44. evolutie. - atria · schaffing van lijfeigenschap in europa d, e stedeling, alhoewel dan oo...

8
V 3aaröanö. Moensbag 31 3anuan 1894. «\ 44. EVOLUTIE. "WEEKBLAD ^TOOTl DE YROXJ1AT. Onder medcwerliinx van 1). DB CLKRCQ, Stionnnrkoii; mr. Louis FRANK, Brnssol: SORANUS on VIR, Amsterdam; on do Dames: KI.ISK VAN CALCAK. 'a-Barn; KMILIK OLAKYS, Gent; AUG. FICKERT on OTTILIK TURNAU. bestuursleden v|d Vrouwenbond, Weenen; WARNKR SNOAI> en Mr» ORKNFELL, liostuurslecien van Woinens Projrressivo Society, Londen; JOHANNA, schrijfster van »hot Recht der Vrouw, Genève; MARIE 1'OPELIN, dortor in do rechten. Brussel; STKU.INGWKISF—IKNTINK. Leeuwarden: II. COIJRN, W. DRUCKER, TH. SCBOOK—HAVER, JOH. SCHMIDT, Amsterdam. Abonnementsprijs per 8 maanden, f 0.75 Voor België „0.82' 't Overige Buitenland en Ned.-Indië „ 1.02' Afzonderlijke nummers . . . . „ 0.03 Bureau van Redactie en Administratie: S A R P H A T I P A R K <i 1 j AMSTERDAM. Advertentiën per regel . . . . ƒ 0.15 Groote letters naar plaatsruimte. Boekaankondigingen per regel . ,, 0.10 en 4/3 maal. Aanvragen om betrekkingen . . „ 0.2.*» Verkrijgbaar aan alle Kiosken. J. F. A. Vlaanderen, Wolveimtraat 14, M. P . Kar «dorp, van Wouatraat 'Al te Amsterdam en P. Schaper. Trt'armoesNtraat, <>roiiingcn a 8 <'enttt per nnmmer. initi 11111111 11111 ii II ii 11 111 II 11111111111111111111111111111111 H* I N H O U D. «a- HoiirgOl.iK. FabriekNiiiMpeelriee*. I<evenMOll.xer. \'aluurlijke kinderen en het Yatler«elui|» In Oostenrijk. Ito kant en lianr gewehledenlK. Binnen de grenzen. Ingezonden. Feuilleton: l'rin* t'anlehe. Advertentiën. 111111 i ii 111 n 111 1111111 111 ii IIIIII 1111111 11 ui 1111111111111 Bourgeois. „Bekennen wij eerlijk dat deze vooruitgang aan den jarenlangen arbeid der burgerlijke (bourgeois) vrouwen te danken is. Welke ook de beweegredenen zijn mogen, die haar er toe leiden dezen eiseh te stellen, is ons, arbeidsters, onverschillig." Deze uitdrukking, voorkomende in het door ons uit de Arbeiterinnen Zeitung overgenomen stuk „Fabrieks- inspectrices" geeft een duidelijk inzicht in den treurigen strijd onzer dagen, een strijd, scherp, scherper dan die welke gevoerd is van af het jaar 1000 tot 1789 tusschen adel en bourgeoisie, en doet zien hoe de vrouwen, immer onvrijen, alreeds partij kiezen en in stede van de een de ander te schragen, vijandig tegenover elkander zich plaat- sen. Als wij zeggen „tegenover elkander" zijn wij niet geheel juist — het zijn de arbeidsters alleen, die de vrou- wen der meer bevoorrechte klassen als haar vijandinnen beschouwen, het omgekeerde bestaat niet, ten minste niet onder haar die op den voorgrond treden en zich met de vrouwen- of andere sociale quaestiën bezig houden. Ook deze explicatie is echter alweder niet geheel juist; maar al te vaak toch komen hatelijke verdachtmakingen als: „welke ook de beweegredenen zijn mogen" en het als scheldwoord gebruikte „bourgeois" uit pen of mond van deze of gene rijke, voorname vrouw en zijn zij gericht tot een voor haar brood zwoegende. Juister is dan ook: iedere sociaal-democrate, aangesloten aan de partij dier richting, onverschillig of zij is vermogend of arm, ziet in elke andersdenkende een „bourgeoise", die als het ontuig, onverschillig door wat middel en op welke wijze, moet worden afgemaakt. Weinigen echter onder haar die zich rekenschap geven van dien haat, weinigen zij die nadenken over, begrijpen het woord „bourgeois". Dit laatste is dan ook nog al moeielijk. Vandaar dat het volksleiders en •leidsters van dien kant zoo gemakkelijk valt oen hem of haar in den weg staande af te maken: het is gt noeg dat de belhamel het „bourgeois" uitspreekt en al de schapen schuwen terstond de(n) aldus gestempelde als wolf. hyena, of tijger. Wat en wie is „bourgeois?" Volgens (iranier de Cas- sagnac: (1) ieder ingezetene van een „bourg" of stad. welke eigen beheer heeft en niet staat onder eenig Seigneur, hetzij geestelijken of wereldlijken; de „manant," de van buiten komende, meestal aanduidende den het landwerk verlaten hebbende ï boer, die anderen arbeid zoekt, had geen recht op dien naam. Naar Jean Volders, redacteur van het in het Fransch verschijnend sociaal-democratisch blad „Le Peuple:" elk die geen loontrekkend dienaar is, en leeft van rente, onverschillig of die rente is groot of klein. Volgens de socialisten heel den derden stand, die sedert 1789, de plaats van den adel innemende, zich meester heeft gemaakt van fortuin en macht, allo voord aelige en winstgevende betrekkingen door zijn leden doet bezetten, wetten maakt en recht spreekt in zijn belang. Naar de anarchisten al degenen die laag denken, zij mogen dan rijken of armen, werklieden of kooplieden zijn. Vrij wat keuze! Toch is het bepaald onmogelijk de als „bourgeoises'' gescholdone vrouwen in deze categoriën in te deelen: Ingezetenen van „bourg" of stad zijn zij nooit, zij hebben geen burgerrechten: de van haar rente levenden zijn witte raven voorzeker kan geen enkele vrouwen-ver- eeniging ter wereld, zelfs de meest als „bourgeois" uitge- kretene, wijzen op enkel en alleen van haar rente terende leden — en iets minder in rang nog dan loontrekkende dienaren zijn allen, die het huwelijksformulior onderschreven hebben; de fortuin en macht der aarde is zeker niet haar, de voordeelige en winstgevende betrekkingen evenmin, van het wetten maken staan zij verre en gericht worden zij wel, maar richten doen zij nooit. Blijft nog overig het anarchistisch denkbeeld omtrent „bourgeois"; wie echter die de vrouwen aan het werk ziet, haar doel en streven analyseert, zelfs heur opgehitste en ophitsende Jiestrijdsters haar hoort toeroepen: Eere wien eere toekomt, durft ze inlijven bij het kader der „laag donkenden."? Toch — al heeft, waar sprake is van de vrouw, het „bour* geois" zin noch beteekenis wordt het tegenover haar (!) Histoire des classes ouvrières et des classes bourgeoises.

Upload: others

Post on 15-Feb-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: 44. EVOLUTIE. - Atria · schaffing van lijfeigenschap in Europa d, e stedeling, alhoewel dan oo geheek te onrechteln no hedeg, ten dagn e zich verstandiger, geestiger doe dat wanen

V 3aaröanö. Moensbag 31 3anuan 1894. « \ 44.

EVOLUTIE. "WEEKBLAD ^TOOTl DE YROXJ1AT.

Onder medcwerliinx van 1). DB CLKRCQ, Stionnnrkoii; mr. Louis FRANK, Brnssol: SORANUS on VIR, Amsterdam; on do Dames: KI.ISK VAN CALCAK. 'a-Barn; KMILIK OLAKYS, Gent; AUG. FICKERT on OTTILIK TURNAU. bestuursleden v|d Vrouwenbond, Weenen; WARNKR SNOAI> en Mr» ORKNFELL, liostuurslecien van Woinens Projrressivo Society, Londen; JOHANNA, schrijfster van »hot Recht der Vrouw, Genève; MARIE 1'OPELIN, dortor in do rechten. Brussel; STKU.INGWKISF—IKNTINK. Leeuwarden: II. COIJRN, W. DRUCKER, TH. SCBOOK—HAVER, JOH. SCHMIDT, Amsterdam.

Abonnementsprijs per 8 maanden, f 0.75 Voor België „0.82' 't Overige Buitenland en Ned.-Indië „ 1.02' Afzonderlijke nummers . . . . „ 0.03

Bureau van Redactie en Administratie: S A R P H A T I P A R K <i 1 j

AMSTERDAM.

Advertentiën per regel . . . . ƒ 0.15 Groote letters naar plaatsruimte. Boekaankondigingen per regel . ,, 0.10

en 4/3 maal. Aanvragen om betrekkingen . . „ 0.2.*»

Verk r i j gbaa r a a n a l l e Kiosken . J . F . A. V l a a n d e r e n , Wolveimtraat 14, M. P . K a r «dorp , van W o u a t r a a t 'Al te A m s t e r d a m en P . Schaper . Trt'armoesNtraat, <>roiiingcn a 8 <'enttt p e r n n m m e r .

initi 11111111 • 11111 i i I I i i 11 • 111 I I 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

H* I N H O U D. «a-HoiirgOl.iK. FabriekNiiiMpeelriee*. I<evenMOll.xer. \'aluurlijke kinderen en het Yatler«elui|» In Oostenrijk. Ito kant en lianr gewehledenlK. Binnen de grenzen. Ingezonden. Feuilleton: l'rin* t'anlehe. Advertentiën.

