[.astres herinneringen · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf...

144
^^. [.ASTRES HERINNERINGEN ^ ^ ,-,•111.1044. ^^_

Upload: others

Post on 19-Jul-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

^^.

[.ASTRESHERINNERINGEN

^^

,-,•111.1044.

^^_

Page 2: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet
Page 3: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

HERINNERINGEN

Page 4: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet
Page 5: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

(.A5TAE5

HERINNERINGEN

UITGAVE" EXCELS lOR••BRUGGE

Page 6: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

GOEDE VRIENDEN LEZERS.

Lange lag het handschrift van mijn VERTELLINGEN in eenouden lessenaar onder allerhande papieren begraven, toen ik heteindelijk in 't licht wilde brengen tot genoegen van de leeszuch-tige lieden van te lande.

En hoe werd ik in mijn verwachting overtroffen! Hoe nederigmijn werkje ook was, toch genoot het een onverhoopten bijval.'k Had het in de VOLKSTALE geschreven, VOORT VOLK —en onze goede lieden van den Vlaamschen buiten, hebben 't gre-tig gelezen, verslonden !

Dit gaf mij moed, moed en hope ! Dit spoorde mij aan' omin mijn ouden lessenaar nog schriften uit te zoeken en ze dendrukker voor te leggen. En deze bracht ze, eenvoudig wederom,doch andermaal best verzorgd, in een net bundeltje HERINNE-RINGEN samen.

Hier zijn ze nu. Mochten ze, evenals mijn eerstelingske, bij devrienden welgekomen zijn en er verzet in de lange avondston-den brengen, rond het vuur, in eigen huiskring.

DE SCHRIJVER.

TWEEDE DRUK.

Welaan dan ! Gaarne willen we dit bundel « HERINNER... »z+^n tweeden druk geven.

En waarom zouden we dat niet?!Men zegt :« Er is zoo'n schaarschheid aan echtgezonde volkslectuur ».Bovendien, wie denkt niet graag eens terug aan de reine vreug-

den uit zijn schoonen, schuldeloozen kindertijd? -- Niets wordtmet meer smaak gelezen, dan datgene waarin men zijn eigenjeugd en zijn eigen lenteleven weerziet ; niets geeft verkwikken-der ontspanning dan het hersmaken van vroeger genoten geluk.

C. A.Nieuwjaarmaand, 1924.

DERDE DRUK.Met 't naderen van de Lente bieden we opnieuw, en in een

nieuw kleed, onze « HERIN... » aan.Mochten ze overal — als gulle, goede vrienden — stil ge-

noegen brengen, en de veelvuldige beslommeringen van 't lastigleven helpen verzachten en verdrijven, dan ware zulks een echtevoldoening voor

Lentemaand, 1926. De Schrijver.

Page 7: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN.

't Was -in vollen Zomer.De bitsige Julizonne joeg onmeedoogend heur bran-

dende stralen en 'haar drukkende hitte over mensch endier, zooveel uren lang zonder verpoozing, en dagenachtereen, altijd even koppig. Huisdier en vogel, vruchten kruiden, 't smachtte en 't stond alles met hangendenkop in treurige loomheid naar lavenis en koelte te wach-ten. De weiden lagen bruin verschroeid, met gapendezwarte bochten dooraderd ; de grachten waren stilaan tengronde uitgedroogd; de vruchten te velde stonden lamen verslokerd van den dorst. Een wegende drukkinghing alom en over alles, en eiken dag woog ze zwaarderen zwaarder onder den drang van het onverbiddelijkroostende zonnewiel...

Boer Lancke was met al zijn menschen naar 't hooi :zijn hof lag lijk gekneld onder den laaienden zonnebranden zijn huis stond als een sterfhuis, zoo verlaten en zoodood, met geloken vensterblinden en gesloten deur, eenigen alleen midden dien stillen, langgerokken achternoen.

* * *

De school was gedaan. Welgezind rammelde de rangover de straatsteenen heen, de jongens twee en twee, opmatigen tred door de dorpplaats, tot aan de «Voorstad*.Daar keerde de meester om en op zijn stappen terug :

Page 8: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

6 HERINNERINGEN

dit was het teeken van losse vrijheid, dààr, in den wijdenspenen buiten. Ze vlogen uiteen, deden kloefen en zók-ken uit, en draafden barrevoets, in ,kleine groepjes ver-brokkeld, huiswaarts:

En z66 liepen wij ook, Tistje Lancke en ik, de warmezandbaan op, naar Lancke's hof toe, waar ik altijd meemocht gaan om te spelen met Tistje, Lanke's eenig kind.

Wij vonden 't hof in zijn eenzame, gloeiende stilte :geen kalf dat er graasde; noch henne noch kieken waser te zien. Alleen de zwarte ketenhond die aan zijn kotlag meet uithangende roode tong en jagenden balg, alsofhij maar even uit het keernwiel kwam:

Tistje stond algauw met den appel van de huisdeurin zijn hand en Broei, doch de deur bleef toe en stom ;de klenke viel zwaar in heuren haak twee-driemaal, en't dreunde en 't galmde binnen de ijdele. keuken.

Toen kletste hij de vensterblinden tegen den muur ;onze kloefen en zokken lagen op den grond en we ver-hieven en rokken ons op de teenen, en dogen met denneus tot tegen de ruiten om binnen te kijken al tusschenonze handen vlerksgewijze aanzijds ons hoofd. De lange,witte boerentafel stond daar op hare oude plaats voorhet venster : noch brood,' noch vleesch, noch mes lag erop, niets, dan eenige vlugge vliegskens die langs de berd-gripjes heen- en weêrreden, en stonden, en peuterdenmet den snuit... en dan in de ruime keuken weggonsden.Aan den overkant stonden schapraai en stoelen en deuurwerkkas... alles onverroerd en ingetogen stil; 't rustiggetik alleen van 't uurwerk én -- binst dat we keken —vijf rilde beislagen die stoutweg door de ijdele stilte varede woning liepen.

« Ze zullen allegaar naar 't hooi zijn », zei Tistje.En nu. stonden we met den rug naar den muur gekeerd,.

Page 9: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 7

en given met vluchtige, zoekende oogen over de hof-plaats en verre voort over den vlasgaard naar den hooi-meersch.

En ja, daar zagen wij tusschen de witte - oppers drie...vier... vijf zwoegende menschen. Zonder spreken tran-telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle tweeover kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitteen van den . kwellenden dorst.

« 'k Moet ik de hennen rooven; » sprak Tistje, « gemoogt meêgaan om de mande te helpen dragen, maarzien dat ze uit uwe handen niet 'n valt, Door, als er eiersin zijn ».

En we waren weg : eerst naar den bakkeuken om deeiermande te halen, en vandaar rond. Naar "t hennen-kot... in de schuurvakken,.. op de dilten boven den koestalen 't zwijnenkot... naar 't wagenkot +- en nu kwam erleven over dat levenloos hof '-: er vleggerden daar eentwintigtal hennen en kiekens &tit wagens en karren ennesten al dooreen naar buiten, met luid geschreeuw en eenkakelen en schelferen zonder einde... Op den mullen grondstond de ruwe wissen mande voor mijn voeten, tot denboorde vol kalkwitte eieren en eenige rosse-schalen die ertusschen liepen; en Tistje was in den hoek hoog op' deladder tot tegen 't dill, naar 't laatste nest : een han-gende oude kafmande.

« Daar! », zei hij, bij 't afdalen, « hier nog vier, en't zijn de laatste »; hij lei ze mijde en voorzichtig bovende andere. En dan : « Door » zei hij half stille, « laatons de mande te zamen in den karrebak zetten; we zullenmet den ladder gaan en een beetje krieken trekken...-bach-ten de schure... ze staan daar aan dien boom zoo grui-zende dikke dat vader het nooit 'n zal zien dat ze gemin-

Page 10: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

8 HERINNERINCxEN

derd zijn... maar niet te lange, dat er vader niet op 'nkomt ».

We hieven de mande bezorgd in de hoogte en lietenze stil en zacht op den grond van den karrebak -gaan :ze stond daar wel verborgen en buiten gevaar; dan haas-tig de . ladder geveld... onze schouders er onder, ik aanden top Tistje aan 't ander einde... zoo hing ze overkant en wij sukkelden naar buiten en voort... tot bachtende schuur, onder den breedgekruinden kriekeboom. Deroode, rijpe vrucht lag lijk gezaaid met volle hand kwistigop de takken; schaarsche groene bladjes schoten er. tus-schen op. En vlug stond de ladder gerecht en zaten wealle twee tot over de ooren in 't lachende fruit. Wij smul-den -en smekten en aten zoo gulzig dat menige blozendekriek onze haastige handen ontviel, en de harde keestjesals .zware waterdruppelen regenden op de takken, op deladder onder den boom en beneden op de kortgeschorengraszode. Dievelinge vlogen onze ogen alle stondennaar den verren hooimeersch... en altijd peuzelen en slok-ken zonder een enkel woordje verlet.

u Tistje, uw vader komt uit den meersch alhierwaartgewandeld » zei ik, « 'k ben ik voldaan ! »

« Ik ook, Door, 'k heb ook mijn vulte; mijn buikskespant lijk. nen trommel... gauw de ladder naar haarplaats nu ! »

In één-twee-drie waren we beneden geraveld en wegzoo wij gekomen waren, recht naar 't wagenkot.: Daarhieven wij en wrochten in angstige gejaagdheid deladder omhoog, en stelden • ze op beur oude plaats inden hoek onder 't hangende nest; en wederom vleggerdenal die schuwe kiekens met oorverdoovend gekakel bovenonze hoofden naar buiten en joegen ons de vrees op hetlijf alsof hunne vlucht ons verraden kon. Inderhaast

Page 11: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 9

lichtten wij de eiermande van de karre en stelden onsneerstig aan 't eiers-rooven en aan 't zoeken in alle hoekenen kanten naar de verloren nesten... en alles verzettenen behoedzaam verplaatsen alle kleinigheden, manden,vorken, spaden, den ploeg, 't achterberd van den kleinenwagen, kuipen en standen... en 't ruttelde alles van deeendelijke droogte, maar de standen hadden 't meest ge-leden : de hoepels vielen ervan en de losse duigen al opeenen hoop op den grond. En die hoepels lustten onsals speelding, zoodat we 't zoeken opschorsten en dezware mande met eieren, tusschen ons, met mijde ge-meten stappen voortdroegen- naar den huize.

Nu gaapte de voordeur wagenwijd open; we meendenTistjes vader binnen te vinden, doch 't was de meid dievoorengekomen was uit het hooi om 't werk in keukenen stallingen te bevorderen. Hoe wij ook onophoudendgeloerd hadden, onder en dóór de takken, toch en haddenwe haar niet zien ten hovewaart komen. Doch zij ook'n had ons niet bemerkt; dat vingen we alras uit heurwoorden. Wij waren « brave verstandige jongens, dieons werk van buiten wisten en 't wél en voorzichtig ver-Lichtten... we verdienden lof en loon; ze zou ons terstondelk twee boterhammen snijden, en daarbij voor elk eenbroekbeurze bloedroode smeusrijpe kriekskens voegen...we hadden 't verdiend ».

Al die vleiende woorden, liepen ons als zeem in deooren, en de kriekskens smolten in onzen smekkendenmond,... en zóó gerust wierden we dat onze aangezich-ten niets verrieden van de gepleegde dieverij.

Zoo keerden we ijdelhands en welgezind naar 't wa=genkot terug, sloegen er nog een halve dozijn hoepelsvan de standen en kozen er uit den hoop elk een aller-besten; we liepen er mee naar de houtvumme om een

Page 12: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

10 HERINNERINGEN

gepasten stok en hoepelden rond het hof achter malkaarlijk spelende vlinders...

Daar zonk, langs den hoek van den valen koestal, deheerlijke avondzonne als een reusachtig, glanzend goud-stuk langzaam in het Westen neer...

Barrevoets in hun kloefen, de blinkende scherpe hooi-vork over den schouder geslagen, de ondervest open endos om 't lijf, en den biezen zonnehoed op het hoofd,zoo kwamen boer Lancke's werklieden vermoeid op hethof aangestapt.

Nog woog de zoele zomerhitte zoo zwaar , op hunbruingebrande wezens en de vermoeienis van den langendag op hun ruwe werkmansleden zoo klef, dat ze lijkmoedeloos trakelden, een-voor-een achter elkaar, zonder-een enkel woord te spreken.

« Gauw naar binnen nu om te eten, Tistje, 't wordttijd... en Doortje moet nu naar huis gaan! » riep -debrave meid, van aan de huisdeur, dat het galmde onder1e boomen van 't hof ; « uw moeder zou ongerust zijn

als gij te lang uitblijft Doortje... tot morgen, en slaapwel ! »

— a, Ja, tot morgen, en slaap ook wel, Rooze » gafik heer ten antwoord, terwijl ik den huismuur naderdeom mijn zokken aan te doen_ en mijn kloefen. Daarmeehuppelde ik mijnen dansenden hoepel na, recht naar "thekken, en Tistje kwam tot daar meêgeloopen en bliesmij nog stil im de ooren dat ik het nooit en nievers 'nmocht verklappen van den kriekenboom backten deschure ; dan keerde hij naar huis en ik hoepelde alleen

*door de mulle, zandige baan...

* * *

Page 13: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN I I

Lijk op de andere dagen zond weerom 't kloksken uitzijn spits torentje die gekende, fijne, schelle klankenover 't dorp om al de kinderen op te roepen ter schole ;en overal brak er leven door de zonnige stilte, en deeenzame, rustige , dorpplaats scheen op eens wakker ge-klopt van -al 't gerammel va n loopende, dansende, hup-pelende, dravende kloefen, en 't lustig gejoel en 't jui-chend •gesnater van 't sp.ertelend-jeugdige schoolvolk.

Doch wij — Tistj e Lancke en ik — kraaiden en gier-den boven al onze makkers uit, vlogen ze al voorbij, enlieten ze met verwonderde oogen en afgunstige woordenachter, om altijd onze hoepels te volgen en te jagen diedansten en ruttelden over ,de witte straatsteenen, enzwijmelden soms, en wederom holden op rechte lijnonder nieuwe, herhaalde, dreunende • stokslagen, al rillenen beven vooruit tot aan de schoolpoort en binnen denkoer.

Daar- poosden wij een oogenblikje, den hoepel in dehand, en stonden er weldra versmoord midden nen vier-vijfvoudigen kring van al benieuwde -medeleerlingen diereikhalsden en dromden naderbij om de hoepels te be-tasten, en onze -knoestige slagstokken met de oogen temeten en te zeggen hun goed en hun kwaad; wij vertel-den hoe de standen zoodanig gemakkelijk hunne bandenlosten, die met nen enkelen hollen stamp op den grondvielen, of met drie, vier kleine slagskens, ringsom l angsde duigen neerwaart, waggelend zingend nederzegen.En dan drongen wij door den aangrveienden kring enzetten onze hoepels in gang en sloegen en joegen zevoort en draafden aan 't hoofd van een twaalftal kleinereknapen, die, om de helft van 't genot, mee rond denkoer joelden en, een wijde baan ruimen waar al 'tandere plaats moest maken bij den eersten toer...

Page 14: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

12 HERINNERINGEN

't Zweet perelde en glom op onze doornende wezens,en 't haar lag ons in pezen verplakt over voorhoofd ennek, toen de plotselinge schoolbelle een einde aan datleutig spel gebood. Doch immer voort, door gebeden enlessen heen, speelden de hoepels in onzen zin en bleven,tot den volgenden speeltijd, eene onverwinnelijke ver-strooiing, een zeilsteen voor aller pogen; daar buitenhangend aan 't kleerrek nevens elkaar, vlak voor hetvenster.

Wat de meester ook uitlegde en met den vinger wees,leeren 'n wilde er niet in, en de uren Broeien steeg af

in zoekende, zinnende gedachten hoe 'men aan hoppeiszou geraken en aan stokken...

Te nauwernood waren de laatste' tonen van de ange-lusklok uit den kerktoren weggestorven en de werkliedenaan hun tafel gezeten, toen reeds een paar hoepels doorde noenstilte kletterden, gezapig, over de harde .straat-steenen weg en weer, van de kerkdreve tot aan 't school-huis. Daar kwamen er nog bij : Sef Coussaert, DiestjeLogghe, Door Devliegher,... Frans van den notaris,...zes,... tien, en nog veel meer... En Tistje Lancke, diedaar al terug was van zijn huis, en ik,... en nu rilde e ndaverde geheel de straat onder de dreunende stokslagendie vielen, onverpoosd, op de dansende, ruischende hoe-pels, en de huizen galmden van al die dravende kloefendie klabetterden over den grond tusschen 't woelig ge-raas van dien samenroerenden knapenzwerm. En zoo ginghet op en af, onder 't ongenadig blaken van dezonne, zonder verpoozing of rust : 't was hoepeltijdvolop !

Neel Drieghe, de, kleermaker van den hoek, was naargewoonte zijn noene-tuksken gaan vangen, doch zijnehersens gingen 'aan 't zinderen en aan 't ruischen van

Page 15: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 13

al dat eeuwig lawijt op straat, dat altijd heropkwam enhem wakker hield. De bevangen hitte daar binnen miekhem zwaarhoofdig. Hij sprong nijdig van, zijn bedde enliep op zijn bloote voeten beneden en voort naar buiten,over de gloeiende steenen, de woelige bende achterna,toen op datzelfde oogenblik Wanne Bakkers, zijne buur-.vrouw, met geweld uit haren winkel gestormd kwam enbij dreigende woorden en driftige gebaren haar jantjeuit de bende terugriep en naar binnen dreef.

Neel dreigde en herdreigde, en schold ons allen uitvoor schelmen en rustestoorders, die een lamgewrochtmensch zijn noenslaapje beletten,... die geheel het dorpin rep en roere zetten;... die op tijd naar school niet 'ngingen... en dat hij 't zeggen zou aan de meester !...dat wij maar 'n moesten gaan hoepelen op den koer, diegroot genoeg was !...

We zwegen, doch hoepelden lachend den spijtigen manvoorbij... en terug met een spottenden .groet.

En als 't op den toren één sloeg, lutterden wij stilaanvoor zijn deure en huilden als uit éénen mond :

Cornelius Drieghe !Kruip nu in je wiege !Nu gaan wij vooruit,En lachen Neel uit !...

en we reden den schoolkoer binnen.

* * *

't Was Zondag, en nog immer laaienden zonnebrand enondragelijke hitte; nog immer hoepels in de hand vande lachende, speelzieke jeugd. In kleine groepjes van

Page 16: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

14 HERINNERINGEN

drie of vier speelden en draafden wij door de zomerschezondagbeweging van gaande en keerende mannen envrouwen, meisjes en kleine kindertjes, allen in zondag-gewaad en zienlijke welgezindheid. Onderwijls schooldenwij een poosje samen voor Mietje Sulfers spekkenwin-keltje waar we onzen zondagcent gingen verdoen, omdan opnieuw een toertje te halen... 'n keer naar huis...tot we naar de hoogmis moesten, en daarachter voort tot's noens...

Toen viel het al stil, en de straat lag in lijdzame eenig-heid te braán in den gloeienden zonnebrand : de huizenstonden allemaal met geloken vensterblinden en toe-deu-ren, en de menschen namen den noen te bate om terusten tot den vespertijd; de hoepels bleven weg als warenzij sedert lang vergeten...

Na de vespers kwam er langzamig nieuw, stil levenuitkruipen... Een zwarte, groeiende schaduwband liepaan den eenes kant langs de huizen over den grond :aan die zijde hingen de. vensterblinden nu weervlak-tegenden muur, en de huismoeders kwamen aan hun deurezitten met hun kleinste kindertjes die nog niet logpen'n konden... Nu en dan een buurvrouw die van denzonnekant overstak naar de koelte en naar 't gezelschap.De kleine meisjes dansten in de koorde op 's kloefkappersboomplein; hunne oudere zusters trappelden hier en daar,slaande een geestigen klap onder elkaar... De mannenwikkelden al smooren weg, nu en dan één, naar de her-bergen om een pintje... en wij, we vlogen en joeldenonze hotsende hoepels achterna en sloegen ze en joegenze voort in volle geweld en om ter eerst, alsof het eengansch nieuw, vreugdevol spel was...

Aan 't uiteindevan de dorpstraat, vlak voor 't school-huis, stond Mance Cock's waning met opgezetten winkel-

Page 17: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 15

venster en opene voordeur; buiten zat de dikke Mancemet` een boeksken in de hand geheel alteer nevens den.deurstijl.

iiiÍÍÍ1Íi1^ÍlIÍÍiiiiiÍiii iiiiiilii ^ i:iiii ii i iáii•i.aiïiii^ii:iiiii/Illlii :iii::::.•

.... ........./1 •1.11111.I^II111111..1^ n .ria..^. n ^..Ir..1A^111.r^./r/.^ n 11.....•^r1.111111.1111/I11.I••• nnn ^•^^•••.•11 n 11.11 n 111•.1••••••^^^^^• n •••••••11/a....•••• nIr /.1111 n I.•11Ir1./r. n 1rfIN.n•11111tm11111^1•^•••• n .1111t111 1 111..•I11•111N1111Y1111A.1111//.1a^111•1 •r•r./nn..a.•111^11./1. n .^ ...-...nn 1. /r n /r. /^ •^•••Illllt/ /....ruI•1.111111.• 111.1. f1/111111..1111111.11I11111^r11...•1/.111111111..111,IIIIl111^rr111r,I^1111111,11I1•••.1•.111111„I,1111111111/1..I• n 1.1111111111II...••Ilil11111r.1.11./R1f11/^1r11/I•^•Ia..r/u nn .111/.. nn . nn ••/11111111.1u.1.u.1••.11U1u/11/• n •.irr

de stokken kletterden op de hoepels.

Onze hoepels liepen tot op hare teenen, haast, en de.slagstokken zoefden tot dicht voor heur aangezicht bijons wijd omdraaien tot langs de meesters huis aan de-overzijde, om in volle vaart en wilde knapengenot terugte vliegen; maar de goede vrouw 'n nam het niet tenkwade. Ze schepte er integendeel heur verzet in : hareoogen glansden van voldoening en bewondering voor

Page 18: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

16 HERINNERINGEN

onzen jongen moed en kamplust, en telkens viel haararm over de stoelleune, en hing het witte boeksken slin-gerend neer bij ons naderen... hare blikken volgden onsin den ommedraai en verder bij 't woelig verdwijnen...

Daar stond ze van haren stoel op en stapte een paarschreden vooruit : we weken gehoorzaam af en miekenonzen draai tewege nauwer, zonder tegenspraak ofkwaadwilligheid, doch ze sprak, en heur rood, rondwezen teekende volle vriendschap, en zonder één woordverstaan te hebben kwamen we — tot den laatsten aan-komer toe — rond heur geschaard, en de hoepels hingenstil in onze handen.

« Jongens » vroeg ze, « wie van u kan er het zeerstloopen? 'k Zou dat willen zien ! »

Onze hoepels stonden al op den grond en de stokkengingen er op gaan vallen bij dat eerste woord, om onzeloopkracht te meten, maar...

« Wacht, wacht ! » riep Mance, « verstaat . wel : ikgeef drie prijzen... drie schoone prijzen ! aan de drieeerste toekomers... de andere, die geen prijs 'n winnen,krijgen elk een klein prijzeken, elk vier noten van debeste uit den winkel daar... ge moet hoepelen van hiertot aan Neel Drieghe's driemaal weg-en-weer -- maar...die tot dààr niet 'n loopt 'n kan van de prijzen nietdeelgin ».

Wij verlangden en snakten om voort alsof de hoepelsin onze handen gloeiden, en stelden ons op gelijken rangvan dweersten de straat, om op een gegeven teeken voor-uit te stormen. Mance kwam er evenwel tusschen : zijzond de kleinsten een twintigtal stappen vooruit... dantelde ze luid « één...twee...drie... ! »

« Drie ! » 'n hadden wij echter niet gehoord : de stok-ken kletterden op de hoepels, onze schoenen rammelden

Page 19: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 17

en bonsden over de straatsteenen heen, de hoepels hotstenen dansten en sprongen onzeker vooruit verwarreld doorelkaar, en zoo vloog geheel ` de woelige zwerm in vollekracht door 't rustige dorp... en dikke Mance bleef staan,verlaten en alleen midden de ruttelende, ronkende straat :ze schokschouderde van 't lachen en volgdeonzen warrel-boel met deelnemende oogen op...

Langzaam brokkelde de hollende groep open, en toende laatsten voor Neel Drieghe's woning omdroeien, kwamde top, met vieren moedig kampend en ijverend onderelkaar, jagend vooruitgereden. Ik was erbij, en evenalsmijn vlugge mededingers voedde ik hoop op den eerstenprijs, toen een wreede tegenslag mij trof. Ik viel, rollendhals over kop drie-vier stappen verre, boven op mijnenhoepel — 't was verlet! een groot verlies voor me; dochik ravelde recht, en zonder te onderzoeken hoe 't metmijn gloeiende knieën gesteld was, zonder te luisterennaar de jammerende kreten van 't vrouwvolk daar om-trent, bracht ik mijnen hoepel met éénen duw eenigzinspp zijn ouden plooi, schartte mijn stok van den gronden zette opnieuw aan. De laatsten waren me evenwel indien tijd reeds voorbijgeloopen en eer ik aan Mance ge-rocht kwam ik mijn gelukkiger kampers tegen, op huntweeden toer. Toen woedde ik in verwilderde vlucht voor-uit en stak de kleineren een-voor-een achter ; ik wonvoortdurend in... en tot op het laatste toe...

Doch alle hoop op den eersten prijs was verzwonden.Jantje Bakkers was en bleef verre vooruit : 't was hij dieeerst bij Mance den wedloop eindigde en rechtveerdigden eersten prijs won. Dan volgde... ik, op een vijf-en-twintig meters, en Tistje Lancke kwam mij op drie vierstappen achter de hielen... hij zelf was op een tientalstappen gevolgd van Sef Onusaert en Leon Beke... toen

2

Page 20: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

18 HERINNERINGEN

kwamen de anderen bij kleine groepjes van twee, drie,vier beteuterd aangereden... eindelijk Sef Cousaert'sklein broertje dat weenend aan kwam gesukkeld, zijnhoepeltje in de hand... het had zijn slagstoksken verlo-ren.

't Zweet biggelde in dikke druppels langs aller voor-hoofd.

Nog zie 'k Jantje Bakkers daar staan, de schoonë rankejongen, met hijgende borst en zwarte, verplakte krullenlangs de blozende, jagende slapen geklest, midden dehijgende wachtende groep, nevens dikke Mance die deprijzen ging deelen.

Daar wendde zij haar lachend naar binnen, en geheelde bende dromde heur haastig achterna, al om voorenen benieuwd om de gewonnen prijzen van nabij te zien;en geheel de winkel woelde en ronkte van de eendelijkebabbeling en de hoepels stuikten en bonsden tegen denhollen toog — Mance zat letterlijk gevangen erachter, enoverrompeld van al verstoutte knapen met reikende, ope-ne handen naar haar, opgeheven. Toen werden Mance'swezenstrekken heel ernstig en hare stem gebiedend : wemoesten uit den toog achteruit,en de hoepels stil houden...een oogenblik kunnen wachten... onze handen t' huishouden ; niemand ging vergeten zijn !

Een korte schommeling achteruit, en dadelijk daaropvolgde een volkomene stilte...

Aller oogen volgden Mance's handen die reikten bovenheur hoofd en grepen uit de winkelbanken een dikkenpak chocolade.

« 0-o-o! 't is voor Jantje Bakkers! 't Is den eerstenprijs » galmde 't uit vele monden in den nauwen winkelop, een oogenblik. Mance had intusschentijd zwijgend den

Page 21: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 19

pak geopend, nam er een vierendeel uit en reikte 't onzenmakker toe, zeggende : « hier, Jantje, dat is den eerstenprijs ».

0-o-o !» ging het opnieuw, en nu wilde iedereen hetnaast bij Jantje zijn, hem verklarende en getuigende devroegere vriendschap, en hoe ze elkander altijd milde-lijk hadden medegedeeld.

't.Overige van den pak was intusschen weggedaan. Nukwam er van onder den toog een net wit-houten bakskenmet droge bloknoten te voorschijn.

Voor den tweeden prijs ! » riep Mance; alles vielnog eens stil en ze telde mij oplettend dertig bruine notenin de hand.

Tistje Lancke, als derde winnaar, ontving er twintiguit denzelfden bak; tien of twaalf monden telden zoetjesmee...

Toen kregen, volgens belofte, al de overigen elk viernoten, doch Mance verbood ons er een enkele binnen denhuize te kraken ; we moesten daarmee naar buiten. Enwe gingen, sleepvoetend weg, voldaan en welgezind ;dikke Mance zat wederom op haren stoel nevens dendeurstijl, geheel alleene.

En wij troppelden, als in een hoopken, rondom JantjeBakkers en gaven ook al een nootje te proeven... Daarhaalde de brave jongen opeens zijn zuurgewonnen prij-zeken uit zijn binnenbeurze te voorschijn, brak er milde-lijk twee regels van, die hij gaf aan Frans van dennotaris om ze onder al de vriendjes in kleine beetjes rondte deelen; hij zelf zette zijn hoepel in gang en reed naarhuis -- Frans gaf de kleine stukjes rond die hij reek-aan afbeet niet zijn voorste tanden, zoo gelijkelijk enrechtveerdig alsof hij een erfdeel onder talrijke erfgena-men verdeelde...

