“dat is voor mij ook genade: er onvoorwaardelijk mogen zijn”...ik me wel af of dat zo slim is...

1
De redactie ontving twee, nog niet eerder gepubliceerde, interviews van een student journalistiek, Maurice Vos uit Assen. Naar aanleiding van een opdracht voor zijn studie heeft hij Ruard Ganzevoort geïnterviewd. Omdat het onderwerp homoseksualiteit zijn “interesse en hart heeft” heeft hij ook iemand anders hierover geïnterviewd. Beide interviews bood hij belangeloos aan aan de redactie. Deze maand plaatsen we zijn interview met Ruard Ganzevoort. In het maartnummer kun je Maurice’ interview met Maarten Klaucke lezen. stuk te maken heeft met mijn eigen seksualiteit, welk stuk met het mis- bruik en hoe zich dat verhoudt tot mijn functioneren. Het ontrafelen daarvan heeft een aantal jaren geduurd. Daarin ligt voor mijzelf wel de kern waarom het zolang duurde voordat ik uit de kast kon komen. Ik zie mijn homoseksualiteit niet als een gevolg van mijn misbruik. Het zijn twee dingen die in mijn leven een rol spelen, maar ik weersta de neiging om het een tot het ander te herleiden. Je zou ook kunnen zeggen dat ik door het misbruik, weliswaar tijdelijk, hetero ben geworden. Ik heb bewust gekozen voor een huwe- lijk met een vrouw. Terugkijkend vraag ik me wel af of dat zo slim is geweest, maar ik heb er geen spijt van. Ik ben blij met mijn kinderen en mijn ex- vrouw is nog steeds een goede vrien- din. Zij wist vanaf het begin dat mijn homoseksualiteit een thema was dat af en toe terugkwam. Het heeft haar veel gekost, maar we hebben een goede tijd gehad. Bij veel scheidingen ga je uit el- kaar omdat je iets tegen elkaar hebt. Bij ons was dat absoluut niet het geval. Dat mijn homoseksualiteit niet zou Ruard Ganzevoort is 1e Kamerlid voor GroenLinks, hoogleraar praktische theologie aan de Universiteit van Amsterdam en hotelier. Hij was getrouwd en kreeg zes zonen waarvan één na zeven weken overleed. Als dominee in de Nederlands Gereformeerde kerk kwam hij na een huwelijk van zestien jaar uit de kast. Als jongetje van elf is hij misbruikt. Heeft het één met het ander te maken? Welke rol speelt God hierin? In de ontbijtkamer van zijn hotel De Admiraal in Utrecht geeft hij antwoord. “Dat is voor mij ook genade: er onvoorwaardelijk mogen zijn” “Het label ‘homo’ heb ik mezelf toegeëi- gend in 1998. Terugkijkend heb ik het altijd al geweten maar toen kwam ik echt op een punt dat ik daar niet meer omheen kon draaien. Ik kwam tot de conclusie dat ‘het is wat het is’, nog los van wat dat dan zou betekenen voor mijn huwelijk. In 2001 zijn we geschei- den. Ik was toen 36. Toen ik een jaar of elf was heb ik een periode van misbruik meegemaakt. Dat heeft mij erg verward en ook ge- blokkeerd om seksueel gericht te ra- ken op jongens. Ik werd bijvoorbeeld wel verliefd op een jongen maar als puntje bij paaltje kwam, dan zouden er dingen gebeuren die ik niet wilde. Daar zat een psychische blokkade om mijn homoseksualiteit te accepteren. In het misbruik zat een relationeel aspect met ook positieve kanten. Ik ontving warmte en aandacht. Ik was daar vat- baar voor omdat ik een eenzame peri- ode had. Maar wat betreft het seksuele aspect ging het meer om zijn behoefte dan om de mijne. Vanaf mijn 29e ben ik serieus aan de slag gegaan met de psychische klach- ten die ik had. Ik heb een aantal jaar therapie gehad om te bepalen welk interview kunnen heb ik nooit zo gehad. Ik kom uit een vrijzinnig gezin en heb dat van huis uit ook nooit op die manier mee gekregen. Toen ik overstapte naar de Nederlands Gereformeerde kerk was het ook geen issue. Het heeft voor mij nooit een religieuze of morele lading gehad. Ik ben nooit boos geweest op God. Ook niet na het overlijden van mijn zoon- tje Bernard. Dat veronderstelt dat God het gedaan zou hebben. Dat zie ik niet zo. Dingen gebeuren, soms in jouw of in mijn leven. Ik denk niet dat zo’n ge- beurtenis, hoe pijnlijk ook, een logica moet hebben of verklaard moet wor- den. Dat een kind dood gaat is even toevallig als dat het kind blijft leven. Ik had het verlangen dat God er echt zou zijn, dat hij ingrijpt en voor mij zorgt. Ik heb geprobeerd dat te geloven. Na het overlijden van Bernard heb ik in zo’n God nooit meer kunnen geloven. In die tijd heb ik het stuk ‘Afscheid van de zekerheid’ geschreven waarin ik het geloven in een God die voor je zorgt, heb vergeleken met een trapleuning die niet vastzit. De trapleuning hangt daar en zolang er niets gebeurt is er niets aan de hand. Je kunt zelfs zeg- gen dat het een stevige trapleuning is. Maar op het moment dat je uitglijdt en je vastgrijpt aan die trapleuning don- dert die net zo hard mee naar beneden. Ik heb mij in bepaalde fases eenzaam gevoeld. Met name in de periode na- dat ik uit de kast en in conflict met de kerk kwam. Het was een vreemde ge- waarwording om geen contact meer te hebben met mensen waarmee ik jaren- lang met heel veel plezier en een hele goede verstandhouding in de kerk had gewerkt. Ik ben veel contacten uit die tijd kwijtgeraakt. Orthodoxe gemeen- ten hebben niet zoveel moeite met ho- moseksuele gemeenteleden, zolang zij maar moeite hebben met zichzelf. Dat is een wrange paradox. Die eenzaam- heid heb ik wel sterk beleefd. Door mijn coming out is een aantal dingen veranderd. Ik ben veel radica- ler geworden in de focus op onrecht. Ik probeer minder te schipperen. Met name daar waar het gaat om uitslui- ting en waar mensen klem zitten. Ik ben me meer bewust geworden dat mijn aanwezigheid op plekken soms omstreden is. Mensen hebben soms moeite met wie ik ben en hoe ik mijn leven invul. Maar ik heb rust gevonden in wie ik ben. Dat is voor mij ook ge- nade: er onvoorwaardelijk mogen zijn.” Maurice Vos Het label ‘homo’ heb ik mijzelf toegeëigend interview 13 februari 2012 UCEA 12 UCEA februari 2012

