autisme vanuit psychoanalytisch perspectief. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’...

69
Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen Academiejaar 2010 – 2011 Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, optie Klinische Psychologie AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. OP WEG NAAR EEN NIET-DEFICITAIRE VISIE: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING HERBEKEKEN VIA EEN FOCUS OP CREATIE. Promotor: Prof. Dr. S. Vanheule. Door Glenn De Bel Begeleiding: Lic. Abe Geldhof

Upload: others

Post on 19-Apr-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen Academiejaar 2010 – 2011

Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, optie Klinische Psychologie

AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF.

OP WEG NAAR EEN NIET-DEFICITAIRE VISIE: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING HERBEKEKEN VIA EEN FOCUS OP CREATIE.

Promotor: Prof. Dr. S. Vanheule. Door Glenn De Bel Begeleiding: Lic. Abe Geldhof

Page 2: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

1

WOORD VOORAF

Graag had ik eerst en vooral de volgende mensen bedankt voor hun hulp en advies: begeleider

Abe voor de “strenge aanpak” die ik nodig had en de enthousiaste bereidwilligheid mij te

helpen en het luisterend oor, Sofie voor haar hulp bij de lay-out, Marieke voor het willen

weten en het moed inschenken, de mama voor het blijven verdragen van me in thesistijd en

tenslotte Jonathan voor de gesprekken over het onderwerp en over van alles en nog wat in het

leven…

Page 3: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

2

ABSTRACT

In deze thesis wordt het vraagstuk van de diagnostiek en de mogelijke behandeling van

autisme vanuit een psychoanalytisch standpunt bekeken. Daar waar de klassieke cognitieve

modellen autisme meer zien als een soort deficit, een stoornis in de cognitie, wordt er hier

gesteld dat dit niet zo hoeft te zijn. Een andere visie wordt voorgesteld: deze van de diagnose

en behandeling van autisme op basis van het begrip creatie. Bedoeling is om op die manier

het subject dat vervat zit in de diagnose autisme van spreekwaarde te voorzien, of te laten

spreken. Aan de hand van het ‘autistisch defensiemechanisme’ dat wordt uitgewerkt verkent

deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na

het kaderen van de momenteel aan de gang zijnde discussie binnen de lacaniaanse

psychoanalyse in verband met de diagnostiek, richt deze thesis zich verder op de behandeling.

Daarbij zullen drie mechanismes het licht komen te zien: dit van het autistisch object, de

dubbel en het teken (de Ander van de synthese).

Page 4: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

3

INHOUDSTAFEL

1. INLEIDING ....................................................................................................................... 5

2. ONDERZOEKSVRAAG ................................................................................................... 6

3. KORTE GESCHIEDENIS VAN HET BEGRIP AUTISME ............................................ 9

4. IN VERBAND MET DIAGNOSTIEK: VERSCHILLENDE ZIENSWIJZEN .............. 13

4.1. Inleiding ..................................................................................................................... 13

4.2. Autisme of psychose? ................................................................................................ 13

4.2.1. Het verlangen van de Moeder? ........................................................................... 13

4.2.1.1. Het sprekend subject: φ/a ............................................................................ 14

4.3. Het echtpaar Lefort en Pierre Naveau: een aparte autistische structuur? .................. 15

4.4. Autisme binnen het veld der psychosen .................................................................... 18

4.5. Bedenking en conclusie ............................................................................................. 19

5. OP WEG NAAR EEN MOGELIJKE CREATIE EN BEHANDELING ........................ 21

5.1. Een autist spreekt! ..................................................................................................... 21

5.1.1. Praten zonder ‘stem’ ........................................................................................... 21

5.1.2. Geen primordiale identificatie. ........................................................................... 22

5.2. (Het begin van) een mogelijke kuur: de aanvang van een Sinthoom ........................ 24

5.2.1. Inleidend ............................................................................................................. 24

5.2.2. Faire le vide ........................................................................................................ 25

5.3. De autistische sinthoomvorming ............................................................................... 28

5.3.1. Inleiding ............................................................................................................. 28

5.3.2. Het vermijden van de holophrase: de oplossing van het teken .......................... 28

5.3.2.1. De holophrase ............................................................................................. 29

5.3.2.2. Het teken ..................................................................................................... 29

5.3.3. Een imaginaire oplossing: separatie tussen affect en intellect. .......................... 32

5.3.4. Het (autistisch) object als defensiemechanisme ................................................. 34

5.3.4.1. Intermezzo: de behandeling volgens Tustin ............................................... 36

5.3.4.2. Een dynamiek .............................................................................................. 37

5.3.4.3. “Il y a des gens en vie, et des gens qui ont besoin des lampes.” ................. 39

5.3.4.4. On-off mechanisme, l’impulsion-destruction: in contact met de doodsdrift ..

..................................................................................................................... 39

5.3.4.5. Een imaginaire suppletie? Als binnen iets meer binnen wordt: na “faire le

vide” het gat opvullen met een imaginaire “bouchon”................................................. 41

Page 5: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

4

5.3.5. Conclusie in verband met het autistisch object .................................................. 43

5.3.6. De dubbel en “l’énonciation artificielle”............................................................ 44

5.3.6.1. Inleidend ..................................................................................................... 44

5.3.6.2. Donna Williams en haar imaginare figuren ................................................ 46

5.3.7. Op naar een andere Ander: l’Autre de synthèse. ................................................ 50

5.3.8. Een mogelijke overdracht en daaraan gekoppelde behandeling ........................ 53

5.3.8.1. Over creativiteit, metonymie en bricollage ................................................. 55

5.3.8.2. Pogen voorbij de dubbel te gaan, “autisme à deux”. .................................. 58

5.3.8.3. Conclusie ..................................................................................................... 60

6. CONCLUSIE ................................................................................................................... 61

7. AFSLUITENDE BEDENKING ...................................................................................... 64

REFERENTIES ........................................................................................................................ 65

Page 6: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

5

1. INLEIDING

Heden ten dage wordt autisme heel vaak bekeken als zou het gaan om een cognitief deficit

(denk maar aan de Theory of Mind-stoornis bv.) – lees: een mentale handicap.

Welnu, in deze verhandeling is het de bedoeling om een stap verder te gaan, weg van de

opvatting van een mentale handicap, om de gangbare visie in de gedragswetenschappen te

verruimen. Onze stelling luidt als volgt: ‘de autist is een subject die aan het werk is, aan het

werk om te proberen om te gaan met een overweldigende angst’ (Maleval, 2009). De nadruk

ligt op subject, aan het werk zijn en angst. Dit zijn meteen de 3 sleutelwoorden, hetgeen de

psychoanalytische visie (op autisme) net zo eigen maakt. Subject, want het zijn hun eigen

bricollages, hun eigen uitvindingen die zo belangrijk zijn, die op de voorgrond komen te

staan. Het zal blijken dat het erop aan komt hen hierin te ondersteunen, hen de ruimte te geven

zodanig dat hun eigen creaties tot uiting kunnen komen, en hen hierin te begeleiden. Er wordt

met andere woorden naar hen geluisterd. Deze zienswijze missen we voor een stuk bij de

gedragstherapeutische benaderingen. Vooral dan bij diegenen die autisme beschouwen als een

ongeneeslijke ziekte (want: genetisch) en er dus weinig anders opzit dan de plooien glad te

strijken die alsnog glad te strijken zijn, normaliseren die handel met andere woorden... Bij

dergelijke technieken van re-educatie is het gevaar reëel dat het subject te veel uit het oog

verloren wordt, waardoor de angst waar de autist aan lijdt ook niet meer gezien wordt, en men

zijn toevlucht moet nemen tot louter cognitieve/organische/genetische interpretaties. Het 2e

aspect van de stelling, het aan het werk zijn, is zeer nauw verbonden met het eerste aspect, de

autist als subject. De twee zijn nauwelijks los van elkaar te zien. In zijn eigen subjectiviteit is

de autist bezig aan een weg te timmeren (zijn eigen weg, niet de onze), hij is aan het werk een

eigen creatie/oplossing te ontwikkelen. Die oplossing dient erkend te worden. Tenslotte is er

de angst. Dit is iets dat vaak miskend wordt. Wij gaan er van uit dat het lijden van de autist

hieraan vast hangt, het gaat om een primordiale problematiek, een problematiek van het

(aller)vroegste waarbij de angst te groot is om de stap richting de Ander te maken. Maar dit is

voor later, van belang in deze inleiding is het erkennen van de angst binnen autisme. De

cognitieve interpretaties zouden dan eventueel kunnen gezien worden als logische

neveneffecten van de weg die de autist gekozen heeft om om te gaan met die angst…

Page 7: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

6

2. ONDERZOEKSVRAAG

In de geest van vandaag de dag is autisme een begrip geworden waar zowat iedereen mee

bekend is. ‘Autist’ is bijvoorbeeld op onze Vlaamse lagere scholen verworden tot een favoriet

scheldwoord, dat ongeveer in dezelfde orde ligt als ‘loser’ (Verhaeghe, 2009). Tevens behoort

het tot één der meest gediagnosticeerde labels bij kinderen. Men spreekt over 2 autisten per

klas… We stellen vast dat ‘autisme’ een begrip is geworden dat men tegenwoordig zeer vlug

in de mond neemt. Er is een soort van popularisering van ‘autisme’ ontstaan, te vergelijken

met ‘depressie’, met als gevolg een enorme expansie van de diagnose. Een kleuter die

bijvoorbeeld in vergelijking met zijn klasgenootjes wat mindere ‘sociale capaciteiten’ lijkt te

hebben of wat stiller lijkt dan de rest wordt tegenwoordig al vlug bedankt met het label der

autist.

Hoe is het zover kunnen komen? Wat is er zo veranderd sedert Bleuler en Kanner voor het

eerst de term in de mond namen (zie later)? Het blijkt dat reeds Kanner ons waarschuwde

voor het gevaar van overpredictie (Druel-Salmane, 2009), en het verworden van de diagnose

als een soort overkoepelend begrip waar veel kinderen in terecht komen waarvan we ons de

vraag kunnen stellen wat nog het gemeenschappelijke aan al deze kinderen is? Met de komst

van de DSM en zijn focus op het puur symptomatische zijn we binnengetreden in een andere

zienswijze (dan die van Kanner), het huidige discours met name. Autisme is tegenwoordig

een jungle waar veel kinderen in verstrengeld raken. Onze doelstelling is nu om die wirwar,

onder andere geïnstalleerd door de DSM-diagnose, enigszins te ontwarren door een ander

discours te gaan introduceren. In de DSM-IV wordt met name gesproken over de POS-

stoornissen (pervasieve ontwikkelingsstoornissen). Dit wordt als volgt omschreven: “Een

ernstige, omvattende en kwalitatieve aantasting van verschillende ontwikkelingsgebieden,

zoals de psychomotorische, cognitieve, sociale en communicatieve vaardigheden” (American

Psychiatric Association, 1994). Autisme is met andere woorden iets geworden dat geplaatst

wordt in het rijtje van de ontwikkelingsstoornissen, als broertje naast de verstandelijke

handicap (Moreels, 2001). De verwarring tussen autisme en handicap is treffend: het blijkt dat

de kenmerken zo typisch voor autisme (terugtrekking in sociaal contact, afwezige blik of

vermijding van oogcontact, opvallend repetitief gedrag, weerstand tegen verandering, weinig

of geen gesproken taal) even goed of zelfs meer kunnen wijzen op een mentale retardatie, een

ontwikkelingsachterstand en dus niet noodzakelijk typisch hoeven te zijn voor autisme

Page 8: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

7

(Vermeulen, 1998). Er ontstaat een vermenging tussen de twee termen (autisme en mentale

retardatie). Om uit deze impasse te geraken wordt dan vaak het volgende voorgesteld: Men

zou deze kenmerken dan wel aantreffen bij autistische kinderen, maar dat zou komen omdat

autisme vaak voorkomt in combinatie met een mentale handicap. Het ‘zuivere’ autisme zou

daar dan moeten uit geëxtraheerd worden, het zou bevuild zijn. Vanuit de vermenging volgt

dus terug een poging om ze alsnog uit elkaar te trekken… Te denken aan de Aspergerstoornis:

dit zouden de mensen zijn die aan het pure autisme lijden, de échte autisten (ze vormen

nochtans de minderheid van de ganse populatie van mensen met autisme). Bij deze mensen

zou het dan gaan om een aangeboren cognitief tekort in betekenisgeving en –verwerking van

de menselijke, sociale realiteit. Het gaat om een anders, letterlijk, mechanisch en

stereotypisch begrijpen van de wereld; autisme als een vorm van geestesblindheid of sociale

blindheid. In een dergelijk discours wordt het niet-sprekende, in zichzelf gekeerde kind -

hetgeen nog op de voorgrond stond bij Kanner – verwaarloosd en komt de volwassen autist op

de voorgrond die getuigt over zijn handicap, zijn aangeboren cognitief deficit (Moreels,

2001). We zien hier met andere woorden dat in een verwoede poging uit de eigen

geïnstalleerde verwarring te geraken (de verwarring tussen autisme en mentale handicap), de

organische laesie/cognitief deficit als een Deus Ex Machina te voorschijn wordt getoverd. Dit

onder het mom van de ‘goed functionerende autist’ ofte Asperger. Dit zou ‘het’ dan zijn. Dit

is niets anders dan een gemakkelijkheidoplossing die ons probeert met een kluitje in het riet te

sturen. We zijn er met andere woorden niets mee, het is een verklaring uit het ijle, immers:

autisme wordt nog steeds aanzien als een laesie, een deficit. Wat is het verschil met een

retardatie dan? Hun poging om uit de impasse te raken heeft gefaald. Niet de mentaal-

gehandicapte maar de logica van de DSM en het stoornisdenken blijkt de vervuiler te zijn...

Samenvattend zien we dus enerzijds dat er sedert de DSM alleen maar verwarring is ontstaan

(autismespectrumstoornis is een vlag die de lading perfect dekt: iedereen is welkom, met als

gevolg dat men niet meer weet waar men het over heeft…). De verwarring van ‘autisme’ met

een handicap of een ontwikkelingsstoornis getuigt hier perfect van. Anderzijds zien we een

overdiagnosticeren. Hetgeen eigenlijk heel vreemd is: het wordt alsmaar meer

gediagnosticeerd terwijl men steeds minder weet wat het nu precies is… Waar zijn we in

godsnaam in terecht gekomen?

Vandaar dat we ons nu de vraag gaan stellen wat oorspronkelijk bedoeld werd toen men de

term introduceerde, in een poging ons te ontdoen van onze vervuilde blik. Dit doen we eerst

en vooral aan de hand van de geschiedenis. Daarna gaan we dieper in op de psychoanalytische

Page 9: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

8

theorievorming rond autisme. Op die manier hopen we opnieuw dichter bij de basis te komen,

zodanig dat we kunnen komen tot wat de autist nu zo eigen maakt, los van het louter

symptoomdenken. Zo hopen we het discours van het cognitief deficit achter ons te laten en te

bouwen aan een vertoog dat spreekt in termen van subjecten in plaats van stoornissen/deficits.

Dit doen we aan de hand van de volgende onderzoeksvragen: wat is nu de eigenlijke structuur

van een autistisch subject? Hoe kunnen we autisme met andere woorden structureel

begrijpen? Of welke structurele kenmerken kunnen we in het autisme onderscheiden? Bestaat

er zoiets als een autistische structuur (naast de neurotische, psychotische en perverse

structuur)? Is deze structuur te onderscheiden van een psychotische structuur? En op welke

manier is een eventuele behandeling denkbaar, uitgaande van de structuurtheorie?

Om een antwoord te formuleren op deze onderzoeksvragen doen we vooral een beroep op

Jean-Claude Maleval. We zullen zien dat hij een verfrissende kijk brengt. In navolging van

hem zullen we ons focussen op wat precies de autist zo eigen maakt.

Page 10: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

9

3. KORTE GESCHIEDENIS VAN HET BEGRIP AUTISME

Het begrip autisme zoals we het nu kennen blijkt lang niet hetzelfde te zijn als pakweg 100

jaar geleden (toen Bleuler voor het eerst over ‘autisme’ sprak). Lange tijd werd ‘autisme’ als

een ‘werkzaam mechanisme’ gezien in schizofrenie, het werd er dan ook niet los van

bekeken. Verandering kwam met de komst van Kanner. Hij deed ons de vraag stellen wat er

nu zo uniek was aan zijn ‘autistische’ patiëntjes. Maar het relaas beginnen we, zoals betaamd,

met Freud…

Freud sprak niet over autisme maar over auto-erotisme, een term die hij vond bij Havelock

Ellis. In 1898 had deze het over “een excitatie die niet van buitenaf wordt opgewekt maar in

het innerlijk zelf haar bronnen heeft” (Druel-Salmane, 2009, p. 22). Freud herneemt dit. De

term komt voor het eerst sterk tot uiting in zijn ‘Drie verhandelingen over de theorie van de

seksualiteit: de infantiele seksualiteit’ (Freud, 1905). Freud spreekt daarin over sabbelen als

“een drift die niet op andere personen gericht is, die bevrediging vindt aan het lichaam, die

auto-erotisch is” (Freud, 1905, p. 60). Of nog: de infantiele seksualiteit is in wezen auto-

erotisch (vindt zijn object aan het eigen lichaam). Freud zag auto-erotisme dus als een

kenmerk van de kinderlijke seksualiteit, een onversneden kwestie van het driftmatige.

Verandering kwam daar deels in met Bleulers commentaar op Freuds. Zoals bekend kon

Bleuler moeilijk de seksuele theorieën van Freud aanvaarden. Auto-erotisme vond hij dan ook

een veel te beladen term, hijzelf sprak liever over het meer neutrale ‘autisme’. De klemtoon

ligt dan ook anders, Bleuler ziet autisme namelijk als “een tendens om zijn eigen fantasie

bovenop de realiteit te plaatsen en zich daardoor weg te trekken van die realiteit” (Druel-

Salmane, 2009, p. 23), de notie drift is hier handig ontweken... Freud zag Bleulers invulling

van zijn auto-erotisme dan ook als een verschillend begrip. Bleuler daarentegen dacht dat ze

het min of meer over hetzelfde hadden… Veelbetekenend hierbij is de volgende uitspraak van

een laconieke Freud: “Bleuler is een genie in het verkeerd begrijpen” (Gailis, 2002, p. 70).

Hoe het ook zij, de klemtoon ligt bij Bleuler meer op een verlies van de realiteitszin (hoewel

hij daar zelf over protesteert en het liever heeft over verlies van de realiteitzin in bepaalde

domeinen), waarmee hij de link met schizofrenie benadrukt. Hij beschouwt het als een

stopzetting van contact, van een in relatie staan, met externe objecten (in navolging van

Freuds briefwisseling met Jung waarin Freud het belang van het zich terugtrekken uit de

Page 11: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

10

buitenwereld bij schizofrenie centraal stelt). Bleuler gaat zo ver om een ‘autistische’ en een

‘normale gedachtengang’ te onderscheiden bij de schizofreen, het is de autistische die voor de

wanen zorgt... (Druel-Salmane, 2009)

Leo Kanner was degene die het concept ‘autisme’ wist uit te benen tot het begrip waar we

vandaag met bekend zijn. In 1944 presenteerde Kanner 11 kinderen met elk opvallend

gemeenschappelijke gedragingen en dit was volgens hem reden genoeg om te kunnen spreken

van een autonoom syndroom: ‘vroegtijdig infantiel autisme’. De kinderen vielen op met 2

soorten gedragingen: enerzijds hun drang naar een extreme eenzaamheid (aloneness) en

anderzijds een hunkeren naar onveranderlijkheid, inertie (sameness). Kanner verdedigt sterk

het autonoom karakter van zijn ‘ontdekking’ (het was dan ook zijn bedoeling om een type van

kinderlijke psychose te beschrijven die verschilt van de schizofrenie), hij richt zich met name

op de vroegtijdigheid van het fenomeen: “Het gaat niet om een breuk in reeds vroeger

aanwezige relaties, zoals bij de schizofrenie … Er is van het begin af aan een ‘extreem

autistische reactie’, die steeds, indien mogelijk, het kind ertoe brengt alles wat afkomstig is

van de buitenwereld te weigeren, te negeren… Een fysiek contact, een beweging of een geluid

uit de buitenwereld dat een bedreiging vormt voor hun isolement wordt beschouwd alsof het

niet bestaat; als dit verwerpen niet volstaat wordt het aangevoeld als een schokkend

binnendringen… Het is van het begin af aan dat deze kinderen niet in staat geweest zijn om

op een normale manier relaties aan te gaan met personen en situaties.” (Druel-Salmane, 2009,

p. 25)

Kanners benadering staat in contrast met die van Bleuler. Hij neemt de term over van Bleuler

maar geeft er een andere invulling aan: waar Bleuler sprak over een stopzetten van een ‘in

relatie staan met’- hij zag de autistische reactie als iets dat komt na verscheidene schizofrene

processen -, heeft Kanner het over een aangeboren zijn: terugtrekking is in feite een vlag die

slecht de lading dekt, er is namelijk geen kwestie van terugtrekken, het is altijd zo geweest.

Liever spreekt Kanner over een ‘specifiek soort contact met de buitenwereld’, en het is net dat

soort contact dat de autist zo eigen maakt. Kanner hecht dus heel veel belang aan die

vroegtijdigheid, het is in wezen net dit kenmerk dat zijn autisme onderscheidt van de

kinderlijke schizofrenie, want het zich terugtrekken uit de buitenwereld is iets dat frequent

voorkomt bij schizofrene kinderen, alleen dus niet vanaf het begin zoals bij de autist. (Druel-

Salmane, 2009)

Wat voor ons van groot belang is, is dat Kanner het al had over angst! Zo bleken voor de

kinderen onverwachte geluiden of bewegingen komende uit de buitenwereld intrusies te zijn

die een ongelooflijke horror met zich meedroegen en die tot grote paniekaanvallen leidden.

