belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - i. belangrijke momenten in mijn...

58

Upload: others

Post on 08-Mar-2021

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN
Page 2: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 2 -

Pedro Arrupe,

Hoop bedriegt niet. Teksten,

Reeks ‘Spiritualiteit’

Teksten van & over

Innerlijk leven

Deel 24,

Helmond (Uitgeverij B. Gottmer), 1988.

Page 3: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 3 -

I. Belangrijke momenten in mijn leven 1

INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN 1981

Ik zou u willen vragen wat de belangrijke momenten of keerpunten in uw leven waren zoals u dat nu ziet.

Dat is op de eerste plaats Lourdes en het ontstaan van mijn roeping.

Waarom Lourdes?

Lourdes is voor mij de stad van het wonder. Ik ben daar ongeveer drie maanden geweest. Ik studeerde medicijnen en

ik had het voor elkaar gekregen dat ik het werk van het Bureau de Constatation mocht volgen. Zo ben ik getuige

geweest van drie wonderbare genezingen op het moment zelf waarop die gebeurden te midden van de gelovigen die

tot Maria baden en waarbij de medische controles werden uitgevoerd door ongelovige artsen. Dat heeft veel indruk

op mij gemaakt, want ik had in Madrid mijn - ook ongelovige - professoren vaak horen spreken over ‘het bedrog

van Lourdes’. Dáár is mijn roeping ontstaan, in die eenvoudige en toch indrukwekkende sfeer aan de voeten van

Maria tussen het luidruchtig aandringende gebed van de pelgrims en het zachte gemurmel van de Gave.

Het volgende belangrijke moment was Wenen.

Tijdens mijn theologiestudie had ik belangstelling gekregen voor morele kwesties, meer in het bijzonder voor

vraagstukken van medische ethiek. Ik had gewerkt onder leiding van P. Hürth, een over de hele wereld erkende

autoriteit op dat gebied. Tijdens mijn derde jaar theologie werd ik aangewezen om deel te nemen aan een

internationaal congres over eugenetica, dat plaats vond in Wenen, Oostenrijk. Dat was in 1936. Dat is voor mij een

onvergetelijke ervaring geworden. Ik was nog geen priester en ik had de studie medicijnen waaraan ik voor mijn

intrede in de Sociëteit was begonnen, niet afgemaakt. Ik moest twee voordrachten houden voor een uitgelezen kring

toehoorders met mannen van het formaat van een Niedermayer, Gemelli, Bibot, Allers, Carp enzovoort. Mijn

voordrachten vielen in de smaak bij mijn illustere toehoorders. Maar ik moet zeggen dat ik mij nog nooit zo klein heb gevoeld. Ik wist niet waar ik moest blijven bij al dat applaus; de gelukwensen die ik ontving, leken mij een

grapje. Dat succes was niet van mij.

Afgezien van uw ervaring als jonge jezuïet tegenover gespecialiseerde gesprekspartners, welke conclusies trekt u nu

uit dat congres?

Ongetwijfeld op de eerste plaats hoe belangrijk wetenschappelijke arbeid is en hoeveel invloed die heeft. Je kunt

niet met grote geleerden over theologische vraagstukken spreken, als je niet zelf zoveel mogelijk kennis op hun

terrein hebt opgedaan. Daarom ben ik trouwens ook van mening dat ik niet goed voorbereid was.

In die tijd was in Duitsland het nationaal-socialisme aan de macht.

Ja. Wie herinnert zich niet pater Alfred Delp, die een martelaar is geworden? Ik heb met hem mijn theologiestudie

gedaan en wij hebben samen afschuwelijke ogenblikken beleefd. Ik kwam uit Spanje via België en Nederland en

voor mij was de ontmoeting met de naziementaliteit een grote culturele schok. Een uitsluitend culturele schok moet

ik toegeven; ik interesseerde me niet voor politiek.

Las u dan geen kranten?

Heel weinig. Ik merk dat dit u verbaast. Maar u moet bedenken dat een jonge jezuïet toen niet over de middelen tot

informatie beschikte waar u nu over beschikt. En ik interesseerde mij niet zozeer voor de gebeurtenissen als wel

voor de manier waarop mijn omgeving erop reageerde. Ik had er plezier in de anderen te vragen mij te vertellen wat

er in de krant stond en dan naar hun verhaal te luisteren. Voor hen was het iets om een grapje over te maken: ‘Kijk,

Don Pedro daalt weer eens af van zijn planeet!’

In mijn herinnering volgen daarop twee gebeurtenissen die nauw met elkaar verbonden zijn: mijn priesterwijding op

30juni 1936 en mijn vertrek naar de Verenigde Staten. Een volgende ervaring die tamelijk veel indruk heeft

gemaakt, was een onverwacht verblijf in Mexico een jaar later.

Waarom onverwacht?

1 Dit hoofdstuk is ontleend aan Pedro Arrupe, Itinéraire d’un jésuite, Entretiens avec Jean-Claude Dietsch, s.j.,

Parijs (Le Centurion), 1982.

Page 4: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 4 -

Na de examens aan het eind van mijn theologiestudie was ik een beetje moe en om bij te komen werd ik naar een

kleine parochie in San Antonio, Texas, gestuurd. Daar kwam toevallig een Mexicaanse jezuïet langs, pater Martinez;

het was voor het eerst dat ik hem zag. Hij zei tegen mij dat je om echt bij te komen naar een ander land moest gaan

en hij nodigde mij uit met hem mee te gaan naar Mexico. Het feit dat ik geen paspoort had, kon hem niet schelen

(hij had veel relaties) en dus ben ik met hem meegegaan.

Terwijl ik daar was, heb ik gezorgd voor vijfhonderd kleine Spanjaarden, die door de regering van Madrid naar

Mexico waren gestuurd voor hun ‘opvoeding’. Afgezien van het ‘bijkomen’ is die tijd voor mij van groot belang

geweest, want het werd een diepe menselijke ervaring bij die kinderen in een tijd waarin er vervolging heerste

(Lázaro Cárdenas was toen president).

En toen was er, natuurlijk, het derde jaar in Cleveland (Ohio) en kwam mijn bestemming af voor Japan. Voor mijn

vertrek heb ik nog drie maanden lang de Spaanstalige gevangenen bezocht in een gevangenis van New York. Ik heb

daar ontmoetingen gehad die ik niet kan vergeten. De bewakers vreesden voor mijn leven als ik de cellen inging,

want er zaten doorgewinterde misdadigers. Maar ik moet zeggen dat ik eerst wel eens bang was wat voor gesprek ik

zou kunnen aanknopen, maar dat ik daarna nooit het gevoel heb gehad dat ik in gevaar was. Ik ben meer dan eens

getuige en vertrouweling geweest van een opmerkelijke ommekeer en berouw. En de dag waarop ik de

gedetineerden aankondigde dat ik wegging uit de Verenigde Staten, ontstond er een soort feest waarbij we samen

gezongen hebben, mijn zwakke stem samen met de krachtige, zware stemmen van de vrienden die ik gemaakt had.

Hoe kan ik woorden vinden voor het geheim van het leven van die mannen die afschuwelijke dingen hadden gedaan

en die toch in staat waren blijk te geven van grote fijngevoeligheid?

Ten slotte bent u scheep gegaan op 30 september 1938 in Seattle, richting Yokohama. Hoe heeft u, nadat u zo lang

had moeten wachten, uw eerste maanden in Japan ervaren?

Ik moet zeggen dat ik in die tijd zelf geen oog had voor het bovenzinnelijke aspect van deze missionaire ervaring en

alleen maar bepaalde negatieve persoonlijke aspecten zag: de ontdekking van een werkelijkheid waar ik geen

vermoeden van had en vooral een gevoel van eenzaamheid. Ik ben begonnen te werken met Duitse paters in een land

waarvan ik de taal niet kende. Ja, dat is belangrijk, je voelt je werkelijk alleen. En ik ben nog veel eenzamer geweest

toen ik mij opeens in Ube bevond, eenentwintig uur met de trein van Tokio, voor mijn eerste missiepost, hoewel ik

nog maar heel slecht Japans sprak.

Een andere belangrijke persoonlijke gebeurtenis was mijn gevangenschap van een maand in Jamagoetji. Japan was

in oorlog en ik werd verdacht van spionage. Dat heb ik pas aan het eind vernomen. Zonder bed, zonder tafel, zonder

iets, met alleen een mat om te slapen, heb ik dagen en nachten doorgebracht in de decemberkoude, volslagen alleen.

Ik maakte mij erg ongerust omdat ik niet wist waarom ik gevangen gezet was. Ik heb heel wat dingen geleerd in die

periode: kennis van de stilte, van eenzaamheid, van bittere armoede, van de innerlijke dialoog met ‘de gast van mijn

ziel’. Ik geloof dat het de meest leerzame maand van mijn leven is geweest.

En in 1942 wordt u benoemd tot novicemeester te Nagatsoeka aan de rand van Hiroshima. En daar bent u op 6

augustus 1945 getuige geweest van de ontploffing van de atoombom. Een aantaljaren later hebt u een tekst

geschreven met de titel Yo vivi Ia Bomba Atómica (Ik heb de atoombom meegemaakt). Zoudt u kunnen aangeven

wat toen de meeste indruk op u heeft gemaakt?

De eerste twee weken na de explosie vormden de belangrijkste ervaring: het inrichten van onze huizen (het noviciaat

werd bijvoorbeeld omgevormd tot een hospitaal, hoewel wij gebrek hadden aan alles), de kracht van de

naastenliefde in de mensen (bijvoorbeeld door de toewijding van de zusters die met ons werkten), de persoonlijke

gesprekken met die mensen die zo zwaar beproefd waren maar in hun ongeluk steeds hun waardigheid bewaarden...

en de providentiële vondst van een zak met vijftien kilo boorzuur, waardoor wij, zij het op een elementaire manier,

het lijden konden verzachten dat door de brandwonden werd veroorzaakt en talrijke levens konden redden.

Maar pas jaren later heb ik het scherpst gevoeld wat ik had meegemaakt. In Colombia woonde ik de vertoning bij

van een Amerikaanse documentaire, die heel getrouw de ochtend van 6 augustus 1945 liet zien en de gevolgen daarvan. In één uur zag ik wat ik zelf gedurende zes maanden had meegemaakt. Ik kon niet op mijn stoel blijven

zitten: alles wat ik dag na dag, minuut na minuut had doorleefd, was veel te geconcentreerd te zien in die film. Alles

wat ik in de werkelijkheid had verdragen, werd teveel voor mij toen ik het zo op het scherm zag afgebeeld.

U bent benoemd tot overste van de vice-provincie Japan in 1954.

Op het feest van Sint Franciscus Xaverius belde de vorige overste mij op en vroeg mij om terstond naar Tokio te

komen om zijn plaats in te nemen. Wij hadden de benoemingsbrief, ondertekend door pater Generaal, nog niet

ontvangen, maar hij zag zich gesteld voor grote moeilijkheden en kon niet verder: lastertaal, beschuldigingen van

spionage... Wij hebben problemen gehad met de politie en met de pers... Een periode vol onrust!

Page 5: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 5 -

Hebt u als provinciaal reizen ondernomen om over Japan te spreken?

Oh! Ik ben al heel wat eerder begonnen, al in 1945-1950. Voor die eerste reis heb ik anderhalf maal de reis om de

wereld gemaakt. En toen nog meer reizen, in 1954, in 1957, in 1961: reizen van zes maanden. Ik heb over

Hiroshima en over Japan misschien wel meer dan duizend maal gesproken.

Ik heb in de meeste gevallen zeer veel begrip ontmoet en zeer veel edelmoedigheid. Maar ik heb ook enkele

merkwaardige ervaringen opgedaan. Zo had, in een land dat ik niet zal noemen, een zeer rijke dame uit de hogere kringen mij uitgenodigd om bij haar thuis te komen na mijn conferentie. Daar overhandigde zij mij tegenover

vrienden en journalisten op nogal plechtige wijze een enveloppe. Op de terugweg opende ik die enveloppe niet

zonder ongeduld, maar er zat niet meer in dan de tegenwaarde van een paar dollars. Toch zag ik de volgende dag

een foto in de krant staan van dit gebaar van... vrijgevigheid!

We komen op de datum van 22 mei 1965: u werd toen door de 31e Algemene Congregatie gekozen tot 27e opvolger

van Ignatius. Wat voelt een jezuïet, die zo algemeen overste van zijn orde wordt, op zo ‘n moment?

Dat heb ik al verteld in mijn eerste toespraak met een citaat van Jeremia: ‘A, a, a... nescio loqui - ik kan niet

spreken.’ Ik had geen enkele bevoegdheid en daar stond ik tegenover de Sociëteit met haar meesters, haar grote geleerden, haar grote geestelijke leiders. Wat kan iemand die daar zomaar wordt neergezet, doen? Zoiets brengt je in

verwarring. Mijn enige vertrouwen vond ik alweer in een citaat van Jeremia: ‘Ne timeas... quia ego tecum sum -

Wees niet bang, want Ik ben met je.’ Zonder de Heer kun je niets doen.

Na al deze herinneringen wil Ik u vragen: wie is voor u Jezus Christus?

Diezelfde vraag kreeg ik zomaar in een interview dat ik gegeven heb voor de Italiaanse televisie zo’n vijf jaar

geleden. De vraag overviel me en ik heb toen heel spontaan geantwoord: ‘Voor mij is Jezus Christus alles.’ En nu

geef ik u hetzelfde antwoord, nog krachtiger en duidelijker: voor mij is Jezus Christus alles. Wat Jezus Christus in mijn leven vertegenwoordigt, wordt omschreven met: alles.

Hij was en is mijn ideaal vanaf mijn intrede in de Sociëteit; Hij was en is en blijft mijn weg, Hij was en is nog steeds

mijn kracht. Ik geloof niet dat het nodig is nog verder uit te leggen wat dat betekent: neem Jezus Christus uit mijn

leven weg en alles zakt in elkaar als een lichaam waar je het geraamte, het hart en het hoofd uithaalt.

Denkt u dat er ook al voordat u intrad in de Sociëteit, elementen van dat grote ideaal in uw leven waren?

Zeker, zelfs al was het in een nog heel embryonale vorm. Langs de weg van de eucharistie en van eenvoudige

familiedevoties - met name de devotie tot het H. Hart - hebben mijn vader en moeder het zaad geplant dat de Sociëteit later zou doen opgroeien. Of liever: wat het H. Hart zelf dankzij mijn ouders heeft geplant, is sindsdien

opgegroeid dankzij de Sociëteit.

Jezus Christus is een figuur met vele aspecten. Welke aspecten maken op u de meeste indruk?

In een bepaald opzicht is de figuur van Jezus Christus inderdaad heel complex, of liever: er zitten vele kanten aan.

Maar in werkelijkheid is zij heel eenvoudig: of je Jezus Christus nu ziet als een zwak en kwetsbaar kind of als de

Almachtige, of Hij teder is en kinderen liefkoost of dat Hij streng is tegenover de Farizeeën... alles komt tot eenheid

en is geworteld in één aspect: dat van de liefde. Daarin krijgt de gestalte van Christus een volmaakte eenheid en haar grootste diepte. Wat voor mij vanaf het noviciaat een eenvoudig inzicht was, is van dag tot dag rijker geworden en

heel vruchtbaar. En het Hart van Christus als symbool van die liefde geeft mij krachtige steun in het leven en reikt

mij een sleutel aan om de Heer zonder moeite te begrijpen.

Zo maakt die liefde al het overige levend: Jezus Christus is voor mij een vriend, met name in de eucharistie. De mis

en het bidden voor het tabernakel voeden mijn gedachten en mijn daden. Dat verklaart waarom ik mij zozeer

verbaas over de gedachten van sommigen die niet zoveel geven om de mis en het heilig sacrament... en die deze

houding proberen te rechtvaardigen met hun manier van theologiseren. Je zou Sint Ignatius eens moeten zien

reageren op dergelijke kletspraat! Ze weten niet wat een rijkdom ze verliezen, al diegenen die niet begrijpen wat de

mis op zichzelf is en wat ze betekende voor Sint Ignatius en voor al die jezuïeten - grote theologen of eenvoudige

broeders - die diep zijn doorgedrongen in zijn sacramentele inzichten.

We moeten zonder ophouden blijven hameren op deze fundamentele waarheid: Jezus Christus is het mensgeworden

Woord: Hij is de weg naar de Vader en voor ons, jezuïeten, is Hij het antwoord op bet gebed dat Ignatius tot Maria

richtte in de kapel van La Storta bij Rome: ‘Moge zij mij plaatsen bij haar Zoon.’ Dat is mijn voortdurend gebed

voor de Sociëteit: ‘Moge Maria ons plaatsen bij haar Zoon.’

Page 6: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 6 -

Page 7: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 7 -

II. Ervaringen rond de eucharistie

TOESPRAAK TOT DE EUCHARISTISCHE JEUGDBEWEGING IN ASSISI, 6 SEPTEMBER 1979.

Jaren geleden maakte ik een lange treinreis. Er kwamen drie jongelui van ongeveer 18 jaar in de coupé waarin ik zat,

vergezeld van een volwassene, die zoals ik al gauw begreep de sportleraar van hun school was. De jongens waren

moe en nadat ze enig commentaar gewisseld hadden op de overwinning die ze hadden behaald in een partij voetbal

vielen ze de een na de ander in slaap. Twee uur later werden ze wakker en begonnen ze weer te praten onder het

drinken van de nodige flesjes frisdrank. Ze spraken zeer geanimeerd en keken af en toe naar mij alsof ze zich

afvroegen, wie die eerwaarde wel was. Ik nam geen deel aan het gesprek, want ik moest een conferentie

voorbereiden die ik onmiddellijk na aankomst zou moeten houden.

Toen ze wat uitgepraat raakten, vroeg de leraar hun: ‘Jullie gaan binnenkort van school. Wat zijn jullie plannen’?’

Eén van hen antwoordde zonder lang na te denken: ‘Geen idee. Ik neem aan dat mijn vader mij zegt wat ik doen

moet; ik heb er zelf nog niet over nagedacht... Wat weet ik ervan? Ik vind het maar moeilijk. Ik hoop maar dat ze me

zeggen wat ik moet doen... en daarmee uit!’

De tweede zei: ‘Ik heb er veel over nagedacht en ik weet het nog niet. Ik weet nog niet of ik in de handel ga of aan

de beurs ga werken. Als ik maar wist waarmee je het gemakkelijkst het meeste geld kan verdienen...; ik wil graag

een aangenaam en rustig leven hebben, de rest kan me niet schelen.’

De derde leek een beetje verlegen en hield zijn mond; hij wilde blijkbaar geen antwoord geven op de vraag. Maar de

andere twee keken hem benieuwd aan en na enkele ogenblikken vroeg de leraar hem: ‘En jij, Franco, wat ga jij doen?’

‘Ik weet het ook nog niet zeker’, was het antwoord, ‘ik denk erover om voor een paar jaar naar een of andere plaats

in de Derde Wereld te gaan om te zien wat er het hardste nodig is... en om zo te kunnen helpen. Er zijn zoveel

mensen in nood... ik zou jets nuttigs willen doen... ik zou jets willen doen aan het leed van al die mensen.’

De twee anderen zetten grote ogen op alsof ze wilden zeggen: ‘Je bent gek!’ Maar de leraar vroeg: ‘Hoe ben je op

dat idee gekomen?’

‘Ik weet het niet’, antwoordde Franco met enige gêne, ‘maar ik loop al een paar maanden rond met die gedachte.

Denkt u dat het gek is?’

‘Nee, gek zeker niet, maar wel een beetje vreemd. Maar ik bewonder je...’

Ik kon me niet langer stil houden en zei zachtjes wat ik in me gevoeld had: ‘Ik vind het prachtig, Franco! Doe wat je

hart je ingeeft, want je hebt een hart van goud.’ Mijn vier reisgenoten keken mij aan... en begonnen weer over

voetbal te praten.

Ik zei ook niets meer, maar ik bedacht hoe duidelijk hier de uiteenlopende houdingen van de jeugd van

tegenwoordig aan het licht kwamen:

— Er zijn er die helemaal niet nadenken: ze laten zich leiden door de omstandigheden. Ze hebben er geen zin

in zich ergens druk over te maken. Waarom zou je? Het leven is goed zoals het is zonder je zorgen te

maken. — — Er zijn er ook die geen hoger ideaal hebben dan geld te verdienen en liefst zo gemakkelijk mogelijk. Het

zijn egoïsten: ‘Als ik het maar goed heb...’ Ze geloven dat geld gelukkig maakt. Ze laten zich door de

schijn bedriegen, door de beloften van de reclames en door de schittering van de

vermakelijkheidsindustrie.

— — En er zijn er die edelmoedig zijn. Zij laten zich leiden door het verlangen nuttig te zijn voor anderen, de

lijdenden te troosten en te dienen zelfs waar dat offers vraagt.

Mijn ontmoeting met Christus

Iedere jongere behoort min of meer tot een van deze drie groepen. Maar aan diegenen onder jullie die nog geen

stelling genomen hebben, die nog vragen hebben en een antwoord verwachten, wil ik vandaag heel eenvoudig

vertellen wat ik beleefd heb toen ik Christus ontmoette. Enkele weken geleden kreeg ik in Rome bezoek van een

Page 8: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 8 -

groep pelgrims, jongens en meisjes, die net op een van de woensdagaudiënties van de paus waren geweest. Eén van

de jongsten vroeg mij opeens recht op de man af:

‘Waarom bent u jezuïet geworden?’

‘Omdat ik geloofde dat ik roeping had.’

‘En waarom geloofde u dat u roeping had?’

‘Omdat ik voelde dat God mij riep.’

‘En waarom riep Hij u?’

‘Nou, omdat de Heer er nog iemand bij wilde hebben die zich helemaal aan Hem zou wijden... en toen koos Hij mij

uit.’

‘En wat dacht u toen?’ ‘Ik dacht dat het me heel wat zou kosten om mijn loopbaan als arts op te geven, maar dat ik als jezuïet meer voor

anderen kon doen, niet alleen als arts de lichamen beter maken, maar ook de zielen.’

Een andere jongen onderbrak ons: ‘Pater, ik heb gehoord dat ze enkele jezuïeten hebben vermoord; dat moet dan een

tamelijk gevaarlijke roeping zijn.’

‘Dat is waar. In Rhodesië zijn zes jezuïeten gedood, in Libanon vier, in Tsjaad één, in Zuid-Amerika twee.’

‘Waarom verdedigt u zich dan niet? Gebruikt u geen wapens?’

‘Geen sprake van! Wij proberen allen te dienen zonder onderscheid. Wij leven om te dienen. Als we gedood worden

omdat we dienen, is dat een grote eer!’

‘Maar niemand haten en je laten doden, daar heb je veel “lef” voor nodig... Dat begrijp ik niet.’

‘Ja, de kracht krijgen we van de Heer, want wij doen het voor Hem en Hij geeft ons de kracht.’

‘Oh!, zei de jongen verbluft en aan zijn gezicht kon je zien dat hij het niet begreep. Dat kon ik ook zien aan de gezichten van bijna alle anderen die zwijgend hadden toegehoord.

Ik probeerde het uit te leggen: ‘Kijk, wij zijn jezuïet geworden en wij blijven het alleen uit enthousiasme voor Jezus

Christus en uit verlangen om voor Hem en voor anderen te willen werken. Jezus Christus is absoluut trouw en laat

nooit iemand vallen die zich in zijn dienst stelt. Jezus Christus leefde 2000 jaar geleden, maar Hij leeft nu nog in de

eucharistie en in ons hart.’

Een van de aanwezigen riep opeens uit: ‘Nou moe! Nu begrijp ik er nog minder van. Iedereen begon te lachen.

Ik denk dat dit eenvoudige en oprechte gesprek een hele serie vragen, gevoelens en houdingen laat zien die onder

jongelui van tegenwoordig aanwezig zijn.

Het lichaam en bloed van Jezus voor de wereld

De zending waarmee de Heer ons belast, wordt geboren uit een persoonlijke ontmoeting met Hem. Maar zij staat

altijd open naar de anderen, naar de hele wereld. Want Jezus Christus heeft zijn bloed vergoten ‘voor de velen’,

d.w.z. voor alle mensen. Iedere heilige mis is een mis voor de wereld en in de wereld. Ik moet denken aan de mis die

ik opgedragen heb op de top van de beroemde Foedji-berg, zo’n drieduizend zevenhonderd meter hoog. Een

medebroeder van me en ik waren omhoog geklommen. Destijds moest je bijna helemaal te voet gaan; alleen de

eerste duizend meter kon je te paard. Je moest voor vier uur ‘s ochtends de top bereikt hebben om van het prachtige

uitzicht te kunnen genieten, want vanaf zes uur is de top met wolken bedekt.

Wij waren op tijd boven en we droegen de mis op in volstrekte eenzaamheid. Ik was toen nog maar pas in Japan: de

eerste indrukken waren nog erg levendig en ik had mijn hoofd vol plannen om liefst heel Japan te bekeren. We

hadden de Foedji-no-jama beklommen om vanaf het hoogste punt van Japan aan de eeuwige Vader het offer te

kunnen brengen van het Onbevlekte Lam voor de redding van dat grote land. We waren erg moe van het klimmen,

want we hadden ons gehaast om op tijd boven te komen. We moesten denken aan Abraham en Isaak, die de berg

beklommen om het offer te brengen.

Eenmaal op de top kregen we een schitterende zonsopgang te zien. Dat bracht ons in de goede stemming om het

heilig misoffer op te dragen. Ik had nog nooit in zulke omstandigheden de mis gevierd: boven ons spande zich de

hemel als de koepel van een onmetelijke tempel, strakblauw en majestueus; beneden ons wisten we het hele Japanse

volk met zijn toentertijd tachtig miljoen mensen die God niet kenden. Mijn geest verhief zich boven de

wondermooie hemelkoepel tot aan de troon van de goddelijke Majesteit, tot aan de zetel van de Drie-eenheid. Ik zag als het ware het hemelse Jeruzalem en onze Heer Jezus Christus en bij Hem de heilige Franciscus Xaverius, de

eerste apostel van Japan, die binnen enkele maanden grijs geworden was, doordat hij zoveel te lijden had. En nu

bevond ik me in datzelfde Japan van Xaverius met een volslagen onbekende toekomst voor me. Als ik toen geweten

had wat ik te verduren zou krijgen, dan zouden mijn handen bij het opheffen van de heilige hostie zeker gebeefd

hebben. Op die bergtop, zo dicht bij de hemel, kwam het mij voor dat ik de zending die God mij gegeven had, beter

begreep. Toen ik van de berg afdaalde, was mijn enthousiasme groter geworden: die eucharistieviering had me iets

laten voelen van de grootheid van de eeuwige God en Heer van het heelal en tegelijkertijd voelde ik dat ik ‘helper’,

Page 9: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 9 -

medewerker was van Jezus Christus in het grote verlossingswerk dat zijn Vader Hem had opgedragen. Ik kon met

grotere oprechtheid en overtuiging de woorden van Jesaja herhalen: ‘Hier ben ik, zend mij’ (Jes 6,8) of de woorden

van de heilige Franciscus Xaverius: ‘Ja, hier ben ik.’

Ook de Heer ging, zoals het evangelie ons vertelt, een berg op met zijn leerlingen en werd voor hun ogen van

gedaante veranderd (Mt 17, 1vv). Ook ik wilde daar blijven en niet weggaan van die plaats om te blijven genieten

van die hemelse momenten, net zoals de heilige Petrus: ‘Het is goed dat wij hier zijn. Als Gij wilt, zal ik hier drie

tenten opslaan, één voor U, één voor Mozes (zo heette ook de pater die met mij was meegegaan) en één voor mij’

(vgl. Mt 17,4). Dezelfde Jezus die de heilige Petrus zozeer met vreugde en bewondering vervuld had, dat deze ‘zich

ter aarde wierp’ (Mt 17,6) en Hem aanbad, toonde Zich aan mij in het verheven schouwspel van onze

eucharistieviering; de heilige hostie, verlicht door het witte licht van de opgaande zon in de dageraad, leek voor mijn ogen van gedaante te veranderen en ik meende, net als Petrus, de stem van de Heer te horen, die tegen mij zei:

‘Wees niet bang’ (Mt 17,7); dat woord zou ik hard nodig hebben bij het afdalen vanaf die hoogte naar het harde

leven van die dagen in Japan. Hoeveel kan de Heer ons toch in één enkele mis leren en laten ervaren!

Dat doet mij denken aan een andere eucharistieviering, opgedragen in heel andere omstandigheden dan de vorige.

Die heeft me geleerd langs welke geheimvolle wegen van pijn en lijden deze Jezus, die voor ons geleden heeft en

gestorven is, zijn verlossingsplan kan verwerkelijken.

De atoombom was ontploft om tien over acht ‘s ochtends; hij had de hele stad Hiroshima verwoest en tot as her leid

en in het ogenblik zelf van de explosie tachtigduizend mensen gedood. Ons huis was een van de weinige die waren

blijven staan, zij het dan zwaar beschadigd: alle ruiten en deuren waren verdwenen, weggerukt door de woeste kracht van de wind die door de ontploffing was ontstaan. We moesten ons huis veranderen in een ziekenhuis; we

namen zo’n tweehonderd gewonden op om te genezen en te verplegen. De explosie vond plaats op zes augustus; de

volgende dag, zeven augustus om vijf uur in de ochtend, alvorens te beginnen aan het helpen van de gewonden en

het begraven van de doden, droeg ik in huis de mis op. In zulke tragische ogenblikken voel je je het dichtst bij God

en merk je hoe hard je zijn hulp nodig hebt. Wat er te zien viel was niet erg geschikt om bij te dragen tot devotie. De

kapel was half verwoest en lag propvol gewonden; ze lagen op de grond, de een naast de ander; ze wrongen zich in

bochten van de ondraaglijke pijn en niet alleen daaraan kon je zien dat ze onuitsprekelijk veel leden. Ik begon de

mis zo goed als ik kon, midden in die hoop mensen die geen vermoeden hadden van wat er op het altaar gebeurde:

het waren allemaal heidenen die nog nooit een mis hadden bijgewoond. De indruk die ik kreeg toen ik mij naar hen

omdraaide voor het ‘Dominus vobiscum’ (de mis werd toen opgedragen met de rug naar het volk) en hen zo vanaf

het altaar zag, was verschrikkelijk; ik voel het nog steeds. Ik kon me niet meer bewegen en bleef verlamd met

uitgestrekte armen staan kijken naar die menselijke tragedie: menselijke wetenschap en techniek gebruikt om het mensengeslacht te vernietigen. Ze keken allemaal naar me met ogen vol angst en wanhoop, alsof ze hoopten dat

ervan het altaar jets van troost naar hen toe zou komen. Het was verschrikkelijk om te zien! Over enkele

ogenblikken zou Hij op het altaar neerdalen van wie Johannes de Doper had gezegd: ‘Midden onder u staat Hij die

gij niet kent’ (Joh 1,26). Nog nooit had ik zo goed begrepen hoe eenzaam heidenen zijn die Jezus Christus niet

kennen. Daar was hun Redder, daar was Hij die zijn leven voor hen gegeven had..., maar zij ‘wisten niet wie er

midden onder hen was’ (Job 1,26). Alleen ik wist het. Spontaan kwam er een gebed over mijn lippen voor degenen

die zo ongetemd wreed waren geweest de atoombom neer te gooien: ‘Heer, vergeef hen, want ze weten niet wat ze

doen’ (vgl. Luc 23,34) en voor die zich daar lagen te wringen van de pijn: ‘Heer, schenk hun bet geloof... dat zij

zien; geef hun kracht om hun pijnen te verdragen.’ Toen ik de hostie ophief boven al die zwerende en uiteengereten

lichamen, bad ik vanuit de grond van mijn hart: ‘Mijn Heer en mijn God, heb medelijden met deze “kudde zonder

herder” (vgl. Mt 9,36; Mc 6,34). Laat hen in U geloven, Heer; gedenk dat ook zij U moeten leren kennen’ (1 Tim 2,4).

Ik weet zeker dat vanuit die hostie en vanaf dat altaar een stortvloed van genade voortkwam: zes maanden later, toen

allen genezen waren en ons huis verlaten hadden (er stierven slechts twee mensen), hadden velen van hen het

doopsel ontvangen; maar allen hadden ze geleerd wat christelijke naastenliefde doet: medelijden, helpen, een troost

geven die alles wat menselijk is te boven gaat, een vreugde schenken die maakt dat je in al je dan nog weet te

glimlachen en zelfs hen vergeven die ons zoveel hebben doen lijden.

Zulke missen vergeet je niet; het zijn momenten van haast sacramentele helderheid, waardoor je begrijpt wat zonder

geloof bijna niet of helemaal niet te begrijpen valt: de waarde van het lijden en de schoonheid en verhevenheid van

het offer van de naastenliefde.

