7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

77
7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115 Deze handleiding bevat belangrijk veiligheidsinformatie en dient beschikbaar gesteld te worden aan personeel dat deze machine bedient en onderhoudt. 7/120 9/110 SERIENR : 658500679999 10/105 14/85 C.C.N. : 23116403 nl REV :D DATUM : JANUARI 2010 BEDIENINGS EN ONDERHOUDSHANDBOEK Vertaling van de originele instructie 7/170 10/125 14/115 SERIENR : 702800709999

Upload: others

Post on 08-Jul-2022

7 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

7/120, 9/110, 10/105, 14/857/170, 10/125, 14/115

Deze handleiding bevatbelangrijkveiligheidsinformatie en dientbeschikbaar gesteld te wordenaan personeel dat dezemachine bedient enonderhoudt.

7/120 9/110 SERIENR : 658500−67999910/105 14/85

C.C.N. : 23116403 nlREV : DDATUM : JANUARI 2010

BEDIENINGS EN ONDERHOUDSHANDBOEKVertaling van de originele instructie

7/170 10/125 14/115 SERIENR : 702800−709999

Doosan
Date
Doosan
test stamp
Page 2: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

1

De in deze handleiding vertegenwoordigde machinemodellen kunnen overal ter wereld op verschillende locaties gebruiktworden. Voor machines die naar grondgebieden van de Europese Unie verkocht en verzonden worden, wordt vereist dathet EC Keurmerk op de machine aangebracht wordt en dat zij aan verschillende EC Richtlijnen voldoen. In zulke gevallenis de ontwerpspecificatie van deze machine gecertificeerd als in overeenstemming met EC Richtlijnen zijnde. Eventuelemodificatie aan enig onderdeel is ten strengste verboden met als resultaat dat de CE Certificatie en Keurmerk ongeldigverklaard worden. Een verklaring van deze conformiteit volgt:

VOORBEELD

Page 3: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

VOORBEELD

Page 4: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115
Page 5: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

1 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

1 INHOUD

2 VOORWOORD

3 GARANTIE

8 STICKERS

12 VEILIGHEID

15 ALGEMEEN INFORMATIEAfmetingen.Specifikaties.

20 BEDIENINGSINSTRUKTIESBedrijfgereed maken.Voordat u begint.Starten.Stoppen.Noodstop.Herstarten.Kontrole tijdens bedrijf.Buitengebruikstelling.

27 MOTORHANDLEIDING

45 ONDERHOUDNormaal onderhoud.Smering.Snelheids− en drukregeling.Torsiewaarden.

58 SYSTEMEN IN DE KOMPRESSORElektrisch systeem.Leidingen en kontrolepaneel.

61 ONDERHOUDSGEREEDSCHAP

65 OPSPOREN VAN STORINGEN

67 OPTIES

70 ONDERDELEN BESTELLEN

AFKORTINGEN & SYMBOLEN

#### Serienurnmer wordt op aanvraag doorIngersoll Rand verstrekt.

−>#### Tot serienr.####−> Vanaf serienr.

* Niet geïllustreerd† ExtraAR Als vereistHA Kompressor voor hoge

omgevingstemperaturenF.H.R.G. Onderstel vaste hoogteV.H.R.G. Onderstel variabele hoogte

bg Bulgaarscs Tsjechischda Deensde Duitsel Grieksen Engelses Spaanset Estsfi Finsfr Franshu Hongaarsit Italiaanslt Litouwslv Letsmt Malteesnl Nederlandsno Noorspl Poolspt Portugeesro Roemeensru Russischsk Slowaakssl Sloveenssv Zweedszh Chinees

Page 6: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

27/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

VOORWOORDDe inhoud van dit handboek is te beschouwen als het

exklusieve eigendom van Ingersoll Rand en mag niet wordengereproduceerd ten behoeve van derden zonder devoorafgaande schriftelijke toestemming van Ingersoll Rand.

Niets van de inhoud van deze brochure dient ter aanvullingop enige garantie of voorstelling van zaken, expliciet of impliciet,betreffende de hierin beschreven produkten. Alle garanties, ofandere bepalingen of verkoopvoorwaarden dienen inovereenstemming te zijn met de Standaardbepalingen en−verkoopvoorwaarden van Ingersoll Rand die u op verzoekworden toegezonden.

Dit handboek bevat aanwijzingen en technische gegevenst.a.v. alle normale bedienings− en regelmatigeonderhoudstaken door bedienings− en onderhoudspersoneel.Grote revisies vallen buiten bestek van dit handboek enhiervoor dient men een bevoegd Ingersoll Rand service afdelingte raadplegen.

De ontwerp specificatie van deze machine is gecertificeerdals te voldoen aan EG richtlijnen. Als resultaat hiervan:

(a) zijn alle modificaties aan de machine ten strengste verbodenen maken EG certificatie ongeldig.

(b) wordt een unieke specificatie voor USA/Canada gebruikt diespeciaal op dat gebied afgestemd is.

Alle componenten, accessoires, leidingen en aansluitingendie aan het persluchtsysteem worden toegevoegd behoren:. van goede kwaliteit te zijn, gekocht te zijn van een fabrikantmet en goede reputatie en waar nodig door Ingersoll Randgoedgekeurd te zijn.. duidelijk geschikt te zijn voor een luchtdruk die minstensgelijk is aan de maximaal toelaatbare arbeidsdruk van demachine.. aangepast te zijn aan het smeermiddel en de koelvloeistofvan de compressor.. vergezeld te gaan door instructies over veilige montage,werking en onderhoud.

Details over goedgekeurde uitrustingen zijn verkrijgbaar bij deIngersoll Rand service−afdelingen.

Gebruik van andere reparatiedelen / smeermiddelen /vloeistoffen dan die welke onderdeel vormen van de IngersollRand lijst van goedgekeurde onderdelen, kan gevaarlijkesituaties scheppen waarover Ingersoll Rand geen controleheeft. Ingersoll Rand kan daarom niet verantwoordelijkgehouden worden voor apparatuur waarin niet−goedgekeurdeonderdelen geïnstalleerd zijn.

Ingersoll Rand behoudt zich het recht voor zondervoorafgaande mededeling wijzigingen en verbeteringen aan tebrengen en zonder de verplichting deze wijzigingen dan welverbeteringen aan te brengen in reeds verkochte produkten.

Het bedoelde gebruik van de machine wordt hieronder kortbeschreven en tevens voorbeelden van niet toegestaangebruik, maar Ingersoll Rand kan echter niet elke toepassing ofwerksituatie die zich kan voordoen, voorzien.

IN GEVAL VAN TWIJFEL TOEZICHTHOUDENDPERSONEEL RAADPLEGEN.

Deze machine is ontworpen en geleverd uitsluitend voorgebruik in de hieronder gespecificeerde omstandigheden entoepassingen:. Kompressie van normale omgevingslucht die geen bekendeof waarneembare extra gassen, dampen of vaste deeltjesbevat.. Gebruik binnen het in de sectie ALGEMENE INFORMATIEvan dit handboek aangegeven omgevingstemperatuurbereik.

MACHINES GEFABRICEERD IN NOORD−AMERIKA:Elektriciteitsproductie van 120 V (1 fase) en 60 hertz.

MACHINES GEFABRICEERD IN EUROPA:Elektriciteitsproductie niet van toepassing.

Gebruik van de machine in een van de in tabel 1vermelde situatietypen:a) is niet toegestaan door Ingersoll Randb) kan de veiligheid van gebruikers en andere personenbenadelen, enc) kan afbreuk doen aan eventuele vorderingen opIngesrsoll Rand.

TABEL 1

Gebruik van de machine voor levering van perslucht voor:a) direct menselijk gebruikb) indirect menselijk gebruik zonder geschikte filtratie enzuiverheidscontroles.

Gebruik van de machine buiten het in de SECTIEALGEMENE INFORMATIE van dit handboek gespecificeerdeomgevingstemperatuurbereik.

Deze machine is niet bedoeld voor en mag niet gebruiktworden in een potentieel explosieve atmosfeer, m.i.v. situatieswaar brandbare gassen of dampen aanwezig kunnen zijn.

Gebruik van machine uitgerust met niet door Ingersoll Randgoedgekeurde componenten/ smeerstoffen/vloeistoffen.

Gebruik van de machine met ontbrekende of defecteveiligheids− of bedieningsorganen.

Gebruik van de machine voor opslag of transport vanmaterialen binnen of op de omkasting, behalve in degereedschapskist, is verboden.

GENERATOR

Gebruik van aggregaat voor voeding van belasting(en)hoger dan gespecificeerd.

Gebruik van onveilige of onbruikbare electrische apparatuuraangesloten op het aggregaat.

Gebruik van electrische apparaten:a) met verkeerde spanning en/of frequentieb) met ingebouwde computer en/of soorgelijke electronica

De firma aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor foutenin vertaling uit de oorspronkelijke Engelse versie van dithandboek.

© COPYRIGHT 2010DOOSAN COMPANY

Page 7: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

3 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

GARANTIEIngersoll Rand garandeert, door haar leverancier, dat elk deelvan de door haar gefabriceerde en onder deze garantiegeleverde apparatuur vrij van defecten in materiaal enafwerking is.

Onderstaand vermelde garantieperiode is van toepassing op devolgende typen apparatuur.

A. Nakoelers − De eerste van negen (9) maanden vanafdatum van verzending of zes (6) maanden vanaf startendoor de eerste gebruiker.

B. Transporteerbare compressors, Transporteerbareaggregaten (GENSET), Transporteerbare lichtmastenen Luchtdrogers − De eerste van twaalf (12) maandenvanaf verzending naar, of accumulatie van 2000bedrijfsuren door, de eerste gebruiker.

C. Transporteerbare compressor compressorsecties −De eerste van vierentwintig (24) maanden vanafverzending naar, of accumulatie van 4000 bedrijfsurendoor, de eerste gebruiker. Voor compressorsecties, degarantie tegen gebreken omvat vervanging van decomplete compressorsectie, mits de oorspronkelijkecompressorsectie gemonteerd en ongeopendteruggezonden wordt.

C.1. Transporteerbare compressor compressorsectiesbeperkte optionele garantie − De eerste van zestig (60)maanden vanaf verzending naar, of de accumulatie van10.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker. Deoptionele garantie is beperkt tot gebreken in rotors, huis,lagers en tandwielen en mits aan alle volgendevoorwaarden voldaan wordt:

Oorspronkelijke compressorsectie wordt gemonteerd enongeopend teruggezonden.

Continu gebruik van oorspronkelijke Ingersoll Randonderdelen, vloeistoffen olie en filters.

Onderhoud wordt op voorgeschreven tijden uitgevoerd.

D. Genset aggregaten − De eerste van vierentwintig (24)maanden vanaf verzending naar, of accumulatie van 4000bedrijfsuren door, de eerste gebruiker.

E. Transporteerbare lichtmast aggregaten − De eerstevan twaalf (12) maanden vanaf verzending naar, ofaccumulatie van 2000 bedrijfsuren door, de eerstegebruiker. Alleen lichtbron model, de eerste vanvierentwintig (24) maanden vanaf verzending of deaccumulatie van 4.000 bedrijfsuren.

F. Ingersoll Rand motoren − De eerste van vierentwintig(24) maanden vanaf verzending of de accumulatie van4.000 bedrijfsuren.

G. Ingersoll Rand Platinum aandrijving garantie(facultatief) − Platinum aandrijving heeft betrekking op deIngersoll Rand motor en compressor combinatie. Deeerste van zestig(60) maanden van verzending naar, ofde accumulatie van 10.000 bedrijfsuren. De starter,dynamo, brandstof inspuitsysteem en alle electrischecomponenten zijn uitgesloten van de uitgebreide garantie.De compressor afdichting en aandrijfkoppeling zijn bij degarantie inbegrepen (compressor drijfsnaren zijn nietinbegrepen). De optionele garantie is automatischbeschikbaar wanneer aan de volgende voorwaardenvoldaan wordt:

Oorspronkelijke compressorsectie wordt gemonteerd enongeopend teruggezonden.

Continu gebruik van oorspronkelijke Ingersoll Randonderdelen, vloeistoffen olie en filters.

Onderhoud wordt op voorgeschreven tijden uitgevoerd.

De gebruiker is bij indienen van garantie claims verplichtbewijs te leveren dat aan deze voorwaarden voldaan is.

H. Reservedelen – Zes (6) maanden vanaf datum vaninstallatie

Ingersoll Rand levert, naar haar goeddunken, een nieuwonderdeel of gerepareerd onderdeel in plaat van elke deelwaarvan, bij inspectie, geconstateerd wordt dat het in gebrekeis ten aanzien van materiaal of afwerking tijdens de hierbovenaangegeven periode. Een dergelijk onderdeel wordt zonderkosten voor de eerste gebruiker gerepareerd of vervangengedurende de normale werktijd op de vestiging van eenIngersoll Rand vertegenwoordiger gemachtigd om hetbetreffende type uitrusting te verkopen, of een andere doorIngersoll Rand gemachtigde vestiging. Gebruiker moet bewijsvan aankoop en datum voorleggen bij uitoefening van zijngarantie.

Bovenstaande garantie is niet van toepassing op storingen alsresultaat van misbruik, zowel actief als passief, slordigereparaties, corrosie, erosie en normale slijtage, veranderingenof modificaties die zonder uitdrukkelijke schriftelijketoestemming van Ingersoll Rand op het product uitgevoerd zijn;of niet opvolgen van aanbevolen bedieningspraktijken enonderhoudsprocedures die in de bediening en onderhoudpublicaties van het product aangegeven zijn.

Accessoires of uitrusting geleverd door Ingersoll Rand, maargefabriceerd door anderen, met inbegrip van maar niet beperkttot motoren, banden, accu’s, electrische uitrusting voor demotor, hydraulische transmissies, voertuigen, hebben dezelfdegarantie die door de fabrikant aan Ingersoll Rand verleend is endie aan de eerste gebruiker overgedragen kan worden.

DEZE GARANTIE TREEDT IN DE PLAATS VAN ALLEANDERE GARANTIES (BEHALVE TEN AANZIEN VANEIGENDOMSRECHT), UITDRUKKELIJK OFSTILZWIJGEND, EN ER ZIJN GEEN GARANTIES VOORVERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EENBEPAALD DOEL.

Page 8: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

47/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

ALGEMENE GARANTIE−INFORMATIEALGEMENE GARANTIE Uitgebreide dekking

Mobiele compressor Pakket 1 jaar/2000 uur

Schroefblok 2 jaar/4000 uur 5 jaar/10.000 uurBeperkte garantie, belangrijke on-derdelen(raadpleeg de gebruikshandleiding)

Mobiel aggregaat 8 kW, 11 kW,20 KVA t/m 575 kVA

Pakket 1 jaar/2000 uur Geen

Aggregaat 2 jaar/4000 uur Geen

Mobielaggregaat 3,5 kW t/m7,0 kW en 10 kW

Pakket 1 jaar/2000 uur (uitsluitend onder-delen)

Geen

Aggregaat 1 jaar/2000 uur (uitsluitend onder-delen)

Geen

Lichtmast Pakket 1 jaar/2000 uur

Aggregaat 1 jaar/2000 uur 2 jaar/4000 uur, voor lichtbroningevoerd 16/8/99.

MOTOREN

CATERPILLAR Maanden Uren Uitgebreide dekking

12 onbeperkt Verkrijgbaar bij de dealer

CUMMINS 24 2000 Belangrijke onderdelen 3 jaar/10.000 uurVerkrijgbaar bij de dealer

JOHN DEERE (in compressors) 24 2000 5 jaar/5000 uur bij gebruik van OEM−vloeistoffen en−filters.met $250 aftrekbaar

(in aggregaten vanaf 1/1/01) 24 2000 2 jaar/4000 uur bij gebruik van IR−vloeistoffen en−filters.

DEUTZ 24 2000 Verkrijgbaar bij de dealer

INGERSOLL RAND 24 4000 5 jaar/10.000 bij gebruik van originele IngersollRand−vloeistoffen en onderdelen. Raadpleeg de ge-bruikshandleiding.

KUBOTA (uitsluitend Noord−Amerika) 24 2000 Belangrijke onderdelen 36 maanden/3000 uur (uitslui-tend onderdelen)

(West−Europa & Oceanië) 24 2000 Geen

(Midden− & Zuid−Amerika, Azië, hetMidden−Oosten & Afrika)

12 1000 Geen

MITSUBISHI 24 2000 2 jaar/4000 uur bij gebruik van IR−vloeistoffen en −fil-ters.

VOLVO 24 2000 2 jaar/4000 uur bij gebruik van IR−vloeistoffen en −fil-ters.

HONDA 12 onbeperkt Geen

VANGUARD 24 onbeperkt Geen

ONDERDELEN

Maanden Uren Dekking

Ingersoll Rand 6 Geen beperking Uitsluitend onderdelen

VERVANGING SCHROEFBLOK

Maanden Uren Uitgebreide dekking

Schroefblok 12 2000 2 jaar/4000 uur – verkrijgbaarbij IR.

N.B.: Garantieperiodes kunnen gewijzigd worden. Raadpleeg de fabrieksgarantiedocumenten,meegeleverd met elk nieuw product.

Page 9: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

5 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Uitgebreide Beperkte Compressorsectie GarantieIngersoll Rand Portable Compressor Division heeft het genoegen een uitgebreide beperkte compressorsectie garantie aan te

kondigen. Aankondiging van de uitgebreide garantie valt samen met de introductie van PROVTECTM compressorvloeistof.PROVTECTM compressorvloeistof is een speciaal voor transportabele compressors geformuleerde geelkleurige vloeistof en allemachines, behalve XHP650/900/1070 1) modellen, worden op de fabriek met deze vloeistof gevuld.

Alle machines hebben de standaard compressorsectie garantie − De eerste van 24 maanden vanaf verzending naar, of deaccumulatie van 4000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker

De garantie tegen gebreken is m.i.v. vervanging van de gehele compressorsectie, mits de oorspronkelijke compressorsectiegemonteerd en ongeopend teruggezonden wordt.

De facultatieve beperkte garantie is de eerste van 60 maanden vanaf verzending naar, of de accumulatie van 10.000 bedrijfsuren.De facultatieve garantie is beperkt tot gebreken in hoofddelen (rotors, huizen, tandwielen, lagers) en is automatisch beschikbaar wanneeraan de volgende drie voorwaarden voldaan wordt:

1. Oorspronkelijke compressorsectie wordt gemonteerd en ongeopend teruggezonden.

2. Overlegging van bewijs dat Ingersoll Rand vloeistof en separators gebruikt werden. Voor de benodigde juiste vloeistoffen, filters enseparator elementen, zie bediening en onderhoud handleiding.

3. Overlegging van bewijs dat periodieke onderhoudstijden aangehouden werden.

GARANTIE TIJD *KALE COMPRESSOR ** COMPRESSORCOMPONENTEN

STANDARD 2 JAAR/4.000 UUR 100% ONDERDELEN ENARBEIDSLOON

100% ONDERDELEN ENARBEIDSLOON

FACULTATIEF 5 JAAR/10.000 UUR 100% ONDERDELEN ENARBEIDSLOON

0%

*KALE COMPRESSOR − heeft betrekking op hoofdcompressordelen (rotors, huizen, tandwielen en lagers)

** COMPRESSOR COMPONENTEN − heeft betrekking op hulpstukken voor de kale compressor (afdichtingen, pompen, afsluiters,pijpen, slangen, fittingen en filterhuis).

PROVTECTM en XHP505 compressor vloeistoffen zijn verkrijgbaar bij uw plaatselijke Ingersoll−Rand vestiging ofvertegenwoordiger.

Voor units in gebruik in de USA & Canada, het Statesville Product Support Department bellen op 1−800−633−5206.

1 XHP650/900/1070 blijft XHP505 gebruiken en heeft recht op de uitgebreide garantie wanneer aan bovenstaande voorwaarden voldaanwordt.

Page 10: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

67/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

GARANTIE REGISTRATIEVOOR UNITS AFKOMSTIG UIT DUBLIN, IERLAND

Complete Machine Registratie

Voor geldig maken van de machine garantie, ”Garantie Registratie” formulier 83242 11/99 invullen, dit werd geleverd als onderdeel vande machine documentatie, een afschrift bewaren voor uw archief en het origineel zenden aan:

Doosan Warranty TeamDoosan Trading LimitedBlock B, Swords Business CampusSwordsCounty DublinIreland

Fax: (+353) 1 870 7404Email: [email protected]

Opm: Invullen van dit formulier valideert de garantie.

Motor Registratie:Voor machines met een I−R motor is geen afzonderlijke registratie voor de motor nodig.

Voor Deutz moet een afzonderlijk motor registratie formulier ingevuld en rechtstreeks naar hun kantoor in Keulen gezonden worden. Ditformulier wordt geleverd als onderdeel van de machine documentatie voor machines met een Deutz motor.

Voor Caterpillar, Cummins en Perkins is geen afzonderlijk registratieformulier nodig, maar deze stipuleren dat elke nieuwe motor bij hunplaatselijke dealer geregistreerd moet worden om de garantie geldig te maken.

Bij aanvragen van motor garantie service MOET men bewijs van ingebruikname datum overleggen.

Page 11: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

7 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Verkoop vertegenwoordiger Service vertegenwoordiger GARANTIE REGISTRATIE

Naam Naam Naam van eigenaar/gebruiker

Adres Adres Adres

Plaats Plaats Plaats

Provincie Provincie Provincie

Land Land Land

Postcode Postcode Postcode

Telefoon Telefoon Telefoon

Betreffend vakje invullen

Eigenaar/gebruiker bedrijfstype (slechts één aankruisen)

Constructie − zwaar(wegenbouw, grondverzetenz.)

Alsfalteerbedrijf Kolenmijn Andermijnbedrijf

Constructie − licht (Houtbewerking, loodgieterij,zwembaden, metselwerk enz)

Overheid(stedelijk,provinciaal,landelijk enz)

Steengroeve Ondiep olie &gas

Verhuur (huurcentrum,huurvloot enz.)

Bouwbedrijf Waterput Openbaarnutsbedrijf(gas,electriciteit,water enz.)

Industrieel (gebruik opinstallatie/fabriek)

Andere specificeer Exploratie Aannemervoornutsvoorzieningen

Model Unit serienr. Motor serienr. Datum van aflevering

Bedrijfsuren Compressor serienr. Truck serienr. Truckmotor serienr.

SERVICE VERTEGENWOORDIGER/GEBRUIKER BEVESTIGING

1. De koper is geïnstrueerd en/of heeft de handleiding gelezen en begrijpt juist preventief onderhoud,algemene bediening en veiligheidsmaatregelen.

2. De eigenaar/gebruiker heeft de garantie en beperking van aansprakelijkheid bestudeerd en begrepen.

3. Voor het geval dat deze unit binnen een kerninstallatie gebruikt gaat worden, moet deeigenaar/gebruiker Ingersoll Rand van zulk gebruik op de hoogte stellen, zodat Ingersoll Randpassende kern−aansprakelijkheid kan arrangeren met de eigenaar/licentiehouder van de installatie.

4. Ingersoll Rand behoudt zich het recht voor te allen tijde veranderingen of modificaties aan te brengenin het ontwerp van Ingersoll Rand producten, zonder enige verplichting op zich te nemen om zulkeveranderingen op eerder verkochte units aan te brengen.

Page 12: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

87/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

STICKERSKijk uit naar dit soort tekens op in Europa gefabriceerde machines, zij duiden op potentiëlegevaren voor uzelf en anderen. Lees ze zorgvuldig door en zorg dat u ze begrijpt. Neemwaarschuwingen in acht en volg de aanwijzingen. Indien u iets niet begrijpt, dient u uw supervisorte informeren.

GRAFISCHE VORM EN BETEKENIS VAN ISO SYMBOLEN

Verboden/Verplicht Informatie/Aanwijzingen Waarschuwing

WAARSCHUWING! − Elektrische schokrisico.

WAARSCHUWING! − Luchtdrukcomponenten of systeem. WAARSCHUWING! − Heet oppervlak.

WAARSCHUWING! − Druk controle. WAARSCHUWING! − Bijtende vloeistof. WAARSCHUWING! − Lucht/gasstroming of luchtuitlaat.

X,XBAR

WAARSCHUWING! − Drukvat. WAARSCHUWING! − Hete enschadelijke uitlaatgassen.