Page 12: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

11

Het is wel te begrijpen, niet het geluid op zich dat de kinderen zo bang maakte, maar wel dat

het onverwachte geluid zich dreigde te nestelen in hun isolement, hun isolement dreigde te

doorbreken! In dát kader spreekt Kanner over ‘sameness’ (hunker naar onveranderlijkheid).

Dit is hun manier om om te gaan met die enorme angst, het heeft de bedoeling om alles zo

controleerbaar mogelijk te houden, niets mag bewegen/veranderen... In feite spreekt Kanner

hier dus al over een vorm van angsthantering bij de autist, een oplossing die hij zelf gecreëerd

heeft om zijn angstvolle omgeving zoveel mogelijk onder controle te houden, om structuur te

creëren in een chaotische wereld. (Druel-Salmane, 2009)

Kanner onderstreept verder dat de gedragingen die een autist tentoon spreidt geen uiting zijn

van een mentale handicap, zoals de rituelen of stereotypieën zouden kunnen begrepen

worden. Neen, zegt Kanner, die stereotypieën zijn enkel een getuige van de angst. Ze dienen

de sameness, het onder controle houden van de vervaarlijke omgeving; zodanig dat intrusieve

bedreigingen zoveel mogelijk kunnen geblokkeerd worden. Ook Kanners opmerking dat het is

alsof de ander niet bestaat voor hen (het leven in isolement), kadert hierbinnen. Op die manier

wordt gepoogd de intrusieve aanwezigheid van de ander te annuleren. (Druel-Salmane, 2009)

Een volledig andere invalshoek is er gekomen via Margareth Mahler. Volgens haar is autisme

te begrijpen als een deficit in de vroegste identiteitswording. Ze ziet autisme als een fase in de

ontwikkeling dat elk kind doormaakt. Eerst is er de autistische fase, dan een duale fase met de

moeder (een symbiose met de moeder) en ten slotte een fase van separatie/individualisatie.

Als het kind blijft vastzitten in de eerste fase dan is het autistisch, hetgeen een niet herkennen

van de moeder en een in zichzelf gekeerd-zijn betekent. (Maleval, 2009) Vanaf dit moment

wordt autisme binnengevoerd in een ontwikkelingsperspectief.

Hierna heeft de opmars van de DSM vrij spel: de idee dat autisme volledig in functie van een

cognitief deficit/organisch letsel te bekijken valt, wordt de norm. De combinatie van de twee

bleek dodelijk (cfr inleiding) en had als gevolg de POS-stoornissen, hetgeen verder gaat op

Mahlers zienswijze. Dit is meteen het huidige discours. Het heeft belangrijke gevolgen. Door

de focus te leggen op één of ander deficit of laesie in één of ander deel van het menselijk

biologicum, hetgeen neerkomt op een focus op het symptoom of fenomeen, krijg je een

vreemd soort van vuilbakeffect. Autisme is namelijk een soort van vuilbak geworden waar

veel in terecht kan (de term autismespectrumstoornis beaamt dit): zowel het kind dat nooit

gesproken heeft als de ‘excentriekeling’ zijn van harte welkom. Zo komt autisme op een

continuüm te liggen dat naadloos overgaat in de normaliteit (Moreels, 2001). Tegenwoordig

heeft zowat iedereen autisme of een autismespectrumstoornis. Mijns inziens heeft dit veel te

maken met die focus op het deficitaire. Door teveel op zoek te gaan naar wat er mogelijk fout

Page 13: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

12

kan gelopen zijn in de ontwikkeling, verliest men uit het oog wat autisme voor een subject

betekent. Men ziet alleen nog maar een deficit, een symptoom. Een symptoom, dan vooral het

in zichzelf terug getrokken zijn, begint zijn eigen leven te leiden: plots blijken een heleboel

mensen wel een dergelijke ‘autistische’ trek te hebben. Komt daar dan nog bij dat vanaf de

jaren ’80 getuigenissen worden gepubliceerd van ‘autistische mensen’ die wél een sociaal

leven weten te leiden. Plots spreekt men over personen met een Asperger-stoornis of van

‘savants’ (Maleval, 2009). Verrassend genoeg weet men het vanaf dit moment niet meer: wat

is dat nu in godsnaam, autisme? Moreels beweert in dat opzicht dat “de geschiedenis van de

diagnostiek ons leert dat autisme vooral een betekenaar is die een ontsnappend reële in de

menselijke realiteit poogt te vatten. ‘Autisme’ fungeert als benaming voor het vreemde, het

Andere, voor wat buiten de normaliteit valt. Aldus is de vroegere, strikte betekenis van

autisme als een syndroom uitgedijd tot een gans spectrum dat andere, veel minder typische

ziektebeelden opslorpt en merkt.” (Moreels, 2001, p. 78) Di Ciaccia (1986) hierover: “autisme

blijft hierdoor gedefinieerd door een vage betekenis waarmee zowel de psychiater als de

psychoanalyticus zich akkoord verklaren, zonder dat de één noch de ander weet waarover hij

spreekt” (Di Ciaccia, 1986, p. 47). De psychoanalyse is er dus volgens hem (nog) niet in

geslaagd om een verschuiving in het discours teweeg te brengen, zoals bijvoorbeeld wel het

geval is geweest met hysterie. Die is namelijk van haar psychiatrische betekenis ontdaan en

verheven tot een functie in het discours (Di Ciaccia, 1986). Hetzelfde dient dus nu te gebeuren

als we het over autisme hebben. Met andere woorden: voorbij de DSM-diagnose kijken! Nu is

het de bedoeling van deze verhandeling om, aan de hand van een nieuwe visie binnen de

lacaniaanse psychoanalyse, een soort van verschuiving te proberen introduceren. Concreet zal

dit betekenen dat we gaan proberen naast de klassieke visie van het deficit, die van de creatie

binnen te loodsen.

Page 14: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

13

4. IN VERBAND MET DIAGNOSTIEK: VERSCHILLENDE ZIENSWIJZ EN

4.1. Inleiding

Eerst en vooral breng ik met dit deel een overzicht van een nog steeds aan de gang zijnde

discussie in verband met de differentiaaldiagnostiek. Het is een poging om een antwoord te

bieden aan de onderzoeksvraag: wat is de structuur van een autistisch subject? En bestaat er

zoiets als een autistische structuur? Snel zal blijken dat een eenduidig antwoord onmogelijk is

en dit zal onze initiële vraag doen verschuiven… Maar eerst:

4.2. Autisme of psychose?

Met de afbakening van autisme als een aparte stoornis (door Kanner) was er de idee dat als

men sprak over autisme of schizofrenie het wel degelijk om iets anders ging. Dit idee kwam

in feite voor het eerst in beeld dankzij Melanie Klein. Je zou kunnen zeggen dat ze de

voorganger van Leo Kanner was. Zij blijkt namelijk, niet in het minst met haar casus over

Dick, te beschikken over de idee dat het bij ‘kinderlijke vroegtijdige psychose’ gaat over een

stop, een inhibitie in de ontwikkeling, terwijl het bij de schizofrenie eerder gaat over een

‘ regressie van de ontwikkeling’. (Bernard-Desoria, 1992) Het is net deze vingerwijzing van

Klein die Kanner verder is gaan uitdiepen en die ons geleid heeft tot een splitsing, van wat

dan autisme geworden is langs de ene kant, en schizofrenie langs de andere.

Onze vraag is nu: als er al een verschil is, waarin verschilt de autist dan tot de psychoticus in

enerzijds zijn verhouding tot de betekenaar (naar het eerste onderwijs van Lacan) (Bernard-

Desoria, 1992) en anderzijds zijn verhouding tot lichaam en genot (naar het tweede onderwijs

van Lacan)?

4.2.1. Het verlangen van de Moeder?

Volgens Odile Bernard-Desoria is de psychoticus op zoek naar een metaforisatie, een

(delirante) constructie. Hij gebruikt betekenaars op zijn eigen vreemde manier: niet met de

bedoeling contact te leggen met de Ander maar om een waan te construeren. De psychoticus

Page 15: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

14

beschouwt Bernard-Desoria dan ook als een wezen die het symbolische gebruikt, die met

woorden creëert. De autist daarentegen bestaat volgens haar louter als ‘corps-vivant’. Om dit

te begrijpen dienen we eerst de theorie over de verhouding van de fallus tegenover het tekort

even kort te bespreken.

4.2.1.1. Het sprekend subject: φ/a

De subjectwording ziet Bernard-Desoria als 2 coupures die noodzakelijk moeten gebeuren in

de ontwikkeling van het kind. Enerzijds spreekt ze over de functie van de Moeder, anderzijds

over die van de Vader. Allereerst bestaat de functie van de Moeder er uit om het kind te laten

aanvoelen dat het geboren is uit een bepaald verlangen van de ouders. Op die manier wordt

het kind ingeschreven in een bepaalde constitutie. Het separeert. Het separeert van de

“originele steun dat het lichaam van de moeder” was. Het kind komt aan te voelen dat het niet

louter geboren is uit het lichaam van de moeder maar uit betekenaars die er al waren van voor

zijn/haar geboorte. Dit is volgens Bernard-Desoria niets anders dan de dimensie van de fallus

(Lacan schrijft φ) die wordt ingeschreven. “La mère a pour tâche de faire reconnaître au sujet

enfant qu’il représente pour elle le phallus…” (Bernard-Desoria, 1992, p. 85) Het kind wordt

als het ware volgepropt met een verlangen dat al veel langer bestond dan dat het kind reëel ter

wereld is gekomen.

Anderzijds is er de functie van de Vader. Hier wordt de fallus gekoppeld aan het tekort. “la

mère, parce qu’elle est tournée du côté de l’homme, du père, parce qu’elle ne se satisfait pas

de l’enfant comme seul représentant du symbole φ, va incarner pour l’enfant, le manque, soit,

l’objet qui cause son désir.” (Bernard-Desoria, 1992, p. 87) Het kind blijkt niet volledig te

kunnen voldoen aan het verlangen van de moeder. Dit toont zich in het zich keren van de

moeder naar de vader toe. Wat ontstaat is een tekort, de motor van een verdere ontwikkeling,

de motor van de keten van betekenaars, hetgeen drijft maar ons ook verdeelt. Het deelt de

fallus (vandaar de breukstreep). De fallus wordt er volledig door betekend vanaf dit moment.

De fallus wordt gelinkt aan een object, een beeltenis, een fantasie (denk aan de

grotschilderingen van onze oerouders, daar werd de fallus gelinkt aan een stier). Het

verlangen om een tekort op te vullen wordt geboren.

Nu goed, in het kader van psychose versus autisme tekent Bernard-Desoria het volgende af:

het structureel probleem van de psychoticus ligt in het tekort van het ‘object a’ (het tekort van

het tekort) waardoor de fallus niet symbolisch gerepresenteerd raakt, maar ergens anders

Page 16: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

15

achter blijft, in het Reële met name. De meesterbetekenaar S1 geraakt niet gekoppeld aan een

tweede betekenaar (S2), immers, de motor van het tekort ontbreekt. “Le psychotique incarne

le symbole phallique, à la place de représenter, comme tout enfant, le signifiant du phallus. Le

phallus n’existait réellement, la position du sujet placé là est intenable…” (Bernard-Desoria,

1992, p. 89) Het probleem bevindt zich hier in de functie van de Vader. Lacan spreekt over

een verwerping: de forclusie van de Naam-van-de-Vader.

Bij autisme zou het volgens Bernard-Desoria gaan om iets omgekeerds: hier is het object a op

de één of andere manier wél aanwezig, zij het dan een overvolle aanwezigheid. De autist zou

daarentegen getekend worden door een afwezigheid van de fallus, waardoor het object a puur

Ding wordt of beter: blijft. “Par contre, a, dans l’autisme, franchit la barre qui l’assujettit

normalement au signifiant φ et devient un objet mythique, atypique, ayant valeur d’absolu et

rejetant le signifiant. … Dans l’autisme, le sujet est identifié à l’objet absolu, l’objet en tant

qu’il annulerait l’idée même du manque. Le corps est identifié à cet objet a, qui sans le

signifiant φ qui logiquement lui donne son statut d’objet se prêtant à la représentation, tombe

à l’état de Chose.” (Bernard-Desoria, 1992, p. 103) De autist komt in een staat van Ding

terecht… (Wat dit precies inhoudt gaan we in het tweede deel van deze verhandeling ruimer

uitwerken.)

Iets dergelijks vinden we nu ook bij de Leforts (hun late periode) en Pierre Naveau, zij gaan

de zaken echter extremer bekijken en gaan eerder pleiten voor een aparte diagnostische

structuur, los van psychose.

4.3. Het echtpaar Lefort en Pierre Naveau: een aparte autistische structuur?

Zeker Rosine en Robert Lefort laten in feite helemaal geen twijfel: autisme heeft een

fundamenteel andere basis dan psychose volgens hen. Zij pleiten voor een aparte ‘autistische

structuur’ naast de neurose, perversie en psychose (Lefort & Lefort, 1992). Sedert 1992

leggen ze de focus op volgens hen structurele fundamenten die de autist onderscheiden van

een psychoticus. Ze hadden het voor de eerste keer over ‘de autistische structuur’. Hun

opvattingen zijn controversieel: voor de autist bestaat er geen Ander! Hun redenering is wel

anders dan die van Bernard-Desoria. De Leforts vertrekken vanuit de stelling dat er helemaal

geen Ander is in de overdracht. Geen imaginaire Ander, geen symbolische Ander. Geen

Ander tout court (Demuynck, 2008). Deze centrale stelling heeft grote gevolgen: als er van in

het begin geen Ander is, dan kunnen er ook geen objecten a zijn, die door de Ander op het

Page 17: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

16

lichaam getekend worden: geen anaal object, geen oraal object… Het verschil tussen een

overvol aanwezig zijn van het object a (Bernard-Desoria, 1992) versus het helemaal afwezig

zijn ervan (Lefort & Lefort, 1992) vervaagt… Wat blijkt is dat alle (partiële) objecten

ongeregeld zijn, alles wordt als het ware waargenomen als Eén, Eén Ding. In dit opzicht

spreekt Eric Laurent over een torus. (Laurent, 2007) Het is alsof voor de autist binnen gelijk

is aan buiten. De autist leeft als het ware in een ‘soort van onmiddellijke buitenwereld’

(Lacan, 1975 [1953-1954]). “Nous sommes amenés à supposer un espace qui n’est pas

construit avec un dedans et un dehors, limité par les bords de la maison, mais plutôt un espace

structuré comme un tore, où du point de vue de la surface, l’intérieur du cercle du tore ou

l’extérieur, c’est toujours l’extérieur. On peut regarder vers i’intérieur, on est toujours en train

de regarder à l’infini.” (Laurent, 2007, p. 111) Laurent geeft hierbij het voorbeeld van het

horen van een vliegtuig alsof het naast u vliegt of het willen vastpakken van een auto alsof het

een miniatuurwagentje was (Laurent, 1981)… Het komt neer op een jouissance die helemaal

niet geregeld is. Het is de dimensie van de betekenaar die ontbreekt bij de autist! Het maakt

dat de jouissance niet geïncorporeerd is in het lichaam en aldus de perceptie van een eigen

lichaam ontbreekt, waardoor dergelijke vreemde gewaarwordingen ontstaan. (Perrin, 2009)

Een ander voorbeeld is dat van Charlie (zie later nog) die het vallen van enkele regendruppels

op zijn huid ervaart als een pijnlijke aanslag op hem… (Perrin, 2009) Concreet betekent dit

alles dat er vanaf het begin geen S1 is (gelijklopend met Bernard-Desoria). Hier is ook

volgens de Leforts het fundamentele verschil met de psychose te plaatsen: bij de autist is er

geen aliënatie mogelijk, kwestie van een structurele onmogelijkheid. Anders is het bij de

psychoticus: hier is de separatie ondraaglijk, maar niet de aliënatie (Morilla, 2002). (Hoewel

dit in mijn opzicht zeker te nuanceren valt: dé psychoticus bestaat helemaal niet, je kan dan

ook moeilijk zeggen dat de separatie voor elke psychoticus ondraaglijk is. In bepaalde

gevallen van schizofrenie is dit eventueel zo maar het is evenwel denkbaar dat bijvoorbeeld

ook een paranoïcus eerder lijdt aan een aliënatie dan aan een separatie, maar dit terzijde…)

Vandaar hun stelling dat de psychoticus buiten het discours van de Ander valt, terwijl de

autist buiten de taal valt (deze stelling wordt later in de verhandeling nog grondig in vraag

gesteld!). Autisme is volgens het echtpaar als het ware een nóg dieperliggende problematiek

dan de psychotische. Een probleem dat nog vóór de forclusie van de Naam-van-de-Vader

voorvalt.

Pierre Naveau heeft het in dat opzicht over ‘de forclusie van het Verlangen van de Moeder’.

(Morilla, 2002) Hij ontdubbelt met andere woorden het concept van de forclusie! In de

psychose wordt er geen structuur ingebracht in het Verlangen van de Moeder. Dit komt omdat

Page 18: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

17

de metafoor van de Naam-van-de-Vader, die instaat voor een betekenisgeving van het

Verlangen van de Moeder, als het ware verworpen wordt. Daardoor blijft het Verlangen van

de Moeder overvol aanwezig, het blijft enigmatisch voor het kind. Er is een soort van paniek

bij het kind, geplaagd door de immense plaats dat het Verlangen van de Moeder blijft

innemen. Door de forclusie van de Naam-van-de-Vader slaagt het kind er niet in zin te geven

aan het feit dat zijn/haar moeder niet altijd aanwezig is. Het kind blijft zich constant de vraag

stellen naar de betekenis hiervan, een antwoord hierop aangereikt door de metafoor van de

Naam-van-de-Vader wordt verworpen… Het gaat hier om wat Bernard-Desoria, het

ontbreken van de deling door het object a, noemt. Daardoor is er een blijvende vraag omtrent

het Verlangen van de Moeder (Bernard-Desoria: het niet gesymboliseerd raken van de fallus).

Nu claimen de Leforts en Naveau dat het probleem van de autist van een nog andere orde is:

hier wordt het Verlangen van de Moeder verworpen(!) Het Verlangen van de Moeder wordt

met andere woorden in de eerste plaats al niet gesymboliseerd! Gevolg hiervan: een échte,

reële, constante aanwezigheid van de moeder (Bernard-Desoria: puur object a, Het Ding). Het

autistisch kind leeft met andere woorden in het Rëele. (Morilla, 2002) Of beter: hij valt er mee

samen. Hetgeen een terroriserend angstgevoel moet teweegbrengen. Een wereld ongefilterd

door de imago’s, symbolen aangereikt door de Ander. Een wereld waar alles als een ‘dubbel’

wordt waargenomen, als een dubbel van zichzelf (dit bespreken we straks uitgebreider in het

stuk over de behandeling en overdracht). Een wereld die vast ligt, het Eén, waar überhaupt

geen hallucinatie zou in mogelijk zijn. (Morilla, 2002)

Nu goed, er zijn enkele vragen die opduiken na het lezen van hun theorie. Om een Ander te

kunnen zijn moet er een gat in zitten. Hetgeen volgens de Leforts niet het geval is bij de

autist. De Ander is in feite te compleet, te vol, te reëel indien je wil; om een Ander te kunnen

zijn. Nu rijst automatisch de vraag: hoe zit het dan met de psychoticus? Waarom zou die wél

een Ander hebben? Voor beiden is de Ander immers zonder gat. Alleen is het blijkbaar zo om

de één of andere reden volgens de Leforts dat “de psychoticus er alles aan doet om aan die

Ander alles te geven wat hem zou kunnen vervullen, zodanig dat er op de één of andere

manier kan vermeden worden dat de Ander verdwijnt. Daarom staat de psychoticus in dienst

van de Ander. Bij de autist is dit volledig omgekeerd.” (Morilla, 2002, p. 61) Een voor mij

enigmatisch antwoord van de Leforts dat eigenlijk meer vragen dan antwoorden oproept…

Een 2e vraag die opduikt is de volgende: Hoe moeten we een Reële wereld interpreteren, waar

de onmogelijkheid van hallucinatie heerst? Hoe het Reële van Lacan zien na hun

conceptualisatie van het Reële (van de Leforts)? Het Reële van Lacan als ‘een terugkeer in het

Page 19: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

18

Reële van hetgeen niet verscheen in het Symbolische’, doelend op de hallucinatoire ervaring?

(aangezien de autist niet volgens hen niet kan hallucineren) (Morilla, 2002) Ook hier meer

vragen dan antwoorden…

4.4. Autisme binnen het veld der psychosen

In dit kamp wordt verder geboord op wat Lacan duidelijk expliciteerde: Het autistisch kind is

gehallucineerd (Lacan, 1985 [1975]). Lacan spreekt niet dikwijls over autisme, maar het dient

gezegd, als hij het erover heeft, relateert hij het aan schizofrenie. Onder andere Eric Laurent is

van mening dat we moeten teruggrijpen naar Lacan en ons concentreren op de hallucinatie

van het autistisch kind: “Het is precies omdat het kind gehallucineerd is dat hij onze roep

gericht naar hem niet hoort, want er is al een respons. Op die manier lijkt het me dat autisme,

in elk geval, een forclusie inhoudt (forclusie van de Naam-van-de-Vader)” (Morilla, 2002, p.