111111 • i ii 111 n 111 • 1111111 • 111 i i I I I I I I 1111111 • 11 u i 1111111111111

Bourgeois. „Bekennen wij eerlijk dat deze vooruitgang aan den

jarenlangen arbeid der burgerlijke (bourgeois) vrouwen te danken is. W e l k e ook de beweegredenen zijn mogen, die haar er toe leiden dezen eiseh te stellen, is ons, arbeidsters, onverschillig." Deze uitdrukking, voorkomende in het door ons uit de Arbeiterinnen Zeitung overgenomen stuk „Fabrieks-inspectrices" geeft een duidelijk inzicht in den treurigen strijd onzer dagen, een strijd, scherp, scherper dan die welke gevoerd is van af het jaar 1000 tot 1789 tusschen adel en bourgeoisie, en doet zien hoe de vrouwen, immer onvrijen, alreeds partij kiezen en in stede van de een de ander te schragen, vijandig tegenover elkander zich plaat-sen. Als wij zeggen „tegenover e lkander" zijn wij niet geheel juist — het zijn de arbeidsters alleen, die de vrou-wen der meer bevoorrechte klassen als haar vijandinnen beschouwen, het omgekeerde bestaat niet, ten minste niet onder haar die op den voorgrond treden en zich met de vrouwen- of andere sociale quaestiën bezig houden. Ook deze explicatie is echter alweder niet geheel juis t ; maar a l te vaak toch komen hatelijke verdachtmakingen a ls : „welke ook de beweegredenen zijn mogen" en het als scheldwoord gebruikte „bourgeois" ui t pen of mond van deze of gene rijke, voorname vrouw en zijn zij gericht tot een voor haar brood zwoegende. Ju is te r is dan o o k : iedere sociaal-democrate, aangesloten aan de partij dier richting, onverschillig of zij is vermogend of arm, ziet in elke andersdenkende een „bourgeoise", die als het ontuig, onverschillig door wat middel en op welke wijze, moet worden afgemaakt. Weinigen echter onder haar die zich rekenschap geven van dien haat, weinigen zij die nadenken

over, begrijpen het woord „bourgeois". Dit laatste is dan ook nog al moeielijk. Vandaar dat het volksleiders en •leidsters van dien kant zoo gemakkelijk valt oen hem of haar in den weg staande af te maken : het is gt noeg dat de belhamel het „bourgeois" ui tspreekt en al de schapen schuwen terstond de(n) aldus gestempelde als wolf. hyena, of tijger.

W a t en wie is „bourgeois?" Volgens ( i ranier de Cas-sagnac : (1) ieder ingezetene van een „bourg" of stad. welke eigen beheer heeft en niet staat onder eenig Seigneur, hetzij geestelijken of wereldlijken; de „manant ," de van buiten komende, meestal aanduidende den het landwerk verlaten hebbende ï boer, die anderen arbeid zoekt, had geen recht op dien naam. Naar Jean Volders, redacteur van het in he t Fransch verschijnend sociaal-democratisch blad „Le P e u p l e : " elk die geen loontrekkend dienaar is, en leeft van rente, onverschillig of die rente is groot of klein. Volgens de socialisten heel den derden stand, die sedert 1789, de plaats van den adel innemende, zich meester heeft gemaakt van fortuin en macht , allo voord aelige en winstgevende betrekkingen door zijn leden doet bezetten, wet ten maakt en recht spreekt in zijn belang. Naar de anarchisten al degenen die laag denken, zij mogen dan rijken of armen, werklieden of kooplieden zijn.

Vrij wat keuze! Toch is het bepaald onmogelijk de als „bourgeoises' ' gescholdone vrouwen in deze categoriën in te deelen: Ingezetenen van „bourg" of stad zijn zij nooit, zij hebben geen burgerrechten: de van haar rente levenden zijn wit te raven — voorzeker kan geen enkele vrouwen-ver-eeniging ter wereld, zelfs de meest als „bourgeois" uitge-kretene, wijzen op enkel en alleen van haar rente terende leden — en iets minder in rang nog dan loontrekkende dienaren zijn allen, die het huwelijksformulior onderschreven hebben; de fortuin en macht der aarde is zeker niet haar, de voordeelige en winstgevende betrekkingen evenmin, van he t wetten maken staan zij verre en gericht worden zij wel, maar richten doen zij nooit. Blijft nog overig het anarchistisch denkbeeld omtrent „bourgeois"; wie echter die de vrouwen aan he t werk ziet, haar doel en streven analyseert , zelfs heur opgehitste en ophitsende Jiestrijdsters haar hoort toeroepen: Eere wien eere toekomt, durft ze inlijven bij het kader der „laag donkenden."?

Toch — al heeft, waar sprake is van de vrouw, het „bour* geois" zin noch beteekenis — wordt het tegenover haar

(!) Histoire des classes ouvrières et des classes bourgeoises.

Page 2: 44. EVOLUTIE. - Atria · schaffing van lijfeigenschap in Europa d, e stedeling, alhoewel dan oo geheek te onrechteln no hedeg, ten dagn e zich verstandiger, geestiger doe dat wanen

E V O 3

oneindig meer gebezigd dan tegenover den man. Geen wonder: in dat woord ligt het: Verdeel en heersch. Voor de vrouw in elke positie der maatschappij is het dan ook noodig den waren oorsprong en bedoeling van dezen den „hérétique" (2) aanduidenden naam te kennen en te weten of zij, die hem anderen naar het hoofd slingeren, èn door hun of haar wijze van doen èn door hun of haar werk-kring daartoe het recht hebben.

Reeds onder de Romeinen, zelfs van af de oudste tijden, vormden zich de slaven, die niet bij den landbouw waren: ambachtslieden, industrieelen, kooplieden, tot een kaste of gemeenschap en. niet meer verblijvende op het land huns heers, als zijnde daar meer ten last dan ten nut, leefden zij dicht op en bij elkander, ten einde bij .voorkomende ge-vallen met kracht te kunnen optreden tegen de patriciërs, die hun voor altijd het burgerrecht hunner steden en het daarin wonen hadden ontzegd. Zoo ontstond de „Com-mune," de gemeenschap, de zich zelf besturende steden van burgers en poorters.

Met de uitbreiding van het Christendom en de daara.tn gepaard gaande veranderingen der sociale verhoudingen, ver-kregen hoe langer hoe meer slaven de vrijheiden werden de democratische vesten grooter, uitgebreider. Als vervolge van dien, en tengevolge van dezelfde oorzaak : handel, industrie, ambacht, zien wij ook de die vakken beoefenende lijfeigenen der middeneeuwen zich formeeren tot een compacte-massa die, na geweest te zijn lijfeigene-bourgbewoner, lijfeigene-stede-lins. door kracht van verstand, eensgezindheid en goud, zich losmaakte van den Seigneur, „Commune" werd en voortaan slechts bestond uit „bourgeois" (burgers). De landman lag uit den aard der zaak buiten deze combinatie: slavernij en lijf-eigenschap hebben zoozeer den bodem tot bazis — „wien het land behoort heeft d<* bewoners" — dat zelfs de van uit beiden zich losgewoelden de vaste overtuiging hadden, dat de „servage de glèbe" :!) geheel was, zooals goddelijke en menschelijke instellingen het verordineerden en hij die geen energie genoeg bezat om zich te ontwringen aan het door-wroeten der aarde, ook geen recht had op vrijheid, welk gemis aan energie bij den „bourgeois" voor den buiten-man een verachting deed geboren worden die trots alle sf-schaffing van lijfeigenschap in Europa, de stedeling, alhoewel dan ook geheel ten onrechte, nog heden ten dage zich verstandiger, geestiger doet wanen dan de boer.

Die nieuwste aller kasten, de „bourgeoisie," heeft een eigenaardigheid aan geen andere eigen: zij onderdrukt niet alleen wat onder haar is, maar slorpt ook op wat boven haar staat. Adel en geestelijkheid leefden, wel is waar af en toe twistende, toch elkanders macht niet rakende, naast elkander voort: de „bourgeoisie" heeft den een ver-drongen, de andere aan zich onderdanig gemaakt, en duldt zelf noch macht boven, noch onder zich. Daarvoor trou-wens is zij dan ook gewaarborgd. Wat macht verkrijgt; hetzij hoog of laag, treedt, moet treden in haar gelederen. De vier opgesomde theses latende voor hetgeen zij zijn zou men kunnen zeggen: de „bourgeoisie" is al-opslikker, ieder die slechts werkt voor verbetering van eigen kring, kaste, klasje, stand, is dus „bourgeois", waaruit ontspruit dat juist diegenen welke het meest „schwermen" met den scheld-naam „bourgeois", tegelijkertijd er op bogende, dat zij

-) Hérétique = ketter, dwaalleer toegedane. s) Servage de glèbe = lijfeigenschap, den mensch gebonden aan

den grond.

U T I E.

slechts opkomen voor den vierden stand, dus voor één klasse, deze benaming op zichzelf kunnen, neen moeten toepassen.

Tegenover de „bourgeoisie" staat het „proletariaat" — de adel rekent niet mede, als zijnde wat daarvan nog aan-wezig is slechts een schaduw, een antiquiteit. Beide zijn kinderen van denzelfden boom: slavernij, en al moge ook nu ook de eene tak zijn gebogen naar rechts, de andere naar links, toch zijn zij geplant op denzelfden bodem, gevoed door hetzelfde sap, hebben dezelfde deugden, de-zelfde gebreken. Onder haar leden heerscht dan ook steeds wisselwerking: de „bourgeois", die arm wordt, is „proletarier"; de „proletarier", die rijk wordt, „bourgeois". Niet aldus was het met den adel, deze was niet afhankelijk van goud en goed.

Over wat het „proletariaat" ornaat en wie er toe behoort is de meening al even verschillend als over de „bourgeoisie." Granier de Cassagnac — om bij dezelfden te blijven — zegt: Het proletariaat heeft vier uitwassen: de arbeider (ouvrier), die werkt en leeft van zijn loon; de bedelaar, die niet wil of kan werken en leeft van zijn, bedelen; de dief, die niet wil werken noch bedelen, maar leeft van zijn stelen; de publieke vrouw, die niet wil werken, noch bedelen, noch stelen en leeft van het prosti-tueeren haars lichaams. Jean Volders verklaart: elk die salaris ontvangt, hetzij dan de directeur van spoorweg of fabriek, hetzij de daglooner, is proletarier; de Sociaal-Democratische partij beweert, dat elk die in haar gelederen treedt zich declareert als „proletarier."