WAARSCHUWING! − Handhaaf dejuiste bandenspanning. (Zie onder

ALGEMEEN).

Page 13: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

9 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

0�C

WAARSCHUWING! − Brandbarevloeistof1

WAARSCHUWING! − Raadpleeg hetinstructie− en handboek voordat u de

dissel aanhaakt of gaat rijden.

WAARSCHUWING! − Raadpleeg hetinstructie− en onderhoudsboek bij het

werken onder 0�C.

WAARSCHUWING! − Voer geenonderhoud uit totdat de elektrische

voeding is afgesloten en de luchtdrukgeheel afgeblazen is.

WAARSCHUWING! − Raadpleeg hetinstructie− en onderhoudsboek voordat

u met het onderhoud aanvangt.Adem de uitqaande lucht niet in.

Verwijder het handboek en dehandboekhouder niet uit deze machine. Nlet stapelen. Niet met de machine draaien zonder de

ventilatorkooi.

Page 14: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

107/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Ga niet staan op de luchtafsluiter ol enigander onderdeel waar druk op staat.

Werk niet terwijl de deuren of het omhulselnog open zijn. Gebruik geen heftruck aan deze zijde.

XXkm/h

Toegestane snelheid niet overschrijden. Geen open vuur Zet de bedrijfsklep niet open voordat deluchtslang aangebracht is.

Gebruik heftruck alleen aan deze zijde. Noodstop. Trekstangpunt.

Hijspunt. Aan (spanning). Uit (spanning).

Lees het instructie− en onderhoudsboekvoordat u gaat draaien of onderhoud gaat

uitvoeren.

Gebruik de machinesteun, handrem enwielkeggen wanner u parkeert. Compressor olievulling

Diesel brandstofGeen open vuur Parkeerrem Ruw bedrijf aanduiding.

Bedrijf op natte locaties

Page 15: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

11 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Eventueel gescheurde beschermkappenvervangen

Olie aftappuntMotorolie

Brandstofpeil/locatie DrukregelingStoring

Laadtoestand accu Te lage druk Te hoge druk

Motorstoring Te hoge temperatuur compressor Compressorstoring

Oliedruk motor te laag Temperatuur motor te hoog

Page 16: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

127/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

VEILIGHEID

WAARSCHUWING!’WAARSCHUWING!’ vestigt de aandacht op instrukties die

strikt opgevolgd dienen te worden om ernstige persoonlijkeongelukken te voorkomen die in het uiterste geval de dood totgevolg kunnen hebben.

VOORZICHTIG!’VOORZICHTIG’ vestigt de aandacht op instrukties die strikt

op gevolgd dienen te worden om schade aan het produkt en/ofde omgeving te voorkomen.

N.B.Een ’N.B.’ dient om aanvullende informatie te verstrekken.

Algemeen

Nooit de unit bedienen zonder eerst alleveiligheidswaarschuwingen op te volgen en de met dezemachine meegeleverde bediening en onderhoud handleidingzorgvuldig te lezen.

Zorg ervoor dat degene die de kompressor bedient detekststickers leest en ze ook begrijpt en het handboekraadpleegt voor gebruik van of onderhoud aan de kompressor.

Verzeker dat het bedienings− en onderhoudshandboek, ende handboekhouder niet permanent van de machine verwijderdworden.

Zorg ervoor dat onderhoudspersoneel voldoende getrainden bevoegd is en onderhoudshandleidingen gelezen worden.

Zorg ervoor dat bij een kompressor in bedrijf allebeschermkappen op hun plaats zitten en dat deoverkapping/deuren geheel dicht zijn.

De specificatie van deze machine is zodanig dat hij nietgeschikt is voor gebruik in ruimten waar gevaar voor brandbaargas aanwezig is. Bij dergelijke toepassingen moeten alleplaatselijke voorschriften, praktijkcodes enwerkplekregelementen opgevolgd worden. Om te verzekerendat de machine op veilige en betrouwbare wijze werken kan,kan, afhankelijk van plaatselijke reglementen en de hoogte vanbetreffende gevaar, het gebruik van gasedetectoren,uitlaatvonkvangers en inlaatafsluiters nodig zijn.

Op alle bevestigingsmiddlen/−schroeven voor bevestiging vanmechanische delen moet wekelijks een visuele controleuitgevoerd worden. Vooral met veiligheid verband houdendeonderdelen zoals trekkoppeling, disselcomponenten, rijwielenen hijsbeugel dienen op totale veiligheid gecontroleerd teworden.

Eventuele losse, beschadigde of onbruikbare compotentenmoeten onmiddellijk hersteld worden.

Door deze machine afgegeven lucht kan koolmonoxide ofandere verontreinigingen bevatten die ernstig letsel of de doodkunnen veroorzaken. Deze lucht niet inademen.

De machine produceert luid lawaai wanneer de deuren openstaan en de persluchtkraan afgeblazen wordt. Langdurigeblootstelling aan lawaai kan gehoorverlies veroorzaken. Altijdoorbescherming dragen wanneer deuren open staan ofpersluchtkraan afgeblazen wordt.

Nooit unit inspecteren of onderhoud uitvoeren zonder deaccukabels los te maken om starten te verhinderen.

Nooit aardolieproducten (oplosmiddelen of brandstoffen)onder hoge druk gebruiken, daar deze de huid binnendringen enernstige ziekte veroorzaken kunnen. Tijdens reinigen van unitmet perslucht oogbescherming dragen om te voorkomen datvuil de ogen verwondt.

Draaiende ventilatorschoepen kunnen ernstig letselveroorzaken. Nooit laten werken zonder beschermkap.

Aanraken van hete oppervlakken (motoruitlaatspruitstuk enleidingen, luchtketel en persluchtleidingen enz.) vermijden.

Ether is een uitermate vluchtig en zeer brandbaar gas.Wanneer het als starthulpmiddel wordt gespecificeerd, dient uhet spaarzaam te gebruiken. GEBRUIK GEEN ETHER ALS DEMACHINE GLOEIPLUGGEN OF INLAATVERWARMINGHEEFT ALS STARTHULPMIDDEL, OM SCHADE AAN DEMOTOR TE VOORKOMEN.

Unit nooit bedienen met beschermkappen, deksels ofschermen verwijderd. Handen, haar, kleding, werktuigen,blaaspistool mondstukken uit nabijheid van bewegende delenhouden.

Perslucht

Perslucht kan gevaarlijk zijn indien deze op onjuiste wijzewordt gebruikt. Voordat u werkzaamheden aan de kompressorgaat uitvoeren, dient u zich ervan te verzekeren dat dekompressor niet meer onder druk staat en niet per ongeluk kanworden gestart.

Verzekeren dat de machine op de nominale druk werkt endat al het betreffende personeel van de nominale druk op dehoogte is.

Alle op de machine geïnstalleerde of daarop aangeslotenpersluchtapparatuur, moet een veilige nominale werkdrukhebben die tenminste gelijk is aan de nominale werkdruk van demachine.

Als meer dan één kompressor op één gemeenschappelijkstroomafwaarts apparaat aangesloten is, moeten effectieveisolatie afsluiters aangebracht worden, waarbÿ dewerkprocedures verhinderen moeten dat één machine niet perongeluk door een andere onder druk/overdruk gezet kanworden.

Perslucht mag nooit gebruikt worden voor directe toevoeraan enige vorm van ademhalingsapparatuur of −masker.

Perslucht kan ernstig letsel of de dood veroorzaken. Drukontlasten alvorens vulpluggen/−doppen, fittingen of deksels teverwijderen.

Luchtdruk kan in luchtvoedingsleidingen opgesloten blijvenhetgeen tot ernstig letsel of de dood leiden kan.Luchtvoedingsleidingen alvorens enig onderhoud uit te voerenaltijd bij werktuig of ontluchtingsventiel afblazen.

De perslucht bevat een zeer laag percentagecompressor−smeerolie en men dient zorg te dragen dat destroomafwaartse apparatuur daarmee verenigbaar is.

Page 17: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

13 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Als de perslucht uiteindelijk in een beperkte ruimte uitgelatenwordt, moet deze voldoende geventileerd worden.

Bij gebruik van perslucht altijd passende persoonlijkeveiligheidsuitrusting gebruiken.

Alle aan druk blootgestelde onderdelen, speciaal slangen enhun koppelingen, moeten regelmatig geïnspecteerd worden,vrij van defecten zijn en volgens de aanwijzingen in dehandleiding vervangen worden.

Vermijd lichamelijk kontakt met perslucht.

Kontroleer regelmatig of de veiligheidsklep op deafscheidertank naar behoren funktioneert.

Telkens wanneer de machine gestopt is, stroomt lucht vanapparaten of systemen stroomafwaarts van de machine terugin het compressorsysteem, tenzij de persluchtkraan geslotenis. Bij de persluchtkraan een terugslagklep installeren omterugstromen te voorkomen bij onverwachte uitschakelingwanneer de persluchtkraan open staat.

Ontkoppelde luchtslangen kunnen terugzwiepen en ernstigletsel of de dood veroorzaken. Op elke slang bij de bron ofaftakleiding een veiligheid stromingsbeperker installerenconform OSHA Regulation 29CFR Section 1926.302(b).

Nooit de unit gestopt laten staan met druk in hetluchtketel−separator systeem.

Materialen

De volgende stoffen kunnen tijdens gebruik van dekompressor vrijkomen: . stof afkomstig van de remvoering. uitlaatgassen van de motor

VERMIJD INADEMING

Zorg te allen tijde voor voldoende ventilatie voor hetkoelsysteem en de uitlaatgassen.

De volgende stoffen die bij de produktie van dezekompressor zijn gebruikt, kunnen bij verkeerd gebruikschadelijk zijn voor de gezondheid:

. antivries

. smeermiddel voor dekompressor

. smeermiddel voor de motor

. beschermend vet

. antiroest

. dieselolie

. elektrolyt in de akku

ZORG ERVOOR DAT GEEN VAN DE VRIJKOMENDEGASSEN IN KONTAKT KOMT MET DE HUID OF DELUCHTWEGEN

Als compressorsmeermiddel met ogen in aanraking komt,tenminste 5 minuten met water uitspoelen.

Als compressorsmeermiddel met huid in aanraking komt,onmiddellijk afwassen.

Bij inwendige opname van grote hoeveelhedencompressorsmeermiddel een arts raadplegen.

Bij inademing van compressorsmeermiddel een artsraadplegen.

Nooit vloeistoffen toedienen of braken opwekken als depatiënt bewusteloos is of convulsies heeft.

Veiligheidsgegevensbladen voor kompressor− enmotorsmeermiddelen moeten bij de respectievelijkeleveranciers aangevraagd worden.

Nooit de motor van deze machine binnen een gebouwzonder voldoende ventilatie laten draaien. Bij werken aan ofnabij de machine, vermijden uitlaatdampen in te ademen.

Deze machine kan materialen zoals olie, dieselbrandstof,antivries, remvloeistof, olie−/luchtfilters en accu’s bevatten, diebij uitvoering van onderhoud− en servicetaken op veilige wijzeafgevoerd moeten worden. Voor juiste afvoer van dezematerialen de plaatselijke autoriteiten raadplegen.

Accu

Accu’s bevatten zwavelzuur en kunnen gassen afgeven diecorrosief en potentieel explosief zijn. Contact met huid, ogen enkleding vermijden. Bij eventueel contact, betreffende plaatsonmiddellijk met water spoelen.

NOOIT PROBEREN EEN MACHINE MET BEVRORENACCU D.M.V. DOORVERBINDINGSKABELS TE STARTENDAAR DIT EEN EXPLOSIE VEROORZAKEN KAN!

Bij gebruik van kabelstart altijd de grootste voorzichtigheidin acht nemen. Voor kabelstart, einden van een startkabel op depositieve (+) klem van elke accu aansluiten. Eén einde van deandere kabel aansluiten op de negatieve (−) klem van dehulpstart accu en het andere einde op een massa aansluitingvan de ontladen accu vandaan(om vonken te voorkomen in denabijheid van eventueel aanwezige explosieve gassen). Nastarten van de unit, kabels altijd in omgekeerde volgordelosmaken.

Radiateur

Hete motorkoelvloeistof en stoom kunnen letselveroorzaken. Verzekeren dat de radiateurvuldop met de nodigezorg en voorzichtigheid afgenomen wordt.

Nooit de drukdop van een HETE radiator afnemen. Radiatorlaten afkoelen alvorens dop af te nemen.

Transport

Bij laden of transporteren van machines verzekeren dat degespecificeerde hijs− en bevestigingspunten gebruikt worden.

Bij laden of transporteren van machines verzekeren dat hetsleepvoertuig, zijn grootte, gewicht, sleepkoppeling enelectrische installatie alle geschikt zijn om veilig en stabielslepen op snelheden tot het wettelijke maximum voor het landwaar hij gesleept wordt, of zoals aangegeven voor hetmachinemodel indien lager dan het wettelijke maximum.

Controleren dat het maximum aanhangergewicht niet hetmaximum brutogewicht van de machine overschrijdt (door hetgewicht van de uitrusting te beperken), beperkt door hetdraagvermogen van het onderstel.

Page 18: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

147/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Opm:Dienstgewicht (op kenplaat) geldt alleen voor basismachine

en brandstof, onder uitsluiting van eventuele gemonteerdeopties, werktuigen, apparatuur en extra materialen.

Alvorens de machine te slepen, controleren dat:

. de banden en sleepkoppeling in bruikbare staat verkeren.

. de beschermkap vastzit

. alle hulpapparatuur veilig en vast opgeborgen is

. remmen en verlichting goed functioneren en aan de wegenverkeerswet voldoen

. losbreekkabels/veiligheidskettingen op trekkend voertuig aangesloten zijn

De machine moet in horizontale stand gesleept wordenteneinde juiste hantering, remming en verlichting te kunnenonderhouden. Dit kan bereikt worden door juiste keuze eninstelling van sleepkoppeling op slepend voertuig en, oponderstellen met variabele hoogte, juist instelling van dissel.

Ter verzekering van geheel efficient remmen, moet devoorste (sleepoog) sectie altijd horizontaal gezet worden.

Bij afstellen van de hoogte van het verstelbare onderstel:

Controleren dat het vooreinde (sleepoog) waterpas staat.

Bij hoger stellen van het sleepoog, eerst het achterstedraaipunt en dan het voorste verstellen.

Bij lager stellen van het sleepoog, eerst het voorstedraaipunt en dan het achterste verstellen.

Na instellen, elke verbinding geheel met de hand aantrekken endan verder naar de eerstvolgende pen. Pen terugzetten.

Wanneer u de kompressor parkeert, dient u gebruik temaken van de handrem en eventueel ook van wielblokken(wanneer dat nodig blijkt).

Controleren dat wielen, banden en disselkoppelingen veiligvoor gebruik zijn en dat de dissel goed aangekoppeld isalvorens te gaan slepen.

Veiligheidskettingen/−koppelingen en afstelling hiervan

De wettelijke eisen voor gezamenlijk gebruk van delosbreekkabel en veiligheidskettingen zijn nog net door71/320/EEG of UK voorschriften gedefinieerd. Daarom gevenwij het volgende advies/aanwijzingen

Wanneer alleen remmen gemonteerd zijn:

a) Controleren dat de losbreekkabel stevig op dehandremhendel bevestigd is en tevens op een stevig punt vande trekker(

b) Verzekeren dat de effectieve kabellengte zo kort mogelijk is,maar toch nog lang genoeg, zodat de aanhanger draaien kanzonder de handrem aan te trekken.

Wanneer remmen en veiligheidskettingen gemonteerd zijn:

a) Kettingen met een lus op de trekker bevestigen, ondergebruik van de aanhangerkoppeling op de trekker of een andereven sterk punt.

(b) Verzekeren dat de effectieve lengte van de ketting zo kortmogelijk is, maar echter nog steeds normaal draaien van deaanhanger en effectieve werking van de losbreekkabeltoestaat.

Wanneer alleen veiligheidskettingen gemonteerd zijn:

a) Kettingen met een lus op de trekker bevestigen, ondergebruik van de aanhangerkoppeling op de trekker of een andereven sterk punt.

b) Bij afstellen van de veiligheidskettingen moet er voloendevrije lengte in de kettingen zijn om normaal draaien toe te staan,maar kort genoeg om te verhinderen dat de dissel de grondaanraakt wanneer de aanhanger ongewild van de trekkergescheiden wordt.

Page 19: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

15 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

GEFABRICEERD IN EUROPA

VOORAANZICHT ZIJAANZICHT

ACHTERAANZICHT

BOVENAANZICHT

7/120 9/110 10/105 14/85P425AWIR XP375AWIR HP375AWIRVHP300AWIR

Alle afmetingen in inch (mm)

A Toegangsklep instrumentenpaneel

B Luchtinlaat pakket

C Toegankelijke onderdelen:Scheidingselement & vuldopOliefilter compressorBrandstoffiltersPeilstokVuldop motorolieVuldop koelvloeistoffles

D Toegankelijke onderdelen:BrandstofvuldopMotoroliefilterBrandstoffilterLuchtfilter motor en compressor

E Toegankelijke onderdelen:Vuldop radiateur

F Luchtuitlaat pakket

G Spoorbreedte

H Trekstang met instelbare hoogteminimaal 162 (4114) / maximaal 168 (4277)

J Trekstang met instelbare hoogteminimaal 17 (420) / maximaal 35 (880)

Page 20: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

167/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

GEFABRICEERD IN EUROPA

VOORAANZICHT ZIJAANZICHT

ACHTERAANZICHT

BOVENAANZICHT

7/170 10/125 14/115P600WIR HP450WIR VHP400WIR

Alle afmetingen in inch (mm)

A Toegangsklep instrumentenpaneel

B Luchtinlaat pakket

C Toegankelijke onderdelen:Scheidingselement & vuldopOliefilter compressorBrandstoffiltersPeilstokVuldop motorolieVuldop koelvloeistoffles

D Toegankelijke onderdelen:BrandstofvuldopMotoroliefilterBrandstoffilterLuchtfilter motor en compressor

E Toegankelijke onderdelen:Vuldop radiateur

F Luchtuitlaat pakket

G Spoorbreedte

H Trekstang met instelbare hoogteminimaal 162 (4114) / maximaal 168 (4277)

J Trekstang met instelbare hoogteminimaal 17 (420) / maximaal 35 (880)

Page 21: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

17 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

KOMPRESSOR

Kapaciteit. 12,0 m3 min−1 (425 CFM)(7/120) (P425WIR)

Kapaciteit. 10,5 m3 min−1 (375 CFM)(9/110) (XP375WIR)

Kapaciteit. 10,5 m3 min−1 (375 CFM)(10/105) (HP375WIR)

Kapaciteit. 8,5 m3 min−1 (300 CFM)(14/85) (VHP300WIR)

Kapaciteit. 17,0 m3 min−1 (600 CFM)(7/170) (P600WIR)

Kapaciteit. 12,8 m3 min−1 (450 CFM)(10/125) (HP450WIR)

Kapaciteit. 11,3 m3 min−1 (400 CFM)(14/115) (VHP400WIR)

Normale bedrijfsuitlaatdruk 7 bar (100 PSI)(7/120) (P425WIR)

Normale bedrijfsuitlaatdruk 8,6 bar (125 PSI)(9/110) (XP375WIR)

Normale bedrijfsuitlaatdruk 10,3 bar (150 PSI)(10/105) (HP375WIR)

Normale bedrijfsuitlaatdruk 14 bar (200 PSI)(14/85) (VHP300WIR)

Normale bedrijfsuitlaatdruk 7 bar (100 PSI)(7/170) (P600WIR)

Normale bedrijfsuitlaatdruk 10,3 bar (150 PSI)(10/125) (HP450WIR)

Normale bedrijfsuitlaatdruk 14 bar (200 PSI)(14/115) (VHP400WIR)

Max. toelaatbare druk 8,6 bar (125 PSI)(7/120) (P425WIR)

Max. toelaatbare druk 10,3 bar (150 PSI)(9/110) (XP375WIR)

Max. toelaatbare druk 12,1 bar (175 PSI)(10/105) (HP375WIR)

Max. toelaatbare druk 15,5 bar (225 PSI)(14/85) (VHP300WIR)

Max. toelaatbare druk 8,6 bar (125 PSI)(7/170) (P600WIR)

Max. toelaatbare druk 12,1 bar (175 PSI)(10/125) (HP450WIR)

Max. toelaatbare druk 15,5 bar (225 PSI)(14/115) (VHP400WIR)

Afstelling van de veiligheidsklep 10 bar (150 PSI)(7/120) (P425WIR)

Afstelling van de veiligheidsklep 14 bar (200 PSI)(9/110) (XP375WIR)

Afstelling van de veiligheidsklep 14 bar (200 PSI)(10/105) (HP375WIR)

Afstelling van de veiligheidsklep 17 bar ( 250 PSI)(14/85) (VHP300WIR)

Afstelling van de veiligheidsklep 10 bar (150 PSI)(7/170) (P600WIR)

Afstelling van de veiligheidsklep 14 bar (200 PSI)(10/125) (HP450WIR)

Afstelling van de veiligheidsklep 17 bar ( 250 PSI)(14/115) (VHP400WIR)

Max. drukverhouding (absoluut) 7, 9 : 1(7/120) (P425WIR)

Max. drukverhouding (absoluut) 9, 6 : 1(9/110) (XP375WIR)

Max. drukverhouding (absoluut) 11, 3 : 1(10/105) (HP375WIR)

Max. drukverhouding (absoluut) 14, 8 : 1(14/85) (VHP300WIR)

Max. drukverhouding (absoluut) 7, 9 : 1(7/170) (P600WIR)

Max. drukverhouding (absoluut) 11, 3 : 1(10/125) (HP450WIR)

Max. drukverhouding (absoluut) 14, 8 : 1(14/115) (VHP400WIR)

Bedrijfs−omgevingstemperatuurMet geluidsisolatie −12�C TO +49�C (10�F TO 120�F)

Maximum uitlaat− temperatuur 120�C (248�F)

Koelsysteem. Olie−inspuiting

Oliekapaciteit. 36 liter ( 9.5 GAL)

Maximum oliesysteem−temperatuur 120�C (248�F)

Maximum oliesysteem−druk 8,6 bar (125 PSI)(7/120) (P425WIR)

Maximum oliesysteem−druk 10,3 bar (150 PSI)(9/110) (XP375WIR)

Maximum oliesysteem−druk 12,1 bar (175 PSI)(10/105) (HP375WIR)

Maximum oliesysteem−druk 15,5 bar (225 PSI)(14/85) (VHP300WIR)

Maximum oliesysteem−druk 8,6 bar (125 PSI)(7/170) (P600WIR)

Maximum oliesysteem−druk 12,1 bar (175 PSI)(10/125) (HP450WIR)

Maximum oliesysteem−druk 15,5 bar (225 PSI)(14/115) (VHP400WIR)

Page 22: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

187/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

SMEEROLIE SPECIFICATIE(voor de gespecificeerde omgevingstemperaturen).

BOVEN –23�CAanbevolen: Pro−Tec� Goedgekeurd: SAE 10W, API CF−4/CG−4

ONDER –23�CUitsluitend: I−R Performance 500

Ingersoll Rand Pro−Tec� compressorvloeistof wordt op defabriek aangebracht, voor gebruik bij alleomgevingstemperaturen boven –23�C

OPM: Garantie kan uitsluitend verlengd worden door continuPro−Tec� te gebruiken met Ingersoll Rand oliefilters enseparators.

Andere oliesoorten/vloeistoffen zijn niet verenigbaarmet Pro−Tec�.

Pro−Tec� mag niet met andere oliesoorten/vloeistoffengemengd worden omdat het resulterende mengsel decompressor beschadigen kan.

Voor het geval dat Pro−Tec� niet verkrijgbaar is en/of deeindgebruiker een goedgekeurde ainglegrade motorolie moetgruiken, moet het gehele systeem m.i.v. de separator /luchtketel, koeler en leidingen doorgespoeld worden om deeerste vloeistofvulling te verwijderen, gevolgd door installerenvan nieuwe Ingersoll Rand oliefilters.Na uitvoering hiervan, worden de volgendeoliesoorten/vloeistoffen goedgekeurd:

a) voor omgevingstemperaturen boven –23�CSAE 10W, API CF−4/CG−4

b) Voor omgevingstemperaturen onder –23�Cuitsluitend I−R Performance 500

Veiligheidsgegevensbladen zijn op aanvraag bij deolieleverancier verkrijgbaar.