Page 22: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

20 HERINNERINGEN

De groep brokkelde stilaan af, en immer zeldzamerliepen de hoepels in de straat.

Voor de derde maal, sedert Zondag, zond het klokskenuit zijn spits torentje die gekende, schelle klanken over't dorp om al de kinderen op te roepen ter schole, enweerom brak er overal spertelend leven door den zonni-gen morgen : de koer joelde weldra vol vlijtige, spelendeknapen.

De meester wandelde weg-en-weer, in den koelen scha-duwkant, met gelijke, langzame schreden en waakzamenblik, toen Wanne Bakkers triestig den koer binnenkwamen recht naar den meester toe-ging.

Toen stonden ze daar stille, alle twee, midden de speel-plaats. Wanne sprak, en miek droevige gebaren,... demeester luisterde met gespannen aandacht en veraride-rende wezenstrekken — alle spel viel stil, aller oogenstonden staal gericht op Wanne en op den meester,...de musschen alleen mieken gedruisch met hun gekijf, daar_boven op het dak. Met den hoek van heur blauwe schortdoopte Wanne van tijd tot tijd een dikken traan- uit hareoogen... Meester ging mee tot aan de schoolpoort, spre-kend op zijne beurt, geheel stil.

Dadelijk was hij terug, en daar riep de schoolbelle onsnaar binnen.

Niemand die bij 't binnentreden een woordje sprak ;geen ongedoef van kloefen bij 't schuiven in de langebanken; 't ging alles lijk veel stiller en gezapiger dan opandere dagen; — de meester stond op zijn gewone plaats,vóór zijn lessenaar recht, maar hij stond daar nu lijkgeheel anders ; 't scheen ons dat hij iets heel bizonders

Page 23: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 21

had te zeggen : we keken hem met groote, ondervragendeoogen aan. Ja, hij sprak :

« Mijn lieve leerlingen... ge hebt op de:.speelplaats demoeder gezien van Jan Debakker; ge hebt misschien ookbemerkt dat de brave vrouw zooveel verdriet had en vee-nend wegging... Sedert zondagnacht is Jantje ziek... ergziek,... een onvoorzichtigheid is de oorzaak van zijnlijden en van de nijpende vrees zijner ouders... Toen hijzondagavond, gansch bezweet van loopen en van spelen,t' huis kwam, heeft hij, met volle teugen... koud watergedronken, — 'k heb het u zoo menigmaal gezegd hoe ge-vaarlijk dit is... Zóó ziek is Jantje, dat hij in stervens-nood verkeert; zijne moeder kwam ons allen een_ gebedvoor hem vragen, opdat hij genezen moge zoo 't denHeere belieft..Laat ons dan in ware godsvrucht en volleaandachtigheid ons morgengebed gezamentlijk aan Godopdragen om Jantjes genezing te bekomen als 't hemzalig is... altijd was hij een brave leerling, een vrienden goede makker van u allen... geerne zult gij voor hembidden. — In den naam des Vaders en des Zoons... »

Al deze woorden waren zoo roerend tot ons gericht entevens zoo vol eenvoudige deelneming en medelijden,dat menigeen met tranende oogen zat en oprecht stich-tend en hoopvol het morgengebed aanving. Nooit, nooitin mijn gansche leven, heb ik met een kinderlijk betrou-wen lijk op dien dag gebeden; nooit zoo eerbiedig, nooitzoo vurig! Nooit is een reiner gebed uit eene onschuldigekinderenschaar naar den troon des Allerhoogsten opge-stegen! Geen blik die verstrooid rondvloog; geen kuchje-dat de innigheid van geloof en betrouwen verstoorde ;niet ééne lettergreep die niet in volle juistheid over delippen ging. —

** *

Page 24: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

22 HERINNERINGEN

Een uur vroeger dan naar gewoonte was 't zuiver klokjeboven 't schoolhuis aan 't schellen om onS allen op denkoer bijeen te roepen, en zóóveel eer leefde 't dorp vanlustige kinderen in bonte zondagkleedij.

Geen oude of nieuwe spelen over den koer, maar enkeltroppeling in de hoeken en langs den schoolmuur, trop-peling van tien-vijftien- leerlingen bijeen, en zeggen entalen over de plechtigheid van dien dag...

Daar verscheen de meester in keurige, zwarte kleedij :lange frak, een blinkenden 'zijden hoed op het hoofd,fijne lederen handschoenen aan de handen. Hij stelde onsin rang en gaf ons alle noodige vermaningen : dan hetteeken om te vertrekken.

En bont slingerde de wemelende rang door 't gapendeschoolpoortje naar buiten, en rechts-op, midden de straat,tot vóór Karel Bakkers woon.

Droeve plechtigheid !Daar verschenen Karel en zijne vrouw op den dorpel

hunne oogen stonden rood en opgezwollen, hun wezensverdeerlijkt en bleek. Bij 't eerste woord dat de meesterhun toestuurde viel Wanne in sprakeloos snikken; opKarels aangezicht lag een bitter, verkropt lijden geprent,en de klokke op den kerktoren sloeg zoo treurig harerouwige galmen door 't stille dorp. —

Wij wachtten in eerbiedig stilstaan en volkomen stil-zwij gen tot de meester met een teeken Pieter Dherdt,Tistje Lancke, Sef Coussaert, Camiel Robbe en Juul' Hol-levoet naar binnen riep, vijf kloeke, evengrooté jongens...nogmaals kwam hij naar buiten en leidde Kareltje Coeneen Mieltje Coussaert, twee heele kleintjes met korte broek,bij hun handje insgelijks binnen den huize...

Toen ging de voordeur wagenwijd open en kwam erdoor den winkel een geheele strooming van zwartge-

Page 25: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 23

- kleede mannen en vrouwen, en kinderen daar tusschen,zwijgend naar buiten ; Hollevoet volgde met een wonder-schoon kruisken dat heel en al bekleed en versierd wasmet fijn uitgesnipperd rooskleurig en wit en groen zijde-papier. Aan wederzijden hielden Kareltje en Mieltje densneeuwwitten kruisdoek aan den tip vast ; daarachter devier andere - makkers, dragers aan de zwarte lijkbare,waar Jantje op te rusten lag, voor eeuwig in de smalleschrijne, zoo zorgvuldig met een rouwkleurig baarkleedgedekt.

Geheel de groep rondde stilaan open en eerselde lang-zaam tot midden de straat.

Karels oogen bleven droog, doch op zijn -wezen lagverkropt, lastig lijden, vretend herteleed geprent; Wantjesnikte dat het triestig was om hooren; en Marietje, Jan-.tjes zustertje, hield aan, moeders hand' en weende heetetranen omdat ze 't van moeder zag. Menigeen van debloedverwanten en de vrienden moest met geweld dendrang van opwellende tranen bedwingen.

Nog schoot de meester in haastige stappen langs denrang naar, vooren, met een laatsten vluggen blik goedeorde en eerbied gebiedend, en gaf teeken om vooruit.

Traagzaam, ingetogen stapten wij voort : 't warennu die lustige, babbelende knapen niet, die onvermoeibaresnaterbekken, van andere dagen ! geen mondje dat ver-roerde, geen voetje dat buiten de rechte lijn tord !

Achter ons stak het mooie kruis op; dan kwamen dedragers met 't lijk, gevolgd van de ouders, bloedverwan-ten, vrienden en geburen, tot aan de kerkdreve. Daarhield de stoet stil, en weldra stond onze rang gesplitstin twee enkele, lange jongensrijen, links en rechts vande Breve, strekkende tot aan de breede kerkdeur. De bare

Page 26: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

24 HERINNERINGEN

stond neer op den grond tusschen de vier rustende dra-gers, 't volk troppelde er zwijgend rond.

Uit het portaal kwamen de missedienaars, 't zware ko-peren kruis in top de priesters, in rouwgewaad, volg,'den en stapten tusschen de twee jongenshagen heen, 'tlijk te gemoet. Een eerste bede over den overledene,en alles kwam opnieuw in. beweging : de missedienaarsvoorop, de priesters, 't versierde kruisken, de dragersmet de bare, bloedverwanten en vrienden. Dan naderdenwij weer tot één dubbelen rang toe, en traden op onzebeurt, onder meesters geleide, 't huis Gods binnen. Naeen oogenblik sleepvoeten en 't verschuiven en kriepenvan stoelen, waren we allen geknield, in St-Janskoor, aanzijds, en diep in kinderlijk bidden verslonden.

Alleen de offerande trok de aandacht een oogenblikaf, doch weldra waren we op onze plaats terug en steegons godvruchtig gebed opnieuw ten hemel tot het eindetoe...

De zware lijkdeur sloeg open : we volgden onzen armenmakker naar zijn laatste rustplaats.

* **

De priesters hadden op het kerkhof de droeve plech-tigheid voltrokken; alle aanwezigen stonden rondom 'tgapende graf en de sombere doodsklokke sloeg haar laat-sten trillenden rouwzang.

Toen trad uit ons midden Frans van den notaris totaan den boord van Jantjes graf vooruit; in zijne handenbeefde een groot blad papier, met breeden rouwband om-zoomd — hij las met helle doch diep ontroerde stem :

« 't Is in naam van alle mijne medeleerlingen dat ik

Page 27: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DROEF HERDENKEN 25

« onzen Buurbaren makker een laatste vaarwel kom toe-« sturen.

« Het was onze plicht hem tot hier te vergezellen ;« droeve plicht voorwaar ! maar trouw staan we rondom« zijn laatste rustplaats geschaard.

« Lijk de bloemekens die hier onder onze voeten in« 't groene gras te bloeien staan, onder den weldadigen« invloed van warme zonnestralen en frisschen nacht-« dauw, zoo groeide en bloeide Jantje als eene heerlijke« bloem in ons midden. 0! hij was zoo braaf en goed!« zoo vriendelijk en rechtschapen in zijnen omgang met« de makkers; ook.kende hij geene vijanden. In de school« was hij een voorbeeld van vlijt, van • leerzaamheid en« orde — de lust en 't genoegen onzes meesters; t'huis« de vreugde en de hoop zijner ouders, en overal — op« straat als in de kerk -- ons aller toonbeeld van4: deugd en van godsvrucht.

« Wreedé Dood! Waarom wildet gij met uw moor-• dende zeis dat allerschoonste, dat hoopvol bloemeken« uit ons midden wegmaaien ? Waarom bleeft gij on-« verbiddelijk en mocht het nog zelfs zijn eersten bloei-« tijd niet uitleven !

« Ah! uw scherpsnijdend staal drongt gij tot in de« herten van Jantjes ouders, en tranen deelt gij vloeien« bij beken ; maar onmachtig waart ge op zijn engel-« achtige ziel! Ze was te rein en te glanzend schoon« om in de bedorvene woelige wereld rond te dwalen,« en daarom heeft de Voorzienigheid u geboden de« bloem in haren ontluikenden glans te plukken en ze te« dragen onverslensd in de engelenrijen des hemels,« waar ze eeuwig pralen zal. En gehoorzaam waart ge« op den stond, o Dood; gehoorzaam, zooals ge 't eens« waart om den geduldigen Job op de hardste proef te

Page 28: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

26 HERINNERINGEN

« stellen. In volle onderwerping herhalen wij dan ooka dezes woorden : « De Heer had hem gegeven -- de« Heer heeft hem ontnomen; de naam des Heeren zij« gezegend ».

« Vaarwel, Jantje ! van uit den hemel ziet ge ons hiera staan en hoordet ge ons gebed. Waak over ons verdere« leven, en bid voor ons bij den troon des Allerhoogsten,« opdat we ons allen eens met u mogen verblijden in dea eeuwige rust; Nooit zullen we u vergeten ».

Witte en roode zakdoeken waren hier en daar te voor-schijn gekomen en teekenden scherp af tusschen de zwart?kleedaren : vele toehoorders verlieten weenend het kerk-hof.

Toen werd het daar zoo stil en zoo treurig ; de graf-maker alleen, die de aardklompen op de holle kist neder-plofte...

Droef herdenken! Zwarte wolk in de zonnige luchtmijner Lente.

Page 29: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG.

Toen was ik nog een -kleine jongen van zeven jaar.Ik liep op een stillen draf, zeven... acht stappen voorop

in de zandige witte baan, gelijk een dong hondeken datspelend zijne meesteres vooruitloopt, verheugd om 'tmogen meêgaan na een lang vervelend stilblijven t' huis.

Het lustte mij, 't magere zand met loonre beenen enzware, ploffende voeten op te doen stuiven, en mij tehullen heel en al in een flauwe, rookende wolk van stofdie altijd evenaan weg was, en altijd nieuw met . mijvooruitging gelijk een groote vormlooze gedaante die on-hoorbaar rolt en wentelt altijd voort random een levendeasse te midden er in. Op mijn zwarte schoentjes zag ikeen mat, zeemkleurig peeltje wassen en stilaan verdik-ken in de nepen op den wrijf. Aan wederzijden den wegeen versletene groene zoom waar mijn warrelende stof-bol tusschen liep, en achter me mijn negenjarig zustertjeals een verstandig vrouwmensch voortstappend aan moe-ders zijde -- moeder, een vrouwe nog uit den goeden ou-den tijd, die veel liever te voet ging dan mee te rijden metden triestigen voermanswagen al den breeden steenwegrond, met zooveel buurvrouwen y jonger dan zij — enkinderen, een heele giechelinge al dooreen.

Hoog, in den hemel, vóór mij, brandde de bitsige mid-dagzon; 't geluchte Jaarrond gloeide wit en verbeet mijzoo stout de oogen dat ik er niet op kijken 'n kon ;maar zachtjes daaruit smolt en vloeide een weldoendezuiverblauw gewelf, en rondde wijd, wijd naar de aardeneerwaarts : linksachter 'n stillen, donkergroenen sper-

Page 30: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

28 HERINNERINGEN

rebosch, die spiewijsde naar de straat kwam, en ginderverre rechts bachten een reke hoogstammige, zwaarge-kruinde beuken weg. Beneden, aan mijn rechtere hand,zoo ver ik zien kon, heuvelde de grond óp onder allerleiveldgewassen : 't rijpend koorn stond er lijdzaam onderde hitte gebogen en onder den last van 't zware graan;de beeten, daar verder, lieten verlamd hun looverkruinenverslunsd openhangen, de aardappelen daarnevens ston-'den zwart-vei met purperachtige bloementrossen, en dehaver die volgde hield heur geel-groene bellekens inge-togen stil.

De stofwolke en 't genot van mijn pletsvoeten in 'twarme zand waren al lang vergeten; tienmaal was ikreeds achtergebleven... vooruitgeloopen, en gesprongenover-end-weder 't droge grachtje dat altijd geduldigmeeliep met de straat; of een stonde had ik gewandeld,gemoedelijk stil, met rustigen geest en ernstige, neerge-slagen oogen, al wrijven in mijn handen een lange rijperogge-auwe om daarna met gebogen nek en bolle blaas-kaken 't donzig lichte kaf boven mijn weg-en-weergie-tende holle handen weg te winden en eindelinge 't kuischepuntig graan in driemaal op te lekken, profijtig van mijnplatte hand.

En altijd even verstandig en gematigd stapten moederen mijn zuster op den boord der baan ; ze lieten mijbegaan en spraken rustig onder elkander.

Een tijdeken {ging ik nu, evenals zij, viert.. vijfstappen vooruit — op den linkeren gerskant in de scha-duw van een hooge doornhaag : de enkele wijduitge-schotene takjes plooiden voor mijn reikende, openge-scherrelde vingeren weg, en zwierden ritselend weg- en-weer, een oogenblik bachten mij...

Daar droei de doornhaag ineens kort in, en hield op

Page 31: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 29

tegen den dikken, knoestigen stam van een ouden linde-boom : zijne volbladerige kroon stond vergroeid, wijd-rond-ineen, tot boven de straat voorwaart, met die vanzijnen tweelingbroeder zes stappen bezijds. Honderdjaar en méér misschien stonden ze daar als trouwe schild-wachten op hunnen post — een ' kloeke borstweer aan deningang van 't hof, met de dubbele houten schettenpoortetusschen hun ruwe reuzenlijven afgedweerst onder huneenigen zwaren looverkop.

't Koele lommer zonk onder hun rustig loof op mij neer,en op den grond in een wijde zwarte ronde tot halfwegde witte baan, .erf binnen 't hekken, en aan zijds op denaaste doornstruiken van de hage.• Op borsthoogte grepen mijn handen onwetens elk eenlatte van 't hek en mijn armen leunden daarop tot aande ellebogen; mijn linker voorvoet zocht ' rust op hetonderste dweersstuk, terwijl de hoeken van mijn voor-hoofd stilaan tegen twee nevenéénstaande scheden do-

. gen,... en mijn oogen gingen daartusschen rustig voor-uit over 't kortgebeten groen tot aan den grootei.notelaaren de huizing er bachten. Een groote, grijsrosse lang-haarde hond lag lijk levenloos op zijde, in de schaduwvan zijn slaapmutsvormig, wit, $teenen kot onder denzelfden groenen notelaar, vlak voor de dicht-geslotenehuisdeur. Zijn kop droei gewarig naar mij op en eenenkel loom, « boe-boe » kwam door de ernstige noenstiltevan huis en hof tot mij; zijn keten rinkelde en. hij lagweer gevlijd lijk dood.

De zonne ketterde als een gloeiend stil vuur op deblinkend-blauwe dakpannen en tegen de matte, brons-groene, dichtgeloken vensterblinden.

Meer links polkten een tiental zwarte en bontgepluimdekiekens in den openen van 't berdelen wagenkot, en die-

Page 32: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

30 HERINNERINGEN

per in, op het ploeghoofd, stond een bruinroode hofhaanmet fieren, lóssen kop en rijken steert, lijk een koning opzijnen troon. Een paar zwaluwen fladderden onverpoosdmet een kort scherrig « wiet-wiet » uit en in, naar hunnest daar dieper in de duistere ijdelte weg. Heel dicht bijme, onder de dikke doornhaag en in 't stille lommer vande linden, hoorde ik het rustig kauwen van liggend vee,en daartusschen onderwijls een. doffen kwispelslag metden steert, om de kwellende vliegen te verjagen en debloeddorstige pauwen. Een blinkend zwart kalf, meteen witte vlek op het voorhoofd en een witten achter-poot, kwam stompvoetend voetje voor voetje -- voor 'thekken kijken, met eén paar groote, waterachtige, strak-ke ooggin, en mij begroeten met een dom, langgerokkenrschraal « beu... ».

« Wat blijft ge daar kijken, jongen ! ? » riep moeder,.ginder verder in den draai -van de straat stilstaande.

Terstond liet ik het weemoedig kalf alleen, miek eenkruisken voor 't Lieve Vrouwbeeldje dat ik nu hoog onderde • takken tegen den stam van de tweede linde zag, en-'k draaf de vooruit : moeder en Lina verdwenen in den-draai achter de hooge vruchten; de doornhaag liep mijweer gezellig aan de zijde, doch bleef weldra geheele-wmaal achter, onder de bekorende takken van een ouden,rijkbeladen kerseboom : zijn vleeschroode vruchten dedenme nog twee-driemaal 't hoofd omwenden al loopen... dekersen lonkten zóó bekoorlijk.

Met de straat omgekeerd, rechts-op, zag ik moeder enmijn zuster daar vijftig stappen vóór mij gaan, doch ikwon zienlijk in... 'k moest en 'k wilde ze achterhaleneer zij de lange bruine vlasmijt voorbij zouden zijn diendaar schuinsch over het naakte stuk ging aan hun linker

Page 33: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 3 t

hand; maar... 'k schoot een tiental stappen te kort, enaldus ontbrak mij den tijd om de vele,_ vele schooren tetellen die de vumme recht hielden.

Ik hoorde Lina vertellen van heur breiwerk in de school,en van « ma Sceur Lucie »; mijn voeten gingen van lie-verlede -trager en mijde, mijde op den grond, om hen bij't eerste omkijken te verrassen met mijn nabije tegenwoor-digheid, en zóó ging ik lij ze en voorzichtig mee met 'tspoor van zware wagenwielen dat onzeker de dikte .matvan de zandlage midden de baan. Met opgehouden asemvolgde ik hen op de hielen... mijn oogen strak en verlan-gend gericht op hun lichamen om bij 't eerste omwenden't genot van d'e verrassing te smaken.

Maar ze 'n keken nooit, nooit om; mijn oogen geroch-ten moegekeken op de grijze zandplooien in hun zwartekleedsels... dat triestig achteraankomen verveelde me :ik stak zwijgend naar den anderen kant van de straatover, om van naderbij de wreede, kromme pikken te zienbliksemen door 't felle zonnelicht, in 't ruischend, rijperoggeveld aan zijfis. Tallooze zwaden lagen in zwen-kende reken over den akker geveld, tot dichte bij de hielenvan de twee zwoegende pikkers die zwaaiend vooruit-wrochten, onder hun breede strooien hoeden; — hunneblauw-geperkte hemden . lagen hun op den rug verplaktvan 't zweet en dubbelgezakt boven den band van degrauwe lijnwaden broek. Midden het stuk was een vrouw-mensch aan 't binden, 't hoofd geheel en al gedoken on-der de hangende vlerken van haar zwarten strooihoed.Aan 't verste uiteinde droegen twee vlijtige knapen deschoven bijeen en mieken langzaam een zware struikrekeover den mageren stoppelgrand heen... Dit alles hieldmijn oogen zóó aangetrokken, overzijds, dat ik als een

Page 34: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

32 HERINNERINGEN

schamele blindeman onzeker voortstapte en... op een on-geinerkt vergroeid hoopken grasvodden strompelend viel,er over vloog plat op mijnen buik, mijn handen vooruit-gesteken lijk een zwemmenden puit. Toen ik recht krevel-de en mijn omgekeerd hoedje, daar vóór mij, opschartte,stonden moeder en Lina aan mijn zijde hutsend te lachenom mijn ongeval.

«Dat komt van wijds en zijfis te gapen», zei moeder.Maar ik gaf meer acht op het scherrig gesnater van

een ekster die daar entwaar uit de takken snappend opons riep. Mijn blikken hadden weldra de zuiverwitte pluimmenborst van den vogel gevonden en den langen wip-steert tusschen 't groene struikhout; mijn oogen sprongenmeê, door de takken op en af,... volgden hare lastigevlucht over de bonte velden heen, tot waar ze snetsendin een dikken, streuveligen wilgenkop verdween. Zoomoest ik van armoe mijn blikken weerhalen, en nu eerstzag ik het zand dat aan mijn broekbeenen gebleven wasna mijnen val. Mijn rechtere hand sloeg neerwaart langsmijn beurtelings optrekkende beenen, vier-vijfmaal, bij't lastig voortgaan met gebogen lijf...

En dan zag ik verwonderd een tiental zondagmenschenin den breeden voetweg naar de groote baan afzakken,...verder twee oude vrouwen nevens elkaar... en verdernog vele hoofden boven de vruchten bewegen. Aan denanderen kant kwamen ze uit alle zijwegen even talrijkop : schertsende jonge lieden, ouderlingen, jonge vrou-wen midden een troepje lachende, bontgekleede kinde-ren, .. vóór en bachten ons wierd de straat te leven langsom meer lijk een vorderende processie.

Op dit oogenblik kwamen de vlijtige toontjes van eenhaastig, haastig, zuiver klokje een soorte schelle plechtig-

Page 35: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 33

held over al dat aankomend volk uitbengelen en iedereenuitnoodigen naar 't plechtig Lof in Gods Huis.

De toren schoot daar nu plotseling scherp in de rustigeblauwe lucht, en 't gulden haantje schitterde als een von-kelende sterre in de stralen der zon.

Ik 'n kon ' .t haast niet gelooven dat wij er waren.Doch de eerste huizen van de dorpplaats en de harde

kalsijsteenen onder al die rammelende voeten getuigdende waarheid; de baan zag zwart van volk en ging daareenige stappen verder in een trage, troppelende menigtetoe -- orgelmuziek en vreugdig gejuich stroomden mi jtegen.

In den koelen schaduwkant, tegen de huizen, zaten deinwoners van 't dorp rustig te kijken : hier een tandeloosstok-oud manneken, de stramme hand op de krukke vanzijn gaanstoksken geleund, dààr eenlaeke jonge huis-vader,in de blanke hemdsmouwen,naast zijn goede vrouwen drie frissche kinderen gezeten, op een houten banklangs den huismuur. Nu een rank, mager _yrouwmensch,tegen den stijl van 't nauwe winkelvenster geleund, Lnvóór heur, in 't smal bloemig hoveken, staken twee kleinemeisjes hun blonde engelenkopje boven 't kortgeschorendik spaanschhouten haagsken.

Wij boorden rekewijs door de dichte, warrelendemenigte: moeder voorop, ik er achter, en Lina de laatste.En zoo drongen we keerend en wendend vooruit, nu eensmidden de baan, dan sluipenderwijze tegen de huizen, totaan den ingang van de kerk.,

't Kloksken riep al scheller en scheller en honderdengeloovigen stroomden naar binnen.

Daar ook dromde moeder voorop en zocht met heuroogen voor ons elk 'nen stoel : zoo gerochten we tothalfweg, niet verder. Ik 'n zag niets tenzij eenige heili-

3

Page 36: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

34 HERINNERINGEN

genbeelden tegen de pilaren en een kantje van 't prach-tig 0. L. Vrouwebeeld dat voor de plechtigheid van de« Negen dagen » op zijn best uitgezet stond op eenhoog voetstuk midden den koor -- 'k zat lijk geplant temidden in een drom van groote menschen die met hunbreede schouderen zoo hoog boven mij opstaken.

't Kloksken zweeg...Kling-kling-kling... klonk de belle: de priesters traden

uit en naar het autaar zeker, maar ik 'n zag er niets van.Een reeks krachtige noten dreunden op 't zelfde

oogenblik uit het orgel, naar 't gewelf van de kerke...dan kwamen zoete tonen, streelend over de ingetogenemenigte ,geslierd en een schoone, volle mannenstern zonger gevoelig door « 0 Salutaris hóstia »

Tot hiertoe was ik geknield gebleven zonder mijn rus-tend hoofd eenmaal om te wenden; maar toen daar plots-- op 's kosters voorzang volgend -- een tiental engel-achtige kinderstemmen in koor zóó zuiver en zoo teederdoor mijn lichaam rilden, 'n kon ik onmogelijk mijnblikken naar vóór houden gericht, en 'k zag menighoofd, even als het mijne, naar het doxaal omwenden.Ja ! het schijnt me alsof ik nu nóg dat hemelzoete «Quaecoeli pandis » in een stillen lenteavond hoorde wegsmel-ten.

Hoe lange die indrukwekkende plechtigheid duurde, en't onzeggelijk zielsgenot dat er voor mij uit volgde,. 'nweet ik niet. Drie- of viermaal hoorde ik een korte wijle's priesters stem op het autaar galmen, om telkenmaledoor 't hemelzoete koor beantwoord te worden... en 'tLof was gedaan — alles als een nietig rookwolkje ver-dwenen, zoo gauw.

Geen enkel Weesgegroetje had ik gelezen : 'k zat alsin verrukking geknield, zonder acht te geven op grooten

Page 37: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 35

en kleinen die nu allen naar voor dromden. Moederschudde aan mijd, rouwe, stak mij zwijgend een cent inde hand en verliet insgelijks haren stoel; ik volgde heurgedwee met Lina tot aan de communiebank, alwaar wijop onze beurt gezegend werden en vandaar tusschen ver-warde stoelen en tegenstroomende menschen traagzaamnaar den uitgang drongen.

Buiten was 't een geroep en gejoel zonder einde; aller-hande krameniers schreeuwden van alle zijden 't volk toe,met wijden mond en uitpuilende aders langs keel en nek,om hunne waren aan te bevelen en te verkoopen : hierin 't naaste kraam waren 't onverslijtelijke schoenen, wel.drie-honderd paar, die bij heele trossen hingen te wag-gelen; dààr hoeden . en klakken van de allerlaatste nieu-wigheid, van allen vorm en kleur, op lange banken in dediepte van 't kraam uitgezet; dan verder gemaakte klee-deren en fraaikleurige zijden halsdoeken;... nu, op denblooten grond, tusschen schaarsche verfronsde strooihal-men, potten en pannen, pollepels en schuimspanen,koffiekannen, moors, alles in wit en bleek-groen verlaktijzer.

Zoo tjoolden wij een paar honderd stappen verre metde woelende menigte voort... moeder hield ons bij elkeen hand en boorde tusschen twee koekenkramen naarde huizen. Daar konden we beter. asemen.

« Wij . zullen eerst den ommegang gaan, jongens »sprak moeder; « dan keeren we terug om alles af te zien :'t volk zal intusschen een beetje gedund zijn ». En wijstapten achter kramen en karren voort, stille weggetrok-ken uit dat woelig volksgedrang.

Wij gerochten aan 't eerste kapelleken, knielden neeren begonnen onzen beêgáng, lijk menige anderen, metingetogene godvruchtigheid.