Upload: others

Post on 03-Oct-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: “Dat is voor mij ook genade: er onvoorwaardelijk mogen zijn”...ik me wel af of dat zo slim is geweest, maar ik heb er geen spijt van. Ik ben blij met mijn kinderen en mijn ex-vrouw

De redactie ontving twee, nog niet eerder gepubliceerde, interviews van een student journalistiek, Maurice Vos uit Assen. Naar aanleiding van een opdracht voor zijn studie heeft hij Ruard Ganzevoort geïnterviewd. Omdat het onderwerp homoseksualiteit zijn “interesse en hart heeft” heeft hij ook iemand anders hierover geïnterviewd. Beide interviews bood hij belangeloos aan aan de redactie. Deze maand plaatsen we zijn interview met Ruard Ganzevoort. In het maartnummer kun je Maurice’ interview met Maarten Klaucke lezen.

stuk te maken heeft met mijn eigen seksualiteit, welk stuk met het mis-bruik en hoe zich dat verhoudt tot mijn functioneren. Het ontrafelen daarvan heeft een aantal jaren geduurd. Daarin ligt voor mijzelf wel de kern waarom het zolang duurde voordat ik uit de kast kon komen.

Ik zie mijn homoseksualiteit niet als een gevolg van mijn misbruik. Het zijn twee dingen die in mijn leven een rol spelen, maar ik weersta de neiging om het een tot het ander te herleiden. Je zou ook kunnen zeggen dat ik door het misbruik, weliswaar tijdelijk, hetero ben geworden. Ik heb bewust gekozen voor een huwe-lijk met een vrouw. Terugkijkend vraag ik me wel af of dat zo slim is geweest, maar ik heb er geen spijt van. Ik ben blij met mijn kinderen en mijn ex-vrouw is nog steeds een goede vrien-din. Zij wist vanaf het begin dat mijn homoseksualiteit een thema was dat af en toe terugkwam. Het heeft haar veel gekost, maar we hebben een goede tijd gehad. Bij veel scheidingen ga je uit el-kaar omdat je iets tegen elkaar hebt. Bij ons was dat absoluut niet het geval.Dat mijn homoseksualiteit niet zou

Ruard Ganzevoort is 1e Kamerlid voor GroenLinks, hoogleraar praktische theologie aan de Universiteit van Amsterdam en hotelier. Hij was getrouwd en kreeg zes zonen waarvan één na zeven weken overleed. Als dominee in de Nederlands Gereformeerde kerk kwam hij na een huwelijk van zestien jaar uit de kast. Als jongetje van elf is hij misbruikt. Heeft het één met het ander te maken? Welke rol speelt God hierin? In de ontbijtkamer van zijn hotel De Admiraal in Utrecht geeft hij antwoord.

