pbl_2015_wlo_nederland in 2030 en 2050
Post on 19-Feb-2018
226 Views
Preview:
TRANSCRIPT
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
1/46
TOEKOMSTVERKENNING WELVAART EN LEEFOMGEVING
Nederland in
2030 en 2050:Twee referentiescenarios
Centraal PlanbureauPlanbureau voor de Leefomgeving
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
2/46
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
3/46
Nederland in 2030 en 2050:twee referentiescenarios
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
4/46
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
5/46
Toekomsverkenning Welvaar en Leeomgeving
Nederland in 2030 en 2050:twee referentiescenarios
CPB/PBL
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
6/46
Toekomsverkenning Welvaar
en Leeomgeving
Nederland in 2030 en 2050:
wee reereniescenarios
Planbureau voor de Leeomgeving
en Cenraal Planbureau
Den Haag, 2015
PBL-publicaienummer: 1689
Aueurs
Ton Manders (PBL) en Clemens Kool (CPB)
Conac
on.manders@pbl.nl
c.j.m.kool@cpb.nl
Figuren
Beeldredacie PBL
Omslagoos/uisnedes
Van links naar rechs:
David Rozing / Hollandse Hooge
Bar van Overbeeke / Hollandse Hooge
Ola Kraak Foografie / Hollandse Hooge
Peer Hilz / Hollandse Hooge
Rob Niemansverdrie / Roterdam NL
Peer Hilz / Hollandse Hooge
Eindredacie en producie
Uigeverij PBL
Vormgeving en opmaak
Texceera, Den Haag
Druk
Xerox/OBT
U kun de publicaie downloaden via de websie ww w.wlo2015.nl. Delen ui deze publicaie
mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: CPB/PBL (2015),
Toekomsverkenning Welvaar en L eeomgeving. Nederland in 2030 en 2050: wee reereniescenarios,
Den Haag: Planbureau voor de Leeomgeving/Cenraal Planbureau.
De Toekomsverkenning Welvaar en Leeomgeving. Nederland in 2030 en 2050:
wee reereniescenarios is onderdeel van de serie Welvaar en L eeomgeving (WLO) van he
Planbureau voor de Leeomgeving en he Cenraal Planbureau.
Projectleiding WLO
Ton Manders (PBL), Clemens Kool (CPB), Free Huizinga (CPB)
Stuurgroep WLO
Direcie PBL en CPB
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
7/46
Inhoud
Voorwoord 7
Samenvating 9
1 Inleiding 12
2 Hoe is de WLO o sand gekomen? 16
2.1 Modulaire aanpak 16
2.2 Beleidsarme scenarios 17
2.3 Rusige scenarios 18
2.4 Beperkingen van de WLO 20
3 Wa verellen de scenarios? 22
3.1 De inernaionale omgeving 22
3.2 Bevolking en huishoudens in 2030 en 2050 24
3.3 Macro-economie 26
3.4 Regionale onwikkelingen en versedelijking 28
3.5 Mobiliei 31
3.6 Klimaa en energie 36
3.7 Landbouw 39
4 Lierauur 42
Inhoud
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
8/46
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
9/46
7Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
Voorwoord
Beleid word gemaak voor de oekoms. Maar die oekoms gaa gepaard me groe
onzekerheden. Voor beleidsmakers is he een uidaging om voor een zo onzekere
oekoms robuus beleid e onwikkelen. Sinds 2006 schesen de scenarios in de sudie
Welvaar en Leeomgeving mogelijke oekomsbeelden die beleidsmakers enig
houvas geven. Anno 2015 en een economische crisis verder, hebben deparemenen
behoee aan een nieuwe oekomsverkenning.
In de nieuwe WLO preseneren he Cenraal Planbureau en he Planbureau voor de
Leeomgeving wee mogelijke oekomsbeelden voor Nederland. Voor een Nederland
waarin huidige en oekomsige generaies moeen leven, wonen en werken. Deze
oekomsbeelden kunnen beleidsopgaven zichbaar maken waar de samenleving de
komende decennia voor geseld word, op he gebied van woningbouw, inrasrucuur,
energie en landbouw. De geschese oekomsbeelden zijn ook bedoeld als een
gezamenlijke basis voor he beoordelen van beleidsvoorsellen.
De WLO 2015 hee een modulaire opze. In een zesal hemaische cahiers komen
achereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde:
1. Bevolking
2. Macro-economie
3. Regionale onwikkelingen en versedelijking
4. Mobiliei
5. Klimaa en energie
6. Landbouw
Op basis van wee inegrale reereniescenarios word voor elk hema een mogelijke
oekoms gesches. Daarnaas zijn per hema aanvullende onzekerheidsverkenningen
uigevoerd.
Een zevende cahier, Nederland in 2030 en 2050: wee reereniescenarios, va de geschese
oekoms van de zes hemas samen. Daarnaas hee de WLO een zogenoemde
Bijsluier, die onder andere aangee hoe de reereniescenarios kunnen worden
gebruik in maaschappelijke kosen-baenanalyses van beleidsplannen.
Voor de WLO hebben he CPB en PBL dankbaar gebruikgemaak van de inpu van
exerne deskundigen en veregenwoordigers van deparemenen.
Laura van Gees Hans Mommaas
Direceur CPB Direceur PBL
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
10/46
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
11/46
9Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
Samenvating
Me de Toekomsverkenning Welvaar en Leeomgeving (WLO) kijken he CPB en he
PBL voorui naar de jaren 2030 en 2050. We brengen demografische en economische
rends in beeld en analyseren onwikkelingen in de ysieke leeomgeving. Daarbij lig de
ocus op vier brede hemas: regionale onwikkelingen en versedelijking, mobiliei, klimaa en
energieen landbouw.
In deze WLO onwikkelen we wee reereniescenarios: Hoog en Laag. Scenario Hoog
combineer een hoge economische groei van 2 procen per jaar me een relaie serke
bevolkingsaanwas. En in scenario Laag gaa een gemaigde economische groei van 1
procen per jaar samen me een beperke demografische onwikkeling. Deze
reereniescenarios zijn beleidsarm ingevuld. Ze bieden daardoor een inzich in
oekomsige knelpunen en kansen en vormen zo een kader om na e denken over
(oekomsig) beleid. Hieronder vaten we kor de zes hemas samen.
DemografieVergrijzing is een van de belangrijkse demografische onwikkelingen in de oekoms.
Nu is nog n op de zes Nederlanders ouder dan 65 jaar; in 2050 geld da voor n
op de vier. Als de bevolking van Nederland nog oeneem, kom da vooral doorda er
meer migranen binnenkomen dan da er mensen he land verlaen. Meer immigranen
beeken ook da er meer kinderen worden geboren. He migraiesaldo is echer een
zeer onzekere acor. In scenario Hoog zal de bevolking de komende decennia nog
blijven groeien dankzij he posiieve migraiesaldo: in 2050 wonen in Nederland ruim
2 miljoen meer mensen dan nu. In Laag is he migraiesaldo en de nauurlijke aanwas
kleiner en zal de bevolking na 2030 krimpen.
Macro-economieDe Nederlandse economie lijk veerkrachig genoeg om op ermijn weer evenwichig
e groeien. De onwikkeling van de arbeidsproduciviei keer dan erug naar
waardes van voor de crisis, aankelijk van variaie in echnologische en inernaionale
onwikkelingen. Maar zels in he scenario Hoog zal de groei vanwege demografische
onwikkelingen acherblijven bij wa we in de agelopen decennia hebben gezien.
Weliswaar hee de verhoging van de pensioenleeijd een posiie effec op de
poenile beroepsbevolking, maar da is op ermijn onvoldoende om he drukkende
effec van lagere bevolkingsgroei en vergrijzing e compenseren.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
12/46
10 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Regionalisering en verstedelijkingEr zijn goede argumenen om e verondersellen da de seden in de oekoms blijven
groeien. Nie alleen omda de rek naar de sad doorze, maar ook doorda de bevolking
in de Randsad en andere seden relaie jong is, en kinderen krijg. In scenario Hoog,
waarin sprake is van een relaie serke concenraie, groei de bevolking in de Randsad
anderhal keer zo hard als de oale Nederlandse bevolking. In regios in Limburg,
Zeeland en Groningen reed er bevolkingskrimp op. He is ook denkbaar da de rek
naar de sad azwak en op ermijn kan omdraaien. In he scenario Laag, me een
azwakkende concenraie, daal de bevolking in ach van de waal provincies. De
provincies Zeeland, Limburg en Drenhe krijgen dan e maken me een bevolkingskrimp
van meer dan 10 procen ussen 2012 en 2050. Groei is me andere woorden in de
meese delen van he land geen vanzelsprekendheid meer. Omda huishoudens kleiner
worden, zal he aanal huishoudens in de meese regios nog wel oenemen.
MobiliteitNederlanders leggen seeds meer kilomeers a. In de auo, maar ook me he
openbaar vervoer en op de fies. Ook he vrachvervoer groei, me name he
inernaionale ranspor profieer van de groei van de (wereld)handel. To 2030
zijn er nog subsanile verbeeringen in he inrasrucuurnewerk voorzien. Bij he
Lage scenario blij de filedruk (congesie) daardoor onder o rond he niveau van de
agelopen jaren. In he Hoge scenario loop de congesie na 2030 weer op, vooral in de
Randsad. Onder invloed van wereldwijde groei van bevolking en economie groei de
vraag naar luchvaar snel. In he scenario Hoog is deze groei sneller dan de besaande
geluidresricies oelaen. Weliswaar kan he aanal vluchen op Schiphol nog groeien
als vlieguigen siller worden, maar die ruime is in scenario Hoog onvoldoende om de
vraag volledig e accommoderen. Die beperke ruime re vooral oversappassagiers
en vrachverkeer.