Page 38: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

36 HERINNERINGEN

Er waren daar zoovele menschen : mannen met ontdek-ten hoofde, vrouwen, kinderen, vóór en rond en bachtenons, en toch geen ander gerucht dan 't slofferen van voe-ten op den keigrond, bij 't gaan van de eene kapelle naarde andere,... 't gekuch van eenen ouderling... de smee-kende jammerklachten van gebrekkige lieden die daarlangs de baan -- zoo diep ongelukkig -- eiken beevaar-der medelijden ,en een geringe aalmoes afbedelden.

Doch verre aan zijfis, rond den toren, hing er lijk eeneeuwige woeling in de lucht, eene mengeling van verrok-kene orgeltonen en joelend gerucht boven 't dorp waar-rond wij langzaam droeien, een ure lang, tot aan denkalvarieberg, de laatste kapelle — juist nevens de eerste,waar nog altijd nieuwe beevaarders den ommegang be-gonnen. Wel dertig menschen knielden er in korte, ver-strooide reken van domeersten over den weg, de armenkruiswijs opgeheven onder 't prevelen van een laatstekruisgebed. Wij deden het insgelijks en trokken dan op-nieuw het dorp in.

't Was toen al verre in den namiddag; mijne maagbegon te kwellen en 'k had het op mijn lippen op hetoogenblik dat moeder zelf van eten sprak. Wij gingenrecht naar « De Sterre », eene oudewetsche groote her-berg met drie terden op... de hitte van binnen en de stra-lende tabakrook stroomden ons in 't aangezicht — aanelke tafel waren een groepje menschen aan 't eten; geenenkele stoel die leeg stond en geen open plaatsken opde banken langs den wand.

De bazin deed een teeken dat moeder verstond : wijdromden langs den toog naar de opene gangdeur envoort naar den koer.

Daar vonden we zate in overvloed en koelte bovendienen gezonde lucht onder eene lange, opene tent. Hier ook

Page 39: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 37

zaten er menschen -- een tiental -- gemakkelijk en ge-rust, aan lange schragentafels, op witte houten banken ;aan den ingang onder den hoek van 't grauwe zeil stondeen klein tafelken, met bierglazen en een paar grootekitttn gedekt, en daarnaast een jonge meid, gereed oineenieder bij 't eerste woord te bedienen.

In een-twee-drie zaten wij geschaard aan de naastelange tafel; moeder bestelde drie glazen bier terwijl zemet beide handen wrocht in heur zwarte wissen mande :Lina en ik volgden met de oogen al die bewegingen 'op inverduldig sprakeloos wachten... Er kwam weldra eenpaksken uit, gewikkeld in een wit handdoeksken metbloedroode vierkantjes, en hieruit een net grauw papierdat, opengeplooid onder onze spijzen, bleef liggen alseen veel te klein tafelkleed. Wij aten brood met hesp enbier... en dan haalde moeder nog een ander paksken uitde mande, met voor elk een groote koeke-boterham. Lina'n begeerde evenwel haar deel niet hiervan; 'k at er iktwee : de mijne en de hare -- zij 'n had ook geen dorstmeer, zoodat moeder alleenlijk mijn glas en het hare deedvullen...

Het ging daar zoo wel, en ik kon er zoo stilzitten enzoo verstandig; 'k hoorde altijd entwaar dichte-bij 'nendraaiorgel, en nu knauwde ik mijn koekeboterhammenop de mate van 't muziek... 't was immers maar etenmeer Om te eten, niet meer om een schreeuwde maagte voldoen...

Lina verlangde om voort en ik nog meer; moeder be-merkte wel dat we niet langer stil konden zitten: zij be-taalde onzen drank en we waren weg — ik voorop —door de bevangene herberg op staat.

Nu stond ik weer vast op mijn beenen om door devolkswoeling te gaan. Ik hoorde al beter den draaiorgel

Page 40: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

38 HERINNERINGEN

tuiten, altijd zijn eeuwig en zelfde deuntje,... en dààr !'k zag hem staan midden een draaienden peerdjesmolen,lijk een schimme in die zwierende schittering van zilve-

midden een draaienden peerdjesmiolen

ren franjen op zwart fluweel aan de vooie, glanzendekoperen staven neerwaart, zwarte en baaide en wittehouten peerdjes, waar lachende jongens op reden enkleine vreesachtige meisjes, en groote menschen al door-een -- en een levend, vuil-wit peerd dat er te middenin liep rond den orgel, en neerstig den molen in ganghield. Weldra ging een rochelend scherp gefluit scherrig

Page 41: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 39

boven al het andere gerucht op, de orgelpijpen zwegenop den stond..., 't draaiend gevaarte hield in... en vielknarsend en piepend stil.

En nu zag ik er op de peerden hier en daar een gekendwezen tusschen de vele onbekende.

« Zie !... daar... kijk Line : Berten Rombout en JefVanhouwe, mijne makkers, scheerlings op elk een peerd !Kijk... ze zien mij, ik moet gaan, ze roepen mij — endaar, daar... in dat schoon sjiezeken, Lotje van den wa-genmakers en Emilietj e Wittoeck en Laura Vanhou-we, .. »

Moeder stak ons alle twee geld in de hand en wijmoesten er op, zeere zeere, -- de molen ging al in gang,'t muziek herbegon —Lina bij haar vriendinnen en ik opeen peerd, overzijde tusschen Berten en Jef. Ik zat terekhalzen... met fieren blik zoekend in 't wemelend volkdat random stond, zoo klein, tot tegen de draaiende hui-zen, maar 'k en zag moeder niet... en. nog niet als demolen opnieuw inhield en stond, zoo gauw zoo gauw.

Berten en Jef moesten er af : ze waren alle twee dron-ken gedraaid ; ze zwij melden naar hunne moeder .diewachtte en keken afgunstig naar mij om. De meisjesook waren uit het sjiezeken gestapt ; Lina kreeg er nieuwgezelschap, en ik zat scheerlings nu, met den rug tegenden nek van mij nweerd, stout, zonder me vast te houden,en preusch omdat ik nog 'nen toer voort kon rijden voormijn tweeden cent.

Het tweede toertje scheen me nog veel korter dan heteerste : de molen was nauwelijks in vollen gang toenhet scherpe gefluit weeral het stilhouden aankondigde.

't Was pijnlijk : wij moesten er nu insgelijks af. MaarBerten en Jef waren al weg en zoo 'n wisten zij tochniet dat ik, evenals zij, slechts een paar centen te ver-

Page 42: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

40 HERINNERINGEN

rijden had ; wij vonden moeder op het zelfde plaatskenwaar we haar verlaten hadden, en eer de peerdjes weerandere kinderen rondvoerder waren we alle drie wegnaar de .kramen.

't Was lijk ,een' helsche feeste, daar wat verder : eenverwilderd gezang en oorverdoovend geroep al dooreen,en rinkelende handtrommeltjes die zwierden en zwaaidenen op-en-neer schommelden tot beneden de borst en bo-ven 't hoofd van zotte, dansende wijven, boven de hoof-den van 't volk verheven, op lange, blauwe traamkarren,vier of vijf in reke.

« 't Zijn de zoetekoek-kan-eh » zei moeder; « dat volkzingt en trommelt en danst om de menschen aan te lok-ken en hunne ware te verkoopen ; we zullen 'nen keergaan kijken ».

En bij ons naderen verstond ik aldra K Grijpt ze maar!pakt ze maar ! twee stikken voor 'nen dikken!! » (1) allesin éénen asem uitgeschreeuwd en altijd herhaald en op-nieuw « grijpt ze maar ! pakt ze maar !... » terwijl zes,zeven handen met elk een paar tamelijk groote stukjeszoetekoek warrelend reikten, verre voorover naar 't volk,om altijd te herbeginnen met twee andere stukjes, telkensde voorgaande verkocht waren.

Ik stond weldra in de eerste reek, dichte bij.'t Waren vijf lange karren : de tramen van de eene

gingen onder den bak van de andere weg, en zoo geleekhet geheele aan een lang verhoog waar die zotte, dron-ken kramers kermis op vierden. Op den bovenboord vande voorzijde was er lijk eene bank getimmerd die huntot toog diende; een rood geperkt kleed lag daarover ge-

spreid en viel naar buiten neer tot aan de busse van

(1) Dikken -- dikken-stuiver, kluit, 10 centiemen.

Page 43: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 41

't wiel ' : zoo geleken zij -- van verre -- aan hooge, hoogekramen zonder dekzeil.

Moeder kocht een paar stukjes die ze in hare paanderborg, voor Lina en voor mij, om te eten langs den weg;dan kocht ze nog een grooten knuppel om er 't huis schel-len van te snijden voor al de t' huiswachters. Daarmeegingen we verder, traag... traag, al kijken links en rechtsom niets over te schrikkelen...

Daar stond Lode Taals, in zijn zwart, somber schiet-kraam, maar 't was me 't kijken niet weerd : dat mager,oud manneké kende ik sedert lange, en die houten solda-ten met hunne stijve, grijnzende wezens wist ik van bui-ten. Aan den gevel van 't kraam zat Babbe, Lode's wijf,op een grooten koffer, achter een bruinblauw draaiberd,,lijk een winkelvrouw achter den toog. Op den koffer,aan haar zijde, lagen er twee stapels makaronnen. Veelbladen opeen, ons te verspelen aan de kinderen die kwa-men draaien op het berd.

Wij hadden alle twee geerne 'nen cent gewaagd, maarwe 'n mochten niet draaien van moeder; «. 'k zal ikmakarons koopen », zei ze, « wij zijn de die zeker » enBabbe gaf haar volle gelijk. Ze klapten dan eenige woor-den over den toeloop van volk en over den verkoop ende nering, en Babbe bofte. Moeder kocht vier bladen ma-karons waarvan er drie bij de zoetekoek gingen in demande en wij terstond elk een half blad-kregen.

« Bedankt, en God beware u ! » zei Babbe, toen moe-der betaald had en « goên avond » zei.

Ik ging al peuzelen voorop ; Lina droeg heur half bladopgerold in de hand.

Daar kwamen wij nu aan prachtige kramen, met spie-gelglazen tegen den achterwand, en groote blinkendelampen te midden, die al gereed hingen tegen 's avonds.

Page 44: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

42 HERINNERINGEN

Een overvloed van speelgoed hing en lag en stond er tus-schen allerhande koekjes en lekkernijen om de kinderente bekoren.

Hier troffen wij touize van den wagenmakers aanmet Lotje, haar meisje. Tegen hare enge kinderborst,zachtjes en teeder, sloot de kleine Charlotte een poppe-zen dat niets dan een dun uitgebekt hemdeken aan had,maar ze ging er thuis een kleedje voor maken van roodezijde. Moeder zag dat, en Lina mocht er ook eentje kie-zen : zij koos een van drie kluiten, juist een lijk datvan Lotje. En dan mocht ik op mijne beurt eenig speel-goed knopen naar beliefte, doch ik vond al die onnoozeletrompettjes on fluitjes en blaaspiepers veel te kinderach-tig en die kleine houten schaapkes en peerdjes veel telam met hun stijve, platte pooten zonder knieën; nietsanders vond ik naar mijnen zin dan een blikken ronkertjevan nen cent, om mee te dragen voor mijn klein broertje.Moeder kocht nog een half pond amandelbrood, stak hetbij al het andere in de mande en wij zakten af.

't Ging nog al tamelijk wel tot buiten, 't dorp, maarals wij in de steege zandstraat waren, zakte 't bier inmijn beenen, en mijn lijf werd zóó zwaar, dat ik sleep-voetend achteraankwam, lam van vermoeienis, zonderiets op te merken rond me. De weg scheen me nu hon-derdmaal langer dan bij 't komen. Van tijd tot tijdwendde moeder heur om en wakkerde mij telkens met op-beurende woorden en schoone beloften aan, doch nietsdat me van mijn lamheid ontmiek : ik lustte zelfs mijnstukje zoetekoek niet toen Lina het hare ontving en ergretig tot over den neus in beet; moeder borg het weerin de mande en beloofde mij wat rust en een glas bier,wat verder, zoo ik verstandig was en zeere ging.

0 ! hadden die duizenden stappen mij dan kunnen

Page 45: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 43

baten die ik bij de heenreis nutteloos had gedaan. Ikdoolde... ik sleepte me voort,... moedig, doch 't weenenstond mij veel nader dan het lachen; menigmaal vielenmijne–oogleden toe... en dan vroeg ik aan moeder hoeverre wij nog waren van t' huis.

Toen ik eindelijk de vurig verlangde rustplaats --eene herberg — daar vóór mij zag, werd ik haast zaligvan blijdschap, en nog veel gelukkiger, als moeder zeidat het tot t' huis maar een kwart gaans' meer 'n was.'k Weet nog dat we daar een goê pooze rustten en: datLina mij aan de hand hield als we vertrokken, doch hoeik t' huis gerocht 'n weet ik . niet meer; 'k schoot lijkwakker uit een, langen slaap toen mijn broêrtje zoo ver-heugd rond mijn beenen kwam dansen en me kwam stree-len midden -den vloer. Sprakeloos haalde ik het blikkenronkertje uit het diepste hoekje van mijn broekbeurzeen gaf het hem, zonder uit te leggen hoe hij 't moest doensnorren en schuifelen,... en dan deed moeder mij teneersten werke naar bed : vader gaf me een kruisken;ik moest niet eten — ook mijn deel niet van de zoetekoeken de amandelbroodjes — en bidden 'n moest ik ook niet,niets dan een enkel Wees-gegroetje dat moeder woordvoor woord vóór-zei, boven, bij mijn bed.

K Amen » stamelde ik, terwijl ze mij zacht in' 't bedlegde, maar 'k en hoorde haar niet weggaan, ik sliep...

* * *

Toen ik 's morgens ontwaakte was ik oprecht eennieuw mensch : die vermoeienis alléén was vergeten, alhet andere genoot ik opnieuw, en vooral en boven allesdat hemelzoet gezang van kinderen in 't Lof. — Deschrale tonen van den draaiorgel in den peerdjesmolen

Page 46: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

44 HERINNERINGEN

'n waren daar niets bij, en 'k verjoeg ze daarom ook gauwuit mijn ooren. De ingetogene godsvrucht in die langeommegangstraat kwam mij nu insgelijks in volle helder-heid voor den geest, mijn medelijden werd nu nog groo-ter voor die gebrekkige, arme menschen wier woorden ikzoo smeekend hoorde herklinken... ik dacht ook aan't speeldingsken dat ik meêgebracht had.

Mijn broertje sliep nog in zijn klein beddeken op moe-ders kamer, toen ik weldra ging moeten vertrekken naarschool. Al zijn kleedjes lagen daar in de keuken op nenstoel te wachten.

Ik was er lijk naartoe getrokken, en mijn handen haal-den er dievelinge het ronkertje uit terwijl mijn oogenwantrouwig rondloerden... 'k borg het diep in den bin-nenzak van mijn veste, en dan droop ik voorzichtig wegnaar school.

Op de speelplaats vond ik Berten en Jef, te midden'nen hoop andere kinderen, volop aan 't vertellen overhunne reis van gisteren; ze riepen me rechtuit bij om tegetuigen dat ik ze daar waarlijk gezien had op de houtenpeerden, 't gene ik gereedelijk deed.

Dan vertelde ik hun op mijne beurt dat ik nog wel tientoeren gereden had als zij weg waren — dat was voor-zeker geen leugen, want het scheen mij zelf zóó waar,dat ik het inwendig geloofde.

« Dat 'n is geen waar! » beet Berten mij afgunstig toe,« dat 'n kan niet zijn!... er is niemand die tien' toerenrijdt!... misschien een toertje of drie ! » doch hij eindigdealgelijk met te bekennen dat ik er nog opzat als hij metzijne moeder wegging naar de kramen.

Jef wist dan nog te zeggen dat hij nen aap gezien hadmet vier handen en twee steerten. En dan steeg er uitgeheel den troep een luide spotlach op, en Jef werd met

Page 47: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 45

eenparigheid van stemmen als een « groote leugenaar »uitgeroepen.

« Een aap is een beest » sprak Cyriel Vlaminck ernstig,« en de beesten 'n hebben geen handen; 't en zijn maarde menschen die handen hebben ! De apen 'n hebbenbovendien maar één steert ook -- we hebben wij t' huisop den zolder, nen grooten boek waar een aap in getee-kend staat op nen boom : 'k zou ik ook kunnen zeggendat die takken allemaal steerten zijn! Ware 't niet datik dezen achternoen ga uitblijven om meê te gaan naarden ommegang, 'k zou onzen boek 'nen keer toonen, gijzoudt het dan zien ! »

=-- « 'k Geloof het wel! dat 'n is maar een papierenaapken in uwen boek, doch dat was een groote, levendeaap : hij 'n zat op geen boom ook, hij zat in eene grooteijzeren kooi,... 't was daar aan den « Tiendenberg » datik hem zag!... Gij moogt het vragen aan mijne moederen aan Stanse Lobbe, ze was bij ons... 't was Stanse die't eerst zag dat hij vier handen had! » bracht Jef stoutin, om zijn vertelling te bevestigen.

Maarten Spruytte, die daar ook op stond, te horken,was een beetje grooter dan de andere jongens. Tot hier-toe had hij gezwegen, doch nu nam hij plechtig het woord,en verklaarde dat hij ook den aap gezien had, en datmen waarlijk zou gelooven dat hij vier handen heeft,maar dat 't eigenlijk zijn pooten zijn. «Apenpooten gelij-ken aan handen,» zei hij; «maar van die twéé steerten...dat zijn « prullen » die Jef ons zou willen wijsmaken !de aap 'n heeft maar één steert... en dan nog maar eenkleintje ».

Jef had gekroonhalsd, zoolang Maarten Spruytte in zijnvoordeel sprak, doch bij de laatste woorden was hij on-gemerkt uit den hoop weggedruimd.

Page 48: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

46 HERINNERINGEN

De meester was een beetje nader bijgekomen en stonddaar monkelend onzen kinderpraat af te luisteren doch hijdeed alsof hij geen acht op ons gaf, zeker omdat wij testouter zouden voort hebben verteld. Maar toen hij JefVanhouwe zoo voorzichtig zag weggaan en in de water-plaats zag verdwijnen, en kon hij zijn lachpeze niet meerbedwingen... Dit hadden wij met vijf, zes, bemerkt ende groep minderde stilaan en spreidde op den koer open.

De zonne schoot hare morgenstralen over den endmuur,langs den hoek van het schoolgebouw, op de geheelelengte van den koer, die alzoo in twee ongelijke, langestrepen gesneden lag : een breede band witte zonne,tegen een smalle schroo zwarte schaduw langs den strek-kenden schoolmuur.

Ik hurkte mij neer en leunde met den rug tegen denmuur, in reek met zooveel andere kinderen die daar ge-dachteloos zaten te spelen met een luttel zand dat ze metde hand op een rond hoopken vaagden om dan weer opente rakelen met de vingers, of met een schamel krom na-geltje te krabbelen tusschen de ruwe steenen, of met denrechter wijsvinger allerhande krullen en hoofdletters teschrijven... Toen haalde ik mijn ronkertje voor den dag;ik trok het met gezapige trekken in gang, en t ruischte...dan schijverde 't met zóóveel snelheid dat het bedriegelijkaan een volle zilveren schijf geleek en snorrend schuifelde,kortaf, op mate, bij elken trek aan 't drillende koordeken.

Vier, vijf jongens kwamen over handen en knieën bij-gekropen om te kijken, doch t spel moest eindigen : deschoolbelle joeg ons allen op en in rang... en naar bin-nen — de lange schaduwstreep was langzaam nader denmuur gekropen,... de zon kwam er stout achter.

Er zijn sedertien al zoovéél jaren verloopen, en nog

Page 49: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

NAAR DEN OMMEGANG 47

blijft er uit mijn eerste beêvaart. een diepen indruk op'mij rusten.

Later als ik groot was, ben ik er nog eenmaal geweestmet makkers van mijn jaren; en toen ik laat in den avondt' huis kwam, voelde ik lijk eene inwendige knaging,eene verwijtende stem in mijn binnenste.

God beware u, jongen, en doe zooals ik u geleerdheb » had moeder gezeid, eer ik wegging.

En ik had het haar inderdaad met igoê meeping be-loofd, doch 'k liet me door de makkers zoo gemakkelijkoverhalen om, hier en daar te gaan, en dit en dat te-bekijken,... en de kerke en de ommegang waren over-schrikkeld geweest.

Ja, 'k voel er nu nog spijt om, en 'k zou die nieuwer-wetsche plezierreize met eene oudvlaamsche beêvaart wil-len herstellen. Hoe verheugd zou moeder zijn als zij 'tgoede zaad in mijn herte nog ziet schieten...

Page 50: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

48 I-iERINNERINGEN

BRAND.

« Brand ! brand !... »En die sterome joeg zoo onverwacht, zoo gillend en

vereend door de zonnige zomerstilte en den rustigen zon-dagachternoen van 't dorp.

« Brand! » herkloek het angstig in alle straten, en eenman van de brandweer, vliegend langs de huizen voort,blies op zijn koperen hoorn een korten scherrigen schrik-toon : « trette-rite-rette-rie ! » die tot binnen alle huizenschetterde en de slechte mare droeg.

Alle huisdeuren vlogen rammelend open, en overalkwamen jonge en oude menschen lijk verschuwd buitengesprongen, met gapenden mond en vragende, zoekendeoogen, een wezen zettend vol schrik en bleek van 't ver-schot.

De doode straat van daareven liep nu t' hoope van volkop éénen oogwenk tijds ; honderden vrouwenmondenvroegen en taalden en jammerden al dooreen om de een-delijke rampe. Mannen en jongens snelden benieuwd enreik-halzend de marktplaats op; waar al 't geloop inhielden samenschoolde vóór de groote poort van 't Gemeente-huis.

Drie, vier verschillende namen liepen op de tong ; aller-hande veronderstellingen en gezegden zaaiden verwardeonzekerheid onder de aangroeiende toeloopers.

« Noch Blomme's schelven noch Simpel's stallen 'n zijn't... die branden ! » riep Wardje Tamme hijgend, « 't is

Page 51: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BRAND 49

te Wallaerts... 'k ben er bij geweest... huizing en koel-stal en peerdstal... 't staat al in vier en vlamme... ende schure lijdt groot gevaar ! Hulpe ! der is haaste bij !de boerinne... »

Op dit oogenblik gaapte 't poortegat van 't gemeente-huis wagenwijd open, en aller oogen waren geves tigd opeen roodgeverwd rijtuig op twee wielen, dat door vijf ofzes mannen gedisseld en gesteken werd naar buiten, endaar lijk versmoord stand tusschen al 't aangeloopenvolk; dan werden er nog lange haken en eenig andergereedschap haastiglijk opgeladen... en 't getrek reed enrotste ruttelend over de steenen heen, midden een gehee-len troep meeloopend volk én belaán en bedekt met alstekende armen. Zoo Broei het in vlugge vaart de Brug-gestraat in...

De vrouwen die niet naar den brand waren geloopen,trappelden nu in de straten t' hoopel om alle mogelijkeoorzaken van de wreede ramp te bespreken; de kleinekinderen keken een stonde vergaapt rond... en hernamenweldra hun spel op den grond.

Zonder vertraging of ruste reed de brandspuit in éénenloop tot op Wallaerts hof, doch menige geburen en voor-uitgeloopene jongens waren er reeds volop aan 't water-halen om 't nijdige , knettervuur te bestrijden.

In den uitersten hoek van den boomgaard stondenkoeibeesten en peerden lijk verlamd bij elkander gedromd,met schuwen, verwilderden blik en roerloozen kop naarden vuurpoel te kijken. Loden Doom en Berten Volckehadden al deze dieren heldhaftig uit de brandende stallengered.

Een enkel dier, een vet zwijn, dat nog in den brandbleef, en niemand die 't wagen dierf 't beest uit te gaanlaten, hoe vereend het ook moorelde in zijn. kot.

4

Page 52: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

50 HERINNERINGEN

De aanden uit de beek, hennen en kiekens, 't was alweggevleggerd en gevlucht al kakelen en schetterbekkente stukkewaart in, bij 't aansnellen van al dat vreemdevolk en 't ongewone, woelig gerucht op het hof. De dui-

waren er reeds volop aan 't water halen...

ven vlogen in dichten zwerm gejaagd rand : nu eens heelhoog in de lucht en verre verwijderd van hun brandendhok... dan zwemmend zacht op hun vlerken boven denbrand, en nader nog boven de schuur dalend,,... maartelkens dreven ze in fladdervlucht en verschuwd weer inde hoogte om hun wijden, wijden kring te herschrijven...

Page 53: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BRAND 51

Met alle mogelijke snelheid wrocht de brandspuit enjoeg hare sissende waterstralen in 't vuur : aan veerdigehanden en ontbrak het er niet : al de mannen van debrandweer waren er moedig aan den arbeid, nog versterkten geholpen door veel anderen. 't Water uit de beek, enuit den koeiput op het voorhof, ging als bij to:overmaatmet volle ketels van hand tot hand, om te regenen weldrabije stroomen op het Woende vuur.

op dit oogenblik, zoo gespannen door onrust en haaste,en had er nog niemand gedacht aan 't volk van den huize,noch zelfs aan de boerinne die lam lag te bedde, och arme,sedert meer, dan een jaar.

Toen wekte het plotseling verschijnen van Miltje Wal-laert aller aandacht : hij kwam dremmelig uit de schure.En op eenen oogwenk stond hij versmoord en' bevangenin 'nen dichten, drom van nieuwsgierige vrouwen en jon-gens en onbehulpzame kijkers; deze laatsten zwichtten't werk omdeswille van hun beste kleêrs.

« Mieltje » en was .geen klein jongentje; 't was eenfelle gezonde jongman van rond de dertig, kloek van lijveen rood van wezen; maar de sukkel was onnoozel, enmoeder had hem altijd voort getroeteld als een kind :'t was Mieltje alhier en Mieltje aldaar... en zoo was 't« Mieltje » gebleven, 't huis en in 't geheele dorp.

Daar stond hij nu, eerst sprakeloos en vergaapt datstoute volk aan te zien, dan plooiden zijn lippen, en eenlange schaterlach ontvloog zijnen mond.

« Mieltje, » vroeg Tiele Mans vriendelijk, « hoe is dathier al in brande gerocht ? »

Daarop gingen zijn oogen verwilderd aan 't draaienen zijne keel schreeuwde in heeschachtigen toon « Moe-der! Moeder! » lijk een kind dat in 'nen vervaarlijkendroom, met gesmoorde stem om hulpe roept. In éénen

Page 54: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

52 HERINNERINGEN

sprong was hij door den kring van nieuwsgierigen heên,en vluchtte verwilderd en verschrikt naar zijne schuurterug : 't winket vloog bliksemsnel achter hem toe.

De arbeid ging intusschen bij de brandende gebouwenonverpoosd voort : alle helpers, brandweer en anderen,wedijverden onder elkaar, vol moed en zelfvergeten om't noodlottige vuur te bekampen en te overwinnen. Deschure was heel zeker buiten gevaar nu; een deel van't woonhuis kon denkelijk nog gevrijwaard worden, 'tstrooidak er boven laaide echter in vollen gloed.

En nu eerst, door Mieltjes geroep « moeder! moeder! »werd er aan de boerin gedacht. Ze lag nog op haar bedde,de arme sloor; gelukkig was 't juist dààr, aan hare slaap-kamer, dat 't vuur het minst verwoed scheen.

Met jammerende kreten vermengeld, liepen de woorden« moeder » en « de boerinne » boven al het woelig geruchtmet die verschrikte vrouwen en angstige kijkers voort,tot heel dicht bij den brand.

En oogenblikkelijk lieten twee mannen 't werk vallen,zonder vaar of vreeze, ja, onbewust van het schromelijkgevaar dat zoo dreigend over hun hoofd hing. Onbedachtvoorzeker, en zonder de armoede te rekenen en 't lijdendie voor hunne eigene vrouw en kinderen konden spruitenuit deze daad van moed en heldhaftige naastenliefde.

Op 'nen oogwenk waren ze verdwenen, lijk spoken ineen toovervuur, zonder iemand den tijd te laten om tezien wie ze waren; verdwenen in 'tien poel van laaiende,nijdige vlammen en zwaren stikkenden rook.

En al die buiten waren stonden in angstig verwachten,met jagend hert en rijzende haren, bleek en sprakeloosden vuurpoel te doorzoeken met de oogen. De vlammenkraakten en knetterden nu stout door de angstige, ver-eende stilte; ze lekten de zwarte, gloeiende muren langs

Page 55: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BRAND 53

buiten, en 't water viel er sissend op en droop vuil enzwartverbloeid weg en verloren...

Een lange kreet van bewondering, met vrees en ge-jaagdheid gepaard, steeg uit het volk op : twee zwarte,hijgende mannen, houdend en sleurend te zamen eenvormelooze vrecht in hunne armen, kwamen den vuurkolkuitgevlucht en dweers door 't wijkende volk verder 't hofop. Hunne aangezichten waren zwart en onkennelijk, metdie groote glarie-oogen en opengespalkte lippen. Veuzen-de sperken staken vuur in hunne bovenkleeding; de mou-wen hingen als vuile vodden verslonsd om de schouders,hunne handen en 't bloote Van hunne armen zaten volblazen verbrandheid.