Voor temperaturen buiten het gespecificeerdeomgevingsbereik, Ingersoll Rand raadplegen.

MOTOR7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR)

Type/model. Ingersoll Rand Aantal cilinders. 4

Oliekapaciteit. 13.2 liter ( 3.5 GAL)

Toerental bij vollast. 2200 rpm(RPM)

Toerental stationair. 1500 rpm (RPM)

Elektrisch systeem. 12V negatieve aarde

Beschikbaar vermogen bij 2200 rpm. 93 kW (125 HP)

Kapaciteit brandstoftank. 219.5 liter ( 58 GAL)

Olie specificatie Zie motor sectie

Totale olievulling 17 liter(4.5 GAL)

MOTOR7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Type/model. Ingersoll Rand Aantal cilinders. 6

Oliekapaciteit. 22,1 liter (5.75 GAL)

Toerental bij vollast. 2200 rpm (RPM)

Toerental stationair. 1500 rpm (RPM)

Elektrisch systeem. 12V negatieve aarde

Beschikbaar vermogen bij 2200 rpm. 129 kW (173 HP)

Kapaciteit brandstoftank. 276 liter(73 GAL)

Olie specificatie Zie motor sectie

Totale olievulling 20,0 liter(5.3 GAL)

INFORMATIE OVER GELUID IN DE LUCHT (W−model)

− Het A−gewogen emissiegeluidsdrukniveau

. 83 dB(A), onzekerheid 1 dB(A)

− Het A−gewogen emissiegeluidsvermogensniveau

. 99 dB(A), onzekerheid 1 dB(A)

De bedrijfsomstandigheden van de machine voldoen aan ISO3744:1995 en EN ISO 2151:2004

LOOPWERK MET VASTE HOOGTE (uitsluitend Europees)versie met rem (7/120) ( 9/110), (10/105), (14/85)

Transport−gewicht. 1935kg (4266Lbs)

Maximum gewicht 2200kg (4850Lbs)

Maximum horizontale sleepkracht 2009kg (4429Lbs)

Maximum vertikale koppelingbelasting (neusgewicht) 100kgf (220Lbs)

LOOPWERK MET VASTE HOOGTE (uitsluitend Europees)versie met rem (7/170), (10/125), (14/115)

Transport−gewicht. 2364kg (5200Lbs)

Maximum gewicht 2598kg (5715Lbs)

Maximum horizontale sleepkracht 2700kg (5940Lbs)

Maximum vertikale koppelingbelasting (neusgewicht) 150 kgf (330 Lbs)

LOOPWERK MET INSTELBARE HOOGTE (uitsluitendEuropees)versie met rem (7/120) ( 9/110), (10/105), (14/85)

Transport−gewicht. 1965kg (4331Lbs)

Maximum gewicht 2200kg (4850Lbs)

Maximum horizontale sleepkracht 2009kg (4429Lbs)

Maximum vertikale koppelingbelasting (neusgewicht) 100 kgf (220 Lbs)

Page 23: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

19 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

LOOPWERK MET INSTELBARE HOOGTE (uitsluitendEuropees)versie met rem (7/170), (10/125), (14/115)

Transport−gewicht. 2400kg (5280Lbs)

Maximum gewicht 2636kg (5800Lbs)

Maximum horizontale sleepkracht 2900kg (5940Lbs)

Maximum vertikale koppelingbelasting (neusgewicht) 150 kgf (330 Lbs)

WIELEN EN BANDEN (Europees) − 7/120, 9/110,10/105, 14/85

Aantal wielen. 2 x 5.5

Type banden. 205/75 R16

Banden−spanning. 4.5 bar (65 psi)

WIELEN EN BANDEN (Europees) − 7/170, 10/125,14/115

Aantal wielen. 2 x 6.0

Type banden. 205/75 P17.5

Banden−spanning. 6.5 bar (94 psi)

Meer informatie kunt u op verzoek verkrijgen via deafdeling klantenservice van Ingersoll Rand.

BEDRIJFGEREED MAKEN

Voordat de kompressor in gebruik wordt genomen, is hetbelangrijk dat de instrukties onder VOORDAT U BEGINT striktworden opgevolgd.

Zorg ervoor dat degene die de kompressor bedient detekststickers leest en ze ook begrijpt en het handboekraadpleegt voor gebruik van of onderhoud aan de kompressor.

Men dient te verzekeren dat de plaats van de noodstopinrichting bekend is en duidelijk herkenbaar aangegeven is.Controleren dat hij juist functioneert en de bedieningswijzebekend is.

Onderstel dissel − Naar sommige gebieden worden demachines met de dissel verwijderd gezonden. Voor monterenworden 4 moeren/bouten gebruikt om de dissel aan de as tebevestigen en twee bouten om de dissel aan de voorzijde vande machine te bevestigen, met het zadel en afstandsblok.

Voorzijde van machine ondersteunen, wielblokkenaanbrengen om beweging van de machine te verhinderen endissel vastmaken. Juiste aantrekkoppels vindt men in de tabelin het hoofdstuk ONDERHOUD.

ATTENTIEDeze procedure is kritiek voor de veiligheid. Aantrekkoppels

na montage nogmaals controleren.

Machinesteun en koppeling monteren. Stutten verwijderenen machine waterpas stellen.

Voordat u de kompressor vervoert, dient u ervoor te zorgendat de banden de juiste spanning hebben (zie onderALGEMEEN) en dat de handrem naar behoren funktioneert (zieonder ONDERHOUD). Indien de kompressor is uitgerust metverlichting, dient u zich ervan te vergewissen dat deze goedfunktioneert voordat u zich met de kompressor in het donker opde weg begeeft.

Verzekeren dat alle transport− en emballagematerialenweggeworpen worden.

Verzekeren dat bij heffen of transporteren van de machinealtijd de juiste vorkhefsleuven of aangegevenhijs−/bevestigingspunten gebruikt worden.

Bij kiezen van de werkplek voor de machine, verzekeren dater voldoende ruimte rondom de machine vrijgelaten wordt voorventilatie en uitlaatvereisten; hierbij de gespecificeerdeminimum afstanden (tot wanden, vloeren enz.) onderhouden.

Rond en boven de machine moet voldoende ruimtevrijgelaten worden om veilige toegang voor de gespecificeerdeonderhoudstaken te kunnen uitvoeren.

Verzekeren dat de machine veilig en op vaste grondgeplaatst wordt. Elk risico van beweging moet door passendemaatregelen voorkomen worden, speciaal om spanning opuitlaatpijpleidingen te voorkomen.

Accukables op de accu(s) aansluiten en zorgen dat zij stevigaangetrokken zijn. Negatieve kabel vóór positieve kabelaansluiten.

WAARSCHUWING: Alle op de machine geïnstalleerde ofdaarop aangesloten perslucht apparatuur moet een veiligenominale werkdruk hebben van minstens de nominale drukvan de kompressor, en materialen die verenigbaar zijn methet kompressorsmeermiddel. (zie sectie ALGEMENEINFORMATIE).

WAARSCHUWING: Als meer dan één kompressor op ééngemeenschappelijk stroomafwaarts apparaat aangeslotenis, moeteneffectieve isolatie afsluiters aangebrachtworden waarbij de werkprocedures verhinderen moetendat één machine niet per ongeluk door een andere onderdruk/overdruk gezet kan worden.

ÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏ

WAARSCHUWING: Als uitlaatslangen een druk van meerdan 7bar verwerken moeten, wordt aanbevolen datbevestigingsdraden gebruikt worden ter beveiliging van deslangen.

Page 24: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

207/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

GEBRUIKSINSTRUCTIES

VOORDAT U BEGINT

1. Plaats de kompressor horizontaal (waterpas). Dekompressor is zodanig ontworpen dat deze zowel in de lengteals in de breedte 15 graden mag overhellen. Hierbij is de motoren niet het kompressorgedeelte de beperkende faktor.

Indien de kompressor tijdens bedrijf schuin staat, dan is hetbelangrijk dat het oliepeil van de motor zich altijd ongeveer ophet maximumniveau bevindt.

VOORZICHTIG! Zorg ervoor dat zowel de motor als dekompressor niet met teveel olie wordt gevuld.

2. Kontroleer de motorsmeerolie overeenkomstig deinstrukties uit het Bedieningshandboek voor de Motor.

3. Kontroleer het oliepeil van de kompressor in het peilglas opde afscheidertank.

4. Kontroleer het dieseloliepeil. Het is een goede gewoonte detank na iedere werkdag bij te vullen. Dit voorkomt kondensatiein de tank.

VOORZICHTIG! Gebruik uitsluitend dieselolie No.2−D met eenminimum oktaangetal van 45 en een zwavelgehalte van minderdan 0,5%.

VOORZICHTIG: Bij tanken:. motor uitschakelen.. niet roken.. eventueel open vuur doven.. brandstof niet in contact laten komen met heteoppervlakken.. persoonlijke veiligheidsuitrusting dragen.

5. Water van de brandstoffilter−waterafscheider aftappen enzorgen dat eventueel ontsnapte brandstof veilig opgevangenwordt.

6. Open de service−afsluiter. Zo zorgt u ervoor dat dekompressor niet meer onder druk staat. Sluit deservice−afsluiter.

7. VOORZICHTIG! Zorg ervoor dat de overkapping/deurentijdens bedrijf geheel gesloten zijn. Gebeurt dat niet, dan kanoververhitting ontstaan en komt er meer geluid vrij.

8. Kontroleer het niveau van de koelvloeistof in de radiateur.

Kontroleer de luchtrestriktie−indikator(s). ZieONDERHOUD verderop in dit handboek.

Bij starten van of werken met de machine in temperaturenbeneden of in de omgeving van 0�C, controleren dat de werkingvan het regelsysteem, de afblaasklep, de veiligheidsklep en demotor niet gehinderd wordt door ijs of sneeuw, en dat de inlaaten uitlaatpijpen en −kanalen vrij van ijs of sneeuw zijn.

Page 25: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

21 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

8

49

10 11

12

1

3 5

13

6

714

Bedieningspaneel

2

DIAGNOSTIEK/AUTOMATISCHE UITSCHAKELING(STANDAARD)

1. Compressorstoring – Moet onderzocht worden. Zie hetdiagnostische paneel van de Wedge voor meer gegevens.

2. Motorstoring – Moet onderzocht worden. Zie hetdiagnostische paneel van de Wedge voor meer gegevens.

3. Urenteller – Houdt de bedrijfstijd bij ten behoeve vanonderhoud.

4. Drukmeter compressoruitvoer – Geeft de druk in deverzameltank aan in kPa (psi).

5. Brandstofmeter – Geeft de hoeveelheid brandstof in detank aan.

BEDIENINGSORGANEN (STANDAARD)

6. Hoofdschakelaar – Zet naar “AAN” om voor het starten desystemen te activeren. Zet naar “UIT” om de motor af te zetten.

7. Schakelaar onderhoudslucht – Na het opwarmenINDRUKKEN. Dit zorgt voor volledige luchtdruk naar deonderhoudsuitgang.

8. Wacht met starten’−lampje.

OPTIONELE BEDIENINGSORGANEN

9. Motortoerenteller – Geeft het motortoerental aan.

10.Thermometer uitvoerlucht – Geeft aan in F en C. Normaal bedrijfsbereik: 85 C/185 F tot 120 C/248 F .

11.Drukmeter motorolie – Geeft oliedruk in de motor aan kPa(psi).

12.Thermometer motorkoelvloeistof – Geeft de temperatuurvan de koelvloeistof aan, met een normaal bedrijfsbereik van 82C/180 F to 99 C/210 F.

13.Spanningsmeter – Geeft de toestand van de accu aan.

14.Reserve

Page 26: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

227/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

DIAGNOSTISCH DISPLAYSCHERM WEDGE.

Het diagnostische displayscherm van de Wedgeis als hierboven ingedeeld. Hier volgt eenbeschrijving van alle diagnostische indicators.

1. Compressortemperatuur te hoog:Storingsindicatielampje. Indiceertuitschakelen als gevolg van een te hogecompressortemperatuur.

2. Reserve

3. Motoroliedruk te laag:Storingsindicatielampje. Indiceertuitschakelen als gevolg van een te lagemotoroliedruk.

4. Verstopt luchtfilter: Alarmindicatielampje.Indiceert dat de luchtinlaatfilters vanmotor/compressor onderhoud nodig hebben.

5. Temperatuur motorkoelvloeistof te hoog:Storingsindicatielampje. Indiceertuitschakelen als gevolg van een te hogekoelmiddeltemperatuur in de motor.

6. Reserve

7. Brandstofpeil te laag:Storingsindicatielampje. Indiceertuitschakelen als gevolg van een te laagbrandstofpeil. Lamp knippert alswaarschuwing bij laag brandstofpeil.

8. Storing in de compressor:Storingsindicatielampje. Indiceertuitschakelen als gevolg van storing in hetcompressorsysteem. Raadpleeg de lijst metstoringscodes.

9. Accuspanning te laag:Alarmindicatielampje. Indiceert dat de accu ofhet laadsysteem onderhoud nodig heeft.

10.Storing motor: Code voor motorstoring.Raadpleeg onderhoudskaart ofmotorhandleiding voor codes enonderhoudsvereisten.

11.Storingscode (4 cijfers): Storing incompressor of motor. Raadpleeg handleidingvoor de lijst van codes enonderhoudsvereisten.

Page 27: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

23 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Codes diagnostisch scherm Wedge

Als het storingsindicatielampje brandt, raadpleeg dan de waarschuwings/uitschakelingslijst hier onder.

Als het storingsindicatielampje brandt, raadpleeg dan de motordiagnostieklijst hieronder.

WAARSCHUWINGS/UITSCHAKEL−TOESTANDEN

Waarschuwing Uitschakeling

Toestand Code Lampje (knippert) Code Lampje (brandtconstant)

Vertraging

(sec.)

Motortoerental < 900 TPM 1 Compressorstoring 30

Motortoerental > 2300 TPM 2 Compressorstoring 30

Motorstarttijd overschreden 3 Compressorstoring 0

Temperatuur inlaatspruitstuk > 82,2gr. C (180 gr. F)

6 Compressorstoring

Motor reageert niet op de gashendel 10 Compressorstoring

Motor heeft zichzelf uitgeschakeld:reden onbekend

29 Compressorstoring

Uitlaat− temp. (RT2) sensorfout 32 Compressorstoring 10

Druk scheidingstank (PT1)sensorfout

33 Compressorstoring

Temp. scheidingstank > 119 gr. C(247. deg. F)

50 Compressorstoring 3

Machine−ID niet geldig 51 Compressorstoring 0

Temp. scheidingstank > (RT1)sensorstoring

53 Compressorstoring 10

Reg.− systeemdruk (PT2) sensorfout 54 Compressorstoring

Probleem seriële comm. 70 Compressorstoring

Probleem CAN−bus 71 Compressorstoring

Page 28: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

247/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Waarschuwing Uitschakeling

Toestand Code Lampje (knippert) Code Lampje (brandtconstant)

Vertraging

(sec.)

Functiegebonden lampjes:

Brandstofpeil te laag Brandstofpeil Brandstofpeil 3

Verstopping luchtfilter (optie) Verontreinigd filter

Accuspanning te laag Laadtoestand accu

Oliedruk motor < 18 PSI (120 kPa) Oliedruk motor te laag

Temperatuur motorkoelvloeistof >=102 gr. C (220 gr. F)f

Motortemp. te hoog

Temperatuur motorkoelvloeistof >=104 gr. C (230 gr. F)

Motortemp. te hoog 10

Uitvoertemp. te hoog (RT2 > 247 gr.F (119 gr. C)

Hoge temp. compressor 3

MOTORDIAGNOSTIEKCODE

Lijst van diagnostische storingscodes (DSC’s)

WeergegevenCode

Definitie

28 Fout ingangsspanning analoge regelaar (B)

29 Fout ingangsspanning analoge regelaar (A)

91 Fout ingangsspanning meerstandenregelaar

94 Probleem met brandstofdruk

100 Probleem met motoroliedruk

102 Probleem met turbobooster

105 Probleem met luchttemperatuur verdeelstuk

108 Probleem met meting van atmosferische druk

110 Probleem met koelvloeistoftemperatuur

157 Probleem met brandstofdruk

158 ECU geen stroom−fout

174 Probleem met brandstoftemperatuur

611 Probleem met bedrading injector

629 Elektronische regeleenheid defect

636 Fout nokkenasstandsensor van motor

637 Fout krukasstandsensor

1136 Temperatuur regeleenheid motor te hoog

1172 Probleem met turboinlaattemperatuur

1347 Probleem met injectiepomp

2630 Probleem met uitlaattemperatuur van intercooler

2790 Probleem met turbo−uitlaattemperatuur

Page 29: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

25 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

STARTEN

WAARSCHUWING! Onder geen beding mag gebruikworden gemaakt van vluchtige vloeistoffen zoals ether omde kompressor te starten.

1

3

2

Alle gebruikelijke startprocedures worden met debedieningsschakelaar uitgevoerd.

. Draai de contactschakelaar naar stand 1. De motor− encompressorstoringslampjes lichten even op.

Wacht met starten’−lampje.

. Draai de contactschakelaar naar stand 1 totdat het ‘Wacht metstarten’−lampje (14) uit gaat.

. . Draai de contactschakelaar naar de startpositie (3) (positievoor starten motor).

. N.B.: Stand (2) wordt niet gebruikt op AWIR−modellen.

. Laat terugkomen naar stand (1) als de motor start. De motordraait nu met een gereduceerd toerental.

Bij temperaturen onder 0�C of als het moeilijk is voor het eerstte starten:

Aansluitingkraan geheel openen zonder een slang aan tesluiten.

Bovenstaande startvolgorde uitvoeren

Zodra motor ongehinderd draait, servicekraan sluiten

Nooit machine voor lange perioden laten draaien metservicekraan open.

Wachten tot machine bedrijfstemperatuur bereikt heeft.

Op dit punt in het bedrijf van de machine is het veilig om devolle belasting op de motor aan te leggen.

OPM: Bij starten van motor met persluchtkraan open enwanneer lucht uit klep stroomt, altijd oorbeschermers dragen.

NA OPWARMEN INDRUKKEN

N.B.: Om de machine de gelegenheid te geven te starten metverlaagde druk, is een start−run knop op hetinstrumentenpaneel geplaatst die in verbinding staat met hetregulatiesysteem. (De klep komt automatisch terug naar destart positie als de machine gestopt en de luchtdruk isafgeblazen).

Laat de motor op bedrijfstemperatuur komen en drukvervolgens op knop (7).

. De machine kan nu zonder gevaar op vollast draaien.

DUBBELE DRUK INDIEN AANWEZIG

Machines die werken boven 7 bar kunnen facultatief uitgerustworden met een dubbele druk schakelaar (B). Met dezescahkelaar kan tussen 7 bar en de nominale druk van demachine geschakeld worden; debiet blijft nominal constant.

Starten en stoppen worden niet door de keuze beïnvloed entijdens normal bedrijf kan de schakelaar veilig bediend worden.Men diet echter te zorgen dan stroomafwaarts anngeslotenapparaten geschikt zijn voor de beschikbare druk.

De manometer geeft aan welke stand gekozen is

STOPPEN

. Sluit de service−afsluiter.

. Laat de kompressor kort op nullast draaien zodat de motorkan afkoelen.

. Draai de sleutelschakelaar in de 0−stand (uit−stand).

N.B.: Zo gauw als de motor stopt, zal de automatische afblaasalle druk afblazen uit het systeem.

Als de automatische afblaasklep weigert te werken, moet dedruk gelijkmatig ontlast worden m.b.v. de handbediendeafblaasklep. Hierbij dient passende beveiligingsuitrustinggedragen te worden.

VOORZICHTIG! Zorg ervoor dat de kompressor nooit stationairdraait terwijl het systeem nog onder druk staat.

NOODSTOP

DRAAI DE SLEUTELSCHAKELAAR OP HETKONTROLEPANEEL IN DE 0−STAND (UIT−STAND) als dekompressor in geval van nood moet worden uitgeschakeld.

HERSTARTEN NA EEN NOODSTOP

Indien de kompressor is uitgeschakeld als gevolg van eenstoring, dan dient deze storing te worden opgespoord enverholpen voordat de kompressor opnieuw kan worden gestart.

Page 30: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

267/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Indien de kompressor is uitgeschakeld omdat zich eengevaarlijke situatie voordoet, dan dient u er zeker van te zijn datde kompressor zonder gevaar kan funktioneren voordat dekompressor opnieuw kan worden gestart.

Raadpleeg de instrukties onder VOORDAT U BEGINT enSTARTEN alvorens de kompressor opnieuw te starten.

KONTROLE TIJDENS BEDRIJF

Als zich een van de veiligheids−uitschakeltoestandenvoordoet, slaat de machine af.

Raadpleeg de diagnostische schermcodes−tabel van deWedge voor een lijst van uitschakeltoestanden.

Voorzichtig: Om bij lage temperaturen te verzekeren datvoldoende olie naar de kompressor stroomt, de uitlaatdruk nooitonder 3,5bar laten dalen.

BUITENGEBRUIKSTELLING

Wanneer de machine permanent buiten gebruik gesteld ofgedemonteerd gaat worden, is het van belang dat elke kans vangevaar of geëlimineerd of aan de gebruiker medegedeeld wordt.In het bijzonder:

. Accu’s of onderdelen die asbest bevatten niet vernietigenzonder de materialen veilig te verpakken

. Geen enkel drukvat wegwerpen zonder dit duidelijk tekenmerken met de betreffende kenplaat informatie of ditonbruikbaar te maken door boren van gaten of het in delen tesnijden enz.

. Smeer− of koelmiddelen niet op open grond of in riolengieten.

. Nooit een complete machine afvoeren zonder vergezeld telaten gaan door documentatie m.b.t. tot aanwijzingen voor zijngebruik.

Page 31: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

27 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

MOTOR

Motorserienummerplaatje

Elke motor heeft een motorserienummer van 13cijfers.

Het motorserienummerplaatje bevindt zichrechts op het cilinderblok achter hetbrandstoffilter.

Brandstoffen, smeermiddelen enkoelvloeistof

Diesel

Neem contact op met uw plaatselijkebrandstofleverancier voor informatie over deeigenschappen van de plaatselijk verkrijgbarediesel.

Dieselmengsels zijn over het algemeenaangepast aan deminimumtemperatuurvereisten van het gebiedwaar ze verkocht worden.

Diesel die geclassificeerd is als EN 590 ofASTM D975 wordt aanbevolen.

Vereiste brandstofeigenschappen

De brandstof moet in elk geval aan de volgendevereisten voldoen:

Cetaangetal van ten minste 45. Eencetaangetal van meer dan 50 verdient devoorkeur, in het bijzonder voor temperaturenonder de −20�C (−4�F) of hoogten boven de1500 m (5000 ft).

Temperatuurgrens van de filtreerbaarheid(Cold Filter Plugging Point; CFPP) onder deverwachte minimumtemperatuur OFTroebelingspunt ten minste 5�C (9�F) onderde verwachte minimumtemperatuur.

Smerend vermogen moet een minimumbelastingsniveau van 3100 gram doorstaanzoals gemeten volgens ASTM D6078, of eenmaximale indrukkingsdiameter van 0,45 mmzoals gemeten volgens ASTM D6079.

Zwavelgehalte:

• De kwaliteit van de diesel en hetzwavelgehalte van de brandstof moetenvoldoen aan alle geldende voorschriften voorhet gebied waar de motor gebruikt wordt.

• Een zwavelgehalte van minder dan 0,05%(500 ppm) verdient de voorkeur.

• Als diesel met een zwavelgehalte van meerdan 0,05% (500 ppm) gebruikt wordt, kan hetdat de carterolie vaker ververst moet worden.(Zie de aanbeveling voor dieselmotorolie.)

• GEBRUIK GEEN diesel met eenzwavelgehalte van meer dan 1,0%.

BELANGRIJK: MENG GEEN afgewerktemotorolie of andere smeerolie met de diesel.

Bio−diesel

Bio−diesel mag UITSLUITEND worden gebruiktals de eigenschappen van de bio−dieselvoldoen aan de nieuwste editie van ASTMPS121, DIN 51606 of een daaraangelijkwaardige specificatie.

Het is gebleken dat bio−diesel het smerendvermogen van aardolie−diesel kan verbeterenbij een mengverhouding van maximaal 5%.

