wijziging vreemdelingencirculaire 2000 (2007/02) · het basisexamen inburgering in het bui-tenland...

71
Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/02) Besluit van de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Justitie van 23 maart 2007, nr. 2007/02, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculai- re 2000 De Minister van Justitie en de Staatsse- cretaris van Justitie, Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelin- genbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10); Besluiten: Artikel I A De in deel A Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen afkortingenlijst wordt vervangen door de gewijzigde afkortin- genlijst als aangegeven in bijlage 1. B De in deel A Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen lijst met Richtlijnen, Verordeningen en Verdragen wordt ver- vangen door de gewijzigde lijst Richtlij- nen, Verordeningen en Verdragen als aangegeven in bijlage 2. C De volgende modellen uit de Vreemde- lingencirculaire 2000 worden aangepast als aangegeven in bijlage 3. M39-A M55 M111-A M111-C M120 Daarbij komen de modellen M10 en M11 uit de Vreemdelingencirculaire 2000 te vervallen. D Paragraaf A1/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden: 3 Informatie en contactgegevens De organisaties die belast zijn met de uitvoering van de vreemdelingenwet- en regelgeving en aanverwante wet- en regelgeving dragen ieder zorg voor het organiseren en geven van specifieke voorlichting over de door hen uit te voe- ren taken. De vreemdelingenwet- en regelgeving wordt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie geformu- leerd. Op internet is het Ministerie voor algemene informatie bereikbaar via www.justitie.nl. De afdeling Publieksvoorlichting van het Ministerie van Justitie is onderge- bracht bij de Postbus 51 Informatie- dienst, welke op werkdagen te bereiken op het gratis telefoonnummer 0800- 8051 en op internet op de website www.postbus51.nl. Bij Postbus 51 kun- nen alle algemene vragen worden gesteld over de rijksoverheid. Voor informatie over verblijfsaanvragen wordt verwezen naar de IND. Overheidsinstanties die werkzaam zijn binnen de vreemdelingenketen kunnen de website www.vreemdelingenketen.nl bezoeken, welke de onderlinge informa- tie-uitwisseling tussen deze overheidsin- stanties als doel heeft. Om deze website te bezoeken is een gebruikersnaam en een wachtwoord vereist, welke kunnen worden aangevraagd bij de Stafdirectie Coördinatie Vreemdelingenketen, beheerder van deze website, via de genoemde website. Hieronder is een alfabetische lijst opge- nomen van organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het vreemde- lingenbeleid, de handhaving van de vreemdelingenwet- en regelgeving en aanverwante wet- en regelgeving. Daar- naast worden organisaties genoemd met een directe relatie tot de vreemdelingen- keten en/of die rechtsbijstand of andere ondersteuning verlenen aan vreemdelin- gen. In het overzicht zijn opgenomen: een korte beschrijving van de werk- zaamheden; de taken van de organisaties (voor zover deze zien op vreemdelingen); de contactgegevens van de betreffende organisaties ten behoeve van vreemde- lingen en externen. ACVZ De ACVZ is een onafhankelijk advies- college dat adviezen uitbrengt inzake het vreemdelingenrecht en vreemdelin- genbeleid. Zij adviseert daarover gevraagd en ongevraagd aan de Rege- ring en aan het Parlement. Telefoon: 070- 370 43 00 Internet: www.acvz.com COA Het COA is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Het COA zorgt voor onderdak gedurende de asiel- procedure en bereidt asielzoekers voor op een verblijf in Nederland, terugkeer naar het land van herkomst of doormi- gratie. Telefoon: 0800 - 023 80 23 (gratis) Internet: www.coa.nl DJI De DJI is verantwoordelijk voor de uit- voering van vrijheidsbenemende straf- fen en maatregelen, waaronder de vreemdelingenbewaring. Telefoon Informatielijn: 070 - 370 27 34 Internet: www.dji.nl Directie Inburgering en Integratie De directie Inburgering en Integratie van het Ministerie van VROM richt zich op de totstandkoming van een samenle- ving, waarin de in Nederland verblijven- de leden van etnische groepen op basis van volwaardig en gedeeld burgerschap kunnen deelnemen. De directie ontwik- kelt onder andere het beleid met betrek- king tot de inburgering en de Remigra- tiewet. Tot de overgang van de directie Inburge- ring en Integratie naar het Ministerie van VROM is de Directie Inburgering en Integratie bereikbaar via: Telefoon Ministerie van Justitie (alge- meen): 070 - 370 79 11 Internet: www.Justitie.nl Directie Vreemdelingenbeleid De directie Vreemdelingenbeleid draagt zorg voor de nationale en internationale beleidsontwikkeling op het asiel- en immigratieterrein, alsmede op het ter- rein van opvang van asielzoekers. Het aandachtsveld van de directie bestaat aldus uit toelating, verblijf, toezicht, terugkeer, grensbewaking, visumbeleid, opvang en de coördinatie van het beleid tot het tegengaan van illegaal verblijf. De directie heeft verder tot taak het COA binnen de door de Directeur- Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenza- ken gestelde kaders beheersmatig en financieel aan te sturen. Telefoon Ministerie van Justitie (alge- meen): 070 - 370 79 11 Internet: www.justitie.nl DT&V De DT&V is als taakorganisatie belast met de uitvoering van de vreemdelin- genwetgeving terzake vertrek en uitzet- ting. De DT&V bevordert, organiseert en realiseert het daadwerkelijk vertrek uit Nederland van vreemdelingen zon- der verblijfsrecht. Bij het uitvoeren van deze taak staat het stimuleren van het zelfstandig vertrek voorop. Zo nodig bereidt de DT&V het gedwongen ver- trek van de vreemdeling uit Nederland voor. De DT&V voert haar taak uit in samenwerking met andere ketenpartners van de overheid die een taak hebben in JU Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 1

Upload: others

Post on 25-Jan-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/02)

Besluit van de Minister van Justitie ende Staatssecretaris van Justitie van23 maart 2007, nr. 2007/02, houdendewijziging van de Vreemdelingencirculai-re 2000

De Minister van Justitie en de Staatsse-cretaris van Justitie,Gelet op de Vreemdelingenwet 2000(Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelin-genbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497)en het Voorschrift Vreemdelingen 2000(Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluiten:

Artikel I

ADe in deel A Vreemdelingencirculaire2000 opgenomen afkortingenlijst wordtvervangen door de gewijzigde afkortin-genlijst als aangegeven in bijlage 1.

BDe in deel A Vreemdelingencirculaire2000 opgenomen lijst met Richtlijnen,Verordeningen en Verdragen wordt ver-vangen door de gewijzigde lijst Richtlij-nen, Verordeningen en Verdragen alsaangegeven in bijlage 2.

CDe volgende modellen uit de Vreemde-lingencirculaire 2000 worden aangepastals aangegeven in bijlage 3.M39-AM55M111-AM111-CM120Daarbij komen de modellen M10 enM11 uit de Vreemdelingencirculaire2000 te vervallen.

DParagraaf A1/3 Vreemdelingencirculaire2000 komt te luiden:

3 Informatie en contactgegevensDe organisaties die belast zijn met deuitvoering van de vreemdelingenwet- enregelgeving en aanverwante wet- enregelgeving dragen ieder zorg voor hetorganiseren en geven van specifiekevoorlichting over de door hen uit te voe-ren taken.

De vreemdelingenwet- en regelgevingwordt onder de verantwoordelijkheidvan het Ministerie van Justitie geformu-leerd. Op internet is het Ministerie vooralgemene informatie bereikbaar viawww.justitie.nl.

De afdeling Publieksvoorlichting vanhet Ministerie van Justitie is onderge-bracht bij de Postbus 51 Informatie-dienst, welke op werkdagen te bereikenop het gratis telefoonnummer 0800-8051 en op internet op de websitewww.postbus51.nl. Bij Postbus 51 kun-nen alle algemene vragen wordengesteld over de rijksoverheid. Voorinformatie over verblijfsaanvragenwordt verwezen naar de IND.

Overheidsinstanties die werkzaam zijnbinnen de vreemdelingenketen kunnende website www.vreemdelingenketen.nlbezoeken, welke de onderlinge informa-tie-uitwisseling tussen deze overheidsin-stanties als doel heeft. Om deze websitete bezoeken is een gebruikersnaam eneen wachtwoord vereist, welke kunnenworden aangevraagd bij de StafdirectieCoördinatie Vreemdelingenketen,beheerder van deze website, via degenoemde website.

Hieronder is een alfabetische lijst opge-nomen van organisaties die betrokkenzijn bij de uitvoering van het vreemde-lingenbeleid, de handhaving van devreemdelingenwet- en regelgeving enaanverwante wet- en regelgeving. Daar-naast worden organisaties genoemd meteen directe relatie tot de vreemdelingen-keten en/of die rechtsbijstand of andereondersteuning verlenen aan vreemdelin-gen. In het overzicht zijn opgenomen:

een korte beschrijving van de werk-zaamheden;

de taken van de organisaties (voorzover deze zien op vreemdelingen);

de contactgegevens van de betreffendeorganisaties ten behoeve van vreemde-lingen en externen.

ACVZDe ACVZ is een onafhankelijk advies-college dat adviezen uitbrengt inzakehet vreemdelingenrecht en vreemdelin-genbeleid. Zij adviseert daarovergevraagd en ongevraagd aan de Rege-ring en aan het Parlement.

Telefoon: 070- 370 43 00Internet: www.acvz.com

COAHet COA is verantwoordelijk voor deopvang van asielzoekers. Het COAzorgt voor onderdak gedurende de asiel-procedure en bereidt asielzoekers voorop een verblijf in Nederland, terugkeernaar het land van herkomst of doormi-gratie.

Telefoon: 0800 - 023 80 23 (gratis)Internet: www.coa.nl

– –

– –

DJIDe DJI is verantwoordelijk voor de uit-voering van vrijheidsbenemende straf-fen en maatregelen, waaronder devreemdelingenbewaring.

Telefoon Informatielijn: 070 - 370 2734

Internet: www.dji.nl

Directie Inburgering en IntegratieDe directie Inburgering en Integratievan het Ministerie van VROM richt zichop de totstandkoming van een samenle-ving, waarin de in Nederland verblijven-de leden van etnische groepen op basisvan volwaardig en gedeeld burgerschapkunnen deelnemen. De directie ontwik-kelt onder andere het beleid met betrek-king tot de inburgering en de Remigra-tiewet.Tot de overgang van de directie Inburge-ring en Integratie naar het Ministerievan VROM is de Directie Inburgeringen Integratie bereikbaar via:

Telefoon Ministerie van Justitie (alge-meen): 070 - 370 79 11

Internet: www.Justitie.nl

Directie VreemdelingenbeleidDe directie Vreemdelingenbeleid draagtzorg voor de nationale en internationalebeleidsontwikkeling op het asiel- enimmigratieterrein, alsmede op het ter-rein van opvang van asielzoekers. Hetaandachtsveld van de directie bestaataldus uit toelating, verblijf, toezicht,terugkeer, grensbewaking, visumbeleid,opvang en de coördinatie van het beleidtot het tegengaan van illegaal verblijf.De directie heeft verder tot taak hetCOA binnen de door de Directeur-Generaal Wetgeving, InternationaleAangelegenheden en Vreemdelingenza-ken gestelde kaders beheersmatig enfinancieel aan te sturen.

Telefoon Ministerie van Justitie (alge-meen): 070 - 370 79 11

Internet: www.justitie.nl

DT&VDe DT&V is als taakorganisatie belastmet de uitvoering van de vreemdelin-genwetgeving terzake vertrek en uitzet-ting. De DT&V bevordert, organiseerten realiseert het daadwerkelijk vertrekuit Nederland van vreemdelingen zon-der verblijfsrecht. Bij het uitvoeren vandeze taak staat het stimuleren van hetzelfstandig vertrek voorop. Zo nodigbereidt de DT&V het gedwongen ver-trek van de vreemdeling uit Nederlandvoor. De DT&V voert haar taak uit insamenwerking met andere ketenpartnersvan de overheid die een taak hebben in

JU

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 1

het vertrekproces. De DT&V regisseerthet vertrekproces op operationeelniveau. Taken die wettelijk zijn voorbe-houden aan ambtenaren belast met hettoezicht of de grensbewaking, wordenniet verricht door de DT&V.

Telefoon Ministerie van Justitie (alge-meen): 070 - 3707911

Internet: www.dienstterugkeerenver-trek.nl

Expertisecentrum Mensenhandel enMensensmokkelHet Expertisecentrum Mensenhandel enMensensmokkel is een samenwerkings-verband tussen de Dienst NationaleRecherche en DNRI van het KLPD, deKMar, de IND en de Sociale Inlichtin-gen en Opsporingsdienst van het Minis-terie van SZW.Het Expertisecentrum Mensenhandel enMensensmokkel heeft als doel: het ver-schaffen van inzicht en overzicht in decriminaliteit in relatie tot mensenhandel& mensensmokkel, ten bate van deopsporing en het tegenhouden van dezeen gerelateerde misdrijven.Daartoe is het Expertisecentrum Men-senhandel en Mensensmokkel eencentrale plek waar informatie, kennis enervaring op het gebied van mensenhan-del en mensensmokkel wordt verza-meld, veredeld en geëxploiteerd.

Telefoon Expertisecentrum Mensen-handel en Mensensmokkel 038-4963555(na kantooruren wordt u doorgeschakeldnaar de piketfunctionaris)

Email: [email protected]

INDDe IND is onder meer verantwoordelijkvoor de beoordeling van alle aanvragenvoor toelating en naturalisatie vanvreemdelingen.

Informatielijn IND (beschikbaar voorpubliek): 0900- 12 34 561 (0,10 euro pm)

Informatielijn IND vanuit het buiten-land: +31 20 8893045

Telefoon IND Ketenservice (beschik-baar voor ketenpartners): 070 - 888 00 00

Piketnummer (buiten kantooruren opwerkdagen bereikbaar van 17.00 tot23.00 uur en in het weekeinde van 7.00tot 23.00 uur): 070 - 370 60 60

Internet: www.ind.nl

IOMIOM richt zich op velerlei migratie-vraagstukken. Zo biedt IOM ondersteu-ning aan uitgeprocedeerde vreemdelin-gen die Nederland vrijwillig willenverlaten, organiseren zij het vervoer vanpersonen naar of uit Nederland en rich-ten zij zich op (her)integratie, bestrij-ding van mensenhandel, arbeidsmigra-tie, migratie en ontwikkeling en migra-tie en gezondheid.

Telefoon: 0900 - 7464466 (0,05 europm)

Internet: www.iom-nederland.nl

KMarDe KMar is op de luchthavens en in dezeehavens in Nederland alsmede op zeebelast met de grensbewaking. De grens-bewaking in het competentiegebied vanpolitieregio Rotterdam-Rijnmond wordtuitgevoerd door de ZHP (zie hiernaonder ZHP), met uitzondering van degrensdoorlaatpost Hoek van Holland/Europoort. In het kader van de grensbe-waking verstrekt de KMar in voorko-mende gevallen visa aan de buitengrens.Aan de binnengrens met België en Duits-land en op de luchthavens is de KMarbelast met de uitvoering van het MTV.Voorts is de KMar verantwoordelijkvoor de uitzetting en begeleiding vanuitgeprocedeerde vreemdelingen uitNederland en van aan de grens gewei-gerde personen.

Telefoon KMar voorlichting: 070 -318 83 57

Internet: www.kmar.nl

Ministerie van BuZa, inclusief ambassa-des en consulatenHet Ministerie van BuZa is verantwoor-delijk voor de behandeling van visum-aanvragen voor een verblijf korter dandrie maanden en mvv’s. Indien ambassa-des en consulaten niet zelfstandig kun-nen of mogen beslissen, worden devisumaanvragen voor een verblijf korterdan drie maanden – als het gaat omzakenbezoeken, diplomaten, politiekebezoeken, het verrichten van technischewerkzaamheden, deelname aan/bijwonen van een congres, conferentieof sportmanifestatie, bezoeken vanwetenschappelijke aard, aanvragen vanpersonen uit de voormalige Sovjetrepu-blieken, bezoeken van personen diegeregistreerd staan in het SIS of op eenvisumsanctielijst – voorgelegd aan deafdeling Vreemdelingen- en Visumza-ken van de directie Personenverkeer,Migratie en Vreemdelingenzaken vanhet Ministerie van BuZa (zie voor overi-ge visumaanvragen hierna onder Visa-dienst).Het Ministerie van BuZa is tevens ver-antwoordelijk voor algemene en indivi-duele ambtsberichten, welke door deMinister gebruikt worden als informatie-bron onder andere bij de beoordelingvan asielaanvragen.Daarnaast is het Ministerie van Buzaverantwoordelijk voor het afnemen vanhet basisexamen inburgering in het bui-tenland op de Nederlandse posten.

Telefoon Visuminformatie: 070 - 34856 22

Telefoon algemeen: 070 - 348 64 86Internet: www.minbuza.nl

NVVBDe NVVB biedt een platform aan lei-dinggevenden en medewerkers vanorganisaties, die zich binnen en buitende overheid professioneel bezig houdenmet het brede terrein van burgerzaken.Onder burgerzaken vallen activiteiten

– –

op het terrein van de GBA en de loket-functie voor vreemdelingen die eenaanvraag voor een reguliere verblijfsver-gunning willen indienen.De NVVB heeft voor haar gemeentelij-ke leden een adviesfunctie op het geheleterrein van burgerzaken in de vorm vaneen helpdesk.

Telefoon helpdesk (voor gemeenten):020 - 551 90 07 of 020 - 551 90 09

Internet: www.nvvb.nl

PolitieDe (vreemdelingen)politie houdt toe-zicht op personen die in Nederlandverblijven, maar niet de Nederlandsenationaliteit hebben en is onder meerverantwoordelijk voor het opsporen,staande houden, inbewaring stellen, hetvertrek onder toezicht alsmede het vast-stellen van de identiteit van niet rechtma-tig in Nederland verblijvende vreemde-lingen.De Taakorganisatie Vreemdelingen iseen landelijk werkend bureau dat depolitie adviseert en ondersteunt bij deontwikkeling van de visie, de strategieen het beleid van de politiële vreemde-lingentaak. Daarbij is zij tevens hetlandelijk aanspreekpunt van waaruit debelangenbehartiging ten behoeve van devreemdelingenpolitie plaatsvindt en hetknooppunt in de communicatie eninformatie-uitwisseling tussen de vreem-delingenpolitie onderling en van en naarketenpartners.

Telefoon politie algemeen: 0900 -8844 (lokaal tarief)

Telefoon Taakorganisatie Vreemdelin-gen: 030 - 6348765

Internet: www.politie.nl

RvSDe RvS is naast onafhankelijk adviseurvan de regering over wetgeving enbestuur ook hoogste algemene bestuurs-rechter van het land. De ABRvS spreektrecht in hoogste instantie in geschillentussen de burger en de overheid. Sindsde inwerkingtreding van de Vw geldt ditook voor vreemdelingrechtelijke geschil-len.

Telefoon publieksvoorlichting: 070 -426 42 51 of 070 - 426 46 43

Telefoon (algemeen en spoedeisendezaken): 070 - 426 44 26

Internet: www.raadvanstate.nl

Raad voor RechtsbijstandDe Raden voor Rechtsbijstand gevenuitvoering aan de Wet op de rechtsbij-stand, waarin de rechtsbijstand aanminder draagkrachtigen is geregeld. Deraden subsidiëren de Stichting Rechtsbij-stand Asiel en zien ook toe op de kwali-teit en voldoende beschikbaarheid vande rechtsbijstandverlening. Voor juridi-sche informatie en advies is er hetJuridisch Loket.

Telefoon Juridisch Loket: 0900 - 8020(10 cent pm)

Internet: www.rvr.org

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 2

Stafdirectie Coördinatie Vreemdelingen-ketenDe stafdirectie Coördinatie Vreemdelin-genketen van het Ministerie van Justitieondersteunt de Directeur-Generaal Wet-geving, Internationale Aangelegenhedenen Vreemdelingenzaken bij de uitoefe-ning van zijn taken als gezagdrager inde vreemdelingenketen. Hierbij heeft destafdirectie Coördinatie Vreemdelingen-keten tot taak zorg te dragen voorsamenhang tussen de verschillende (uit-voerings)organisaties en (werk)processen uit de vreemdelingenketen enziet er op toe dat zij hun primaire proces-sen zodanig inrichten en uitvoeren datvanuit oogpunt van efficiency en effecti-viteit een optimaal resultaat in de vreem-delingenketen als geheel wordt bereikten de beleidsdoelstellingen slagvaardigworden gerealiseerd. De stafdirectieCoördinatie Vreemdelingenketenbeheert en onderhoudt de website voorde organisaties die onderdeel uitmakenvan de vreemdelingenketen.

Telefoon Ministerie van Justitie (alge-meen): 070 - 370 79 11

Internet: www.vreemdelingenketen.nl

SRADe SRA organiseert, coördineert en ver-leent rechtsbijstand aan asielzoekers enbewaakt de kwaliteit van de rechtsbij-stand.

Telefoon: 026 - 353 18 50Internet: www.rechtsbijstandasiel.nl

VisadienstDe Visadienst is onderdeel van hetMinisterie van BuZa. De Minister vanBuZa heeft het Hoofd van de IND enhet plaatsvervangend Hoofd van de INDmandaat verleend voor het nemen enondertekenen van besluiten die door henin hun functie van Hoofd van de Visa-dienst, respectievelijk plaatsvervangendHoofd van de Visadienst, namens hemworden genomen. Ondermandaat is ver-leend aan de ambtenaar belast met degrensbewaking en het toezicht en speci-fieke functionarissen van de IND voor-zover zij besluiten nemen of handelin-gen verrichten namens het Hoofd van deVisadienst.De Visadienst behandelt namens deMinister van BuZa alle door de ambas-sades en consulaten voorgelegde aanvra-gen voor mvv’s en visumaanvragenvoor toerisme, familie- en privé-bezoek,artiesten, studenten, personen die gesig-naleerd staan in het OPS of SIS, stagiai-res en medische bezoeken, met uitzonde-ring van personen uit de voormaligeSovjet republieken. De laatste categoriepersonen dient zich te wenden tot hetMinisterie van BuZa (zie hiervoor onderMinisterie van Buza). Bovendien behan-delt de Visadienst aanvragen voorvisumverlenging en verlening van terug-keervisa.– Contactinformatie: zie IND

– –

VNGDe VNG verzorgt de belangenbeharti-ging van alle gemeenten bij andereoverheden. Bij de gemeenten wordenaanvragen voor verblijfsvergunningenregulier en naturalisatie ingediend.Daarnaast zijn gemeenten verantwoorde-lijk voor de registratie van persoonsge-gevens in de GBA.

Telefoon: 070 - 373 83 93Internet: www.vng.nl

Vereniging Vluchtelingenwerk NederlandDe Vereniging VluchtelingenwerkNederland behartigt de belangen vanvluchtelingen en asielzoekers die zich inNederland bevinden.

Telefoon (algemeen): 020 - 346 72 00Internet: www.vluchtelingenwerk.nl

VreemdelingenkamersDe vreemdelingenkamers zijn onderdeelvan een rechtbank en houden zich uit-sluitend bezig met het behandelen vanvreemdelingenrechtelijke geschillen.Formeel behandelt de rechtbank ’s-Gravenhage deze geschillen, maar bin-nen alle negentien rechtbanken inNederland zijn zogeheten nevenzittings-plaatsen aangewezen.Het Landelijk Stafbureau Vreemdelin-genkamers biedt ondersteuning op hetgebied van juridische en organisatori-sche coördinatie aan de vreemdelingen-kamers.Bij het Centraal Inschrijfbureau Vreem-delingenzaken dienen vreemdelingenza-ken te worden ingediend, waarop dezedoor het Centraal InschrijfbureauVreemdelingenzaken zo evenwichtigmogelijk over de nevenzittingsplaatsenworden verdeeld.

Pikettelefoon van het CentraalInschrijfbureau Vreemdelingenzaken:023 - 512 66 20

Internet: www.rechtspraak.nl

ZHPDe ZHP is belast met de grensbewakingin het competentiegebied van politiere-gio Rotterdam-Rijnmond alsmede opzee, het havengerelateerde vreemdelin-gentoezicht en de bestrijding van (migra-tie)criminaliteit in de Rotterdamsehavens. Daarnaast verzorgt de ZHP invoorkomende gevallen de verlening enverlenging van visa voor in de politiere-gio Rotterdam-Rijnmond verblijvendezeelieden.

Telefoon: 010 - 2747471Faxnummer: 010 - 2750121Internet: www.dutch-immigration.nl

EParagraaf A2/4.2.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.2.1 GrensoverschrijdingsdocumentIn artikel 5, eerste lid, onder a, SGC isopgenomen dat men in het bezit moetzijn van een geldig grensoverschrij-dingsdocument. Voor de nadere uitwer-

– –

– –

– – –

king van de voorwaarde om te beschik-ken over een geldig document vangrensoverschrijding wordt verder verwe-zen naar artikel 2.3 Vb.