Dit laatste is. in geval het proletariaat in opstand komt of de bovenhand verkrijgt, uiterst gemakkelijk voor de Kotschild's, de Gould's, de Mackay's, de Bleichroder's en hoe al de millioennairs heeten mogen, doch dient dan ook slechts, kan slechts dienen om het in die partij aanwezig zijn van rijke lieden te vergoelijken. Nummer twee slaat geen hout; als elk die salaris int, proletarier is, wordt de „bourgeoisie" zoo klein, dat het waarlijk niet de moeite waardig is tegen haar in het strijdperk te trekken. Heel de siaatsadministratie toch, van af den minister tot den minsten klerk, bestaat uit loontrekkers. Die allen dus zouden moeten ingedeeld worden bij het proletariaat, terwijl daarentegen het kleine baasje, levende van de hand in den tand, verzeild zou raken bij de „bourgeoisie." Alleen de eerste uitleg is afgerond, begrijpbaar, ?.et een stevigen dam tusschen de loten van denzelfden stam.

Wil men strijd tusschen „proletariaat" en „bourgeoisie" en wij kunnen ons dezen, gedachtig aan Kacine's:

L'on huit avoc exO&B Inrs'iue l'on }i;iit uu fiere,

begrijpen, al keuren wij hem af, als kunnende slechts ramp en wraak voortbrengen, laat men dan consequent zijn en in elke klasse indeelen wat tot haar behoort. Bij het pro-letariaat de vier opgesomde sectién, bij de bourgeoisie al wat daar buiten staat. Daardoor zou mon alsdan tot een reè'elen grondslag voor den kamp komen, tot een klaren toestand, zouden naijver, ijdelheid, persoonlijke veeten en antipathiën niet langer met één enkelen hollen klank de vaak beste krachten der maatschappij kunnen vleugellam slaan. De rijke atavisten die, trots soms enkele geslach-ten, zich toch aangetrokken gevoelen tot het nóg met hun voorouders gelijkstaande nakroost, zouden bij een derge-

I lijke regeling niet verliezen: niets gemakkelijker toch voor hen dan afstand te doen van datgene wat hen „bourgeois"

Page 3: 44. EVOLUTIE. - Atria · schaffing van lijfeigenschap in Europa d, e stedeling, alhoewel dan oo geheek te onrechteln no hedeg, ten dagn e zich verstandiger, geestiger doe dat wanen

E V O L U T I E . ... :5

maakt en daglooner of dagloonster te worden; het om-gekeerde heeft meer bezwaren in.

Dat deze rampzalige klassenstrijd haar intrede heeft gedaan in de nog zoo jonge vrouwenbeweging, de be-weging, welke ijvert voor die groote schare van immer door alle partijen uitgestootenen, is zeker betreurenswaardig, maar zoo hij niet is te weren, dat hij dan ten minste eerlijk zij. Dan ook uit de vrouwen-proletariërs-vereeni-gingeii geweerd al wat niet is arbeidster, of eenig ander soort van vrouwelijke proletariör, uitgestooten wat is vrouw van geld of weelde, al voert zij dan ook nog zoo een harden woordenstrijd tegen de „bourgeoisie."

Wij zijn het zeker niet die een dergelijke verhouding verlangen — onze droom is: een grooten, Internationalen Vrouwenbond, in zich opnemende a l l e vrouwen — maar waar wij schrijfsters en woordvoerdsters der arbeidsters, volstrekt niet behoorende tot het proletariaat, de bosten uit eigen klasse hooren vcrdachtniaken, waar wij steeds haar, alhoewel geen dagloonsters zijnde, hooren gewagen van:

'Wij, arbeidsters, en uit naam der arbeidsters een taal hooren voeren, die slechts dient om deze onwetende paria's op te hitsen tegen diegenen onder haar meer wetende zusteren, welke hfct lot der rampzaligen zich aantrekken en hetzelve trachten' te verbeteren, roepen wij uit: Laat varen uw dubieuse rol! Weest arbeidsters, dagloonsters, of noemt het D niet. En waar gij niet wilt, niet kunt zijn de brug waarop bourgeoisie en proletariaat elkander de hand rei-ken, weest daar ten minste niet de kloof waarin beiden

zich te pletter vallen. Scheidt niet vrouw van vrouw ter wille van wat gekrenkte ijdelheid, wat bij het volk alleen te verkrijgen applaus en bewierooking, ter wille van partijzucht. 1 1 1 1 i i i i n i i n 11 i i i 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 I I I 11

ffabriefteinspectrices. Yerroly en dot.

Het is karakteristiek, hoe in Illinois de groote industrieele ondernemingen plotseling als uit den grond opdoemden, zoo plotse-ling, dat de arbeidende klasse geen tijd had hare eigene positie te begrijpen, wat het mogelijk maakte dat duizenden kinderen aan het werk werden gezet, met een onbeschaamdheid, die men in oudere staten te vergeefs zoekt, en onder voorwaarden, die men in New-York of Massachusets niet geduld zou hebben.

Menige firma die zoowel te New-York, als ii> Illinois fabrieken bezit, moest in deze eerste plaats hare machines doen voorzien van voorzorgsmaatregelen tegen ongelukken. Ook moest zij te New-York aan de arbeidswet van 10 uur voldoen. Nu ontsloeg zij echter wel de jongens en meisjes, die lezen noch schrijven konden, uit hare fabriek te New-York, doch laat ze te Illinois, waar geen wet op jeugdige arbeiders is, onbepaalden tijd werken, zonder hierin ook maar eenigszins beperkt te worden.

De hierboven geschilderde toestanden die zulke buiten-sporigheden ten opzichte der gezondheid van vrouwen en kinderen veroorloofden, terwille van wat profijt, worden heden ten dage niet meer toegelaten.

De nieuwe fab'-iekswet. welke in de laatste zittingsperiode aangenomen en in Jan. '9tt door den gouverneur Altgeld be-krachtigd werd, gebiedt niet alleen de vernietiging van de ge-ïnfei teerde kleedingstukken, maar begrenst ook den leeftijd waar-op het kind werken mag. Zij verlangt ook dat fabrieks\verkplaat-

l p r i n s C a n t c b e S E O U A H D I ^ A B O U L A Y E .

44)

Nu hebben wij mooi praten, ja schreeuwen over onbekwaam-lieid en verraad der ministers ; niemand leest ons of luistert naar ons; iedereen bemoeit zich met zijn school en zijn ge-meente, niemand bekommert zich om een regeering, waarvan hij niets te hopen of te vreezen heeft. Het is uit met de groote natie, er zijn geen Gobemouches meer!

AD. COULEUR.

In hetzelfde nummer leest men een weinig verder: „Dit jaar zal er een aanzienlijk bedrag overblijven in 's lands

schatkist; men 4 schat het op meer dan 100 m il Hoen. Naar men zegt, is de minister van plan met het oog hierop de belastingen te verminderen. Men zou zoo iets kunnen bestempelen met den naam van valsche, ziekelijke volkslieide. Vroeger zou men die som besteed hebben om het leger uit te breiden, maar alle eer-gevoel is verdwenen, men heeft van ons een volk van winkeliers gemaakt.

„Schaamtelooze ministers durven zich beroemen op zulk ver-meerderen der inkomsten. „Dat is", zeggen zij, „een bewijs, dat de volksrijkdom toeneemt met de vrijheid." Maar wio wordt hier bedrogen? Weet men niet dat de uitgaven der burgers schrikbarend toenemen, sedert de Staat alles op hunne schouders laat rusten'? Men verzekert dat in dit jaar meer dan twee hon-derd millioen vrijwillig is bijgedragen voor de scholen; nog een korte spanne tijds en het budget van het volksonderwijs zal hooger stijgen dan ons vroeger oorlogsbudget. Waar zal het geld van daan komen, als er oorlog uitbarst? Wat zal er van ons worden als bij de Cocqsigrues een Staatsman het bewind voert, een politicus, die ook zijn volk ter overwinning weet te voeren ? Men zegt dat onze arsenalen vol zijn en dat een leger van twee honderd duizend man onze dappere oude nationale garde gemak-kelijk kan vervangen. Men herhaalt telkens, dat ieder burger de wapens kan hanteeren, maar, al is dit genoeg om een land

te verdedigen — dat echter door niemand bedreigd wordt — kan men dan daarmede onze denkbeelden door heel de wereld ver-spreiden en zal het dan zijn als vroeger, dat zonder onze toe-stemming geen kanonschot op de aarde worde gelost? Bén enkel woord resumeert den gansehen toestand, l'iruelitering, niets dan rerachtcriny.

Ai{. Coui.Ein.

, ,1 \ S. Een enkel woordje aan het adres van sommige bladen, die tuk zijn op schandalen. Men durft beweren, dat onze hoofd-redacteur een naam voert, die hem niet toekomt; men beweert, dat „Ad. Couleur" een pseudoniem is en meent daarin te her-kennen den naam van zekeren La Douceur, van wien men ver-haalt, dat hij vroeger is geweest: bewaker der opgepakte honden. Men durft verzekeren, dat wij oppositie voeren voor rekening van .een voornaam heer, die do regeering tracht omver te werpen, sedert hij niet meer de baas is. Wij werpen die grove beleedigin-gen verre van ons "eh beantwoo:den haar met verachting. Wij zijn er trotsch op als soldaat te hebben gestreden onder het vaandel der administratie van den doorluchten graaf Touche-a* Tout. Wat betreft de eerzucht, welke men dien grooten man ten laste legt, hij hoeft slechts ééne begeerte: do Gobemouches te redden van den afgrond, waarin de dwaasheid van eenige dweo-pers hen zal storten. Is het te verwonderen, dat een zoo zuivere vaderlandsliefde den graaf Touche-a-Tout maakt tot leider dei-oppositie?"

Uittreksel uit het dagblad: „ Het Behoud".

