren over de rol van de overheid, politiek en bestuur

in het licht van actuele maatschappelijke trends en problemen;

- beschikt over een uitgesproken interdisciplinaire oriëntatie bij de beschrijving en analyse van een

onderzoeks- of beleidsprobleem.

4. Communicatie

De academische bachelor in de Bestuurskunde en het publiek management:

- kan zich zowel mondeling als schriftelijk correct en vlot uitdrukken in het Nederlands en kan in het bijzonder

rapporteren, eenvoudige academische papers schrijven, en presenteren en spreken in het openbaar;

- beschikt over beroepsgerichte kennis van het Frans of Engels en kan zich in deze talen mondeling en

schriftelijk beroepsgericht uitdrukken;

- heeft een receptieve kennis en elementaire mondelinge en schriftelijke vaardigheid in het gebruik van een

tweede vreemde taal, te kiezen uit Frans, Engels of Duits.

5. Leervaardigheden

De academische bachelor in de Bestuurskunde en het publiek management:

- de elementaire basistechnieken voor de operationalisering van een onderzoeksprobleem (onderzoeks-

eenheden, variabelen) kent, voor de principes en problematiek van meten, geldigheid en betrouwbaarheid en

Page 16: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

1 6 | d o m e i n s p e c i f i e k r e f e r e n t i e k a d e r

voor de selectie van onderzoekseenheden (steekproeven, dataverzameling, vragenlijsten, interviews en

eenvoudige schaaltechnieken);

- elementaire technieken van onderzoek en van statistische dataverwerking toepast op cases;

- de basistechnieken op het vlak van het verzamelen van academische literatuur en ander bronnenmateriaal

kent;

- is bereid zich permanent verder te bekwamen in de bestuurskundige discipline.

2.3 besluit

Een performante overheid en een doelstreffende publieke sector zijn essentieel voor het realiseren van een meer

rechtvaardige, een meer duurzame en een meer democratische samenleving. Een snel veranderende en

complexe omgeving zet zowel druk op de rol van de overheid in de samenleving als op het interne functioneren

van de overheid. Meer bepaald zien we dat:

- de druk op de overheid om de eigen rol, werking en de effecten hiervan op de samenleving kritisch te

analyseren toeneemt in relatie tot een kritische, veeleisende en snel wijzigende en globaliserende

maatschappelijke omgeving;

- de relatie politici – ambtenaren grondig wijzigt, vooral als gevolg van toegenomen politieke en ambtelijke

professionalisering, de verhoogde druk op het politieke milieu, de mediatisering, de trend tot verzelf-

standiging, de informatisering en de informalisering van de relaties met de samenleving;

- de interne organisatie van de overheid ter discussie staat op elk niveau afzonderlijk, maar ook vanuit het

globale perspectief van de bestuurlijke organisatie;

- zowel intern binnen de overheid, als vanuit de maatschappelijke omgeving de druk toeneemt tot het

realiseren van good governance, waarbij aandacht wordt gevraagd voor zowel traditionele publieke sector

waarden (zoals rechtmatigheid, rechtvaardigheid, rechtsgelijkheid, effectiviteit, integriteit,...) als economische

waarden (zoals efficiëntie en zuinigheid);

- bij de overheid in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van managementinstrumenten, ingebed in een

beleids- en beheerscyclus;

- de druk op de overheid toeneemt om binnen een governance perspectief nieuwe vormen van samenwerking

en sturing op te zetten met andere actoren;

- een steeds belangrijker deel van het management en het optreden van de overheid in het algemeen de

omgang is met communicatie, zowel binnen publieke organisaties, tussen publieke organisaties, tussen

publieke en private organisaties, als in en met de bredere samenleving;

- het proces van beleidsvoering meer geprofessionaliseerd wordt en voorwerp is van specifieke beleidskundige

methoden en technieken;

- de druk op de overheid toeneemt om meer werk te maken van het opbouwen van een maatschappelijk

draagvlak, wat onderhandelingscapaciteit, flexibiliteit en vaardigheid in omgang met de media vergt.

Het is van groot belang dat de academische bachelor in Bestuurskunde kritisch inzicht heeft en vaardigheden

bezit om deze maatschappelijke complexiteit en veranderende rol en functioneren van de overheid te begrijpen.

Er is immers nood aan polyvalente stafmedewerkers en potentieel leidinggevenden die met een voldoende brede

kijk op de samenleving, op de politiek en op de evoluties rond en in de publieke sector kunnen functioneren.

Page 17: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

d o m e i n s p e c i f i e k r e f e r e n t i e k a d e r | 1 7

Hoofdstuk 3 Het domeinspecifiek referentiekader van de master Bestuurskunde en publiek management

3.1 inleiding

Voor iedere (groep van) opleiding(en) wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de

commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de

opmaak van het domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure1 aan voor

de opstelling ervan.

Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een

opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in

de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel

inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen

voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.

3.2 domeinspecifieke competenties

3.2.1 gehanteerde input

Referentiekader van de opleiding:

- Hogeschool Gent

Wettelijke bronnen:

- geen

Brondocumenten onderschreven door het werkveld:

- Beroepsprofielen VLOR: Studie 168 - Beroepsprofiel Bestuurskundige (1997)

- Opleidingsprofielen VLOR: Studie 168 - Opleidingsprofiel Bestuurskundige (1997)

3.2.2 domeinspecifieke competenties

De commissie baseert zich voor de omschrijving van de domeinspecifieke eisen voor de afgestudeerde master in

de Bestuurskunde en het publiek management op de indeling van de Dublin-descriptoren.

1. Kennis en inzicht

De master in de Bestuurskunde en het publiek management:

- is in staat zelfstandig problematieken van bestuur, beleid en publiek management te analyseren, daarbij blijk

gevend van academische vaardigheden;

- is in staat zelfstandig problematieken die verband houden met organisaties en processen in de publieke sfeer

van de verschillende overheidsniveaus te begrijpen vanuit hun historiek en maatschappelijke context;

1 De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA

www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.

Page 18: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

1 8 | d o m e i n s p e c i f i e k r e f e r e n t i e k a d e r

- is in staat zelfstandig maatschappelijk relevante problemen op de verschillende bestuursniveaus

beleidskundig te onderzoeken en te analyseren;

- is in staat zelfstandig publieke en social profitorganisaties in hun functioneren en beleidsopdrachten te

analyseren;

- is in staat tot kritische reflectie over de kerntaken van de overheid en de effecten van regelgeving op de

samenleving;

- is vertrouwd met het concept „governance‟ en heeft inzicht in het samenspel van overheden met andere

actoren (moet m.i. naar categorie 3 : oordeelsvermogen);

- beschikt over kennis en inzicht in de behoeften, problemen en oplossingen op het vlak van ICT voor

bestuurs- en beleidsdoeleinden in overheidsadministraties op een niveau dat volstaat voor aansturing van

ICT-departementen of consultants;

- is vertrouwd met begrippen en systemen van kwaliteitsbeleid.

2. Toepassing van kennis en inzicht

De master in de Bestuurskunde en het publiek management:

- kan problematieken die verband houden met organisaties en processen in de publieke sfeer omzetten in

wetenschappelijke bestuurskundige probleemstellingen, in een onderzoekstraject en in praktijkgerichte

aanbevelingen en toepassingen;

- is in staat zijn analyse van maatschappelijk relevante problemen om te zetten in voorstellen voor een

beleidsontwerp, dit beleidsontwerp te onderbouwen met technieken van beleidsopvolging en beleidsevaluatie

en dit alles voor te stellen in publiceerbare beleidsnota‟s;

- kan zelfstandig beleidsbeslissingen omzetten in legistieke teksten;

- is in staat zijn analyse van het functioneren van publieke organisaties om te zetten in ontwerpen voor

strategisch management met aandacht voor het management van de organisatieverandering;

- is in staat om organisaties, organisatieveranderingen en beleidsprocessen te sturen, daarbij kritisch gebruik

makend van methoden en technieken uit het strategisch management, het financieel management, het

personeelsmanagement, het organisatiemanagement en het informatiemanagement;

- is in staat zelfstandig een beleidsprogramma om te zetten in een prestatiebegroting en een financieel

programma;

- is in staat zelfstandig de financiële cyclus van de verschillende overheidsniveaus te begrijpen (begroting,

boekhouding, audit) op een toepassingsniveau dat volstaat voor aansturing van financiële departementen en

consultants;

- is in staat zelfstandig een cyclus van personeelsmanagement uit te werken en toe te passen op organisaties

uit de publieke sector (instroom, doorstroom, uitstroom) op een toepassingsniveau dat volstaat voor

aansturing van HRM-departementen en het werken met consultants;

- is bekwaam om de organisatie van de overheid in andere EU- en OESO-landen te vergelijken met deze in

eigen land.

3. Oordeelsvorming

De master in de Bestuurskunde en het publiek management:

- is in staat om onderzoeksmethoden zelfstandig toe te passen in het volledige traject van het uitwerken van

een probleemstelling tot het formuleren van beleidsadviezen;

- beschikt over een vermogen tot conceptueel en analytisch denken;

- kan een ontwerp van een beleidsnota opstellen;

- is zich bewust van de ethische, maatschappelijke,...aspecten van zijn vakgebied en zal er zich naar gedragen

4. Communicatie

De master in de Bestuurskunde en het publiek management:

- is in staat om zowel mondeling als schriftelijk te rapporteren vanuit een rol en positie die hoort bij staffuncties

of leidinggevenden;

Page 19: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

d o m e i n s p e c i f i e k r e f e r e n t i e k a d e r | 1 9

- beschikt over communicatieve vaardigheden op een toepassingsniveau dat volstaat voor beginnende

onderzoekers en leidinggevenden;

- beschikt over beroepsgerichte kennis van het Frans of Engels en kan zich in deze talen mondeling en

schriftelijk beroepsgericht uitdrukken;

- heeft een receptieve kennis en elementaire mondelinge en schriftelijke vaardigheid in het gebruik van een

tweede vreemde taal, te kiezen uit Frans, Engels of Duits.

5. Leervaardigheden

De master in de Bestuurskunde en het publiek management:

- is in staat om samen te werken, ook in een multidisciplinaire en internationale omgeving;

- beschikt over de attitude om zich op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in het vakgebied of

deelgebieden ervan.

3.3 besluit

Een performante overheid en een doeltreffende publieke sector zijn essentieel voor het realiseren van een meer

rechtvaardige, een meer duurzame en een meer democratische samenleving. Een snel veranderende en

complexe omgeving zet zowel druk op de rol van de overheid in de samenleving als op het interne functioneren

van de overheid. Meer bepaald zien we dat:

- de druk op de overheid om de eigen rol, werking en de effecten hiervan op de samenleving kritisch te

analyseren toeneemt in relatie tot een kritische, veeleisende en snel wijzigende en globaliserende

maatschappelijke omgeving;

- de relatie politici – ambtenaren grondig wijzigt, vooral als gevolg van toegenomen politieke en ambtelijke

professionalisering, de verhoogde druk op het politieke milieu,de mediatisering, de trend tot verzelfstandiging,

de informatisering en de informalisering van de relaties met de samenleving;

- de interne organisatie van de overheid ter discussie staat op elk niveau afzonderlijk, maar ook vanuit het

globale perspectief van de bestuurlijke organisatie;

- zowel intern binnen de overheid, als vanuit de maatschappelijke omgeving de druk toeneemt tot het

realiseren van „good governance‟, waarbij aandacht wordt gevraagd voor zowel traditionele publieke sector

waarden (zoals rechtmatigheid, rechtvaardigheid, rechtsgelijkheid, effectiviteit, integriteit, ...) als economische

waarden (zoals efficiëntie en zuinigheid);

- bij de overheid in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van managementinstrumenten, ingebed in een

beleids- en beheerscyclus;

- de druk op de overheid toeneemt om binnen een governance perspectief nieuwe vormen van samenwerking

en sturing op te zetten met andere actoren;

- een steeds belangrijker deel van het management en het optreden van de overheid in het algemeen de

omgang is met communicatie, zowel binnen publieke organisaties , tussen publieke organisaties, tussen

publieke en private organisaties, als in en met de bredere samenleving;

- het proces van beleidsvoering meer geprofessionaliseerd wordt en voorwerp is van specifieke beleidskundige

methoden en technieken;

- de druk op de overheid toeneemt om meer werk te maken van het opbouwen van een maatschappelijk

draagvlak, wat onderhandelingscapaciteit, flexibiliteit en vaardigheid in omgang met de media vergt.

Het is van groot belang dat de master in de Bestuurskunde kritisch inzicht heeft en vaardigheden bezit om deze

maatschappelijke complexiteit en veranderende rol en functioneren van de overheid te begrijpen. Er is immers

nood aan polyvalente stafmedewerkers en potentieel leidinggevenden die met een voldoende brede kijk op de

samenleving, op de politiek en op de evoluties rond en in de publieke sector kunnen functioneren.

Page 20: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

2 0 |

Page 21: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

| 2 1

deel 2

opleidingsrapport

Page 22: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

2 2 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Page 23: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 2 3

Hogeschool Gent

Algemene toelichting bij de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding Bestuurskunde en publiek

management aan de Hogeschool Gent

De Hogeschool Gent biedt zowel academisch als professioneel gerichte opleidingen aan in tien studiegebieden:

Architectuur, Biotechniek, Gezondheidszorg, Handelswetenschappen en bedrijfskunde, Industriële weten-

schappen en technologie, Audiovisuele en beeldende kunst, Muziek en dramatische kunst, Sociaal-agogisch

werk, Onderwijs en Toegepaste taalkunde. Deze opleidingen worden beheerd in dertien departementen,

verspreid over verschillende campussen in Gent en Aalst. De Hogeschool Gent telt het grootste aantal

hogeschoolstudenten in Vlaanderen, met zo‟n 17 000 ingeschreven studenten in het academiejaar 2010-2011.

De hogeschool maakt deel uit van de Associatie Universiteit Gent sinds de oprichting ervan in 2003.

De academisch gerichte bachelor- en masteropleiding Bestuurskunde en publiek management – uniek in

Vlaanderen – ressorteert onder het Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde van de Hogeschool

Gent. Dit departement biedt naast Bestuurskunde en publiek management ook de academisch gerichte bachelor-

en masteropleiding Handelswetenschappen aan.

De opleiding heeft haar wortels in het vroegere Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen (HIBH),

opgericht in 1946 in Elsene. Pas in 1970 kreeg het HIBH de toestemming om de diploma‟s „Kandidaat in de

bestuurswetenschappen‟ en „Licentiaat in de bestuurswetenschappen‟ uit te reiken. Tot in 1991 werd de opleiding

exclusief in avondonderwijs aangeboden. In 1995 volgde de integratie van de opleiding in de Hogeschool Gent,

wat meteen een verhuisoperatie van Elsene naar Gent op gang bracht. De opleidingen Handelswetenschappen

en Bestuurskunde vormen sindsdien samen het departement HABE in deze hogeschool.

Binnen de opleiding zijn geen afstudeerrichtingen afgebakend. In totaal zijn in het academiejaar 2010-2011

(status op 1 oktober 2010) ongeveer 171 studenten ingeschreven in de academisch gerichte bacheloropleiding en

113 studenten in de masteropleiding. In datzelfde academiejaar schreven zich 70 à 80 studenten in voor het

schakelprogramma.

Page 24: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

2 4 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding

Facet 1.1 Niveau en oriëntatie van de academisch gerichte bachelor en master

Beoordelingscriteria academisch gerichte bachelor:

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige

managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen,

zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;

- het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis

hebben van onderzoeksmethoden en –technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om

de relevante data te verzamelen die een oordeelsvorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en

ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van

de kennis en de vaardigheid tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek;

- het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de

wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met

inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste

ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met

andere vakgebieden.

Beoordelingscriteria master:

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:

- het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een

wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het

kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de

ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek

en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere

context;

- het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen

gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen

toepassen van paradigma‟s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van

de grenzen van paradigma‟s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu

uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving;

- een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein

van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen

ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn

om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten

van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en

diagnosticeren;

- hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk

onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of

kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor

de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend

beroepsbeoefenaar.

Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

Page 25: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 2 5

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De academisch gerichte bachelor- en masteropleiding in Bestuurskunde en publiek management bekleedt binnen

het Vlaamse onderwijslandschap een unieke positie. Zij is de enige opleiding in Vlaanderen die reeds vanaf de

bachelor volledig focust op de bestuurskundige discipline. De commissie heeft in het zelfevaluatierapport en

tijdens het bezoek vernomen dat de opleiding bewust kiest voor een breed, polyvalent en multidisciplinair

opleidingsprofiel. Het streefdoel is bestuurskundigen op te leiden die op stafniveau en in leidinggevende functies

aan de slag kunnen in de ruime publieke sector. Met dit doel voor ogen legt de opleiding een sterke nadruk op

management – als hulpwetenschap en als vaardigheid – in combinatie met een sterke academische basiskennis.

Zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding zijn algemene competenties uitgewerkt. Die zijn verder

geconcretiseerd in termen van kennis, inzicht en vaardigheden die studenten binnen verschillende

kennisdomeinen moeten verwerven.

Van de afgestudeerde bachelor in Bestuurskunde en publiek management wordt verwacht dat hij beschikt over:

- academische kennis van en inzicht in de structuur van de samenleving en de publieke sector, waardoor hij

maatschappelijke problematieken in de samenleving vanuit een bestuurskundig perspectief kan beschrijven,

analyseren en problematiseren;

- geïntegreerde kennis van en kritisch inzicht in problemen van publiek management en veranderings-

processen in de publieke sector;

- methodische kwaliteiten om problematieken op een academisch verantwoorde wijze te onderzoeken en op

een elementair niveau onderzoeksmethoden te kunnen toepassen;

- communicatieve en organisatorische capaciteiten, zowel met gesproken als met geschreven taal en met het

gebruik van informatiseringtechnologie.

Deze algemene bachelorcompetenties heeft de opleiding nauwkeuriger omschreven in termen van de

verschillende kennisdomeinen die in de opleiding aan bod komen. De opleiding onderscheidt hierbij drie soorten

domeinen:

- kerndomeinen: bestuurskunde, beleidskunde en publiek management;

- aspectwetenschappen: samenleving en politiek, recht en economie;

- ondersteunende domeinen: taal en communicatie, onderzoeksmethoden en informatica.

Wat de masteropleiding betreft, moet de student aan het einde van zijn opleiding in staat zijn om:

- problematieken van bestuur, beleid en publiek management te analyseren en te problematiseren op het

niveau van een potentiële stafmedewerker of leidinggevende in de publieke sector. Dit moet hij op een

zelfstandige wijze kunnen doen, blijk gevend van academische vaardigheden;

- onderzoeksmethoden zelfstandig toe te passen in het volledige traject van het uitwerken van een

probleemstelling tot het formuleren van beleidsadviezen;

- academische kwaliteiten met managementkwaliteiten te combineren: in staat zijn om organisaties,

organisatieveranderingen en beleidsprocessen te sturen en daarbij op zelfstandige en kritische wijze

methoden en technieken uit het strategisch management, het financieel management, het

personeelsmanagement, het organisatiemanagement en het informatiemanagement combineren;

- al het bovenstaande zowel op een geschreven als gesproken manier te presenteren vanuit een rol en positie

die hoort bij staffuncties of leidinggevenden.

Net zoals voor de bacheloropleiding, zijn de competenties voor de masteropleiding verder uitgewerkt onder

verschillende rubrieken: bestuur- en beleidskunde, organisatie & management, informatica en algemene

vaardigheden.

De commissie is van mening dat de doelstellingen voor de bachelor- en masteropleidingen overeenstemmen met

de decretale eisen, ook op het vlak van wetenschappelijke competenties. Daarenboven heeft zij tijdens de

gesprekken kunnen vaststellen dat de alumni en het werkveld het brede en multidisciplinaire profiel van de

opleiding waarderen. Het is voor de commissie duidelijk dat de opleiding op het vlak van profilering een

Page 26: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

2 6 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

belangrijke ommezwaai heeft gemaakt. Tot een vijftiental jaar geleden had de opleiding een sterk sociaal-

juridische inslag. Twee grondige hervormingsprocessen gedurende de voorbije jaren hebben het opleidingsprofiel

echter hertekend. De opleiding onderging een eerste inhoudelijke transformatie in 1997-1998. Op dat ogenblik

werd de kern van de opleiding, met name bestuurskunde, beleidskunde en publiek management, veel sterker

uitgebouwd. De invoering van de bachelor-masterstructuur vormde de aanleiding tot een tweede grondige

hervorming. Deze hervormingsronde zorgde voor een meer consistente programmaopbouw, de invoering van de

stage, een scherpere academische profilering van de master en een bijsturing van de aanpak van de

masterproef. De commissie onderschrijft de stelling dat de opleiding op een relatief korte tijd een transformatie

heeft ondergaan. Op basis van het zelfevaluatierapport en de gesprekken tijdens het bezoek heeft de commissie

in het bijzonder kunnen vaststellen dat de opleiding de voorbije tien jaar een grote vooruitgang heeft gemaakt op

het vlak van academisering. Zij is geëvolueerd van een beroepsgerichte naar een volwaardige academische

opleiding met heel wat deskundig personeel dat hoogwaardig onderzoek uitvoert.