« 't Is de boerinne... de boerinne ! ... ze is dood ! .. .ja z' ! dood en versmacht in den rook, och Heere ! »

Zoo riepen en weeklaagden verschillende monden te-gelijk, terwijl de twee moedige helden de arme bewuste-looze vrouw op het gras lieten zinken aan den oever der

•beek.Vrouwen en jongens -waren meê achteruitgeëerseld en

kwamen stout daar rond staan om te kijken. Doch op. ditoogenblik brak een verschrikkelijk gekraak... een dof-geplons uit het rampzalige vuur op : 't joeg het troppe-lende volk verschrikt uiteen, en dwong en trok aller oogenterug op den brand. En andermaal ging een storm klach-ten en gillende jammerkreten uit de menigte omhoog ;'t dak was ingestort, en de onverzadigde vlammen sloe-gen en joegen zoo vereend en verwilderd door rook enstof rondom in de hoogte. Een « Onze Vader » lezens.eer, en redders en geredde waren onder den gloeiendenpuinhoop bedolven.

Ze stonden daar, de twee • helden, en dompelden beur-telings hunne handen en voorarmen in koud water om 't

Page 56: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

54 HERINNERINGEN

nijpende brandzeer te weren; hunne wezens waren eenigs-zins gespoeld en kennelijk nu : 't was Jan Lammens, eenbroodbakker van 't dorp, en Pietje Hoek, de smid van't Hoog Lindeke.

Eenieder wilde ze spreken, wilde ze zien van heel bij,alsof ze uit eene verre streek terugkwamen met grootnieuws en veel wonderlijke dingen na een lang afzijn.Ze wierden als uit éénen mond geprezen luidop, en be-laan met welverdienden lof ; 't eendelijk gevaar vooroogen gelegd waaraan ze zoo wonderlijk ontsnapt waren;bestormd, ja letterlijk geplaagd, met allerhande vragenwaarop ze onmogelijk konden antwoorden. Waarachtigze wisten min dan degenen die buiten gebleven waren.Als gedreven door eene inwendige kracht, waren ze tege-lijk binnengesprongen, en zonder een enkel woord, naarde kamer waar de schamele vrouwe lag; ze hadden zegegrepen met vaste hand, en waren zoo, half door denvuilen stikrook bedwelmd, terug buiten gerocht. Meer 'nwisten ze niet.

a 't Is de tweede maal » zei Lammens; terwijl hij metden rogge zijner rechtere hand 't glimmend zweet van zijnvoorhoofd streek, « 't is de tweede maal, dat mijn scapu-lier me gered heeft !... eens in mijn jeugd, toen ik onder't ijs zat, en nu uit dezen brand. »

« 'k Draag ook een scapulier, antwoordde Pietje Hoek,ik 'n zou er niet durven zonder gaan ».

Bij deze woorden waren ze tot de boerinne weer ge-naderd, en geheel de groep kijkers mee er rond.

Dood 'n was de arme vrouwe niet, maar zonder be-wustzijn. Zonder taal of teeken lag ze daar uitgestrekt alseen lijk. Geen haartje echter op heur hoofd was ver-schroeid, geen vonkje had haar wezen verbrand of ge-schonden. Alleen de zware, bijtende stikrook had hare

Page 57: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BRAND 55

borst bevangen en hare hersens bedwelmd. Ook kwam zealdra tot bezinning toen haar bovenkleed wat losgemaaktwas en haar voorhoofd en slapen met het water uit debeek gewasschen waren en verkoeld.

Traagzaam gingen heer oogen open,... dan wijd, wijdopen, en heel verwonderd en ondervragend rond naar alwat haar omringde. De geest kwam bij... en bracht deeendelijke ramp voor hare oogen terug. En dan zonkenhare blikken zoo weemoedig en diepdenkend neer; tweedikke tranen kwamen tegelijk haar gezicht benevelen,terwijl onverstaanbare woorden over hare bleeke lippenkwamen, van diep, diep,... vermengeld en versmoord inpijnlijke lastige zuchten.

Wie ? Wie zou 't kunnen aanzien zonder een tranevan deernis en medelijden in zijne oogen te voelen opwel-len ! Eene arme, gebrekkige sloore, zonder dak, zonderbed of stoel om er op te rusten ! Een oude zieke vrouw,die lastig weent en snikt, en in heug benepene borst eensmachtenden drang voelt kroppen en bijten om 't besefvan eene onzeggelijke ramp.

De moedige redders hadden haar gerecht overende enharen rugge steun gegeven tegen een paar aangebrachtebundels rijshout; over hare beenen en voorlijf hadden zijhet geel wollen deken gespreid dat ze onwetens meege-sleurd hadden uit den brand.

Toen keerden beide lieden tot den brandenden puin-hoop terug en lieten 't arme schaap aan .de goede zorgenvan een paar bijgeblevene halfmedelijdende vrouwen over.

Zoo bleef het drietal daar een poozeken eenzaam enafgezonderd, op tien stappen van de houtvumme, en verrevan den woeligen brand...

Marietje-Loneke, een-meisje-van tien jaar, kwam-ganschalleen met dralenden stap en bedeesden blik langhalzen.

Page 58: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

56 HERINNERINGEN

Doch de twee vrouwen spraken 't kind vriendelijk aan,zoodat het verstoutte en naderbij trad. En dan namen zijseffens zijne komst te bate : ze waren te nauwernoodtien minuten bij de ongelukkige boerin gebleven, en reedswaren ze door nieuwsgierigheid zoodanig geprikkeld datdeze ondeugd meteen op hun kortstondig liefdewerk deoverhand kreeg : ze stonden lijk op heete kolen, en voel-den zich gedwongen en gejaagd om weg,... en ze gingenweg met verhaasten stap. Marietje bleef alleen nu bij delamme, zieke vrouw.

Maar toen deze, onder 't lossen van een lastigen diepenzucht, sprakeloos, de kranke oogleden toe liet gaan, en't moede duizelig hoofd naar den rechter schouder over-zonk, sprang het kind benauwd recht en deed een paarhaastige stappen voorwaarts. 't Keek om en 't bleefstaan,... maar zijn jong hertje klopte al harder en sneller,en 't wierd -- hoe langer hoe meer — lijk voor zich zel-ven bevreesd en verlegen. 't Deed nog een paar mij destappen,... keek opnieuw naar de arme sloor... en zette't op een loopen — met een angstig woord binnensmonds— zonder zelf te weten waarom.

Schuldeloos voorzeker was dit jonge kind : de een-zaamheid had het opgeschrikt en verdreven; maar! dietwee kleingeestige vrouwen, die zoo onmeedoogend enuit louter nieuwsgierigheid waren weggegaan !

Binst al 't rumoer en 't verward geloop heen en weer,was Mieltje Wallaert ongemerkt uit zijn schure geslopenen zat nu reeds een ruimen tijd schuw gedoken tusschende houtvummen.

Maar toen hij in zijne nabijheid geen enkele stem meer'n hoorde, waagde hij het, zijn hoofd ne keer uit te steken.Zijne oogen glarieden en zochten vluchtig over 't hofrond tot bij den brand.

Page 59: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BRAND 57

Hij kroop daarna schuw uit zijnen schuilhoek en sloop:over handen en knieën tot bij zijne moeder die daar van-elkeen verlaten lag, och arme! — Daar knielde hij op dengrond en flokte op de hielen van zijn kloefen, terwijl zijneroode vleezige handen beide tegelijk over de ingevallenbleeke wangen zijner moeder streelden. Hij streelde enherstreelde en palufte met verkepte, kinderachtige woor-den en gebaren, lijk een heel klein meisje dat verslondenaan 't spel is met een . nieuw poppeken.

Plots opende de boerin de oogen, en tegelijk daaldeeene verlichting in haren kroppenden boezem als ze daarzoo dicht tegen haar den schamelen sukkel zag, dien ze,om zijne onnoozelheid, altijd meer had bemind dan hare-andere kinderen.

Hare linkere hand, die nog eenigszins bewegen kon,lag daar nu op Mieltjes knie.

Ze wilde spreken, de arme moeder, doch de koorts:brandde in hare keel : hare lippen plakten tegeneen errheur tonge lag verdroogd in haren mond vast.

Mieltje krevelde recht en daalde den oever der beek-af. Een oogenblik... en hij kwam terug boven gekropen,'t lijf tweedobbel, en dragend in de rechtere hand — heelmijde en voorzichtig — zijn eenen kloef dien hij boorde-vol had geschept uit de beek. Klaar 'n was dit water nuniet, zooals het immer placht te vloeien bij zonnig lente--weer en ongestoorden, wolkeloozen zomertijd; 't was om_.roerel en vertroebeld, gelijk achter eene geweldige start–vlaag in 't najaar.

Toch bracht de sukkelaar, heelemaal bezorgd en vertee-derd, zijn kloef aan den mond zijner schamele moeder..En ze dronk, de arme vrouw, eerst een klein zuipje...dan een lange teug...

Op dit oogenblik kwam de dorpsherder, haastig, err:

Page 60: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

58 HERINNERINGEN

doomend van 't zweet, op het hof aangestapt; hij wenddehem regelrecht naar de boerinne : hij had het gebeuren-de van in den wagenweg, gezien...

't Was een eerbiedweerdige man, met grijze haren;rijzig van gestalte, en flink en rap nog te beene. Geenzes jaar nog was hij als herder van 't dorp hier gekomen,en toch stond hij bij al zijne parochianen in hoog aan-zien. De armen kenden zijne milddadige hand als dievan eenen troostengel; burgers en boeren vonden in hemeen vasten steun overal waar zij hulp of raad behoefden.ja, hij was een liefdadige vader! en menigeen zijner scha-pen had aan hem eerre merkelijke verbetering in het be-staan te danken.

Na de Vespers en 't Lof was de achtbare priester opziekenronde gegaan : hij bevond zich aan den overkantvan 't uitgestrekte dorp toen de brandramp uitbrak.

Mieltje 'n was voor den priester niet bevreesd, hij 'nliep geen stap. Hij was integendeel zeer blijde; trouwenshij kende mijnheer pastor, die nooit na 'n liet alle weken

bezoek te brengen naar moeder, sedert meer dan eenjaar.

Bij 's pastors eerste bezoek had de duts voor dit vreemdzwart kleed geschrikt, doch de ijverige priester, dat gou-den herte, wist den armen jongen zoo liefderijk toe tespreken, hem een kruisje te geven, of hem nu en dan meteen schoon kleurig sanctje zoo blij te maken... en 't wasop den duur ZQO verre gekomen dat hij luide spreken enantwoorden derf, en zelfs verheugd meeliep naar 't hek-ken telkens mijnheer pastor wegging. Dit onnoozelschaap, dit groote kinderhert zelfs, had de vrome priesterweten te winnen door zijn liefderijken omgang.

OO;agenblikkelijk- Het de goede herder 't lamme menschdoor een paar bijgeroepen mannen opnemen en wegdra-

Page 61: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BRAND 59

gen naar 't huis van' Jan Blomme, den naasten gebuur,en deed haar aldaar naar behooren verzorgen. Mieltje'nwas geen voet achteruit gebleven : hij hield zijn moedershand in de zijne, (n stapte tusschen haar en den priesterlachend voort: in 't bijzijn van deze twee welgekende we-zens 'n vreesde hij niemand. Evenals zijne moeder, vondde arme duts bij Blomme liefdadige herbergzaamheid...

* * *

't Was woensdag-achternoen, drie dagen na den ramp-zaliger' brand bij boer Wallaert.

Toen de gulzige vlammen voor 't eerste uit zijn' dakopsloegen, was de goede man op zijn verste land zijnvruchten ,aan 't bekijken : hij had Mieltje met moederalleen gelaten -- onder belofte van niet lang te zullenwegblijven -- gelijk het des Zondags meermalen gebeurdwas voordien.

Maar sedert drie dagen had nu dat innig genot, dat eenwerkzame landbouwer op zijn velden smaken kan, vooreen lastig zielelijden plaats gemaakt. Op den avond derramp zelf, aan moeders sponde, had Mieltje hem in kin-derlijken eenvoud verteld, hoe hij met vier sulfertjes naarden zolder was gegaan om... een vuurtje te maken, endan gevlucht naar beneden en verder naar de schuur, als't vuurtje met zijn eerste kleine tongskens door 't onderstevan zijn rij zenden rookkronkel lekte.

In drie dagen tijds was die streusche boer wel tienjaar verouderd. Zijne arme zieke vrouw! zijn schamelejongen... en geen dak meer over 't hoofd, geene eigenelegerstede om te rusten!... En hij doolde moedeloos doordie lastige dagen;- de pastoor alleen kon Erentroosten enopbeuren.

Page 62: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

60 HERINNERINGEN

'tWas rond den drieën in den namiddag.Vóór Blomme's waning hield eene schoone koets stil.

't Lichte rijtuig blonk glanzend-zwart in 't gulle zonne-licht; in de tramera stond een ongeduldig vosde loop-peerd : 't beest stampte nijdig op den grond en sloeg metmane en steert om de bloeddorstige vliegen en pauwente verjagen.

De koetsknechf, bleef bij den toom, onverschillig, ter-wijl vader Wallaert — in zondaggewaad — 't huis bin-nentrad.

Na een paar woorden ging hij in 't nevenkamertje bijmoeder, daar Mieltje voortdurend aan de sponde bleef.

Met veel moeite en allerhande beloften kon hij den suk-kel meê krijgen naar buiten, en dan in de koets, ondervoordwendsel dat zij samen naar mijnheer pastoors ver-trokken.

De knecht wipte in den bok, de top van de zweep krie-welde over 's peerds lijf, en de koets rolde zacht door denaardeweg voort... en Mieltje loech. De vader zat metsomber voorhoofd, in diepe gedachten.•.. •.. •.. •.. •.. ... •.. •..

Toen 't rijtuig lange, lange gereden had over den bree-den steenweg, en de woelige stadswijken door, viel -heteindelijk voor een groot hoog gebouw stil.

De voerman sprong af, gaf een dubbelen snak aan denkoperen belle-trekker bezijds die groote wijde voordeur,en toen de deur openging kwam er daar waarlijk eenpastoorken uit, maar 't was veel jonger en geheel andersvan uitzicht dan dezen dien Mieltje kende.

De vader keerde altéén naar zijn dorp terug, en Mieltjebleef daar in dat groot hoog huis.

Page 63: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE LAATSTE KANS 61

DE LAATSTE KANS.

De jongens telden neerstig de laatste dagen op, eenvoor een, met een gróót,. groeiend verlangen naar 't einde.Nog zestien nachten te slapen,... nog vijftien dagen,...nog veertien,... nog zooveel keeren naar de leerlinggaan...

Paschen viel immers dat jaar op den eersten April; ende plechtigheid der Eerste Communie twee weken voor-dien, op Passiezondag, naar oude gewoonte en gebruik teDomperghem.

't Was al weken lang nu, dat ze driemaal te weke naarde leering moesten, jongens en meisjes, al die in huntwaalfde jaar waren.

En in de school ook, en t'huis, ging de groote voor-bereiding in drukke gespannenheid door. Alles moest her-haald en gekend zijn, volstrekt alles wat de christelijkeleering betrof, en in die drie lange jaren leering-tijd on-derwezen werd. De een-en-veertig lessen van den cate-chismus,... al den uitleg van dien eendelijken, zwarenuitlegboek,... 't communieboekje, dat ook tamelijk veelbevatte... dat alles was geen kleinigheid. Lastig haddenze 't, waarlijk lastig, jas! En menigeen was er aan over-daan geweest van af de eerste dagen, en dan langzamer-hand bezonken in de zekerheid van eigene minderwaar-digheid en onmacht om met eenige kans op goedgeluk-ken nog meê te kampen. Die liepen meê, op Gods ge-nade, gelaten in hun lot, gerust, en lijdzaam wachtend op

Page 64: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

62 HERINNERINGEN

de dingen die komen zouden. Andere leerden van buiten,met bovenmatige krachtinspanning, altijd maar hemel-storme van-buiten,-leeren, elken dag dien God verleende,en tot den avond toe; en 's nachts in hun slaap ging degroote gejaagdheid voort in angstige droomen. Enkelewaren er ook — zoo onder de meisjes als onder de jon-gens — die rustig bleven, en in gezeten zekerheid voort-werkten, dag voor dag, stille, gezapig en methodisch.Deze verstonden er iets van : ze zagen het doel dat zebereiken wilden, alsmede de gepaste middels om er toe tegeraken. Wel wisten ze dat maar één de uitverkorenekon zijn; maar dat schrikte hen niet af, omdat ze huneigene bekwaamheid zoo groot wisten als die van de me-dedingers. Elk van 'nen kant betrouwde op zijn eigenevlugheid van geest; de moed ontbrak niet, en de ijvergroeide aan met den dag.

Dat waren rijkbegaafde kinderen, oprecht verstandig,zooals dat aan twaalfjarigen ouderdom tamelijk raar is.

Voor hens gingen de laatste dagen gelijk de rook uiteen schouw... de laatste donderdag was er plots geko-men : de dag van de groote ondervraging. Al geloofdeelk -- en met recht — in de mogelijkheid van een eigengelukken, toch waren er onder hen zelven, evenals onderhunne huisgenooten, voornamelijk drie, vier namen voor-uitgezet geweest. Onder de meisjes waren 't GerardaDelaye en Roosje Riethaeghe; onder de jongens bijzon-derlijk Camiel Proot.. Op die drie ging de voorkeur enwaren aller verwachtingen gebouwd. Mijnheer pastor ookberustte in die gedachte; hij was bijna zéker van Gerar-da Delaye.

Wel wist iedereen dat ook Pierke Lief ooghe verrevan dom was; hij was integendeel heel rap, fijn; wantbijna onveranderlijk was hij de eerste geweest om mijn-

Page 65: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE LAATSTE KANS 63

heer pastors vragen te verstaan en er de gepaste, vol-ledige antwoorden op te geven. In de leering was dataltijd te zien geweest, voor iedereen. Maar de jongenscheen er nu zoo weinig om `bekommerd; hij ging zijnengang,... speelde zijn spel als vroeger,... zelfs in dielaatste dagen van ernst en kommer bleef hij de lustige,vroolijke knaap. Schuifelen en zingen bleef er in, als eenoude kwade gewoonte. Waar de anderen t' hoopetroppel-den, op de speelplaats of elders, en in drukke gesprek-ken met de groote zaak bezig waren, bleef hij meesttijdsvan af, schijnbaar onverschillig en kommerloos, net alsofhij geen Eerste-Communiekant was.

Aldus liep hij haast ongemerkt meê, gelijk dozijne-goed tusschen de uitverkorenen.

En nu nóg, -- deze allerlaatste uren -r-- wijl de einde-lijke opvraging in allen ernst voortging in de Sacristij,en de jongens en de meisjes in den koor van de kerkhunne beurt zaten af te wachten, bleef hij aanhoudendlezen in zijn gebedenboek. Hij was de éénige; al de an-dere zaten verzonken en verslonden in diep peinzen eninwendig herhalen, zinnend op allerhande ingebeelde vra-gen, om er de volledige antwoorden op te zoeken.

De zuster, die daar de gansche bende bewaakte, hadhem een range poos bekeken... en was op den duur aanzijn oor gaan vezelen en vragen of hij niet « peinzen »moest. -- Een vluchtig, gul gjimlachje was zijn eenigantwoord, en voort las hij, de... vesperpsalmen. Hij vonddat zoo schoon en aantrekkelijk.

De jongens intusschen gingen... en keerden..., eenvoor een — altijd beurtelings een jongen, en een meisje--• in\ en uit de Sacristij.

Voor 't meerendeel trokken ze er gepijnd naartoe, metden herteklop, angstig en gedwongen.

Page 66: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

64 HERINNERINGEN

Daar zat mijnheer pastor, in zijnen zetel nevens dekachel, met ernstig aangezicht,... papier en potlood inde hand ; en daar moesten ze dicht-bij komen staan,vlak vóór hem. Alles ging er tusschen vier oogen, tus-schen priester en communiekant.

Opvolgentlijk stelde hij vraag na vraag,... aanhoordesprakeloos elk antwoord..., teekende aan, en weernieuwe vragen : tien, twaalf, en méér soms.

En dat dààr de slag afging wist iedereen sedert lang;dat was immers ook zoo gegaan op andere jaren, metde broêrs of zusters, en met de makkers, die ouder wa-ren. 't Was zeker 't gewichtigste oogenblik dat de jon-gens sinds hun geboorte beleefden. Ook waren er meni-gen in zienlijke beroering als ze uit de Sacristij terug-keerden : op de aangezichten lagen gansch verschillendeindrukken en aandoeningen te lezen. Daar waren er —nu en dan één -- die uitkwamen, bloedrood van be-schaamdheid, bloedrood tot over de ooren, gelijk een kinddat wórden kan, als 't vóór mijnheer pastor staat en ant-woorden moet. Andere droegen den schijn van groote, in-wendige voldaanheid, om de gegevene antwoorden. En-kele gaven onverschilligheid uit : noch vreugde noch leed.Dan weer andere, die haast medelijden inboezemden :zoo droefgeestig, dd tranen in de oogen bijna -- zekeromdat ze van hun mis-antwoorden bewust waren...

Daar was Pierke aan de beurt.Vlug was hij weg, en al gaande van zijn plaats naar

de sacristijdeur, prommelde en duwde hij zijn gebeden-boek diep in den broekzak.

Op zijn wezen lag er niets, hoegenaamd niets;... entoen hij terugkwam was daar weeral geen vinne op ver-roerd. Een enkel vluchteg monkellachje naar de makkersdie hij voorbij moest om zijn plaatsken te bereiken.

Page 67: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE LAATSTE KANS 65

De ondervraging ging onafgebroken voozt,... voort tottegen den noen, en tot den laatsten toe...

Onder de kinderen was menigeen in de stellige over-tuiging, volmaakte antwoorden te hebben gegeven, enrechtmatig op de bekroning te mogen hopen. Bij 't naar-huis-gaan werd daarover veel en luidruchtig geredeka-veld : over die en die vraag,... over zulk of zulk antwoord,en over de al of niet volledigheid der antwoorden... Maarweeral was Liefooghe van degenen die daar gerust inwaren.

« Gaat ge mee, Jantje? -- Gauw! » riep hij tot zijnenmakker, van zoohaast ze buiten 't portaal waren. Ensamen met Jantje Baas zette hij 't onmiddellijk op eendrafken, zonder naar iemand om te zien, regelrecht naarhuis -- onderweg spraken ze over hun duiven...

Intusschen was er niemand die iets van den uitslagwist of vermoeden kon; dat was en bleef volstrekt mijn-beer pastors geheim. Noch de heer onderpastor, nochde maseurs,... niemand die te weten kwam wie nu eigen-lijk de overwinnaar was en als dusdanig met de prach-tige K medalie » vereerd zou worden. Dat was een soortmerkweerdige decoratie! en elk jaar was er één maar,één uitverkorene — een jongen of een meisje — die diteereteeken behaalde.

En juist daarom wilde mijnheer pastor 't geheim tot eengroote verrassing sparen.

Eerst op, den dag van de plechtigheid zelf zou hetuitkomen, in den namiddag, als 't . Lof en al de andereceremoniën van den dag voltrokken waren. Dat was im-mer den opsluit, en... geen klein-bier

* * *

5

Page 68: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

66 HEkINNERINGEN

Met 't einde van die lastige opvraging was een grooteverlichting ingezonken.

En 's avonds van dien eigensten dag was ook de pastorinnig tevreden; de herinnering aan''t voormiddagpeil gafhem zoo 'n zuiver genot.

Toen volgden in haastige vlucht de Vrijdag en de Za-terdag — de twee allerlaatste dagen — met 't groot ge-weld van kleederen opschik, .en kuischen en oppoetsen, en't bakken van koekebrood en taarten,... ten allen huizewaar er een Eerste-Communiekant was — en de Zondag,met de groote plechtigheid, was er lijk gesmeten.

In den morgen en den voormiddag had elk nog tenovervloede zijn eigene, drukke zorgen en beslommeringmet den opschik van den Eerste-Communiekant, 't misse-hooren, de overkomst van familieleden en magen... Maar-in den; namiddag was er min gejaagdheid. 't Weird al-lengs lijk een kalm samenkomen in de kerk voor een alge-meen, gróót, gewichtig belang. Bij den aanvang van dediensten zat de kerk proppensvol : de middelkoor was aande Eerste-Communiekanten voorbehouden.

Vespers en Lof, en al de ceremoniën van den dag lie-pen af onder schoonti, stichtende godsvrucht...

Doch dadelijk daarop geleek de kerk een woeligen,ordeloozen schouwburg, vol gerucht en rumoer van half-luide babbeling, en gelach en geloop van onbedwongenvolk dat vergat in 't huis Gods te zijn. Veel jongens envrouwen, enkele mannen zelfs, dromden en boorden alsbezetenen, en liepen met den stoel in de handen vooruit,al om nader en om naast, en sprongen op en af de stoe-len, om boven op de zate recht te staan en reikhalzendover de anderen te kunnen zien. 't Achterste gedeelte vanmiddelkoor en zijkanten was leêg, lijk gevaagd, en al

Page 69: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE LAATSTE KANS 67

't volk was voorwaarts in dikken drom t'hoope gepakt...toen zonk de stilte langzamerhand weer in.

Vlak vóór de jongens stond de pastor, met een groote,stralende welgezindheid op het wezen. Hij hield nog eenlaatste korte toespraak ; en al zijn woorden en gebarenwaren zoo liefderijk en zoo gul. De kinderen waren zoogoed en welgesteld nu,... dat moest voortaan zoo blij-ven, zei hij; en gelijk ze deze laatste weken vol ijver envlijt geweest waren om te leeren, evenzóó moesten zenu 't werk aanpakken om vader en moeder te helpen.Ze waren immers geen kinderen meer, maar stilaan jongelieden met véél méér verstand nu. Dat was zoo klaar ge-bleken bij de groote opvraging... —

Aldus ging hij geleidelijk naar de ontknoping ; 't wasnu 't oogenblik om het geheim te onthullen. En 't deedhem waarlijk deugd, al dat volk daar — oud en jong —zoo opgewonden-nieuwsgierig te zien. De pakjes metprentén en de kerkboeken die daar naast hem lagen opde Communiebank, en 't kleine doosken waar zeker demedalie inlag -- de prachtige medalie ! — deden 't volkalreeds reikhalzen op voorhand.

« En wie mag wel de overwinnaar, de primus zijn?! ».deed hij voort.

« Op wiens borst zal ze prijken, die prachtige medalie,,« als een vereerend bewijs van leerzaamheid en ware« godsvrucht?... 0! velen hebben er naar gedongen! en« menigeen -- zoowel .onder de jongens als onder de« meisjes, die de overwinning nabij kwam... Toch was er-« maar één, onder de zeven-en-tachtig Eerste-Communie-« kanten van dit jaar, — een enkele maar! — die op alle« vragen gansch volledig antwoordde en aldus honderd« punten op honderd behaalde... Is 't een meisje,... is« 't een jongen?... Raadsel. »

Page 70: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

68 HERINNERINGEN

En zijn oogen gingen, als 't ware vorschend en wer-kelijk zoekend, over de beide groepen Communiekantenheen...

En ongeduldig-nieuwsgierig hunkerend en gejaagd,gingen onder 't volk de blikken meê rond, en trachtenhet een of ander herkenningsteeken te vinden : 't zij opde gelaatstrekken, 't zij in de kleedij van sommige oudersdie het meest vooraan zaten. Veel namen werden er ge-noemd ; alle mogelijke en onmogelijke veronderstellingengemaakt...

De pastor bleef intusschen in afwachtende houding, om,zoo mogelijk, de onzekerheid nog aan te vuren, of tenminste gaande te houden, een poos...

Toen hernam hij :« Veel ouders, hier tegenwoordig, hebben vandaag een

« waren vreugdedag beleefd, een der schoonste en geluk-« kigste dagen van hun leven, ja! Maar... wien onder hen« zal nu dit hoogste en opperste geluk te beurt vallen,« hun kind met deze zeldzame onderscheiding bekroond« te zien ! ? » --

Bij deze woorden nam hij mijdekens 't eeremetaal uithet ronde doosken en uit de witte watte,... hield het heeleerbiedig vast, met wijsvinger en duim,., ten aanschouwevoor de menigte -- en tegelijk sprong 't volk opnieuwop de stoelen recht, en reikhalsde en keek en gaapte metoogen en mond naar 't waardevol, wonder metaal... grootals een vijffrankstuk, zwaar en glanzend als echt goud.

Met drukkende stem ging hij voort« Wààr... ? in welk huis hier van ons schoone dorp

« zal ze jaren op jaren prijken, onder het kruisbeeld aan« de schouw, als een blijvend gedenkteeken!... Zal 't in« de beste kamer zijn van eenen of anderen landbou-

Page 71: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE LAATSTE KANS 69

« wer?... In een burgershuis op de dorpplaats,... of in« eene werkmanswoning te lande ?... »

't Volk hield den adem op, in uiterste gespannenheid;de pastor. bleef in beeldstijve, zwijgende houding, metoogen die werkelijk schenen te vragen...

Op den jpngen zijn vest vast te maken.