Jezus, vriend en trooster

Een heel andere ervaring is het, waardoor je ziet hoeveel waarde het Allerheiligst Sacrament heeft, als je je leven

lang steeds ermee vertrouwd geweest bent en je het nu door omstandigheden moet missen. Dan blijkt, als we ons

Page 10: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 10 -

steeds ijverig met de eucharistie gevoed hebben, hoe een grote plaats Jezus als vriend, metgezel en trooster in ons

leven inneemt.

Ik moet denken aan een Japans meisje van ongeveer achttien jaar. Ik had haar drie of vier jaar tevoren gedoopt en zij

was een vurige christin: zij ging iedere dag te communie in de mis van half zeven ‘s ochtends, die ze steeds stipt op

tijd bijwoonde.

Na de ontploffing van de atoombom liep ik op een dag door de verwoeste straten tussen bergen puin van allerlei

aard. Waar vroeger haar huis gestaan had, ontdekte ik een soort hut: een paar palen met platen van blik erop. Ik

kwam dichterbij: een wand van een halve meter hoog vormde een soort binnenruimte. Ik wilde naar binnen gaan,

maar een ondraaglijke stank hield me tegen. De jonge christin - ze heette Nakamoera - lag op een paar ongeschaafde planken een beetje boven de grond, armen en benen uitgespreid, onder een paar verschroeide vodden. Haar armen en

benen waren in hun volle lengte veranderd in één wonde waar het pus in troebele draadjes uitstroomde en de grond

nat maakte. Het verbrande vlees liet nauwelijks meer over dan het bot en de wonden. Zo lag ze daar al veertien

dagen zonder dat men haar kon helpen of wassen; ze at alleen een beetje rijst dat haar vader, die ook zwaar gewond

was, haar bracht. Haar rug was één grote wond half door koudvuur aangetast, doordat ze niet van houding kon

veranderen. Toen ik de brandwond van de heupstreek probeerde te reinigen, merkte ik dat de spieren één grote

massa pus waren geworden, waardoor een holte was ontstaan zo groot als mijn vuist en waarin het krioelde van de

wormen. Ik was totaal verslagen door het verschrikkelijke dat ik zag en wist niet wat ik moest zeggen. Even later

opende Nakamoera haar ogen; ze zag dat ik het was die daar stond en naar haar glimlachte; ze keek me aan met twee

tranen in haar ogen; ze probeerde me haar hand te geven die niet meer was dan een etterend stompje en op een toon

die ik nooit zal vergeten, vroeg ze me: ‘Pater, hebt u de communie voor me meegebracht?’ Die communie was wel verschillend van die welke ik haar al die jaren dagelijks had gegeven! Met voorbijgaan van alle pijn en van ieder

verlangen naar lichamelijke verlichting vroeg Nakamoera mij datgene waar ze twee weken lang naar verlangd had

vanaf de dag dat de atoombom ontploft was: de eucharistie, Jezus Christus, haar grote trooster, aan wie ze zich al

maanden geleden met ziel en lichaam had aangeboden om als religieuze voor de armen te gaan werken. Ik had er

heel wat voor over gehad om haar te horen uitleggen hoe het kwam dat zij de eucharistie zo gemist had en dat zij zo

blij was die na al die pijnen opnieuw te ontvangen. Een dergelijk verzoek van iemand die zo een en al wonde was,

had ik nog nooit meegemaakt en ook niet dat iemand de teerspijze met zo’n vurig verlangen ontving. Nakamoera

San stierf kort daarna, maar eerst had ze nog Jezus kunnen ontvangen en omhelzen; ze hield zoveel van Hem en Hij

wachtte ongeduldig op haar om haar voor altijd op te nemen in de hemel.

De afwezigheid van Jezus is zoiets als wat Martha voelde toen ze na de dood van Lazarus tegen Jezus zei: ‘Heer, als

Gij hier waart geweest, was mijn broer niet gestorven’ (Joh 11,32). Toen deed Jezus een van de grootste wonderen van zijn openbare leven. Evenals Martha kon ook Nakamoera voelen dat Jezus, hoewel uiterlijk afwezig, haar niet

had verlaten en haar opnieuw kwam ontmoeten om haar met zich mee te nemen en haar voor alle eeuwigheid

volmaakt gelukkig te maken.

Ik heb heel wat keren nagedacht over mijn belevenis met Nakamoera San. Ik heb er veel van geleerd: hoeveel de

eucharistie mensen waard is die haar echt hebben ervaren; hoe het verlangen ernaar ieder ander lijden en nood doet

vergeten; hoeveel groter de vreugde is haar te ontvangen naarmate men haar langer heeft moeten missen; hoeveel

kracht Christus ons onder de sacramentele gedaanten geeft door ons zijn onvergelijkelijke liefde en vreugde te

schenken.

Een religieuze vertelde mij dat zij om redenen van apostolaat onder zeer arme mensen in Peru slechts eens in de zes weken de mis kon bijwonen, want waar zij zich bevond was geen kerk of kapel te bekennen. ‘Juist nu voel ik het

sterkst wat de eucharistie voor mij betekent.’ Als we de Heer verlaten om zijn zielen te dienen, laat Hij zich zolang

Hij fysiek afwezig is nog dieper voelen, want Hij leeft altijd in ons hart.

Die grote pijn van het gemis van de eucharistie ervoer ik persoonlijk toen ik 33 dagen in de gevangenis zat tijdens

mijn verblijf in Japan. De vijanden van het christendom hadden mij van alles en nog wat beschuldigd, want terwijl

zij probeerden de evangelisatie zoveel mogelijk hindernissen in de weg te leggen, zagen zij tot hun ergernis dat heel

wat jonge mensen zich bij de Kerk aansloten en het doopsel ontvingen. Op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis,

8 december 1941, brak in Japan de oorlog uit met de aanval op Pearl Harbour; onmiddellijk wierp de militaire

politie mij in de gevangenis in een geïmproviseerde cel van 4 vierkante meter. Ik wist niet waarom ik gevangen

genomen was; dat kreeg ik pas aan het eind te horen. Zonder bed, zonder tafel of wat dan ook, met alleen maar een

slaapmat bracht ik dagen en nachten door in de decemberkoude zonder deken of beschutting... volstrekt alleen. Ik werd gekweld door de onzekerheid over de reden waarom ze me daar hadden vastgezet en daardoor begon ik mm of

meer mezelf te kwellen en me van alles te verbeelden: ik kreeg angstige vermoedens dat ik iets gedaan had wat

anderen had kunnen schaden. Maar ik werd vooral gekweld doordat ik geen mis kon lezen en de eucharistie niet kon

ontvangen: dat was pas eenzaamheid! Toen merkte ik pas goed wat de eucharistie betekent voor een priester en een

Page 11: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 11 -

jezuïet voor wie de mis en het tabernakel juist het centrum van zijn leven vormen. Ik was vuil en kon me niet

scheren, ik leed honger en kou en had niemand om mee te praten, de gedachte dat mijn christenen misschien om mij

te lijden hadden, folterde mij... maar boven alles kon ik geen mis lezen. Ik heb toen vele dingen geleerd: ik geloof

dat ik in die maand meer heb geleerd dan in de rest van mijn leven. Alléén als ik was, leerde ik de wetenschap van

het zwijgen, van de eenzaamheid, van harde en strenge armoede, van het inwendige tweegesprek met de ‘hospes

animae’ (gast van de ziel), die nooit zo ‘dulcis’ (zoet) voor mij is geweest als toen.

In die uren, dagen, weken van stilzwijgen en nadenken werd ik verlicht en getroost door de woorden van Christus:

‘Herinnert u wat Ik u gezegd heb: een dienaar staat niet boven zijn heer. Als ze Mij vervolgd hebben, zullen ze ook

u vervolgen’ (Job 15,20).

Ik onderging een verhoor van zesendertig uur aan één stuk, waarin ze mij vragen stelden die zeer lastig te

beantwoorden waren en zelf stond ik verbaasd over de ‘wijsheid’ en de juistheid van mijn antwoorden. Dat was een

bewijs voor wat erin het evangelie staat: ‘Prent het u in, dat gij dan uw verdediging niet moet voorbereiden. Want Ik

zal u een taal en een wijsheid geven, die geen van uw tegenstanders zal kunnen weerstaan of weerspreken’ (Luc

21,14-15).

Toen ik het heel hard te verduren kreeg, kreeg ik ook een moment van grote troost. Het was in de kerstnacht: ik

herinnerde mij zovele gelukkige kerstdagen, ik dacht aan de drie missen die je in die nacht mag opdragen; zoveel

herinneringen gingen door mij heen! Dat viel allemaal weg: ik was alleen, zonder mis. Wat een Kerstmis! Het leek

meer op een Goede Vrijdag! En juist op het moment dat mijn Kerstmis in een passie veranderde, hoorde ik een

vreemd geluid aan een van de vensters. Het was een heel zacht gemompel van vele stemmen, die bleven fluisteren om zich niet te verraden. Ik luisterde... Als iemand van u ooit in de gevangenis is geweest in afwachting van een

vonnis, dan weet hij met hoeveel spanning je naar geluiden luistert en hoe beangstigend die zijn, alleen al doordat

het geluiden zijn. Binnen de vier muren van een gevangeniscel ben je bang voor alles!

Opeens klonk boven het gefluister dat tot mij doordrong, zacht, langzaam en troostvol een kerstliedje op: een van

die kerstliedjes die ik zelf aan mijn christenen had geleerd. Ik kon me niet inhouden en barstte in tranen uit. Het

waren mijn christenen die met voorbijzien van het gevaar zelf ook in de gevangenis geworpen te worden mij

kwamen troosten, die hun Sjimpoe Sama (hun priester) kwamen troosten nu hij er niet bij kon zijn in de kerstnacht

die wij altijd met zoveel vreugde samen hadden gevierd. Dat fijngevoelige gebaar vormde een schril contrast met de

onrechtvaardigheid dat ik hier zonder reden gevangen zat.

Het lied, gezongen op een manier die niet te leren valt, maar die voortkomt uit een fijngevoelige liefde, een echte genegenheid, duurde enkele minuten... toen was het weer stil. Zij waren weg en ik bleef alleen. Maar onze geesten

bleven verenigd op het altaar waarop even later Jezus zou afdalen. Ik voelde dat Hij ook afdaalde in mijn hart en die

nacht ontving ik de beste geestelijke communie van mijn hele leven.

Voor mij is de eucharistie sedertdien anders geworden; dat wilde Ik nooit meer verliezen. Als je jets verliest, besef

je pas goed wat het waard is. Beste jongelui, ik verzeker jullie dat de eucharistie een schat is, de grootste schat die

het Hart van Christus aan de mensheid heeft kunnen geven.

Een andere gebeurtenis heeft in mijn leven een inhoud vol betekenis gehad. Ik heb er beter door begrepen dat wij

vertrouwelijk met Jezus in de eucharistie moeten omgaan en dat een wijze van bidden des te dieper is, naarmate hij

eenvoudiger is.

Ik was eens in Jamagoetji met een groep jongens en meisjes. Onder hen bevond zich een meisje van ongeveer

twintig jaar dat zonder aandacht te trekken naar de kapel ging en er soms uren lang op de knieën bleef zitten voor

het tabernakel. Ze leek dan geheel in zichzelf gekeerd en bewoog zich niet. Het trof mij dat zij, een meisje als alle

andere, heel opgewekt en heel knap, zo volhardend naar de kapel ging en toch gewoon meeleefde met haar

groepsgenoten bij wie ze zich heel geliefd maakte. Op een dag kwamen we elkaar tegen, of liever had ik ervoor

gezorgd dat we elkaar tegenkwamen, toen zij uit de kapel kwam. We begonnen als gewoonlijk met elkaar te praten

en we kregen het over haar trouwe en langdurige bezoeken aan het Allerheiligste.

Toen ze me daartoe de gelegenheid bood, vroeg ik haar: ‘En wat doe je al die tijd voor het tabernakel?’

Zonder aarzelen, alsof ze al bij voorbaat over het antwoord had nagedacht, zei ze tegen mij: ‘Niets.’

‘Hoezo, niets?’, hield ik aan. ‘Denk je dat het mogelijk is er zo lang te zijn zonder iets te doen?’ Zo toegespitst liet mijn vraag geen ruimte voor dubbelzinnigheid over en dat leek haar een beetje van haar stuk te

brengen. Deze keer duurde het wat langer eer ze me antwoord gaf. Ten slotte zei ze: ‘Wat ik voor het tabernakel

doe?... We!... er zijn.’ Toen zweeg ze weer. En wij begonnen weer over gewone dingen te praten.

Page 12: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 12 -

Je zou denken dat ze niets gezegd had, tenminste niets bijzonders. Maar in werkelijkheid had ze niets verzwegen en

had ze alles gezegd in één woord met een zeer rijke inhoud. In één woord had ze alles samengevat wat haar

tegenwoordigheid voor de Heer betekende: ‘er zijn’, zoals Maria, de zuster van Lazarus, er was aan de voeten van

de Heer (Luc 10,39) of de H. Maagd aan de voet van bet kruis. Die twee waren er ook. Uren van vriendschap. Uren

van vertrouwelijkheid, waarin je niets verliest en niets lijkt te geven... omdat je alles geeft, je hele zijn. Jammer

genoeg zijn het er maar betrekkelijk weinig die begrip hebben voor de waarde van dit ‘er zijn’ aan de voeten van de

Meester in de eucharistie, van dit schijnbaar je tijd verliezen met Jezus.

Zal ik jullie een goede raad geven? Laat Jezus je vriend zijn, je vertrouweling; leer naar Hem toe te gaan, Hem te

bezoeken, ‘er te zijn’ bij Hem en je zult zien hoeveel je zult leren. Het gaat om een wijsheid die niemand buiten

Hem jullie kan geven, om de echte wetenschap die wijs maakt, heilig en bovendien gelukkig. Alles wat we voor bet leven nodig hebben, verkrijgen wij bier langzamerhand in een overdracht van hart tot hart.

‘Zeg mij met wie je omgaat en ik zal je zeggen wie je bent’: als je met Jezus omgaat, als je bij Jezus bent, dan word

jij ook al gauw een andere Jezus.

Jezus heeft een voorkeur voor de armen

Jezus is dezelfde in het evangelie als in de eucharistie. Hij weet diepe en kostbare dingen te zeggen aan degenen die

langdurig de vertrouwelijke omgang met Hem beoefenen. Maar we moeten niet denken dat Hij niet met alle mensen

kan spreken, ook al leven ze in de meest moeilijke omstandigheden en in de meest volstrekte armoede. Integendeel,

juist deze Jezus, die zijn bloed voor hen gegeven heeft, weet niet zelden verborgen en wonderbare wegen te vinden om hun hart te raken.

Enkele jaren geleden was ik op visitatie in een jezuïetenprovincie van Zuid-Amerika. Men had mij, niet zonder

enige bezorgdheid, uitgenodigd om de mis op te dragen in een buitenwijk, een zogenaamde ‘favela’, de armste van

het hele gebied naar men zei. Er leefden daar zo’n 100.000 mensen midden in de modder, want de wijk was

gebouwd op de helling van een bergengte en als het regende liep bijna alles onder water.

Ik nam de uitnodiging graag aan, want ik heb ervaren dat bezoeken aan arme mensen heel leerzaam zijn: men doet

hun veel goed, maar men leert ook veel van de armen.

De mis vond plaats in een volledig bouwvallig huisje dat naar alle kanten open stond, want er zat geen één deur in: honden en katten konden zonder moeite naar binnen of naar buiten. Ik begon de mis: de liederen werden begeleid

door een gitarist die zeker geen Segovia was, maar het geheel beviel me wonderwel:

‘Liefhebben is zichzelf geven zichzelf vergeten en zoeken wat de ander gelukkig kan maken.’ ‘Hoe schoon is

het te leven om lief te hebben, hoe groot is het te bezitten om te geven.

Vreugde en geluk geven,

zichzelf geven, dat is liefhebben.’

‘Als je de ander liefhebt als jezelf

en je je geeft aan de anderen,

zul je zien dat er geen egoïsme is,

datje niet kunt overwinnen. Hoe schoon is het te leven om lief te hebben.’

Naarmate het lied verder ging, voelde ik dat ik een brok in mijn keel kreeg en kostte het mij moeite de mis voort te

zetten: die mensen, die niets leken te hebben, waren bereid zichzelf te geven om vreugde en geluk te kunnen geven!

Toen we aan de consecratie kwamen en ik de hostie ophief onder een algehele stilte, voelde ik de vreugde van de

Heer, die bij zijn uitverkorenen verblijft: ‘Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen...’

(Luc 4,18) en ‘zalig de armen van geest’ (Mt 5,3).

Even later deelde ik hun de communie uit; ik zag al die uitgedroogde, ruwe, verweerde gezichten; bij velen liepen er

tranen als parels over: die mensen ontmoetten Jezus, die hun enige troost was. Mijn handen beefden.

Ik hield een korte preek voor hen in de vorm van een tweespraak: ze zeiden dingen tegen me die je maar zelden hoort in hoogdravende redevoeringen, heel eenvoudige dingen, maar heel diep menselijk. Een oud vrouwtje zei me:

‘U bent toch de overste van deze paters, nietwaar? Nou, meneer, heel veel dank, want uw jezuïeten-paters hebben

ons gebracht wat wij niet hadden en wat we het hardst nodig hebben: de heilige mis.’ Een jongeman verklaarde

openlijk: ‘Pater, u moet weten dat wij veel van u houden, want deze paters hebben ons geleerd onze vijanden te

beminnen. Laatst had ik een mes klaarliggen om een makker te doden die ik haatte. Maar toen ik de pater ons het

evangelie had horen uitleggen, ben ik een ijsco gaan kopen en heb die aan mijn vijand gegeven.’

Page 13: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 13 -

Toen we naar buiten gingen, zei een grote kerel, die mij met zijn boeventronie haast angst inboezemde, tegen mij:

‘Komt u mee naar mijn huis. Ik heb iets om aan u te geven.’ Ik aarzelde omdat ik niet wist of ik er goed aan deed het

aanbod te accepteren, maar de pater die mij begeleidde, zei: ‘Neemt u het aanbod aan, pater, het is goed volk.’ Ik

ging naar zijn huis, dat niet meer was dan een half ingestorte hut en hij gaf me een gammele stoel om op te zitten.

Vanwaar ik zat, kon ik de zon zien ondergaan. De man zei: ‘Kijk eens, meneer, hoe mooi!’ We bleven en paar

minuten stil. De zon verdween. Toen zei de man: ‘Ik wist niet hoe ik u kon bedanken voor alles wat u voor ons doet.

Ik heb niets om u te geven, maar ik dacht dat u deze zonsondergang wel graag wilde zien. Hebt u ervan genoten?

Echt waar? Goeie middag.’ En hij gaf mij een hand. Bij het naar buiten gaan dacht ik: ik heb nog maar zelden zo’n

fijngevoelig iemand ontmoet. Ik liep de straat uit toen er een heel armoedig geklede vrouw naar mij toe kwam; zij

kuste mij de hand, keek mij aan en zei diep bewogen: ‘Pater, bid voor mij en voor mijn kinderen. Ik kom van die

mooie mis die u voor ons hebt opgedragen en ben op weg naar huis. Maar ik heb niets om aan mijn negen kinderen te geven... Bid de Heer voor mij: Hij moet ons helpen.’ En ze verdween bijna hollend in de richting van haar huis.

Ik heb heel wat geleerd van een mis onder de armen. Het was een heel verschil met de grote recepties van de

machtigen van deze wereld.

De ‘eucharistische mens’, een ‘nieuwe mens’ naar het voorbeeld van Jezus Christus

Ik zou nog meer belevenissen kunnen vertellen, maar daar hebben we niet genoeg tijd voor. Ik wil samenvatten wat

ik jullie tot nu toe verteld heb. De Heer is door het contact met Hem in de eucharistie in mijn leven binnengekomen.

Hij heeft zich aan mij geopenbaard op uiteenlopende en telkens nieuwe manieren. En Hij heeft mijn levensproject

veranderd in zijn eigen levensproject, dat Hij ons heeft doen kennen in het evangelie. Want Hij, de Jezus van bet evangelie en de eucharistische Jezus, is dezelfde Jezus die verrezen is en leeft. Hij koos mij uit en heeft mij

persoonlijk uitgezonden met een apostolische zending om zijn werk voort te zetten, toen de rector van Loyola na de

mis mij bevestigde in mijn verlangen om te vragen naar de missie van Japan te worden gezonden. Hij, die zich op

het kruis aan de Vader heeft geofferd voor de redding van de wereld, voor alle mensen die Hem nog niet kennen en

solidair met allen die lijden, heeft zich in mijn handen geofferd op de hoogste top van Japan en te midden van de

zwaar gewonden van de atoombom. En steeds heeft Hij zich aan mij geopenbaard als de trouwste vriend. Hij, de

grote trooster in lijden, heeft het verlangen en de honger van Nakamoera gestild, toen zij verging van de pijn. Hij, de

enige echte metgezel, die in staat is zelfs in de meest volstrekte eenzaamheid bij ons te blijven, heeft mij niet

verlaten in de dagen van mijn gevangenschap. Hij is de vriend die zich in de stilte meedeelt aan hen die ‘er zijn’ bij

Hem, zoals dat meisje van Jamagoetji. Hij heeft een voorkeur voor de armen en weet hen met vreugde te vervullen

en hen te zegenen met grote gaven die wij niet kennen, zoals de christenen van de mis in die hut in Zuid-Amerika. Het ideaal dat jullie beweging je voorhoudt, is dat van de ‘eucharistische mens’. Dat is een mens die, evenals Jezus,

volledig het plan van de Vader op zich neemt, zich geheel wijdt aan de anderen en zijn hart voor hen open stelt, voor

allen, voor de hele wereld. Die eucharistische mens is de nieuwe mens, degene die met Jezus wil bouwen aan een

nieuwe wereld.

Jullie willen zo graag nieuw zijn, modern, ultramodern? De vraag is maar: wat is nieuw?

Als je de nieuwheid kon afmeten aan hoe je je kleedt, hoe lang je haren zijn, aan de ‘jeans’, aan de rock- en

popliederen, aan het gebruik van drugs, aan het graag meedoen aan protesten en geweld, dan geloof Ik dat jullie niet

precies de ‘nieuwsten’ zijn.

Het echte criterium voor wat nieuw is, geeft de heilige Paulus. Volgens hem is iemand die slaaf is van de zonde, een oude mens. En ook iemand die verhard is en het gevoel voor goed en kwaad verloren heeft. En ook iemand die zich

overgeeft aan bandeloosheid en het ongeremd bedrijven van allerlei onzuiverheid (vgl. Ef 4,22). Daarom zijn veel

‘jongeren’ die denken dat ze modern zijn en ‘nieuw’, juist heel ‘oud’.

De werkelijk nieuwe mens is hij die geschapen is door God naar het beeld van Jezus Christus ‘in gerechtigheid en

heiligheid’ (Ef 4,24), ‘die op weg is naar het ware inzicht, zich vernieuwend naar het beeld van zijn schepper’ (Kol

3,10), iemand met ‘tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld’, mensen die ‘elkaar verdragen en

vergeven’ en bovenal die bekleed zijn met ‘de liefde als de band der volmaaktheid’ (Kol 3,12-14). Die volmaaktheid

in de liefde schenkt grote vreugde en die innerlijke rust die een vrucht is van de H. Geest.

De criteria voor de ‘nieuwe mens’ zijn gegeven door de eerste en echte ‘nieuwe mens’, Jezus van Nazareth, God en

mens. Hij is de fascinerende vriend die zo kon spreken dat zijn toehoorders uitriepen: ‘Nooit heeft iemand zo gesproken als die man’ (Joh 7,46). Deze vriend is in zijn overgave omwille van ons zover gegaan dat Hij zijn leven

gaf door de verschrikkelijke dood aan het kruis. Hij is verrezen en leeft voor altijd, niet alleen aan de rechterhand

van de Vader in de hemel, maar ook heel dicht bij ons in de eucharistie.

De eucharistie voegt aan de algehele overgave van Christus enkele schakeringen toe. Jezus Christus wordt in de

eucharistie ons voedsel, een nieuw voedsel om zich zo innig mogelijk met ons te verenigen en ons nieuwe krachten

Page 14: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 14 -

te geven om een nieuwe wereld te ontwerpen en op te bouwen. Verborgen in de eucharistie blijft Jezus Christus bij

ons in het tabernakel als een trouwe vriend om ons te bemoedigen en ons te leren ‘nieuw’ te zijn zoals Hij.

Hij heeft ons tot vriend gekozen. Nu ligt het aan ons om Hem tot onze vriend te kiezen, tot een echte en de beste

vriend. Om ons naar Hem te richten, om ons inniger met Hem te verenigen, om ons met Hem te vereenzelvigen, is

er geen kortere weg dan die van de eucharistie.

Echte ‘eucharistische mensen’, die een nieuwe wereld smeden, zijn zij die hun Heer volgen waar Hij gaat en die

zich, om dat te kunnen, voeden met zijn vlees en bloed en zo ‘een andere Christus’ worden. Hij alleen kan de oude

mens met zijn hart van steen veranderen in de nieuwe mens van nu.

Page 15: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 15 -

III. Het religieus leven van de jezuïet

In 1976 verscheen het boekje ‘Het religieus leven van de jezuïet’. Op verzoek van de 32e Algemene Congregatie had

pater Arrupe daarin een samenvatting gepubliceerd van de decreten van de 31e en 32e Algemene Congregaties en

van enkele van de door hem geschreven brieven. Dit boekje, waarvan wij in deze bundel een derde overnemen, kan

gelden als een bondig overzicht van de krachtlijnen van het religieus leven als lid van de Sociëteit van Jezus, de

orde der jezuïeten.

Leven in Jezus Christus. Persoonlijke liefde tot Christus

Wat is jezuïet zijn? Ondanks het besef van eigen zondigheid zich geroepen weten om ‘gezel van Jezus’ te zijn, zoals

Ignatius daartoe in zijn tijd geroepen werd. Toen hij immers aan Maria gevraagd had ‘hem een plaats te geven aan

de zijde van haar Zoon’, zag hij dat de Vader aan de kruisdragende Jezus vroeg de ‘pelgrim’ als zijn gezel op te

nemen.

Voorbij alle woorden, die de werkelijkheid nauwelijks kunnen benaderen, moeten we doordringen tot de

enkelvoudige waarheid en er de gevolgen uit trekken: Christus leeft, spreekt en handelt door het bestaan, het woord,

de handeling die Hij van de Vader ontvangt. Zo is Christus de bron en de groeikracht van heel ons bestaan, dat aldus

enigszins deel heeft aan zijn betrekkingen met de Vader.

Wij willen het evangelie verkondigen vanuit een persoonlijke liefde tot Jezus Christus, die we steeds dieper trachten te kennen om Hem meer en meer lief te hebben en beter te volgen: Jezus, die wij, zoals Ignatius, willen ervaren;

Jezus, Gods Zoon, gezonden om te dienen en te bevrijden; Jezus, gedood en uit de dood opgestaan. Die liefde is de

bron van al ons werk en van heel ons leven.

Voor de jezuïet is Christus voorbeeld, weg, levensstijl en levenskracht: Christus de arme, die God, zijn Vader, heeft

gediend tot en met het offer van zichzelf. De jezuïet wil dus los en vrij van alles en van zichzelf ontledigd, alleen op

God veilig steunen.

Een leven in geloof

De veranderde denk- en leefwijzen van onze tijd scheppen soms moeilijkheden, die de Sociëteit remmen in de

ontplooiing van haar levensstijl op de weg naar haar doel.

Maar de jezuïeten, samen met alle christenen verankerd in het geloof, kijken vol vertrouwen op naar Christus. In

Hem immers vinden zij de volkomen zelfovergave en de ondeelbare liefde, die alleen in staat zijn de mens met God

en met zichzelf te verzoenen. Want de Heer, wiens naam onze Sociëteit mag dragen en onder wiens kruisbanier zij

wil werken aan het rijk van zijn liefde, is het doel van de menselijke geschiedenis, waarin alle dromen van

beschaving en cultuur samenkomen. Hij is de spil van de mensheid, de vreugde van alle harten en de vervulling van

alle verlangens.

Het geloof, waarin wij stuk voor stuk heel de menselijke werkelijkheid opnemen, moet heel onze persoonlijkheid doordringen: dan kunnen we een geldig getuigenis geven van Christus’ levende aanwezigheid. Door dat diep geloof

zal de jezuïet Gods werkzame aanwezigheid en zijn heilsplan kunnen waarnemen in het streven van de mensheid te

midden van strijd en ellende.

De jezuïet moet alle natuurlijke en menselijke waarden in zichzelf kunnen erkennen en anderen stimuleren en hij

moet ze in hun gave volheid verheffen en heiligen om niet zelf te vervallen in een zuiver naturalisme tegen de

achtergrond van een zwak en bloedeloos geloof.

Wij zijn ervan overtuigd dat het geloof en de geest van geloof louter gaven van God zijn, waarom wij deemoedig

moeten bidden en vragen ‘en u zal gegeven worden’. Dit vooral in een gebed dat onze verbondenheid met God

vernieuwt in de veelal nerveuze drukte van onze tijd. Zo overwint ons geloof de bekoring van het alles doordringende materialisme.

Het ‘magis’, de zelfverloochening en de deemoed

Ignatius leert ons alles wat in de ‘Oefeningen’ staat te aanhoren alsof het rechtstreeks tot ons gericht was, al die vele

thema’s, die we reeds lang menen te kennen, maar die ondoorgrondelijk rijk van inhoud zijn. Zo bij het ‘meer’

(‘magis’) dat in zijn dynamiek alle middelmatigheid uitsluit; of de grondige zelfverloochening, als voorwaarde om

het beste te kunnen kiezen; en de oproep van de Heer, die ons tot zijn vriendschap uitnodigt; en God, die wil dat wij

Page 16: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 16 -

Hem liefhebben en dienen in alle mensen en door middel van alle dingen, met voorkeur voor al wat ons meer helpt

om ons te bevrijden van eigenliefde.

Wij willen het evangelie verspreiden in ootmoed. Wij weten dat er in de kerk en in de wereld veel belangrijke en

waardevoile ondernemingen ontstaan, die wij toch als priesters en religieuzen met eigen charisma niet op ons

kunnen nemen. Maar in het werk dat wij wet op ons kunnen en moeten nemen, moeten wij bereid zijn met anderen

samen te werken: met medechristenen, met mensen van andere geloofsovertuigingen en met alle mensen van goede

wil. Wij moeten te vinden zijn voor de eenvoudige taken, voor ondergeschikt en zogenaamd anoniem werk. En wij

moeten van hen die wij trachten te dienen, willen leren hoe we moeten dienen. Deze beschikbaarheid voor het

eenvoudigste werk of althans het verlangen daarnaar, is een der wezenskenmerken van de jezuïet . Wanneer hij zich

trouwens aan de Heer aan biedt om zich te onderscheiden in algehele dienst van de eeuwige Koning, wanneer hij verzoekt onder diens standaard te worden opgenomen, wanneer hij, samen met Ignatius, er trots op gaat dat hij van

de Vader een plaats heeft gekregen aan de zijde van zijn Zoon, dan drijft hem niet de geest van de verwaande

bevoorrechte, maar de geest van hem die ‘zichzelf heeft ontledigd door het bestaan van een slaaf op zich te nemen

en gehoorzaam te worden tot en met de dood aan het kruis’.

Eenheid van werk en gebed

De apostel-jezuïet is geroepen om ‘contemplatief in de actie’ te zijn. In onze verbondenheid met Christus zijn gebed

en apostolisch werk niet te scheiden: zij vormen een zo ondeelbare eenheid, dat het werk onophoudelijk kracht en

licht krijgt van het gebed en tot gebed aanzet. Want in geloof, hoop en liefde aan de mensen de woorden en werken van het heil brengen, is op zichzelf ononderbroken gebed dat ons tot formeel gebed uitnodigt, waardoor wij als echte

dienaren van God kunnen optreden. Dat wil zeggen dat de lofprijzing, smeking, dankzegging, toewijding, vreugde

en vrede tegelijk ons gebed en ons werk moeten doordringen en aan ons leven zijn diepste eenheid moeten

waarborgen.

Bovendien is dit onze eigen gebedsvorm, die Sint-Ignatius heeft mogen ervaren dank zij een uitzonderlijke genade,

edelmoedige zelfverloochening, levendige bezorgdheid om de mensen en waakzaamheid over hart en zinnen, toen

hij in alles, in daden en gesprekken, God kon vinden en zijn aanwezigheid mocht smaken.

Onmisbaarheid van het gebed op zichzelf

Wij hebben het persoonlijk gebed nodig om het vertrouwelijk contact met God te bevorderen, dat is: om God in alles

en alles in God te vinden. Christus zelf heeft ons daarvan het hoogste voorbeeld gegeven. Enerzijds wordt dit gebed

ons ook door Ignatius ten zeerste aanbevolen in zijn ‘Oefeningen’ en ‘Constituties’, anderzijds brengt ons de

ervaring zelf ertoe. Want al worden wij geroepen om ‘contemplatief in de actie’ te zijn, toch mogen we niet vergeten

dat wij ‘tot de contemplatie’ geroepen worden.