66). Zich richtend op Lacan stelt Laurent dus dat er geen enkele reden is om autisme apart te

zien van schizofrenie: het is volgens hem niet interessant om “het autistisch kind los te zien

van schizofrenie, volgens de definitie die Lacan eraan geeft, zijnde: schizofrenie als een

poging om een orgaan bij zijn eigen lichaam te voegen, verschillend hierin van de paranoïcus

die de terugkeer van de jouissance bij de Ander gaat plaatsen” (Morilla, 2002, p. 66). Als

Laurent spreekt van “een poging om een orgaan bij zijn eigen lichaam te voegen” dan heeft

hij het over de speciale betekenis die objecten voor autisten hebben, zijnde objecten die als

een orgaan functioneren (zie later). Externe objecten als deel van het lichaam, die een grens

constitueren (hier wordt later uitgebreid op teruggekomen). Een grens waarop zich dan de

jouissance kan richten. Hier komen we meteen uit bij Maleval. Deze poneert dat het enige

verschil tussen schizofrenie en autisme het feit is dat de jouissance zich bij de schizofreen op

het lichaam richt, terwijl hij bij de autist de jouissance op de grens (tussen lichaam en object)

plaatst (Maleval, 2009). Laurent ziet met andere woorden de gelijkenis: ook de psychoticus is

er ergens niet in geslaagd het discours van de Ander eigen te maken, het aangereikte van de

Ander te incorporeren (Morilla, 2002) (lees: het als extra orgaan bij zichzelf te voegen, deel te

laten uitmaken van zijn zijn). De psychoticus is volgens deze zienswijze iemand die constant

op zoek is naar een éigen antwoord, een eigen orgaan dat in zijn zijn kan ingevoegd worden,

en dat op die manier een structuur, een ‘duidelijker zien’, een begrijpen van de wereld met

zich meebrengt. Alleen de manier waarop gepoogd wordt om met die jouissance om te gaan

verschilt dus van schizofreen tot paranoïcus tot autist. Allen hebben een andere oplossing

Page 20: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

19

gevonden om ermee om te gaan, een eigen unieke ‘sinthomale’ creatie, die voorbij het veld

van de Ander ligt. Maar de verschillende oplossingen stammen dus wel uit hetzelfde

probleem (zijnde de forclusie van de Naam-van-de-Vader). Het is met andere woorden voor

elkeen een zoektocht naar lokalisatie van de jouissance, in een poging er greep op te krijgen,

elk is een subject aan het werk een eigen sinthomale structuur te creëren… Zo kunnen we

onderscheid maken tussen autist, schizofreen en paranoïcus: “Als de paranoïa de terugkeer

van de jouissance in de Ander is, als schizofrenie de terugkeer van de jouissance op het

lichaam is,… autisme is de terugkeer van jouissance op de grens.” (Morilla, 2002, p. 66) (Eric

Laurent gaat er dus van uit dat er wél iets van een Ander bestaat voor de autist, de vraag is

hoe die Ander er precies uitziet voor de autist…)

Autisme als een sinthoom met andere woorden. In feite krijgen we hier een pleidooi voor een

visie volgens de tweede tijd in het enseignement van Lacan, een pleidooi voor de kliniek van

de borromeaanse verknoping (Lacadée, 2009). Een verknoping van de drie registers (RSI) die

uniek is aan het subject, het is zijn/haar sinthomale structuur die zich aan het uittekenen is. De

autist als een subject aan het werk (Maleval, 2009). Het zou dan de taak van de analyticus zijn

om de aard van hun verknoping te gaan bevragen, te onderzoeken en hen te ondersteunen in

die totaal eigen verhouding die opgebouwd wordt tegenover de Ander (Lacadée, 2009).

Voorlopig klinkt dit allemaal erg vaag, maar een verduidelijking hiervan volgt als we het gaan

hebben over de behandeling. “Samenvattend kunnen we stellen dat autisme een symptoom is

van een symptoomdrager met een psychotische structuur. Deze structuur wordt

gecamoufleerd door het symptoom, dat de lokalisering van het genot bepaalt en als betekenaar

aanwezig is, in de plaats van de verworpen Naam-van-de-Vader” (Maes, 1986, p. 45).

Autisme als een ersatz van de Naam-van-de-Vader. Een gedoopt worden in de Naam-van-de-

Vader die mislopen is…

4.5. Bedenking en conclusie

Een éénduidig antwoord op onze onderzoeksvraag is er dus niet. Hoe je de zaken bekijkt

maakt een groot verschil uit. De bril van het koppel Lefort maakt autisme tot iets helemaal

anders dan de bril van Laurent en Maleval. Deze distinctie zal gedurende het verdere verloop

van deze thesis steeds terugkomen en verfijnd worden. Verder in deze thesis werk ik autisme

uit volgens de visie van Jean-Claude Maleval, dit is een persoonlijke keuze. Het maakt niet

dat de visie van het koppel Lefort en Naveau daarom minder waardevol zou zijn, alleen ligt de

Page 21: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

20

focus bij hen minder op het aspect creatie. De bedoeling is nu om verder op basis van dat

begrip de horizon van het autisme te gaan verkennen, een weg die ook Jean-Claude Maleval is

ingeslagen en een interessante meerwaarde kan bieden! De nieuwe vraag die nu oprijst is met

andere woorden: hoe kan de autist overgaan van de verloren gewaande autist (naar de

Leforts) naar de creatieve psychoticus (volgens Laurent en Maleval)?

We starten hierbij onze vers ingeslagen weg met wat meteen een basisidee van Maleval zal

vormen: geen meesterbetekenaar, een massaal Ding en toch merkt men dat de autist spreekt.

Lacan kan een gids zijn: “Il s’agit de savoir pourquoi il y a chez l’autiste ou chez celui qu’on

appelle schizophrène quelque chose qui se gèle. Mais vous ne pouvez pas dire qu’il ne parle

pas.” (Lacadée, 2009, p. 256) Aan de hand van het bijzondere spreken van de autist zullen we

kijken hoe die raadselachtige forclusie meer precies in elkaar kan zitten. We volgen hierbij de

raad van Julien Quackelbeen, Tijdens een studiedag omtrent “het zogenaamde autistische

kind” (1986) pleit Quackelbeen voor het concreet invullen van de zogenaamde ‘verwerping

van de Naam-van-de-Vader’, voor een bevragen van de term. Hij wil “het concept iets doen

zeggen, het laten spreken, door het te modelleren, te articuleren en het in contexten te plaatsen

die voor de praktijkwerker herkenbaar zijn.” (Quackelbeen, 1986, p. 11). Een pleidooi voor

een in de praktijk aantonen hoe het verwerpingsproces terug te vinden is in het leven van

gestoorde kinderen en wat daaruit voortspruit met andere woorden! Nu lijkt het onze taak

deze wijze raadgeving op te volgen, het lijkt ons de enige manier om tot een diagnostische

differentiatie te komen... Door de overdracht (als die al bestaat) bij de autist van nader bij te

gaan onderzoeken kunnen we tot een beter en concreter begrijpen komen. Op die manier

komen we meteen in het veld van de ‘behandeling’ terecht. Dit wil zeggen dat vanaf dit

moment zowel het thema van de diagnostiek als dat van de behandeling zullen samenvloeien.

Het is met andere woorden een concrete vraag naar hoe die sinthoomvorming als reactie op

een falende Naam-van-de-Vader precies in elkaar zit in het dagelijkse leven van iemand die

men autistisch noemt… Vanaf nu laten we de autist spreken.

Page 22: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

21

5. OP WEG NAAR EEN MOGELIJKE CREATIE EN BEHANDELING

5.1. Een autist spreekt!

Ondanks het feit dat de autist vaak geassocieerd wordt met een verstoorde taalontwikkeling

(American Psychiatric Association, 1994), moet gezegd worden dat toch een heleboel van hen

spreekt! (Maleval, 2007) Zij het op een bijzondere manier. Als Lacan het over autisme heeft,

dan legt hij niet toevallig steeds op dit aspect de nadruk. “Que vous ayez de la peine à

entendre, à donner sa portée à ce qu’ils disent, n’empêche pas que ce sont des personnages

plutôt verbeux.” (Lacan, 1985 [1975], p. 20) Wat Lacan hiermee bedoelt onderzoeken we nu

verder…

Kanner is de eerste om bij autistische kinderen het volgende te merken: “Enfin un type

particulier de phrase qu’il nomme « phrase hors situation ». Ces phrases paraissent décalées

quant à leur signification, mais elles ont un sens précis que Kanner retrouve avec le temps. Ce

sens est associé à une situation et est répété avec le retour de la situation, pour parfois glisser

vers des situations associées ou des objets associés.” (Grollier, 2009, p. 153) Steeds dezelfde

constructie gelieerd aan eenzelfde evenement. Het is alsof het kind de woorden prononceert

maar ze niet gebruikt. (Maleval, 2009) Alsof het kind in de leegte spreekt. (Maleval, 2007)

Hierbij denk ik ook aan de vaak gediagnosticeerde echolalie bij autistische kinderen: een kind

komt steeds dezelfde woorden of zinnen te herhalen zonder dat we iets van een betekenis

achter de woorden kunnen raden. (Maleval, 2007) Donna Williams spreekt nog over woorden

die “worden uitgestoten eerder dan gepraat”, ze komen uit een “mentaal gememoriseerd

repertoire”, waarbij niets moeilijker is dan een “persoonlijke uitdrukking”. (Williams, 1996

[1994]) Daartegenover staat: “Dans leur sujet de prédilection, l’enthousiasme leur inspire un

discours verbeux, voire un verbiage incessant.” (Attwood, 2003 [1999], p. 64). Het is met

andere woorden nodig om die bijzondere taal van de autist even van naderbij te bekijken…

5.1.1. Praten zonder ‘stem’

Page 23: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

22

Als centrale stelling poneren we dat de autist alles in het spel zet om in de communicatie zijn

“vocale jouissance” (de jouissance die in de stem vervat zit), zijn eigen aanwezigheid en zijn

gevoelens niet te tonen. (Maleval, 2007) Het komt er volgens Maleval op neer dat de autist

graag praat om niets te zeggen. “Le verbiage n’est pas, comme on pourrait le supposer,

jouissance solitaire de la voix; tout au contraire il travaille à la mise à l’écart de celle-ci, qui

fait horreur au sujet.” (Maleval, 2007, p. 129) Het is volgens hem een constante in het

autistisch functioneren dat de stem (de jouissance van de stem) zoveel mogelijk op een

afstand gehouden wordt en als het even kan, vakkundig gevierendeeld wordt… (Maleval,

2007) Hetgeen, volgens Maleval, Lacan bedoelt met “verbeux” komt neer op een praten

zonder ‘stem’ (Maleval, 2007). Met de stem en de jouissance van de stem bedoelt Maleval de

betekenaar die achter het woord/de fysieke stem (het geluid an sich) zit, de ruimte die tussen

de woorden zit (het tekort) en keten van betekenaars doet vloeien, of nog: het verlangen (van

de Ander). Concreet vertaalt zich dit onder andere in een absolute weigering een appel te doen

op de Ander, enkel in de hoogst nodige crisissituatie kan zich dit voordoen (Maleval, 2007).

Het duidt erop dat de autist wel kan communiceren maar dit weigert wegens de extreme angst

dat dit met zich meebrengt. “Il rejette toute dépendance à l’égard de l’Autre: il refuse de céder

l’objet de sa jouissance vocale, de sorte qu’il résiste radicalement à l’aliénation de son être

dans le langage, dès lors, plus encore que pour les autres psychotiques, il est pertinent de

souligner qu’il se veut libre.” (Maleval, 2007, p. 130) Het maakt dat de autist zich opsluit in

zichzelf.

5.1.2. Geen primordiale identificatie.

Aan de hand van Lacan besluit Maleval dat de autist de stem als pulsioneel object niet

geïncorporeerd heeft. Als de Naam-van-de-Vader opereert, dan wordt de stem als het ware,

via een castratieproces, volledig gelieerd aan het veld van de Ander. Die koppeling komt

volgens hem neer op de “primordiale identificatie”, het is een allereerste identificatie die

verbindt met de Ander, een allereerste aliënatie (met de meesterbetekenaar S1). We hebben dit

reeds gezien bij Bernard-Desoria! Bij de autist zien we dat het castratieproces niet gebeurd is

en het gevolg is het ontbreken van de “primordiale identificatie” waardoor het verlangen

gecaptureerd in de stem van de Ander alleen maar angstig aandoet. (Maleval, 2007) Het eigen

verlangen, het eigen gevoel, raakt daardoor niet ingeschreven in het Ik, in een keten van

betekenaars. Meer: het bestaat gewoon niet, het wordt niet geboren. De jouissance raakt niet

Page 24: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

23

vertaald en blijft daardoor radicaal gesepareerd van het Ik, het blijft vreemd. Het spreken met

de Ander wordt steeds ervaren als een mutilatie, sterker nog, als een natuurramp voor de autist

(Maleval, 2007). Dit vormt het lijden van de autist.

Deze annulatie van de primordiale identificatie brengt een soort van pure, reële angst met zich

mee als de autist geconfronteerd wordt met de dimensie van de betekenaar. Ik geef nu even

het voorbeeld van Peter, een autistische jongen onder behandeling bij Mira Rothenberg. In

een poging de jongen met een “levendiger stem” te laten praten en lezen, dringt ze aan bij de

jongen om dit steeds opnieuw en opnieuw te proberen. Na veel perikelen slaagt Rothenberg er

uiteindelijk in de jongen voor één keer met “een levendige stem” te doen praten. Toen

Rothenberg met enige blijdschap te kennen gaf dat het dit was dat ze bedoelde gebeurde het

volgende: “Soudain, il leva les yeux vers moi, terrifié. Sidérée par l’expression que je lisais

sur son visage, je balbutiai: - Qu’y a-t-il, Peter? « Il hurla : - Parce qu’après il y a le

cimetière ! – Après quoi ? – Quand vous êtes bien. Alors, après, il y a une voie sans issue et le

cimetière. »” (Rothenberg, 1979 [1977], p. 275-276) Na deze sequens trok Peter zich

helemaal terug op zichzelf en begon krampachtig te tellen, een verdedigingsmanoeuvre dat hij

al een hele tijd niet meer nodig had gehad… Maleval hierover: “Donner vie au langage, c’est

pour l’autiste faire entendre l’angoissant objet de la jouissance vocale. Or il est au principe de

sa structure subjective qu’il ne soit pas mortifié par le signifiant, de sorte que rien ne saurait

être pour lui plus angoissant.” (Maleval, 2009, 134) Het komt er op neer dat de jouissance van

de stem niet wordt geïncorporeerd door het falen van de primordiale identificatie waardoor de

jouissance van de stem, en de Ander alleen maar als bevreemdend wordt ervaren.

Hierbij aansluitend komt een vraag bij ons op: hoe kan die overwoekerende, onvertaald

gebleven jouissance, op één of andere manier wat aan banden gelegd worden? Is er een

bepaalde oplossing waartoe de autist kan komen? Wat kunnen wij eventueel betekenen voor

een lijdende autist, ten prooi gevallen aan de jouissance? Deze vragen leiden ons tot het groter

vraagstuk van een mogelijke behandeling van de autist...

Page 25: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

24

5.2. (Het begin van) een mogelijke kuur: de aanvang van een Sinthoom

5.2.1. Inleidend

Ik vertrek hierbij van Jacques-Alain Miller en zijn lezing van de gevallenstudie ‘Robert,

l’enfant au loup’ van het koppel Rosine en Robert Lefort. In zijn artikel ‘La matrice du

traitement de l’enfant au loup’ gaat Miller dieper in op de ‘zwarte doos’ die de Leforts

uittekenden. Hun boek “Les structures de la psychose. L’enfant au loup et le Président” is het

relaas tussen aanmelding (“état initial”) en het einde van de kuur (“état terminal”). Wat

daartussen gebeurd is, de ‘zwarte doos’, is onderwerp van discussie. Het gaat om de

behandeling. Wat is er precies gebeurd, wat heeft gemaakt dat Robert (l’enfant au loup)

getransformeerd is van een “ondraaglijk kind” in een “adorabele jongen”? Met Millers

bespreking probeer ik tot het diepste van de krachten van een mogelijke behandeling te

komen en een soort van mechanisme uit te tekenen.

Waar we op zoek naar zijn is het prilste begin dat iets van een opening kan creëren. We

vinden dit paradoxaal genoeg bij een poging tot zelfmutilatie van de jongen. Het begin van de

transformatie verschijnt hier: Robert poogt met een schaar zijn penis af te knippen. Miller

kadert dit als een rauwe poging om ergens een verlieservaring te doen ontstaan. Een

verlieservaring die, zoals we hiervoor zagen, op een onmogelijkheid botst in het symbolische.

Er moet dan maar een verlieservaring gebeuren in het reële zelf? Als de omweg van het

woord niet mogelijk is, rest er enkel nog de tocht door het hellevuur zelve, het zich letterlijk

ontdoen van het teveel. De letterlijke penis, die in een dergelijke zin niets van doen heeft met

de fallus. Miller schrijft π. (Miller, 2007 [1988])

Miller merkt daarna het volgende op: “les choses commencent par la distinction d’un objet

parmi d’autres, qui est le biberon. Nous avons de la façon la plus manifeste, l’érection d’un 1,

un objet tout seul, par rapport à quoi tous les autres sont exclus.” (Miller, 2007 [1988], p. 148)

Het is met andere woorden opvallend hoe een verlieservaring in het reële samen gaat met een

winstervaring op een ander vlak: de dimensie van het hebben verschijnt, de dimensie van het

verschil. Het is alsof deze ervaring op dezelfde manier werkt als de structuur van de

betekenaar. (Miller, 2007 [1988])

Page 26: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

25

Miller begrijpt dit mechanisme als de eerste stap in de kuur: “On pourrait dire que le point de

départ de notre considération théorique du cas, c’est que précisément la structure de signifiant

fonctionne, Robert étant en rapport avec cette exigence d’une perte et d’une chute. Cette

nécessité fonctionne mais il s’efforce de la traduire en termes de réel, par un processus en

quelque sorte inverse de la symbolisation, qu’il faut traduire, non pas comme “réalisation du

symbolique”, mais comme une réellisation du symbolique.” (Miller, 2007 [1988], p. 149)

Reëllisatie van het symbolische… Iets dat met andere woorden werkt als het symbolische, cf.

de verlieservaring, maar blijkbaar niet helemaal aangezien het zich in het veld van het reële

blijft afspelen. Anderzijds merkt Miller wel op dat de structuur van de betekenaar

functioneert, hetgeen iets anders is dan het mechanisme van de betekenaar: deze functioneert

bij Robert en autistische kinderen duidelijk niet.

5.2.2. Faire le vide

Volgens Millers lezing is er bij Robert dus sprake van een soort reëllisatie van de moins (iets

van een verlieservaring), of tenminste een poging ertoe: Robert ontdekt het gat in de WC. Het

maakt concreet dat vanaf dan alles zich zal afspelen buiten de kamer. “Cette fonction

s’ordonne à ce trou qu’il va chercher, il le nomme, et, il va tellement bien faire opérer ce

moins qu’il va vider l’ensemble de la pièce de consultation, “au point que progressivement il

ne va presque plus rien se passer dans la pièce de séance, et que presque tout van se dérouler à

l’extérieur” (Lefort, 1988, p. 264)” (Miller, 2007 [1988], p. 149). Later ziet Lefort dat Robert

in staat is om zijn kaka cadeau te doen en zich zelfs te separeren van een object. “Autrement

dit, après la castration réelle et la découverte du trou des WC, nous avons ici ce que l’on peut

appeler l’extraction de l’objet... Nous voyons donc se décliner ce moins d’abord dans le (-π),

passer ensuite à l’objet.” (Miller, 2007 [1988], p. 150) Miller maakt hierbij nog een bruikbaar

onderscheid tussen object a en object o: “Evidemment, on ne peut pas écrire vraiment (-a)

mais pourquoi ne pas écrire (-o), qui est décrit par les auteurs comme séparé, et enfin il vient

au sujet.” (Miller, 2007, p. 150) (-a) zouden we inderdaad niet kunnen zeggen aangezien dit is

voorbehouden aan het mechanisme van de betekenaar. We hebben hier inderdaad te doen met

een ander mechanisme, een mechanisme dat het object a met zich mee blijft dragen aangezien

de omweg van de betekenaar niet kan genomen worden. Niettemin zien we dat Robert er op

die manier wel in slaagt om zich te separeren van een object o. De link met de koppeling-

ontkoppeling met het autistisch object is niet ver weg, dit zullen we dan ook later bespreken.

Page 27: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

26

We zullen nu verder aantonen dat het met een object te gaan halen bij de Ander is (Borgnis-

Desbordes, 2009), dat er een gat kan ontstaan, een “faire le vide”. Een kind wordt geboren als

een ring van Moebius, een ring zonder binnen of buiten, een ring zonder gat, er is maar 1

enkele dimensie. “A partir de ceci, le petit sujet à l’aube de la vie apparaît être une bande de

Moebius, bande tordue sur elle-même, surface à un seul côté, sans extérieur ni intérieur, et de

plus surface topologiquement non trouée.” (Laurent, 1981, p. 35) Nu is de vraag: als een kind

zo wordt geboren, zonder gat, als Eén Ding, hoe komt het gat in de ring van Moebius? Of

nog: hoe ontstaat er iets van de dimensie binnen-uit, of nog: hoe ontstaat de dimensie van de

separatie, of van het hebben? Hoe wordt er een gat gecreëerd? Leforts antwoord luidt: “Le

trou ne vient que par le bouchon” (Laurent, 1981, p. 35). En later: “s’il (le trou) ne vient pas

du sujet, il ne peut venir que de l’Autre.” (Laurent, 1981, p. 36) “c’est avec ce trou-là, un

objet qu’elle a prélevé, qu’elle bouche son corps à elle. Voilà comment à la fois s’introduit le

bouchon du sujet et en même temps s’introduit le trou” (Laurent, 1981, p. 36). Of nog: met

het halen van een object o van de Ander, kan de Ander net ontstaan (in de zin dat die wat

minder reëel, wat minder Ding wordt). Dit is meteen een kerngedachte van deze thesis.