Bij gebruik van een mengsel met bio−dieselmoet bij luchttemperaturen van −10�C (14�F)en lager het motoroliepeil dagelijksgecontroleerd worden. Als er brandstof in deolie belandt, dient het interval tussen tweeolieverversingen ingekort te worden.

BELANGRIJK: Ruwe geperste plantaardigeolie is in GEEN ENKELE concentratieaanvaardbaar voor gebruik als brandstof.

Zulke olie verbrandt niet volledig enveroorzaakt motordefecten doordat erafzettingen achterblijven op de injectors enin de verbrandingskamer.

Hanteren en opslaan van bio−diesel

WAARSCHUWING: Spring voorzichtig metbrandstof om. Vul de brandstoftank niet alsde motor loopt.

NIET ROKEN tijdens het vullen van debrandstoftank en tijdens onderhoud aan hetbrandstofsysteem.

Vul de brandstoftank aan het eind van dewerkdag om watercondensvorming enbevriezing bij koud weer te voorkomen.

Houd alle opslagcontainers zo vol mogelijk omcondensvorming tot een minimum te beperken.

Zorg dat alle brandstoftankdoppen en −dekselsgoed zijn aangebracht om te voorkomen dat ervocht binnendringt.

Controleer regelmatig het watergehalte van debrandstof.

Het kan dat het brandstoffilter vaker vervangenmoet worden wegens voortijdig verstopt raken.

Controleer elke dag vóór het starten van demotor het motoroliepeil. Als het oliepeilgestegen is, kan dat erop wijzen dat erbrandstof in de motorolie lekt.

Als brandstof voor langere tijd wordt opgeslagenof als er niet veel brandstof gebruikt wordt, voegdan een brandstof−conditioner toe om debrandstof te stabiliseren enwatercondensvorming te voorkomen.Raadpleeg uw brandstofleverancier voor advies.

Page 32: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

287/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Opslag diesel

WAARSCHUWING: Spring voorzichtig metbrandstof om. Vul de brandstoftank niet alsde motor loopt.

NIET ROKEN tijdens het vullen van debrandstoftank en tijdens onderhoud aan hetbrandstofsysteem.

Vul de brandstoftank aan het eind van dewerkdag om watercondensatie en bevriezing bijkoud weer te voorkomen.

BELANGRIJK: Sla diesel NIET op ingegalvaniseerde containers. Dieselopgeslagen in gegalvaniseerde containersreageert met de zink−coating van decontainer, waarbij zinkvlokken gevormdworden. Als de brandstof water bevat, wordtdaarnaast ook een zinkgelei gevormd. Doorde gelei en de vlokken raken brandstoffilterssnel verstopt en wordeninjectiemondstukken en de injectiepompbeschadigd.

GEBRUIK GEEN containers metmessing−coating voor de opslag vanbrandstof. Messing is een legering vankoper en zink.

Sla diesel op in containers van kunststof,aluminium of staal die speciaal gecoat zijn voorde opslag van diesel.

Sla brandstof niet voor lange tijd op. Alsbrandstof vóór het gebruik langer dan eenmaand opgeslagen blijft, of als de brandstof inde motor of de opslagcontainer niet snelgebruikt wordt, voeg dan eenbrandstof−conditioner toe om de brandstof testabiliseren en watercondensvorming tevoorkomen.

Het effect van koud weer op een dieselmotorbeperken

Ingersoll Rand−dieselmotoren zijn ontworpenvoor een effectieve werking bij koud weer.

Raadpleeg uw geautoriseerde motorleverancierof service−dealer voor nadere informatie envoor de beschikbaarheid van hulpmiddelen voorkoud weer.

Gebruik brandstof van Grade No. 1−D

Als er temperaturen van onder de 5�C (40�F)voorkomen, kunt u voor koud weer het bestbrandstof van Grade No. 1−D gebruiken.

Diesel−additief

BELANGRIJK: Behandel de brandstof als debuitentemperatuur onder de 0�C (32�F)komt te liggen. Gebruik voor het besteresultaat nog onbehandelde brandstof. Volgalle aanbevelingen en aanwijzingen op hetetiket.

Behandel de brandstof met eenbrandstof−conditioner (’Winter’) tijdens hetkoude seizoen. Winter−formule is een mengselvan diesel−conditioner en anti−gel−additief.

Dieselmotorolie

Gebruik SAE15W−40−viscositeitsolie bijverwachting van temperaturen tussen de −12�Cen de 40�C (10�F − 122�F) in de periode tot devolgende olieverversing.

De volgende olie verdient de voorkeur:

• Pro−Tec� Engine Fluid

Een andere olie mag worden gebruikt, als dievoldoet aan een of meer van de volgendevereisten:

• API−service−classificatie CI−4

• API−service−classificatie CH−4

• ACEA−specificatie E3

• ACEA−specificatie E4

• ACEA−specificatie E5

Dieselmotorolie met multiviscositeitverdient de voorkeur.

De kwaliteit van de diesel en het zwavelgehaltemoeten voldoen aan alle geldendeemissievoorschriften voor het gebied waar demotor gebruikt wordt.

Als diesel met een zwavelgehalte van meer dan0,05% (500 ppm) wordt gebruikt, dient hetinterval tussen twee olieverversingen enfiltervervangingen met 100 uur verminderd teworden.

Als diesel met een zwavelgehalte van meer dan0,5% (5000 ppm) gebruikt wordt, dient hetservice−interval met 50% verminderd teworden.

Gebruik van diesel met een zwavelgehalte vanmeer dan 1,0% (10.000 ppm) is niet aan tebevelen.

Page 33: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

29 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Dieselmotor−koelvloeistof

Het motorkoelsysteem wordt gevuld om hethele jaar bescherming te bieden tegen corrosieen tegen puntroestvorming in de cilindervoering,en vorstbescherming in de winter tot −37�C(−34�F).

Ethyleenglycol−koelvloeistof met laagsilicaatgehalte voor heavy−duty motoren kangebruikt worden als hij aan een van devolgende specificaties voldoet:

• ASTM D5345 (voorverdunde koelvloeistof)

• ASTM D4985 (koelvloeistofconcentraat) ineen mengsel van 40 tot 60% met water vangoede kwaliteit.

Aan koelvloeistoffen die aan deze specificatiesvoldoen, moeten koelvloeistof−additieven voorheavy−duty dieselmotoren worden toegevoegd,voor bescherming tegen corrosie en tegenerosie van en puntroestvorming in decilindervoering.

Een 50% mengsel vanethyleenglycol−motorkoelvloeistof en watergeeft vorstbescherming tot −37�C (−34�F).Raadpleeg voor bescherming bij lageretemperaturen uw dealer voor advies.

De waterkwaliteit is van belang voor deeffectiviteit van het koelsysteem. Voor mengenmet motorkoelvloeistofconcentraat opethyleenglycolbasis wordt gedestilleerd ofgedemineraliseerd water aanbevolen.

Chloriden <40mg/L

Sulfaten <100 mg/L

Totaal aan opgelostevaste deeltjes

<340 mg/L

Totale hardheid <170 mg/L

pH 5.5 to 9.0

BELANGRIJK: Gebruik geenkoelsysteem−afdichtingsadditieven ofantivries die afdichtingsadditieven bevat.

Aanvullende koelvloeistof−additieven

Het gehalte aan koelvloeistof−additieven neemtgeleidelijk af tijdens het gebruik van de motor.Vul bij alle aanbevolen koelvloeistoffen deadditieven vaker bij dan u de koelvloeistofververst, namelijk om de 12 maanden.

BELANGRIJK: Gebruikkoelvloeistof−additieven uitsluitend voor hetbijvullen van de koelvloeistof. Gebruik geenadditief als het hele systeem wordt geleegden opnieuw gevuld.

Raadpleeg de leverancier van de koelvloeistofen volg de aanbevelingen van de fabrikant voorhet gebruik van aanvullendekoelvloeistof−additieven.

Gebruik van niet−aanbevolen aanvullendekoelvloeistof−additieven kan tot neerslaan vanadditief en geleivorming in de koelvloeistofleiden.

Voeg de door de fabrikant aanbevolenconcentratie aanvullend koelvloeistof−additieftoe. Voeg NIET meer toe dan de aanbevolenhoeveelheid.

Aftapintervallen koelvloeistof

Tap de in de fabriek aangebrachte koelvloeistofaf, spoel het koelsysteem door en vul hetopnieuw na de eerste 3 jaar of 3000 uurgebruik. Hoe vaak de koelvloeistof vervolgensmoet worden afgetapt, hangt af van degebruikte kwaliteit. Tap na elk interval dekoelvloeistof af, spoel het koelsysteem door envul het met nieuwe koelvloeistof.

Gebruik in warme klimaatsomstandigheden

Ingersoll Rand−motoren zijn ontworpen voor hetgebruik van motorkoelvloeistoffen opglycolbasis.

Gebruik altijd een van de aanbevolenmotorkoelvloeistoffen op glycolbasis, zelfs als uwerkt in een gebied waar vorstbescherming nietvereist is.

BELANGRIJK: Water mag uitsluitend innoodomstandigheden als koelvloeistofgebruikt worden.

Gebruik van water als koelvloeistof leidt totschuimen, aluminium− en ijzercorrosie ophete oppervlakken, kalkneerslag encavitatie, ook als erkoelvloeistof−conditioners zijn toegevoegd.

Zorg dat u het koelsysteem zo snel mogelijkleegt en weer vult met motorkoelvloeistof opglycolbasis.

Inloop motor

De motor is gereed voor normaal gebruik. Maarextra zorg tijdens de eerste 100 gebruiksurenleidt tot betere motorprestaties op de lange duuren een langere levensduur van de motor.Gebruik de motor NIET langer dan 100 uur metinloopolie.

Page 34: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

307/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Intervaltabel voor smering en onderhoudN.B.: De onderstaande service−intervallen zijn voor industriële standaardmotoren. Zie voor details dehoofdstukken na deze tabellen.

Item Service−intervallen voor smering en onderhoud

Controle motorolie− en koelvloeistofpeil Dagelijks 500 uur/12maanden

2000 uur/24maanden

Naar vereist

Controle brandstoffilter/waterglas �

Controle stofafvoerklep luchtfilter &verstoppingsindicatie−meter a

Visuele inspectie rondom � �

Accu−onderhoud �

Controle handmatige riemspanner en riemslijtage �

Verversen motorolie en vervangen oliefilter �

Carterontluchtingsbuis reinigen �

Controle luchtinlaat−slangen, −aansluitingen & −systeem �

Vervangen brandstoffilterelementen—Ontluchtenbrandstofsysteem

Controle riemspanner en riemsliijtage �

Controle elektrische aardverbinding motor �

Controle koelsysteem �

Druktest koelsysteem �

Doorspoelen koelsysteem �

Testen thermostaten �

Controle en afstellen klepspeling motor �

Koelvloeistof toevoegen �

Vervangen luchtfilterelementen �

Vervangen poly−V−riem �

A Vervang het primaire luchtfilterelement als de verstoppingsindicator een vacuüm van 625 mm (25 in.) H2O aangeeft.

B Ververs de olie en vervang het filter tijdens het inlopen van de motor voor het eerst na 100 uur gebruik.

C Als u niet een van de aanbevolen olieën of Pro−Tec� gebruikt, dienen de olie en het filter om de 250 uur ververst en vervangente worden. Als u diesel met een zwavelgehalte van meer dan 0,05% gebruikt, wordt het verversings−/vervangingsinterval voorolie en filter ook bekort.

Page 35: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

31 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Smering & onderhoud/dagelijks

Dagelijkse controles vóór het starten

Doe het volgende elke dag VOORDAT U DEMOTOR voor het eerst start:

Controleer het motoroliepeil met de peilstok.

BELANGRIJK: Voeg GEEN olie toe voordathet oliepeil zich ONDER de kruisjes op depeilstok bevindt.

BELANGRIJK: Vul NIET hoger dan debovenste markering op de peilstok. Hetoliepeil mag op elke hoogte tussen dekruisjes staan.

Verversen van de motorolie en vervangenvan het oliefilter:

Controleer de brandstoffilters op water en vuil.Als het filter is uitgerust met een kijkglas, leeghet dan zo nodig dagelijks op basis van eenvisuele inspectie.

BELANGRIJK: Tap het water af in eengeschikte container en voer het op correctewijze af.

a) Draai de aftappluggen (A) onder aan debrandstoffilters of eventuele glazen twee ofdrie slagen los.

b) Draai de ontluchtingsplug (B) op debrandstoffilterhouder twee volle slagen los enlaat het water er onderuit weglopen tot erbrandstof uit begint te komen.

c) Als er brandstof uit begint te komen, draait ude aftappluggen stevig aan.

Na het aftappen van water uit de brandstoffiltersmoeten de filters worden voorgevuld door hetbrandstofsysteem volledig te ontluchten.

Motorolie verversen en het filter vervangen

Uw motor is uitgerust met een speciaal oliefilter.

N.B.: Ververs de olie en vervang het filtertijdens het inlopen van de motor voor het eerstna hoogstens 100 uur gebruik.

Na het inlopen is het interval voor verversenvan de olie en vervangen van het filter 500 uurof om de 12 maanden, afhankelijk van wat zichhet eerst voordoet.

N.B.: Als u diesel met een zwavelgehalte vanmeer dan 0,05% (500 ppm) gebruikt, wordt hetvervangingsinterval voor olie en filter bekort.

Verversen van de motorolie en vervangenvan het oliefilter:

1. Laat de motor ongeveer 5 minuten draaienom de olie op te warmen. Zet de motor af.

2. Verwijder de aftapplug uit het oliecarter.

3. Tap de carterolie af terwijl de motor warm is.

4. Draai het filterelement met een geschiktefiltersleutel los om het te verwijderen. Werphet oliefilterelement weg.

Belangrijk: De filtratie van de olie is van hetgrootste belang voor een goede smering.Vervang het filter altijd regelmatig.

5. Breng schone motorolie aan op de binnen−en buitenpakking en op de filterschroefdraadvan het nieuwe filter.

6. Veeg beide afdichtingsoppervlakken van defilterkop af met een schone doek. Controleerof de stofafdichting op zijn plaats zit envervang hem als hij beschadigd is.

BELANGRIJK: Een filterelement bij hetinstalleren uitsluitend MET DE HANDAANDRAAIEN. Een filtersleutel magUITSLUITEND worden gebruikt voorVERWIJDERING.

7. Installeer het oliefilter en draai het met dehand aan tot het stevig tegen destofafdichting aan zit. GEEF GEEN extra 3/4tot 1−1/4 slag nadat de pakking contactmaakt, zoals bij standaardfilters gewoon is.

8. Haal de aftapplug aan tot het gespecificeerdemoment.

Specificatie

Oliecarter−aftapplug met koperen ring—Aanhaalmoment 70 N•m (52 lb ft)

Oliecarter−aftapplug met O−ring—Aanhaalmoment 50 N•m (37 lb ft)

9. Vul het motorcarter met Pro−Tec� EngineFluid.

Zie voor het vaststellen van de juistehoeveelheid olie voor uw motorOLIEVULVOLUME MOTORCARTER in hethoofdstuk Specificaties in deze handleiding.

BELANGRIJK: Gebruik direct na hetverversen van de olie 30 seconden destartmotor zonder de motor te laten starten.Zo worden alle motoronderdelen goedgesmeerd voordat de motor start.

N.B.: De oliecapaciteit van het carter kanenigszins afwijken. Vul het carter ALTIJD tottussen de kruisjes op de peilstok. NIET te vervullen.

10. Start de motor en laat hem draaien om opeventuele lekkage te controleren.

11. Zet de motor af en controleer na 10 minutenhet oliepeil. Het oliepeil moet tussen dekruisjes op de peilstok staan.

Page 36: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

327/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

De carterontluchtingsbuis reinigen

Als de motor in stoffige omstandighedengebruikt wordt, moet de buis vaker gereinigdworden.

1. Verwijder de ontluchtingsbuis van het carteren maak hem schoon.

2. Installeer de ontluchtingsbuis. Controleer ofde O−ring goed past in het tuimelarmdekselvoor de elleboogadapter.

Brandstoffilterelementen vervangen

De motor is uitgerust met een primairbrandstoffilter (of voorfilter) met waterglas eneen eindfilter. Beide filters worden om de 500uur vervangen.

VOORZICHTIG: Ontsnappende vloeistofonder druk kan doordringen in de huid enernstig letsel veroorzaken. Laat alle druk afvoordat u brandstofleidingen of andereleidingen loskoppelt. Draai alleverbindingen aan voordat u druk toevoert.Houd de handen en het lichaam uit de buurtvan gaatjes en injectiemondstukken waarvloeistof onder hoge druk uit komt. Gebruikeen stukje karton of papier om naar lekkente zoeken. Gebruik niet uw hand.

1. Draai de brandstofafsluitkraan dicht, als ereen is.

2. Reinig de brandstoffilters en het gebiederomheen grondig.

3. Koppel de watersensorbedrading los (indienaanwezig).

4. Draai de aftappluggen los en laat debrandstof in een geschikte container lopen.

N.B.: Borgringen optillen tijdens het draaienhelpt om voorbij de richtpennen te komen.

5. Pak de borgring stevig vast en draai hem 1/4slag linksom. Verwijder de ring samen methet filterelement.

6. Inspecteer de montagevoet van het filter opvuil. Reinig naar vereist.

N.B.: De richtpennen op debrandstoffilterbussen moeten goed in lijn staanmet de gaten in de montagevoet voor eengoede installatie.

7. Installeer de nieuwe filterelementen op hunmontagevoet. Zorg dat de elementen in degoede richting staan en stevig op hunvoetstuk staan. Het kan dat u de filters moetdraaien voor een juiste uitlijning.

Als het filter is uitgerust met eenwaterscheidingsglas (E), verwijder dan hetfilterelement van het scheidingsglas. Leeg enreinig het scheidingsglas. Drogen met perslucht.Installeer het glas op het nieuwe element. Draaihet stevig aan.

8. Lijn de pennen van het filterelement uit metde gaten in de filtervoet.

9. Installeer de borgring op de montagevoet,waarbij u erop let dat de stofafdichting op zijnplaats op de filtervoet zit. Draai de ring metde hand aan (ongeveer 1/3 slag) totdat hij inde aanslag ”klikt”. Draai de borgring NIET testrak aan.

N.B.: Een juiste installatie is bereikt als u een”klik” hoort en de borgring los voelt komen. Hetnieuwe element wordt geleverd met een stopwaarmee het oude element kan wordenafgedicht.

10. Leg de watersensorbedrading weer aan(indien aanwezig).

11. Open de brandstofafsluitkraan en ontluchthet brandstofsysteem.

De veerspanning van de riemspanner en deriemslijtage controleren (automatischespanner)

Riemaandrijvingssystemen uitgerust metautomatische (veer)riemspanners kunnen nietworden afgesteld of gerepareerd. Deautomatische riemspanner is zo ontworpen dathij de riem gedurende zijn hele levensduur opde juiste spanning houdt. Als despanveerspanning buiten de specificaties valt,vervangt u de spannerconstructie.

Riemslijtage controleren

De riemspanner is ontworpen om binnen dearmbewegingslimieten te werken die wordenafgeperkt door de gegoten stops, als een riemvan de juiste lengte op de juiste wijze isaangebracht.

Controleer op het oog de gegoten stops aan deriemspannerconstructie.

Als de spanner−stop op de zwenkarm de vastestop raakt, controleert u de montagebeugels(alternator, riemspanner, spanpoelie enz.) en delengte van de riem. Vervang zo nodig de riem.

Page 37: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

33 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

De spanveerspanning controleren

Een riemspanningsmeter geeft de riemspanningniet correct aan bij gebruik van eenautomatische riemspanner. Meet despanveerspanning met behulp van eenmomentsleutel. Volg de onderstaandeprocedure:

1. Laat de spanning van de riem af door eenbreekijzer en mof op de spanarm te zetten.Neem de riem van de poelies af.

2. Laat de spanning op de spanarm los enverwijder het breekijzer.

3. Merk de zwenkarm van de spanner zoals tezien in de afbeelding.

4. Meet 21 mm (0.83 in.) af en breng eenmarkering aan op de montagevoet van despanner.

5. Breng een momentsleutel aan, zodanig dathij is uitgelijnd met de spillen van de poelie ende spanner. Draai de zwenkarm met behulpvan de momentsleutel totdat de markeringenzijn uitgelijnd.

6. Noteer de aflezing van de momentsleutel envergelijk die met de onderstaandespecificatie. Vervang zo nodig despannerconstructie.

Specificatie

Veerspanning—Moment 18−22 N•m (13−16 lb ft)

N.B.: De kolombout van de riemspannerrolheeft een LINKSE schroefdraad.

Controleren elektrische aardverbindingenmotor

Houd alle aardverbindingen van de motorschoon en goed aangedraaid om elektrischevonkontladingen te voorkomen die tot schadeaan elektrische componenten kunnen leiden.

De aanvullende koelvloeistof−additievenbijvullen tussen twee verversingen van dekoelvloeistof

N.B.: Als het koelsysteem wordt gevuld metkoelvloeistof zonder aanvullendekoelvloeistof−additieven, moet de koelvloeistofeerst behandeld worden.

Het gehalte aan koelvloeistof−additieven neemtin de loop der tijd geleidelijk af tijdens hetgebruik van de motor. De inhibitors moetenregelmatig worden bijgevuld. Het koelsysteemmoet worden bijgevuld met extra aanvullendekoelvloeistof−additieven die verkrijgbaar zijn inde vorm van vloeibare koelvloeistof−conditioner.

Het is van groot belang om het gehalte aankoelvloeistof−conditioner en het vriespunt op hetjuiste niveau te houden, ter bescherming tegenroest, puntroestvorming in de cilindervoering enbevriezing als gevolg van een verkeerdkoelvloeistofmengsel.

Meng NOOIT verschillende merkenkoelvloeistof−additief met elkaar.

Vul het systeem bij volgens de aanwijzingen ophet etiket van de koelvloeistof−conditioner.

BELANGRIJK: Houd de koelvloeistof altijdop het juiste peil en in de juisteconcentratie. Laat de motor NOOIT draaienzonder koelvloeistof, zelfs niet voor eenpaar minuten.

Als de koelvloeistof vaak moet wordenbijgevuld, moet de glycolconcentratieworden gecontroleerd om er zeker van tezijn dat het juiste vriespunt wordtgehandhaafd. Volg de aanwijzingen van defabrikant van de koelvloeistof/accutester.

Voeg de door de fabrikant aanbevolenconcentratie aanvullend koelvloeistof−additieftoe. Voeg NIET meer toe dan de aanbevolenhoeveelheid.

Gebruik van niet−aanbevolen aanvullendekoelvloeistof−additieven kan tot neerslaan vanadditief en geleivorming in de koelvloeistofleiden.

Raadpleeg bij het gebruik van anderekoelvloeistoffen de leverancier van dekoelvloeistof en volg de aanbevelingen van defabrikant voor het gebruik van aanvullendekoelvloeistof−additieven.

Ventilator− en alternatorriemen vervangen

Raadpleeg DE VEERSPANNING VAN DERIEMSPANNER EN DE RIEMSLIJTAGECONTROLEREN in het gedeelte 500 uur/12maanden van ’Smering en onderhoud’ voorverdere informatie over de riemspanner.

1. Controleer de riemen op barsten, rafels enuitgerekte gedeelten. Vervang zo nodig.

2. Laat voor het vervangen van de riem metautomatische spanner de spanning van deriem af door een breekijzer en een mof op despanarm zetten.

Laat voor het vervangen van de riem met dehandmatige spanner de spanning af bij deriemspanner.

3. Neem de poly−V−riem van de poelies af enwerp hem weg.

4. Leg de nieuwe riem om. Zorg ervoor dat deriem goed in alle poeliegroeven valt.Raadpleeg de illustratie rechts om te zienhoe u de riem op uw machine omlegt.

Page 38: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

347/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

5. Zet spanning op de riem met de spanner.Verwijder de mof.

6. Start de motor en controleer de uitlijning vande riem.

Het brandstofsysteem ontluchten

Ontlucht het brandstofsysteem (motoren metelektrische brandstofpompsystemen of eenStanadyne DE10−pomp).