Klimaat en energieNederland (en Europa) saan aan de vooravond van een rendbreuk in he
energiegebruik en de daarbij behorende energieproducie. Die rendbreuk is he gevolg
van bindende Europese aspraken om de emissieruime voor broeikasgassen in 2030
me 40 procen e verlagen en opziche van 1990. Hoewel me name in he scenario
Hoog ambiieus klimaabeleid is veronderseld, val de weegradendoelselling buien
de bandbreede die de scenarios omspannen. He aandeel hernieuwbare energie
neem snel oe. Toch zal de energievoorziening nog lang serk blijven leunen op ossiele
energie. Avang en ondergrondse opslag van CO2(CCS) is dan een opie om serke
emissiereducies o sand e brengen. Na 2030, als sringen klimaabeleid doorze, zal
de CO2-prijs verder oplopen.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
13/46
11Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
LandbouwDe landbouw blij de groose grondgebruiker in Nederland, al is er een liche aname
van he areaal door uibreiding van de gebouwde omgeving en meer ruime voor nauur.
De Europese milieuregels beperken in beide scenarios de milieudruk. Emissies van
ammoniak, lachgas, fijnso en siksooxide dalen. Voor vermesende soffen (osaa
en niraa) daal de belasing in de inensievere landbouwgebieden nauwelijks. In
scenario Hoog verondersellen we da de consumen vaker bereid is e bealen voor
andere produciewijzen, hegeen leid o een ies exensievere landbouw. Di kan
lokaal posiie uiwerken voor de nauurwaarde en de waerkwaliei.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
14/46
12 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Hoe zie de oekoms er ui; wa kom er op Nederland a? Wa is onvermijdelijk en
wa is de speelruime voor he beleid? He inzich da deze onzekerheden de oekoms
bepalen, bied Nederland juis de kans om zich voor e bereiden op die oekoms. In de
oekomsverkenning Welvaar en Leeomgeving(WLO) kijken he PBL en he CPB voorui
naar de jaren 2030 en 2050. Deze verkenning rich zich op de ysieke leeomgeving.
We kijken daarbij naar vier brede hemas: regionale onwikkelingen en versedelijking,
mobiliei, klimaa en energieen, en slote, landbouw. Er komen allerlei vragen aan de orde,
zoals: Wa beekenen vergrijzing en migraie voor wonen en werken in Nederland? Is
er in de sedelijke omgeving voldoende ruime voor nieuwe woningen? Waar reed er
krimp op? Leid mobiliei o meer files? Loop Schiphol egen geluidbeperkingen op?
Hoe zie de energievoorziening er ui? Is er nog ruime voor landbouw en nauur?
De oekoms is e onzeker om n voorspelling e doen. Scenarios kunnen helpen om
beer voorbereid e zijn op de oekoms o, beer gezegd, op meerdere oekomsen.
Scenarios leggen undamenele onzekerheden bloo. Nu zijn er al van onzekerheden
en er zijn vele oekomsverhalen e verellen. Ervaring ui eerdere verkenningen leer
da de ocus op wee scenarios in de beleidsprakijk goed werk (zie ook he kader
Behoefe van deparemenenen bijvoorbeeld de recene Shell-scenarios (Shell, 2013)).
In deze WLO werken we wee reereniescenarios ui: Hoog en Laag. He Hoge scenario
combineer een relaie serke economische groei van 2 procen per jaar me een relaie
serke bevolkingsaanwas, in scenario Laag gaa een gemaigde economische groei van
1 procen per jaar samen me een beperke demografische onwikkeling. De wee
scenarios omspannen een aanal mogelijke onwikkelingen: ze vormen een band-
breede waarbinnen zich de oekoms me enige waarschijnlijkheid zal aspelen.
Inleiding
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
15/46
13Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
De scenarios bieden inzich in oekomsige knelpunen en kansen en vormen zo een
kader om na e denken over (oekomsig) beleid. Scenarios helpen om een visie en een
beleidsdoel e ormuleren. Zo is de WLO een bouwseen voor de gewense omgevings-
visie in he kader van de nieuwe Omgevingswe. Aan de hand van de scenarios kan ook
worden onderzoch o bepaalde beleidsopies o maaregelen in de bereffende
scenarios o de gewense effecen zullen leiden. De WLO-scenarios ungeren zo als
een basis om de effecen van nieuw beleid e oesen, bijvoorbeeld me een maa-
schappelijke kosen-baenanalyse (MKBA). Toekomsige koerswijzigingen van beleid
mogen daarom geen rol spelen in de wee scenarios Hoog en Laag zel.
Leeswijzer: acht WLO-cahiers
De WLO-2015 is onderverdeeld in zes hemaische cahiers. Vier daarvan zijn gewijd aan
de brede hemas op he errein van de ysieke leeomgeving: regionale onwikkelingen en
versedelijking, mobiliei, klimaa en energieen, en slote, landbouw. Omda de bevolkings-
onwikkeling en de onwikkeling van de macro-economische groei een belangrijke inpu
vormen voor de ysieke leeomgeving hebben deze wee onderwerpen ook elk een
eigen cahier: demografie en macro-economie. Bij elk van deze zes hemacahiers verschijn
een achergronddocumen da inormaie gee over de gedeailleerde onderbouwing
en veranwoording van de gekozen benadering, de gebruike modellen en de onder-
liggende verondersellingen.
Aan he gebruik van de WLO-scenarios ziten de nodige haken en ogen. Daarom is er
een begeleidend cahier geschreven over de oepassingsmogelijkheden van de WLO:
de Bijsluier. De aanwijzingen en richlijnen in de bijsluier moeen een goed gebruik van
de WLO-scenarios bevorderen.
Behoefe van deparemenen
De deparemenen die beleid voeren voor de ysieke leeomgeving zijn
de belangrijkse gebruikers van deze oekomsverkenning Welvaar en
Leeomgeving. De miniseries van IenM, EZ en BZK hebben de planbureaus, op
basis van hun ervaringen me de vorige WLO-scenariosudie, (CPB, MNP,RPB,
2006), enkele aandachspunen meegegeven (IenM 2013). De deparemenen
ondersrepen he belang van een inegrale oekomsverkenning. Ze hebben
behoee aan omgevingsscenarios die laen zien wa er op Nederland afom.
Naas een breed oepasbare, algemene basis voor de beleidsonwikkeling,
zal de sudie ook een reerenie vormen voor beleidserreinspecifieke
scenariosudies. In vergelijking me de vorige WLO is er behoee aan meer
aandach voor onzekerheden. Daarnaas kan de scenario-opze van een nieuwe
sudie eenvoudiger zijn dan de WLO-2006, bijvoorbeeld door he gebruik van
slechs wee scenarios. He is een nadrukkelijke wens om in vergelijking me de
WLO-2006 me meer rusige scenarios e kunnen werken.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
16/46
14 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Waarom een (nieuwe) oekomsverkenning?
He maken van een oekomsverkenning als de WLO is een complex en langdurig
proces. Een beslui daaroe moe dan ook nie lichzinnig worden genomen.
Een ijdelijke mee-o egenvaller is onvoldoende reden om scenarios e herzien.
Maar als inzichen veranderen o als er nieuwe undamenele onzekerheden
zijn (als de wereld verander), kan da reden zijn om een nieuwe verkenning e
maken. De recene financile en economische crisis is zon majeure gebeurenis
me mogelijk gevolgen voor de lange ermijn. Daarnaas hebben zich sinds de
vorige WLO ui 2006 een aanal veranderingen voorgedaan die belangrijk zijn
om mee e nemen in een nieuwe verkenning, zoals de serk schommelende
olieprijs, veranderde percepies en aanzien van inernaionaal klimaabeleid en
concenraie van de bevolking in de Randsad. De vorige WLO is inmiddels bijna
ien jaar oud; nieuwe gegevens en nieuwe kennis hebben er ook oe geleid da de
modellen waarmee we projecies maken, beer zijn dan inderijd.
To slo he voorliggende cahier Nederland in 2030 en 2050. Hierin proberen we de
hemaische cahiers samen e vaten. We gaan in hoodsuk 2 eers kor in op enkele
mehodologische aspecen; hoe zijn de scenarios onwikkeld? In hoodsuk 3
beschrijven we de verhaallijnen en geven we een kwaniaieve uiwerking. Me andere
woorden: wa verellen de scenarios over de oekoms?
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
17/46
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
18/46
16 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
In di hoodsuk belichen we enkele mehodologische aspecen van de WLO en de
reereniescenarios Hoog en Laag.
2.1 Modulaire aanpak
Zoals aangegeven in de leeswijzer word er gewerk me een modulaire aanpak.
In elke module worden de relevane onzekerheden van he bereffende hema verkend.
Vervolgens word een invulling gekozen die is gebaseerd op een analyse van de huidige
sand van zaken, onwikkelingen in he verleden, lierauuronderzoek en inzichen
van expers. Di leid o een consisene redenaie in elk scenario. We gebruiken
veelal modellen om de scenarios van cijers e voorzien. Op deze manier reiken
de modules bouwsenen aan voor de inegrale reereniescenarios Hoog en Laag.
De reereniescenarios zijn de rode draden die de verschillende modules me elkaar
verbinden.
Er is sprake van samenhang ussen de modules. Zo kan de oekomsige onwikkeling van
he aanal inwoners, huishoudens, werkenden en banen per regio nie los worden gezien
van he oaal aanal inwoners, huishoudens, werkenden en banen in heel Nederland.
En de vervoersvraag in de oekoms word in belangrijke mae bepaald door basale
drijvende krachen zoals bevolkingsonwikkeling, macro-economische onwikkelingen,
ruimelijke paronen en inernaionale onwikkelingen rondom klimaa en energie.
Die onderlinge aankelijkheid impliceer ook een zekere nauurlijke volgorde waarin de
inegrale scenarios zijn opgebouwd (zie ook figuur 2.1). Allereers zijn in de module
Demografiebevolkingsscenarios uigewerk. Die cijers zijn in module Macro-economie
gebruik om projecies voor economische onwikkeling en werkgelegenheid e maken.