Maleval zal spreken over “Le bord autistique” (dit zien we later). Dit zal bij nader inzien

eigenlijk niets anders dan een “faire le vide” blijken te zijn. Daar waar het kind niets heeft, is

hij/zij simpelweg. Objecten maken deel uit van hem/haar maar maken wel dat er net een grens

kan ontstaan: een grens tussen binnen en buiten. Wat ontstaat er? Het kind is niet alleen, maar

het heeft wat van een lichaam gekregen, een vorm gekregen, in de vorm van objecten

genomen van de Ander dan wel (zie straks). Hetzelfde zien we bij Robert. Alleen beschrijven

de Leforts het anders. “Faire le vide” klinkt in dat opzicht paradoxaal. Moet er niet net een

grens gecreëerd worden in plaats dat er iets leeg gemaakt wordt? Neen, want als er geen grens

is kan je niet leegmaken, daar gaat het hem nu net om. Hoe kan een grens met andere

woorden ontstaan? Net door een verlies te lijden, een verlies in het reële, een verlies (of een

transformatie) van de jouissance. Met deze cirkelredenering kan je maar tot de conclusie

komen dat beiden eigenlijk hetzelfde zijn (faire le vide = het creëren van een grens).

Het blijkt met andere woorden dat de autist in een bepaald opzicht ook een verdeeld wezen is:

waar hij enerzijds opteert voor een positie buiten de Naam-van-de-Vader, buiten de

betekenaar, in een poging zeker te blijven van zijn “substance jouissante” (Lacadée, 2009) is

daar anderzijds de noodzaak tot een reëel gat (“un trou réel”). “Pourtant, l’on remarque

Page 28: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

27

l’importance du trou réel pour l’autiste, le trou des robinets, celui des portes et des murs vers

lesquels il s’oriente comme si avec son être il tentait de boucher ce trou afin de ne plus faire

qu’Un.” (Lacadée, 2009, p. 260) Waar hij het gat aangeboden door de Ander – in de vorm van

de betekenaar S1 – weigert, de manque-à-être aanborend, kiest hij daarentegen voor een eigen

oplossing in de zin dat hij met zijn “eigen zijn” kurk (bouchon) kan zijn zodanig dat hij wat

minder Eén kan zijn… Het zijn springt uit de band… Wat hiermee concreet allemaal bedoeld

wordt gaan we nu verder uitzoeken. Volgens Maleval heeft de autist drie manieren van ‘zijn’

ontwikkeld die een kurk, een grens vormen tegen de jouissance. Het is dit wat hen volgens

Maleval typisch ‘autistisch’ maakt, de manier waarop ze een grens boetseren… We beginnen

er aan.

Page 29: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

28

5.3. De autistische sinthoomvorming

5.3.1. Inleiding

Na het intermezzo van een “faire le vide” keren we nu terug naar ons startpunt van het

bijzondere spreken van de autist. We onderzoeken nu verder hoe een autist eventueel toch kan

komen tot een bijzondere vorm van ‘communicatie’, aan de hand van zijn eigen “faire le

vide”…

Hoe kan een autist dan communiceren? Ondanks het zich terugtrekken in een schild brengt de

eenzaamheid hen er volgens Maleval toe om te pogen ergens in contact te komen… “de sorte

que beaucoup cherchent à entrer en communication” (Maleval, 2007, p. 131) We stellen vanaf

nu dat de autist een heel eigen manier ontwikkelt om in ‘communicatie’ te treden, zonder de

vocale jouissance op het spel te zetten, zonder al te veel angst te doen ontluiken! Het gaat om

het praten zonder ‘stem’ aan de hand van de creatie van het teken… Het is dit wat Lacan

bedoelt met “verbeux”. “le refus d’y engager quoi que ce soit d’intime: que rien n’y

transparaisse qui touche à la jouissance du sujet.” (Maleval, 2007, p. 139) Het maakt dat de

jouissance voor de autist via het teken op de boord, de grens terechtkomt. Wat dit allemaal

wil zeggen gaan we nu verder onderzoeken, maar daarvoor dient eerst en vooral het

mechanisme van het teken uitgelegd te worden!

5.3.2. Het vermijden van de holophrase: de oplossing van het teken

Michel Grollier noemt wat Kanner schreef over de typische autistische communicatie

“holophrases”. Lege zinnen… Het sluit aan bij het “verbeux” zijn, het willen zeggen om niets

te zeggen, of zoals Pierre Naveau het verwoordt : “Faire une phrase, c’est ce contre quoi

l’enfant autiste se révolte.” (Naveau, 2005, p. 118). Inderdaad, niet beschikkend over de

grammatica van het fantasma, maakt het onmogelijk, bij wijze van spreken, een zin te maken,

of zin te maken in het spreken. De eenzaamheid van het geïsoleerde woord waakt. Dit maakt

volgens hem het schild van de autist, het zorgt voor een onbeweeglijkheid, er kan geen keten

van betekenaars ontstaan. (Naveau, 2005) Maleval benoemt deze geïsoleerde woorden als

tekens.

Page 30: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

29

Doch, een teken valt, misschien verwarrend genoeg, niet te verwarren met de holophrase, het

gaat om een radicaal verschillend mechanisme, volgens Maleval althans.

5.3.2.1. De holophrase

Het autistisch kind blijft doof voor de stem van de Ander en maakt in dezelfde beweging de

Ander meteen zelf ook doof (Naveau, 2005). Lacan spreekt in termen van “bevriezen”, er is

iets tussen de S1 en S2 dat bevriest, doch dit wil niet zeggen dat de autist niet praat, dit hebben

we hierboven al gezien. Dit is de holophrase (Lacadée, 2009). Het komt op hetzelfde neer als

zeggen dat de aliënatie voor de autist niet bestaat (Naveau, 2005). “Il s’agit de savoir

pourquoi il y a chez l’autiste ou chez celui qu’on appelle schizophrène quelque chose qui se

gèle. Mais vous ne pouvez pas dire qu’il ne parle pas.” (Lacadée, 2009, p. 256). Later

beschrijft Lacan de holophrase als een “prise en masse” van het betekenaarskoppel S1 en S2,

waarmee hij bedoelt dat er geen interval tussen S1 en S2 bestaat. Het maakt dat de S2 geen

dam kan zijn voor de jouissance van de “S1 tout seul” (Lacan, 1975 [1972-1973]) Volgens

Naveau karakteriseert dit mechanisme het spreken van de autist, aldus spreekt de autist in

holophrases, net als de schizofreen... (Naveau, 2005)

Het blijkt dat die S1 helemaal-alleen overvol zit van onbewerkte jouissance. Het autistisch

object als dusdanig (zie straks), als mogelijke S1, toont dit eventueel aan: naast de beweging

dat het het kind geeft is het tegelijk ook de plaats van de doodsdrift. (Perrin, 2009) Het geeft

steeds het gevoel van een ravage te zijn voor het kind, er is daar geen relativering mogelijk

(iets dat we ook later zullen zien bij Donna Williams en haar dubbels). “Il s’agit donc d’un

montage où tous les éléments sont présents sans aucune chute dans le dessous.” (Lefort, 1986,

p. 51) Robert hallucineert een S1, in de zin dat “la forme résiduelle du délire, celui-ci à son

état le plus strict, est un seul mot énoncé comme commandement, tel le hurlement du fou ou

les trognons de mots évoqués précédemment.” (Bernard-Desoria, 1992, p. 101)

5.3.2.2. Het teken

Nu stelt Maleval daar volledig tegenover dat het defensiemechanise van het teken bij de autist

net in het teken zou staan van het vermijden van een terecht komen in die holophrase. Deze

zou namelijk inhouden dat er een soort van uitbraak van betekenaars zou plaatsvinden. Hij

Page 31: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

30

gaat hier dus niet akkoord met auteurs als Grollier en Naveau! Net door het tekort aan ruimte

tussen de S1 en de S2 komt het subject samen te vallen met de meesterbetekenaar, de S1. Het

wordt als het ware een “signifiant m’être” (Lefort, 1986, p. 52), het subject is geen subject

maar is gewoon (cfr. de torus van Laurent). Als Robert (l’enfant au loup) bijvoorbeeld

“Madame” mormelt, dan is hij echt Madame op dat moment (Lefort, 1986)… Volgens

Maleval stelt de autist nu alles in werking om dit te vermijden, omdat een samenvallen met de

betekenaar (van de Ander) geen symbolische dimensie met zich meebrengt (om een keten op

gang te brengen heb je minstens 2 betekenaars nodig), enkel een reële. Daar waar de

holophrase; door de verwarring tussen Reële en betekenaar een paradoxaal effect van

separatie heeft, in de zin dat ze allebei apart aanwezig blijven zonder de werkende functie van

de betekenaar die een gat zou moeten maken in het Reële; is er alleen maar een verdubbeling

(“redoublement”) van het Reële (Lefort, 1986)!

Hij doet dit nu door middel van een speciaal defensiemechanisme: het teken. “Penser avec

des signes constitue un moyen de tenir à distance les holophrases qui nécessitent le recours au

signifiant, d’où l’extrême rareté des hallucinations verbales et des certitudes délirantes chez

les autistes.” (Maleval, 2009 [2008], p. 234) Het doel van de autist bestaat er met name uit om

die holophraserende S1 stil te leggen, te verstenen, het een teken te laten worden dat volledig

Ding wordt, een Ding dat de jouissance dient te voorzien van een wand, een wand die de

onbeweeglijkheid van de jouissance dient na te streven, het wil iets vastleggen... Vanaf dat

moment kunnen we in feite helemaal niet meer spreken van een S1. Lacadée spreekt daarom

treffend over een S0. (Lacadée, 2009)

Het maakt dat Bernard-Desoria komt te spreken over het volledig ontbreken van een fallus en

een S1 bij de autist. Volgens de visie van Maleval is het ontbreken van een fallus echter een

creatie van de autist, in tegenstelling tot zoals vooral het koppel Lefort beweert, een soort van

deficitair startgegeven. Via het teken wordt de S1 met name ontdaan van zijn ‘falluswaarde’

en wordt louter Ding op zich, het wordt een S0 (Lacadée, 2009). Wat dit teken concreet

inhoudt gaan we vanaf het volgend hoofdstuk bekijken!

Nu goed, er is dus wel degelijk een holophrase mogelijk, hetgeen neerkomt op een mogelijke

hallucinatie. In tegenstelling tot hetgeen de Leforts dus beweren, stellen Lacadée en Maleval

dat de autist wel degelijk kan hallucineren. Het verschil met de schizofreen is dat de

jouissance niet terecht komt op het lichaam maar gekaderd, geregeld wordt via het Ding, het

teken op zich. Op die manier wordt autisme een manier van omgaan met (het wordt een

sinthoom) en niet een soort van ‘oerforclusie’ (forclusie van het verlangen van de moeder) dat

Page 32: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

31

alleen maar schadelijk is (cf. Tustin). Het geeft meteen een volledig andere manier van

kijken! De autist wordt hier met andere woorden niet bekeken als iemand die volledig buiten

de taal staat (zoals de Leforts) maar eerder als iemand die zich doof maakt. En daardoor niet

alleen zichzelf maar ook de Ander (Naveau, 2005). Maleval gaat nog een stapje verder door te

stellen dat het autistisch kind zelfs “meester is van de taal”. Het kind houdt als het ware alles

onder controle door zijn weigering te spreken. Volgens hem mogen we dan ook taal absoluut

niet verwarren met spreken! (Maleval, 2009) Immers: “Il parle volontiers, mais à la condition

de ne pas dire.” (Maleval, 2007, p. 129)

Het teken van de autist is volgens Maleval dan ook niet te zien als een losstaande betekenaar

(een betekenaar helemaal alleen, een letter zoals Lacan dit geconceptualiseerd heeft voor de

schizofreen). “Les signes qui forment l’Autre de synthèse de l’autiste ne sont pas les lettres

qui constituent l’inconscient freudien.” (Maleval, 2009, p. 213-214) Het teken van de autist

verwijst steeds naar het Ding, of beter : het poogt het Ding te zijn, het refereert steeds naar

iets terwijl de holophraserende betekenaar een alleenstaande letter is en naar niets refereert

(hetgeen neerkomt op een hallucinatie). Dit is iets heel anders dan holophraserende

betekenaars waar de schizofreen mee geconfronteerd wordt! Of nog zoals Bernard-Desoria

het zegt: de psychoticus is in se een puur symbolisch wezen. De autist zou je kunnen zeggen,

helemaal niet (Bernard-Desoria, 1992). Vandaar volgens Maleval dat de autist zo weinig

hallucineert. (Maleval, 2009 [2008]) Niettemin houdt een dergelijke manier van in de taal te

staan ook een groot nadeel in: “ils (les signes) n’effacent pas la chose représentée.” (Maleval,

2009, p. 188) Het mechanisme van het teken getuigt van een volledige afwezigheid van de

metaforisatie, alles blijft als (benoemd) Ding bestaan! (zie straks) In mijn ogen is dit hetzelfde

mechanisme als bij Robert toen die zichzelf automutileerde, alleen gebeurt het “faire le vide”

hier aan de hand van het teken dat een dam vormt tussen Ding en jouissance. (zie dadelijk ook

bij separatie tussen affect en intellect). Het is een manier om de Ander wat minder vol te

maken, een manier om de ‘stem’ van de Ander in te kapselen.

De discussie ligt open : is het “teken” van de autist een holophraserende (meester)betekenaar

of net niet en poogt het dit juist af te dekken? Opnieuw komen we hier uit bij de splitsing

tussen de twee kampen. De één ziet autisme meer als een oerdysfunctie terwijl het andere

kamp (van Maleval) autisme eerder ziet als manier van zijn, een oplossing of sinthoom dat de

autist inneemt. Wij pleiten eerder voor het laatste.

Page 33: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

32

5.3.3. Een imaginaire oplossing: separatie tussen affect en intellect.

De creatie van het teken gaat samen met het zien van de wereld, of het willen zien van de

wereld, in een soort van codevorm (Maleval, 2009). Een code die getuigt van de

onmogelijkheid bij de autist om affect en intellect in een harmonieuze band te doen

samenvallen. Het intellect wordt als het ware een imaginaire oplossing voor het falen van het

symbolische. Het symbolische dat oorspronkelijk het intellect met het affect koppelt. Van

affect is aldus nu geen sprake, het blijft jouissance. (Bernard-Desoria, 1992) En naast de

jouissance is daar het intellect onder de vorm van het teken, de code, dat alles regelt. Omdat

de code, in tegenstelling tot de betekenaar, niet wordt ingeschreven op het lichaam, is deze

radicaal gesplitst van het affect! (Maleval, 2009) Wat je krijgt zijn allerlei Dingen maar

daarrond een woestijn van jouissance (Maleval, 2007). Er wordt met andere woorden niets

aan elkaar gekoppeld (de Dingen met de jouissance) waardoor alles los van elkaar blijft

bestaan. Volgens Temple Grandin lijkt het denken van een autist in dat opzicht sterk op dat

van een computer… (Grandin, 1997 [1995]) Het spreken in tekens biedt de kans niet aan de

‘wil van de Ander’ om te verschijnen! (Maleval, 2007)

“D’autre part, beaucoup d’autistes savent lire avant de parler. Du fait de la carence du babil et

de la lalangue, leur entrée dans le langage se fait par l’assimilation de signes.” (Maleval,

2007, p. 138) Niettegenstaande de woestijn van jouissance kan er vanuit het tekensysteem een

zin geboren worden om de wereld zoveel mogelijk aan een ordening te onderwerpen. Op die

manier komen ze eigenlijk de realiteit (hun realiteit) binnen via het teken. “Ce fut dans le

monde des objets que j’émergeai, quand je commençai à reprendre goût à la vie. Je me pris

alors d’une passion pour les mots et les livres et m’acharnai à compenser mon chaos intérieur

par une mise en ordre maniaque du monde environnant. (Donna Williams)” (Maleval, 2007,

p. 138) (We zullen dit verder uitwerken als we het over de “ilôts de compétence” hebben.) De

autist probeert zo elk woord op een absolute manier te linken aan het Ding waar het naar

refereert. “Williams confirme qu’un “monde sûr et sans danger” peut être créé pour elle dans

un “microcosme de noms affectés en propre à chaque chose … Elle voudrait vivre dans un

monde cohérent, « bien pourvu en références fixes », fonctionnant d’après des règles

absolues.” (Maleval, 2009, p. 172) “A cet égard, l’idéal de l’autiste serait un code qui

parviendrait à connecter les mots de manière constante et rigide à des objets ou à des

situations clairement déterminés.” (Maleval, 2009, p. 180) Alleen, op die manier heeft de

autist het moeilijk om voorzetsels als op, onder of boven te begrijpen. Deze refereren immers

Page 34: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

33

steeds naar iets dat anders, dergelijke woorden kunnen niet op zichzelf bestaan. Specialisten

gaan dit kaderen als een “incapaciteit om te generaliseren” of een “verarmde capaciteit tot

abstractie” (Maleval, 2009). Dit klopt zeker, maar we mogen niet vergeten dat dit komt door

een falen van het betekenaarssysteem (Maleval, 2009) en in dat opzicht niet te verklaren valt

als een alleenstaande laesie in de hersenen, het gaat om de ‘subjectwording’ bij een autist. Ik

verwijs hiermee naar de Theory of Mind… Een neveneffect van een dergelijke manier van in

de taal staan is dat de capaciteit tot memorisatie lijkt gestimuleerd te worden. Veel autisten

(degenen die onder het Asperger-label vallen) lijken te “denken in beelden” (Grandin, 1997

[1995]), slagen er in om beelden als het ware op te slaan en terug te halen uit hun geheugen

indien dit nodig is. In uitzonderlijke gevallen slagen enkelen er, zoals ondertussen welbekend,

in om hele telefoonboeken in hun geheugen op te slaan… Het getuigt volgens Maleval van de

afwezigheid van de verdringing en de metaforisatie (Maleval, 2009). Daar waar normaal iets

verdrongen wordt en dan terugkomt in de vorm van iets anders (Verhaeghe, 2002), blijft hier

gewoon alles naast elkaar bestaan in het geheugen, wordt er niets verdrongen. Hierdoor zou

de capaciteit tot memorisatie een hoge vlucht nemen… (Maleval, 2009) “C’est pour une part

d’une difficulté à déconnecter le mot de la chose que naît la stimulation de la mémoire de

l’autiste.” (Maleval, 2009, p. 190)

Maleval kadert dit alles als een imaginaire suppletie, daar waar het symbolische gefaald heeft

komt het intellectueel tekensysteem in de plaats. Door een beeld op te slaan wordt de keten

van betekenaars vervangen of vermeden. Hetzelfde zullen we zien bij Donna Williams en

haar imaginaire figuren…

De autist verschijnt hier met andere woorden als een wezen dat actief aan het werk is om een

chaotische wereld te ordenen (Maleval, 2007). Op het eerste gezicht lijkt dit paradoxaal met

betrekking tot de “onbeweeglijkheid”, het zichzelf opsluiten in een schild, van de autist. Een

bemerking van Cadieux helpt ons wat duidelijkheid te scheppen: de autist is aan het werk om

de wereld zodanig te ordenen dat hij er niet hoeft te zijn (Cadieux, 2009). Ordenen om niet te

zijn…

Nu zijn we tot het punt gekomen dat we een nog grotere verfijning van het

defensiemechanisme bij de autist kunnen maken. Het gaat om 3 specifieke fenomenen die

verder pogen de jouissance op de boord, de grens te plaatsen.

Page 35: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

34

5.3.4. Het (autistisch) object als defensiemechanisme

Kanner was één van de eersten om het belang van een object voor een autist aan te tonen :

“Mais, d’abord, dans son texte princeps, L. Kanner observe nettement l’intérêt particulier des

enfants autistes pour les objets. Contrairement à la tension anxieuse qu’il observe sur les

visages des autistes en présence d’autrui, il relève qu’au contraire laissés seuls avec des

objets, ils arborent un sourire paisible et un air de béatitude” (Perrin, 2009, p. 70).

Het blijkt dat een object een kalmerende werking heeft voor een autist...

Het is de aanleiding voor wat Frances Tustin ‘autistische objecten’ gaat noemen. Deze

objecten zijn volgens haar ofwel delen van het lichaam van het kind ofwel dingen uit de

exterieure wereld maar dan wel door het kind aangevoeld als deel uitmakend van zijn eigen

lichaam. (Perrin, 2009) Het autistisch kind heeft met andere woorden een transitivistische

relatie met zijn object (Maleval, 2009), Rosine Lefort spreekt niet toevallig over de “signifiant

m’être” (zie hiervoor).

Tustin geeft een voorbeeld. Het gaat om een jongetje dat met een speelgoedautootje in elke

sessie verschijnt: “Il la serrait tellement fort dans le creux de sa main qu’elle en gardait la

marque quand il la posait. A mesure que j’ai travaillé avec lui, j’ai compris qu’il avait

l’impression que sa petite voiture avait des propriétés magiques et le protégeait du danger. Il

la voyait comme une sorte de talisman ou d’amulette, à la seule différence qu’en le pressant

avec force dans le creux de sa main il lui semblait qu’elle devenait un morceau de son corps,

un morceau « en plus », dur.” (Maleval, 2009, p. 134) Het object wordt als het ware een deel

van hem zelf, het completeert hem. In dat opzicht is het ook opvallend hoe een andere

persoon wordt waargenomen als een object. “Comme Kanner l’avait bien compris, ces enfants

ne distinguent pas les individus vivants des objets inanimés; ils les traitent tous de la même

façon – ils se collent contre un mur, ou à une partie dure du corps de quelqu’un comme s’il

s’agissait d’un objet inanimé, ou encore collent leur dos à des gens qu’ils ressentent en fusion

et en équation avec les sensations de dureté ainsi engendrées. Il s’agit là d’équation adhésive

plutôt que d’identification adhésive.” (Tustin, 1992 [1990], p. 139) De autist lijkt een object te

gebruiken als een (primaire) collage, en lijkt niets van doen te hebben met een identificatie

aan een object of een ander persoon. (Perrin, 2009) De hardheid zelve, het intrinsieke van het

object zelf lijkt centraal te staan. Is dit nu het object o (Miller, 2007 [1988]) dat van de ander

gehaald wordt? Of kan het dit worden? Vooralsnog lijkt in eerste instantie van niet, aangezien

Page 36: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

35

de dimensie van het hebben hier (nog) niet verschijnt: de wereld blijft als Eén beschouwd

(Laurent, 2007).