„Men schrijft ons uit Borneville : „Gisteren had de begrafenis plaats van onze hooggeachten

stadgenoot, baron Géronte Pleurard. Zijn dood heeft allen verrast. Volgens de geneesheeren word hij door een beroerte getroffen; dagbladen, die voor niets of niemand eerbied hebben, spreken van indigestie; de waarheid is echter dat onze beroemde Pleurard bezweken is aan eene ziekte, door een vreemd volk zoo juist genoemd: een gebroken hart. De stoute hervormingen, welke thans werden ingevoerd, deden hem ijzen, en zooals de adjunct-maire van Borneville zoo welsprekend op zijn graf zeide: „zonder vrees kon hij niet zien, dat men het schip van Staat zijn plechtanker

Page 4: 44. EVOLUTIE. - Atria · schaffing van lijfeigenschap in Europa d, e stedeling, alhoewel dan oo geheek te onrechteln no hedeg, ten dagn e zich verstandiger, geestiger doe dat wanen

4 E V O L U T I E .

sen en woningen der arbeiders grondig onderzocht worden en zij bepaalt den werktijd aller vrouwen op 8 uren daags. Aan den onvermoeider] doch niet te stuiten ijver van vrouwen en meisjes is het te danken, dat de Sweatholen gesloten moesten worden; deze holen toch rendeeren slechts als er 14—10 n 18 uur gewerkt wordt.

Arbeidsters, beschermd door de fabriekswet, onderwerpen zich niet aan voorwaarden, welke door kleine groepen weerlooze vrou-wen en kinderen als iets onvermijdelijks worden beschouwd.

De Chicago fieconi geeft een uittreksel van de rede over Kin-derarbeid teener andere inspeclriece, Mevr. A. B. van Illinois; daarin lezen wij:

De fabrieksinspecteurs weten dat kinderarbeid een der factoren is, waarnaar de industrieele kapitalisten hunne productiekosten berekenen, dat de kinderarbeid zich ondanks alle wetten uitbreidt.

Elke verbetering der machines vergt meer arbeid, doch in de zelfde mate dat kinderarbeid zich uitbreidt, wordt het getal der volwassen werkloozen grootor.

De statistiek van 1880, de eenige naar welke wij op het oogen-blik verwijzen kunnen, stelt het getal der voor loon werkende kinderen op 1,118,238. Met andere woorden: 1 op 16 kinderen is van het recht beroofd te spelen, of zich te wel geestelijk of lichamelijk te ontwikkelen.

Dit meer dan een millioen kinderen is aan een viervoudig gevaar blootgesteld: dood oi' verminking door de machinerieën, voort-durende ziekelijkheid of zedelijk bederf. Het gelukkigste kind is dat, hetwelk door het eerste getroffen wordt: dan toch is er ten-minste voor goed een einde aan dat leven.

Mijn eigen ondervinding loopt over meer dan 30 jaar, ofschoon ik eerst 3 maanden mspectrice ben. Op don leeftijd van 13 jaar moest ik alreeds mijn brood verdienen en vele jaren was ik lid van de „knigts of labor"' ridders van den arbeid.

Maar al te vaak zegt men, dat er slechts ongelukken plaats hebben, omdat de kinderen zóó onvoorzichtig zijn. Dit is geen

ontnam en het op de onmetelijke zee hulpeloos liet drijven."' Alle eerlijke lieden sidderen evenals hij. — Geboortig uit een advokaten-geslacht, opgevoed door een

moeder, die, als een echte Romeinsche, van niets anders wist, dan haar spinnewiel te hanteeren en in huis te blijven, zijn baron Pleurard van zijn geboorte af de degelijke begrippen inge-prent, die hij tot zijn laatste oogenblikken heeft verdedigd. Hij is het oude devies van zijn huis getrouw gebleven: Nova aittiqua of het uieuue is het oude. In navolging zijner beroemde voorouders heeft hij altijd geleeraard: vooruitgang is revolutie. Doordrongen van gezonde leerstellirgen, herhaalde hij gaarne dat onze stam-vaders, van den oorsprong der wereld af, alles wisten, zonder ooit iets te hebben geleerd; dat, sedert zestig eeuwen, do wetenschap en de waarheid gedurig zijn achteruitgegaan en dat de ware weg ter beschaving is: achterwaarts te stappen. „Hoe meer men terug treedt zeide hij dikwijls, des te meer gaat men vooruit. Om zuiver water te vinden, moet men tot den oorsprong opklimmen, in plaats van den stroom te volgen in zijn kronkelingen, waar hij bedorven en bedervende bestanddeelen in zich opneemt."

„Het is de plicht van alle burgers, de groote mannen van het vaderland te eeren. Maar Borneville is arm: het is slechts een vlek, bewoond door goedmoedige boeren, die noch lezen, noch schrijven kunnen, en die altijd verachtelijk de schouders hebben opgetrokken voor handel en nijverheid; laat ons hopen dat een weldra te houden inschrijving ons in staat zal stellen voor baron Pleurard een standbeeld op te richten. Reeds heeft een talentvol man een plan daarvoor ontworpen. Men is voornemens bij wijze van piëdestal een fontein aan te leggen, die daar wel noodig is ook. Daarin zullen de gedenkwaardige woorden van onzen edelen landgenoot gebeiteld worden, als voortdurende les aan een onbe-zorgd, lichtzinnig volk en als aanmoediging voor de sterke zielen, die zich niet door een twijfelachtigen vooruitgang laten verblinden.

Dit monument zal een bewonderenswaardig effect maken midden op de markt. Op den achtergrond is de kazerne, rechts de gevangenis, links hot hospitaal. Zou de overledene zelf niet deze plaats hebben ^uitgekozen, hij, die met zooveel talent en moed, de oude beschaving verdedigde tegen de barbaarschheid der nieuwigheidsmenschen'?"

Laat ons thans nog een der jongste artikelen aanhalen uit de „Gematigdheid", een artikel, dat niet van belang ontbloot is.

verzachtende omstandigheid, maar veeleer een misdaad aan het kind als zoodanig gepleegd.

Wij ontrooven der jeugd zijn voorrechten als wij van kinderen oude mannetjes en vrouwtjes maken, die nauwkeurig op den gang eener machine moeten letten. Geen kind beneden 16 jaar zou eigenlijk aan een machine mogen werken, welke met stoom of electriciteit gedreven wordt.

De bedrijven waarin de gezondheid der kinderen vernietigd wordt zijn legio.

Het vergulden van lijsten wordt te Chicago bijna uitsluitend door kinderen verricht. Daar de vingers spoedig stijf worden is het voor den ondernemer voordeeliger om telkens en telkens van personeel te veranderen. Wij ontdekten een firma, waar onge-lukken zoo vaak voorkomen, dat zij ouders of voogden contracten laat teekenen, waarby dezen in geval van ongelukken, van schade-vergoeding afzien.

Wij vonden kinderen, die voor gloeiende ovens langzaam ten gronde gaan; anderen die langzaam sterven, omdat zij arsenic-houdend papier verwerken. Wij vonden knapen, die door het dreunen van metaalkloppen doof worden, en meisjes die door het naaimachine-trappen ziekten kregen, die een levenslang marte-laarschap beteekenen.

Het is geen ambacht, wat de kleine in groote werkplaatsen leeren. Wat zij er wel leeren, is onbestendigheid, wanorde, terzelf-dertijd dat de gelegenheid om te leeren hun lot te verbeteren, hun ontnomen wordt.

De kinderen zijn het welke de grondslagen vormen, voor den rijkdom der uitbuitings-maatschappij. Geen wonder dan ook, dat het leger der ongeleerde arbeiders al grooter en grooter wordt, arbeiders die zelfs|in goede tijden voor den honger sidderen, en bij crisis ondersteuningsbehoevende armen worden.

Arheitterinnen Zeitung.

„Zoo even verlaten wij de Kamer, ontzet over een schandaal, dat het geheele land in opschudding zal brengen. Het is niet voldoende dat de instellingen worden ondermijnd, de zeden ver-basteren, onze vroegere wellevendheid en goede smaak verdwijnen.

„Heden heeft graaf Touche-a-Tout zich zelf overtroffen. Hij heeft een van die redevoeringen gehouden, welke in het leven der volkeren opzien baren. Hij heeft de dwaze drogredenen waarmede men een lichtgeloovig volk om den tuin leidt, aan de kaak gesteld. „Uwe vrijheid is slechts schijn, zeide hij. Gij noemt haar zelf het rijk der wet. Wat is de wet'? Een onbuigbare be-paling, toegepast door onomkoopbare magistraten. En die inge-wikkelde verhoudingen tusschen Staat en burgers wilt gij onder-werpen aan maatregelen nog te streng voor de particuliere belangen. Het is eenvoudig dwaasheid. Gij zult als vanzelf moeten komen öf tot de tirannie öf tot de anarchie."

Deze woorden werden met warme toejuichingen ontvangen op de banken der oppositie.

— Wat is de administratie '1 ging de graaf voort. Ik neem uwe verklaring aan: de regeering van den mensch. Ziet gij niet dat alleen bekwame, verlichte, toegevende ambtenaars in staat zullen zijn in bijzondere gevallen eerlijke maatregelen toe te passen? Iets absoluuts kan niet bepaald worden ; bij menschelijke zaken is alles betrekkelijk, niets absoluut; menigmaal behoeft men wel-willendheid, altijd rechtvaardigheid. Is dat niet de ware vrijheid voor hem, die zich niet met groote woorden laat betalen?

— Bedrieger ! riep plotseling een maar al te goed bekende stem. — Bij deze beleeding stond heel de Kamer als een man op en

riep don onbeschaamde tot de orde. Na een tumult dat meer dan een kwartier duurde, besteeg de schuldige de tribune ; het was — wij zeggen het met droefenis en afkeer — de oude collega van graat Touche-a-Tout, advokaat Pieborgne.

— Hij verontschuldigde zich tegenover de Kamer, hij wilde de Volksvertegenwoordigers niet beleedigen, hij verklaarde dat dat ongelukkige woord hom was ontvallen.

(Slot volgt.)