Om vorm te geven aan dit academiseringproces, heeft de opleiding binnen de Associatie Universiteit Gent actief

meegewerkt aan de oprichting van associatieonderzoeksgroepen (AOG). Tegelijk lopen ook enkele

gemeenschappelijke projecten met de Universiteit Gent. De afgebakende speerpunten zijn

- lokale besturen;

- centrale besturen: actoren en processen in de politieke besluit- en beleidsvoering;

- diversiteit, vertegenwoordiging en beleid;

- bestuurlijke veiligheidsvraagstukken;

- social profit sector;

- sociaal-economisch beleid, beleidsinstrumenten en fiscaliteit;

- organisational and individual performance management.

Deze onderzoekslijnen zijn door de departementsraad verankerd en vormen het uitgangspunt bij de werving van

nieuwe personeelsleden, doctoraatstrajecten van nieuwe assistenten en het uitbouwen van

Associatieonderzoeksgroepen (AOG‟s). Alle onderzoekslijnen van de opleiding Bestuurskunde zijn in dergelijke

AOG‟s betrokken, wat heeft geleid tot de financiering van onderzoeksprojecten door de Onderzoeksraad van de

UGent. Het globale academiseringsbeleid wordt ontwikkeld en opgevolgd binnen de Academiseringsraad, die

initiatieven neemt ter verbetering van de onderzoeksomgeving.

Op het ogenblik van het visitatiebezoek was onduidelijk binnen welke faculteit een toekomst is weggelegd voor de

opleiding. Zij zou aansluiting kunnen vinden bij meerdere faculteiten, met name Politieke wetenschappen of

Toegepaste economie. De commissie wil de opleiding - ondanks de onzekere context waarin ze zich bevindt –

aanbevelen zelf positieve voorstellen over de toekomst van de opleiding binnen een universitaire omgeving te

formuleren. Hoewel reeds verschillende ideeën zijn ontwikkeld, zijn die nog niet door iedereen gedragen en

bediscussieerd.

Hoewel de commissie kan bevestigen dat de bachelor- en mastercompetenties qua niveau en oriëntatie duidelijk

aan de maat zijn, meent zij dat nog verbeteringsslagen mogelijk zijn op het vlak van een onderwijskundig

relevante formulering van de vooropgestelde competenties, die sturend kunnen zijn voor de keuze van geschikte

werk- en evaluatievormen. De commissie beveelt sterk aan om een eenduidig begrippenkader uit te werken en te

hanteren. In het huidig gehanteerde referentiekader worden te veel verschillende termen door elkaar gebruikt. De

opleiding heeft het in haar referentiekader over „doelstellingen‟ en „eindtermen‟ en over „basiscompetenties‟ in

haar competentiematrix. Die komen slechts gedeeltelijk overeen met de eindtermen, doelstellingen,

kerncompetenties en algemene competenties in de ECTS-fiches. Op basis van het zelfevaluatierapport en de

aangeleverde documenten was het voor de commissie niet steeds duidelijk wat met deze termen werd bedoeld.

De ontwikkeling van een eenduidig begrippenkader zal de opleiding volgens de commissie in staat stellen

duidelijker aan te geven wat de opleiding als geheel beoogt en welke bijdrage elk opleidingsonderdeel hiertoe

aanlevert. Dit begrippenkader dient vervolgens consequent te worden gebruikt in elke stap van de uitwerking van

het programma. Bovendien is het de commissie opgevallen dat het referentiekader sterk gericht is op kennis en

inzicht. Hoewel de vooropgestelde leerdoelen en competenties inhoudelijk relevant zijn, valt het op dat ze vrijwel

nooit zijn beschreven in termen van gedrag en attitudes. Dit bemoeilijkt volgens de commissie de omslag naar

competentiegericht opleiden en evalueren.

Page 27: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 2 7

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie raadt aan om een toekomstgerichte visie op de opleiding binnen een universitaire omgeving te

ontwikkelen.

De commissie beveelt de opleiding aan een eenduidig begrippenkader uit te werken en te hanteren, zodat zij een

duidelijkere visie kan ontwikkelen over wat zij beoogt en over de relatie tussen competenties en opleidings-

onderdelen.

De opleiding dient aandacht te besteden aan een gedragsgerichte omschrijving van de vooropgestelde bachelor-

en mastercompetenties.

Facet 1.2 Domeinspecifieke eisen

Beoordelingscriteria:

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.

- Voor academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen zijn de eindkwalificaties ontleend aan

eisen vanuit de wetenschappelijke en/of artistieke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en

voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de praktijk in het relevante beroepenveld.

Oordeel van de visitatiecommissie: goed

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

Zoals gesteld onder facet 1.1, profileert de opleiding zich als een polyvalente bestuurskundige opleiding.

Daarmee integreert zij economische en politieke wetenschappen: waar de eerste beperkte aandacht besteedt

aan beleidsanalyse maar meer aan management, is dat voor de politieke wetenschappen eerder omgekeerd. De

opleiding Bestuurskunde en publiek management beoogt het beleidskundige en het managementaspect

evenwaardig aan bod te laten komen. Het doel is bestuurskundige generalisten met een brede academische kijk

en ingesteldheid te vormen.

De commissie is van mening dat de doelstellingen goed aansluiten bij wat men vanuit het beroepenveld en de

wetenschappelijke discipline van een bestuurskundige mag verwachten. Toch wil zij er voor pleiten oog te hebben

voor een aantal onderbelichte aspecten in de nagestreefde competenties. Meer in het bijzonder zou het wenselijk

zijn meer aandacht te besteden drie elementen: (1) de internationale en vergelijkende aspecten van beleid,

bestuur en management; (2) de deontologische, ethische en maatschappelijke aspecten van het bestuurskundige

vakgebied en (3) interdisciplinariteit, in het bijzonder in de masteropleiding. Deze elementen zijn niet uitdrukkelijk

opgenomen in het referentiekader van de opleiding, maar zijn volgens de commissie van belang voor de jonge

bestuurskundigen die men vandaag wil vormen. In haar zelfevaluatierapport en tijdens de gesprekken erkent de

opleiding zelf dat internationaal-vergelijkende aspecten nog te mager zijn uitgebouwd. Een bijsturing van het

programma in die zin is daarom voorzien door de introductie van een nieuw opleidingsonderdeel „Comparative

public policy and public administration‟. De commissie wil er voor pleiten ook in de formulering van de

doelstellingen en beoogde competenties hier aandacht voor te hebben. Zij vindt het enigszins verwonderlijk dat

het multidisciplinaire aspect als een sterkte en profilering naar voren wordt geschoven, terwijl dit in de

competenties niet als dusdanig is terug te vinden. De oorzaak hiervan kan volgens de commissie echter

gerelateerd zijn aan de weinig gedragsgerichte omschrijving van de leerdoelen.

Page 28: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

2 8 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Op basis van het zelfevaluatierapport en de gesprekken is het voor de commissie duidelijk dat de opleiding

gestalte krijgt door informele contacten met het werkveld en de afgestudeerden en de instroom van nieuwe,

onderzoekservaren docenten. Binnen de opleiding vindt geen expliciete of systematische toetsing van de

doelstellingen met het beroepenveld plaats. Toch zijn er verschillende kanalen waarlangs de opleiding informatie

kan verkrijgen, onder meer via de stages, gastprofessoren en toegepast onderzoek. De commissie is het met de

opleiding eens dat hier ruimte voor verbetering is. De voorgestelde oprichting van een resonantiecommissie zou

een stap in de goede richting zijn om de inbreng van het relevante beroepenveld op een meer systematische

manier te verzekeren.

In het zelfevaluatierapport kreeg de benchmarking met vergelijkbare opleidingen in binnen- en buitenland weinig

expliciete aandacht. Niettemin is de commissie er op basis van de gesprekken met opleidingsverantwoordelijken

en docenten enerzijds en de ingekeken documenten anderzijds van overtuigd dat de opleiding vergelijkbaar is

met aanverwante opleidingen, zowel nationaal als internationaal. Om een beter aanwijsbare afstemming van de

doelstellingen op de eisen gesteld door (buitenlandse) vakgenoten mogelijk te maken, beveelt de commissie aan

een benchmarkingoefening uit te voeren. Gepaste vergelijkingspunten zijn volgens de commissie identificeerbaar,

bijvoorbeeld bij de verscheidende bestuurskundige opleidingen in Nederland. Uiteraard is ook benchmarking

mogelijk met verwante opleidingen in het Vlaamse universitaire onderwijslandschap, hoewel de opleiding van de

Hogeschool Gent zich van hen onderscheidt door een meer diepgaande focus op bestuurskunde vanaf het eerste

bachelorjaar, wat voor de universitaire opleiding niet het geval is.

Tot slot wil de commissie beklemtonen dat nog verbeteringen mogelijk zijn op het vlak van de externe

bekendmaking van de opleidingsdoelstellingen. In haar zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat het

moeilijk is abituriënten en beginnende studenten duidelijk te maken waar de opleiding toe leidt. Meestal voelen de

studenten dit pas concreter aan wanneer ze verder zijn gevorderd in hun opleidingstraject. Ook in het werkveld

kan de bekendheid van de opleiding nog worden vergroot. De commissie omschrijft de relatieve onbekendheid

van de opleiding wel als een aan te pakken verbeteringspunt, gezien studenten en afgestudeerden tijdens de

gesprekken zeiden hier enige hinder van te ondervinden, bijvoorbeeld bij sollicitaties. Een uitgewerkte

benchmarkingoefening kan volgens de commissie leiden tot een scherpere profilering en zo de communicatie

naar externen verbeteren.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie beveelt aan de opleidingsdoelstellingen meer systematisch te toetsen aan de meningen van

vertegenwoordigers van het beroepenveld en van toonaangevende vakgenoten uit binnen- en buitenland.

De commissie pleit ervoor in de doelstellingen meer aandacht te besteden aan internationale en vergelijkende

aspecten, deontologische, ethische en maatschappelijke aspecten en aan de interdisciplinariteit van het

bestuurskundige vakgebied.

De externe bekendheid van de opleiding kan worden verbeterd, onder meer door werk te maken van

benchmarking met vergelijkbare opleidingen in binnen- en buitenland.

Page 29: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 2 9

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende

Op basis van de oordelen over:

facet 1.1, niveau en oriëntatie: voldoende

facet 1.2, domeinspecifieke eisen: goed

is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke

kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.

Page 30: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

3 0 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Onderwerp 2 Programma

Facet 2.1 Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma

Beoordelingscriteria:

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te

bereiken.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De commissie meent dat de doelstelling om een brede, interdisciplinair gerichte opleiding aan te bieden

grotendeels wordt waargemaakt in het programma. Gedurende hun opleiding verwerven de studenten een

omvattende basiskennis van bestuurskunde, beleidskunde en management. Deze „stammen‟ geven structuur aan

het programma. De doelstelling om polyvalente bestuurskundigen op te leiden is herkenbaar in het programma

aangezien een breed scala van disciplines aan bod komt. In het eerste bachelorjaar wordt de student ingeleid in

Management, Bestuurs- en beleidskunde, Politicologie, Politieke geschiedenis, Mens, groep en organisatie en

practicum Samenleving en politiek. Daarenboven is er een sterk juridische klemtoon, met drie

opleidingsonderdelen Recht (Inleiding tot het recht, Grondwettelijk recht en Inleiding tot Europees recht). In het

eerste bachelorjaar is er ook aandacht voor informatica (onder de vorm van een practicum) en talen (minimaal

twee verschillende taalopleidingsonderdelen). In het tweede bachelorjaar wordt verder gebouwd op de in het

eerste jaar verworven basiskennis. De klemtoon op recht wordt verder gezet met twee juridische

opleidingsonderdelen, Privaatrecht en Bestuursrecht. Verder zijn de opleidingsonderdelen Inleiding economie,

Management in de publieke sector, Beleidskunde en Organisatie & ICT geprogrammeerd. Vanaf het tweede

bachelorjaar worden de onderzoeksvaardigheden van de studenten aangescherpt in twee opleidingsonderdelen

(Onderzoeksmethoden 1 en 2). Bovendien worden de twee taalopleidingsonderdelen verder gezet en heeft de

student een keuzevrije ruimte ter waarde van zes studiepunten. In het derde bachelorjaar wordt de training van

onderzoeksvaardigheden gecontinueerd in het opleidingsonderdeel Onderzoeksmethoden 3. Daarenboven

behandelen de studenten de opleidingsonderdelen Geschillen van bestuur, Sociaal-economisch beleid, Europese

integratie en Openbare financiën, aangevuld met twee taalopleidingsonderdelen, een opleidingsonderdeel Stage,

rapportering en communicatietraining, negen studiepunten keuzevrije ruimte en twee seminaries. Voor één van

deze seminaries maakt de student een keuze uit drie beleidsdomeinen (veiligheid, welzijn of gelijke kansen); voor

het andere uit drie bestuursniveaus (social profit sector, lokale besturen of centrale besturen).

In de masteropleiding worden vijftien studiepunten besteed aan de masterproef. Daarnaast volgen de

masterstudenten ook verplicht de opleidingsonderdelen Wetenschappelijke stromingen in bestuurs- en

beleidskunde en Practicum Beleidsvoorbereiding- en bepaling. Verder bestaat het masterprogramma uit twee

seminaries in een managementdiscipline, te kiezen uit Personnel management, Change management of

Financieel management. De overige studiepunten kan de student volgens eigen interesses invullen, met de

kanttekening dat de keuzevrijheid enigszins wordt afgeremd door twee lijsten van keuzeopleidingsonderdelen. De

eerste lijst verplicht de student twee opleidingsonderdelen van zes studiepunten te kiezen uit Bestuurlijke ethiek,

Burger en bestuur, Overheidsinformatisering of een nog niet gevolgd seminarie Bestuursniveau; de andere

keuzelijst verplicht één of twee opleidingsonderdelen te kiezen uit Capita selecta uit de politicologie, Governance

of security, Internationaal recht of een nog niet gevolgd seminarie Beleidsdomein of Bestuursniveau of een

seminarie Human Resource Management.

Page 31: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 3 1

Hoewel de commissie zoals gesteld beaamt dat het programma de studenten in staat stelt om de vooropgestelde

competenties te behalen, wil zij de opleiding drie aanbevelingen meegeven. Ten eerste kan de opleiding volgens

de commissie nog meer systematisch te werk gaan om te verifiëren of de eigen vooropgestelde doelstellingen

volledig worden afgedekt in het programma. Positief is dat een competentiematrix is uitgewerkt, maar die is

volgens de commissie enigszins onvolledig. Bovendien stroken de competenties in de matrix niet met de

competenties die worden vooropgesteld in het referentiekader en in de studiefiches. De commissie detecteert dan

ook een aantal mismatches in de verhouding tussen de vooropgestelde doelstellingen en het programma.

Enerzijds is het voor de commissie niet duidelijk op welke manier de verschillende competenties met betrekking

tot communicatie aan bod komen in het opleidingsprogramma. Dit sluit aan bij een aandachtspunt dat de

opleiding reeds zelf had gedetecteerd: hoewel de studenten doorheen hun opleiding frequent moeten spreken,

schrijven en presenteren, worden hun spreek- en schrijfvaardigheden te weinig en te laat in de opleiding getraind.

Anderzijds sluit de commissie zich aan bij de door de opleiding vastgestelde lacune inzake management, meer in

het bijzonder financieel management. Hoewel de opleiding uitdrukkelijk vooropstelt polyvalente managers te

willen opleiden, laat het opleidingsprogramma een vrij ruime keuzemogelijkheid aan managementmodules toe

vanaf het derde bachelorjaar. Een basiskennis financieel-, personeels- en informatiemanagement is daardoor niet

gegarandeerd. De commissie wil er voor pleiten te overwegen om financieel management een verplicht onderdeel

van het programma te maken.

Ten tweede beveelt de commissie aan te streven naar een meer consequente benoeming van doelen en

competenties. De ECTS-fiches vermelden zowel begincompetenties, eindcompetenties als doelstellingen. Voor

de commissie is het niet steeds duidelijk hoe de eindcompetenties gerelateerd zijn aan de doelstellingen van het

opleidingsonderdeel en aan de competenties die worden vooropgesteld in het domeinspecifiek referentiekader.

Bovendien is het onderscheid tussen „kerncompetenties‟ en „eindcompetenties‟ op de ECTS-fiches niet eenduidig.

Tijdens de gesprekken is gebleken dat de opleiding de voorbije jaren heel wat energie heeft geïnvesteerd in het

eenvormig maken van de ECTS-fiches. Op dit vlak is er reeds vooruitgang geboekt op het vlak van consistentie

over opleidingsonderdelen heen, maar de commissie wil ten sterkste aanbevelen om een herziening van de

vooropgestelde competenties en de daaraan verbonden leerinhouden in een breder perspectief door te voeren.

De ECTS-fiches zijn een goed begin om duidelijkheid te scheppen over de relatie tussen doelstellingen en

inhoud, maar een verdere ontwikkeling ervan is volgens de commissie zeker aangewezen. Op inhoudelijk vlak

zijn de competenties vermeld op de ECTS-fiches volgens de commissie wel aan de maat.

Ten derde heeft de commissie kwaliteitsverschillen tussen de opleidingsonderdelen vastgesteld, waarbij in het

bijzonder een bezorgdheid bestaat ten aanzien van de taalvakken. Die hebben een vrij belangrijk aandeel in het

opleidingsprogramma: in de drie bachelorjaren dienen studenten telkens twee taalvakken verplicht in hun

curriculum op te nemen. Tijdens de gesprekken heeft de commissie ook opgemerkt dat de studenten en alumni

vrij veel belang hechten aan taalvakken, maar eerder ontevreden zijn over het (te lage) niveau – in het bijzonder

van Frans. De commissie constateert dat enkele problemen met de taalvakken die bij de vorige visitatie in 2004

werden opgemerkt en intern goed bekend zijn, nog steeds bestaan. De visitatiecommissie merkte toen op dat

meer aandacht zou moeten uitgaan naar spreekvaardigheid en niveaudifferentiatie. De commissie sluit zich aan

bij deze kritiek. Zij heeft vastgesteld dat het startniveau van studenten in een bepaalde taal niet wordt getest en er

niet met niveaugroepen wordt gewerkt, hoewel jaarlijks belangrijke niveauverschillen in de talenkennis bij de

instromende studenten worden vastgesteld. De opleiding erkent dat het nog steeds met een structureel probleem

worstelt om op basis van niveaudifferentiatie te kunnen werken. Personeelsproblemen en grote

studentengroepen liggen hier aan de basis. De commissie vindt ook dat spreekvaardigheid, in het bijzonder in het

Frans, meer aandacht verdient. Opvallend is dat het talenonderwijs niet in verband wordt gebracht met het

Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. De commissie beveelt een

hervorming van het taalonderricht aan waarbij een aantal van de hierboven vermelde problemen worden

geremedieerd. Een dergelijke herziening dringt zich zeker op indien de keuze wordt gemaakt om een belangrijk

aandeel talen in het programma te continueren. Volgens de commissie zou een herziening ook een perspectief

moeten bieden om de taalvakken en de inhoudelijke opleidingsonderdelen beter met elkaar in verband te

brengen.

Page 32: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

3 2 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Naast de grote hervormingen van het opleidingsprogramma in het verleden (cf. facet 1.1), zijn er ook kleinere

aanpassingen gebeurd op basis van de studentenquêtes. Op vakgroepniveau en in de opleidingscommissie

wordt het opleidingsprogramma grondig besproken. Uit de gesprekken tijdens het visitatiebezoek heeft de

commissie onthouden dat de opleiding zegt pas recent – omwille van de academisering - over de middelen en

mensen te beschikken om dergelijke discussies grondig te kunnen voeren. In overeenstemming met facet 1.2 met

betrekking tot de toetsing van de opleidingsdoelstellingen, meent de commissie dat de opleiding meer

systematisch te werk kan gaan om curriculumhervorming te funderen op een structurele consultatieronde van

stakeholders zoals het relevante beroepenveld en alumni.