De oupu van deze wee modules is vervolgens inpu voor de vier leeomgevingshemas.
Ook ussen de vier leeomgevingshemas besaan onderlinge aankelijkheden.
Regionale cijers over wonen en werken, samen me de macro-economische en
demografische cijers, saan aan de basis van de andere modules die in de WLO
worden onderscheiden: mobiliei (personenmobiliei, goederenvervoer en luchvaar),
klimaa en energie, en landbouw.
Hoe is de WLO osand gekomen?
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
19/46
17Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
Er is maar in beperke mae sprake van erugkoppeling. Zo hee economische groei
invloed op migraie, geboore en sere. Ook kan versedelijking, zoals berekend in de
module Regionale verschillen en versedelijking, o een hogere produciviei leiden, wa
vervolgens weer de economische groei aanjaag. De invloed van di soor agglomeraie-
effecen is echer relaie klein in vergelijking me andere acoren (CPB/PBL 2015).
Daarom is deze erugkoppeling nie explicie meegenomen in de scenarios van he
cahier Macro-economie. Wel zijn bepaalde verondersellingen voor elke module gelijk;
zo word in elke module dezelde olieprijs gehaneerd.
2.2 Beleidsarme scenarios
In beginsel worden de reereniescenarios beleidsarm ingevuld; nieuw beleid laen we
zo veel mogelijk buien beschouwing. De scenarios zijn immers bedoeld om knelpunen
zichbaar e maken en om nieuwe beleidsvoorsellen en -maaregelen e analyseren.
Ze bevaten dan ook geen selselwijzigingen op welk errein dan ook. Besaand beleid
en voorgenomen maaregelen (alhans als de uivoering daarvan vrijwel zeker is)
kunnen wel onderdeel van de scenarios zijn. We noemen da minimaal gedifferenieerd
rendmaig beleid. Zo loop in de scenarios de AOW-leeijd op me de levensverwaching,
en gaan we ui van de aspraken over geluidshinder rond Schiphol (de Aldersakkoorden).
Implicie gaan we ook ui van consane belasingdruk. Soms maken we een pragma-
ische keuze. Zo verondersellen we da er na he uivoeren van de huidige plannen in
he Meerjarenprogramma Inrasrucuur, Ruime en Transpor (MIRT) geen verdere
weguibreiding plaasvind, ook al neem de mobiliei oe. Aan de andere kan
verondersellen we wel da he naionale woningaanbod zich aanpas aan de naionale
woningbehoee. In de verschillende cahiers maken we explicie welke aannames zijn
gemaak over beleid in de wee reereniescenarios (zie ook WLO Bijsluier).
Figuur 2.1
Samenhang tussen de modules
Bron: PBL/CPB
Bevolking Macro-
economie
Regionaleontwikkeling
enverstedelijking
Mobiliteit
Leefomgevingsthema's
Klimaaten energie
Landbouw
wlo2015.n
l
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
20/46
18 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Beleid op een hoger supranaionaal schaalniveau nemen we mee; voor de Neder-
landse overheid is da immers n van de omgevingsonzekerheden. Een belangrijk
voorbeeld van beleid da voor Nederland als exogeen kan worden beschouwd is
Europees (o mondiaal) klimaabeleid. We verondersellen da Nederland zich
conormeer aan inernaionale aspraken en beleid inze om die aspraken na e komen.
We moeen in de scenarios dus een veronderselling doen over de onwikkeling van da
buienlandse beleid. Uigangspun is ons vooral e baseren op concree aspraken en
gensrumeneerd beleid. Een algemeen geaccepeerd doel is nie voldoende om als
beleid in de scenarios e worden meegenomen (geen woorden maar daden).
2.3 Rustige scenarios
Door rusige scenarios e onwikkelen, onsaa een bandbreede die bruikbaar is
voor he onwikkelen van visies, he in kaar brengen van de beleidsopgave en voor he
uivoeren van MKBAs. Deze MKBAs geven inormaie over de mae waarin bepaalde
projecen o beleidsvoorsellen de welvaar verhogen.
De juise bandbreede is belangrijk. Een (e) groe bandbreede maak de scenarios
minder geschik om beleidsmaaregelen e beoordelen. In een scenario me exreem
hoge groei zouden veel projecen posiie uipakken (er is een groo probleem en
oplossen leid waarschijnlijk o welvaarswins). In een scenario me exreem lage groei
komen veel projecen nie ui (welvaarsverlies). Als de economie bijvoorbeeld
exreem hard groei zal de mobiliei oenemen en ook de filedruk. In zon scenario
loon he om wegen e verbreden. Als de economie krimp, is de wegverbreding nie
nodig en zal zon invesering o welvaarsverlies leiden. Op basis van die wee exreme
scenarios is he dan voor een beleidsmaker lasig om een keuze e maken.
Omgekeerd, als de scenarios dich bij elkaar liggen, is de bandbreede (e) klein.
De kans is dan groo da een beleidsvoorsel min o meer hezelde scoor in beide
scenarios; de problemen zijn immers ongeveer even groo. Pak he voorsel posiie ui
in beide scenarios, dan is de onereche suggesie da he wel goed zi. Door de smalle
bandbreede ussen de scenarios kan de werkelijke onwikkeling gemakkelijk buien die
bandbreede vallen en kan he beleidsvoorsel alsnog onrendabel blijken.
Wa is een goede bandbreede? Wanneer is he scenario e hoog o juis nie laag
genoeg? De kuns is om die bandbreede zo e kiezen da he gros van de denkbare
onwikkelingen erbinnen val, maar da er ruime is voor minder waarschijnlijke
onwikkelingen erbuien. Een scenario is echer geen voorspelling. In veel gevallen is he
onmogelijk om waarschijnlijkheden e koppelen aan onwikkelingen. We maken daarom
een inschating, gebaseerd op exper judgmen en hisorische onwikkelingen. Zo is de
invulling van de arbeidsproduciviei, een cruciale drijveer voor economische groei,
gebaseerd op de spreiding in hisorische reeksen. Een direce relaie ussen de
bandbreede en de kansverdeling van de scenarios is er nie. Soms kunnen we wel ies
zeggen over de kansverdeling. Voor de demografische projecies hebben we bijvoor-
beeld gebruikgemaak van de prognose-inervallen van he CBS. De bandbreede voor
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
21/46
19Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
Figuur 2.2
Bron: PBL/CPB
wlo2015.n
l
Waarneming
Mogelijke ontwikkelingen
WLO-scenario
Scenario Hoog
Scenario Laag
Bandbreedte in WLO-scenario's
Basisjaar 2050
Themaische onzekerheidsverkenningen
De modulaire opze bied de mogelijkheid om hema-specifieke verkenningen
e maken. He kan bijvoorbeeld gaan om een andere plausibele combinaie van
scenariokeuzes, zoals in de module Regionale onwikkelingen en versedelijking,
waar we in een varian op he scenario Laag een serke concenraie van de
bevolking in de Randsad verondersellen in plaas van een meer gemaigde
verdeling. He kan ook gaan over onderwerpen waarvan de effecen nog e
weinig uigekrisalliseerd zijn om ze sandaard in de reereniepaden mee e
nemen, zoals auomaisch rijden. Ten slote zijn er ook onwikkelingen waar
in beleidskringen discussie over is en die groe gevolgen kunnen hebben,
maar die nie goed in de reereniescenarios passen. Voorbeelden zijn he
evenuele wegvallen van de hub-uncie van Schiphol (in de module Mobiliei)
o de implemenaie van weegraden-klimaabeleid (in de module Klimaa en
energie). De keuze voor die aanvullende onzekerheidsverkenningen is geoes
bij deparemenen. De beleidsrelevanie saa voorop. Deze aanvullende
onzekerheidsverkenningen hebben soms de vorm van een gevoeligheidsanalyse
(kwaliaie en kwaniaie), soms leid da o een uigewerke varian op de
reereniescenarios.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
22/46
20 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
de bevolkingsoename ussen scenario Hoog en scenario Laag correspondeer me he
67 procen onzekerheidsinerval ui de sochasische bevolkingsprognose van he CBS
(zie WLO-cahier Demografie).
De keuze voor rusige scenarios hee een prijs. We zoeken dus nie de randen van he
speelveld op (geen uibijers, geen bes- o wors cases), maar maken inschatingen
van wa in he Hoge scenario een realisische aanname is en wa in he Lage. De wee
scenarios omspannen daarmee nie alle mogelijke uikomsen. He is denkbaar, maar
minder waarschijnlijk, da werkelijke onwikkelingen buien de bandbreede van de
wee scenarios zullen vallen. Figuur 2.2 gee hiervan een gesileerd beeld.
Overigens kunnen die minder waarschijnlijke scenarios voor he beleid relevan zijn.
De verschillende hemaische WLO-cahiers gaan in op di soor varianen (zie kader
Themaische onzekerheidsverkenningen).
He uigangspun om rusige scenarios e onwikkelen leid in vergelijking me de WLO-
2006 o kleinere bandbreedes. Groweg is de bandbreede ussen Hoog en Laag de
hel van de bandbreede ussen he hoogse en he laagse scenario in de WLO-2006.
2.4 Beperkingen van de WLO
Deze oekomsverkenning hee een aanal beperkingen. Drie belangrijke beperkingen
zijn i) he uiwerken van slechs wee, rusige, scenarios, ii) he inperken van he aanal
beleidserreinen, en iii) he nie zel uiwerken van een buienlandbeeld.
Door slechs wee scenarios ui e werken doen we misschien onvoldoende rech aan
de (vele) undamenele onzekerheden over oekomsige onwikkelingen. Door rusige,
beleidsarme scenarios e onwikkelen bevesigen we in zekere mae de saus quo.
