ze kunnen het omdat jij dat denkt

40
Ze kunnen het omdat jij dat denkt

Upload: ngonhu

Post on 11-Jan-2017

292 views

Category:

Documents


8 download

TRANSCRIPT

Page 1: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

Ze kunnen het

omdat jij dat denkt

Page 2: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

2

Het interne gesprek van de statische mindset is: ‘Ik moet winnen, ik

moet laten zien dat ik slim ben, ik wil niet afgaan.’

Het interne gesprek van de groeimindset is: ‘Ik observeer, ik probeer

te begrijpen, laat ik het eens anders proberen, het is niet erg als het

mislukt, al moet ik het honderd keer proberen, het gaat me lukken.’

Beek-Ubbergen, 2015

Hans van Dijck, Development Consult

www.developmentconsult.nl; [email protected];

Teksten uit deze uitgave zijn met bronvermelding vrij te gebruiken

Page 3: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

3

Inhoud

Inleiding

1. Motivatie

2. Hoge verwachtingen

3. Groeimindset

4. Ons brein

5. Feedback

6. Professioneel handelen

7. Lerende cultuur

Noten Bronnen Tests mindset

Page 4: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

4

Page 5: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

5

Inleiding

Al vanaf het moment dat ik begon met lesgeven, fascineert mij wat

leerlingen motiveert of juist demotiveert. In mijn eerste jaar als

docent kwam ik regelmatig wanhopig thuis: Waarom hingen ze niet

aan mijn lippen? Eigenlijk was het veel erger! Waarom was het zo’n

puinhoop in de klas? Wat had ik anders kunnen aanpakken? Hoe

krijg ik ze gemotiveerd voor dat mooie vak economie?

Geleidelijk begon ik meer vat te krijgen op de situatie. Na een paar

jaar kreeg ik het gevoel dat ik alle leerlingen een voldoende kon

laten halen op het examen. Ik motiveerde ze op de inhoud van het

vak: krant lezen, discussies over de politieke actualiteit in de les,

geen neuzelarij over wat in de praktijk weinig betekenis heeft.

Pas jaren later kwam ik in aanraking met motivatietheorieën. Met

name het onderzoek van Robert Rosenthal rond het Pygmalion effect

pakte me beet (1). In 2001 ontwikkelde ik een training voor docenten

omdat ik merkte hoe weinig het Pygmalion-inzicht toegepast werd.

Sterker nog, in de praktijk zag ik een groeiende neiging onder leraren

om lage verwachtingen te koesteren van de prestaties van hun

leerlingen. ‘Het wordt elk jaar slechter!’ Of: ‘Veel leerlingen zitten

bij ons op een te hoog niveau!’ Daarvan waren ze overtuigd. Maar

werkte die overtuiging niet als een selffulfilling prophecy?

Rond 2010 ontdekte ik het onderzoek van Carol Dweck, professor in

de psychologie aan Stanford University, California. In haar boek

Mindset (2) laat ze zien hoeveel invloed de mindset van docenten

heeft op de werkhouding van leerlingen. Ik herkende er het

Pygmalion effect in, maar Dweck’s onderzoek graaft dieper.

In 2012 bood School aan Zet de mogelijkheid projecten in te dienen.

Als ambitie-expert had ik veel gesprekken gevoerd met scholen over

opbrengstgericht werken. Sommige scholen bleken behoefte te

hebben aan het versterken van de intrinsieke motivatie van

leerlingen. Met drie scholen besloten we een project in te dienen

waarin we de inzichten van Dweck productief gingen maken om de

leeropbrengsten van leerlingen te verhogen. Het project ‘De

Page 6: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

6

opbrengsten van een groeimindset’ was geboren. Het liep van

december 2012 tot september 2013 (3).

In dit boekje koppel ik de inzichten rond groeimindset aan enkele

andere benaderingen. Ik denk dat dit verhaal betekenis heeft voor

elke docent die reflecteert. Maar ook voor leidinggevenden zijn de

inzichten belangrijk. Immers, schoolleiders zijn de coaches van hun

medewerkers. Zij kunnen medewerkers doen groeien (4). Zoals ze

ook medeverantwoordelijk kunnen zijn voor stilstand.

Inzichten uit de wetenschap dienen in de praktijk toepassing te

krijgen. Opbrengsten gaan omhoog als leerlingen meer leren.

Leerlingen leren meer als ze zich inspannen. Docenten hebben veel

invloed op die leerhouding. Meer dan menig docent denkt!

Schoolleiders hebben invloed op het leren van docenten. Meer dan

menig schoolleider denkt! De reflectie hierop wil ik graag delen.

Daarom dit boekje.

Page 7: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

7

1. Motivatie

Een aantal motivatietheorieën gaat uit van belonen en straffen. Ze

zijn gebaseerd op het behaviorisme. De mens is een veredeld dier dat

gevoelig is voor primaire prikkels als straf en beloning. Dat de mens

van nature een hekel heeft aan werken en daarvoor extrinsiek

gemotiveerd moet worden, duidt McGregor aan als theorie X. Hij is

zelf aanhanger van theorie Y, die stelt dat de mens even graag werkt

als speelt. Extrinsieke beloningen verstoren dat.

Herzberg verbindt het denken over intrinsiek en extrinsiek motiveren

met de behoeftepiramide van Maslow. Basisbehoeften dienen goed

geregeld te zijn, zoals veiligheid, beschutting en beloning zodat de

mens kan eten. Als die slecht op orde zijn, demotiveren ze.

Intrinsieke motivatie ontstaat pas als de mens erkend wordt in wat hij

doet, respect ontvangt, gewaardeerd wordt voor zijn bijdrage. Als die

behoeften bevredigd zijn, groeit de wens om zich persoonlijk te

ontplooien.

Wanneer primaire levensbehoeften in het gedrang komen, vernauwt

het bewustzijn zich tot het niveau van overleven. Dat gebeurt ook in

onze moderne tijd. Een medewerker die zijn baan dreigt te verliezen,

heeft nog weinig aandacht voor academische nuance. Anders

gezegd: als we onze veiligheid in gevaar voelen komen, willen we

vechten of vluchten. Deze defensiemechanismen beperken ons

denken. De focus komt te liggen op het gevaar dat we zien, een

normaal biologisch verschijnsel. Maar het werkt averechts als er

geen reëel gevaar is. Iemand ziet beren op de weg die er helemaal

niet zijn! Ons bewustzijn vernauwt zich en we zien geen

alternatieven voor vechten of vluchten.

Ik heb nogal wat fusies van scholen begeleid. Vooral de leden van

medezeggenschapsraden hebben de neiging snel in een vechtstand te

schieten. Zij zien gevaren zoals banenverlies of overplaatsing. Maar

het gevaar weerhoudt hen er ook van om onbevooroordeeld en open

te denken en maakt het moeilijker om kansen te zien. Zo zitten we

biologisch in elkaar.

Page 8: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

8

Daniel Pink (5) heeft de motivatie onder kenniswerkers verder

onderzocht. Bij Pink staan drie begrippen centraal: autonomie,

meesterschap en doel:

- Autonomie: Kenniswerkers hebben behoefte aan eigen

beslisruimte. Zij vinden klakkeloos uitvoeren wat iemand opdraagt

weinig uitdagend. Pink geeft voorbeelden van ICT-bedrijven die hun

ontwikkelaars elk kwartaal 24 uur de vrije hand geven om zelf te

bepalen waar ze aan werken. In deze periode worden fouten in de

software gerepareerd en nieuwe functionaliteiten doorgevoerd die

anders nooit zouden zijn aangepakt.