“Dat is voor mij ook genade: er onvoorwaardelijk mogen zijn”

“Het label ‘homo’ heb ik mezelf toegeëi-gend in 1998. Terugkijkend heb ik het altijd al geweten maar toen kwam ik echt op een punt dat ik daar niet meer omheen kon draaien. Ik kwam tot de conclusie dat ‘het is wat het is’, nog los van wat dat dan zou betekenen voor mijn huwelijk. In 2001 zijn we geschei-den. Ik was toen 36.

Toen ik een jaar of elf was heb ik een periode van misbruik meegemaakt. Dat heeft mij erg verward en ook ge-blokkeerd om seksueel gericht te ra-ken op jongens. Ik werd bijvoorbeeld wel verliefd op een jongen maar als puntje bij paaltje kwam, dan zouden er dingen gebeuren die ik niet wilde. Daar zat een psychische blokkade om mijn homoseksualiteit te accepteren. In het misbruik zat een relationeel aspect met ook positieve kanten. Ik ontving warmte en aandacht. Ik was daar vat-baar voor omdat ik een eenzame peri-ode had. Maar wat betreft het seksuele aspect ging het meer om zijn behoefte dan om de mijne. Vanaf mijn 29e ben ik serieus aan de slag gegaan met de psychische klach-ten die ik had. Ik heb een aantal jaar therapie gehad om te bepalen welk

interview

kunnen heb ik nooit zo gehad. Ik kom uit een vrijzinnig gezin en heb dat van huis uit ook nooit op die manier mee gekregen. Toen ik overstapte naar de Nederlands Gereformeerde kerk was het ook geen issue. Het heeft voor mij nooit een religieuze of morele lading gehad.

Ik ben nooit boos geweest op God. Ook niet na het overlijden van mijn zoon-tje Bernard. Dat veronderstelt dat God het gedaan zou hebben. Dat zie ik niet zo. Dingen gebeuren, soms in jouw of in mijn leven. Ik denk niet dat zo’n ge-beurtenis, hoe pijnlijk ook, een logica moet hebben of verklaard moet wor-den. Dat een kind dood gaat is even toevallig als dat het kind blijft leven. Ik had het verlangen dat God er echt zou zijn, dat hij ingrijpt en voor mij zorgt. Ik heb geprobeerd dat te geloven. Na het overlijden van Bernard heb ik in zo’n God nooit meer kunnen geloven.

In die tijd heb ik het stuk ‘Afscheid van de zekerheid’ geschreven waarin ik het geloven in een God die voor je zorgt, heb vergeleken met een trapleuning die niet vastzit. De trapleuning hangt daar en zolang er niets gebeurt is er niets aan de hand. Je kunt zelfs zeg-gen dat het een stevige trapleuning is. Maar op het moment dat je uitglijdt en je vastgrijpt aan die trapleuning don-dert die net zo hard mee naar beneden.

Ik heb mij in bepaalde fases eenzaam gevoeld. Met name in de periode na-dat ik uit de kast en in conflict met de kerk kwam. Het was een vreemde ge-waarwording om geen contact meer te hebben met mensen waarmee ik jaren-lang met heel veel plezier en een hele goede verstandhouding in de kerk had gewerkt. Ik ben veel contacten uit die tijd kwijtgeraakt. Orthodoxe gemeen-ten hebben niet zoveel moeite met ho-moseksuele gemeenteleden, zolang zij maar moeite hebben met zichzelf. Dat is een wrange paradox. Die eenzaam-heid heb ik wel sterk beleefd.

Door mijn coming out is een aantal dingen veranderd. Ik ben veel radica-ler geworden in de focus op onrecht.

Ik probeer minder te schipperen. Met name daar waar het gaat om uitslui-ting en waar mensen klem zitten. Ik ben me meer bewust geworden dat mijn aanwezigheid op plekken soms omstreden is. Mensen hebben soms moeite met wie ik ben en hoe ik mijn leven invul. Maar ik heb rust gevonden in wie ik ben. Dat is voor mij ook ge-nade: er onvoorwaardelijk mogen zijn.”

Maurice Vos

Het label ‘homo’ heb ik mijzelf toegeëigend

interview

13f e b r u a r i 2 012 u c e a12 u c e a f e b r u a r i 2 012