als slapen niet lukt
TRANSCRIPT
CASUS
Als slapen niet lukt
Louwrens Boomsma
Slaapproblemen komen regelmatig ter sprake tijdens het
spreekuur van de huisarts en ook bij de praktijkonder-
steuner. Slaapmiddelen zijn gemakkelijk voor te schrij-
ven, maar leveren een grote groep chronische gebruikers
op, die met grote moeite van hun slaapmedicatie afstand
willen doen. Bij slaapproblemen zijn er betere
mogelijkheden.
Casus
De heer Peters is 65 jaar en komt voor controle van zijn
bloeddruk. Hij gebruikt een diureticum, waarmee de
bloeddruk redelijk onder controle was (meestal 140/85
mmHg). Hij heeft geen cardiovasculaire klachten. De
bloeddruk blijkt 150/95 mm Hg. De praktijkondersteu-
ner vraagt of hij een reden kan bedenken voor de wat
hogere bloeddruk. De heer Peters is wat aarzelend, maar
zijn vrouw die is meegekomen vertelt dat hij zo slecht
slaapt sinds hij gestopt is met werken. Hij is altijd gewend
geweest om rond tien uur naar bed te gaan. Maar tegen-
woordig ligt hij dan uren te draaien en te woelen voor hij
in slaap kan komen. Ook is hij ’s nachts vaak wakker. Hij
ziet er ’s avonds tegenop om naar bed te gaan en zou
graag wat tabletjes willen om eens goed te slapen.
De praktijkondersteuner wil nog wat meer weten: Het
slechte slapen bestaat nu een maand of vier en wordt
eerder slechter dan beter. Peters wordt er chagrijnig
van, ook naar zijn vrouw. Die beaamt dit. Peters heeft
35 jaar in de plantsoenendienst gewerkt en sliep altijd als
een blok. Hij zit nu het grootste deel van de dag op de
stoel, doet weinig en is ook aangekomen in gewicht.
Hij heeft bij de drogist wat ‘natuurlijks’ opgehaald om
te slapen, maar dat heeft niet geholpen. De praktijkon-
dersteuner vraagt naar gebruik van andere middelen:
koffie komt er ’s avonds niet meer in, maar soms neemt
Peters een borrel in de hoop te kunnen slapen. Dat leek
eerst wel te helpen, maar dat werkt nu ook niet meer.
Mevrouw Peters geeft aan dat die ene borrel inmiddels
tot drie is uitgegroeid. Haar man is ’s ochtends moeilijk
uit zijn bed te krijgen en doet vaak ’s middags een dutje.
Zij slaapt ook slechter door het woelen van haar man, die
ook snurkt, hetgeen haar vroeger nooit zo is opgevallen.
SCEGS
Het acroniem SCEGS geeft handvatten om het slaappro-
bleem in kaart te brengen:
Subjectief gaat het om slaapproblemen. Peters houdt
vast aan zijn oude slaapritme, gebaseerd op het overdag
leveren van flinke lichamelijke inspanning, maar dat doet
hij niet meer. Op oudere leeftijd is er minder slaap nodig,
zeker als de activiteiten afnemen. Door de slechte nacht-
rust is Peters overdag moe, onderneemt weinig en
gaat alsnog een dutje doen. Daarmee wordt het slaap-
waakritme verstoord en ontstaat een vicieuze cirkel.
Daar komt bij dat door de inactiviteit zijn gewicht toe-
neemt met meer kans op snurken en uiteindelijk mogelijk
zelfs een (obstructief) slaapapneusyndroom. Alcohol
heeft op dit proces een ongunstige invloed. Het effect
op inslapen is beperkt, de verdere slaap wordt onrustiger
en door verslapping van spieren in de bovenste keelholte
neemt het snurken toe. Interessant is dat de hoeveelheid
alcohol door Peters aangegeven minder is dan zijn echt-
genote waarneemt. Alcoholgebruik is zeker bij slaappro-
blemen een aandachtspunt.
Louwrens Boomsma (*)Louwrens Boomsma, huisarts, wetenschappelijk medewerkerNHG.
Tijdschrift voor praktijkondersteuning (2007) 02:29–30
DOI 10.1007/BF03074932
13
Cognities zijn de gedachten die Peters heeft rondom
zijn slapen. Als huisarts of praktijkondersteuner is het
gemakkelijk om deze gedachten in te vullen, maar het-
gaat om wat de patient denkt van zijn probleem. Natuur-
lijk kunt u Peters een beetje helpen om zijn gedachten
rond het slaapprobleem onder woorden te brengen.