Wat de internationale dimensie van het programma betreft, blijkt uit de gesprekken dat de internationalisering –

deels omwille van de belangrijke inspanningen op het vlak van academisering – de voorbije jaren geen prioriteit is

geweest. De internationale dimensie sijpelde vooral door in het onderwijs via een steeds groeiend aantal

onderzoeksactieve docenten, die hun internationale ervaringen in hun onderwijs uitdragen. Een systematische

aandacht voor de internationale dimensie van het programma is pas recent gegroeid. Het departement

Handelswetenschappen & bestuurskunde streeft er naar zich op het vlak van onderwijsinternationalisering meer

te profileren door de invoering van het „Internationaal Paspoort‟. Met dit paspoort worden studenten sterk

gestimuleerd en zelfs gedwongen om minimum ter waarde van twaalf studiepunten (in de bacheloropleiding) of 6

studiepunten (in de masteropleiding) activiteiten te ontplooien met een internationaal karakter. De commissie

waardeert de geïntensifieerde inspanningen ten voordele van de onderwijsinternationalisering van de opleiding.

Aansluitend bij haar opmerking met betrekking tot de aandacht voor internationale en vergelijkende aspecten van

beleid, bestuur en management in de nagestreefde competenties, onderstreept de commissie het belang om

deze aspecten ook in het programma aan bod te brengen. Een nieuw opleidingsonderdeel „Comparative public

policy and public administration‟ kan hier verandering in brengen, maar voorlopig wordt dit alleen als een

keuzevak aangeboden. De commissie meent dat ook de toename van het Engelstalige onderwijs in het kader van

het internationaal paspoort zal leiden tot een versterking van de internationale oriëntatie van de studenten. Op het

ogenblik van het visitatiebezoek was het reeds zo dat sommige opleidingsonderdelen in het Engels worden

gedoceerd zodat buitenlandse studenten ze kunnen volgen. Sinds het academiejaar 2009-2010 vindt ook een

„International week‟ plaats. Tijdens deze week geven gastdocenten uit de partnerinstellingen les aan de

hogeschool en komen zij hun instelling voorstellen.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie raadt aan om meer systematisch te werk te gaan om te verifiëren of de eigen vooropgestelde

doelstellingen volledig worden afgedekt in het programma, met bijzondere aandacht voor de

opleidingsonderdelen met betrekking tot (financieel) management.

De commissie beveelt aan om een systematische screening van de ECTS-fiches door te voeren op basis van een

eenduidig begrippenkader, met bijzondere aandacht voor de verantwoording van de keuze van werk- en

evaluatievormen.

De commissie beveelt aan om de aanpak van de taalvakken grondig te herzien, waarbij men vertrekt van het

vaststellen van het beginniveau van de studenten, de na te streven competenties helder formuleert voor alle

aangeboden talen en hierbij verwijst naar het Europese referentiekader, de meest geschikte werkvormen kiest en

de competenties op een professionele manier toetst.

Page 33: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 3 3

Facet 2.2 Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma

Beoordelingscriteria:

- kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk

onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines;

- het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante discipline(s) door aantoonbare verbanden met

actuele wetenschappelijke theorieën;

- het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek

en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten;

- (bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen) het programma heeft aantoonbare verbanden met de

actuele praktijk van de relevante beroepen.

Oordeel van de visitatiecommissie: goed

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

Op basis van het ingekeken cursusmateriaal en de gesprekken met opleidingscoördinatoren, docenten, studenten

en alumni stelt de commissie vast dat er sprake is van een duidelijke beleidskeuze in de opleiding om onderzoek

en onderwijs met elkaar te integreren. De commissie is van mening dat de opleiding er in slaagt in haar onderwijs

de band te leggen met nationaal en internationaal wetenschappelijk bestuurskundig onderzoek en actuele

wetenschappelijke theorieën in dit onderzoeksgebied. Het lesmateriaal van een groot aantal

opleidingsonderdelen bevat recente onderzoeksrapporten en (internationale) wetenschappelijke artikelen. De

docenten integreren hun onderzoeksinzichten in het onderwijs en studenten hebben de kans om activiteiten te

ontplooien in het kader van de onderzoekslijnen, zowel in papers, de stage als de masterproef. De academische

gerichtheid wordt bovendien versterkt door geregeld gastsprekers uit de academische wereld aan het woord te

laten.

De commissie ziet ook een duidelijke opbouw in het onderwijs met betrekking tot wetenschappelijke

vaardigheden. Sinds de BAMA-hervorming is de aandacht voor onderzoeksmethoden in het programma sterk

toegenomen en gestructureerd. In het eerste bachelorjaar leert de student accuraat bronnengebruik aan binnen

het seminarie Samenleving en politiek. Alle eerstejaarsstudenten krijgen een twee uur durende sessie over het

leren opzoeken in databanken. Het wetenschappelijk werken komt verder aan bod in het tweede bachelorjaar,

waarin twee opleidingsonderdelen – Onderzoeksmethoden 1 en 2, ter waarde van respectievelijk zes en drie

studiepunten – aan deze materie zijn voorbehouden. In een eerste fase wordt dieper ingegaan op de definitie van

wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van een probleemstelling, het schrijven van een onderzoeksvoorstel

en enkele kwalitatieve onderzoeksstrategieën. Daarenboven krijgt de student ook een basisvorming in

beschrijvende statistiek en leert hij statistische informatie correct te interpreteren. In een tweede fase wordt dieper

ingegaan op verklarende statistische methoden, complexe probleemstellingen die eigen zijn aan

evaluatieonderzoek en kwantitatieve analysetechnieken. Theoretische lessen worden steeds aangevuld met

praktische toepassingen. De commissie is van mening dat deze methodecursussen inhoudelijk goed op elkaar

aansluiten, maar vindt dat de integratie van de methodecursussen met andere opleidingsonderdelen nog meer

aandacht vereist. Zo kan het bijvoorbeeld interessant zijn om in de methodecursussen actuele voorbeelden uit de

bestuurs- en beleidskunde op te nemen. Ook het in de opleiding lopende onderzoek zou de methodecursussen

inhoudelijk kunnen voeden. Vanaf 2011 zal de opleiding gebruik maken van een handboek over bestuurskundig

onderzoek dat hier allicht een nuttige functie zal kunnen vervullen. Daarbij aansluitend beveelt de commissie ook

aan om in de methodecursussen nauwer aan te sluiten bij de vaardigheden die gevraagd worden van studenten

in het kader van hun masterproef en andere opleidingsonderdelen. De studenten stellen vast dat de

opleidingsonderdelen Methoden sterk de nadruk leggen op kwantitatieve methoden, terwijl de opdrachten

doorheen hun opleiding vrijwel uitsluitend op kwalitatief onderzoek zijn gericht. De commissie meent dat er nog te

weinig training in kwalitatief onderzoek plaatsvindt, zeker omdat veel studenten in hun masterproef kwalitatief

onderzoek uitvoeren. Het effect van de training die studenten hierin wel krijgen, is nog te weinig merkbaar in de

ingekeken papers en proeven.

Page 34: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

3 4 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Globaal meent de commissie dat de beleidskeuze die ongeveer tien jaar geleden is gemaakt om onderzoek en

onderwijs te integreren succesvol is gebleken. De academisering is duidelijker merkbaar in het derde bachelorjaar

en de masteropleiding dan in het eerste en tweede bachelorjaar. Hoewel een dergelijk klemtoonverschil als

normaal kan worden beschouwd, wil de commissie aanbevelen om nog inspanningen te leveren om de integratie

van onderzoek en onderwijs in de hele bacheloropleiding te realiseren. Op het ogenblik van het visitatiebezoek

merkte de commissie op dit vlak nog enkele verschillen op tussen opleidingsonderdelen, zoals gesteld vooral in

het eerste en tweede bachelorjaar. De commissie beveelt ook aan te overwegen Onderzoeksmethoden vanaf het

eerste bachelorjaar in het programma te integreren om een onderzoeksgerichte attitude vanaf de start van de

opleiding te stimuleren.

Wat de professionele gerichtheid van het programma betreft, hebben de ingekeken documenten en de

gesprekken tijdens het bezoek de commissie doen besluiten dat de stage duidelijk een sterk punt is van de

opleiding. Studenten, alumni en werkveld waarderen de stage sterk. Op aanraden van de visitatiecommissie in

2004 is de stage een verplicht onderdeel van het opleidingsprogramma geworden. Ze vormt het sluitstuk van de

bacheloropleiding ter waarde van twaalf studiepunten en is een eerste kennismaking van de student met het

werkveld. De commissie is tevreden over het niveau en de aard van de stageopdrachten. De studenten lopen

stage in de overheids- of non-profit sector in de brede zin van het woord, gaande van lokale, regionale of federale

besturen tot politieke partijen en NGO‟s. De opleiding waakt er met een sterke voorbereiding van de

onderwerpenlijst over dat studenten aan een inhoudelijk waardevolle opdracht kunnen werken. Ook vindt de

commissie dat de procedure rond de stage goed is uitgewerkt in een duidelijk stappenplan. Externe

stagebegeleiders krijgen een heldere toelichtingsnota over de beoordeling van de stage en het stagerapport ter

beschikking. De student krijgt een lijst van mogelijke stageplaatsen aangereikt en kan een voorkeur kenbaar

maken. Vervolgens dient hij zelf voor de stageplaats bij de betrokken organisatie te solliciteren. Door de

inbedding van de stage in het opleidingsonderdeel Stage, rapportering & communicatie (SRC), worden de

studenten volgens de commissie ook adequaat voorbereid. Met het oog op de stage volgen de studenten een

aantal voorafgaande sessies met betrekking tot vergadertechnieken en projectmanagement. Beiden passen ze

concreet toe tijdens de stage, enerzijds door observatie en analyse van een vergadering en anderzijds door een

reflectie neer te schrijven over hun eigen projectmanagement (aanpak en uitwerking van de opdracht). In een

schriftelijk stagerapport reflecteren de studenten over hun activiteiten en ervaringen. De externe begeleider op de

stageplaats en de hogeschoolbegeleider spreken zich beiden uit over de kwaliteit van dit verslag, en beoordelen

ook algemene vaardigheden en attitudes, inzicht en aanpak van de stageopdracht, en de kwaliteit en kwantiteit

van de output van de stageopdracht.

De stage bevordert volgens de commissie duidelijk de professionele gerichtheid van het programma, maar heeft

ook een positieve invloed op de academische gerichtheid door de band van de stageopdrachten met de

uitgezette onderzoekslijnen. Zoals gesteld, lieten zowel studenten, alumni als de stagebegeleiders zich tijdens de

gesprekken erg positief uit over de stage. Om zich nog meer in te werken in de opdracht, zou de duur van de

stage volgens alle partijen mogen worden verlengd, maar daar is weinig ruimte voor in het programma. De

commissie is tevreden te vernemen dat de studenten de meerwaarde van hun stage vaststellen wanneer ze na

de afronding ervan opnieuw lessen volgen. De studenten zijn tevreden dat veel aandacht uitgaat naar feedback

en reflectie op het functioneren tijdens de stageperiode, zodat het leereffect wordt gemaximaliseerd. De

commissie meent echter dat de leerervaring van de stage nog zou kunnen worden geoptimaliseerd door de

ervaringen van de stage in de masteropleiding te benutten en te verankeren door studenten vanuit hun

praktijkervaring te laten terugkoppelen naar een bestuurskundig vraagstuk, en hen onderling feedback en

ervaringen te laten uitwisselen.

Naast het goed ontwikkelde stageconcept, blijkt een duidelijke professionele gerichtheid ook uit het ingekeken

cursusmateriaal. Daarin zijn actuele ontwikkelingen in de openbare sector aantoonbaar verwerkt. De studenten

beschouwen dit als een sterk punt van hun opleiding. De band met de praktijk wordt verder ook gelegd door op

geregelde basis gastsprekers uit het beroepenveld uit te nodigen voor een praktijkgetuigenis of het uitwerken en

toelichten van een case. In de bijdrage van gastsprekers ligt de nadruk op kritische reflectie en

praktijkvoorbeelden. Uit het overzicht van gastcolleges kan de commissie afleiden dat in elk opleidingsjaar vrij

veel gastsprekers aan het woord worden gelaten over uiteenlopende thema‟s.

Page 35: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 3 5

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie meent dat de leerervaring van de stage aan het einde van de bacheloropleiding nog zou kunnen

worden geoptimaliseerd door de ervaringen van de stage in de masteropleiding te benutten en te verankeren.

De commissie beveelt aan om in de methodecursussen nauwer aan te sluiten bij de vaardigheden die gevraagd

worden van studenten in het kader van hun masterproef en andere opleidingsonderdelen. Meer in het bijzonder

dienen kwalitatieve onderzoeksmethoden sterker te worden getraind.

De integratie van de methodecursussen met andere opleidingsonderdelen vereist nog meer aandacht.

Facet 2.3 Samenhang van het programma

Beoordelingscriterium:

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De opleiding vertoont volgens de commissie voldoende inhoudelijke samenhang. Zoals gesteld bij facet 2.1, is het

opleidingsprogramma opgebouwd rondom de hoofdlijnen bestuurskunde, beleidskunde en management. Deze

„stammen‟ geven volgens de commissie structuur aan het programma. De studenten bouwen doorheen hun

opleidingstraject een groeiende specialistische kennis in de drie voornoemde domeinen op. Enkel voor

management is hier een kanttekening bij te maken, zoals aan bod is gekomen onder facet 2.1. De samenhang

van het programma en de onderlinge afstemming van opleidingsonderdelen zijn verantwoordelijkheden van de

opleidingscommissie en van de vakgroepen Bestuur & Beleid en Management & Organisatie. In de praktijk

overleggen docenten vaak met elkaar op het niveau van de stammen in de opleiding. Dit overleg verloopt

informeel: docenten die aanverwante opleidingsonderdelen doceren, wisselen ervaringen uit en passen indien

nodig de inhoud of opdrachten aan. In het verleden is deze aanpak reeds succesvol gebleken om een aantal

overlappingen, bijvoorbeeld in de opleidingsonderdelen met betrekking tot publiek management, weg te werken.

De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport aan de noodzaak te zien om dit overleg enigszins te formaliseren.

Een formeler overlegmodel biedt grotere garanties op een inhoudelijke focus van de discussies en een

gestructureerde onderwijskundige reflectie over het gebruik van bepaalde concepten en theorieën. De commissie

sluit zich bij dit voornemen aan. Op basis van de gesprekken is het voor de commissie duidelijk geworden dat

relatief weinig onderwijskundig overleg tussen de docenten plaatsvindt. Daardoor is nog geen echte

gemeenschappelijke onderwijsvisie tot stand gekomen. De commissie wijst daarenboven op de noodzaak van

coördinatie over de stammen en vakgroepen heen. Het overleg via de vakgroepen houdt een risico in op

tegengestelde of versplinterde visies over de hele opleiding.

De commissie waardeert het dat het programma in zijn huidige vorm vrij veel ruimte voor verbreding en eigen

invulling door de studenten biedt. Volgens de commissie is deze keuzevrijheid zelfs té groot omdat er weinig

inhoudelijke sturing of steun wordt voorzien bij de samenstelling van een keuzepakket. Vanaf het tweede

bachelorjaar kunnen de studenten zes studiepunten invullen met keuzevakken, vanaf het derde bachelorjaar gaat

het om negen en in het masterjaar in totaal achttien studiepunten. De keuzevrijheid van de studenten is de

voorbije academiejaren wel ingeperkt. De masterstudenten mogen sinds het academiejaar 2010-2011 een

beperkt aantal opleidingsonderdelen van het derde bachelorjaar opnemen in hun keuzepakket. De studenten

relativeren de keuzeruimte enigszins omdat de keuzelijst relatief stabiel is over het tweede en derde bachelorjaar

en het masterjaar. De commissie meent dat de opleiding bij de huidige manier van werken onnodig het risico

loopt dat studenten geen zinvol keuzepakket samenstellen en hun keuze voor bepaalde opleidingsonderdelen

Page 36: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

3 6 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

baseren op de moeilijkheidsgraad. De commissie beveelt aan de keuzevrije ruimte beter te structureren,

bijvoorbeeld door de samenstelling van profielen of majors. Deze werkwijze zou meer diepgang in het programma

toelaten en mogelijk ook de praktische problemen die nu samengaan met het grote aantal keuzevakken kunnen

verhelpen.

De studenten met wie de commissie sprak, merkten op dat het opnemen van keuzevakken aan de Universiteit

Gent mogelijk is, maar in de praktijk niet zo vlot loopt. Inschrijven voor deze vakken brengt heel wat administratief

werk met zich mee.

Tot slot wil de commissie nog een opmerking mee te geven met betrekking tot de samenhang van de taalvakken,

zowel tussen de verschillende taalvakken binnen opleidingsjaren als over de opleidingsjaren heen. Het is voor de

commissie niet geheel duidelijk hoe de „eerste‟ en „tweede‟ vreemde taal die de studenten moeten kiezen zich ten

opzichte van elkaar verhouden. Het gewenste niveau dat de studenten zouden moeten behalen, wordt niet

duidelijk afgebakend. Ook vindt de commissie het enigszins verwonderlijk dat de verschillende taalvakken binnen

eenzelfde opleidingsjaar uiteenlopende thema‟s behandelen. De studenten zouden volgens de commissie baat

hebben bij meer inhoudelijke consistentie tussen de taalvakken. Er kan ook worden nagedacht over een sterkere

integratie van het talenonderwijs en de bestuurskundige opleidingsonderdelen. Op het ogenblik van het

visitatiebezoek wordt reeds in een groot aantal cursussen gewerkt met anderstalige teksten. Een sterkere

integratie zou volgens de commissie interessante perspectieven bieden.

Voor studenten die een individueel jaarprogramma aanvragen, omdat ze al een diploma hebben verworven of niet

geslaagd zijn voor bepaalde opleidingsonderdelen, wordt rekening gehouden met een volgtijdelijkheidsschema.

Ter bewaking van de samenhang van het individuele programma, dient de studietrajectbegeleider elk individueel

programma te bespreken met de student.

Aanbevelingen ter verbetering:

De opleiding dient te onderzoeken of het de keuzevrije ruimte in het programma beter kan structureren door

profielen of majors af te bakenen.

De commissie beveelt aan meer gelegenheden te creëren om met het gehele docentenkorps te reflecteren op de

concretisering van de doelstellingen in alle opleidingsonderdelen. Dergelijk overleg dient ook tussen de

verschillende stammen van de opleiding plaats te vinden.

De commissie beveelt een sterkere inhoudelijke consistentie tussen de taalvakken aan, eventueel in combinatie

met een sterkere integratie van het talenonderwijs en de bestuurskundige opleidingsonderdelen.

Facet 2.4 Studieomvang

Beoordelingscriterium:

De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang:

- bachelor: tenminste 180 studiepunten

- master: ten minste 60 studiepunten

Oordeel van de visitatiecommissie: ok

Page 37: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 3 7

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De academisch gerichte bacheloropleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus

een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten. De opleiding voldoet hiermee aan de formele

eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een academisch gerichte bachelor.

De masteropleiding bestaat uit 1 studiejaar van 60 studiepunten. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele

eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een master.

Aanbevelingen ter verbetering:

/

Facet 2.5 Studielast

Beoordelingscriteria:

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De studenten worden over hun bestede studietijd bevraagd met een tool die ze via het elektronische leerplatform

kunnen bereiken. Dit gebeurt volgens de methode van het „schatten achteraf‟. Het departement

Handelswetenschappen en bestuurskunde sluit zich hiermee aan bij de methodiek die door de centrale diensten

van de Hogeschool Gent is uitgewerkt. Op hogeschoolniveau zijn de voorbije jaren verschillende aanpassingen

gebeurd aan de wijze van studietijdmeting. Voor het departement Handelswetenschappen en bestuurskunde

geldt dat de responsgraad te laag is om zinvolle conclusies te trekken. De verkregen resultaten wezen eerder in

de richting van een te lage studielast.