De onzekerheidsverkenningen bieden aanvullende inzichen. In de WLO-Bijsluier word
dieper ingegaan op de beperkingen (en de mogelijkheden) om op basis van deze wee
reereniescenarios beleidsanalyses e doen.
Deze sudie dek veel relevane beleidserreinen a, maar gaa nie in op alle erreinen
van de ysieke leeomgeving. Zo worden in de Omgevingswe naas verkeer en vervoer
en landbouw ook waer, nauur en he gebruik van nauurlijke hulpbronnen onder-
scheiden. Weliswaar gaa de WLO in op energie en landbouw, maar de analyse van
nauur en waer is beperk. Nauurlijke hulpbronnen als mealen en andere mineralen
vallen buien he besek van deze sudie. Di beeken da voor een analyse over
bijvoorbeeld circulaire economie deze WLO nie direc bruikbaar is. Da geld bijvoor-
beeld ook voor de woningmark en de mark van he commercieel vasgoed (kanoren,
winkels). Deze marken zijn in he kader van deze WLO nie onderzoch. De WLO kan
echer wel he sarpun zijn voor nadere analyses. De hemas waerveiligheid en
zoewaervoorziening zijn uivoerig belich in he Delaprogramma aan de hand van
de Delascenarios en worden hier nie nader uigewerk (PBL 2013b).
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
23/46
21Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
Anders dan bij de vorige WLO is er geen uigebreid buienlandbeeld gemaak. We haken
voor deze sudie aan bij recene mondiale scenarios, zoals de SSP-scenarios van de
OESO (OECD 2013). Ook is er geen uigebreide secoranalyse gedaan. We volgen min o
meer de secoronwikkeling zoals die in eerdere analyses is gebruik (me name de WLO-
2006, en voor de onwikkeling van energie-inensieve secoren de Naionale Energie-
verkenning 2015, Schoos en Hammingh, 2015). Er is voor gekozen om in deze WLO ui e
gaan van gelijkblijvende (regionale) inkomensverschillen (CPB/PBL 2015a). De (mogelijke)
oe- o aname van ongelijkheid en de gevolgen voor de ysieke leeomgeving blijven dan
ook buien beschouwing. Een nadere verkenning van di onderwerp verg een uigebrei-
de sudie die binnen he besek van de WLO nie mogelijk is.
Tabel 2.1
Aanvullende onzekerheidsverkenningen
Module Onzekerheidsverkenningen
Kwaliaie Kwaniaie
Demografie Migraie
Levensverwaching
Vruchbaarheid
Macro-economie
Regionale
onwikkelingen en
versedelijking
Regionale spreiding in Hoog
Serkere regionale
concenraie in Laag
Mobiliei
Personenvervoer Serke impac van ICT
Auomaisch rijden
Deelauos
Tweegradendoelselling
Regionale spreiding in Hoog
Serkere regionale
concenraie in Laag
Hoge olieprijs in Hoog
Weinig klimaabeleid in hoog
Vrachvervoer Reshoring van producie
Onwikkeling van nieuwe
verbindingen voor
inernaionale handel
Veranderingen in de logisieke
concepen en organisaie Tweegradendoelselling
Luchvaar Tweegradendoelselling Ruimere invulling
Aldersakkoorden in Hoog
Wegvallen hubuncie
Schiphol in Laag
Klimaa en energie Tweegradendoelselling me
nadruk op cenrale energie
Tweegradendoelselling me
nadruk op decenrale energie
Landbouw Burger aan ze
Landbouw aan ze
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
24/46
22 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
In di hoodsuk gaan we in op de reereniescenarios Hoog en Laag. In scenario Hoog
is sprake van snelle echnologische groei en een groeiende bevolking, mede door
serke arbeidsmigraie. In scenario Laag zeten rage echnologische vooruigang
en een krimpende bevolking een rem op de economische groei. Tabel 3.1 gee een
aanal basiskenmerken.
We preseneren de resulaen voor de zes WLO-hemas: Demografie, Macro-economie,
Regionale onwikkelingen en versedelijking, Mobiliei, Klimaa en energie,
en Landbouw. De richjaren zijn seeds: 2030 en 2050.1Voor we ingaan op de zes
hemas, kijken we eers kor naar onwikkelingen over de grens.
3.1 De internationale omgeving
De ocus in de scenarios lig op de onwikkeling in Nederland. We kunnen Nederland
echer nie los zien van de onwikkelingen in de res van de wereld.
In he scenario Hoog is sprake van een relaie groo inernaionaal verrouwen, me
bijbehorende veiligheid, florerende handel, liberalisering, concurrenie en globalisering.
Inernaionale samenwerking, zowel binnen Europa als ussen Europa en andere landen,
is succesvol. Bovendien is daardoor sprake van een relaie snelle echnologische
onwikkeling en een relaie hoge economische groei. Vanui de VS simuleren nieuwe
ICT-oepassingen in de diensensecor en de zorg de produciviei in secoren die o nu
oe acherbleven. Europa pak deze onwikkelingen deels op. Van de financile marken
gaa een posiieve invloed ui. Groei en handel verserken elkaar in de voornaamse
regios. De rendmaige bbp-groei in de VS, Europa en ook Nederland blij in di scenario
beperk o ongeveer 2 procen per jaar, vooral door demografische onwikkelingen.
De groei van de beroepsbevolking inclusie migraie en he aanal werkenden lever
slechs een bescheiden bijdrage aan de groei. De eche groei zi in China, India en andere
opkomende marken. Hervormingen in de EU zorgen ervoor da Iali, Frankrijk,
Porugal, Spanje en Griekenland een deel van hun achersand op andere lidsaen
inlopen. Noord-Europese landen profieren van de groei op de inerne mark voor
diensen. Energieprijzen worden nie belemmerd door geopoliieke spanningen en
Wa verellen descenarios?
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
25/46
23Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
blijven relaie laag. De wereld slaag erin om bindende klimaaaspraken e maken
waardoor de emperauursijging en opziche van 1990 beperk blij o 2,5 o 3 graden.
He scenario Laag is in zeker opzich de egenhanger van Hoog. In Laag zijn er in de
wereld meer spanningen en conflicen. Er is in di scenario minder inernaionaal
verrouwen, he is minder goed mogelijk om inernaionale aspraken e maken,
liberalisering, globalisering en inernaionale handel reiken minder ver. Concurrenie is
daardoor minder krachig en er is minder innovaie, waardoor de wereldwijde econo-
mische groei lager is. De olieprijs loop op, me name vanwege geopoliieke spanningen
en conflicen. In he Lage scenario leiden beperke mogelijkheden en rage reacies
slechs o een gemaigd hersel in Europa en Nederland. De beperkingen besaan
vooral ui een rage echnologische vooruigang en een sagnerende inerne mark.
Er is weinig ambiie om verdergaande klimaaaspraken e maken waardoor de wereld
aseven op een emperauursijging van 3,5 o 4 procen en opziche van 1990.
Tabel 3.2 gee een overzich van enkele voor Nederland relevane onwikkelingen.
He buienlandbeeld is genspireerd op de recene se van mondiale scenarios:
de zogenoemde Shared Socio-Economic Pahways (SSP) en de kwaniaieve
uiwerking daarvan door de OESO (2013).
Tabel 3.1
Basisaannames reereniescenarios
Onzekerheid Scenario Hoog Scenario Laag
Demografie Hoog migraiesaldoSerke sijging
levensverwaching, hoge
vruchbaarheid
Laag migraiesaldoBeperke sijging
levensverwaching, lage
vruchbaarheid
Economie Serkere groei
wereldeconomie eninernaionale handel
Behoud concurrenieposiie,
Serkere groeiarbeidsproduciviei
Groere diensensecor
Beperke groei
wereldeconomie eninernaionale handel
Behoud concurrenieposiie,
Gemaigde groeiarbeidsproduciviei
Kleinere diensensecor
Technologie Snellere onwikkeling Tragere onwikkeling
Klimaabeleid Subsanieel Beperk
Energieprijzen (olie, kolen, gas) Laag Hoog
Ruime Voorzeting rend o
concenraie in de Randsad en
enkele groe seden
Azwakking concenraierend
Gedrag consumenen Geen undamenelegedragsverandering
Geen undamenelegedragsverandering
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
26/46
24 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Tabel 3.2
Enkele kerngegevens inernaionale onwikkeling in scenario Hoog en scenario Laag
Scenario Hoog Scenario Laag
2030 2050 2030 2050
(2015=100)
Bbp-wereld
Bbp-EU28
Wereldhandel
Olieprijs in US$/barrel in eindjaar
CO2-prijs in /CO
2in eindjaar
3.2 Bevolking en huishoudens in 2030 en 2050
Demografische onwikkelingen hebben een groe invloed op de ysieke leeomgeving.
Zo hang de vraag naar voedsel en energie serk a van de groote en de samenselling
van de bevolking, de vraag naar woningen is direc gekoppeld aan he aanal
huishoudens. Geboore, sere n migraie zijn de belangrijke drijvende krachen.
In he scenario Hoog gaan hoge economische groei en hoge bevolkingsoename samen.
Een meer open samenleving leid o meer buienlandse migraie. Daarnaas neem ook
de levensverwaching relaie serk oe, van 80 en 83 voor respecievelijk mannen en
vrouwen in 2014 naar ongeveer 87 respecievelijk 90 in 2050. De hogere welvaar gaa
namelijk gepaard me een gezondere leesijl, en de snelle echnologische onwikkeling
in di scenario leid o nieuwe en beere medische echnieken. De hogere welvaar
hee ook een posiie effec op de vruchbaarheid.
In he scenario Laag is er sprake van een bescheiden economische groei. Die gaa samen
me een beperke oename van de levensverwaching in 2050 van ongeveer 4 jaar en
opziche van 2014 voor zowel mannen als vrouwen en een lagere vruchbaarheid.
Mensen worden minder oud dan in he hoge scenario en er worden minder kinderen
geboren. Ook de migraie is beperker.