Page 5: 44. EVOLUTIE. - Atria · schaffing van lijfeigenschap in Europa d, e stedeling, alhoewel dan oo geheek te onrechteln no hedeg, ten dagn e zich verstandiger, geestiger doe dat wanen

E V O L U T I E . 5

t>et Xevenseltyev. Een man had jaren gewerkt en verlangde naar rust. Hij trok

zich terug in de eenzaamheid, zijn kinderen achterlatende in een lustoord, waarin al wat hun noodig was, zoowel ton levensonder-houd als ten vermaak. Geen zijner zonen en dochters die niet Jubelden bij het zich meester weten van dit paradijsachtig verblijf. Kort van duur was evenwel de vreugde; het verdroot hun spoedig te leven van pain de luxe en vrede. Zij haakten naar iets anders, naar iets wat zij niet bezaten, niet kenden, nooit gezien hadden, naar iets d a t . . . . misschien niet bestond.

Buiten, aan de poort van den hof stond dagelijks een af-zichtelijke, smerige, grijnzende demon, met waterhoofd en boks-pooten. Trouw keerde hij eiken morgen terug en loerde met jaloersch-valschen blik naar binnen; eiken avond verliet hij, vloekende en tandenknarsende, de bij dag ingenomen plaats. De hofbewoners bespotten hem steeds, zoo spoedig zij hem gewaar werden. Den dag, waarop hij voor het eerst hen van verveling hoorde gewagen, vloog een grijnslach over zijn gelaat.

Den volgenden morgen stond hij als naar gewoonte aan den slotbrug, in zijne hand hield hij een flesch gevuld met goudgeel vocht, dat glinsterde en tintelde, schitterde en straalde in het zonnelicht.

Voor het eerst naderden hem de bewoners der Elyseesche velden zonder grollen of spot.

Wat de mismaakte daar liet flonkeren en fonkelen was iets nieuws voor hen; iets wat zij niet in bezit hadden.

„Wat is dat voor ambrozynischo stof, aan 's hemels fraaisten vuurbal gelijk?" riepen allen om strijd.

De demon lachte, en hield den flesch zegevierend omhoog. „Zie," zei hij, den flesch heen en weder schuddende, waardoor

vonken ontsprongen die hem, den ellendige, als met een gouden regen omhulde." Zie, datgene wat dezen karaf bevat is het «enige bestaande levenselixer. Die dat weet machtig te worden heeft geen wenseh, waaraan niet ten volle wordt voldaan."

..Geef, geef!" riepen de knapen en jongedochters. „Bedaard, mijne vrienden," zei de demon, zich verkneuterende

in hunne begeerige nieuwsgierigheid. „Niet aldus! Niet op zoo gemakkelijke wijze wordt deze edelste der ertsen verkregen Ziet gij daar" ginds die onmetelijke zandmassa, eeuwigdurend beschenen door den feilen zonnegloed? In hitte is zij een vuur-poel gelijk. Welnu, graaft diep, diep in dien berg. Slaat noch acht op de u verzengende hitte, noch op de, u de keel toeschroeiende dorst. Waagt u in dien oven, zonder ook maar één oogenblik te denken aan verkoeling. Houdt den blik slechts naar één doel gericht, den erts; vraagt nooit naar wat rondom u geschie.it. Spit •én ploegt daar, speurt én zoekt daar, want, ik zeg u, daar, daar is het machtig elixer te vinden dat u zoo begeerlijk van uit dit kristal tegenstraalt."

Den volgenden morgen verlieten al de zonen van den eerst zoo vlijtig voor hun gezorgd hebbende man, hunne vreedzame landouwen, en togen, hunne zus'teren achterlatonde, vol hoop haar den berg.

Daar aangekomen begonnen zij te graven in het zweet huns aanschijn», zonder voedsel en zonder genot.

En de eerste, die het gele elixer vond, begeerde paleizen en villas, paarden en rijtuigen, rabijnen en smaragden, paarlen en mozaïeken, fijne wtjnen en schoone vrouwen. En hij verkreeg al naar zijnen wenseh.

En de tweede deed alzoo, en de derde eveneens. En toen zij al die heerlijkheden bezaten, begonnen zij het delven

en spitten ervan te verachten. „Die het elixer bemachtigd heeft, zal heerscher zijn," zeiden zij.

„Elk zijner wenschen is oen wet. Welnu, wij wenschen hetzelve te bezitten zonder daarvoor in ruil te offeren de kracht van ons lichaam."

En nauw was het verlangen uitgesproken, of daar vertoonde zich een gleuf van af den top des bergs tot in de diepte van het dal. Door een perspomp kunstmatig uit's aardrijks ingewanden opgeslurpt, liep daarlangs het kostbaar elixer naar omlaag in rivieren én beken, grachten en greppels van den lusthof.

Naar dezen keerden de gelukkige vinders terug, met zich voe. rende, én de edelsteenen, én de karossen, én de dieren, en de vrouwen, én al wat zij verder bekomen hadden naar hunnen wenseh.

Doch de nog restende broeders wisten en vermoedden niets, noch

van de vondst, noch van het vertrek. Zij bleven werken en zwoegen mot spade, met houweel, met beitel, met schop, maar wat niet tot hen kwam, was het elixer. Want boven stond de pers-pomp, en zoog, en zoog Al hun woelen en wroeten in do ingewanden der aarde deed alleen het gele elixer te sneller weg-vloeien van uit hunne handen en opstijgen naar den zuiger, vanwaar het in verbazingwekkende vaart stroomde naar het feest-huis in het dal. Want een feestpaleis was er opgericht, en zang en muziek, gejoel en geschater weerklonk vandaar naar heinde en ver.

Eindelijk werden de werkers moede: de honger kwam en de hoop vlood heen. Afgemat, uitgeput, moedeloos, zich door den demon bedrogen gevoelende, besloten zij weder te keeren naar den hun door vader geschonken hof.

Toen zij afgetobd daar aankwamen, vonden zij de hokken ge-sloten; wachters met musketten stonden voor de poorten.

Razend over zooveel onrecht wendden zij zich tot hunnen vader en smeekten hem recht te doen. Edoch, de grijsaard had geen lust zich met hen bezig te houden; hunne onderlinge twisten lieten hem koud. „Wat wilt gij," zei hij loom den blik opslaande „eenmaal heb ik u al geschonken wat ik te schenken had Het was ruimschoots genoeg voor u en de uwen. Wat wilt ge nog meer ? . . . . Gaat henen en laat mij met vrede." Daarna het hoofd omwendende las hij verder; geene van hunne betoogen bereikten verder zijn oor.

Weder keerden de mannen naar den hof terug. Thans waren het hunne broederen zelven die den ingang versperden. „Hoe durft gij hier weder komen ?" vraagde zij. „Nu gij armzalig zijt komt gij hier, zoo het geluk u was tegemoet gekomen, nimmer dit had oord u teruggezien. Hoe dorst gij ooit wagen het vaderlijk bevel te overtreden, en u te verwijderen uit het door hem om-paalde terrein. Gaat heen van waar gij gekomen zijt, gij onge-hoorzame zonen van een al te goeden vader! Wij, die ons getrouw hielde aan zijne wetten, wij zouden meenen hem te vortoor-nen door u hier te doen binnentreden."

De jongelingen weenden en baden; in het stof kropen zij voor hunne broederen. Alles was vergeefs.

Ten langen leste zeiden de anderen op nederbuigenden, zoet-sappigen toon. „Ziet, wij willen uwen dood niet. Keert weder naar het innerlijk der aarde, weest vlijtig en arbeidt daar, en wij zullen u spijze genoeg geven om het ellendig lichaam te voeden.

Bedenkt echter altijd dat elk onzer gave een gunst is u aange-daan. En als gij U somtijds ellendig gevoelt, als de honger u kwelt, of vermoeidheid en krachteloo.sheid u tor neder doen zijgen, herinnert u dan dat gij al die rampen hebt verdiend door niet de geboden te volgen van hom, die het zoo wel met u meende en uw Verheven Vader was."

Tot dat de nacht daalde, vertoefden de rampzaligen voor hot eden: met nagels en tanden klemden zij zich vast aan het raster-werk, doch niets baatte. Toen kwam de honger en dreef hen terug naar bergsingewand.

Eens er teruggekeerd, hebben zij er moeten verblijven. Nooit is het hun weder gelukt den uitgang te vinden. Al delvende en ploeterende, den honger zich werende met het in beroering gebrachte stof, dat zich in hunne longen nestelt en hen voedt op eigenaardig doodende wijze, zoeken zij tot op den huidigen dag in dezen doolhof den weg die hen moet leiden van uit dezen hel in het heldere, heinelscho licht.

Af en toe worden zij in hun arbeid gestoord door gejoel en getier, dat van het dal tot hen opstijgt. Dan slaken zij een zucht, en gaan verder.

En . . . . zonderling . . . . velen, zeer velen onder hen hopen, geloo-ven en vertrouwen, dat hunne trage vader zich uit zijne vadsig-heid zal oprichten, om hen te verlossen.

* Een is er, die overal rondwaart, wiens lach alom wordt ge-

hoord, èn op de hoogte, èn in de laagte, èn in de rots, èn in het kasteel, èn in het oor van den sloover, èn in het oor van den zwelger: de demon met de flesch, god Kapitaal.

GIPSY.

Page 6: 44. EVOLUTIE. - Atria · schaffing van lijfeigenschap in Europa d, e stedeling, alhoewel dan oo geheek te onrechteln no hedeg, ten dagn e zich verstandiger, geestiger doe dat wanen

6 E V O L U T I E .

iRatuurlijfte Ikinöeren en bet Dafcerscbap in ©ostenrijh. *)

De toestand der natuurlijke kinderen in Oostenrijk is iets beter dan in Nederland, omdat het onderzoek naar het Vaderschap er is toegelaten.

Volgens Oostenrijksch Kecht heeft alleen het buiten huwelijk geboren Ihul aanspraak op bijdragen uit vaders zak, de moeder heeft slechts dan recht op vergoeding van de kosten der bevalling, wanneer zij verleid is geworden; behalve regelrechte verleiding geldt als zoodanig eveneens trouwbelofte of daarmede gelijkstaande uitingen van de zijde dos mans.