Dan, plots! --- om de verrassing nog te vergrooten —me heldere stem en plechtigen toon sprak hij 't uit :

« De eere valt te beurt aan Pieter Liefooghe. — Ik« noodig zijne moeder uit om met eigen hand de medalie« op de borst van haren zoon te komen spelden. »

Page 72: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

70 HERINNERINGEN

Onder de menigte sloeg het in, als een onverwachten,vereenden donderslag.

Eer iemand het gezien of bemerkt had was de . jongen— op een enkel, vluchtig wenkje -- al reeds van zijnplaatske weg en aan mijnheer pastors zijde ; geene aan-doening hoegenaamd lag op zijn vriendelijk wezen ge-spreid, niets dan dat gewoon, liefderijk monkellachje.

Zijne moeder integendeel had geweldig verschoten ,.' Zezat niet in de voorste rijen, en 't duurde eenige stondeneer ze uit het gewoel en vooruit geraakte, zoodanig ont-hutst was ze en verslegen.

De pastor overhandigde haar plechtig de medalie.'t Volk gaapte, gaapte !... zoodat alle babbeling en

lawijt stilvielen van zelfs, en er oogenblikkelijk een statigestilte hing.

De vrouw stond gebogen bij haar kind. Met onthut-sten zin en bevende handen wrocht en foefelde ze, om't oranjerood lintje waar de medalie aanhing, op den Jon-gen zijn vest vast te maken,... 't ging moeilijk : de speldkromde, tot tweemaal toe... en de pastor moest eindelijkhelpen.

Toen boorde ze opnieuw door 't volk, naar haar plaatsterug. Onder de menschen die haar nu, met al de machtvan hun oogen aangapend, volgden, vroegen er hier endaar lachend, of 't zoo lastig was... wijl zij er zoo ge-weldig van zweette.

Intusschen was de jongen eveneens op zijnen stoelterug ; en de makkers rondom hem, 'n konden de oogenhaast niet meer afwenden van dat groot, onschatbaar,glanzend goudstuk. Dat dwong hen tot een soort inwen-digen eerbied te zijnen opzichte,en in stomme gelatenheidvoelden ze zich minderwaardiger dan hij.

't Overige van de prijsdeeling liep nu snel van stapel.

Page 73: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE LAATSTE KANS 71

Gerarda Delaye,... Roosje Riethaeghe,... Jantje Baas...Camiel Proot,... tien namen werden beurtelings door denpastor afgeroepen, in overeenstemmende volgorde methet behaalde getal punten bij de groote opvraging. Enrekewijs kwamen die meisjes en jongens hun gewonnenprijs afhalen. 't Was een groote, sierlijke prent, -- vooralle tien gelijk het Laatste Avondmaal voorstellend;onderaan, op den breeden witten rand stond hun naamingevuld, alsmede de datum van de plechtigheid hunnerEerste Communie.

Na die tien mochten toen al de andere komen, in alpha-betische volgorde; en elk ontving er, als gedachtenis, eenkleurige prent, doch deze waren van merkelijk kleinerformaat...

Enkele minuten later stond de geheele kerk in haarstomme, doodstille verlatenheid ; maar in de straten van't dorp was er des te meer leven en blije beweging. --

Page 74: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

72 HERINNERINGEN

ZIJN AFSCHEID.

Plots werd de jongen wakker.Hij had gelijk verschoten... en moest een oogenblik

zoeken naar zijn zinnen, alsof hem die in eert bedriege-lijken droom waren ontfutseld. Doelloos, vluchtig liepenzijn oogen in de kepers en 't lattewerk van 't naakte pan-nendak boven hem ; doch dadelijk werden zijn aandachten oogen getrokken door een zwakke trammeling op hetglas van 't dakvenstertje.

« 't Hagelt... » zei hij, halfluide en haast onbewust.En vroom-eerbiedig miek hij zijn kruiske, wijl hij vlij

tig uit den beddebak wipte.Vlug schoten zijn beenen door de broekspijpen : rechts,

links...'t Was voorwaar een wonderkind, dat Pierke Liefooghe.In zijn wakkere verbeelding zag hij duidelijk de mak-

kers aan 't spel, en hoorde hun kluchtige grootspreukenen hun eischend getier; hij wist dat hagel en sneeuw, ofbijtende wind en koud regenwater niet bij machte warenom 't geweldig jong leven te toomen. Jantje Baas en diensbroêr Louis, Palle Parmentier, Juul Verlinde, de Wer-brouck's alle drie,... allemaal jongens van den hoek (*)en onafscheidbare makkers. Plezier zouden ze maken, diekerels, nu vandaag, tweeden Paaschdag, en voorts al dieschoone, vrije verlofdagen waar ze zoo vurig naar haddenverlangd. Ja! dat wist hij.

(*) wijk.

Page 75: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

ZIJN AFSCHEID 73

En toch deed het hem niets, — heelemaal niets — erniet meer bij te kunnen zijn.

Aan zijn moeders wille en gezag te gehoorzamen, zon-der tegenstribbelen, was hem sedert lang een vaste ge-woonte geworden.

Tweemaal was « De Aande » gekomen — de boerinneLammeleyn — in den loop van de Goede Week. Hij wasverhuurd ; en 't was om den tweeden Paaschdag t' huiste gaan. Moeder had hem alles bondig voor oogen ge-legd, en in de laatste dagen zoo zorgvuldig en zoo lief-derijk zijn kleederen nagezien.,. en knopen en naden ver-zekerd.

En gedwee had hij 't aanhoord en aanvaard.Maar bij 't vernemen van 't nieuws hadden de jongens

van den hoek, en menige andere van ver uit 't dorp,gejammerd, omdat ze' hem zouden missen, hém, hun lei-der, waar ze allemaal zot van waren.

Nu schoof dat alles, jongens en spel, een laatste maalvluchtig door zijn verbeelding.

Alleen om zijn duiven, — 't doet!... ook om zijn goe-den meester, en zijn boeken — kiemde een graantje heim-wee. Zijn tamme, zoetaardige duifkens, die hem zóó liefwaren, en hem zoo onbevreesd en trouwig op armen enschouders kwamen gevlogen, tien-, twintigmaal daags,bij elke gelegenheid. Maar hij zou ze toch elke weekweerzien, den geheelen langen zondagachternoen, en zebetroetelen en liefderijk verzorgen,... en voort zouden zehem uit de handen komen eten en zou hij ze op zijn hoofdvoelen-trippelen.

Die vluchtige gedachte was troostvol en opbeurend;ze gaf hem reeds den voorsmaak van . een vurig verbeidgenot dat plots gegund word... onmiddelijk straalden

Page 76: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

74 HERINNERINGEr1

de oogen en 't geheele minnelijk wezen een inwendig ge-noegen uit.

Zijn kleederen waren aan.Hij daalde vlugbeende 't steile zoldertrapken af, zijn

evenwicht behoudend met behulp van de vettige touw dievan uit de kepers in 't trapgat daalde en daar nu, vóórhem, gespannen, door zijn gesloten vuisten gleed.

« Dag moeder ! » groette hij minzaam, met heldere,gulle stem; en tegelijk stond hij alreeds vóór de vrouwe-- nevens 't stoofke — en vroeg, met neigend hoofd, eenkruiske.

— « God zegene en God beware u ! » wedersprak demoeder, wijl ze met den rechter duim 't kruiske op zijnvoorhoofd teekende.

«'t Sneeuwt en 't hagelt en 't regent, jongen; » zei« ze verder ; « een echt hondenweêr,... en koud!... uw« eerste dag bij de Lammeleyns en zal niet zonnig zijn :« dat 'n belooft niet. Maar... ge zoudt kunnen wachten,« en in den namiddag t' huis-gaan. »

-- « Ba, moeder... 'k en zal ik zeker niet smelten. De« meester zei ons altijd in school, dat we in een klein« gerucht niet mogen verschieten. 't Leven is een last, zei« hij, en een eendelijken strijd voor iedereen ; een strijd« dien wij, jonigens, tot nog toe niet voelden;... en dat« we ons nooit door eenig lijden of leed mogen laten« ontmoedigen. »

-- « Hij heeft de waarheid gezegd : dat is inderdaadzoó.»-- « Zoudt ge gelooven, moeder, dat ik mijn meester

« oprecht geerne zie? -- Dat voel ik nu best, omdat ik« van hem ga weg-zijn. , 't deert me waarlijk, niet voort« naar school te kunnen gaan... hij deed zoovéél voor

ons.»

Page 77: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

ZIJN AFSCHEID 75

« 'k Geloof het, jongen; en 't deert me zelf; en hém« niet minder, daar ben ik zeker van. »

Zonder tijdverlies of verlet bij deze ernstige samen-spraak met moeder, was de vlijtige, rappe jongen alreedsin 't klein vernepen schotelhokje, lijk een mensch met ge-zeten zinnen, die door oude, ingegroeide gewoonte in dealledaagsche bezigheden voortrobbelt van 's morgens.

Bij 't uitspreken van zijn laatste woord had hij met eenlijzig armzwaaike de klak aan de deurklink geslagen,sloofde ondervest- en hemdsmouwen hoog op,... en daardompelden reeds en wreven en zwabbelden zijn molligezuivere handjes in 't frisch-koele water dat in 't houtenvatje te wachten stond. En toen, bij 't buigen van datrekkelijk, ranke lijf naar de handen, die, vol water ge-schept, uit het vat tegemoet kwamen om aangezicht enoogen en ooren en hals te spoelen en te herspoelen, kwam't prachtig kroezelkopje in de volle klaarte onder 't kleinvensterruitje te zien, als een echte weelde van blondelokken en beeldschoone trekken.

Hij wiesch en spoelde duchtig, vlug,... en kwam weldrain de woonkeuken weer, met een wezen dat van hoop engezondheid blonk als een ontluikende veldbloem een mil-den meidagmorgen.

-- « Daar ! moeder; 'k ben gereed... ik ga ! » zeihij vastberaden — trok zijn krimpig, zondagsch boven-vestje aan, en wilde voort, evenals een gedaagde werk-man die sedert jaren eiken uchtend naar een zelfde hoeveen bij den zelfden boer gaat slaven.

0! zóó jong nog !En hij nam gewillig 't zware werkmansgareel op, vol

hoop op de, kracht van zijn jonge r gezonde leden, zonderal-ééns te denken aan last en leed bij den arbeid, of aan

Page 78: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

76 HERINNERINGEN

schroeiende hitte 's zomers, of aan water en wind enbijtende vrieskoude in de slechte jaarseizoenen.

Hij stond vaardig : en dat was alles ! omdat er inhem niets dan goed was, en nooit kwaad was geweest.

Aan vrekkige baatzucht bij anderen zou hij niet kunnengelooven, noch het in zijnen kop kunnen krijgen, aanherteloosheid onder de menschen te denken.

Hij wou weg — moedig.Maar moeder wilde hem niet laten gaan, zbb, nuchter-

smonds. Samen zouden ze eerst ontbijten, hier t' huis,gezeten nevens elkaar, aan 't oude tafeltje en op 't eigen-ste plaatske waar ze nu al jaren lang eiken morgen zaten.

Ze sneed boterhammen,... schonk de zwarte, dampen-de koffie -in de witte kommekens...

En daar voelde ze haar op eens ongenadig slingerenvan de eene gedachte in de andere, zoodat het binnenhaar hoofd één woelige foltering werd. Ze zag haar éénig,levenslustig jongentje -- zób tenger nog en teêr — onderden lastigen veldarbeid vergaan, letterlijk vergaan !...Toert weer hoorde ze de smeekende woorden van haarstervenden man;.... en onweerstaanbaar priemde in haarhart een eerste, bijtende knaging. Daarbij kwam nogdadelijk de drukkende last van hare eigene, stomme een-zaamheid, beroofd als ze was van dat vroom, gezelligkind.

Haar woord eten! ?... hem t' huis houden, bij haar, envoort naar school laten gaan... — ze aarzelde...

Zou ze durven ? ! En ware 't eerlijk ?Waarom was ze ook zoo flauw geweest, en had ze

haar zoo goedzakkig laten overklappen. Was 't om dieenkele franken die hij er maandelijks winnen zou dat zetoegegeven had ?

Zeker niet ! want geldzuchtig was . ze nooit geweest.

Page 79: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

ZIJN AFSCHEID 77

Den jongen wat onderwijs en eene deugdelijke opvoedingte geven was steeds en nog immer haar eenige wensch.

En` daar klonken de wijze woorden van den bravenschoolmeester haar duidelijk-ernstig in de ooren, en tege-lijk zag ze diens beeld vóór haar : zachte, goedige oogen,en vriendelijk woord. Hoe verstandig toch was die man,en hoe onbaatzuchtig; zoo echt christelijk, en zoo vol pureliefde voor de arme volkskinderen. Die ten minste wasmensch en rechtschapen; hij scheen haar zoo gróót, zoo.reusachtig groot in waarde, en zoo nederig-verdienstelijktegenover de kleinzieligheid van zoo menige andere, ik-zuchtige lieden.

Maar kom : geen muizenissen.Haar woord was gegeven', en eerlijk moest ze zijn ;

dat zou haar man-zaliger nooit anders gewild hebben.« Smaakt het u, Pierke ? » vroeg ze, zich nu ook aan

tafel neerzettend.De jongen immers had bij die enkele stonden stilzwij-

gendheid zijn kort . gebedeken gedaan en gretig een eer-sten boterham binnengedraaid ; hij greep naar dentweeden.

« Toch zoo goed, moeder ; » antwoordde hij, schijn-baar verstrooid. a Zult ge 't gewoon geraken, moeder?

a hier zoo gansch alléén, dag en nacht ? »c 0! denk daar niet aan, jongen; toen ge naar

a school gingt had ik binst de schooluren nooit gezel-4: schap... Mijn werk, en mijn beesten, en 't ronkendea stoofken, en... dàkr, buiten, de vogels in 't hout,... zijnc dit niet al gezellige vrienden ! ? »

« Mijn duiven en mijn konijnenmoer -- ge zultc ze toch niet vergeten, nietwaar, moeder ?... ge zult« ze goed bezorgen, hé ? »

Page 80: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

78 HERINNERINGEN

En de boterhammen gingen hun gang, lijk weggetoo-verd...

't Laatste kruiske viel ; moeder slurpte haar laatstezwelgske.

Bij 't opstaan liepen nog vluchtig zijn zoete blikkenrond in al moeders soberen huisraad : stoelen en kom-mode, potten en schotelgerief, 't kateil op de kas.... opde schouwbank,... de goudglanzige medalie -- de zijne— als een stralende vonkelsterre tegen den valen schouw-muur, onder 't kruisbeeld...

Dan : nog een laatste maal naar 't schuurken, en op't schamele, vernepen duivenzolderke geklauterd. Endààr lastig neergehurkt en dobbeltoe onder de pannen,blies hij 't gewoon, zacht-slepend schuifelgeroep tus-schen de rozige fijne lippen : Kfjuw... fjuw- fjuw... » endadelijk kwamen ze bij, gehoorzaam en gedwee, uit hoe-ken en hokjes te voorschijn en uit het duistere veursthoutneergevlogen, trippelen welgezind, óm en tusschen zijnbeenen. Lijk fijn-opgesmukte lieve juffertjes waren 't, diewandelden en wemelden ondereen, vol levenslust enprettige statigheid. Zuivere, kriekroode pootjes allemaal,en blinkende, levendige oogjes; glanzend-gezonde pluim,-aadje, met golvenden weerglans van purpergpud en vlam-mend groen in den hals. Mat-blauw, bleek- en donkerros,schaliegrijs, witte-pennen en bonte stippeling hier endaar, alles dooreen in levende, roerende mengeling. Deduivers roekerden hartstochtelijk, geweldig, met zwel-lenden kwabbekrop en bezemstijven sleepstaart...rechtten zich in mannelijk-fiere houding, met heffenden.kop en vurig-begeerigen blik vóór de schuchtere duivin-nekens — of draaiden gezwind op hun trippelpootjesrond, bij vroolijk herhalend geronk. En tusschen al ditgeweldig leven liepen de fijntige duivinnekens bedeesd

Page 81: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

ZIJN AFSCHEID 7J

heen en weer; lijk pronte, jonge juffertjes. Stapje voorstapje weken ze achteruit, of schoten in één kort loopkerntusschen 't razend gewoel weg, om achteraan afwach-tend stil te blijven staan, met gerokken halzeken en be-.venden staart, in bange houding, lijk schuw en verlegen.

En Pierke's oogen volgden alles mee.; zijn geest zwomals in een zee van wellust en genoegen. Geen enkeleduiver ontbrak ; niet één duivinneken was ten achteren.0 ! ze waren hem zoo lief, zóó lief! die reine, zachtaar-dige diertjes. Op twee na, had hij ze allemaal zelf ge-kweekt, zien groeien, dag voor dag... kleine, onbeholpenjongskens had hij ze geweten, puidenaakt, als ze eerstpas uit 't ei waren... dan als stoppelharige, leelijke knap-pers in de nesten zien liggen, twee-en-twee, tegeneengedrumel ; maar bij 't wassen van de pluimen waren zeschoon geworden en lief om te stelen, glimmend van ge-zondheid. Tienmaal daags had hij ze op de handen ge-houden, betroeteld en gestreeld..., 'in de spiegelreinetoogjes gekeken, en" 't kopken gekust en herkust. En eerstdan als ze uitvlogen, en echte duiven geworden waren,na nauwkeurig en veelvuldig gaslaan, hadden ze elk huneigenen naam gekregen. Zoo waren 't Witooge, Molenaar,Sproetekop, Oud-Blauw, Schille, Wittepenne..., al namendie, passend waren op natuurlijke hoedanigheden en zicht-bare kenteekens. Wat had hij daarin geleefd en genoten,al drie-vier jaar ! Hoeveel gelukkige uurtjes had hij op

dat zolderken gesleten, gansch alleen,- tot zijn beenen en .lijf lam en geradbraakt waren door 't ongemakkelijk zit-ten; bibberend van de koude in den winter, en 's zomersgebraán en verstikt onder die gloeiende pannen. Dochnooit was 't weder guur of dwangerig genoeg geweestom hem.van 't geliefkoosde plaatsken te verjagen. Alleen;om de plicht kon hij er toe besluiten afscheid van zijn

Page 82: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

80 HERINNERINGEN

gezellige beestjes te nemen. Al hun doen en handelenkon hij zoo geduldig volgen en zoo smakelijk bespieden,om dan nog onvoldaan en nimmer moegekeken voort te

vaan.Nu ook moest hij weg: wilskrachtig 't genot afbreken,

rad-af ! evenals hij 't vroeger zoo , menigmaal afbrak,'s morgens en 's noens, toen hij voort moest naar school.Evenwel voelde hij een volle gerustheid, daar hij ze allet' huis wist en in springlevende gezondheid.

Een greepken maïs gegooid... en wijl de rappe dier-tjes gretig naar de rollende graantjes stekten verdweenhij eerselend achter 't berdelen deurken. Zonder verderommezien naar iets, was hij met haastige scherrelschre-den 't ladderken af, naar buiten, en voort langs den huis-muur, onder den kouden euziedrup, naar binnen. Enkelenietige sneeuwkriezelingskes vlogen nog door 't ruim: devlaag was over ; klare lichtstrepen vlekten hier en daartusschen de logge wolken.

« Nu is 't gang, moeder... tusschen de vlagen,» loechhij ; « Mag ik een kruiske hebben, a. u. b. ? »

Binst die woorden sloeg hij zijn pakje --- een dik-volgepropten rooden bolleneusdoek -- onder den linkerarm en stond vóór haar, vaardig.

Met den rechter duim schreef ze 't kruiske op zijnvoorhoofd : « God zegen en beware u! » Ze drukte opde woorden, en ...haar gemoed kwam vol.

Hij ging.En moeder volgde hem op de hielen, sprakeloos, doch

inwendig fier over zooveel onwankelbaren moed en man-nelijke durfkracht. Onweerstaanbaar dacht ze terug aanWard, haar man-zaliger : Pierke -- dat jeugdig jongen-tje — was de levende weerspleet van zijn vader.

Ze droeien den huisgevel om. Daar wendde de jongen

Page 83: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

ZIJN AFSCHEID 81

't hoofd: «Kijk, moeder, de wijngaard begint al te bot-ten » zei hij.- « Waarachtig ! »En voort waren ze, 't voetwegelken op..., moeder mee

tot aan de straat.

en stapte toen sneller aan

Dan bleef ze plots staan. — « Stel het wel! en Godbeware u ! » wenschte ze nog... « En altijd eerlijk zijn,jongen ; en beleefd en gedienstig ! »

— « Ja, moeder : dat zal ik!... Dag moeder ! tot zon-dag ».

6

Page 84: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

82 HERINNERINGEN

Hierbij deed hij een laatste hoofdwending, met een gul-len, srnakelijken glimlach, en stapte toen sneller aan, al-léén, in de slijkige straat... Zijn gang werd van liever-lede lichter, huppelend haast, en zijn hartje poppelendvan verlangen. Toen neuriede hij op de maat van zijnstap een oud verhemmend liedeken dat moeder dikwijlszong :

« 'Nen eer-pel (*) met de peleK En 'n haring van 'nen cent ;« 't En is wel niet stijf vele,« Maar 'k ben d'r mee ko ptent. »

De vrouw was intusschen weer aan 't gevelken, dochdaar bleef ze hem staan nastaren, weemoedig... tot hijginder achter Riethaeghe's singelhagen verdween.

(*) eer°-pel = aardappei,

Page 85: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 83

KRIKKE.

Och Heere ! hoe jammer toch !'t Was anders zulke streusche, blozende jongen ; maar

zijn rechter beentje stond stijf, met dikken, opgetrokkenknie.

Ep hij had het betraapt, zei zijn moeder, toen hij noggeen twee jaar was, van te vallen uit zijn beddeken, toenhij op zekeren morgen wilde opstaan, alléén, zonder teroepen of te wachten op de hulpe van moeder — moederdie met 't kleintje zat op haren schoot.

Al wat ze bezaten hadden ze eraan vermeesterd, enlange tusschen hoop en vreeze voortgezwommen.

Wel honderdmaal had de moeder 't arme kind gedra-gen op haren rugge, door dik en dun, door wind en zon-neschijn, .bij den heelmeester in 't aanpalend dorp. Zehad er zuiveruit heur werk van gemaakt, en al 't overigelaten liggen onder zorge en toezicht van de buurvrouw,en halve nachten gewrocht dan en gewroet om alles in't huishouden effen te krijgen. En altijd met vernieuw-den moed, en immer in de zoete hoop dat haar zwoegenen haar zweet niet onvergeld zouden blijven !... maar't was aan de knieschijf en dat was zoo gevaarlijk.

Haar man die geheele weken op zijn werk moest blij-ven,' kam eiken zaterdagavond benieuwd thuis, dochhij zag er zoom kleine beternis aan, en zijn zuurgewon-nen weekloon smolt weg lijk sneeuw voor de zon : dat

Page 86: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

84 HERINNERINGEN

smouten en dat plaasteren kostte zoo duur en bleef immervruchteloos.

Sommigen zijner werkmakkers, en de meesterknechtzelfs, hadden hem van over lang aangeraden eens te ver-anderen van geneesheer : dat was al nuttelooze onk'ost,bijna twee jaar lang nu ; en voor zijne vrouw zulk eeneendelijk sleuren aan dat zware kind, driemaal te weke.Waren ze in zijne plaats — zeiden zij -- ze zouden eenelaatste opoffering doen : naar de stad gaan, hij zelf, opeenen Zondag, ten onverlette, met 't arme schaap mee,bij een breukmeester in 't bijzonder. In de stad wisten zetoch méér, en ze hadden ook meer ondervinding dan degewone dorpsgeneesheeren ; heel zeker waren er altijdmeesters boven meesters : echte fijn-ooren in 't vak.

En nu hadden ze er in de laatste weken schier ondereiken maaltijd over gesproken, en de goede man had er'S avonds zijn noodige rust nog wat om gekort.

Dooren Libbrecht stelde zich voortdurend ten diensteom meê te gaan, en de meesterknecht had zoo goedwil-lig naam en nummer van een vermaarden breukmeesteropgegeven.

Dooren was door-en-door goed ; van hun vijftien jaarreeds gingen, ze samen weg en keerden ze samen naarhuis van 't werk : ze woonden ende-en-ende sedert dendag van Dooren's huwelijk, en de vrouwen deden 't ookgoed onder malkaar. En die verstandige meesterknechttrok het hem ook aan, uit louter menschlievendheid.

Dit alles had de vader rijpelijk overwogen; hij was nuvolkomen overtuigd en had een besluit genomen. Hij koner maar geheel zijn weekloon aanhangen ! Morgen zou-den ze optrekken, te voet, lijk Dooren het had voorge-steld. 't Was maar een paar uren gaans gewillig, en ze

konden den kleine bij toerings dragen.

Page 87: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 85

Bij hun thuiskomen van 't werk sprang Dooren 'n keermee binnen om zijn buurvrouwe te helpen overtuigen endesnoods overhalen.

't Kind zat daar in zijn houten zetelstoelken, lijk eenreuzenkind zóó gildig en groot, maar 't kon nog geenstapke gaan, en 't was bijna vier jaar, terwijl hefmeisje,dat maar twee jaar was, over den vloer liep en speeldelijk een hazeken.

Moeder pakte seffens 't arme dutsken uit, en vader enDooren bekeken heel dichte 't zieke beentje en den knob-beligen knie.

Wij moeten gaan ! wij moeten we zullen ! » riepDooren, en hij was bij deze woorden buiten en weg.

De moeder gaf heuren man gelijk.'t Arme schaap moest nog een poozeken op vaders

knie zitten, en 't loech en 't wipte van blijdschap..., dankreeg het van beiden een kruiske, en moeder deed hetnaar zijn beddeken.

* * *

Heel wat vroeger dan op andere Zondagen hadden bei-de buurvrouwen hunne legerstede verlaten ; hunne mor-genbede was korter, alsof er hun zeer veel dringendwerk te wachten stond. En seffens kwam alles vol vlij-tigheid in mere en in leven : 't vuurtje in den heerelsperkte welgezind, de zwarte ijzeren moor pruttelde enzong weldra zijn lied door de nuchtere keuken ; de grij-ze rook krevelde uit beide schouwpijpen boven het valestrooien huisdak op, en kronkelde dartel e n. lustig denbreeden, reinen hemel in.

De grendels lutterden langs de deur achteruit, 't deur-ke piepte open, en Thiele, Dooren's wijf, stompvoette

Page 88: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

86 HERINNERINGEN

over de houten zulle. Vóór de deur, drievier stappenverder, wierp ze met volle grepen Turksch-koorn uif, ter-wijl hare heldere stem door den vrijen heerlijken buitenhelmde ien tot binnen den huize weerklonk : « Tjiep !...Tjiep-tjiep-tjiep!... Tjiep!... »

En heyr hennekens kwamen van alle zijden in bontevleggering toegesneld op dat welgekend langdradig ge-roep, en hare hand zaaide kwistig voort onder den aan-groeienden bonten troep van witte en zwarte en grijzeen rosse en gespikkelde kiekens die alle even twistziekde rollende graantjes pikten en lieten klutteren door hungretige bekken naar binnen.

't Zwijntje in den stal ging aan 't ruttelen in zijnstrooi en kwam hongerig knorren en wroetelen tegen 'tschamel deurken en den armoedigen greppigen planken-weeg van zijn kot.

De zwarte kater, met zijn sneeuwwitte voorpootjes enbrandende glarieoogen, had ijlings zijn dilt verlaten :hij sloop met statigen tred, heel ingetogen en zacht overden steengang, onder 't raam; en wip ! daar zat hij tegen't vensterglas geflokt en lonkte verlekkerd naar binnen ofer daar nog niets voor hem ten beste was.

Dooren was nu ook uitgekropen en knielde midden hetwoonhuis op den grond, vóór zijnen stoel, rechtover 'tsperkend heerdvuur.

Thiele was intusschen terug binnen, en in 't nevenka-mertje de kinders gaan uithalen die nog sliepen lijk steen.'t Kleintje droeg ze op fleuren arm, en 't leunde zijn kroe-zelig kopken tegen moeders schouder en 't sliep hijgendvoort.

In 't ander ende van de tweewoonst liepen man envrouw al even verlaán. Ivo was in zijn oude en gewonedoening van eiken Zondagmorgen : na zijn morgengebed

Page 89: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 87

was immer zijn éérste, 't geliefde kanarievogelken tebestellen. 't Muitje hing geheele weken stille, onder dezwarte zolderrebben vóór het venster. En 't goudgelevogelken kon daar springen naar beliefte en naar herte-lust achter de zwartverroeste schettedraadjes, al die da-gen voort, in lustig zingen en ongestoorden vrede. AlleenDooren's zwarte kater, die binst die lange weekdagensoms voor het venster bleef staan, en roofgierig naar 'tvroolijk zangertje opkeek van verre, maar 't bleef buitenzijn s bereik en in ruste.