- Meesterschap: Je vindt het leuk als je ergens goed in bent. Niet

alleen omdat anderen je er waardering voor geven. Gewoon omdat

het leuk is vaardig te zijn. Zo geniet je ervan om mooie muziek te

maken, ook in je eentje. Je bent trots op dat gedicht dat nooit iemand

zal lezen. Trots als je planten goed groeien en natuurlijk helemaal als

je een examen haalt. Of als je leerlingen het goed gedaan hebben,

want het cijfer van de leerling is ook het cijfer van de leraar.

- Doel: Een zinvolle doelstelling motiveert. Meer dan geld.

Pink vertelt ons de uitkomst van een experiment waarin

proefpersonen de opdracht krijgen een aantal mensen te motiveren

voor een saaie taak. Bij een deel van de proefpersonen wordt niet

over een geldelijke beloning gesproken, een deel krijgt slecht betaald

en een deel krijgt behoorlijk goed betaald. De beste prestatie wordt

geleverd door de onbetaalde groep, de slechtste prestatie door de

proefpersonen die het minst betaald kregen terwijl de groep die goed

betaald kreeg er tussenin zat. Hoe werkt dat in die hoofden? Pink

legt het ons uit. De groep die niet betaald wordt is uitsluitend bezig

met de vraag hoe ze mensen mee zullen krijgen om de (saaie) taak

toch uit te voeren. Bij degenen die slecht betaald worden, is de

motivatie aangetast door de magere betaling. De redelijk betaalde

groep doet het beter dan de slecht betaalden. Bij extrinsieke

motivatie werkt een materiële prikkel wel, maar intrinsieke motivatie

werkt beter!

Pinks motivatiefactoren zijn gebaseerd op het werk van Deci en

Ryan (6), waarin competentie, autonomie en relatie centraal staan.

Dit zogeheten CAR-model is overgenomen door Luc Stevens om het

motiveren van leerlingen door docenten nader te analyseren. Zo

Page 9: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

9

komt hij onder meer tot het adagium ‘Eerst de relatie, daarna de

prestatie.’ McClelland (7) onderscheidt ook drie motivatiefactoren:

achievement, affiliation en power. Sirota (8) vindt de trits

equity/fairness (billijkheid, elk mens wil eerlijk worden behandeld),

achievement, en camaraderie cruciaal. We zien veel

overeenkomsten. De motivatiefactoren zijn deels overlappend, deels

complementair.

Vanuit dit plaatje kunnen we gemakkelijk de kenmerken

schematiseren van de docent die leerlingen weet te motiveren.

Ligt dit anders voor de schoolleider die gemotiveerde medewerkers

wil? Ik denk van niet. De top drie van wat professionals belangrijk

vinden in het werk bestaat uit: 1) interessant werk 2) waardering en

bevestiging 3) betrokkenheid. Leidinggevenden denken dat de top

Motivatie

Competentie

Autonomie

Relatie

Doel/zingeving

Meesterschap,

prestatie

Billijkheid

Weet de relevantie

over te brengen

Heeft hoge

verwachting,

stimuleert de

prestatie

Is redelijk in zijn

eisen

Creëert passende

uitdagingen

Geeft ruimte voor

eigen keuzes en

verantwoordelijkheid

Is persoonlijk

geïnteresseerd en

onderhoudt de relatie

Page 10: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

10

drie bestaat uit 1) goed salaris 2) arbeidszekerheid 3)

promotiemogelijkheden. David Maister (9), een van de belangrijke

denkers over het leidinggeven aan professionals, concludeert ‘De

sleutel is: Creëer betekenis! Help je medewerkers het werk boeiend

te vinden. Dat is de sleutel tot kwaliteit en productiviteit.’

We staken een hand in het warme water van de motivatietheorieën,

vooral om te ontdekken dat veel theorieën elkaar overlappen.

Genoeg uitgewaaierd in de breedte, we koersen nu richting ons

centrale thema. Al hebben we nog een belangrijk tussenstation: de

beeldhouwer Pygmalion.

Page 11: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

11

2. Hoge verwachtingen

De beeldhouwer Pygmalion hakte uit albast een beeld van een

vrouw, zo mooi, dat hij er hevig verliefd op werd. Aphrodite kreeg

medelijden met de wenende kunstenaar en veranderde het beeld in de

levende vrouw Galatea. Sindsdien is Pygmalion de metafoor voor de

hoge verwachtingen die als zichzelf verwerkelijken.

In 1968 begonnen Rosenthal & Jacobsen met baanbrekend

onderzoek. Ze vertelden leerkrachten van een basisschool dat 20%

van hun leerlingen meer dan gemiddelde intellectuele capaciteiten

had. De leerkrachten werd niet verteld, dat de kinderen willekeurig

gekozen waren. Op het einde van het schooljaar echter, lieten de

geselecteerde leerlingen een sterkere groei in prestaties zien dan de

niet uitgekozen leerlingen. De geselecteerde leerlingen werden

beschreven als geïnteresseerd, vertoonden een grotere intellectuele

nieuwsgierigheid en waren gelukkiger. Het onderzoek maakte

duidelijk, dat de verwachtingen die leraren hadden een significante

Pygmalion met de tot leven gewekte Galatea

Page 12: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

12

rol spelen bij de schoolresultaten van hun leerlingen. Ze hadden die

invloed zonder het zich bewust te zijn.

Ook lage verwachtingen hebben invloed. Lage verwachtingen van

docenten blijken door leerlingen te worden overgenomen. Leerlingen

gaan denken ‘Ik kan het toch niet’. Rosenthal ontdekte dat docenten,

als ze lage verwachtingen hebben van de leerlingen, hun toetsen

lager waardeerden dan de docenten die dezelfde toetsen nakeken

terwijl ze de leerlingen niet kenden.

Hoge verwachtingen van de docent creëren hun eigen werkelijkheid:

de leerling gaat in zichzelf geloven, meer zijn best doen, en die

grotere inspanning leidt tot een beter resultaat. We noemen dit het

Galatea-effect, naar het beeld van Pygmalion. Dit resultaat stimuleert

tot hernieuwde inspanning, immers de leerling heeft een

succeservaring. De leerling zal ook beter gaan opletten in de klas uit

waardering voor de docent. De betere resultaten zijn dus geen fake,

geen te hoge subjectieve beoordeling door de docent: de prestaties

zijn feitelijk verbeterd!

Een afdelingsleider vertelde dat hij als brugklascoördinator op een

nieuwe school een klas een code had gegeven waaruit de docenten

hadden afgeleid dat het een vwo+ klas was. In werkelijkheid hadden

alle leerlingen een havo/vwo advies. Tijdens de bespreking van het

kerstrapport kwam de ‘fout’ aan het licht, maar de resultaten van de

klas lagen op het niveau van vwo+. De afdelingsleider meldde ook

dat sommige docenten toen boos op hem waren, alsof ze bedonderd

waren. Vreemd eigenlijk! Waarom waren ze niet blij? De leerlingen

hadden boven de verwachtingen van de basisschool gepresteerd en

conform de verwachting van de docenten.

Tijdens een training voor docenten vroeg ik de deelnemers om

gedurende enkele maanden hoge verwachtingen uit te spreken in de

richting van leerlingen die in hun ogen weinig gemotiveerd waren.

Eén van de docenten besloot drie meisjes, die voortdurend met

elkaar plezier maakten en gemiddeld nog geen vier scoorden,

stelselmatig positief te benaderen en hen adequate feedback te geven

op hun prestaties. Het bleek al snel effect te hebben op hun

Page 13: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

13

werkhouding en drie maanden later scoorden ze alle drie boven de

acht.

Als ik voor groepen docenten of leidinggevenden sta en vraag of ze

bekend zijn met het Pygmalion effect, steekt slechts een kleine

minderheid de hand op. Als ik daarna vraag of ze de inzichten ook

bewust benutten, is het antwoord meestal ontkennend. Men zegt dat

men de theorie kent, maar weet deze niet te benutten.