Het bezit van een geldig (nationaal) pas-poort is een algemeen uitgangspunt. Hetpaspoortvereiste wordt onder meergesteld als waarborg voor terugkeer.Onder paspoort wordt verstaan: eenmede in de Engelse of Franse taalgesteld document voor grensoverschrij-ding op grond waarvan het de houder istoegestaan zich naar het buitenland tebegeven en terug te keren naar het landvan afgifte.

Het grensoverschrijdingsdocument moetzijn afgegeven door de bevoegde autori-teiten van een door Nederland erkendestaat. Een uitzondering op deze regelvormt Taiwan. Dit land wordt niet doorNederland erkend terwijl het reisdocu-ment van Taiwan wel wordt erkend alsgeldig grensoverschrijdingsdocument.Het grensoverschrijdingsdocument moetzijn voorzien van een goedgelijkendepasfoto van en moet ondertekend zijndoor de houder.

Voorts dient het grensoverschrijdingsdo-cument in het algemeen de familienaam,de voorna(a)m(en), de nationaliteit, degeboorteplaats en de geboortedatum vande houder te bevatten. De geldigheids-duur van het paspoort moet de duur vanhet voorgenomen verblijf overschrijden.Voor de afgifte van een visum geldt alsvoorwaarde dat het paspoort een geldig-heidsduur moet hebben die drie maan-den langer is dan de geldigheidsduurvan het visum (zie artikel 13 SUO enparagraaf 1.3 GVI, BNL-kader).In bepaalde gevallen kan toegang wor-den verkregen met andere documentenvoor grensoverschrijding. Deze staanvermeld in het overzicht van de door deBenelux-staten erkende reisdocumenten,welke recht geven op overschrijding vande buitengrenzen en waarin een visumkan worden aangebracht (zie bijlage 3VV). Om te bepalen of een documentvan één van de Europese lidstaten rechtgeeft op visumvrije binnenkomst dientgekeken te worden naar bijlage IV GVI.Op grond van artikel 2.3, tweede lid, Vbis in voorkomende gevallen vereist datde vreemdeling in het bezit is van eengeldige mvv, een reisvisum of een tran-sitvisum waarin wordt verwezen naarhet document dat de vreemdeling bijzich heeft (zie voor visa A2/4.3).

Afgifte van bijzondere doorlaatbewijzenaan de grensAan niet-visumplichtige vreemdelingen(voor het visumvereiste zie A2/4.3.1)die bij binnenkomst niet beschikkenover het vereiste document voor grens-overschrijding kan aan de grens, met hetoog op kort verblijf, een bijzonder door-laatbewijs worden afgegeven (zie bijla-

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 3

ge 3c VV). Een bijzonder doorlaatbe-wijs is na afgifte een geldig documentvoor grensoverschrijding.

Het afgeven van bijzondere doorlaatbe-wijzen aan de grens is een Benelux-aangelegenheid. Naar gelang het reis-doel en de plaats van bestemming kanhet bijzondere doorlaatbewijs wordenafgegeven voor alle drie de Benelux-landen of voor één of twee van dezelanden.

De ambtenaar belast met de grensbewa-king is bevoegd om zelfstandig eenbijzonder doorlaatbewijs af te geven aaneen niet-visumplichtige vreemdeling.Voor afgifte dient steeds aan elk van devolgende voorwaarden te worden vol-daan:

er is sprake van een situatie van over-macht. Bij situaties van overmacht kanbijvoorbeeld worden gedacht aan passa-gierende zeelieden van wie het schiponaangekondigd is uitgevaren, drenke-lingen en personen die het slachtofferzijn geworden van diefstal. In geval eenvreemdeling zijn paspoort is vergeten, isgeen sprake van een overmachtsituatie;

de vreemdeling kan aantonen dat ereen dringende en gegronde reden voorverlening van toegang bestaat;

de vreemdeling kan aannemelijkmaken dat de duur van het verblijf nietlanger dan twee weken zal bedragen; en

de vreemdeling is in het bezit van enigdocument waaruit zijn identiteit blijkt,bij voorkeur een van een pasfoto voor-zien identiteitsbewijs afgegeven doorenige officiële instelling (dit laatste ver-eiste geldt niet voor kinderen benedende leeftijd van zestien jaar die reizen ingezelschap van hun ouder(s), grootouder(s) of voogd). Indien de vreemdelingwel beschikt over enig document waar-uit zijn identiteit blijkt, maar dat niet isvoorzien van een foto, dient op het bij-zonder doorlaatbewijs een foto van devreemdeling te worden bevestigd.

Het verlenen van bijzondere doorlaatbe-wijzen geschiedt gratis.

FParagraaf A2/6.2.2.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

6.2.2.1 Overeenkomsten, betrokkenlanden en toepassingsgebiedVoor onderdanen van de Benelux-landen, de Schengenstaten, alsmedeonderdanen van de EU, de EER en Zwit-serland (en hun familieleden) gelden opgrond van de ter zake gesloten internati-onale overeenkomsten afwijkende –gunstigere – regels voor wat betreft toe-lating en verblijf. Ditzelfde geldt voortoegang en grenscontrole, waarvan deweigering van de toegang een bijzonderaspect is. Deze afwijkende regels vloei-en voort uit:

de Benelux-overeenkomst;de SGCde SUO;het EG-verdrag en het EU-Verdrag en

de daaruit voortvloeiende verordeningenen Richtlijnen;

de EER-overeenkomst;de Overeenkomst EG-Zwitserland;de GVI

Land EU Schengen EER

België Ja Ja JaBulgarije Ja Nee JaCyprus Ja Nee JaDenemarken Ja Ja JaDuitsland Ja Ja JaEstland Ja Nee JaFinland Ja Ja JaFrankrijk Ja Ja JaGriekenland Ja Ja JaHongarije Ja Nee JaIerland Ja Nee JaItalië Ja Ja JaLetland Ja Nee JaLiechtenstein Nee Nee JaLitouwen Ja Nee JaLuxemburg Ja Ja JaMalta Ja Nee JaNederland Ja Ja JaNoorwegen Nee Ja JaOostenrijk Ja Ja JaPolen Ja Nee JaPortugal Ja Ja JaRoemenië Ja Nee JaSlovenië Ja Nee JaSlowakije Ja Nee JaSpanje Ja Ja JaTsjechië Ja Nee JaVerenigdKoninkrijk

Ja Nee Ja

IJsland Nee Ja JaZweden Ja Nee JaZwitserland Nee Nee Nee

Het toepassingsgebied van het EU-Verdrag betreft de in Europa gelegengrondgebieden van de lidstaten van EUen de EER landen.

Bijzondere bepalingen met betrekkingtot het toepassingsgebied van het EU-Verdrag:

voor Nederland betekent dit dat detoepassing zich niet uitstrekt tot hetgrondgebied van Aruba en de Neder-landse Antillen;

voor wat Frankrijk betreft betekent ditdat de toepassing zich uitstrekt tot dezogeheten Franse overzeese departemen-ten Martinique, Guadeloupe, Frans-Guyana en Réunion, in zoverre dat Fran-se ingezetenen van die departementenop grond van desbetreffende beschik-king van de Raad van de EU kunnendeelnemen aan het vrij verkeer van per-sonen en diensten;

voor wat Denemarken betreft betekentdit dat de toepassing zich niet uitstrekttot de Faeröer. De Deense onderdanendie daar woonachtig zijn, worden niet

– – – –

– – –

als onderdanen van een lidstaatbeschouwd;

voor wat het Verenigd Koninkrijkbetreft zijn de communautaire bepalin-gen betreffende het vrije verkeer vanpersonen en diensten niet van toepassingop de onderdanen van de Kanaaleilan-den en van het eiland Man. Voor het vrijverkeer van personen en diensten wordtmet een Brits onderdaan (‘British citi-zen’) gelijkgesteld een ‘British subject’met aantekening in het paspoort: ‘holderhas the right of abode in the UnitedKingdom’ of ‘holder is defined as anUnited Kingdom national for communi-ty purposes’.

GParagraaf A2/6.2.2.3 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

6.2.2.3 Onderdanen van België enLuxemburgVoor onderdanen van België en Luxem-burg geldt in beginsel eveneens hetgeenin A2/6.2.2.2 is gesteld. Voorts geldtvoor onderdanen van België en Luxem-burg steeds dat ook sinds de inwerking-treding van de SUO, de bepalingen vande Benelux-overeenkomst van krachtblijven voor zover zij voor de Benelux-onderdanen gunstiger voorwaardenbevatten voor wat betreft grenscontrole,toegang en (lang) verblijf dan het Schen-genakkoord aangeeft.

Onderdanen van België en Luxemburgmogen Nederland voor kortere of lange-re duur binnenkomen, ongeacht het doelvan hun verblijf, indien zij in het bezitzijn van een paspoort of identiteitsbe-wijs (bijlage IV GVI en bijlage 3 VV).

Op onderdanen van België en Luxem-burg die geen gebruik maken van hetrecht op vrij verkeer van personen geldtdat artikel 8.8, eerste en tweede lid, VVniet van toepassing zijn. Op deze vreem-delingen is artikel 8.5 Vb van toepas-sing. Uit dat artikel volgt dat aan dezeonderdanen van België en Luxemburg,indien zij het vereiste document vangrensoverschrijding bezitten, de toegangtot Nederland alleen kan worden gewei-gerd als zij een actuele bedreiging voorde openbare orde of nationale veiligheidvormen. Net als bij andere onderdanenvan de EU/EER, dient voorafgaand aantoegangsweigering de IND te wordengeraadpleegd (zie A2/5.5.1). Indienwordt overgegaan tot toegangsweigeringmoet een schriftelijke gemotiveerdebeschikking worden uitgereikt. Hiervoorkan model M18 worden gebruikt.

HParagraaf A2/7.1.4 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 4

7.1.4 TerugvoerplichtDe vervoerder heeft de verplichting omeen vreemdeling die hij naar Nederlandheeft vervoerd en aan wie de toegang tothet Schengengebied is geweigerd terugte brengen naar een plaats buiten Neder-land (zie artikel 26 SUO en artikel 5juncto artikel 65 Vw).

Blijkens de toelichting bij artikel 5 Vwdient de vervoerder een vreemdeling aanwie de toegang tot het Schengengebiedis geweigerd, terug te brengen naar hetderde land van waaruit hij werd aange-voerd, dan wel te vervoeren naar hetderde land dat het document voor grens-overschrijding waarmee de vreemdelingheeft gereisd heeft afgegeven, of naarieder derde land waar zijn toelating isgewaarborgd.

Ingevolge artikel 65, eerste lid, Vw isdeze terugvoerplicht van toepassing opde vreemdeling die Nederland onmiddel-lijk dient te verlaten dan wel die binnenzes maanden na binnenkomst met hetoog op uitzetting is aangehouden. Voorde vaststelling van de termijn van zesmaanden is beslissend het tijdstip vanstaande houden. De plaatsing van devreemdeling aan boord van een schip ofvliegtuig dat bij dezelfde vervoersonder-neming in gebruik is, kan eventueel ookop een later tijdstip plaatsvinden. Ditkan bijvoorbeeld gebeuren indien devreemdeling kort voor het verstrijkenvan bedoelde termijn wordt aangetroffen.

De terugvoerplicht is niet alleen vantoepassing op vreemdelingen aan wie bijbinnenkomst aanstonds de toegang isgeweigerd, maar ook op vreemdelingen– bijvoorbeeld bemanningsleden vanschepen of transitpassagiers van vlieg-tuigen – aan wie aanvankelijk toegang isverleend maar die op illegale wijze zijnachtergebleven. De terugvoerplichtgeldt niet alleen bij weigeringen vanvreemdelingen die niet beschikken over(de juiste) documenten voor grensover-schrijding, maar ook bij weigeringen opbasis van één van de andere grondenvan artikel 5 SGC, zoals het nietbeschikken over voldoende middelenvan bestaan of het vormen van eengevaar voor de openbare orde en nationa-le veiligheid.

In artikel 65, tweede lid, Vw is opgeno-men dat de vervoersonderneming opaanwijzing van de ambtenaar belast metde grensbewaking de vreemdeling ver-voert naar een plaats buiten Nederlanden daartoe zo nodig een ander middelvoor terugbrenging vindt. Hiervoor wor-den ‘removal orders’ gehanteerd (zieM30 en het voor de luchtvaart soortge-lijke model als bedoeld in Hoofdstuk 5van Annex 9 bij het Verdrag van Chica-go). Om het terugvoeren naar een plaatsbuiten Nederland door de vervoerder tefaciliteren, wordt indien nodig door de

ambtenaar belast met de grensbewakinggebruik gemaakt van de daarvoor ininternationaal verband gehanteerde attes-ten, bedoeld voor de met immigratie/grensbewaking belaste autoriteiten inhet land van bestemming (zie Appendix9, onder 1 en 2, van de Annex 9 bij hetVerdrag van Chicago).

Gedurende de gehele periode, vanaf hetmoment dat aan de vervoerder de aan-wijzing is gegeven de vreemdeling terugte brengen naar een plaats buiten Neder-land tot aan het moment dat de vreemde-ling door de vervoersondernemingdaadwerkelijk naar een plaats buitenNederland, wordt gevoerd, is de ver-voerder verantwoordelijk voor devreemdeling. Dit betekent allereerst datde vervoerder verantwoordelijk is voorde zorg van een vreemdeling wanneerdeze bijvoorbeeld in de internationalelounge van de luchthaven verblijft inafwachting van zijn vertrek. Het bete-kent voorts dat alle kosten die door deoverheid worden gemaakt en voortko-men uit het (feitelijk) verblijf van devreemdeling in Nederland, ook ten lastekunnen komen van de vervoerder (zieA2/7.1.6).Indien nodig, kan door de ambtenaarbelast met de grensbewaking of de amb-tenaar belast met het vreemdelingentoe-zicht aan de vreemdeling die zal wordenteruggevoerd een vrijheidsbeperkendeof vrijheidsontnemende maatregel wor-den opgelegd.

VerstekelingenIn afwachting van het daadwerkelijkevertrek van de verstekeling blijft de ver-antwoordelijkheid voor de verstekelingbij de vervoerder liggen. In overleg metde vervoerder kan de ambtenaar belastmet de grensbewaking evenwel beslui-ten de verstekeling tijdelijk van boord tehalen en de vrijheidsontnemende maat-regel ex artikel 6 Vw op te leggen (ziemodel M19 en model M118). De ver-voerder blijft echter gehouden de verste-keling zo snel als mogelijk te latenvertrekken van het Nederlands grondge-bied. De vervoerder wordt tijdiggeïnformeerd omtrent de plaatsing aanboord van de verstekeling ter uitvoeringvan zijn verplichting.

In plaats van terugplaatsing aan boordkan de verstekeling, eveneens op kostenvan de vervoerder, op een andere wijzeworden terugvervoerd naar het landwaar hij aan boord is gegaan, dan welworden vervoerd naar het derde land dathet document voor grensoverschrijdingwaarmee de vreemdeling heeft gereisd,heeft afgegeven, of een ander land waarzijn toelating is gewaarborgd. Een derge-lijke wijze van terugvervoeren is alleenmogelijk als deze praktisch uitvoerbaaris. Hiertoe dient de verstekeling inbeginsel voldoende gedocumenteerd tezijn. Indien dit niet het geval is, dient de

identiteit en/ of nationaliteit vastgesteldte worden en aan de verstekeling eenvervangend reisdocument te wordenverstrekt door de diplomatieke/ consulai-re vertegenwoordiging van het land vanbestemming. De vaststelling van de nati-onaliteit en identiteit en de afgifte vande vervangende reisdocumenten dient tegeschieden alvorens het schip waarmeede verstekeling is aangevoerd de havenheeft verlaten. De uitvoering van deterugvoerverplichting op deze wijzemag evenwel niet ten koste gaan vaneen unieke verwijdermogelijkheid.

Gezagvoerders van zeeschepen kunnenzich niet onttrekken aan hun verplichtin-gen als bedoeld in artikel 65, derde lid,Vw, door een beroep te doen op artikel371a Wetboek van Koophandel. In datartikel is onder meer sprake van eenbevoegdheid van de kapitein om eenverstekeling bij de eerste gelegenheiddie zich voordoet van boord te verwijde-ren. Onder ‘gelegenheid’ dient hiernamelijk te worden verstaan een wette-lijk geoorloofde gelegenheid, dat wilzeggen het van boord zetten van eenvreemdeling mag slechts plaatsvindenna verkregen toestemming van debevoegde autoriteiten.

Evenmin kan de kapitein zich zondermeer onttrekken aan terugplaatsing vande verstekeling aan boord, door eenberoep te doen op voorschrift 8 Interna-tionaal Verdrag voor de beveiliging vanmensenlevens op zee. In geval de kapi-tein zich op dit voorschrift beroept,dienen de omstandigheden waarop hijzich beroept door de ambtenaar belastmet de grensbewaking te worden beoor-deeld en te worden afgewogen tegen hetbelang van terugplaatsing van de verste-keling aan boord.

Vreemdelingen met een vluchtrelaasIndien de vervoerder bij een controleconstateert dat hij te maken heeft meteen vreemdeling die niet of niet juist isgedocumenteerd, dient hij deze in prin-cipe niet te vervoeren. Indien de vreem-deling stelt dat zijn leven in het land vanwaar hij op dat moment wil vertrekkenin direct gevaar is, kan de vervoerder devreemdeling niet naar de Nederlandsevertegenwoordiging zenden om aldaareen aanvraag voor een mvv met als doel‘asiel’ in te dienen. Indien de vervoerderin deze situatie overweegt de vreemde-ling te vervoeren, dient de vervoerdercontact op te nemen met de IND. HetHoofd van de IND bepaalt dan of debetrokken vreemdeling, ook al is hij nietin het bezit van de juiste reisdocumen-ten, naar Nederland mag wordengebracht. Als een vervoerder een niet ofniet juist gedocumenteerde vreemdelingnaar Nederlands grondgebied heeft ver-voerd, maar dit heeft gedaan metinstemming van de betreffende ambte-naar, geldt geen terugvoerplicht en

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 5

wordt geen proces-verbaal opgemaaktter zake van vermoedelijke overtredingvan artikel 4 Vw. Wel dient de vervoer-der de feiten en omstandigheden zoalshij die daarbij heeft voorgelegd, deugde-lijk schriftelijk vast te leggen.

IParagraaf A3/2.4 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.4 Operationeel toezicht ter bestrij-ding van illegale immigratieHet toezicht ter bestrijding van illegaleimmigratie is erop gericht illegaal ver-blijf, al dan niet in georganiseerd ver-band, in een zo vroeg mogelijk stadiumtegen te gaan. Dit toezicht is tevensgericht op preventie en ontmoedigingvan toekomstige illegale immigratie.

Om illegaal verblijf in een zo vroegmogelijk stadium tegen te gaan, kunneningereisde personen na grensoverschrij-ding aan vreemdelingentoezicht wordenonderworpen. Dit is onder meer hetgeval in internationale treinen en bijauto’s die de Nederlandse grens zijngepasseerd, maar ook in het geval vaninternationaal vliegverkeer waarbij spra-ke is van een intra-Schengenvlucht naarhet grondgebied van Nederland. Dezevorm van toezicht is uitsluitend toege-staan ten aanzien van personen van wiemag worden aangenomen dat zij grens-gangers zijn. Deze controles vindenplaats zodra dit redelijkerwijs mogelijkis na grensoverschrijding en nog geen ofslechts een geringe vermenging met hetbinnenlands reizigersverkeer heeftplaatsgevonden.

Deze controles vinden plaats in hetkader van het zogenaamde MTV. MTV-controles kunnen worden uitgevoerd aande grensovergangen en in een grens-strook tot drie kilometer achter de grens.De controle op doorgaande wegen ensnelwegen wordt uitgevoerd binnen dedriekilometerzone. Bij snelwegen kande driekilometerzone worden overschre-den tot aan de tweede afslag na grens-overschrijding. Het MTV op vaarwegenwordt eveneens uitgevoerd binnen dedriekilometerzone. Deze zone kan wor-den overschreden tot de eerste afmeer-mogelijkheid. MTV-controles op detreinen worden uitgevoerd tot het puntwaarop de ambtenaar belast met het toe-zicht op vreemdelingen van oordeel isdat niet langer aan het criterium – dat ergeen of nagenoeg geen vermenging metbinnenlands reisverkeer mag plaatsvin-den – wordt voldaan.

Controles op inreizende personen leve-ren aanwijzingen op over de mate waar-in op een bepaalde route sprake is vanillegale immigratie. Het controlebeleidwordt op deze aanwijzingen afgestemd,

zodat het toezicht zoveel mogelijk daarplaatsvindt waar de kans op confrontatiemet illegale immigratie reëel is.

Alle personen, Nederlanders en niet-Nederlanders, waarvan mag wordenaangenomen dat zij grensganger zijn,kunnen aan deze vorm van vreemdelin-gentoezicht worden onderworpen. Eenredelijk vermoeden over illegaal verblijfspeelt bij deze vorm van toezicht geenrol.

Een goed inzicht in de verkeersstromen,zowel op de snelwegen, de secundairewegen als die van het internationale trei-nen en vliegverkeer, is een essentiëlevoorwaarde voor een doelmatig contro-lebeleid. Dit inzicht kan worden verkre-gen door observatie van de verkeers-stromen en analyse van de observatiege-gevens. Rapportage omtrent deuitoefening van het MTV geeft uiteinde-lijk inzicht in de doelmatigheid van dittoezicht. Deze rapportage dient te ver-melden: het totaal aantal geobserveerdevoertuigen, het aantal gecontroleerdevoertuigen/personen en het aantal tref-fers.

Op grond van aanwijzingen over illegaleimmigratie, verkregen van buitenlandseoverheidsinstanties, kan te allen tijdeworden overgegaan tot deze vorm vanvreemdelingentoezicht. Ook eigen erva-ringsgegevens van de KMar, gebaseerdop de hierboven genoemde werkmetho-de, zijn voldoende aanknopingspunt omover te gaan tot controles.

De controle op auto’s die de Nederland-se grens zijn gepasseerd, richt zich metname op de kleinere personenbussen enop personenauto’s met overmatige bela-ding van personen of bagage. Auto’smet buitenlandse kentekens, kunnen teallen tijde steekproefsgewijs wordengecontroleerd. De staat van onderhoudvan een voertuig, het type voertuig,geblindeerde ruiten, de rijstijl van dechauffeur, de snelheid van het voertuigen het (kennelijk) bij elkaar horen vanmeerdere voertuigen, kunnen een rolspelen bij de steekproefsgewijze keuzevan te controleren voertuigen.

Bij een controle in internationale treinenworden in beginsel alle grensgangersgecontroleerd. Indien daarvoor de tijdontbreekt, kan ook hier een steekproefs-gewijze controle plaatsvinden. Daarbijkan de hoeveelheid meegenomen baga-ge een rol spelen. Ook grotere groepenof gezinnen die (kennelijk) gezamenlijkreizen kunnen voorwerp van controlevormen.

Bij een controle op internationaal (intra-Schengen) vliegverkeer worden inbeginsel alle grensgangers gecontro-leerd. Indien daarvoor de tijd ontbreekt,kan ook hier een steekproefsgewijze

controle plaatsvinden. Indien ervarings-gegevens of andere informatie aanlei-ding vormt tot controles van vliegver-keer vanuit een specifiek herkomstland,dient zoveel mogelijk sprake te zijn vanevenredigheid waar het gaat om contro-les van verschillende luchtvaartmaat-schappijen.

JParagraaf A3/3.4 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

3.4 IdentiteitsdocumentenPersonen van 14 jaar en ouder, zijn opgrond van de Wet op de identificatie-plicht verplicht een identiteitsbewijs opeerste vordering ter inzage af te geven(toonplicht).

In artikel 4.21 Vb worden de documen-ten genoemd waarmee personen zich inNederland op grond van artikel 50, eer-ste lid, Vw kunnen identificeren. Hetgaat om de volgende categorieën:

vreemdelingen die rechtmatig verblij-ven op grond van een verblijfsvergun-ning voor bepaalde of onbepaalde tijd(artikel 8, onder a tot en met d, Vw) ver-krijgen als identiteitsbewijs een afzon-derlijk verblijfsdocument conform bijla-ge 7a tot en met 7d VV;

voor onderdanen van de EU/EER enZwitserland die rechtmatig verblijvenals bedoeld in artikel 8 onder e, Vw: eengeldig nationaal paspoort of geldigeidentiteitskaart. Voor vreemdelingen dierechtmatig verblijven als bedoeld in arti-kel 8 onder e, Vw maar een anderenationaliteit hebben:

een geldig nationaal paspoort met eenvoor inreis benodigd visum, indien nainreis nog geen drie maanden zijn ver-streken;

een geldig nationaal paspoort met eenstempel van de inreis, indien voor inreisgeen visum benodigd is en na inreis noggeen drie maanden zijn verstreken;

een geldig nationaal paspoort met eenverklaring dat een verblijfsdocument isaangevraagd, indien na afgifte van deverklaring nog geen zes maanden zijnverstreken; of

een verblijfsdocument conform bijlage7e VV;

vreemdelingen die een aanvraag tothet verlenen van de verblijfsvergunningasiel voor bepaalde tijd hebben inge-diend worden in de opvangvoorzieningin het bezit gesteld van een identiteitsdo-cument conform bijlage 7f VV;

vreemdelingen die op grond van arti-kel 8, onder j, Vw rechtmatig verblijvenomdat tegen de uitzetting beletselenbestaan als bedoeld in artikel 64 Vw, envreemdelingen die rechtmatig verblijvenvanwege een vertrekmoratorium krijgenals identiteitsbewijs het verblijfsdocu-ment conform bijlage 7f2 VV (W2-document), voor zover zij niet reeds inhet bezit zijn van een geldig documentvoor grensoverschrijding;

a.

b.

c.

d.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 6

(vermoedelijke) slachtoffers mensen-handel die rechtmatig verblijf in de zinvan artikel 8, onder k, Vw hebben, wor-den in het bezit gesteld van het verblijfs-document conform bijlage 7f2 VV (W2-document), voor zover zij niet reeds inhet bezit zijn van een geldig documentvoor grensoverschrijding;

amv’s die in afwachting zijn van eenbeslissing op de aanvraag tot verlengingvan de geldigheidsduur of wijziging vande eerder onder die beperking verleendeverblijfsvergunning worden in het bezitgesteld van het verblijfsdocument con-form bijlage 7f2 VV (W2-document),voor zover zij niet reeds in het bezit zijnvan een geldig document voor grens-overschrijding.