De moeder kan als vader van het kind aangeven hem, die haar tusschen de (5° en 10* maand vóór de bevalling bezocht heeft. Het wettelijk bewijs wordt geacht geleverd te zijn door den ver-moedelijken vader een eed te laten zweren, dat hij in het ge-noemde kritische tijdperk de moeder bezocht; weigert hij, dan wordt het eedafleggen op <le moeder overgedragen; ook uitlatingen in bovengenoemden zin door den man, buiten gerechte, worden zoo goed als niet toegelaten: zelfs het beroep hierop, dat de aan-geklaagde niet do eenige bezoeker der vrouw is geweest, legt geen gewicht in de schaal. Ook een wederroeping van een een-maal afgelegde bekentenis wordt tegenbewijskracht ontzegd.

Is op dusdanige wijze vastgesteld, wie als vader van het kind zal beschouwd worden, dan wordt, naar gelang van 's mans ver-mogensomstandigheden, eene maandelijksche bijdrage vastgesteld, die hij aan het kind zal hebben uit te keeren. om de kosten van opvoeding en leergeld te bestrijden tot het 14e jaar: alleen voor bijzondere gevallen, wanneer het kind ongelukkig' is bijv. moet nij deze bijdrage langer uitkeeren. De grenzen waartusschen zich deze zoogenaamde „Alimentatiekosten" bewegen, zijn meestal van 8 tot 80 gulden per maand. Komt de vader later in beter doen, dan kan een eisch tot verhooging der bijdrage worden ingesteld. Is de vader niet bij machte iets te betalen, dan valt de last voor de opvoeding op de schouders der vrouw, die echter steeds liet recht behoudt, bij mogelijke verbetering van den linantiëelen toe-stand des mans, de gemaakte kosten op hem te verhalen. Zoodra het kind zich zelf kan bedruipen, houdt de verplichting tot on-derhoud van beide ouders op. Bij vaders dood, kan het kind voor het geval dat do vader de wettelijke bijdrage mtt heeft gestort, als preferent schuldeischer op treden. Ook kan het kind be-slag doen leggen op het loon of salaris des vaders, zoodra dit meer dan f 300.— per jaar bedraagt. (Voor andere schulden be-draagt dit minimum f 800.—).

Het natuurlijke kind, heeft behalve de bovengenoemde alimentatie-kosten, geen recht hoegenaamd, noch op 's vaders naam, noch op zijn vermogen, het kan dus <>ok niet als erfgenaam optreden. Het kind draagt den naam van de moeder en kan alleen van haar erven. Overigens wordt zelfs een familieband tusschen de kinderen van dezelfde moeder en het natuurlijk kind, ntet erkend. Het kind heeft geen recht op de adelstitels of het wapen dor moeder, zoo zij deze heeft. Het natuurlijke kind staat dan ook niet onder de vaderlijke macht, maar hoeft een voogd evenals de weeskinderen; de moeder kan niet de voogd zijn.

De wijze, waarop het vaderschapsproces gevoerd wordt, hangt er van af of de aangeklaagde in een stad of in een dorp woont. In het eerste geval moet de aanklacht schriftelijk en onder ver-jdicht gebruik van een advocaat geschieden. Onvermogenden kunnen echter kosteloos procedeeren; de advocaat mag trachten van den vader de proceskosten te ontvangen. Het gold, voor de AIimen-tatie-kosten van het kind, mag nooit voor dekking van advokaten-kosten gebruikt worden.

Woont de aangeklaagde op een dorp dan wordt de procedure eenvoudiger, de aanklacht geschiedt mondeling en advokaat-dwang bestaat dan niet.

Over het algemeen is men over de werking der wet tevreden, toch hebben zich in den loop der tijden enkele groote tekortko-mingen voorgedaan, de v. n. zijn :

1. Dat de moeder eerst na uitspraak der rechtbank de eerste bijdrage kan krijgen. Aangezien deze processen nu dikwijls een jaar en nog langer duren, kan de moeder in zeer benauwde om-standigheden komen. Een verbetering ware het dus, wanneer in dringende, ondubbelzinnige gevallen een voorloopigo vaststelling van het bedrag kon plaats hebben.

2. Doortrekkenden kunnen zich aan een beslaglegging op hun loon onttrekken door bij tijds van dienst te wisselen. Aan dit bezwaar is moeielijk te gemoet te komen zonder den vader in zijn carrière te veel te benadeelen.

3. Dikwijls zijn minderjarige de vermoedelijke vaders en deze, als hebbende geen beschikking over hun vermogen, kunnen niet tot betaling verplicht worden. Hier ware een verbetering aan te brengen door in dusdanige gevallen de ouders van den min-derjarige, voor hem te doen betalen.

4. Ten slotte is het nog een groote tekortkoming dat de vader nooit kan veroordeeld worden tot vooruitbetaling van de ouder* houdskosten, alleen do vervallen bedragen kunnen dwangwijze geind worden. Een gevolg hiervan is dat men zich door vertrek naar elders, of overschrijving van het vermogen, aan de verplich-ting kan onttrekken.

't T)o jroijevons on do aanvullingen op dezo AVet worden mij door oou advoknat te "\Voenen verstrekt.

De Oostenrijksche wetten op dit punt worden door de publieke opinie goedgekeurd, alleen treft men nog verschil van gevoelen aan, omtrent de vrijheid van de moeder, voor 't geval zij meer-dere mannen bij zich ontving, diengene, als vader aan te wijzen, welke naar hare meening finantieel het sterkste is. Men weet dan ook van gevallen te verhalen dat vrouwen, die reeds zwanger waren,, het er in het kritische tijdperk op aanlegden een vermogenden man bij zich te ontvangen om hem later als vader op te kunnen geven. Met name de beroemde Prof. Unger heeft zich zeer veel moeite gegeven om deze bepaling te bestrijden, zonder echter de meerderheid der Juristen op zijne zijde te kunnen krijgen. De eenige verandering die op dit punt praktische waarde zoude kunnen hebben, ware misschien te be-palen dat de vader, ingeval hij aan kon toonen niet de eenige bezoeker der vrouw in het kritische tijdperk te zijn geweest, het recht had of zelf het kind tot zich te nemen, of het voor zijne rekening bij derden, of in een gesticht onder te brengen, mits. onder streng toezicht van overheidswege, aangezien er anders voor de Engelmakerij woor een nieuw veld ware geopend.

Hiermede heb ik de hoofdpunten van de Oostenrijksche wet, dit gewichtig punt regelende, vermeld. Een Eldorado voor natuur lijke kinderen is het ook nog wel niet, maar toch is het, verge-leken bij ons ellendig ^verbod van onderzoel; naar het vaderschap" een groote stap voorwaarts, al ware het alleen maar, dat daardoor weder een enkel stootje werd toegebracht aan de alleenheerschappij van den man.

Vóór den ongelukkigen Parias recht geschiedt, zal er helaas nog heel wat in onze samenleving moeten verandoren, zal het ge-meenschapsgevoel op nog vrij .wat hooger standpunt moeten aan-geland zijn. WM> socialisten meenen, dat zwakken en ongeluk^ kigeiij do helpende hand het meest ïioodïg hebben. Wij willen Mét* vol-komen onschnliligen laten boeten, noch voorde fouten derouders, nocli voor de fouten der maatschappij. In plaats dus van aan de natuurlijke kinderen een minimum opvoeding te geven, zouden deze naar onze wijze van zien. een ma.rimuiii moeten hebben, oin daardoor te trachten de door overerving, misschien reeds in den jeugdigen burger aanwezig verkeerden aanleg, zoo weinig gelegenheid mogelijk ter ontwikkeling te geven. Wy voelen ons solidair niet de ge-heele maatschappij, zoowel boo:en als goeden. Wij willen niet alleen profiteeren van de groote en nuttige werken der goeden, en hun onze broederband reiken, maar aanvaarden evenzeer het kwade door de boozen verricht, zion ook in hen onze broeders en trachten het kwaad tot hoe langer hoe kleiner afmetingen terug to brengen, door het eenige afdoende middel dat ons ten dienste staat: „de volledigst mogelijke ontwikkeling op lichamelijk en geestelijk gebied van elk toe-konistig Inirger of Imrgeres."

Ousting li/ Grux, 19 Jan. '04. D. I»E CLERCQ;.

I I I i I I I I I I I I I I I I I I I u i i i i i n i i i i i 1 1 i i II 11iiiII11ui111ui111111

2>e Kant en baar öescbicöenis. Heeft Vlaanderen of Italië het kantmaken uitgevonden ? Zie-

daar een quaestie, «He vrij wat oudheidkenners tegen elkander in het harnas voert. Eugène Muntz en Mevr. Bury-Palliser b.v. staan aan den kant van Italië, baron Liedts, de stichter van het kant-museum te Brugge, en Mevr. Stevens Geerlandts aan de zijde van Vlaanderen. De laatsten komen evenwel telkens met zulke over-tuigende argumenten aandragen, dat zij vermoedelijk het pleit zullen winnen. Zoo bewijzen zij dat de uitgave van Vecellio, (Venetië — 1591, 1593, 1590) heden ten dago in het South-Ken-sington museum te Londen, afdrukken geeft van kantpatronen naar Vlaamsche voorbeelden en zelfs kan men daaronder ver-meld vinden: ponto flamengho en ponto flamengo. Een andeiv nog meer zeggend stuk geschiedenis, is een schilderij van Quentin Metsys, te vindon in de kerk Saint-Oomar te Lies, dat dagtee-kent uit het jaar 1459, dus ruim een eeuw ouder dan het werk van Vercellio, voorstellende oen meisje dat zit voor het kant-kussen. Martin de Vos (1581) geeft op een zijner gravures, „de werkzaamheden der zeven tijden", kantwerksters en M. Barante vertelt, dat bij den slag van Granson (1476) Charles-le-Témoraire zijn kanten verloor. Dit alles prouveert, zoolang Italië ten minste geen krachtiger tegenbewijzen bijbrengt, dat Vlaandoren het land der klossenkant is.