Verbazingwekkend! De wetenschappelijke inzichten zijn er al een

halve eeuw, maar we doen er weinig mee! Het is niet voldoende er

kennis van te nemen. Je moet ermee experimenteren om het je eigen

te maken. Ik ontmoette een docent uit een van mijn trainingen

toevallig, tien jaar na de training. ‘Ik gebruik Pygmalion nog steeds’

meldde hij enthousiast ‘en het werkt steeds opnieuw!’ ‘Kijk’ dacht ik

bij mezelf ‘je moet het niet alleen weten, je moet het gebruiken!’

Page 14: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

14

3. Groeimindset

Carol Dweck, hoogleraar psychologie en onderwijskunde aan

Stanford University, komt tot een opmerkelijke stelling. Zij ziet twee

typen mensen: zij die ervan overtuigd zijn dat iemand leerbaar is,

maar dat daaraan een duidelijke bovengrens zit (het IQ), en zij die

geloven dat zo’n bovengrens niet echt bestaat: mensen kunnen steeds

verder doorgroeien. De eerste groep heeft een statische (fixed)

mindset de tweede groep een groeimindset (growth mindset). De

eerste overtuiging zegt dat metingen zoals IQ-tests en Cito-scores

objectief aangeven wat iemand kan. Meer moet je van die persoon

eigenlijk niet verwachten. De tweede overtuiging stelt dat je nooit

kunt weten hoe hoog de lat kan liggen. Zolang mensen gemotiveerd

blijven om te leren, blijkt die lat steeds weer een stukje hoger te

kunnen liggen. Beide mindsets werken als een selffulfilling

prophecy. De één belemmert het leren, de tweede stimuleert het

leren!

De uitslag van de Cito-toets kan dus belemmerend werken. Niet

alleen omdat leraren hun verwachtingen ernaar richten en dus ernaar

gaan handelen, maar ook omdat de leerling zichzelf gaat definiëren

als iemand met een bovengrens in capaciteiten. Dat ligt natuurlijk

niet aan de Cito-toets, maar aan onze interpretatie van de score! We

lezen die score vaak vanuit een statische mindset.

Datzelfde geldt voor leerlingen die weten dat ze dyslectisch zijn.

Waarom veel investeren in taal als je op dat punt gewoon een

handicap hebt? Het gedrag dat hoort bij een statische mindset laat

minder bereidheid zien tot inspanning. ‘Ik hoef geen

spellingsoefeningen te doen, want ik ben dyslectisch’ zei een leerling

tegen me tijdens een inval-les voor een docent Nederlands. Hij vond

dat oefenen voor hem geen zin had want hij zou het toch nooit leren.

Wie zou hem dat aangepraat hebben? Wel is het zo dat deze leerling

zich veel meer zal moeten inspannen dan een ander.

Het onderzoek van Dweck laat verder zien dat docenten met de

statische mindset hun opvattingen ook op zichzelf toepassen. Ze

beschouwen zichzelf als ‘uitgeleerd’: ze weten alles wat ze moeten

Page 15: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

15

weten om hun werk goed te doen. Ze gedragen zich eigenwijs, tot

zelfs betweterig. Volgens Dweck heeft het ook effect in de

privésfeer: mensen met een statische mindset besluiten eerder tot

echtscheiding. ’Die relatie wordt toch niks meer want ik ben nu

eenmaal zo!’ Of: ‘Hij/zij is nu eenmaal zo, dat verandert toch niet’.

Dit is misschien wat kort door de bocht, maar Dweck heeft er breed

onderzoek naar gedaan. De ondertitel in de Nederlandse vertaling

van Mindset is: ‘De weg naar een succesvol leven’ (10).

Docenten bij wie de statische mindset overheerst, dragen deze over

op leerlingen. Hun leerlingen zullen uitdagingen vaker uit de weg

gaan uit angst voor mislukken. Ze willen geen fouten maken en

vooral slim blijven lijken, zoals verondersteld. Deze leerlingen geven

eerder op (‘zie je wel, ik kan het niet’). Bij een mislukking zullen ze

eerder naar een externe oorzaak wijzen dan naar een eigen

tekortschieten in aanpak of inzet. Die houding belemmert ook het

samenwerken met anderen. Docenten met een groeimindset

bewerkstelligen een ander effect: hun leerlingen gaan sneller een

uitdaging aan, zijn minder bang te mislukken en zullen minder snel

opgeven.

Overtuiging statische

mindset

Intelligentie staat vast

Uitdaging: ga je uit de weg

Hindernissen: je geeft snel

op

Inspanning: maakt weinig

verschil

Kritiek: wimpel je af

Succes anderen: voelt als

bedreiging

Overtuiging groeimindset

Intelligentie groeit door

oefening

Uitdaging: omarm je

Hindernissen: geven je kracht

Inspanning: hoort er altijd bij

Kritiek: kun je van leren

Succes anderen: biedt

inspiratie

Page 16: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

16

Belangrijk in dit proces is de feedback die de docent geeft. Een

compliment ‘Goed gedaan, ik zie dat je slim bent’ werkt

belemmerend omdat deze de statische mindset reflecteert. ‘Goed

gedaan, daar heb je flink voor moeten werken’ geeft positieve

feedback op de werkhouding. De leerling zal geneigd zijn die

werkhouding te continueren. Juist omdat die feedback zo cruciaal is,

kom ik er in paragraaf 5 op terug.

Eind 2012 zijn we gestart met een project ‘De opbrengsten van een

groeimindset’, gesteund door School aan Zet. Met vijftien docenten

en zes schoolleiders van drie VO-scholen maakten we ons de

inzichten eigen betreffende de werking van een groeimindset. Elke

docent ging een experiment aan om leerlingen met matige motivatie

en prestaties betere resultaten te doen halen door ze systematisch

vanuit een groeimindset te benaderen. Ook de schoolleiders gingen

hun eigen ‘experiment’ aan door bepaalde medewerkers, bij wie ze

weinig professionele ontwikkeling zagen, vanuit een groeimindset te

gaan benaderen. Op de site van School aan Zet zijn inmiddels de

resultaten van het project te lezen en te zien in vier korte filmpjes.

Kan een stijve hark met een groeimindset zo goed als Epke

Zonderland worden? Waarschijnlijk niet. In elk geval is dat een zeer

lange weg. Een beetje talent, een genetisch steuntje in je rug, is een

goede start. Maar daarmee red je het niet. Het grootste baseball talent

uit de VS haalde als speler nooit de top. Na de ontdekking wat er bij

hem had gemankeerd, formeerde hij als coach een team uit spelers

die elders afgewezen waren. Met die ploeg werd hij kampioen. De

film Moneyball met Brad Pitt in de hoofdrol is gebaseerd op die

geschiedenis. Michael Jordan werd als zeventienjarige afgewezen

voor het college-team. Door een jaar lang in zijn eentje keihard te

trainen brak hij toch door en werd de beste basketballer uit de

geschiedenis. Steeds weer blijkt dat hard werken het wint van talent

dat niet werkt.

Als docent heb ik leerlingen meegemaakt die het hoofd moedeloos in

de armen op de tafel voor hen legden. Zij haakten zichtbaar af. Het

was natuurlijk ook de bedoeling dat ik dat zag. In het begin wist ik

me weinig raad met dat gedrag. Ik vond dat ik mijn vak best

enthousiast bracht. Waarom bereikte ik niet alle leerlingen? Wat

Page 17: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

17

deed ik verkeerd? In elk geval had ik al snel door dat boos worden of

preken weinig zin had. Dan raakte ik ze helemaal kwijt.

Geleidelijk ontdekte ik dat deze zogenaamd ongemotiveerde

leerlingen dachten dat mijn vak (economie) te moeilijk voor hen

was. Medeleerlingen maakten voortdurend goede opmerkingen of

stelden interessante vragen. Waarschijnlijk gaf ik hen onbewust

aandacht. Er haakten leerlingen af die meenden niet aan de

slimmeriken te kunnen tippen. Hun werkhouding deed daar nog een

flinke schep bovenop: ze deden niet eens moeite om er iets van te

begrijpen. Wat zou mijn rol daarin zijn?