Omdat de meetinstrumenten geen bruikbare resultaten hebben opgeleverd, wordt informatie over de bestede

studietijd via andere kanalen verzameld. De voornaamste zijn de vakevaluaties (bevragingen per

opleidingsonderdeel), mondelinge bevraging van de bijna-afgestudeerden of via de jaarverantwoordelijke student

en docent. Informatie over de studielast komt dus voornamelijk via informele kanalen bij de opleiding terecht, die

op basis hiervan maatregelen neemt. De studenten met wie de commissie sprak, getuigden dat zij inderdaad in

het geval van problemen de jaarverantwoordelijke student aanspreken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij

samenvallende deadlines. Volgens de studenten is er aan het einde van een semester wel een piek in de

werkbelasting merkbaar, maar zij vinden het opleidingsprogramma over het algemeen goed studeerbaar en

ervaren dat rekening wordt gehouden met de spreiding van deadlines. Tijdens de gesprekken bleek wel dat de

masterstudenten het soms moeilijk hebben met de combinatie van de masterproef met het opmaken van een

beleidsplan in het kader van een practicum. De studenten beschouwen het beleidsplan als een zware opdracht

en een hinderpaal om aan hun masterproef te beginnen. De opleiding eist echter van studenten dat ze de beide

opdrachten tegelijk kunnen voltooien.

De commissie betreurt de lage respons en vraagt aandacht voor de verfijning van de studietijdmetingen. Ondanks

de tekortkomingen ervan, pleit de commissie ervoor ze te blijven uitvoeren en eventueel via interviews te peilen

naar een beter inzicht in de resultaten. Dit zal de opleiding meer houvast bieden bij het doorvoeren van

Page 38: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

3 8 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

wijzigingen in studiepunten. Zo werd bijvoorbeeld het practicum Beleid teruggebracht van twaalf naar negen

studiepunten, terwijl het zonder valide meetresultaten moeilijk in te schatten is of een dergelijke verlaging zinvol of

realistisch is.

De commissie meent dat de opleiding vanaf de start van het academiejaar inspanningen doet om

studiebevorderende maatregelen te nemen. De lesroosters worden zodanig opgemaakt dat een evenwichtige

spreiding van de studiebelasting over semesters mogelijk is, althans voor studenten met een modeltraject.

Specifiek voor studenten met een individueel jaarprogramma wordt naar een evenredige verdeling gestreefd.

Voorts zorgt ook het laagdrempelige contact tussen docenten en studenten voor een studiebevorderende

omgeving.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie pleit er voor inspanningen te blijven leveren om de studietijd te meten, ondanks de vastgestelde

tekortkomingen van studietijdmeetmethodes. Via interviews kan worden gepeild naar een beter inzicht in de

kwantitatieve meetresultaten.

Facet 2.6 Afstemming tussen vormgeving en inhoud

Beoordelingscriteria:

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De werkvorm binnen elk opleidingsonderdeel is in belangrijke mate een keuze van de docenten. De relatieve

kleinschaligheid van de opleiding biedt alvast het voordeel dat de docenten, zeker aan het einde van de

bacheloropleiding en in de masteropleiding, veel gebruik kunnen maken van activerende werkvormen. Dit

betekent dat ook binnen een „klassieke‟ werkvorm als hoorcolleges relatief veel ruimte voor interactie bestaat.

Naast de hoorcolleges worden ook werkcolleges en oefeningen ingericht, waarbij studenten onder begeleiding

opzoekwerk doen of oefeningen maken. Naarmate de opleiding vordert, wordt stelselmatig meer gebruik gemaakt

van werkvormen zoals begeleide zelfstudie, projectwerk (zowel individueel als in groep), seminaries en

werkveldbezoeken. Tijdens verschillende sessies georganiseerd door de hogeschool of het departement kunnen

de docenten nieuwe onderwijsconcepten leren kennen. De commissie meent dat de werkvormen in voldoende

mate aansluiten bij de beoogde doelstellingen van de bachelor- en masteropleiding, maar meent dat meer

aandacht nodig is voor de afstemming tussen doelstellingen, werkvormen en evaluatievormen. Verbetering is

volgens de commissie mogelijk op vlak van de uitwerking van een gezamenlijk gedragen didactisch concept voor

de bachelor- en masteropleidingen. Tijdens de gesprekken was het voor de commissie immers niet helemaal

duidelijk in welke mate er sprake is van een gezamenlijke visie en gelijklopende praktijk. Zoals gesteld bij het

facet samenhang, ziet de commissie een verbeteringsopportuniteit in het gezamenlijk reflecteren over de

concretisering van de doelstellingen in alle opleidingsonderdelen. Wat werk- en evaluatievormen betreft zijn

intervisies of het bijwonen van elkaars colleges aangewezen methodes.

De opleidingsverantwoordelijken tonen zich tijdens de gesprekken bewust van de noodzaak om het

competentiegericht onderwijs daadwerkelijk te realiseren. Nog niet alle stappen in die richting zijn al gezet.

Volgens de opleidingsverantwoordelijken heeft dit te maken met het feit dat alle aandacht in de eerste plaats is

uitgegaan naar de academisering, waardoor het onderwijskundige enigszins in de verdrukking is geraakt.

Page 39: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 3 9

Niettemin is er veel informeel overleg tussen de docenten, waardoor een eerder impliciete onderwijsvisie is

ontstaan.

De elektronische leeromgeving Dokeos biedt docenten de mogelijkheid om cursussites aan te maken en te

beheren. Dokeos wordt volgens de commissie echter hoofdzakelijk gebruikt om documenten uit te wisselen. De

interactieve mogelijkheden, zoals het creëren van werkgroepen of het beheren van discussiefora, worden

vooralsnog te weinig benut. Het elektronische leerplatform houdt volgens de commissie mogelijkheden in om

studenten in staat te stellen leerinhouden op eigen tempo en op verschillende niveaus te verwerken, eventueel

met uitbreidingsleerstof en om hun inzichten te toetsen. Dit zou ook voor het taalonderricht, besproken in facet

2.1, zijn nut kunnen bewijzen. Wanneer er ook vragen bij die leerstof worden geformuleerd, is de elektronische

leeromgeving bovendien een hulpmiddel voor studenten ter voorbereiding van examens. Deze vorm van

geprogrammeerde instructie zou daarenboven geschikt zijn om werkstudenten in de gelegenheid te stellen met

minder contacturen dezelfde leerstof te verwerken.

Tijdens haar bezoek had de commissie ook de gelegenheid om het cursusmateriaal van de bachelor- en

masteropleiding in te kijken. Zij kon op basis daarvan besluiten dat de cursussen van een behoorlijk niveau zijn,

en dat er op een goede manier in wordt verwezen naar recente literatuur. Deze representeert volgens de

commissie een goede mix van beleidsrapporten, (Engelstalige) internationale peer reviewed artikels en

(Nederlandstalige) praktijkgerichte artikels. Het cursusmateriaal brengt daarmee zowel de academische als

professionele gerichtheid van de opleiding tot uiting. De kwaliteit van het cursusmateriaal wordt bevraagd in de

vakevaluaties. De studenten beoordelen dit over het algemeen positief. Het valt de commissie op dat de

kwaliteitsverschillen tussen de cursussen vrij groot zijn: waar de ene cursus geen inleiding of inhoudsopgave

bevat, introduceren anderen de na te streven doelstellingen op een heldere manier. De commissie raadt aan de

kwaliteit van het ter beschikking gestelde cursusmateriaal beter te stroomlijnen en meent dat de screening

hiervan mogelijk een taak is voor de studentenvertegenwoordigers. Bovendien vindt de commissie het opvallend

dat vrij veel gebruik wordt gemaakt van zelf ontwikkeld cursusmateriaal, terwijl er vaak al verschillende goede

handboeken bestaan. De studenten merkten tijdens de gesprekken overigens op dat sommige verplicht aan te

kopen boeken, weinig worden gebruikt..

Aanbevelingen ter verbetering:

Verbetering is mogelijk op het vlak van de uitwerking van een gezamenlijk gedragen didactisch concept voor de

bachelor- en masteropleidingen.

De commissie beveelt aan om de interactieve mogelijkheden van het elektronisch leerplatform beter te benutten.

De commissie raadt aan om de kwaliteit van het ter beschikking gestelde cursusmateriaal beter te stroomlijnen.

Facet 2.7 Beoordeling en toetsing

Beoordelingscriterium:

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

Page 40: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

4 0 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De organisatie van examens en toetsen wordt geregeld in het Onderwijs- en examenreglement (OER) van de

Hogeschool Gent. Per departement zijn bijkomende regels gestipuleerd in het departementaal onderwijs- en

examenreglement. De studenten krijgen inspraak bij de opmaak van het examenrooster. De

studietrajectbegeleider helpt studenten met een individueel aangepast jaarprogramma wanneer ze worden

geconfronteerd met samenvallende examens.

De commissie is tevreden over de variatie aan evaluatievormen: zowel schriftelijke examens (open of gesloten

vragen, weinig multiple choice), mondelinge examens, papers, permanente evaluatie, presentatie, groepswerk en

praktijkexamens op basis van oefeningen komen aan bod. Het merendeel van de op kennis gerichte

bacheloropleidingsonderdelen worden geëvalueerd aan de hand van op kennis en kunde gerichte examens. Over

de opleidingsjaren heen verschuift de klemtoon meer van kennisgerichte evaluatie naar de toetsing van algemene

en wetenschappelijke competenties. De academische ingesteldheid en vaardigheden van de studenten laten zich

moeilijker toetsen, maar de opleiding beschouwt haar kleinschaligheid op dit vlak als een voordeel: de kleine

studentengroepen laten actieve werkvormen en competentiegerichte evaluatie toe, soms door meerdere

docenten.

De commissie kon tijdens het bezoek een selectie van examenvragen inkijken. Zij trof daarbij goede voorbeelden

van examenvragen aan, maar stelde ook een vrij grote variatie aan kwaliteit vast tussen de opleidingsonderdelen.

Bij sommige opleidingsonderdelen beperkten de vragen zich vrij sterk tot een reproductie van de cursus. De

commissie trof ook enkele voorbeelden aan van onduidelijke of dubbelzinnige vraagstellingen. Ook

meerkeuzevragen zijn niet steeds op de correcte manier opgesteld. De commissie leidt op basis van de

ingekeken examenvragen af dat er weinig monitoring van of ondersteuning bij toetsingsvormen en – kwaliteit lijkt

te bestaan binnen de opleiding. Tijdens de gesprekken met docenten blijkt dat zij op eigen initiatief informeel met

hun collega-docenten over examens overleggen. Over de beoordeling van de masterproef is er wel grondig

overleg onder alle docenten. Verder zijn er ook initiatieven op het vlak van onderwijskundige professionalisering,

bijvoorbeeld rond competentiegerichte evaluatie. De commissie beveelt aan de docenten verder te ondersteunen

op vlak van de gehanteerde toetsvormen. Het eenmalige initiatief hierover werd nadien immers niet verder

opgevolgd. Verwijzend naar facet 2.6, meent de commissie ook dat de gepaste evaluatievormen nog beter

kunnen worden afgestemd op de vooropgestelde doelstellingen van een opleidingsonderdeel en de gekozen

werkvormen (cf. supra).

De commissie meent dat de studenten behoorlijk worden geïnformeerd over de evaluatiewijze – en criteria.

Informatie over de evaluatie wordt vooraf door middel van ECTS-fiches aan de studenten beschikbaar gesteld.

Deze fiches zijn via de digitale leeromgeving toegankelijk. Voorbeeldexamens worden voor de meeste

opleidingsonderdelen voorzien. Naast voorbeeldvragen als voorbereiding op examens kunnen

voorbeeldantwoorden volgens de commissie eveneens leerrijk zijn. Na de examens is er mogelijkheid tot

feedback met inzage van het examen, zodat studenten inzicht kunnen verwerven waarom ze eventueel niet zijn

geslaagd en aanwijzingen meekrijgen ter verbetering van hun studieresultaten. Bij docenten wordt aangedrongen

op voldoende diepgaande feedback nadat studenten een paper, werkstuk of scriptie hebben ingediend. De

studenten tonen zich tijdens de gesprekken erg tevreden over de feedback bij hun opdrachten.

Tijdens hun opleiding worden studenten ook frequent beoordeeld op basis van groepsopdrachten. Tijdens de

gesprekken met docenten heeft de commissie kunnen vaststellen dat het docentenkorps bekommerd is om de

correcte beoordeling van de individuele inbreng van studenten en om eventueel freerider-gedrag tegen te gaan.

Zo worden groepen in de regel beperkt tot drie studenten. Voor sommige opleidingsonderdelen wordt een

aanvullend examen ingericht om de individuele inbreng van studenten in rekening te nemen, terwijl voor andere

opleidingsonderdelen met peer assessment wordt gewerkt. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval voor Engels en

voor het Practicum beleidskunde. De studenten beoordelen halverwege het groepswerk of hun medestudenten

voldoende bijdragen; vervolgens wordt ook hun presentatie via peer assessment beoordeeld. In het

opleidingsonderdeel Samenleving en politiek in het eerste bachelorjaar werd het aandeel groepswerk beperkt

omdat werd vastgesteld dat studenten ongelijk bijdroegen. De studenten vervullen nu het laatste deel van de

Page 41: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 4 1

groepsopdracht af met een individuele paper waarop ze worden beoordeeld. De commissie is tevreden vast te

stellen dat docenten naar goede methoden zoeken om groepsopdrachten correct te beoordelen, maar raadt aan

om studenten ook de samenwerking op zich te laten evalueren.

De beoordeling van de stage is volgens de commissie goed uitgewerkt. Een vierde van de totaalscore gaat naar

de toepassing van theoretische inzichten over vergadertechnieken en projectmanagement. Drie vierde van de

punten wordt toegekend op basis van het functioneren tijdens de stage en het stagerapport. De punten zijn verder

opgesplitst in vijf beoordelingscomponenten: algemene vaardigheden en attitudes tijdens de stage (twee punten),

inzicht en aanpak van de opdracht (vier punten), kwaliteit en kwantiteit van de output en het eindproduct (vijf

punten), volledigheid en juistheid van de schriftelijke neerslag (twee punten) en de redactionele kwaliteit van het

stagerapport (twee punten). Positief is dat vier beoordelaars de stagerapporten nalezen: de externe

stagebegeleider, de hogeschoolbegeleider, de communicatieverantwoordelijke en de stagecoördinator. De

studenten krijgen aan de hand van een evaluatieformulier feedback op de verschillende componenten tijdens een

evaluatiegesprek van één uur. Om de consistentie van de beoordeling te bewaken, leest de stagecoördinator de

stagerapporten van alle studenten. De commissie meent dat de beoordelingscomponenten als houvast voor

(externe) beoordelaars nog duidelijker kunnen worden door er gedragsindicatoren aan te koppelen.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie beveelt aan de docenten verder te ondersteunen op het vlak van de gehanteerde toetsvormen,

zowel door onderwijskundige professionalisering als door een sterkere monitoring van de toetsingsvormen en –

kwaliteit.

De opleiding dient verder in te zetten op de bewaking van de samenhang tussen doelstellingen, onderwijsvormen

en evaluatievormen.

Facet 2.8 Masterproef

Beoordelingscriteria

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de

onderzoeksingesteldheid van de student.

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.

Oordeel van de visitatiecommissie: ABA: nvt

MA: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De masterproef neemt als sluitstuk van de masteropleiding vijftien studiepunten in beslag, waarmee de opleiding

voldoet aan de decretaal opgelegde eisen. Volgens de commissie zijn de doelstellingen van de masterproef

helder geformuleerd. Het streefdoel is de student zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren om

hem op die manier kritisch te laten nadenken over de wijze waarop kennis wordt gegenereerd. De student

vertrekt daarbij van een probleemstelling, operationaliseert de nodige concepten, modellen en theorieën, kiest

een bepaalde wetenschappelijke methodologie en past die toe. Data en literatuur dienen kritisch te worden

verwerkt en geanalyseerd, waarna de masterproef wordt afgerond met een synthese van de verworven inzichten

en een conclusie.

Page 42: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

4 2 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

De commissie waardeert de keuze van de opleiding om de masterproef sterk te laten aansluiten bij lopend

onderzoek. Dit vindt zij een grote verbetering ten opzichte van de vroegere situatie waarbij de student een grote

vrijheid kreeg bij de keuze van het onderwerp. Per onderzoekslijn worden voorstellen aangereikt, waarbij wordt

gestreefd naar een evenwicht tussen verschillende soorten onderwerpen (lokaal, centraal en internationaal

georiënteerde onderwerpen). De opleiding beschouwt de inschakeling van masterproeven in lopend onderzoek

als een win-winsituatie voor zowel docent als student: de docent kan van de output gebruik maken, de student

komt in contact met onderzoek en de kwaliteit van zijn begeleiding is beter gewaarborgd. Een eigen voorstel van

de student is nog altijd mogelijk, maar dit is een minderheid geworden. Studenten mogen indien gewenst met

twee samen een masterproef schrijven, maar ook dat is een minderheid.

Aan het einde van de bacheloropleiding en het begin van de masteropleiding krijgen de studenten toelichting over

de doelstellingen, inhoud en organisatie van de masterproef. Zij kunnen alle informatie raadplegen op Dokeos,

evenals ondersteunende hulpmiddelen op het vlak van refereren, methodologie en redactie. De commissie heeft

deze informatie voor studenten ingekeken en besloten dat zij duidelijk is uitgewerkt. Studenten kunnen ook

steeds de masterproefcoördinator contacteren. De aanduiding van een dergelijke coördinator omschrijft de

commissie als een positief punt.

Het is de commissie opgevallen dat weinig studenten kwantitatief onderzoek uitvoeren in het kader van hun

masterproef. De opleiding vindt dit, blijkens de gesprekken, zelf een punt van zorg. Ze schrijft dit fenomeen deels

toe aan het feit dat de meeste docenten vertrouwd zijn met kwalitatief onderzoek. Ook de studenten zelf geven de

voorkeur aan kwalitatieve methoden, maar de commissie constateert wel dat ze hier minder goed in worden

opgeleid dan in kwantitatieve methoden. De commissie is bezorgd om dit evenwicht. Zoals reeds opgemerkt bij

facet 2.2, is het zaak om de methodecursussen sterker te laten aansluiten bij de vaardigheden die van studenten

worden gevraagd in het kader van hun masterproef. Hoewel het ook verkieselijk is dat een groter aantal

studenten zich voldoende vertrouwd voelt met kwantitatieve methoden om ze in de masterproef toe te passen,

dient de opleiding er over te waken dat de studenten ook op het vlak van kwalitatieve methoden gewapend zijn

om hun masterproef volgens de regels van de kunst uit te voeren. Het aangekondigde „handboek bestuurskundig

onderzoek‟ kan hiervoor een goed referentiekader worden.

De studenten dienen hun masterproef te schrijven in de vorm van een publiceerbaar wetenschappelijk artikel, met

een Engels- en Nederlandstalige abstract. Het streefdoel is dat een masterproef na afronding geschikt zou

moeten zijn om voor een review aan te bieden in een A2-tijdschrift. De opleiding is zelf nog niet tevreden over het

aantal masterproeven waarbij deze doelstelling wordt gehaald.

Voor elke masterproef wordt een promotor toegewezen. Dit zijn steeds docenten, doctor-assistenten of

assistenten, met een richtlijn van maximaal vijf masterproeven per begeleider per academiejaar. Indien het

onderwerp er aanleiding toe geeft, wordt een co-promotor aangesteld. De studenten voelen zich goed voorbereid

op het aanvatten van de masterproef door de vele papers en opdrachten in de bacheloropleiding, maar maakten

tijdens de gesprekken gewag van grote verschillen tussen promotoren qua aanpak en begeleiding. De mate

waarin masterproefonderwerpen al zijn afgebakend verschilt volgens de studenten sterk van promotor tot

promotor. De commissie meent dat dit gevolgen heeft voor de behaalde resultaten. De wisselende mate van

begeleiding leidt er volgens de commissie toe dat niet alle studenten zich even sterk bewust zijn van de

kwaliteitscriteria waaraan hun masterproef moet voldoen. Bovendien bleek tijdens de gesprekken met de

masterproefbegeleiders dat er bewust wordt gekozen voor een vraaggestuurde begeleiding. De student heeft zelf

de verantwoordelijkheid om tijdig om begeleiding te vragen. Als hij dit niet of te laat doet, kan de masterproef

fouten bevatten en zal dit zich weerspiegelen in de beoordeling. Het aantal verplichte contacten met de promotor,

bijvoorbeeld het indienen van de voorlopige en definitieve titel, is beperkt. Of er al dan niet tussentijds wordt

gerapporteerd, hangt van de promotor af. Sommige promotoren stellen expliciet het engagement van de student

om vaak contact te houden als voorwaarde, terwijl anderen het aan de student overlaten of ze willen begeleid

worden of niet. De commissie meent dat een gelijklopende praktijk met betrekking tot tussentijdse rapportering

over de vordering van de masterproef aangewezen is. De huidige vorm van masterproefbegeleiding, met een

sterke variatie tussen promotoren, kan niet garanderen dat studenten die hun masterproef niet volgens het juiste

pad uitvoeren, tijdig worden bijgestuurd. De commissie waardeert het aangekondigde initiatief om een brochure

Page 43: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 4 3

voor de studenten uit te werken, maar vindt het opstellen van een draaiboek met striktere tijdslijnen een betere

optie.