Men ziet: de kant heeft haar bewonderaars en onderzookers als schilder- en beeldhouwwerk. Zij heeft ook haar geschiedenis als deze. Dan eens aan het volle daglicht blootgesteld, in ieders hand en in ieders nabijheid, op het hoofd der bruid en aan de handen van de „bretteur", afhangende van den diadeem der vorstin en golvende langs de schouders van het landmeisje, sierende de legersteo der edelvrouw en dekkende het altaar,' dan weder opgeborgen acliter de dikko glazen van het museum, heeft zij immer en altijd de oogen doen glinsteren van verrukking, de ziel opgevoerd naar hooger, maar ook de vrekkige, naar bezit smachtende hartstocht opgewekt. De kantwerkster, evenals componist en schilder, doet vergeten de werkelijkheid, zet wijd open de poorten der fantasie, laat den mensch eenige seconden verblijven tusschen feëen en elfen, brengt de zenuwen in trilling, roert de vezelen van het hart, ontwringt de keel na een adem-loos snakken een langen zucht, die is een loflied, een dankgebed voor het zich bewust gevoelen te zijn: een hoog bewerktuigd wezen, hooger dan eenig ander.

In de klossenkant als in het schilderij ligt heel de grootheid van den mensch: ontwerpen, uitvoeren; smaak, geduld; gedachten

Page 7: 44. EVOLUTIE. - Atria · schaffing van lijfeigenschap in Europa d, e stedeling, alhoewel dan oo geheek te onrechteln no hedeg, ten dagn e zich verstandiger, geestiger doe dat wanen

E V O L

overbrengen, nederleggen in het denklooze; bezielen het ziellooze ; tot spreken dwingen het spraaklooze. Bij de een wat garen, wat spelden, en een kussen ; bij de ander, wat verven, wat doek, en een penseel.

De rijkste van uitvoering, de meest soepele, de meest aetherische van alle kantgewrochten is voorzeker wel de oud Brusselsche; daarnaast verheft zich grover, ruwer, forscher, als een oude sterkte uit don tijd van Willem den Veroveraar naast het kasteel de <'hambord, de Italiaansche „laois". Eigenaardig, niettegenstaande haar ietwat sombere zwaarte is de „guipure de Venise, de Raguse en de Milan"; veel gebruikt de „Valenciennes" en „point d'Alencon"; geheel buitenaf staande de „Iersche".

Van af haar ontstaan is de kant een doorn in de oogen der regeeringen geweest. Vervolgd, ten ondergang gedoomd, heeft zij steeds ten prooi gestrekt aan de kromtrekkerige vingeren van ministers van finantien. Meermalen verboden aan de kleedij der burgers, beschouwd als immoreel, dienende als middel ten trekking van boetegelden, slaat ook nog in onze dagen de fiscus de klauwen naar haar uit.

Reeds in het laatst der vorige eeuw begon men te trachten bij het kantmaken do handen te vervangen door de machine. Eerst in 1800 gelukte het Heathcoat ten naastenbij deze illusie te ver-wezenlijken. Ten naastenbij! Nog altijd lijkt de machinale kant op de echte als een oleographie op • een Rembrandt, als stass op diamant, als verguld op goud, als Engelsch velvet op fluweol, als gebruind gips op terra-cotta, als margarine op boter. Het uiterlijk, de vorm is een — bij de kant ook zelfs do grondstof— toch is er verschil, •een nuance onzienbaar, ontastbaar, onuitlegbaar, een verschil als tusschen leven en dood, als tusschen de noord- en zuidzijde der dingen, een vibratie, niet te vatten, maar te gevoelen,..een niets, dat is de hartader der wereld, het door den levensadem gestempelde, de onzichtbare eleetrischc trilling van mensen tot niensch.

Bij niets die vibratie zoo uitlegbaar als bij de kant. Do differentie, die hier aan het kennersoog terstond namaak doet onderkennen, wordt veroorzaakt door het altijd in werking zijnde zenu wieven van den mensch. Terwijl de machine met door niets verstoorbare regelmatigheid de spelden oen na oen plaatst, trilt bij diezelfde verrichting lichtelijk de hand der kantwerkster, waar-door een zacht golvende, grillige ongelijkheid ontstaat, tot heden door de machine niet na te bootsen. Het is dan ook die trilling wclkedekant-industriedoet voortbestaan, de „mondaine," die — vol-strekt geen inbeelding. — ziet dat haar huid een meer veloutéaehtig waas ontvangt var. de hand — dan van de iuachinekant, dwingt zich met de eerste te omgolven en haar goudstukken doet nedertellen voor iets, '{dat zij, oogenschijnlijk hetzelfde, voor stuivers kan bemachtigen.

(Wordt eercolgd.)

Binnen fce (Breien. De redactie der Amsterdamsehe Courant heeft, naar aanleiding

van de oproeping door Mevr. Dr. Aletta Jacobs gedaan aan de vrouwen van Nederland, een onderzoek ingesteld bij verschillende winkeliers en doktoren, en deelt in haar nummer van 29 Jan. 1.1. de resultaten van dat onderzoek mee.

Bij enkele firma's, o. a. Hirsch, de Meijore, Maison de Bonnetterie, I). Barnasconi en Bruning en Mühren bestaat gelegenheid om te zitten, doch de bezigheden laten het bitter weinig toe. De firma Br. en M. sluit'bovtndien reeds sinds vier jaar om 7 uur, zoodat het personeel daar geen te langen werkdag heeft.

In sommige winkels werd het vermoeden geuit, dat Mevr. Jacobs den in hare oproeping voorkomenden brief zelf zou hebben geschreven. Waarop dat vermoeden echter berustte, werd er niet bij vermeld. Zou de brief soms te goed gesteld zijn en te weinig taalfouten bevatte ? Of zouden die patroons vermeenen, dat al leeft misschien hun personeel als in een paradijs — alle winkel-juffrouwen een benijdenswaardig lot hebben ? In het eerste geva, zouden anderen indertijd met minstens evenveel recht er aan kunnen twijfelen of de brief van het damespersoneel der firma Schade en Oldenkott wel door die dames zelf geschreven was en in het tweede geval verwijzen wij naar het gezegde van een der geraadpleegde firmanten ijuist een dier twijfelaars) dat er winkels zijn waar het personeel zeer beperkt is, en waar de meisjes den geheelen dag moeten sjouwen met zware stukken goed. Meestal werd door de patroons beweerd, dat de winkel-juffiouwen niet over hare gezondheid hebben te klagen, dat zij er over het algemeen vrij wat beter uitzien dan de meisjes, die den geheelen dag op het atelier zitten, of dan vele rijke meisjes, die kunnen doen wat zij willen.

Bij de firma Schade en Oldenkott, wier vrouwelijk personeel indertijd tegen Mevr. Corn. Huygens zoo fel opkwam, omdat deze ?ich niet het zitten en' staan had bemoeid, werd op barschen toon geantwoord, dat men zich daar in het geheel niet over die zaak uitliet.

Al deze antwoorden echter als komende van de zijde der patroons, dus van belanghebbenden, kunnen niet als volkomen onpartijdig beschouwd worden.

Van meer belang is dan ook in onze oogen het oordeel der in deze kwestie geraadpleegde geneeskundigen, wier antwoorden wij daarom gedeeltelijk, doch woordelijk overnemen:

„Als we nu eens niet een bepaalde klasse van menschen

T/ T I E.

beschouwen, maar gaan generaliseeren dan meen ik, dat rust wel noodig is. Dat echter, hetgeen Dr. Jacobs in haar stuk vertelt of' doet doorschemeren, overdreven is, daar stem ik volkomen mee in. De ziekte waarop Mevr. Jacobs zinspeelt, bestaat alleen bij gehuwde vrouwen, die twee of drie kinderen hebben gehad; bij jonge meisjes is het staan echter niet van zooveel invloed. Het staan is voor winkel-juffrouwen nu eenmaal een mal de métier, er is niets aan te doen, zoo heeft elk vak zijn onaangename zijde: arbeiders in een loodwitfabriek staan bloot aan loodwitvergiftiging; die in een spiegelfabriek aan kwikvergiftiging, enz. Dat het echter wenschelijk is, dat er een kruk achter de toon-bank staat, waarop de meisjes zoo noodig kunnen gaan zitten, dat onderstreep ik ook.

„In principe vind ik het wel wenschelijk, dat de meisjes — en ook ieder andor — kunnen zitten, maar het staan geeft volstrekt geen aanleiding tot zoo'n kolossale bron van ellende als Dr. A. Jacobs doet voorkomen. Dan moesten ook maar de ziekenverpleegsters worden afgeschaft. Die staan veel meer en hebben een veel vermoeiender werk, en toch, de ziekenzalen staan vol stoelen: zij hebben een-voudig geen tijd om te zitten.''

Een tweede doktor zeide: dat een heelen dag staan, niet alleen voor meisjes, maar

voor iedereen slecht is. Een apothekers-bediende, die een paar jaar in zijn vak is, heeft ook vaak last van ader-spatten.''

En verder: „Mijn gemoed zegt: geeft dien meisjes een stoel: maar mijn

verstand zegt: dan kunnen zij niet werken." Natuurlijk zijn wij niet bevoegd uitspraak te doen tusschen

Mevr. Jacobs en andere geneeskundigen, maar dit staat toch vast, dat de beide doktoren toegeven, dat het lange staan nadeelig is. Dat ook aan andere vakken, zooals die van ver-pleegster of apothekersbediende, hetzelfde nadeel verbonden is, of dat er vakken zijn even gevaarlijk als, of gevaarlijker dan dit voor de gezondheid, kan en mag geen reden zijn om, waar het mogelijk is, eenig euvel weg te nemen of te verlichten. Gaarne echter gelooven wij, dat — zooal niet alleen, dan toch vooral — bij gehuwde vrouwen de ziekte voorkomt, waarop Mevr. Jacobs zinspeelt. Is dit echter alleen een gevolg van het ter wereld brongen van twee of drie kinderen'.' Zou het niet veeleer te wijten zijn aan verschillende oorzaken als: het spoedig achter elkander geboren worden van die kinderen, het vermoeiende van den huiselijken arbeid, vooral in een gezin, waar eenige zeer jeugdige kinderen zijn, het te weinig komen in de frissche lucht en van den morgen tot den avond verkeeren in eene kleine, bedompte, vaak zelfs vunze woning, gevoegd bij de onvoldoende voeding, on het staan of op en neer trippolen, dat zoo menige vrouw bijna den ganschen dag moet doen, zoowel in als vóór haar huwelijk 'i

Volkomen beamen wij dan ook. wat naar aanleiding van deze zelfde oproeping de wekelijksche-brievenschrijfster der „JLeeuwarder Courant" opmerkte, dat de huismoeders in dit opzicht meer te beklagen zijn dan de winkeljuffrouwen, want dat zij menigmaal de verzuchting had hooren slaken aan het einde van den dag: „Nu heb ik vandaag nog geen knie gebogen."