Meer nog: daar wij in het apostolaat getuigen zijn van Christus, die in een voortdurend gesprek was met de Vader en

dikwijls de nacht doorbracht in gebed of er de eenzaamheid voor opzocht, zo moeten ook wij door ons voortdurend

en ons formeel gebed samen met Hem de vertrouwelijke omgang met de Vader genieten.

Een aan God gegeven leven en apostolische werkijver brengen niets blijvends tot stand, tenzij God zelf in ons werkt

en wij ons voortdurend voor zijn werking openstellen. Ignatius spreekt dikwijls over dat ‘zijn met Christus’ in

uitdrukkingen als ‘met mij; dat Hij mij een plaats geeft bij zijn Zoon; als een werktuig dat met God verbonden is’.

Ook deze woorden moeten wij hun voile kracht terugschenken, tot ze opnieuw de onvervreemdbare eis die erin

verscholen zit, uitspreken. ‘Ik streef ernaar het te grijpen, gegrepen als ik ben door Christus Jezus. Vernieuwt geheel

uw denken, bekleedt u met de nieuwe mens.’

Bidden is niet slechts een daad van gehoorzaamheid aan een religieuze regel die aangenaam is aan God. Het gebed

is veeleer een persoonlijk antwoord op een goddelijke uitnodiging en een vorm van trouw aan de wet van liefde tot

God en de mensen, die de H. Geest in onze harten schrijft. De liefde zelf eist persoonlijk gebed en voor die eis geldt

geen menselijke vrijstelling.

Gebed is verbonden held met Gods woord en de sacramenten

Wij leven verbonden met heel het volk van God, waarin Christus ons de toegang tot de Vader geopend heeft. Alle

christelijk gebed wortelt dus in het gebed van de kerk en vindt zijn hoogtepunt in de liturgische viering.

Iedere gemeenschap in de Sociëteit is een geloofsgemeenschap. Wie echter in Christus gelooft, komt met andere

gelovigen samen om in de eucharistie het gemeenschappelijk geloof te vieren. Rondom eenzelfde tafel deel hebben

aan het lichaam en bloed van Christus is het beste middel om één groep te vormen, die zich helemaal geeft aan de

zending van Christus in de wereld.

Page 17: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 17 -

De vertrouwelijkheid met God nastreven door middel van het persoonlijk gebed

In het inwendig gebed willen wij voor God vrij zijn om met zijn hulp alles in Christus’ licht te kunnen zien. Met het

inwendig gebed wordt ons dagelijks leven ingeschakeld in en gericht op het perspectief van de heilsgeschiedenis,

onderworpen aan Gods welwillende blik, luisterend naar zijn oproep. In dat gebed hopen wij van de Heer de vrijheid

te verkrijgen en de gave van de onderscheiding der geesten, die voor de dienst van het evangelie onmisbaar zijn.

Allen moeten weten dat de beste vorm van gebed voor hen die is, waarin God zich het meest aan hen meedeelt: dat

kan inwendig gebed zijn of mondgebed, overwegende lezing of diep ervaren liefde en overgave.

Velen van ons echter ervaren nu een zekere beklemming: zij kunnen niet bidden zoals ze wensen en zoals hun

apostolische taak dat vereist. Wie dan op eigen kracht zijn gebed zou willen verrichten, denken aan het woord van

de Heer: ‘Waar twee of drie in mijn naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden.’ Dat wil zeggen dat we een

onmisbare hulp voor ons gebed kunnen vinden bij onze medebroeders: in gesprekken met onze geestelijke leidsman,

door een open oprechtheid jegens de overste, in gezamenlijk gebed.

Bovendien mogen we niet vergeten, dat de huidige wereld de vereniging met Christus niet alleen bemoeilijkt, zij

biedt ook middelen om de hindernissen op te ruimen. Wij moeten die dus met Ignatiaanse onderscheiding

onderzoeken om te vernemen in welke richting Gods Geest ons daarmee wil bewegen.

Door het gebed wordt het apostolisch werk vereniging met God

Als wij innerlijk door het gebed en de sacramenten gesterkt en vernieuwd zijn, zullen we het apostolisch werk

kunnen maken tot een vorm van vereniging met God. Onze dienst van het geloof - diakonia fidei - en de dienst van

de mensen staan onze vereniging met God helemaal niet in de weg: zij zijn veeleer de krachtige band die ons werk

verbindt met het heilswerk van Christus in de geschiedenis. Zo loopt beschouwing steeds over in handeling en wij

trachten naar de eis van onze roeping, contemplatief te worden in de actie.

Eenheid en gemeenschap zijn waarden van het apostolisch leven

De jezuïet vervult zijn zending samen met zijn medebroeders. Hij is met hen verbonden in een gemeenschap van

vrienden in de Heer, omdat zij toch allen, net als hij, willen worden opgenomen onder de banier van Christus.

De zin voor de gemeenschap heeft zich in de eerste jaren van de Sociëteit gaandeweg gevormd. De eerste gezellen,

die ‘vrienden waren in de Heer’, hebben zich eerst geheel aan Christus de Heer aangeboden en zich ter beschikking

gesteld van zijn plaatsvervanger op aarde om door Hem daarheen gezonden te worden waar ze het vruchtbaarst

konden werken. Toen hebben ze besloten een groep te vormen om hun eenheid en verbondenheid, die de Heer had

gewekt, te verdiepen ‘door ons tot een groep aaneen te sluiten en zorg te dragen en begrip te hebben voor elkaar tot

groter welzijn van de mensen’.

Onze apostolische roeping doet ons verspreid leven. Deze verspreiding vereist in de huidige omstandigheden een

vernieuwde solidariteit, die haar kracht vindt in ons aller verbondenheid met eenzelfde Sociëteit. Vandaar het belang van de apostolische communiteit, waarvoor een overste zorg draagt en waarin elk de innerlijke kracht moet kunnen

vinden die hij nodig heeft, door het gebed, de omgang met de medebroeders, de uitwisseling van ervaring en de

eucharistie.

De communiteit moet ook de plaats zijn van de onderscheiding omtrent bet apostolisch werk, die tegenwoordig voor

allen onmisbaar schijnt.

ten jezuïetencommuniteit is een gemeenschap van onderscheiding. De individuele of gemeenschappelijke zendingen

ontslaan niet van de verplichting om samen te onderzoeken hoe en met welke middelen die taken moeten worden

uitgevoerd.

De Sociëteit is geen troepje van mensen die allerlei voordelen verwachten van een min of meer geregelde

vereniging, maar die overigens elk hun eigen apostolaat uitoefenen. Zij is een apostolisch lichaam, dat wezenlijk één

is in een specifieke en dynamische verbondenheid. Want precies vanuit de verscheidenheid van de taken wordt zij

opgebouwd tot een organisch geheel, dat door eensgezindheid, liefde en gehoorzaamheid verbonden is.

Het gemeenschapsleven is voor ons geen doel op zichzelf. Het eindpunt of middelpunt van een ieders apostolisch

werk ligt inderdaad doorgaans buiten die communiteit als materiële eenheid, maar in de mensen die wij dienen. Dat

is trouwens de reden, waarom alle apostolaat in de Sociëteit een gemeenschapskarakter moet dragen. Dat kenmerk,

dat element van ons werk moet beschermd en bevorderd worden door het innerlijke leven van de communiteit in

eigenlijke zin.

Page 18: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 18 -

Nooit was actueler dan nu wat Ignatius schreef over de onontbeerlijke eensgezindheid van de jezuïeten: ‘De grote

moeilijkheid om de leden van deze Sociëteit onderling en met hun overste te verbinden, daar zij zo verspreid leven

in alle werelddelen en te midden van gedoopten en ongedoopten, verplicht ons met des te meer speurzin te zoeken

naar middelen tot die eenheid.

Want indien de leden der Sociëteit niet onderling en met hun oversten verbonden en één zijn, kan zij niet bestuurd

noch in stand gehouden worden en kan zij haar doel niet bereiken.’

De eigenlijke religieuze communiteit

In de Sociëteit van Jezus neemt de communiteit haar oorsprong bij de wil van de Vader, die ons allen verenigt: zij

ontstaat door de actieve en persoonlijke samenwerking van alle leden aan de uitvoering van Gods wil onder de

leiding van de H. Geest, die ons door een verantwoordelijke gehoorzaamheid leidt naar een gevarieerd apostolisch

leven. De jezuïet en communiteit is een gemeenschap van mannen die door Christus geroepen zijn om voor Christus

te leven, om aan Christus gelijk te worden, om Christus’ werk aan henzelf en aan de anderen te voltrekken.

Indien wij op die manier een gemeenschap van broeders vormen, getuigen wij van de aanwezigheid van God onder

de mensen, de aanwezigheid van de drie-éne God, die echte liefde-gemeenschap is; van de mensgeworden God, die

een eeuwig verbond met de mensen gesloten heeft.

Onze gemeenschap is de plaatselijke communiteit, de provincie en heel de Sociëteit

Onze gemeenschap is de hele Sociëteit, hoe wijd zij ook over de wereld verspreid is. Maar de plaatselijke

communiteit, waartoe wij voor een bepaalde tijd behoren, is voor ons de concrete, hier-en-nu bevoorrechte vorm van

deze wereldwijde broederschap.

Al wie tot het apostolisch lichaam van de Sociëteit behoort, overschrijdt juist daardoor de grenzen van de

plaatselijke communiteit.

Voorwaarden tot eenheid in de hele Sociëteit en in de communiteiten

Met welke middelen kan men de eenheid in de Sociëteit en in de communiteiten waarborgen? Men moet

waarschijnlijk teruggaan tot het Ignatiaans inzicht, dat de eenheid van een apostolisch lichaam als onze Sociëteit,

moet gegrond zijn op de intieme vereniging van ieder en van allen met God in Christus. Wij allen zijn toch in dat

lichaam samengekomen omdat wij de oproep van Christus, de eeuwige koning, wilden beantwoorden.

De eenheid van de leden onderling en met hun hoofd, die de persoonlijke heiliging en het apostolisch werk

bevordert, ontspringt aan de liefde van dezelfde God en Heer Jezus Christus en wordt door diezelfde liefde behoed

en geleid. Die eenheid wordt vooral in de hand gewerkt door ‘de band van gehoorzaamheid, die de onderdanen met

hun oversten, de oversten onderling en met hun provinciaal, en allen met de generale overste verenigt’.

Onze gemeenschap is ook een broederlijke eenheid, koinonia

Onze gemeenschap is op verspreiding gericht, maar zij is ook koinonia: een gemeenschap van leven en bezit, met als

kernpunt de eucharistie, het offer en sacrament van het werk van Jezus, die ons tot het einde heeft liefgehad. Alle

leden dus van een jezuïet en communiteit moeten goed de woorden van Ignatius onthouden, waar hij van de liefde

zegt: ‘Zij bestaat in het mededelen van al wat men kan en bezit aan hen die men liefheeft.’ Dat bedoelen we,

wanneer we zeggen, dat we alles bezitten in gemeenschap.

De liefde die zichzelf aan de anderen geeft, is de grond van een echte broederlijke genegenheid in de Heer, die wij

in onze persoonlijke betrekkingen uitdrukken ais wederzijds respect, dienstvaardigheid, vertrouwen, raadgeving,

stichting en veelvuldige aanmoediging. We moeten onze apostolische vriendschap in de Heer niet te gemakkelijk

willen vergelijken met het gezinsleven. De poging om het communauteitleven uit te bouwen naar het model van een

gezin, berust niet op werkelijkheid maar op fictie en moet dus uitlopen op ontgoocheling, daar men ons in dat geval

wil voeren over een weg die onze roeping niet is. Wij zullen inderdaad, niettegenstaande alle broederlijke

genegenheid, af en toe wat meer affectieve kou ervaren. Maar precies op die ogenblikken beleven wij zoveel dieper

het offer, dat wij hebben gebracht toen wij afstand deden van het stichten van een gezin en van het recht op een

gezellige vrije tijd om heel ons hart en al onze tijd aan God en de mensen te kunnen geven.

Contacten in ons gemeenschapsleven

Wij moeten in ons communauteitleven veel aandacht besteden aan allerlei uitwisseling van ervaringen, beraad,

overdracht van verantwoordelijkheid en samenwerking, die elk individualisme de kop indrukt. Wij moeten in onze

communiteiten een levensstijl uitwerken, die tegelijk soepel genoeg moet zijn om het persoonlijk en

Page 19: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 19 -

gemeenschappelijk gebed te bevorderen, om individuele en gemeenschappelijke arbeid in de hand te werken, om de

onderlinge contacten in de communiteit te vergemakkelijken en om vanzelf de spanningen op te lossen en de

vreugde te doen openbloeien. Die levensorde zal de sfeer kunnen scheppen, waarin mannen die zich aan apostolisch

werk hebben gegeven, dag na dag kunnen groeien tot de voile maat van hun roeping, zoals de apostelen van Christus

zelf.

Trouw aan de geest der Sociëteit trachten wij als groep Gods wil te kennen door middel van de onderscheiding der

geesten, telkens als wij in onze gesprekken de tekenen van de werking van Christus’ Geest onderzoeken: om aldus

langs veiliger weg te achterhalen wat van elk van ons verwacht wordt om in heiligheid te groeien en om als een

groep, die ononderbroken vooruit gaat in evangelische geest, steeds apostolischer te worden.

Huidige moeilijkheden

We moeten zakelijk onderzoeken wat tegenwoordig de vorming van een gemeenschap bemoeilijkt. Het sociaal en

cultureel verschil van de standen waaruit wij komen, is groter dan vroeger. Bovendien hecht de huidige tijdsgeest

meer belang aan de individuele vrijheid dan aan ondergeschiktheid in een groep. In deze omstandigheden moet ons

antwoord zijn, dat wij de hinderpalen bij de vorming van gemeenschappen willen omkeren tot hulpmiddelen. Wij

moeten er vast van overtuigd zijn, dat de culturele verschillen veel meer een prikkel zijn tot verdieping van onze

eenheid dan een bedreiging ervan. Wij moeten er vast van overtuigd zijn, dat onze persoonlijke vrijheid bekroond

wordt door de liefde.

Deze dubbele grondhouding mag natuurlijk nooit ontaarden tot onverschillige tolerantie, die ten slotte neerkomt op

‘vrede tot elke prijs’. Onze grondhouding valt veeleer samen met de houding die ons geleerd wordt in de

‘Beschouwing om de liefde te verkrijgen’, waarin wij lezen: ‘Wij moeten kijken hoe alle goed en alle gaven van

boven komen, hoe mijn begrensde vermogen ontstaat uit het opperste en oneindige vermogen daarboven en evenzo

de gerechtigheid, de goedheid, de vroomheid, de mildheid, enz., zoals de stralen uit de zon en het water uit de bron

voortkomen.’

In de Sociëteit komen mensen samen uit vele gewesten, met velerlei leef- en denkwijzen. Zij hebben allen van Gods

oneindige goedheid hun eigen genade ontvangen. Wij zijn gezellen van Jezus en van elkaar en daarom willen we

aan elkaar mededelen al wat we hebben en zijn om gemeenschappen op te richten, die zich wijden aan het apostolaat

der verzoening.

Tijden van spanning en beproeving, die af en toe de broederliefde in onze gemeenschap bedreigen, kunnen tijden

worden van genade, waarin onze toewijding aan Christus bevestigd en geloofwaardig wordt.

Page 20: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 20 -

IV. De Kerk in de wereld

TOESPRAAK OP DE 83e DUITSE KATHOLIEKENDAG IN TRIER, I SEPTEMBER 1970

Op mijn kamer hangt een foto van de aarde, die gedurende een ruimtevlucht werd genomen. De astronaut Lovel gaf

ze mij. De omtrekken staan er buitengewoon scherp op afgetekend. Dit roept mij twee dingen voor de geest, die wij

nodig hebben. een scherpe kijk op de lokale problemen en, even onmisbaar, het inpassen van deze problemen in een

planetaire visie. Ik ben ervan overtuigd dat alleen deze zienswijze nog echt toekomst heeft.

DE CRISIS VAN HET GELOOF

Twee factoren karakteriseren wezenlijk de situatie van de Kerk in de wereld van vandaag: enerzijds de situatie

binnen de Kerk zelf en anderzijds de heel bijzondere situatie van onze moderne wereld. Met de meeste nadruk wil ik

er tegelijk op wijzen dat deze twee gebieden niet náást elkaar bestaan, maar zeer nauw op elkaar betrokken zijn.

Trouwens, het Tweede Vaticaans Concilie heeft dit duidelijk tot uitdrukking gebracht in zijn opvatting van de Kerk

als ‘Kerk in de wereld’.

Het atheïsme

In een gedeelte van de wereld wordt het geloof bedreigd door de druk die de materialistische machten in het Oosten

erop uitoefenen, door de inbreuken op de fundamenten van het sociale leven en door een gewelddadige beknotting

van de apostolische activiteit. Wij staan vol bewondering voor het getuigenis en de trouw aan het geloof van deze

mensen.

In de zeer vertechniseerde wereld van het Westen ligt de situatie heel anders. Hier worden wij geconfronteerd met

het feit van de geseculariseerde wereld: een wereld waarin technische en economische normen, door de mens ontdekt of gemaakt, toonaangevend geworden zijn. En wat er in de mens nog leeft aan vragen en behoeften op het

vlak van niet-stoffelijke waarden, wordt in deze geseculariseerde wereld schijnbaar opgevangen binnen de wereld

zelf, door de cultuur, door verschillende vormen van afleiding, van ontspanning en eventueel door het gebruik van

drugs. Men kan bijgevolg God best missen; het is zelfs niet uitgesloten dat de verwijzing naar God, omwille van

zeer concrete morele opties, niet langer wenselijk noch mogelijk wordt geacht.

Het atheïsme als feit is een wereldprobleem geworden. Men geve er zich nuchter rekenschap van, dat het al lang niet

meer tot onze westerse wereld beperkt is. Met steeds grotere kracht dringt het door in Afrika en Azië. Ik weet, uit

eigen ervaring in Japan, hoe hecht dit praktisch atheïsme reeds geworteld is in het verst ontwikkelde land van het

Verre Oosten.

Het nieuwe theologische onderzoek

Nog een andere factor heeft de huidige geloofscrisis breder en dieper gemaakt: de uitdrukkelijke wens van

Vaticanum II, dat de mens van deze tijd op zijn vragen een antwoord zou krijgen, dat religieus en theologisch ter

zake is. Niet alleen op het gebied van de liturgie en de oecumene heeft het Concilie een nieuwe richting aangegeven;

het heeft ook een nieuw proces op gang gebracht van bezinning op en interpretatie van de inhoud van het geloof

zelf.

De vorm waarin het geloof wordt uitgedrukt, mag en moet herzien worden en opnieuw gepreciseerd, zoals dit

trouwens reeds gedeeltelijk door het Concilie werd gedaan. Maar heel dit proces verwekt ook ongerustheid, onzekerheid, onbehagen en zelfs angst en scepticisme: vooral dan wanneer van verschillende kanten waar men op

zoek is naar een actuele verkondiging van de heilsboodschap, de boodschap zélf ter discussie wordt gesteld of

praktisch helemaal wordt verlaten. Met andere woorden, wanneer de fundamentele inhoud van het geloof - God,

Christus en de Kerk - van zijn mysterie wordt beroofd en op eenzijdige wijze nog alleen vanuit het standpunt van de

mens wordt bepaald. Volgt men aandachtig de huidige theologische discussie, dan moet men wel bekennen dat de

geloofscrisis en het gevaar voor het geloof, die daaruit voortvloeien, behoren tot de ernstigste die wij ooit in de

kerkgeschiedenis hebben gekend.

Het schandaal van de armen

Maar in het analyseren van de crisis en het zoeken naar een antwoord zouden wij op gevaarlijke wijze onvolledig

zijn, indien wij meenden dat alleen die factoren onze aandacht verdienen, die uit ónze geseculariseerde wereld en

ónze theologische discussie voortkomen. Dit zou een typisch westerse en geen planetaire denkwijze zijn. Wij

Page 21: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 21 -

hebben niet het recht - en dit zou ik heel duidelijk willen stellen - voorbij te zien aan het feit dat voor miljoenen

katholieken, tijdgenoten van ons, de echte geloofscrisis NIET te wijten is aan een materialisme ‘de facto’, noch aan

een onbeheerste theologische reflectie, maar wel aan hun schreeuwende ellende. Met andere woorden: voor de

mensen uit de Derde Wereld is het uiterst moeilijk een Blijde Boodschap nog ernstig te nemen, die er tot op de dag

van vandaag niet in geslaagd is, ook deze mensen in hun nog zo bescheiden bestaan een minimum aan geluk te

verzekeren.

Deze toestand verbittert hen des te meer, daar ze, dank zij de massamedia en het internationaal toerisme, heel goed

op de hoogte zijn van de welvaart in onze samenleving. En zij weten ook dat de mensen van ónze

welvaartsmaatschappij even goed op de hoogte zijn van hun miserie. Ik weet wel dat, wanneer ik mij zo uitdruk,

deze klacht en deze aanklacht ietwat simplistisch zijn ten aanzien van de werkelijke situatie. Had ik niet zelf al te vaak deze klacht gehoord, of hadden anderen er mij niet over gesproken, dan had ik kunnen zwijgen. En ik had

gezwegen, indien ik niet zelf had beleefd waar het op uitloopt: een groeiend scepticisme tegenover dat geloof en die

Kerk. Of scherper gezegd, tegenover de mensen en de instellingen die, al hebben zij weet van de miserie van de

anderen, toch zo gerust zijn op hun eigen welvaart.

Motieven tot hoop

De drie vermelde factoren - de moderne geseculariseerde wereld, de theologische discussie en het onopgeloste

probleem van de Derde Wereld - lijken mij op wereldschaal de belangrijkste oorzaken van de geloofscrisis en het

gevaar voor het geloof vandaag. Men zou mij echter kunnen verwijten een onvolledig en dus vals beeld te hebben geschetst, indien ik er geen andere visie aan toevoegde. En ik vind dat men ook deze laatste zeer ernstig moet

nemen, ook al krijgt ze vanwege de moderne massamedia veel minder aandacht dan de geloofscrisis en het gevaar

voor het geloof.

Ik heb de laatste jaren dingen beleefd, die bij mij een diepe en onvergetelijke indruk hebben nagelaten. Daartoe

reken ik mijn contacten met bepaalde vormen van religieuze vernieuwing en vitaliteit, die al mijn verwachtingen

overtroffen. Bij leken, priesters en religieuzen heb ik een ernst en een verdieping van het geloof ontmoet, zoals ik

die in het verleden zelden heb gevonden. De theologie is niet langer een soort geheime wetenschap, die aan de

clerus wordt voorbehouden: ze is in steeds grotere mate het goed geworden van heel het volks Gods. In Latijns

Amerika heb ik kerkdiensten meegemaakt, waarin het woord van de christelijke gemeente niet uit holle frasen

bestond, maar een doorleefde realiteit was. In Afrika heb ik voorbeelden aangetroffen van zelfvergetenheid en vrijwillige armoede, zoals die ons alleen uit de bloeiperioden van het christendom bekend zijn. En levendig staan

mij nu nog voor de geest de vijftig jongeren die te midden van de Eskimo’s in het ijzige klimaat van Alaska voor

een periode van drie jaar vrijwillig dienst namen in de ontwikkelingshulp. Ook dat is - en het mag wel eens gezegd

worden - de jeugd van vandaag! Herhaaldelijk heb ik apostolische groepen ontmoet die, met een minimum aan

organisatie, het oorspronkelijk ideaal van de christelijke diakonia realiseren. Ik mocht constateren hoe in deze

groepen het gebed en de meditatie opnieuw werden ontdekt.

Met deze opmerkingen bedoel ik helemaal niet het aanvankelijk geschetste beeld - van de geloofscrisis en het gevaar

voor het geloof - wat rooskleuriger af te schilderen. Ik wil evenmin toegeven aan een gemakkelijk, mijns inziens

zeer gevaarlijke manoeuvre om ons gerust te stellen: wij beschouwen dan de huidige situatie als een voorlopige

overgangscrisis en gaan reeds dromen van een herwonnen zekerheid in een nabije toekomst. De ernst van de situatie is onverenigbaar met een dergelijke simplificatie. Maar ondanks alles, en omdat ik de wereldsituatie in haar geheel

beschouw, kan ik evenmin toegeven aan een pessimisme dat op zijn beurt een simplificatie zou zijn.

DE ZORG OM DE MENS

Vijf leidende beginselen

Bij wijze van conclusie wilde ik toch aan mijn uiteenzetting enkele gevolgtrekkingen vastknopen. Opnieuw besef ik

dat deze poging onvolledig is en vatbaar voor kritiek. Maar indien ik goed begrepen heb wat de Katholikentag

bedoelt, dan gaat het hier niet op de eerste plaats om min of meer geslaagde analyses van de Kerk en de wereld,

maar wel om een zending en om een impuls. Indien u het mij dus toestaat, resumeer ik mijn betoog in vijf

hoofdpunten.

1. Een theologisch antwoord geven

Zo de zorg om de mens dé zorg bij uitstek voor onze tijd blijkt te zijn, dan is de Kerk meer wellicht dan ooit tevoren

geroepen om een theologisch antwoord te geven op de vragen van de hedendaagse mens.

Waar gaat het om? Naarmate de geschiedenis en de bewustwording vorderen, stelt de mens zichzelf steeds nieuwe

vragen aangaande zijn persoon en de greep die hij op zijn eigen bestaan heeft. De economische, sociale en culturele

Page 22: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 22 -

situatie waarin hij zich bevindt, roept nieuwe vragen op van strikt persoonlijke en interpersoonlijke aard. En deze

vragen zijn voornamelijk ingegeven door een veel ruimer en gedifferentieerder begrip van de mens zelf en een veel

complexer verhouding tot de wereld. Het nieuwe en dringende karakter van deze vragen, die de hele mensheid

aangaan, moet door de Kerk heel ernstig genomen worden. Er moet een antwoord komen, niet op de vragen van

gisteren, maar op die van heden en morgen.

Dit behelst voor de Kerk een zware verantwoordelijkheid en een dure plicht. Het gaat niet zonder openheid en

zelfkritiek, zonder nieuwe reflectie en nieuwe experimenten. En aangezien deze vragen aangaande de mens niet

klaar en helder zijn en het niet kunnen zijn, zal ook het antwoord niet altijd klaar en helder kunnen zijn.

Wordt deze opdracht eerlijk uitgevoerd, dan zal dit binnen de Kerk en de theologie zowel onrust wekken als het

onderzoek stimuleren. Onrust en onzekerheid echter kunnen heilzaam werken.

Wezenlijk is het volgende: de Kerk moet op deze nieuwe vragen een theologisch, dit wil zeggen religieus antwoord

geven. Ze kan noch mag de mens reduceren tot zijn louter aardse en intermenselijke dimensies. Dit zou een

verminkt en dus een vervalst antwoord zijn. De Kerk kan deze fundamentele religieuze en theologische zending niet

uit de weg gaan op straffe van zichzelf te verzaken en zich dus volkomen overbodig te maken in de moderne wereld.

2. De bestaande krachten mobiliseren

De Kerk leeft in een wereld en in een tijdperk, die erin geslaagd zijn met name op het gebied van de techniek en de

organisatie ongekende krachten en energieën vrij te maken en te mobiliseren voor het welzijn van de mensheid. Men heeft ervaren dat creativiteit niet het voorrecht is van een geprivilegieerde minderheid of van stevig gevestigde

instellingen, maar dat ze sluimert in iedere mens en daar slechts gewekt hoeft te worden.

Wat ik eigenlijk wil zeggen, is dit: we beschikken in de Kerk nog steeds over een overvloed aan verborgen

mogelijkheden en talenten, die voor haar zending zouden kunnen en moeten worden gemobiliseerd. Er is in het

godsvolk een nog te weinig ontgonnen potentieel voorhanden van dienstvaardigheid, verantwoordelijkheid en

eerlijke bezorgdheid, dat verdeeld is over alle leeftij den en vooral bij de jeugd niet ontbreekt.

Op het gebied van de mobilisatie van de latente krachten zitten wij waarschijnlijk nog teveel vast aan de heersende

opvattingen van gisteren, zoals we dat trouwens ook doen in onze antwoorden op de vragen van de hedendaagse

mens. De vermindering van de roepingen tot het priesterschap en het religieuze leven en de aftakeling van onze instellingen zouden ons toch tot een snellere besluitvorming moeten aanzetten?

Voorzeker, als gelovigen weten wij dat de Heer aan zijn Kerk voor alle tijden de bijstand van zijn Geest heeft

beloofd. Maar wij weten niet met dezelfde zekerheid waar precies in concreto deze Geest waait, waar zijn aandrift

ons brengen wil.

3. De armsten

Heel kort zou ik hier nog een derde leidend beginsel willen formuleren. De Kerk van Christus moet in deze wereld

haar identiteit bevestigen, als de Kerk van hen die naar het woord van de Heer de meest authentieke toetssteen zijn van haar liefde: de armen, de verdrukten, de vervolgden, de uitgestotenen, de hopelozen. Indien wij dit woord van

de Heer vervalsen of ontkrachten, plegen wij hoogverraad tegenover zijn boodschap.

Laat mij nogmaals herhalen: de toekomst van de Kerk in de arme landen hangt wezenlijk af van haar geslaagde

deelname aan de bevrijding van deze mensen, waarbij ze zelfs de indruk moet vermijden haar eigen macht te willen

verzekeren. Meer dan ooit heeft de Kerk in deze landen slechts een dienende taak. Maar deze dienst moet dan ook

ondubbelzinnig en onmiskenbaar zijn. Wij worden gedwongen ook onze eigen situatie te beoordelen vanuit het

standpunt van de universele Kerk.

4. Trouw aan het Christusmysterie

De Kerk heeft in de wereld van vandaag geen toekomst meer, tenzij ze de boodschap van het heil onverkort

verkondigt. Dit betekent tenzij ze de Kerk blijft van Christus en dus van het mysterie van Christus.

Begrijpt u mij goed: ik zeg dit niet om een zekerheid nog eens te herhalen. Wanneer men tientallen jaren lang in zeer

verschillende economische en politieke systemen heeft geleefd, wanneer men met een aantal wereldbeschouwingen

en hun evolutie werd geconfronteerd, dan staat men sceptisch tegenover elke poging om erdoor vermenging in op te

gaan. Sceptischer dan ooit. Het is duidelijk dat erin alle economische en ideologische systemen voor de boodschap

van Christus nog een ruimte vrij blijft. Naarmate de beperkte mogelijkheden van de binnenwereldlijke krachten en

machten duidelijker aan het licht komen, wordt ook dringender de nood ervaren aan de aanwezigheid van de

heilsboodschap. Deze nood zal ongetwijfeld nog groter worden, wanneer in de voortschrijdende evolutie van de

Page 23: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 23 -

mensheid de mogelijkheid en de werkelijkheid van de zonde en ook de persoonlijke schuld een nog ongekende

intensiteit zullen bereiken. Op dat moment zullen we het niet meer kunnen stellen zonder het heil door het Kruis.

De Kerk is door de Heer gesticht als verkondiging van het heil. Ook in de wereld van morgen zal zij met deze

boodschap standhouden of verdwijnen. Het is haar niet mogelijk zich in deze zin te seculariseren. Het zou een

vervalsing en een verloochening zijn van het laatste en het diepste woord, dat ooit voor de bevrijding van de mens

werd gesproken.

5. Ontvangst en ontmoeting

Laat mij nog één gevolgtrekking formuleren. Men zou mijn laatste beweringen verkeerd kunnen verstaan of ze zelfs

voor triomfalisme kunnen verslijten, alsof ze ons wilden aanpraten dat de Kerk alle antwoorden bezit en dat de

moderne wereld duidelijk naar deze Kerk onderweg is. Dat is nooit het geval geweest en zal het morgen nog minder

zijn. De Kerk zélf heeft zich op de wellicht pijnlijke maar heilzame weg begeven van de erkenning en de bekentenis

van haar beperktheid en haar aardse onmacht. In deze zin is zij een Kerk onderweg. Maar ze is het nog in een andere

betekenis: zij bevindt zich thans op een weg die open staat voor het ontvangen van alles en de ontmoeting met alles

wat ook buiten haar christelijk en menselijk is. Zal ze de moed hebben deze weg te blijven gaan? Is de

oecumenische beweging niet een van de kostbaarste vruchten van deze ommekeer in het zelfverstaan van de Kerk?

Deze nieuwe wijze van te bestaan met elkaar en naar elkaar toe, geeft aan de Kerk een nieuwe geloofwaardigheid en

vestigt haar nieuwe solidariteit met acties die op wereldvlak ondernomen worden. Ik herinner hier slechts aan de

gemeenschappelijke acties en stellingnamen van de christelijke kerken in verband met het rassenvraagstuk en het

probleem van de vrede.