Wat de kwaliteit van de masterproeven betreft, stelt de opleiding zelf een aanzienlijke verbetering vast op het vlak

van de gekozen onderwerpen en het empirische onderzoeksluik. Volgens de masterproefbegeleiders blijkt

duidelijk dat studenten sinds de academisering beter onderlegd zijn in methoden van empirisch onderzoek. De

commissie heeft steekproefsgewijs een aantal masterproeven geselecteerd en grondig doorgenomen. Op basis

daarvan formuleert zij een aantal kritische bedenkingen. In een aantal masterproeven ontbrak een duidelijke

probleemstelling of waren de onderzoekshypothesen niet correct geformuleerd. De meeste masterproeven zijn

volgens de commissie wel voldoende theoretisch onderbouwd, maar het verband met het empirische luik is niet

altijd duidelijk. De commissie meent dat de masterproeven over het algemeen vrij positief zijn gewaardeerd en

een hogere score krijgen dan men op basis van het geschreven werkstuk zou verwachten. Ook enkele

masterproeven die volgens de commissie niet aan de maat waren, kregen een voldoende beoordeling. De

masterproefbegeleiders geven tijdens de gesprekken aan dat dit effect zich voordoet doordat het hele

achterliggende proces dat de student heeft doorgemaakt mee wordt beoordeeld. Promotoren houden bijvoorbeeld

rekening met de mate waarin de student zijn vermogen heeft getoond om zelfstandig aan de masterproef te

werken. Bovendien kan de score ook positief worden beïnvloed op basis van de motiveringen die de student

tijdens de mondelinge verdediging aanhaalt, ook als de schriftelijke weerslag hierover minder goed is. De

totaalscore voor de masterproef wordt gevormd op basis van het schriftelijk werkstuk en de mondelinge openbare

verdediging samen. Na het indienen van de masterproef stelt de opleidingscommissie lectoren aan die samen

met de promotor en eventuele co-promotor de masterproef nalezen, de verdediging bijwonen en punten geven.

De evaluatoren maken daarbij gebruik van een evaluatieformulier met een aantal criteria. Dit zijn (1) kennis en

inzicht in thema‟s: concepten, modellen, theorieën (2) verwerking van de wetenschappelijke literatuur en (3)

wetenschappelijke redactie. De promotor en eventuele co-promotor beoordelen daarnaast ook (1) het doorlopen

van het onderzoeksproces en (2) de deontologie en discretieplicht. Als inschatting van de evaluatiecriteria,

worden deze vijf elementen nader geëxpliciteerd in een handleiding, waarbij per criterium wordt beschreven wat

men onder verschillende scores (zeer negatief, negatief, goed, zeer goed, excellent) verstaat. Alle evaluatoren

vullen dit formulier in, als een soort richtlijn die de discussie over de uiteindelijke score stuurt.

Met betrekking tot de beoordeling van de masterproef heeft de commissie vast en zeker een sterke bekommernis

vastgesteld bij opleidingsverantwoordelijken en docenten om studenten op een kwalitatieve en gelijke manier te

beoordelen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de aanstelling van een derde lector in geval van twijfel en het overleg tussen

de voorzitters van de beoordelingscommissies na alle mondelinge verdedigingen. Ook het belang dat wordt

gehecht aan de mondelinge verdediging vindt de commissie een sterk punt. Zij beveelt wel aan om de gebruikte

beoordelingscriteria te verbeteren. Die zouden beter kunnen aansluiten bij de competenties van de

masteropleiding als geheel en de daarbij behorende academische vereisten. De criteria die nu worden

gehanteerd, zijn te algemeen en vrij vaag, en daardoor niet goed bruikbaar voor de beoordelaar. Ze stemmen

bovendien niet helemaal overeen met de competenties die verondersteld te worden gerealiseerd met de

masterproef qua kritisch-reflecterende ingesteldheid en zelfstandig probleemoplossend vermogen. Positief is dan

weer dat studenten de evaluatiecriteria goed kennen.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie beveelt aan om een meer gelijklopende praktijk uit te zetten met betrekking tot tussentijdse

rapportage over de vordering van de masterproef.

De commissie dringt aan op een verbetering van de beoordelingscriteria voor de masterproef, door ze sterke te

laten aansluiten bij de competenties die men voor de hele masteropleiding nastreeft en bij de vereisten qua

kritisch-reflecterende ingesteldheid en zelfstandig probleemoplossend vermogen.

Page 44: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

4 4 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Facet 2.9 Toelatingsvoorwaarden

Beoordelingscriteria:

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:

- diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan,

diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden

voldoen.

master:

- diploma van een bachelorgraad met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s)en in

voorkomend geval aangevuld met een geïndividualiseerd opleidingsprogramma, een voorbereidingsjaar of

een schakelprogramma

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor- en masteropleiding.

Studenten die het bachelordiploma Bestuurskunde en publiek management hebben behaald, worden rechtstreeks

toegelaten tot de masteropleiding. Rechtstreekse toegang is daarnaast voorzien voor studenten met een

bachelordiploma Politieke wetenschappen of Sociologie. Voor andere academische bachelorprogramma‟s zoals

Communicatiewetenschappen, Economische wetenschappen of Rechten zijn voorbereidingsprogramma‟s

uitgewerkt van twaalf tot veertien studiepunten. Verder worden schakelprogramma‟s uitgestippeld voor studenten

die als een professionele bachelordiploma hebben behaald. De samenstelling van dit schakelprogramma verschilt

naargelang de concrete vooropleiding. Schakelprogramma‟s zijn uitgewerkt voor:

- professionele bachelors Bedrijfsmanagement - afstudeerrichting Rechtspraktijk (69 studiepunten);

- professionele bachelors Sociaal werk, Toegepaste psychologie, Orthopedagogie, Bedrijfsmanagement –

afstudeerrichting Sport- en cultuurmanagement (72 studiepunten);

- professionele bachelors Maatschappelijke veiligheid (72 studiepunten);

- professionele bachelors Netwerkeconomie of Bedrijfsmanagement – afstudeerrichtingen Financie- en

verzekeringswezen, Milieumanagement, Marketing, Logistiek management of Accountancy-Fiscaliteit (90

studiepunten).

Voor studenten met een ander dan hierboven vernoemd professioneel bachelordiploma wordt een programma op

maat opgesteld. De commissie is van mening dat relatief zware schakelprogramma‟s zijn uitgebouwd. Ze

adviseert de opleiding om dit onder de loep te nemen en de mogelijkheden tot vrijstellingen op basis van

bewezen competenties niet uit het oog te verliezen. Er kan ook worden overwogen om meer flexibele

mogelijkheden in te bouwen voor schakelstudenten via zelfstudie of combinatieonderwijs.

De ervaring van de opleiding leert dat deze schakelstudenten vaak heel gemotiveerd zijn, maar een basis in

onderzoeksvaardigheden missen. Het vraagt van de docenten een extra inspanning om de voorkennis van het

gevarieerde studentenpubliek goed in te schatten en er aan tegemoet te komen. Ook de studenten met wie de

commissie sprak, omschrijven het schakelprogramma als vrij zwaar. De commissie heeft vastgesteld dat de

opleiding Bestuurskunde en publiek management een relatief groot aantal schakelstudenten kent in verhouding

tot het aantal „reguliere‟ studenten. In het academiejaar 2009-2010 volgden 28 studenten het schakelprogramma.

Dit betekent dat in de masteropleiding, met in totaal jaarlijks een zestigtal studenten, vrij veel studenten uit het

schakelprogramma zijn doorgestroomd. Het valt de docenten bij de begeleiding van de masterproeven op dat het

onderscheid tussen een „reguliere student‟ (die rechtstreeks uit de bacheloropleiding Bestuurskunde is

doorgestroomd) en een schakelstudent nog vrij goed merkbaar is bij de uitwerking van de masterproef. De

docenten merken wel op dat de schakelstudenten zich zelf voldoende bewust zijn van eventuele leemtes en

daarom makkelijk zelf de stap naar ondersteuning zetten.

Page 45: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 4 5

De opleiding heeft een goed zicht op de vooropleiding van instromende studenten. Uit het zelfevaluatierapport

kan worden afgeleid dat het overgrote deel van de studenten vanuit het algemeen secundair onderwijs (ASO)

instroomt, tussen 80 en 90 procent van de studenten. Het totale aantal instromers was de afgelopen

academiejaren onderhevig aan vrij sterke schommelingen. Tot het academiejaar 2008-2009 noteerde de

opleiding jaarlijks een negentigtal instromende studenten, maar na de BAMA-hervorming daalde dit vrij drastisch

tot een zestigtal. Dankzij de inzet van nieuwe promotietools in het academiejaar 2008-2009, gaat het aantal

instromers sindsdien opnieuw in stijgende lijn. De commissie meent echter dat de opleiding meer dan nu het

geval is, zou kunnen inspelen op de vragen van werkstudenten om de opleiding te volgen. De ervaring leert dat

de opleiding moeilijk te combineren is met een baan. De commissie vernam dit ook tijdens haar gesprekken met

studenten. De opleiding is er zich van bewust dat het openstellen van de opleiding naar werkstudenten vrij

ingrijpende organisatorische veranderingen en een verhoging van de werklast met zich zouden meebrengen. De

commissie moedigt de opleiding aan om initiatieven in die richting te onderzoeken.

Vrijstellingen kunnen worden toegekend na het doorlopen van een EVC- of EVK-procedure zoals die is ingevoerd

binnen de Associatie Universiteit Gent. Het aantal aanvragen ligt laag, met slechts één aanvraag voor een EVC-

procedure en ongeveer één vijfde van de studenten dat een EVK-aanvraag doet.

Voor instromende studenten in de bacheloropleiding worden geen brug- of opfriscursussen ingericht omdat

specifieke voorkennis uit het secundair onderwijs niet is vereist. Instromers leggen wel een LASSI-test en een

taaltest af (cf. infra, facet 4.2). Er wordt geen specifiek diversiteitsbeleid voor studenten gevoerd.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie raadt aan om de mogelijkheden tot vrijstellingen op basis van bewezen competenties niet uit het

oog te verliezen bij de ontwikkeling van schakelprogramma‟s.

De commissie beveelt aan om zonder de huidige terughoudendheid te overwegen meer zij-instromers aan te

trekken en na te gaan welke (programma)aanpassingen zouden moeten worden doorgevoerd om werkstudenten

realistische mogelijkheden te bieden om de opleiding te volgen.

Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende

Op basis van de oordelen over:

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende

facet 2.2, eisen academische gerichtheid van het programma: goed

facet 2.3, samenhang van het programma: voldoende

facet 2.4, studieomvang: ok

facet 2.5, studielast: voldoende

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: voldoende

facet 2.7, beoordeling en toetsing: voldoende

facet 2.8, masterproef: ABA: nvt

MA: voldoende

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden: voldoende

is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke

kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.

Page 46: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

4 6 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Onderwerp 3 Inzet van het personeel

Facet 3.1 Kwaliteit van het personeel

Beoordelingscriterium:

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het

programma.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De aanstelling of benoeming van personeelsleden, de personeelsformatie, taakomschrijvingen en

ambtswijzigingen- en bevorderingen vinden plaats op voorstel van de departementsraad. Binnen het departement

Handelswetenschappen en Bestuurskunde is er voor gekozen deze voorstellen voorafgaand te bespreken in een

begeleidingscommissie voor het personeel, zodat rekening kan worden gehouden met de behoeften van de

vakgroepen en opleidingen. De beslissingen van de departementsraad moeten vervolgens worden bekrachtigd

door het bestuurscollege en/of de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur legt jaarlijks de personeelsformatie

vast.

Bij de werving van nieuwe personeelsleden is vereist dat het kandidaat OP-lid al een doctoraatstitel heeft of wil

verwerven. Voor elk OP-lid wordt een takenpakket met zowel een onderwijs- als onderzoeksopdracht

vooropgesteld. Het dossier van kandidaten wordt gescreend via selectiecommissies die het departement inricht,

bestaande uit OP-leden van de opleiding en een ZAP-lid van een overeenstemmende vakgroep van de UGent.

De selectie bestaat uit een interview met een presentatie in het vakdomein. Nieuwe personeelsleden krijgen een

coach en een mentor toegewezen. De coach heeft als taak het nieuwe personeelslid domeinspecifieke en

wetenschappelijke ondersteuning te bieden; de mentor zorgt voor begeleiding op het vlak van sociale en

organisatorische aspecten. Elke nieuwe collega sluit aan bij een bepaalde onderzoekslijn.

Op departementaal niveau is een budget voorzien voor professionalisering van de medewerkers, zowel voor

bijscholing als het volgen van studiedagen en congressen. In samenwerking met twee andere hogescholen

worden ook “seminaries onderwijskunde” voor alle lesgevers ingericht, maar dit aanbod moet volgens het

zelfevaluatierapport nog meer worden gepromoot. Zoals gesignaleerd bij het onderwerp programma, meent de

commissie dat de professionalisering van docenten op onderwijskundig vlak nog sterk kan worden verbeterd, zo

blijkt uit de nog verder te ontwikkelen gedeelde, didactische onderwijsvisie bij de docenten.

Het onderwijzend personeel participeert aan de besluitvorming binnen de opleiding via de opleidingsraad. Alle

personeelsleden kunnen deze vergadering bijwonen en de participatiegraad is behoorlijk. De OP-leden en

wetenschappelijke medewerkers vergaderen voorts ook per domeinspecifieke vakgroep.

De commissie heeft vastgesteld dat het personeelsbestand van de opleiding, omwille van de BAMA-hervorming

en de daarbij behorende academisering, aan sterke verandering onderhevig is geweest. Waar docenten in het

verleden enkel een onderwijskundige taakstelling hadden, hebben de gegenereerde onderzoeksmiddelen volgens

de commissie gezorgd voor een instroom van nieuwe, onderzoekservaren doctor-assistenten en eigen

assistenten in doctoraatstrajecten in de opleiding. Door de academisering zijn met andere woorden een aantal

sterke, onderzoeksgerichte docenten aangeworven die volgens de commissie kwalitatief hoogstaand onderwijs

verstrekken. De academiseringsgolf heeft meteen ook een verjonging en vervrouwelijking van het onderwijzend

personeel met zich meegebracht. De commissie apprecieert het onderzoeksgedreven onderwijzend personeel,

dat conform de verwachtingen die aan een bestuurskundige faculteit worden gesteld, presteert. Op basis van

Page 47: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 4 7

deze vaststellingen stelt de commissie dat het aanwezige personeel gekwalificeerd is voor de realisatie van het

opleidingsprogramma en dat zo voldaan is aan het beoordelingscriterium.

Zonder afbreuk te doen aan dit positieve oordeel over de kwaliteit van het huidige personeelskorps stelt de

commissie dat een goed uitgewerkt personeelsbeleid volgens HR-principes een belangrijk aandachtspunt is. Het

geringe aantal vaste personeelsleden is een belangrijk punt van zorg. Verschillende kernvakken worden

gedoceerd door personeelsleden met een tijdelijke aanstelling. Er zijn heel wat assistenten en doctor-assistenten

aangeduid als officiële titularis van een opleidingsonderdeel, hoewel zij in theorie enkel oefeningen en practica

begeleiden. De academische kwaliteit van de gedoceerde opleidingsonderdelen is afhankelijk van de

onderzoeksgerichtheid van de docenten. Dit maakt de academische gerichtheid van het programma sterk

afhankelijk van het huidige personeelskorps. Indien men het jonge, onderzoekservaren onderwijzend personeel

geen loopbaanperspectieven kan bieden, is de voortzetting van het programma op het huidige niveau volgens de

commissie niet gewaarborgd.

Een zelfde bezorgdheid geldt voor het gevoerde beleid qua functionering en evaluatie van het personeel.

Vastbenoemde personeelsleden worden om de vijf jaar geëvalueerd over hun functioneren. Voor tijdelijke

personeelsleden is een evaluatie voorzien wanneer het contract ten einde loopt, gewoonlijk om de twee jaar. De

evaluatie vindt in dat geval plaats in functie van de heraanstelling. De evaluatie gebeurt volgens de opleiding

echter te rudimentair en is niet geschikt als basis voor het bevorderingsbeleid. De commissie deelt deze mening

en meent zelfs dat het gevoerde beleid op het vlak van functionering en evaluatie indruist tegen de principes van

een degelijk HR-beleid. Het departementshoofd is verantwoordelijk voor het voeren van alle evaluatiegesprekken

(en de bijbehorende opvolging en coaching), met in totaal 140 medewerkers. De commissie vindt dit een

onhaalbare opdracht en beveelt aan dit probleem dringend te verhelpen. Dit kan onder meer door deze taak te

delegeren aan de opleidingsvoorzitters.

Het gevoerde personeelsbeleid is volgens de commissie daarom aan modernisering toe. De academisering

vereist een personeelsbeleid dat rekening houdt met academische eisen, eerder dan met anciënniteit, zoals dat

vroeger vanzelfsprekend werd geacht. De commissie meent verder dat er geen echt verdelingsmechanisme lijkt

te bestaan dat de taakbelasting bij het onderwijzend personeel kan objectiveren. Ze meent dat een systeem van

functieweging zou moeten worden uitgewerkt. Op die manier kan men ook methoden vinden om personeelsleden

die het goed doen, te belonen.

Op basis van de gesprekken meent de commissie dat de optie is genomen om te evolueren naar een

personeelsbeleid op basis van dossier en kwaliteit, althans voor bevorderingen. Dit staat evenwel nog in de

kinderschoenen. In het verleden was anciënniteit alleszins het meest doorslaggevende criterium. De doelstelling

is om nu ook prestaties op wetenschappelijk vlak en dienstverlening mee in rekening te brengen, waarbij de

kwaliteit van deze prestaties richtinggevend zou moeten zijn. Voor onderwijsprestaties kan uitgegaan worden van

onderwijsevaluaties. Sinds enkele jaren is er echter de facto sprake van een bevorderingsstop, tot een nieuwe

regeling is uitgewerkt. De commissie meent dat dit probleem dringend moet worden verholpen. De continuering

van een bevorderingsbeleid op basis van anciënniteit staat volgens haar de academisering in de weg. Op het vlak

van benoemingen is sinds het academiejaar 2007-2008 een nieuw reglement in voege voor het onderwijzend

personeel en het administratief en technisch personeel. Dit reglement baseert de benoeming minder op

anciënniteit dan vroeger: in plaats van zes jaar, is drie jaar ervaring in het hoger onderwijs vereist.

Als gevolg van de vastgestelde problemen is in 2009 een discussie over het personeelsbeleid van start gegaan

binnen het departement Handelswetenschappen en bestuurskunde. In datzelfde jaar werd een startnota

opgemaakt en bediscussieerd; in 2010 werd de nota officieel goedgekeurd. De nota beoogt een systeem tot

stand te brengen om de departementale middelen naargelang de verschillende behoeften (onderwijs, onderzoek

en maatschappelijke dienstverlening) objectief te verdelen over de vakgroepen. In deze nota wordt vermeld dat

aanstellingen en bevorderingen van medewerkers in het departement steunen op vijf pijlers, die niet allemaal

tegelijk even belangrijk zijn, maar evolueren naargelang de functie en anciënniteit:

- onderwijskundige bekwaamheid;

- onderzoeksbekwaamheid;

Page 48: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

4 8 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

- dienstverleningscompetenties;

- managementcompetenties;

- internationale ervaring.