Migratie is een cruciale, onzekere actor
Vooral de buienlandse migraie hee een serk effec op de bevolkingsgroei.
He migraiesaldo (he verschil ussen immigraie en emigraie) is in de komende
decennia dan ook groer dan de nauurlijke aanwas (he verschil ussen geboore
en sere). He is evens een van de mees onzekere acoren. Hisorisch is he
migraiesaldo bijzonder grillig. In Nederland was he in vergelijking me andere landen
in Europa de laase jaren laag. Zonder de buienlandse migraie (migraiesaldo
nul) zou de bevolking in scenario Hoog, ondanks een gunsige onwikkeling van de
vruchbaarheid en sere, amper groeien. Dankzij migraie groei de bevolking in he
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
27/46
25Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
scenario Hoog echer nog gedurende de gehele periode. De bevolking, die nu bijna 17
miljoen personen bedraag, neem in Hoog oe o ruim 19 miljoen personen in 2050.
De bevolkingsgroei in di scenario wijk daarmee nie veel a van de onwikkeling in de
agelopen decennia. In Laag, me een veel lager migraiesaldo, blij de bevolking o
2030 nog sabiel, maar daarna is er sprake van krimp. In 2050 kom de bevolking in di
scenario ui op ruim 16 miljoen personen.
Vergrijzing neemt sterk toe
Vergrijzing is een van de belangrijke onwikkelingen die de oekomsige onwikkelingen
in de leeomgeving zullen benvloeden. Nu is nog n op de zes Nederlanders ouder dan
65 jaar, in 2050 geld da voor n op de vier. He gaa om een oename van ongeveer
wee miljoen personen.
He aanal pensioengerechigden neem overigens maar me 1 miljoen oe, vanwege he
oprekken van de AOW-leeijd, in lijn me de sijgende levensverwaching. In he
scenario Hoog is de pensioenleeijd in 2050 71,5 jaar en in he scenario Laag 69,5 jaar.
Dankzij die hogere pensioenleeijd blij de poenile beroepsbevolking in he scenario
Hoog o 2050 beperk doorgroeien; van 12,7 miljoen in 2014 naar 12,9 miljoen in 2050.
In he scenario Laag is de poenile beroepsbevolking in 2030 even groo als nu; daarna
ze een krimp in, waardoor die in 2050 op 11,4 miljoen uikom.
Meer oudere huishoudens
In he scenario Hoog neem he aanal huishoudens serk oe: van ruim 7,5 miljoen in
2015 naar ongeveer 9,5 miljoen in 2050. Kinderen gaan eerder he huis ui en blijven
langer alleen wonen. Ouderen blijven langer zelsandig wonen. Vooral he aanal
alleensaanden neem dan ook serk oe. Er zijn nu rond de 3 miljoen alleensaanden;
o 2050 word in he scenario Hoog een groei me 1,5 miljoen voorzien. In he scenario
Tabel 3.3
Onwikkeling bevolking en aanal huishoudens in 2030 en 2050
Scenario Hoog Scenario Laag
2015 2030 2050 2030 2050
(mln) (2015=100)
Toale bevolking ,
0-19 jaar ,
20-64 jaar ,
65+ ,
Aanal huishoudens ,
Me hoodbewoner 65+ ,
Alleensaanden ,
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
28/46
26 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Laag neem he aanal huishoudens (en alleensaanden) maar amper oe in de
oekoms. Door de vergrijzing sijg vooral he aanal oudere huishoudens (me een
hoodbewoner van 65 jaar o ouder): van bijna 2 miljoen in 2015 naar in 2050 (ruim)
3 miljoen.
3.3 Macro-economie
Economische groei is naas demografische groei n van de belangrijkse drijvende
krachen acher onwikkelingen in de ysieke leeomgeving. Meer producie en hogere
inkomens leiden in de regel o meer energieverbruik, meer mobiliei en een groer
beslag op land.
Economische groei in bbp-ermen kan worden opgesplis in groei van de arbeids-
produciviei (he bbp per werkende) en de groei van de werkgelegenheid.
Technologische vooruigang is de belangrijkse aanjager voor de groei van de
arbeidsproduciviei. De groei van de paricipaiegraad (aanal werkenden per
hood van de bevolking) en de groei van de bevolking bepalen samen de groei van
de werkgelegenheid.
Technologie is d grote onzekerheid
Hoe echnologie en daarmee de arbeidsproduciviei zich in de oekoms onwikkel
is n van de groe onzekerheden. Saa de samenleving juis aan he begin van groe
sprongen in auomaisering en roboisering o is ICT zo ongeveer uigewerk? Volgens
opimisen bevind de ICT-revoluie zich nu in een ase waarin innovaies zo ongeveer
de hele economie besrijken en op zichzel voorbouwen. Veelbelovend is he cluser
nanoechnologie, bioechnologie, inormaieechnologie en cogniieve echnologie,
de zogenoemde NBIC-echnologien. Veel word verwach van doorbraken in de
onwikkeling van de smar machinesen robos. Deze onwikkeling moe leiden o groe
producivieissijgingen. De pessimisen daarenegen zijn scepisch over de verdere
bijdrage van de inormaieechnologie. Er kom elk jaar nog wel een nieuwe iPad en
iPhone, maar da is he wel zo ongeveer. Er zijn wijels over de koms van een nieuwe
doorbraakechnologie binnen azienbare ijd.
In he scenario Hoog kiezen we he perspecie waarin ICT serk bijdraag aan
auomaisering en roboisering, de wereld relaie open is en de bijdrage van he
onderwijs aan economische groei minder snel avlak. In he scenario Laag zak de
producivieisgroei in, omda de suwende rol van de ICT-secor wegval.
Arbeidsparticipatie is in beweging, bevolking vergrijst
Twee onwikkelingen werken egen elkaar in. In he begin van de scenarioperiode leid
de oenemende vergrijzing o een subsanile daling van he aanal werkenden per
hood van de bevolking. Laer, als de vergrijzing over he hoogepun heen is, lever he
op hogere leeijd me pensioen gaan, een posiieve impuls aan de paricipaiegraad.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
29/46
27Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
In scenario Hoog neem de omvang van de poenile beroepsbevolking nog zodanig
oe, da de werkgelegenheid per saldo nog groei. In Laag is da nie he geval en zal de
werkgelegenheid vana ongeveer 2030 gaan anemen.
Minder groei dan in het verleden
Op basis van beschikbaar empirisch hisorisch bewijsmaeriaal en kwaliaieve
argumenen en verhaallijnen in de weenschappelijke lierauur, associren we he
scenario Hoog me op de lange ermijn een bbp-groei van 2 procen per jaar, en
he scenario Laag op de lange ermijn me een bbp-groei van 1 procen per jaar.
De groeipercenages van 2 en 1 procen sporen goed me wa andere inernaionale
sudies voor Nederland berekenen. Deze groeipercenages zijn haalbaar, ondanks de
mogelijk negaieve effecen van verdergaande klimaaverandering, uiputing van
grondsoffen en verlies van nauur. Voor Nederland zijn die negaieve effecen in de
periode o 2050 namelijk beperk. Demografie en innovaie zijn belangrijker voor
economische groei op lange ermijn. Voor de middellange ermijn, o 2030, houden we
rekening me de diepe recessie van de laase jaren; de economie moe weer naar zijn
langeermijn-groeipad oe groeien. He empo waarin di gebeur is onzeker.
In de periode van 1980 o de economische crisis in 2008 was de economische groei in
Nederland gemiddeld 2,6 procen per jaar. Da is beduidend hoger dan de groei in he
Hoge scenario. De anemende groei van de bevolking en de verdergaande vergrijzing
leiden eroe da, ondanks de hogere pensioenleeijd, de poenile bevolking minder
hard zal groeien dan in he verleden, wa een drukkend effec hee op de
bbp-onwikkeling.
Sectorstructuur
De Nederlandse economie hee zich de agelopen decennia onwikkeld o een
dienseneconomie. In 2013 werd bijna driekwar van de bruo oegevoegde waarde
en bijna 80 procen van de werkgelegenheid in de diensensecor gerealiseerd.
Veronderseld is da in beide scenarios de verdienselijking van de economie in de
komende jaren doorze (zie figuur 3.1)
Tabel 3.4
Onwikkeling bbp, arbeidsproduciviei en werkgelegenheid in 2030 en 2050
Scenario Hoog Scenario Laag
2013 2030 2050 2030 2050
(niveaus) (2013=100)
BBP(in mrd, markprijzen 2010)
Arbeidsproduciviei
Werkgelegenheid (in mln) ,
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
30/46
28 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
In he scenario Hoog vind de economische groei vooral plaas in de commercile
diensensecor. In he scenario Laag is de overheids- en zorgsecor n van de snelle
groeiers. Door de relaie serke groei van de diensensecor neem he aandeel van
deze secor in he bbp in beide scenarios oe o meer dan 80 procen. De secorale
onwikkeling van de werkgelegenheid volg grosso modo die van de bruo oegevoegde
waarde. In he scenario Hoog werk in 2050 meer dan een derde van de bevolking in de
overheids- en zorgsecoren en meer dan de hel in de commercile diensensecoren.
In oaal werk in Hoog meer dan 85 procen van de bevolking in de diensensecor.
In Laag lig da percenage ne ies onder de 85, me ruim 35 procen van de werk-
gelegenheid in de overheids- en diensensecoren en bijna de hel in de commercile
diensensecor.