Maar nog een ander soort oecumene moet hier vandaag ter sprake komen: de oecumene van alle krachten die zich de

welvaart, de vrijheid en de vrede van de mensheid tot doel hebben gesteld. Overal waar deze menselijke waarden in

een geest van eerlijke trouw en onbaatzuchtigheid worden gerealiseerd, is ook de opdracht van de Kerk ten dele

verwezen lijkt.

Conclusie

Ik heb hier een beeld pogen te schetsen van de situatie van de Kerk in de wereld van vandaag en geprobeerd er een paar dwingende conclusies uit af te leiden. Nu ik zover ben, voel ik nog scherper de tekorten aan van mijn opzet.

Ook enkele antwoorden wilde ik geven, maar ik merk wel dat een groter aantal vragen nog open blijft. Wellicht is

dit de reële situatie van de Kerk; wellicht is het beter zo, opdat de Kerk een kerk onderweg zou blijven: niet de

versteende burcht Gods, maar zijn wijdopen tent onder de mensen.

Mag ik eindigen met een overweging die bij mij is opgekomen ongeveer een jaar geleden gedurende een

eucharistieviering in Latijns Amerika? Ginds voerde ik niet het woord in de schaduw van een kathedraal of in de

vrije en veilige ruimte van een monumentale historische dom. Ik sprak in een barakkerk van de voorstad tot mensen

die nóg armzaliger behuisd waren en die de dag daarop reeds in een revolutie meegesleurd konden worden.

In deze onzekerheid - niet alleen het gevolg van hun materiële nood maar ook van de contestatie die hun geloof zelf

ter discussie stelde - hebben wij de aanwezigheid van de Heer ervaren met een zekerheid die Sint-Paulus ook nu nog

dwaasheid zou noemen.

Vandaag herhaal ik wat ik toen heb gezegd: nooit wellicht was de Heer ons zo nabij, omdat wij nog nooit in een

dergelijke onzekerheid hebben geleefd.

Page 24: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 24 -

V. Volk van God en Christus hongerend in de wereld

TOESPRAAK OP HET INTERNATIONALE EUCHARISTISCHE CONGRES,

PHILADELPHIA, U.S.A., 2 AUGUSTUS 1976

Inleiding

‘Heer, het is goed dat wij hier zijn.’1 Het is goed om bij U te zijn en met U deze prachtige viering mee te maken...

Maar veronderstel dat degenen die honger lijden in de wereld hier vanmorgen ook bij ons waren. Laten we even

alleen aan diegenen denken die vandaag van honger zullen sterven, vandaag, de dag van ons symposium over honger. Er zouden er duizenden zijn, waarschijnlijk meer dan wij allen die in deze zaal bijeen zijn.2 Laten we

proberen hen te zien: hun zwakke, uitgemergelde lichamen, hun uitgestrekte handen, hun zwakke, wegstervende

stemmen, hun verschrikkelijk zwijgen: ‘Geef ons te eten... geef ons te eten, want we gaan dood van honger!’

En als we, aan het eind van onze besprekingen over ‘de eucharistie en de honger naar brood’, bij het verlaten van de

zaal ons een weg zouden moeten zoeken door die grote hoop stervende lichamen, hoe zouden we dan kunnen

volhouden dat onze eucharistie het brood des levens is? Hoe zouden we kunnen beweren dat we dezelfde Heer

verkondigen en dezelfde Heer met anderen delen, die gezegd heeft: ‘Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden

bezitten en wel in overv1oed?3

Het doet er weinig toe of deze verhongerende mensen zich hier en nu fysiek voor onze ogen bevinden of verspreid

zijn over de wereld: in de straten van Kolkata of op het platteland van de Sahel of van Bangladesh. Waar zij ook

sterven, hun dood blijft even tragisch en onrechtvaardig. En waar het in feite ook gebeurt, wij, die vanmorgen hier zijn, dragen ons deel van de verantwoordelijkheid. Want in de eucharistie ontvangen we Jezus Christus, die ons op

een dag zal vragen: ‘Ik had honger, hebt gij Me te eten gegeven? Ik had dorst, hebt gij Me te drinken gegeven?...

Voorwaar, Ik zeg U: Al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan.’4

Ja, we zijn allen verantwoordelijk, het gaat ons allen aan! In de eucharistie wordt Jezus de stem van wie geen stem

hebben. Hij spreekt uit naam van de machtelozen, de onderdrukten, de armen, de hongerenden. Hij neemt inderdaad

hun plaats in. En als wij onze oren sluiten voor hun kreten, sluiten we zijn stem ook buiten. Als wij weigeren hen te

helpen, dan is ons geloof werkelijk dood zoals Jakobus ons zo duidelijk zegt: ‘Stel dat een broeder of zuster geen

kieren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou zeggen: “Geluk ermee! Houd u warm en eet maar goed”, en

hij zou niets doen om in hun stoffelijke nood te voorzien - wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf

genomen, zonder zich in daden te uiten, dood.’5

Broeders en zusters, laten we eerlijk zijn. De meesten van ons die hier vanochtend zijn, zijn goed gevoed en in

tamelijk goede welstand. God geve dat wij niet de veroordeling verdienen die Jakobus klaar heeft staan voor de

egoïstische rijken, individuen of volkeren, die weigeren brood te geven aan de hongerigen of de armen op te richten!

‘Weent en jammert om de rampen die over u komen... Gij hebt op aarde gezwelgd en gebrast, gij hebt u vetgemest

voor de dag van de slachting. Gij hebt de rechtvaardige gevonnist en vermoord; hij heeft geen verweer tegen u.’6

Tekenen des tijds

Meer dan tien jaar geleden maakte het Tweede Vaticaans Concilie de volgende beschamende opmerking over onze

hedendaagse wereld: ‘Nog nooit heeft het menselijk ras beschikt over zo’n overvloed aan welvaart, hulpbronnen en economische macht. Toch wordt een zeer groot deel van de wereldburgers nog steeds gekweld door honger en

armoede…’7

Twee jaar geleden gaf de Wereld Voedselconferentie van de Verenigde Naties nauwkeuriger aan waaruit ‘een zeer

groot deel’ bestaat. ‘Volgens de meest voorzichtige schatting zijn erin de wereld van vandaag ver over de 460

miljoen van zulke mensen en hun aantal neemt toe. Tenminste 40 procent van hen zijn kinderen.’8 En wat wordt er

bedoeld met ‘zulke mensen’? Hetzelfde document van de VN beschrijft hen vervolgens als ‘mensen die voortdurend

honger hebben en voor wie de mogelijkheid om een normaal leven te leiden niet verwerkelijkt kan worden’.9

Ongetwijfeld is er niemand onder de aanwezigen hier vanmorgen die deze en vele andere feiten omtrent de honger

in de wereld niet net zo goed of beter kent dan ik. We zijn, misschien wel tot verzadigens toe, bedolven onder

geluidsbanden, dia’s, films, tabellen, boeken, toespraken en resoluties over de honger. Alleen al in de Verenigde Staten zijn honderden organisaties, groepen en bureaus rechtstreeks of zijdelings bezig te proberen de honger te

verdrijven. In Rome, waar ik woon, hebben de Verenigde Naties meer dan 3000 mensen in dienst die fulltime bezig

zijn de honger in de hele wereld te bestuderen en te pogen die te bestrijden. Toch schijnt de situatie slechter te

worden naarmate de wereld alsmaar rijker wordt. Toen John Fitzgerald Kennedy president werd, legde hij het

Amerikaanse volk twee doelstellingen voor om te verwezenlijken: de eerste was om binnen tien jaar een man op de

maan te brengen; de andere om te helpen ‘nog tijdens ons leven’ de honger te verdrijven. Het is een droevig

commentaar op de waarden van onze beschaving dat het eerste, technische en wetenschappelijke doel op grootse

Page 25: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 25 -

wijze bereikt werd, terwijl het tweede, meer humanitaire en maatschappelijke, juist nog verder buiten ons bereik is

komen te liggen.

Hoe komt dat? Komt het doordat het probleem te groot voor ons is? Ongetwijfeld zijn honger en ondervoeding wijd

verbreid en worden ze veroorzaakt door een hele serie factoren, die uiteenlopen van onvoorspelbaar weer tot snel

toenemende bevolking. Maar anderzijds zeggen de experts dat er genoeg voedselvoorraden beschikbaar zouden

kunnen worden gemaakt om zelfs nog grotere aantallen mensen van voedsel te voorzien. Komt het doordat we niet

weten hoe we een oplossing moeten aanpakken, waar we moeten beginnen? Ook hier zijn er vele ingewikkelde

sociaal-economische en zelfs culturele factoren waarmee rekening moet worden gehouden, willen we een blijvende

oplossing vinden voor het probleem van de honger in de wereld. Maar om een man op de maan te brengen, om

onszelf en onze bondgenoten te bewapenen en te verdedigen, hebben we zo overweldigend veel hulpbronnen weten aan te boren, zoveel technologie weten te ontwikkelen, zoveel menselijk vernuft en sociale technieken aan de dag

weten te leggen, dat we met een zuiver geweten niet kunnen beweren dat mensen honger lijden alleen maar doordat

wij niet weten wat we moeten doen of hoe we het moeten doen. Wat in de grond ontbreekt, dat zijn niet

hulpbronnen, technologie of kennis. Wat dan wel?

Het kan alleen maar onze wil zijn om iets te doen, ons vaste besluit om de hulpbronnen, technologie en kennis die

we hebben te verzamelen om te voldoen niet alleen aan wat wij beschouwen als onze behoeften en belangen, maar

ook aan wat in feite de meest elementaire behoeften van anderen zijn. Of we nu uit rijke of uit arme landen komen,

we zijn blijkbaar niet voldoende gemotiveerd om ons te wenden naar de behoeften van de meest noodlijdenden en

om onze vaak oprechte, maar vage en vruchteloze deelneming te vertalen in concrete daden. Het probleem van de

honger in de wereld is niet op de eerste plaats een economisch, een maatschappelijk of zelfs maar een politiek probleem. Het is in de grond een moreel en een spiritueel probleem.

De honger van de wereld naar voedsel zal alleen gestild worden, als de mens leert niet alleen voor zichzelf te leven,

maar voor anderen, zoals Christus deed. Hij zal alleen gestild worden, als de innerlijke wet van de liefde en niet

louter eigenbelang, hebzucht of ambitie ons individuele en gezamenlijke bestaan beheerst, onze politiek bezielt en

onze maatschappelijke structuren en instellingen regelt. De honger van de wereld naar voedsel zal alleen gestild

worden als de mens leert te hongeren naar God: naar zijn liefde en zijn gerechtigheid.

Koinonia van de eerste christenen

Deze waarheid werd duidelijk begrepen door de eerste christenen. We lezen in de Handelingen van de Apostelen dat

‘ze dagelijks en eensgezind de tempel bezochten en het brood braken in een of ander huis’. En vlak daarop volgt:

‘Ze genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van hart... ze waren gewoon hun bezittingen en goederen

te verkopen en de opbrengst onder allen te verdelen naar ieders behoefte.’10

De boodschap is duidelijk en eenvoudig. Het rechtstreekse gevolg van, zowel als de voorwaarde voor hun samen

bidden en hun samen delen van het brood des Heren in de eucharistie, was te delen wat ze gezamenlijk hadden,

zodat er niemand noodlijdend was.

Johannes drukt dezelfde boodschap zeer krachtig uit in één woord: koinonia. Dat kan vertaald worden met

‘communio’ of met ‘gemeenschap’. Zowel Johannes als Paulus gebruikt het woord om drie verschillende niveaus van gemeenschap te beschrijven.

— Ten eerste onze gemeenschap met de Vader, met God. ‘Als wij zeggen gemeenschap met God te hebben, terwijl

onze wegen duister zijn, liegen wij met woord en met daad.’11

— Ten tweede onze gemeenschap met Christus door de eucharistie. ‘Geeft niet de beker der zegening die wij

zegenen, gemeenschap met het bloed van Christus? Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het

lichaam van Christus?’12

— Ten derde onze gemeenschap met elkaar, die ons ertoe brengt wat wij hebben te delen met anderen. ‘Als er

heiligen in nood zijn, moet gij met hen de1en.’13

Maar het belangrijkste is dat deze drie vormen van gemeenschap - alle drie uitgedrukt door hetzelfde woord

koinonia - in werkelijkheid één zijn. Het zijn verschillende aspecten van dezelfde ‘communio’, van hetzelfde ‘delen

met’ en ze kunnen niet van elkaar gescheiden worden. Zo kunnen we geen gemeenschap met God hebben, tenzij we

gemeenschap hebben met elkaar. En de eucharistie is de zichtbare band die deze gemeenschap zowel aanduidt als

helpt teweeg te brengen.’14 Zij herinnert aan en verkondigt op doeltreffende wijze onze gemeenschap met God en

met onze medemensen.

Page 26: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 26 -

Deze herontdekking van wat men de ‘sociale dimensie’ van de eucharistie kan noemen, is heden ten dage van enorm

groot belang. We zien de heilige communie opnieuw als het sacrament van onze broederschap en eenheid. We

nemen samen deel aan een maaltijd, door hetzelfde brood van dezelfde tafel te eten. Paulus zegt het ons duidelijk:

‘Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood.’15 In

de eucharistie ontvangen wij, met andere woorden, niet alleen Christus, het Hoofd van het Lichaam, maar ook de

ledematen daarvan.

Dit feit heeft onmiddellijke praktische consequenties, zoals Paulus ons weer te binnen brengt. ‘God heeft het

lichaam zo samengesteld dat... de ledematen eendrachtig voor elkaar zouden zorgen. Wanneer één lid lijdt, delen

alle ledematen in het lijden.’16 Waar er ook geleden wordt in het lichaam, waar ledematen ervan ook nood lijden of

onderdrukt worden, moeten wij, omdat we hetzelfde lichaam hebben ontvangen en er deel van zijn, rechtstreeks betrokken zijn. We hebben niet de keuze erbuiten te blijven en we kunnen niet tegen een broeder zeggen: ‘Ik heb jou

niet nodig. Ik help je niet.’

Het moet nu overduidelijk zijn waarom een symposium over de honger een integraal en belangrijk deel moet zijn

van een Internationaal Eucharistisch Congres. Twaalfjaar geleden zei kardinaal Gracias in zijn openingstoespraak tot

de studiegroep Voedsel en Gezondheid, die een deel was van het 38e Internationale Eucharistische Congres in

Bombay: ‘De wens alle mensen te verenigen in de deelname van ‘geestelijk” brood zonder tegelijkertijd te voorzien

in “materieel” brood, is slechts een droom.’17 Deze woorden zijn vandaag meer waar dan ooit. We kunnen niet echt

het brood des levens ontvangen zonder brood om te leven te delen met hen die het nodig hebben.

En onze bezorgdheid moet, uit de aard van de zaak, wereldwijd zijn. Juist zoals het lichaam dat we delen, aan alle mensen behoort en geen grenzen kent van ras, welstand, klasse of cultuur, zo moet ook onze verbintenis aan de

ledematen ervan even universeel zijn. De tafel van de Heer waaraan wij aanzitten, is heden ten dage de tafel van de

wereld. Onze naaste is thans niet alleen de man langs de weg door rovers overvallen, die wij voorbijgaan, maar zijn

ook de talloze mannen, vrouwen en kinderen die voorbijtrekken op onze Tv-schermen met opgezwollen buik en

holle ogen en met door ziekte of foltering uitgemergelde lichamen. Zij zijn onze broeders en zusters en wij zijn met

hen verbonden door de eucharistie.

Praktische actie

Wat moeten wij doen? U weet, zoals gezegd, beter dan ik dat er vele dingen zijn die we kunnen doen, dat wij ons op velerlei wijze kunnen binden en engageren. We zullen dat ongetwijfeld tot in detail bespreken gedurende onze

sessies van deze middag.

Maar laat er iets concreets uit de bus komen van dit congres in zijn geheel, iets waarop gewone mensen in hun

dagelijks leven terstond tot handelen kunnen overgaan, jets dat een teken zal zijn van onze universele liefde en

solidariteit met Christus die vandaag in de wereld honger lijdt, jets dat een onderpand zal zijn van onze

daadwerkelijke wil om die honger te stillen. Laten we op een concrete manier aan de wereld laten zien - aan

internationale organisaties, aan regeringen en politici, aan hen die de hoop verliezen en bekoord worden door haat,

geweld en wanhoop - dat wij nog steeds geloven in de kracht van de liefde om een meer rechtvaardige en menselijke

maatschappij op te bouwen.

Enkele jaren geleden werd het eucharistische vasten vanaf middernacht, dat zoals de oudere toehoorders zich zullen

herinneren vroeger een voorwaarde was om de heilige communie te ontvangen, afgeschaft. In 1966 bekeek paus

Paulus de kwestie van het vasten in zijn geheel en verklaarde hij dat vasten en onthouding zowel een getuigenis van

ascese moest zijn als een middel om de armen te helpen.18 Wat ik zou willen voorstellen is het opnieuw invoeren, op

basis van vrijwilligheid, van een ander type eucharistisch vasten, ditmaal niet zozeer om ascetische redenen, maar

als een teken van ons engagement aan de gerechtigheid in de wereld en als een concrete uitdrukking van onze

solidariteit met de hongerenden en onderdrukten.

Als voorbereiding op dit Eucharistische Congres hebben vele gezinnen deelgenomen aan ‘Operatie Rijstkom’ door

één dag of één maaltijd per week te vasten en het gespaarde geld weg te geven om voedsel te verschaffen aan de

hongerenden of om de middelen te verschaffen om dat voedsel te produceren. Soortgelijke praktijken zijn in andere

landen overgenomen en door leden van andere godsdiensten. Wijzelf zijn uitgenodigd om de dag van vandaag te wijden aan vasten en aan deelneming aan de hongersnood in de wereld en om vanavond deel te nemen aan een

‘Armeluismaaltijd’. Ik stel voor dat van nu af aan een of andere dergelijke praktijk een integraal deel wordt van ons

ontvangen van de eucharistie, zodat, telkens als wij delen in het brood des levens rond de tafel des Heren, wij ook

brood om te leven zullen delen met de hongerigen van de wereld.

Als deze uitdaging enkel door rooms-katholieken zou worden opgenomen en alleen maar in de Verenigde Staten en

als het gespaarde bedrag gemiddeld slechts één dollar per persoon per week zou bedragen, dan zou daarmee de

Page 27: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 27 -

reusachtige som van tweeëneenhalf miljoen dollar per jaar bereikt worden. Dat getal is meer dan tweemaal het

bedrag dat het nieuwe Internationale Fonds voor Landbouwontwikkeling, dat met de hoogste prioriteit werd

opgericht op de Wereld Voedselconferentie van 1974, tot nog toe bijeen heeft weten te brengen. Natuurlijk kan het

probleem van de honger in de wereld niet opgelost worden met geld alleen. Het zou schadelijk en

onverantwoordelijk zijn een probleem te simplificeren dat, zoals we gezien hebben, ingewikkeld en moeilijk is. De

waarde van wat ik voorstel, ligt niet zozeer in het geld dat aldus gespaard zou kunnen worden en beschikbaar gesteld

aan de armen van de wereld, maar veeleer in het concrete voorbeeld dat het zou geven, van onze liefde en

solidariteit, en van onze bereidheid de nodige offers te brengen om de honger van de wereld te stillen.

Ik wil deze oproep tot een concrete uitdrukking van onze doeltreffende solidariteit en bereidheid om te helpen niet

alleen richten tot katholieken of tot Amerikanen, maar tot alle mensen van goede wil over de hele wereld. Want hoewel motiveringen kunnen verschillen, de honger in de wereld is een probleem dat niet alleen katholieken en

Christenen aangaat en niet alleen hen die in God geloven, maar allen die geloven in de waarde van mensenliefde en

solidariteit.

Een dergelijk concreet voorbeeld van echte solidariteit, dat dwars door godsdiensten, rassen en volkeren heen gaat,

zou andere internationale inspanningen kunnen bezielen en doeltreffender maken en ons ook kunnen brengen tot

andere en verdergaande engagementen. Als deze oproep wordt aanvaard en er dienovereenkomstig gehandeld wordt,

dan hoeft het streven om de honger nog tijdens ons leven uit te drijven toch niet zo’n verre droom te zijn.

Besluit

Broeders en zusters, de wereld waarin wij leven, is vol onrecht, haat en geweld. Waar we ook kijken, worden we

geconfronteerd met wat de bisschoppensynode heeft beschreven als ‘een netwerk van overheersing, onderdrukking

en wantoestanden die de vrijheid verstikken en die het merendeel van de mensheid ervan weerhoudt te delen in de

opbouw en het genot van een rechtvaardiger en meer broederlijke wereld’.19 Toch hebben we een antwoord dat ons

hoop geeft en vreugde. Het is de eucharistie, het symbool van Christus’ liefde voor de mens. De opdracht van dit

congres is die liefde te delen en te vertalen in doelmatige actie. Heeft ons Eucharistisch Congres zonder enige actie

zoals die welke ik heb voorgesteld, enige werkelijke boodschap voor de wereld? Ik bedoel een boodschap waarnaar

de moderne mens zal luisteren en waarin hij zal geloven? Wat kunnen wij, zonder enig tastbaar bewijs van onze

zorg voor anderen, voor getuigenis geven?

En heeft dit grote land, dat gastvrijheid heeft verleend aan ons congres en dat het tweede eeuwfeest van zijn

onafhankelijkheid viert, de moed, de vastbeslotenheid en de edelmoedigheid om de wereld een voorbeeld te geven

waar deze naar uitziet? Er is een tijd geweest waarin het nieuwe land Amerika tot andere landen overzee kon

zeggen:

‘Geef mij uw vermoeiden, uw armen,

uw op een hoop gegooide menigten, smachtend naar lucht,

de ellendige afval waar uw kust van wemelt;

zend de daklozen en door storm geteisterden naar mij:

ik houd mijn lamp hoog naast de gouden deur. ‘20

Het merendeel van de vermoeiden, de armen, de daklozen of de hongerigen van de wereld van vandaag zal wel

nooit het Vrijheidsbeeld te zien krijgen. Maar ze hebben datgene nodig waar het voor staat: recht op vrijheid, op

gerechtigheid, op voedsel. Ze hebben een rechtvaardige en edelmoedige internationale politiek nodig, die een

verlicht leiderschap vereist door dit en andere welvarende landen, en daar hebben ze recht op. Ze hebben een nieuwe

internationale orde nodig en daar hebben ze recht op.

En als dat offers vereist van onze kant, zullen we het dan af laten weten? Is dat niet precies wat vasten betekent? De

Heer zelf zegt ons:

‘Is dit niet het vasten zoals Ik het verkies:

- zo spreekt de Heer -

boosaardige boeien slaken,

de strengen van het juk losmaken, de geknechte de vrijheid hergeven

en alle jukken door te breken,

uw brood delen met wie honger heeft,

arme zwervers opnemen in uw huis,

een naakte kleden die gij ziet

en u niet onttrekken aan de zorg voor uw broeder?’21

Page 28: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 28 -

Dat is de betekenis van de volledige viering van de eucharistie in de wereld van vandaag. Laten we niet vergeten dat

alleen wanneer wij, in geloof en liefde, het weinige weggeven dat wij hebben - een paar broden en vissen -, God

onze arme pogingen zegent en ze in zijn almacht vermenigvuldigt om tegemoet te komen aan de honger van de

wereld. Laten we niet vergeten dat pas toen de weduwe aan Elia wat voedsel had gegeven van het kleine beetje dat

ze nog had, God haar te hulp kwam.22 En Elia was een volstrekte vreemdeling voor haar, die uit een ander land

kwam en een andere God aanbad. Op dezelfde wijze hebben de twee leerlingen op de weg naar Emmaüs pas toen ze

hun brood met een vreemdeling deelden, de Heer herkend en gevonden.23

Page 29: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 29 -

NOTEN

1. Mt 17,4

2. Een recent aantal, geciteerd door dr. Kurt Waldheim, was 15.000.

3. Joh 10,10

4. Mt 25,31-46

5. Jak2,15-17

6. Jak5,1.5-6

7. Gaudium et Spes, par. 4

8. The World Food Problem: Proposals for national and international action, United Nations World Food

Conference. (Rome, 1974 (blz. 1) 9. ibid.

10. Hnd 2,46.45

11. l Joh l,6

12. 1 Kor 10,16

13. Rom 12,13

14. Vgl. Decreet over Oecumene (Vaticanum 11), par. 2

15. 1 Kor 10,17

16. 1 Kor 12,24-26

17. Seminar on Food and Health (XXXVIII Internationaal Eucharistisch Congres, Bombay, India, 1964) blz. 11

18. Vgl. Constitutie ‘Poenitemini’ van 17 februari 1966.

19. Gerechtigheid in de Wereld, Bisschoppensynode, Rome, 1971 (Inleiding) 20. The New Colossus, door Emma Lazarus. Dit zijn de laatste vijf regels van het gedicht op een bronzen plaat

binnen het voetstuk van het Vrijheidsbeeld.

21. Js 58,6-7

22. 1 Kon l7,l5l6

23. Lc 24,30-31

Page 30: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 30 -

VI. Authentieke integratie van geestelijk leven en apostolaat

BRIEF AAN DE GEHELE SOCIETEIT VAN JEZUS VAN 1 NOVEMBER 1976

Dierbare broeders, vrede van Christus.

De laatste tijd heb ik u geen brieven meer geschreven, omdat ik er de voorkeur aan gaf om, na de Algemene

Congregatie, de eerste reeks ontmoetingen met alle provinciaals af te sluiten en de afgevaardigden van de

provinciaalsconferenties te horen.

Zodoende kon ik me een vollediger beeld vormen van de toestand der Sociëteit anderhalf jaar na de Algemene

Congregatie.

1k zou nu die contacten willen hernemen - dit verder gaand gezamenlijk zoeken naar de wil van God - door u mee te

delen wat ik als het belangrijkst beschouw op dit ogenblik en door u enkele thema’s voor te leggen als richtsnoer bij

de bezinning en evaluatie, die de Algemene Congregatie van ons verwacht.

De praktijk: toetssteen van onze oprechtheid

1k heb de informatie onderzocht die uit zovele landen werd toegestuurd en ik denk dat over het geheel genomen

overal een zeer oprechte poging gedaan wordt om de decreten te leren kennen en te verwerken, vooral door lezing,

meditatie en gebed, zowel persoonlijk als per communiteit.

Er moet echter nog veel gedaan worden. Er moeten nog vele moeilijkheden worden overwonnen als we deze

decreten willen verwerkelijken in ons dagelijks leven. Ze zijn niet geschreven voor ons geestelijk genoegen, maar

als praktische richtlijnen voor ons concrete leven. Ten slotte blijft de praktijk de eigenlijke toetssteen voor onze

oprechtheid tegenover Gods wil, zoals die uitgedrukt werd in de 32e Algemene Congregatie. Het in praktijk brengen

van deze decreten is vandaag onze weg om Jezus Christus te volgen.

Geestelijk leven en apostolaat

1k geloof dat ik in één vraag samen kan vatten wat ik beschouw als de voornaamste zorg op dit ogenblik: hoe

kunnen we ons geestelijk leven en ons apostolaat veilig versterken en samenvoegen in een gaaf geïntegreerd geheel,

zodat ons leven en ons werk werkelijk evangelisch worden en vandaag op efficiënte wijze de boodschap brengen

van Jezus Christus? Deze vraag kan ik in twee richtingen verder ontleden:

— Geeft onze spiritualiteit zoals we haar praktisch beleven, aan ons apostolisch werk de vindingrijkheid, de

soepelheid, de zin voor risico en het moedige engagement in de wereld, zoals de 32e Algemene Congregatie die

verwacht?

— Weerspiegelt de manier waarop we onze apostolische zending opvatten en uitvoeren, individueel en als

communiteit, een diepe spiritualiteit en wordt deze op haar beurt daardoor levend gehouden en bevorderd?

U begrijpt dat dit geen retorische vragen zijn. Zij worden mij opgedrongen door de volgende constatering: in de

Sociëteit bestaan naast de evidente geestelijke vernieuwing en een nieuw apostolisch vertrouwen ook tekenen die

wijzen op een echt verval op beide gebieden en een onvruchtbare kloof tussen beide. Blijkbaar worden zij door veel

jezuïeten onvoldoende persoonlijk geïntegreerd. Dit leidt tot onbehagen, tegenzin en ontgoocheling en veroorzaakt

spanningen tussen individuen en in de communiteiten. Men stoot ook op vormen van werk, oude en nieuwe, die

totaal beslag leggen op de edelmoedigheid van velen van ons, maar waarbij wij ons wel moeten afvragen of zij het

stempel dragen van het eigen apostolaat van de Sociëteit als van ‘een groep gezellen die tegelijk religieus,

apostolisch en priesterlijk zijn, verbonden met de paus door een bijzondere band van liefde en dienstbaarheid’ (32e

A.C., deer. 2, nr. 24). Van de andere kant constateert men een onbetwistbare en zichtbare trouw aan de traditionele

uitingen van ons geestelijk leven, waaraan echter de apostolische creativiteit ontbreekt die vandaag onmisbaar is

voor de evangelisatie van een nieuwe maatschappij.

Het grondprobleem: hoe werkelijk ‘contemplatief in de actie’ te zijn

Deze beschrijving geeft natuurlijk geen totaalbeeld van de werkelijkheid, die veel ingewikkelder en rijker is, maar

zij openbaart toch dit fundamentele probleem: velen missen de diepgaande geloofservaring en authentieke integratie

van geestelijk leven en apostolaat (geloof en zending), die elk aspect van ons leven zouden moeten doordringen en

bezielen. Dat wil zeggen dat wij ook vandaag nog een concrete gestalte moeten geven aan de uitdrukking

Page 31: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 31 -

‘contemplatief in de actie’. Zij mag niet louter een ijdele leuze zijn, maar zij moet een levende realiteit worden. De

32e Algemene Congregatie veronderstelt en verwacht duidelijk bij elke jezuïet een innerlijk leven, dat tegelijk zeer

diep en zeer persoonlijk is. De ‘droom’ zelf van een apostolische zending, zoals hij voorgesteld werd door de 32e

Algemene Congregatie - en die geheel samenvalt met de voorstelling van de Formula Instituti, maar die de

congregatie getracht heeft te vertalen in hedendaagse woorden - is inderdaad ondenkbaar en kan niet uitgesproken

worden zonder die integratie.

Hetzelfde geldt voor het ideaal dat in de Constituties wordt beschreven (deel X, nr. 8 12-813) en waar de 32e

Algemene Congregatie zich uitvoerig op beroept.

Eisen vanuit onze zending en vanuit de hedendaagse werkelijkheid

De toepassing van het gezegde op de tijd die we meemaken, brengt de volgende consequenties met zich mee:

— Getuige zijn van Jezus vereist altijd, maar in onze geseculariseerde wereld meer dan ooit tevoren, dat wij mannen

van geloof zijn, met een diepgaande godservaring, die deze ervaring edelmoedig willen meedelen.

— De verwezenlijking van de doelstellingen van decreet 4 van de 32e Algemene Congregatie, met o.a. de werkelijke

bevordering van de rechtvaardigheid, is alleen mogelijk vanuit een persoonlijk geloof in Jezus en als een duidelijke

uitdrukking en beleving van dit geloof. Wie deze twee elementen van elkaar poogt te scheiden, heeft het decreet

verkeerd begrepen, vervalst het grondig en kan de oorzaak zijn van gevolgen waarvoor het decreet niet

verantwoordelijk mag worden gesteld noch de congregatie die het heeft opgesteld.

— Alleen wie aandachtig naar de Geest luistert, kan vandaag de dag het inzicht en de moed opbrengen om op

creatieve wijze de prioriteiten van ons apostolaat waar te maken en daartoe edelmoedig te breken met onze

natuurlijke traagheid. Die gehoorzaamheid aan de Geest kan slechts als gave vrij geschonken worden en is steeds de

vrucht van een deemoedig zoeken naar die Geest in een waarachtig gebedsleven.

— Men zal de specifieke, godsdienstige, apostolische en priesterlijke betekenis van al onze werkzaamheden, vooral

wanneer deze een uitgesproken ‘seculier’ karakter hebben, slechts kunnen handhaven vanuit een expliciet

geestelijke ervaring, die zowel zeer persoonlijk is als ook gemeenschappelijk. Het kan gebeuren dat de evangelisatie

zelf slechts een impliciete manifestatie van ons geloof toestaat of aanraadt: in dat geval moet ons geloof des te

vuriger zijn en de apostolische motivatie van ons werk voor onszelf des te explicieter. In dat geval zullen we ook meer nadruk moeten leggen op de innerlijke integratie van werk en geloof. Dit alles is echter ondenkbaar zonder de

gave van God, afgesmeekt in een nederig gebed.