De nota stelt verder een aantal criteria voor die bij bevordering in rekening zouden moeten worden genomen voor

verschillende personeelscategorieën. De uitvoering van de principes in de nota zou mogelijk zijn vanaf 2011. De

commissie meent dat dringend werk moet worden gemaakt van een overgangsregeling om ervoor te zorgen dat

de inspanningen op het vlak van academisering niet teloorgaan voor een integratie in het universitair onderwijs is

gerealiseerd.

Aanbevelingen ter verbetering:

Er dient dringend werk gemaakt van een globaal personeelsbeleid op basis van HRM-principes.

Er moet werk worden gemaakt van een overgangsregeling om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het vlak

van academisering niet teloorgaan voor een integratie in het universitair onderwijs is gerealiseerd.

De commissie beveelt aan om een systeem van functieweging te ontwikkelen.

Facet 3.2 Eisen professionele en academische gerichtheid

Beoordelingscriterium:

- het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de

ontwikkeling van het vakgebied (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten);

- bij de daartoe in aanmerking komende opleidingen dient daarenboven voldoende personeel te beschikken

over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk.

Oordeel van de visitatiecommissie: goed

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De commissie is tijdens haar bezoek tot de vaststelling gekomen dat de onderzoeksgerichtheid van het personeel

op een beperkte tijd grondig is veranderd. Waar onderzoek tot voor een tien- à vijftiental jaar een individuele

bezigheid van enkele docenten was, wordt de opleiding vandaag gedragen door een aantal sterke onderzoekers

en docenten die kwalitatief hoogstaand onderwijs verstrekken. De wervingscriteria voor nieuwe personeelsleden

zijn mee gericht op onderzoekscompetenties. Op het ogenblik van het visitatiebezoek waren vier

onderzoekslijnen actief, met internationaal gerichte onderzoekers. Het aantal publicaties van het onderwijzend

personeel is duidelijk sterk gegroeid, net als de verworven onderzoeksmiddelen.

Sinds 2005 is een opdrachtensysteem uitgewerkt om de onderzoeksopdrachten duidelijk toe te kennen in de

mandaten en zo over een beter beeld te beschikken van de personeelsmiddelen die in onderzoek worden

geïnvesteerd. De personeelsbegeleidingscommissie bespreekt jaarlijks deze opdrachten. Er wordt gestreefd naar

een onderzoeksopdracht van minimaal 30 procent voor doctor-assistenten, docenten, hoofddocenten en

hoogleraren. Geen enkel OP-lid heeft een voltijdse onderzoeksopdracht, maar de meeste OP-leden hebben een

gedeeltelijke onderzoeksopdracht. De concrete verhouding tussen onderwijs en onderzoek is sterk verschillend

per personeelslid.

Volgens de commissie krijgt het onderwijzend personeel voldoende tijd toegekend om aan onderzoek te doen.

Twee derde van het eigen onderwijzend personeel is reeds gedoctoreerd of is aan het doctoreren. Het

zelfevaluatierapport vermeldt 47 procent doctores, 17 procent doctorandi en 36 procent overige personeelsleden.

Page 49: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 4 9

De onderzoeksoutput van het onderwijzend personeel is volgens de commissie conform de verwachtingen die

aan een bestuurskundige faculteit kunnen worden gesteld, maar is geconcentreerd bij een beperkte groep

docenten.

Alle relevante specialisaties zijn volgens de commissie vertegenwoordigd in het huidige korps. Op het ogenblik

van het visitatiebezoek legt de opleiding zich toe op een inhoudelijke brede spreiding van

onderzoeksonderwerpen, met tegelijk ook duidelijke specialisaties en klemtonen binnen deze

onderzoeksonderwerpen. Gezien de te verwachten personeelsverschuivingen, acht de commissie het raadzaam

om blijvend oog te hebben voor de evenwichtige spreiding van onderzoeksonderwerpen binnen de staf.

Binnen het departement en de opleiding zijn er verschillende mogelijkheden tot uitwisseling tussen onderzoekers:

enerzijds vormen de voorzitters van de onderzoekslijnen samen de Academiseringscommissie. Hierin wordt

informatie uitgewisseld over onderzoeksmiddelen, -oproepen en adviezen van de onderzoeksraad, de

academiseringsraad en de onderzoeksraad van de UGent. Anderzijds is er het zogenaamde Academisch

Platform. Dat zijn lunchsessies waarin jonge of nieuwe onderzoekers hun werk kunnen voorstellen. Alle

onderzoekslijnen zijn bovendien betrokken in Associatieonderzoeksgroepen (AOGs).

Internationale onderzoekscontacten en -netwerken zijn nog in opbouw. De opleiding zit op dit punt in een

kwetsbare positie: als jonge, onderzoeksgedreven krachten uit de opleiding zouden verdwijnen, zou een groot

stuk van de internationale netwerken kunnen wegvallen. Iedere onderzoeker beschikt over een budget van 2000

euro per jaar om te participeren aan wetenschappelijke conferenties. Het onderwijzend personeel is jaarlijks

vertegenwoordigd op internationale wetenschappelijke congressen.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie beveelt aan oog te blijven hebben voor een evenwichtige spreiding van onderzoeksonderwerpen

binnen de staf.

Internationale netwerken en onderzoekscontacten dienen verder te worden uitgebouwd.

Facet 3.3 Kwantiteit personeel

Beoordelingscriterium:

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

Volgens het zelfevaluatierapport zijn in totaal 19 VTE actief in de opleiding. Deze 19 VTE vertegenwoordigen 47

hoofden – van wie 39 hun hoofdactiviteit hebben binnen het departement - en 8 gastprofessoren met een

opdracht van maximaal 20 procent. Elk OP-lid behoort tot een bepaalde vakgroep. Het grootste deel daarvan

behoort vanzelfsprekend tot de vakgroep Bestuur en beleid, maar een deel van het onderwijzend personeel

behoort – in volgorde van grootteorde – tot de vakgroepen Algemene economie, Management en organisatie,

Beleidsinformatisering en Talen en communicatie. Volgens de commissie volstaat de kwantiteit van het

personeel: de docent/studentratio ligt rond één docent per 29 studenten, uitgedrukt in VTE‟s onderwijs en

gebaseerd op de inschrijvingscijfers bij het begin van het academiejaar (bachelor, master, schakelprogramma en

voorbereidingsprogramma).

Page 50: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

5 0 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Wat de spreiding over verschillende personeelscategorieën betreft, zijn in de opleiding vier hoogleraren, één

hoofddocent, zeven docenten, drie werkleiders, zes doctorassistenten, acht assistenten, vijf praktijkassistenten,

vijf lectoren en acht gastprofessoren actief. Een aantal van hen, hoofdzakelijk bij de hoogleraren en docenten, is

slechts voor een beperkt deel van hun opdracht betrokken bij de bachelor- en masteropleiding Bestuurskunde en

publiek management. Ze zijn hoofdzakelijk actief in de opleiding Handelswetenschappen van het departement

Handelswetenschappen en Bestuurskunde. Naast het onderwijzend personeel zijn ook elf wetenschappelijke

medewerkers tewerkgesteld in de opleiding; dit zijn contractuele bedienden die enkel ingeschakeld zijn in

onderzoeksprojecten. Het overgrote deel van de personeelsleden, 33 op een totaal van 39, werkt voltijds. Wat de

leeftijdsstructuur van het onderwijzend korps betreft, stelt de commissie een goede spreiding vast van ervaren en

minder ervaren personeelsleden.

Er zijn evenveel tijdelijke als vast aangestelde personeelsleden. Zoals uitvoerig aan bod is gekomen onder facet

3.1 is het beperkte aantal vaste personeelsleden een punt van zorg. Verschillende kernvakken worden gedoceerd

door personeelsleden met een tijdelijke aanstelling. De commissie meent dat op korte termijn duidelijkheid nodig

is over de toekomst van de opleiding en de stafleden. De opleiding onderschrijft dat de gebrekkige financiering

weinig speelruimte biedt aan de personeelsomkadering. De noodzakelijke taken kunnen alleen worden uitgevoerd

door een herschikking van taken en de inschakeling van tijdelijke medewerkers in de onderwijsopdrachten.

De opleiding beschikt niet over eigen administratief en technisch personeel (ATP), maar doet een beroep op de

zestien ATP-medewerkers van het departement Handelswetenschappen en bestuurskunde.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie raadt aan om de gevolgen van het relatief hoge aantal tijdelijke personeelsleden nader te

onderzoeken en op korte termijn een overgangsregeling uit te werken, om zo de academiseringsinspanningen te

vrijwaren.

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende

Op basis van de oordelen over:

facet 3.1, kwaliteit personeel: voldoende

facet 3.2, eisen academische gerichtheid: goed

facet 3.3, kwantiteit personeel: voldoende

is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke

kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.

Page 51: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 5 1

Onderwerp 4 Voorzieningen

Facet 4.1 Materiële voorzieningen

Beoordelingscriterium:

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De opleiding is gevestigd op de Campus Schoonmeersen. De meeste onderwijsactiviteiten van de opleiding

Bestuurskunde vinden plaats in de twee van de vijf gebouwen op de campus (het B- en C-gebouw). De leslokalen

in deze gebouwen zijn traditioneel ingericht, maar zijn niet allemaal uitgerust met laptops en beamers. Alleen de

grotere auditoria zijn uitgerust met een vast beamertoestel. Voor de overige lokalen dienen de docenten gebruik

te maken van de mobiele beamers die kunnen worden geleend van de dienst Infrastructuur. De commissie

beschouwt de verouderde aanblik van sommige collegeruimtes als een aandachtspunt en vraagt ook aandacht

voor de nodige investeringen in ondersteunende lesmiddelen, zoals laptops en beamers.

Verschillende opleidingen maken gebruik van de onderwijsinfrastructuur op de campus Schoonmeersen. Dit

vereist een strikte planning en goede afspraken, maar de laattijdige aanlevering van lesroosters maakt dat

problemen in verband met beschikbaarheid van de infrastructuur niet kunnen worden vermeden. Volgens het

zelfevaluatierapport wordt men in de opleiding regelmatig geconfronteerd met problemen bij het plannen van

onderwijs- en onderzoeksactiviteiten, zoals studiedagen of stuurgroepen van onderzoeksgroepen.

Het personeel dat in de opleiding werkzaam is, zit verspreid over een aantal gebouwen op de campus. Het

onderwijzend personeel beschikt over twee docentenkamers, een ontmoetingsruimte en vergaderlokalen. Deze

ruimtes bevinden zich alle in de hoofdgebouwen van de campus. Wegens acuut plaatsgebrek zitten de leden van

de vakgroep Bestuur en beleid fysiek gescheiden van hun collega‟s in het departement in een ietwat afgelegen

gebouw aan de rand van de campus. De commissie bezocht tijdens haar rondgang ook deze kantoren. Die zijn

volgens haar vrij verouderd en voorzien slechts een krappe werkruimte voor een in verhouding vrij groot aantal

personeelsleden.

Op basis van haar rondgang tijdens het visitatiebezoek kan de commissie besluiten dat de studenten gebruik

kunnen maken van een prima uitgebouwd open leercentrum. Dit centrum biedt de studenten een aangename

werkruimte (met inbegrip van een stille ruimte), zowel voor individueel werk (dankzij „werknissen‟) als voor

groepswerk (in vergaderruimtes). In totaal is een vijfhonderdtal zitplaatsen voorzien. De studenten kunnen er

gratis een laptop lenen of met hun eigen laptop kosteloos op het draadloos internet. Het open leercentrum omvat

ook de bibliotheek, verspreid over twee verdiepingen. Volgens de commissie biedt de bibliotheek voldoende

mogelijkheden voor studenten en personeel om de nodige boeken, tijdschriften en databanken te raadplegen. Er

zijn ruime openingsuren voorzien. De fysieke boekencollectie specifiek voor Bestuurskunde is relatief beperkt,

maar omvat wel de handbibliotheek van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen(SBOV). Alleen

onderzoekers kunnen deze boeken ontlenen. Op het ogenblik van het visitatiebezoek had de opleiding concrete

plannen om de bibliotheek van IIAS (het International Institute for Administrative Studies), met een pakket oudere

standaardboeken, over te nemen. Bovendien kunnen de studenten en het personeel ook beschikken over de

(rijke) collectie uit de UGent-bibliotheken. De opleiding kan via de Ebib-portaalsite ook een beroep doen op een

uitgebreide digitale collectie, die van thuis uit consulteerbaar is voor studenten en personeelsleden. Die omvat

een zeventigtal vakspecifieke databanken en toegang tot in totaal zowat twintigduizend full-text elektronische

tijdschriften.

Page 52: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

5 2 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

De andere studentenfaciliteiten op de campus, zoals studentenrestaurants, sportinfrastructuur,

ontmoetingsruimtes en dergelijke meer, stemmen de commissie tevreden. Het beheer van deze faciliteiten is in

handen van de vzw Sovoreg.

Er is één cursusdienst voor alle opleidingen op de campus Schoonmeersen. De studenten melden tijdens de

gesprekken dat de cursusdienst niet optimaal functioneert. De cursussen laten soms lang op zich wachten.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie beschouwt de verouderde aanblik van sommige collegeruimtes als een aandachtspunt en raadt

aan te investeren in ondersteunende lesmiddelen, zoals laptops en beamers.

De commissie vraagt aandacht voor een efficiëntere werking van de cursusdienst.

De verouderde en krappe werkruimte voor de onderzoeksmedewerkers en docenten van de vakgroep Bestuur en

beleid is een aandachtspunt.

Facet 4.2 Studiebegeleiding

Beoordelingscriteria:

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de

studievoortgang.

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.

Oordeel van de visitatiecommissie: ABA: voldoende

MA: goed

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

Op basis van het zelfevaluatierapport en de gesprekken besluit de commissie dat in verschillende fasen van het

studietraject voldoende inspanningen worden geleverd voor studie- en studentenbegeleiding. Voor abituriënten

worden per academiejaar drie infosessies en een opendeurdag per academiejaar ingericht, waarbij studiefiches

en cursusmateriaal telkens ter inzage liggen. De studiebegeleider en studietrajectbegeleider bieden

ondersteuning bij de studiekeuze(her)oriëntatie. Een beroepskeuzetest is daarbij één van de mogelijkheden.

Alle eerstejaarsstudenten ontvangen bij de start van het academiejaar een uitnodiging voor een onthaaldag. De

studenten worden op dat moment rondgeleid op de campus en komen te weten waar ze terecht kunnen voor

studiebegeleiding, studentenvoorzieningen en studietrajectbegeleiding. Ook het onderwijs- en examenreglement

wordt tijdens de onthaaldag toegelicht. Volgens het zelfevaluatierapport leggen alle studenten bij de start van het

academiejaar ook de LASSI-test af, maar uit de gesprekken blijkt dat slechts de helft van de studenten

Bestuurskunde dat effectief doet. Studenten die niet aanwezig zijn op de onthaaldag, kunnen de test later doen

maar weinigen maken gebruik van deze mogelijkheid. De commissie suggereert om de vroege afname van de

test in vraag te stellen en alleszins inspanningen te leveren om de deelname eraan te verhogen. Gerichte steun

voor studenten is immers aanwezig onder de vorm van studie-informatiesessies over studiestress, -planning en -

methode. De commissie waardeert het ook dat bij eerstejaarsstudenten een taaltest wordt afgenomen om

lacunes met betrekking tot schriftelijke communicatie vroegtijdig op te sporen. De studenten worden na analyse

van de resultaten vrijblijvend uitgenodigd voor remediërende workshops taal. De commissie stelt echter vast dat

studenten die deze begeleiding het meeste nodig hebben, niet krachtig genoeg en te weinig individueel worden

aangesproken om gebruik te maken van begeleidingsinitiatieven. De commissie meent met andere woorden dat

Page 53: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 5 3

de toeleiding naar de begeleiding in de bacheloropleiding beter kan worden georganiseerd dan nu het geval is.

De opleiding zou haar studiebegeleiding aanzienlijk kunnen verbeteren en meer gericht kunnen werken door de

resultaten van de LASSI-test beter te documenteren. Bij vaststelling van lage scores op de LASSI-test zouden de

betrokken studenten tot begeleiding moeten worden aangespoord. Bovendien blijkt ook dat de participatie aan de

workshops taal wegens hun vrijblijvende karakter beperkt is, terwijl uit de testresultaten net blijkt dat een vrij groot

aandeel studenten nood heeft aan deze begeleiding. Volgens de commissie zou het ook zinvol zijn de resultaten

van de LASSI-testen en de taaltesten aan elkaar te koppelen. Dit gebeurt nog niet, aangezien de beide testen

door verschillende diensten worden afgenomen.

De commissie begrijpt dat het richten van de studiebegeleiding op zij die dit het meeste nodig hebben geen

makkelijke uitdaging is, maar meent dat de opvolging en monitoring beter kan worden georganiseerd dan nu het

geval is. De begeleiding kan actiever en gerichter, dit moet echter zonder dat studenten met een zwak

leerpotentieel „over de streep worden getrokken‟.

Na de examens van het eerste semester in het eerste bachelorjaar spreekt de opleidingscoördinator de studenten

met minder goede studieprestaties aan. Eventueel wordt een heroriëntering aangeraden. Wie problemen ervaart

in verband met motivatie, planning, methodiek of examenstress kan een beroep doen op de coördinator

studiebegeleiding. In het academiejaar 2008-2009 deed slechts een heel klein aandeel van de studenten (3,5

procent) een beroep op deze vorm van begeleiding.

Tijdens zowel de bachelor- als de masteropleiding worden de studenten op verschillende manieren bijgestaan.

Op alle belangrijke keuzemomenten in de opleiding worden informatiesessies voorzien: over keuzevakken, keuze

van het seminarie beleidsdomein en het seminarie bestuursniveau, masterprogramma en –proef. De opleiding

zou volgens de commissie nog verder moeten gaan in de inhoudelijke ondersteuning van studenten om tot een

samenhangende en betekenisvolle samenstelling van hun keuzepakketten te komen (cf. facet 2.3). De nood aan

informatiesessies specifiek voor schakelstudenten is gedetecteerd en ingevoerd sinds het academiejaar 2009-

2010. De commissie is er alleszins van overtuigd dat het nauwe contact tussen studenten en docenten

bevorderend werkt op de aanpak van studieproblemen. Tijdens de gesprekken tonen de studenten en

afgestudeerden zich erg tevreden over de grote toegankelijkheid van hun docenten. Dit blijkt onder meer uit de

mogelijkheid om individuele begeleiding te vragen aan de docent of assistent buiten de voorziene lesmomenten

wanneer bijkomende uitleg nodig is. Voor veel opleidingsonderdelen, in het bijzonder in het eerste bachelorjaar,

worden ook voorbeeldexamens ter beschikking gesteld van de studenten. Toch vernam de commissie dat

sommige studenten de jaarverantwoordelijke student niet blijken te kennen. Een volgehouden communicatie naar

de studenten blijft dan ook nodig.

Een ombudsman behandelt geschillen tussen een student en een personeelslid, bijvoorbeeld in verband met de

toepassing van de onderwijs- en examenregeling. Hij is aanwezig tijdens de feedbackmomenten (inkijken van de

examens). Na onderzoek van de klacht tracht de ombudsman een voor beide partijen bevredigende oplossing

voor te stellen.

Studenten die in aanmerking komen voor een individueel jaarprogramma, bijvoorbeeld omdat ze al een ander

diploma hebben behaald of niet geslaagd zijn voor bepaalde opleidingsonderdelen, kunnen langsgaan bij de

studietrajectbegeleider. Een groeiend aantal studenten neemt een dergelijk individueel jaarprogramma op (55

procent van de bachelorstudenten en 35 procent van de masterstudenten). Bij de samenstelling van een

individueel jaarprogramma wordt rekening gehouden met de uitgestippelde volgtijdelijkheid en een evenwichtige

spreiding over de semesters heen. De studievoortgang van studenten die geen 50 procent van hun opgenomen

credits behaalden, wordt strikter bewaakt door hen in het daaropvolgende academiejaar een beperkt

jaarprogramma te laten opnemen.

Voor sociale dienstverlening (waaronder studieleningen), psychotherapeutische zorg en huur van

studentenkamers kunnen de studenten terecht bij Sovoreg vzw.