VOORZICHTIG: Ontsnappende vloeistofonder druk kan doordringen in de huid enernstig letsel veroorzaken. Voorkom gevaardoor alle druk af te laten voordat uhydraulische of andere leidingenloskoppelt. Draai alle verbindingen aanvoordat u druk toevoert. Zoek naar lekkenmet een stuk karton. Bescherm de handenen het lichaam tegen vloeistof onder hogedruk.

Elke keer nadat het brandstofsysteem geopendis geweest voor onderhoud (leidingenlosgekoppeld of filters verwijderd) moet hetsysteem ontlucht worden.

Het brandstofsysteem kan op verschillendeplaatsen ontlucht worden. Kies de plaats die hetbest geschikt is bij uw gebruik van demotor/machine.

1. Draai de ontluchtingsschroef op debrandstoffiltervoet met de hand twee volleslagen los.

2. Bedien debrandstofopvoerpomp−voorvulhendel (B) ofde voorvulknop op de brandstoffiltervoet(indien aanwezig).

3. Draai de ontluchtingsplug stevig aan. Gadoor met voorvullen tot u geen pompwerkingmeer voelt.

4. Start de motor en controleer op lekkage.

Als de motor niet wil starten, kan het dat hetbrandstofsysteem via de brandstofinjectiepompof via de injectiemondstukken ontlucht moetworden, zoals hieronder uitgelegd.

Via de brandstofinjectiepomp

1. Draai de brandstofretourleiding los bij debrandstofinjectiepomp.

2. Bedien debrandstofopvoerpomp−voorvulhendel of devoorvulknop op de brandstoffiltervoet (indienaanwezig).

3. Als er geen luchtbellen meer in deuitstromende brandstof zitten, draait u debrandstofretourleiding weer aan volgens despecificaties. De voorvulhendel heeft eenveer en springt zelf weer terug naar denormale stand.

Specificatie

Brandstofinjectiepomp−retourleiding—Aanhaalmoment 27 N•m (20 lb−ft)

Via de injectiemondstukken

BELANGRIJK: Gebruik om schade tevoorkomen altijd een tweede sleutel bij hetlos− en aandraaien van brandstofleidingenbij mondstukken en/of de injectiepomp.

1. Draai met behulp van twee steeksleutels debrandstofleidingen bij de injectiemondstukkenlos.

2. Gebruik 15 seconden lang de startmotor(zonder de motor te starten) totdat erbrandstof zonder belletjes uit de losseverbinding komt stromen. Haal de verbindingweer aan volgens de specificaties.

Specificatie

Brandstofinjectiemondstuk aanvoerleidingen—Aanhaalmoment 27 N•m (20 lb−ft)

3. Herhaal de procedure voor de overigeinjectiemondstukken (indien nodig) totdat allelucht uit het brandstofsysteem is verwijderd.

Als de motor nog niet start, neem dan contactop met uw geautoriseerde service−dealer ofmotorleverancier.

Page 39: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

35 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Breng geen wijzigingen aan in hetbrandstofsysteem

BELANGRIJK: Modificatie of wijziging vande injectiepomp, de timing van deinjectiepomp of de brandstofinjectors opeen wijze die niet wordt aanbevolen door defabrikant beëindigt de garantie−verplichtingten opzichte van de koper.

Daarbij kunnen wijzigingen aan hetbrandstofsysteem die de aan emissiegerelateerde onderdelen van de motor rakenboetes en andere straffen tot gevolg hebbenonder de EPA−voorschriften of andereplaatselijke emissiewetgeving.

Probeer niet zelf onderhoud uit te voerenaan de injectiepomp of debrandstofinjectors. Daar is een specialeopleiding en speciaal gereedschap voornodig. (Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer).

Probleemoplossing

Algemene probleemoplossingsinformatie

Het oplossen van motorproblemen kan moeilijkzijn.In dit hoofdstuk staat een lijst metmotorproblemen die u kunt tegenkomen, metdaarbij de mogelijke oorzaken en oplossingen.De geïllustreerde schema’s enprobleemoplossingsinformatie zijn algemeenvan aard. Neem contact op met uwmotorleverancier of service−dealer als u twijfelsheeft.

Een betrouwbare procedure voor het oplossenvan een motorprobleem is gebaseerd op hetonderstaande elementaire diagnostischedenkproces:

� Ken de motor en gerelateerde systemen

� Onderzoek het probleem nauwgezet.

� Beschouw de symptomen in het licht van uwkennis van de motor en de systemen.

� Begin bij het stellen van een diagnose vanhet probleem met de eenvoudigste zaken.

� Controleer alles twee keer voordat u iets uitelkaar haalt.

� Stel de oorzaak vast en voer eennauwgezette reparatie uit.

� Gebruik na de reparatie de motor enige tijdonder normale omstandigheden om er zekervan te zijn dat het probleem en de oorzaakervan verholpen zijn.

N.B.: De motoren die in deze handleidingbesproken worden hebben elektronischeregelsystemen die diagnostischeprobleemcodes afgeven om u op problemen teattenderen.

Voorzorgsmaatregelen voor het lassen opmotoren uitgerust met een elektronischemotorregeleenheid (Engine Control Unit;ECU)

BELANGRIJK: Koppel ALTIJD deconnectors van de elektronischeregeleenheid (ECU) en de massaverbindingvan het regelsysteem naar de machine losvoordat u laswerkzaamheden uitvoert aande motor of de machine. Sterke stroom ofelektrostatische ontlading als gevolg vanlassen kan blijvende schade aanelektronische componenten veroorzaken.

1. Verwijder de massaverbinding van hetmotorregelsysteem naar het machineframe.

2. Koppel de connectors van de ECU los.

3. Sluit het lasapparaat aan vlakbij het laspunten zorg ervoor dat noch de ECU, nochandere elektronische onderdelen zich in hetaardepad van de stroom bevinden.

Page 40: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

367/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Symptoom Probleem Oplossing

De startmotor werkt,maar de motor start niet

Onjuiste startprocedure. Kijk na wat de juiste startprocedureis.

Geen brandstof. Kijk na of er brandstof in de tank zit.

Uitlaat verstopt. Controleer de uitlaat en verwijder deverstopping.

Brandstoffilter verstopt of vol water. Vervang het brandstoffilter of tap hetwater af uit het filter.

Injectiepomp krijgt geen brandstof ofer zit lucht in het brandstofsysteem.

Controleer debrandstofdoorstroming bij detoevoerpomp of ontlucht hetsysteem.

De motor start moeilijkof helemaal niet

Motor wordt onder belasting gestart. Koppel de aftakas los.

Onjuiste startprocedure. Corrigeer de startprocedure.

Geen brandstof. Controleer de brandstoftank.

Lucht in brandstofleiding. Ontlucht de brandstofleiding.

Koud weer. Gebruik starthulpmiddelen voorkoud weer.

Startmotor draait langzaam. Zie ”Startmotor draait langzaam”.

Carterolie te zwaar. Gebruik olie van de juiste viscositeit.

Onjuist type brandstof. Raadpleeg uw brandstofleverancier;gebruik een type diesel dat geschiktis voor de werkomstandigheden.

Water, vuil of lucht in hetbrandstofsysteem.

Leeg het systeem, spoel het, vul hetweer en ontlucht het.

Verstopt brandstoffilter. Vervang het filterelement.

Vuile of defecteinjectiemondstukken.

Laat een geautoriseerdeservice−dealer of demotorleverancier de injectorsnakijken.

Probleem met het elektronischbrandstofsysteem, als er een is.

Neem contact op met uwleverancier of service−dealer.

De motor pingelt Motoroliepeil te laag Vul de olie in het motorcarter bij.

Temperatuur koelvloeistof te laag. Verwijder en controleer dethermostaat.

Motor raakt oververhit. Zie ”De motor raakt oververhit”.

Motor te koud. Verkeerde of defecte thermostaat.Verwijder en controleer dethermostaat.

Page 41: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

37 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Symptoom Probleem Oplossing

De motor looptonregelmatig of hapertregelmatig

Temperatuur koelvloeistof te laag. Verwijder en controleer dethermostaat.

Verstopt brandstoffilter. Vervang het brandstoffilterelement.

Water, vuil of lucht in hetbrandstofsysteem.

Leeg het systeem, spoel het, vul hetweer en ontlucht het.Vuile of defecteinjectiemondstukken. Laat een geautoriseerdeservice−dealer de injectors nakijken.

Probleem met het elektronischbrandstofsysteem.

Neem contact op met uwleverancier of service−dealer.

Motortemperatuur ondernormaal

Defecte thermostaat. Verwijder en controleer dethermostaat.

Defecte temperatuurmeter of−zender.

Controleer de meter, zender enaansluitingen.

Te laag vermogen Motor overbelast. Verminder de belasting.

Verstopping in de luchtinlaat. Pleeg onderhoud aan het luchtfilter.

Verstopt brandstoffilter. Vervang de filterelementen.

Onjuist type brandstof. Gebruik de juiste brandstof.

Oververhitte motor. Zie ”De motor raakt oververhit”.

Motortemperatuur onder normaal Verwijder en controleer dethermostaat.

Onjuiste klepspeling. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Vuile of defecteinjectiemondstukken.

Laat een geautoriseerdeservice−dealer de injectors nakijken.

Timing injectiepomp onjuist. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Probleem met het elektronischbrandstofsysteem.

Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Turbocharger werkt niet (alleen opmotoren met turbocharger).

Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Pakking uitlaatspruitstuk lek. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Defecte aneroïde−regelleiding. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Verstopte brandstofleiding. Reinig of vervang debrandstofleiding.

Toerental snel stationair te laag. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Page 42: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

387/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Symptoom Probleem Oplossing

Oliedruk te laag Oliepeil te laag. Vul de olie bij.

Onjuist type olie. Tap de olie af en vul het carter metolie van de juiste viscositeit enkwaliteit.

Hoog olieverbruik Carterolie te licht. Gebruik olie van de juiste viscositeit.

Olielekkage. Controleer op lekken in leidingen,pakkingen en de aftapplug.

Verstopte carterontluchtingsbuis. Reinig de ontluchtingsbuis.

Turbocharger defect. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Er komt witte rook uit demotor

Onjuist type brandstof. Gebruik de juiste brandstof.

Temperatuur motor te laag. Laat de motor warmlopen tot denormale bedrijfstemperatuur.

Defecte thermostaat. Verwijder en controleer dethermostaat.

Defecte injectiemondstukken. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Er komt zwarte of grijzerook uit de motoruitlaat

Onjuist type brandstof. Gebruik de juiste brandstof.

Verstopt of vuil luchtfilter. Pleeg onderhoud aan het luchtfilter.

Motor overbelast. Verminder de belasting.

Injectiemondstukken vuil. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Probleem met het elektronischebrandstofsysteem.

Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

De turbocharger werkt niet. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Page 43: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

39 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Symptoom Probleem Oplossing

De motor raaktoververhit

Motor overbelast. Verminder de belasting.

Koelvloeistofpeil te laag Vul de radiateur tot het juiste niveau,controleer de radiateur en deslangen op losse verbindingen enlekken.

Defecte radiateurdop. Laat nakijken door een monteur.

Uitgerekte poly−V−riem of defecteriemspanner.

Controleer de automatischeriemspanner en controleer of deriemen niet uitgerekt zijn. Vervangzo nodig.

Motoroliepeil te laag Controleer het oliepeil. Voeg naarbehoefte olie toe.

Het koelsysteem moet wordendoorgespoeld.

Spoel het koelsysteem door.

Defecte thermostaat. Verwijder en controleer dethermostaat.

Defecte temperatuurmeter of−zender.

Controleer de temperatuur van dekoelvloeistof met een thermometeren vervang zo nodig.

Onjuiste brandstof−grade. Gebruik brandstof met de juistegrade.

Hoog brandstofverbruik Onjuist type brandstof. Gebruik het juiste type brandstof.

Verstopt of vuil luchtfilter. Pleeg onderhoud aan het luchtfilter.

Motor overbelast. Verminder de belasting.

Onjuiste klepspeling. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Injectiemondstukken vuil. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Probleem met het elektronischebrandstofsysteem.

Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Turbocharger defect. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Temperatuur motor te laag. Controleer de thermostaat.

Te lage spanning op hetelektrisch systeem

Te hoog stroomverbruik door extraaccessoires.

Verwijder accessoires of installeereen alternator met groter vermogen.

Motor draait te veel stationair. Verhoog het motortoerental bij eengroot stroomverbruik.

Slecht elektrisch contact bij de accu,de aardingsband, de startmotor ofde alternator.

Inspecteer en reinig naar vereist.

Accu defect. Test de accu.

Alternator defect. Test het laadsysteem.

Page 44: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

407/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Symptoom Probleem Oplossing

De accu gebruikt te veelwater

Accukast gebarsten. Controleer op vocht en vervang zonodig.

Accu defect. Test de accu.

Laadsnelheid accu te hoog. Test het laadsysteem.

Accu’s worden nietopgeladen

Losse of gecorrodeerdeverbindingen.

Reinig de verbindingen en draai zeaan.

Gesulfateerde of versleten accu’s. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Uitgerekte poly−V−riem of defecteriemspanner.

Stel de riemspanning bij of vervangde riemen.

De startmotor start nietop

Aftakas ingeschakeld. Koppel de aftakas los.

Losse of gecorrodeerdeverbindingen.

Reinig verbindingen en draai losseverbindingen aan.

Accu geeft te weinig spanning af. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Defect startcircuitrelais. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Zekering gesprongen. Vervang de zekering.

De startmotor draait telangzaam

Accu geeft te weinig stroom. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Carterolie te zwaar. Gebruik olie van de juiste viscositeit.

Losse of gecorrodeerdeverbindingen.

Reinig verbindingen en draai losseverbindingen aan.

Het hele elektrischesysteem weigert

Defecte accuverbinding. Reinig de verbindingen en draai zeaan.

Gesulfateerde of versleten accu’s. Neem contact op met uwgeautoriseerde service−dealer.

Weergave van diagnostische storingscodes (DSC’s)

Opgeslagen en actieve diagnostische storingscodes worden weergegeven op het instrumentenpaneelvolgens de J1939−norm als een code bestaande uit twee delen, zoals genoemd in de tabellen in hethoofdstuk met gebruiksinstructies.

N.B.: Het elektronische instrumentenpaneel kancommunicatieproblemen ondervinden met alsgevolg foutcodes die worden weergegeven ophet LCD−displayscherm.

Alle onderstaande foutcodes geven aan dat ereen storing is in de communicatie met de ECU.

Neem contact op met uw service−dealer voorhulp bij het corrigeren van deze codes:

EE—Error XXXXX—EP

No Data

ACP—Err XXXXX—BO

No Addr No Data

ACP—Err XXXXX—BR

BUS—EP No Data

Page 45: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

41 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Diagnostiek van intermitterende storingen(met elektronische regeling)

Intermitterende storingen zijn problemen die naeen tijdje ”vanzelf weer weggaan”. Eenprobleem zoals een elektrische aansluiting diezo nu en dan geen contact maakt kan deoorzaak zijn van een intermitterende storing.Andere intermitterende storingen kunnen zichvoordoen bij bepaalde werkomstandigheden,bijvoorbeeld een zware belasting, langdurigstationair draaien enz. Let bij het diagnostiserenvan intermitterende storingen speciaal op detoestand van de bedrading en de connectors,want die zijn de oorzaak van een groot gedeeltevan alle intermitterende storingen. Controleer oplosse, vuile en losgeraakte connectors.Inspecteer hoe de bedrading loopt en kijk of ermisschien kortsluiting is door contact metuitwendige onderdelen (bijvoorbeeld schurenlangs scherpe randen van plaatmetaal).Onderzoek de omgeving van de connectors enkijk of er draden zijn losgetrokken uit deconnectors, of er aansluitingen verkeerd zitten,beschadigde connectors zijn of gecorrodeerdeof beschadigde splitsen of aansluitklemmen.Zoek naar gebroken draden, beschadigdesplitsen en kortsluitingen van draad naar draad.Gebruik uw eigen inzicht om te bepalen of eenonderdeel vervangen moet worden.

N.B.: De motorregeleenheid (ECU) is hetonderdeel dat het MINST vaak hapert.

Suggesties voor de diagnostiek vanintermitterende storingen:

� Als het probleem niet voortdurend aanhoudt,probeer dan de werkomstandigheden tesimuleren die aanwezig waren toen dediagnostische storingscode (DSC) voor heteerst werd weergegeven.

Door deze waarden te observeren kunt ugemakkelijker de werkomstandighedenvaststellen waarbij de storing zich voordeed.

� Als u vermoedt dat een defecte verbinding ofdraad de oorzaak is van het intermitterendeprobleem: wis de DSC’s en controleervervolgens de verbinding of draad door hemheen en weer te bewegen, waarbij u op dediagnostische meter kijkt of de storing zichweer voordoet.

Mogelijke oorzaken van intermitterendestoringen:

� Defecte verbinding tussen sensor enactuator−bedrading.

� Defect contact tussen aansluitklemmen ineen connector.

� Defecte verbinding tussen aansluitklem endraad.

� Elektromagnetische interferentie (EMI) dooreen onjuist geïnstalleerderadiozender/ontvanger o.i.d. kan ertoe leidendat er onjuiste signalen naar de ECUgestuurd worden.

Opslag

Richtlijnen voor opslag van de motor

1. Motoren kunnen maximaal drie (3) maandenbuiten worden opgeslagen zonder verderepreparatie INDIEN OVERDEKT MET EENWATERDICHT DEKZEIL.

2. Motoren kunnen maximaal drie (3) maandenworden opgeslagen in eenstandaardcontainer voor scheepsvervoerzonder preparatie voor de lange termijn.

3. Motoren kunnen maximaal zes (6) maandenin een magazijn worden opgeslagen zonderpreparatie voor de lange termijn.

Motoren die langer dan zes (6) maandenworden opgeslagen MOETEN wordengeprepareerd voor lange−termijnopslag.

De motor prepareren voorlange−termijnopslag

De onderstaande opslagpreparaties zijngeschikt voor lange−termijnopslag vanmaximaal één jaar. Daarna moet de motorworden gestart, warmlopen, en vervolgensopnieuw behandeld worden voor verdereopslag.

BELANGRIJK: Als uw motor langer dan zes(6) maanden niet gebruikt gaat worden,zorgen onderstaande aanbevelingen vooropslag en uit de opslag halen ervoor datcorrosie en verval tot een minimum beperktblijven.

1. Ververs de motorolie en vervang het filter.Gebruikte olie geeft niet voldoendebescherming.

2. Pleeg onderhoud aan het luchtfilter.

3. Het koelsysteem hoeft niet te wordengeleegd en doorgespoeld als de motor maarenkele maanden wordt opgeslagen. Vooropslagperioden van een jaar of langer is hetechter aanbevolen om het koelsysteem telegen, door te spoelen en weer te vullen.Vullen met geschikte koelvloeistof.

4. Gebruik de startmotor om de motor een paarslagen te laten draaien (zonder hem testarten.

5. Verwijder desgewenst de poly−V−riem van deventilator/alternator.

6. Verwijder en reinig de accu’s. Sla ze koel endroog op en houd ze volledig opgeladen.

Page 46: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

427/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

7. Ontkoppel de koppeling van een eventueleaandrijfas.

8. Reinig de buitenkant van de motor metgedemineraliseerd water en werk gekraste enafgebladderde lakoppervlakken bij met lakvan goede kwaliteit.

9. Smeer alle blootstaande (machinebewerkte)metalen oppervlakken in met vet of eencorrosie−inhibitor als het niet mogelijk is omze te lakken.

10. Dicht alle openingen van de motor af metplastic zakken en plakband.

11. Sla de motor droog en beschut op. Als demotor buiten moet worden opgeslagen, dekhem dan af met waterdicht zeildoek of eenander geschikt beschermend materiaal engebruik sterke watervaste tape.

De motor uit de lange−termijnopslag halen

Raadpleeg de betreffende hoofdstukken voor deonderstaande handelingen of laat uwgeautoriseerde service−dealer ofmotorleverancier die handelingen uitvoerenwaarmee u niet bekend bent.

1. Verwijder alle dekzeilen van de motor. Openalle openingen van de motor en verwijder deafdekking van de elektrische systemen.

2. Haal de accu’s uit opslag. Installeer de accu’s(volledig geladen) en sluit de polen aan.

3. Installeer de poly−V−riem van deventilator/alternator als u die verwijderd heeft.

4. Vul de brandstoftank.

5. Loop alle toepasselijke controles vóór hetstarten door.

BELANGRIJK: Laat de startmotor NIET meerdan 30 seconden achter elkaar draaien. Laatde startmotor ten minste 2 minuten afkoelenvoordat u het opnieuw probeert.

6. Gebruik 20 seconden lang de startmotor(zonder de motor te starten). Wacht 2minuten en gebruik nog eens 20 secondende startmotor om ervoor te zorgen dat delageroppervlakken goed gesmeerd zijn.

7. Start de motor en laat hem een paar minutenlaag−stationair en onbelast draaien. Laatvoorzichtig warmlopen en controleer allemeters voordat u de motor belast.

8. Controleer de eerste dag van gebruik naopslag de hele motor op lekkage encontroleer alle meters op een juiste werking.

Page 47: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

43 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Specificaties

Algemene motorspecificaties

ITEM 6IRF8AE

Aantal cilinders 6

Boring 106 mm (4.19 in.)

Slaghoogte 127 mm (5.0 in.)

Slagvolume 6.8 L (414 cu in.)

Compressieverhouding 17.0:1

Aanzuiging turbocharger

Ontstekingsvolgorde motor 1−5−3−6−2−4

Kleppen per cilinder 1 inlaat 1 uitlaat

Klepspeling (koud)

Inlaat (controle) 0.31−0.38 mm (0.012−0.015 in)

Uitlaat (controle) 0.41−0.48 mm(0.016−0.019 in)

Inlaat (afstellen) 0.36 mm (0.014 in.)

Uitlaat (afstellen) 0.46 mm (0.018 in.)

Max. carterdruk 0.5 kPa (2 H2O)

Vibratiedemper, maximale radiale onrondheid

1.50 mm(0.060 in.)

Regulateur−bijregeling(industrieel)

7—10 %

Thermostaat begint teopenen bij een temperatuurvan

82�C (180�F)

Thermostaat volledig open bijeen temperatuur van

94�(202�F)

Oliedruk bij nominaaltoerental, volle belasting (±15 psi)

345 kPa(50 psi)

Oliedruk bij laag−stationair(minimaal)

105 kPa (15 psi)

Lengte 1123 mm (44.2 in.)

Breedte 657 mm (25.9 in.)

Hoogte 1036 mm (40.8 in.)

Gewicht 605 kg (1340 lb)

Vulvolume motoroliecarter

6IRF8AE Olie−inhoud carter19,5 l (20.6 qt)

Algemene motorspecificaties

ITEM 4IRD5AE

Aantal cilinders 4

Boring 106 mm (4.19 in.)

Slaghoogte 127 mm (5.0 in.)

Slagvolume 4.5 L (276 cu in.)

Compressieverhouding 17.0:1

Aanzuiging turbocharger

Ontstekingsvolgorde motor 1−3−4−2

Kleppen per cilinder 1 inlaat 1 uitlaat

Klepspeling (koud)

Inlaat (controle) 0.31−0.38 mm (0.012−0.015 in)

Uitlaat (controle) 0.41−0.48 mm(0.016−0.019 in)

Inlaat (afstellen) 0.36 mm (0.014 in.)

Uitlaat (afstellen) 0.46 mm (0.018 in.)

Max. carterdruk 0.5 kPa (2 H2O)

Vibratiedemper, maximale radiale onrondheid

1.50 mm(0.060 in.)

Regulateur−bijregeling(industrieel)

7—10 %

Thermostaat begint teopenen bij een temperatuurvan

82�C (180�F)

Thermostaat volledig open bijeen temperatuur van

94�(202�F)

Oliedruk bij nominaaltoerental, volle belasting (±15 psi)

345 kPa(50 psi)

Oliedruk bij laag−stationair(minimaal)

105 kPa (15 psi)

Lengte 860 mm (33.9 in.)

Breedte 612 mm (24.1 in.)

Hoogte 1039 mm (40.9 in.)

Gewicht 491 kg (1083 lb)

Vulvolume motoroliecarter

4IRD5AE Olie−inhoud carter13.5 l (14.3 qt)

Page 48: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

447/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Smerings− en onderhoudsdossiers

Gebruik van de smerings− enonderhoudsdossiers

Raadpleeg het betreffende hoofdstuk oversmering en onderhoud voor de details van deonderhoudsprocedures.