— Op elk ogenblik en in elke zending vandaag leven als een ‘contemplatief in de actie’ veronderstelt een gave van

gebed en een gebedspraktijk die ons in staat stellen om op vernieuwde wijze de werkelijkheid te ‘lezen’ vanuit het

evangelie en om deze werkelijkheid ononderbroken met het evangelie te confronteren.

— Ten slotte is ons, nu misschien meer dan in een nabij verleden, duidelijk geworden dat het geloof niet eens en

voorgoed verworven wordt. Het kan verzwakken of zelfs verloren gaan; het moet dus voortdurend vernieuwd,

gevoed en versterkt worden. Geloof en hoop leven onder de blote hemel en worden op de proef gesteld door

ongeloof en onrechtvaardigheid. Meer dan ooit hebben wij dus het gebed nodig, dat om dit geloof bedelt, en dat geloof bezitten we slechts voor zover het ons elk ogenblik opnieuw gegeven wordt. In het gebed leren we onze

geringheid meten, louter menselijke zekerheden en polariserende opvattingen uitschakelen, en worden wij aldus in

deemoed en eenvoud voorbereid om de openbaring te ontvangen, die slechts aan kinderen gegeven wordt (Lk 10,

21).

Op zoek naar oplossingen

We moeten dus met een oprecht hart de taak aanpakken, ons geloofs- en gebedsleven te herzien en te verdiepen en

dit tot een gaaf geheel met ons apostolisch leven te verenigen.

a) De realiteit van deze integratie in onszelf onderzoeken

Sommige medebroeders in de Sociëteit volbrengen hun zending in moeilijke omstandigheden, die het geestelijk

leven en het gebedsleven beslist niet bevorderen, althans niet in de traditionele vorm en gestalte. Zij staan voor een

nieuwe eis: ze moeten, voor dat nodig is, andere wijzen, tijden en vormen van bidden zoeken, die beter aangepast

zijn aan hun omstandigheden, maar die toch rekening houden met de richtlijnen van de Algemene Congregatie en

die de echte godservaring volledig waarborgen, zoals die zich ons in Jezus Christus aanbiedt. Indien dan blijkt dat

het in een bepaald werk niet mogelijk is dit te bereiken, ondanks herhaalde hulp en volgehouden inspanningen, dan

zal men hierin een reëel bezwaar moeten zien tegen deze zending. Men zal opnieuw ernstig moeten nagaan of het al

dan niet gewenst is dit werk voort te zetten, en zo ja, op welke voorwaarden.

Page 32: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 32 -

Een nieuwe taak wacht ook hen van wie het geestelijk leven en gebed zich, althans naar de uiterlijke vorm, voltrekt

volgens de traditie. Zij zullen moeten nagaan of dit leven echt authentiek is, d.w.z. of het echt leidt tot een grotere

evangelische eenheid van leven en werken; of het bijdraagt tot meer onderlinge verbondenheid en liefde van allen,

tot een toenemende beschikbaarheid om ‘Christus onze Heer na te volgen en Hem meer gelijk te worden’ (Ignatius);

en ten slotte tot een grotere vindingrijkheid in de apostolische ijver, die zijn vertrouwen op God stelt en niet gegrond

is op een ander soort zekerheden. Onze trouw mag niet steriel noch statisch zijn, maar moet levend en vruchtbaar

zijn, zoals de heilige Vader het ons heeft aanbevolen (Paus Paulus VI, 3 december 1974).

b) De moeilijkheden leren kennen

Wij mogen het bestaan van dieper gaande en verder reikende factoren niet ontkennen, die op beslissende wijze onze

eigen opvattingen van geestelijk leven en apostolaat aantasten, en die zelfs de fundamenten van ons geloof

bedreigen. Dat zijn enerzijds de alomtegenwoordige stromingen die leiden tot secularisme, relativisme en afwijzing

van het transcendente, en anderzijds sommige theologische stellingen die invloed hebben op de wijze van geloven

en op onze beleving van de geheimen van de Menswording, de Verlossing, de Kerk, de Sacramenten... Als dit het

geval is, dan moeten we leren zulke stellingnamen te herzien met nederig geduld in het licht van het geloof en de

leer van de Kerk. Natuurlijk moet niet iedere geloofscrisis uitgelegd worden als een uitsluitend negatief verschijnsel,

dat steeds uitloopt op geloofsverlies, al doen zulke gevallen zich tegenwoordig web voor. Zelfs mag men zeggen dat

een innerlijk of uiterlijk conflict steeds heel wat grote gelovigen en grote christenen heeft begeleid en zal

begeleiden. Hierdoor werd hun geloof aanzienlijk gezuiverd, wat henzelf en anderen ten goede kwam.

Overkomt dit mensen die als taak hebben een ongelovige wereld te evangeliseren, dan kan deze ervaring de

boodschap van Jezus Christus als openbaring van de Vader veel toegankelijker maken.

Hun volharding zal de Kerk onschatbare diensten bewijzen, maar altijd op voorwaarde dat zij echt nederige mensen

zijn, die hun grondige ontoereikendheid aanvaarden, die God in zijn Mysterie aanbidden en beminnen, en die bereid

zijn hun leven te geven in hun dienst en liefde voor de mensen (vgl. Joh 14, 13).

c) Ons openstellen voor nieuwe ervaringen

Dat ingewikkeld netwerk van situaties en invloeden dwingt ons te meer om onze gebedservaring op een

verantwoorde wijze te verruimen. In onze tijd verrijkt de heilige Geest het christelijk leven met vele en gevarieerde

vormen en uitdrukkingswijzen van individueel en gemeenschappelijk gebed. Sommige zijn betrekkelijk nieuw,

andere behoren tot het traditionele erfgoed van vele jezuïeten die zich de eeuwen door geheel aan hun apostolische

taken hebben gewijd, zoals Ignatius zelf, Xaverius, Favre... Veel daarvan kunnen wij, als middelen tot een

authentieke geestelijke ervaring, in ons leven integreren. Het zal goed zijn deze gebedsvormen te bespreken in

geestelijke leiding - waaraan steeds meer behoefte is - en te betrekken bij de persoonlijke onderscheiding met de

overste, zoals die terecht door de jongste Algemene Congregaties werd aanbevolen.

In dat verband wil ik graag mijn dank uitspreken jegens hen die door de Sociëteit zijn gezonden naar zeer moeilijke

missies en die zich eerlijk inspannen om in die nieuwe situatie contemplatie en actie te integreren, en die daartoe in alle nederigheid de hulp hebben gezocht van een waarachtige onderscheiding bij medebroeders in de Sociëteit, die

in geestelijke zaken deskundig zijn. Als zij door deze ervaring van de contemplatie op de manier van Ignatius

opnieuw kunnen worden gegrepen (Fil 3, 14) door de oproep van Jezus Christus, de Zoon van God, dan is deze

ervaring authentiek. Zij zullen ons allen een grote dienst bewijzen door ons daarin te laten delen. Wij allen moeten

leren. Laat ons dan luisteren naar hen aan wie de Heer zich openbaart. ‘De Geest waait waarheen Hij wil’ (Joh 3, 8).

d) Voortdurende vorming van de Geest

Er is tenslotte nog een aspect dat velen over het hoofd zien. De trouwe uitvoering van de Algemene Congregatie moet een vormingsproces op gang brengen, dat een steeds inniger integratie verzekert van contemplatie en actie,

zowel bij ieder persoonlijk als in de communiteiten. Het is in feite een proces van blijvende vorming in het leven

van de Geest.

Vanuit de echt Ignatiaanse traditie noemt de Algemene Congregatie een reeks oefeningen die onder verschillende

benamingen worden vermeld: ‘onderscheiding’, ‘theologische reflectie’, ‘bewustmaking en analyse van de

bestaande problemen’, ‘evaluatie’, ‘revisie’ enz. Indien deze oefeningen gedaan worden met de bedoeling werkelijk

naar Gods woord te luisteren en in een geest van gebed de wereld met het evangelie te confronteren, zullen ze ons

helpen de kloof tussen gebed en actie te overbruggen; ze zuilen ons in staat stellen aan ons werk een diep religieuze

dimensie te geven en een echt apostolische bewogenheid aan ons geestelijk leven.

Page 33: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 33 -

Zoals Ignatius het wilde, moeten wij ons regelmatig en systematisch afvragen, aan het eind van iedere dag, na afloop

van een vergadering of werkbespreking, wat de Geest in ons gedurende die tijd heeft bewerkt, wat de Heer ons

wilde laten verstaan, wat wij niet volgens de Geest gedaan hebben enz. Dan zullen we gaandeweg verder leren zien

dan de louter technische en zuiver menselijke aspecten van ons werk en er een specifiek karakter aan geven, dat

eigen is aan gezellen van Jezus. Ligt daar niet de diepste betekenis van Ignatius’ gewetensonderzoek?

Besluit: een ‘solide spiritualiteit’

Moge de Heer ons nu en in de nabije toekomst helpen om met vreugde en met klare blik dieper door te dringen in de

‘helder omschreven en solide spiritualiteit’ van Ignatius, waarop de paus ons wees in zijn toespraak tot de 32e

Algemene Congregatie (3 dec. 1974). Hij noemde haar de goddelijke garantie voor het voortbestaan en werken van de Sociëteit, in een tijd dat zij zichzelf onderzoekt en haar methoden zo uitzuivert, dat elke jezuïet ‘een geestelijk

leidsman kan zijn en een opvoeder van zijn tijdgenoten tot katholiek leven’.

Voor ons bestaat er geen andere bron van apostolische werkdadigheid, en die is zelf weer het enige wat voor ons van

belang is (Const., deel X, 813). De grond daarvan is niet het menselijk vermogen, maar enkel de ‘kracht van God’ (1

Kor 2, 4-5).

Page 34: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 34 -

VII

Onze methode

TOESPRAAK IN HET IGNATIAANSE CENTRUM VOOR SPIRITUALITEIT, IN ROME OP 18 JANUARI 1979.

De wezenlijke elementen van de methode van de Sociëteit. Voor zover met methode het diepste en institutionele

vlak wordt bedoeld, dat de eerste gezellen ook ‘vorm van leven’ noemden, zijn de wezenlijke elementen van de

methode van de Sociëteit geen andere dan die welke staan in de Formula Instituti van Paulus III en Julius III. Ze zijn

algemeen bekend en er is geen twijfel aan dat ze nog steeds van kracht zijn; daarom hoef ik er bij deze gelegenheid niet bij stil te staan. 1k wijs er alleen op, bij wijze van herinnering, dat paus Paulus VI, toen hij zich als ‘Hoogste

Overste van de Sociëteit’ tot de leden van de 32e Algemene Congregatie richtte, vier van die kentekenen van

commentaar voorzag. Maar tussen deze basiselementen en de meer uiterlijke kenmerken die in de verschillende

generaties, landen en culturen het pluriforme beeld van de jezuïet vormen, ligt het tussenvlak van de keuzen,

houdingen en geestelijke en menselijke gedragingen die rechtstreeks voortvloeien uit onze specifieke wijze om

Christus te volgen en waaraan wij gekend en herkend worden als één familie tussen vele andere die de H. Geest

heeft gewekt en blijft wekken in zijn Kerk. leder van die kenmerken is niet enkelvoudig, maar iets als een levende,

rijkgeschakeerde kern. En ze zijn alle met elkaar verweven, zodat er geen een kan worden weggenomen zonder dat

het totaalbeeld merkbaar vertekend wordt. De lijst die volgt, is bevestigend bedoeld, niet exclusief en de gebruikte

volgorde wijst niet op een bepaalde rangorde. Het zijn slechts een aantal kenmerken - waar nog andere bij kunnen

komen - die in onze tijd in het bijzonder gezuiverd en weer werkzamer gemaakt moeten worden.

1. Liefde voor de persoon van Christus. De Ignatiaanse spiritualiteit is in hoge mate christocentrisch. In het leven en

werken van Ignatius - en in onze methode - is alles op het vlak van houdingen en handelingen een concrete

toepassing van die liefde tot Christus en wordt dat alles door die liefde tot eenheid gebracht. Zoals in Christus alles

samenkomt, zo verenigt, in de Ignatiaanse intuïtie, de liefde tot Christus alle dialectische elementenparen waarin het

apostolisch handelen uiteenvalt:

— gebed en werk

— toeleg op de eigen vervolmaking en die van anderen

— gebruik van bovennatuurlijke en menselijke hulpmiddelen

— pluralisme en eenheid

— eigen inspanning en volledige afhankelijkheid van God — doelmatige hulpmiddelen en armoede

— engagement ter plaatse en universaliteit.

Deze intense liefde tot de persoon van Christus beleven, streven naar een ‘sensus Christi’, waardoor wij Hem

navolgen in ons zijn, ons uiterlijk en ons handelen, is het eerste en fundamentele kenmerk van onze methode.

Om dit ideaal te bereiken, neemt Ignatius zijn toevlucht tot de Moeder, opdat zij hem plaatst bij haar Zoon.1

2. Beschikbaarheid, te verstaan als voortvarendheid, beweeglijkheid, vrijheid van handelen voor iedere zending die

ons gegeven wordt. Een beschikbaarheid die dialectisch is samengesteld uit een volledige en algehele overgave aan

de ontvangen zending en, tegelijkertijd, uit een vrijheid voor iedere andere zending die ons later kan worden

toevertrouwd als een ‘betere dienst’. Beschikbaarheid wordt geboren uit gehoorzaamheid en uit het verlangen te dienen, want wij zijn ervan overtuigd dat iedere aldus ontvangen zending het waard is dat zij ons hele bestaan

opeist. En tegelijkertijd weten wij dat geen een zending zo definitief is dat zij ons ervan weerhoudt open, beweeglijk

en voortvarend te leven voor iedere andere zending die de Heer ons misschien aanwijst.2

3. Gevoel voor het ‘om niet’: dat is de voorwaarde voor de beschikbaarheid; het is er misschien zelfs een praktisch

bestanddeel van. Hieruit blijkt dat wij onbaatzuchtig zijn, geen voorwaarden stellen en vrij zijn voor de zending en

voor de mensen. Vrijheid en helderheid van de boodschap zijn de twee polen waarop Ignatius zijn visie op de

armoede laat steunen (zie de ‘Beraadslaging over de Armoede’). Arbeid of aalmoezen als middelen voor een

bescheiden en uitgesproken karig levensonderhoud, zijn structuren die voortdurend gezuiverd moeten worden van

de dubbelzinnigheid waaronder de geschiedenis ze bedelft, wat in die mate kan gebeuren dat ze verslavend worden

en een bron van onduidelijkheid wat betreft het ‘om niet’ dat van wezenlijk belang is voor de Blijde Boodschap.3

4. Universaliteit is nog een kenmerk dat inherent is aan beschikbaarheid. ‘Waar ook ter wereld’ betekent niet alleen

fysieke grenzen uit de weg ruimen, maar iedere barrière van discriminatie tussen de mensen tot wie onze zending

zich richt. Wij hebben als gezondenen verplichtingen aan alle mensen, aan iedere mens als mens.

Page 35: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 35 -

In dit perspectief zou het tegenstrijdig zijn als onze eigen bestuurlijke afdelingen (provincies, communiteiten), die

bedoeld zijn als een hulp voor de zending, op den duur zouden veranderen in waterdichte compartimenten die een

beperking zouden vormen van onze beschikbaarheid.

5. Corpsgeest is nauw verbonden met universaliteit. Hij verdiept er de wortels van in de overtuiging dat God zich

heeft verwaardigd ‘ons te verenigen en wederzijds samen te brengen’ en dat het onze plicht is ‘de eenheid en het

verband’ die God heeft gemaakt ‘niet teniet te doen maar juist te bekrachtigen en meer te stichten’ (Beraadslagingen

van de Eerste Vaders). ‘De verdeelden verenigen’ is een uitgesproken Ignatiaans ideaa1.4 Het gaat over een eenheid

die tot stand komt door de liefde voor elkaar en voor de Heer die ons heeft samengebracht. Xaverius ging zover dat

hij op zijn hart een papier droeg met de lijst van de gezellen, om op die manier nauw met hen verenigd te blijven

ondanks de onmetelijke afstanden.

Deze eenheid is een wederzijdse genegenheid die heel wat verder gaat dan welke juridische binding ook en die van

ons een echte familie maakt, met alles wat dat inhoudt aan steun, begrip, vertrouwen, verdraagzaamheid,

familiegeheim en respect. Zo bieden wij ons aan als een compacte groep voor de zending in de schoot van de Kerk,

voor een betere dienst aan de mens.

6. Gevoeligheid voor het menselijke en solidariteit met de concrete mens zijn altijd een karakteristiek geweest van

onze methode. Zij ontkiemt, hoe kan het ook anders, aan de ervaring van Christus van Ignatius. ‘De mens’, het eerste

woord van zijn Geestelijke Oefeningen en het vertrekpunt van de geestelijke ervaring die Ignatius heeft beleefd en

onderricht, is tevens - in heel zijn volheid getranscendeerd en uitgediept - het laatste doel van het als contemplatie

opgevatte leven.5

In het feit dat Ignatius - en ook altijd de Sociëteit - zoveel waarde hechtte aan alle niet immanente humanismen en

aan iedere menselijke waarde, waar die ook wordt aangetroffen, ligt de wortel van het pluralisme dat de Sociëteit

altijd heeft beleefd in haar evangelisatiearbeid, gezien als inculturatie van het evangelie (als incarnatie in de

culturen), en dat heel de geschiedenis van de Sociëteit heeft doordrongen. En juist deze verheven ‘sensus hominis’

maakt het gevoel voor het dienen tot een typisch kenmerk van de Ignatiaanse spiritualiteit.

7. Strengheid en kwaliteit moeten inderdaad karakteristiek zijn voor dit dienen en voor onze methode. Het gaat niet

om menselijk prestige of om een klassengeest. Die eis van kwaliteit in ons dienen wordt in ons gewekt door het

besef hoe belangrijk de boodschap is waar wij mee bezig zijn en door het respect en de liefde voor de mens voor wie

die boodschap bestemd is. Deze dienst volbrengen met slordigheid, met demagogie of met sektarisch dogmatisme, is

hem vervalsen. Verondersteld, uiteraard, dat deze boodschap persoonlijk beleefd wordt, moet de jezuïet er zich voor inzetten met een zelfdiscipline zonder welke intellectuele strengheid en competentie niet mogelijk zijn, evenmin als

de ‘veeleisende en diepgaande studie die steeds meer vereist is om de problemen van vandaag te begrijpen en tot een

oplossing te brengen: in de theologie, de filosofie, de menswetenschappen’ 6

Diezelfde voorbereiding en competentie zal de jezuïet bekwamen om ideeën en gedragingen op hun waarde te

schatten en zal in hem een kritische geest tot ontwikkeling brengen, die des te noodzakelijker is naarmate in onze

tijd de verwarring van ideeën en de begoocheling van verleidelijke ideologieën zo algemeen verbreid zijn.7

8. Liefde voor de Kerk, voor de hele Kerk, voor het hele volk van God (hiërarchie en volk), zien wij als een positieve

overgave van de gehele persoon aan de opbouw van de éne Kerk van Christus. Deze liefde, die altijd een onderdeel

heeft gevormd van de methode van de Sociëteit, neemt concrete vormen aan:

— Het is een liefde bestaande in openheid en diep respect voor iedere gelovige en voor zijn geloof. In het

bijzonder voor het geloof van de ‘kleine luiden’8 door hen in hun eigen kader te dienen en hen te accepteren in

de spontane uitingen van hun volksreligiositeit.

— Een liefde die zich hierin vertaalt dat ‘ons gemoed voorbereid en bereidwillig is om in alles te gehoorzamen’9

aan de wettige herders en ontvankelijk en actief mee te werken aan hun leergezag.

— Een liefde die een steun betekent voor de inspanningen van de beoefenaars van de gewijde wetenschappen om

ons verstaan van de Openbaring steeds meer te verdiepen en te verrijken, en op een ander vlak een liefde die

nabije catechese wordt voor en met alle mogelijke ‘kinderen en ongeletterde mensen’.10

— Een liefde die de problemen en beperkingen van de Kerk doet beleven, ervaren en verduren als eigen problemen

en beperkingen en die met de vrijheid en nederigheid van de kinderen Gods de dienst van naastenliefde bewijst

van een ‘opbouwende’ en in wezen op zichzelf gerichte kritiek.

9. Gevoel voor de ‘zeer kleine Sociëteit’11, want we dienen dubbel als we dienen zonder verlangen de hoofdrol te

spelen, in stilte en in het besef dat wij hand in hand staan met vele andere dienaren en met hen samenwerken en met

alle mensen van goede wil.12

Page 36: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 36 -

Nog sterker: anonimiteit in het dienen is een dimensie die, bij gelijke omstandigheden, de voorkeur verdient, want in

het navolgen van Jezus Christus brengt deze ons in die diepe dimensie van de derde wijze van nederigheid die de

Geestelijke Oefeningen voorstellen als de hoogste mate van navolging, vooropgesteld dat ‘de lof en de eer van zijne

goddelijke Majesteit gelijk blijft’.13 Deze bedoeling om te dienen zonder ‘op te vallen’ is niet alleen een innerlijke

houding, maar heeft zijn weerslag in een uiterlijke, vrijwillig gekozen eenvoud, die spreekt uit een ‘voor het uiterlijk

gewone’ wijze van handelen en uit de afwezigheid van bijzondere onderscheidingstekens buiten het ‘algemene en

goedgekeurde gebruik van fatsoenlijke priesters’.14

10. Gevoel voor onderscheiding is kenmerkend voor onze methode. Het is ongetwijfeld een gave van de Geest, maar

een mens kan die langzaam in zich ontwikkelen met behulp van diezelfde Geest en zich onderwerpen aan zijn pedagogie, zoals heel het leven van Ignatius laat zien.

Het gaat erom mannen te worden die via een lange en nooit afgesloten ervaring van de Heer, evenals Ignatius, een

permanente houding hebben van zoeken en luisteren naar de Heer en die een zeker bovennatuurlijk vermogen

krijgen om te merken waar Hij is en waar Hij niet is.

Dit kenmerk is voorwaarde en grondslag voor iedere evangelisatiewerkzaamheid, voor zover die noodzakelijkerwijs

profetisch is.

Zonder dit kenmerk is die werkzaamheid niet echt meer en breekt ze de Kerk en de Sociëteit af in plaats van ze op te

bouwen.

11. Fijngevoeligheid voor wat de kuisheid betreft. 1k doel hier uiteraard niet op de trouw aan de aan God gedane

belofte in de tweede gelofte om te volharden in de staat van het heilige celibaat en ook niet op het beoefenen van de

deugd van kuisheid.

Geen van beide zaken zou opgevat kunnen worden als een karakteristiek kenteken van onze methode, aangezien ze

gelden voor alle religieuzen.

Toch heeft Ignatius, die aan deze materie in zijn wetgeving niet meer dan één zin - een tussenzin, om precies te zijn

- heeft gewijd, heel veel andere, aanvullende reglementeringen opgesteld om de jezuïeten te helpen niet alleen goed

te zijn maar het ook te lijken: de regels van de modestie, van het aanraken, van de gezel, de rekenschap van

geweten, de clausuur enz.

De omzichtigheid en de reserve van de jezuïeten in deze materie werd heel spoedig spreekwoordelijk.

Vandaag de dag, nu de sociologische en culturele omstandigheden waarin onze apostolische werkzaamheid zich

afspeelt, zo’n ingrijpende verandering hebben ondergaan, soms tot een toegeeflijkheid en algemeen verbreid

naturalisme toe, moet een jezuïet, in welke omgeving hij zich ook bevindt, in iedere vorm van samenwerking en

dienst met mannen en vrouwen, zich zo presenteren en zich gedragen dat zijn staat van exclusieve toewijding aan

God duidelijk blijft, als hij wil handelen volgens de methode van de Sociëteit.

‘Sensus Societatis’

Met de hierboven aangeduide punten is niet volledig gezegd wat onze methode is of niet is. Het gaat om een

levensinspiratie die aan iedere a priori omschrijving ontsnapt en die toch maakt dat een zoon van de Sociëteit ook in

de meest onvoorziene situaties altijd handelt en reageert op een consequent Ignatiaanse en jezuïtische manier.

Men zou kunnen zeggen dat onze methode eendrachtig samengaat met een zekere ‘sensus Societatis’ (een aanvoelen

wat de Sociëteit is), waarover Nadal reeds sprak, een soort zesde zintuig of een voorwaardelijke reflex, die op den

duur natuurlijk wordt in diegene die het charisma van de Sociëteit volledig leeft. Want deze ‘sensus Societatis’ is

uiteindelijk niets anders dan een Ignatiaanse concretisering van de ‘sensus Christi’ (een aanvoelen van wat en wie

Christus is) waarnaar iedere jezuïet streeft, die er bij veronderstelling op gericht is zich te vereenzelvigen met

Christus, vooral door middel van de diepe christologische ervaring die de Oefeningen zijn.

Vandaar dat zowel de vorming van onze jongeren als de voortgezette vorming van allen mede bepaald moeten worden door de doelstelling de ‘sensus Societatis’ in stand te houden en te verlevendigen ten einde volledig jezuïet

te blijven en in staat te antwoorden op de uitdagingen van onze tijd. Deze ‘sensus Societatis’ kan niet verkregen of

bewaard worden zonder een echte ‘sensus Christi’.

Gebed tot Jezus Christus, ons voorbeeld

“Heer, bij het mediteren over onze methode heb ik ontdekt dat het ideaal van onze methode uw methode is. Daarom

kijk ik naar U met de ogen van het geloof om uw verheerlijkt gelaat te beschouwen zoals het in het evangelie

Page 37: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 37 -

verschijnt. 1k ben een van degenen van wie Petrus zegt: ‘Hem hebt gij lief zonder Hem ooit gezien te hebben. In

Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn’ (1 Pet

1,8).

Heer, U hebt ons zelf gezegd: ‘1k heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb’ (Joh

13,15). Ik Wil U navolgen zozeer dat ik tot anderen kan zeggen: ‘Weest mijn navolgers, zoals ik het ben van

Christus’ (1 Kor 11,1). Al kan ik het niet zo letterlijk zeggen als de H. Johannes, ik zou toch tenminste met het vuur

en de wijsheid die Gij mij verleent in staat willen zijn te verkondigen:

‘wat ik gehoord heb, wat ik met eigen ogen gezien heb, Wat ik met eigen handen heb aangeraakt aangaande het

Woord van Leven; want het Leven is verschenen en ik heb het gezien en ik getuig ervan’ (vgl. 1 Joh 1,1-2).

Geef mij bovenal de ‘sensus Christi’ die Paulus bezat: opdat ik met Uw gevoelens van Uw Hart kan voelen waarmee U de Vader en de mensen liefhad. Nooit heeft iemand grotere liefde gehad dan U, die UW leven hebt

gegeven voor Uw vrienden en die met uw dood aan het kruis de totale vernedering, de ‘kenosis’ van uw

menswording ten diepste hebt doorgevoerd. Ik wil U navolgen in die innerlijke en uiterste gesteldheid en ook in Uw

leven van iedere dag, door zoveel mogelijk te handelen zoals U deed.

Leer mij UW manier van omgaan met de leerlingen, met de zondaars, met de kinderen, met de Farizeeën, of met

Pilatus en Herodes; ook met Johannes de Doper nog voor hij geboren Werd en later bij de Jordaan. Zoals U omging

met UW leerlingen, vooral de meest intieme: met Petrus, met Johannes en ook met de verrader Judas. Laat mij delen

in de fijngevoeligheid waarmee U met hen omging aan het meer van Tiberias, toen U eten voor hen klaarmaakte, of

toen U hun de voeten Waste. Laat mij van U leren hoe U at en dronk, zoals Ignatius deed (0.0. 214); hoe U deelnam

aan maaltijden; hoe U zich gedroeg als U honger en dorst had, als U moe was van de apostolische reizen, als U moest rusten en tijd nemen om te slapen.

Leer mij mee te lijden met de lijdenden, met de armen, met de melaatsen, met de blinden en de lammen; laat mij

zien hoe U uw diepste gevoelens liet zien en zelfs tranen vergoot of toen U die doodsangst voelde waardoor U bloed

zweette en waardoor U het nodig had dat een engel U troostte. En vooral wil ik leren hoe U uiting gaf aan die hevige

smart op het kruis, toen U zich verlaten voelde door de Vader.

Het beeld dat ik van U in het evangelie zie is: edel zijn, verheven, vriendelijk en voorbeeldig, met een volmaakte

harmonie tussen leven en leer, zodat zelfs uw vijanden verklaarden: ‘Gij zijt oprecht en leert de weg van God in

oprechtheid. Gij stoort U aan niemand, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen’ (Mt 22,16); ik zie in het

evangelie uw manhaftige manier van doen, hard jegens Uzelf in ontberingen en moeiten; maar jegens de anderen vol

goedheid en liefde en verlangen hen te dienen.

U was inderdaad hard voor degenen die kwade bedoelingen hadden; maar het is ook waar dat U door uw

beminnelijkheid de menigten aantrok, zodat ze zelfs vergaten te eten; de zieken voelden dat U medelijden met hen

zou hebben; doordat U wist hoe de mensen leefden, kon U spreken in gelijkenissen die de nederigen en eenvoudigen

konden verstaan; waar U kwam, verspreidde U vriendschap, in het bijzonder bij uw liefste vrienden, zoals Johannes,

of bij de familie van Lazarus, Martha en Maria; U maakte dat er rustige blijdschap heerste op een familiefeest, zoals

in Kana.

U was voortdurend in contact met uw Vader, in het gebed als het nog nacht was of de anderen sliepen en dat gaf U

troost en de nodige adem om het Koninkrijk te prediken. Leer mij hoe U kijkt, hoe U keek naar Petrus om hem te

roepen of om hem tot inkeer te brengen; of hoe U keek naar de rijke jongeling die er niet toe kon besluiten U te volgen; of hoe U vol goedheid keek naar de menigten die rond U samenstroomden; of vol toorn toen U uw blik liet

rondgaan in de synagoge.

1k zou U willen leren kennen zoals U bent: als uw beeld op mij inwerkt, is dat genoeg om mij te veranderen. De

Doper erkende U als zijn meerdere in zijn eerste ontmoeting met U; de honderdman van Kafarnaüm voelde zich

overstelpt door uw goedheid; en wie getuigen waren van de grootheid van uw wonderen werden bevangen door een

gevoel van ontzetting en verwondering. Ook uw leerlingen werden overvallen door hevige verbazing; en de

gerechtsdienaren in de Hof vielen bevreesd neer. Pilatus voelde zich onzeker en zijn vrouw was hevig verschrikt. De

honderdman die U zag sterven, ontdekte daarin dat U goddelijk bent.

1k zou U willen zien zoals Petrus U zag, toen hij na de wonderbare visvangst door schrik werd overvallen en zich in

uw tegenwoordigheid ervan bewust werd dat hij een zondaar was. 1k zou uw stem willen horen in de synagoge van Kafarnaüm of op de Berg of toen U de menigte toesprak en leerde met gezag, een gezag dat alleen de Vader U

gegeven kon hebben.

Page 38: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 38 -

Maak dat wij van U leren in de grote en kleine dingen door uw voorbeeld te volgen van totale overgave aan de liefde

tot de Vader en tot de mensen die onze broeders zijn, wetend dat wij heel dicht bij U zijn, want U bent tot ons

afgedaald, en tegelijk dat wij zover van U afstaan, oneindige God.

Geef ons deze genade, geef ons die ‘sensus Christi’ om ons hele leven te bezielen en om ons te leren

overeenkomstig uw geest te handelen tot in uiterlijke dingen toe.

Leer ons uw ‘methode’ opdat het ‘onze methode’ wordt in deze tijd en wij het ideaal van Ignatius kunnen

verwerkelijken: gezellen van U te zijn, een ‘alter Christus’, uw medewerkers in het werk van de verlossing.

1k bid tot uw allerheiligste Moeder Maria, uit wie U geboren bent en die zo’n groot aandeel heeft gehad in de vorming van uw wijze van zijn en van handelen, dat zij van mij en van alle zonen van de Sociëteit haar zonen

maakt, zoals U dat was die 33 jaar met haar hebt geleefd.