Page 54: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

5 4 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

De studenten die tijdens hun studieloopbaan de uitwisselingsmogelijkheden benutten, kunnen rekenen op

verschillende informatiemomenten om zich voor te bereiden. Studenten kunnen ook terecht bij de departementale

coördinator om op individuele basis informatie te krijgen. Inkomende uitwisselingsstudenten die

(opleidingsonderdelen uit) het International Management Programme volgen (cf. facet 2.2), krijgen informatie via

een voor hen ontwikkelde informatiebrochure en de Engelstalige website. Ondersteuning bij het onthaal en de

samenstelling van het individuele studieprogramma wordt voorzien door de departementale LLP-coördinator.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie suggereert om de vroege afname van de LASSI-test in vraag te stellen en alleszins inspanningen

te leveren om de deelname te verhogen.

De commissie beveelt aan om de reeds aanwezige instrumenten en tools beter inzetten door studenten - in het

bijzonder in de bacheloropleiding - gericht naar begeleiding toe te leiden. De mogelijkheid om de resultaten van

de taaltest en de Lassi-test aan elkaar te koppelen dient te worden onderzocht.

De commissie raadt aan de studenten meer inhoudelijke ondersteuning te bieden om tot een samenhangende en

betekenisvolle samenstelling van hun keuzepakketten te komen.

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende

Op basis van de oordelen over:

facet 4.1, materiële voorzieningen: voldoende

facet 4.2, studiebegeleiding: ABA: voldoende

MA: goed

is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke

kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.

Page 55: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 5 5

Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg

Facet 5.1 Evaluatie resultaten

Beoordelingscriterium:

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De commissie meent dat de opleiding over professionele ondersteuning beschikt bij het uitwerken van haar

kwaliteitszorgbeleid. De departementale kwaliteitszorgcoördinator vervult een belangrijke rol bij de voorbereiding

en ondersteuning van geregeld overleg over kwaliteitsaspecten van de opleiding. De commissie waardeert het

dat de departementale kwaliteitszorgcoördinator deel uitmaakt van de opleidingscommissie Bestuurskunde. Op

die manier blijft het voltallige docentenkorps op de hoogte van de resultaten van studententevredenheids-

bevragingen en de evolutie van verbeteringspunten- en plannen. Daarnaast is er ruimte voor de bespreking van

elementen die via eerder informele kanalen, zoals rechtstreekse contacten tussen studenten en docenten, naar

boven komen.

De departementale kwaliteitszorgcoördinator vormt daarnaast de schakel tussen de centrale

kwaliteitszorgcoördinatie vanuit de hogeschool en de kwaliteitszorg binnen de opleiding. Alle departementale

kwaliteitszorgcoördinatoren plegen onder aansturing van de centrale kwaliteitszorgcoördinator regelmatig overleg

en wisselen ervaringen uit. Het kwaliteitszorgbeleid van de hogeschool is uitgebouwd rond een aantal

krachtlijnen. Zo dient op elk niveau van de organisatie op regelmatige basis een zelfevaluatie te worden

uitgevoerd en dienen alle belanghebbenden (studenten, alumni, werkveld, medewerkers en interne en externe

partners) te worden bevraagd. Zelfevaluatie en bevragingen moeten vervolgens leiden tot verbeteringsdoelen en -

plannen.

Deze krachtlijnen zijn volgens de commissie herkenbaar in de opleiding. Om de vier jaar voert de opleiding een

zelfevaluatie uit, met input vanuit evaluatievergaderingen voor alle medewerkers. De zelfevaluatie gebeurt

afwisselend volledig intern, ofwel met het oog op externe evaluatie. Op jaarlijkse basis maakt de departementale

kwaliteitszorgcoördinator een jaaractieplan op. Daarin worden de verbeteringsdoelen van het vorige academiejaar

opgevolgd en worden de resultaten van verschillende bevragingen geïntegreerd. De commissie meent dat de

opleiding gebruik kan maken van geschikte evaluatie-instrumenten om verschillende belanghebbenden te

bevragen. De bevragingen omvatten de volgende doelgroepen en volgende bevragingsinstrumenten:

- Studenten: per modeltraject en per opleiding wordt elke onderwijsactiviteit minstens om de twee jaar

geëvalueerd. Deze bevraging peilt aan de hand van zeventien gesloten vragen per opleidingsonderdeel naar

de tevredenheid van de studenten tevreden over de onderwijsinhoud, de didactische aanpak, het

leermateriaal, de begeleiding, de werklast en de kwaliteit in het algemeen. In de vragenlijst is er ook ruimte

voor bijkomende vragen vanwege de docent (maximaal drie) en voor vrije opmerkingen vanwege de student.

Het responspercentage bij deze bevragingen ligt meestal rond 80 procent. De globale resultaten worden

besproken tijdens de vergadering van de opleidingscommissie; de resultaten per opleidingsonderdeel zijn

enkel zichtbaar voor de docent. Indien een opleidingsonderdeel een vooraf bepaalde drempel niet haalt,

wordt het opleidingsonderdeel het jaar nadien opnieuw bevraagd. Naast de bevragingen per

opleidingsonderdeel, wordt de tevredenheid van de studenten over het geheel van de opleiding om de twee

jaar via een kwalitatieve bevraging gemeten. In deze bevraging komen een breder scala van onderwerpen

naar voren: samenhang en opbouw van het programma, de stage, de masterproef, les- en examenroosters,

examens, studielast, infrastructuur, communicatie, studie(traject)begeleiding en de sfeer op het departement.

Page 56: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

5 6 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

- Alumni: om de vier jaar worden de afgestudeerden bevraagd over hun eventuele verdere studieloopbaan,

hun tewerkstelling en tevredenheid over de opleiding. De recentste bevraging dateert van begin 2010.

- Werkveld: deze doelgroep wordt volgens de commissie niet op een systematische manier bevraagd. Volgens

het zelfevaluatierapport wordt getracht om werkveldvertegenwoordigers om de vier jaar uit te nodigen voor

een resonantiegesprek. In realiteit omvat dit enkel gesprekken die werden gevoerd naar aanleiding van de

opmaak van het zelfevaluatierapport. Tijdens de gesprekken bleek dat een resonantieraad nog niet is

opgericht. Informele contacten met de stage- of masterproefbegeleiders zorgen volgens de opleiding voor

input vanuit het relevante werkveld.

- Ook het personeel wordt niet formeel bevraagd; door een open communicatiecultuur kunnen personeelsleden

hun bemerkingen kwijt in fora zoals de opleidingscommissie. Hoewel de nood aan een

(tevredenheids)bevraging niet sterk wordt aangevuld, zou deze toch een meerwaarde kunnen betekenen

volgens de commissie. Een dergelijke bevraging biedt immers meer garanties op het vlak van anonimiteit.

Op basis van het zelfevaluatierapport en de gesprekken, is de commissie van mening dat op het vlak van

metingen en kwaliteitszorgbeleid in het algemeen de voorbije jaren een stap voorwaarts is gezet. De commissie

beveelt de opleiding dan ook aan blijvend in te zetten op het systematisch uitvoeren van bevragingen, en daarbij

te streven naar een voldoende hoge respons. Ook vraagt de commissie te waken over een goede balans tussen

een centrale aansturing van de kwaliteitszorg en het inspelen op concrete noden van departementen en

opleidingen. Zo wordt vanaf 2010-2011 een nieuwe, uniforme bevragingsmethode voor onderwijsactiviteiten

gehanteerd. Over meer specifieke onderwerpen die de opleiding zelf betreffen, zouden volgens de commissie ook

aanvullende maatregelen kunnen worden genomen, bijvoorbeeld de instelling van een kwaliteitsraad zoals wordt

verplicht vanuit het centrale kwaliteitszorgbeleid. Tot nu toe signaleerde de opleiding geen nood te voelen om een

kwaliteitsraad binnen de opleiding in te richten.

Een verdere verdieping van het kwaliteitsbeleid binnen de opleiding is volgens de commissie mogelijk door

(toetsbare) streefdoelen te bepalen, waar dit zinvol is. Aan de hand van dergelijke streefdoelen kan de opleiding

volgens de commissie structureler opvolgen of de gewenste kwaliteit met betrekking tot verschillende facetten

van het onderwijsgebeuren (zoals in-, door- en uitstroom, studenten- en docentenmobiliteit en zo meer) wordt

behaald. Dergelijke streefdoelen kan de opleiding volgens de commissie met de nodige voorzichtigheid en

wijsheid interpreteren en verwerken in het eigen beleid.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie beveelt aan het kwaliteitszorgbeleid verder te ontwikkelen, onder meer door toetsbare streefdoelen

voor de opleiding te bepalen.

De commissie raadt de opleiding aan blijvend in te zetten op de uitvoering van systematische bevragingen van

verschillende doelgroepen, daarbij strevend naar een voldoende hoge responsgraad.

De commissie vraagt aandacht voor een goede balans tussen een centrale aansturing van de kwaliteitszorg en

de concrete noden van het departementen en de opleiding.

Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering

Beoordelingscriterium:

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan

de realisatie van de streefdoelen.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

Page 57: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 5 7

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding de uitkomsten van de verschillende evaluaties op een degelijke

manier opvolgt. Dit gebeurt aan de hand van de jaaractieplannen die de departementale kwaliteitszorgcoördinator

jaarlijks opmaakt. Deze jaaractieplannen baseren zich op aandachtspunten uit het interne zelfevaluatierapport,

het visitatierapport van 2004, verbeteringspunten voorgedragen door de opleidingscommissie, de vakgroepen, de

academiseringscommissie, de studie(traject) begeleiders en internationaliseringsverantwoordelijken en tot slot het

jaaractieplan kwaliteitszorg van het voorafgaande jaar in zoverre bepaalde punten niet zijn uitgewerkt.

Voortbouwend op de structuur van het accreditatiekader worden verschillende prioritaire thema‟s afgebakend,

met een omschrijving van de concrete doelstellingen, acties, timing en verantwoordelijken. De commissie meent

dat de uitgewerkte jaaractieplannen een goed instrument zijn om de kwaliteit van de opleiding op te volgen. Een

meer gecoördineerde aanpak wat betreft de opvolging van de uitvoering van verbeteringsacties zou de functie

van de jaaractieplannen echter nog kunnen verbeteren. Het jaaractieplan somt immers in hoofdzaak een aantal te

ondernemen acties op, maar zou verder kunnen gaan in de opvolging van de effectieve uitvoering van deze

acties. Ondanks dit verbeterpunt, heeft de commissie ook tastbare bewijzen gezien dat resultaten van

bevragingen tot concrete aanpassingen hebben geleid. Daarom is de commissie er van overtuigd dat pijnpunten

voldoende worden aangepakt. Tijdens de gesprekken met studenten bleek echter dat de gevolgen van de

genomen verbeteringsmaatregelen voor deze doelgroep niet steeds zichtbaar waren, hoewel daartoe

maatregelen worden genomen. Zo worden in het studentenblad artikels gepubliceerd over de opvolging van de

resultaten van de mondelinge bevragingen. Ondanks deze maatregelen, suggereert de commissie om nog meer

aandacht te besteden aan de terugkoppeling over de resultaten van bevragingen en de daaruit voortvloeiende

verbeteringsacties.

Volgens het zelfevaluatierapport is iedere docent zelf verantwoordelijk voor de opvolging van de

verbeteringspunten die blijken uit de bevraging van zijn of haar opleidingsonderdeel. De resultaten per

opleidingsonderdeel zijn immers enkel zichtbaar voor de betrokken docent. Enkel het departementshoofd heeft

inzage in de concrete persoonsgebonden informatie. Gegeven wat de commissie onder facet 3.1 opmerkte over

het grote aantal functioneringsgesprekken onder de verantwoordelijkheid van het departementshoofd, maakt de

commissie enig voorbehoud bij een correcte en volledige opvolging van de resultaten van de

opleidingsonderdeelbevragingen. De globale resultaten van de bevragingen worden wel besproken tijdens de

opleidingscommissie. De commissie acht het wenselijk de rol van de vakgroepen en de opleidingscommissie

inzake evaluatie en opvolging van bevragingen vanuit dit oogpunt duidelijker af te lijnen.

De commissie stelde voorts vast dat de verbeteringsmaatregelen uit de vorige visitatie in slechts beperkte mate

opvolging hebben gekregen. Een aantal punten is aangepakt, zoals de stage, de masterproef, de verdere

integratie van onderzoek in het curriculum, het personeelsbeleid en de naamsbekendheid van de opleiding.

Andere elementen, zoals de afgebakende competenties, het tijdig indienen van de masterproef en de organisatie

van het taalonderwijs, zijn aandachtspunten die in 2004 aan bod kwamen maar nog steeds beleidsaandacht

vereisen.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie raadt een meer gecoördineerde aanpak aan wat betreft de opvolging van de uitvoering van

verbeteringsacties. Het jaaractieplan zou verder kunnen gaan op vlak van de opvolging van de effectieve

uitvoering van deze acties.

Verbetering is mogelijk op het vlak van de terugkoppeling over de resultaten van bevragingen en de daaruit

voortvloeiende verbeteringsacties.

De commissie beveelt aan om de rol van de vakgroepen en de opleidingscommissie inzake evaluatie en

opvolging duidelijker af te lijnen.

Page 58: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

5 8 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Beoordelingscriterium:

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de

opleiding actief betrokken.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

Zoals verduidelijkt in facet 5.1, leveren studenten een rechtstreekse input aan de kwaliteitszorg binnen de

opleiding via diverse bevragingen. De studenten zijn bovendien vertegenwoordigd in de departementsraad, de

opleidingscommissie en in de departementale studentenraad FACTOR. Die laatste biedt studenten een platform

om problemen te bespreken; alle studenten die een verantwoordelijke rol opnemen (als jaarverantwoordelijke, lid

van de departementsraad of opleidingscommissie) maken er deel van uit. De opleiding stelt vast dat de dynamiek

elk academiejaar afhangt van enkele trekkers. Per modeltrajectjaar en voor het schakelprogramma wordt een

jaarverantwoordelijke student aangeduid: hij of zij is de aangewezen persoon om eventuele problemen in verband

met les- en examenroosters te bespreken. De jaarverantwoordelijke student wordt ook geacht docenten te

ondersteunen bij de praktische organisatie van bevragingen. Op basis van de gesprekken met studenten, stelt de

commissie zich de vraag of dit systeem goed werkt. Niet alle studenten blijken de jaarverantwoordelijke student

(en docent) te kennen, en in bepaalde academiejaren bleek ook geen jaarverantwoordelijke student te zijn

aangesteld.

Docenten worden bij kwaliteitszorg betrokken via de vakgroepen en de opleidingscommissie waarin alle

vakgroepleden zitting hebben. Elk academiejaar wordt ook een drietal personeelsvergaderingen (of „HABE-fora‟)

georganiseerd. Naar het aanvoelen van de commissie biedt vooral de opleidingscommissie een goed platform

aan docenten. Zij heeft tijdens haar gesprekken bovendien kunnen vaststellen dat docenten dicht bij de studenten

staan, waardoor men de nood aan formele organismen niet sterk aanvoelt. De docenten geven aan dat ze hun

opmerkingen en eventuele kritiek voldoende kwijt kunnen.

Volgens de commissie moet gestructureerde betrokkenheid van verschillende stakeholders, in het bijzonder van

de alumni en het werkveld, nog uitgebouwd worden. Momenteel wordt enkel een beroep gedaan op de feedback

van stagebegeleiders en masterproefbegeleiders en het lidmaatschap van drie werkveldvertegenwoordigers in de

departementsraad. De stem van afgestudeerden kan worden gehoord via de departementale alumnivereniging,

maar die is niet altijd even sterk actief. Belangrijk om te vermelden is dat inspanningen worden geleverd om een

actuele databank met adresgegevens van alle alumni op poten te zetten. Dit moet zorgen voor een betere

inzetbaarheid van alumni voor kwaliteitsbevragingen en inzet in het onderwijs.

Aanbevelingen ter verbetering:

De opleiding dient na te gaan of het systeem van de jaarverantwoordelijke student en docent optimaal

functioneert.

Alumni en het beroepenveld dienen op een gestructureerde manier te worden betrokken bij de evaluatie van de

opleiding.

Page 59: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 5 9

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende

Op basis van de oordelen over:

facet 5.1, evaluatie resultaten: voldoende

facet 5.2, maatregelen tot verbetering: voldoende

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld: voldoende

is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke

kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.

Page 60: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

6 0 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Onderwerp 6 Resultaten

Facet 6.1 Gerealiseerd niveau

Beoordelingscriterium:

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

Oordeel van de visitatiecommissie: goed

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

Het ingekeken cursusmateriaal, de examens, de opdrachten van studenten en de gesprekken met de studenten

en docenten hebben de commissie er van overtuigd dat zowel in de bachelor- als de masteropleiding de

vooropgestelde doelstellingen worden gerealiseerd. De opleiding kan op waardering rekenen van het werkveld en

de alumni. In het bijzonder worden de multidisciplinariteit en brede inzetbaarheid door beide groepen als

belangrijkste kwaliteiten van de afgestudeerden geprezen. Alumni vinden snel werk in een gepaste functie qua

sector en niveau. Een groot aandeel van de afgestudeerden (92 procent) is werkzaam in de publieke sector,

voornamelijk lokale besturen, de Vlaamse of de federale overheid, het onderwijs en social profitorganisaties. Na

zes maanden had 94 procent van de ondervraagde afgestudeerden een baan gevonden.

Zowel studenten, alumni als werkveldvertegenwoordigers omschrijven in het bijzonder de stage als een sterk

onderdeel van de opleiding. De stageverleners zijn over het algemeen tevreden over het niveau van studenten.

Tijdens hun stage getuigen de studenten van een goed ontwikkelde „hands-on‟ mentaliteit en de nodige

projectmanagementvaardigheden om een concrete opdracht aan te pakken. De opleiding onderscheidt zich met

deze praktijkgerichte, doch theoriegefundeerde en academische invalshoek volgens verschillende betrokkenen

van de aanverwante opleidingen aan de universiteiten. De commissie meent dat de opleiding deze erkenning

vanuit het werkveld nog veel meer zou kunnen benutten. Uit verschillende getuigenissen blijkt dat de opleiding

nog te weinig bekend is bij de buitenwereld.

De afgestudeerdenenquête van 2010 die de commissie kon inkijken, toont aan dat 80 procent van de

afgestudeerden tevreden is over de opleiding en zich goed voorbereid voelt op het werkleven. Een grote

meerderheid vindt dat ze een goede algemene vorming heeft genoten die ruime tewerkstellingsmogelijkheden

biedt. De enige kanttekening daarbij is dat afgestudeerden bij hun instap in het werkveld ervaren dat ze door hun

multidisciplinaire vorming van veel verscheiden onderwerpen wat afweten, maar niet steeds met de nodige

diepgang. Daarnaast ervaren alumni ook dat managementvaardigheden en leidinggevende competenties tijdens

hun opleiding hoofdzakelijk vanuit een theoretische invalshoek werden benaderd. De afgestudeerden vinden dat

ze voldoende kennis hebben verworven in de kerndomeinen (bestuurskunde, beleidskunde en recht), maar zijn

minder tevreden over management, economie en talen. Ook het beroepenveld vindt dat de talenkennis van

alumni nog voor verbetering vatbaar is, net als hun kritische ingesteldheid en leidinggevende capaciteiten.

De bevragingen bij studenten ten slotte, tonen aan dat zij over het algemeen tevreden zijn over hun opleiding. De

opleidingsonderdeelbevragingen bij studenten tonen globaal gezien een positieve evaluatie én een positieve

evolutie door de jaren heen. Vooral de opleidingsonderdelen van de derde bachelor worden positief onthaald. De

studenten hadden kritische bedenkingen bij een aantal opleidingsonderdelen in de masteropleiding, maar die

werden geremedieerd in de programmahervorming van 2010-2011. De globale opleidingsbevraging (over het

geheel van de opleiding) toont aan dat de masteropleiding nog meer verdiepend zou mogen zijn. De studenten

zien ook een herhaling op vlak van de managementvakken. Ook met deze verbeteringspunten is rekening

gehouden bij de hervorming van de masteropleiding in 2010-2011.

Page 61: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 6 1

Wat de masteropleiding betreft, is de masterproef een belangrijke indicator van het behaalde niveau. Volgens het

zelfevaluatierapport is de kwaliteit van de masterproeven wisselend, maar hebben de koppeling van de

masterproefonderwerpen aan de onderzoekslijnen en de invoering van onderzoeksmethodische

opleidingsonderdelen volgens de docenten de kwaliteit van de masterproeven van de voorbije jaren naar omhoog

getrokken. De commissie deelt deze diagnose: zoals gesignaleerd onder facet 2.8, zijn de masterproeven nog

voor verbetering vatbaar op het vlak van het formuleren van de probleemstelling en onderzoekshypothesen en

van een onderbouwde link tussen het theoretische en empirische luik. Verdere verbeteringen op het vlak van de

kwaliteit van de masterproef zouden volgens de commissie het niveau van de masteropleiding ten goede komen.