Andere vreemdelingenVoor andere vreemdelingen is als identi-teitsdocument aangewezen een ingevol-ge de Vw voor het hebben van toegangtot Nederland vereist geldig documentvoor grensoverschrijding, dan wel eengeldig document voor grensoverschrij-ding waarin een geldig visum is aangete-kend. De voor het hebben van toegangtot Nederland vereiste documenten voorgrensoverschrijding zijn aangewezen bijartikel 2.3 Vb. Deze bepaling is nietalleen van toepassing op vreemdelingenaan wie gedurende de vrije termijn ver-blijf is toegestaan, maar ook op vreemde-lingen die illegaal in ons land verblij-ven. Enkel in zeer bijzondereomstandigheden, waarbij met namegedacht moet worden aan het feit datbetrokkene al is vrijgesteld van het pas-poortvereiste, kan aanleiding bestaanalsnog een W2-document te verstrekken.

Voor transitpassagiers geldt de specialeregeling van artikel 2.4 Vb. Voor vreem-delingen die in het bezit zijn van eenverblijfsdocument van een andereSchengenstaat geldt dat zij zich voor tenhoogste drie maanden visumvrij in hetSchengengebied mogen verplaatsen. Zijdienen hierbij in het bezit te zijn van eengeldig reisdocument (zie A2/4.2)

KParagraaf A3/3.6.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

3.6.1 Onderzoek aan kleding oflichaam en het doorzoeken van zakenAmbtenaren belast met grensbewakingof met toezicht op vreemdelingen zijn,voorzover dat voor de vaststelling vande identiteit noodzakelijk is, bevoegd deopgehouden persoon aan kleding oflichaam te onderzoeken. Deze bijzonde-re op grond van de Vw toegekendebevoegdheid dient niet verward te wor-den met een veiligheidsfouillering ofarrestantenfouillering op grond van dePolitiewet of een identiteitsfouilleringop grond van het WvSv.

e.

f.

Voorts zijn deze ambtenaren bevoegdzaken zoals bagage te doorzoeken. Eenonderzoek aan de kleding of aan hetlichaam of het doorzoeken van bagagekomt slechts in aanmerking, nadat alleandere middelen tot het vaststellen vande identiteit van de opgehouden persoonzonder resultaat zijn gebleven.

Een onderzoek aan lichaam of kledingdient te geschieden door een ambtenaarvan hetzelfde geslacht als degene dieonderzocht wordt.

Ook degene die stelt dat hij Nederlanderis, maar dat niet kan aantonen, kan aande hiervoor genoemde maatregelenonderworpen worden.

LParagraaf A3/7.4.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

7.4.2 Foto’s en vingerafdrukkenZie artikel 4.45 Vb. De verplichtingengelden tegenover de met de grensbewa-king belaste ambtenaren en tegenoverambtenaren belast met het vreemdelin-gentoezicht.

De verplichting tot het beschikbaar stel-len van een pasfoto dient te wordenopgelegd met het oog op de registratievan de vreemdeling en in verband metde uitreiking van de voorgeschrevendocumenten.

De in artikel 4.45, onder b, Vb genoem-de verplichting mag slechts wordenopgelegd indien daartoe, naar het oor-deel van de desbetreffende ambtenaar,in het belang van het toezicht op vreem-delingen gegronde reden bestaat, derhal-ve alleen in speciale daarvoor inaanmerking komende gevallen. De ver-plichting zich te laten fotograferen envingerafdrukken van zich te laten nemenbehoort in ieder geval te worden opge-legd aan vreemdelingen:

die op onregelmatige wijze Nederlandzijn binnengekomen en naar de identiteitvan wie een onderzoek moet wordeningesteld;

tegen wie – met het oog op de toepas-sing van de Vw – een onderzoek naarhun criminele of ongunstige politiekeantecedenten moet worden ingesteld;

aan wier verblijfsvergunning in hetbelang van de openbare rust of de natio-nale veiligheid een voorschrift wordtverbonden;

aan wie een individuele verplichtingtot periodieke aanmelding wordt opge-legd (zie artikel 54, tweede lid, Vw);

van wie de vrijheid van bewegingwordt beperkt (zie artikel 56 Vw);

die ongewenst worden verklaard (zieartikel 67 Vw);

die in bewaring worden gesteld (zieartikel 59 Vw);

die een aanvraag tot het verlenen vaneen verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd hebben ingediend;

en voorts in alle gevallen waarin deMinister een bijzondere aanwijzingheeft gegeven.

Het tien-vingerafdrukkenformulier moetonmiddellijk worden gezonden naar deDNRI, ter attentie van de afdeling Dacty-loscopie. Achter op het formulier dientte worden vermeld aan de hand van wel-ke gegevens de identiteit van de vreem-deling, zoals deze op het formulierwordt vermeld, is onderzocht. Voortsmoet worden aangegeven waarom devingerafdrukken werden genomen. Hetformulier dient te worden voorzien vanhet dossier- en vreemdelingennummervan de IND. Het vakje ‘Asiel’ dient teworden aangekruist, indien de vreemde-ling een asielaanvraag heeft ingediend.Op de buitenzijde van de enveloppedient in dat geval in de linker boven-hoek ‘Asiel’ te worden vermeld.

Nota bene, in het geval van het gebruikvan vingerafdrukkenformulieren bij devoorbereiding van de uitzetting vanvreemdelingen, meer specifiek bij hetverkrijgen van vervangende reisdocu-menten, dient een speciaal en neutraalvingerafdrukkenformulier te wordengebruikt, waarop verwijzingen naar deeventuele verblijfshistorie van de vreem-delingen nadrukkelijk ontbreken (dacty-loscopisch formulier Identiteitsonder-zoek).

MParagraaf A3/8 Vreemdelingencirculaire2000 komt te luiden:

8 Beschikbaar houden en fouilleringOp grond van artikel 55, eerste lid, Vwdient de vreemdeling die een verblijfs-vergunning asiel of regulier voor bepaal-de tijd heeft ingediend zich beschikbaarte houden conform de aanwijzingendoor de bevoegde autoriteit. Zie A6/3.1.

In artikel 55, tweede lid, Vw is de moge-lijkheid tot documentzoeking opgeno-men met betrekking tot asielzoekers.Deze bevoegdheid is ook van toepassingop hen die een afspraak willen makenvoor het indienen van een asielaanvraag(zie C10/2.1).

In artikel 55, derde lid, Vw is debevoegdheid opgenomen tot een veilig-heidsfouillering. Deze bevoegdheid kanworden uitgeoefend door de ambtenarenbelast met grensbewaking of met toe-zicht op vreemdelingen ten aanzien vanasielzoekers aan wie de maatregel vanartikel 55, eerste lid, Vw opgelegd is, often aanzien van de vreemdeling die zichin een vertrekcentrum bevindt. Debevoegdheid heeft tot doel de veiligheidvan de vreemdeling zelf, de in een cen-trum verblijvende asielzoekers en het

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 7

daar aanwezige personeel te waarbor-gen. Bij de beoordeling in welke geval-len zal worden gefouilleerd, bijvoor-beeld bij het van buiten naar binnenkomen van een asielzoeker, dient teworden nagegaan of deze fouillering inverhouding staat tot het doel. Dit bete-kent dat een asielzoeker die in eencentrum verblijft niet op ieder momentkan worden onderworpen aan een veilig-heidsfouillering, met andere woorden, ermoet een reden of aanleiding voor zijn.

De bevoegdheden van documentzoekingen veiligheidsfouillering mogen slechtsuitgeoefend worden met inachtnemingvan de volgende algemene uitgangspun-ten:

fouillering blijft achterwege indien opeen minder ingrijpende manier hetzelfdedoel bereikt kan worden;

fouillering geschiedt door een daartoebevoegde ambtenaar (belast met toe-zicht/grensbewaking);

fouillering vindt plaats door ambtena-ren van het hetzelfde geslacht als degefouilleerde;

fouillering is toegestaan aan kledingen de oppervlakte van het lichaam; ookbagage mag doorzocht worden;

fouillering in het lichaam is niet toege-staan;

veiligheidsfouillering vindt niet plaatsbij vreemdelingen jonger dan twaalf jaar.

NParagraaf A3/9.6.3.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

9.6.3.1 Opheffing van signaleringen inhet (N)SISIngevolge artikel 111 SUO heeft eenieder het recht op het grondgebied vanelk der overeenkomstsluitende partijenbij de naar nationaal recht bevoegderechter of instantie een beroep in te stel-len wegens een hem betreffende signale-ring. In het bijzonder kan dit beroep zijngericht op verbetering, verwijdering ofkennisneming van de signalering of opschadevergoeding. Om opheffing vaneen signalering kan door de vreemdelingworden verzocht bij de staat die verant-woordelijk is voor de signalering. InNederland dient de vreemdeling zichmet een dergelijk gemotiveerd verzoekte richten tot de DNRI. Verwezen wordtnaar artikel 35 en artikel 36 Wbp. Ver-zoeken tot opheffing van door Neder-land opgenomen signaleringen eningediende bezwaarschriften kunnenrechtstreeks worden gestuurd aan deIND. Binnen vier weken nadat het ver-zoek ontvangen is, wordt door de INDschriftelijk op het verzoek beslist.

Een signalering wordt in ieder geval uithet (N)SIS verwijderd als de signale-ringstermijn is verstreken. Verzoekentot opheffing richten zich dus op ophef-fing voordat de signaleringstermijn isverlopen. Een signalering kan worden

opgeheven als er sprake is van gewijzig-de omstandigheden, die nopen totopheffing. Daarvan is in ieder gevalsprake in de volgende gevallen:

de grondslag voor de signalering iskomen te vervallen (bijvoorbeeld omdatde ongewenstverklaring is opgeheven);

de vreemdeling toont aan dat de signa-lering berust op onterechte gronden;

aan de vreemdeling wordt verblijf inNederland toegestaan;

aan de vreemdeling wordt verblijf ineen andere lidstaat toegestaan.

Ad aIndien een vreemdeling niet beschiktover een inreisstempel en hij de plaatsen het moment van inreis in het Schen-gengebied niet aannemelijk kan makenof hij blijkens de inreisstempel in zijnreisdocument de vrije termijn heeft over-schreden met meer dan drie dagen,wordt hij gesignaleerd omdat hij zichaan het toezicht heeft onttrokken (zieA3/9.2.2). Het betreft hier zogenaamde“overstayers” die geen melding hebbengemaakt van hun illegaal verblijf inNederland. De termijn van signaleringin geval een vreemdeling zich aan hettoezicht heeft onttrokken bedraagt driejaar, ongeacht de feiten op basis waar-van de conclusie is getrokken dat sprakeis van onttrekken aan het toezicht. Opbasis van een individuele beoordelingkan ten aanzien van “overstayers” wor-den overgegaan tot opheffing van signa-lering na zes maanden als geconclu-deerd kan worden dat de grondslag voorde signalering is komen te vervallenvanwege gewijzigde omstandigheden.Om te onderzoeken of sprake is vangewijzigde omstandigheden die nopentot opheffing van de signalering moetworden onderzocht of de vreemdelingniet langer een gevaar vormt voor deopenbare orde. Daartoe wordt bezien ofaan de volgende voorwaarden wordtvoldaan:

het is de eerste keer dat de vreemde-ling werd gesignaleerd omdat hij over-stayer was; en

er zijn verder geen criminele antece-denten bekend.

Indien hiervan sprake is, kan de signale-ring worden opgeheven.

ad cVerwezen wordt naar A3/9.4. Indien devreemdeling verblijf wordt toegestaan inNederland, wordt de signalerende staatverzocht om opheffing van de signale-ring of verwijdert Nederland de eigensignalering.

ad dHet kan voorkomen dat een andereSchengenstaat voornemens is een doorNederland gesignaleerde vreemdelingeen verblijfsvergunning te verlenen. Indie gevallen zal het Nederlandse bureauSIRENE door die staat worden verzocht

a.

b.

c.

d.

de signalering op te heffen. Ook in dezegevallen stuurt het bureau SIRENE hetverzoek om opheffing van de signale-ring door naar de IND. De signaleringdient dan uit het (N)SIS te worden ver-wijderd. In ieder individueel geval moetworden bezien of de signalering vervol-gens in het OPS wordt opgenomen.Daarbij dient rekening te worden gehou-den met het verblijfsdoel van de vreem-deling in de staat waar hem verblijfwordt toegestaan. Immers, in sommigegevallen kan de vreemdeling onder dewerking van het Gemeenschapsrechtkomen te vallen. Dit is bijvoorbeeld hetgeval bij vreemdelingen die verblijfwordt toegestaan bij een familielid datEU-/EER of Zwitsers onderdaan is.

Humanitaire omstandigheden zijn opzichzelf geen reden om te besluiten totopheffing van de signalering. Als sprakeis van kortdurende humanitaire omstan-digheden kan een gesignaleerde vreem-deling op grond van artikel 5, vierde lid,onder c, SGC verzoeken toegang te ver-krijgen tot Nederland voor de duur vanmaximaal drie maanden zoals ook isuitgewerkt in artikel 2.9 Vb (zieA3/9.6.4). Als de vreemdeling zichberoept op langduriger omstandighedenals gezinsleven of vrees voor vervolgingin het land van herkomst, dan dient hijeen verblijfsvergunning voor het betref-fende doel aan te vragen. Als de ver-blijfsvergunning wordt verleend, dientde signalering te worden opgeheven.

OParagraaf A4/2.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.1 De rechtsplicht om Nederland uiteigen beweging te verlatenUitgangspunt in de Vw is dat de vreem-deling die geen rechtmatig verblijf inNederland (meer) heeft, Nederland uiteigen beweging moet verlaten. Devreemdeling is daarbij zelf verantwoor-delijk voor zijn vertrek uit Nederland.Deze eigen verantwoordelijkheid isneergelegd in artikel 61, eerste lid, Vw.De verplichting om Nederland te verla-ten is ingevolge dat artikel afhankelijkvan de rechtmatigheid van het verblijf.Welke vreemdeling rechtmatig in Neder-land verblijft, is opgenomen in artikel 8Vw.

De rechtsplicht om Nederland te verla-ten ontstaat op het moment waarop hetrechtmatig verblijf eindigt. Voor vreem-delingen die nooit rechtmatig verblijf inNederland hebben gehad en zich dusillegaal toegang tot Nederland hebbenverschaft, ontstaat deze rechtsplicht ophet moment waarop zij zich illegaal toe-gang tot Nederland hebben verschaft.De termijn waarbinnen de vreemdelingNederland moet verlaten kan variëren enis geregeld in artikel 62 Vw.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 8

Voor vreemdelingen die een aanvraaghebben ingediend, maar waarvan de aan-vraag is afgewezen en het bezwaar ofberoep de werking van de bestredenbeschikking niet opschort, ontstaat derechtsplicht na afwijzing van de aan-vraag. Als bezwaar of beroep de wer-king van de bestreden beschikkingopschort, dan ontstaat de rechtsplichtnadat de opschorting is geëindigd.

Zie B14 in geval de vreemdeling buitenzijn schuld niet uit Nederland kan ver-trekken.

PParagraaf A4/2.5 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te vervallen.2.5 Verwijdering van gezinsleden

QParagraaf A4/4.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.1 Aanvragen reisdocumenten

UitgangspuntUitgangspunt in de Vw is dat de vreem-deling aan wie geen (verder) verblijf inNederland is toegestaan een eigen ver-antwoordelijkheid heeft om Nederlandbinnen de daarvoor gestelde termijn teverlaten. Wanneer een vreemdeling nietbeschikt over geldige reisdocumenten,dient hij hiervoor tijdig zelf te zorgen.Hiertoe kan de vreemdeling zich wen-den tot zijn eigen diplomatieke verte-genwoordiging of tot familieleden ofbekenden in het land van herkomst.

Wanneer een vreemdeling niet zelfstan-dig Nederland verlaat, kan uitzetting aande orde komen (zie A4/6).

In het kader van een uitzetting van eenvreemdeling die niet beschikt over een(geldig) reisdocument, wordt pas een(vervangend) reisdocument aangevraagdwanneer de uitzetting niet geëffectueerdkan worden op basis van een terug- ofovernameovereenkomst of werkafspra-ken dan wel een claim op een vervoer-der (artikel 65 Vw).

Wijze van aanvragenIn een aantal gevallen is uitzetting vaneen vreemdeling aan wie geen (verder)verblijf in Nederland is toegestaan nietonmiddellijk uitvoerbaar, omdat dezeniet over een (geldig) reisdocumentbeschikt op grond waarvan zijn toegangtot zijn land van herkomst of een anderland is gewaarborgd. Om na te gaan ofde vreemdeling bij een andere ketenpart-ner bekend is, dient in die gevallen devreemdelingenadministratie te wordengeraadpleegd. Ter vaststelling van denationaliteit en identiteit kan hier onderandere worden gedacht aan het vergelij-ken van foto’s en vingerafdrukken. Tervaststelling van de nationaliteit van eenvreemdeling kan in bijzondere gevallen

gebruik worden gemaakt van de bij deIND aanwezige expertise op het gebiedvan taalanalyse.

Indien de uit te zetten vreemdeling nietin het bezit is van een (geldig) reisdocu-ment of re-entry permit op grond waar-van de toegang tot het land van bestem-ming en zijn eventuele doorreis dooreen derde land is gewaarborgd, kan deDT&V zo spoedig mogelijk een (ver-vangend) reisdocument en de eventueelbenodigde (transit)visa en re-entry per-mit aanvragen bij de betreffende buiten-landse diplomatieke vertegenwoordiging.

Een uitzondering hierop vormen degevallen, waarin onmiddellijke uitzet-ting door middel van overgave aan debuitenlandse grensautoriteiten of doorplaatsing aan boord van een schip of eenvliegtuig mogelijk is (zie A4/8). Indiende uitzetting van een vreemdeling alshier bedoeld niet op de voorgeschrevenwijze kan worden geëffectueerd, dientcontact te worden opgenomen met deDT&V.

Moment van aanvraagBij contacten met de diplomatieke verte-genwoordiging ter verkrijgen van devoor het vertrek benodigde (vervangen-de) reisdocumenten dient voorzichtig-heid te worden betracht in verband methet verbod op refoulement.

Dit betekent in beginsel dat het aanvra-gen van een (vervangend) reisdocument,re-entry permit, of identiteitsonderzoekalsook de presentatie (in persoon) vande vreemdeling bij de autoriteiten vanhet (vermoedelijke) land van herkomst,indien het om een asielzoeker gaat, pasdient te geschieden na een uitspraak vande rechter in beroep, of, wanneer hetindienen van een rechtsmiddel geenopschortende werking heeft (hogerberoep), tot het moment waarop de rech-ter heeft geoordeeld over het eventueleverzoek om een voorlopige voorziening.

Het indienen van hoger beroep heeftgeen opschortende werking. Een asiel-zoeker mag de uitspraak in hoger beroepdus niet afwachten en dient Nederlandte verlaten. Hij kan derhalve wordenuitgezet, behoudens in geval van eentoegewezen voorlopige voorziening.Omdat het indienen van hoger beroepgeen opschortende werking heeft, is hetmogelijk de vreemdeling te presenterenbij de diplomatieke vertegenwoordigingvan het (vermoedelijke) land van her-komst. Als een afgewezen asielzoekerechter in hoger beroep gaat én tegelijker-tijd een verzoek om een voorlopigevoorziening aanvraagt, dient gewacht teworden met de presentatie bij de autori-teiten van het (vermoedelijke) land vanherkomst totdat de ABRvS zich heeftuitgesproken over de voorlopige voor-ziening. In het geval de voorlopige

voorziening wordt afgewezen kan gepre-senteerd worden. In het geval de voorlo-pige voorziening wordt toegekend, dientpresentatie achterwege te blijven totdatde rechter heeft beslist in de bodempro-cedure (hoger beroep).

Een uitzondering hierop vormt de situa-tie waarin er sprake is van een vrijheids-ontnemende maatregel en het verkrijgenvan een vervangend reisdocument veeltijd in beslag neemt. In dat geval kan deDT&V, ook indien de rechter nog nietheeft beslist op een door een asielzoekeringediend verzoek om een voorlopigevoorziening en/of ingesteld beroep, zichvoor het aanvragen van een (vervan-gend) reisdocument, re-entry permit ofidentiteitsonderzoek wenden tot de auto-riteiten van het (vermoedelijke) land vanherkomst.

Eventueel kan ook in andere (bijzonde-re) gevallen worden overgegaan totvroegtijdige presentatie van de vreemde-ling bij de autoriteiten van het (vermoe-delijke) land van herkomst. Het kan danbijvoorbeeld gaan om afgewezen asiel-zoekers afkomstig uit een land waarvanbekend is dat het verkrijgen van (ver-vangende) reisdocumenten lange tijd inbeslag neemt en er sprake is van openba-re-ordeaspecten (bijvoorbeeld iemanddie op grond van het strafrecht van zijnvrijheid is beroofd).

Is de vreemdeling in een huis van bewa-ring, een gevangenis, een TBS-inrichting of een soortgelijke inrichtingopgenomen, dan dient het (vervangend)reisdocument zo mogelijk reeds tijdenszijn verblijf in die inrichting te wordenaangevraagd, opdat de uitzetting zospoedig mogelijk, bij voorkeur onver-wijld, na het ontslag kan plaatsvinden(zie A4/10.1).

Contact met de diplomatieke vertegen-woordigingDe diplomatieke vertegenwoordigingwordt, evenals andere autoriteiten vanhet (vermoedelijke land van herkomst),nimmer op de hoogte gesteld van hetfeit dat de vreemdeling eerder een asiel-aanvraag heeft ingediend in Nederlandof in enig ander land. Er kan slechtsworden aangegeven dat de vreemdelinggeen rechtmatig verblijf in Nederlandheeft en om die reden Nederland dient teverlaten.

Geen aantekeningen in documenten vanasielzoekersDe ambtenaar belast met de grensbewa-king of met het toezicht op vreemdelin-gen en de betrokken ambtenaren van deIND zien erop toe dat nimmer aanteke-ningen in reis- of identiteitsdocumentenvan asielzoekers worden geplaatst.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 9

RParagraaf A4/4.2.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.2.2 Afgifte van een EU-staatIn voorkomende gevallen kan het ver-trek uit Nederland plaatsvinden metbehulp van een EU-staat als bedoeld inde Aanbeveling van de Raad van 30november 1994 betreffende de aanne-ming van een standaard-reisdocumentvoor de verwijdering van onderdanenvan derde landen (Publicatieblad Nr. C274 van 19/09/1996 blz. 18-19, ziemodel M80). Dit document wordt afge-geven door de Nederlandse overheidindien de nationaliteit van de vreemde-ling voldoende aannemelijk is. De EU-staat kan worden gebruikt bij terugkeernaar het land van herkomst, maar invoorkomende gevallen ook bij de terug-keer naar een ander land. Tevens kanhet document worden gebruikt als onder-steunend reisdocument bij overdrachtnaar andere Europese landen.

Bij gebruikmaking van een EU-staat inhet kader van het vertrek uit Nederlanddient aan de volgende – cumulatieve –voorwaarden voldaan te zijn:

het is niet mogelijk gebleken tijdig een(vervangend) reisdocument te verkrijgenvan de betreffende (feitelijke) autoritei-ten in het land van herkomst of een der-de land, of er zijn met de autoriteitenvan het desbetreffende land afsprakengemaakt over het gebruik van de EU-staat;

er bestaan één of meerdere aanwijzin-gen op grond waarvan de nationaliteiten, in voorkomende gevallen, de identi-teit van de betrokken vreemdelingaangenomen kan worden;

er bestaat een redelijke kans dat debetrokken vreemdeling wordt toegelatenin het land waar hij naar terug dient tekeren.

In alle gevallen vindt afgifte van eenEU-staat plaats door de DT&V. Het ver-dient aanbeveling om, indien aanwezig,bij de EU-staat, (kopieën van) identiteits(ondersteunende) documenten te voe-gen, zoals een rijbewijs of geboorteakte.De (kopieën van deze) documentenmogen geen asielgerelateerde informatiebevatten.