De voordeur stond daar nu ook wagenwijd open, enIvo was buiten, een paar stappen, 't zaadbakje ,aan 'tschudden en 't ziften onder herhaald langgerokken bla-zen, en de gele fijne kavvekens zwijmelden lichtjes naarden grond, lijk pluimendons, wijl de overige zaadjeszuiver werden en schoon... Dan draafde hij gezwind weernaar binnen en goot het bakje vol gleddig, blinkend zaad,uit een ronde ijzeren busse. En onder aanhoudend rond-en heen- en weertrappelen en onafgebrokene aandachtwas de busse op den hoek van de schouwbank terug en 'tbaksken op zijn gewoon plaatsken in het muitje -- 't vo-geltje kwam er onbevreesd op den boord zitten en peeldede versche droge zaadjes met nieuwen vlijtigen eetlust.

Intusschen was Line heur kinderen aan 't wasschenen 't verschoonen, bij 't vuur; maar Ivo 'n gaf daar geenacht op, noch op hare zeemende prullewoorden` tegen 'tkleintje, dat voortdurend tdgentrok en nijdig te spartelenlag op haren schoot, noch op het welgezind taterbekkenen kraaien van 't meisje op den vloer, noch op 't armekreupel kind in zijn veel te klein geworden zeteltje. Heelverslonden in zijn werk trok hij nu 't glazen vogelpomp-ken op zijn beurt uit, en klutste met 't overige water, om't vergroende glas te zuiveren. Aan den steenput liep hij

Page 90: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

88 HERINNERINGEN

het vullen en klutsen... en ijdelde en hervulde 't herhaal-delijk tot het eindelinge blonk als kristaal... dan droeghij 't al druppelen, vol perelklaar water naar 't kooikenterug.

Toen vielen zijn oogen op 't woelig gezonde kind,op Line's schoot, en bleven er een oogenblikje op staan,vol genoegelijkheid en schemering van inwendig genot ;en stilaan kwamen er uit zijnen mond woorden vol be-wondering over die blozende, vast-vette kaken, en dikkemollige beentjes, en vleezige handjes, lijk kussen..., enden geheelen rassen vooruitgang. Hij rekende... 't wasnu goed acht maanden, en hij zag het merkbaar groeienvan weke tot weke. Line zelf, die 't altijd onder handenhad, bekende 't voortdurend : zij zag het best van alaan 's kindekens roksken en aan de krempende mouwtjesvan 't kleedje.

Maar nu gingen plotseling Ivo's gedachten naar 'toudste; hij keerde overzijds, en boog hem, vol vaderlijkmedelijden en roerend hertzeer bij 't arme manke schaap.

Geheel zijn doeninge en zijn wezenstrekken voelde hijnu zelf veranderen bij de sombere en vreeselijke gedachtedat alle moeite en onkost vruchteloos mochten blijven ende jongen zijn leven lang kreupel en verstekeling.

Hij klapte er verkeppeld tegen, met fijne zeemerigestem : dat 't zou mogen meêgaan met vader, verre, door't blijde zonnelicht heen,... dat het weldra zou kunnenloopen en spelen, buiten, op het zachte groene gras, enbloemekens plukken met zijn klein zusterken, en dan ooklater naar school gaan om letters te leeren en een heelwijze jongen te warden...

Zoo had de goede man daar reeds een ruim poozekenverlet, toen Thiele, de buurvrouw, in haastige stofferingbinnen kwam loopen en boffen dat ze met al heur werk

Page 91: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 8g

reeds klaar was : de hennen waren gevoederd en 'weg ;'t zwijn had zijnen bak vol sloeberinge gekregen, maardat stond gereed van ;gisteren; hare kinderen waren ge-kleed en gereed... daar kwamen ze nu eveneens over dezulle gewaggeld, hand in hand, hun moeder achternamet frisch-gewasschen aangezicht en kleurige zondagkleers.

Maar Line had op dit oogenblik ook reeds haar laat-ste kind aangekleed : 't stond daar midden den vloer,tot aan de okseltjes versmoord in zijn gaanmande, met-vette kwabbe-keel en gapenden mond, boutstille.

Ivo schoot gelijk wakker uit een schuldige sluimeringbinst een dringend werk; hij greep haastig zijn kazakke-schoenen en smeerde ze en wreef en poetste ze met denblinkborstel op.

En als Thiele nu alley had uitgebabbeld liep ze eer-laan weg en terug..., de kinders volgden, en Dooren zelfen' Ivo gerochten in gang, en de tweewoonst en 't geheelegedoen stond lijk in rep en roere vol babbeling en ge-loop, weg en weer tot elkander, om alles te schikken.

Op andere Zondagen trokken Thiele en Line immer-samen naar de vroegmisse, en de mannen op hunne beurt-naar de hoogmis..

N:u echter zou Thiele meegaan met het mansvolk naarde vroegmisse, de zorg over haar huis en kroost aan Line-overlatende. Dan zouden Ivo en Dooren kunnen vertrek-ken met den kleine, en zij zelf, Thiele, kon den,gemeenent' huiswacht houden over beide woonsten terwijl Linede hoogmis zou gaan hooren. Dal was nu haar voorstel ;de anderen hadden 't ook alzoo gepeisd...

De mannen deden hun vesten aan, en trokken, bij denheerd, hunne eerden doorsmoorde pijpen in veuze ; Thiele-keek nog haastig een laatste maal in den spiegel : ze gaf

Page 92: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

90 HERINNERINGEN

heur mutse nog een klein duwken, dreelde met twee vin-gers een verwaaid haartresken bachten heur oore... en 'tdrietal vertrok welgezind. 't Schelle kloksken zond zijnreine vlijtige toontjes door den zonnigen, geurigen mor-

gen...

* * *

Nu waren -ze terug van hun zondagplicht, alle drie ; enDooren moest en moest binnen en meê-eten met Ivo :Line wilde 't.

De tafel stond gereed : bruin kloek tarwe-brood, eenstuk gerookt zwijnevleesch en dampende geurige koffie.Thiele ook wierd meêgenoodigd, maar deze bedankte enging onverwijld heure zondagkleeren afdoen.

Zander tijdverlies of verder praten, zaten de mannenalgauw aan den disch. Hunne klakken hingen bachtenhen, op den stoelpoot ; ze baden... haalden elk een zwaarzakmes voor den dag, en gingen er aan.

Dooren, gij moet toetrekken ! » zei Line; « ge weetdat het u gejeund is ! » En Ivo herhaalde, met nadruk,die zelfde woorden.

« Gij zult daarvan vast en rap te poote staan, hernamde vrouwe; 't is verre, gasten... en gaan — zoowel alswerken — hongert ».

En terwijl haar mond babbelde en hare oogen rond-vlogen, wrochten heur handen meê : ze wikkelde zorg-vuldig en heel behendig vier gildige sneden brood, met

vette schellen vleesch er tusschen, in een netten geperktendoek. « Hier, Ivo, zei ze, dat is om meê te dragen ; gekunt dat ginder opeten in eene herberg, met een glasbier... dat zal ulieden deugd doen ».

Page 93: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 91

Intusschen deden de mannen zwijgend voort; de ma-gen trokken goed... de maaltijd was heel kort.

De pijpen nu gestopt en aansteken..., en 't was alles.Ivo nam het kind, met lamoezende woorden en blijde gebaren uit Line's handen op zijnen arm ; Doorendroei het eten in zijnen rooden bolle-neusdoek en sloeghet paksken onder den arm... en ze gingen.

« God beware ulieden ! » zei Line.-- « Ja !... God beware u !... en de goê reize ! » riep

Thiele. En al de jongens stonden daar nu ook buiten bijhun moeder, aan den steenput, en volgden sprakeloos,met de oogen, totdat ze vader niet meer zien konden.

Dan hernamen ze hun spel in volle kinderlijke gerust-heid ; de moeders klapten nog een pooze.

* * *

De schoone, breede kalsijde lag in, heur geheele rechtelengte vol leven en gezellige beweging van komende engaande zondagmenschen en hollende rollende rijtuigen ;de zoete meizonne toonde zoo vriendelijk en zacht haarlachend goudrood wezen door de nieuwgroen kruinender olmen die statig en fier de baan afzoomden, en delustige vogeltjes kweelden zoo vrij en zoo vroom in datheerlijk wijde landschap. Alles asemde nieuw leven endoomende luwe groeikracht ; alles loech hoopvol den gul-den meidag tegen.

Ook Ivo en Dooren droegen 't herte vol hoop en moed;ze voelden zich aangetrokken door al het blijde juichendleven dat hen omringde. Onder schaarsch stilhouden wis-selden zij van tijd tot tijd het zware kind tegen 't nietiglicht pakje met spijzen, en immer vlijtiger stapten ze doorde krimpende verte...

Page 94: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

92 HERINNERINGEN

Eindelijk daarDe dubbele, rustige olmenrij ging ginder verre blauw-

smoorig open. Een gazige blauw-grijze gordijn hing ergespannen, dik en ondoordringbaar; daarachter lag degeheele stad in haar zware, vormlooze massa, lijk dood.Doch weldra kwamen er plooien, en daartusschen sche-merige geel-groene klarigheid in de wazige dampgordijn ;ze week gedwongen achteruit, en lange grijze drendelsscheurden traag naar links en naar rechts af. De laatsteboomen kwamen nu lijk tegen, alsof ze gejaagd wildenvluchten voor de eerste naderende huizen.

't Kind was in slaap gevallen, met zijn kopken op_Dlooren's schouder; hij hoorde 't zachtjes snorrelen, rus-tig en gemeten..., en zag het, overzijds, met gapend mon-dje en dik-ronde blozende kaak. 't Hing nu lijk langs hemgeklest, met slap-slingerende armpjes, heel slunsachtigineengezakt en loodzwaar, lijk een dood lichaam.

En hij zelf stond met een vierige kleur op het aange-zicht, van 't aanhoudend snel en lastig voortgaan ! hijvoelde den gloei op zijn wangen en de priemeling vanstekende zweetdruppels tusschen zijn voorenste haar-kiessen onder de vooie van zijne klak.

Ivo bemerkte 't. Van zijnen kant had hij 't nu' al eenlange pooze veel lichter -- en hij wilde Dooren af-lossen, doch deze weigerde, om 't kind ongestoord telaten sluimeren... 't en was nu toch maar een « stap »meer.

En immer onverlet gingen hun beenen, sneê-en-sneê :de nagels in hun zware schoenzolen knarsden voortdu-rend de maat op de droge magere steenen.

De . pogen verlieten nu plotseling al het naaste en om-ringende, en schoten vluchtig vooruit in de stad. Statig

Page 95: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 93

heerschte daar de zware toren van de hoofdkerkovergroote en kleine gebouwen ; rilde, ronde fabriekschou-wen, met zwart begrijmden kop, stonden als lijfwachtenhier en daar ; en+ ginder verre naar links schoten tweeandere scherpe torennaalden bovenuit.

De allerlaatste olmen bleven achter...Een zwarte wemeling van menschen en spelende kin-

deren roerde en woelde in de volkrijke wijk ; de huizen :herbergen en winkels en beenhouwerijen, werkwinkels enpakhuizen kwamen nu aan wederzijden een-voor-een, vasten klaarlijk afgelijnd, elk in eigen grootte en uitzicht, metzwartgapende deurgaten en blinkende blekkerende ruiten,andere met zware toegesloten poorten en vuil-bestovenvensterglas.

« Kijk Dooren, zei Ivo : 't wijst op den toren juistnegen uren ».

En eer zijn woorden koud waren, of zijn makker hemeenig antwoord had gegeven, regende het over de geheelestad lijk een vlage druppelende, bengelende, zoemende,ronkende klanken van veel zoete en fijne en zwaardereklokjes al dooreen, die in al 't andere gerucht hun eigen-toon en voois verloren en in één rumoerigen trillendenmetaalvloed smolten en openliepen. 't Was de beiaard

.die « ure » speelde, op den hoogen toren. Zwarte kouwenwipten bij de eerste scherp-schelle slagen uit hun schuil-hoeken naar buiten, doch bleven daar zwemmen en zwen-delen rond den grijzen top, gitzwarte warrel-sterren opde helderblauwe lucht.

Ze stonden voor 't huis van den breukmeester, benedende twee arduinen treden, toen 't allerlaatste slepend ge-bengel van den beiaard, daar heel dicht bij, boven dehuizen, uitstierf ; van den toren of 't kerkgebouw 'n kon-den zij niets zien. En nu basten de kouwen stout-weg,

Page 96: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

94 HERINNERINGEN

nijdig, hun scherp-scherrig getjouw vrij uit, alsof ze ineigene overheerschende taal aan 't kijven waren onder el-kaar, ginder hoog in hun grooten eigendom : de ruimevrije vlucht.

Ivo had een gildigen trek gegeven aan den koperenappel bezijds de deur, en onmiddellijk hadden vier-vijfzware belle-slagen binnen den huize gegalmd. Zijneoogen vielen van den belle-trekker op de vierkante kope-ren plaat, die op de prachtige eiken voordeur uitsprong,en volgden en maten de zwierige letterteekens die in dengeel-koperen glans diepe versmoord lagen.

Dooren gaf daar geen acht op ; hij lamoesde 't kind enstreelde 't wakker -- de deur ging half open. Eene kleinevrouwengestalte bleef groótendeels er achter weggetrok-ken, sprakeloos, met onderzoekenden blik ; heur sneeuw-witte schort blekkerde scherp op de donkere diepte vanden gang.

Ze stapten in, Ivo voorop.« Is menheere t'huis ? »De voordeur ging toe.-- « Gaat binnen, » sprak zij, droog weg, terwijl ze

aan de rechter hand een zijdeur openduwde -- « men-beer zal seffens komen... zet u ». Daarmee was ze weg;de deur achter haar, tegen.

't Waren fijntige stoeltjes, heel, licht, en schoon, metrieten zaat, en dunne ronde leuning uit één stuk gekruld.Voorzichtig lieten ze er zich op neerzakken, zonder spre-ken, zonder gekriep of verschuiving van den stoel zelf.Ivo wilde nu 't kind nemen, doch Dooren weigerde; hijhield het op de knieën.

Toen liepen hunne oogen vluchtig over beelden enportretten en velerhande onbekende wonderdingen diewanden en schouw en vensterbank en de geheele plaats

Page 97: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 95

in rijkdom en overvloed opsierden. Achter dezen eerstenhaastigen toer hernamen de oogen hun ronde, met meergezapigheid... dan opnieuw, heel traag en vorschend...een lange poos, tot vervelens toe...

Eindelijk waagde 't Dooren halfstille tot zijnen mak-ker : « menheere 'n is nog niet Op, geloof ik ».

« Hij kan met een ander bezig zijn, antwoorddeIvo. En ze hoorden in den gang lichte schoenen die rapnaderden; de deur ging open --- menheere stond vóórhen. Een rijzige welgevormde gestalte, keurige kleedij,een open vriendelijk wezen, zoeten blik en ongekunstel-de minzame stem.

« Ah, vrienden ! » began hij; « 't is met den kleinedaar. De meesterknecht van... »

Zoo vernamen zij dat de meesterknecht voorop hadgeschreven en mijnheer van hun komste wist.

Toen moesten ze hem volgen in een ruime, zeer hel-dere kamer waar een groote vierkante tafel in het mid-den stond; vreemde scherpe geuren kwamen tegen. Tan-gen, vliemen, en ander blinkend getuig, een stuk wittevatte, halfvolle fleschjes, kleine ronde dozekens - lagenen stonden op tafel ondereen. Tegen den linker wandstond een bruin eiken boekenrek, vol zware boeken ge-spannen ; aan den anderen kant was 't een echte winkel,in banken en vakjes verdeeld : wi tte porceleinen potten,flesschen van allen vorm en grootte,tinnen kroezen, eene,koperen weegschaal, en van den grond opwaarts, opdrie-vier hoogten, al kleine schoven waarvan een paarhalf-uit half-in: —

Voor Ivo en Dooren sloeg dit alles als een jongenieuwigheid in de oogen; aan menheere zelf bleef hetsedert lang onverschillig.

Zonder verlet nam hij het kind uit DAoren's armen en

Page 98: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

`96 HERINNERINGEN

ging in de volle klaarte van het venster den zieken knie'onderzoeken. Hij betaste de knieschijf... sprak eenigevleiende woorden tot den kleine, bekeek en bevoelde op-nieuw... dan nog eens in gebondene aandacht, zonderspreken. De mannen stonden een paar stappen bezijds:zij reikhalsden en gaapten met oogen en mond, roerloos,'op menheere's handen ...

Eindelijk keek hij op en keerde hem tot hen; hij spraktot Ivo :

« Vriend, uw jongentje gaat kreupel blijven. De knie-schijf is uit hare plaats geschoven en ligt daar nu ver-groeid... Haddet gij veel eer gekomen... nu is er nietsmeer aan te doen ».

Ivo stond een oogenblik te dubben, in nare gedach-ten.

« Hoeveel is de schuld menheere ? » vroeg hij. Doorenhield nu weer den kleine op den arm.

De breukmeester en wilde er niets voor; 't deerde hemzelf, dat arme schaap niet te kunnen helpen. Vol mede-lijden en ware genegenheid reikte hij den kleine een paarspekken toe, en 't kind, in zijn landsche eenvoudigheid,deed « danke » met zijn mollige vuistjes, gelijk het t' huisimimer, deed om een gewoon broodkorstje.

Ivo bedankte in ontroerde taal... Dooren herhaalde dedankbetuigingen van zijnen makker.

Daarop werden zij door menheer zelf naar de voor--deur geleid. Bij 't afterden van de arduinen treden wend-de Ivo nogeens 't hoofd en bedankte ; mijnheer kniktevriendelijk, en de deur Broei stil toe.

* * *

't Kon rond één ure zijn na de noem

Page 99: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 97

Line en Thiele zaten binnen met hun kleinste kind datnu slapen moest; de oudere speelden stil en gerust in't blije zouneken tegen den huismuur, toen Dooren enIvo, met den kleine, plotseling in 't voetwegelke kwamendat van de kalsijde naar de tweewoonst liep. Ze sprakengeen woord en bleven tot hiertoe ongemerkt.

Daar sprang Ivo's meisje uit haar spel op; zij eersthad ze gezien. « Vader ! vader ! » riep het welgezind.

Alle spel was op den stond vergeten: ze liepen lachendte gemoet. En de moeders, die binnen den huize 't vreugg-dig lawaai van de kleinen gehoord hadden, sloegen eenrassen blik door 't venster en verschenen nu elk aan haardeure. Een samentroppeling daar van ouders en kroost,een oogenblik... dan, alle bij Ivo in huis, en de bate-belieg ruischte en galmde binnen. De mannen en haddengeen vlugge monden en een gereede woorden genoegom geheel hun reize en wedervaren af te schilde-ren; ze werden letterlijk door de vrouwen overkraaid enmet .eenen vloed van haastige vragen bestormd.

« 'k Heb het altijd ,gevreesd; dat was veel te langdu-rig ! » zei Line, toen zij den end en uitslag gehoord had.

De kinderen zaten weggetrokken en heel verstrooid,den koek op te peuzelen dien vader had meegebracht.

* * *

De dagen schoven nu weer rustig voort lijk in vroege-ren tijd.

Line 'n moest den zwaren jongen niet meer sleurennaar 't aanpalend dorp : dat was voor haar een echteverlossing. Ze hield haar heel veel met den kleine bezigom hem te leeren alleen-gaan, maar 't duurde zoo lang,

7

Page 100: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

98 HERINNERINGEN

z66 lang. Eindelijk kon hij eenigszins weg, met een kriksken, en toen was hij reeds zes jaar oud.

Wat hij vroeger alleen met de oogen en den geest be-reikte, kon hij nu van bij betasten en bewonderen; in't water gaan swanselen, en pletsvoeten in slijk en plas-sen, lijk andere kinderen die geen letsel hadden. En aldie leute, en 't zalig genot van dat wilde vrije buitenleventrokken hem zoo geweldig aan, deden hem zoo'n deugd.Eiken morgen en eiken middag wilde hij mee naar school,doch het was te verre; hij deed de andere iongens tot aanden steenweg uitgeleide.

De moeder kreeg er nu weer vrij veel werk van ; opheur herte lag immer de vrees dat hij ergens veronge-lukken mocht; binnen 'n kon ze hem niet meer houden.En toen ze hem niet 'n hoorde of 'n zag, vond ze hemonveranderlijk kwaad-doen , in 'nen hoek of 'n kant. Eenshad hij den steenen smoutpot, die buiten te verluchtenlag, gebroken; op een anderen keer 't konijnenhok open-gezet, zoodat twee groote konijnen ontvlucht waren enniet meer teruggevonden; dan waren de jonge erwten in't hovenierhof beschadigd; en nu was de klokhen, diein 't schuurken al zestien dagen zat, verschuwd, en ,'tgéheele kostelijk broeinest verloren.

« Leelijke krikke ! Dat gaat nu toch te verre f » schootde moeder - uit. En wijl ze aldus luid-op aan 't kijvenwas en aan 't schelden van «Krikke» alhier en «Krikke»aldaar, kwamen de iandere kinderen van school terug.Deze raapten 't verwijtsel op, herhaalden het..., en vannu af was en bleef het «Krikke», daar in 't gebuurte, enlater ook in de school. ,r,

De moeder kloeg bij haren man, 's zaterdags, toen hijvan zijn werk kwam, en samen beslisten zij een einde testellen aan al die schadelijk jongensstreken : hij moest,

Page 101: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 99

kost wat -kost, naar school ! dan alleen zou de vrouwerust hebben. Van morgen, achter de vroegmisse, zou zij

-de Zusters gaan spreken.Zij ging inderdaad, en 's maandags trok hij mee, al

manken en hinken, maar hij gerocht er algelijk... Daarvond hij nu de gezelligheid en 't v rije lustig leven waar-aan zijn vroom hertje zooveel behoefte had. Zander ooiteen halven dag verlet ging hij er heen, regelmatig, volmoed en vlijt, door regen lijk door zonneschijn; bij zo-merhitte en wintertijd.

Als hij in school op zijn plaatsken zat, en men 't letselaan zijn beentje niet 'n zag, geleek hij een reuzenkind;zijn hoofd en schouders staken boven de andere bengelsop. En wat zijn kloek en levensvolle lijf op anderen voor-uit had, straalde ook weldra in zijn vluggen geest door.Eerst had de goede Zuster hem met een echt medelijdendgevoel wat meer zorge toegedragen, doch welhaast moestbij haar dit gevoel voor bewondering en verbaasdheidplaats maken. Wat hij éénmaal' uit haren mond hoorde,gaf hij onverminkt met klare woorden terug; wat heméénmaal werd aangetoond op bord of' leesboek, stondstout en krachtig in zijn jonge breede verbeelding gegrift.Op weinig tijds las en schreef hij beter, véél beter, danandere kinderen van acht, ja zelfs van tien jaar.

Hij had weldra op al de medeleerlingen-een soort vanontzag gewonnen, en zijn lustige inborst had hem allente vriende gemaakt. Op de speelplaats was hij als de spil-le waar al het spel rond droei, altijd in den rusteloozenzwerm kennelijk met zijn krikke en manken gang; daarjuichte en joelde hij nu onbeteugeld zijn wilde natuur .enovervloeiende levensblijheid uit, zonder vreeze zich te zul-len bezeeren of zijn ongeluk met een nieuwe ramp tevergrooten. Bij 't woelig koepelspel vérnestelde hij soms,

Page 102: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

100 HERINNERINGEN

met zijn krikke of met zijn voet; dan viel en tuimelde hijhals over kop, dat de meesteres bij 't zien gebeuren hui-verde en verbleekte, doch telkens rees hij in de roerendebende op, zonder letsel, met een lach op het wezen,... enzonder ommezien woelde hij voort.

En in den peerdjestijd ! Dan was 't oprecht kluchtigom zien hoe hij, ingespannen, met gebit in den monden leiband over den schouder, lijk een hitsig peerd grim-mig brieschte en Wilde sprongen miek en achteruit sloeg.Dan plotseling vooruitrukte .— al spakken en stuiken —en zijnen geleider meesleurde, of in een korten, grilligenommedraai den peerdenknecht te lijf wilde neet dreigendetanden en verwilderden blik, tot hij eindelijk geheel in destrengen vernesteld, stilviel. Of als hij met andere « peer-den » in rij meêdraafde, onder den man, en zijn ruiter bijeiken stap bijna omkantelde en hem houden moest envastklampen aan schouders en hals om niet af te tuimelenoverzijde.

In 't voorjaar — in den vogeltijd -- wrocht hij ookmee aan klemkoorden, doch bij 't klimmen moest hij voorzijn makkers onderdoen. Later waren 't marbels, toppen,zwepen,... al naarvolgens den tijd van 't jaar en de weer-gesteltenissen.

Over winter, kwamen ijs en sneeuw als voorbijgaande,.nieuwe, vermakelijke speeldingen; dan was hij overlaanvan 't werk : slijd'eren, 't bevel voeren bij 't oprichten vansneeuwmannen, en honderdmaal daags — in 't donzigewit op den grond — de vormen prenten van zijn eigenlichaam, ruggelings neergestreken, met opgetrokken beenen zijn krikke aanzijds. En de andere dansten dan daarrond en zongen en huilden in langgerokken toon «Krikkein de sneeuw !... Krikke in de sneeuw !... »

Obk buiten de school kon eenieder hem lijden; aldra

Page 103: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 101

was hij allemans vriend, hoewel hij vol kwajongensstre-ken zat en weleens kwaad deed. Altijd werden hem zijndeugnieterijen vergeven om zijn kluchtige spreuken enkoddige, grillige sprongen en bewegingen; bij de meeste-

om 't getrek uitgeleide te doen...

res en later ook bij den onderwijzer, om zijn . onvermoei-bare vlijt en stipte nauwkeurigheid. -

Overal was hij aan en bij.Kwam er een foorewagen door 't dorp gereden, hij

was mee om 't getrek uitgeleide te doen : wellicht leerdehij van deze « kunstenmakers » allerhande toeren en

Page 104: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

102 HERINNERINGEN

spreuken af. Aan vreemdelingen en reizigers wees hij denweg, droeg soms hun pakken; met de koeidrijvers hielphij jouwen en tieren op het vee, tot buiten 't dorp; dochveel liever nog, en heel preusch, zat hij als koetsier bovenop de mosselkarre van Vien Crabbe, om van daar hoogde honden te bestieren met gebiedende woorden en lei-zeel en zweep, geheel alleen, te midden de wijde baan,terwijl Vienten langs de huizen van deur tot deur zijnvischwaren liep aanmelden.

En op de kermis ! Dan was 't alsof hij met den vroe-gen morgen van kermiszondag in vaste, vet-betaalde be-dieningen trad. Terwijl zijn makkers rond de kramenleurden, hun centen versnoeperden, op de houten peerd-jes reden, en rusteloos, onvoldaan, naar ander spel ennieuwe vreugden zochten al deze dagen lang, stond hijuren en uren achter 't draaiorgelken in den peerdjes-molen. Ernstig als een groot mensch stond hij daar opzijn verhoog: zijn hoofd stak boven 't armoedig ding op,zijn arm draaide op maat, en zonder verveling of klachtdwong en sleurde hij onafgebroken 't gescheurdeschreeuwvooisken naar buiten, heel geschonden, immer 'tzelfde. En als de schrale schreeuwtonen een toerleen ach-terbleven, en de molen al piepen en kraken voortratelde,lijk een doolaar zonder steun, was 't enkel om een beurtmee te rijden dat «Krikke» zijn post verliet. 't Gebeurdeook al eens dat hij, hij zelf een plaatsvervanger zocht enaanstelde, zonder tusschenkomst van den eigenaar vanden molen. Doch dit was enkel na vele uren trouwendienst, en om later terug te keeren; hij kon toch ook denman in 't zwarte schietkraam niet alleen laten. Bovendienvond hij dààr, zoowel als in den molen, zijn genot, enschepte er eere in, daar binnen te mogen zijn, hij alleen,als een uitverkorene, en geen enkele andere jongen. De

Page 105: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 103

zware roers te mogen opnemen en betasten, de kleinelichtpotjes te ontsteken telkens zij door een welgemiktschot waren uitgedoofd, de koperroode « pistons » tetellen, uit en in hun ijzeren doosje..., dit alles warentoch voorrechten die hij alleen bezat, al dingen waarzijn makkers met afgunst op loerden en nog zelfs haastniet op wijzen mochten van verre. Maar 't ontzag en deeerbied die zij ten voordeele van « Krikke » altijd hei-melijk op hem voelden wegen hielden hun jaloerschemonden stil...

De kermisdagen liepen aldus voort : te ras, al te rasschoten ze henen. Doch een troost hadden ze nog, dewoelige jongens. Naar oude gewoonte mochten alle kin-deren 's Donderdags tegen avond drie heel lange toerenkosteloos rijden op de peerdjes : dat was nu 't aller-laatste. En de molen was overvallen en stond nu lijkversmoord onder den woeligen zwerm vol leven hinghij en gezang, en scheen , nu ook veel geweldiger te draai-en dan anders. « Krikke » was op zijnen post aan denorgel; maar hoe hij nu droei met dubbel geweld of niet,de schrale orgelpijpen bleven tot het einde toe onder't gejoel van de jongens versmacht.

Toen moesten allen naar huis ; de geheele molen stondweldra in zijn grauw dekkleed geborgen.

En nu was 't bijna nog eene eeuwigheid eer het nog-maals kermis zou zijn...

* * *

Zomer en winter volgden elkander beurtelings op metzonneschijn en vorst...