1. Houd bij hoeveel uur u de motor gebruiktheeft door regelmatig naar de urenteller tekijken.

2. Kijk regelmatig na in uw dossier wanneer uwmotor weer onderhoud nodig heeft.

3. VOER ALLE onderhoudspunten in een sectievan de intervaltabel uit. Schrijf het aantal uur(uit uw onderhoudsdossier) en de datum inde daarvoor bestemde ruimte. Zie voor eencomplete lijst van alle items die moetenworden uitgevoerd en de vereisteonderhoudsintervallen de tabel eerder indeze handleiding.

Garantie emissiesysteem

Garantieverklaring m.b.t.EPA−emissieregeling in de V.S.

Onderdelen en componenten die betrekkinghebben op emissieregeling hebben een garantievoor de eerste vijf jaar of de eerste 3000bedrijfsuren, afhankelijk van wat zich het eerstvoordoet. Verder werd de motor die onder dezegarantie valt ontworpen, gebouwd en uitgerustom ten tijde van de verkoop te voldoen aan alleemissienormen in de V.S. ten tijde van defabricage, en is hij vrij van tekortkomingen inmateriaal en vervaardiging die ertoe zoudenleiden dat hij niet aan die normen blijft voldoenin de periode van vijf jaar of 3000 bedrijfsuren,afhankelijk van wat zich het eerst voldoet.

De garanties in deze handleiding hebbenuitsluitend betrekking op de onderdelen encomponenten van uw motor die op emissiesbetrekking hebben.

Certificatie−etiket emissieregelingssysteem

VOORZICHTIG: Wettelijke bepalingen meteen zware strafmaat kunnen van toepassingzijn op door de gebruiker of verkoper aan deemissieregeling aangebrachte wijzigingen.

De emissiegarantie geldt uitsluitend voor doorJohn Deere op de markt gebrachte motoren diezijn gecertificeerd door de United StatesEnvironmental Protection Agency (EPA) en/ofde California Air Resources Board (CARB); enworden gebruikt in de Verenigde Staten enCanada in mobiele toestellen (zelf−aangedrevenof draagbaar/transporteerbaar) niet voor op deweg. De aanwezigheid van emissie−etikettengeeft aan dat de motor is gecertificeerd door deEPA en/of de CARB.

De EPA− en CARB−garanties gelden uitsluitendvoor nieuwe motoren die een certificatie−etiketop de motor hebben en worden verkocht in dehierboven genoemde geografische gebieden.De aanwezigheid van een EU−nummer in dederde regel van het etiket geeft aan dat demotor voor de landen van de Europese Unie isgecertificeerd volgens Richtlijn 97/68/EG. Deemissiegarantie geldt niet voor de EU−landen.

N.B.: De hp/kW−waarde op hetmotoremissiecertificatie−etiket geeft debruto−motor−hp/kW aan, namelijk hetvliegwielvermogen zonder ventilator. In demeeste gevallen is dat niet hetzelfde vermogendat wordt geadverteerd als het vermogen vanhet voertuig.

Page 49: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

45 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

ONDERHOUDSSCHEMAEerste

500mijl/850km

Dagelijks Wekelijks Maandelij

ks

3mnd/

250uur

6mnd/

500uur

12mnd/

1000 uur

Compressoroliepeil C

Motoroliepeil C

*Radiator koelmiddelpeil C

Meters/verklikkers C

*Luchtfilter verklikkers C

Brandstoftank (vullen aan einde van dag) C D

*Brandstof/water separator Aftappen C

Olie lekkage C

Brandstof lekkage C

Water uit brandstoffilters aftappen D

Koelmiddel lekkage C

Radiator vuldop C

Luchtfilter voorfilter stofbakjes C

Ventilator/dynamo snaren C

Accu/aansluitingen/electrolyt C

Bandenspanning en loopvlak C

*Wielmoeren C

Slangen (olie, lucht, inlaat enz) C

Automatische uitschakeling systeem C

Luchtfilter systeem C

Compressor oliekoeler Buiten C

*Motor radiator/Oliekoeler iten C

Bevestigingsmiddelen, beschermkappen C

Luchtfilter elementen R/WI

*Negeren indien niet van toepassing op deze bepaalde

machine.

(1) of 3000mijl/5000km, welke het eerst plaatsvindt

(2) of zoals bepaaid door plaatselijke of landelijkevoorschriften

C = Controleren (eventueel bijstellen, reinigen of vervangen)

CBT =Controleren vóór slepen

CR = Controleren en rapporteren

D = Aftappen

G = Invetten

R=Vervangen

T = Testen

W I =Of eerder wanneer aangegeven

Voor nadere inlichtingen, betreffende secties van bediening

handleiding raadplegen.

Page 50: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

467/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Eerste500

mijl/850km

Dagelijk

s

Wekelij

ks

Maande

lijks

3mnd/

250uur

6mnd/

500uur

12mnd/

1000

uur

18mnd/

1500

uur

*Brandstof/water separator element R

Compressor oliefilter element R

Compressor olie R

Motorolie verversen RMotoroliefiltr R*Waterpompvet R

*Wielen (lagers, afdichtingen enz.) C

*Motorkoelmiddel C R

Brandstoffilter element R

*Verstuivers controleren CUitschakelaar instellingen T

Spoelleiding kaliberschijfje en bijbehorende

delen

C

Olieseparator element R

*Opvoerpomp filter reinigen C

Koelmiddel verversen R

*Klepspeling controleren C

Lampen (zij, rem en richtingaanwijzers) CBT

Koppeling oogbout CBT

*Remmen C C*Removerbrenging CNoodstop TBevestigingsmiddelen COnderstelverbinding GVeiligheidsklep COnderstel bouten (1) C

*Negeren indien niet van toepassing op deze bepaalde

machine.

(1) of 3000mijl/5000km, welke het eerst plaatsvindt

(2) of zoals bepaaid door plaatselijke of landelijkevoorschriften

C = Controleren (eventueel bijstellen, reinigen of vervangen)

CBT =Controleren vóór slepen

CR = Controleren en rapporteren

D = Aftappen

G = Invetten

R=Vervangen

T = Testen

W I =Of eerder wanneer aangegeven

Voor nadere inlichtingen, betreffende secties van bediening

handleiding raadplegen.

Page 51: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

47 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Eerste500

mijl/850km

Dagelijks Wekelijks Maandelij

ks

3mnd/

250uur

6mnd/

500uur

12mnd/

1000 uur

Spoelleiding CDruksysteem CMotor ontluchtingselement CManometer CDrukregelaar CSeparator tank (2) buiten CRSmeertoestel (vullen) C

2 jaar 4 jaar 6 jaar

Veiligheldsklep CSlangen RSeparator tank (2) binnen C

*Negeren indien niet van toepassing op deze bepaalde

machine.

(1) of 3000mijl/5000km, welke het eerst plaatsvindt

(2) of zoals bepaaid door plaatselijke of landelijkevoorschriften

C = Controleren (eventueel bijstellen, reinigen of vervangen)

CBT =Controleren vóór slepen

CR = Controleren en rapporteren

D = Aftappen

G = Invetten

R=Vervangen

T = Testen

W I =Of eerder wanneer aangegeven

Voor nadere inlichtingen, betreffende secties van bediening

handleiding raadplegen.

NORMAAL ONDERHOUD

In dit gedeelte wordt beschreven welke onderdelenregelmatig moeten worden onderhouden of vervangen.

Op de SERVICE/ONDERHOUDSKAART staan de diverseonderdelen beschreven en wordt tevens aangegeven wanneeronderhoud dient plaats te vinden. Informatie over deoliekapaciteit enz. kunt u vinden in het onderdeel ALGEMEENin dit handboek.

Zie het Bedieningshandboek voor de Motor voorspecifikaties of speciale vereisten voor de motor wat betreftreparatie of (preventief) onderhoud.

Perslucht kan gevaarlijk zijn indien deze op onjuiste wijzewordt gebruikt. Voordat u werkzaamheden aan de kompressorgaat uitvoeren, dient u zich ervan te verzekeren dat dekompressor niet meer onder druk staat en niet per ongeluk kanworden gestart.

Als de automatische afblaasklep weigert te werken, moet dedruk gelijkmatig ontlast worden m.b.v. de handbediendeafblaasklep. Hierbij dient passende beveiligingsuitrustinggedragen te worden.

Zorg ervoor dat onderhoudspersoneel voldoende getrainden bevoegd is en de onderhoudshandboeken gelezen heeft.

Alvorens te proberen enig onderhoudswerk uit tevoeren, verzekeren dat:

. alle luchtdruk geheel ontlast en van het systeem geïsoleerdis. Als de automatische afblaasklep voor dit doel gebruikt wordt,voldoende tijd uittrekken om hem de bewerking te latenvoltooien

. de afvoerpijp / het verdeelstukgebied wordt ontlucht door deontluchtingsklep te openen, terwijl uit de buurt van deluchtstroom moet worden gebleven.

MINIMUM DRUK VENTIEL – INDIEN AANWEZIG

OPM: Na werking van het automatische afblaasventiel blijft eraltijd druk achter in het deel van het systeem tussen hetminimum druk ventiel en het ontlastventiel.

Deze druk moet voorzichtig ontlast worden;

(a) Door eventueel stroomafwaartse apparatuur los tekoppelen.

(b) Door ontlastventiel naar atmosfeer te openen

(Eventueel oorbescherming dragen)

Page 52: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

487/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

. de machine niet per ongeluk of op enige andere wijze gestartkan worden, door aanbrengen van waarschuwingsborden en/ofpassende anti− start inrichtingen.

. alle reststroombronnen (net en accu) geïsoleerd zijn.

Alvorens panelen te openen of te verwijderen ombinnen een machine te werken, verzekeren dat:

. eenieder die de machine binnengaat zich bewust is van delagere graad van beveiliging en de extra gevaren, waaronderhete oppervlakken en af en toe bewegende delen

. de machine niet per ongeluk of op enige andere wijze gestartkan worden, door aanbrengen van waarschuwingsborden en/ofpassende anti− start inrichtingen.

Alvorens enig onderhoudswerk op een draaiendemachine uit te voeren, verzekeren dat:

. de uitgevoerde werkzaamheden beperkt blijven tot takenwaarvoor de machine moet lopen

. de uitgevoerde werkzaamheden waarbij deveiligheidsinrichtingen buiten werking gesteld of verwijderd zijn,beperkt blijven tot zulke taken waarbij de veiligheidsinrichtingenbuiten werking gesteld of verwijderd moeten zijn.

. alle aanwezige gevaren bekend zijn (bijv. onder drukstaande delen, onder spanning staande delen, verwijderdepanelen, deksels en beschermkappen, extreme temperaturen,in− of uitstromen van lucht, af en toe bewegende delen, uitlaatvan veiligheidsklep enz.).

. passende persoonlijke bescherming gedragen wordt.

. loshangende kleding, sieraden, lang haar veilig gemaaktworden.

. Waarschuwingsborden die aangeven dat Onderhoudswerkin uitvoering is op duidelijk zichtbare plaatsen aangebrachtworden.

Na voltooien van onderhoudstaken en alvorens demachine weer in gebruik te stellen, verzekeren dat:

. de machine passend getest is

. alle beschermkappen en veiligheidsinrichtingenaangebracht zijn

. alle panelen teruggezet, kap en deuren gesloten zijn

. gevaarlijke materialen effectief verpakt en afgevoerd zijn.

AFSLAGBEVEILIGING

Raadpleeg de diagnostische schermcodes−tabel van deWedge voor een lijst van uitschakeltoestanden.

Laag motorbrandstofpeil schakelaar

Elke drie maanden de motorbrandstofpeil laag schake-laar circuit als volgt testen:

. Start de machine.

N.B.: Druk niet de belastingsknop in.

. Schakelaaraansluitingen losmaken, motor moet afslaan.

. Schakelaar weer aansluiten

Elke twaalf maanden de motorbrandstofpeil laag schakelaartesten door de vlotter te verwijderen en met de hand tebedienen.

VOORZICHTIG! U mag onder geen beding schakelaarsverwijderen of vervangen terwijl de kompressor nog in bedrijfis.

TERUGVOERLEIDING

De afzuigleiding loopt van de gecombineerde vernauwingleiding in de separator tank naar de vernauwingsfitting in hetkompressor.

Kontroleer de terugslagklep op de vernauwing en deslangen bij elke onderhoudsbeurt. Doe dit ook als er sprake isvan olie−overdracht in de luchtuitlaat.

Het is een goede gewoonte om elke keer dat u hetsmeermiddel voor de kompressor ververst, te kontroleren of deterugvoerleiding niet verstopt zit. Dit kan namelijk leiden totolie−overdracht in de luchtuitlaat.

OLIEFILTER IN DE KOMPRESSOR

Zie de ONDERHOUDSKAART voor de aanbevolentijdsperioden tussen onderhoudsbeurten.

Verwijderen

WAARSCHUWING! Verwijder geen filters voordat u erzeker van bent dat de kompressor is uitgeschakeld en nietmeer onder druk staat (zie STOPPEN in het onderdeelBEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek).

Reinig de buitenkant van de filterbehuizing en verwijder hetfilterelement door dit tegen de wijzers van de klok in los tedraaien.

Kontroleren

Kontroleer het filterelement.

VOORZICHTIG! Indien er op het filterelement sporen zijn vanaanslag of (schel)lak, dan duidt dit erop dat de smeer− enkoelolie in de kompressor oud is en meteen dient te wordenververst. Zie SMERING verderop in dit handboek.

Opnieuw monteren

Reinig het raakvlak van de filterpakking en monteer hetnieuwe element door dit met de wijzers van de klok mee tedraaien totdat de pakking kontakt maakt met de filterbehuizing.Draai het filter nog een halve tot driekwart slag verder.

VOORZICHTIG! Start de machine (zie VOORDAT U BEGINTen STARTEN in het onderdeel BEDIENINGSINSTRUKTIESvan dit handboek) en kontroleer of er geen lekkages zijn voordatde machine weer in bedrijf wordt genomen.

OLIE−AFSCHEIDERKORF VAN DE KOMPRESSOR

Vooropgesteld dat de lucht− en oliefilterelementenregelmatig op de juiste wijze worden gereinigd of vervangen, iser voor de olie−afscheiderkorf doorgaans geen periodiekonderhoud vereist.

Page 53: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

49 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Ingeval de afscheiderkorf toch moet worden vervangen,gaat u als volgt te werk:

Verwijderen

WAARSCHUWING! Verwijder geen filters voordat u erzeker van bent dat de machine is uitgeschakeld en nietmeer onder druk staat (zie STOPPEN in het onderdeelBEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek).

Ontkoppel alle slangen en leidingen van het afsluitdekselvan de afscheidertank. Verwijder de afzuigleiding van hettankdeksel en verwijder vervolgens het deksel. Verwijder deafscheiderkorf.

Kontroleren

Kontroleer het filterelement. Kontroleer alle slangen enleidingen en vervang ze indien nodig.

Opnieuw monteren

Alvorens weer te monteren, opening/afzuigleiding enfilterpakking raakvlak grondig reinigen. Nieuw elementinstalleren.

WAARSCHUWING!Verwijder niet het nietje uit de afscheider, want deze

dient als aarding om oplading door statische elektriciteit teverhinderen. Geen pakkingdichtmiddel gebruiken omdatdit electrische geleiding beïnvloedt.

Plaats het deksel van de afscheidertank terug. Zorg er hierbijvoor dat de pakking niet wordt beschadigd en draai deschroeven van het deksel kruiselings vast. Neem hierbij detorsiewaarden in acht zoals die zijn aangegeven onderTORSIEWAARDEN verderop in dit handboek.

De adapter in de dekplaat in de verticale pijp van het filterzetten, alle slangen en pijpen weer op de separator tankdekplaat aansluiten.

Ververs de olie in de kompressor (zie SMERING verderopin dit handboek).

VOORZICHTIG! Start de machine (zie VOORDAT U BEGINTen STARTEN in het onderdeel BEDIENINGSINSTRUKTIESvan dit handboek) en kontroleer of er geen lekkages zijn voordatde machine weer in bedrijf wordt genomen.

OLIEKOELER EN RADIATEUR

Als er zich vet, olie en vuil ophoopt op de buitenkant van deoliekoeler en de radiateur, dan gaat dit ten koste van deefficiëntie van beide elementen. Het is daarom aan te raden elkemaand de buitenkant van de oliekoeler en de radiateur schoonte maken met perslucht (indien mogelijk met een onbrandbaarschoonmaakmiddel). Na reiniging zijn de olie−, vet− enstofresten van de oliekoeler/radiateur verdwenen, zodat hetgehele koeloppervlak de hitte van de smeerolie/ koelvloeistofnaar de luchtstroom kan overbrengen.

WAARSCHUWING: Heet motorkoelmiddel en stoomkunnen letsel veroorzaken. Bij bijvullen van de radiator metkoelmiddel of antivries−mengsel, motor tenminste éénminuut vóór het openen van de radiatorvuldop stoppen.Hand met een doek beschermen en vuldop langzaamloszetten. Eventueel ontsnappende vloeistof met de doekopvangen. Vuldop pas afnemen wanneer alle overtolligevloeistof ontsnapt en het motorkoelsysteem geheeldrukloos is.

WAARSCHUWING: Bij toevoegen of aftappen van antivriesde door de leverancier van de antivries gegevenaanwijzingen opvolgen. Ter voorkoming van huid− enoogcontact met de antivries wordt aanbevolenpersoonlijke veiligheidsuitrusting te dragen.

NAFILTER ELEMENTEN

Het luchtfilter moet regelmatig geïnspecteerd (zieSERVICE/ONDERHOUD SCHEMA) en het element moetvervangen worden wanneer de pijl rood is of elke 6 maanden(welke hiervan het eerste plaatsvindt). Destofverzamelbak(ken) moeten dagelijks generinigd worden (ofvaker onder stoffige bedrijfsmilieus) en mogen nooit meer danhalf vol zijn.

Verwijderen

VOORZICHTIG! Onder geen beding mag u elementenverwijderen en vervangen terwijl de kompressor nog in bedrijfis.

Reinig de buitenkant van de filterbehuizing en verwijder hetfilterelement door de moer los te draaien.

Kontroleren

Kontroleer het element op scheurtjes, gaatjes of elke anderevorm van beschadiging door het element tegen het licht tehouden of door een lamp langs de binnenkant te halen.

Kontroleer de afdichtingsring achterop het element envervang deze als er sprake is van beschadiging.

Opnieuw monteren

Plaats het nieuwe element in de filterbehuizing. Zorg erhierbij voor dat de afdichtingsring op de juiste wijze is bevestigd.

Zet de luchtrestriktie−indikator terug door het rubberenmembraan in te drukken.

Page 54: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

507/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Monteer de onderdelen van het stofreservoir. Zorg ervoordat deze onderdelen op de juiste wijze worden geplaatst.

Zorg ervoor dat alle klemmen goed vastzitten voordat u dekompressor start.

VENTILATIE

Kontroleer altijd of de luchtuitlaten en −inlaten vrij zijn vanvuil.

VOORZICHTIG! U mag de uit− en inlaten NOOIT reinigen doorlucht naar binnen te blazen.

AANDRIJVING VAN DE KOELVENTILATOR

Periodiek controleren dat de ventilator montagebouten in deventilatornaaf zich niet losgewerkt hebben. Als het voor enigeredden noodzakelijk wordt de ventilator uit de bouwen of deventilatorbouten aan te trekken, een geode kwaliteit borgmiddelop de boutdraad aanbrengen en aantrekken tot de in deAANTREKKOPPEL TABLE verderop in deze sectieaangegeven waarde.

Kontroleer regelmatig of de V−snaren slijtage vertonen en ofze nog de juiste spanning hebben.

BRANDSTOFSYSTEEM

De brandstoftank moet dagelijks of iedere 8 uur bijgevuldworden. Om condensatie in de brandstoftank tot een minimumte beperken is het aan te bevelen de machine na elke werkdagbij te vullen. Iedere zes maanden moet het vocht en vuil afgetaptworden.

BRANDSTOFFILTER WATERAFSCHEIDER

De brandstoffilter waterafscheider bevat een filterelementdat periodiek vervangen moet worden (zieONDERHOUDSSCHEMA)

PIJPEN TURBOLUCHTKOELER:–

Alle slangen en klemmen op de ladingkoelleidingeninspecteren

Lekkage in het ladingkoelsysteem kan de motorbeschadigen.

SLANGEN

Om ervoor te zorgen dat de motor zo efficiënt mogelijk blijftfunktioneren, dienen alle onderdelen van hetkoelluchtinlaatsysteem regelmatig aan een inspektie te wordenonderworpen.

Kontroleer alle luchtleidingen naar het luchtfilter en alleflexibele slangen die worden gebruikt als lucht−, olie− ofbrandstofleiding. Doe dit op de tijdstippen zoals die staanaangegeven op de SERVICE/ ONDERHOUDSKAART.

Kontroleer alle pijpleidingen regelmatig op scheurtjes,lekkages enz. en vervang ze onmiddellijk indien ze zijnbeschadigd.

ELEKTRISCH SYSTEEM

WAARSCHUWING! Maak altijd de akkukabels los voordatu onderhoudswerkzaamheden gaat verrichten.

Kontroleer veiligheidsafslag− systeemschakelaars en dekontakten van de instrumentenpaneel relais op inbranding −maak schoon waar nodig.

Kontroleer de mechanische werking van de onderdelen.

Kontroleer of de elektrische klemmen op de schakelaars enrelais goed vastzitten (losse bouten of schroeven kunnenoxydatie op kritieke plaatsen veroorzaken).

Kontroleer de onderdelen en de bedrading op tekenen vanoververhitting. Dit kan zich ondermeer uiten in de vorm vanverkleuringen, verschroeide kabels, vervormde onderdelen,afgebladderde verf en een scherpe geur.

AKKU

Houd de aansluitpunten van de akku en de bijbehorendekabelklemmen goed schoon en voorzie ze van een dun laagjesmeervet om korrosie tegen te gaan.

De akku moet zodanig zijn geplaatst dat deze niet kanverschuiven.

DRUKSYSTEEM

U dient elke 500 uur de buitenkant van het druksysteem vanhet kompressorgedeelte tot aan de uitlaatklep(pen) aan eeninspektie te onderwerpen, inklusief slangen, leidingen, fittingenen de afscheidertank. Daarbij dient u vooral te letten opzichtbare beschadigingen, buitensporige korrosie en slijtage (aldan niet door wrijving). Tevens dient u te kontroleren of allesgoed vastzit. Onderdelen waarvan u niet zeker bent dat ze noggoed funktioneren, dient u te vervangen voordat de kompressorweer in bedrijf wordt genomen.

BANDEN/BAND/BANDENSPANNING

Zie onder ALGEMEEN in dit handboek.

ONDERSTEL/WIELEN

Wanneer u de wielen heeft verwijderd en weer teruggezet,dient u de torsie van de wielmoeren na ongeveer 30 kilometerte kontroleren (zie onder TORSIEWAARDEN verderop in dithandboek).

Kriks mogen alleen maar onder de as geplaatst worden.

Er dient regelmatig te worden gekontroleerd of de boutenwaarmee het onderstel aan het chassis zit bevestigd, nog goedvastzitten (op de onderhoudskaart kunt u zien hoe vaak dit dientte gebeuren). Indien nodig, dienen ze daarbij te wordenaangedraaid (zie onder TORSIEWAARDEN verderop in dithandboek).

REMMEN

Removerbrenging controleren en bijstellen bij 500 mijl,(850Km) en dan bij 3000 mijl (5000Km) of 3 maanden (welkevan de twee het eerst plaatsvindt) ter compensatie vaneventuele rek in de afstelbare kabels.Wielremmen controlerenen bijstellen ter compensatie van slijtage.

VOORZICHTIG! Wanneer u de wielen heeft verwijderd en weerteruggezet, dient u de torsie van de wielmoeren na ongeveer 30kilometer te kontroleren (zie onder TORSIEWAARDENverderop in dit handboek.

Page 55: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

51 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Afstellen van het oploop remsysteem (KNOTTonderstel)

1: Voorbereiding

Machine opkrikken.

Handremhendel [1] loszetten.

Trekstang [2] op oploop remsysteem geheel uittrekken.

1 Handrem hendel

2 Trekstang en balg

3 Handrem hendel draaipunt

4 Transmissie hefboom

5 Remkabel

6 Losbreek kabel

Vereisten:

Tijdens de afstelling procedure altijd met de wielremmenbeginnen.