Ik begon door te krijgen dat het werkte als ik de ‘ongemotiveerde’

leerlingen een groeimindset-cocktail aanbood: ‘Blijf vragen stellen,

domme vragen bestaan niet, lees eens economisch nieuws in de

krant, vertel je ouders wat je ervan begrepen hebt, schrijf op wat je

wel en wat je niet begrijpt, studeer eens samen met een medeleerling

en vertel elkaar wat je wel en niet begrijpt, leg een opgave waar je

niet uitkomt even terzijde en begin er later nog eens aan nadat je

eerst wat anders hebt gedaan…’ Het aantal handreikingen om

leerlingen in de probeerstand te krijgen is natuurlijk schier eindeloos.

Het werkt zodra het eerste succesje daar is. Daarna hoef je alleen

maar te bekrachtigen: ‘Zie je wel, inspanning geeft resultaat!’

Dweck’s inzichten rond de werking van een groeimindset worden

ondersteund door de resultaten van onderzoek naar de werking van

onze hersenen en ons zenuwstelsel.

Page 18: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

18

4. Ons brein

Jaren lang dachten wetenschappers dat onze hersencellen alleen

gedurende de eerste levensjaren van de mens nieuwe verbindingen

ontwikkelen. Na drie, vier jaar was de ontwikkeling van de hersenen

voltooid en relatief stabiel. Later volgde het inzicht dat de hersenen

zeker tot voorbij de puberteit doorgroeien. Een reden om de

volwassenheid bij achttien jaar te laten intreden.

Inmiddels weten we door de techniek van hersenscans dat ook

volwassen hersenen nieuwe cellen aanmaken en nieuwe

verbindingen tot stand brengen. Onze hersenen zijn in staat te

veranderen in antwoord op prikkels van buiten. Dit proces noemen

wij plasticiteit. Er ontstaan nieuwe synapsen, knooppunten die

prikkels doorgeven. Bestaande synapsen verbinden zich met elkaar,

andere verdwijnen. Zelfs mensen met Alzheimer, die vooral

hersenfuncties verliezen, kunnen partieel nog nieuwe verbindingen

aanleggen, dus iets bijleren, hoe beperkt het ook is.

In Breinlink (11), geschreven voor ouders om hen te helpen het

leerproces van hun kinderen te ondersteunen, wordt de metafoor

gebruikt van de geitenpaadjes. De eerste keer gaat de geit zoekend

door het hoge gras, maar de twintigste keer is er een paadje ontstaan

waar de geit snel doorheen kan. Zo werkt een leerproces ook. De

eerste keer is het moeizaam, maar van lieverlee gaat het steeds

gemakkelijker. Zo simpel werkt een leerproces! Althans in theorie,

want in de praktijk is het meestal vallen en opstaan.

Het bekendste onderzoek over de plasticiteit van de hersenen is dat

onder Londense taxichauffeurs. Voor hun examen moeten ze alle

straten van Londen kennen en de kortste routes leren. Met behulp

van hersenscans is te zien waar een verdikking optreedt in de

hersenen. De hersenen blijken een soort spieren die sterker worden

door training.

Joshua Foer (12) kwam aan het eind van zijn studie door toeval in

aanraking met mensen die meededen aan geheugenwedstrijden.

Daarbij gaat het erom in tien minuten twee stokken kaarten in de

Page 19: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

19

juiste volgorde te kunnen opnoemen, getallenreeksen te kunnen

reproduceren en andere geheugenstunts die voor de buitenstaander

ondoenlijk lijken. Foer raakte erdoor gefascineerd en probeerde deze

mensen te interviewen om hun geheim te ontfutselen. Met enkele

van deze fenomenen raakte hij ook bevriend. Foer wilde weten of ze

er een bepaald talent voor hadden, of dat hun prestatie toch vooral uit

training voortkwam. Dat laatste bleek het geval. Foer liet zich de

technieken uitleggen en besloot zich er ook in te oefenen. Hij

besteedde er vrijwel een heel jaar aan en werd aan het eind van dat

jaar Amerikaans kampioen! Vervolgens schreef hij er het boek ‘Het

geheugenpaleis’ over. De titel staat voor één van de technieken om

het geheugen te trainen, een methode die al in de klassieke oudheid

werd benut.

In ‘Het maakbare brein’ geeft Margriet Sitskoorn (13) veel

voorbeelden van leerprocessen die tot de verbeelding spreken.

Sitskoorn werkt aan het UMC Utrecht en is directeur van het

Neurocognitief Centrum Nederland. Zij vertelt van de begaafde

pianiste die door epilepsie haar vaardigheid verloor en een nieuw

gebied van de hersenen moest aanspreken om opnieuw te leren

spelen. Een jongeman met een achterstand in rekenen besloot

cijferreeksen van buiten te gaan leren en wist dit geitenpaadje zo

vaak te bewandelen dat hij een rekenfenomeen werd. Ik zie de

voorbeelden ook in mijn eigen omgeving: een tennisser van mijn

club kon zijn rechterhand niet meer boven de schouder krijgen en

besloot een jaar te investeren om links te leren tennissen. Inmiddels

is hij zijn oude niveau al voorbij!

Het is belangrijk om te weten dat onze hersenen zo in elkaar zitten.

Het helpt ons de gedachte te verlaten dat ‘we het toch niet meer

kunnen leren’. Dat geldt voor fysieke maar ook voor mentale

prestaties. Het maakt ons tegelijkertijd duidelijk dat het leren van iets

nieuws inspanning vraagt. Soms buitensporig veel! En er zitten maar

24 uur in een dag…

Page 20: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

20

In een verrijkende, stimulerende omgeving worden onze neuronen

geprikkeld, waardoor nieuwe synapsen en verbindingen ontstaan.

Het omgekeerde is ook aangetoond. Wie een prikkelrijke,

stimulerende omgeving verlaat voor een prikkelarme omgeving,

ervaart dat synaptische verbindingen en neuronen afsterven. Daarom

is het zo belangrijk in een omgeving te verkeren die intellectueel en

fysiek prikkels biedt.

Hoezeer hersenonderzoek de analyse van Dweck over de

groeimindset ook ondersteunt, soms lijkt een statische mindset de

conclusies verkeerd te interpreteren. Eveline Crone (14) laat ons zien

hoe de hersenen van puberende kinderen zich ontwikkelen en dat zij

daarom nog moeite hebben met structureren. Door sommige

docenten en ouders wordt deze bevinding omgezet in een statisch

gegeven: Pubers kunnen niet structureren. Misschien beogen ze dat

niet te zeggen. Wellicht bedoelen ze dat pubers het structureren

aangeleerd moeten krijgen in deze periode. Interessant is dan welke

feedback het kind krijgt dat onvoldoende structureert en plant. Is dat

‘Och laat maar, pubers kunnen dat nog niet’, dan bestendig je

daarmee het niet-kunnen. Datzelfde geldt voor pubers die grote

risico’s nemen. Ook dat is pubers eigen en evolutionair verklaarbaar.

Vanuit een groeimindset zeggen we: Leer ze de risico’s te benoemen

en analyseren en ze zullen leren nog slechts aanvaardbare risico’s

aan te gaan.

Zenuwcel

Page 21: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

21

Psychologie is meer dan hersenonderzoek. Ook onze opvattingen,

onze mentale modellen, spelen een cruciale rol. Een statische

mindset is zo’n mentaal model. Het is de opvatting dat intelligentie

een kwestie is van een aangeboren IQ. Dat pubers iets niet kunnen.