Op Passiezondag deed « Krikke » zijn Eerste Com-munie ; daarna mocht hij voort ter school gaan tot zijn

Page 106: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

104 HERINNERINGEN

dertien jaren vol ; omdat hij zoo goed leerde. En danwas ook voor hem de werktijd gekomen.

Vader zou hem wel meegenomen hebben naar 't werk-huis, maar dit kon nu niet : hij en had geen verweer opzijn beenen... De meesterknecht had daarop gehorkt.

Bij baas Crispijn kon hij 't schoenmaken leeren : dàárzou hij immer mogen zitten.

De overeenkomst met Crispijn en kostte geen dertigwoorden, en de jongen zat 's anderendaags bij zijn nieu-wen leermeester op een ouden pekstoel neer. Hij moestmet een tange de koperen nageltjes uit oude schoenentrekken en verzamelen... en dan goed kijken... en pek-draad leeren maken.

Maar de meesterknecht van 't werkhuis had goede in-lichtingen over 't gedrag en de geleerdheid van den man-ken jongen ingewonnen en kon hem nu als bureeljon-gen gebruiken ; later kon hij misschien schrijver wor-den : dit ware toch veel beter dan schoenlapper. En degoede meesterknecht had het aldus aan zijnen baas voor-gesteld, en, met dezes toestemming, dan ook aan Ivo,Krikke's vader.

Oprecht goed nieuws voor Ivo om mee naar huis tegaan ! Line zou daarmee in schik zijn, dat wist hij —en de weg was veel korter, en Dooren's woorden warennu lijk zaad dat verloren valt op steenachtigen grond.'s Anderdaags ging Ivo baas Chirispij n ten huize spre-ken.

Deze verstond reden. — « Wij zijn vrienden als voor-heen, zei hij : en ik kan niet anders dan u gelijk geven.En kan 't de jongen in dat woelig werkhuis niet gewendworden, hewel : zijn zate blijft in mijn werkkamertjevoor hem steeds staan »

Page 107: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 105

Ivo bedankte en beschonk den schoenmaker met eenglas bier...

's Maandags trokken zij met drie'n op : Ivo, Doorenen a Krikke » ; de jongen had zijn schoenen aan en zijnbekrompene zondagkleers. En Line stond fier hen ach-terna te kijken, en Thiele kwam ook bij om daarover teklappen.

* * *

In 't gewoel van die groote doening vond de jongensmaak ; hij deed zijn best, en de meesterknecht wasover hem hoogst tevreden ; de werklieden ook haddenvoor hem liefde en achting, en de tijd verliep in vrede-

Ivo's andere kinderen groeiden intusschen stilaan ,groot .en gerochten een-voor-een uit den kost ; ze blevendaarenboven allen op de goede baan, omdat ze in hunopkomen 't geleide van goede ouders genoten hadden.

Dat was nu voor vader en moeder een troost, diegroeide naarmate hunne levensdagen inkortten. En Linehad nu een echt heere-leven : 't waren al geldwinners in't geheele gezin, en deze van wien ze nooit iets verwachthad, Krikke, bracht nu nog meest binnen ; sedert eenpaar jaar was hij schrijver. Maar zij en was nu nogniet geheel voldaan ! Ze had gewild dat Ivo betere da-gen kreeg : hij had zoo lange jaren getjoold : ,nu mochthij wel t'huis blijven en gerust zijn stuk land beboeren...,rusten.

Op dit voorstel spanden de kinders niet moeder samen,vooral Krikke ; en de brave man gaf eindelijk toe. 1-lijgaf dan zijnen dienst op, en deed als eerlijk man zijnlaatste veertien dagen.

Page 108: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

406 HERINNERINGEN

't Waren nu Dooren en « Krikke » die 's Maandagssamen vertrokken en 's Zaterdags samen thuiskwamen,en de jaren liepen voort...

... ... ... ... .. ... ...

't Was Zaterdag-avond en 't gewone uur.Maar Dooren kwam alleen in den voetweg, en mozder

Line verschoot.Waar bleef haar jongen ? Ze wilde den gebuur te ge-

moet om hem te ondervragen.Dooren gaf bondig verslag. De meesterknecht was

ziek : 't was Donderdagavond haastig aangekomen... enal in den buik ; eerre vernokking in de darmen, dachtmen. Hij was gisteren berecht en zou misschien denMaandag niet meer zien, zoo erg was 't.

En «Krikke» moest voorloopig den meesterknecht ver-vangen ; hij kon naar. huis niet komen : hij had nu dub-bel last met de betaling van al 't volk.

's Zondagsnoens kwam de jongen binnengestrompeld,onverwachts, korts na het noenmaal. Ivo was even zijnnoentukske gaan vangen, maar bij 't eerste woord vanzijn zoon kwam hij uit het nevenkamertje terug om naarden toestand van den goeden meesterknecht te vragen.

« 't Is gedaan, » antwoordde Krikke, « dezen morgenis zijne ziel tot den Heere gegaan. Woensdag te 9 ure -zijne uitvaart... Hij was zoo goed voor mij ! »

— « Ja, voegde de vader er bij, hij was goed voorons, en even gulhertig voor al zijn onderhoorigen ; hijwas een man van plicht. Nooit mogen we hens in onzegebeden vergeten : wij hebben hem zoovele te danken...»

Page 109: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

KRIKKE 107

't Was nu Woensdag en uitvaartdag van den overledenmeesterknecht.

De baas van 't werkhuis had er aan gehouden eenlaatste en welverdiende hulde aan den zoo trouwen enbetreurden dienaar te bewijzen. Zijn werkhuis stond ge-sloten : machienen, riemen en wielen, 't lag al stil enstom. En niet één der werkieden, of hij nam het tenplichte den afgestorvene, die zijn overste, maar ook zij-nen vriend was geweest, met bloedverwanten en geburennaar de kerke en naar zijn laatste rustplaats te vergezel-len ...

Toen de priesters aan 't graf de allerlaatste gods-dienstplechtigheden hadden voltrokken, en alle aanwe-zigen dicht rond den grafkuil met ontdekten hoofde ston-den, kwam « Krikke » een paar stappen vooruit ; hij lasvan een groot blad papier een laatste vaarwel en eenroerenden afscheidsgroet in naam van al de werkliedenen bedienden van 't geheele werkhuis.

Weinige oogenblikken daarna lag het groene kerkhofin zijn gewone stille eenzaamheid ; doch, vrienden enonderdanen, allen gelijk, hadden van den voorbeeldigenman een levendige en dankbare herinnering meêgedra-gen.

Nog denzelfden dag stelde de baas « Krikke » voorgoed als meesterknecht aan : de afgestorvene had op zijndoodsbedde den manken jongeling voor de openvallendeplaats aanbevolen.

Dit nieuw ambt verplichtte hem nu in de stad te blijvenwonen : hij kon niet meer elken zaterdag naar huis gaan.Nooit 'nochtans en vermocht het zijne nieuwe bedieninghem te verhoovaardigen ; hij wandelde trouw op de voet-stappen van zijn voorzaat ; hij werd geen trotschaard,

Page 110: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

108 HERINNERINGEN

neen! en vaders groven werkmanskiel, en moe Iers ne-derig huishouden bleven immer zijn grootsten roem.

Eén ding alléén verloor hij : den bijnaam dien hij ja-ren lang verduldig had gedragen. Geen mensch meer diehem 't spotwoord «Krikke» toevoegde, noch in 't werk-huis, noch in zijn geboortedorp.

Page 111: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE OVERGANG 109

DE OVERGANG

Buiten de school was 't goed en lustig, in verkwik-kende, joelige spelen, barvoets en los, vlug en gezwindlijk de zwaluwen in de lucht.

Maar aan 't ingangspoortje van de schoolkoer hinger lijk eerre heete zwangerigheid in de lucht, die ons daarop ' het lijf woog en al die jeugd en al dat spertelend le-ven in onze leden verlamde. Dààr hield alle loop in: lam-lendig,. al trekhielen kwamen we allen -- nu twee,...dan drie,... dan één... — heel traagzaam, en met zware,stege voeten de speelplaats bevolken.

En binnen die triestige, rauwe muren was de hitte noglastiger : ze brandde daar nu al weken lang zoo stouten dwangerig in volle meesterschap over wind en koelte.'t Arme lindeboomken alleen, eenig en verlaten te middenin dat heetgestoofde zand, scheen hem lijk tegen te we-ren; maar 't stond daar zoo verneukeld en machteloos,niet zieken verkankerden stam en ijdele kroon, •dat hetniet eens die scherpe, nijdige stralen 'n kon tegenhou-den.

Alleen achter den zuidmuur, op den grond kort-bij,vonden we eene schroo zwarte schaduw. En daar zatenwe, meestal met den rugge tegen den muur, doch enkeleanderen op de knieën in 't zand en geflokt op hunnehielen;... dààr wachtten we in volkomene onverschillig-heid de belle en den leertijd af.

Atle spelen schenen verouderd en versleten! Geen be-

Page 112: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

110 HERINNERINGEN

lang meer in top of peze; geen marbels, geen touwenof gebitten meer in de hand; geen nijdige, verwilderdepeerden die met groote moeite en veel gemaakte omzich-tigheid naar de smisse -- in 't hoeksken bachten dekoerpoort -- moesten gedaan worden en beslegen.

En de meester kon nu gerust de bloemen en planten,die hij op de vensterbanken in school kweekte, begietenen luizen naar lust en beliefte, en de drooge blaren eruit verlezen een-voor-een, met volle oplettendheid enmijde vingeren, zonder achterdocht, zonder vrees datzijne afwezigheid wanorde in- de speeplaats of twist on-c zijn volk zou brengen. Alles bleef stil, in gezapigkouten, en de tijd schoof langzamig voort door dengloeienden noene-stond.

Ze kwamen zoo traag in, zoo vervelend, al sleepvoe-ten door 't poortje, en loom en lui bij de makkers, achterden blinden zuidmuur. Heel vele, die ve' rre te landewoonden, en eenige zelfs van de naasten, hadden 't on-noodig gevonden en nutteloos, nog door die lastige noen-hitte te komen voor dat schamel half achternoentje :'t allerlaatste. T' huis hadden ze bij oudere broeders zon-der moeite gelijk gehaald, en vader en moeder 'n had-den er niet op gesproken; of ze hadden -- zij, die stip-tere ouders hadden -- er zich, behendig uitgewasschenbij 't opnoemen van eenige makkers die alleen nog moes-ten terugkeeren om met Meester de banken te verzettenen de meubels en de geheele schoolkamer te helpen kui-schen, nu, met 't groot verlof.

Zoo was de helft, of een derde toch, ten achteren toende schoolbelle ons opriep met peur stouten schellenklank.

Wij rechtten ons, lamlendig en steeg,... sloegen metvaddigen slag 't stoffige zand uit kousen en broek, en

Page 113: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE OVERGANG l i t

beenden in vervelende onverschilligheid naar den zonni-gen overkant tegen den schoolmuur. Daar vormden wiltwee schaarsche, verbrokkelde reken, met groote tus-schenruimten hier en daar, en vele ijdele plaatsen.

En de meester gaf daar wel acht . op, en zijn oogenliepen met vlugge sprongen tot aan 't uiteinde over onzenbrokkeligen rang,... maar hij en kloeg er nu niet van,en zonder één woord deed hij teeken met zijn hoofd naarde ingangsdeur : we trakelden loodvoets door 't por-.taal... de meester achteraan, en de deur bleef wagen-.wijd open.

Binnen vielen we zwaar en moedeloos op ons plaats e.neer, en lagen met elleboogen en armen en 't lijf voor-over op die lange schaarschbevolkte schoolbanken —maar hier bracht een gebiedend woord van den meesterseffens eene eerbiedige vlijtige houding, en te gelijk gin galler rechtere hand naar 't voorhoofd : « In den naam.des Vaders... »

Aldus vingen de werkzaamheden hun gewonen gangaan. Doch na 't gebed kwam er lijk een andere, onge-wone houding, een strenge stilte : eenieder pijide zijne.ooren en reikhalsde benieuwd naar 's meesters woord,;in wachtend, twijfelachtig verlangen.

Hij verschoof op zijnen lessenaar een paar boeken,...scheen een oogenblik in gedachten... Dan gebood hij :

a Legt uwe lessenaars effen! in stilte! »En 't woord was nog haast uit zijnen , mond niet, of

de geheele schoolkamer hing vol rammeling en geruchtvan leien, boeken en pennedozen,... veel te geweldig ente ruw. Dit duurde, en zou lang hebben voortgeduurd.hadde de meester 't niet doen eindigen : hij wierd er-zuiver beu van. Langzaam viel alles stil...

En nu zat de goede man statig voor zijnen lessenaar

Page 114: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

112 HERINNERINGEN

neer en sprak een heele reeks vermaningen uit, nopensonze plichten en ons gedrag tijdens de verlofdagen, envooral binst de kermis. Klachten en mocht hij hoege-naamd niet hooren; we mochten spelen... we moestenspelen,... om ons geheel uit te rusten, maar we kundenwel spel en vreugde zoeken zonder kwaad te doen,...zonder iets te beschadigen t'liuis of te velde,... zanderstraatschenderij of botte uitgelatenheid! Dit waren alleenmanieren van bosch-uils, niet van kinderen die opvoe-ding en onderwijs genoten. Onze kristelijke plichtenkwijten : 's morgens en 's avonds bidden, en naar deMisse gaan, dat was onze plicht !... Hij zou 't overigensna 't verlof onfeilbaar ondervinden : wie zijne gebedenniet meer kon, had ze vier weken lang verzuimd! daarwas geen twijfel aan. Ook konden we alleen op die wijzeonze deugd bewaren. En gehoorzamen t' huis, en be-hulpzaam zijn voor vader en moeder...

Eindelijk weer op de kermis. 't Was verboden! vlak-af verboden... pijpen of siga-

ren te smooren!... we zouden daarvoor later méér dantijd genoeg hebben. Of zouden wij misschien geernebrand stichten? en vader en moeder op het zand zetten?Hij had het nog geweten dat er waren die alzoo « vanden gróóten wilden maken » met hun smooren, en diehunne ouders ten onderen brachten... ja-ja! en die daneindigden met naar St-Pieters-veld (*) gedaan te war-den.

Kortom : klachten en mocht hij niet hooren.Toen zegden wij samen 't avondgebed : Dat was den

opsluit van 't schooljaar. En als 't laatste kruis nu ge-maakt was, voelden we daar in eens zóóveel vrijheid en

(*) Verbeteringsschool van Ruysselede.

Page 115: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE OVERGANG 113

blijdschap over ons nederdalen, dat het binnen ons hertaan 't jubelen ging, zoodanig, dat we ons zelven allegeweld moesten aandoen om het . niet met volle mondenuit te galmen; onze beerven en konden we haast niet be-dwingen : ze werden zoo vlugge en licht! ze wilden loo-pen, vliegen, stormen naar buiten. De hitte die daar noglag, en had op ons geen vermogen meer.

Buiten 't schoolpoortje flokte eenieder zich neer: schoe-nen en kousen waren in 'n wind uit... de landenaarsdraafden bij kleine groepjes elk naar zijne wijk. Wij ook,die in 't dorp woonden spoedden ons te loope naar huisen de geheele straat was in 'nen oogwenk geschuimd engloeide stille voort in den witten zonnegloed.

* * *

Geen tien minuten waren verloopen toen hier en daareen makker terug uit zijn huis kwam gedremmeld. Wehadden allen dezelfde houding en manieren .: traag,droomziek en gedachtenloos; geen spel in 't verschiet,geen speelding in de hand; en al die uitbundige blijd-schap van daar even was vergaan en vergeten.

Toch gerochten we t' hoope, met acht of tien aan denhoek van wagenmakers boomplein. Na eene eerste, kort-stondige trappeling zaten we onbewust op den grondneer, en boven op de boombullen,... onder den grooten,groenen notelaar. 't Gesprek liep over alles, volstrektover alles, van 't eene op 't ander,... doch meest overde aanstaande kermisdagen...

Plots, zonder zeggen waarom of waarheen, sprongNesten Doom op en liep weg. We volgden hem met deoogen,... reikhalsden... zagen hem stilhouden t' eindede plaats aan den gevel van Wardje Verbrugge's huis

8

Page 116: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

114 HERINNERINGEN

waar Siel, Wardje's oudsten, lijk schermutselde metstrooibundels. En alle ravelden we nu tegelijk op, enliepen er in groep naartoe : onze bloote voeten pletstenop de warme steenen.

Siel moest helpen met zijne ouders, den oogst indoen.« Siel? moet gij werken, dé? » vroeg Lèon Vermeulen.-- « Ja 'k! » antwoordde Siel, al stenen,... en hij stak

met veel moeite de zware graanschooven een-voor-een,op een lange vork, door 't zoldergat binnen. - Daar waszijn moeder om den tas te maken, en zijn zustertje vantien jaar, om de schooven te grijpen en naar moeder toete smijten.

Siel had er nu hertzeer in, al zijn makkers daar vrijte zien rondom hem : alle mochten spelen ; hij alléénmoest werken ! en die zware schooven gaven nu nogméér hitte, en de zweetdruppels rolden lastiger langs zijnkaken...

En dien lastigen post ontvluchten en kon hij niet...daar hoorde hij alweer 't wiel van vaders kordewagenij2erachtigmager en nijdig over de harde straatsteenenkomen aangedokkerd... en wie weet hoeveel zulke groo-te voers vader nog zou komen lossen : 't kon tot denavond voortduren.

Bij 't uitblazen van een langen zucht zette vader nuzijn voer neer : hij rok zijn lijf recht, streek met denrugge zijner hand 't zweet over zijn voorhoofd weg,zonder één woord en begon te lossen... de kordewagenkwam allengs onder de schooven uit en bloot, en Wardjezelf stond daar nu lijk veel grooter en klaarder afgetee-kend : blauw-lijnwaden broek, wijdbunselig bontgeperkthemd, breede biezen zonnehoed, waar zijn geheele hoofdonder wegdook, barvoets. -- Siel , voelde 't overige vanzijnen moed voor een- e groote verveling wijken; hij kloeg

Page 117: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE OVERGANG 115

inwendig : zijn armen waren lam! hij kon de schoovenbijna niet meer boven krijgen... • hij verging van dorst!...'t Was toch al te lastig, en daar stond hij nu weer vo-oreen nieuwen hoop om te herbeginnen, en de schoovenwaren nog grooter en zwaarder. Terwille van vaderstegenwoordigheid bedwong hij echter zijn spijt en zijnklachten.

Wardje pakte zijn kordewagen op.Wij eerselden, om 'hem dóór te laten, gelijk wij ook

hadden geweken om hem in te laten toen hij aankwamen 't zware voer achter hem sleurde. Neiging haddenwij genoeg gevoeld en goeste om den kordewagen tehelpen lossen, maar we en hadden 't niet gewaagd ereen hand aan te steken : Wardje 'n klapte niet veel,en wij . waren op hem niet stout.

Maar nauwelijks was 't ventje zijn hielen gekeerd enweg, of we sprongen Siel bij : we losten hem af, beurte-lings... en iedereen noemde 't een licht werk : zulkeschoovekens !... 't waren lichte pluimen!... en 't zolder-gat 'n was toch niet hoog. —

Zoo stonden we te boffen -- en toch zonder asemschier -- en elk weerde hem om zijn eigene macht enrappigheid boven die van de makkers te doen uitschij-nen ; ook om de nieuwigheid van 't werk zelf, maarmeest van al nog omdat 't voor iemand vreemds wasdat we wrochten : voor onze ouders ware 't voorzekerveel te lastig geweest.

Toch verdwenen de schooven in 't zoldergat zoo vlug,dat het kleine meisje ginder binnen ze niet rap genoegmeer weg kon ruimen. Deze viel nu aan 't klagen, dochde moeder en sprak er niet op : zij was verslonden inbeur werk, en de gasten beneden en hoorden 't niet...

Siel stond te lachen van voldoening, al zijn verlegen-

Page 118: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

116 HERINNERINGEN

beid was over : dat ging nu lijk kwaad-doen, dien hoopwac lijk weggetooverd; hij en hoorde noch 'n zag vadernog niet opkomen, en Risten Tanghe stond met de laat-ste schoof op de, vorke. Risten deed daar toeren mee :cle vorkesteel s+ond loodrecht op den tip van zijn neuze,zonder vasthouden... en Risten stond te roepen en tebevestigen dat de schoof wel honderd kilo woog, en datniemand buiten hij eenen neus had die sterk genoegwas om zulk een gewicht te dragen...

Wardje kwam met een nieuw voer aan en niemand'n had hem gemerkt, zooclanig aandachtig volgden wijRistens wondere kunstenmakerstoeren.

Op den oogenblik hield alle babbeling op, de schoofging binnen en de vork stond op haar blinkende tandentegen den gevelmuur.

Wardje begon te lossen... « Siel » zei hij, « op uwwerk letten ! »

— « Wardje ! » vroeg Fonske Sabbe, « mogen wijook een voer inhalen ? »

- « Wat zoudt gij, kerels, gaan inhalen ! kwaaddoen! » antwoordde 't ventje.

-- « Met de driewielkarre » zei Fonske.Wardje scheen lijk te peinzen... Zonder verder spre-

ken liet hij zijn voer staan; hij ging inderdaad het lichtdriewielkarreken uitsteken : 't en had den buiten nietmeer gezien sedert hij zijn ponney verkocht had : datwas vier maanden. En wij, we begonnen alreeds vreug-de te kraaien en waren tewege weg te rijden.

« Wacht ! » gebood Wardje. —Toen zijn voer gelost was hielp hij 't karreken disse-

len tot in de rechte van de straat. Maar eer hij den tijdhad om iets te gebieden, waren wij rondom 't rijtuigbedeeld om te trekken en te steken en we reden.,.. z66

Page 119: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE OVERGANG 117

verwilderd en zoo zéére dat 't manneke bijlange nietvolgen en kon. In volle geweld Broeien we in, en redenover 't duikertje den akker op ; 't liep daar heel steegover de stoppels... we hielden stil nevens de stuikreek,Fonske was op de kar om te laden, we droegen met zesof zeven toe, en Nesten Doom gaf de schooven op...

't Voer was tot . boven den bak geladen eer Wardjebij ons gerocht; hij zelf legde er dan nog enthoeveelschooven bij... spande er een dikke touw over, en wemochten vertrekken, niet loopen. Maar wij liepen alge-lijk, we liepen nog veel sneller; Risten was aan den dis-sel, en 't karreken liep pijlsnel over de baan, en wat konWardje nog 'nen keer anders dan achterblijven... Ho-ho! dat was een leventje !...

We vielen bij Siel stille, en de jongen — ach Heere-- zag al die leute en 'n mocht er geen deel aan nemen.In een-twee-drie was 't voer gelost,... de karre gekeerd,en wederom weg.

Siel en kon aan de bekoring niet langer weerstaan ;hij liet vork en schooven in den brand en was mee inde bende : op zijn aangezicht ook lag er nu blijdschapte lezen.

Wardje mocht op zijn stappen weêrkeeren naar denakker; hij zag ons in vollen loop voorbijvliegen, vijf ofzes van de makkers op de karre recht, en dansen enzingen en tieren uit volle borst, altijd 't zelfde deuntje :

4 De oogst moet weg ! de oogst moet in !Wij gaan om 't laatste voer !En zijn er al de schooven op,Dan laden wij den boer ! »

Page 120: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

118 HERINNERINGEN

Siel had hem in den bak van de karre neergelegd omvan vader niet opgemerkt te worden.

Wardje 'n kon zijn lachpeze niet bedwingen, hijloech; wij ,aanzagen dat als eene gegevene toestemming,als eene goedkeuring : de karre botste nog meer, demakkers sprongen nog hooger, al houden aan malkan-ders handen, en huilden luider en luider :

« De oogst moet weg ! de oogst moet in !Wij gaan om 't laaste voer !En zijn er al de schooven op,Dan laden wij den boer ! »

Siel had hem nu ook ,opgerecht, hij huilde en danstemee.

Dit gewoel hield alleen op toen we met ons getrek bijde stuikreek stilvielen; Siel wist hem altijd te verschui-len rond de karre, zoodat hij nog voort onopgemerktbleef als we terug wegreden.

Ditmaal bestierde Wardje den dissel; we konden hemwel dwingen méér dan gewonen stap te gaan, maar loo-pen in volle vlucht 'n konden wij niet.

« Moeder,... Siel is m:ee met de karre », zei hetmeisje, toen er geen nieuwe schooven meer door hetvenster kwamen; 't was voor beide een poozeken - ruste.

't Kwam uit, als we niet 't voer aanlandden, dat Sielzijn post ontvlucht was.

Wardje bekeek hem star... zonder spreken ; en.Siel, al trekhielen, zonder tegenspraak, met neergeslagenblik en eene laag verveling op het aangezicht, ging devork grijpen om nu weerom schooven op te steken. «Gemoogt ze laten staan en voort helpen inhalen,... er blij-ven maar drie of vier voertjes meer op den akker; moe-

Page 121: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE OVERGANG 119

der en Marietje kunnen beneden komen en rusten »,sprak zijn vader.

De jongen sprong op van blijdschap; hij mocht nuvrij meêwoelen. We waren algauw met de ijdele karreweg, in volle vlucht en jubelend gezang... En zoo ginghet voort, in halen en brengen, tot het laatste voertjet' huis was : dit laatste en mochten .we niet lossen, 'datwas verloren werk. —

Dit spel was nu toch al te kort geweest ! 't deerdeons, maar ja : « schoone liedjes en duren niet lang »zegt het spreekwoord.

Geheel de oogst was daar nu aan den gevel.Wardje klom naar den zolder . om zelf den tas op te

maken; Siel en ik moesten meê om toe te smijten, -en deandere makkers bleven beneden om te vorken en toe tedragen : de schooven kwamen lijk bij tooverslag bin-nen, en de hoop beneden smolt lijk sneeuw voor dezonne. Eindélijk trokken zij de karre onder 't vensteren vorkten van 't voer... ze begonnen nu wederom: tezingen :

<4 De laatste schoof gaat op den tas !Den Heer zij onzen dank !Hij zond ons dauw en zonneschijn,Voor Hem klinke ons gezang ! »

't Was nog een gildige ure voor avond, en alles waskante en klaar : 't karreken stond terug in zijn kot ;vork, kordewagen en schouderband waren op hunneoude gewone plaatsen geborgen; 't zaadkleed dat onder't zoldervenster gespreid lag, was opgerold en weg.

We hadden van Siels vader elk twee centen gekregenen waren die gaan versnoeperen in 't dorp. Wardje zat

Page 122: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

120 HERINNERING.EN

voor de deur, gesmakig zijn pijpe te smooren : hij rustte,en asemde genoegelijk de frissche koelte van den schoo-nen zomeravond...

Hij en had voorzeker niet durven peinzen -- toen hijachter den noenestond met zijn kordewagen aan 't sleu-

01.

Dien nacht werd aller rust gestoord.

ren ging -- dat geheel zijn oogstje nog heden zou in't droge zijn, en toch was 't binnen. En die gedachte,die volle gerustheid deed hem inwendig deugd, bleef bijtot hij te bedde ging, en hij viel er mee in slaap.

Wij ook hadden bij ons slapen-gaan nog eene zoete

Page 123: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

DE OVERGANG t21

achtersmaak van de genoten vreugde; de vermoeienisvan den lastigen arbeid wiegde ons in verkwikkende slu-mering weg. 't Doet me zelfs nu nog goed, wanneer ikme dien overgang herinner tusschen schooljaar en ver-loftijd.

* **

Dien nacht werd aller rust gestoord. De wind huildedoor de boomen, 't zand stoof op en ruischte te gen wanden raam; de wolken hingen zwart, zwaar... _ scho-ten vlammende schichten door 't ruim, vurige slangenkrinkelden rond, en de donder joeg met zijn zware sla-gen en vreeselijk geknetter, angst en vrees overal bin-nen. Een geweldige regen plaste neer... Eindelijk scheenliet onweder lam geworsteld : het zwarte schaf regendestilaan uit...

« Die kerels hebben toch éénmaal voordeel gedaan ';onze oogst zit in 't droog ! » zei Wardje, en keerde &-rust met vrouw en kroost naar de slaapkamer terug voor't overige van den nacht.

Page 124: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWER1J

't Was -al verre in den namiddag, en Mietje liep nogaltijd ever, verlaan; alleszins moest ze nog de koperenkandelaars wrijven, de klompen en de onruste van 't uur-werk... ook de tinnen pateelen die op den schouwboordnog vuil stonden... dan nog de witte versche gordijntjesaan de vensters hangen; 't was immers kermis-avond.

En Karel, haar man, was ook op zijn vóórbate : hijbracht uit zijnen tuin een dubbele vracht geitenvoeder,...dan hàalde hij een mande nieuwe aardappelen,... keerdeterug om de jonge wortelen,... dan nog eens, met eenkorfken dat hij vol groene erwten trok,... altijd in volleoplettendheid en gejaagde haaste. Hij en had nog geenwoord gesproken tegen de buurvrouw, die evenals hijde groensels plukte; de twee hoven en lagen nogtansmaar met een klein grachtje gescheiden. Toch had hijbinst zijn werk menigmaal zijn oogen naar den werk-winkel van den gebuur geslagen, vluchtig weg : hijhoorde er kloppen en kleunen,... onderwijls ook 't ge-meten geknars van een zage... • .