3.4 Regionale ontwikkelingen en verstedelijking
Waar gaan de mensen wonen? Waar gaan ze werken? Ze de rek naar de sad en de
Randsad van de agelopen jaren door? Welke beleidsopgaven onsaan door regionale
onwikkelingen? Vooral de rek naar de sad is onzeker: ze die zich in de oekoms
Figuur 3.1
2000 2013 Hoog Laag Hoog Laag0
20
40
60
80
100
%
Bron: CBS Statline; CPB/PBL
wlo2015.n
l
Dienstensectoren
Overheid en zorg
Overige commercile diensten
Handel en transport
Overige sectoren
Overige nijverheid
(delfstoffenwinning, overige nutsbedrijven en bouw)
Industrie
Landbouw
Bruto toegevoegde waarde
Sectorstructuur volgens WLO-scenario's
2030 2050
2000 2013 Hoog Laag Hoog Laag0
20
40
60
80
100
%
wlo2015.n
l
Werkgelegenheid
2030 2050
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
31/46
29Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
door o nie? Ies zakelijker geormuleerd, he is onzeker o er meer spreiding o
concenraie van wonen en werken zal plaasvinden.
Minder groei
Groei is in de meese delen van he land nie meer vanzelsprekend. De snelle
uibreiding van he sedelijk gebied in de agelopen decennia zal de komende ijd
langzamer gaan. In andere regios is sabilisaie en/o krimp van de bevolking en
werkgelegenheid een rele mogelijkheid, vooral na 2030. In figuur 3.2 is er in de rode
regios in beide scenarios sprake van groei van de bevolking, huishoudens en banen;
in de donkerblauwe regios is er alijd krimp. Lichere kleurinen geven aan da
onwikkelingen aangen van he scenario.
He oaalbeeld suggereer drie oekomsige vraagsukken die mede bepaald worden
door ruimelijke onwikkelingen. Allereers moe he beleid zien om e gaan me de
onzekerheid: groei is in veel gebieden nie meer vanzelsprekend. Di vraag in veel
regios om een adapieve planning. Ten weede kan in scenario Hoog he opvangen
van de groei in sommige sedelijke regios in he wesen van he land een opgave
worden, bijvoorbeeld he vinden van geschike locaie om woningen e bouwen.
Figuur 3.2
Verandering van bevolkingsomvang, aantal huishoudens en aantal banen per COROP-gebied
volgens WLO-scenario Hoog en Laag, 2012 2050
Bevolkingsomvang
wlo2015.n
l
Aantal huishoudens Aantal banen
wlo2015.n
l
wlo2015.n
l
Bron: PBL/CPB (Tigris XL)
Groei
Scenario Hoog
Sce
nari o
Laa
g
Stabiel Krimp
Groei
Stabiel
Krimp
- -
-
Stabiel betekent een mutatie van kleiner dan 5%.
Groei respectievelijk Krimp betekent een mutatie van minimaal 5%.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
32/46
30 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
En en derde rijs de vraag hoe om e gaan me he vooruizich van srucurele krimp
in sommige regios.
Grote regionale verschillen
He reereniescenario Hoog gaa ui van een oenemende concenraie van wonen en
werken in de (Rand)sad in de komende decennia, in Laag ze de concenraieendens
ook door, maar veel minder serk. Volgens beide scenarios blij er dus sprake
van concenraie, vooral vanwege een relaie hoog saldo nauurlijke aanwas,
die samenhang me de huidige relaie jonge bevolkingsopbouw in deze gebieden.
Ook is in de Randsad (Holland, Urech en Flevoland) en in sedelijke gebieden sprake
van een relaie hoog buienlands migraiesaldo. Om deze redenen lig de kern van de
groei van de bevolking in de Randsad en in de meese sedelijke regios, me name voor
2030. Buien de Randsad is de bevolkingsgroei lager. Grensregios in Overig Nederland
(Noord-Nederland, Zeeland en Limburg) laen in beide reereniescenarios een lage
groei en soms krimp zien.
Neem he aanal inwoners vooral oe in de (Rand)sad en nie in andere delen van he
land, he aanal huishoudens groei wel bijna in heel Nederland. Onder beide scenarios
is er sprake van een orse huishoudensgroei. He verschil in groei ussen de Randsad en
de inermediaire zone (Overijssel, Gelderland en Noord-Braban) is kleiner bij he aanal
huishoudens dan bij he aanal inwoners. Di hee e maken me verschillen in
huishoudensverdunning. In de inermediaire zone voorzien de scenarios meer
huishoudensverdunning dan in de Randsad. Me name in de vier groe seden me
hun kleine gemiddelde huishoudensomvang lig verdere huishoudensverdunning
minder voor de hand. Huishoudensverdunning in de inermediaire zone beeken ook
da daar de vraag naar woningen oeneem (een huishouden berek doorgaans een
woning), hoewel de bevolkingsgroei in de Randsad hoger is.
Tabel 3 .5
Onwikkeling van de bevolking naar landsdeel
Scenario Hoog Scenario Laag
2012 2030 2050 2030 2050
mln (2012=100)
Randsad ,
Inermediaire zone ,
Overig Nederland ,
Toale bevolking ,
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
33/46
31Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
Ook he aanal banen groei in beide scenarios he serks dan wel krimp he mins
in de Randsad en in de sedelijke gebieden. Di geld me name na 2030. Regionale
cenra buien de Randsad zien ook een relaie serke onwikkeling van he aanal
banen egemoe. In Overig Nederland is de banengroei gering (scenario Hoog) o
negaie (scenario Laag).
3.5 Mobiliteit
Blij de mobiliei ook in de oekoms groeien? Wa is de rol van nieuwe echnologie?
Zijn de geplande uibreidingsplannen van he wegenne voldoende om de oename van
he aanal kilomeers op e vangen? Kan Schiphol een oename van he vliegverkeer
accommoderen? Anwoorden op deze vragen bepalen he mobilieisbeleid van de
komende decennia.
Tabel 3.6
Onwikkeling van he aanal huishoudens naar landsdeel
Scenario Hoog Scenario Laag
2012 2030 2050 2030 2050
mln (2012=100)
Randsad ,
Inermediaire zone ,
Overig Nederland ,
Toale bevolking ,
Tabel 3.7
Onwikkeling banen naar landsdeel
Scenario Hoog Scenario Laag
2012 2030 2050 2030 2050
mln (2012=100)
Randsad ,
Inermediaire zone ,
Overig Nederland ,
Toale bevolking ,
Een baan is hier een (beaald) diensverband van werknemers o zelsandigen voor werk van enminse 12 uur
per week.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
34/46
32 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Geen radicale veranderingen
De vervoersvraag in de oekoms word in belangrijke mae bepaald door de
bevolkingsonwikkeling, macro-economische onwikkelingen en de verdeling van de
bevolking en de werkgelegenheid over Nederland. Ook inernaionale onwikkelingen
rondom klimaa en energie spelen een rol, zoals CO2-reducieaspraken en
energieprijzen.
Daarnaas zijn er al van onzekerheden die van groe invloed zijn op de oekomsige
onwikkeling van mobiliei. Technologische onwikkelingen veranderen besaande
vervoerwijzen en brengen mogelijk nieuwe vormen van ranspor me zich mee. Auos
worden zuiniger en schoner, de elekrische fies win errein, de zelrijdende auo kan op
de lange ermijn veel veranderen en vlieguigen worden siller. De eielijke onwikkeling
hang en slote ook a van de onwikkeling van he newerk: he aanbod van wegen en
reinen bij personen- en vrachvervoer, de geluidsresricies en de capaciei van
luchhavens voor de groeimogelijkheden van de luchvaar en Schiphol. Bij luchvervoer
gaan we in de reereniescenarios ui van handhaving van de hub-uncie van Schiphol.
He wegvallen van de hub-uncie zou een radicale verandering beekenen; die word
geanalyseerd in een aanvullende onzekerheidsverkenning.
Minder groei van het autobezit, wel groei van auto- en treingebruik
In beide scenarios is de onwikkeling van he auobezi duidelijk minder serk dan in
he verleden. Lie de agelopen 35 jaar nog een verdubbeling van he aanal auos zien,
de komende 35 jaar is de oename rond de 30 procen in Hoog en slechs 10 procen
in Laag. Die gemaigde onwikkeling kom door een lagere bevolkingsgroei en
Tabel 3.8
Onwikkeling personenmobiliei
Scenario Hoog Scenario Laag
2010 2030 2050 2030 2050
Mld (2010=100)
Aanal personenauos* ,
Verplaasingskilomeers
auobesuurder
Verplaasingskilomeers
auopassagier
Reizigerskilomeers
per rein
Reizigerskilomeers per
bus, ram, mero
Verplaasingskilomeers
langzaam verkeer
Voeruigverliesuren
hoodwegenne
* In mln
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
35/46
33Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
inkomensonwikkeling en door de relaie serke groei van de seden waar he auobezi
lager is. In he Hoge scenario leid he inernaionale klimaabeleid o duurdere maar
veel zuiniger auos. Di beperk de groei van he auobezi, maar leid ook o ook
lagere brandsofosen, waardoor he aanal auokilomeers wel blij oenemen.
De groei in he personenvervoer per spoor is vergelijkbaar me die op de weg. He aanal
verplaasingskilomeers als auopassagier, als reiziger per bus, ram o mero en per
fies o lopend neem duidelijk minder oe.
Een trendbreuk bij vrachtvervoer
De jaarlijkse groei van he vrachvervoer over land kom in beide scenarios ui onder
he hisorisch gemiddelde. Daarbij moe bedach worden da ook de economische
groei in scenarios Hoog en Laag lager is dan he hisorische gemiddelde over de
periode 1970-2013. Bovendien is de diensensecor sinds de jaren zevenig flink
gegroeid en kose van de verwerkende indusrie, hegeen een drukkend effec hee
op de onwikkeling van he vervoerde gewich. In beide reereniescenarios groei de
inernaionale aan- en avoer sneller dan he binnenlands vervoer. De voorschrijdende
globalisaie zorg namelijk voor een serke groei van invoer en uivoer. He aanal riten
neem o 2050 minder oe dan he aanal vervoerde onnen wegvervoer. He aanal
riten per vervoerde on daal als gevolg van hogere beladingsgraden, de inze van
zwaardere voeruigen en een groer aandeel beladen riten.