Page 39: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 39 -

NOTEN

1 Autobiografie 96, Dagboek 29-30-31, 8

2 Formula Instituti 4; 32e Algemene Congregatie decreet 2, nrs. 13-14, 20, 30-32

3 Form. Instit. 3,5; Constituties 4, 42, 398, 478, 499, 565, 566, 640, 816; 32e A.C. deer. 2, 28.

4 Constituties deel VIII

5 Geestelijke Oefeningen (0.0.) nr. 362

6 32e A.C. deer. 4, 35

7 Form. Instil. 4,6; Brief over de volmaaktheid 1; 32e A.C. deer. 2, 25

8 G.O. 362

9 G.O. 353

10 Const. 69, 528 11 Const. 1, 134, 190, 318, 638

12 32e A.C. deer. 2,29

13 G.O. 167

14 Form. Inst. 8; Const. 8, 580

Page 40: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 40 -

VIII

Kerk - dienst en heerschappij

TOESPRAAK IN DE SINT-PETRUSKERK IN KEULEN 22 AUGUSTUS 1980

Paus Johannes Paulus II heeft het thema ‘Kerk - dienst en heerschappij’ in het slotdeel van zijn encycliek

‘Redemptor hominis’ behandeld onder de titel: ‘De roeping van de christen: dienen en heersen’. De gelijkwaardige

nevenschikking van deze beide begrippen, die enigermate suggereert dat ze identiek zijn, is in het geheel van de

encycliek van doorslaggevende betekenis. Na enkele inleidende beschouwingen ontvouwt de paus in het tweede

deel van de encycliek het mysterie van de verlossing en de kracht daarvan om de schepping te vernieuwen en om de

Kerk te sterken voor haar zending. Dit deel is een commentaar op het eerste woord van de encycliek: redemptor,

verlosser.

Het derde deel onderzoekt vervolgens het tweede begrip: hominis, van de mens. Het gaat om de verloste mens en

om zijn plaats in de huidige wereld. De mens komt naar voren als het punt waar alle wegen van de Kerk

samenkomen, want Christus heeft zich met iedere mens verbonden. De mens komt echter ook naar voren als een

wezen dat bang is voor zichzelf en angst ondervindt voor zijn eigen daden, omdat hij de zin van de hem door de Schepper gegeven heerschappij heeft verdraaid. De heerschappij over de schepping is verworden tot heerschappij

van enkelen over de anderen, in dictatuur, uitbuiting, opeenhoping van bezit, uitsluiting. Op de plaats van de liefde

is vaak haat gekomen.

We zouden ‘de verlossing’ en ‘de toestand van de mens’ in een Hegeliaanse dialectiek kunnen opvatten als these en

antithese. De synthese geeft dan het laatste deel van de encycliek, dat gaat over de zending van de Kerk en de

bestemming van de mens. Het thema dat ik hier wil behandelen, vormt daarin de belangrijkste kern van de

gedachtegang: verheerlijking van het dienen als een koninklijke opgave als men de mens voor Christus wil winnen.

La n we eerst eens kijken in het Nieuwe Testament. Christus verbindt zijn Blijde Boodschap uitdrukkelijk en

opnieuw met het begrip van het Rijk Gods of van de heerschappij van God en Hij wil dat deze boodschap door zijn

apostelen over de hele wereld verkondigd wordt. Dit rijk dat Jezus verkondigt, is echter niet alleen het eschatologische rijk, dat tot voltooiing komt als Christus als overwinnaar over alle vijanden ‘het koningschap aan

God de ‘ader zal overdragen’ (1 Kor 15,24). Het is in aanzet nu reeds werkelijkheid en het groeit in ieder van ons. In

ons en door ons begint nu reeds het herstel van de oorspronkelijk door God gewilde ordening: in ons zijn en doen, in

onze verhouding tot God en tot de mensen en in de manier waarop wij de rest van de schepping bezitten en

beheersen. Dat wil zeggen: in ons en door ons geschiedt nu reeds heerschappij van God. Christus roept allen tot dit

rijk en wil ieder laten deelnemen aan zijn koninklijke waardigheid van ‘hoofd van alle heerschappijen en machten’

(Kol 2,10). Maar hier op aarde is bet rijk niet zoals de leerlingen dachten en zoals wij het ons nog steeds vaak

voorstellen: een rijk van grote macht en ‘-aai. De manier waarop wij in het rijk komen, kan niet verschillen van de

manier van Christus. Want ‘God heeft in Hem de ganse volheid willen laten wonen en in Hem en door Hem alles

met zich willen verzoenen’, omdat Hij ‘door zijn bloed aan het kruis alles op aarde en in de hemel tot vrede heeft

gebracht’ (Kol 1,19-20). Daarom verbindt Christus een voorwaarde aan dat rijk: de overgave van zichzelf in dienst

van de mensen. Hij is de knecht Gods die de wil van de Vader aanneemt en in volstrekte ootmoed eraan gehoorzaamt. En Hij leeft onder de mensen als ‘iemand die bedient’ (Luc 22,27), hoewel Hij de Heer en Meester is.

De gelijkenis die laat zien wie tot het rijk wordt toegelaten en wie niet, geeft als reden voor de uitsluiting uit het rijk:

‘omdat jullie Mij (in de noodlijdende broeders) niet hebt gediend’ (Mt 25,44).

De grond van deze verplichting van ons jegens iedere mens om te dienen, is gelegen in het feit dat alle mensen,

evenals wij, beeld en kind van God zijn. Daarom is iedere mens onze broeder en mede-erfgenaam van het rijk Gods.

De verkondiging van deze werkelijkheid vormt de eigenlijke openbaring van de Eengeborene die mens werd, en de

kwalitatieve sprong die zijn menswording en het daaruit voortkomende heilsgebeuren betekenen. Hij heeft ons

geopenbaard dat wij, evenals Hij zelf, ‘Abba, Vader’ mogen zeggen (Rom 8,15), dat wij in waarheid kinderen van

God zijn en broeders van elkaar. Uit deze universele broederschap wordt de eis afgeleid van een universele

bereidheid tot dienen. Deze gelovige visie op het dienen is heel belangrijk.

Christus maakt ook een einde aan de subtiele tweedeling van het Oude Testament, dat onderscheid maakte tussen

liefde voor God en liefde voor de naaste: ‘Wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij

voor Mij gedaan’ (Mt 25,40). Uit de ondeelbaarheid van de liefde tot God en de liefde tot de broeders volgt nu ook

de ondeelbaarheid van de diaconie van het geloof en de diaconie van menselijke hulp. De onzekerheid die men vaak

in de Kerk kan waarnemen ten aanzien van de dienst die haar past - met name in het apostolaat van priesters,

religieuzen en kerkelijk geëngageerde leken -, ontstaat doordat men deze gedachte niet goed heeft begrepen of er

niet genoeg aandacht aan heeft gegeven: alles komt voort uit de liefde en moet zich ontwikkelen en verder brengen

tot een hogere liefde. De liefde staat in zekere zin boven alles en sluit verschillende diensten in: opwekking tot

Page 41: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 41 -

geloof, maar ook ontwikkelingshulp, bevordering van de gerechtigheid enz. Maar niets wat echt christelijk hoort te

zijn, kan zonder liefde gebeuren. Er bestaat derhalve geen volledige verkondiging en beleving van het geloof zonder

een overeenkomstige mate aan hulp en bevordering van de gerechtigheid.

Beide’ zijn wezenlijke elementen en integrerende bestanddelen van de liefde. Omgekeerd kan wat ons ertoe brengt

de gerechtigheid te bevorderen met middelen van onwettig en ruw geweld geen liefde zijn.

We kunnen wat tot nu toe gezegd is, als volgt samenvatten:

Christus heeft door zijn overgave aan de wil van de Vader ten dienste van de mensen een nieuwe heerschappij van

de mensheid in de kosmos gesticht. Iedereen krijgt daar deel aan die deze heerschappij in zich tot uitwerking laat komen. Dat gebeurt als iemand zich in navolging van Christus overgeeft aan de dienst van de broeders en zo de

liefde in deze wereld laat heersen. Deze liefde is enkelvoudig en draagt God en alle mensen in het hart bij alles wat

ze doet.

zou dit willen verduidelijken met een concreet voorbeeld:

Een van onze Amerikaanse provinciaals kreeg een dringend verzoek om hulp: ‘Twee miljoen Cambodjaanse

vluchtelingen bevinden zich in een wanhopige situatie; we zuilen er rekening mee moeten houden dat niet minder

dan 25.000 van hen in de komende maanden zullen sterven door honger en ziekte; wij hebben een expert nodig voor

het organiseren van de hulpacties ter plaatse; hij moet terstond beschikbaar zijn.’

De keuze van de provinciaal viel op pater Foster, die al eerder soortgelijke situaties de baas had moeten blijven. Hij

was juist bezig een serie Geestelijke Oefeningen te geven.

Vijf dagen later stond pater Foster aan de grens van Cambodja, met de opdracht: in Christus’ naam die twee miljoen

broeders en mede-erfgenamen van het Rijk te dienen die zich misschien van deze waardigheid niet bewust waren,

maar die daarom niet minder recht op liefde hadden dan diegenen die zich er wel van bewust waren. De toestanden

die hij aantrof, vallen nauwelijks te beschrijven: volledig ontredderde mensen, vervuild drinkwater, rampzalige

hygiënische toestanden, duizenden mensen samengeperst in uiterst enge ruimten, promiscuïteit en alle mogelijke

ellende. In het kamp dat hem was toegewezen, stierven dagelijks meer dan veertig mensen.

Het gaat ons hier niet om de technische behendigheid waarmee het pater Foster lukte om de verdeling van

levensmiddelen, de verbetering van de sanitaire voorzieningen en de verzorging van de zieken in korte tijd zo te

organiseren, dat er zich weldra geen sterfgevallen meer voordeden. Waar het ons om gaat, is de opvatting die hij had

van zijn dienst. Hij berichtte mij: ‘Het werk dat ik doe, lijkt misschien onzinnig en er zouden talloze aanmerkingen op kunnen worden gemaakt... vanuit de vertel Het eerste gevoel, dat weldadig is, is het gevoel van volstrekte

persoonlijke onmacht tegenover zo’n catastrofe.’ Dat noopt hem ertoe uitsluitend op de macht van de Verrezene te

vertrouwen en de bovennatuurlijke betekenis van zijn hulpverlening te doorleven: ‘Hoe moet je de nood keren? De

grote internationale organisaties, het Rode Kruis bijvoorbeeld, zijn beter toegerust dan ik. Ik ben evenwel hierheen

gekomen met een kracht die groter is dan ikzelf. Ik verkreeg die kracht twee dagen eerder, toen ik in Rome op

doorreis naar Thailand de basiliek van het Vaticaan betrad en bad voor de Pietà van Michelangelo. Ik begreep dat de

dode Christus, die de Moeder Maria in haar schoot hield, het volk van Cambodja was dat ik moest steunen. Zoals

Christus is opgestaan, zo zou ook dit volk opstaan. Ik bracht hun Christus door mijn werk, door mijn woord en met

name door de eucharistie. In één woord: ik bracht hun een grote, meeslepende hoop, die zin gaf aan hun moeite en

hun de kracht gaf te doen wat mogelijk was en wat niet veranderd kon worden te verdragen. Mijn boodschap was de

boodschap van solidariteit, van bemoediging om aan het werk te gaan, van onwrikbare hoop en van de opstanding.’ Volgens mij is dit de houding van een priester die de Kerk naar zo’n rampgebied stuurt: vasthouden aan het geloof

en aan de zin van zijn zending, een volstrekt bewustzijn van zijn persoonlijke onmacht, een onbegrensde liefde die

zich uit in dienen en een volledig vertrouwen op de macht van het woord en van de genade van Christus, die de

dood over:t door de hoop en vreugde van de verrijzenis. ‘Ik ben niet hierheen gekomen’, schrijft hij verder, ‘om

uitvaartdiensten te houden, maar om het paasoffer op te dragen, ‘‘ zowel kruis als verrijzenis is.’ Alle elementen die

de authentieke dienst aan de mens in Christus’ naam vormen, zijn hier aanwezig: oproep en zending, volledige

beschikbaarheid, overgave tot het op het spel zetten van eigen leven en gereed staan om het opgedragene ook te

doen. Hierin komt bet besef deel te hebben aan de koninklijke dienst van Christus evenzeer tot uitdrukking als het

besef een verkondiger van de Blijde Boodschap te zijn.

We moeten nog enige aspecten van wat tot nu toe gezegd is, uitdiepen. Ik heb daarbij vooral de landen en de kerken

van de Derde Wereld voor ogen, ten eerste omdat je daaraan de vraag van het dienen en heersen van de christen goed kunt verduidelijken; ten tweede omdat het kijken naar de problemen van de mensheid op wereldschaal

dringend noodzakelijk is en wij dat moeten leren; en ten slotte omdat het kijken naar wat zich in de kerken ginds

afspeelt wel eens n soort therapie door middel van verse cellen zou kunnen zijn voor ons oude, ietwat moede

Page 42: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 42 -

Europa. Als de wezenlijke punten van het echte dienen en het ware heersen eenmaal begrepen zijn, kunnen ze

gemakkelijk worden toegepast op de onderscheiden levenssituaties van de enkeling.

Op de eerste plaats moeten wij leren dat er geen werkelijke dienst en geen effectieve duurzame oplossing bestaat, als

men in zijn scala van waarden niet de eerste plaats boven alles inruimt voor de mens die men dient. De verbetenheid

waarmee men probeert met behulp van technologie en fincië1e oplossingen in de Derde Wereld tot resultaat te kome

n zonder voldoende acht te slaan op de mensen, kan er alleen maar toe leiden de op te lossen problemen eerder r toe

te spitsen of de ene categorie van problemen van materië1e aard te vervangen door een andere: door

verontmenselijking, depersonalisatie, onteigening, afzondering, foltering. Voorbeelden daarvan zijn de economische

projecten in het kader waarvan grote aantallen mensen worden gedwongen zich elders te vestigen; de grote

bouwondernemingen die ecologisch gezien verwoestende schade aanrichten; de import van overbodige consumptiegoederen die a!leen maar nieuwe behoeften scheppen of waarop degenen voor wie ze bestemd zijn niet

voorbereid zijn om ze te gebruiken of te verbruiken, met het gevolg dat ze genoodzaakt worden culturele ‘sprongen’

te maken die het natuurlijke ritme van de ontwikkeling verstoren. Dit alles kan gestaafd worden met concrete

voorbeelden, die algemeen bekend zijn. Er bestaat geen werkelijk menselijke oplossing, als die niet de mens in

aanmerking neemt en hem wil dienen.

Deze mens die wij dienen, is ondeelbaar. Wij mogen geen vivisectie op de mens toepassen, doordat wij ofwel zijn

lichaam veronachtzamen en ons alleen maar moeite geven de behoefte van zijn ziel te dienen, ofwel door omgekeerd

oplossingen op uitsluitend materiële, economische of technische grondslag aan te bieden. De hachelijke toestand van

de wereld van vandaag kan grotendeels toegeschreven worden aan het feit dat in onze tijd de technische vooruitgang

en de ontwikkeling van de beschaving sneller gingen dan de ontwikkeling van de morele en ethische krachten van de mens. Het gevolg is dat in de scala van waarden het ding vaak boven de mens staat en dat de ontwikkeling

ontsnapt is aan de controle van een verstandige en menselijke planning en een dodelijke bedreiging is geworden

voor de mens die haar op gang heeft gebracht. Wij moeten het primaat van de mens boven het ding in ere herstellen

en weer de juiste koers geven aan de ontwikkelingsgang van onze beschaving.

Vervolgens moeten wij de juiste betekenis begrijpen van een liefde die door het christelijk geloof gedragen wordt. Ik

wil hier wat langer bij stilstaan.

De technologie verrast ons telkens met steeds grotere en betere prestaties. De productie van goederen neemt

gestadig toe. De communicatie wordt steeds sneller en uitgebreider.

Daardoor zouden we haast gaan geloven dat de nood in de wereld dus kleiner wordt en dat de problemen verminderen. En toch is dat niet zo: in een verslag van de president van de Wereldbank, McNamara, staat onder

andere: ‘Zelfs als de optimistische voorspellingen voor de economische groeipercentages in de ontwikkelingslanden

in vervulling gaan, zullen er aan het einde van deze eeuw rond de 600 miljoen mensen in “absolute armoede” leven.

“Absolute armoede” is een levensstandaard die dermate wordt gekenmerkt door ondervoeding, onwetendheid,

ziekte, kindersterfte en geringe levensverwachting, dat deze ver beneden het gepaste niveau blijft van wat men

menswaardig noemt... We kunnen zien aankomen dat de bevolking van die landen zal toenemen van 2,1 miljard in

het jaar 1975 tot 3,5 miljard in het jaar 2000.’ Als het ons niet gelukt de duizelingwekkende uitbreiding van de

armoede af te remmen, dan zullen er tegen het einde van de eeuw 1,3 miljard mensen - onze broeders - zijn die in

materiële ellende leven. Zoals gezegd - als al die optimistische voorspellingen uitkomen.

Ook de cijfers van de Club van Rome van mei 1980 zijn weinig bemoedigend. In de industrielanden in ‘het Noorden’, waar 25 procent van de wereldbevolking leeft, concentreerde zich in 1975 bijna 80 procent van het bruto

industrieproduct. Vijf jaar later is al 84,3 procent onder hun controle. Voor het overige drie vierde deel van de

wereldbevolking blijft nog 15,7 procent van de productiegoederen over.

Ik heb sterk de indruk dat bij de beschouwing van zulke studies, die op eminente wijze zijn verricht en waarbij het

om enorme bedragen gaat, de kern van het probleem niet wordt aangeraakt. Ook niet als de Club van Rome als

wezenlijke oplossing om een ‘etnische en culturele revolutie’ vraagt en de tomeloze concurrentie wil vervangen

door een ethiek van solidariteit.

Na twee jaar overleg met veel vooraanstaande politici en specialisten op verschillend gebied van de internationale [1

ontwikkeling geeft de zogenaamde ‘Noord-Zuid-commissie’ bij monde van haar voorzitter Willy Brandt toe, dat de

problemen van de ontwikkeling in de wereld niet primair van economische aard zijn en dat zij ‘te belangrijk zijn om ze alleen over te laten in de handen van regeringen en specialisten’. En verder staat er: ‘De nieuwe generatie in de

wereld heeft meer nodig dan economische oplossingen; zij heeft inspirerende ideeën nodig, hoop die kan bezielen,

en zij moet de eerste stap naar verwerkelijking zien. Wat zij nodig heeft is geloof in de mens, geloof in de waarden

van gerechtigheid, vrijheid, vrede, wederzijdse hoogachting, liefde en grootmoedigheid, geloof in het primaat van

Page 43: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 43 -

het verstand boven het geweld.’ Dat zijn verbazingwekkende woorden, maar zoals zo vaak is daarvan in de

volgende driehonderd bladzijden niets meer te zien; daarin staan a!leen nog maar technische adviezen. Het verslag

groepeert zijn argumenten om het ‘principe van de wederzijdsheid van de belangen’, hoewel het toegeeft dat het

eigen belang op zich nog geen voldoende grond is om de nodige veranderingen aan te brengen. Aldus doet men

opnieuw een beroep op een solidariteit ‘die boven de wederzijdse belangen uitgaat’.

Ik heb deze zinnen aangehaald om te laten zien, hoezeer de verantwoordelijken en specialisten zich tegenover de

steeds groter wordende problemen van de wereld van vandaag gedwongen zien steeds ondubbelzinniger terug te

komen op waarden en begrippen die uiterst menselijk en uiteindelijk religieus zijn. Maar aan al deze concrete

voorstellen voor oplossingen en hulp ontbreekt het transcendente en doorslaggevende element. Daardoor baseren zij

zich op een visie op de wereld en op de mens die een wezenlijke dimensie vergeet. Wat ontbreekt is de draagkrachtige fundering van een geloof in de mens en in de liefde voor de mens door het geloof in God, wiens

wezen liefde is. Want dienst aan de mens en uitbreiding van de heerschappij van God horen bij elkaar.

Ik geloof dat dat de zin is van de dringende oproep die paus Johannes Paulus II in zijn paasboodschap van 1980

richtte tot hen ‘die bouwen aan een menselijke wereld’: ‘Vergeet Christus niet, wijs Hem niet af, u die in welk

opzicht en op welk gebied ook bouwt aan de wereld van vandaag en morgen, de wereld van cultuur en beschaving,

de wereld van economie en politiek, de wereld van wetenschap en communicatie. Bouwt u een wereld van vrede - of

van oorlog? Een wereld van ordening - of van terreur? Wijs Christus niet af, Hij is de hoeksteen!’

Er is veel dat reden geeft te hopen, dat in de komende tientallen jaren de honger naar het absolute, een vernieuwd

geloof in het bestaan van God en de erkenning dat de wereld en Hij met elkaar te maken hebben, zich zullen uitbreiden. Ik baseer mijn hoop op enkele tekenen des tijds, onder andere:

— Het diskrediet waarin het historisch materialisme is geraakt. Nog slechts enkele tientallen jaren terug bood dat

zich aan als de uitvoerende erfgenaam van het filosofisch materialisme en als waarborg voor een betere en

vrijere wereld, terwijl men thans in steeds bredere kringen de ontoereikendheid ervan op menselijk en sociaal

vlak onderkent en oog heeft voor de uit elkaar drijvende bewegingen.

— Het steeds duidelijker, steeds meer verbreide en steeds krachtdadiger besef van de rechten van de mens, vrij

van discriminatie en zonder onderscheid. Het fundament van deze rechten wordt - met verschillende

schakeringen en uiteenlopende opvattingen - opgevat als iets transcendents. Het gezag van de Organisatie van

de Verenigde Naties, waar de thematiek van publiek menselijke waarden een brede instemming vindt, heeft

als grondslag de verdediging van de mens, christelijk gezegd: de dienst aan de mens. Met een programma dat

hiervan afwijkt kan vandaag de dag niemand een leidende positie op wereldvlak innemen. — De toenadering van de wetenschap tot een theïstische verklaring van het heelal. De kortsluitingopvatting van

de wetenschap van de 19e eeuw heeft bij de beoefenaars van de biochemie, de astrofysica, de kernfysica, de

wiskunde en de wetenschappelijke filosofie plaats gemaakt voor een verstandiger en meer uitgewogen

houding ten aanzien van het eigen vermogen om een heelal te verklaren dat hen dagelijks in het groot en in het

klein voor ongelofelijke verrassingen plaatst. Niet de verbazing over het wonderbare, maar de dringende

noodzaak van een verklaring doet hen de ogen omhoog richten.

De mens hongert naar het absolute dat zijn leven zin geeft. Ik herinner mij een uitspraak van een jonge niet-

christelijke Japanner - heel lang geleden - toen ik met hem over God sprak: ‘Ik dacht al dat het zo moest zijn!’ Is dit

inzicht, dit vermoeden, niet een onbewust, maar levendig ondervonden verlangen van veel mannen en vrouwen van

onze tijd?

Als wij deze stand van zaken zo waarderen - zonder de omvang van de afval van het geloof in God te ontkennen; die

staat ons ook voor ogen -, dan betekent dat geen triomfalisme of naïviteit. Doordat we weet hebben van de gunstige

omstandigheden worden we veeleer aangespoord om meer en beter te dienen.

We gaan nu een stap verder. Onze deelname aan de dienst van Christus moet de wijze van dienen van Christus

volgen. Hij heeft zich van zichzelf ‘ontdaan’, Hij gaf zich over aan iedere macht van buiten en nam de gedaante aan

van een dienstknecht (vgl. Fil 2,7). De Kerk kan nu in haar dienen niet anders te werk gaan. Zij mag zich niet

verbinden met de ‘machten’. Als veel grootmoedige diensten niet het verwachte resultaat hebben gehad maar zelfs

ressentiment of verweer hebben opgeroepen, komt dat vaak doordat zij vanuit een machtspositie - of wat er zo

uitzag - bewezen werden. Macht - of wat er zo uitziet - vernietigt de geloofwaardigheid van het getuigenis. Jonge

volkeren en jonge Kerken hebben het prachtige vermogen, eigen aan de jeugd, om aan te voelen of iemand die tot hen spreekt of die t dient, oprecht is dan we! bijbedoelingen heeft. Waar iemand een machtspositie inneemt - ook a!

geeft hij dat zichzelf niet toe of komt het voort uit een verlangen beter te die‘n -, daar heeft hij onwillekeurig ook

een gevoel van superioriteit, dat tegengesteld is aan de geest van het dienen. In n land uit de Derde Wereld heeft

men mij over het onvermoeibare werk van een vertegenwoordiger van een buitenlandse charitatieve organisatie

Page 44: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 44 -

gezegd: ‘Ja, pater, ze helpen ons, maar in de grond verachten ze ons.’ Als men de gevoeligheid van de mensen

kwetst, dan heeft het dienen, ook al bereikt het zijn materiële doe!, zijn betekenis ver!oren als oproep tot het rijk

Gods, a!s getuigenis van de liefde die gat tot het geven van zijn !even en die de inzet van het leven bij anderen wekt.

De hulp die de grote mogendheden aan ontwikkelingslanden geven, bereikt vaak niet het politieke doel, doordat de

schenkingen de bijsmaak hebben van machtsuitoefening en de verdenking oproepen van een verborgen eigenbelang.

Ik ga nog verder: voor ons christenen is de overtuiging van eigen onmacht onafwijsbaar. Als we beginnen deze

onmacht te beleven, dan ontdekken we de eigenlijke betekenis van het dienen. De eerste dienst van een apostel is

volledig solidair te zijn met hen die geen macht hebben. Ik moet denken aan een persoonlijke ervaring in dit opzicht,

aan mijn aankomst in Japan. Na een korte opleiding kwam ik in mijn eerste standplaats. Er overviel mij een diep

gevoel van eenzaamheid, van onmacht middenin een onverschillige stad, waarin ik niemand kende en waarvan ik de

taal slechts rudimentair begreep. Dit gevoel van onmacht, van verpletterende ongelijkheid tussen dat wat ik wilde bereiken en mijn feitelijke mogelijkheden, werd slechts in evenwicht gehouden door de zekerheid ‘gezonden’ te

zijn, een stap te doen in Gods naam, en door een diep vertrouwen in Hem. Ik ervoer wat Petrus had meegemaakt:

‘Goud of zilver heb ik niet, maar wat ik heb geef ik U: In de naam van c”ze Heer Jezus Christus, sta op en loop!’

(Hand 3,6).

Ik leerde begrijpen waarom de Heer er de nadruk op legt dat wij in zijn naam handelen: dat wij bidden in zijn naam

(Joh 15,16), bijeenkomen in zijn naam (Mt 18,20), kinderen opnemen in zijn naam (Mt 18,5), duivels uitdrijven,

wonderen doen, oproepen tot bekering in zijn naam (Mc 9,38v, Luc 24,47).

De onmiddellijke vrucht van deze overtuiging van eigen onmacht en van het werken in naam van Jezus is een ander

belangrijk kenmerk van ons dienen: de zuiverheid van onze bedoeling. Deze zuiverheid moet altijd zo helder zijn als kristal voor hen die wij dienen. We moeten zelfs de geringste schijn vermijden, als zouden we geheime belangen

najagen of twee heren willen dienen. Het is niet meer mogelijk evangelisatie te bedrijven volgens het oude model

onder koninklijk patronaat, waarbij de verkondiger van het evangelie, al is het maar onrechtstreeks, meewerkt aan

de politieke consolidering en organisatie. De onafhankelijkheid van de bedienaar van het evangelie van alle politieke

of partijbelangen moet verheven blijven boven iedere twijfel.

Een dienst met de hierboven genoemde kenmerken en die verleend wordt met engagement, bescheidenheid en

onbaatzuchtigheid, maakt zichtbaar hoe arm wij zijn. De paradox is dat wij daardoor juist rijk zijn, omdat het nu

God is die in ons werkt. Hij is het fundament van onze hoop en daarmee ook van die hoop die het eerste is wat wij

de armen en teleurgestelden van deze wereld moeten brengen. ‘De wereld behoort aan hem die haar hoop weet te

geven’, zei Teilhard de Chardin, en in ‘Gaudium et Spes’ staat: ‘Er is alle reden om aan te nemen dat de toekomst

van de mensheid in handen ligt van diegenen die aan de komende generaties redenen tot hoop geven.’ Alleen zulk een hoop motiveert duurzaam tot het helpen van zichzelf waartoe onze hulp mensen in staat moet stellen. Dit zijn

dus de kenmerken van een authentiek dienen:

- De mens moet de voorrang hebben boven a! het andere.

- De God van liefde moet het fundament van het dienen zijn.

- Het dienen mag geen verkapt uitoefenen van macht zijn, maar moet geschieden in het besef van eigen

onmacht.

- Met hoop bezield moeten wij voor alles onbedwingbare hoop zaaien.

Dat moet karakteristiek zijn voor de instelling van wie waarachtig in de zin van de heerschappij van God wil dienen.

Nu nog één overweging die mij met name voor de rijke landen bijzonder belangrijk voorkomt: de wereld heeft behoefte aan een onmetelijke stroom van liefde; de liefde is het enige wat haar kan redden. Maar deze liefde, die

dienen en delen betekent, mag zich niet beperken tot het delen van materiële of technische goederen. Zoals Christus

van mening was dat alle tot dan toe gebrachte offers niet genoeg waren en zichzelf offerde in een uiterst

dienstbetoon, zo is het ook voor ons niet genoeg slechts te geven van wat we hebben, als wij niet ook onszelf geven.

‘Ik zoek niet wat jij hebt, maar jezelf’, zegt de Navolging van Christus.

- Er zijn christenen die hun aandeel aan onrechtvaardige structuren willen vereffenen door privé-werken

van naastenliefde. Ze geven van wat ze over hebben. Deze liefde is niet genoeg.

- Er zijn christenen die zich als het ware voor wettelijk rein houden en die in een grote boog om de

lijdende broeders heen gaan, zoals die priester en die leviet die vóór de Samaritaan voorbijkwamen aan

de gewonde man langs de weg. Deze onverschilligheid is niet genoeg.

- Er zijn christenen die tegenover onrechtvaardige structuren reageren met vormen van geweld, die eveneens onrechtvaardig zijn. En dergelijk geweld is in tegenspraak met het evangelie.

- Er zijn christenen die geven wat zij hebben en daarbij [110]

werkelijk offers brengen. Maar zij geven niet hun persoonlijke inzet. Is die liefde genoeg? Zij is goed

en overeenkomstig het evangelie, maar zij is nog niet genoeg.

Page 45: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 45 -

- Er zijn christenen - en dat is het doe! waarnaar ieder in de mate van de hem toebedeelde genade moet

streven - die met wat zij hebben en zijn, een a!!es omvattend dienen beoefenen. De diaconie van het

geloof en de diaconie van de broederlijkheid zijn aspecten van een en dezelfde bron: de liefde.

Ik vraag mij af, of de noodzaak van een persoonlijke inzet bij het dienen door de christenen van tegenwoordig

voldoende begrepen wordt. Er bestaat geen ‘liefde op afstand’. Op problemen van levensbelang kan men

menselijkerwijs niet a!!een reageren met recepten van de hersens of van het laboratorium. Als ik in de 27 jaar dat ik

a!s missionaris werkzaam was jets heb geleerd, dan is het dit: je moet persoonlijke ervaringen opdoen. Je moet de

problemen van de noodlijdenden aan eigen lijf ervaren. Hoe kunnen mensen die last hebben van te veel calorieën,

weten wat honger is? Wat voor voorstellingen kunnen wij ons vanuit de leunstoel van de Eerste Wereld maken van

de materiële, sociale en geestelijke levenscondities van de paria’s van India? Niet één die de moeite van het vermelden waard is! Daarom leg ik, met name binnen onze orde, zozeer de nadruk op de noodzaak op zijn minst

gedeeltelijk of parttime deel te nemen aan de apostolische dienst in noodgebieden. Daarom wilde Ignatius dat alle

leden van zijn orde, ook de wetenschapsbeoefenaars en beroemde predikanten, daarnaast ook actief zouden zijn in

de catechese aan kinderen, het verplegen van zieken of de zielzorg in gevangenissen. Ik geloof dat zo’n persoonlijke

inzet van de individuele christen en van de Kerk als geheel een rijke winst zou opleveren aan vitaliteit, aan het besef

Kerk te zijn en aan een authentiek getuigenis, waartoe Christus de Heer ons oproept. Hulpacties als Misereor,

Adveniat en andere zijn een voorbeeld van een uiting van broederlijkheid die de gehele wereld omspant. Zo wordt

zichtbaar dat in heel de Duitse Kerk het delen in de kracht van de liefde, de diaconie van het geloof en de diaconie

van de naastenliefde beleefd worden. Wij, aan wie dit delen in liefde rechtstreeks of onrechtstreeks ten goede kwam,

geven graag uiting aan onze bewondering en dankbaarheid jegens de broeders van de Kerk in Duitsland. Ik weet dat

ik daarmee de tolk ben van vele van mijn medebroeders die in de landen van Afrika, Azië of Zuid-Amerika dankzij deze offervaardige vrijgevigheid krachtig hun dienst aan de mensen konden verlenen.

Maar is misschien niet het ogenblik gekomen om een stap verder te gaan, om een kwalitatieve sprong te maken in

deze prachtige actie voor de Kerk en de mensheid? Zou het niet mogelijk zijn, dat deze hulp voortaan niet alleen

financieel maar op een heel persoonlijke wijze verleend wordt, doordat men zich op een of andere manier zelf

‘inzet’? Dat kan gebeuren door een verblijf op termijn in ontwikkelingslanden (met name in noodgebieden als

Cambodja, Oost-Timor, Somalië e.a.); of zonder beperking in het kader van een religieuze gemeenschap; misschien

op bovennationaal vlak voor een Europa dat de wereld werkelijk dient; of thuis in de zorg voor immigranten,

vluchtelingen of andere buitenlandse medeburgers. Kortom, zo dat men in welke vorm dan ook niet alleen maar

‘iets’ maar zichzelf geeft.