Wiel altijd in vooruitrijrichting draaien.

Controleren dat een M10 beveiligingsschroef op handremdraaipunt aangebracht is.

De rembedieners mogen niet voorgespannen zijn – eventueelde removerbrenging [7] op de rem equalisatie inrichting [8]loszetten.

Controleren dat de rembedieners en kabels [11] soepel werken.

7 Removerbrenging

8 Equalisatie inrichting

9 Drukveer

10 Equalisatie plaat

11 Kabel

AttentieDe drukveer [9] mag slechts licht voorgespannen worden enmag tijdens werking nooit het ashuis aanraken.Nooit de remmen afstellen bij de removerbrenging [7].

2. Afstellen van remschoen

12 Stelschroef

13 Kabelinvoer

Sleutelwijdte van stelschroef [12]

Remgrootte Sleutelwijdte160x35 / 200x50 SW 17250x40 SW 19300x60 SW 22

Stelschroef [12] rechtsom aantrekken tot wiel geblokkeerdwordt.

Stelschroef [12] linksom loszetten (ong. ½ slag) tot wielongehinderd draaien kan.

Zachte sleepgeluiden die geen invloed hebben op ongehinderddraaien van het wiel zijn toegestaan.

Deze afstelprocedure moet op beide wielen zoals beschrevenuitgevoerd worden.

Wanneer de rem nauwkeurig afgesteld werd, is debedieningsafstand ong. 5 à 8mm op de kabel [11].

3: Afstellen van compensatie inrichting

Variabele hoogte modellen

Een M10 beveiligingsschroef op het handrem draaipuntaanbrengen.

Handremkabel [5] aan één einde losmaken.

Removerbrenging [7] in de lengte voorafstellen (een weinigspeling is toegestaan) en kabel [5] opnieuw inzetten, en zodanigafstellen dat er een weinig speling is.

De M10 beveiligingsschroef uit het handrem draaipunt nemen.

Alle modellen

Handremhendel [1] aantrekken en controleren dat deequalisatieplaat [10] onder een rechte hoek met de trekrichtingstaat. Eventueel de stand van de equalisatieplaat [10] op dekabels [11] corrigeren.

De drukveer [9] mag slechte een weinig voorgespannen zijn enmag bij bediening niet het ashuis aanraken.

4: Afstellen van removerbrenging

Removerbrenging [7] in de lengte afstellen zondervoorspanning en zonder speling in de overbrenginghefboom[4].

Page 56: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

527/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Bijstellen

Handremhendel [1] enige malen stevig aantrekken om de remin te stellen.

Uitlijning van equalisatie inrichting [8] controleren; deze moetonder een rechte hoek met de trekrichting staan.

Speling in de removerbrenging [7] controleren.

Eventueel de removerbrenging [7] opnieuw bijstellen zonderspeling en zonder voorspanning.

Er moet nog steeds een weinig speling in de kabel [5] zitten(alleen variabele hoogte).

Stand van de handremhendel [1] controleren. Het begin van deweerstand moet ongeveer 10 à 15mm boven de horizontalestand merkbaar worden.

Controleren dat de wielen ongehinderd kunnen draaienwanneer de handrem losgezet is.

Eindtest

De bevestigingen op het transmissiesysteem (kabels, remequalisatiesysteem en overbrenging) controleren.

De handremkabel [5] op een weinig speling controleren eneventueel bijstellen (alleen variabele hoogte).

Drukveer [9] op voorspanning controleren.

Proefrit

Eventueel 2 à 3 remtesten uitvoeren.

Remtest

Speling in removerbrenging [7] controleren en eventueel delengte van de removerbrenging [7] bijstellen tot er geen spelingmeer is.

Handrem aanleggen terwijl u de machine vooruit rolt. Extraverplaatsing van de handremhendel tot 2/3 van de normaleafstand is toelaatbaar.

Bijstellen van het oplooprem systeem(KNOTT onderstel)

Bijstellen van de wielremmen compenseert voor remvoeringslijtage. De onder 2: Afstellen van remschoen beschrevenprocedure opvolgen.

Speling in removerbrenging [7] controleren en eventueelbijstellen.

BelangrijkDe rembedieners en kabels [11] controleren. De rembedienersmogen niet voorgespannen zijn.Overmatige bediening van de handremhendel, mogelijk nodigals gevolg van versleten remvoeringen, mag nooit gecorrigeerdworden door bijstellen (inkorten) van de removerbrenging [7].

Bijstellen

Handremhendel [1] enige malen stevig aantrekken om de remin te stellen.Instelling van rem equalisatie inrichting [8] controleren; dezemoet onder een rechte hoek met de trekrichting staan.Speling in de removerbrenging [7] opnieuw controleren enverzekeren dat er geen speling in de removerbrenging zit en datdeze zonder voorspanning afgesteld is.Stand van de handremhendel [1], kabel (met weinig speling) ende drukveer [9] (slechts een weinig voorspanning) controleren.Het begin van de weerstand moet ongeveer 10 à 15mm bovende horizontale stand merkbaar worden.

Eindtest

De bevestigingen op het transmissiesysteem (kabels, remequalisatiesysteem en overbrenging) controleren.

Handrem aanleggen terwijl u de machine vooruit rolt. Extraverplaatsing van de handremhendel tot 2/3 van de normaleafstand is toelaatbaar.

De handremkabel [5] op een weinig speling controleren eneventueel bijstellen (alleen variabele hoogte).

Drukveer [9] op een weinig voorspanning controleren.

SMERING

Bij levering is de motor gevuld met voldoende motorolie vooreen nominale werkperiode (voor nadere inlichtingen de motorsectie van deze handkeiding raadplegen).

VOORZICHTIG! Kontroleer altijd eerst het oliepeil alvorenseen nieuwe machine in gebruik te nemen.

Indien het oliereservoir van de kompressor, om welke redendan ook, is geledigd, dan dient het reservoir eerst te wordengevuld met nieuwe olie voordat de kompressor in bedrijf wordtgenomen.

MOTOR SMEEROLIE

De motorolie moet op de door de motorfabrikantaangegeven tijden ververst worden. Zie motorsectie van dezehandleiding.

SPECIFIKATIE VAN DE MOTORSMEEROLIE

Zie motorsectie van deze handleiding.

OLIEFILTERELEMENT VAN DE MOTOR

Het motorolie filterelement moet op de door demotorfabrikant aangegeven tijden vervangen worden. Ziemotorsectie van deze handleiding.

SMEEROLIE VOOR DE KOMPRESSOR

Op de ONDERHOUDSKAART in dit handboek kunt u zienwanneer de smeerolie dient te worden ververst.

N.B.: Indien de kompressor onder ongunstige omstandighedenwerkt of als de kompressor lang heeft stilgestaan, is vakeronderhoud vereist.

Page 57: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

53 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

WAARSCHUWING! Onder geen beding mag u deafvoerstoppen of de oliefilterstop van het smeer− enkoelsysteem verwijderen zonder er eerst zeker van te zijndat de kompressor is uitgeschakeld en niet meer onderdruk staat (zie STOPPEN onder BEDIENINGSINSTRUKTIESvan dit handboek).

Laat het afscheidersysteem, inklusief leidingen enoliekoeler, geheel leeglopen door de afvoerstoppen teverwijderen en de afgelopen olie in een geschikte kontainer opte vangen.

Plaats de stoppen weer in de juiste afvoer en zorg ervoor datze goed vastzitten.

N.B.: Indien u de olie direkt aftapt nadat de kompressor inbedrijf is geweest, is het meeste bezinksel nog nietneergeslagen en daardoor beter te verwijderen.

VOORZICHTIG! Bepaalde oliemengsels zijn totaal ongeschiktvoor deze kompressor. Gebruik ervan resulteert in de vormingvan aanslag of (schel)lak, die onoplosbaar kunnen zijn.

OPM: Voor alle omgevingstemperaturen boven –23�C altijdINGERSOLL RAND Pro−Tec� olie specificeren.

OLIEFILTERELEMENT VAN DE KOMPRESSOR

Zie de SERVICE/ONDERHOUDSKAART in dit handboekvoor de tijdstippen waarop onderhoud dient te worden verricht.

WIELLAGERS VAN HET ONDERSTEL

Wiellagers dienen elke 6 maanden te worden ingevet. Het tegebruiken vet dient daarbij te voldoen aan specifikatieMIL−G−10924.

Page 58: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

547/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

AFSTELLEN VAN DE DRUK− EN SNELHEIDSREGELING

Doorgaans behoeft de druk− en snelheidsregeling geenafstelling. Indien het toch voorkomt dat deze onderdelen nietmeer korrekt zijn afgesteld, gaat u als volgt te werk:

Zie bovenstaand schema.

A: Stel schroef

Start de machine (zie START INSTRUCTIES in hethandboek).

Stel de onderhoudsklep buiten op de machine zo af dat bijvolledig toerental de gespecificeerde druk geleverd wordt. Alsbij de gespecificeerde druk het volledige toerental nietgehandhaafd blijft, draai dan de stelschroef rechtsom om dedruk op te voeren. De afstelling is optimaal als het volledigetoerental wordt bereikt bij de gespecificeerde druk.

Sluit de service−afsluiter. De motor gaat nu stationairdraaien.

Page 59: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

55 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

TABEL 1 INCH−BEVESTIGINGSMATERIAAL

NOMINAAL ONTWERPMOMENT

8AE J249GRAAD 5

(MARKERING OP DEKOP)

8AE J249GRAAD 8

(MARKERING OP DEKOP)

STANDAARD RECHTHOEKIGAANHAALPATROON

SCHROEFDRAADMAATEN SPOED

KOLOMSCHROEF OF

MOER

STANDAARD VIERKANTAANHAALPATROON

(Nm.) (FT−LBF) (Nm.) (FT−LBF)

1/4 − 20 11 8 16 12

5/16 − 18 24 17 33 25

3/8 − 16 42 31 59 44

7/16 − 14 67 49 95 70

1/2 − 13 102 75 144 106

9/16 − 12 148 109 208 154STANDAARD ROND

5/8 − 11 203 150 287 212

STANDAARD RONDAANHAALPATROON

3/4 − 10 361 266 509 376

Page 60: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

567/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

TABEL 2 METRISCHBEVESTIGINGSMATERIAAL

NOMINAAL ONTWERPMOMENT

STANDAARD RECHTHOEKIGEIGENSCHAPSKLA

SSE 8.8(MARKERING OP

DE KOP)

EIGENSCHAPSKLASSE 10.9

(MARKERING OPDE KOP)

EIGENSCHAPSKLASSE 12.9

(MARKERING OPDE KOP)

STANDAARD RECHTHOEKIGAANHAALPATROON

SCHROEFDRAADMAATEN SPOED

KOLOMSCHROEF OF

MOER

STANDAARD VIERKANTAANHAALPATROON

(Nm.) (FT−LBF) (Nm.) (FT−LBF) (Nm.) (FT−LBF)

M6 X 1.0 11 8 15 11 18 13

M8 X 1.25 26 19 36 27 43 31

M10 X 1.5 52 38 72 53 84 62

M12 X 1.75 91 67 126 93 147 109

M14 X 2 145 107 200 148 234 173

STANDAARD RONDM16 X 2 226 166 313 231 365 270

STANDAARD RONDAANHAALPATROON

M20 X 2.5 441 325 610 450 713 526

Page 61: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

57 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

COMPRESSOR SMERING

Aanbevolen smeermiddelen voor transporteerbare

compressors

Deze schema’s raadplegen voor vereiste juiste

compressorvloeistof. Let wel dat keuze van vloeistof

afhankelijk is van de ontwerp bedrijfstemperatuur van de

machine en de tot de volgende olieverversing verwachte

omgevingstemperatuur.

Ontwerpbedrijfstemperatuur

Omgevingstemperatuur

Specificatie

100 psi tot 300 psi −10�F tot 125�F(−23�C tot 52�C)

IR Pro−Tec�Mil –PRF 2104GSAE 10W

100 psi tot 300 psi −40�F tot 125�F(−40�C tot 52�C)

IR Performance500

Mil−L−46167

350 psi −10�F tot 125�F(−23�C tot 52�C)65�F tot 125�F(18�C to 52�C) −40�F tot 65�F(−40�C tot 18�C)

IR XHP 505

IR XHP1001

IR Performance500Mil−L−46167

500 psi 50�F tot 125�F(10�C tot 52�C)10�F tot 65�F(−12�C tot 18�C)onder 10�F(−12�C)

IR XHP1001

IR XHP 505

Fabriekraadplegen

IRXHP505

IRXHP1001

IRPERFORMANCE

500

IRPRO−TEC�

100 − 300 PSI

NOMINALE WERKDRUK

350 PSI 500 PSI

IRXHP 1001

IR

500PERFORMANCE

IRXHP505

10�F

125�F50�C

40�C

30�C

20�C

10�C

0�C

−10�C

−20�C

−30�C

−40�C

104�F

86�F

65�F

50�F

32�F

14�F

−10�F−22�F

−40�FFabriek

raadplege

n

Aanbevolen Ingersoll Rand vloeistoffen − Gebruik van deze

vloeistoffen met oorspronkelijke IR filters kan de

compressorsectie garantie uitbreiden. Details vindt men in de

garantie sectie van de bediening handleiding of men kan

hiervoor zijn IR vertegenwoordiger raadplegen.

Aanbevolenvloeistof 3.8 Litre (1 Gal) 19,0 Litre (5 Gal) 208,2 Litre (55

Gal)208,2 Litre (55

Gal)

208,2 Litre (55 Gal)Europe20 Litre 208 Litre

Pro−Tec� 36899698 36899706 36899714 36899722 89292973 89292981

XHP 505 NA 54418835 54418843 54418827 ___ −−−

Performance500

35382928 35382936 35382944 NA ___ −−−

XHP1001 NA 35612738 35300516 NA ___ ___

Motorolie 54480918 36875938 36866903 NA 89311716 89311724

Page 62: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

587/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

SYSTEMEN IN DE KOMPRESSOR

LEGENDA

BAT accu

CO RS232C comms.

ECON motor−controller

IG isochrone regulateur

J50−G2 ‘Wacht met starten’−lampje

J50−K3 inlaatverwarming

P51 koelvloeistoftemp.

P52 injecteren

P53 krukas−sensor

P54 brandstoftemp.

P55 luchttemp. spruitstuk

P56 oliedruk

POUT1 contactschakelaar motor

POUT2 solenoïde, starten/lopen

POUT3 compressorstoringslampje

POUT4 motorstoringslampje

POUT5 startrelais

POUT6 reserve

POUT7 urenteller

POUT8 reserve

PT1 druk−transducer, scheidingstank 0–500 PSIG

PT2 druk−transducer, regelsysteem 0–100 PSIG

PM stekker, machine−identif.

R3 selectie stationair

RS Relay–spst

RT1 thermistor, temperatuur scheidingstank –34 – 124�C(–30 – 255�F)

RT2 thermistor, uitvoertemperatuur schroefblok –34 –124�C (–30 –255�F)

SI invoer schakelaars

SM startmotor

SW1 reserve

SW2 scrollen scherm

SW3 uitschakeling te weinig brandstof

SW4 schakelaar, onderhoudslucht

SW5 verst. luchtfilter (optie)

SW6 reserve

SW7 reserve

SW8 schakelaar, starten

TE excitatie transducer

WCON Wedge−controller

Page 63: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

59 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

WEDGE−CONTROLLER

CAN H

CAN LO

CANSHLD

CONTACTSCHAKELAAR

BEREIK ANALOGE GASHENDEL = 1,40 V GELIJKSTROOM(1500 TPM) TOT 3,9 V GELIJKSTROOM (2200 TPM)

ANALOGE GASHENDEL

MOTOR−CONTROLLER

AFBEELDING 2−1

INTERFACE WEDGE NAAR MOTOR − IR−MOTOR

BE

DR

AD

ING

BE

DIE

NIN

GS

PA

NE

EL

SOLENOÏDE−KLEPPEN

DIAGNOSTISCHEINTERFACE ECM

MOTOR

24 V GELIJKSTROOM−VERWARMER

METERS

URENTELLER

SCHAKELAARSBEDIENINGSPANEEL

WEDGE−CONTROLLER

SNELHEID−SENSOR

SCHAKELAARBRANDSTOFPEIL

DRUK−TRANSDUCERS

TEMPERATUURSENSORS

START− ENLAADSYSTEEM ACCU

NOODSTOPSCHAKELAARS

SCHEMA BEDRADINGSSYSTEEM

AFBEELDING 2−2

Page 64: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

607/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

MOTOR−ECM

AFSLUITWEERSTAND

CAN−COMMUNICATIESCHEMA PJ1939

AFBEELDING 2−3

DIAGNOSTIEK−STEKKERBUS MOTOR

WEDGE−CONTROLLER

AFSLUITWEERSTAND

Page 65: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

61 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

ONDERHOUDSGEREEDSCHAPElektronische systemen

De volgende speciale gereedschappen worden aanbevolen voor het uitvoeren van de onderhoudsprocedures in deze handleiding.

Het gereedschap kan worden aangeschaft bij Ingersoll Rand, of u kunt gelijkwaardig materiaal van een ander merk gebruiken.

Gereedschap Beschrijving gereedschap

Fluke 87 Digitale multimetervoor het doormeten van elektrische circuits: volt, ohm, amp

54729660 Weather–Pack Terminal Removal Toolvoor het repareren van Packard Electric Weather–Pack Connectors

54729678 Deutsch Terminal Removal Tool (blauw)voor het repareren van Deutsch−connectors

54729686 Deutsch Terminal Removal Tool (rood)voor het repareren van Deutsch−connectors

54729694 Deutsch Terminal Removal Tool (geel)voor het repareren van Deutsch−connectors

HDT−48−00 Deutsch Terminal Crimp Tool

voor het dichtknijpen van Deutsch−connector−polen

DD Deutsch Terminal Crimp Toolvoor het dichtknijpen van Deutsch−connector−polen

54729710 Electrical Contact Cleanervoor het reinigen van elektrische contacten en connectors

54729728 PDA Service Toolop de Palm Pilot gebaseerd onderhoudsgereedschap, aan te sluiten op de Intellisys (SGP) Controllervoor het laden van software en het ophalen van onderhoudsgegevens

22073886 Packard Crimp Toolvoor het dichtknijpen van Packard−connector−polen

22073878 Thermistor Simulator Plugvoor het testen van thermistor−circuits

54699616 Deutsch Terminal Removal Toolvoor het repareren van Deutsch−connectors

54699657 Deutsch Terminal Removal Toolvoor het repareren van Deutsch−connectors

54749643 Packard Metri–Pack Terminal Removal Toolvoor het repareren van Metri–Pack−connectors

54749635 Connector Repair Kitvoor het repareren van connectors

Page 66: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

627/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

ONDERHOUDSGEREEDSCHAP

Gereedschap nr. Beschrijving gereedschap Illustratie gereedschap

Fluke 87 Digitale multimeter Verkrijgbaar bij leveranciers van elektrische enelektronische onderdelen.

54729660 Weather–Pack−poolverwijdergereedschap

54699632 Deutsch−poolverwijdergereedschap (blauw)

54699640 Deutsch−poolverwijdergereedschap (rood)

54699624 Deutsch−poolverwijdergereedschap (geel)

DT−RT1 Knijptang voor het dichtknijpen van Deutsch−polenVerkrijgbaar bij:

Ladd Industries (800–223–1236)

54729710 Elektrische contactreiniger

Page 67: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

63 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

54729728 PDA Service Tool

54699616 Deutsch−poolverwijdergereedschap

22073886 Packard−knijptang

22073878 Thermistor−simulator

54749635 Connector−reparatiekit

54699657 Deutsch−poolverwijdergereedschap

54749643 Packard Metri–Pack−poolverwijdergereedschap

Page 68: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

647/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

ELEKTRISCHE ONDERDELEN

ONDERDEELNUMMERS

BESCHRIJVING AANT. PERMACHINE

ONDERDEELNUMMERS

BESCHRIJVING AANT. PERMACHINE

36920825 0–100 psi DRUK−TRANSDUCER

1

54765946 0–500 psi DRUK−TRANSDUCER

1

36898922 THERMISTOR−SONDE 2

36840841 SOLENOÏDEKLEP 1*

36853521 RELAIS STARTMOTORENINLAATVERWARMING

2

35610856 NEGATIEVEACCUKABEL

1

35583582 POSITIEVEACCUKABEL

1

35578194 MOTORAARDINGBAND 1

54731427 BRANDSTOFPEILZENDER

1

22173579 WEDGE−CONTROLLER

1

22199061 W1 CHASSIS−BEDRADING

1

22179659 W1 SCHEMACHASSISBEDRADING

N/A

36792083 METAALSTRIP−ZEKERING 20 AMP

1

22071591 METAALSTRIP−ZEKERING 10 AMP

1

54475777 DIAGNOSTISCHESCHAKELAAR SWITCH

1

** MACHINE ID−PLUG 1

* Aantal is twee (2) per machine, uitsluitend op model P600WIR (7/170).

** Onderdeelnummer 22201354 op modellen P425AWIR (7/120), XP375AWIR (9/110), HP375AWIR (10/105) en VHP300AWIR(14/85). Onderdeelnummer 22201362 op modellen P600WIR (7/170), HP450WIR (10/125) en VHP400WIR (14/115).

Page 69: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

OPSPOREN VAN STORINGEN

65 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

STORING OORZAAK OPLOSSINGGeen reactievaninstrument−

ij

Accu’s nietaangesloten

Accu’s aansluiten

instrumentenbord bijdraaien vansleutel naarstand (I).

Zekering vanstartmotordoorgebrand.

Zekering vervangen.

De motorstart niet.

De akku is bijnaleeg.

Kontroleer de spanningvan de V−snaar, deakku en de kabels.

Slechteaardverbinding

Kontrolleer deaardingskabels enmaak ze indien nodigschoon.

Losse draad. Bepaal waar de lossedraad zich bevindt enherstel de verbinding.

De brandstofraakt op.

Kontroleer hetbrandstofniveau en deonderdelen van hetbrandstofsysteem.Vervang debrandstoffilter indiennodig.

Relaisfunktioneert nietgoed.

Vervang het relais.

Stoprelais defect Stoprelais controleren

Motor stopttijdensbedrijf ofstart moeilijk

Laagbrandstofpeil

Brandstoftank vullen enbrandstofsysteemeventueel ontluchten.(Zie SECTIEONDERHOUD).

Het afslagbe−veiligings−systeem is inwerking.

Kontroleer deschakelaars en kleppenvan deafslagbeveiliging.

De motorstart maarslaat af

Elektrischestoring.

Test de elektrischecircuits.

slaat afzodra deschakelaari iti I

Motoroliedruklaag

Oliepeil en oliefilter(s)controleren

in positie Iwordt

Relais defect. De relais controleren.wordtteruggezet. Contactslot

defect.Contactslot controleren.

De motorstart maarblijft nietlopen of

Elektrischestoring.

Test de elektrischecircuits.

lopen ofslaatvroegtijdigaf.

Lage oliedruk inde motor.

Kontroleer het oliepeilen de oliefilter(s).

De motorstart maarblijft nietlopen ofslaat

Het afslagbe−veiligings−systeem is inwerking.

Kontroleer deschakelaars en kleppenvan deafslagbeveiliging.

slaatvroegtijdigaf.

De brandstofraakt op.

Kontroleer hetbrandstofniveau en deonderdelen van hetbrandstofsysteem.Vervang debrandstoffilter indiennodig.

Defekteschakelaar.

Test de schakelaars.

Hoge olie−temperatuur in dekompressor.

Kontroleer het oliepeil inde kompressor en deoliekoeler. Kontroleerde V−snaaraandrijving.

Water inbrandstof−systeem.

Waterlozer controlerenen eventueel reinigen

Relais defect. Controleer de relais envervang ze zo nodig.

Motor looptwarm.

Waterpeil laag Waterpeil controlerenen eventueel bijvullen.

Radiator verstopt Nachine stoppen enkoelribben metperslucht of stoomreinigen. Lagere drukgebruiken voor reinigenvan ribben.

Minder koelluchtuit ventilator.

Ventilator en snarencontroleren.Controleren opeventuele belemmeringin tunnel.

Thermostaatdefect

Thermostaatcontroleren eneventueel vervangen.

Het toerentalvan demotor is tehoog.