He vrachvervoer per spoor groei relaie hard. Ook hier speel de serke inernaionale
handel een rol. Daarnaas profieer he spoor van he oenemende belang van suk-
goed (conainers) en opziche van bulkgoed. De binnenvaar hee ook profij van de
serke groei van de inernaionale aan- en avoer, maar ondervind juis hinder van he
eruglopende aandeel van bulkgoed en van de sijgende brandsofosen omda de
binnenvaar in scenario Hoog gaa bealen voor zijn CO2-uisoo.
De filedruk neemt minder toe dan in het verleden
De oename van he aanal verliesuren (als maa voor de congesie) hang samen
me de onwikkeling van he aanal auokilomeers en he vrachverkeer op de
weg. Nie alleen de onwikkeling in he gebruik van de weg speel een rol, maar ook
de capaciei van wegen. To 2030 zijn diverse weguibreidingen gepland (o al in
aanleg) en deze zijn in de analyse meegenomen. Tussen 2010 en 2014 is he aanal
voeruigverliesuren me 30 procen agenomen. In he Hoge scenario sijg he weer
o 11 procen boven he niveau van 2010, in he Lage scenario blij he 30 procen lager
dan in 2010. Voor de periode na 2030 zijn nog geen nieuwe inveseringen voorzien.
In he Hoge scenario neem de congesie na 2030 dan ook flink oe (in 2050 ruim
80 procen boven he niveau van 2010). In de wereld van he Lage scenario volsaan de
nu voorgenomen inveseringen om op langere ermijn de congesie beneden he niveau
van 2010 e houden.
Bereikbaarheid is van meer aankelijk dan van files. Nie alleen de agelegde kilomeers
o de evenuele verraging zeggen ies over de bereikbaarheid, ook de geografische
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
36/46
34 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
bereikbaarheid (de hoeveelheid besemmingen die zijn e bereiken binnen accepabele
reisijd) is een relevane indicaor. De bereikbaarheid van banen neem voor alle
vervoerwijzen en alle scenarios oe als gevolg van een combinaie van voorgenomen
inveseringen in he vervoerssyseem, een serkere ruimelijke concenraie en in
scenario Hoog een oename van de werkgelegenheid.
Vooral groei en congestie in de Randstad
De Randsad ken de groose groei van bevolking en werkgelegenheid en daardoor ook
van de mobiliei (in scenario Hoog 45 procen groei en opziche van 2010, in Laag bijna
20 procen). Di ui zich ook in meer congesie, vooral na 2030. In 2050 zijn er in he Hoge
scenario in de Randsad wee keer zoveel files als in 2010, in Laag neem de congesie
ook in de Randsad a. De inermediaire zone (Gelderland, Overijssel, Noord-Braban)
groei bijna conorm he landelijk gemiddelde, me dien versande da he aanal
mensen da per rein reis ies serker groei en he aanal da de auo neem ies minder
serk. Congesie neem oe me ruim 80 procen in scenario Hoog en is sabiel in Laag.
In overig Nederland is de groei op alle ronen minder. De oale mobiliei groei me
een kwar in scenario Hoog en me vij procen in Laag, de auomobiliei me bijna 50
procen in Hoog en 15 procen in Laag. De congesie neem in he Hoge scenario me
ongeveer de hel oe, en in he Lage me ruim 20 procen a.
Externe effecten nemen a
Mobiliei breng exerne effecen me zich mee zoals milieubelasing en onveiligheid.
De uisoo van CO2door he wegverkeer neem in beide scenarios a. He zuiniger
worden van auos en he meer elekrisch rijden compenseren de groei van de
auomobiliei meer dan volledig. De emissie van schadelijke soffen door he
wegverkeer zal al o 2030 serk anemen, zeker als he verschil in NOx-uisoo ussen
es en prakijk bij de dieselauos word weggenomen. He aanal verkeersdoden
neem a. He aanal gewonden daal echer veel minder en zal in 2030 mogelijk nog nie
onder he huidige niveau uikomen.
Tabel 3.9
Onwikkeling vrachvervoer
Scenario Hoog Scenario Laag
2011 2030 2050 2030 2050
Mln on (2011=100)
Vervoerd gewich goederen
over de weg
per spoor
binnenvaar
Riten wegvervoer*
* in mln aanal riten
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
37/46
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
38/46
36 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
3.6 Klimaat en energie
Hoe zie he Nederlandse energieverbruik er ui? Hoe word energie geproduceerd en
wa gaa er gebeuren me emissies? Slaag Nederland erin om aan klimaadoelsellingen
e voldoen? Rondom energie en klimaa is van alles gaande. Nederland en Europa saan
aan de vooravond van een rendbreuk in he energiegebruik en de daarbij behorende
energieproducie.
Internationaal klimaatbeleid is cruciaal
He oekomsig energieverbruik word in belangrijke mae bepaald door onwikkelingen
in bevolking, economie en mobiliei. Daarnaas spelen energieprijzen en echnolo-
gische onwikkeling een rol. De belangrijkse onzekerheid is echer de mae waarin de
wereld er in slaag effecie klimaabeleid e voeren. Veel landen hebben de ambiie
uigesproken om op lange ermijn de mondiaal gemiddelde emperauursijging e
beperken o wee graden (de weegradendoelselling) en hebben ook he voornemen
om daadwerkelijk sappen in die riching e zeten.
Voor Nederland is he inernaionale klimaabeleid in belangrijke mae een gegeven, ne
als bijvoorbeeld de olieprijs. We verondersellen da Nederland de huidige aspraken
die lopen o 2030 volg. Daarna lopen de scenarios verder ui elkaar.
In he reereniescenario Hoog is er relaie veel inernaionale samenwerking
veronderseld: inernaionaal klimaabeleid kom van de grond. De relaie serke
echnologische onwikkeling druk de kosen van duurzame energie. De geopoliieke
spanningen blijven in di scenario beperk. Als gevolg hiervan zijn de ossiele
brandsoprijzen laag. In he scenario Laag verloop inernaionale samenwerking
sroever me als gevolg da de (mondiale en Nederlandse) klimaaambiie na 2030
verwaer. Geopoliieke spanningen leiden in di reereniescenario juis o relaie hoge
ossiele brandsoprijzen. In Hoog verondersellen we da de wereld afoers op een
opwarming van 2,5 o 3 graden; di veraal zich voor Nederland in een reducie van de
uisoo van broeikasgassen van 65 procen in 2050 en opziche van 1990. In scenario
Tabel 3.11
Onwikkeling Luchvaar
Scenario Hoog Scenario Laag
2013 2030 2050 2030 2050
(x 1000) (2013=100)
Vervoersvraag passagiers
Vervoersvraag vrach
Vluchen Schiphol
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
39/46
37Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
Laag word er na 2030 berekkelijk weinig vooruigang geboek, wa op lange ermijn
leid o een gemiddelde mondiale emperauursijging van 3,5 o 4 graden.
De realisaie van de weegraden doelselling val buien de bandbreede van de
scenarios Hoog en Laag. In de module Klimaa en energie word in een onzekerheids-
verkenning speciaal aandach beseed aan deze varian (zie WLO-cahier Klimaa
en energie).
Een oplopende CO2-prijs
De CO2-prijs is een maa voor de srengheid van klimaabeleid. In een selsel van
emissiehandel, zoals ETS, saa he voor de prijs die beaald moe worden om een
on CO2-ui e soen. Als de emissieruime klein is, zal de prijs oplopen. De CO
2-prijs
kan andersom ook gezien worden als de (marginale) kosen om de emissies me n on
e beperken. Bij srenger beleid moeen duurdere echnologien worden ingeze me
hogere kosen o gevolg. De CO2-prijs in he scenario Laag loop op van 4 euro per on
CO2in 2013 via 15 euro per on CO
2in 2030 o 40 euro per on CO
2in 2050. In he scenario
Hoog loop de CO2-prijs op van 4 euro per on CO
2in 2013 via 40 euro per on CO
2in
2030 o 160 euro per on CO2in 2050. In scenario Hoog convergeren de CO
2-prijzen
in ETS- en nie-ETS-secoren, in Laag blijven regionale en secorale verschillen in
CO2-prijzen besaan.
Steeds zuiniger met energie
Een groe bijdrage aan de vermindering van emissies word geleverd doorda de
samenleving in beide scenarios zuiniger me energie omspring. Als gevolg van he
gevoerde klimaabeleid is er in beide scenarios sprake van een absolue onkoppeling:
erwijl de economie groei, daal he energieverbruik. Die daling is me name in scenario
Tabel 3.12
Kerngegevens Klimaa en energie
Scenario Hoog Scenario Laag
1990 2013 2030 2050 2030 2050
Olieprijs (US2013$/barrel)
CO2-prijs (2013/CO2) -
Energieverbruik (finaal in PJ)
Hernieuwbare energie(als % van oaal)
Emissies (broeikasgassen,
MCO2-eq. in 1990, als %
.o.v. 1990 in andere jaren)
- - - - -
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
40/46
38 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Hoog serker dan in he verleden; als hisorische besparingsrends zouden worden
doorgerokken, zou he energiegebruik in Hoog in 2050 ongeveer 75 procen hoger
uikomen, in Laag ongeveer 35 procen.
Sterke groei hernieuwbare energie
He aandeel hernieuwbare energie in he oaal verbruik neem in beide scenarios oe
o ongeveer 25 procen in 2030. In 2050 loop di verder op o ongeveer 35 procen
in scenario Laag en bijna 50 procen in scenario Hoog. In beide scenarios neem
de energieproducie ui hernieuwbare bronnen oe, van een schamele 5 procen
in 2013 naar bijna de hel in 2050 in he Hoge scenario. Zels in Laag is he aandeel
hernieuwbaar in 2050 bijna 40 procen. Welke mix van emissiearme echnologien
hierbij uieindelijk dominan zal worden is op di momen onzeker. Wel lig he voor de
hand da inveseringskosen hoog zullen zijn. Daar saa egenover da verbruikskosen
naar verwaching zullen gaan dalen; gebruik van emissiearme echnologien, zoals
windmolens, zonnepanelen en aardwarme vergen hoge inveseringskosen, maar
leiden o relaie lage brandsofosen.