Een persoonlijke dienst, rechtstreeks en onmiddellijk, heeft onschatbare waarde en is bovendien een onbedrieglijk teken voor de waarheid van het evangelie. Daardoor worden niet alleen de problemen in de wereld effectiever

aangepakt, maar wordt er ook een krachtig getuigenis gegeven aan al die velen die het geloof niet kennen, opdat zij

Jezus Christus leren kennen, van wie deze broederlijke dienst uitgaat.

Zo’n persoonlijk dienen is ook een winst voor onszelf. Het persoonlijke contact met grenssituaties bewerkt een

radicale innerlijke verandering, een omvorming van de begrippen van mens en van leven. De scala van waarden

wordt op nieuw geordend, het egoïsme wordt teruggedrongen en men voelt zich er sterker toe aangedreven om

verandering te brengen in onrechtvaardige structuren die gecreëerd werden door mensen met een materialistisch

hart. Zij zullen op die manier een nieuwe wereld ontdekken en beleven, de wereld van de echte en universele

broederlijkheid, die haar grond vindt in de liefde van de gemeenschappelijke Vader van alle mensen. Op die manier

ontkomen zij aan de toenemende isolering, die de oorzaak is van talloze psychische ziekten en die volgens uitspraken van vaklieden een van de grootste problemen van de mensheid gaat vormen.

Zo wordt de grote ‘revolutie van de liefde’ verwerkelijkt, die veel dieper gaat en veel radicaler is dan welke andere

revolutie ook. Uit deze broederlijke liefde vormt zich het beeld van een God die liefde is. Zo zullen wij ertoe komen

om in de harten van vele mensen God te laten verrijzen.

Page 46: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 46 -

IX

De Drie-eenheid als inspiratie van het Ignatiaanse charisma

SLOT VAN EEN TOESPRAAK IN HET IGNATIAANSE CENTRUM VOOR SPIRITUALITEIT, ROME, 8 FEBRUARI 1980

Ik geloof dat wij ‘onze methode’ en ook het grondcharisma van de Sociëteit niet volledig kunnen begrijpen en waarderen, als wij daar niet bovenuit weten te komen tot bij de Drie-eenheid. Het charisma van de Sociëteit kan

alleen worden begrepen in het licht van de vertrouwelijke omgang van Ignatius met de Drie-eenheid en alleen zo

kan iedere jezuïet dat charisma ontvangen en beleven; niet omdat het een historisch legaat is, dat zijn oorsprong

heeft in de visie, de bespiegelingen en het vermogen wetten op te stellen en te inspireren van een man, hoe geniaal

hij ook was, maar omdat wij volgens een plan van de Voorzienigheid dat ons zowel nederig als trouw moet maken,

weten dat het een roeping is die juist geïnspireerd is op de beschouwing van de diepste geheimen.

Zoals door het beschouwen van het geheim van de Allerheiligste Drie-eenheid Ignatius in staat was bepaalde

praktische, aan de noden van zijn tijd beantwoordende besluiten te nemen - het stichten van de Sociëteit met haar

eigen charisma -, zo zullen wij, door dit feit in het licht te plaatsen en ook onszelf in datzelfde licht te plaatsen, in

staat zijn dat charisma op onze beurt in al zijn zuiverheid te beleven en meer bekwaam te worden om te beantwoorden aan de noden van onze tijd. Als wij dat doen, dan hebben wij ons ‘aggiornamento’, waar het Tweede

Vaticaans Concilie om vroeg, bereikt door terug te gaan naar de diepste bronnen van onze oorsprong als religieuzen.

De laatste jaren hebben in de Sociëteit mensen op edelmoedige wijze hun best gedaan; toch verlopen de verhoopte

innerlijke vernieuwing en de apostolische aanpassing aan denoden van onze tijd op sommige plaatsen maar

langzaam. De wanverhouding tussen beide feiten is een thema dat mij herhaaldelijk heeft beziggehouden.’ Ik vraag

me af of die niet goeddeels te wijten is aan het feit dat de inzet voor nieuwe en veeleisende experimenten de

overhand had op de theologisch-spirituele inspanning om in onszelf de dynamiek en de inhoud te ontdekken en tot

leven te brengen van de innerlijke reisroute van onze stichter. Die voert namelijk rechtstreeks naar de Drie-eenheid

en daalt van Haar af naar de concrete dienst aan de Kerk en de ‘hulp aan de zielen’. Voor sommigen is dit alles

misschien een te verheven onderwerp, te ver verwijderd van de realiteiten van het dagelijkse leven. Maar dat zou

betekenen dat zij geen oog hebben voor de diepste gronden van ons geloof en van onze reden van bestaan. Wij zijn

geschapen naar het beeld en de gelijkenis met God, die één is en drievuldig. Ons genadeleven is deelname aan dat leven zelf. En onze bestemming is het om door de verlossing van de Zoon, in de Heilige Geest, te worden

opgenomen in de glorie van God de Vader. Christus, die wij dienen en met wie wij dienen, heeft de zending ons tot

de Vader te brengen en ons de Geest te zenden die ons bijstaat in onze heiliging, d.w.z. in de vervolmaking in ons

van dat goddelijk leven. Dat zijn de grote realiteiten! Door ons dienend in te voegen in de wereld wordt onze

apostolische ijver sterker, want daardoor leren wij de realiteit en de nood kennen waarin de verlossing en heiliging

van onze broeders plaatsvindt. Evenzo krijgen wij door door te dringen in de betekenis die de Drie-eenheid heeft in

de uitwerking van ons charisma een echt doorleefde deelname aan dat goddelijk leven zelf, dat kennis en liefde is en

dat onze apostolische ijver in de juiste richting drijft. Meer nog: op het vlak van aardse werkelijkheden bevestigt de

ervaring de kennis en verdiept ze die hoogstens; maar op het vlak van de geestelijke contemplatie is de levende

kennis van God al deelname en vreugde. De ‘weg naar Hem’, zoals de Sociëteit in de Formula van Julius III heet2,

is de weg naar de Drie-eenheid. Dat is de weg die de Sociëteit moet volgen; het is een lange weg, die pas ten einde komt als wij de volheid van het Rijk van Christus hebben bereikt. Maar de weg is uitgestippeld en wij moeten hem

gaan en de voetstappen van Christus volgen, die terugkeert naar de Vader; de Geest, die in ons woont, zal ons

verlichten en versterken.

Dit verheven geheim van de Drie-eenheid moet inderdaad bij voorkeur het voorwerp van onze aandacht en van ons

gebed zijn. Deze uitnodiging is geenszins nieuw. Nadal, de beste kenner van het Ignatiaans charisma, nodigde meer

dan vier eeuwen geleden de hele Sociëteit hiertoe uit. Wat hij zei dringt ook nu nog tot ons door:

‘Ik ben er zeker van dat dit privilege dat aan vader Ignatius geschonken is, ook gegeven wordt aan de hele

Sociëteit; en dat de genade van zijn gebed en contemplatie ook bedoeld is voor ons allen in de Sociëteit,

omdat zij verbonden is aan onze roeping. Laten wij daarom de volmaaktheid van ons gebed leggen in de

contemplatie van de Drie-eenheid, in de liefde en in de eenheid van de liefde, die ook de naasten omvat door de bedieningen van onze roeping.’

NOTEN

1 Vgl. Toespraken tot de 66e Procuratorenvergadering (1978). Acta Romana XVII (1979) p. 423 en 519

2 Formula Instituti van Julius III, nr. 1

3 J. Nadal, Annotationes in Examen, in Commentarii de Instituto S.I., Rome, 1962, p. 163 [116]

Page 47: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 47 -

X

Evangelieverkondiging nu

INTERVIEW MET PATER ARRUPE AFGENOMEN DOOR

PATER JEAN-CLAUDE DIETSCH IN 1981

Hoe moet men het evangelie verkondigen aan mensen van deze tijd, terwijl er nieuwe naties ontstaan en groeien die

zich steeds duidelijker bewust worden van hun eigen identiteit en van de eigenheid van hun cultuur, terwijl de

ideologieën tegenover elkaar komen te staan om in zekere zin de wereld onder elkaar te verdelen en terwijl de

ontwikkeling van de techniek diepe mentaliteitsveranderingen met zich meebrengt?

Dat is het hele probleem van de inculturatie; dat doet zich, zoals uw vraag suggereert, niet alleen voor buiten de

traditioneel christelijke landen of werelddelen.

We komen hier nog op terug. Maar nu eerst de vraag hoe u de inculturatie definieert?

De elementen voor zo’n definitie zijn te vinden in de Apostolische Constitutie Gaudium et Spes, in de Apostolische

Exhortatie Evangelii nuntiandi en in de slotboodschap van de Bisschoppensynode van 1977 (de eerste officiële

tekst, gericht tot de gehele Kerk, waarin het woord inculturatie wordt gebruikt).

De definitie die ik de Sociëteit van Jezus in mei 1978 voorhield, is de volgende: inculturatie is het incarneren van

het christelijk leven en van de christelijke boodschap in een concreet cultuurgebied, zodat niet alleen die beleving

wordt uitgedrukt met elementen eigen aan de cultuur in kwestie (anders zou het slechts een oppervlakkige

aanpassing zijn), maar ook nog dat diezelfde beleving zich omzet in een beginsel van inspiratie, dat zowel norm van

éénwording is als kracht daartoe, en dat die cultuur omvormt en herschept. Inculturatie is aldus het begin van een

nieuwe schepping.

En geldt dat voor alle volkeren en landen?

Het is duidelijk dat inculturatie onmisbaar is en dat dat algemeen van toepassing is. Tot voor enkele jaren kon men

nog van mening zijn dat dat niet gold voor de landen van het Oude Continent met hun beschavingen die niet alleen

doordrenkt waren van het christendom, maar er zelfs op gefundeerd waren. Maar de snelle veranderingen die zich in

die landen hebben voorgedaan - en verandering is voortaan een blijvende toestand - hebben ons ervan overtuigd dat

een voortdurende en nieuwe inculturatie van het geloof onmisbaar is, als wij willen dat de boodschap van het

evangelie de moderne mens bereikt, met name de nieuwe subculturele groepen (marginalen, emigranten, bewoners

van armenwijken, intellectuelen, wetenschappers, studenten, kunstenaars enz.). Het zou een gevaarlijke vergissing

zijn te beweren dat die landen geen herinculturatie van het geloof nodig hebben.

Ik ben van mening dat de grootste hinderpaal voor de evangelisering het gemis aan inculturatie is en dat het grootste gevaar dat de landen van het Latijnse Westen lopen is geen besef te hebben van de noodzaak van die inculturatie.

Hoe doet dat probleem zich voor op theologisch vlak?

De menswording van de Zoon van God is de eerste reden en het volmaakte model van inculturatie. Evenals Hij en

omdat Hij het het eerst heeft gedaan, incarneert de Kerk zich zoveel en zo innig mogelijk in het leven van iedere

cultuur door zich te verrij ken met de waarden ervan en door deze de onvergelijkelijke verlossing van Christus te

brengen, zijn boodschap en zijn kracht die nieuw leven geeft.

Geen van die waarden mag men weglaten; ze moeten alle bevorderd en opgenomen worden.

Dat heeft onmiddellijke pastorale gevolgen. Zo veronderstelt inculturatie een nieuwe geesteshouding in de Kerken

van de Oude Wereld, of het nu gaat over de Latijnse Kerk of over de Oosterse Kerken: het gaat erom een

superioriteitscomplex van zich af te schudden en af te zien van een monopolie op uitdrukkingsvormen. Al meer dan

een eeuw geleden heeft de wereld opgehouden het merkteken te dragen van Europa (om niet te zeggen van de

landen rond de Middellandse Zee). En zij is bezig zeer snel het merkteken van het Westen kwijt te raken. Het aantal

nationaliteiten met ieder een duidelijk onderscheiden identiteit is in korte tijd verveelvoudigd en de tegengestelde

halfronden zijn niet langer het Oosten en het Westen, maar het Noorden en het Zuiden. Er is een duidelijke en

veelbetekenende verschuiving aan de gang van de zwaartepunten van onze planeet.

Op de weg van de inculturatie ontmoet men talrijke moeilijkheden en zelfs echte hindernissen, want de inculturatie

moet heel wat spanningen verwerken. Zoudt u, vanuit uw gezichtspunt en vanuit de apostolische ervaring van de

Sociëteit, enkele van die spanningen kunnen kenschetsen?

Page 48: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 48 -

Laat mij eerst het volgende stellen: als inculturatie berust op wederzijds begrip, op een echte uitwisseling, op een

oprechte dialoog, dan kunnen de moeilijkheden worden overwonnen.

Dan kijken we nu naar de spanningen die wij het hoofd moeten bieden. Er zijn spanningen die liggen op het gebied

van de theologie. Er is ten eerste de spanning tussen de universele en onveranderlijke waarden van de christelijke

boodschap die door iedere beschaving in zich opgenomen moeten worden, en de toevallige elementen van de

afzonderlijke beschavingen die in de loop der eeuwen aan het christendom zijn gezicht hebben gegeven. Dan is er de

spanning tussen de zorg om de eigen identiteit te bewaren en de noodzaak om bepaalde aspecten van de beschaving

uit te zuiveren die anti-evangelisch zijn of die integratie van andere, hogere waarden verhinderen. In die zin zou ik

willen zeggen dat iedere ‘in-culturatie’ een - om zo te zeggen - ‘trans-culturatie’ vereist (d.w.z. een opening naar en een uitwisseling met andere beschavingen), die op haar beurt weer een gedeeltelijke ‘de-culturatie’ vereist (d.w.z.

een kritische benadering van bepaalde aspecten van de eigen beschaving). Dan is er nog de volgende spanning: de

rijkdommen van de Menswording kunnen niet alle bevat worden in één beschaving en zelfs niet in het geheel van de

beschavingen van de geschiedenis. Alleen de universele Kerk is de authentieke schatbewaarster van het geheel van

de Openbaring.

Dan kunnen we nog de spanning noemen tussen het begrip eenheid (op het gebied van de leer, van de liturgie enz.),

waar men eeuwenlang voor gevochten heeft (denkt u, voor wat de Sociëteit betreft, aan de ‘Chinese riten-strijd’), en

de overtuiging dat culturele aanpassingen nodig zijn om het geloof in ieder volk te kunnen inplanten: inculturatie

brengt op universele schaal een bepaald soort verscheidenheid teweeg, maar moet als hoogste doelstelling, door

Christus gewild, blijven vasthouden aan de eenheid van de harten.

Een ander geheel van spanningen hoort thuis in het gebied van de antropologie. Op de eerste plaats is er de spanning

tussen de menselijke waarden, die de voorrang hebben in de christelijke persoonsopvatting, en het

depersonaliserende karakter van bepaalde beschavingen, die het individu ondergeschikt maken aan handelsbelangen

of klassenbelangen. Een andere spanning is te wijten aan de botsing tussen duizendjarige beschavingen en de te

westerse, paternalistische en zelfgenoegzame presentatie van het geloof in Jezus Christus; vandaar de noodzaak om

de verkondiging van het evangelie te dekoloniseren tegenover nationalistische gevoelens die de vrijheid en de

mogelijkheid verheerlijken voor ieder volk om zijn eigen toekomst te scheppen. Enzovoort.

Andere spanningen ten slotte houden verband met de praktijk. Zo zijn er twee wegen mogelijk die beide van groot

belang zijn, maar het valt niet altijd gemakkelijk ze met elkaar in overeenstemming te brengen: enerzijds

ingewikkelde en diepgaande interdisciplinaire studies, die geen oog schijnen te hebben voor de niet-wetenschappelijke volksuitingen, en anderzijds de intuïtie die een snellere benadering mogelijk maakt, een

benadering die, minstens in schijn en in tegenstelling tot de rationele, meer westerse methode, dichter staat bij het

dagelijkse leven. Een andere praktische spanning is er tussen de moed die vereist is om grote projecten te realiseren

en de even noodzakelijke bedachtzaamheid om vergissingen te voorkomen die het hele proces kunnen blokkeren.

Dan is er nog de spanning tussen de noodzaak dat het christendom ontvangen en geleefd wordt door concrete

mensen, en de zekerheid dat het heil ondanks alles alleen van God komt.

We wijzen ten slotte, op dit praktische vlak, op de spanning tussen de generaties: de ouderen staan bedachtzaam

tegenover iedere verandering, de jongeren zijn bereid stappen over te slaan.

Toen u in Japan woonde, hebt u zelf die spanningen, die moeilijkheden en verwachtingen meegemaakt, dat wil zeggen: de mislukkingen en de kansen van een als opbouwend bedoelde dialoog met een andere beschaving...

vooral toen ik benoemd werd tot novicemeester van de Japanse novicen! Voor mij lag het probleem als volgt: hoe

kan een Spanjaard jonge Japanse jezuïeten vormen? Ik heb uitvoerig moeten bestuderen hoe je een ontmoeting tot

stand kon brengen tussen oosterse intuïtie en westerse rationalisatie; hoe je, zonder een cursus scholastieke filosofie

te geven (daarvoor zijn teveel begrippen onvertaalbaar!) toch iets van de geest van die filosofie, die deel uitmaakt

van de christelijke traditie, kunt overdragen. Het was een ingewikkelde maar fundamentele situatie: geen enkele

beschaving is volmaakt en er moet een wederzijdse verrijking zijn.

De 32e Algemene Congregatie heeft u de zorg opgedragen ‘om het werk van de inculturatie op breder terrein in

heel de Sociëteit te bevorderen en voortgang te doen vinden’. En u hebt in mei 1978 als volgt geantwoord: ‘Ik heb

die opdracht van de Congregatie met veel belangstelling ontvangen, aangezien mijn persoonlijke ervaringen zowel voor als na mijn verkiezing tot generaal mij grondig overtuigd hebben van het belang van dit probleem.’ Wat waren

dan uw ervaringen toen u in Japan was?

Page 49: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 49 -

Oh, daar zou je een boek over kunnen schrijven... en dat heb ik trouwens, althans gedeeltelijk, ook gedaan in 1951 -

1952, toen ik in Nagatsoeka was. Ik noem slechts een paar onderdelen:

Het beeld van de Goede Herder, bijvoorbeeld, werkte niet in Japan, aangezien er geen kudden en geen schapen zijn.

En evenmin dat van de lelie, die voor ons het symbool is van zuiverheid. Je moest daar andere symbolen zien te

vinden.

We hebben gesproken over de wegen van de inculturatie. Welke wegen moest ik volgen om de Japanse ziel te

bereiken? De wegen (do) van de Zen. Dat wil zeggen de wijze van bereiden en aanbieden van thee (de chadô), een

ceremonie die niets te maken heeft met onze beleefdheidsregels; de wijze van boogschieten (de kyodô), die geen

sport is maar een hele filosofie; het bloemschikken (de kado), dat vijf jaar studie vergt voordat je een diploma krijgt; de zelfverdediging (de judo), waarbij doeltreffendheid gepaard gaat met sierlijkheid; de schermkunst (de kendô),

zowel met stokken als met degens, die een gevecht is maar ook een kunst. En ten slotte de shadô, de wijze waarop

een gedicht wordt gemaakt en geschreven, niet alleen rekening houdend met de gedachte of met de regels van de

dichtkunst, maar ook met het tekenen van de karakters waarmee het gedicht wordt opgeschreven.

Ik heb dat alles proberen te leren (met voor een Europeaan meer of minder succes), omdat het erom ging een hele

mentaliteit te ontdekken en omdat het resultaat niet erg telt, als je niet doordringt in de sfeer die daarbij past. Toen ik

werd ingewijd in het boogschieten, heb ik een leerschool doorgemaakt die volgens mij enigszins overeenkomt met

een inculturatie door middel van de Zen: je moet je gedurende een tijd van intense concentratie vereenzelvigen met

de schietschijf waar je op mikt, zodanig dat de schijf de pijl aantrekt en er dan geen enkele reden meer is waarom

die pijl de roos niet zou bereiken. Ik hoef u niet te vertellen dat mijn eerste pijlen nogal ver van de schijf neerkwamen... En ik vraag mij wel af wat mensen in de westerse landen menen te kunnen bereiken met ‘Zen

sessies’ van drie dagen!

Meer in het algemeen beweer ik: als iemand echt met een volk wil werken, moet hij de ziel van dat volk kennen.

Is het tegenwoordig niet moeilijk zoveel tijd uit te trekken om ingewijd te worden, a/s je ziet hoe dringend sommige

apostolische noden zijn en hoe weinig mensen er beschikbaar zijn?

Je moet toch minstens enigermate de taal leren beheersen als je in het buitenland bent, of de uitdrukkingswijzen van

een groep en ook moet je voldoende kennis opdoen van de grondelementen van de desbetreffende cultuur. Anders

blijft de apostolische arbeid oppervlakkig en brengt maar weinig vruchten op. Zo’n inculturatie is nodig, maar kan

natuurlijk nooit volledig gebeuren: als buitenlander breng ik ook nuttige waarden mee. Mijn eigen beschaving kan andere beschavingen verrijken. Maar dan nog moet Ik, om die waarden over te dragen, de mentaliteit kennen van

degenen tot wie ik mij richt.

We gaan niet naar Afrika of Zuid-Amerika om die wereld met Europese methoden te bekeren, maar wij gaan ernaar

toe om Christus te dienen en de bisschoppen en de christelijke gemeenschappen - in het besef dat wij ook

aanvullende menselijke en geestelijke waarden kunnen aandragen.

Hoe gaat voorjezuïeten het horen bij het corps dat de Sociëteit is, samen met het zich invoegen in onderling zo

verschillende cultuurgebieden?

De eenheid van de Sociëteit is geworteld in de geest van haar stichter, de heilige Ignatius. Die geest moet, juist zoals het geloof, dan geïncarneerd worden in de verschillende beschavingen. Er zijn voor alle jezuïeten

gemeenschappelijke richtpunten van fundamentele aard: de ‘glorie van God’, de liefde tot Jezus Christus,

nederigheid, armoede, apostolische ijver enz. Maar wat betekenen armoede of communauteitsleven al naargelang je

in Europa bent of bijvoorbeeld in India?

We moeten de fundamentele richtlijnen toepassen op de concrete situaties en de apostolische middelen eraan

aanpassen; we moeten rekening houden met de wijzen van denken, de wijsgerige categorieën, de scala’s van

waarden, de symbolen voor schoonheid, eerbied enz.

Tegenwoordig zit die eenheid niet in een eenvormigheid van spreken of van zich kleden. Die eenheid zit dieper:

door de eenheid van geest en van hart weten we ondanks uiterlijke verschillen dat we broers van elkaar zijn en leden

van eenzelfde familie. Juist als je eenvormigheid oplegt en niet als je afwisseling toelaat, zaai je verdeeldheid; dan is er sprake van ‘kolonialisme’. Waarom zou men in alle landen moeten spreken, eten, zich kleden enz. zoals in

Europa? Integendeel, door bijvoorbeeld aan grote cultuurgebieden de mogelijkheid te geven een eigen liturgie te

hebben, worden de banden met Rome versterkt, want de liefde voor onze moeder de Kerk wordt zo verdiept.

Datzelfde geldt voor de Sociëteit.

Page 50: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 50 -

Kunnen jezuïeten om de problemen op te lossen die zich voordoen in de huidige maatschappij, samenwerken met

marxisten?

Het is van belang onderscheid te maken tussen het marxisme en de marxisten, tussen de ideologie en mensen. Ik kan

hier op de eerste plaats melding maken van mijn ontmoetingen met leden van marxistische regeringen (Cuba,

Hongarije, Kroatië ). Als Ik sta tegenover mensen die het geïnstitutionaliseerde staatsmarxisme verdedigen, denk Ik

bij mezelf dat die mensen ook een ziel hebben, dat Jezus Christus hen is komen redden en dat Ik ze moet winnen

voor Jezus Christus. Ik kan hun marxisme niet aanvaarden, maar desalniettemin moet Ik met hen praten, hun vragen

stellen, hen tot nadenken brengen, hen open maken voor de mogelijkheid van de Kerk. Dat is werk van pastorale

aard, niet op de eerste plaats filosofisch of theologisch. Je kunt niet beginnen met louter en alleen de leer op te zeggen, dat is niet pastoraal.

En in het veld, als Ik het zo mag zeggen?

Er zijn, al naargelang de situaties, verschillende soorten samenwerking mogelijk en zelfs wenselijk, want dat

bevordert persoonlijke contacten. Die samenwerking kan worden opgeroepen door een concrete actie: zo hebben in

Italië jezuïeten samengewerkt met communisten in de gebieden die verwoest waren door de aardbeving van

kortgeleden. Een andere situatie is deze: het komt voor dat in enkele landen onder marxistisch regime jezuïeten

doceren aan de staatsuniversiteiten: die samenwerking zou je ongetwijfeld dubbelzinnig kunnen noemen, maar ik

moet erop wijzen dat wij, om de aan de Sociëteit toevertrouwde zending te vervullen, ‘in contact’ moeten blijven en

de dialoog in stand moeten houden.

Ook in Centraal- en Zuid-Amerika is de situatie ingewikkeld. Acties voor rechtvaardigheid, het verdedigen van de

armsten, het strijden voor eerbied voor de rechten van de mens leiden tot een gemeenschappelijke aanpak. Do

besluiten die dan genomen moeten worden, vragen wel diepgaande analyse en een groot onderscheidingsvermogen.

Aan de hogere oversten van die provincies van de Sociëteit heb ik in december 1980 geschreven, wat trouwens ook

geldt voor andere situaties:

‘… Het overnemen niet van enkele elementen of enkele methodologische inzichten, maar van de marxistische

analyse zelf kan niet onze weg zijn. Toch moeten we jegens de marxisten broederlijk bereid zijn tot de dialoog. In de

geest van Gaudium et Spes (nr. 21, par. 6) moeten we ook niet weigeren samen te werken op bepaalde praktische

terreinen als het gemeenschappelijk welzijn dat vraagt. Maar we moeten rekening houden met onze eigen rol van

priesters en religieuzen, wij mogen bij ons optreden nooit het contact verwaarlozen met de christelijke gemeenschap en de verantwoordelijkheden daarvan, en wij moeten er zeker van zijn dat onze samenwerking alleen acties betreft

die aanvaardbaar zijn voor christenen. In dat alles hebben wij de plicht onszelf te blijven, niet af te glijden van do

erkenning van enkele geldige gezichtspunten naar het overnemen van het geheel van de analyse, en steeds in

overeenstemming te blijven met ons geloof en met de gedragsregels die het met zich meebrengt. Wij moeten

overigens zodanig optreden dat we concreet laten zien dat het christendom voor de mensen een onvergelijkelijk

rijkere boodschap is dan welk begrip, hoe nuttig ook, van de marxistische analyse. Maar wij moeten ons ook

krachtig verweren tegen pogingen van wie ook die in ons voorbehoud ten aanzien van de marxistische analyse

aanleiding zouden willen vinden om de inzet voor de gerechtigheid of voor de zaak van de armen, de verdediging

van bun rechten door mensen die worden uitgebuit, of het stellen van rechtvaardige eisen te veroordelen als

marxistisch of communistisch of om die minder te schatten. Hebben we niet al te vaak vormen van anticommunisme

gezien die niet meet zijn dan middelen om onrechtvaardigheid te dekken? Ook in dit opzicht moeten we onszelf blijven en niet toestaan dat er misbruik wordt gemaakt van ons kritisch oordeel over het marxisme de marxistische

analyse inbegrepen…’

Page 51: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 51 -

XI

Geworteld en gegrondvest in de liefde

GEDEELTE VAN EENTOESPRAAK GEHOUDEN IN HET IGNATIAANSE CENTRUM VOOR SPIRITUALITEIT. ROME, S

FEBRUARI 1981

Het is de derde keer dat ik naar ha Ignatiaanse Centrum voor Spiritualiteit kom om uw jaarlijkse cursus af te sluiten.

In 1979 heb ik en verhandeling gegeven over Onze Methode’ en vorig jaar deed ik dat over De Drie-eenheid als inspiratie van het Ignatiaanse Charisma’.1 Daarmee wilde ik een bijdrage leveren tot de studie van de

inspiratiebronnen van ons charisma: dat is de weg die het Tweede Vaticaans Concilie de religieuze instituten wijst

om te komen tot ‘aangepaste vernieuwing /aggiornamento’. ‘Onze methode ging uit van het Ignatiaanse charisma en

daalde of langs verschillende niveaus van toepassing tot de gewijzigde omstandigheden van de tijd.2 De Drie-

eenheid als inspiratie’ daarentegen ging ook uit van het Ignatiaanse charisma maar steeg op tot het hoogste: de

vertrouwelijke omgang met de Drie-eenheid. Vandaag ben ik van plan door te dringen tot het centrum van de

diepste ervaring van Ignatius: het feit dat God liefde is.3 Want volgens mij is dat de laatste en onherleidbare synthese

van wat Ignatius heeft kunnen vatten in die geprivilegieerde, vertrouwelijke omgang met de Drie-eenheid waartoe

hij was uitgenodigd: De goddelijke eenheid tussen de Vader en de Zoon, als liefdesgemeenschap, bereikt zijn

toppunt in de betrekking van beiden met die éne Geest.4 Dat is de diepste wortel, de diepste grond van Ignatiaans

charisma, de ziel van de Sociëteit.

Voor zover het mogelijk is over deze dingen in menselijke termen te spreken. kunnen we zeggen dat de zuiverste

liefde de liefde op zich, enerzijds formeel het wezen van God uitmaakt en anderzijds de verklaring en de oorzaak

vormt van de werkingen ‘ad extra’: de schepping van de mens, heer van het heelal, en de terugkeer van alles naar

God door een geschiedenis van verlossing en heiliging. Dit dubbele formele aspect van de liefde wekt in Ignatius de

echo van een dubbel antwoord: een uiterst theocentrische liefde die samengaat met een uitgesproken bekering van

de tegenwoordigheid van Christus ook als mens; en een onbegrensde naastenliefde voor de andere mensen in wie

voor hem de liefde van God zichtbaar is en die tot Hem moeten worden teruggebracht. Derhalve moeten wij - als wij

willen dat deze ‘aangepaste vernieuwing’, dit ‘aggiornamento’ in ons tot stand komt met de Ignatiaanse diepgang

van de Oefeningen, uitgaande van het diepste van het hart van de mens - ons laten doordringen door de liefde die het

eindpunt is van het Ignatiaanse charisma. Zo zullen wij, geschapen als we zijn naar het beeld en de gelijkenis van

God die liefde is, meer gelijk worden aan Hem. Deze liefde zal de dynamis zijn van onze apostoliciteit en ons in staat stellen mee te werken aan de oplossing van de enorme problemen van deze wereld, die ten prooi ligt aan de

stuiptrekkingen van de overgang naar een nieuwe tijd.

Iedere vernieuwing die niet zover gaat, die het hart van de mens niet raakt en zuivert, blijft onvolledig en zal

gedoemd zijn te mislukken. Als daarentegen onze wil gereinigd wordt en omgezet, dan zijn we in de goede richting

gebleven: de vernieuwing zal geen trauma’s voortbrengen, we zullen ons op een hoger plan plaatsen, waar de

tweedelingen en spanningen zullen verdwijnen - geloof en gerechtigheid bijvoorbeeld, doordat beide door de liefde

worden bezield en wat ons beweegt zal barmhartigheid zijn, de sublimatie van de gerechtigheid. Vervuld van deze

geest, geworteld en gegrondvest in de liefde, zal de Sociëteit blijven strijden in de eerste linies van de confrontatie

van ongerechtigheid en liefde, van anomía en agapè, om de voor onze tijd zo toepasselijke woorden van Sint-

Mattheus te gebruiken uit zijn apocalyptische redevoering.5 (Een gedeelte van de oorspronkelijke conferentie wordt hier overgeslagen)

Liefde en gerechtigheid

De algemeen verbreide roep om gerechtigheid is een ‘teken van de tijd’: honderden miljoenen mannen en vrouwen

van alle werelddelen en rassen roepen om die gerechtigheid vanuit uiterst ongelijke situaties. Als men anderzijds

bekijkt wat de wet als rechtvaardig omschrijft en op schrift stelt, lijkt het of alles of bijna alles zo goed is gemaakt

als de omstandigheden het toelaten. En toch is het nooit zo evident geweest als thans, hoezeer de juridische

verordeningen te kort schieten om die honger en dorst naar gerechtigheid te stillen. Doordat recht en moraal

gescheiden worden, verliest de gerechtigheid haar ethische dimensie en vertakt zij zich in subjectieve

‘deelgerechtigheden’. De opvatting die een aantal moderne Staten erop na houden over het recht, is niet ver van het

‘ius, quia iussum (‘rechtvaardig, want bevolen’) en zo bekrachtigen ze de scheiding tussen wat wettelijk is en wat rechtvaardig is. De wet kan, alleen uit zichzelf, niet de bron zijn van het recht, want er zijn rechten die voorafgaan

aan iedere wet. En de gerechtigheid is daar, waar een van zulke rechten bestaat. Als een van de door God gegeven

rechten wordt ontkend of onderdrukt door een ‘wettelijke’ onrechtvaardigheid, roept dat de reactie op van een

‘illegale rechtvaardigheid’. Niet alles wat wettelijk recht is, is ook objectief rechtvaardig. Een van de eerste

doelstellingen van iedere sociale en echt menselijke vooruitgang is het verkleinen van de afstand tussen

rechtvaardigheid en recht. Maar dat zal niet lukken, zolang recht en gerechtigheid niet bezield worden door de

liefde.