Dat een leerling een echte mavo-klant is. Dat een andere leerling een

tijdje boven zijn niveau gepresteerd heeft maar dat nu blijkt wat het

echte niveau is. Het complexe hiervan is, dat we deze opvattingen

vaak onbewust uitzenden. Als we leerlingen feedback geven, zitten

onze opvattingen erin verpakt. En we zijn ons dat niet altijd bewust.

Daarom nu aandacht voor feedback.

Page 22: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

22

5. Feedback

Wie het onderzoek van Robert Rosenthal over het pygmalioneffect

nauwkeuriger bestudeert, leert dat het niet puur de hoge

verwachtingen zijn die effect hebben. Het is ook de feedback die

docenten geven. Omdat ze hoge verwachtingen hebben, geven ze

concrete en specifieke feedback op het gedrag van de leerlingen.

Daardoor krijgt de leerling beter inzicht in de vervolgstap. Uiteraard

is dit een cumulatief proces, want door de goede feedback is de

leerling uitgedaagd tot een nieuwe prestatie en op deze prestatie zal

weer waardering volgen en nieuwe feedback.

Carol Dweck onderstreept dat inzicht. Zij laat zien dat het bij

feedback niet gaat om het geven van een compliment. Een positieve

benadering maakt een leerling blij, maar dat werkt niet uitsluitend

positief. Feedback op eigenschappen (‘je bent slim’) kunnen juist

belemmerend werken. Een leerling kan faalangstig worden:

‘Misschien ben ik niet slim genoeg om dat te kunnen…’ Feedback

op het proces, op de gekozen aanpak, werkt veel beter. Dat kan een

compliment zijn (‘Je hebt er flink voor gewerkt’), maar het kan ook

neutrale feedback zijn (‘Die manier werkte duidelijk niet goed,

misschien moet je het nu eens op die andere manier proberen..’)

Positieve feedback vanuit

statische mindset

Volgens mij heb je dezelfde

wiskundeknobbel als je vader.

Je hebt er gewoon talent voor, dat

zie je.

Die tennisgenen heb je zeker van

je moeder.

Positieve feedback vanuit

groeimindset

Ik kan zien dat je geoefend hebt.

Ik kan zien hoe je nu effect geeft

aan de bal en hoe de bal dan

draait.

Als je je zo blijft inspannen, gaat

het zeker lukken.

Page 23: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

23

Slimme leerlingen (wat dat ook betekent) hebben vaak tot hun

achttiende levensjaar weinig problemen gehad op school. Zij hebben

zich niet bovenmatig hoeven in te spannen, hebben altijd waardering

gekregen en weinig teleurstellingen te verwerken gehad. Op de

University Colleges, waar deze leerlingen in een groep met

bollebozen komen, blijkt dat er een onverwacht hoog percentage

uitvallers is onder gymnasiasten die in het voortgezet onderwijs

extreem hoge cijfers haalden. Dat gebeurt al in het eerste semester.

Faalangst? Nooit geleerd om teleurstellingen te overwinnen?

Belemmerd worden doordat medestudenten mogelijk slimmer zijn?

Een te beperkte leerstrategie die nu niet meer werkt? Feit is dat ze

nooit veel feedback hebben gehad op hun manier van werken, juist

omdat het altijd goed ging. Daardoor kan het ontbreken aan reflectie

op de eigen aanpak. Ook hebben zij minder ervaring in het

verwerken van tegenslag: het ging altijd (te) goed!

Aan de Universiteit Leiden is een remediaal programma ontwikkeld

voor taalonderwijs. Dat programma heet Bereslim (15), omdat een

beertje op het scherm verschijnt dat de leerling van feedback

voorziet nadat een opgave is gemaakt. Als leerlingen fouten maken,

komt het beertje vertellen waarom dat fout is en hoe het beter kan.

Het remediale programma werd doorlopen door een groep leerlingen

die bij het maken van een test onder het gewenste niveau scoorden.

De leerlingen die de test naar behoren doorliepen, deden het

programma niet. De zwak scorende leerlingen doorliepen Bereslim

totdat ze alle onderdelen zo vaak hadden geoefend dat ze ook op het

gewenste niveau waren aanbeland.

Op een later moment werden alle leerlingen opnieuw getest. De

verwachting was dat de leerlingen die het remediale programma

hadden gedaan mogelijk nog steeds een achterstand zouden hebben.

Ze werden als ‘taalzwakker’ gezien. Op zijn best zou het gat

gerepareerd zijn. Het bleek echter dat de Bereslim-leerlingen hun

achterstand hadden omgezet in een voorsprong. De oefening van het

programma, de werking van de feedback van het beertje, had het

geitenpaadje stevig aangelegd en dat pad lag er nog steeds.

Feedback werkt het best als er geen oordeel in zit hoe iemand is (zijn

eigenschappen), maar wanneer er handreikingen inzitten hoe iemand

Page 24: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

24

iets (beter) kan aanpakken. Dat klinkt eenvoudig maar dat is het niet.

We zitten namelijk vaak in ons hoofd met een oordeel. Het is

moeilijk dat buiten beschouwing te laten wanneer we feedback

geven. Het oordeel bepaalt onze verwachtingen en kleurt onze

feedback.

Gelukkig kan ook volstrekt foute feedback soms een stimulans

bieden. Mijn docent klassieke talen maakte in de klas ooit de

opmerking ‘Wat ben jij dom, jij moet maar wielrenner worden!’

Gelukkig niet tegen mij. De medeleerling tegen wie het wel gericht

was liet zich niet uit het veld slaan en is huisarts geworden. Van een

allochtone HBO-docente hoorde ik dat ze op school voortdurend

feedback kreeg die lage verwachtingen weerspiegelde. Ze zei me dat

het haar heeft uitgedaagd een universitair diploma te bemachtigen!

In de interactie tussen docent en leerling gebeurt veel. Een docent in

het voortgezet onderwijs met acht klassen van 30 leerlingen kan

nadenken over tenminste 240 interactierelaties. In het project ‘De

opbrengsten van een groeimindset’ besloot een docent met een

groepje leerlingen te gaan praten over hun mindset ten aanzien van

leren. Het bleek een positief effect te hebben op de werkhouding en

de resultaten. Deze leerlingen vonden dat zo interessant dat ze er met

medeleerlingen en hun ouders over spraken. Sommige ouders belden

de docent om hem te laten weten hoe goed ze dit vonden. Een andere

docent besloot aan het eind van het project om het jaar erna met de

ouders van zijn mentorklas de inzichten rond groeimindset te gaan

delen.

Als een groeimindset motiverend werkt tussen volwassenen en

kinderen, hoe werkt het dan tussen volwassenen? Spelen daar –

mutatis mutandis – niet dezelfde interactieprocessen?

Page 25: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

25

6. Professioneel handelen

In het vijfde jaar dat ik lesgaf was ik erg tevreden over de

examenresultaten. Ik had het gevoel dat ik het onder controle had,

beheerste de stof tot in de puntjes, begreep wat leerlingen moeilijk

vonden en hoe ik het moest aanpakken om ze die lastige onderdelen

eigen te maken. Ik was er trots op dat sommige leerlingen zeer hoog

scoorden en dat er eigenlijk geen leerlingen meer waren met

onvoldoendes. Ik ben nog vijf jaar op die school blijven werken,

maar het werd niet meer beter. Het kon misschien wel beter, maar ik

zag geen noodzaak om de opbrengsten verder te verhogen. Het was

toch goed?

Stephen Covey sr noemt het (relatieve) succes dat je met een

bepaalde aanpak boekt een leerbarrière. Dat succes weerhoudt je

ervan om nieuwe experimenten aan te gaan. Zo wordt het goede de

vijand van het betere. Dat is allemaal nog niet zo erg, zolang de

omstandigheden waarin je werkt gelijk blijven. Soms is goed

gewoon goed genoeg, toch? Maar het gaat mis als de

omstandigheden veranderen. Dat hoeft niet eens een revolutie te zijn.