Niettemin besluit Tustin dat de collage met een autistisch object een manier is om om te gaan

met een angst, het kalmeert hen (zie hierboven bij Kanner al)! Donna Williams zegt er het

volgende bij: “Pour moi, les personnes que j’aimais étaient des objets, et ces objets étaient ma

protection contre les choses que je n’aimais pas, c’est-à-dire, les autres personnes.” (Maleval,

2009, p. 130)

Het autistisch object blijkt dus iets dat beschermt tegen de bedreigende Ander, de gevaarlijke

buitenwereld en mag in dat opzicht zeker niet verward worden met Winnicotts ‘transitioneel

object’ (Winnicott, 1951). Waar het laatste de brug vormt naar de Ander zou het ‘autistisch

object’ volgens Tustin net als doel hebben die brug op te blazen. “au contraire, les objets

autistiques et confusionnels constituent une barrière qui sépare l’enfant des personnes

nourricières qui veulent l’aider. En recourant à eux, il évite d’éprouver un sentiment de

besoin. Il n’a pas à reconnaître qu’il doit attendre pour être satisfait, ni à affronter le fait que

la satisfaction ne lui est pas toujours accessible. Il n’a pas à supporter l’attente et à différer

l’action. Il peut agir impulsivement et c’est ce qu’il fait.” (Tustin, 1992 [1990], p. 147) Daar

waar het transitioneel object kan aanzien worden als het eerste bezit “non-moi” is dit bij het

autistisch object compleet het tegenovergestelde: deze wordt ervaren als “totalement moi”

(Maleval, 2009). Het autistisch object poogt met andere woorden “te beschermen tegen een

verlies” terwijl het transitioneel object het verlies tegemoet komt en er iets probeert mee te

doen (Maleval, 2009). “Ils forgeraient une protection contre un angoissant “trou noir” correlé

à une perte vitale qui affecterait le sujet et l’Autre maternel.” (Maleval, 2009, p. 134) De

jouissance mag niet afgestaan worden, elke poging van de Ander om dit wel te doen wordt

ervaren als een reële castratie! Hetgeen gepaard zou gaan met gevoelens ven een letterlijk uit

elkaar vallen… (Maleval, 2009)

Millers “reëllisatie” in gedachten, biedt het autistisch object een andere mogelijkheid van

omgaan met het teveel aan jouissance. Het gaat om een meer ‘reëel gat’ (cf faire le vide) dat

gecreëerd wordt aan de hand van het autistisch object. Een gat, of een grens, of een dam, of

noem het zoals je wil, komt een protectie tegen de angst te vormen, tegen de allesomvattende

Ander. De Ander wordt minder volledig gemaakt door een barrière te construeren. Het gat is

een barrière. Hier komen we later op terug als we het vignet over Charlie bespreken.

Page 37: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

36

Niettemin is het autistisch object niet alleen een manier om zichzelf te beschermen, maar is

het tegelijk ook een pathologisch iets voor Tustin. “Pour Tustin, l’autosensualité chez l’autiste

est devenue excessive et a pris “un cours deviant et pervers” (Tustin, 1992 [1990], p. 137).

Certes, ce sont des défenses, des protections contre l’angoisse d’anéantissement mais leur

fonction auto-thérapeutique, à force, déviant “nocive” puisque, pour F.Tustin, ils entravent

considérablement le développement mental de l’enfant. Elle affirme alors que de tels objets

“s’opposent à la vie et à la créativité; ils portent en eux la destruction et le désespoir”

(Tustin, 1992 [1990], p. 90).” (Perrin, 2009, p. 71) Het autistisch object gaat volgens Tustin

namelijk in tegen een mogelijke intrede in het symbolische, een differentiatie met de moeder

blijft afgehouden. (Maleval, 2009) Hierdoor verschijnt het autistisch object als een soort

perversie voor Tustin.

5.3.4.1. Intermezzo: de behandeling volgens Tustin

Tustin stelt dat het autistisch object moet verdwijnen wil het kind evolueren, en liefst

vervangen worden door een transitioneel object. In die zin verschilt Tustins

‘psychoanalytische behandeling’ niet veel van de hedendaagse gedragsmethoden die het

‘autistisch gedrag’ pogen te modificeren, of van autisme als een ontwikkelingsproblematiek.

Dit alles onder het motto: “we helpen hen ondanks hen!” (Maleval, 2009, p. 129) Nu goed:

wat je dan ziet is dat er een enorme angst de kinderen komt te overvallen. Zelfs Tustin zelve

waarschuwt ons uiteindelijk: “Je suis très inquiète, écrit-elle, quand j’entends des gens parler

de « supprimer l’autisme », de le « guérir », ou encore de le « percer » . J’ai vu des enfants, ou

entendu parler d’enfants, qui avaient été traités en fonction de telles conceptions : ils étaient

devenus hyperactifs ou même nettement schizophrènes.” (Tustin, 1992 [1990], p. 37)

Nu gaan wij hier tegenin. We zijn voor het overgrote deel akkoord met Tustin maar niet met

haar negatieve visie dat het autistisch object een perversie inhoudt (Perrin, 2009). Je kan het

autistisch object net zien als een creatie! Niet als iets dat zich tegen het leven kant, maar dat

net inhoudt dat wat wij het leven noemen, kan aangevat worden, kan gecreëerd worden. Want

laat ons niet vergeten dat ‘het leven’ iets is dat zelf moet gecreëerd worden. Het autistisch

object als een defensiemechanisme met andere woorden, als een begin van een werk, een

creatie. Dit bekijken we nu van naderbij.

Page 38: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

37

5.3.4.2. Een dynamiek

Maleval en Perrin stellen dat Tustin één ding uit het oog verloren heeft : het autistisch object

brengt ook een dynamisch aspect met zich mee, naast het zichzelf in een schild opsluiten!

“Elle constate que l’objet autistique protège de l’angoisse, mais sa perspective génétique ne

l’incite pas à explorer plus avant les ressources que le sujet peut en tirer.” (Maleval, 2009, p.

166) Volgens Maleval en Perrin staat naast de hardheid van het autistisch object ook het

dynamische aspect centraal : als het object niet hard van vorm is, dan heeft het wel een aspect

van beweging in zich. “Soit ils semblent posséder une dynamique propre, ventilateur, hélice,

toupies, roues, etc., soit le sujet les anime : ruban qu’il fait osciller devant ses yeux, chaîne

qu’il balance, billes qui coulent dans la main, etc.” (Maleval, 2009, p. 167)

“Les enfants autistes semblent avoir l’impression qu’ils sont une chose inanimée vacillant sur

le bord du monde vivant et de l’humain. Devenir vivant et humain est pour eux quelque chose

d’effrayant.” (Tustin, 1992 [1990], p. 66) … “Dès lors, c’est du côté des objets et non des

humains qu’ils font leurs premières tentatives pour s’animer.” (Maleval, 2009, p. 167)

Hierbij komen we aan bij de idee van de branchement-débranchement. Het is alsof de

kinderen zich ergens moeten aan vastkoppelen (het autistisch object) zodat ze iets van

beweging, energie kunnen voelen. Misschien is het nog het best om dit jouissance te noemen.

Het is alsof deze geïncorporeerd raakt door de karakteristieken van het bewegende object over

te nemen… (Perrin, 2009) Dus om iets te voelen van een beweging of energie, om te zijn

eigenlijk, is het object voor hen noodzakelijk. Het afnemen van het autistisch object komt nu

in een ander daglicht te staan: dit valt samen met een helemaal niet meer zijn, een niets meer

voelen, of net een teveel voelen, een overspoeld worden door jouissance, een dambreuk.

“De mens, weet Lacan ons te zeggen, bewoont de taal, zodat het voor zijn lichaam een orgaan

vormt in de zin dat de taal voor hem dient om zijn jouissance ergens aan vast te knopen, dit

maakt het lichaam als metafoor van de jouissance mogelijk.” (Lacadée, 2009, p. 257) Hier

zeggen we nu dat een autist dit “orgaan” niet kan bezitten, vanwege de verwerping van de

Naam-van-de-Vader (zie eerder). Wij stellen nu dat een ander “orgaan” in de plaats van de

taal komt te staan voor het autistisch subject: het autistisch object. Het lijkt een eerste

bewerking van de jouissance mogelijk te maken. Net zoals Lacan de taal vermeldt in ‘Encore’

Page 39: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

38

als “cet appareil de jouissance qui permet à chaque sujet d’aborder la réalité” (Lacadée, 2009,

p. 257), is het autistisch object een kans om binnen een realiteit toe te treden. De taal, de keten

van betekenaars, schenkt ons een omranding van de jouissance (Donckers, 2007). Jeroen

Donckers ziet jouissance toepasselijk als beweging en de daaraan verbonden psychose als een

“ontrande beweging”. Om iets van een beweging, een animatie te doen ontstaan is een rand of

een ding, een object nodig. Vandaar het verd(r)ingen in de neurose, zoals Donckers het zo

mooi weet te zeggen, of nog: de fallus wordt gedeeld door het object a (Bernard-Desoria,

1992). Bij de neurose kan de taal het potentieel van de elektriciteitsfabriek, dat ons psychisme

is in Lacans 4e seminarie, tot bestaan doen brengen. “De energie is reeds aanwezig, potentieel

aanwezig in het stromende water, maar er is een menselijke en dus talige constructie voor

nodig om deze potentialiteit tot werkelijkheid te brengen.” (Donckers, 2007, p. 46) Beweging

wordt beweging. Bij de autist zien we dat de beweging niet gepotentialiseerd kan worden,

zonder autistisch object voelen ze geen beweging. Pas bij het aanraken van hun autistisch

object zijn ze “geanimeerd”. Het autistisch object komt dus te bestaan als het

plaatsvervangend orgaan van de taal en de keten van betekenaars! (Niettemin blijft het een

alles-of-niets beweging, dit bespreken we verder als we het over “l’impulsion-destruction” en

het on-off mechanisme zullen hebben.)

We geven een vignetje van Charlie om dit alles wat toe te lichten. “Charlie s’arrête

subitement sous une fenêtre munie d’un autogire, objet circulaire équipé d’une petite hélice

tournant au gré du vent. … Dès son arrivée à l’institution, Charlie n’aura de cesse de se fixer

sous cette fenêtre, de se brancher sur cet objet. Il regarde l’autogire, dit “ça bouge”, “ça

tourne”, “yeux”, et est, dans le même temps, agi par des mouvements stereotypés des deux

mains devant les yeux bien que son regard soit branché sur l’objet.” (Perrin, 2009, p. 77) Elke

poging die men onderneemt om Charlie te scheiden van het object gaat gepaard met een laten-

vallen van het lichaam en met een rauw schreeuwen. Perrin besluit dat het autistisch object

het object van de blik, het kijken (objet de regard), regelt. Het blijkt dat met het autistisch

object een poging tot lokalisatie van de jouissance tot stand komt, de lokalisatie van een

pulsioneel object (hier van de blik), dit kalmeert en stelt gerust: zonder object aan zijn zij is

Charlie ontredderd en komt hij tot niets meer... Daar waar het eerder overweldigend was (pure

jouissance) raakt het door middel van het autistisch object gelokaliseerd, gepotentialiseerd!

De stelling die wij nu innemen is dat bij de autist elk pulsioneel object ontregeld is

(Demuynck, 2008). Dit is een logisch gevolg van het “Eén-zijn” (zie eerder) waardoor de

Page 40: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

39

creatie van een eigen betekend lichaam niet gebeurd is. Door middel van het autistisch object

kunnen deze pulsionele objecten één voor één geregeld worden! Ook dit is de dynamiek

vervat in het autistisch object. Dit zullen we nu verder uitdiepen.

5.3.4.3. “Il y a des gens en vie, et des gens qui ont besoin des lampes.”

De met voorsprong bekendste studie over het autistisch object is deze van Joey en zijn

machine door Bruno Bettelheim. In ‘La forteresse vide’ beschrijft hij het relaas van de

behandeling van Joey. Joey komt als volgt binnen: “Als gekleefd aan de tafel moest hij op een

stukje papier zitten en zijn kleren moesten bedekt zijn met papieren servietten. Zoniet,

vertelde hij ons later, was hij niet geïsoleerd en zou de stroom hem verlaten.” (Bettelheim,

1969 [1967], p. 314) Joey presenteert zich als een machine-kind, die zich niet kan separeren

van de nodige lampen en een bijhorende zware motor. (Maleval, 2009) Het is opvallend dat

Joey niet kan eten zonder de machinerie. “Pour manger relate Bettelheim, il devait se

brancher sur un circuit électrique.” (Maleval, 2009, p. 173). Dit blijkt een veel voorkomend

fenomeen te zijn in de kliniek met autisten. Kinderen die een begeleider moeten vastklampen

en enkel zo kunnen eten of naar het toilet gaan, of nood hebben aan een tekening van een

leeuw bijvoorbeeld om dat allemaal te kunnen doen, zijn eerder regel dan uitzondering.

(Perrin, 2009) Opnieuw lijkt het dus alsof alle energie voor het subject moet komen uit het

object (hier: de lampen, de motor, de papiertjes). (Maleval, 2009)

We zien dat er een verschuiving optreedt: na het regelen van de vertering, het eten (maar ook

de blik: de lampen) komt het regelen van de analiteit op de voorgrond! Joey roept “explosion”

op het moment dat zijn uitwerpselen worden uitgeworpen. Voor Joey lijkt het anaal object

plots producent van energie te zijn. “Le choix de l’objet autistique qui succède à la machine-

auto, à savoir un enfant de l’institution, du nom de Ken, est opéré quand Joey le voit traiter

l’objet anale.” (Maleval, 2009, p. 174) Wat ik op dit moment wil benadrukken is het feit dat

het autistisch object een ruimte geeft waar verschuiving mogelijk is! Joey exploreert het ene

object na het andere, allemaal in functie van een complete ‘zelfregulatie’ van de jouissance,

het maakt dat hij bezig is een eigen lichaam te creëren! (Perrin, 2009)

5.3.4.4. On-off mechanisme, l’impulsion-destruction: in contact met de doodsdrift

Page 41: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

40

We hebben gezien dat het hanteren van het autistisch object volgens een bijzonder principe

werkt: het on-off mechanisme (of de branchement-débranchement). Opnieuw gaat het in mijn

ogen om een invulling van Millers “reëllisatie” en met name over de werking van de

metonymie als een vorm van de structuur van de betekenaar (dit bespreken we later). Di

Ciaccia spreekt over “le plus et moins, le va et viens, l’ouvrir et fermer, en somme toujours un

battement en deux temps – qui sont appliquées, par l’enfant lui-même et d’une façon

automatique, à l’objet qui lui est propre – à son corps propre ou à un appendice quelconque

qui fait fonctionnellement partie du corps.” (Di Ciaccia, 2001, p. 12) Het mechanisme van het

autistisch object vormt steeds een beweging in twee tijden : de autist koppelt zich aan het

autistisch object OF hij ontkoppelt zich (wat dan gepaard gaat met toestand van een er niet

meer zijn, een volledig in zichzelf keren, de beweging die compleet stopt). (Perrin, 2009)

Volgens Di Ciaccia gaat het hier om een minimale in gebruik name van het symbolische(!)

Hierin verschilt hij radicaal van Bernard-Desoria en vele andere auteurs die van mening zijn

dat de autist niets van doen heeft met het symbolische (denk aan het falen van de primaire

identificatie!), maar stapt wel in de voetsporen van Miller als die het heeft over de structuur

van de betekenaar die wel degelijk werkt bij de autist (Miller, 2007 [1988]). Volgens Di

Ciaccia is het symbolische voor de autist (net zoals voor de neuroot) tweezijdig: je hebt een

kant van het symbolische als hetgeen dat barrière legt tegen de jouissance (of in het geval van

de neuroot: hetgeen de jouissance vertaalt in de betekenaar) en langs de andere kant de

jouissance zelf van het symbolische (“la face cachée”). Alleen komt voor de autist het “face

cachée” op de voorgrond te staan: de Ander van de betekenaar komt als reëel te voorschijn

voor hem. Toch weet het binair mechanisme van het symbolische, dat werkt voor de autist,

ergens de jouissance wat aan banden te leggen. Het lijkt een constant schipperen tussen deze

twee uitersten dat het symbolische (het teken?) voor de autist met zich meebrengt, de autist

verschijnt dus ook als een verdeeld wezen… Dit on-off mechanisme (on: de reëllisatie dat iets

vastlegt; off: de jouissance die terug loskomt van de grens, “face caché”) maakt dat het

autistisch object, in tegenstelling tot het transitioneel object (waar het object getuigt van een

symbolisatie van het verlies, het tekort), steeds in connectie blijft staan met de doodsdrift.

(Maleval, 2009). Maar ook dit klopt niet volledig. Het autistisch object poogt net die

doodsdrift te captureren… Wat je krijgt volgens Cadieux is een “impulsion-destruction”

(Cadieux, 2009). Het maakt dat de autist bijzonder fragiel blijft: eens de ontkoppeling ingang

vindt, wordt dit beleefd als een reële castratie voor de autist, het gaat gepaard met een zich

letterlijk laten vallen… (Maleval, 2009)

Page 42: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

41

Wat vooral opvallend is, is dat Di Ciaccia van mening is dat het imaginaire niet tot een

suppletie kan komen van het falende symbolische. Neen, het is het symbolische zelf dat de

zaken regelt, dat een knoop legt tussen Reële en Imaginaire. Het symbolische met andere

woorden dat in de vorm van een koppeling-ontkoppeling, een on-of-mechanisme, een soort

regelgeving introduceert. De introductie van een coupure in de ontregelde jouissance…

(Maleval, 2009)

Wat we nu zullen proberen aan te tonen is dat het imaginaire wel degelijk tot een suppletie

kan komen (Maleval, 2009)! Zo zal blijken dat de ontkoppeling niet zomaar hoeft neer te

komen op een zich laten vallen, dit kan evolueren naar iets anders! De dimensie van het

hebben kan verschijnen als een vorm van doorresoneren, het maakt dat de ontkoppeling veel

minder beleefd wordt als een reële castratie!

5.3.4.5. Een imaginaire suppletie? Als binnen iets meer binnen wordt: na “faire le vide” het gat opvullen met een imaginaire “bouchon”.

Toch merken clinici soms dat het on-off mechanisme, het zijn of niet-zijn, soms kan

verschuiven naar een andere dimensie, met name deze van het hebben! Al is de cadrage van

de jouissance door een autistisch object een belangrijke stap in de ontwikkeling van de autist,

het blijkt toch vaak dat het niet volledig voldoet. Dit uit zich dikwijls in plotse woede-

uitbarstingen waarbij het autistisch object wordt vernietigd of weggeworpen. (Perrin, 2009)

Perrin vermoedt dat dit komt omdat het autistisch object nog teveel gelieerd is aan de Ander,

waardoor de autist zich nog te afhankelijk zou voelen aan de daardoor allesoverheersende

Ander… Komt daar bij dat het autistisch object dan wel voor een captering zorgt van de

jouissance, het scheidt hem geenszins van het “reëel object” (Perrin, 2009). Het is met andere

woorden een reële (of is het een symbolische (Di Ciaccia, 2001)) oplossing die nog erg

beperkt is. Een volgende, meer geëlaboreerde creatie die hierop kan volgen, is de

ontwikkeling van een ‘complex autistisch object’. (Perrin, 2009) Ik vervolg hierbij het vignet

over Charlie.

Na een moeilijke periode waarbij Charlie zijn initieel steunende autistische objecten achter

zich laat, verschijnt iets nieuws in zijn spreken: hij wil dat Myriam het volgende schrijft:

“Une machine… acheter une machine, grosse machine… dessine un rond, ça tourne… une

boîte, un sac, une machine pour Charlie à la maison… écris écris, une machine, petite, l’autre,

Page 43: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

42

machine à moi, une grande” (Perrin, 2009, p. 86) Een soortgelijk scenario herhaalt zich

meerdere sessies tot Charlie Myriam bij de hand neemt en haar meetroont naar het washokje

waar een wasmachine staat… De sessies zullen zich vanaf dit moment steeds op deze plaats

afspelen. In een eerste instantie fixeert Charlie zijn blik volledig op het gebeuren van de

draaiende wasmachine. De wasmachine verschijnt hier als een soort “lichaam-machine”. Net

als het lichaam bevat de wasmachine een binnen (de trommel), een buiten, een

inputmechanisme en een outputmechanisme (de afvoer), met een grens die de interne

dynamiek scheidt van het exterieure (de grens). De wasmachine weet met andere woorden

beweging te captureren, te incorporeren bijna… Het is alsof de wasmachine als een soort van

metafoor komt te bestaan voor zijn eigen wezen, al klopt dit niet: het is van een andere orde,

het is veel radicaler. De wasmachine lijkt zodanig centraal in het leven van Charlie te komen

staan dat het is alsof Charlie zich volledig begint te denken als een wasmachine, alsof het zijn

hele leven komt te regelen. Het grote verschil met het ‘eenvoudig autistisch object’ is dat het

niet enkel een rëele coupure is (een “reëllisatie” (Miller, 2007 [1988])) maar een imaginaire

dimensie in zich draagt! Een subtiel zinnetje van Charlie wijst in een dergelijke richting:

“Regarde Myriam, regarde les yeux!” (Perrin, 2009, p. 87) Hij maant met andere woorden

Myriam aan om te kijken naar het fenomeen van een bewegend lichaam. Je zou kunnen

zeggen dat vanaf dit moment de jouissance ergens in gecaptureerd, gevangen is. Hij heeft het

ergens vastgezet in een beeld, een beeld waar ze gezamenlijk naar kunnen kijken! Dit is iets

helemaal anders dan een al of niet samenvallen met een object, er is daar een afstandname

kunnen geschieden… De machine stockeert iets. Perrin spreekt over een imaginaire capturatie

van de “jouissance scopique” waardoor Charlie vanaf nu zijn eigen blik kan engageren… Dit

maakt dat Charlie voor het eerst zonder veel problemen de wasmachine kan verlaten,

daarvoor ging de ontkoppeling typisch gepaard met een hevige angst en woede. In dezelfde

beweging voorziet Charlie trouwens ook de ander van een blik (“Regarde les yeux, Myriam”)

waardoor de Ander iets minder bevreemdend en allesoverheersend wordt… (Perrin, 2009)

Met andere woorden, de jouissance is gestockeerd via een imaginaire representatie in het

autistisch object! Daar waar het autistisch object in eerste instantie een reële verlenging van

het ‘lichaam’ betekende, kan het blijkbaar later transformeren in iets dat iets kan inhouden,

dat een “contenant” kan zijn, waar iets kan achtergelaten worden. Voorheen was dit niet zo:

het object kon enkel iets cadreren in de zin dat dit enkel in een reële dimensie kon. Eenmaal

het object gebrancheerd was ging de debranchering hand in hand met een uiteen vallen, met

een explosie (cf. Joey), een wegvegen van een grens, plots is niets meer gecapteerd. Het was

Page 44: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

43

een kwestie van of-of, het was een reële capturering, het was de torus waar Laurent het over

heeft (Laurent, 2007). Nu is er een verschuiving: we kunnen spreken in bewoordingen van en-

en. Plots kan er wél iets achtergelaten worden. De breuk of debranchering is plots niet meer

zo allesoverheersend, de grenzen lijken ergens door te resoneren ondanks de reële scheiding

met het autistisch object. Een beeld, een imago blijft doorresoneren dat iets in zich kan blijven

dragen. Er lijkt een andere dimensie naast het reële geboren. Er is niet enkel meer “Un” lijkt

wel… Dit is niets anders dan de dimensie van het hebben dat verschijnt! De ander heeft ogen,

ik heb ogen. Myriam bestaat, heeft aparte ogen.