Daarmee krijgt u ook een insteek om de irreele gedachten
te bespreken: Peters gaat uit van zijn oude slaapbehoefte,
die niet overeenkomt met zijn huidige levensstijl.
‘Alcohol maakt dat je beter slaapt’, maar dat valt tegen.
Tot slot leidt het moeilijk in slaap komen ook tot
negatieve gedachten als ‘Het slapen lukt toch weer niet’.
‘Niets heeft tot nu toe geholpen dus dat zal ook wel
tegenvallen.’
Emoties zijn het gevolg van de klachten en de gedachten
erover. Peters wordt chagrijnig. Hij had zich verheugd op
zijn vrije tijd na vele jaren ploeteren, maar zo is het leven
niets waard. Men kan hier denken aan een zich geleidelijk
ontwikkelende depressie. Slapeloosheid en verzoeken om
slaapmiddelen kunnen uitingen zijn van een depressie. Dat
veronderstelt geen uitgebreide anamnese, want met twee
vragen kunt u een inschatting maken:
‘Heeft u een sombere stemming of voelt u zich depres-
sief het grootste deel van de dag?’
‘Heeft u minder plezier of interesse in activiteiten die u
vroeger graag deed?’
Peters geeft aan dat het zover nog niet is, maar als het
lang duurt zou hij er depressief van kunnen worden.
Gedrag is de uiting van het functioneren. Peters doet
weinig, hij heeft geen fut en omdat hij weinig doet is hij ’s
avonds minder moe dan vroeger. Hoewel hij iedere avond
slecht slaapt, houdt hij vast aan zijn oude gedrag van op
tijd naar bed gaan, uren woelen et cetera. Dat blijkt niet
productief en dus is het zaak het roer om te gooien.
Sociaal is er veel veranderd in het leven van Peters. De
dagelijkse schaft met zijn collega’s, de grappen over langs-
lopende vrouwen, de week afsluiten met een pilsje van de
zaak. Het gaat niet meer vanzelf. Hobby’s heeft hij niet
echt en veel contacten buiten het werk waren er ook niet.
Slapen zonder pillen
Als huisarts of praktijkondersteuner zijn er voldoende
mogelijkheden om het slaapprobleem van Peters aan te
pakken en hem te motiveren om zijn huidige leefwijze
anders in te richten.
Het gebruik van slaaptabletten is vanwege het snurken
van Peters zelfs af te raden.
Ook het alcoholgebruik werkt averechts; ’s avonds
kan hij daarmee beter stoppen. Peters heeft meer kans
in te slapen als hij naar bed gaat als hij zich moe voelt dan
per se om tien uur. Als hij dan na een kwartier niet slaapt
is het zinvoller om het bed uit te gaan, iets te lezen of iets
anders te doen en het dan opnieuw te proberen. Ook als
hij een nacht slecht geslapen heeft, staat hij op tijd op en
doet ’s middags geen dutje. Het lichaam went dan weer
aan een gewoon dag- en nachtritme.
Vanwege zijn harde werken in het verleden, zou het
goed zijn als hij ook overdag wat actiever werd. Dat is
gunstig voor het gewicht, voor het inslapen en heeft ook
sociale aspecten.
Als huisarts of praktijkondersteuner kunt u proberen
Peters te overreden om een slaapdagboek bij te houden.
Daarin schrijft hij de activiteiten overdag en ’s avonds en
het slaappatroon ’s nachts. Peters ziet dat eerst niet zo
zitten, maar wil dat mede op aandringen van zijn vrouw
wel proberen.
Dagboek
In het dagboek van Peters is duidelijk het verband te zien
tussen activiteiten overdag en het inslapen. Na een ver-
jaardag met het nodige alcoholgebruik, blijkt het ave-
rechtse effect op het inslapen. Die nacht snurkt hij weer
meer, merkt zijn vrouw. Bij de interpretatie van een dag-
boek is het belangrijk dat de patient zelf zijn waarnemin-
gen doet en conclusies trekt en de hulpverlener hem niet
voorzegt, hoe groot die verleiding soms ook is. Peters en
zijn vrouw gaan nu regelmatig fietsen tot beider plezier
en helemaal als zij langs de vroegere collega’s rijden.
Peters heeft via een collega gehoord van de Stichting
‘Graag gedaan’, die hem direct heeft ingelijfd als vrij-
williger. Peters moet uitkijken dat hij het niet te druk
krijgt en slaapt meestal als een blok. De tijdsinvestering
is drie wat langere consulten en enig overleg met de
huisarts.
30 Tijdschrift voor praktijkondersteuning (2007) 02:29–30
13