Page 52: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 52 -

Maar er bestaat ook een schijnbare naastenliefde die een vermomming is van onrechtvaardigheid, als men namelijk

iemand buiten de wet om, uit welwillendheid, iets geeft wat hem volgens gerechtigheid toekomt. Zo’n aalmoes is

alleen maar een uitvlucht. Onze tijd biedt talrijke voorbeelden van deze twee dwalingen - een valse gerechtigheid en

een valse naastenliefde. Tirannieën die een wet opleggen tegen het recht en vormen van paternalisme die

‘caritatieve’ hulpplannen opzetten in plaats van een politiek van gerechtigheid, zijn twee vormen van benadeling die

het vestigen van broederschap en vrede tussen de mensen onmogelijk maken. De wet, het recht en de gerechtigheid

kunnen niet gescheiden worden. En zij kunnen ook niet zonder de liefde. Het document van de Bisschoppensynode

van 1971 gewijd aan de Rechtvaardigheid in de Wereld, zegt: ‘die liefde tot de naaste en de rechtvaardigheid zijn

niet te scheiden. De liefde is, voor alles, een eis van de rechtvaardigheid, d.w.z een erkenning van de waardigheid en

de rechten van de naaste.’ Rechtvaardigheid kan niet gedaan worden zonder liefde. Zelfs als iemand de ongerechtigheid weerstaat, mag hij de liefde niet buiten beschouwing laten, want de universaliteit van de liefde is op

verlangen van Christus een gebod zonder uitzonderingen.

Wat is dan precies de verhouding tussen liefde en gerechtigheid ? Johannes Paulus II heeft dat verduidelijkt in zijn

encycliek Dives in Misericordia: ‘de liefde vormt om zo te zeggen de voorwaarde voor de gerechtigheid en

uiteindelijk is de gerechtigheid dienstbaar aan de liefde’.6 Het is overduidelijk dat de bevordering van de

gerechtigheid onmisbaar is, want zij vormt het begin van de liefde. Om gerechtigheid vragen lijkt soms

revolutionair, een eis die alles omver werpt. En toch is het zo weinig wat er gevraagd wordt; er is meer nodig. Het is

nodig de gerechtigheid te overtreffen om haar ten slotte te vervullen met de liefde. Gerechtigheid is noodzakelijk,

maar niet genoeg. De liefde voegt aan de gerechtigheid haar transcendente en innerlijke dimensie toe en maakt het

mogelijk verder te gaan wanneer de grens van het eigenlijke gebied van de gerechtigheid is bereikt. Want zoals de gerechtigheid een grens heeft en ophoudt waar het recht eindigt, zo heeft de liefde geen grenzen, want zij geeft op

onze menselijke schaal de oneindigheid weer van het wezen van God en zij maakt dat iedere mens als onze broeder

aanspraak heeft op een onbegrensd dienstbetoon van onze kant.

Om die reden kan wie zich de leer van Christus heeft eigen gemaakt en haar radicaal leeft, niet volstaan met het

weerstaan van het onrecht en het bevorderen van de gerechtigheid op een binnenwereldlijk en menselijk vlak, maar

moet hij daarin noodzakelijkerwijs bewogen worden door de liefde. De Kerk heeft enorme vooruitgang geboekt in

haar opvatting van de verhoudingen tussen uitoefening van de gerechtigheid en praktijk van de naastenliefde en

beschouwt deze steeds meer als onafscheidelijk. Want de gerechtigheid wordt niet alleen maar afgemeten aan mijn

verplichting, maar moet rekening houden met het recht en de nood van de ander; en er is veel vooruitgang gemaakt

in de opvatting over de mens, over zijn waarden en zijn rechten. De leer van de Kerk over de godsdienstvrijheid of

over de betrekkingen tussen Kerk, Staat en Maatschappij is een voorbeeld van die ontwikkeling. De Kerk wendt haar blik naar de mens met een steeds groeiende intensiteit, want in hem ontmoet zij Christus. De mens is

ondeelbaar: de rechten die zijn menselijke natuur hem verleent en die het voorwerp zijn van de gerechtigheid,

worden doorkruist door zijn recht op de Liefde omdat hij beeld en won van God is. Zorgen dat de gerechtigheid

weer gevestigd wordt daar waar zij afwezig is, is een christenplicht. Ais wij die verplichting niet op ons zouden

nemen, zou onze liefde onaf blijven en haar onmisbare begindeel missen, zij zou als het ware in winterslaap zijn.

Het letsel waaraan onze broeders lijden door gebrek aan het wezenlijke zou ons dan nog geen pijn bezorgd hebben

en in ons nog niet het antwoord van broederschap gewekt hebben. We zouden ons medeschuldig maken aan ‘de

zonde van de wereld’ en wij zouden het consigne van Paulus niet gevolgd hebben: Stemt uw gedrag niet af op deze

wereld. Wordt andere mensen, met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil, en wat

goed is, wat zéér goed is en volmaakt.7 Die ‘zonde van de wereld’ is het onrecht, en het ‘grote gebod van de wereld’

is de liefde, uitgevaardigd door Christus.

Tussen gerechtigheid en naastenliefde bestaat een verschil dat niet altijd nauwkeurig omlijnd kan worden. De

gerechtigheid is geroepen tot het uitvoeren van bepaalde en bepaalbare werken, waarvan de uitvoering kan worden

gecontroleerd. Het zijn verplichtingen die geen overgave vragen van de mens, maar die een concrete daad van hem

verlangen. Er is maar één deugd die van de mens zijn hele wezen vraagt, die de mens in zijn totaliteit betrekt: dat is

de liefde. De liefde is geen object van een contract en ook geen taak op vaste termijn. De liefde is geen toegevoegde

hoedanigheid, maar een levensimpuls die zich weer voedt alleen al doordat ze gedaan wordt. De liefde voor de

naaste geeft niet alleen dit of dat - zoals de gerechtigheid - maar ze geeft de hele mens en ze drukt zich uit in

concrete daden van andere deugden: weldadigheid (die geeft van wat men heeft), gerechtigheid (die de ander het

zijne geeft), naastenliefde (waardoor men zichzelf geeft).

Wie zou willen beschikken over een - niet uitputtende - lijst van de mensenrechten, die vereisen dat de naastenliefde de hand reikt aan de gerechtigheid om ze te herstellen of te bevorderen en nog verder te gaan, die hoeft de

bladzijden maar door te nemen van het document ‘De bevordering van de mensenrechten, evangelische vereiste in

de bediening’ van de Bisschoppensynode van 1974. In het evangelie, zo bevestigen de bisschoppen, vinden de

waardigheid van de mens en de mensenrechten hun meest volledige uitdrukking. En het is misschien goed te stellen

Page 53: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 53 -

dat de inhoud van wat voorwerp is van het recht van de mens nog lang niet uitgeput is. Zoals we nog niet weten wat

de grens is van de fysieke vermogens van de mens, als we hem records zien slaan die onovertrefbaar leken, zo

kunnen we nog niet de uiterste grens vaststellen waartoe een ontwikkeld moreel bewustzijn en een gevoel voor

christelijke broederschap en gelijkheid mettertijd zullen gaan bij het bepalen van wat een recht van de mens is. De

geschiedenis van de arbeidersbeweging en van de maatschappelijke ontwikkeling levert ons daarvan het

onbetwistbare bewijs. Het respect voor de rechten en plichten van de mens is voor het Tweede Vaticaans Concilie

wezenlijk voor het algemeen welzijn.8 De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948 geeft een

uitvoerige lijst van die rechten. Achtereenvolgende internationale verdragen passen die fundamentele rechten toe op

bijzondere gebieden. Het is duidelijk wat het terrein van de gerechtigheid is. Maar men kan zich afvragen of dit

duidelijkere besef van wat het recht uitmaakt waaraan de gerechtigheid moet beantwoorden, tegenover een zo uiterst

bittere realiteit, niet een teleurstellende tegenspraak vormt tussen de verwachtingen en de realiteit. Alleen de naastenliefde kan de gerechtigheid bewegen haar hele terrein te dekken en zo voorkomen dat het onrecht die

herhaalde uitbarstingen van tragisch geweld teweegbrengt die wij betreuren.

De naastenliefde, een hogere gerechtigheid

Derhalve is de gerechtigheid, zelfs de gerechtigheid gebaseerd op de wet en op het recht, niet altijd en overal

voldoende. Er zijn opvattingen van de gerechtigheid die geen rekening houden met de concrete existentiële situatie

van de personen en situaties waarop zij wordt toegepast. Er zijn typen van gerechtigheid die deelbelangen als een

pantser beschermen. Een gerechtigheid en een wet die te weinig eisen, laten de zwakke en de onderdrukte weerloos.

Een gewelddadige wet en gerechtigheid die teveel vragen, kunnen veranderen in een strop voor allen. En dat geldt

ook voor een gerechtigheid die met alle waarborgen van billijkheid maar meedogenloos toegepast, onmenselijk kan zijn. De ervaring van het verleden en van onze dagen toont aan dat de gerechtigheid uit zichzelf alleen niet

voldoende is en dat zij zelfs kan leiden tot de ontkenning en vernietiging van zichzelf, als men niet toeslaat dat die

diepere vorm die de liefde is, het leven van de mens in zijn verschillende dimensies modelleert. Juist de ervaring van

de geschiedenis heeft er onder andere toe geleid de volgende bewering te formuleren: summum ius, summa iniuria .9

Uiteraard is dat niet de gerechtigheid die Christus naar deze wereld is komen brengen. Door de wet waren wij allen

veroordeeld. De gerechtigheid van Christus bestond om verder te gaan dan de wet, aangedreven door de

naastenliefde. Diezelfde naastenliefde moet tussen de mensen de gerechtigheid aanvullen en haar veranderen in een

hogere gerechtigheid. Alleen die kan verder gaan dan de eenvoudige rechtvaardigheid om de noden van de mensen

te bereiken. Want haar opdracht overstijgt het beginsel ‘gelijkheid voor allen’ en het beginsel ‘ieder naar verdienste’

om het principe ‘ieder naar behoefte’ te verwezenlijken dat het enige echt menselijke en christelijke criterium is.

Deze hogere gerechtigheid, die de naastenliefde is, zal bij voorkeur aandacht hebben voor de armen, de kleinen en

de onderdrukten uit naam van een strikt recht dat in werkelijkheid het hoogste onrecht kan zijn.10 De billijkheid die eigen is aan de gerechtigheid, heeft niets te vrezen van de naastenliefde, zolang het een gerechtigheid is die de

rechten van de mens beschermt en verdedigt, want de liefde respecteert niet alleen de objectiviteit van het recht,

maar maakt het mogelijk scherper te zien en door te dringen tot de menselijke achtergrond en het levensbelang van

de situaties en dienovereenkomstig te werk te gaan. Dat bedoelen wij als wij beweren dat de naastenliefde een

hogere gerechtigheid is: een gerechtigheid met een veel hoger perspectief, dat opstijgt tot het perspectief van de

goddelijke gerechtigheid, die louter liefde en barmhartigheid is. En het is een gerechtigheid die veel dieper kijkt, tot

in het hart van de mens en zijn pijn ziet, zijn nood, zijn onvermogen, realiteiten die verborgen zijn onder de

onpersoonlijke schijn voor wie in hem alleen maar een onderdaan van de wet ziet.

Deze hogere gerechtigheid heeft Christus verkondigd in zijn Blijde Boodschap. Johannes Paulus II heeft in ‘Dives in

Misericordia’ deze opvatting helder doen uitkomen in zijn commentaar op de gelijkenis van de verloren zoon uit het evangelie van Lucas. Het geeft te denken dat de evangelist Mattheus, in de drie passages waarin hij het woord [135 ]

‘eleos’, medelijdende naastenliefde, gebruikt, dit steeds doet in contrast met wettelijke voorschriften. Wee u,

schiftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! Gif betaalt wel tienden van munt, anijs en komijn, maar, het gewichtigste

van de Wet: rechtvaardigheid, barmhartigheid en trouw verwaarloost ge.11 Jezus verdedigt zich tegen het verwijt

dat Hij de wet schendt door te eten met tollenaars en zondaars met een citaat uit Hosea: Gaat heen en leert wat het

zeggen wil: ik wil liever barmhartigheid dan offers.12 En wanneer de Farizeeën zijn leerlingen ervan beschuldigen

de sabbatwet te schenden, antwoordt Jezus dat die wet in strijd kan komen met een andere, belangrijkere wet: die

van de barmhartigheid. 13

De zaak is zo duidelijk dat ook in uiterste gevallen de noodzaak in de wet is binnengegaan door de deur van de

‘epikeia’ (de billijkheid). De plicht om iemand die verongelukt is bij te staan ook door het verlenen van een

bepaalde dienst, kan dwingend zijn, ook al veronderstelt dat het overschrijden van lagere voorschriften. De naastenliefde is soms niet meer dan strikte rechtvaardigheid.

Sociale dimensie van de naastenliefde

Page 54: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 54 -

De naastenliefde heeft een sociale dimensie die enerzijds is afgeleid van de universaliteit van de Liefde en

anderzijds van de sociale natuur van de mens. In een wereld als de onze, die steeds meer gesocialiseerd wordt en

waarin de mens vastzit in een netwerk van allerlei economische, sociale en politieke structuren, moet de

naastenliefde ook op sociale schaal worden opgevat en uitgeoefend. Het is een naastenliefde die minder

onmiddellijke effecten sorteert en die misschien minder voldoening schenkt. Zij is anoniemer en heeft langere

termijnen nodig om efficiënt te zijn. Maar zij is, dringende gevallen uitgezonderd, de meest efficiënte. Het gaat er

juist om de structuren te verbeteren waarvan het welzijn afhangt van groepen medemensen met duidelijk

omschreven noden en behoeften. Deze naastenliefde zal zich bijna onvermijdelijk moeten bedienen van de

bemiddeling van instellingen en organisaties die invloed uitoefenen op de structuren en het weefsel wijzigen van de

factoren die de voorwaarden scheppen voor het algemeen welzijn. ledere juridische ordening is voor verbetering

vatbaar en heeft een randgebied waarin de sociale naastenliefde, door middel van de sociale rechtvaardigheid en verder gaande dan die, verbeteringen kan aanbrengen. Het gevaar van zelfs de best uitgedachte menselijke

structuren is dat ze zo onbuigzaam zijn. De stabiliteit die men eraan wil geven, is zowel hun kracht als hun

zwakheid. Doordat ze zo onbuigzaam en onveranderlijk zijn, kunnen ze onderdrukkend worden. De naastenliefde

met haar eigen dynamiek die haar verder doet gaan dan de wet reikt en met haar onafhankelijkheid ten opzichte van

alle politieke denkbeelden is het beste middel tegen de verkalking waartoe systemen en structuren gedoemd zijn. De

naastenliefde is de voorhoede van de gerechtigheid.

We moeten evenwel niet overdrijven. Niet iedere structuur is noodzakelijkerwijs onrechtvaardig. Meer nog:

structuren zijn noodzakelijk en iedere nieuwe overwinning van de naastenliefde moet geïntegreerd worden in een

structuur, door die te wijzigen en buigzaam en progressief te maken. Deze naastenliefde die een sociaal doel heeft,

moet ook sociaal zijn in haar uitwerkingen. Dat wil zeggen: zij moet geboren worden uit de collectiviteit en dat betekent voor ons: geboren worden uit het volk van God en ons allen omvatten. Dat is een plicht die voortkomt uit

ons gemeenschappelijk geloof, uit ons samen deel hebben aan het goddelijk zoonschap en uit het feit dat wij

broeders zijn. Solidariteit en medeverantwoordelijkheid zijn voor ons een plicht. De Heer die de individuele

naastenliefde van de goede Samaritaan prijst, heeft er geen twijfel over laten bestaan dat Hij het excuus van de

persoonlijke naastenliefde om de naastenliefde jegens het geheel achterwege te laten verwerpt, en dat Hij het niet

accepteert als wij het probleem te individueel stellen: ‘Wanneer hebben wij “U” hongerig gezien, dorstig enz. ?’

Christus plaatst de kwestie midden in de nood van de groep als zodanig. in de categorie die Hij omschrijft als ‘de

kleinsten’. En de reden daarvoor geeft Hij in twee woorden: ‘Mijn broeders’.14 Juist omdat de individuele

persoonlijkheid van de mens zich verwerkelijkt in het geheel van het Rijk en omdat alle mensen daartoe geroepen

zijn,15 moet de wet van de liefde, die Hij maakte tot de typische wet van zijn Rijk. rekening houden met de sociale

dimensie, moet er een sociale naastenliefde zijn. Zo’n sociale naastenliefde is het toppunt van de ‘agapè’, de

onbaatzuchtige, anonieme liefde op lange termijn, de liefde omwille van zichzelf en omwille van de liefde van God die in onze harten geplant is.

Toen de Tweeëndertigste Algemene Congregatie met haar hoogste gezag in een decreet de termen vaststelde

waarmee de ‘defensio et propagatio fidei’ van onze Formula vertaald moet worden naar de concrete situatie van

onze wereld van vandaag, was zij zich bewust van het tekort aan rechtvaardigheid waaraan ontelbare mannen en

vrouwen over de hele wereld lijden. De Congregatie bedoelde dat ‘defensio et propagatio fidei’, of, wat hetzelfde is,

‘jezuïet zijn vandaag’, betekent: ‘onder de standaard van het kruis zich inzetten in de grote strijd die in onze tijd

gevoerd wordt: de strijd voor het geloof; en deze houdt ook in: strijd voor de rechtvaardigheid.’16

Het proces

waarlangs de Sociëteit tot deze formulering gekomen is, heeft veel weg van het bekeringsproces van de Oefeningen

en het volgt dezelfde dynamiek van algehele, liefdevolle en uitmuntende overgave aan het werk van Christus. De

Sociëteit erkende haar tekorten in het verleden in de dienst van het geloof en de bevordering van de gerechtigheid en zij heeft zichzelf ten overstaan van de gekruisigde Christus afgevraagd wat zij voor Hem gedaan had en wat zij voor

Hem moest doen. Aan de voeten van Hem die uit liefde gekruisigd is, heeft zij gekozen voor deelname aan deze

strijd als het brandpunt waarin alles samenkomt wat jezuïeten vandaag doen en zijn.

Deze optie, die de Sociëteit sindsdien met alle krachten heeft proberen door te zetten, leek een grote stap vooruit.

We kunnen nog niet genoeg afstand nemen om het saldo te evalueren van goedbedoelde mislukkingen en

onmiskenbare successen dat deze optie in de Kerk door de Sociëteit heeft voortgebracht. In het licht van de laatste

encycliek, Dives in Misericordia, mogen we stellen dat het, met alle onvolmaaktheden aan mensenwerk eigen, een

optie was in de goede richting. Met één voorbehoud: dit is niet genoeg, dit is niet de laatste stap. De Congregatie

weet dat ‘de laatste stap’ en de grond van alles de liefde is, en dat de echte gerechtigheid voortkomt uit de liefde en

haar toppunt bereikt in de liefde. ‘Er is geen authentieke bekering tot liefde voor God zonder bekering tot liefde voor

de mensen en daarlangs tot de eisen van de rechtvaardigheid. Juist de trouw aan onze apostolische zending vraagt dus van ons dat wij de mensen brengen tot het integrale christelijke heil, d.w.z. in de eerste plaats tot liefde voor de

Vader en daarlangs, onlosmakelijk ermee verbonden, tot de liefde voor de naaste en tot de rechtvaardigheid.

Evangelisatie is verkondiging van geloof dat werkzaam is in liefde voor de mensen.’ 17 En verderop in hetzelfde

decreet 4 zegt de Congregatie: ‘Om ten volle het beoogde doel te bereiken moet ons werk aan de bevordering van de

Page 55: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 55 -

rechtvaardigheid bovendien van dien aard zijn en zo worden gedaan dat het de mensen ertoe brengt zich open te

stellen voor het verlangen naar en het aanvaarden van de eschatologische bevrijding en het eschatologische heil.

De middelen die we gebruiken en de acties die we ondernemen, moeten boven alles de geest ademen van de door

Jezus verkondigde zaligsprekingen en zij moeten bijdragen tot de verzoening tussen de mensen.’18 Het is nodig deze

belangrijke paragrafen van decreet 4 goed voor ogen te houden, anders lezen we dat decreet niet in zijn geheel,

slechts ten dode en onevenwichtig. De Sociëteit moet nog verder gaan in het kennen en ontdekken van die

gerechtigheid waarvan ze de verplichting op zich heeft genomen die te bevorderen. ik weet zeker dat dit ons een nog

uitgebreider veld van de naastenliefde zal laten ontdekken.

‘Agapè’ tegenover ‘anomía’

Inderdaad gerechtigheid is niet genoeg. De wereld heeft een krachtiger behandeling nodig, een sterker getuigenis en

efficiënter werken: de werken van naastenliefde. Als men de koppen van de kranten leest en er een beetje over

nadenkt hoe het toch komt dat het niveau van de menselijke relaties - in het gezin, in de maatschappij, op het werk,

in de handel, op internationaal vlak - zo laag is, dan lijkt iedere verklaring in termen van rechtvaardigheid en

onrechtvaardigheid onvoldoende. Er is nog nooit zoveel gepraat over rechtvaardigheid en nog nooit is deze zo

flagrant met voeten getreden. Die situatie roept bij mij het tafereel op waarmee de evangelist Mattheus de

apocalyptische redevoering van zijn evangelie begint19: een klein literair schilderijtje, getekend met enkele krachtige

en expressieve penseelstreken. Er staat daar een vers in dat zijn gewicht in goud waard is en dat bondig en trefzeker

een diepe verklaring geeft voor wat er allemaal vandaag de dag gebeurt: Door het hand over hand toenemen van de

zonde zal de liefde van de meesten verkoelen.20 Voor de woorden ‘zonde’ en ‘liefde’ staan in de oorspronkelijke

tekst de Griekse woorden ‘anomía ‘en ‘agapè’. De groei van beide is omgekeerd evenredig.

Ze staan recht tegenover elkaar. Mattheus plaatst de kosmische benauwenis van de laatste dagen midden in dat duel

tussen de anomía-ongerechtigheid-onrecht en de agapè. Anomía: het lijkt wel of we de kroniek lezen van onze

eigentijdse geschiedenis: de mens wordt aangevallen, eigen gezag wordt willekeurig en met geweld aan anderen

opgelegd, men is onvatbaar voor de nood van de ander, het recht is meedogenloos en blind, kortom: onrecht. Agapè:

een onbaatzuchtige aandrift om te begrijpen, om in te voelen, om te delen, te verlichten, te verhelpen, voortkomend

uit het geloof in de Liefde die God voor ons heeft en die wij ontdekken in onze broeders. Deze liefde is er ook in de

wereld van nu. Het is een vlam, zoals Nadal zei, die altijd ontstoken is geweest en het nog is, in de Kerk en in onze

zeer kleine Sociëteit en wij hebben de plicht op ons genomen die brandend te houden en aan te wakkeren. Een vlam

die licht is, een teken van hoop en een lamp die de weg verlicht, en warmte in de harten van de mensen. De Liefde

vereent, de anomía verdeelt. Mattheus stelt die twee krachten voor in een toestand van voortdurende aanval in een

apocalyptisch crescendo. De anomía is het wezenlijke, historische en kosmische onrecht dat het evangelische fundament van de menselijke betrekkingen ontwricht. Agapè is de evangelische boodschap van liefde en vrede, alles

wat zin geeft aan het leven dat uit geloof geboren wordt, zowel het leven van de enkeling, als van de gemeenschap

en van de maatschappij.

De boodschap van Mattheus laat de deur open voor de hoop: Wie ten einde toe volhardt, hij zal gered worden.

Volharden tegenover tegengestelde krachten, tegenover het onbegrip van anderen, tegenover eigen moedeloosheid.

Om te overwinnen moeten we volharden in de liefde die nauw verbonden is met ons geloof en die de bevordering

van de gerechtigheid eist. Deze liefde is de enige geldige hoop op de redding van de wereld. Volharden: dat is ook

het parool van de evangelies van Marcus2l en van Lucas22: Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen. Het is

mijn vaste overtuiging dat de Sociëteit, krachtens haar door de Drie-eenheid geïnspireerde Ignatiaanse charisma,

geworteld en gegrondvest in de liefde, providentieel erop is voorbereid om in het strijdperk te treden en zich op efficiënte wijze te wijden aan de bestrijding van de anomía en aan de overwinning van de liefde. ik kan u verzekeren

dat de toestand van de wereld onze gevoeligheid als jezuïeten diep raakt en de meest intieme vezels van onze

apostolische ijver spant. Het gaat hierbij om onze historische zending: het doel van onze Sociëteit is de verdediging

en de verbreiding van het geloof, en wij weten dat het geloof beweging geeft en bewogen wordt door de liefde, en

dat de liefde gerechtigheid wekt en haar overtreft. Strijden voor het geloof, de gerechtigheid bevorderen, ons

inzetten voor de liefde, dat is wat wij willen, dat is onze reden van bestaan. Ons laten doordringen van die gedachte

en ze te beleven met de intensiteit van het Ignatiaanse ‘magis’, dat is onze ‘aangepaste vernieuwing’. Op die manier

zullen we komen tot wat de oorsprong is van het Trinitaire charisma van Ignatius, tot het wezen van God, dat liefde

is. ik besluit met u en alle jezuïeten die deze bladzijden zullen lezen te groeten met de mooie Paulinische formule:

God de Vader en de Heer Jezus Christus mogen de broeders vrede geven en liefde met geloof. De genade zij met

allen die onze Heer Jezus Christus liefhebben, in onvergankelijkheid.23

NOTEN

1. Zie in dit boek hoofdstuk 7 en 9

2. Perfectae Caritatis nr. 2

Page 56: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 56 -

3. 1 Joh 4,8

4. De Drie-eenheid als inspiratie van het Ignatiaanse charisma nr. 99

5. Mt 24,12

6. Dives in Misericordia nr. 4

7. Rom 11.2

8. Dignitatis Humanae nr. 6; Gaudium, et Spes nrs. 26 en 73

9. Dives in Misericordia nr. 2

10. E. Hamel: La miséricorde, une sorte de justice supérieure? Studia Moralia, 1977. p. 585

11. Mt 2323

12. Mt 9,13

13. Mt 12,7 14. Mt 25,31-46

15. Rom 11,25

16. Tweeëndertigste Alg. Congr. Decreet 2 nr. 2

17. Tweeëndertigste Alg. Congr. Decreet 4 nr. 28

18. Tweeëndertigste Alg. Congr. Decreet 4 nr.33 [142]

19. Mt 24.4-14

20. Mt 24,12

21. Mc 13,13

22. Lc21,19

23. Ef 6,23-24 [143]

Page 57: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 57 -

XII

Afscheidsrede

BOODSCHAP AAN DE 34

ste ALGEMENE CONGREGATIE, NA DE AANVAARDING VAN ZIJN AFTREDEN. ROME, 3

SEPTEMBER 1983

Dierbare paters,

Wat zou ik graag bij deze ontmoeting in een betere toestand voor u gestaan hebben! U ziet: ik kan u niet eens

rechtstreeks toespreken. Maar de generale assistenten hebben begrepen wat ik aan u allen wil zeggen.

Ik voel me, meer dan ooit, in Gods handen. Dat heb ik mijn hele leven betracht, vanaf mijn jeugd. En nog steeds is dit het enige wat ik wil. Maar met dit verschil: nu ligt het initiatief geheel bij de Heer. ik kan u verzekeren dat het

een diepe geestelijke ervaring is mij geheel en al in zijn handen te weten en te voelen.

Aan het einde van deze achttien jaren als generaal van de Sociëteit wil ik eerst en vooral dank brengen aan de Heer,

zijn vrijgevigheid jegens mij is grenzeloos geweest. Ik heb getracht eraan te beantwoorden. in het besef dat alles wat

Hij mij gaf voor de Sociëteit was, om gedeeld te worden met alle jezuïeten en met ieder van hen. Daarvoor heb ik

mij volledig ingezet.

Mijn enige droom in deze achttien jaren was de Heer en zijn Kerk te dienen, met heel mijn hart, vanaf het eerste tot

het laatste ogenblik. Ik dank de Heer voor de grote vooruitgang die ik de Sociëteit heb zien maken. Ongetwijfeld

zijn er ook fouten geweest - de mijne op de eerste plaats - man het is een feit dat zij grote vooruitgang gemaakt heeft in persoonlijke bekering, in het apostolaat, in de zorg voor de armen en de vluchtelingen.

Een bijzondere vermelding verdient de houding van loyaliteit en kinderlijke gehoorzaamheid betoond jegens de

Kerk

en de Heilige Vader, vooral in de laatste jaren. Voor dat alles zij de Heer gedankt.

Op bijzondere wijze dank ik mijn naaste medewerkers, mijn assistenten en raadgevers - op de eerste plaats P.

O’Keefe, de regionale assistenten, de hele Curia en de provinciaals. Zeer veel dank ook aan pater Dezza en pater

Pittau voor hun liefde tot de Kerk en de Sociëteit bij het volbrengen van de uitzonderlijke taak die de Heilige Vader

hun heeft toevertrouwd.

Maar vooral aan de Sociëteit, aan ieder van mijn medebroeders jezuïeten wil ik mijn dank betuigen. Zonder hun

gelovige gehoorzaamheid aan deze arme generale overste was er niets bereikt.

Mijn boodschap vandaag is dat u beschikbaar zoudt zijn voor de Heer. Laat God steeds centraal staan. Laten we naar

Hem luisteren. Laten we zonder ophouden zoeken wat we nog meer kunnen doen om Hem te dienen en het dan naar

best vermogen uitvoeren, met liefde, onthecht van alles. Laten we een zeer persoonlijk godsbesef in ons dragen.

Tot een ieder afzonderlijk zou ik zoveel, ‘tantas cosas’, willen zeggen...

Tot de jongeren zeg ik: dat zij Gods tegenwoordigheid zoeken, hun heiliging, die de beste voorbereiding is voor hun

toekomst. Dat zij zich overgeven aan Gods wil in zijn ongewone grootsheid en eenvoud tegelijk.

Aan hen die in de volle activiteit staan vraag ik hun krachten niet te verspillen en het evenwichtspunt van hun leven

niet in hun werk maar in God te leggen. Dat ze aandacht blijven schenken aan zoveel wereldnoden. Dat ze denken aan die miljoenen mensen die God niet kennen of leven alsof ze Hem niet kenden. Allen zijn geroepen om God te

kennen en te dienen. Hoe groots is onze zending: allen te brengen tot de kennis en de liefde van Christus.

Wie van mijn leeftijd is, zet ik aan tot openheid: leren begrijpen wat er ons nu te doen staat en het goed doen.

Ook aan onze dierbare broeders zou ik ‘tantas cosas’ willen zeggen, met veel genegenheid. Ik wil de hele Sociëteit

herinneren aan het belang van de broeders. Zij zijn zo’n hulp om onze roeping op God gericht te houden.

Ik ben vol hoop als ik zie hoe de Sociëteit in dienst staat van Christus, de enige Heer, en van zijn Kerk onder de paus

van Rome, de plaatsbekleder van Christus op aarde. Moge het zo blijven en moge de Heer haar zegenen met vele en

uitstekende priester- en broederroepingen. Daarvoor offer ik aan de Heer, gedurende de tijd die mij te leven

overblijft, mijn gebeden en het lijden door mijn ziekte. Voor mezelf wens ik nog slechts uit het diepst van mijn hart

te herhalen:

Page 58: Belangrijke momenten in mijn leven [1] · 2018. 7. 19. · - 3 - I. Belangrijke momenten in mijn leven 1 INTERVIEW MET PATER P. ARRUPE, AFGENOMEN DOOR JEAN-CLAUDE DIETSCH S.J. IN

- 58 -

Neem, Heer, en aanvaard heel mijn vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand en heel mijn wil, al wat ik heb en bezit.

Gij hebt het mij gegeven; Aan U, geef ik het terug. Alles is van U: beschik erover geheel volgens uw wil. Geef mij

uw liefde en genade, dat is mij genoeg.1

______________________

1. Gebed ontleed aan de Geestelijke Oefeningen van Ignatius, nr. 234