5.3.5. Conclusie in verband met het autistisch object

Vanuit deze logica wordt duidelijker dat het afnemen van het teken of een autistisch object

voor de autist een volledig doorbreken van een grens betekent. Zijn geconstrueerde protectie

tegen de bedreigende Ander valt weg en wat je dan krijgt is een volledig uit elkaar vallen, een

helemaal-niet-meer-zijn. De jouissance geraakt de autist niet meer kwijt op zijn grens, de

enige mogelijkheid is dan dat de jouissance terugkeert op het lichaam (net zoals bij de

schizofreen). De regeling van de pulsionele objecten door het autistisch object (dat zijn grens

vormt) valt volledig weg… “Quand il (le bord) est défaillant, trop peu formé ou détruit par

l’entourage, le sujet a le sentiment d’être l’objet d’une jouissance maligne, qui pousse à

l’automutilation, au morcellement et aux hurlements.” (Maleval, 2009, p. 144)

Het is net de verdienste van een autist dat hij via het autistisch object een weg inslaat die heel

eenzaam is (want hij staat er alleen voor, de collectieve Naam-van-de-Vader mist hij), maar

wel een manier van kijken naar “de wereld” inhoudt. Want vooraleer er iets van een dimensie

van een aparte wereld kan verschijnen moet er eerst “un trou” gecreëerd worden, en dit lijkt

iets te zijn waar Tustin geen rekening mee houdt. Het gat dat gecreëerd wordt door het

autistisch object is de protectie tegen de angst, tegen de allesomvattende Ander. De Ander

wordt minder volledig gemaakt door een barrière te construeren. Het gat is een barrière, het

maakt mogelijk om vanuit het autistisch object de wereld te gaan verkennen en biedt op die

manier ruimte tot een verdere (imaginaire) creatie! Het beschermt hen tegen de uitwisseling

en de ontmoeting met de Ander. (Perrin, 2009)

Page 45: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

44

5.3.6. De dubbel en “l’énonciation artificielle”

5.3.6.1. Inleidend

We hebben hiervoor beschreven hoe de aanwezigheid van een object de autist kan kalmeren.

Wat, misschien verrassend genoeg, ook blijkt, is dat de fysieke aanwezigheid van een persoon

kan kalmeren! “… préfèrent se saisir de la main d’un adulte pour le conduire à effectuer une

action dont ils sont en attente.” (Maleval, 2009) We merken iets dergelijks bij Charlie (ons

vorig vignet). Het blijkt dat als Myriam (de analytica van Charlie) in het zichtveld van Charlie

verschijnt, hij al zijn objecten waar hij mee op pad is, terstond laat vallen. In plaats daarvan

komt hij zich volledig te richten op Myriam. Het is alsof Myriam een nieuw autistisch object

geworden is, zij het dan dat het wel gaat om een levend subject… (Perrin, 2009) Nog koppelt

Charlie zich aan een lotgenoot van hem, zijn bewegingen en geluiden tot in de puntjes

kopiërend. Maleval stelt dat de ‘helpende persoon’ hier fungeert als een dubbel. Hieruit blijkt

dat de dubbel, net als het autistisch object weinig of geen plaats laat voor het verschijnen van

een subject (Perrin, 2009). “Charlie y est totalement soumis, aucune mise à distance, aucune

séparation n’est advenue.” (Perrin, 2009, p. 80)

In wezen is een dubbel eigenlijk niets anders dan een ‘autistisch object’. Net zoals het laatste

is een aanraking met de dubbel een soort creëren van een grens. De jouissance wordt als het

ware gepompt in die grens tussen autist en ander waardoor de Ander op een afstand gehouden

wordt door zich paradoxaal te koppelen aan zijn lichaam... (Maleval, 2009 ; Perrin, 2009)

“Quand une thérapeute parvient à se faire accepter comme double dans le monde d’un enfant

autiste, elle localise sur elle l’essentiel de la jouissance du sujet.” (Maleval, 2009, p. 109).

Wat meer is, het geconnecteerd raken aan een dubbel laat sporen van energie achter. Het is

alsof bij aanraking van de dubbel, het kind gevoed wordt door de energie van de dubbel, de

dubbel vormt een transformatie van het libido… (Rothenberg, 1979 [1977]) Alsof het kind

plots tot leven komt bij een aanraking… Het blijkt in sommige gevallen zelfs dat een autist

zich levendiger voelt gekoppeld aan een dubbel dan aan een autistisch object (Perrin, 2009).

(Merk dat de ander hier feitelijk wordt aanzien als een object. Dit is terug niets anders dan het

autistisch defensiemechanisme dat poogt elke betekenaar te herleiden tot een puur Ding, puur

teken.)

Page 46: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

45

Vaak ziet men dat autisten ook een dubbel kunnen halen uit een televisieprogramma of een

show die ze gezien hebben: zo kan bijvoorbeeld een zanger uitgroeien tot een dubbel

(Maleval, 2009). Dit houdt in dat de autist als het ware die zanger wordt (cf. Lefort: le

signifiant m’être). Elke ‘communicatie’ met de buitenwereld komt in het teken te staan van

dat schild, van die dubbel. Het vormt als het ware een “énonciation artificielle” (Maleval,

2009). Artificieel, omdat het niet uit zichzelf komt, de autist spreekt niet vanuit zichzelf maar

vanuit zijn dubbel… De dubbel wordt zo een manier om de angst, de jouissance buiten zich te

leggen en er net energie uit te kunnen halen in plaats van er door opgeslorpt te raken, een

manier om de bevreemdende buitenwereld te gaan exploreren, een manier om in

communicatie te treden met de ander! Hoewel communicatie niet klopt. Het is nooit de

bedoeling van de autist om te communiceren met de Ander. Het is eerder het tegendeel: de

dubbel biedt net een bescherming tegen de communicatie, het contact met de Ander: via de

dubbel wordt de controle gehouden, door niets van zichzelf te laten ontsnappen blijft hij net

“meester van de taal” (Maleval, 2009). De dubbel valt op die manier te bezien als een actief

ontwijken van de communicatie. “En tout cas, elle constate qu’il rend l’interlocuteur invalide.

Les énoncés qu’il produit ne servent pas à la communication. Sa responsabilité n’est pas dans

ce qu’il dit.” (Maleval, 2009, p. 215) De ‘stem’ en zijn vocale jouissance wordt achterwege

gelaten.

De dubbel kan nu verder gaan dan het eenvoudig autistisch object in de zin dat het een imago,

een beeld met zich kan meebrengen. Het gaat verder door op de wasmachine van Charlie,

verder op het complex autistisch object. Zo wordt een dubbel soms een “moi idéal factice”

(Maleval, 2009). Iets dat de autist kan zijn zonder dat hij het is. (Herinner u: het werk van de

wereld te ordenen zodat hij er niet hoeft te zijn (Cadieux, 2009)) “En consacrant toute son

énergie à être Bettina, il pouvait être n’importe qui, tant qu’il n’était pas lui-même.”

(Williams, 2009, p. 264) Vreemd genoeg wordt op die manier de autist iemand die perfect

beantwoordt aan het beeld van de ander. “Bettina se développait dans le miroir des autres:

“Tous ses mouvements, ses goûts et ses aversions, toutes ces réactions mentales étaient des

réactions reflétées sur ce que les autres souhaitaient ou semblaient souhaiter.” (Williams,

1996 [1994], p. 66-67). We mogen niet vergeten dat hier wederom alles wordt gereguleerd via

het tekensysteem en dat het hier dus niet gaat om een willen voldoen aan het verlangen van de

Ander! Het is eerder een manier om die al te aanwezige Ander te muilkorven door het

aanbrengen van de dubbel. Dit door een spiegel te gaan plaatsen en het menselijk

betekenaarssysteem te gaan herleiden tot wat een puur rationele vormgeving lijkt, zijnde het

Page 47: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

46

letterlijke beeld van de ander, en daar aan te voldoen. Daardoor blijft de autist veilig in zijn

schild (Laurent, 1997), het Ik geen kans latend om te verschijnen. Daarenboven kan door

middel van de dubbel ook de Ander met een soms expliciete regelgeving gecontroleerd

worden. André is bijvoorbeeld een man die verschillende marionetten als dubbel

geconstrueerd heeft. Dankzij de verschillende rollen die hij kan innemen, hoeft hij nooit

‘zichzelf’ te zijn, het is steeds door middel van de spiegel dat hij zich presenteert, de rollen

van (al dan niet imaginaire) anderen kopiërend. Daarnaast heeft hij ook een soort van

regelsysteem ontworpen: als de marionet spreekt, dan weten de mensen dat die absoluut niet

onderbroken mag worden, zoniet komt een ongebreideld Reële hem te vervullen… (Maleval,

2009) Dit komt neer op een actieve controle van de omgeving. “Il s’agit d’une manière de

parler en s’abstentant, qui permet de se protéger contre le désir de l’Autre.” (Maleval, 2009, p.

115)

Soms kan de autist dankzij de dubbel komen tot een uitdrukken van wat hij denkt “bij

volmacht” (Maleval, 2009, p. 114). “Bij volmacht” want het is de autist die de dubbel

controleert als een marionet en hem gebruikt zoals het hem belieft. Niettemin blijft er een

onmogelijkheid: de dubbel laat niet toe dat de taal gekoppeld wordt aan de jouissance,

waardoor de autist niet het gevoel heeft zich te kunnen koppelen aan zijn gevoel, het blijft

gesepareerd. “Un vécu de mutilation psychique subsiste tant que le double n’est pas intégré

dans le moi.” (Maleval, 2009, p. 116) De dubbel blijft separeren, elke vorm van aliënatie blijft

onmogelijk waardoor het mechanisme van de “reëllisatie” (Miller, 2007) gewoon doorgaat

onder de vorm van de dubbel, het blijft uiteindelijk een vorm van automutilatie, een vorm van

impulsion-destruction (Cadieux, 2009), de autist radicaal verdelend. Niettemin is het mogelijk

om nog een stap verder te gaan, waarbij een integratie, een aliënatie van het Ik met de dubbel

bijna kan bereikt worden; Donna Williams leert ons dit.

5.3.6.2. Donna Williams en haar imaginare figuren

Wat nu vooral van tel is voor ons, is dat een dergelijke relatie kan uitgroeien tot iets anders,

een meer geëlaboreerde constructie, het genie van de autist. Hiertoe beschrijven we kort het

relaas van Donna Williams, een autistische vrouw die via een elaboratie van de dubbel

gekomen is tot het schrijven van ondertussen twee boeken.

Dankzij enkele imaginair gecreëerde figuren (dubbels) vertelt Williams een poging te hebben

ondernomen zich te “binden aan haar intimiteit” door “dat deel van zichzelf” (de dubbels).

Page 48: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

47

Dus een poging om via haar dubbels iets van een eigen Ik, een eigen identiteit te laten

geboren worden. Dit gebeurt via de creatie van twee verschillende figuren (Willie en Carol)

die ze als verschillende rollen kan inruilen voor elkaar. De ene keer is ze Willie, de andere

keer Carol. “Ces doubles ne représentent Donna que de manière factice: ils n’expriment

jamais sa pensée. Ils trouvent leur source majeure dans les idéaux de sa mère, sous forme

direct où inversée.” (Maleval, 2009, p. 119) Carol is precies zoals Donna’s moeder Donna

wensen kan, de spiegel van moeders ideeën, Willie is het tegenovergestelde: deze heeft als

bedoeling om elk argument van de Ander te breken via gestockeerde zegswijzen en

argumenten die Donna tevoorschijn kan toveren indien het de situatie past. Carol dus als een

soort ideaalbeeld en Willie als actieve verdediging tegen de Ander. Wat nu belangrijk voor

ons is, is dat soms het volgende gebeurt: “Il arrive que Donna parvienne à dire quelque chose

d’elle-même par l’intermédiaire de Carol, à la condition toutefois de faire passer son histoire

authentique pour une fiction théâtrale.” (Maleval, 2009, p. 119) Niettemin, door theater te

spelen blijft Donna dit verborgen houden, de mensen weten dit namelijk niet. “Le double ne

cesse de protéger et de maintenir à distance sa vérité.” (Maleval, 2009, p. 119) Hoewel de

dubbels Donna van een grote waarde zijn getuigen ze van een “psychische mutilatie”, zo

aangevoeld door Williams. Via het schrijven van haar eerste boek, doet Williams een poging

om af te zien van de mutilatie, dit door voor het eerst haar eigen meest persoonlijke gedachten

en gevoelens in de vorm van haar levensverhaal aan de lezers te delen. Echter: “comment

prendre la parole quand l’identification symbolique est défaillante?” (Maleval, 2009, p. 120).

Maar goed: “ne disposant pas de la fonction du signifiant unaire, qui cheville la jouissance au

langage, et qui rend possible la représentation de l’être dans le symbolique, dès lors seuls des

repères imaginaires peuvent être convoqués pour tenter de fonder son énonciation.” (Maleval,

2009, p. 120) Haar boek verschijnt als een imaginaire oplossing, maar blijft in die zin wel een

soort van autistisch object… De volgende stap in haar ontwikkeling is de geboorte van enkele

beschermende objecten (onder ander een knuffel, iets tussen schaap, konijn en hond; en een

pluchen kat). Wat opvalt is dat ze deze keer ontdaan zijn van de “énonciation artificielle”, op

die manier verliezen ze hun mutilerende, reëlliserende (Miller, 2007 [1988]) dimensie. In

tegenstelling tot Willie en Carol hebben de nieuwe figuren geen eigen imaginaire gedachten,

ze spraken geen gedachten uit maar Donna praatte hen (“Je leur parle”…”Mais ils n’avaient

rien à dire. Ils étaient simplement.” (Williams, 1996 [1994], p. 99). Over Willie en Carol

vertelt ze dat ze hen “geaccepteerd heeft”, “l’ancienne Carol s’est intégrée dans l’authentique

Donna” (Williams, 1996 [1994], p. 167) De dubbels lijken dus geïntegreerd te zijn in haar Ik.

Het vreemde is desalniettemin dat het Ik nog steeds geen Ik is. Immers: als Donna nu naar

Page 49: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

48

haar spiegelbeeld kijkt, ziet ze niet zichzelf, maar haar dubbel, als een aparte figuur. Het Ik

blijft met andere woorden een louter imaginaire constructie, haar gevoelens zijn nog steeds

gesepareerd van wat wij als een Ik ervaren. Vanaf nu is haar spiegelbeeld haar imaginaire

figuur, haar dubbel geworden. In een poging zo ver mogelijk weg te raken van de psychische

mutilatie is dit het resultaat. “En me perdant dans la contemplation de mon reflet, j’obtenais

toute l’intimité qu’il me fallait.” (Williams, 1996 [1994], p. 308).

“Quand l’identification symbolique est défaillante, il ne reste que la dimension imaginaire

pour la compenser. Le sujet cherche alors dans le miroir un point d’appui qui puisse suppléer

au signifiant-maître de l’identification primordiale.” (Maleval, 2009, p. 124)

De autist ontmoet hier zijn limiet. Uit dit relaas kan je niet echt zeggen dat er een Ander

geboren wordt. Zoals blijkt bij Donna is elke ander voor de autist uiteindelijk een dubbel. Een

beeld dat mogelijks gebruikt, geconsumeerd kan worden. Zelfs zijn eigen spiegelbeeld is voor

de autist een dubbel. Het is de limiet van het teken, het spiegelbeeld blijft reëel, het blijft een

“levende aanwezigheid” vol (gecapteerde) jouissance (Maleval, 2009). Gecapteerde, losse

spiegelbeelden van dubbels vormen op die manier als het ware verschillende Ik’en.

Verschillende Ik’en die allen losstaan van de eigenlijke vloeigolf van betekenaars. Tekens

breien niks aan elkaar, ze komen louter los naast elkaar te liggen, ze vloeien niet (samen in

één enkel Ego). Het duidt de structureel vastliggende basis van autisme aan: de weg naar de

betekenaar is en blijft onbewandelbaar. Je zou kunnen zeggen dat de spiegel van de autist

enkel als reële spiegel bestaat en in die zin binnen het “schéma optique” van Lacan aan de

linkerkant gesitueerd is. De spiegel aan de rechterkant komende van de Ander die een virtueel

beeld (van de bloem in de vaas dat het object a weerspiegelt) mogelijk maakt, is er bij de

autist niet… “Le miroir réel permet d’unifier l’image du corps, mais il ne donne pas accès au

réglage sur l’idéal du moi.” (Maleval, 2009, p. 293) De “jouissance scopique” blijft levend in

het spiegelbeeld (wordt niet gechifreerd door de spiegel van de Ander) waardoor Donna in

angstige momenten het gevoel blijft hebben dat het spiegelbeeld haar aanstaart, hetgeen

ondraaglijk voor haar is. (Maleval, 2009) De poging van Donna om haar spiegelbeeld in

zichzelf te integreren kan volgens het schema van Lacan hoogstens leiden tot een meer

geünifieerd beeld van haar lichaam, hetgeen ook zal gebeuren (zie later), maar een volledige

integratie zal nooit lukken zonder de spiegel van de Ander…

De dubbel bestaat dus als de autistische vorm van integratie in zijn eigen universum (Maleval,

2009). In het universum waar alles als Eén wordt geleefd is het logisch dat de ander van de

Page 50: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

49

dubbel komt te plakken op de constructie van iets of wat van zijn Ik, dat de ander een dubbel

wordt met andere woorden.

Meer nog: we kunnen zeggen dat de boord van de autist, waar de jouissance op terecht komt,

eigenlijk zijn spiegelbeeld is, dat tegelijk een dubbel van hem vormt… Daar waar de

jouissance bij de schizofreen op het lichaam komt te vallen, gebeurt dit bij de autist op zijn

spiegel(beeld). (Maleval, 2009) Op momenten van hevige angst gebeurt het dat Donna’s visie

uit elkaar rafelt en de wereld alleen nog maar kan zien in het kader van haar reflectie:

“L’univers entier semblait renversé: la tête en bas, l’intérieur au-dehors, l’arrière en avant.

Tout semblait être sa propre image inversée, comme si j’étais entrée dans un miroir…”

(Maleval, 2009, p. 285) Als Donna zich in een dergelijke toestand bevindt dan ziet ze alles in

beelden (cf. Grandin, “denken in beelden”) waardoor ze haar klasgenoten bijvoorbeeld

helemaal niet meer herkent als ze zich plots ontkleed hebben… De jouissance wordt

gecaptureerd via “l’être scopique” (Maleval, 2009) Door het ontbreken van de ervaring van

een eigen lichaam, een eigen Ik, kan ze ook de zaken niet bekijken van een innerlijk, interieur

standpunt (Maleval, 2009) waardoor ze bijvoorbeeld niet de link kan leggen tussen een arm en

een mouw, met name dat de arm in de mouw zit. Donna ziet dan enkel de mouw zonder te

denken dat de arm er in zit. Met als gevolg dat ze een persoon niet meer herkent eens ontdaan

van de mouw. Immers, voor Donna maakt die mouw deel uit van het beeld van die persoon…

“Ce que voyait était tout ce qu’il y avait.” (Maleval, 2009, p. 286) Het is meteen ook een

illustratie van het ontbreken van een keten van associaties…

Page 51: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

50

5.3.7. Op naar een andere Ander: l’Autre de synthèse.

Een derde mogelijke oplossing, naast het autistisch object en de dubbel, is de creatie van een

eigen soort imaginaire wereld. Deze kan vele vormen aannemen en poogt het gat, het falen

van het symbolische te suppleëren. Het is de manier bij uitstek om orde te brengen in een

chaotische wereld. De eigen gecreëerde wereld is in feite het eindresultaat van een constant

orde brengen in… Wat verschijnt is een opgepoetste Ander bij wijze van spreken, een Ander

die behandeld is via hun autistische filter, en waarlangs nu kan gepasseerd worden. Het is de

Ander van de synthese (Maleval, 2009), een behandeling van de taal via het tekensysteem.