SParagraaf A4/4.5 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.5 Toezending van reisdocumentenaan de grensdoorlaatpost van uitreisIn gevallen waarin het vertrek van devreemdeling onder toezicht geschiedt,wordt zijn reisdocument met toepassingvan het bepaalde in artikel 4.23 Vb tijde-lijk in bewaring genomen en toegezon-den aan het hoofd van de grensdoorlaat-post of het overgave-overnamepuntwaarlangs de betrokkene Nederland zal

verlaten. Zie in dit verband ook A3/5.De ambtenaar belast met de grensbewa-king of met het toezicht op vreemdelin-gen stelt de vreemdeling in het bezit vaneen ontvangstbewijs (zie model M101).

De ambtenaar belast met de grensbewa-king of met het toezicht op vreemdelin-gen zendt het reisdocument tijdig peraangetekende brief aan het hoofd van debetreffende grensdoorlaatpost of hetovergave-overnamepunt, onder nauw-keurige opgave van het tijdstip waaropde vreemdeling langs deze doorlaatpost/overgave-overnamepunt zal uitreizen.

Het hoofd van de desbetreffende grens-doorlaatpost of het overgaveovername-punt geeft het reisdocument aan devreemdeling terug nadat deze het ont-vangstbewijs voor terugontvangst (ziemodel M101) heeft ondertekend en con-troleert of de vreemdeling inderdaad hetland verlaat. Vervolgens stelt het hoofdvan de grensdoorlaatpost of het overga-ve-overnamepunt op het ingehoudenontvangstbewijs een verklaring waaruitblijkt dat het vertrek van de vreemdelingis gecontroleerd en zendt hij het ont-vangstbewijs terug aan de ambtenaarbelast met de grensbewaking of met hettoezicht op vreemdelingen die het heeftafgegeven.

Indien de vreemdeling zich niet op deafgesproken tijd en plaats bij het hoofdvan de grensdoorlaatpost of het overga-ve-overnamepunt heeft vervoegd, ofindien de uitreis van de vreemdelingvertraging ondervindt, dan wel op moei-lijkheden stuit, geeft het hoofd van degrensdoorlaatpost of het overgave-overnamepunt aanstonds kennis aan debetrokken vreemdelingenpolitie, ZHP ofKMar, teneinde overleg te plegenomtrent de ter zake te volgen gedragslijn.

TParagraaf A4/6.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

6.1 Algemene uitgangspuntenUitzetting is een bevoegdheid en geenverplichting van de Minister. De titel totuitzetting is van rechtswege het gevolgvan het niet verlenen, niet verlengen ofintrekken van de vergunning, het eindi-gen van het rechtmatig verblijf, of hetniet rechtmatige verblijf. In de artikelen27, 45 en 63 Vw is opgenomen dat devreemdeling kan worden uitgezet indienhij Nederland niet uit eigen bewegingverlaat binnen de daartoe gestelde ter-mijn. De rechter kan op het moment vanhet doen van zijn uitspraak beoordelenof er beletselen bestaan tegen uitzetting.Als de rechter de beschikking in standlaat, is met die uitspraak bevestigd datde vreemdeling Nederland dient te verla-ten.

Uitzetting vindt plaats:

door overgave aan de buitenlandsegrensautoriteiten;

door plaatsing aan boord van een vlieg-tuig of schip van de onderneming doorwiens tussenkomst de vreemdeling heeftaangevoerd (zie A4/8); of

indien geen van de bovenstaandeopties mogelijk is: rechtstreeks, dan welindirect door middel van een tussenstop,naar een land waarvan op basis van hetgeheel van feiten en omstandighedenkan worden aangenomen dat de vreem-deling aldaar de toegang wordt verleend.

Van belang is dat in het kader van deuitzetting nimmer aan de autoriteitenvan het land van herkomst van devreemdeling, noch aan autoriteiten vanhet land van doorreis of bestemming,mag worden medegedeeld, of documen-ten mogen worden verstrekt waaruitblijkt dat de vreemdeling eerder eenasielaanvraag heeft ingediend. Om tevoorkomen dat deze informatie degenoemde autoriteiten bereikt, mag ooknimmer aan het personeel van de ver-voersmaatschappij waarmee de vreemde-ling wordt uitgezet, worden medege-deeld dat hij een asielaanvraag heeftingediend. Er kan slechts worden aange-geven dat de vreemdeling geen rechtma-tig verblijf in Nederland (meer) heeft enom die reden Nederland dient te verlaten.

Uitgeprocedeerde Amv’sUitgeprocedeerde Amv’s ten aanzienvan wie geen twijfel bestaat over deopgegeven leeftijd en van wie de ver-blijfsvergunning regulier voor bepaaldetijd op grond van het bijzondere beleidinzake Amv’s is geweigerd, komen inaanmerking voor voorzieningen inNederland totdat het vertrek geëffectu-eerd wordt zolang zij nog minderjarigzijn (zie C23/3.2).

Indien niet aannemelijk is geworden datbetrokkene zich zelfstandig kan handha-ven (zie B14/2.2.3), dient bij de feitelij-ke terugkeer de toegang tot een concreteopvangplaats geregeld te zijn, tenzij inhet landgebonden asielbeleid is vastge-legd dat de autoriteiten van het land vanherkomst of een ander land waar betrok-kene redelijkerwijs heen kan gaan,zorgdragen voor de opvang van alleen-staande minderjarigen. In dat geval rustop de Nederlandse overheid geen taakom te treden in de wijze van opvang vande minderjarigen.

Alvorens tot uitzetting over te gaan vaneen Amv van wie de asielaanvraag isafgewezen, dient contact opgenomen teworden met de DT&V en de IND. Devoogd wordt op de hoogte gesteld vanhet besluit dat de betrokkene wordt uit-gezet en van de wijze waarop de uitzet-ting zal plaatsvinden.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 10

Verwijdering van gezinsledenIndien het hoofd van een gezin uitNederland moet worden verwijderd,geldt als algemene regel dat de tot zijngezin behorende vreemdelingen, aanwie het niet of niet langer krachtens eenvan de bepalingen van artikel 8 Vw istoegestaan in Nederland te verblijven,zoveel mogelijk met het hoofd van hetgezin verwijderd dienen te worden.Indien al dan niet door toedoen van eengezinslid gezamenlijk vertrek van hetgezin niet mogelijk is, kan gescheidenverwijdering pas plaatsvinden nadat dezaak is beoordeeld en getoetst door deDT&V.

UParagraaf A4/6.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

6.2 Geen uitzetting ondanks de ver-trekplichtIn de volgende gevallen vindt voorals-nog geen uitzetting plaats ondanks hetfeit dat de vertrekplicht is ingegaan:

indien uit een signalering of anders-zins blijkt dat door een buitenlandseautoriteit de opsporing (en aanhoudingter fine van uitlevering) van een vreem-deling is of wordt gevraagd (zieA4/10.2);

indien het betreft een vreemdeling dieals verdachte van een strafbaar feit isaangehouden, of tegen wie een strafver-volging wegens een misdrijf is inge-steld, of die tot een onvoorwaardelijkegevangenisstraf is veroordeeld, of tenaanzien van wie een vrijheidsontnemen-de maatregel is opgelegd. Een en anderzolang het onderzoek nog niet isbeëindigd, of omtrent de strafvervolgingnog niet onherroepelijk is beslist, of deopgelegde straf of maatregel nog niet isondergaan. In zodanige gevallen magniet tot uitzetting worden overgegaan,tenzij het OM daartegen geen bezwaarheeft;

Indien de vreemdeling een voorlopigevoorziening heeft gevraagd tegen devoorgenomen uitzetting, zal de beslis-sing van de rechter daarop in de regelhier te lande mogen worden afgewacht,mits het verzoek daartoe tijdig is inge-diend. Indien er sprake is van een twee-de of volgend verzoek om een voorlopi-ge voorziening, mag de uitspraak hieropechter alleen in Nederland worden afge-wacht indien er sprake is van nieuwefeiten en omstandigheden. Een verzoekom een voorlopige voorziening mag niethier te lande worden afgewacht, indienredenen van openbare orde of nationaleveiligheid zich daartegen verzetten ofhet gevaar bestaat dat de mogelijkheidvan terugkeer naar het land van her-komst of van toelating tot een derdeland verloren zou gaan, bijvoorbeelddoordat (vervangende) reisdocumentenof de daarin voorkomende visa nogslechts voor korte tijd geldig zijn. Voorde situatie waarin uitzetting (voorals-

nog) achterwege blijft vanwege gezond-heidsredenen, wordt verwezen naar A4/7.

Onderdanen EU/EER en onderdanenvan ZwitserlandDe uitzetting van een onderdaan van deEU/EER of van Zwitserland, die nabeëindiging van het verblijf om redenenvan openbare orde, openbare veiligheidof gezondheid, tijdig een voorlopigevoorziening heeft ingediend blijft ach-terwege. Hierop zijn de volgende uitzon-deringen mogelijk (zie artikel 8.24, eer-ste lid, Vb):

indien het besluit met toepassing vanartikel 4:6 Awb is genomen;

indien het besluit reeds door de recht-bank of voorzieningenrechter is beoor-deeld;

indien het besluit is gebaseerd opdwingende redenen van openbare veilig-heid

De toegang tot het Nederlands grondge-bied van een onderdaan van de EU/EER of van Zwitserland die voor debehandeling van een bezwaarschrift,beroepschrift, dan wel een verzoek omeen voorlopige voorziening gerichttegen de beëindiging van het rechtmatigverblijf, geen gemachtigde heeft gesteld,wordt hangende de procedure nietgeweigerd, tenzij:

zijn aanwezigheid de openbare ordeof de openbare veiligheid ernstig zalverstoren; of

het bezwaar of beroep is gericht tegende weigering van toegang tot het grond-gebied.

In het algemeen zal bij ongewenstverkla-ring sprake zijn van zowel de onder aals b beschreven situatie (zie artikel8.24, tweede lid, Vb).

VParagraaf A4/6.5 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

6.5 Informatie-uitwisseling ten behoe-ve van de uitzettingMiddels model M118 worden aan deKMar of ZHP vooraf alle omstandighe-den gemeld, waaronder het gedrag vande vreemdeling en medische omstandig-heden, die van belang kunnen zijn voorde veiligheid of de veiligheid van deambtenaren belast met de begeleidingtijdens de vlucht.

Indien het gedrag van de vreemdelingdaartoe aanleiding geeft, kan de DT&Vaan de KMar verzoeken om begeleidingvan de vreemdeling tijdens de vlucht.

Bij de overdracht van de vreemdelingdoor de DT&V aan de KMar ten behoe-ve van de feitelijke uitzetting wordtgebruik gemaakt van zie model M24-A.Na overname van de vreemdeling wordteen exemplaar van dit model door de

a.

b.

KMar ondertekend en direct weer terhand gesteld van de ambtenaar die devreemdeling heeft overgedragen.

Door middel van M24-A maakt deKMar van iedere uitzetting schriftelijkmelding aan de DT&V. Door de vreem-delingenpolitie, de ZHP of de KMarwordt na een uitzetting model M100opgemaakt (zie A4/6.10). Tevens wordtmodel M93 opgemaakt (zie A4/6.9 enA3/9).

WParagraaf A4/7.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

7.1 BeleidArtikel 64 Vw bepaalt dat de uitzettingachterwege dient te blijven zolang het,gelet op de gezondheidstoestand van devreemdeling of van een van zijn gezins-leden, niet verantwoord is om te reizen.

Als gezinsleden worden in dit verbandaangemerkt:

echtgenoten en (geregistreerde) part-ners en hun respectieve minderjarige(voor-)kinderen;

de meerderjarige kinderen die feitelijkbehoren en reeds in het land van her-komst behoorden tot het gezin.

In de situatie dat ten aanzien van eenminderjarig kind sprake is van het ach-terwege laten van de uitzetting, wordenals gezinsleden aangemerkt:

de (stief/pleeg)ouders van het kind;de minderjarige (stief)broers en zussen

van het kind;de meerderjarige broers en zussen die

feitelijk behoren en reeds in het land vanherkomst behoorden tot het gezin vanbedoelde ouders.

Voor de wijze waarop de familierechte-lijke relatie en het feitelijke behoren tothet gezin wordt aangetoond, wordt ver-wezen naar C12/6. In het kader van dezeregeling behoeven officiële documen-ten, waarmee de familierechtelijke rela-tie wordt aangetoond, niet gelegaliseerdte zijn door de Minister van BuZa.

Hoewel een geldig document voorgrensoverschrijding geen voorwaarde isvoor een geslaagd beroep op artikel 64Vw, dient bij voorkeur wel een geldigreis- of identiteitsdocument overgelegdte worden.

De bescherming tegen uitzetting in dezegevallen moet uitdrukkelijk wordenonderscheiden van de situatie waarin devreemdeling medische behandeling inNederland stelt te behoeven en om diereden in aanmerking wenst te komenvoor een verblijfsvergunning (zie B8).

Bij een beroep op artikel 64 Vw is devraag aan de orde of betrokkenemedisch gezien in staat is om te reizen.

– –

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 11

Het betreft dus een tijdelijke maatregel,gericht enkel op de opschorting van deuitzetting en/of de rechtsplicht omNederland te verlaten. In voorkomendegevallen kan tevens sprake zijn van hetachterwege laten van de uitzetting inge-volge artikel 64 Vw, indien de stopzet-ting van de medische behandeling eenmedische noodsituatie zal doen ont-staan. Ten aanzien hiervan wordt verwe-zen naar B8/3.

De vraag of op grond van artikel 64 Vwuitzetting achterwege moet blijven, kanzich niet eerder voordoen dan vanaf hetmoment waarop de rechtsplicht ontstaatNederland te verlaten. Derhalve kan debescherming van artikel 64 Vw nietintreden indien en zolang de vreemde-ling rechtmatig verblijf heeft ingevolgeartikel 8 Vw.

Een beroep op artikel 64 Vw is mogelijkindien de vreemdeling zich in de situatiebevindt waarin de werking van eenbesluit tot afwijzing van de aanvraag ofde intrekking van de verblijfsvergun-ning niet (langer) is opgeschort dan welindien de vreemdeling nimmer een aan-vraag om een verblijfsvergunning heeftingediend en geen rechtmatig verblijfheeft. Hierbij is niet van belang of deuitzetting op korte termijn is gepland.

Handelwijze bij ongewenstverklaring enna toegangsweigeringIngeval de vreemdeling ongewenst isverklaard ex artikel 67 Vw, of indien detoegang is geweigerd, kan er geen spra-ke zijn van rechtmatig verblijf ex artikel8 Vw en kan er evenmin een geslaagdberoep worden gedaan op artikel 64 Vw.

Een aanvraag om artikel 64 Vw toe tepassen en het rechtmatig verblijf ex arti-kel 8, onder j, Vw toe te kennen, zal danook moeten worden afgewezen omdatbetrokkene, vanwege de ongewenstver-klaring, dan wel vanwege de toegangs-weigering, daarop geen aanspraak kanmaken.

De gezondheidstoestand van de vreem-deling kan desalniettemin, gelet op destrekking van artikel 64 Vw, aanleidingzijn om tijdelijk geen gevolg te gevenaan de bevoegdheid om de vreemdelinguit te zetten.

In dat geval blijft de uitzetting achterwe-ge zonder dat sprake is van rechtmatigverblijf en zonder dat de ongewenstver-klaring of toegangsweigering wordtopgeheven. In dit geval gebeurt dit naarde ratio van (en niet ingevolge) artikel64 Vw. Het stellen van een aantekeningin het grensoverschrijdingsdocumentblijft in deze gevallen achterwege.

XParagraaf A6/2.4 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.4 De toepassingArtikel 6, eerste lid, Vw geeft aan dataan de vreemdeling aan wie de toegangtot Nederland is geweigerd, de verplich-ting opgelegd kan worden om zich op tehouden in een door de ambtenaar belastmet de grensbewaking aangewezen ruim-te of plaats. Deze ruimte kan ingevolgehet tweede lid worden beveiligd tegenongeoorloofd vertrek. Het opleggen vande vrijheidsontnemende maatregel is inieder geval geïndiceerd wanneer naarhet oordeel van de ambtenaar belast metde grensbewaking aanwijzingen bestaandat de vreemdeling zich niet zal houdenaan de aanwijzing om zich op te houdenin de bedoelde ruimte of plaats en/ofomdat aspecten van openbare orde ofnationale veiligheid dit vorderen. Tenaanzien van vreemdelingen die een aan-vraag tot het verlenen van een verblijfs-vergunning asiel indienen of hebbeningediend, wordt verwezen naar A6/2.5en C10/3. De vrijheidsbeneming zal daneen aanvang nemen in een gebouw vande grensdoorlaatpost of een politiebu-reau. Daarna zal de vreemdeling meteen nieuwe beschikking geplaatst moe-ten worden in een inrichting waar hetReglement grenslogies (Stb. 1993, nr.45) van toepassing is. Dient deze vreem-deling een aanvraag om een verblijfsver-gunning asiel in dan dient gehandeld teworden zoals hierna vermeld.

Verstekelingen (met uitzondering vande asielzoekers) dienen zoveel mogelijkgeplaatst te worden aan boord van hetschip waarvan zij afkomstig zijn. Dezeplaatsing geschiedt op grond van artikel5, tweede lid en artikel 65 Vw.

Asielzoekers (AC Schiphol-procedure)De vreemdeling aan wie de toegang isgeweigerd en die een aanvraag om eenverblijfsvergunning asiel indient, kan demaatregel van artikel 6, eerste en/oftweede lid, Vw opgelegd worden. Voorde toepassing van deze maatregel bijdeze categorie vreemdelingen wordtverwezen naar C10/3.1.

DublinclaimantenDe weigering van toegang strekt zichniet enkel uit tot de verdere inreis inNederland, doch ook tot de verdereinreis in het overige Schengengebied.Voor een toelichting op de situatie waar-bij een asielzoeker de toegang gewei-gerd wordt, terwijl tegelijkertijd opgrond van de Verordening 343/2003 eenverzoek tot overname van de asielaan-vraag ingediend wordt bij een anderestaat, wordt verwezen naar A2/5.5.6.Aan Dublinclaimanten aan wie de toe-gang niet geweigerd kan worden, wordtde vrijheidsbeperkende maatregel vanartikel 55 Vw opgelegd of, indien aande voorwaarden daarvan wordt voldaan,de maatregel van artikel 59 Vw.

YParagraaf A6/5.3.3.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

5.3.3.1 Het belang van de openbareordeDe openbare orde wordt geacht de bewa-ring van de vreemdeling te vorderenwanneer de noodzakelijke bescheidenten behoeve van de uitzetting (zoals eengeldig document voor grensoverschrij-ding, een reisbiljet en/of een claim opeen vervoersmaatschappij) voorhandenzijn, dan wel binnen korte termijn voor-handen zullen zijn (zie artikel 59, twee-de lid, Vw en A6/5.3.3.5).

Het belang van de openbare orde kan debewaring voorts bijvoorbeeld vorderen:

indien het gevaar bestaat dat devreemdeling zich zal onttrekken aan zijnuitzetting;

indien de criminele antecedenten vande vreemdeling daartoe aanleiding geven;

Overigens mag bewaring op grond vande Vw niet voor strafvorderingsdoelein-den worden toegepast; wel is het toege-staan om een vreemdeling als verdachtevan een strafbaar feit marginaal te horenen daarvan proces-verbaal op te maken;

indien de vreemdeling Nederland opillegale wijze is binnengekomen en zichin strijd met de vreemdelingenwetge-ving gedurende enige tijd aan het toe-zicht op vreemdelingen heeft onttrokken;

indien de vreemdeling Nederland nietuit eigen beweging binnen de opgelegdevertrektermijn heeft verlaten;

indien de vreemdeling niet dan welniet voldoende meewerkt aan het vast-stellen van zijn identiteit en nationaliteit;

indien de vreemdeling meerdere aan-vragen tot het verlenen van een ver-blijfsvergunning heeft ingediend enverschillende personalia heeft opgege-ven;

indien de vreemdeling zich zondernoodzaak heeft ontdaan van zijn reisdo-cumenten;

indien de vreemdeling gebruik maaktvan valse of vervalste documenten;

indien de vreemdeling in verband metzijn aanvraag om toelating onjuiste oftegenstrijdige gegevens heeft verstrektmet betrekking tot zijn identiteit of dereis naar Nederland;

indien de vreemdeling geen vastewoon- of verblijfplaats heeft;

indien de vreemdeling niet beschiktover voldoende middelen van bestaan;

indien de vreemdeling heeft gewerktin strijd met de Wav.

ZParagraaf A6/6.2.3 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 12

6.2.3 Behandeling van de kennisge-ving/ het 1e beroep door de rechtbankIn artikel 94, lid 2 Vw is voorgeschre-ven dat de rechtbank onmiddellijk hettijdstip van het onderzoek ter zittingbepaalt. De zitting vindt uiterlijk op de14e dag na ontvangst van het beroep-schrift of de kennisgeving plaats. Derechtbank roept de vreemdeling op omin persoon dan wel in persoon bij raads-man te verschijnen om te wordengehoord. Tevens roept de rechtbank degemachtigde van de Minister op. Tij-dens dit onderzoek ter zitting kan devreemdeling zich alleen doen bijstaandoor een raadsman. Als raadsman wordtslechts toegelaten een in Nederland inge-schreven advocaat of een rechtshulpver-lener die in dienst is van de SRA, indiendeze persoon aan de daarvoor gesteldeeisen voldoet (zie artikel 98, derde lid,Vw).

De rechtbank doet mondeling ter zittingof schriftelijk uitspraak. De schriftelijkeuitspraak wordt binnen zeven dagen nade sluiting van het onderzoek gedaan.

Indien de rechtbank de toepassing of detenuitvoerlegging van de vrijheidsont-nemende maatregel onrechtmatig acht,verklaart zij het beroep gegrond. In datgeval beveelt de rechtbank de opheffingvan de maatregel of een wijziging vande wijze van tenuitvoerlegging daarvan.Ook kan de rechtbank schadevergoedingtoekennen (zie hierna A6/6.4).

De griffier van de rechtbank zendt zospoedig mogelijk een afschrift van deuitspraak aan de vreemdeling of zijnadvocaat en aan de IND. De IND infor-meert vervolgens de DT&V. De DT&Vgeeft aan hoe verder ten aanzien van devreemdeling gehandeld moet worden.Een opheffing van de vrijheidsontne-mende maatregel kan enkel geschiedenna overleg met de DT&V en eventueelmet de IND, gelet op het eventueel in tedienen hoger beroep of het verzoekenom een voorlopige voorziening.

Indien uit informatie van de rechtbankblijkt dat de vrijheidsontnemende maat-regel onmiddellijk dient te wordenopgeheven, informeert de IND onver-wijld de DT&V. De maatregel dientonverwijld door een daartoe bevoegdambtenaar van de Vreemdelingenpolitieof de KMar te worden opgeheven ondergebruikmaking van het Model M113.De vreemdeling wordt dus niet zondervoorafgaande opheffing heengezonden.Indien in de inrichting waar de vreemde-ling zich bevindt geen tot opheffingbevoegde ambtenaar aanwezig is, kaneen wel bevoegde ambtenaar een schrif-telijk verzoek om invrijheidstellingrichten aan de directeur, vergezeld vaneen Model M113. Voorts kan de direc-teur van de inrichting verzocht wordenom de vreemdeling een mededeling te

doen omtrent melding of vertrek. Eenafschrift van het opheffingsbewijs (zieModel M113) dient naar de DT&V teworden verzonden.

AAParagraaf B1/2.3.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.3.1 Arbeidsmarktaantekeningen

Verschillende arbeidsmarktaantekenin-genOp het document waaruit het rechtmatigverblijf blijkt, kunnen verschillendearbeidsmarktaantekeningen wordengeplaatst. Voor de vreemdeling is hetvan groot belang dat de juiste arbeids-marktaantekening zo spoedig mogelijkwordt geplaatst op zijn document waar-uit het rechtmatig verblijf blijkt. Eenverkeerde aantekening kan immers grotegevolgen hebben voor zijn mogelijkhe-den om arbeid te verrichten. Het is vanbelang dat de Korpschef de vreemdelingwijst op de rechten die voortvloeien uitdeze aantekening.

Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereistDe vreemdeling is met deze aantekeningvolledig vrij op de arbeidsmarkt. Ditbetekent dat hij dit recht behoudt gedu-rende de aanvraag om verlenging van degeldigheidsduur of tijdens de bezwaar-of beroepsprocedure. Wanneer debeperking wijzigt waaronder de ver-blijfsvergunning voor bepaalde tijd aanhem is verleend, blijft de arbeidsmarkt-aantekening ongewijzigd (bijv. indiende beperking van een verblijfsvergun-ning bij Nederlandse echtgenoot wijzigtin een verblijfsvergunning voor studie).

EU/EER-onderdanen (zie B10/8) enonderdanen van Zwitserland mogen opgrond van het EG-Verdrag vrij in Neder-land werken. Daarom mag voor hetlaten werken van een EU/EER-onderdaan of onderdaan van Zwitser-land geen TWV worden verlangd.