Het gashendel isniet juistingesteld.

Kontroleer de stand vanhet gashendel.

Page 70: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

OPSPOREN VAN STORINGEN

667/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Het toerentalvan demotor is telaag

Het gashendel isniet juistingesteld.

Kontroleer de stand vanhet gashendel.

laag.Het brandstoffilteris verstopt.

Kontroleer en vervangdeze indien nodig.

Het luchtfilter isverstopt.

Kontroleer het luchtfilteren vervang deze indiennodig.

Onjuist ingesteldregulatie−systeem.

Regulatiesysteemopnieuw instellen. Zieonder SNELHEIDS−EN DRUKREGELINGen ONDERHOUD in dithandboek.

Vroegtijdigontlasten.

Kontroleer hetregelsysteem.

Teveeltrillingen.

Het toerental vande motor is telaag.

Zie ”Het toerental vande motor is te laag”.

De olie−afdichtings−ring lekt.

Onjuistgemonteerdeafdichtingsring

Vervang deolie−afdichtingsring.

Zie ook het Bedieningshandboek voor de Motor.

Deluchtuitlaat−kapaciteit iste laag

Het toerental vande motor is telaag.

Zie “Motortoerental telaag”

te laag.Het luchtfilter isverstopt.

Kontroleer deluchtrestriktie−indikators en vervang deelementen indien nodig.

Er ontsnaptperslucht.

Kontroleer op lekkage.

Onjuist ingesteldregulatie−systeem.

Regulatiesysteemopnieuw instellen. Zieonder SNELHEIDS−EN DRUKREGELINGen ONDERHOUD in dithandboek.

Dekompressorraaktoververhit

Laag oliepeil. Vul het oliereservoir bijen kontroleer deze oplekkage.

oververhit.De oliekoeler isvuil of zit verstopt.

Reinig de koelribbenvan de oliekoeler.

Slechteoliekwaliteit.

Gebruik door IngersollRand aanbevolen olie.

De afblaasklep isdefekt.

Kontroleer de werkingvan het element envervang dit indiennodig.

De ventilatieluchtwordt opnieuwgecirculeerd.

Verplaats dekompressor om tevoorkomen dat deventilatielucht opnieuwcirkuleert.

Minder koelluchtuit ventilator.

Ventilator en snarencontroleren.Controleren opeventuelebelemmeringen binnenventilatortunnel.

Er bevindtzich teveelolie in deuitlaatlucht.

De terugvoer−leiding zitverstopt.

Kontroleer deterugvoerleiding, deafzuigleiding en devernauwing op hetkompressorgedeelte.Maak ze schoon ofvervang ze.

De afscheider−korf is lek.

Vervang deafscheiderkorf.

De druk in hetsysteem is telaag.

Kontroleer deminimumdrukklep of degeluidsdemper.

Deveiligheidsklep treedt inwerking.

De bedrijfsdruk iste hoog.

Zie SNELHEIDS− ENDRUKREGELING on-der ONDERHOUD indit handboek.

Foutieveaanstelling van deregulateur.

Stel de regelklep bij.

Defekte regelklep. Kontroleer de regelklepen vervang deze indiennodig.

Inlaatklep omjuistafgesteld.

Zie SNELHEIDS− ENDRUKREGELINGonder ONDERHOUD indit handboek.

Losseleiding/slangaansluitingen.

Alle leiding/slangaansluitingencontroleren.

Veiligheidsklepdefect.

Ontlastdrukcontroleren. Eventueeldefecte veiligheidsklepvervangen. NOOITPROBEREN DEZE TEREPAREREN!

De oliewordt in hetluchtfilterterugge−stuwd.

Onjuistestopproceduregebruikt.

Altijd juistestopproceduretoepassen. Uitlaatklepsluiten en machinestationair laten draaienalvorens te stoppen.

Inlaatklep defect. Juiste werking vaninlaatklep(pen)controleren.

Machineloopt bijstarten optot volledruk.

Defectebelastingklep

Klep vervangen

De machinegaat nietladen als de

Defectebelastingklep

Klep vervangen

laden als delaad−knopwordti d kt

Schakelaar defect Controleer deschakelaar

ingedrukt. Losseleiding/slangaansluitingen.

Alle leiding/slangaansluitingencontroleren.

Page 71: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

EXTRA’S

7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

67

OPTIES − Smeerinrichting

(voor in Noord−Amerika gefabriceerde machines)

VEILIGHEID

WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat u de afsluitdop van desmeerinrichting goed vastdraait nadat u olie heeftbijgevuld.

WAARSCHUWING! Onder geen beding mag u smeeroliebijvullen en onderhoud verrichten aan de smeerinrichtingzonder er eerst zeker van te zijn dat de kompressor isuitgeschakeld en niet meer onder druk staat (zie STOPPENonder BEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek).

VOORZICHTIG! Als de nylon slangen naar de smeerinrichtingzijn losgekoppeld, dient u ervoor te zorgen dat elke slang weerop de oorspronkelijke plaats wordt vastgekoppeld.

ALGEMEEN INFORMATIE

Oliekapaciteit:1 QT−optie –0,95 liter (1 qt)2 QT−optie –1,9 liter (2 qt)

Specifikatie van de olie:Zie het Bedieningshandboek.

BEDIENINGSINSTRUKTIES

BEDRIJFGEREED MAKEN

Kontroleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.

ALVORENS TE STARTEN

Kontroleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.

ONDERHOUD

Kontroleer het smeeroliepeil en vul indien nodig olie bij.

OPSPOREN VAN STORINGEN

STORING OORZAAK OPLOSSING

De oliestroomt nietdoor.

Onjuiste verbinding. Draai de nylon slangom en bevestig dezeop nieuw.

Page 72: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

EXTRA’S

7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

68

OPTIES – Dubbele druk

VEILIGHEID

WAARSCHUWING: Pneumatische apparaten die nu ofmisschien in de toekomst op de machine wordenaangesloten, moeten geschikt zijn voor gebruik met tenminste de hoge gespecificeerde druk.

BEDIENINGSINSTRUKTIES

INDIENSTSTELLINGControleren dat de schakelaar en magneetklep juist werken.

Schakelhendel omhoog: lage druk geselecteerd

Schakelhendel naar rechts: hoge druk geselecteerd

OPSTARTEN EN GEBRUIKZet de klephendel in de stand voor hoge druk (hendel naar

rechts) en start de machine op de gewone wijze op.

Als een lage druk vereist is, draai de hendel dan naar deomhoogstand.

Naar behoefte tussen hogere en lagere druk heen en weerschakelen.

OPTIES – IQ−SYSTEEM

VEILIGHEID

VOORZICHTIG: Het compressorregulatiesysteem is afgesteldom de gereguleerde druk bij de scheidingstank op één peil tehouden. Stel de regulatie NIET bij om de volle regulatiedruk bijde onderhoudsluchtklep te krijgen wanneer het IQ−systeem isgeactiveerd. Dit zal resulteren in werking op te hoog vermogen,met als gevolg oververhitting en een verkorte levensduur vanzowel de motor als het schroefblok.

VOORZICHTIG: Filterelementen met overmatige restrictiekunnen een toename in de hoeveelheid water en olie,meegevoerd in de lucht, veroorzaken, hetgeen verderopschade aan aparatuur kan veroorzaken. De normaleonderhoudsintervallen mogen niet worden overschreden.

VOORZICHTIG: Als het doorlopen van het condensaatbelemmerd wordt, lopen de houders over. Als de houdersoverlopen, kan overmatig condensaat in de luchtstroomterechtkomen en beschadigingen in apparatuur verderopveroorzaken.

VOORZICHTIG: Verwijder niet van beide filters tegelijk deu−bout. Als u beide u−bouten gelijktijdig verwijdert, komt denakoeler onder overmatige spanning te staan.

KENNISGEVING:Niet gebruiken bij temperaturen lager dan 2°C (35°F), behalve alsde IQ−optie voor lage omgevingstemperaturen is aangebracht.

GEBRUIKSINSTRUCTIES

Opstarten en gebruik:

Stel met behulp van de omleidklep het gewenste luchttype in enstart de machine op de gewone wijze.

Met de omleidklep kunt u naar wens heen en weer schakelentussen standaardlucht en IQ−lucht.

NAAR DE NAKOELER

standaardgebruik VANAF DE FILTERS

ONDERHOUDSLUC

HT

NAAR DE NAKOELER

standaardgebruik

VANAF DE FILTERS

ONDERHOUDSLU

CHT

Page 73: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

EXTRA’S

7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

69

ONDERHOUD

Dagelijks onderhoud:

Controleer bij volle belasting (maximale levering vancompressielucht) of de filterrestrictie−indicators van hetIQ−systeem geen overmatige restrictie aangeven.

Restrictie−indicators voor primaire en secundaire filtersbevinden zich op de filterkoppen. Achter de filtermontagebeugelkan een automatische restrictie−indicator worden aangebrachtdie de compressor automatisch af laat slaan als de restrictieaanbevolen waarden overschrijdt.

Wekelijks onderhoud:

� Controleer of de pijpen vanaf de waterscheider en filtersnaar het uitlaatsysteem niet verstopt zitten.

Jaarlijks onderhoud:

Het normale onderhoudsinterval voor de primaire ensecundaire IQ−systeemfilters is één jaar, of eerder als de drukte ver terugloopt.

Restrictie−indicators voor de filters zijn op de filterkoppengemonteerd. Achter de filters kan een automatischerestrictie−indicator worden aangebracht die de compressorautomatisch af laat slaan als de restrictie aanbevolen waardenoverschrijdt.

Filtervervanging.

� Verwijder alle bedrading en slangen aangesloten op dedrainagepunten aan de onderkant van de filterbehuizingen.Inspecteer de fittingen en slangen op verstoppingen. Reinigindien nodig.

� Draai de behuizing los met behulp van een kettingsleutel ofdergelijk gereedschap. De behuizing moet na het losdraaienverder met de hand worden verwijderd, waarbij u op moetpassen dat u de behuizing niet op de vloerplaat laat vallen.

� Laat de behuizing op de vloerplaat zakken. Verwijder envervang het filterelement, waarbij u zorg draagt niet de buitenstelaag te beschadigen.

� Breng een kleine hoeveelheid vaseline of een anderniet−synthetisch vet aan op de O−ring van het element om hetmonteren in de filterkop te vergemakkelijken.

� Installeer de behuizing weer, maar draai hem niet te strak aan.

� Herhaal de bovenstaande procedure voor het anderefilterelement.

� Sluit alle bedrading en slangen naar de drainagepunten aande onderkant van de filterbehuizingen weer aan.

Page 74: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

707/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

ONDERDELEN BESTELLENALGEMEENDeze publicatie, die een onderdelenlijst metillustraties bevat, is bedoeld als hulpmiddel bij hetvinden van de onderdelen die nodig kunnen zijn bijhet onderhoud van de machine. Allecompressoronderdelen genoemd in deonderdelenlijst worden met dezelfdenauwkeurigheid gefabriceerd als deoorspronkelijke apparatuur. Sta voor de bestebescherming altijd op het gebruik van origineleonderdelen van Ingersoll–Rand Company.

KENNISGEVINGIngersoll–Rand Company kan geenaansprakelijkheid aanvaarden voor letsel ofschade die het directe gevolg is van het gebruikvan niet−goedgekeurde reparatie−onderdelen.

Onderhoudsfaciliteiten en onderdelen vanIngersoll–Rand Company zijn overal ter wereldbeschikbaar. Er zijn Ingersoll– Rand CompanyConstruction Equipment Group Sales Offices engeautoriseerde leveranciers in de belangrijkstesteden van de Verenigde Staten. In Canada wordtde klantenservice verzorgd door CanadianIngersoll–Rand Company, Limited. Er zijn ookautonome Ingersoll Rand International−filialen engeautoriseerde leveranciers in alle grotewereldsteden.

Het kan dat speciale te bestellen onderdelen nietzijn opgenomen in deze handleiding. Neemcontact op met het Parts Department inMocksville onder vermelding van hetserienummer van de machine voor hulp met dezespeciale onderdelen.

BESCHRIJVINGIn de geïllustreerde onderdelenlijst staan deverschillende constructies, sub−constructies engedetailleerde onderdelen waar deze specifiekemachine uit bestaat. De standaardmodellen en depopulairste extra opties worden zo behandeld.

In een reeks illustraties wordt elk onderdeelafzonderlijk afgebeeld, en ook zijn plaats tenopzichte van de andere onderdelen van deconstructie. Het onderdeelnummer, debeschrijving van het onderdeel en het aantalonderdelen dat benodigd is, zijn aangegeven opelke afbeelding of op de aangrenzende pagina.De aangegeven hoeveelheid is het aantalonderdelen dat gebruikt wordt in één constructie,en hoeft niet hetzelfde te zijn als het totale aantalonderdelen in de machine. Als er geenhoeveelheid is aangegeven, moet u er vanuitgaan dat de hoeveelheid één is.

De onderdeelbeschrijvingen volgen de ‘naameerst’−methode, d.w.z. dat de naam ofhandelsnaam van het artikel altijd het eersteonderdeel van de beschrijving vormt. De naamwordt meestal gevolgd door een nadere bepalingvan één woord. De nadere bepaling wordt somsgevolgd door woorden of afkorting zoalsbovenste, onderste, binnenste, buitenste,voorste, achterste, rechts, links enz., indien datnodig is.

Als er verwezen wordt naar de achterkant, devoorkant of een van de zijkanten van de machine,beschouw dan altijd het uiteinde met detrekstang als de voorkant. De rechter− enlinkerkant zijn die kanten wanneer u vanaf deachterkant van de machine richting de trekstang(voorkant) kijkt.

VERBINDINGSMATERIAAL−BEVESTIGINGENEr is zijn zowel SAE/inch als ISO/metrischeverbindingsmateriaal bevestigingen gebruikt bijhet ontwerp en de constructie van dezemachines. Bij het uit elkaar halen en in elkaarzetten van onderdelen moet de uiterstevoorzichtigheid betracht worden om hetbeschadigen van schroefdraden door het gebruikvan het verkeerde verbindingsmateriaal tevoorkomen.Voor een juiste toepassing en het vinden van dejuiste vervangingsonderdelen wordt van al hetstandaardverbindingsmateriaal hetonderdeelnummer, de maat en een omschrijvinggegeven. Dit stelt de klant in staat om hetverbindingsmateriaal ter plekke aan te schaffen,zodat hij het niet bij de fabriek hoeft te bestellen.Deze onderdelen zijn opgenomen in tabellen, tevinden na de onderdelenillustraties. Eenverbindingsstuk waarvan niet zowel hetonderdeelnummer en de maat genoemd is, is eenspeciaal gefabriceerd onderdeel dat moet wordenbesteld op onderdeelnummer om het juistevervangingsonderdeel te verkrijgen.

Page 75: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

71 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

MARKERINGEN EN STICKERS

KENNISGEVINGNiet over veiligheidswaarschuwingen eninstructieve stickers heen lakken. Alsveiligheidswaarschuwingsstickersonleesbaar worden, bestel dan onmiddellijknieuwe bij de fabriek.

Onderdeelnummers van individuele stickersen de plaatsen waar zij worden aangebrachtstaan opgesomd in de Onderdelenlijst. Zeblijven verkrijgbaar zo lang een bepaaldmodel nog in productie is.

Daarna blijven onderhoudssets van stickers voorde buitenkant van de machine enveiligheidswaarschuwingsstickers metbetrekking tot nog in productie zijnde machinesverkrijgbaar. Neem contact op met de ProductSupport Group in Mocksville voor informatie overuw benodigdheden en de verkrijgbaarheid ervan.

HET GEBRUIK VAN DEONDERDELENLIJSTa. Sla de onderdelenlijst open.

b. Zoek het gebied of het systeem van decompressor op waar het gewensteonderdeel in voorkomt en zoek hetpaginanummer van de illustratie op.

c. Zoek op het oog het gewenste onderdeel opin de illustratie en noteer hetonderdeelnummer en de beschrijving.

HOE U BESTELLINGEN DOETHet naar wens afhandelen van een bestelling vanonderdelen door een koper is sterk afhankelijkvan het juiste gebruik van alle beschikbaregegevens. Als u uw dichtstbijzijnde verkoopfiliaal,onafhankelijke verkoper of geautoriseerdeleverancier voorziet van alle gegevens, stelt uhem in staat om uw bestelling correct uit te

Volg ter voorkoming van alle vermijdbarevergissingen de onderstaande aanwijzingen bijhet bestellen van vervangingsonderdelen:

a. Vermeld altijd het modelnummer van demachine, zoals aangegeven op dealgemene gegevenssticker die op demachine is aangebracht.

b. Vermeld altijd het serienummer van demachine. DIT IS BELANGRIJK. Hetserienummer van de machine is in eenplaatje gestanst dat op de machine isbevestigd. (Het serienummer van demachine is ook permanent in het metaal vande zijrail van het frame gestanst.)

c. Vermeld altijd het publicatienummer van deonderdelenlijst.

d. Vermeld altijd het aantal benodigdeonderdelen.

e. Vermeld altijd het onderdeelnummer en debeschrijving van het onderdeel zoalsvermeld op de illustratie in deonderdelenlijst.

In het geval dat u onderdelen voor inspectie ofreparatie retourneert aan uw dichtstbijzijndeverkoopfiliaal, een autonome verkoper of eengeautoriseerde leverancier, is het van grootbelang om het serienummer van de machine waarde onderdelen uit verwijderd zijn te vermelden.

ALGEMENE VOORWAARDEN BIJ HETBESTELLEN VAN ONDERDELEN

Aanvaarding: Aanvaarding van een aanbod isnadrukkelijk beperkt tot de precieze bepalingen indit schrijven. In het geval dat een bestelformuliervan de koper wordt gebruikt voor het aanvaardenvan een aanbod, geldt uitdrukkelijk en wordtuitdrukkelijk overeengekomen dat de algemenevoorwaarden vermeld op dat bestelformulierslechts dan van toepassing zijn alsIngersoll–Rand Company (“de Company”) daaruitdrukkelijk schriftelijk mee heeft ingestemd.De Company is niet gehouden aan aanvullende ofin tegenspraak zijnde bepalingen, behalve als zijdaar uitdrukkelijk schriftelijk mee heeftingestemd.

Belasting: Belastingen of andereoverheidsheffingen die nu of in de toekomstworden geheven op de productie, de verkoop, hetgebruik of de verzending van bestelde ofverkochte materialen en apparatuur zijn nietinbegrepen in de prijzen van de Company enzullen aan de koper worden berekend en door dekoper worden betaald.

Bezorgingstermijnen worden verlengd wegensvertragingen als gevolg van overmacht als gevolgvan natuurgebeuren, handelingen gepleegd doorde koper, overheidshandelen, brand,overstromingen, stakingen, oproer, oorlog,embargo’s, schaarste aantransportmogelijkheden, vertraging of verzakendoor de verkopers van de Company, en alleandere oorzaken die redelijkerwijze buiten demacht van de Company vallen.

Indien de koper bijzondereverzendingsopdrachten geeft, zoals hetexclusieve gebruik van verzendingsfaciliteiten,waaronder luchttransport als een prijsopgavevoor gewoon transport gedaan is en voordat dewijziging op de leveringsopdracht door deCompany kan zijn ontvangen, dan komen deextra kosten voor rekening van de koper.

Page 76: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

727/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Garantie: De Company garandeert dat deonderdelen door haar gefabriceerd zullen voldoenaan de specificaties en vrij zullen zijn van defectenin materiaal en vervaardiging. Deaansprakelijkheid van de Company is onder dezevoorwaarden beperkt tot de reparatie ofvervanging van onderdelen die ten tijde van deverzending defect waren, onder de voorwaardedat de koper de Company op de hoogte dient testellen van het defect zodra hij het ontdekt, en ingeen geval later dan drie (3) maanden na deverzendingsdatum van het onderdeel door deCompany.De enige uitzondering op de voorgaande bepalingis de uitgebreide garantie met betrekking tot hetspeciale schroefblok−vervangingsprogramma.

Reparaties en vervangingen worden door deCompany uitgevoerd op de plaats van verzending(franco aan boord). De Company is nietaansprakelijk voor de kosten van transport,verwijdering en installatie.

Garanties die gelden voor materiaal enapparatuur geleverd door de Company maargeheel zijn vervaardigd door derden, zijn beperkttot de garanties die door de fabrikant aan deCompany worden gegeven, in zoverre als diegaranties overdraagbaar zijn aan de koper.

Levering. Leveringstermijnen zijn bij benadering.De Company zal zich naar beste kunneninspannen om te verzenden binnen degespecificeerde termijnen; de Company is echterniet aansprakelijk voor vertragingen in of nietdoorgaan van de geschatte leverings− ofverzendingstermijn van materiaal en apparatuurof voor schade als gevolg hiervan geleden.

De Company geeft voor het overige geen enkelegarantie en maakt geen enkele claim, uitdrukkelijkdan wel impliciet, behalve die van overdracht vanhet eigendom, en alle impliciete garanties,waaronder een garantie van verkoopbaarheid ofgeschiktheid voor een bepaald doel, wordenhierbij afgewezen.

Beperking van aansprakelijkheid:Het verhaal van de koper is beperkt tot wat in ditdocument genoemd is, en de totaleaansprakelijkheid van de Company metbetrekking tot deze levering, of die nu gebaseerdis op verbintenissenrecht, garanties, nalatigheid,schadevergoeding, risico−aansprakelijkheid ofeen andere grond, is beperkt tot de koopprijs vanhet onderdeel waarop die aansprakelijkheidgebaseerd is.

De Company is in geen geval aansprakelijktegenover de koper, rechtsopvolger of enigeandere vruchtgebruiker van deze levering vooreen vergoeding wegens gevolg−, bijkomende,indirecte of bijzondere schade of een door deciviele rechter wegens ernstige schuld opgelegdevergoeding die het gevolg is van dezeleveringsopdracht of een inbreuk daarop, of alsgevolg van een defect in of haperen of nietfunctioneren van de hieronder genoemdeonderdelen, of de eis tot schadevergoeding nugebaseerd is op genotsderving, verlies van winstof omzet, rente, verlies van goodwill,werkonderbreking, beschadiging van anderezaken, verlies als gevolg van onderbroken ofafgebroken functioneren, verhoogdebedrijfskosten of op claims door klanten van dekoper vanwege niet−geleverde diensten, of datverlies of die schade nu wel of niet zijn grond vindtin het verbintenissenrecht, garantierecht,nalatigheid, schadevergoedingsrecht,risico−aansprakelijkheid of iets anders.

SCHROEFBLOK−VERVANGINGSPROGRAMMA

Ingersoll Rand biedt eenschroefblok−vervangingsprogramma aan tenbehoeve van de gebruikers van mobielecompressors.

In het schroefblok−vervangingsprogramma wordtde inruilprijs bepaald door de ouderdom en detoestand van het schroefblok.

Uw dichtstbijzijnde verkoopfiliaal, autonomeverkoper of geautoriseerde leverancier moeteerst contact opnemen met het Parts ServiceDepartment van de fabriek waar uw mobieleluchtcompressor vervaardigd is voor eenschroefblok−vervangingsnummer. Hetschroefblok moet worden gelabeld met dittoegewezen nummer en gefrankeerd naar defabriek worden gezonden. Het schroefblok moetintact zijn, zonder missende onderdelen, anderskan de vervangingsovereenkomst geannuleerdworden. De garantie op eenvervangingsschroefblok of een door de fabriekgereviseerd schroefblok is 365 dagen.Schroefblokken die in verband met eenGARANTIECLAIM naar de fabriek wordengeretourneerd moeten door de Customer ServiceDepartment verwerkt worden. Bij retourneringzonder een bijgaand Warranty MRR(materiaalretourneringsverzoek) Number wordtde garantieclaim niet in behandeling genomen.

Page 77: 7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115

73 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR),7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)

Vestiging:

Neem voor informatie over het bestellen van onderdelen of over uw plaatselijkeleverancier (Europa, Midden−Oosten, Afrika) contact op met:

Doosan Portable Power EMEA Aftermarket ESADréve Richelle 167B−1410 Waterloo, Belgium

Telefoon: +32 (2) 404 0811

Fax: +32 (2) 371 6915

Neem voor informatie over service contact op met − [email protected]

Neem voor informatie over onderdelen contact op met − [email protected]

Kantooruren: maandag − vrijdag 8.30 uur tot 17.15 uur (GMT)