Avang en opslag van CO2is een belangrijke technologie
Ook in de oekoms blij de Nederlandse energievoorziening serk leunen op ossiele
energie. Om och aan de srenge emissiedoelsellingen in scenario Hoog e voldoen,
speel avang en opslag van CO2(CCS) een belangrijke rol. In di scenario word ongeveer
33 megaon CO2agevangen en opgeslagen in 2050, bijna een derde van de oale
emissies. De echnische opslagcapaciei voor CO2in de Nederlandse ondergrond
(in de Noordzee en op he vase land) is oereikend om gedurende zon 40 jaar deze
Figuur 3.3
2013 Hoog Laag Hoog Laag0
1000
2000
3000
4000
PJ per jaar
Bron: PBL/CPB
wlo2015.n
l
Niet-hernieuwbaar
Hernieuwbaar
Primair energiegebruik volgens WLO-scenario's
2030 2050
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
41/46
39Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
hoeveelheid CO2
op e slaan. Overigens bied de Noordzee nog meer mogelijkheden
voor CCS, bijvoorbeeld in Noorse gasvelden. Vooralsnog is de maaschappelijke
weersand groo. CCS is vooral belangrijk bij de warmevoorziening in de indusrie, bij
de producie van ransporbrandsoffen en bij elekricieiscenrales. CCS in combinaie
me energie ui biomassa verwijder per saldo CO2ui de luch (negaieve emissies).
3.7 Landbouw
Onwikkelingen in de landbouw hebben een groo effec op de ysieke leeomgeving.
Landbouw neem bijna 60 procen van he Nederlandse landoppervlak in beslag.
Mes, ammoniak, broeikasgassen en besrijdingsmiddelen komen in he milieu
erech. Landbouw benvloed daarmee bijvoorbeeld ook de nauur, he landschap en
schoon drinkwaer. Als gevolg van srengere milieueisen en krimpend areaal word de
speelruime voor de landbouw seeds kleiner.
Een belangrijke vraag is hoe de siuaie in de veehouderij zich de komende decennia
gaa onwikkelen. Dan gaa he om de onwikkeling van de mark, de rol en keuzes van
de consumen, keuzes van de ondernemers wa bere inensivering, exensivering,
en schaalvergroing. Maar ook om de beheersing van he mesprobleem, inpasbaarheid
van inensieve veehouderij en o de veehouderij erin slaag e verduurzamen.
De consumen is in de loop van de ijd meer eisen gaan sellen aan zijn voedsel: nie
alleen aan de prijs en kwaliei, maar ook aan de produciewijze (vooral he aspec van
diervriendelijkheid).
Keurmerk o gangbaar?
Er is een verschuiving zichbaar van gangbare landbouw naar keurmerklandbouw.
De keurmerklandbouw produceer op een wijze die verder gaa dan wetelijke eisen
rond dierenwelzijn, bodemecologie, gebruik van kunsmes en besrijdingsmiddelen
en anibioica. De gangbare landbouw produceer binnen de wetelijke producie-
kaders rond mes, dierenwelzijn en milieu. De meer exensieve vorm van de keurmerk-
landbouw pas goed bij onwikkelingen in de zogenoemde nauurinclusieve landbouw,
waar andere waarden onderdeel uimaken van he bedrijsmodel.
In he scenario Hoog ze de rend naar keurmerklandbouw door en neem een
gevesigde plaas in naas een verder inensiverende gangbare landbouw. In scenario
Laag blij de gangbare landbouw dominan en is een bescheidener plaas voor
keurmerklandbouw. De gangbare producie is per eenheid produc efficin en de
producie per hecare en/o per dier is hoog. De gangbare landbouw maak gebruik van
hulpbronnen zoals kunsmes, en maak in de planaardige eelen voornamelijk
gebruik van reguliere gewasbeschermingsmiddelen, de veehouderij maak gebruik van
reguliere anibioica. De keurmerklandbouw hee een ander produciewijze als he gaa
om de producie van melk, vlees o gewassen. Deze vorm van landbouw is exensiever
en maak minder gebruik van hulpbronnen als kunsmes.
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
42/46
40 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
Minder ruimte voor de landbouw
De onwikkelingen van de landbouw in Nederland worden mede bepaald door andere
ruimeclaims, zoals de oekomsige onwikkelingen rond wonen en werken, en de
claims die een relaie hebben me ambiies rond nauur en landschap. Er kom meer
nieuwe nauur (voor he Naionale Nauur Newerk) en he ruimebeslag door de
gebouwde omgeving neem oe. In he scenario Hoog neem he areaal landbouwgrond
in 2050 en opziche van nu a me 8 procen (150.000 hecare), in he scenario Laag me
5 procen (100.000 hecare). He gebouwde areaal neem he mees oe in de Randsand
en in Inermediaire gebieden; nauur neem relaie he mees oe in Inermediaire
gebieden en in Overig Nederland.
Milieudruk daalt
In beide scenarios daal de milieudruk. Da is vooral he gevolg van implemenaie van
emissie-reducerende maaregelen die voorvloeien ui Europese regelgeving. Daarnaas
spelen een verschil in de omvang van de veesapel, de mesproducie en verschillen in
he areaal landbouwgrond een rol. Zowel in scenario Hoog als Laag dalen de emissies
van ammoniak, lachgas, fijnso en siksooxide. De daling in scenario Hoog is daarbij
serker dan in scenario Laag.
Een uizondering is de emissie van he broeikasgas mehaan; die daal in scenario Hoog,
maar neem oe in scenario Laag, mede door de hogere melkproducie in Laag.
Ook neem he mesoverscho in scenario Laag oe en opziche van he reereniejaar,
erwijl he in Hoog daal. De oename van he mesoverscho in Laag maak mes-
verwerking een noodzakelijk onderdeel van di scenario. Di beeken voor de onder-
nemers exra kosen. Veronderseld is wel da meer mes zal worden aangewend in de
akkerbouw. In scenario Hoog daarenegen is er minder mesproducie, waardoor
mesverwerking minder noodzakelijk is.
In scenario Hoog is een hoger aandeel melkproducen me een keurmerk veronderseld.
Zon hoger keurmerkaandeel impliceer meer exensieve bedrijsvoering. Di beeken
een lagere vee-dichheid, lagere melkgi per koe en meer koeien in de wei. Waar op
di exensieve bedrijsype de graslandbemesing per hecare lager is en er minder
kunsmes word gebruik dan de wetelijke norm oesaa, kan di lokaal posiie
uiwerken voor de nauurwaarde en de waerkwaliei. In scenario Laag geld di voor
een kleiner aanal hecares dan in scenario Hoog. In de hoogproducieve gebieden in
zowel scenario Hoog als Laag zal de sikso- en osaabelasing nie veranderen.
Natuur- en waterkwaliteit
De kansen voor een verbeering van de nauur- en landschapkwaliei en de
waerkwaliei is in scenario Hoog groer dan in scenario Laag. Di is een gevolg
van he groere areaal nauur in scenario Hoog dan in Laag, en van de kleinere
veesapel die bijdraag aan verdere verlaging van de milieudruk. Ook he groere
aandeel exensieve melkveehouderij kan lokaal leiden o een verbeering van de
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
43/46
41Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenarios |
nauur- en waerkwaliei als ze in ecologisch kwesbaardere gebieden (bijvoorbeeld
delen van veenweidegebieden) o nabij seden liggen. Deze opies hebben minder
poenieel in scenario Laag. In de inensie beheerde gebieden zullen deze kansen voor
wa bere vermesing nie opreden.
Noot
1 He basisjaar verschil per hema, aankelijk van de beschikbare realisaiecijers.
Figuur 3.3
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Flevoland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
-8 -4 0 4 8
% van totale oppervlakte per provincie
Bron: PBL (Ruimtescanner)
wlo2015.n
l
Stedelijk, infrastructuur, stedelijk groen en recreatie
Natuurgebieden en gebieden met natuur als belangrijke nevenfunctie
Land- en tuinbouw
Scenario Hoog
Verandering van ruimtegebruik volgens WLO-scenario's, 2010 2050
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Flevoland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
-8 -4 0 4 8
% van totale oppervlakte per provincie
wlo2015.n
l
Scenario Laag
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
44/46
42 | Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving
CPB/PBL (2015), De economie van de sad, CPB-PBL-Noiie.
CPB, MNP, RPB (2006), Welvaar en Leeomgeving, scenarioanalyse, me medewerking
van onder andere RWS-AVV, Den Haag: Cenraal Planbureau, Milieu- en
Nauurplanbureau en Ruimelijk Planbureau.
IenM (2013), Brie behoeen deparemenen m.b.. opvolger WLO-2006, Kenmerk
IENM/BSK-2013/134663, juli 2013.
OECD (2013), Long-erm economic growh projecions in he Shared Socioeconomic Pahways,
Paris: OECD Publishing.
PBL (2013a), Scenarios maken voor milieu, nauur en ruime: een handreiking, Den Haag:
Planbureau voor de Leeomgeving.
PBL (2013b), Delaprogramma: di zijn de oekomsscenarios voor 2050 en 2100, Den Haag:
Planbureau voor de Leeomgeving.
Schoos, K, en P Hamming (2015), Naionale Energieverkening 2015, ECN-O15-033,
Peten: Energieonderzoek Cenrum Nederland.
Shell (2013), New Lens Scenarios, Shell Inernaional.
Lierauur
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
45/46
-
7/23/2019 PBL_2015_WLO_Nederland in 2030 en 2050
46/46
top related