Nothing fails like success, zegt Covey over zulke situaties. Voor

Jantje met zijn succesvolle hamer blijft alles een spijker. Ook als er

geen spijkers meer gebruikt worden. En voor kenniswerkers geldt dit

in het bijzonder, want hun kennis veroudert snel. ‘Hoe slimmer, hoe

eerder dom’ houdt Mathieu Weggeman ons voor. Pas als we het

falen onder ogen zien, ontstaan nieuwe ontwikkelkansen.

Mijn werkzaamheden verschoven in de jaren tachtig van het

voortgezet onderwijs naar het hoger beroepsonderwijs. Ik was

gewend mijn leerlingen drie keer per week in de les te hebben. Dan

bouw je binnen anderhalve maand een relatie op. Je kunt

gemakkelijk sturing geven aan het leerproces. In het HBO zag ik de

studenten maar eenmaal per week. Ze moesten thuis behoorlijke

stukken tekst doornemen en opdrachten maken. Het duurde echter

maanden voordat ik de studenten echt goed in beeld had. De eerste

groep was toen al afgevallen. Ik werd gedwongen om mijn aanpak te

veranderen.

Page 26: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

26

Als we iets niet voor elkaar krijgen, lijken we de oorzaak in eerste

instantie vooral buiten onszelf te zoeken. Op het HBO raakten we

een aantal studenten in de eerste drie maanden al kwijt. Dat lag

volgens ons natuurlijk vooral aan die studenten: ze hadden de foute

studiekeuze gemaakt, konden sociaal hun draai niet vinden in de

studentenstad, hadden niet door dat studeren in het HBO anders is

dan in het voortgezet onderwijs. We vonden argumenten om onze

handen in onschuld te wassen. Maar ons probleem was er niet mee

opgelost. Vernieuwing begint ermee te erkennen dat je soms gewoon

faalt.

Bij toeval kwam ik een onderzoek tegen van een leraar in opleiding

die alle collega’s op school had gevraagd de belangrijkste redenen op

te schrijven waarom een deel van de leerlingen onder de maat

presteert. Hij is die redenen gaan inventariseren en turven, en kwam

tot de conclusie dat de docenten eigenlijk alleen maar oorzaken

noemden die buiten henzelf lagen. Geen enkele docent kwam met

oorzaken als: ‘Ik ben niet in staat die leerlingen te motiveren’ of ‘Ik

krijg onvoldoende orde in de klas en daardoor bereik ik een deel van

de leerlingen niet.’ Juist de factoren waar we invloed op hebben,

komen niet in ons hoofd op! We durven het eigen falen niet in de

analyse mee te nemen.

Als docenten worden aangesproken op de resultaten van hun

leerlingen – en dat gebeurt steeds vaker nu de opbrengsten van

scholen zoveel meer aandacht krijgen! – is er een natuurlijke neiging

te verwijzen naar de leerling. In biologisch-evolutionaire termen: we

ervaren een aanval en nemen onze toevlucht tot defensief gedrag.

Behalve als er geen uitweg mogelijk is. Ik weet nog dat mijn eerste

havo-examengroep één vraag collectief fout beantwoordde. Het was

niet hun fout, het was mijn fout! Ik had het gewoon verkeerd

uitgelegd en kwam er toen pas achter. De tweede corrector zag het

natuurlijk ook. Het zijn fouten die je stimuleren om veel

consciëntieuzer te worden.

Het professioneel handelen van docenten kent verschillende niveaus:

je vak, je beroep en je eigen houding. Het vak beheers je na een

aantal jaren wel (hoewel er in elk vak veel bij te houden is!) Het

beroep (didactiek en pedagogiek) is complexer. De interactie binnen

Page 27: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

27

de klas en daarbuiten kent vele lagen. Het derde niveau, de eigen

houding, is het meest ingewikkeld. Welk vermogen tot reflectie en

introspectie heb ik? Leg ik de oorzaak altijd buiten mezelf of durf ik

met mezelf te beginnen? Ben ik bereid mijn eigen opvattingen ter

discussie te stellen? Ben ik bereid het eens over een andere boeg te

gooien, risico’s te nemen, mensen een nieuwe kans te geven? Of sta

ik altijd klaar met mijn scherpe en harde oordeel? Misschien wel:

ben ik de eeuwige betweter naar wie niet meer geluisterd wordt? Hoe

is het om met mij samen te werken?

Op de niveaus van het leraarschap die we hier onderscheiden is de

vraag niet zozeer ‘Ben ik op dat gebied goed genoeg?’ De vraag is

‘Ben ik op dat terrein in ontwikkeling?’ De eerste vraag is namelijk

statisch: kan ik het, ben ik goed genoeg? De tweede vraag wordt

gesteld vanuit groei: ‘Ben ik nog steeds aan het leren op dat vlak?’

Als het licht daar op oranje of rood staat, sta je stil in je

ontwikkeling.

Wat heeft zelfreflectie met groeimindset te maken? Ik heb ervaren

dat een statische mindset je op je plaats houdt. De statische mindset

oordeelt snel: iemand kan het of kan het niet, iemand is slim of dom,

iemand zit op de verkeerde of de goede plek. Doordat er veel

statische mindset in mijn hoofd zit, denk ik te weinig in termen van

gedrag van anderen en van mezelf dat veranderbaar is. Het hoeft niet

te blijven zoals het is. Mensen kunnen ander gedrag vertonen, tenzij

ze zichzelf wijsmaken dat ze nu eenmaal zo zijn. Als ik hen het

Vakkennis en

didactiek

Pedagogisch

handelen

Professionele

werkhouding

Page 28: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

28

vertrouwen geef dat ze het kunnen, kan dat het begin zijn van het

werkelijk kunnen! Als ik denk dat ze het kunnen, gaan zij dat ook

doen!

In het project ‘De opbrengsten van een groeimindset’ benaderden de

zes schoolleiders docenten ten aanzien van wie ze lage

verwachtingen koesterden, een tijdlang vanuit een groeimindset. Dat

kostte in het begin wat moeite want je moet een oordeel over iemand

in de ijskast zetten. Maar al snel begon de betreffende docent ander

gedrag te vertonen. Onverwacht gedrag, en voor de blij verraste

schoolleider werd het vervolgens gemakkelijker feedback te geven

vanuit de groeimindset.

Dweck’s inzichten in de werking van een statische mindset en een

groeimindset hebben veel voedingswaarde bij professionele

zelfreflectie. Zelf ben ik gaan nadenken wanneer ik ongenietbaar of

misschien zelfs onuitstaanbaar ben geweest voor mijn collega’s.

Waarschijnlijk soms ook voor mijn leidinggevenden. Ik zal de lezer

dit deel van mijn biografie besparen, heb ervan geleerd maar ook dit

geitenpaadje is nog lang geen snelweg.

Inmiddels besef ik hoe waardevol het is een lerende cultuur met

elkaar te realiseren. Het is een dialoog waarin we zelf een kwetsbare

actor zijn. Terwijl een statische mindset vooral een wetende en

belerende cultuur weerspiegelt, richt een groeimindset zich op het

leren.

Page 29: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

29

7. Lerende cultuur

Canadees onderzoek richtte zich op de verschillen in trainingsaanpak

tussen Olympisch kampioenen kunstschaatsen en regionaal

kampioenen. Men filmde de trainingen van beide groepen en kwam

tot één belangrijk verschil: de Olympisch kampioenen vielen meer.

Wat gebeurt er klaarblijkelijk? De Olympisch kampioenen zijn bezig

met kunststukjes die ze nog niet onder de knie hebben. Als ze op het

hoogste niveau willen blijven presteren, is het noodzakelijk die

bijzondere sprongen te leren. Dat ze daarbij veel vallen is

onvermijdelijk. De regionaal kampioenen hebben een niveau dat ze

proberen te handhaven. Daarvoor hebben ze training nodig maar

vallen doen ze alleen bij uitzondering.