Nu trappelde hij onder de wilgekoppen langs hetgrachtje rond; zijne oogen gingen zoekend door 't don-kers deurgat in zijn gebuurs werkwinkel,... vlogen danomhoog en peilden de lucht... dan terug naar den werk-winkel,... hij kon er evenwel niets onderscheiden; hijhoorde alleen -de zaag die gezapig voortknarste.

« He, Sophie!... ge gaat ook wortelen met erwten

Page 125: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWERIJ 123

schikken, zoo 'k zie!... Verdobbelijk ! 't is goeie kostdat! met een schelle van 't steertstuk -- ho-ho ! »

Bij dit laatste woord scherrelbeende hij over 't grach-tje en trad met mijden gang tusschen de hoveniering na-der; daar wist hij nog eenige woorden met de vrouwete wisselen over wind en weder... over vrucht en bloe-men,... ook over de kermisdagen en de feesten... danknauwde hij zijn tabakspruim en trantelde naar denWerkwinkel.

« Ah, gebuur ! Kunt ge u verwarmen ? » vroeg hij lui-de-op, terwijl zijn schouder tegen den deurstijl rustezocht.

« 't Gaat nogal wel, » antwoordde de timmerman; enop den stond vielen zijne armen slap, de zaag bleef inde sneê staan... Hij rustte, en ze vielen 'aan 't klappen,meest over de kermisfeesten die in al de herbergen aan-gekondigd hingen, dat was nog 't eerste jaar; dan overde kermis in vroeger tijd, over hun jonge jaren... danvielen ze ook op de makkers : vele daarvan waren reedsdood, andere weg naar den vreemde.

't Gesprek brak hier plots af.Karel tord over de zulle binnen, en terwijl zijne oogden

buiten loerden gaf hij aan zijne stem een veel lagerentoon, hij sprak, heel stil, in gebrokene, bedekte zinnen :

« 'k Geloove dat het... hé,... van den avond ?... Geenwind of smoor zijn in den weg;... ja-ja 't,... 't is goêlucht : we zullen een goeie fruite hebben... 'k ben 't ze-ker — gaat ge... mee ? »

-- t< Nu,... en kermisavond zijn?!... Wat zouden weer mee doen, » antwoordde de andere, verwonderd.

— «'k Weet wel» hername Karel; «maar 't is... ver-staat ge -- ze komen zij maandag hier ter kermis... 'k

Page 126: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

124 HERINNERINGEN

heb er noodig... van vleesch zijn ze beu. Ja-ja, we gaaner een panneken vangen. »

Sophie en was heur nieuwsgierigheid geen meestergebleven ; al sleepvoeten, al blazen was ze • over densteengang naar den winkel geslofferd en vulde daar nu't geheele deurgat. Ze ving de laatste woorden van dengebuur nauwkeurig op... ze pakte hem plots 't woordaf en sprak tot haren man, op half gebiedenden toon :e Maar Sarel,... wat zouden wij daarmeê gaan doen,nu, als 't kermis is; we staan daar met al ons schoonvleesch in den kelder ...of gaan we 't laten bedervenmisschien ? ! Ge 'n moet niet gaan, Sarel, ge 'n moetniet meêgaan ! »

Doch Karel, de gebuur, drong aan : hij had er noo-dig... noodig voor zijn kermisgasten die 't vleeschetenbeu waren...

Sarel trok nog een beetje tegen; eindelijk gaf hij toe :« Hewel, we zouden kunnen nen keer' gaan kijken...

maar 'k wilde waarachtig dat we niet en lukten ! —wat gaan we er mee doen ? »

Sarel en Karel waren t'akkoord; wat kon Sophie daarnu nog aan doen, zeggen en kon niet helpen.

Voldoening en tevredenheid straalden nu op Karelswezen : hij had door aanhouden overwonnen. 't Gesprekhernam zijn eerste vouwen ; Sophie klapte mee, eenpooze... en c 't andere » bleef dood. Dan dremmeldeKarel naar 't grachtje,... schreed er over. Sarels zaagknarste weer door 't hout.•.. •.. •.. •.. •.. •.. •.. •.. •..

In purpergoud ging de zon onder de , Westerkim; deavond kwam zoo schoon en zoo zacht over de geheelenatuur streelen.

Sarels werkwinkel stond stom en gesloten; ze hadden

Page 127: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWERIJ 125

't avondmaal binnen, en nu zaten ze aan de achterdeuralle drie buiten : Sophie op een half-hoog stoelken te'g'enden witten huisgevel geleund, Sarel en de jongen platop de steenen, in volle ruste, zonder spreken...

Sophie was. lijk in dommeting gerocht, half in slaap,toen er eene plotselinge ritseling kwam in de bladeren,daar, aan 't grachtje. Alle drie hieven ze den kop ensloegen hun oogen aldààr.

't Was Karel, de gebuur, die met twee lange persenover 't grachtje kwam strompelen : hij legde ze langshet zwijnekot neer, heel zachtjes alsof ze teer waren lijkeieren, zonder één woord; dan keerde hij met mijdjenstap terug, en weerom ruttelde hij door de widouwstrui-ken naar den overkant... hij was weg, lijk een sluipdief.

• Hij meent dat waarlijk... moet ge nu toch niet zotzijn? - Ge'n moet niet meêgaan, Sarel!... Wat gaanwe er mee doen ? » mompelde Sophie.

Heur woorden waren nauwelijks uit den mond, en Ka-rel was daar opnieuw : aan den linker arm droeg hijeen groote mande en onder den rechteren een bundeltjekortere dunne persen; hij zocht met zijn Dogen aan deachterdeur rond... kwam naderbij, op zijn teenen en lietmande en persen stil op den grond gaan.

Sarel was van den grond opgestaan, zonder antwoordaan Sophie te geven, en was binnen zijn kazakkeschoe-nen gaan aantrekken en zijn veste. Karel en had noggeen woord gerept; hij keek langs den deurstijl in entrad binnen. Sophie, met heur stoelken al slepen achterhaar, en de jongen volgden hem; de deur ging toe, 'talaam bleef buiten.

In de vale, dansende klaarte van 't lam.pken zaten zegerust : ze mochten hier vrij klappen en aan hun stemmehaar gewonen druk geven. Ze hadden tijd genoeg : er

Page 128: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

126 HERINNERINGEN

was nog te veel volk te beene : menschen die van denscheerwinkel naar huis keerden, andere die nog lateboodschappen in 't dorp hadden te doen ter gelegenheidvan de kermis.

En onder 't klappen hadden Sarel en Karel elk eengildige pijpe gestopt : ze trokken den blauwen rook ge-zapig en brachten hem met geheele gulpen en kronkel-wolken uit. De jongen zat tegen den zoldertrap : hij keekmet groote oogen, zonder verpinken, en ving met oor enen mond al de wonderlijke zegsels op en geloofde 't al-lemaal. Karel gerocht in zijn vier, in volle geestdriftvoor de honderdste maal, en m^éér, vertelde hij zijn ge-vaarnissen en blauwerijen uit vroeger tijd, toen hij meetCissen Edeman meeliep, en van dien ouden doortrapten't stieletje afleerde. Maar ja,....de tijden waren dan veelbeter! die verwenschte Franschen en kwamen zoo nietover,... -- dat was onrecht dat_ ze er mochten komen! zekonden in hun land blijven, die alle-pakkers -- dat enwoerd al zoo nauwkeurig niet bewaakt, en 't gevaar wasdaarom ook veel minder; ja! van een paar uren vóóravond mochten ze dan vertrekken... maar nu!... 't w erdnu al afgespeurd en beloerd, dag en nacht.

« Ge zult gij 'n keer gepakt zijn ; ge zijt veel testout », zei Sophie. Ze stond bij deze woorden op enhaalde uit den kelder eene flesch bier : zij beschonk zealle twee, Sarel en Karel, en de jongen kwam bij enkreeg ook een glas...

Met gretige oogen had Karel de meereling gevolgd ;nu dronk hij een lange teug... smekte...

Verdobbeliik, Sophie,... 't is nog een beetje desoorte, ho-ho! » zei hij — en hij was ermee gediendalsof het hem wel tien frank weerd was. Dan stak hijzijn hoofd buiten... hij en zag niemand; hij en hoorde

Page 129: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWERIJ 127

niets : noch stemmen van menschen, noch stappen...niets anders dan 't droevig geroep van 'nen uil in debooroen, en 't verre gebas van drie of vier honden telande; 't lag er al in de ruste. Aan den hemel pinkeldehier en daar een sterre en de blanke maan zwom statigin den gazig-blauwen luchtvloed.

« We gaan », zei hij zoetjes.Sarel was nu ook buiten : ze grepen 't alaam, elk zijn

deel, naar oude gewoonte, en vertrokken op hunneteeneri, zonder spreken, langs den werkwinkel, al 't ach-terwegelken naar de straat.

Sophie grendelde voor- en achterdeur; . ze ontstak hetgewoon 0. L. Vrouwkeerske, en beiden, zij en de jon-gen, knielden op den vloer voor 't avondgebed...

De jongen vroeg een kruiske en klom naar den zol-der; Sophie naar de vouwte.

Maar z'en sliep niet, ze'n rustte zelfs niet, alhoewelzij te bedde lag. Alle oogenblikken dacht het ,haar datzij stappen hoorde... en dan 't gedacht dat ze kondengepakt zijn. Ze wierd zuiveruit lijk kwaad op den ge-buur : 't was immer hij die 't vier in de stoppe stak !en Sarel, ja Sarel, die véél te goelijks was, liet hemaltijd zoo gemakkelijk overhalen. En waar mochten zenu zijn!... En nog! wat gingen zij, wat moesten ze ermee doen, nu, in de kermisweek. 't Was een echten zot-ten-trek!... Maar "t was zeker en vast; zij toch en zouer geen vinger aan steken; ze konden er mee loopenwaar ze wilden ! .. .

Heur gedachten woelden alzoo weg en weer,... joegeneindelijk, den vaak geheel en al weg; dan wierd ze lamen moe-gelegen en geeuwde in lange trekken heur ver-veling uit.

De nacht was al verre gevorderd, doch nu eerst gaf

Page 130: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

128 HERINNERINGEN

Sophie acht op de belle van 't uurwerk die in de keukenzoo getrouwig den nacht verdeelde .: 't sloeg half-ure,één enkel slagsken. Daarmee wist ze niets; ze spronguit en ging kijken.

Heere-God! », riep ze angstig, « waar zijn zij,waar blijven zij toch zoo lang ! ! Eén-en-half ! en 'k enhebbe nog geen ooge geslapen. » En meer spijtige woor-den mompelde ze, al weerkeeren naar de .vouwfe. Zedroei haar, met 't aangezicht naar den muur en viel inslaap...

... ... ... ... ... ...

* * *

Naar oude gewoonte volgden de mannen de binnen-wegels en verder hun ouden sluipweg tusschen vlas- enkoornvelden, recht naar de a Kromme-gracht », metkruisnet en puls-perse; dat en was geen tien minutengaans.

Geen woord spraken ze langs den weg; de oogen hiel-den de volle aandacht gespannen en vlogen wantrou-wig rond; de oogen speurden ook mee naar alle moge-lijk verraad... Geen enkel woord ook bij 't opzetten van't net; elk wist zijn werk van buiten. 't Net was in een-twee-drie gereed voor de vangst...

Karel bracht het op den oever en liet het zakken, heelvoorzichtig : 't pletste stillekens op 't effene watervlaken 't verdween in de diepte,... en de gulle maan verzil-verde ' nu de vluchtige kringen die daarrond uitwijddenen verder de rimpels en den geheelen vloed zoodat hetwater een vloeienden vuurstroom geleek; de sterrenschoten er diep in, daar, vet& hen...

Page 131: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWERIJ 129

En nu hurkten ze neêr, alle twee, op den zachten,rossigen oever : Karel hield de knobbelige ophaaltouweaan den uitersten knoop vast.

De nachtlucht viel ietwat killig in, doch heel frisch enverkwikkend, met den streelenden geur van lisch en wa-terbloemen...

Vijf of zes minuten verliepen...« Zijt gij gereed met de mande ? » vroeg Karel half-

stil; « 'k ga ophalen. »-- « Doe maar », antwoordde Sarel.Beide stonden op hun beenen, de oogen strak op het

water; Karel stond ;geschoord en trok... trok en haaldede touw langzamig in van knoop tot knoop, lastig maarzeker : 't net hing in balans, half-onder, half-boven...Karel voelde de touwe in zijne handen beven en tegelijkhoorden ze een woelige zwobbeling in 't water : eenrassen trek nu -- 't kon een snoek zijn _ en 't nething vlak, boven den voed, en kwam dadelijk naar denoever gezweefd ; Sarel stak zijn handen tegen om hetin evenwicht te helpen houden. 't Was een grooten bra-sem die er op was, lijk een pot-hulle zoo breed ; hetbeest lag lijdzaam-stil, zonder list of tegenweer : alleenzijn klein muileken smakte open en toe. Van paling bijnageen spoor; drie,... neen,... maar twee!... « pijpe-steer-ten », 't spreken niet weerd.

De brasem in 't zaksken, de palingskens in de man-de... en 't net ging opnieuw naar den diepen.

Karel bleef er alléén bij; Sarel ging met zijn puls-perse vijf-.en-twintig stappen verre langs den vliet, enbegon daar te plonsen in 't water en te herplonsen bijlangzamig terugkeerem : de pers slierde als een lichtenwandelstok door zijne handen, en bij eiken plomp spet-terde 't water nijdig tot boven zijn hoofd en kwam er

9

Page 132: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

130 HERINNERINGEN

uit de diepte een zware,. zwarte, slijkerige borreling bo-ven aan de oppervlakte koken... Karel stond gereed...en daar ! bij den laatsten plomp haalde hij op, lang-zaam, met vaste hand...

Na den laatsten plomp en had Sarel zijn perse nietterug bovengehaald; ze bleef schuins langs den oeverstaan, met den puls-kop neerwaarts in 't slijk, en dade-lijk had hij de mande gegrepen, gereed om de vangstte onvangen. Geen zwobbeling en hoorden ze evenwelboven 't net; alleen toen het te voorschijn kwam . eenflauwe ritseling van enthoeveel kleine, heel kleinevischjes.

K . Niets,... 't is een flutse! zei Karel; en hij schuddegeweldig 't net„ zoodat de zilverige vischjes over boordtuimelden in 't water terug — dan nog eene duchtigeschudding otn de overige waterruitjes die tusschen demazen blonken te weren : ze druppelden op den vloed...Hij laadde 't net op zijn schouder en sukkelde onder datbreed gezwaai onvast en traag over den hobbeligenoeverkant voort, een twintigtal stappen verder.

Sarel bleef ter plaatse wachten, de puls-perse in dehand, gereed om te herbeginnen.

En op den oogenblik dat hij 't net op het watervlakhoorde neerpletsen, viel hij aan 't plonsen en naderdetraag zijn makker... Karel haalde op, vol hope... éénpaling, een 'a duim », anders niet.

En weerom verder, en voort, in afwisselend neerlatenen ophalen, tot ze eindelijk aan 't hooge koorn kwamendat tot heel dicht op den zoom stond.

Langsheen die veie vrucht en was 't waarlijk nietgaanlijk, met dat groote gezwaai, dat net, dat overal ha-perde en aldus bij elken stap dreigde Karel in den vloed

Page 133: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWERIJ 131

te smijten; en ze 'n hadden nog geen vijftien paligenin de mande.

« We gaan Weerkeeren », zei Karel, en ze keerdenop hun stappen tot aan de' plaats waar ze 't net had-den opgezet.

De natte van 't net was langzamig over Karels klakkeeen oude vodde — langs zijnen hals en nekke gesij-

peld en verder neerwaart tot in zijn oksels; van de op-haaltouwe was 't langs zijne armen voortgeloopen inzijn wijde mouwen, tot over de ellebogen; 't water klok-te in zijn wijde kazakkeschoenen,- en zijn broekspijpenwaren tot boven de knieën doorweekt van den dauw dieop het gras lag langsheen den oever.

En nog en gaf hij den moed niet verloren!Ze hadden samen besloten — hij en Mietje -- aan de

kermisgasten paling op te dienen, omdat deze 't vleesch-eten beu waren, en ze zouden er opdienen! kost-wat-kost !

Sarel wilde 't opgeven. Maar hij had al schoon tepraten en te klagen van zijn moeheid, of van Sophie'songerustheid over hun lang uitblijven, of van de reedszoo ver-ingekorte nachtrust — Karel wist hem bij elkwoord te weerleggen, ja! halvelinge uit te gekken ! enhaalde de overhand als naar gewoonte.

't Net stond daar vóór hen op den grond., Karel sloegmet zijn weeke klakke op zijne knie dat 't spetterde ;hij loech hertelijk... Ze stopten hun pijpen en hurktenneer om te ontstekèn... dan deden ze 't net af... elklaadde zijn deel zooals ze gekomen waren, en ze-

op naar « 't Vliet ». Dat was een half uurtje gaans,nogmaals langs de binnenwegels, om alle mogelijke ont-moetingen te voorkomen.• • • ••• • • • • • • • • • • • • • • • • • • ••• • • •

Page 134: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

132 HERINNERINGEN

Ze stonden nu ginder gansch alleen op den steenweg;« 't Vliet » liep_er naast, en anders was 't al grazing enweide, links en rechts; boomen of lange vruchten warener niet. Dat was gevaarlijk, zoo bloot en zichtbaar vanverre, maar... wie zou er nu nog, midden in den nacht,langs daar komen! En 't ging ook te beter om 't netop te zetten -- ze hadden effenen, goeden stand enzouden daarmee ook wat vlugger vooruit-kunnen. Daar-enboven : als 't maar gaan wilde, ze hadden er algauwgenoeg!

En, wonder! De inzet was goed, verre boven hun ver-wachting!... vier heel groote brasems, een redelijksnoeksken, en niet min dan dertig of veertig schoonepalingen, meest al duimpalingen.

Karel was in zijn schik! 't net en woog nu maar eenpluinne meer. In een-twee-drie was hij er twintig stappenverder mee, 't pletste op den waterspiegel, en de puls-perse ging aan 't plonsen...

Fn bij 't ophalen 'n was hij nu zijn net haast geenmeester, zoo schudde en beefde 't; 't water zwobbeldeen speersde er boven uit : er waren er wel honderd opof nog méér. Alzoo ging het voort, ten overvloede ! .. .

Laat ons opkramen » zei Sarel, « we hebben erméér dan genoeg ».

Maar Karel en kon 't over zijn herte niet krijgen : nuophouden als 't zoo goed ging... dat was zonde ! Veelliever had hij voortgedaan tot den morgen toe, en zegevangen allemaal, groot en klein !... ze waren hier nu,en 't net was nu nat !...

En weerom haalde hij de overhand.Ze moesten de paling uit de mande ijdelen_ in den zak,

bij , brasems en snoek... en weerom gingen ze er aan, envulden de mande opnieuw. De volle . baal doken ze

Page 135: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWERIJ 133

eenigzins weg in den kant tot ze terug zouden keeren...Eindelijk konden ze niet meer verder dan uit te

scheên : de mande was zóó-vol dat et alle oogenblikkenschoone palingen, met den steert voor, over boordstaken; ook hadden ze meer dan hun vracht! Ze warentoen aan 't hoofstedeken van Louis Cousse; ze deden 'tnet af en kraamden op, juist voor 't hekken.

Huis en stallingen stonden daar als zware, witteklompen in den hellen manesching, zonder leven of be-weging : 't lag al in de ruste.

Alleen de hofhond had iets .gehoord; hij trantelde uitzijn kot, lamlendig en vaddig... de keten lutterde -ach-ter hem; hij keek vergaapt op de blanke maneschijf enblafte een traag « boe-boe » uit; hij ' keerde er weer in,als een luie slaper. 't Was een lompe domme beest; tochschoon van haar : krulhaar in witte en zwarte vlekken,en mooien pluimsteert. Louis zelf had het dier opge-kweekt, toch veel te bedwongen; 't was nog geen halvegrootte toen hij 't reeds aan de keten legde : nooit hadhet jonge beestje mogen loopen of spelen, en zoo was't in zijn jeugd reeds verouderd en versteend : een echteniet-weerd !

Dit wist Karel sedert lang : ze mochten gerust op hethof gaan, onbevreesd en ongestoord, alsof er daar geenwachthond en was.

Karel had een gedacht.« Waarom - zei hij -- zouden wij ons doodsleuren

aan dat natte net en aan dien loodzwaren vischzak, alswe hier een kordewagen bij de hand hebben! Zie, Sarel,'k ga Cousse 's kordewagen halen : 'k weet hem staan,ginder, onder dat strooien aanklad tegen den koeistal ».

-- « En den hond ? » vroeg Sarel.--- « 0!... 'k zou hem bij den steert uit zijn kot sleu-

Page 136: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

134 HERINNERINGEN

ren; zooveel ontzie 'k zulken hond! Wilt gij meê gaan,'k zal u nen keer doen lachen !»

Ze gingen samen op het hof, zonder spreken, stille...Sarel was te wege recht naar 't kotje waar de kordewargen geborgen stond, doch zijn makker trok hem bij denarm mee naar... 't hondenkot. Hij knielde op den gronder voor, en reikte met hoofd en armen er in.., geengerucht kwam er uit, noch gegrol, noch gebas, niets danwat scharreling van pooten : de hond die dieper wildeschuilen... Algauw had Karels zoekende hand den steertgevonden; hij sleurde inderdaad de beeste uit haar kot :ze lag daar te beven tegen den grond gelijk genageld.

« 't Is een goên! dat is de moeite weerd! zei Sarel.— « Hé! 'k Zou Cousse wel ne keer een kermispoetse

bakken » loech de andere.Hij deed het beest van den keten en droeg het in zijne

armen naar den koeistal, op de teenen.« Doe de deur open, » sprak hij.Sarel deed het, heel voorzichtig, Karel bond den hond

met een touwe -- bij den steert — stevig aan den deur-stijl vast... en de deur piepte toe.

Dan haastig den kordewagen uitgehaald en weg, tevierklauwe : meer loopen 'dan gaan, tot aan Sarels werk-winkel. Alaam en visch waren in nen oogwenk gelosten Karel voerde den kordewagen terug, niet verre, eenhonderd stappen buiten de dorpplaats; daar liet hij hettuig staan langs den weg... eer er tien minuten verloo-pen waren was hij bij zijnen makker weer.

Ze stonden aan de achterdeur en ruttelden aan deklink -- de maan ging stilaan onder; door den Oostenkroop de eerste dagschemering uit.

Lang en moesten ze niet wachten; Sophie schoof degrendels weg, en... de mannen vielen in huis.

Page 137: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWERIJ 135

Sophie was kwaad, nijdig! 't Was een schande alzooeen mensch onrust en vreeze in te jagen! en gróóterschande nog, haren vloer, waarop ze geschuurd had dat't zweet langs haar lijf liep, met dien vuilen visch tekomen besmeuren! maar... 't was de laatste maal dat ze't lijden zou! Zoo viel ze aan 't kijven met vollen mond.

Zonder spreken trok Sarel zijn vest uit en hing ze aanden haak; maar Karel die zijn buurvrouw kende, gingaan 't vertellen van den hond, en van Cousse zelf dieal niet stouter en was. Sophie loech, en de kwaadheidwas over.

Toen schonk ze koffie op, en haalde zelfs de grootewaschkuip bij om de vangst erin te ijdelen.

* * *

Cousse stond heel vroeg op : 't was kermiszondag enhij wilde vroeg kante en klaar zijn met de beesten. Opzijn nuchtere' maag . trok hij met een paar blinkendemelkketels regelrecht naar den koeistal ; hij en gaf ophet hondenkot geen acht.

Maar toen hij de klinke greep en teweeg de deuropende, ging , de hond zoo geweldig aan 't schartelen'metde pootgin en zoo gejaagd aan 't janken, dat Cousse vet-schrikt zijn ketels liet vallen op de steenera en gedwon-gen terug liep naar den huize.

Cathriene! » « Cathriene! » riep hij, a het spookten verkeert in onzen stal! de klinke van de deurschreeuwt en jankt gelijk een klein kind, en binnen hoorik wel honderd duivels blazen en jaagbalgen.

Cathriene miek haar kruis en, liep qr derwaart; Cousseliep gepijnd mee. En binnen den stal was Teen rumoer

Page 138: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

136 HERINNERINGEN

zonder weerga : de beesten bonsden tegen de slie-ten en tuitten al dooreen lijk verwilderd, hoorndul vee.

Alle twee stonden ze daar te dubben, een oogenblik,zonder aan de klinke te durven raken.

« Cathriene ! Cathriene » riep hij, het spook!

K Moord! » riep Cathriene, a Moord! 't is al betoo-.verd dat er ten huize en tén hoeve is !»

En Cousse liep in 't gebuurte om hulpe... Cathrieneliep intusschen overal rond om wijwater te speersen; in.de keuken had ze ook de gewijde keers ontsteken.

De mare liep op wieltjes. In min dan een half uurtje

Page 139: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLAUWERIJ 137

waren er wel - een twintig mannen op het- hof, met vor-ken en bijlen en vuurroers gewapend. De wagenmakerwas de stoutste van al : met de linkere hand. reikte hijnaar de klink en hief.ze op, in de rechtere hield hij zijnebijl omhoog; al de andere keerden 't wapen dreigendnaar de deur...

Ze ging open, en ze zagen... den hond. De beest lagmet de tong uit de muil, te schuimen. en te jaagbalgiendat het deerlijk was om zien.

Daar waren er onder de gebuurs die loechen, maarCousse werd daar toornig om.

« Dat en is geen lachedingen » zei hij; « zie hoe't arme dier bedwongen ligt onder de macht van .'tkwaad -- En onze koeien die daaraan nu ook zullenbedorven zijn ! Wie weet of we nog ooit boter-krijgenop den kern ».

's Avonds in de herbergen werd er bijna van nietsanders geklapt dan van verkeersels en spoken ; 't wasal tooverij dat de klokke sloeg; Ja, daar waren er diehielden staan dat ze met eigene oogen op Cousse's hofwonderlijke dingen — brandende lanteernen aan elktakje van de appelboomen; .groote, groote katten dieheimelijk in- en uitslapen; sneeuwwitte vrouwengestalten,in statige houding op wandel door den boomgaard; --gezien hadden, toen ze daar bij geval voorbijkwamenbij nachte. Sarel en Karel klapten natuurlijk mee.

« Als ik nog kind was, heb - ik van mijn oom-zaligerhooren vertellen, » zei Karel, « dat op zekeren morgenal de honden van ; geheel de streke boven op de .grooteschure van 't «Schommelhof» stonden, op hun steertrecht. Ze konden er onmogelijk van, de arme beesten .;en toen men ze, na dagen wachtens, ging afhalen, vondmen ze pch armel er vast opgelijmd. En 't slecht

Page 140: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

138 HERINNERINGEN

ste van al nog : nooit meer sedertdien kon er een enkelgraantje koorn in de schure bewaren; de eigenaar zagzich verplicht 't gebouw tot den gronde af te breken ».

En Cousse, die arme sukkel, werd bijna onnoozel vanschrik ; hij wist zijn ooren niet langs waar geleend :zooveel raad gaf men hem van alle zijden. Toch besloothij.

Hij schoof zijnen stoel wat nader bij Sarel en sprak :« Timmerman, ge zult moeten komen met goê, kloeke

sloten, om huis- en staldeuren te verzekeren; :'n wachtom de liefde van God niet tot na de kermisdagen, komvan morgen als 't zijn kan. »

— « Morgen hebben wij ons kermisvolk » zei Sarel ;« dinsdag-voornoen zal ik komen : ge moogt op mijrekenen ».

Page 141: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

BLADWIJZER

Droef Herdenken

Naar den Ommegang

Brand

•.. •.. •.. •.. 5

•.. •.. • ► . •.. 27

•.. •.. 48

De laatste kans •.. •.. •.. •.. •.. •.. ... 61

Zijn afscheid •.. •.. •.. •. •.. •.. ... 72

Krikke ... ... •.. •.. •.: •.. •.. ... 83

De Overgang ...

Blauwerij ...

... 109

•.. •.. •.. .'.. 122

Page 142: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet
Page 143: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet
Page 144: [.ASTRES HERINNERINGEN · telden wij naar den hond toe, en streelden hem alle twee over kop en lijf : 't arme beest lag te jagen van de hitte en van den. kwellenden dorst. « 'k Moet

r. 3.—

r. 3. --

WERKEN VAN C; ASTAES.

Uit moeders Jeugd Er. 6:—

Vertellingen fr. 6.—

Herinneringen fr. 6.---

De Wonderlijke Dwern fr. 3.50-

Kindervriendjes I. fr. 1,50

Kindervriendjes I1. fr. 1.50

Kindervriendjes II1. - . fr. 1.50

Lenteweelde fr. 2.—

Boertje Boone fr. 1.50

Sprookjesbibliotheek van Paul Kiroul.

N r. 1._ De- Elfe van het Sprookjeshof. fr. 6.—

N r. 2. Fikke Spring in 't Veld. fr. 2.50

N r 3 Prulleken fr. 1.—

N r. 4. Prinses Zonnestraal en Tierlafiintie L. 2,50

201479_059

asta001 heri02

Herinneringen