Op het af te geven bewijs van rechtma-tig verblijf aan gemeenschapsonderda-nen die zelf geen EU/EERonderdaan ofonderdaan van Zwitserland zijn, dientde arbeidsmarktaantekening ‘arbeid vrijtoegestaan. TWV niet vereist’ te wordengeplaatst (zie B10/2.7).

Arbeid uitsluitend toegestaan indienwerkgever beschikt over TWVDe vreemdeling heeft hiermee eenbeperkt recht om zich op de arbeids-markt te begeven. Slechts indien zijn(feitelijke) werkgever beschikt over eenTWV ten behoeve van zijn tewerkstel-ling is het de vreemdeling toegestaanom arbeid te verrichten (bijvoorbeeldvreemdelingen die in het kader van hetverrichten van arbeid in loondienst totNederland worden toegelaten alsmede

hun gezinsleden krijgen deze aanteke-ning). Deze aantekening kan echterwijzigen.

Indien de vreemdeling gedurende eenononderbroken tijdvak van drie jaarheeft beschikt over een verblijfsvergun-ning voor bepaalde tijd met deze aante-kening, heeft hij recht op de aantekening‘arbeid vrij toegestaan. TWV niet ver-eist’.

Specifieke arbeid toegestaan mits werk-gever beschikt over TWV; andere arbeidniet toegestaanDe vreemdeling met deze aantekeningkan zich slechts op een specifiekomschreven deel van de arbeidsmarktbegeven onder de voorwaarde dat zijn(feitelijke) werkgever beschikt over eenTWV ten behoeve van zijn tewerkstel-ling. Het is niet toegestaan om anderearbeid te verrichten dan de arbeid waar-voor toestemming is verleend.

Arbeid niet toegestaanHet is de vreemdeling niet toegestaanarbeid in Nederland te verrichten (bij-voorbeeld vreemdelingen aan wie eenverblijfsvergunning verband houdendemet verblijf als au pair is verleend).

Arbeid toegestaan. TWV alleen geduren-de eerste twaalf maanden vereistDeze aantekening wordt gebruikt ingeval een verblijfsvergunning voorbepaalde tijd wordt afgegeven aan dehouder van de door een andere lidstaatafgegeven EG-verblijfsvergunning lang-durig ingezetene. De verplichting om tebeschikken over een tewerkstellingsver-gunning blijft gedurende de eerstetwaalf maanden bestaan.

TWV niet vereist. Andere arbeid niettoegestaanMet deze aantekening wordt uitgedruktdat de vreemdeling de arbeid in verbandwaarmee de verblijfsvergunning is afge-geven mag verrichten zonder TWV. Hijmag echter geen andere arbeid verrich-ten dan die waarvoor de verblijfsvergun-ning is verleend. Als de vreemdelingandere arbeid wil gaan verrichten zal hijeen wijziging van de beperking van zijnverblijfsvergunning moeten aanvragen.Deze arbeidsmarktaantekening wordtgebruikt bij bijvoorbeeld kennismigran-ten en onbezoldigd wetenschappelijkonderzoekers.

Arbeid in loondienst alleen toegestaanindien werkgever beschikt over TWVDeze arbeidsmarktaantekening wordtgebruikt als iemand in Nederland ver-blijft om arbeid als zelfstandige teverrichten. Deze vreemdelingen mogennaast hun werkzaamheden als zelfstandi-ge arbeid in loondienst verrichten, maaralleen als hiervoor een TWV is afgege-ven.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 13

Andere arbeid alleen toegestaan indienwerkgever beschikt over TWVDeze arbeidsmarktaantekening wordtmomenteel alleen gebruikt in het gevalvan een niet-geprivilegieerd NAVO-vreemdeling. Deze vreemdeling magnaast zijn werkzaamheden als NAVO-vreemdeling andere arbeid verrichtenals daar een TWV voor is afgegeven.Het onderscheid met de hiervoorgenoemde aantekening is erin gelegendat de werkzaamheden van de NAVO-vreemdeling in loondienst plaatsvinden.Als de arbeidsmarktaantekening ‘Arbeidin loondienst alleen toegestaan indienwerkgever beschikt over TWV’ zouworden gebruikt zou hiermee de indrukgewekt kunnen worden dat voor dewerkzaamheden als NAVO-vreemdeling een TWV vereist zou zijn.

Arbeid niet toegestaan met uitzonderingvan arbeid van bijkomende aard. TWVvereistDeze arbeidsmarktaantekening wordtgebruikt bij verblijf voor studie. Onderarbeid van bijkomende aard wordt ver-staan arbeid van maximaal 10 uur perweek of seizoensarbeid in de maandenjuni, juli en augustus.

ABParagraaf B1/2.5 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

2.5 Aantekening omtrent beroep opde publieke middelenIn artikel 4.21, vierde lid, Vb is opgeno-men in welke gevallen op het verblijfs-document een aantekening ‘beroep opde publieke middelen kan gevolgen heb-ben voor het verblijfsrecht’ wordtgesteld.

In artikel 3.4, vierde lid, Vb is opgeno-men wanneer een beroep op de publiekemiddelen in ieder geval gevolgen kanhebben voor het verblijfsrecht.

Het doen van een beroep op de publiekemiddelen kan betekenen dat niet langerwordt voldaan aan ten minste een van debeperkingen waaronder een verblijfsver-gunning wordt verleend, zodat verlen-ging van de geldigheidsduur ervan kanworden geweigerd met toepassing vanartikel 18, eerste lid, aanhef en onder f,Vw.

Onder ‘beperkingen’ wordt in dit ver-band mede verstaan de voorwaarden diezijn gesteld aan verlening van de ver-blijfsvergunning regulier voor bepaaldetijd.

Tevens is het doen van een beroep op depublieke middelen een aanwijzing datniet wordt beschikt over voldoende mid-delen van bestaan, als bedoeld in artikel18, eerste lid, aanhef en onder d, Vw.

Ingevolge artikel 19 Vw zijn dit tevensintrekkingsgronden voor de verblijfsver-gunning regulier voor bepaalde tijd.

Hetzij de vreemdeling zelf, hetzij dege-ne bij wie aan de vreemdeling verblijf istoegestaan, beschikt kennelijk niet lan-ger zelfstandig over voldoende midde-len van bestaan, wanneer hij of zij eenberoep doet op de publieke middelen.

Zorg-, huur- en kinderopvangtoeslagenzoals die door de Belastingdienst wor-den uitgekeerd, worden niet beschouwdals een beroep op de publieke middelenin de zin van artikel 3.4, vierde lid, Vb.De toekenning van een van voornoemdetoeslagen heeft derhalve geen gevolgenvoor het verblijfsrecht.

ACParagraaf B1/4 Vreemdelingencirculaire2000 komt te luiden:

4 Afwijzingsgronden verblijfsvergun-ning bepaalde tijdIngevolge artikel 16, eerste lid, Vw kaneen aanvraag tot het verlenen van eenverblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd worden afgewezen, indien:

de vreemdeling niet beschikt over eengeldige mvv die overeenkomt met hetverblijfsdoel waarvoor de verblijfsver-gunning is aangevraagd;

de vreemdeling niet beschikt over eengeldig document voor grensoverschrij-ding;

de vreemdeling niet zelfstandig enduurzaam beschikt over voldoende mid-delen van bestaan dan wel indien depersoon bij wie de vreemdeling wil ver-blijven, niet zelfstandig en duurzaambeschikt over voldoende middelen vanbestaan;

de vreemdeling een gevaar vormtvoor de openbare orde of nationale vei-ligheid;

de vreemdeling niet bereid is ommedewerking te verlenen aan eenmedisch onderzoek naar een ziekte aan-gewezen bij of krachtens de Infectieziek-tewet, ter bescherming van de volksge-zondheid of een medische behandelingtegen een dergelijke ziekte te ondergaan;

de vreemdeling voor een werkgeverarbeid verricht, zonder dat aan de Wavis voldaan; of

de vreemdeling niet voldoet aan debeperking, verband houdende met hetdoel waarvoor hij wil verblijven.

de vreemdeling, die niet behoort toteen der categorieën, bedoeld in artikel17, eerste lid, Vw na verkrijging vanrechtmatig verblijf in Nederland inburge-ringsplichtig zou zijn op grond van deartikelen 3 en 5 Wet inburgering en nietbeschikt over kennis op basisniveau vande Nederlandse taal en de Nederlandsmaatschappij.

a.

b.

c.

d.

e.

f.

g.

h.

Op grond van artikel 16, tweede lid, Vwzijn in het Vb regels gesteld over de toe-passing van deze gronden.

In het hierna volgende zullen de afzon-derlijke afwijzingsgronden wordentoegelicht.

ADParagraaf B1/4.3.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.3.1 Zelfstandige middelen vanbestaanIngevolge artikel 3.73 Vb moeten midde-len van bestaan zelfstandig zijn.

Zelfstandige inkomsten uit arbeid inloondienstAls zelfstandige middelen van bestaanin de zin van de Vw worden aangemerktinkomsten uit arbeid in loondienst.Naast het loon (salaris, soldij) behorendaartoe tevens:

vakantiegeld, vakantiebonnen (bouw)en reserveringen (uitzendbranche); dehoogte van het vakantiegeld voor werk-nemers is slechts gebonden aan eenwettelijk minimum, namelijk 8% vanhet bruto-maandsalaris; dit is een bruto-bedrag. In CAO-besprekingen kanworden onderhandeld over een hogerpercentage vakantiegeld voor de werk-nemer. Een werknemer zal in veelgevallen netto op een hoger bedragvakantiegeld uitkomen dan de vakantie-uitkering in de bijstandsuitkering; hetkan dus voorkomen dat een werknemerzonder vakantiegeld onder de bijstands-norm uitkomt, terwijl hij met vakantie-geld wel aan de norm voldoet;

de (maandelijkse) inhoudingen opgrond van de spaarloonregeling en delevensloopregeling;

overwerkvergoeding, onregelmatig-heidstoeslag en fooien, mits deze op desalarisspecificaties zijn vermeld en deeluitmaken van de grondslag van de loon-heffing; hiervoor geldt overigens dat hetcontractueel vastgesteld netto-inkomenten minste 70% van de Wwb-norm voorde desbetreffende categorie dient tebedragen;

uitbetaling van een dertiende maandof eindejaarsuitkering, mits contractueelvastgelegd; en

loon in natura, mits dit loon contractu-eel is vastgelegd; de waarde van hetloon in natura dient op de salarisspecifi-caties te zijn vermeld en moet deeluitmaken van de grondslag van de loon-heffing;

Gesubsidieerde arbeid wordt gelijkge-steld met andere vormen van arbeid inloondienst. Het gaat daarbij om:

arbeid ingevolge de Wsw;in- en doorstroombanen;WIW-dienstbetrekking jongeren;WIW-werkervaringsplaats;WIW-dienstbetrekking langdurig

werklozen (tijdelijk en permanent);

– – – – –

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 14

regeling schoonmaakdiensten voorparticulieren; en

inkomen uit een zogeheten Melkert-I-baan.

Uit de ratio en strekking van het midde-lenvereiste volgt dat het gaat om legalearbeid. Arbeid is legaal als er naastbelastingen ook premies sociale verzeke-ringen worden afgedragen. Het gaathierbij om de zogenaamde werknemers-verzekeringen (WAO, WW en ZW).

Verificatie in geval van twijfelOm te kunnen vaststellen of er sprake isvan legale arbeid wordt alleen in gevalvan twijfel geverifieerd bij de desbetref-fende uitvoeringsinstelling of de werk-nemer daar geregistreerd staat. Er kandaar nagegaan worden wat de aard vanhet dienstverband is en of er premiesvoor de betreffende werknemer wordenafgedragen. In bepaalde gevallen kan ditdirect worden geverifieerd. Indien direc-te verificatie niet mogelijk is, is hetvolgende van toepassing. Indien blijktdat de aard van het dienstverband, zoalsdie is aangemeld, anders is dan in dearbeidsovereenkomst staat vermeld,wordt aan die arbeidsovereenkomst nietde gebruikelijke waarde toegekend. Dete verwachten duur van de inkomstenkomt dan niet overeen met de duur vande arbeidsovereenkomst. In dat geval isniet voldaan aan het duurzaamheidsver-eiste.

Om vast te stellen of er premies wordenafgedragen voor de individuele werkne-mer kunnen zich de volgende situatiesvoordoen:

Indien door de werkgever geen enkelearbeidsovereenkomst is aangemeld,wordt aangenomen dat er geen premiesvoor de betrokken werknemer wordenafgedragen. Indien de individuelearbeidsovereenkomst niet tussentijds isaangemeld, wordt aangenomen dat ergeen premies ten behoeve van de betrok-ken werknemer worden afgedragen.

de werkgever wordt geacht ingevolgeeen goed werkgeversschap in het belangvan zijn werknemer de arbeidsovereen-komst tussentijds aan te melden, als hijweet hoe belangrijk dat is voor eenwerknemer voor wie gezinsvorming ofgezinshereniging aan de orde is. Als dewerkgever dat desondanks niet doet, kande werknemer hem daarop aanspreken.De werknemer kan de werkgever metname ook verzoeken om een afschriftvan de aanmelding van de arbeidsover-eenkomst, zodat dat bij de aanvraag omeen verblijfsvergunning kan wordenovergelegd.

indien een werkgever een aantal werk-nemers heeft aangemeld, maar eenbetalingsachterstand heeft, andersgezegd, de betaling van voorschottenheeft gestaakt, is er aanleiding om aan tenemen dat er ook voor de individuele

werknemer niet langer premies wordenafgedragen.

indien de individuele arbeidsovereen-komst wel is aangemeld en er (voor-schotten ter zake van) sociale premiesworden afgedragen – dus een totaalsom– wordt er in het algemeen van uitge-gaan dat premieafdracht ook ten behoe-ve van de betrokken hoofdpersoonplaatsvindt. Voorts wordt in genoemdetwijfelgevallen ook geverifieerd bij deBelastingdienst of ter zake belastingenworden afgedragen. Dan geldt mutatismutandis hetzelfde als voor de af te dra-gen premies.

Voorts mag die arbeid niet worden ver-richt in strijd met de Wav. Zo wordt hetinkomen uit arbeid in loondienst vaneen houder van een verblijfsvergunningvoor bepaalde tijd niet aangemerkt alszelfstandige middelen van bestaan,indien het die vreemdeling ingevolge deWav niet is toegestaan die arbeid te ver-richten.

Evenzo wordt het inkomen uit arbeid inloondienst niet aangemerkt als zelfstan-dige middelen van bestaan, indien dearbeidsovereenkomst niet is aangemeldbij de desbetreffende uitvoeringsinstan-tie of wanneer ter zake geen premiessociale verzekeringen worden afgedra-gen of wanneer ter zake geen belastin-gen worden afgedragen.

De aanvraag wordt afgewezen wegenshet niet zelfstandig beschikken overinkomsten uit arbeid in loondienst,indien de inkomsten zijn verkregen uitarbeid die niet wettelijk is toegestaan ofgeen premies sociale verzekeringen ofgeen belastingen worden afgedragen.Voor personeel in dienst van een ambas-sade of consulaat van een anderemogendheid gelden hierop uitzonderin-gen (zie B12/2.2.2.1).

Bewijsstukken inkomsten uit arbeid inloondienstHet beschikken over inkomen uit arbeidin loondienst wordt aangetoond door hetoverleggen van:

een afschrift van de arbeidsovereen-komst;

een recente werkgeversverklaring (ophet moment van overleggen niet ouderdan zes maanden), voorzien van datum,handtekening van de werkgever en fir-mastempel. De werkgeversverklaringwordt overgelegd in de vorm van eenvolledig ingevuld en ondertekend model(zie bijlage 13 VV) of in de vorm vaneen verklaring waarin dezelfde inlichtin-gen als in dit model zijn opgenomen; en

(indien de arbeidsovereenkomst meerdan drie maanden geleden is aangevan-gen) afschriften van loonstroken over dedrie maanden direct voorafgaand aan deaanvraag;

(indien de arbeidsovereenkomst min-der dan drie maanden geleden is aange-

vangen) afschriften van loonstrokenover het aantal gewerkte maanden directvoorafgaand aan de aanvraag;

een afschrift van een officieel docu-ment waaruit blijkt dat de arbeidsover-eenkomst bij de uitvoeringsinstelling isaangemeld (zie ook hiervoor onder ‘veri-ficatie in geval van twijfel’). Als ditbewijsstuk niet bij het indienen van deaanvraag is overgelegd, hoeft de aanvra-ger niet in de gelegenheid te wordengesteld dit alsnog te overleggen, indiengeen twijfel bestaat dat de vereiste pre-mies worden afgedragen.

Indien dit voor de besluitvorming rele-vant is (zie B1/4.3.2 onder ‘Flexibelearbeidsovereenkomsten en kortlopendearbeidscontracten’), worden met betrek-king tot het arbeidsverleden tevensovergelegd:

afschriften van arbeids- dan wel uit-zendovereenkomsten van de drie jarenvoorafgaand aan de datum van indieningvan de aanvraag; en

afschriften van jaaropgaven over dedrie jaren voorafgaand aan de datumvan indiening van de aanvraag; en

(voor zover van toepassing) uitke-ringsbeschikkingen en -specificatiesover de drie jaren voorafgaand aan dedatum van indiening van de aanvraag.

Indien dat voor de beoordeling van hetarbeidsverleden noodzakelijk is, kantevens worden gevraagd om loonstrokenover de drie jaren voorafgaand aan dedatum van indiening van de aanvraag.Ook kan ter meerdere zekerheid wordengevraagd over die jaren belastingaangif-ten en definitieve aanslagen over teleggen.

Indien er een verschil van mening tus-sen werkgever en werknemer bestaatover de duur van de arbeidsovereen-komst, kan deze tevens worden onder-bouwd met een uitspraak van dekantonrechter (zie B1/4.3.2 onder‘Bewijsmiddelen en Wet Flexibiliteit enZekerheid’).

Bij twijfel of het loon daadwerkelijkwordt uitbetaald kan ter meerdere zeker-heid om bank/giro- afschriften of uitbeta-lingskwitanties worden gevraagd die opde betreffende loonstaten of het relevan-te arbeidsverleden betrekking hebben.

Indien de voornoemde bescheiden –voor zover nodig voor de beoordelingvan het middelenvereiste – niet zijnovergelegd, of indien deze naar het oor-deel van de Minister op relevante onder-delen inconsistenties, tegenstrijdighe-den, hiaten of ongerijmdheden vertonen,is – ongeacht de gestelde hoogte enduurzaamheid van de inkomsten – nietaangetoond dat aan het middelenvereistewordt voldaan.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 15

Zelfstandige inkomsten uit een inko-mensvervangende uitkeringAls middelen van bestaan in de zin vande Vw wordt aangemerkt inkomen uiteen inkomensvervangende uitkeringkrachtens een sociale verzekeringswet,waarvoor premie is afgedragen. Het gaathierbij om:

WW;WAO;WIA;ZW;WAZ;AOW;de Algemene Nabestaanden Wet; het

recht op deze uitkering vervalt ondermeer als de nabestaande 65 jaar wordt,hertrouwt dan wel met iemand eengezamenlijke huishouding gaat voeren.De halfwezenuitkering die onder deAlgemene Nabestaanden Wet valt, ver-valt niet door de samenwoning of ande-re omstandigheden van de ouder. Deuitkering vervalt over het algemeenslechts bij het meerderjarig worden vande halfwees en geldt derhalve als duur-zaam inkomensbestanddeel; en

de Wet op de (re)integratie arbeidsge-handicapten.

Voor al deze uitkeringen geldt datslechts die uitkeringen worden meege-teld, die reeds daadwerkelijk zijn toege-kend met een beschikking van debetreffende uitkeringsinstantie. Met deomstandigheid dat een persoon in detoekomst op grond van premieafdrachtaanspraak zou kunnen maken op eendergelijke uitkering (bijvoorbeeld nabeëindiging van de arbeidsovereen-komst), wordt geen rekening gehouden.

Zelfstandige inkomsten uit eigen vermo-genAls middelen van bestaan in de zin vande Vw wordt tevens aangemerkt inko-men uit eigen vermogen, bijvoorbeeldinkomsten uit rente, aandelen, obligatiesof verhuur van een zelfstandige woning.Daarbij geldt dat de bron van de inkom-sten uit eigen vermogen niet mag wor-den aangetast.

Deze inkomsten worden eerst als duur-zaam aangemerkt, indien zij op hetmoment van de aanvraag (of de beschik-king) nog beschikbaar zijn voor eenperiode van één jaar, en deze inkomstenop dat moment reeds gedurende één jaarbeschikbaar zijn geweest.

De inkomsten worden aangetoond dooroverlegging van in ieder geval deopgaaf aan de Inspecteur der Belastin-gen over het jaar direct voorafgaand aanhet tijdstip waarop de aanvraag werdingediend of het tijdstip waarop debeschikking wordt gegeven.

Dat de vereiste belastingen worden afge-dragen, wordt aangenomen indien devorenvermelde belastingopgaaf is over-

– – – – – – –

gelegd. Ingeval van twijfel kan wordengevraagd additionele bewijsmiddelen teoverleggen waaruit blijkt dat aan de ver-schuldigde belasting is afgedragen.

Voor de berekening van de hoogte vanhet inkomen uit vermogen in de zin vanhet vreemdelingenrecht wordt geenrekening gehouden met de verschuldig-de inkomstenbelasting over het forfaitairrendement op vermogen.

Ten aanzien van inkomsten uit verhuurvan een zelfstandige woninggeldt verdernog het volgende. Omdat de daadwerke-lijke inkomsten uit verhuur van woon-ruimte niet kan blijken uit de belasting-opgaaf wordt het beschikken over dezeinkomsten aangetoond door tevens eenafschrift van de huurovereenkomst teoverleggen. Hieruit moet in ieder gevalblijken: de duur waarvoor de huurover-eenkomst is aangegaan en de huurprijsin de zin van de Huurprijzenwet woon-ruimte. Ingeval van twijfel aan hetdaadwerkelijk verwerven van de inkom-sten kan worden gevraagd additionelebewijsmiddelen te overleggen, bijvoor-beeld bank- of giroafschriften.

Zelfstandige inkomsten uit overige bronAls middelen van bestaan in de zin vande Vw wordt tevens aangemerkt:

alimentatie die wordt ontvangen tenbehoeve van kinderen;

inkomsten uit een particuliere pensi-oenverzekering. Indien de vreemdelingverblijf beoogt als echtgeno(o)t(e) of(geregistreerd) partner van de hoofdper-soon die deze inkomsten ontvangt,kunnen deze middelen slechts als duur-zaam worden aangemerkt indien meteen verklaring van de betreffende verze-keraar is aangetoond dat het recht opuitkering niet ophoudt in geval vansamenwonen of (her)trouwen;

inkomsten uit uitkeringen van een lijf-rentepolis of stamrechtovereenkomstmits aangetoond is dat loonbelasting ende premie van de Zorgverzekeringswetworden ingehouden;

inkomsten uit kostgeld en particuliereverhuur (verhuur van woonruimte in hethuis waar de hoofdpersoon woonachtigis) mits deze inkomsten bij de Belasting-dienst worden opgegeven;

inkomsten uit uitbetaling van delevensloopregeling;

stijging van het netto-inkomen doortoekenning van een heffingskorting, nietzijnde de kinderkorting en de aanvullen-de kinderkorting. Deze stijging wordtdoor de vreemdeling aangetoond dooreen beschikking van de Belastingdienstte overleggen, waaruit de toekenningvan de (hoogte van de) desbetreffendeheffingskorting blijkt. Hierbij geldt datalleen het te ontvangen bedrag zoalsaangegeven op een (voorlopige)beschikking van de Belastingdienst(exclusief de (aanvullende) kinderkor-ting) kan worden meegeteld bij de

bepaling van de hoogte van de midde-len. Het recht op een heffingskortingkan echter vervallen na bijvoorbeeld deinreis van de vreemdeling of doorsamenwoning van de hoofdpersoon;

inkomsten uit de Algemene oorlogson-gevallen regeling;

inkomsten uit de Wet uitkeringen ver-volgingsslachtoffers 1940–1945;

inkomsten uit de Wet uitkeringen bur-ger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

inkomsten uit de Wet buitengewoonpensioen 1940–1945;

inkomsten uit de Wet BuitengewoonPensioen Zeelieden-Oorlogsslachtoffers;

inkomsten uit de Wet buitengewoonpensioen Indisch verzet.

Deze inkomensbestanddelen kunnenderhalve worden meegeteld bij de bere-kening van het totale inkomen.

Niet als (bestanddeel van de) middelenvan bestaan wordt aangemerkt een uitke-ring of bijdrage uit de publieke midde-len op grond van de navolgende socialevoorzieningen waarvoor geen premiewordt afgedragen krachtens:

de Algemene bijstandswet;Wwb;het Besluit bijstandsverlening zelfstan-

digen;de Wet inkomensvoorziening voor

oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschik-te werkloze werknemers;

de Wet inkomensvoorziening oudereen gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelf-standigen;

de Wet inkomensvoorziening kunste-naars;

de Toeslagenwet;de Wet Werkloosheidsvoorziening

(overgangsregeling op grond van artikel5 van de Invoeringswet stelselherzie-ning sociale zekerheid, Stb. 1986, 567);

Wajong; ende Tijdelijke wet beperking inkomens-

gevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria.