Toch herhalen wij, dat dit geen reden kan zijn om eenige ver-betering tegen te houden, veeleer om ook pogingen aan te wen-den in andere opzichten aan grootere grieven te gemoet te komen.

H. B. te O. schrijft, naar aanleiding van het opstel des Heeren G. Knuttel over Gemeente-armenzorg, in het „Sociaal Weekblad'-van 27 Jan. 1.1., na te hebben doen uitkomen dat de vrouw bijzon-der gescliikt is voor armenzorg, het volgende:

Het schijnt in de bedoeling te liggen van den Minister van Binnenlandsche Zaken om de Armenzorg te reorga-niseeren. Ik hoop, dat bij de nieuwe regeling aan de vrouw eene ruime plaats zal worden toegekend, gelijk aan die van den man; dat de gemeentebesturen voortaan niet zoo-

Te frankeeren

met

t ets postzegel.

Aan L

de Bedactie van „EVOLUTIE', Sarphatipark 61,

AMSTERDAM.

Page 8: 44. EVOLUTIE. - Atria · schaffing van lijfeigenschap in Europa d, e stedeling, alhoewel dan oo geheek te onrechteln no hedeg, ten dagn e zich verstandiger, geestiger doe dat wanen

8 E V O L U T I E .

vele krachten ongebruikt zullen laten, en dat alleen „gc-schütheid" voor^het werk zal worden in aanmerk ing geno-men, niet sexe. De vrouwen die in andere landen (o. a. Zweden, Engeland — Londen alleen tel t er 45 —) in arm-besturen werkzaam zijn, vervullen deze taak tot volkomen tevredenheid en hebben zich onmisbaar gemaakt, daar zij met één oogopslag in eene woning meer waarnemen om-t r en t orde, netheid, verkwist ing enz. dan een m a n door nauwkeur ig onderzoek.

Vooral m e t het laats te zijn wij het volkomen me t H. B. eens. Door de vrouw bij de hier besproken tak van dienst te plaatsen zou, ver t rouwen wij, spoedig een einde komen aan een in he t heden al ler t reur igst verschijnsel bij armenzorg, nl. he t beloonen van vuilheid. In 90 van de 100 gevallen wordt , zooals de zaken nu gaan, morsigheid voor armoede, netheid voor welstand aange-zien. Nog onlangs hoorden wij een bekend Hoofdonderwijzer van een 1ste klasse school zeggen: Ik erger mij altijd over ons Aim-bestuur: t r ouw krijgen bij wijkbezoek de moeders die h a a r k i n d e -ren verwaarloozen geld en goed, terwijl zij, die ik bewonder, wijl zij steeds, hoe begrijp ik niet, de lappen en lorren van haar kroost zindelijk en net houden met betraande oogen en hongerige maag er naast s taan on niets ontvangen, omdat zij in de oogen der Heeren r h e t niet zoo noodig hebben."

Nu wij toch spreken over het beloonen van onzindelijkhoid kunnen wij en passant ook nog wel op een andere zaak wijzen, op geheel ander terrein liggend dan armenzorg en bijna heel de burgerij rakend, waarbij Staat en Gemeente bepaald een premie stellen op verwaarloozing, wij bedoelen bij de belastingen. Dit feit is zoo bekend, dat velen onder de kieino burgerij ftf in de Meimaand schoonmaken, öf geen der kamers aan kant zetten, wel wetende «lat als de boedel her- en derwaarts staat en vol stof ligt, op do wijze van een uitdragerij , de Heeren schat ters hem nie t hoog aanslaan.

Dat deze opvat t ing geen fictie is zoudon wij met verschil lende voorbeelden kunnen s t aven : zoo weten wij b.v. een huis waa r de vroegere bewoner, de genoemde taktiek volgende, niet tegen-staande in het bezit te zijn van een ui terst solide meubilair 11. 16 minder betaalde dan de hem opvolgende bewoners, die, in plaats van h u n voorganger te volgen, de woning nog al tamelijk hadden op-gesierd met de heden ten dage in zwang zijnde papieren goederen: waaiers, lampenkappen, e t c , welk waardeloos goedje de belasting-mannen ontzet tend in de oogen schittert . Zoo ergens dan was hier voorzeker de in deze meer heldere blik van de vrouw noodig, zij toch zou niet dom genoeg zijn wat versiering van papier en wol hooger te taxeeven dan een massief ameublement , een sierlijke bewerkte bodsprei op een ijzer ledikant meer waarde toe te kennen dan een dergelijk gebeeldhouwd meubels tuk zon-

der een dusdanige bedekking. Zij, zelve gewoon haar woning m e t onbeduidende snuisterijen op te smukken, zou er nooit aan denken boete te leggen op goeden smaak. •*&$ MQ|

Dat hierdoor vrij wat me t reden opgevat te wrevel tegen" h e t S taa t sbes tuur zou worden weggenomen, behoeven wij eigenlijk ér n ie t aan toe te voogen.

De commissie, op de vergadering van 16 Nov. benoemd on» concept-s tatuten voor de „Vereeniging voor Vrouwen-kiesrecht" ' in elkaar te zetten, is thans met haar werk gereed. Dezer dagen wordt den adherenten een afdruk dier concept-statuten gezonden en op 5 Febr. a. s. zal er een vergadering worden gehouden in de „Eensgezindheid" om ze te bespreken.

Ieder die nog aan het adres van Mevr. Schook-Haver, 2de J a n Steens t raa t 86 een betuiging van adhesie zendt, on tvangt p . o-een afdruk en een invitat io om dez6 vorgadering bij te wonen. , i i i I I 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 i i • 11 • 11 i i i i 11

3noc30itöen. Geachte Kedactie.'

In een op ;) Febr. a. s. door de Gecombineerde Vereenigingen in zake Kindervoeding te houden vergadering in Frascati zal D r . H k . do Vries, alhier, spreken over het onde rwerp : „Waarom word t den kinderen der armen in onvoldoende mate voeding vers t rek t?"

Nu de zaak der kindervoeding in den Raad aan de orde is, mag he t behandelde v raagpunt de verdienste der actuali tei t n ie t worden ontzegd; dat een medicus de zaak bespreekt, waarborgt n i euwe gezichtspunten. Dit is de meening der Gecomb. Vereenigingen.

Gaarne zouden wij zien, dat aan deze vergadering de m e e s t mogelijke bekendheid word gegeven en wij meenen, dat daartoe geen betere weg bestaat dan deze: De redacties der verschil lende dagbladen vestigen op de vergadering de aandacht en sporen tot bezoek aan.

Mocht u dit met ons een zijn en ons willen s teunen bij onze pogingen om de kwestie der kindervoeding tot een goed einde te brengen, dan zoudt u ons ten zeerste verplichten door in u w blad van de bedoelde vergadering melding te maken.

Met de hoop, hiermede niet te veel van uwe bereidwilligheid te vragen.

Achtend, Namens hel bestuur der

Gecombineerde Vereenigingen, L. NOOTER, Secretaris.

Marnixkade 6.

=1 A D Y K R T E K T I K N : . Aan het bureau van di t

blad zijn verkrijgbaar:

Losse opmerkingen oirer het straf-fen van kinderen, door TREES.

Het vrouwenstemrecht, door EMILIE CLAEYS.

Alle h 6 cents per stuk. Een woordje aan de /rouwen van

Nederland, door W. DRUCKER. Ui tverkocht .

Houën en Trouën, van ELISE A. HAIGHTON.

Uitgave van Ten Brink ifc de Vrios. Prijs f 0.50 op zwaar papier en gebonden ƒ 1.25.

u vereenigingen in u OPENBARE VERGADERING

<>!> 2Sater*cLag? «3 P e b n i a r i ' « a v o n d s SfVs Ut*i*, in het lokaal FRASCATI.

Spreker: Dr. HENDRIK DE VRIES. Onderwerp: „ W a a r o m wordt den k inderen der ar-

men i n onvoldoende mate voed ing vers trekt?"

Entree 5 cent. HET COMITÉ.

Hier langs at te knippen.

De onclergeteekenö'e wenscht zich te abon-neeren op

„EVOLUTIE Weekblad voor de Vrouw.

f t

Woonplaats: Xaaiit:

Bij A. VAN KLAVEREN, te Amsterdam, verscheen:

Liefde, Huwelijk,

Eehtseheiding. door Mr. A. VAN GELDER.

Prijs . . . 50 Cent.

WORDT GEVRAAGD. Ken Huishoudster bij een we-

duwnaar me t Zoon en Dochter. Br. fr. lett . M., bureau Gebr. Nobels, Haar lem.

Een Dienstbode, niet beneden de 20 jaar, Nassaukade 17.

Bij JOHs. NOMAN & ZOON, te Nijmegen, is verschenen en alom verkrijgbaar de Vierde Druk van :

De Vrouw in bet Huwelijksleven.

Rechten Plichten en Gezond-heidsregelen der gehuwde vrouw. Naarhe tHoogd. van Med. Dr. H e r m a n Klenke, post 8°. f 2.80. Fr. p . post tegen postw. van ƒ 3 ld. keurig gebonden/3.50.

BIEDT ZICH AAN. Als meid-alleen bui ten Am-

sterdam, een meisje van 18 en een van 22 jaar. Br . fr, le t t . D. bij den boekh. F . Hendr iks , Vijzelstraat 90, Amsterdam.

ILlCTRteCHE DRUKKERIJ - AMTCROA*