De commissie stelt vast dat de studenten- en docentenmobiliteit laag is, ondanks een dertigtal

samenwerkingsakkoorden met partnerinstellingen. Het aantal uitwisselingsstudenten uit de eigen opleiding was

de voorbije jaren beperkt, met een variatie van nul tot vijf studenten. Het aantal inkomende studenten wisselt van

academiejaar tot academiejaar. De mogelijkheden voor internationalisering moeten volgens de commissie nog

beter bekend gemaakt en aangeprezen worden bij de studenten. Daarbij moet de opleiding er wel naar streven

om, ondanks een meer effectieve facilitering, de zelfredzaamheid van de student niet in de weg te staan. De

docentenmobiliteit wordt ondersteund, maar er zijn geen streefdoelen voor bepaald. Er zijn haast geen

inkomende buitenlandse docenten. De commissie heeft evenwel vastgesteld dat verschillende beleidslijnen

uitgezet zijn om verandering te brengen in de lage mobiliteitscijfers. De departementale beleidsnota

Internationalisering introduceert een internationale dimensie in de opdracht van iedere docent. Ook worden

alternatieve werkwijzen voor de internationalisering van de opleiding, zoals de International Week en het

internationale paspoort op de rails gezet. Bovendien meent de commissie dat de docenten door hun

onderzoekservaring en deelname aan internationale congressen en onderzoeksopdrachten wel een zekere

internationale gerichtheid hebben, en die overbrengen naar studenten.

Aanbevelingen ter verbetering:

De commissie beveelt aan om verder in te zetten op de kwaliteitsverbetering van de masterproeven.

De commissie moedigt de opleiding aan om de genomen initiatieven ter bevordering van studenten- en

docentenmobiliteit verder te zetten. Daarbij moet een evenwicht worden gevonden tussen de zelfredzaamheid

van de student en een meer effectieve facilitering door de instelling.

Facet 6.2 Onderwijsrendement

Beoordelingscriteria:

- Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.

- Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en de

50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere

opleidingen.

Page 62: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

6 2 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

De opleiding geeft aan dat de flexibilisering van het hoger onderwijs en het groeiende aantal flexibele trajecten,

de formulering van streefcijfers voor het onderwijsrendement sterk bemoeilijkt. Op het ogenblik van het

visitatiebezoek werden dan ook geen streefcijfers vooropgesteld.

Uit de aangeleverde cijfers in het zelfevaluatierapport blijkt dat het onderwijsrendement aan het begin van de

opleiding laag ligt. In het academiejaar 2008-2009 slaagde 24 procent van alle studenten in het eerste

bachelorjaar voor alle opgenomen studiepunten. Dit is een daling ten opzichte van de voorafgaande jaren (met

cijfers tussen 28 en 38 procent). Jaarlijks behaalt ongeveer één vierde van de ingeschreven helemaal geen tot

maximaal 20 studiepunten. Dit lage rendement in het eerste bachelorjaar vraagt volgens de commissie

beleidsaandacht van de opleiding.

Op basis van de officiële cijfers, lijkt de studie-uitval beperkt: ongeveer 10 procent schrijft zich voor midden maart

uit. Daarnaast zijn er evenwel relatief veel studenten die niet deelnemen aan examens, maar zich nooit formeel

uitschrijven. De opleiding heeft een beperkt inzicht in de redenen waarom studenten afhaken. Sinds het

academiejaar 2009-2010 tracht men een vollediger overzicht te verwerven door de gegevens uit de

heroriëntatiegesprekken te analyseren. Dit werd als een doelstelling opgenomen in het departementale beleid

rond trajectbegeleiding. Sinds het academiejaar 2009-2010 wordt de studievoortgang overigens strikter bewaakt

door het opleggen van bijkomende, bindende voorwaarden aan studenten die in het voorgaande academiejaar

niet voor minstens 50 procent van hun opgenomen jaarprogramma slaagden. De commissie verwacht dat een

gerichtere studiebegeleiding, zoals bepleit onder facet 4.2, eveneens kan bijdragen tot betere slaagkansen in het

eerste bachelorjaar.

Positief is dan weer dat het onderwijsrendement toeneemt naarmate studenten vorderen in hun opleiding. Wie

reeds tussen 60 en 120 studiepunten behaalde, slaagde in 2008-2009 voor 41 procent van de opgenomen

credits. Wie meer dan 120 credits heeft verworven, slaagde in 2008-2009 voor 65 procent van de opgenomen

credits. Uit deze cijfers kan worden afgeleid dat het studierendement stijgt naarmate men verder vordert in de

opleiding.

Naast de lage rendementscijfers voor het eerste bachelorjaar, valt het de commissie ook op dat studenten vaak

langer dan één jaar nodig hebben om hun masteropleiding te vervolledigen. Ongeveer 70 procent van de

studenten die opleidingsonderdelen opnemen in de masteropleiding, slagen voor alle opgenomen credits. In het

academiejaar 2008-2009 behaalde 29,3 procent (19 op 46) van de studenten in de masteropleiding die hun

diploma konden behalen, dit niet. Deze studenten waren niet geslaagd voor de masterproef, of hadden

opleidingsonderdelen uit de bachelor- en masteropleiding gecombineerd. In het academiejaar 2008-2009 slaagde

79 procent van de schakelstudenten.

Een andere indicator voor het studierendement is de gemiddelde studieduur. Cijfergegevens tonen hier aan dat

het merendeel van de studenten de bacheloropleiding in drie jaar kan afronden, maar ook dat tussen één vierde

en één derde van de studenten vier jaar nodig heeft. Voor de bacheloropleiding bedroeg de gemiddelde

studieduur in 2008-2009 drie jaar en twee maanden; voor de masteropleiding gemiddeld één jaar één maand.

De commissie beveelt aan om de rendementscijfers beter te documenteren en te analyseren om een beleid

terzake te kunnen ontwikkelen. De opleiding is zich van dit werkpunt bewust en neemt zich voor dit beter op te

volgen.

Aanbevelingen ter verbetering:

Rendementscijfers dienen beter te worden gedocumenteerd en geanalyseerd om zowel een beleid als relevante

streefcijfers terzake te kunnen ontwikkelen.

Page 63: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 6 3

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende

Op basis van de oordelen over:

facet 6.1, gerealiseerd niveau: goed

facet 6.2, onderwijsrendement: voldoende

is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke

kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.

Page 64: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

6 4 | o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t

Globaal oordeel

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de

betrokkenen,

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,

- de opgevraagde documenten,

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.

De commissie apprecieerde het analytisch sterke zelfevaluatierapport. Het is voor de commissie duidelijk dat het

schrijven van het zelfevaluatierapport aanleiding heeft gegeven tot een grondige, gestructureerde kritische

zelfreflectie. De voorziene informatie bood de commissie een goede vertrekbasis ter voorbereiding van het

visitatiebezoek.

Op basis van de oordelen over:

onderwerp 1, niveau en oriëntatie: voldoende

onderwerp 2, programma: voldoende

onderwerp 3, personeel: voldoende

onderwerp 4, voorzieningen: voldoende

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende

onderwerp 6, resultaten: voldoende

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.

Page 65: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o p l e i d i n g s r a p p o r t B e s t u u r s k u n d e e n p u b l i e k m a n a g e m e n t | 6 5

Overzichtstabel van de oordelen

score facet score onderwerp

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding voldoende

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie voldoende

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen goed

Onderwerp 2: Programma voldoende

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende

Facet 2.2: Eisen academische gerichtheid goed

Facet 2.3: Samenhang voldoende

Facet 2.4: Studieomvang ok

Facet 2.5 Studietijd voldoende

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende

Facet 2.8: Masterproef ABA: nvt

MA: voldoende

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende

Onderwerp 3: Inzet van personeel voldoende

Facet 3.1: Kwaliteit personeel voldoende

Facet 3.2: Eisen academische gerichtheid goed

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende

Onderwerp 4: Voorzieningen voldoende

Facet 4.1: Materiële voorzieningen voldoende

Facet 4.2: Studiebegeleiding ABA: voldoende

MA: goed

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg voldoende

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende

Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en

beroepenveld

voldoende

Onderwerp 6: Resultaten voldoende

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed

Facet 6.2: Onderwijsrendement voldoende

De oordelen zijn van toepassing voor:

HoGent Hogeschool Gent

- academisch gerichte bacheloropleiding Bestuurskunde en publiek management (ABA)

- masteropleiding Bestuurskunde en publiek management (MA)

Page 66: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

6 6 |

Page 67: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

| 6 7

bijlagen

Page 68: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

6 8 | c v v a n d e c o m m i s s i e l e d e n

Page 69: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

c v v a n d e c o m m i s s i e l e d e n | 6 9

bijlage 1 curriculum vitae van de commissieleden

Georges Monard

(°1942) is licentiaat Wijsbegeerte en Letteren (KULeuven). Van 1966 tot 1971 was hij assistent aan de

KULeuven, belast met studiebegeleiding. In 1971 werd hij vervolgens volksvertegenwoordiger en was hij lid

van de commissie Onderwijs. Na dit mandaat werd hij in 1979 directeur van het “Universitair Studiebureau”

van de KULeuven en adviseur van Rector De Somer. In 1980 werd hij vervolgens kabinetschef van de

Minister van Onderwijs. Na deze periode in de politieke wereld, was hij gedurende 15 jaar secretaris-generaal

van het Ministerie van Onderwijs. In 2002 stapte hij over naar het federale niveau als voorzitter van de

Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie. Van 1987 tot en met zijn pensioen in 2008 was hij ook

deeltijds docent in de lerarenopleiding van Vlekho. Monard was van 1970 tot 2002 actief betrokken in alle

belangrijke onderwijshervormingen in België / Vlaanderen. Zo werkte een commissie onder zijn voorzitter-

schap in de negentiger jaren een toen nieuw concept uit van kwaliteitszorg en –controle, wat leidde tot het

decreet eindtermen, inspectie en begeleiding. Ook na zijn pensioen neemt hij nog verschillende

expertisetaken op zich.

Jacques Perquy

(°1945) studeerde sociale pedagogiek aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij was achtereenvolgens

stafmedewerker (1970–1971) en directeur (1974–1979) van het vormingscentrum „Ter Munk‟, verbonds-

commissaris van het Vlaams Verbond van Katholieke Scouts (1971-1974), hoofd van de onderwijsdienst van

het Algemeen Christelijk Werkersverbond (1979–1987), adjunct-kabinetschef van Daniël Coens, minister van

onderwijs (1987 -1991) en administrateur-generaal van de Vlaamse Onderwijsraad (1991- 2005). Hij was

nevenambtelijk lesgever aan de Sociale Hogeschool te Heverlee, directeur van het centrum voor sociaal en

psychopedagogisch onderzoek, lid van de hoge raad voor pedagogisch onderwijs, de raad voor sociaal hoger

onderwijs, de hoge raad voor het beroepsonderwijs en de raad voor de psycho- medische en sociale centra,

secretary-general of the European Network of Educational Councils (EUNEC). Sinds 1.12.05 is hij

gepensioneerd en ere-administrateur-generaal van de VLOR. Hij is lid van het schoolbestuur van het Sint-

Franciscusinstituut voor verpleegkunde te Leuven. Hij publiceerde een aantal bijdragen over onderwijsbeleid.

Hij was als onderwijskundige betrokken bij de visitatie van de Vlaamse universitaire opleidingen Politieke

wetenschappen, Archeologie en Kunstwetenschappen en Taal en Letteren.

Trui Steen

(°1971) behaalde het diploma als Handelsingenieur (1989-1993, KULeuven), licentiaat Sociale

Wetenschappen (1993-1995, UGent) en doctor in de sociale wetenschappen (1997-2000, KULeuven). Van

1995 tot 2000 was Trui Steen wetenschappelijk onderzoeker aan het Instituut voor de Overheid (KULeuven).

Ze voerde er zowel beleidsgericht als fundamenteel onderzoek uit, waaronder haar doctoraatsstudie. Na

afronding van haar proefschrift, was ze gedurende drie jaar doctor-assistent aan dezelfde instelling (2001-

2004). In 2004 werd ze universitair docent in vergelijkende bestuurskunde aan het departement

Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Sinds 2010 is ze universitair hoofddocent aan dezelfde instelling.

Ze doceert er verschillende opleidingsonderdelen van de master in public administration en begeleidt

masterscripties. Daarnaast voert ze er wetenschappelijk onderzoek uit en coördineert ze verschillende

onderzoeksprojecten. Ze oefent ook verschillende beleidstaken uit. Zo was ze o.a. onderwijsdirecteur en lid

van het instituutsbestuur. Ze is auteur van talrijke (inter)nationale wetenschappelijke publicaties, lid van

verschillende (redactie)raden en treedt regelmatig op als gastdocent.

Lesley Van den Brande

(°1988) behaalde in 2010 het diploma Master in het Overheidsmanagement aan de Katholieke Universiteit

Leuven. In het academiejaar 2009-2010 was zij studentenvertegenwoordiger. In het academiejaar 2010-2011

behaalde ze het diploma Master in de Beleidseconomie aan de KULeuven.

Page 70: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

7 0 | c v v a n d e c o m m i s s i e l e d e n

Sandra van Thiel

(°1968) promoveerde tot doctor in de Bestuurskunde in 2000 aan de Universiteit Utrecht. Na haar studies

ging Van Thiel gedurende twee jaar aan de slag bij een gemeentebestuur als beleidsmedewerker, met focus

op onderwijsbeleid. In 1994 stapte ze over naar de academische wereld en vatte ze een

doctoraatsonderzoek aan. Tegelijk was ze ook betrokken bij onderwijsontwikkeling binnen het departement

Sociologie van de Universiteit Utrecht. In 1998 werd ze docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In die

functie was ze bezig met zowel onderwijsverstrekking als met onderzoek. Tegelijk verzorgde ze ook

onderwijs m.b.t. public administration aan de KULeuven (2002-2003). Van 2004 tot 2009 was ze ook

executive direcor van de research school NIG aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In deze functie was

ze directeur van een landelijk netwerk van 9 universiteiten, en coördineerde ze een landelijk

opleidingsprogramma voor promovendi, organiseerde ze een jaarlijks congres en behartigde ze de belangen

van bestuurskunde. Sinds 2006 is ze universitair hoofddocent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en is

ze nog steeds bezig met onderwijs, onderzoek en de begeleiding van promovendi. Ze is auteur van diverse

internationale wetenschappelijke publicaties.

Page 71: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

e r k e n n i n g s c o m m i s s i e | 7 1

bijlage 2 erkenningscommissie

Page 72: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

7 2 | e r k e n n i n g s c o m m i s s i a

Page 73: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

e r k e n n i n g s c o m m i s s i e | 7 3

Page 74: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

7 4 | e r k e n n i n g s c o m m i s s i a

Page 75: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

e r k e n n i n g s c o m m i s s i e | 7 5

Page 76: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

7 6 | e r k e n n i n g s c o m m i s s i e

Page 77: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n | 7 7

bijlage 3 onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden

Page 78: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

7 8 | o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n

Page 79: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n | 7 9

Page 80: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

8 0 | o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n

Page 81: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n | 8 1

Page 82: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

8 2 | o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n

Page 83: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n | 8 3

Page 84: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

8 4 | o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n

Page 85: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n | 8 5

Page 86: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

8 6 | o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n

Page 87: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

o n a f h a n k e l i j k h e i d s v e r k l a r i n g v a n d e c o m m i s s i e l e d e n | 8 7

Page 88: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

8 8 | b e z o e k s c h e m a

Page 89: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

b e z o e k s c h e m a | 8 9

bijlage 4 bezoekschema

maandag 25 oktober 2010

19.00 – 21.00 voorbereidende vergadering van de commissie

dinsdag 26 oktober 2010

09.00 – 12.00 voorbereidende vergadering van de commissie en inzage werkdocumenten

12.00 – 12.30 kennismaking met de algemeen directeur en het departementshoofd

12.30 – 13.30 lunch voor de commissie

13.30 – 15.00 opleidingsverantwoordelijken bacheloropleiding en masteropleiding, opstellers ZER en een

student betrokken bij het onderwijskundig overleg (onder meer bespreking referentiekader)

15.00 – 15.45 assisterend personeel / onderzoekers (max. 10, representatief voor de verschillende

onderzoekslijnen)

15.45 – 16.00 intern werkoverleg

16.00 – 17.00 kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) onderwijsontwikkeling (van de

opleidingen, het departement en/of de hogeschool)

17.00 – 17.30 intern werkoverleg en inzage werkdocumenten

17.30 – 18.30 informeel ontmoetingsmoment

19.00 intern overleg en avondmaal voor de visitatiecommissie

woensdag 27 oktober 2010

08.30 – 09.00 intern werkoverleg

09.00 – 10.00 studenten bacheloropleiding (max. 12 representatief, inclusief de studentenvertegenwoordigers)

10.00 – 10.45 studenten masteropleiding (max. 10 representatief, inclusief de studentenvertegenwoordigers)

10.45 – 11.00 intern werkoverleg

11.00 – 12.30 bezoek lokalen, bibliotheek/mediatheek, leercentrum…

12.30 – 13.30 lunch voor de commissie

13.30 – 14.00 intern werkoverleg

14.00 – 15.00 docenten bacheloropleiding (max. 12 representatief gespreid over verschillende bachelorjaren,

inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg)

15.00 – 16.00 docenten masteropleiding (max. 10, inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of

beleidsoverleg)

16.00 – 16.15 intern werkoverleg

16.15 – 16.45 administratief-technisch personeel

16.45 – 18.00 intern werkoverleg

18.00 – 19.00 vertegenwoordigers werkveld (max. 10, gedifferentieerd, personen die afgestudeerden in dienst

hebben of fungeren als stagementoren, masterproefbegeleiders of promotoren van

masterproeven en die niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma)

19.00 – 19.45 afgestudeerden (max. 10 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief)

20.00 intern overleg en avondmaal voor de commissie

donderdag 28 oktober 2010

08.30 – 09.00 intern werkoverleg

09.00 – 09.45 ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding

10.00 – 10.30 verantwoordelijke internationalisering (van de opleidingen, het departement en/of de

hogeschool)

10.30 – 11.30 begeleiders stages en masterproeven (max. 10)

11.30 – 12.30 intern werkoverleg

12.30 – 13.30 lunch voor de commissie

13.30 – 14.00 opleidingsverantwoordelijke(n)

14.00 – 15.00 vrij spreekuur

15.00 – 18.00 voorbereiding mondelinge rapportering

18.00 mondelinge rapportering

Page 90: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

9 0 | a f k o r t i n g e n l i j s t

Page 91: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

a f k o r t i n g e n l i j s t | 9 1

bijlage 5 lijst van afkortingen en letterwoorden

AOG Associatie Onderzoeksgroep

ASO Algemeen secundair onderwijs

ATP Administratief en technisch personeel

AUGent Associatie Universiteit Gent

BAMA Bachelor Master

BSO beroepssecundair onderwijs

ECTS European Credit Transfer System

Erasmus uitwisselingsprogramma voor studenten in het hoger onderwijs, onderdeel van

het Project Socrates van de Europese commissie

EVC elders verworven competenties

EVK eerder verworven kwalificaties

HABE (departement) Handelswetenschappen en Bestuurskunde

HIBH Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen

HoGent Hogeschool Gent

IIAS International Institute for Administrative Studies

IKZ interne kwaliteitszorg

LASSI Learning and Study Strategies Inventory

LLP Lifelong Learning Programme

NVAO Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie

OER onderwijs en examenreglement

OP onderwijzend personeel

PDCA letterwoord voor: „Plan Do Check Act‟

SBOV Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen

SOVOreg Sociale Voorzieningen van de Hogeschool Gent

SRC Stage, rapportering en communicatie

UGent Universiteit Gent

VLHORA Vlaamse Hogescholenraad

VLIR Vlaamse Interuniversitaire Raad

Page 92: Bestuurskunde en publiek management2deronde... · 22-09-2011  · Bestuurskunde en publiek management Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding

9 2 | a f k o r t i n g e n l i j s t

VTE voltijds equivalenten

ZAP zelfstandig academisch personeel

ZER zelfevaluatierapport