Voorts wordt niet als (bestanddeel vande) middelen van bestaan aangemerkt:

een beurs krachtens de Wet Studiefi-nanciering (Stb. 1991, 112);

bijdragen in de vorm van subsidies(zoals het Fonds voor beeldende kun-sten, vormgeving en bouwkunst, hetFonds voor de scheppende toonkunst,etc.);

huursubsidie;alimentatie die betaald wordt aan de

ex-echtgeno(o)t(e);kinderbijslag;pleeggeld ten behoeve van een in het

gezin opgenomen pleegkind (conformartikel 4 Wwb);

periodieke giften;toekomstige loonsverhoging;reiskostenvergoeding;loon in natura anders dan omschreven

bij de zelfstandige inkomsten uit arbeidin loondienst (bijv. PC-privé);

– – –

– –

– –

– –

– –

– – – –

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 16

spaarloonregelingen (hiermee wordtalleen de uitkering van het spaarloontegoed bedoeld. De (maandelijkse)afdracht kan wel worden meegeteld bijhet inkomen);

winstdeling;vermogen;huur/kostgeld dat betaald wordt;hypotheeklasten;hypotheekaftrek voor de belasting;bijtelling voor de belasting wegens

privé-gebruik van een auto van de zaak;schulden bij derden, de bank of de

werkgever;tegoeden bij derden of de werkgever

(met uitzondering van loontegoeden);een Persoonsgebonden Budget op

grond van de Regeling subsidies Alge-mene Wet Bijzondere Ziektekosten,tenzij de hoofdpersoon door een derdebetaald wordt uit het PersoonsgebondenBudget en voor de hoofdpersoon feite-lijk sprake is van een inkomen uit arbeid;

een uitkering op grond van de Rege-ling tegemoetkoming asbestslachtoffers;

een tegemoetkoming op grond van deRegeling tegemoetkoming onderhouds-kosten thuiswonende gehandicaptekinderen 2000;

inkomsten uit de Tijdelijke Vergoe-dingsregeling Psychotherapie na-oorlogse generatie;

inkomsten uit een particuliere arbeids-ongeschiktheidsverzekering;

zorg-, huur- en kinderopvangtoesla-gen, uitgekeerd door de Belastingdienst.

Deze bestanddelen hebben derhalvegeen invloed op de hoogte van de midde-len van bestaan in de zin van de Vw.

AEParagraaf B1/4.3.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.3.2 Duurzaamheid van de middelenvan bestaanIngevolge artikel 3.75 Vb moeten midde-len van bestaan duurzaam zijn. Alshoofdregel geldt dat de zelfstandig ver-worven inkomsten ten minste nog eenjaar beschikbaar zijn. Afhankelijk vande bron waaruit de inkomsten zijn ver-worven, zijn nadere regels vastgesteld.

Duurzaamheid van inkomsten uit arbeidin loondienstProeftijdAan de omstandigheid dat bij eenarbeidsovereenkomst een proeftijd isovereengekomen, wordt voor de bepa-ling van de duurzaamheid geen beteke-nis toegekend. Als op het moment datde aanvraag wordt beoordeeld, de proef-tijd nog niet is verstreken, is dat geenreden om de beslissing op de aanvraagaan te houden. Daarbij heeft de proeftijdgeen negatieve invloed op het oordeelover de duurzaamheid, en wordt deproeftijd niet in mindering gebracht opde duur van de verblijfsvergunning. Ont-slag tijdens de proeftijd kan evenwel

– – – – – –

verblijfsrechtelijke gevolgen hebben(zie voor de regelgeving inzake gezins-hereniging en gezinsvorming B2/9.5).

Flexibele arbeidsovereenkomsten enkortlopende arbeidscontractenIn verband met de flexibilisering van dearbeidsmarkt wordt door werkgeverssteeds meer gebruik gemaakt van kortdu-rende en flexibele arbeidsovereenkom-sten. Hierdoor worden minder arbeids-overeenkomsten met de minimale duurvan één jaar afgesloten. Met het oog opdeze ontwikkeling is in het Vb een uit-zonderingsregel getroffen ten aanzienvan de duurzaamheid van de middelenvan bestaan. Beschikt de aanvrager ofdegene bij wie verblijf wordt beoogdniet over inkomsten die op het momentvan de aanvraag, het beslismoment, ofop enig tussenliggend moment nog vooreen jaar beschikbaar zijn, of is er sprakevan een flexibele arbeidsovereenkomst,dan wordt aan de hand van het arbeids-verleden vastgesteld of de duurzaam-heid van de inkomsten voor de toekomstis gegarandeerd.

Oproep- of afroepcontracten, nul-urencontracten, min/max-contracten,uitzendwerk, losse dienstverbanden,seizoenswerk, voorovereenkomsten, enovereenkomsten met uitgestelde presta-tieplicht worden wel ‘flexibele arbeids-overeenkomsten’ genoemd. Als sprakeis van arbeid voor een uitzendbureau,wordt aangenomen dat sprake is vanflexibele arbeid als hier bedoeld, tenzijuit de overgelegde bescheiden uitdrukke-lijk anders blijkt (zie artikel 3.76 Vb ende toelichting hierop bij ‘Bewijsmidde-len en Wet flexibiliteit en zekerheid’).De Minister begeeft zich immers bij deuitvoering van het bepaalde bij en krach-tens de Vw niet op het terrein van hetarbeidsrecht.

Inkomsten uit flexibele arbeidsovereen-komsten worden, gelet op het onzekerekarakter dat werken op basis van derge-lijke arbeidsovereenkomsten kenmerkt,niet aangemerkt als inkomsten die nogéén jaar beschikbaar zijn (op het tijdstipwaarop de aanvraag wordt ontvangen ofde beschikking wordt gegeven, dan welop enig moment tussen beidetijdstippen). Zij zijn derhalve niet duur-zaam in de zin van artikel 3.75, eerstelid, Vb. Hieraan doet de duur van deflexibele arbeidsovereenkomst niet af.Eigen aan flexibele arbeidsovereenkom-sten is immers dat de hoogte van deinkomsten onregelmatig kan zijn.

Inkomsten uit een arbeidsovereenkomstvoor bepaalde duur, waarbij de arbeids-overeenkomst is aangegaan voor eenperiode korter dan één jaar, wordenevenmin aangemerkt als inkomsten dieduurzaam zijn in de zin van artikel 3.75,eerste lid, Vb.

Ook voor inkomsten uit een arbeidsover-eenkomst voor bepaalde duur, waarbijde arbeidsovereenkomst van rechtswegeeindigt binnen één jaar na de datumwaarop de aanvraag is ontvangen, geldtdat ook deze niet worden aangemerktals inkomsten die duurzaam zijn in dezin van artikel 3.75, eerste lid, Vb.

De voornoemde inkomsten uit arbeid(inclusief werk verricht op basis van eenflexibele arbeidsovereenkomst) kunnenechter, in afwijking van de hoofdregelals duurzaam worden aangemerkt,indien ten tijde van de aanvraag (of hettijdstip waarop de beschikking wordtgenomen, dan wel op enig moment tus-sen beide tijdstippen):

door de aanvrager of degene bij wieverblijf wordt beoogd aantoonbaar reedsgedurende drie jaar onafgebroken (aldan niet op basis van overeenkomstenmet een bepaalde duur) is gewerkt en indie gehele periode een inkomen uitarbeid in loondienst is verworven datten minste gelijk is aan de toepasselijkebijstandsnorm in de zin van de Wwb; en

deze inkomsten uit arbeid voor nogminimaal zes maanden beschikbaar zijn.Dit wordt aangetoond met een verkla-ring van de werkgever (bijvoorbeeld hetuitzendbureau). Voor deze verklaringvan de werkgever kan het model con-form bijlage 13 VV worden gebruikt, ofeen verklaring waarin dezelfde inlichtin-gen als in dit model gevraagd worden,zijn opgenomen.

Kortdurende tijdvakken van werkloos-heid worden bij de driejaarsperiode alsinkomen uit arbeid in loondienst meege-teld. In deze driejaarsperiode mag hettotaal van deze tijdvakken van werk-loosheid niet meer dan 26 weken bedra-gen.

Gedurende de driejaarsperiode, inclusiefde tijdvakken van kortdurende werk-loosheid, moeten de inkomsten welzelfstandig zijn verworven (zieB1/4.3.1). Er mag geen (aanvullende)uitkering krachtens de Wwb zijn ontvan-gen. Uitsluitend inkomsten uit arbeid inloondienst worden meegeteld; geduren-de de driejaarsperiode verworven inkom-sten uit arbeid als zelfstandige blijvenderhalve buiten beschouwing.

Voorts moeten de inkomsten van vol-doende hoogte zijn geweest (zieB1/4.3.3 en hieronder).

In geval van gezinshereniging wordtmet ‘toepasselijke bijstandsnorm’bedoeld de bijstandsnorm als bedoeld inartikel 21 Wwb voor de desbetreffendecategorie alleenstaanden, alleenstaandeouders of echtparen en gezinnen (metinbegrip van vakantiegeld), al naargelang de situatie die ontstaat als hetverblijf zou worden toegestaan. Als deaanvrager bijvoorbeeld verblijf beoogt

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 17

bij de echtgeno(o)t(e) in het kader vangezinshereniging is de toepasselijke bij-standsnorm de bijstandnorm voor echt-paren.

In geval van gezinsvorming is het norm-bedrag gelijk aan 120% van het nettominimumloon voor volwassenen van 23jaar en ouder als bedoeld in artikel 8,eerste lid, onder a, en artikel 14 Vwminimumloon en minimumvakantiebij-slag, inclusief de netto vakantiebijslag,bedoeld in artikel 15 van die wet. Ditkomt overeen met 120% van het nettonormbedrag voor gehuwden, bedoeld inartikel 21 Wwb (eveneens inclusiefvakantiebijslag).

In beide gevallen moet aantoonbaarreeds gedurende drie jaar onafgebrokenzijn gewerkt en in die gehele periodeeen inkomen uit arbeid zijn verworvendat ten minste gelijk is aan de toepasse-lijke norm voor echtparen, waarbij dezeinkomsten bovendien voor nog mini-maal zes maanden beschikbaar moetenzijn.

Hierbij wordt ook voor de beoordelingvan de driejaarsperiode uitgegaan vanhetzelfde geldbedrag, als de hoogte vande bijstandsnorm die geldt voor de toe-komstige periode van nog minimaal zesmaanden. Er wordt derhalve steeds eenbeoordeling gemaakt aan de hand vanéén geldbedrag, en nadrukkelijk niet vande (in de loop der tijd steeds gewijzigde)bijstandsnormen zoals deze golden gedu-rende de driejaarsperiode. Immers, aande hand van de inkomsten uit het verle-den wordt beoordeeld of deze in detoekomst van voldoende hoogte zullenzijn.

Bewijsmiddelen en FlexwetOp 1 januari 1999 is de Flexwet inwer-king getreden. De Flexwet heeft gevol-gen voor de arbeidsverhouding tusseneen werkgever en een werknemer. Opgrond van de Flexwet kan voor eenwerknemer met een flexibele arbeids-overeenkomst een gunstiger arbeidsrech-telijke positie bestaan, dan aanstondsblijkt uit het arbeidscontract. Informatieover de Flexwet kan worden ingewon-nen bij het ministerie van SZW.

Ten aanzien van de Flexwet geldt, inge-volge artikel 3.76 Vb, dat de Ministerzich bij de uitvoering van het bepaaldebij en krachtens de Vw niet begeeft ophet terrein van het arbeidsrecht en even-tuele geschillen tussen werkgever enwerknemer.

Indien er een verschil van mening tus-sen werkgever en werknemer bestaat,dient de werknemer zich eerst te wen-den tot zijn werkgever en – als dit toteen geschil leidt dat niet buiten rechtewordt opgelost – tot de kantonrechter.De onderzoeksplicht van de Minister

gaat niet zover dat hij zich zelfstandigeen oordeel vormt over de arbeidsver-houding tussen de werkgever en dewerknemer. Wanneer de Minister voor-uit zou lopen op de uitspraak van dekantonrechter in het geschil tussenwerkgever en werknemer en de stellingdat er sprake is van een arbeidsovereen-komst voor onbepaalde tijd als (on)juistzou aanvaarden, zou dat onbedoelde enongewenste effecten kunnen hebben opdit arbeidsgeschil. Zo zou de werknemerof werkgever zich kunnen beroepen ophetgeen de Minister heeft gesteld.

Duurzaamheid inkomsten uit de Algeme-ne nabestaandenwetBij de duurzaamheid van inkomsten uitde Algemene nabestaandenwet is vanbelang dat het recht op deze uitkeringonder meer vervalt als de nabestaande65 jaar wordt, hertrouwt dan wel metiemand een gezamenlijke huishoudinggaat voeren. Bij de beoordeling van deduurzaamheid wordt hiermee rekeninggehouden. Om die reden worden inkom-sten uit deze bron in ieder geval nietduurzaam geacht indien op grond vanhet doel waarvoor verblijf wordt aange-vraagd vaststaat dat de hoofdpersoon(met de vreemdeling) zal gaan samen-wonen. Dat op het tijdstip waarop deaanvraag wordt ingediend of de beslis-sing wordt genomen wel over dezeuitkering wordt beschikt, doet daaraanniet af.

Duurzaamheid inkomsten door toepas-sing heffingskortingenDe stijging van netto-loon door de toe-passing van (algemene) heffingskortin-gen hoeft niet altijd een duurzame stij-ging van de middelen van bestaan totgevolg te hebben. Indien het recht opbelastingvermindering vervalt, door bij-voorbeeld samenwoning van de hoofd-persoon al dan niet met de vreemdelingof door de inreis van de vreemdeling,dan kan de stijging van het inkomendoor toepassing van de heffingskortingniet als duurzaam worden aangemerkt.De omstandigheid dat de heffingskor-ting aantoonbaar wordt genoten op hettijdstip waarop de aanvraag wordt inge-diend of de beslissing wordt genomen,doet daaraan niet af.

Duurzaamheid van onregelmatigeinkomsten en loon in naturaOnregelmatige inkomsten (overwerkver-goeding, onregelmatigheidstoeslag enfooien) en loon in natura worden alsduurzaam aangemerkt wanneer dezeinkomsten structureel zijn. De onregel-matige inkomsten en het loon in naturaworden als structureel aangemerkt wan-neer deze in de twaalf maanden vooraf-gaande aan de aanvraag of het momentvan beschikken tenminste 11 maandenzijn verworven. Slechts het laagstemaandelijkse netto bedrag aan over-werkvergoeding, onregelmatigheidstoe-

slag, fooien of loon in natura mag wor-den opgeteld bij het contractueelvastgestelde netto-maandloon. Het isniet toegestaan de over een heel jaarextra verdiende inkomsten te middelenen dat op te tellen bij het netto-maandinkomen.

AFParagraaf B1/4.7 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

4.7 Inburgeringsvereiste

Inburgering BuitenlandIngevolge artikel 16, eerste lid, onder h,Vw kan een aanvraag tot het verlenenvan een verblijfsvergunning reguliervoor bepaalde tijd worden afgewezenindien de vreemdeling, die niet behoorttot een der categorieën, bedoeld in arti-kel 17, eerste lid, Vw na verkrijging vanrechtmatig verblijf in Nederland, inbur-geringsplichtig zou zijn op grond van deartikelen 3 en 5 Wet inburgering en nietbeschikt over kennis op basisniveau vande Nederlandse taal en de Nederlandsemaatschappij.

Ingevolge artikel 16, derde lid, Vw ishet eerste lid, onder h, niet van toepas-sing op de vreemdeling die de Surinaam-se nationaliteit bezit en die met bijministeriële regeling vastgesteldebescheiden heeft aangetoond in Surina-me of Nederland lager onderwijs in deNederlandse taal te hebben gevolgd.

Ingevolge artikel 16, tweede lid, Vwkunnen bij of krachtens algemene maat-regel van bestuur regels worden gesteldover de toepassing van deze grond.Deze regels zijn neergelegd in artikelen3.71a, 3.98a, 3.98b, 3.98c en 39.8d Vben de artikelen 3.10, 3.11, 3.12 en 3.13VV.

Ingevolge artikel 3.98c, derde lid, Vbworden de resultaten van het basisexa-men inburgering door middel van hetgeautomatiseerde systeem beoordeeld.Aangezien de resultaten van de onder-zoeken die zijn uitgevoerd naar dekwaliteit van de toetsen, ruimte latenvoor onduidelijkheid omtrent de matewaarin de beoordeling aan de hand vanhet geautomatiseerde systeem vergelijk-baar is met die door menselijke examina-toren, worden de resultaten van hetbasisexamen in de eerste fase na invoe-ring daarvan een tweede maal doormenselijke examinatoren beoordeeld. Inverband hiermee is in artikel II besluitvan 17 februari 2006 tot wijziging vanhet Vb in verband met inburgering inhet buitenland, Stb. 2006, 94, opgeno-men dat in afwijking van artikel 3.98c,derde lid, Vb de resultaten van het basis-examen inburgering, die door middelvan het geautomatiseerde systeem zijnbeoordeeld, nogmaals beoordeeld wor-

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 18

den door examinatoren, indien hetbasisexamen is afgelegd voor een bijkoninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Inburgeringsplichtig is de vreemdelingdie rechtmatig verblijf heeft op grondvan artikel 8, a tot en met e, dan wel l,Vw, die anders dan voor een tijdelijkdoel in Nederland verblijft of geestelijkbedienaar is. Verblijfsdoelen die als tij-delijk worden aangemerkt in de zin vande Wet inburgering staan opgenomen inde bijlage bij artikel 2.1 Regeling inbur-gering (zie B1/4.7.1).

De hoofdregel geldt voor vreemdelingendie voor hun komst naar Nederland inhet bezit moeten zijn van een mvv in hetkader van bijvoorbeeld gezinsherenigingof gezinsvorming, en die na hun komstnaar Nederland inburgeringsplichtig zijnop grond van de artikelen 3 en 5 Wetinburgering. Hetzelfde geldt voor ver-blijf als geestelijk voorganger of gods-dienstleraar, ondanks dat zij doorgaansgeen duurzaam verblijf in Nederlandbeogen (zie B1/4.7.1).

Vreemdelingen van 16 jaar en ouderVreemdelingen in de leeftijd van 16 tot65 jaar zijn ingevolge de Wet inburge-ring inburgeringsplichtig en dienenderhalve het basisexamen inburgeringbuitenland met goed gevolg af te leggentenzij zij zijn vrijgesteld ingevolge deartikelen 3 en 5 Wet inburgering (zieB1/4.7.1).

De basiskennis, die de vreemdelingreeds voor komst naar Nederland in hetbuitenland moet hebben verworven,wordt in het buitenland beoordeeld aande hand van het basisexamen inburge-ring, tenzij de vreemdeling niet inburge-ringsplichtig is of daarvan is vrijgesteld.De resultaten van het basisexamen wor-den betrokken bij de aanvraag om eenmvv.

De aanvraag tot het verlenen van eenverblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd wordt afgewezen indien devreemdeling het basisexamen inburge-ring niet met goed gevolg heeft afge-legd, tenzij:

de vreemdeling de Surinaamse nationa-liteit bezit en met krachtens artikel 16,derde lid, Vw vastgestelde bescheidenheeft aangetoond lager onderwijs inSuriname of Nederland te hebbengevolgd, dan wel

artikel 3.71a, tweede lid, Vb van toe-passing is, of

de vreemdeling de leeftijd van 65jaren heeft bereikt.

In artikel 4:2, tweede lid, Awb isbepaald dat de aanvrager bij indieningvan de aanvraag de gegevens enbescheiden dient te verschaffen die voorde beslissing op de aanvraag nodig zijnen waarover hij redelijkerwijs de

beschikking kan krijgen. Het is daarbijaan de vreemdeling, als potentiëlenieuwkomer, om aan te tonen dat hijover de vereiste basiskennis van deNederlandse taal en Nederlandse samen-leving beschikt. De enige wijze die hemdaartoe ter beschikking staat is het metgoed gevolg afleggen van een basisexa-men inburgering. Daaronder vallen ookgegevens en bescheiden met betrekkingtot de eventuele vrijstelling van hetbasisexamen inburgering.

Indien de vreemdeling bij de aanvraagniet de noodzakelijke gegevens vooreventuele vrijstelling van het basisexa-men inburgering overlegt, wordt hij mettoepassing van artikel 4:5 Awb in degelegenheid gesteld gedurende een rede-lijke termijn de aanvraag aan te vullenvoordat daarop wordt beslist. In dezeperiode wordt de beslistermijn met toe-passing van artikel 4:15 Awb opge-schort. Als de vreemdeling binnen dieredelijke termijn geen gegevens enbescheiden met betrekking tot de even-tuele vrijstelling van het basisexameninburgering heeft overgelegd, wordt opde aanvraag beslist.

In deze paragraaf zijn algemene regelsopgenomen over het basisexamen inbur-gering buitenland. Het basisexameninburgering buitenland is van toepassingop aanvragen tot verlenen van een ver-blijfsvergunning regulier voor bepaaldetijd in het kader van gezinshereniging engezinsvorming met een hoofdpersoondie een verblijfsrecht heeft dat niet-tijdelijk van aard is of die Nederlanderis, tenzij nadrukkelijk anders is vermeld.Ten aanzien van bepaalde categorieënvreemdelingen zijn elders in het Vb, hetVV en de Vc in de betreffende materie-hoofdstukken (zie B2 en verder) anders-luidende bepalingen opgenomen.

AGParagraaf B1/4.7.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.7.1 Niet inburgeringsplichtig of vrij-stellingUit de Wet inburgering, het Besluitinburgering en de Regeling inburgeringblijkt of de vreemdeling wel of nietinburgeringsplichtig is. Als de vreemde-ling in Nederland niet inburgeringsplich-tig is, dan is de vreemdeling ook nietinburgeringsplichtig in het buitenland enhoeft het basisexamen inburgering nietafgelegd te worden.

Het inburgeringsvereiste is niet van toe-passing op vreemdelingen die na verle-ning van een verblijfsvergunning regu-lier voor bepaalde tijd in Nederland nietinburgeringsplichtig op grond van deartikelen 3 en 5 Wet inburgering zijn,bijvoorbeeld omdat zij voor een tijdelijkdoel naar Nederland komen.

Als tijdelijke verblijfsdoel in de zin vande Wet inburgering gelden de volgendeverblijfsdoelen:

gezinshereniging of gezinsvormingindien het verblijfsrecht van de hoofd-persoon van tijdelijke aard is;

verblijf ter adoptie of als pleegkindindien het verblijfsrecht van de hoofd-persoon van tijdelijke aard is;

het afwachten van onderzoek naar degeschiktheid van de aspirant-adoptiefouders, bedoeld in artikel 11van de Wobka;

familiebezoek;het verrichten van arbeid als zelfstan-

dige;het verrichten van arbeid in loondienst;het zoeken en verrichten van arbeid al

dan niet in loondienst;het zoeken van arbeid in loondienst

aan boord van een Nederlands zeeschipof op een mijnbouwinstallatie op hetcontinentaal plat;

verblijf als stagiaire of practicant;verblijf als niet-geprivilegieerd mili-

tair of niet-geprivilegieerd burgerperso-neel;

het volgen van studie;de voorbereiding op studie;verblijf als au-pair;verblijf in het kader van uitwisselinghet ondergaan van medische behande-

ling;de vervolging van mensenhandel;het afwachten van een verzoek op

grond van artikel 17 Rwn;verblijf als vreemdeling die buiten zijn

schuld niet uit Nederland kan vertrekken;verblijf als Amv;verblijf als kennismigrant;werkzaamheid in het kader van grens-

overschrijdende dienstverlening;verblijfsrecht op grond van artikel 3.4,

derde lid, Vb indien bij de verlening isbepaald dat het verblijfsrecht tijdelijkvan aard is.

Niet inburgeringsplichtig is de vreemde-ling die ten minste acht jaren tijdens deleerplichtige leeftijd in Nederland heeftverbleven zijnde de periode van het vijf-de tot en met het vijftiende jaar. Devreemdeling toont dit aan door een uit-treksel uit de GBA of een daaraanvoorafgaande bevolkingsboekhoudingwaaruit ten minste acht jaar verblijf inNederland tijdens de leerplichtige leef-tijd blijkt.Voor toepassing van deze vrijstellings-rond is niet vereist dat het hierbij omeen ononderbroken inschrijving vanacht jaar gaat. Voorts is niet vereist dathet om acht jaar legaal verblijf in Neder-land gaat.