“Ces sujets souffrent de leur solitude et tentent de l’atténuer en cherchant à communiquer

avec les moyens dont ils disposent. Ils parviennent à percevoir que le langage constitue

l’instrument privilégié de communication, mais ils ne peuvent le faire sentir à celle-ci qu’à la

condition de le couper de la présence de l’Autre.” (Maleval, 2009, p. 198) Door het Ding in de

taal te gaan zoeken en vandaaruit de wereld te ordenen ontstaat soms de mogelijkheid tot het

komen tot een soort communicatie. Tevens biedt de ‘Ander van de synthese’ een mobilisatie

en lokalisatie van de jouissance van het subject, die komt namelijk terecht op de grens tussen

autist en de Ander, zijnde het tekensysteem. Een “chiffrage” van de jouissance blijft echter

structureel onmogelijk. (Maleval, 2009) “L’Autre de synthese clos est compact, figé, gelé

dans sa dynamique, il n’est pas apte à saisir les émotions du sujet, même s’il peut parfois s’en

faire l’écho.” (Maleval, 2009) Het maakt dat een denken in beelden of in tekens een soort van

verplichting in zich houdt om alles te begrijpen via het intellect; aangezien het teken,

verschillend van de betekenaar, zich niet inschrijft in het lichaam. (Maleval, 2009)

Nu goed, dit wisten we eigenlijk allemaal al (we hadden het er reeds over toen we het

mechanisme van het teken belichtten). Alleen wil ik nu het volgende benadrukken:

de passage, de lokalisatie van die jouissance, gebeurt nu typisch via een sterk uitgewerkt veld

waarin de autist zich heeft gespecialiseerd. Via het tekensysteem, via de geconstrueerde

“boord”, stelt Maleval, kan een “ilôt de compétence” ontstaan. “Il a été remarqué très tôt,

notamment par Asperger, que ces composants du bord sont les plus aptes à ouvrir sur le

social, par la dérivation des centres d’intérêt qu’ils peuvent susciter. Ils constituent les sources

du développement de l’Autre de synthèse.” (Maleval, 2009, p. 200)

Page 52: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

51

Vaak worden die ‘specialiteiten’ van de autist gebrandmerkt als zijnde “stereotypieën” of

“obsessionele mechanismes” (Maleval, 2009). Hetgeen jammer is aangezien het er een

negatieve connotatie aan geeft terwijl het net een manier is van de autist om in contact te

treden met een ander. De ‘Ander van de synthese’ biedt namelijk twee grote voordelen voor

de autist: enerzijds ontstaat er een soort van vertrouwde, routineuze wereld die toelaat om van

daar uit nieuwe zaken te exploreren, anderzijds (wat minder vaak voorkomt) kan het gebeuren

dat de ‘Ander van de synthese’ een open en evoluatief karakter aanneemt. Dit houdt het

volgende in: “il acquiert une certaine capacité dynamique, permettant au sujet, quoique non

sans efforts, de s’adapter à des situations nouvelles et de faire preuve de créativité.” (Maleval,

2009, p. 194) Het opvallende aan de tweede optie is dat de autist zich daar vastankert aan de

taal van de Ander, zij het wel zonder emoties te tonen, de autist komt op die manier zeer dicht

bij ‘communicatie’. De eerste optie is meer gesloten, de autist houdt zich hier via een

repetitief werk afgesloten van de Ander, de Ander kan en mag hem niet onderbreken.

De open ‘Ander van de synthese’ getuigt van een enorm creatief werk bij de autist. Sommige

autisten slagen er in om een volledig eigen imaginaire wereld te verzinnen (of over te nemen).

Zo maakt Gilles Tréhin een ongelooflijk gedetailleerde voorstelling van een verzonnen stad

genaamd Urville. “Tout indique que sa création l’a fortement incité à acquérir des

connaissances nouvelles en des domaines divers, et qu’il l’a fait d’autant plus facilement

qu’elles lui ont permis d’ordonner une réalité alternative parfaitement maîtrisée.” (Maleval,

2009, p. 205) Naast het ordeningsaspect draagt de verzonnen wereld ook de mogelijkheid, de

wil, in zich om steeds nieuwe zaken te weten te komen, dingen te leren. “Urville constitue un

Autre de synthèse extensif qui peut générer à l’infini une volonté d’apprentissage de savoirs

nouveaux.” (Maleval, 2009, p. 205) De wereld draagt in zich met andere woorden een heel

erg dynamisch karakter.

Om dit nog wat meer te verduidelijken geef ik nog het voorbeeld van Joffrey die met

Playmobilfiguren een wereld gecreëerd heeft die sterk gelijkt op de realiteit. De

playmobilfiguren representeerden namelijk het hele gezin, voor elk lid was er een figuurtje

voorzien. Zo speelde hij jaren aan een stuk door, geen aandacht vestigend op de werkelijke

wereld maar volledig verzonken in zijn Playmobil-universum. Wat hier nu van belang is, is

dat hij niet alleen via die wereld ordening trachtte te brengen in de realiteit, maar vooral het

feit dat zijn imaginaire wereld kan interveniëren in de werkelijkheid, “de sorte qu’il n’était

pas seulement un facteur d’enfermement.” (Maleval, 2009, p. 203) De autist kan op die

manier, via zijn wereld, naar buiten toe treden en in interactie treden met de realiteit. Of nog

hoe Temple Grandin via het aangeleerde tekensysteem van de Wall Street Journal er in slaagt

Page 53: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

52

gesprekken te voeren met anderen (Maleval, 2009). Het valt hierbij op hoe ze steeds een

kader, een tekensysteem, nodig heeft om dit te kunnen doen. De verschillende tekensystemen

die ze tot haar beschikking heeft kunnen wel onmogelijk in elkaar vloeien en als het ware één

entiteit worden. Het blijft steeds een lappendeken van metonymische elementen die volledig

los van elkaar liggen (zie later: metonymie). “Le progrès par rapport à l’Autre de synthèse de

l’autiste savant réside dans la capacité de Grandin à mobiliser des séries de signes pour

ordonner la réalité, non plus dans un champ extrêmement limité, mais de manière extensive,

en adaptant ses recherches à ses attentes, et en en usant pour servir à ses activités

professionnelles.” (Maleval, 2009, p. 209)

De creatie van een dergelijk eiland is misschien wel het hoogst bereikbare voor een autist aan

het werk. De vraag is nu: hoe kunnen we de weg zodanig plaveien dat een autistische persoon

tot een dergelijke stabiele manier van in de wereld staan kan komen? Hoe kunnen we hen

ondersteunen in hun werk? Deze vragen bekijken we nu verder vanuit het licht van de

overdracht.

Page 54: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

53

5.3.8. Een mogelijke overdracht en daaraan gekoppelde behandeling

We nemen hier terug een boutade van Lacan als uitgangspunt : “S’ils n’arrivent pas à

entendre ce que vous avez à leur dire, c’est en tant que vous vous en occupez.” (Lacan, 1985

[1975], p. 21) Nog voor Lacan was Asperger één van de eersten om dit ook op te merken en

gaf de raad “de parler sans s’approcher d’eux personnellement, avec calme et sans émotion,

en affectant une passion éteinte” (Maleval, 2009, p. 251) “Cependant, la pente de l’éducateur

n’est pas de s’effacer: il est en possession d’un savoir censé faire le bien du sujet. Il dispose

en général, concernant les autistes, d’une théorie des stades de développement qu’il

souhaiterait faire gravir à l’enfant.” (Maleval, 2009, p. 251) De behandeling volgens dit weten

komt vaak neer op een idee van normalisatie (Maleval, 2009). Een normalisatie die het

afnemen van de autistische objecten en een motiveren van het autistische kind om te beginnen

spreken als devies houdt. Ik haalde reeds het voorbeeld van Peter aan waarbij het ‘willen

normaliseren’ van Rothenberg omsloeg in een tegenovergesteld mechanisme: Peter trok zich

nog meer terug in zijn wereld. Verder toont dit voorbeeld aan dat het aannemen van een

‘houding van weten’ alleen maar nefast kan aflopen. Na het voorval met Peter komt

Rothenberg met een interpretatie gericht naar Peter toe. Ze denkt te weten wat Peter bedoelde

als hij het over het kerkhof na het spreken had. Het gevolg van dit manoeuvre is niet gering.

Zo krijgt Rothenberg te horen van Peter dat “Mira de waarheid kent” en daardoor niet meer

wil dat ze hem vergezelt (Rothenberg, 1979 [1977]). De Ander verschijnt na het manoeuvre

van Rothenberg met andere woorden als alleswetende en daardoor allesoverheersende en

beangstigende instantie. Een positie die we net willen vermijden in een eventuele overdracht...

Ondanks dit alles blijft pure educatie de nummer één methode om autisten te behandelen.

(Maleval, 2009) De terechte vraag die men hier ook nog bij kan stellen is of het stellen van

beloningen en of straffen wel een leermechanisme zou initiëren bij hen? “Pourtant, chez les

autistes, même chez les autistes verbaux, l’acquisation du “sens du son” se fait avec difficulté,

de sorte que récompenses, punitions et termes associés restent longtemps des notions

inassimilées. Il en résulte que beaucoup vivent les punitions comme incompréhensibles, donc

injustifiées.” (Maleval, 2009, p. 254) Het is dan ook de vraag of een straf of een beloning in

de eerste plaats wel iets kan betekenen voor de autist. Naar aanleiding van onze hypothese

omtrent de annulatie van de primordiale identificatie, denken wij eerder van niet. Meer nog:

“Faute de pouvoir les symboliser (het koppel beloning-straf), Elles leur parviennent comme

une manifestation de la jouissance de l’Autre s’exerçant contre eux.” (Maleval, 2009, p. 256)

Page 55: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

54

Het komt er dus op aan iets anders te doen! Het logische vervolg van deze thesis luidt dat een

mogelijke overdracht met de autist kan tot stand komen via de dubbel (en later een eventuele

imaginarisatie ervan). Dit is meteen wat de overdracht zo typisch maakt bij hen en waardoor

we kunnen spreken over een ‘autistische overdracht’. Indien wij als therapeut zoeken naar een

intrede van ons wezen in het universum van de autist, en dit wordt aanvaard, dan komen we

automatisch in de positie van de dubbel terecht. Op die manier komen we wel in een positie

terecht die jammer genoeg steeds dubbel blijft: achter de beveiligende dubbel ligt steeds de

geest van de genietende Ander (Maleval, 2009). Het is het verhaal van ‘l’impulsion-

destruction’ (Cadieux, 2009). De dubbel kan plots omslaan. De ander van de autist is in se

niet flexibel, want niet in een dynamische (metaforen)keten vast te leggen. Daardoor is het

steeds een verhaal van alles of niets. De ander behoort tot het Eén en is de dubbel of de ander

valt buiten het Eén en wordt enkel bevreemding. Het blijft dus altijd uitkijken in de

overdracht met een autistische persoon…

Dit is waarom wij stellen dat een kuur gebaseerd op de interpretatie, en dus gericht op het

zoeken naar de waarheid van dat subject, hetgeen de basis zou vormen van een pure analyse,

bij een autistische persoon, net als een pure gedragsadaptatie, niet aan te raden is. We kunnen

onmogelijk dezelfde taal spreken tegen hen als dat we zouden gebruiken tegen iemand anders!

(Bonnat, 2009) “La où le langage servirait à la communication, ici, il ne peut qu’être un

handicap pour l’éducateur ou le clinician.” (Bonnat, 2009, p. 236) Als we dit wel doen dan is

er steeds het risico van een ‘reëllisatie’ – opnieuw. Alleen gaat het hier om onze woorden die

jouissance worden, het gaat hier om ‘reëllisatie’ niet in de zin van een verlieservaring, een

“faire le vide” maar eerder in een zin van een teveel. “Le langage adressé, intentionnalisé,

risque à tout moment de précipiter le sujet vers, non pas son image mortifiante, mais vers la

réalisation de son être, pris en morceau, par l’effet même du langage adressé.” (Bonnat, 2009,

p. 237)

Ons mogelijk werk ligt dus op een ander vlak, zij het wel op het vlak van de dubbel, we

moeten een andere taal gaan spreken tegen hen... Het gaat er hem nu om, volgens Bonnat, om

de particuliere taal van die ene autist te gaan zoeken en ons daar in onder te dompelen. Het

komt er op neer dat wij op één of andere manier als dubbel deel kunnen worden van hun

wereld om op die manier de bijzondere taal van de autist te leren kennen en van daaruit hun

creativiteit aan te spreken… Dit verdient een extra woordje uitleg.

Page 56: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

55

5.3.8.1. Over creativiteit, metonymie en bricollage

In de titel van deze thesis komt expliciet het woord ‘creatie’ voor. Nu komt de vraag op: als

de autist zo een kopieerwezen is (zie Donna) en het ding voor het Ding neemt, geen ruimte

latend voor metaforisaties of andere invullingen, volledig de regelgeving van het teken

nalevend, kunnen we dan wel spreken over iets als creatie, of nog: over creativiteit bij de

autist? Onze stelling luidt van wel. Zij het dan creativiteit aan de hand van de metonymie en

niet de metaforisatie…

Het begrip metonymie dienen we nu verder uit te leggen (we hadden het er al kort eens over

bij Di Ciaccia (2001)). We doen dit aan de hand van een getuigenis van Temple Grandin:

“Pour créer de nouvelles images, je pars toujours de mille petits morceaux d’images que j’ai

emmagasinés dans la vidéothèque de mon imagination et que je recolle ensemble.” (Grandin,

1997 [1995], p. 21) Het is voor haar een voorbeeld van het “denken in beelden”. De stukken

die los liggen van elkaar (allerlei verschillende opgeslagen beelden) worden van allerlei

verschillende hoeken bekeken en gecombineerd met alle andere mogelijke stukken, tot er een

soort collage tot stand gekomen is. (Maleval, 2009) “Pour concevoir un nouveau modèle, je

retrouve dans ma mémoire des fragments et des morceaux, et je les combine autrement pour

faire un tout.” (Grandin, 1997 [1995], p. 21)

Deze manier van denken, van creëren, is volgens Maleval niets anders dan de metonymie

(Maleval, 2009). Lacan helpt ons verder: hij situeert de metonymie vóór de metafoor. Het is

het mechanisme dat de metafoor inleidt. “La métonymie est au départ, et c’est elle qui rend

possible la métaphore.” (Lacan, 1981 [1955-1956], p. 260) Het gaat om de concrete taal van

het kind, een taal van voor de metaforisatie (Lacan, 1981 [1955-1956]). Bonnat geeft een

aanwijzing: het gaat volgens hem om allerlei losse elementen, tekentjes, ook noemt hij het

soms letters, die allen losstaan van een hogere zin. Of nog: losse verbrokkelde taalelementen

die nog niet gemetaforiseerd zijn, niet gekoppeld aan affect zijn… (Bonnat, 2009) De losse

Dingen in een woestijn… (Maleval, 2009)

Vanuit dit gegeven pleit Bonnat voor een kliniek van de metonymie in plaats van een kliniek

van de interpretatie en de metaforisatie! “Car cet prise dans la séquence a un effet, ici, non de

remplissage mais de vidage: de mise en pièce, de fragmentation d’une chaîne ininterrompue,

d’une pensée folle, d’un discours sans pose, ni trou.” (Bonnat, 2009, p. 239) Het is met andere

woorden de metonymie die een gat kan maken in de ruimte, de metonymie als “faire le vide”!

Page 57: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

56

Dit hebben we allemaal reeds uitgewerkt in de vorige delen. De Reële Ander wordt door het

proces van de metonymie een stuk minder ononderbroken, de metonymie is met andere

woorden verschenen als een revolte tegen de overvolle keten van betekenaars, die letterlijk de

autist dreigen vast te ketenen. De metonymie helpt volgens Bonnat om het symbolische (dat

dus verschijnt als pure jouissance voor de autist) te fragmenteren, het leeg te maken. De

Ander wordt wat minder vol op die manier.

Dit brengt ons dan verder bij hoe Luc Moreels de behandeling van autistische patiënten ziet.

Deze laat zich met name inspireren door Lévi-Strauss en zijn geïntroduceerde begrip van de

‘bricollage’ (Lévi-Strauss, 1976). “De bricollage werkt met resten, overblijfselen,

afdankertjes, tweedehandsmateriaal, dat wil zeggen met de losgewrikte en losgekomen

elementen en middelen die hun specifieke functie en doel hadden in vroegere

cultuurproducten, maar deze nu verloren hebben. … De elementen zijn heterogeen omdat de

knutselaar geen vooraf vastliggend project heeft. … Binnen de betekenisgrenzen die de

stukken hem opleggen, kan de knutselaar niettemin door zijn eigenzinnige keuze en interne

herordening van de stukken er een nieuwe structuur en zin uit halen.” (Moreels, 2001, p. 88)

In ons opzicht is dit niets anders dan de metonymische arbeid die een Temple Grandin

verricht! Inderdaad, Lévi-Strauss’ antropologische bevindingen bezitten een opmerkelijke

parallel met hetgeen ‘autistische’ subjecten ons aanbieden in de praktijk. Zij bricolleren

namelijk op een intrapsychisch niveau, met de losse flarden die hun eigen afdankertjes, resten

of overblijfselen van één of ander verleden moeten geweest zijn… Een verleden dat geen

verleden was, aangezien ook de autist voordien geen vastliggend project heeft – lees: geen

vastliggend project geïntroduceerd door de Ander. Via de bricollage kan dan een imaginair

alternatief geboren worden voor de falende fallische ordening. (Moreels, 2001) Dit is niets

anders dan het verhaal van Joey (met zijn immer wisselende autistische objecten) of van

Donna (met haar verschillende los van elkaar liggende spiegelbeelden) of van Temple

Grandin (met haar lappendeken van verschillende tekensystemen). Het centrale thema is dat

men steeds van het één naar het ander object, spiegelbeeld, tekensysteem, kan gaan tot

uiteindelijk een soort van lappendeken ontstaat (zie hiervoor al), (heel eventueel zelfs een

integratie in het Ik, zoals bij Donna Williams)!

De autist dient dus zelf met een eigen antwoord af te komen, zelf een oplossing te creëren, te

bricolleren! Een eigen-zinnige verknoping tussen reële, symbolische en imaginaire is het

gevolg, zodat een eigen zin-geving ontstaat, het zichzelf toe-eigenen van een zin, een

ordelijke structuur van waaruit nu de angstwekkende wereld kan worden ingestapt. Het kan

eventueel gezien worden als een opgeven van de autistische positie, het kan de stap inleiden

Page 58: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

57

naar de tegemoetkoming van de ander (Moreels, 2001). Of nog: de creatie van de Ander van

de synthese (een andere Ander) door middel van het lappendeken van verschillende

(beveiligende) dubbels of verschillende autistische objecten! Als therapeut of analyticus

kunnen wij nu net daarin een belangrijke functie belichamen: die van een mogelijke andere

Ander van waaruit de wereld op een meer geordende manier kan verkend gaan worden! Dit

betekent echter niet dat we louter gaan proberen een “imaginaire prothese” te zijn voor de

autist (Donnart, 2009). Het is geenszins de bedoeling om eens we er geraakt zijn, ons vast te

blijven ankeren in de positie van de dubbel om op die manier de homeostase vast te houden

(Donnart, 2009). Wel gaan we aldus proberen een verschuiving teweeg te brengen, een

metonymie… Dit houdt een mogelijkheid tot dynamiek in zich! Het is net die dynamiek, dat

verspringen van het ene (autistische) object naar het andere dat iets kan mogelijk maken en de

homeostase net kan verbreken…

Concreet houdt dit volgens ons in dat de analyticus via de dubbel kan komen tot de positie

van een veilige basis van waaruit een meer draaglijke Ander van de synthese kan tot stand

komen. “Dès lors, il prend la place qui convient: celle d’un Autre attentif, réglé, limité et

averti.” (Maleval, 2009, p. 268) Samen kan op zoek gegaan worden naar nieuwe regels,

wetten over de Ander en het leven. Zo kan bijvoorbeeld samen gezocht worden naar: “wat

zijn dat nu eigenlijk, emoties”, via een tekensysteem kunnen emoties gecaptureerd worden,

via de bril van het intellect behandeld worden. Op die manier kan een meer geëlaboreerde

Ander van de synthese ontstaan. “Donna éprouve confusément que la cure l’aide à aller dans

le sens d’une intégration.” (Maleval, 2009, p. 270) Het creëren van de Ander van de synthese

is een werk dat niet gefundeerd is op het exploreren van interne ervaringen maar wel op het

zoeken naar tekens die iets kunnen indammen, die voor de autist eventueel iets weten te

verklaren, zij het zonder dat het iets kan gaan betekenen, opgenomen kan worden in een

keten. (Maleval, 2009) Een dergelijk werk is gebaseerd op een soort van ‘mentale

reconstructie’ (een herordenen van de wereld, van de metonymische elementen) die vaak

gepaard gaat met een betere koppeling tussen het ‘levende’ van de jouissance en het denken,

het intellectuele (Maleval, 2009). De behandeling van de Ander biedt volgens Maleval de

mogelijkheid tot een eigen, unieke borromeaanse verknoping dat Reële, Symbolische en

Imaginaire ergens wat aan elkaar weet te koppelen. De rigide totale scheiding tussen affect en

intellect kan op die manier wat minder rigide of totaal worden… De Ander van de synthese

biedt een kader dat de autist toelaat zijn jouissance te kanaliseren in bepaalde

omstandigheden! (Maleval, 2009) Samen met het autistisch object en de dubbel (die wij

Page 59: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

58

kunnen belichamen) vormt de Ander van de synthese (die uit de dubbel kan voortspruiten)

een “voelspriet” om voorzichtig een stapje in de wereld te kunnen zetten. (Maleval, 2009) Via

de overdracht kan dus gekomen worden tot een Ander van de Synthese, tot een imaginaire

andere Ander als suppletie van het falende symbolische!