In de onderwijscultuur worden fouten gecorrigeerd. Er komt bij

wijze van spreken een rode streep onder de misser. Leerlingen leren

fouten te vermijden. Als een leerling het antwoord op een vraag niet

weet, ontstaat er vaak schaamte. Een vraag kan ook de functie

hebben op zoek te gaan naar het antwoord. Dan is het niet weten van

het antwoord het startpunt van een denk- en zoekproces. Remko van

der Drift (16) geeft in zijn boek ‘Fouten maken moet’ aan dat wij

geleerd hebben in onze comfortzone te blijven. Daar zitten onze

routines, onze geijkte succespatronen. Maar het zijn ook onze

vastgeroeste patronen. Dit risicomijdende gedrag belemmert het

leren. Van der Drift noemt dat de faalparadox. Wie experimenteert

die leert, en mislukking hoort daar bij. De angst om te falen

belemmert de groei. We zien dat ook bij leerlingen, zelfs – of

misschien wel vooral – wanneer ze als erg slim worden beschouwd.

Volwassenen hebben er ook last van, zeker in een werkomgeving

waar veel onderlinge concurrentie is en afkeuring of uitlachen snel je

deel is. Het advies van de schrijver is dan ook ‘Gooi je faalangst

overboord, omarm de mislukking, blijf proberen tot het uiteindelijk

lukt’. Zoals de Canadese Olympische kunstschaatsers.

Page 30: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

30

Het creëren van een lerende cultuur op school begint ermee te

onderkennen dat het zijn van een goede professional geen kwestie is

van ‘je kunt het of je kunt het niet’. Voor iedereen, hoe getalenteerd

ook, is het een leerproces van vallen en opstaan. Openheid over falen

en mislukken hoort erbij. Ik herinner me nog heel goed hoe een

ervaren collega docent Frans mij bedankte dat ik in mijn eerste jaar

als docent zo open was over de problemen die ik in de klas had. Hij

had het eerder zo ervaren dat je daar tegenover collega’s over zweeg.

De ongeschreven regel was: Goede docenten hebben geen problemen

in de klas! Die cultuur is niet lerend, maar killing voor leren.

Voor docenten is adequate feedback even belangrijk als voor

leerlingen. Adequate feedback is niet beoordelend, maar is

spiegelend, adviserend, uitnodigend om een vervolgstap te zetten.

Het maakt niet uit of de feedback afkomstig is van leerlingen aan de

hand van een vragenlijst, van docenten of leidinggevenden die een

les komen bijwonen, of van externe begeleiders die bijvoorbeeld ook

Page 31: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

31

video-opnames hebben gemaakt. Elke vorm van feedback is

waardevol als die goed en integer gegeven wordt. Effectief feedback

geven is een vaardigheid die de meeste mensen niet vanaf de

geboorte hebben meegekregen. Het vraagt training om er het

maximale uit te halen. Feedback vragen is misschien nog moeilijker

dan feedback geven, want het vereist durf om je kwetsbaar te maken.

In een lerende organisatie is feedback (aanvankelijk) georganiseerd.

Dat vraagt tijd en een methodiek. Als er geen structuur of vorm

gegeven is aan de feedback, gebeurt er meestal weinig op dat vlak.

Juist als feedback geven in de organisatie is ingebouwd, zullen

medewerkers ook gemakkelijker op informele momenten om

feedback vragen of het ongevraagd geven. Dan wordt het als

vanzelfsprekend in de cultuur opgenomen. Als feedback vragen en

geven eenmaal in de cultuur zit, is de beladenheid eromheen minder.

Met een statische mindset wordt feedback, ook als deze groeigericht

bedoeld is, vaak toch opgevat als beoordelend. In een groeimindset is

feedback ondersteunend en een blijk van betrokkenheid en

verbinding.

Een ander belangrijk element van een lerende cultuur is hoe het

professionaliseren georganiseerd is. Scholen hebben in het algemeen

een scholingsplan met mogelijkheden voor individuele en

gezamenlijke professionalisering. Ook zijn er binnen scholen allerlei

werkverbanden zoals teams, secties, werk- en projectgroepen die

zichzelf ook scholen, intern en extern. Vanuit de overzijde van de

oceaan is het begrip learning community tot ons gekomen. Tot op

zekere hoogte is elke school zo’n learning community, al is het vaak

nog een flinke uitdaging om alle nieuwe kennis intern te verspreiden

en indien gewenst te borgen.

Het begrip learning community sluit sterk aan bij het hebben van een

groeimindset. Met een groeimindset zijn scholen niet bezig met de

vraag hoe superieur ze zijn. Gericht zijn op groei betekent dat je als

school in staat bent je nek uit te steken. Met het risico dat een

experiment niet direct optimaal verloopt. Dat je niet evalueert om het

mislukken te betreuren en ergens de schuld neer te leggen, maar om

ervan te leren en de vervolgstap in beeld te brengen.

Page 32: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

32

Een deelnemer in het project ‘de Opbrengsten van een groeimindset’

vertelt dat hij tijdens een leerlingbespreking veel opmerkingen

hoorde die een statische mindset reflecteerden: ‘het zit er bij deze

leerling echt niet in’, ‘ik denk dat zij dit niveau niet aan kan’, ‘wij

zijn te soepel in de toelating en dan krijg je dit’, ‘deze jongen kan

gewoon geen spelling’, ‘deze leerling hoort hier niet thuis’. Met de

kennis van statische en groeimindset schrok hij van de opmerkingen,

gaf de vergadering deze reflectie en stelde de vraag: ‘En wat gaan

wij er aan doen om die leerlingen verder te helpen?’

Een andere deelnemer las enkele weken na de start de opmerkingen

terug die hij zelf over een klas leerlingen had gemaakt voor de

mentor van die klas. Hij stond versteld hoeveel statische

opmerkingen erbij zaten. Dat was een eye opener. Je gaat het immers

pas zien als je het doorhebt. Die Cruijffiaanse wijsheid gaat ook hier

op.

‘The smartest people find it hardest to learn’, stelt Chris Argyris

(17). Smart people hebben op school en op hun werk niet vaak te

maken gehad met situaties waarin ze het antwoord niet wisten, of een

fout hadden gemaakt. Daardoor hebben ze er niet adequaat mee leren

omgaan. Sommigen hebben zich nooit echt ingespannen, of hebben

nooit een zware teleurstelling hoeven verwerken.

Daarmee zijn we weer terug bij Dweck. Wat Dweck ons aanbiedt is

te onderzoeken welke mindset in ons denken domineert, wat dit in

ons leven heeft betekend, wat het nu met ons doet in ons werk en als

ouders van onze kinderen. Ze nodigt docenten uit na te denken over

wat een groeimindset met onze leerlingen kan doen. Het raakt de

kern van onze pedagogische opdracht en daarmee van ons beroep.

Page 33: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

33

Noten

(1) Rosenthal, R.; Jacobson, L. (1968) Pygmalion in the classroom.

New York: Holt, Rinehart & Winston., en Lenore (1992) Pygmalion

in the classroom (Expanded ed.) New York Irvington

(2) Carol S. Dweck, (2006) Mindset, Random House

(3) Alle opbrengsten van het project zijn te vinden op de website van

School aan Zet: een training met handleiding voor docenten,

leerlingmateriaal, filmpjes en een artikel.

(4) Sommige passages zijn eerder verschenen in mijn columns in

Meso Magazine, waar ik vaardigheden voor schoolleiders bespreek.