Niet inburgeringsplichtig is de vreemde-ling die beschikt over een diploma,certificaat of ander document zoals hier-onder genoemd:

een diploma of getuigschrift van eenNederlandstalige opleiding binnen hetwetenschappelijk onderwijs, het hoger

– –

– –

– –

– – – – –

– –

– – –

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 19

beroepsonderwijs, algemeen voortgezetonderwijs, beroepsonderwijs of leer-lingwezen. Het diploma moet eenwettelijke basis hebben. Als dat zo is,staat dat vermeld op het diploma;

een diploma staatsexamen Nederlandsals tweede taal, programma I of II;

een in België, Suriname, de Neder-landse Antillen of Aruba behaaldschooldiploma of getuigschrift. Dit moetzijn behaald na onderwijs in een Neder-landstalige opleiding met een voldoendeop de cijferlijst voor het vak Neder-lands. Het niveau van de opleiding moethoger zijn dan lager- of basisonderwijsen het uitgereikte diploma moet een wet-telijke basis hebben;

een diploma van het Europese bacca-laureaat van de Europese school, hetgetuigschrift International BaccalaureateMiddele Years Certificate, InternationalGeneral Certificate of Secundary Educa-tion of Internationaal Baccalaureaat,voor zover dat het baccalaureaat het vakNederlands als eerste of tweede taalomvat en voordat vak een voldoende isbehaald of indien daartoe een cursusEngels-Nederlandstalig onderwijs of eencursus Internationaal Baccalaureaat metdaarin het vak Nederlands is gevolgd eneen voldoende is behaald;

het Certificaat Naturalisatietoets;het inburgeringsdiploma van de Wet

inburgering;een certificaat inburgering van de Wet

inburgering nieuwkomers alsmede deverklaring van het Regionaal Oplei-dingscentrum op grond waarvan hetcertificaat is afgegeven. Uit die verkla-ring moet blijken dat voor de onderde-len ‘ luisteren’ en ‘spreken’ tenminsteniveau NT2 2, voor de onderdelen‘lezen’ en ‘schrijven’ tenminste niveauNT2 1 en voor het onderdeel Maat-schappij Oriëntatie tenminste niveau 2,is behaald;

een certificaat Oudkomers van deRegeling certificaat inburgering oudko-mers, waaruit blijkt dat voor de onderde-len ‘luisteren’ en ‘spreken’ niveau NT22 is behaald en niveau NT2 1 voor deonderdelen ‘lezen ‘schrijven’;

het document korte vrijstellingstoetsvan de Wet inburgering;

een beschikking van het college vanB&W waarin staat dat de vaststellingvan een inburgeringsprogramma opgrond van de Wet inburgering nieuwko-mers achterwege is gelaten omdat tij-dens het inburgeringsonderzoekaannemelijk is geworden dat de nieuw-komer de kennis, het inzicht en devaardigheden die hij door het deelnemenaan een inburgeringsprogramma zoukunnen verwerven, reeds in voldoendemate op andere wijze zou verwerven;

een beschikking van het college vanB&W waarin staat dat de vaststellingvan een inburgeringsprogramma opgrond van de Wet inburgering nieuwko-mers achterwege is gelaten omdat eentoets als bedoeld in artikel 5, vierde lid,

– –

Wet inburgering nieuwkomers met goedgevolg is afgelegd; of

een bewijs waaruit blijkt dat de vreem-deling ingevolge artikel 4 Besluit Natu-ralisatietoets zoals dit gold op 1 april2003 is of was ontheven van de verplich-ting om alle in dat artikel bedoeldetoetsonderdelen af te leggen.

Andere bescheiden dan hier vermeld,leiden niet tot vrijstelling op deze grond.De thans geldende legalisatiecirculaireis van overeenkomstige toepassing.

Om voor vorengenoemde vrijstellings-grond in aanmerking te komen overlegtde vreemdeling bij de aanvraag van demvv of het verzoek om advies hetgevraagde diploma en in het geval ver-eist is dat voor het vak Nederlands eenvoldoende is gehaald, een door deonderwijsinstelling gewaarmerkte cijfer-lijst waaruit blijkt dat een voldoende isbehaald voor het vak Nederlandse taal.

Bij twijfel of het diploma, getuigschriftof ander document vrijstelling oplevertin het kader van de Wet inburgering kancontact worden opgenomen met deInformatiebeheer-groep.

Overige vrijstellingen

Surinaamse nationaliteitDe vreemdeling met de Surinaamse nati-onaliteit is op grond van artikel 16, der-de lid, Vw vrijgesteld van het basisexa-men inburgering, indien hij heeftaangetoond in Suriname of Nederlandlager onderwijs in de Nederlandse taalte hebben gevolgd.Conform artikel 3.13 VV dienen daartoede volgende bescheiden te worden over-gelegd:

een origineel diploma van de lagereschool, behaald in Suriname voor25 november 1975 en een verklaringvan het Centraal Bureau Burgerzakenwaaruit blijkt dat de vreemdeling ten tij-de van afronding van de lagere schoolwoonachtig is geweest in Suriname;

een door het Surinaamse Ministerievan Onderwijs en Volksontwikkelingafgegeven schooldiploma of getuig-schrift afgegeven na 25 november 1975voorzien van een apostille;

een in Nederland gehaald diplomahoger dan dat van het lager onderwijs;

een historisch overzicht uit het Vesti-gingsregister te Den Haag waaruit blijktdat de vreemdeling ten tijde van deafronding van de lagere school, op deleeftijd van elf, twaalf of dertien jaar,woonachtig is geweest in Nederland; of

een uittreksel uit de GBA waaruitblijkt dat de vreemdeling ten tijde vande afronding van de lagere school, op deleeftijd van elf, twaalf of dertien jaar,woonachtig is geweest in Nederland.

Andere bescheiden dan daar vermeld,leiden niet tot vrijstelling op deze grond.

a.

b.

c.

d.

e.

Niet mvv-plichtigeHet inburgeringsvereiste is evenmin vantoepassing op vreemdelingen die, omvoor verlening van een verblijfsvergun-ning regulier voor bepaalde tijd inaanmerking te kunnen komen, niet hoe-ven te beschikken over een geldige mvv.In artikel 16, eerste lid, onder h, Vw isreeds voorzien in een uitzondering voorde in artikel 17, eerste lid, Vw genoem-de categorieën vreemdelingen, waartoeook behoren de in artikel 3.71, tweedelid, Vb genoemde categorieën vreemde-lingen, aan wie het ontbreken van eengeldige mvv niet wordt tegengeworpen.

Hoofdpersoon is houder asielvergunningHet inburgeringsvereiste wordt niettegengeworpen aan het gezinslid van dehoofdpersoon die houder is van een ver-blijfsvergunning asiel voor bepaalde ofvoor onbepaalde tijd.

Langdurig ingezeten onderdanen vanderde landenAls hoofdregel geldt dat langdurig inge-zeten onderdanen van derde landen (inde zin van Richtlijn 2003/109) voor hunkomst naar Nederland het basisexameninburgering niet behoeven af te leggenindien zij reeds in de lidstaat die hen destatus van EG-langdurig ingezeteneheeft verleend aan integratievoorwaar-den hebben voldaan. Zij behoevenevenmin te voldoen aan het inburge-ringsvereiste, indien zij voor arbeid ofstudie in Nederland verblijf beogen,omdat het verblijf betreft dat slechtstijdelijk van aard is.

AHParagraaf B1/7.4 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

7.4 Middelen van bestaanDe verblijfsvergunning voor onbepaaldetijd wordt niet verleend aan vreemdelin-gen die niet zelfstandig en duurzaambeschikken over voldoende middelenvan bestaan op grond van artikel 21,eerste lid, aanhef en onder a, Vw. Wan-neer de vreemdeling niet zelfstandig enduurzaam over middelen van bestaanbeschikt ter hoogte van minimaal dealleenstaande norm kan het duurzame enzelfstandige inkomen van het gezinslidbij wie hij verblijft wordt meegeteld.Dan geldt wel de toepasselijke gezins-norm. Voor het begrip zelfstandig in ditverband, zie artikel 3.73 Vb en B1/4.3.1.Voor het begrip voldoende middelenvan bestaan, zie artikel 3.74 Vb enB1/4.3.3. Voor het begrip duurzaam, zieartikel 3.75 Vb en B1/4.3.2.

GezinslidOnder gezinslid bij wie de vreemdelingverblijft, wordt hier verstaan:

de echtgeno(o)t(e) en de al dan nietgeregistreerde partner van de vreemde-ling met wie de vreemdeling samen-

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 20

woont en een gemeenschappelijkehuishouding voert; of

het andere gezinslid bij wie de vreem-deling oorspronkelijk in het kader van(verruimde) gezinshereniging verblijfwas toegestaan en bij wie de vreemde-ling nog steeds verblijft.

VrijstellingenDe aanvraag wordt niet afgewezen ophet middelenvereiste, indien:

de vreemdeling gedurende een tijdvakvan tien aaneengesloten jaren rechtma-tig verblijf in Nederland als bedoeld inartikel 8, onder a, c, e dan wel l, Vwheeft gehad (zie artikel 21, tweede lid,Vw); als beleidsregel geldt dat periodenvan verblijf in Nederland in dat tijdvakals Nederlander of als houder van eenverblijfsvergunning asiel eveneens mee-tellen;

de vreemdeling:in Nederland is geboren of voor zijn

vierde levensjaar in Nederland verbleef;sindsdien zijn hoofdverblijf niet buiten

Nederland heeft verplaatst; eninmiddels achttien jaar is; in afwijking

van het eerste lid van artikel 21 Vwbehoeft het rechtmatig verblijf van devreemdeling niet aaneengesloten te zijn(zie artikel 21, vierde lid, Vw);

de vreemdeling:als minderjarige onder een beperking

verband houdende met gezinsherenigingrechtmatig verblijf heeft gehad;

de gezinsband niet binnen een jaar nade verlening van de verblijfsvergunningregulier voor bepaalde tijd (als bedoeldin artikel 14 Vw) is verbroken;

de vreemdeling sindsdien zijn hoofd-verblijf niet buiten Nederland heeftverplaatst;

de vreemdeling inmiddels achttienjaar is; en

de vreemdeling ten minste vijf achter-eenvolgende jaren rechtmatig verblijfheeft gehad als bedoeld in artikel 8,onder a, c, e dan wel l, Vw (zie artikel21, vijfde lid, Vw). Als beleidsregelgeldt dat perioden van verblijf in Neder-land in dat tijdvak als Nederlander of alshouder van een verblijfsvergunningasiel, eveneens meetellen;

de vreemdeling duurzaam beschiktover een uitkering op grond van de Wetop de arbeidsongeschiktheidsverzeke-ring of een daarmee vergelijkbarearbeidsongeschiktheidsuitkering, welkeuitkering is gebaseerd op een arbeidson-geschiktheid van 55% op basis van eenvolledige werkweek (zie artikel 3.94 Vb);

de vreemdeling gebruik kan makenvan de in artikel 3.92 Vb geregeldeterugkeeropties.

AIParagraaf B1/9.1 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

a.

b. –

c. 1.

2.

3.

4.

5.

d.

e.

9.1 De aanvraagDe verblijfsvergunning regulier (zowelvoor bepaalde tijd als ook voor onbe-paalde tijd) wordt op aanvraag verleend.Daarop bestaan ingevolge artikel 3.6 Vbslechts drie uitzonderingen, waarin deverblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd (zie artikel 14 Vw) ambts-halve kan worden verleend. De verlen-ging van de verblijfsvergunning reguliervoor bepaalde tijd, ook van de hierbo-ven genoemde verblijfsvergunningen(beperkingen), geschiedt op aanvraag.Deze verblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd kan wel ambtshalve wor-den gewijzigd. Tenslotte wordt eenverzoek om heroverweging van een eer-dere afwijzende beschikking aange-merkt als een herhaalde aanvraag alsbedoeld in artikel 1, onder f, Vw en leidtevenmin tot de ambtshalve verleningvan een verblijfsvergunning.

Intrekking van aanvragenEen vreemdeling kan hetzij middels eenmodel M53, hetzij middels een brief eenaanvraag en eventuele vervolgprocedu-res intrekken.

Intrekking van de aanvraag indien devreemdeling niet in bewaring isEen vreemdeling, zijn wettelijk verte-genwoordiger of gevolmachtigde kaneen aanvraag en eventuele vervolgproce-dures schriftelijk intrekken. Het opschrift gestelde dient wel ondertekend tezijn door de vreemdeling, zijn wettelijkvertegenwoordiger of gevolmachtigde.Uit de inhoud van de brief dient duide-lijk naar voren te komen welke aanvraagof vervolgprocedure wordt ingetrokken.In geval van twijfel dient de IND zichervan te vergewissen welke aanvraag ofvervolgprocedure wordt ingetrokken.Hiertoe zal de IND zich schriftelijk totde vreemdeling, zijn wettelijke verte-genwoordiger of gevolmachtigde wen-den. Indien de vreemdeling een raads-man heeft, neemt de IND na ontvangstvan de brief contact op met de raadsmanvoor het beëindigen van de procedure(s).

De IND draagt er zorg voor dat de poli-tie en de burgemeester van de gemeentewaar de vreemdeling woon- of verblijf-plaats heeft, van het beëindigen van deprocedure(s) worden geïnformeerd.

Intrekking van de aanvraag indien devreemdeling zich in bewaring bevindtbij de politie dan wel bij de KMarIndien een vreemdeling zich in bewa-ring bevindt, dient de intrekking te allentijde te geschieden middels het modelM53.

Herhaalde aanvraagEen herhaalde aanvraag is een aanvraag,die op grond van artikel 4:6 Awb kanworden afgewezen (zie artikel 1, onderf, Vw). Het gaat dus om een aanvraagdie is ingediend overeenkomstig de for-

mele vereisten van artikel 3.26 tot enmet 3.28 of artikel 3.30 tot en met 3.32VV.

Op grond van artikel 4:6 Awb is de aan-vrager gehouden nieuw gebleken feitenof veranderde omstandigheden te ver-melden, indien na een geheel of gedeel-telijk afwijzende beschikking een nieu-we aanvraag wordt gedaan.

Er is enkel sprake van nieuwe feiten enomstandigheden indien die:

op het moment waarop de eerste aan-vraag werd afgewezen niet bekendwaren of redelijkerwijs niet bekend kon-den zijn; en

aanleiding geven tot heroverwegingvan de afwijzing van de eerste aanvraag.

Wanneer geen nieuw gebleken feiten ofveranderde omstandigheden wordenvermeld, kan het bestuursorgaan de aan-vraag afwijzen onder verwijzing naar deeerdere afwijzende beschikking. De aan-vrager behoeft niet in de gelegenheid teworden gesteld de aanvraag inhoudelijkdan wel procedureel aan te vullen; vanhet toepassen van artikel 4:5 Awb kanimmers worden afgezien.

Artikel 3.1, eerste lid, Vb bepaalt dattijdens de behandeling van een aanvraaguitzetting niet achterwege blijft indiennaar het voorlopig oordeel van de Minis-ter sprake is van een herhaalde aan-vraag. Gelet op de strekking van ditartikel is het noodzakelijk om een her-haalde aanvraag met grote voortvarend-heid te behandelen.

Worden wel nieuw gebleken feiten enomstandigheden vermeld, dan is er geensprake van een herhaalde aanvraag,maar van een tweede of volgende aan-vraag.

NB.: In een bezwaarschrift, gerichttegen de afwijzing van de herhaalde aan-vraag, aangevoerde nieuwe feiten ofomstandigheden zijn geen reden voorgegrondverklaring van het bezwaar-schrift, aangezien zij niet aangevoerdzijn bij de aanvraag en daarom nietafdoen aan de juistheid van de verkorteafdoening van de aanvraag. Deze nieu-we feiten en omstandigheden kunnenaanleiding zijn om een nieuwe aanvraagom een verblijfsvergunning of een mvvin te dienen.

Verzoek om heroverwegingEen verzoek om heroverweging van eenin rechte onaantastbaar gewordenbeschikking, dat veelal per brief wordtgedaan, is – voor zover hier van belang– niet ingediend overeenkomstig de ver-eisten van artikel 3.26 tot en met 3.28 ofartikel 3.30 tot en met 3.32 VV.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 21

De vreemdeling wordt eerst in de gele-genheid gesteld aan de formele vereistente voldoen. Daartoe zal een termijn wor-den gesteld, waarbinnen de vreemdelinghet verzuim kan herstellen. Doet devreemdeling dit niet of niet binnen degestelde termijn, dan kan op grond vanartikel 4:5 Awb de aanvraag buitenbehandeling worden gesteld. Als devreemdeling wel een volgens de vereis-ten geldige aanvraag indient, dan ishetgeen onder het kopje “herhaalde aan-vraag” is opgenomen van toepassing.

AJParagraaf B1/9.6.3 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

9.6.3 Gezinsleden van houders vaneen verblijfsvergunning asielEen verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd kan worden verleend aanbepaalde gezinsleden van de houder vande verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd, bedoeld in artikel 29, eer-ste lid, aanhef en onder a tot en met d,Vw. Het betreft de vreemdeling:

die als echtgenoot of echtgenote ofminderjarig kind feitelijk behoort tot hetgezin, die dezelfde nationaliteit heeft engelijktijdig met de hoofdpersoon Neder-land is ingereisd of is nagereisd binnendrie maanden, nadat aan de hoofdper-soon de verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd is verleend (zie artikel 29,eerste lid, onder e, Vw); of

die als partner of als meerderjarigkind zodanig afhankelijk is van dehoofdpersoon, dat hij om die redenbehoort tot het gezin, die dezelfde natio-naliteit heeft en gelijktijdig met dehoofdpersoon Nederland is ingereisd ofis nagereisd binnen drie maanden, nadataan de hoofdpersoon de verblijfsvergun-ning asiel voor bepaalde tijd is verleend(zie artikel 29, eerste lid, onder f, Vw).

Deze aanvragen tot het verlenen van dieverblijfsvergunning asiel kunnen bij éénvan de Aanmeldcentra in Nederlandworden ingediend. Voor de afdoeningvan deze aanvragen zijn geen leges ver-schuldigd. Voor de afgifte van hetverblijfsdocument zijn evenmin legesverschuldigd (zie C10/4).

Indien het gezinslid van de houder vande verblijfsvergunning asiel echter nietvoldoet aan de omschrijving van artikel29, eerste lid, onder e of f, Vw – bij-voorbeeld omdat het gezinslid een ande-re nationaliteit bezit of de hoofdpersoonlanger dan drie maanden na diens ver-blijfsaanvaarding is nagereisd – komtdat gezinslid niet op grond van artikel29, eerste lid, onder e of f, Vw in aan-merking voor de verblijfsvergunningasiel. In het geval het gezinslid een ande-re nationaliteit heeft dan de hoofdper-soon en is nagereisd binnen drie maan-den nadat aan de hoofdpersoon eenverblijfsvergunning asiel is verleend,

a.

b.

zijn voor de afdoening van een eventu-eel in te dienen aanvraag tot het verle-nen van een verblijfsvergunning reguliervoor bepaalde tijd geen leges verschul-digd.

In het geval wel leges verschuldigd zijnen de leges ter zake van de afdoeningvan de aanvraag tot het verlenen van eenverblijfsvergunning regulier niet wordenvoldaan, wordt de aanvraag buitenbehandeling gesteld.

AKParagraaf B2/2.1 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

2.1 Eerste verblijfsaanvaardingIn het Vb zijn voorwaarden opgenomenvoor verblijf in het kader van gezinsher-eniging met echtgeno(o)t(e) of geregis-treerd partner die zien op:

het rechtsgeldig huwelijk en het gere-gistreerd partnerschap (zie artikel 3.14,eerste lid, onder a, Vb);

de verblijfsstatus van de hoofdpersoon(zie artikel 3.15, eerste lid, onder a en b,Vb);

de leeftijd van beide (huwelijks)partners (zie artikel 3.14 Vb en artikel3.15 Vb);

polygamie (zie artikel 3.16 Vb);samenwoning en een gemeenschappe-

lijke huishouding (zie artikel 3.17, ondera, Vb);

inschrijving in de GBA (zie artikel3.17, onder b, Vb);

het mvv-vereiste (zie artikel 17 Vw,artikel 3.18 Vb, artikel 3.71, tweede lid,Vb en B1/4.1);

geldig document voor grensoverschrij-ding (zie artikel 3.19 Vb en B1/4.2).

gevaar voor de openbare orde of natio-nale veiligheid. De artikelen 3.77 en3.78 Vb zijn van toepassing (zie artikel3.20 Vb);

onderzoek naar of behandeling voorTBC (zie artikel 3.21 Vb en B1/4.5);

het middelenvereiste (zie artikel 3.74Vb);

het inburgeringsvereiste (zie artikel3.71a Vb en B1/4.7).

Naast de beleidsregels in deze paragraafzijn ook de beleidsregels met betrekkingtot de algemene voorwaarden van artikel16 Vw van toepassing (zie B1/4). Opdeze algemene voorwaarden bestaanuitzonderingen voor wat betreft het mid-delenvereiste (zie B2/2.10).

ALParagraaf B2/2.10 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.10 Middelen

GezinsvormingIn geval van gezinsvorming wordt deverblijfsvergunning ingevolge artikel3.22, tweede lid, Vb verleend, indien dehoofdpersoon duurzaam en zelfstandig

– –

beschikt over een netto-inkomen dat tenminste gelijk is aan 120% van het mini-mumloon voor volwassenen van 23 jaarof ouder, bedoeld in artikel 8, eerste lid,onder a, en artikel 14 Wet minimumloonen minimumvakantiebijslag, met inbe-grip van de vakantiebijslag, bedoeld inartikel 15 Wet minimumloon en mini-mumvakantiebijslag.

Bij toepassing van het vorenstaandewordt het netto-inkomen vergeleken met120% van het referentie netto minimum-loon, inclusief vakantiebijslag, en datcorrespondeert met 120% van het nettonormbedrag voor gehuwden, bedoeld inartikel 21 Wwb, eveneens inclusiefvakantiebijslag.

Gezinsvorming en alimentatieVoor zover in geval van gezinsvormingis komen vast te staan dat de hoofdper-soon eerder als hoofdpersoon heeftopgetreden in een procedure voorgezinshereniging of -vorming met eenvreemdeling, waarbij de hoofdpersoondeze laatste vreemdelinge tegen haar wilen zonder identiteits- en verblijfsdocu-menten in het land van herkomst heeftachtergelaten, geldt het volgende. Inafwijking van B1/4.3.1 heeft in datgeval de alimentatie die moet wordenbetaald aan de ex-echtgenote of devoormalige geregistreerd partner welinvloed op de hoogte van de middelenvan bestaan in de zin van de Vw. Hetbetreft hier zowel de alimentatie voor dehuwelijks- of geregistreerde partner, alsde alimentatie voor de kinderen. De ali-mentatie die de hoofdpersoon betaaltwordt in mindering gebracht op diensinkomsten. Of sprake is van achterlatingdoor de hoofdpersoon en of door dehoofdpersoon alimentatie wordt betaald,wordt slechts onderzocht indien daar-voor in het vreemdelingendossier concre-te aanwijzingen zijn. In voorkomendegevallen kan worden gevraagd om over-legging van het echtscheidingsconve-nant, de echtscheidingsbeschikking ofde uitspraak waarbij de alimentatie isopgelegd, of de overeenkomst van ont-binding van het geregistreerde partner-schap waarbij de alimentatie overeen isgekomen. Worden deze niet overgelegd,dan is niet aangetoond dat wordt vol-daan aan het middelenvereiste en wordtde aanvraag afgewezen.

Aangezien het merendeel van de achter-gelaten vreemdelingen vrouw is, wordtin de voorgaande passage gerept vanvreemdelingen. Vanzelfsprekend geldtvorenstaande regel ook voor vrouwendie mannen hebben achtergelaten. Medegelet op artikel 3.103 Vb is deze beleids-regel uitsluitend van toepassing opaanvragen ingediend na 1 juli 2005.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 22

GezinsherenigingIn geval van gezinshereniging wordtingevolge artikel 3.22, eerste lid, Vbjuncto artikel 3.74 Vb, de verblijfsver-gunning verleend indien de hoofdper-soon duurzaam en zelfstandig beschiktover een netto- inkomen dat ten minstegelijk is aan de norm ingevolge de Wwbvoor gehuwden.

VrijstellingenIn afwijking van de voorgaande alinea’swordt de aanvraag niet afgewezenwegens onvoldoende, niet duurzame ofniet zelfstandige middelen van bestaan,indien de hoofdpersoon:

65 jaar of ouder is;naar het oordeel van de Minister blij-

vend en volledig arbeidsongeschikt is; ofblijvend niet in staat is aan de plicht

tot arbeidsinschakeling te voldoen.

Het onder a en b vermelde is gebaseerdop artikel 3.22, derde lid, Vb.Het onder c vermelde is een beleidsregeldie is gebaseerd op artikel 3.13, tweedelid, Vb.

Ad bBlijvende en volledige arbeidsonge-schiktheid wordt aangetoond aan dehand van een beschikking van de uitvoe-ringsinstantie die de arbeidsongeschikt-heidsuitkering verstrekt. Indien dehoofdpersoon een uitkering krachtens deWAO, WAZ of de Wajong ontvangt,wordt blijvendheid aangenomen, indien:

uit de toekenningsbeschikking van deuitkerende instantie ingevolge de WAO,WAZ of Wajong blijkt, dat de hoofdper-soon volledig arbeidsongeschikt is; en

uit de meest recente uitkeringsspecifi-catie (die van minimaal één jaar nadatum toekenningsbeschikking is) volgtdat de hoofdpersoon nog steeds voor80-100% arbeidsongeschikt is, omdat deuitkering minimaal op gelijke hoogte isgebleven.