5.3.8.2. Pogen voorbij de dubbel te gaan, “autisme à deux”.

Een volgende stelling luidt dat dit creëren van een andere Ander samen gaat met het laten

geboren worden van een eigen waarheid. Een eigen waarheid die voorbij de dubbel ligt! De

verwevenheid tussen de drie defensiemechanismes wordt hier onderwerp van discussie.

Het autistisch object, de dubbel en het “îlot de compétence” zijn gedurende de thesis

verschenen als drie manieren van de autist om om te gaan met de Ander. Dat de drie nauw aan

elkaar verbonden zijn wil ik nu kort verder aantonen. Vooral autistisch object en dubbel zijn

heel nauw met elkaar verbonden. Men kan zelfs de vraag stellen in welke mate ze niet

hetzelfde zijn. Volgens het koppel Lefort is een autistisch object gewoonweg een dubbel voor

de autist aangezien de dubbel geen ruimte laat voor het verschijnen van een object. Een object

wordt volgens het koppel steeds ervaren als een deel van zichzelf, en is in se dus geen object

voor de autist. (Lefort & Lefort, 1993) “Ils n’y font pas une place majeure aux objets

autistiques puisqu’ils considèrent que l’autiste ne peut prélever aucun objet sur l’Autre, celui-

ci restant réel en inentamé.” (Maleval, 2009, p. 167) We hebben het tegendeel proberen aan te

tonen door het proces van een mogelijke imaginarisatie van het autistisch object aan te halen

(Perrin, 2009), een imaginarisatie waardoor een captering van de jouissance meer vorm kan

krijgen en waardoor ook meer afstand van het (reëel) object kan genomen worden. In die mate

dat het (autistisch) object meer (afzonderlijk) object kan worden en de dimensie van het

hebben kan verschijnen (al is het via een intellectualisatie). Ook de gevalsstudie van Grandin

door Maleval is een goed voorbeeld om dit hier wat te verduidelijken. Het is een voorbeeld

van een autistische persoon die een ‘complex autistisch object’ weet te gebruiken als middel

om over de dubbel, als zijnswijze, te stijgen. Het autistisch object verschijnt als een

‘behandeling’ van de dubbel, de dubbel die een lijden onder de vorm van een reële castratie

met zich blijft meedragen (cfr. Williams en haar gevoel van automutilatie door het

introduceren van de imaginaire dubbels). Het autistisch object kan, net zoals bij het voorbeeld

van Charlie, een uitbeelden van dat lijden, die castratie, introduceren! Grandin legt door

Page 60: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

59

middel van haar object – een soort dynamisch hok dat dient om vee, en ook zichzelf, te

kalmeren (Grandin leeft in een wereld waar haar dubbel de koe is) – de link naar castratie en

dood. Een dergelijk hok dient namelijk om vee te kalmeren en te verdoven vooraleer ze naar

het slachthuis worden gestuurd. Ik leg de link met de dubbel, de dubbel als het slachthuis…

Zelf vertelt Grandin dat voor het half vergeten prototype van dit hok, oorspronkelijk een

doodskist model stond… Dit alles in een poging iets van dat reëel verlies, dat “faire le vide”,

het ten dode dragen van één of andere jouissance, uit te beelden. Te voorzien van een

“bouchon” met andere woorden, het gat dat de Ander laat pogen op te vullen met een eigen

bricollage, een eigen metonymie… Met het complex autistisch object kunnen sommigen

komen tot een in scène zetten van dat verlies (een verlies geïntroduceerd door een reëllisatie,

een reële castratie of zelfs automutilatie, zoals bij Robert). Een in scène zetten of een

uitbeelden, met daarbij wel de volgende bemerking: “Avec son objet-bord, l’autiste traite la

castration, mais son refus de l’aliénation signifiante et son souci de garder le contrôle de

l’objet de jouissance ne lui laissent guère que la solution de la mettre en images.” (Maleval,

2009, p. 164)

Nu goed, hierbij wil ik vooral het belang van het (complex) autistisch object als een

mogelijkheid om tot een iets andere zijnswijze te komen dan louter die van de dubbel. En in

die zin is het autistisch object geenszins zonder weerga gelijk aan de dubbel! Het object is dan

niet langer een louter verlengstuk, zoals een dubbel wel zou zijn, maar eerder iets dat

verwordt tot een soort waarheid van de autist, niet zoals het onbewuste of het basisfantasma

een kernwaarheid voor een neurotisch subject inhoudt. In mijn ogen is het net vanuit die

waarheid dat een autist verder kan gaan richting de creatie van een “ilôt de compétence”, in

een poging die waarheid (die structureert, jouissance aan banden legt) uit te breiden. Het is

deze weg die we als therapeut of analyticus of begeleider dienen te bewandelen! Laurent

spreekt in dit opzicht als de doelstelling van de analyticus om een “autisme à deux” na te

streven. Daarbij komt de analyticus zoals hiervoor gezegd eerst terecht in de positie van louter

de dubbel. Laurent zegt hierbij dat deze positie slecht houdbaar is indien er de mogelijkheid is

om een object van de ander te kunnen extraheren: “Le support d’un objet en dehors d’une

dimension de jeu est nécessaire pour le faire partenaire de l’autiste.” (Laurent, 2007, p. 116)

Naast de dubbel kan dus het object verschijnen, het is dit object dat het puur dubbel zijn

overstijgt, behandelt en van waaruit een verdere metonymische arbeid kan ontstaan.

Page 61: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

60

5.3.8.3. Conclusie

Als therapeut kunnen we dus in eerste instantie de positie van de dubbel belichamen om

vandaar uit iets van een eigen “ilôt de compétence”, of nog: een complex autistisch object,

geboren te laten worden. Doorheen de zaken die van ons (als dubbel) worden gekopieerd, of

nog: doorheen de objecten o die van de ander worden gehaald, kan iets van een eigen verhaal,

een eigen waarheid (lees: een bouchon) ontstaan (als behandeling van de ander als dubbel).

Dit door het steeds gaan herbekijken vanuit verschillende hoeken, het steeds gaan herordenen

van de verschenen metonymische objecten o. Vanuit dit standpunt verschijnt de autist dus

geenszins als een wezen die vastgeroest is in zijn eigen onbeweeglijkheid, integendeel: de

autist getuigt van een constante metonymische arbeid (lees: een herordening) van zijn wereld.

Laurent zegt hierbij, naar het ideeëngoed van de Leforts, dat de autist hier van een autistische

positie naar een psychotische gegaan is (Laurent, 2007).

Page 62: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

61

6. CONCLUSIE

Ik concludeer nu, uit de weg die is afgelegd, dat ‘autisme’ een wel degelijk af te bakenen

‘iets’ kan zijn, maar dan vooral in de zin van een structurele manier van zijn. In een wereld

waar binnen gelijk aan buiten is (Laurent, 2007) en een primordiale identificatie niet tot stand

is kunnen komen (Maleval, 2007), kan het niet anders dan dat het kind uit deze wereld op een

andere manier tegenover de taal, het genot en de Ander staat dan bij iemand waar er wel een

primaire vorm van aliënatie kunnen plaatsvinden is. Daar waar vanaf het begin onder geen

beding een aliënatie van ‘het levende’, de jouissance, aan de betekenaar tot stand kan komen,

situeert zich het autisme (Donnart, 2009). In die zin is de autist te onderscheiden van iemand

die schizofreen of paranoïde genoemd wordt.

Tegenover de idee van een falende primaire identificatie hebben we in het tweede (grote) deel

de idee van ‘autisme’ als een manier van creëren benadrukt. Het af te bakenen ‘iets’ is

volgens deze zienswijze vooral te situeren in de ‘autistische overdracht’. De specifieke manier

van het in de wereld staan wordt gevormd door mechanismes als het koppelen-ontkoppelen

(on-off mechanisme) met een autistisch object of met een dubbel. Het gaat om primaire

symbolische (Di Ciaccia, 2001) vormen van reëllisatie (Miller, 2007 [1988]) die verschillen

van andere mechanismes in andere vormen van psychose. Anderzijds: of autisme nu al dan

niet een speciale vorm van psychose is, is misschien een niet zo belangrijke vraag. Het gaat er

niet om om autisme diagnostisch ergens aan vast te pinnen, te voorzien van een weten. Als er

één ding is dat de overdracht met een autistische persoon ons leert, dan is het dat wel. Of nog:

zoals Winnicott het verwoordde: van het moment dat een kind autistisch gediagnosticeerd

wordt, is het ten dode opgeschreven (Mannoni, 1979). In mijn lezing is dit een pleidooi van

Winnicott om voorbij het puur diagnosticerende te kijken en te focussen op een creatieproces

door middel van de overdracht, ook bij de autist! Door middel van de bril van de latere Lacan

en zijn onderwijs over de borromeaanse knoop kan geponeerd worden dat elk wezen, ook een

autist, een creatief wezen is dat steeds oplossingen poogt te vinden. Als we een autist op een

dergelijke manier bekijken, is deze plots niet meer ten dode opgeschreven. Daar waar zovelen

(Margareth Mahler, het koppel Lefort, de DSM etc…) vooral oerdeficits opmerken, en dan

vooral in het geval van de Leforts, de conclusie pas trekken met een autist te maken te hebben

na elk mislukken van een behandeling (Leguil, 2007); ziet Maleval vooral mogelijkheden en

Page 63: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

62

creatieve imaginaire processen die leiden tot een eventuele andere Ander, de Ander van de

synthese. Een dergelijke manier van kijken gaat voorbij elk idee van ontwikkelingsfasen die

al dan niet doorlopen zijn, of het zien van autisme als een al dan niet aangeboren handicap,

lees: een deficit. Volgens Lorré heeft met name de denktank CEREDA (onder leiding van de

Leforts) de denkfout gemaakt om autisme impliciet als ontwikkelingsprobleem te zien. “In

plaats van de Naam-van-de-Vader vinden we in het werk van CEREDA een structurele

conceptie van de psychose die bouwt op de topologie van de Ander, die geen enkele referentie

naar de geschiedenis behoeft. Deze topologie van de Ander blijkt zich te ontwikkelen in

stadia, in fasen die ook terug te vinden zijn in de kuur.” (Lorré, 1986, p. 41). Er wordt met

andere woorden geredeneerd in stadia, die nog dienen doorkruist te worden (een idee reeds

populair bij post-freudiaanse analytici). Deze ontwikkelingsgedachte staat in schril contrast

met de idee van psychose/autisme als een eigen gevonden manier van het doorlopen van de

jouissance (de creatie van een sinthoom, als een substituut voor het fallisch genot (Maes,

1986)). Vandaar ook, naar onze mening, dat autisme bij de Leforts (maar vooral bij de DSM)

eerder als iets deterministisch wordt gepresenteerd, iets dat vastligt en waaronder het subject

bedolven ligt. Dit terwijl het kamp van Laurent en Maleval ons een meer constructief idee

voorschotelt: de kliniek van het sinthoom, hetgeen ons veel dynamischer lijkt. Hier lijkt de

autist te leven, terwijl hij in de kliniek van de Leforts al lang begraven lijkt.

Met deze thesis probeerde ik nu een tegengewicht te bieden aan de opvatting van autisme als

een deficit. Het centrale element is dat, in plaats van een vooraf opgesteld weten te

projecteren op de autist, we focussen op het aspect van de angst, net zoals Kanner al deed

trouwens. In navolging van Melanie Klein pleit ik hier dan ook voor een ‘diagnostiek’

gebaseerd op de angst. Het is met name veel interessanter om te gaan kijken wat er van de

angst, de ontketende jouissance, bij dat ene subject speelt (Mannoni, 1974) en van daar uit te

kijken wat ‘autisme’ (maar vooral de angst) voor die ene persoon betekent, dan de persoon

vast te ketenen aan een al dan niet functionerende Naam-van-de-Vader (of Verlangen-van-de-

Moeder). Hierdoor ankeren we ons niet langer vast aan de idee van een autist als iemand die

zich volledig onthecht van de levende wereld maar kijken we, net als Bettelheim, naar wat de

confrontatie met een extreme situatie voor die ene persoon (autist of niet) betekent, hoe die

daar op reageert! (Maleval, 2009) Dit alles komt neer op het voorzien van een spreekwaarde

van hun gedragingen, hun spreken. “Beaucoup d’autistes demandent aujourd’hui ce que

Kanner, malgré son génie descriptif n’a pas su faire: qu’on les écoute et non qu’on se

satisfasse d’étudier leur comportement. Ils veulent pouvoir faire reconnaître qu’ils sont des

Page 64: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

63

êtres intelligents, que le pronostic de l’autisme n’est pas sans espoir, qu’ils sont mieux placés

que quiconque pour parler de leur fonctionnement…” (Maleval, 2009, pg. 12)

Page 65: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

64

7. AFSLUITENDE BEDENKING

Om af te sluiten wil ik het belang van een theorie bij het onderzoeken van autisme

benadrukken. In 1986 klonk Di Ciaccia’s argument als een klok: “autisme blijft gedefinieerd

door een vage betekenis waarmee zowel de psychiater als de psychoanalyticus zich akkoord

verklaren, zonder dat de één noch de ander weet waarover hij spreekt” (Di Ciaccia, 1986, p.

47). Ondertussen zijn we 2011 en is de theorievorming, ook aan de kant van de

psychoanalyse, aan een inhaalrace begonnen. Waar Lacan in zijn oeuvre hier en daar enkele

zinspelingen nalaat, hebben auteurs als het koppel Lefort, Eric Laurent en recent Jean-Claude

Maleval hier een vervolg aan gebreid en de onderzoeksresultaten in verband met de

autistische patiënt verbonden aan de lacaniaanse theorie. Vanuit het huidig denkkader, dit van

de gedragswetenschappen en de DSM, blijft autisme “une entité aux limites assez floues”

(Maleval, 2007, p. 130). Zonder een leidend organisatieprincipe, lees: een theorie, wordt het

moeilijk om de verschillende verschijningsvormen van ‘autisme’ te kaderen. “Il est aisé de

constater la permanence d’une atteinte foncière de l’énonciation, mais il est difficile d’en tirer

les conséquences quand on ne conçoit pas que l’énonciation trouve son assise dans la

mortification de la jouissance vocale.” (Maleval, 2007, pg 136)

Met deze thesis heb ik dan ook geprobeerd om aan te tonen dat de (lacaniaanse)

psychoanalyse wel degelijk iets te zeggen heeft over wat men ‘autisme’ noemt, en op die

manier een mogelijke, alternatieve manier van kijken brengt naast de meer klassieke

cognitieve modellen.

Page 66: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

65

REFERENTIES American Psychiatric Association (1994). Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders, Fourh Edition. Washington D.C.: A.P.A.

Attwood, T. (2003 [1999]). Le syndrome d’Asperger et l’autisme de haut niveau. Paris: Dunod.

Bernard-Desoria, O. (1992). Autisme et psychoses d’enfants en travaux et résultats de l’unité “point de vue de capiton”. Tours: Carré Soleil.

Bettelheim, B. (1969 [1967]). La forteresse vide. Paris: Gallimard.

Bonnat, J.L. (2009). Autisme – Pour une clinique de la contiguïté. In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 233-242). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Borgnis-Desbordes, E. (2009). Autisme, transfert et inventions subjectives : deux cas. In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 101-114). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Cadieux, D. (2009). Au commencement fut l’acte de parole langue originaire et parole autistique. In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 211-226). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Coccoz, V. (2002). A Place in the World. MentalOnline 11, 74-81.

Demuynck, J. (2008). Autisme en zijn objecten. sKRIPtA 1, 51-67.

Di Ciaccia, A. (1986). Over de psychose bij kinderen. Psychoanalytische Perspectieven 8, 45-53.

Di Ciaccia, A. (2001). Une pratique à l’envers. Préliminaire 13, 7-21.

Donckers, J. (2007). De ontranding van het psychisme. Psychoanalytische Perspectieven 25, 45-58.

Donnart, J.N. (2009). Présence de l’objet dans l’autisme et la schizophrénie : l’enfant et le tracteur. In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 245-252). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Druel-Salmane, G. (2009). L’autisme infantile précoce de L. Kanner: de la Clinique à la structure. In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 15-49). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Freud, S. (2006 [1905d]). Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit. In Werken, deel 4 (pp. 9-118). Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Gailis, J. (2002). Forcing Autism. MentalOnline 11, 68-73.

Page 67: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

66

Grandin, T. (1997 [1995]). Penser en images. Paris: Odile Jacob.

Grollier, M. (2009). Objets, double, autres, Autre… Quel partenaire possible pour l’enfant autiste ? In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 145-160). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Lacadée, P. (2009). Le corps et l’événement pubertaire sans le secours d’un discours établi. In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 253-268). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Lacan, J. (1975 [1953-1954]). Le Séminaire, livre I, Les Ecrits techniques de Freud (texte établi par J.-A. Miller). Paris: Seuil.

Lacan, J. (1975 [1972-1973]). Le Séminaire, livre XX, Encore (texte établi par J.-A. Miller). Paris: Seuil.

Lacan, J. (1981 [1955-1956]). Le Séminaire, livre III, Les Psychoses (texte établi par J.-A. Miller). Paris: Seuil.

Lacan, J. (1985 [1975]). Conférence de Genève sur le « symptôme ». Bloc-notes de la psychanalyse 5, 5-23.

Laurent, E. (1981). De quelques problèmes de surface dans la psychose et l’autisme. Quarto 2, 30-46.

Laurent, E. (1997). Réflexions sur l’autisme. Bulletin Groupe petite enfance 10, 40-45.

Laurent, E. (2007). Autisme et psychose : poursuite d’un dialogue avec Robert et Rosine Lefort. La Cause freudienne 66, 105-118.

Lefort, R. (1986). Le S1, le sujet et la psychose. Analytica 47, 51-56.

Lefort, R. ; Lefort, R. (1988). Les structures de la psychose. L’enfant au loup et le président. Paris: Seuil.

Lefort, R. ; Lefort, R. (1993). La Distinction de l’autisme. Paris: Seuil.

Leguil, F. (2007). Paradoxes surmontés. La Cause Freudienne 66, 119-125.

Lévi-Strauss, C. (1976). Het wilde denken. Amsterdam: Meulenhoff.

Lorré, D. (1986). De neurotische interpretatie. Psychoanalytische Perspectieven 9, 37-42.

Maes, X. (1986). Autisme, een symptoom? Psychoanalytische Perspectieven 9, 43-56.

Maleval, J.C. (2007). “Plutôt verbeux” les autistes. La Cause Freudienne 66, 127-140.

Maleval, J.C. (2009). Introduction. In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 9-12). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Page 68: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

67

Maleval, J.C. (2009). Les objets autistiques complexes sont-ils nocifs? In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 161-189). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Maleval, J.C. (2009). Introduction. In J.C. Maleval, L’autiste et sa voix (pp. 9-27). Paris: Seuil.

Maleval, J.C. (2009). De la psychose précocissime au spectre de l’autisme. In J.C. Maleval, L’autiste et sa voix (pp. 29-73). Paris: Seuil.

Maleval, J.C. (2009). La retour de la jouissance sur le bord autistique. In J.C. Maleval, L’autiste et sa voix (pp. 105-220). Paris: Seuil.

Maleval, J.C. (2009 [2008]). Ils entendent beaucoup de choses, mais sont-ils hallucinés? In J.C. Maleval, L’autiste et sa voix (pp. 221-250). Paris: Seuil.

Maleval, J.C. (2009). Quel traitement pour le sujet autiste? In J.C. Maleval, L’autiste et sa voix (pp. 251-305). Paris: Seuil.

Mannoni, M. (1974). L'enfant sa "maladie" et les autres. Seuil: Paris.

Mannoni, M. (1979). La théorie comme fiction: Freud, Groddeck, Winnicott, Lacan. Seuil: Paris.

Miller, J.A. (2007 [1988]). La matrice du traitement de l’enfant au loup. La Cause Freudienne 66, 141-151.

Moreels, L. (2001). Behandeling van de betekenaar bij kinderen met autisme. Psychoanalytische perspectieven 46, 77-92.

Morilla, E. (2002). Autism: Divergent Positions in psychoanalysis. MentalOnline 11, 57-67.

Naveau, P. (2005). La décision de l’être. In P. Naveau, Les psychoses et le lien social (pp. 111-122). Paris: Anthropos.

Perrin, M. (2009). Construction d’une dynamique autistique de l’autogire à la machine à laver. In J.C. Maleval, L’autiste, son double et ses objets (pp. 69-100). Rennes: Presses Universitaires de Rennes.

Quackelbeen, J. (1986). Inleidende woord tot een studiedag “over het zogenaamd autistische kind”. Psychoanalytische Perspectieven 9, 9-12.

Rothenberg, M. (1979 [1977]). Des enfants au regard de pierre. Paris: Seuil.

Tustin, F. (1992 [1990]). Autisme et protection. Paris: Seuil.

Verhaeghe, P. (2002). Over normaliteit en andere afwijkingen. Leuven: Acco.

Verhaeghe, P. (2009). Interview. In: VPRO Boeken, televisie-uitzending 6 september 2009 Nederland 1.

Page 69: AUTISME VANUIT PSYCHOANALYTISCH PERSPECTIEF. · deze verhandeling de ‘autistische overdracht’ naar het model van Jean-Claude Maleval. Na het kaderen van de momenteel aan de gang

68

Vermeulen, P. (1998). Brein bedriegt. Als autisme niet op autisme lijkt. Oudenaarde: Sanderus.

Williams, D. (1996 [1994]). Quelqu’un, quelque part. Paris: J’ai lu.

Winnicott, D.W. (1951). Transitional objects and transitional phenomena. In D. W. Winnicott (Ed.), Trough Paediatrics to Psychoanalysis. Collected Papers (pp. 229-242). London: Karnac books.