(5) Daniel H. Pink (2009) Drive. The Surprising Truth About What

Motivates Us. Riverhead Books, New York

(6) Zie voor de theorie van Deci en Ryan bijvoorbeeld Bors G. en

Stevens L. (2010) De gemotiveerde leerling, uitgave van het Nivoz

(7) David C. McClelland (1987) Human Motivation

(8) David Sirota (2005), The Enthusiastic Employee, met Louis A.

Mischkind and Michael I. Meltzer

(9) David H. Maister (1993) Managing the Professional Service

Firm, Free Press New York

(10) Het boek van Dweck is in het Nederlands vertaald: Mindset, de

weg naar een succesvol leven

(11) Gerjanne Dirksen en Hulda Möller (2011), Breinlink voor

ouders, Scriptum Psychologie

(12) Joshua Foer (2011) Het geheugenpaleis, de vergeten kunst van

het onthouden

(13) Margriet Sitskoorn (2007) Het maakbare brein

(14) Eveline Crone (2008) Het puberende brein

(15) Het programma is ontwikkeld onder leiding van hoogleraar

Adriana Bus, Universiteit Leiden

(16) Remko van der Drift (2012), Fouten maken moet.

(17) Argyris, Chris (1991) Teaching smart people how to learn. In:

Harvard Business Review. May-June 1991, p. 99-109.

Page 34: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

34

Page 35: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

35

Bronnen

• www.youtube.com/watch?v=TTXrV0_3UjY

http://www.youtube.com/watch?v=XApTUPG-Es8

• http://www.youtube.championshipbasketballschool.com/20

14/01/30 (lesson 13)

• http://www.youtube.com/watch?v=MTsF2TaEaJA

• http://www.youtube.com/watch?v=aPNeu07I52w

• http://www.youtube.com/watch?v=ICILzbB1Obg

• http://www.youtube.com/watch?v=2jDVd-nCEYc

• http://www.youtube.com/watch?v=XApTUPG-Es8

• http://www.videosurf.com/carol-dweck-190816

• http://www.youtube.com/watch?v=oizGbbvxUT0

• http://tests.psychologiemagazine.nl/Brein/Test%20je%20mi

ndset%20-%20intelligentietest

• http://www.youtube.com/watch?v=8uPq5-

GklVg&feature=youtu.be

• http://www.youtube.com/watch?v=TTXrV0_3UjY

• http://www.youtube.com/watch?v=7NPNt4y-OzI

• http://www.fcsprint2.nl/opendir/index.php?page=exercise&

menu=27&menulvl=288

• http://mindsetonline.com/

• http://www.ted.com/talks/angela_lee_duckworth_the_key_t

o_success_grit.html

• http://growthmindseteaz.org/johnhattie.html

• http://artikelencoertvisser.blogspot.com/2007/12/de-

groeimindset

Page 36: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

36

Mindset test docenten

Scoor de mate waarin je het met de volgende uitspraken eens bent en

tel de score op.

1 = Helemaal mee eens 2 = Grotendeels mee eens 3 = Neutraal 4 = Grotendeels mee oneens 5 = Geheel mee oneens DOCENT 1 2 3 4 5

1. Ik kan meestal vrij snel inschatten waartoe een leerling voor mijn vak in staat is.

2. Ik steek liever niet teveel inspanning in iets waar ik gewoon niet zo’n talent voor heb.

3. Als je te hoge verwachtingen neerlegt bij leerlingen met beperkte capaciteiten, kan dat tot grote frustratie leiden.

4. Ik vind dat ik meestal snel vrij kan beoordelen of ik ergens talent voor heb.

5. Ik heb als docent weinig invloed op de intellectuele vermogens van mijn leerlingen

6. De ervaring leert me dat in de loop van het jaar de prestaties van een leerling min of meer constant zijn.

7. In mijn beroep heb ik de belangrijkste vaardigheden wel onder de knie zodat er voor mij niet zo heel veel meer te leren is.

8. Bij leerlingen weet je op een zeker moment wel of de bovengrens van zijn of haar kunnen bereikt is.

Page 37: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

37

1 = Helemaal mee oneens 2 = Grotendeels mee oneens 3 = Neutraal 4 = Grotendeels mee eens 5 = Geheel mee eens DOCENT 1 2 3 4 5

9. Regelmatig word ik verrast door wat een leerling blijkt te presteren als het kwartje eenmaal valt.

10. Prestaties komen meer voort uit inspanning dan uit capaciteiten.

11. Pas tijdens de rit krijg je kijk op wat een leerling in zijn mars heeft.

12. Gemeten capaciteiten blijken lang niet altijd een goede voorspeller van de prestaties van leerlingen.

13. Ik heb hoge verwachtingen en eisen en merk het wel als ik leerlingen overvraag.

14. Ik coach leerlingen bewust op hun aanpak omdat ik heb gemerkt dat dat hun prestaties bevordert.

15. Ik zal nooit zeggen dat een leerling het gewoon niet kan.

16. Als prestaties van een klas achterblijven bij mijn verwachtingen, zoek ik naar een alternatieve aanpak die wel werkt.

Statische of groeimindset?

Mensen kunnen een (sterk) statische mindset hebben of meer een

groeimindset. Denkbaar is ook dat de mindset per expertise verschilt:

een statische mindset voor wiskunde, een groeimindset voor talen.

Een statische voor turnen, een groeimindset voor pianospelen.

Page 38: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

38

Mindset test leidinggevenden

Scoor de mate waarin je het met de volgende uitspraken eens bent en

tel de score op.

1 = Helemaal mee eens 2 = Grotendeels mee eens 3 = Neutraal 4 = Grotendeels mee oneens 5 = Geheel mee oneens LEIDINGGEVENDE 1 2 3 4 5

1. Naarmate docenten langer werkzaam zijn, neemt hun eigen leerbaarheid duidelijk af.

2. Ik heb als leidinggevende maar weinig invloed op het reflectievermogen van mijn docenten.

3. Het feit dat ik hiërarchisch boven iemand sta in de organisatie, belemmert mijn rol om te helpen bij de professionele ontwikkeling.

4. Ik heb docenten die onvoldoende functioneren en waar ik feitelijk geen vat meer op heb.

5. Je moet toch een beetje voor het docentschap geboren zijn om er echt goed in te worden.

6. Bij de meeste docenten weet je op een zeker moment wel of de bovengrens van zijn of haar kunnen bereikt is.

7. Goed functionerende docenten hoef ik als leidinggevende eigenlijk niets meer te leren.

8. In sommige docenten investeer ik nog maar weinig omdat ik daar niet veel van verwacht.

Page 39: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

39

1 = Helemaal mee oneens 2 = Grotendeels mee oneens 3 = Neutraal 4 = Grotendeels mee eens 5 = Geheel mee eens LEIDINGGEVENDE 1 2 3 4 5

9. Regelmatig word ik verrast door wat een docent blijkt te presteren als hij of zij ergens enthousiast voor is.

10. Prestaties komen meer voort uit inspanning dan uit capaciteiten.

11. Het kan de nodige jaren duren voordat je echt ziet wat een docent in zijn mars heeft.

12. Dat je voor het docentschap geboren moet zijn is onzin, als je doorzet zal je het leren.

13. Ik heb hoge verwachtingen en eisen en merk het wel als ik docenten overvraag.

14. Ik coach docenten bewust op hun aanpak omdat ik heb gemerkt dat dat hun prestaties bevordert.

15. Ik zal nooit zeggen dat een docent het gewoon niet kan.

16. Als prestaties van een collega achterblijven bij mijn verwachtingen, zoek ik naar een alternatieve aanpak die wel werkt.

Statische of groeimindset?

Voor beide tests geldt dat de score tussen 16 en 80 uitkomt.

Naarmate de score dichter bij de 16 ligt, is sterker sprake van een

statische mindset. Hoe dichter bij de 80, hoe meer de groeimindset

overheerst.

Page 40: Ze kunnen het omdat jij dat denkt

40