Indien de hoofdpersoon een uitkeringkrachtens de WIA ontvangt, wordt blij-vendheid aangenomen, indien:

uit de toekenningsbeschikking van deuitkerende instantie ingevolge de WIAblijkt, dat de hoofdpersoon onder deregeling Inkomensvoorziening VolledigArbeidsongeschikten valt en na vijf jaarvoor herkeuring in aanmerking komt; of

uit de toekenningsbeschikking van deuitkerende instantie ingevolge de WIAblijkt, dat de hoofdpersoon onder deregeling Inkomensvoorziening VolledigArbeidsongeschikten valt, doch dat ergeringe kans op herstel bestaat en jaar-lijks een herkeuring plaats vindt. In datgeval dient middels een beschikking vande uitkeringsinstantie aangetoond teworden dat de hoofdpersoon na de laat-ste herkeuring nog voor minimaal éénjaar onder de regeling Inkomensvoorzie-ning Volledig Arbeidsongeschikten valt.

a. b.

c.

De WIA bestaat naast de regeling Inko-mensvoorziening Volledig Arbeidsonge-schikten ook uit de regeling Werkhervat-ting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.Wanneer de hoofdpersoon ingevolge deWIA onder deze regeling valt, is inieder geval géén sprake van blijvende envolledige arbeidsongeschiktheid.

Indien de hoofdpersoon geen uitkeringkrachtens de WIA, WAO, WAZ ofWajong ontvangt, wordt de blijvendheidvan de arbeidsongeschiktheid aangeno-men indien:

sprake is van ten minste twee jaar vol-ledige arbeidsongeschiktheid;

(gedeeltelijk) herstel voor ten minstenog een jaar redelijkerwijs is uitgeslo-ten; en

niet reeds op voorhand, gelet op dereden(en) van de arbeidsongeschiktheid,geheel of gedeeltelijk herstel na dit jaaris te verwachten.

De vreemdeling legt zelf een verklaringover van de GG&GD dan wel eenbedrijfsarts of verzekeringsarts waaruithet vorenstaande blijkt. De bedrijfs- ofverzekeringsarts dient met een aanteke-ning over het betreffende specialisme testaan ingeschreven in het Beroepen inde individuele Gezondheidszorg-register. Informatie hieromtrent kantelefonisch worden verkregen(0900-8998225) of via de website vanhet Beroepen in de individuele gezond-heidszorg-register.

Ad cOp grond van artikel 9, eerste lid, Wwb,hebben personen die aanspraak makenop een uitkering krachtens de Wwb(kort gezegd) de verplichting naar ver-mogen algemeen geaccepteerde arbeidte verkrijgen en te aanvaarden, alsookde verplichting gebruik te maken vandoor het college van B&W aangebodenvoorzieningen gericht op arbeidsinscha-keling. Deze verplichtingen wordentezamen de plicht tot arbeidsinschake-ling genoemd.

Alleen in die gevallen waarin de hoofd-persoon een uitkering krachtens deWwb geniet en het voor de hoofdper-soon blijvend onmogelijk is om aan deverplichting tot arbeidsinschakeling tevoldoen, wordt ontheffing van het mid-delenvereiste verleend.

Artikel 9, tweede lid, Wwb geeft hetcollege van B&W de bevoegdheid omin individuele gevallen tijdelijk te ont-heffen van de plicht tot arbeidsinschake-ling. Van een bevoegdheid om een bur-ger blijvend vrij te stellen van dezeverplichting, is geen sprake. Derhalvewordt de vraag of het voor een hoofdper-soon blijvend onmogelijk is om aan deverplichting tot arbeidsinschakeling tevoldoen, beoordeeld aan de hand vanervaringen in het verleden.

Dat het blijvend onmogelijk is om aandeze verplichting tot arbeidsinschake-ling te voldoen wordt – behoudensbijzondere omstandigheden – slechtsaangenomen als (op het tijdstip waaropde aanvraag is ontvangen of de beschik-king wordt gegeven) de hoofdpersoon:

reeds vijf jaar door het college vanB&W op grond van artikel 9, tweedelid, Wwb volledig is ontheven van al deverplichtingen bedoeld in artikel 9, eer-ste lid, Wwb (plicht tot arbeidsinschake-ling); en

(gedeeltelijke of volledige) arbeidsin-schakeling niet binnen een redelijketermijn te voorzien is.

Met het oog op de invoering van deWwb wordt bij de berekening van determijn van vijf jaar tevens meegeteldde periode waarin de hoofdpersoon opgrond van artikel 107 Awb volledig wasvrijgesteld van de verplichting naar ver-mogen te trachten arbeid in dienstbe-trekking te verkrijgen (de zogenaamde‘sollicitatieplicht’).

Gedeeltelijke of volledige arbeidsin-schakeling is (behoudens bijzondereomstandigheden) in elk geval binneneen redelijke termijn te voorzien indiende hoofdpersoon is vrijgesteld van deplicht tot arbeidsinschakeling met hetoog op de zorg voor een kind (al danniet jonger dan vijf jaar).

Als redelijke termijn, waarbinnenarbeidsmarktinschakeling niet te voor-zien moet zijn, wordt aangemerkt eentermijn van drie jaar.

Als een beroep wordt gedaan op dezevrijstellingsgrond, worden alle toeken-ningsbesluiten ingevolge de Wwb, danwel de Awb overgelegd, die betrekkinghebben op de vijf jaar voorafgaand aande indiening van de aanvraag, alsookeventuele correspondentie met het colle-ge van B&W omtrent ontheffing van deplicht tot arbeidsinschakeling, diebetrekking heeft op de vijf jaar vooraf-gaand aan de indiening van de aanvraag.

Gezinslid van houder verblijfsvergun-ning asiel bepaalde tijdIn geval van gezinshereniging met eenhouder van een verblijfsvergunningasiel bepaalde tijd wordt de aanvraagingevolge artikel 3.22, vierde lid, Vbniet afgewezen wegens onvoldoende,niet duurzame of niet zelfstandige mid-delen van bestaan, indien:

deze aanvraag is ingediend binnendrie maanden nadat aan de hoofdper-soon een verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd is verleend, en

gezinshereniging niet mogelijk is ineen derde land waarmee de vreemdelingof de hoofdpersoon bijzondere bandenheeft.

1.

2.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 23

Dit vormt een aanvulling op de regelingvan artikel 29, eerste lid, onder e en f,Vw. Ingevolge die regeling kunnengezinsleden onder omstandigheden, metvoorbijgaan aan het middelenvereiste, inaanmerking komen voor een verblijfs-vergunning asiel. Gezinsleden van eenhouder van een verblijfsvergunningasiel voor bepaalde tijd, die binnen driemaanden vragen om gezinsherenigingmaar niet in aanmerking komen vooreen «afgeleide» verblijfsvergunningasiel op grond van artikel 29, eerste lid,onder e en f, Vw, omdat zij een anderenationaliteit bezitten dan de hoofdper-soon, kunnen op grond van deze aanvul-ling met voorbijgaan aan het middelen-vereiste in aanmerking komen voor eenreguliere verblijfsvergunning, indiengezinshereniging niet mogelijk is in eenderde land waarmee de vreemdeling ofde hoofdpersoon bijzondere banden heeft.

Bijzondere banden zijn in ieder gevalaanwezig, indien het gezinslid de natio-naliteit van een dergelijk ander landbezit. Indien de hoofdpersoon echterniet wordt toegelaten tot dat land, isgezinshereniging daar niet mogelijk enwordt het middelenvereiste niet tegen-geworpen bij de beoordeling van eenaanvraag om een reguliere verblijfsver-gunning in het kader van gezinshereni-ging. Bij de toepassing van het onder 1gestelde wordt bij de bepaling van hetbegin van de termijn van drie maandenuitgegaan van de datum van bekendma-king van de beschikking, waarbij aan dehoofdpersoon een verblijfsvergunningasiel voor bepaalde tijd is verleend.

AMParagraaf B2/2.11 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.11 Beperkingen, arbeidsmarktaan-tekeningen en voorschriftDe verblijfsvergunning wordt verleendonder de beperking: ‘verblijf bij echtge-no(o)t(e) / geregistreerd partner (naam)’.

Afhankelijk van de positie op dearbeidsmarkt van de persoon bij wie devreemdeling verblijf beoogt, wordt debeperking aangevuld met één van dearbeidsmarktaantekeningen genoemd inB1/2.3.1.

Aan de verblijfsvergunning wordt hetvoorschrift verbonden van het sluitenvan een voldoende ziektekostenverzeke-ring, met inbegrip van de kosten die zijnverbonden aan opname en verpleging ineen sanatorium of een psychiatrischeinrichting.

ANParagraaf B2/4.13 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.13 Beperkingen, arbeidsmarktaan-tekeningen en voorschriftDe verblijfsvergunning wordt verleendonder de beperking: ‘verblijf bij partner(naam)’.

Afhankelijk van de positie op dearbeidsmarkt van de persoon bij wie devreemdeling verblijf beoogt, wordt debeperking aangevuld met één van dearbeidsmarktaantekeningen genoemd inB1/2.3.1.

Aan de verblijfsvergunning wordt hetvoorschrift verbonden van het sluitenvan een voldoende ziektekostenverzeke-ring, met inbegrip van de kosten die zijnverbonden aan opname en verpleging ineen sanatorium of een psychiatrischeinrichting.

AOParagraaf B2/5.2.1.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

5.2.1.1 VerdragsadoptiesEen buitenlandse adoptie wordt erkendwanneer die adoptie is geschied over-eenkomstig het Haags Adoptieverdrag.Het Haags adoptieverdrag is, behalvedoor Nederland (het Koninkrijk in Euro-pa), ook bekrachtigd door: Albanië,Andorra, Australië, Azerbeidzjan, Bela-rus, België, Bolivia, Brazilië, Bulgarije,Burkina Faso, Burundi, Canada, Chili,China, Colombia, Costa Rica, Cyprus,Denemarken, Dominicaanse Republiek,Duitsland, El Salvador, Ecuador, Est-land, Filipijnen, Finland, Frankrijk,Guatemala, Georgië, Guinee, Hongarije,IJsland, India, Israël, Italië, Letland,Litouwen, Luxemburg, Madagaskar,Malta, Mauritius, Mexico, Moldavië,Monaco, Mongolië, Nieuw-Zeeland,Noorwegen, Oostenrijk, Panama, Para-guay, Peru, Polen, Portugal, Roemenië,San Marino, Slovenië, Slowakije, Span-je, Sri Lanka, Thailand, Turkije,Tsjechië, Uruguay, Venezuela, Vere-nigd Koninkrijk, IJsland, Zuid-Afrika,Zweden en Zwitserland.

Adoptiebeslissingen, gegeven in een vandeze verdragslanden, worden door deandere verdragslanden erkend, indieneen verklaring wordt overgelegd waaruitblijkt dat die adoptiebeslissing conformdat verdrag heeft plaatsgevonden. Dat iseen verklaring van conformiteit ex arti-kel 23 Haags Adoptieverdrag, afkomstigvan de bevoegde autoriteit van de staatwaar de adoptie heeft plaatsgevonden.Het kan daarbij gaan om interlandelijkeadopties waarbij de Nederlandse autori-teiten betrokken zijn geweest, maar datis niet vereist. Het kan ook gaan om eenadoptiebeslissing van verdragsland Awaarbij verdragsland B als staat vanopvang heeft gefungeerd. Een dergelijkeverdragsadoptie wordt in Nederlanderkend, mits de vereiste verklaring vanconformiteit is overgelegd.

Het Haags Adoptieverdrag is alleen vantoepassing als de aanvraag om eenbeginseltoestemming is ingediend op ofna de datum waarop zowel Nederland (1oktober 1998) als het land van herkomstpartij zijn geworden. In geval van bij-voorbeeld China en de DominicaanseRepubliek, geldt dat adoptiebeslissingengegeven in één van deze verdragslandenalleen naar Nederlands internationaalprivaatrecht erkend worden indien debeginseltoestemming op of na 1 januari2006 is aangevraagd. Bij een dergelijkeaanvraag ontvangt men een BKA num-mer. Aan dit nummer is te zien in welkjaar en welk kwartaal daarvan de aan-vraag is ingediend.

Landen die het verdrag hebben onderte-kend maar nog niet hebben bekrachtigdzijn: Ierland, Rusland en de VerenigdeStaten van Amerika. Adoptiebeslissin-gen, gegeven door deze landen, wordenniet op grond van het Verdrag erkend.

APParagraaf B2/5.10 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

5.10 MiddelenDe verblijfsvergunning wordt ingevolgeartikel 3.22, eerste lid, Vb verleendindien de hoofdpersoon duurzaam enzelfstandig beschikt over een netto-inkomen dat ten minste gelijk is aan denorm ingevolge de Wwb voor echtparen/gezinnen.

VrijstellingenIn afwijking van de voorgaande alineawordt de aanvraag niet afgewezenwegens onvoldoende, niet duurzame ofniet zelfstandige middelen van bestaan,indien de hoofdpersoon verblijf heeft opgrond van de regeling in B9, of indiende hoofdpersoon:

65 jaar of ouder is (zie artikel 3.22,derde lid, Vb);

naar het oordeel van de Minister blij-vend en volledig arbeidsongeschikt is(zie artikel 3.22, derde lid, Vb enB2/2.10 onder ad b);

blijvend niet in staat is aan de plichttot arbeidsinschakeling te voldoen (zieartikel 3.13, tweede lid, Vb en B2/2.10onder ad c).

Gezinslid van houder verblijfsvergun-ning asiel bepaalde tijdDe aanvraag wordt ingevolge artikel3.22, vierde lid, Vb niet afgewezenwegens onvoldoende, niet duurzame ofniet zelfstandige middelen van bestaan,indien:

deze aanvraag is ingediend binnendrie maanden nadat aan de hoofdper-soon een verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd is verleend, en

gezinshereniging niet mogelijk is ineen derde land waarmee de vreemdelingof de hoofdpersoon bijzondere bandenheeft (zie in dit verband B2/2.10).

1.

2.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 24

Meetellen gezinsinkomen bij nareizende(voor-)kinderenIn artikel 3.22, eerste lid, Vb is neerge-legd dat de verblijfsvergunning wordtverleend, indien de hoofdpersoon duur-zaam en zelfstandig beschikt over eennetto-inkomen als bedoeld in artikel3.74, onder a, Vb, en een garantstellingheeft ondertekend, voor zover de vreem-deling als partner van die persoon wilverblijven. In het Vb is derhalve geenverplichting neergelegd om de inkom-sten van anderen dan de hoofdpersoonmee te tellen bij de berekening van debestaansmiddelen.

Echter, als de hoofdpersoon (de biologi-sche of juridische ouder bij wie devreemdeling verblijf beoogt) een naarNederlands internationaal privaatrechtgeldig huwelijk of een in Nederlandgeregistreerd partnerschap is aangegaan,dan wel een relatie onderhoudt in de zinvan artikel 3.14, aanhef en onder b, Vbmet een persoon die rechtmatig verblijfheeft als bedoeld in artikel 8, onder a toten met e, dan wel l, Vw, dan wel Neder-lander is, kan het duurzame, zelfstandigverworven netto-inkomen van die per-soon – mits deze samenwoont met dehoofdpersoon – worden meegeteld bijde berekening van de bestaansmiddelen.

In deze gevallen zijn de middelen vanbestaan voldoende, indien het gezamen-lijke netto-inkomen gelijk is aan debijstandsnorm als bedoeld in artikel 21,aanhef en onder c, Wwb voor de catego-rie echtparen en gezinnen.

Daarbij geldt als aanvullende voorwaar-de dat, tenzij de bovenbedoelde partner,geregistreerde partner of huwelijkspart-ner biologisch of juridisch ouder van devreemdeling is, deze een garantstellingmoet hebben ondertekend.

Opgemerkt zij nog, dat de omstandig-heid dat de hoofdpersoon in gezinsver-band leeft met een (geregistreerde ofhuwelijks-)partner, niet afdoet aan deomstandigheid dat de hoofdpersoonmogelijk aanspraak kan maken op devrijstellingen bedoeld in artikel 3.22,derde lid, Vb, dan wel de onder c ver-melde vrijstelling.

Als het gaat om (voor-)kinderen die ver-blijf beogen bij hun juridische of biolo-gische ouder, die op zijn beurt verblijfbeoogt bij een derde (die dan de hoofd-persoon van de ouder is), dan geldt hetvolgende. In die gevallen wordt de aan-vraag tot het verlenen van de verblijfs-vergunning niet afgewezen omdat nietduurzaam en zelfstandig over voldoendemiddelen van bestaan wordt beschikt,indien door degene bij wie de juridischeof biologische ouder verblijf beoogt,duurzaam en zelfstandig wordt beschiktover voldoende middelen van bestaan ófindien deze persoon is vrijgesteld van

het middelenvereiste op grond van éénvan de hierboven genoemde vrijstel-lingsgronden.

Vorenstaande geldt ook indien de hoofd-persoon (dus de biologische of juridi-sche ouder) inmiddels rechtmatig ver-blijf heeft als bedoeld in de Vw, dan welNederlander is.

AQParagraaf B2/5.12 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

5.12 Beperkingen, arbeidsmarktaan-tekeningen en voorschriftDe verblijfsvergunning wordt verleendonder de beperking: ‘gezinsherenigingbij (naam ouder(s))’.

Afhankelijk van de positie op dearbeidsmarkt van de persoon bij wie devreemdeling verblijf beoogt, wordt debeperking aangevuld met één van dearbeidsmarktaantekeningen genoemd inB1/2.3.1.

Vorenstaande arbeidsmarktaantekenin-gen laten onverlet de bij andere wettengestelde beperkingen ten aanzien vanhet verrichten van arbeid door minderja-rigen.

Aan de verblijfsvergunning wordt hetvoorschrift verbonden van het sluitenvan een voldoende ziektekostenverzeke-ring, met inbegrip van de kosten die zijnverbonden aan opname en verpleging ineen sanatorium of een psychiatrischeinrichting.

ARParagraaf B2/6.1 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

6.1 Eerste verblijfsaanvaardingDe verblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd in het kader van verruimdegezinshereniging kan op aanvraag wor-den verleend aan een ander familielidvan een in Nederland gevestigde hoofd-persoon. Artikel 3.24 Vb geeft het kaderwaarbinnen aan deze vreemdeling eenverblijfsvergunning kan worden ver-leend. Dit artikel bevat algemeen verbin-dende voorschriften. Indien niet wordtvoldaan aan de voorwaarden van artikel3.24 Vb, wordt de verblijfsvergunningniet verleend.

De verblijfsvergunning voor bepaaldetijd, bedoeld in artikel 14 Vw, kan ondereen beperking verband houdend metgezinshereniging worden verleend aaneen ander familielid van een Nederlan-der of van een vreemdeling met rechtma-tig verblijf als bedoeld in artikel 8,onder a tot en met e, dan wel l, van deWet, dan de echtgenoot of echtgenote,de al dan niet geregistreerde partner, ofhet minderjarige kind, indien:

de vreemdeling naar het oordeel vande Minister feitelijk behoort en reeds inhet land van herkomst feitelijk behoordetot het gezin van de persoon bij wiedeze vreemdeling wil verblijven, en

de achterlating van de vreemdelingnaar het oordeel van de Minister eenonevenredige hardheid zou betekenen.

Beoordeling van een mvv-aanvraag vaneen ander familielid dat beoogt gelijktij-dig met de nog in het land van herkomstverblijvende hoofdpersoon, die even-eens een mvv-aanvraag heeft ingediend,naar Nederland te reizen, vindt eerstplaats nadat de mvv-aanvraag van dehoofdpersoon is beoordeeld. Indien deverblijfvragende hoofdpersoon voortoelating in aanmerking komt, wordt ervanuit gegaan dat de hoofdpersoon overrechtmatig verblijf als bedoeld in artikel8, onder a tot en met e dan wel l van deVw beschikt.

Artikel 3.24 Vb geeft geen verplichting,maar een bevoegdheid om de verblijfs-vergunning te verlenen. In deze para-graaf wordt uiteengezet onder welkevoorwaarden van die bevoegdheidgebruik wordt gemaakt en de verblijfs-vergunning in het kader van verruimdegezinshereniging kan worden verleend.Deze voorwaarden hebben het karaktervan beleidsregels.

Daarnaast zijn de algemene voorwaar-den van artikel 16 Vw van toepassing.De verblijfsvergunning wordt derhalveniet verleend, indien niet wordt voldaanaan een of meer van die algemene voor-waarden. Verwezen wordt naar B1/4.Op deze algemene voorwaarden bestaanechter uitzonderingen wat betreft hetmiddelenvereiste (zie B2/2.10).

ASParagraaf B2/6.2 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

6.2 FamilielidOnder de reikwijdte van B2/6 vallen deandere familieleden dan de echtgenootof echtgenote, de al dan niet geregis-treerde partner, of het minderjarige kind,bijvoorbeeld een meerderjarig kind ofeen grootouder.

ATParagraaf B2/6.3 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

6.3 Feitelijke gezinsbandDe verblijfsvergunning wordt niet ver-leend, indien het familielid niet feitelijkbehoort of niet reeds in het land van her-komst feitelijk behoorde tot het gezinvan de in Nederland gevestigde hoofd-persoon. ‘Feitelijk behoren tot hetgezin’ houdt in dat:

de gezinsband reeds in het buitenlandheeft bestaan;

a.

b.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 25

er sprake is van een morele enfinanciële afhankelijkheid van degenebij wie verblijf wordt beoogd, welkeafhankelijkheid reeds in het buitenlandmoet hebben bestaan; en

de vreemdeling moet gaan samenwo-nen met degene bij wie verblijf wordtbeoogd.

Meerderjarige kinderenHet meerderjarige kind behoort niet lan-ger feitelijk tot het gezin, indien defeitelijke gezinsband als verbroken kanworden beschouwd. Dit doet zich in elkgeval voor in een of meer van de vol-gende omstandigheden:

duurzame opneming in een andergezin en degene bij wie verblijf wordtbeoogd is niet meer belast met het (feite-lijke) gezag over de vreemdeling;

duurzame opneming in een andergezin en degene bij wie verblijf wordtbeoogd voorziet niet meer in de kostenvan opvoeding en verzorging van devreemdeling;

de vreemdeling gaat zelfstandigwonen en in eigen onderhoud voorzien;

de vreemdeling vormt een zelfstandiggezin door het aangaan van een huwe-lijk of relatie;

de vreemdeling heeft de zorg of zorg-plicht voor een (buitenechtelijk) kind,een pleeg- of adoptiekind of andereafhankelijke gezinsleden.

Duurzame opneming in een ander gezinis op zich onvoldoende om aan te nemendat de feitelijke gezinsband is verbro-ken. Naast een duurzame opneming ineen ander gezin moet er altijd sprakevan zijn dat degene bij wie verblijfwordt beoogd niet meer is belast met het(feitelijke) gezag over de vreemdeling(zie hierna onder c) of niet meer voor-ziet in diens kosten van opvoeding enverzorging (zie hierna onder d).

Hieronder zullen de volgende aspectenvan het beleid nader worden uitgewerkt:

duurzame opneming;ander gezin;(feitelijk) gezag;voorzien in de kosten van opvoeding

en verzorging.

Ad a.De termijn gedurende welke de ouder(s)en het kind van elkaar zijn gescheidentot de aanvraag om gezinshereniging,wordt de referteperiode genoemd. Dezeperiode begint op het moment waaropde ouder het kind heeft achtergelaten.De referteperiode eindigt op het momentwaarop om afgifte van een mvv voorgezinshereniging wordt verzochtdanwel, indien het meerderjarige kindniet mvv-plichtig is, een aanvraag omeen verblijfsvergunning voor verruimdegezinshereniging wordt ingediend.

a. b. c. d.

Uitgangspunt is dat zo spoedig mogelijkom de overkomst van het in het land vanherkomst verblijvende meerderjarigekind moet worden gevraagd. Indien datniet het geval is, is sprake van duurzameopneming. Als richtlijn wordt daarvooreen referteperiode van één jaar gehan-teerd. Dit lijdt slechts uitzondering,indien degene bij wie verblijf wordtbeoogd goede redenen aanvoert waaromniet binnen dat jaar om de overkomst isgevraagd.

Als goede reden geldt wel de omstandig-heid dat

het kind in een oorlogssituatie onvind-baar is geweest, waardoor het voor de inNederland verblijvende ouder onmoge-lijk is geweest het kind naar Nederlandte laten overkomen. De in Nederlandverblijvende ouder dient aannemelijk temaken dat de overkomst van de vreem-deling door de oorlogssituatie niet bin-nen een jaar na de scheiding kon wordengerealiseerd. Tevens zal aannemelijkmoeten worden gemaakt dat de intentieom de vreemdeling binnen dat jaar overte laten komen, wel steeds aanwezig isgeweest, bijvoorbeeld door het overleg-gen van een verzoek aan het Rode Kruisom de vreemdeling te zoeken; of

de in Nederland verblijvende oudervanwege medische omstandigheden nietof bezwaarlijk de opvoeding en verzor-ging van het meerderjarige kind op zichkon nemen. Dit dient in ieder geval doormiddel van medische verklaringen vande behandelende arts(en) te worden aan-getoond.

Daarentegen geldt als goede reden inieder geval niet de omstandigheid dat

degene bij wie verblijf wordt beoogdniet rechtmatig in Nederland verbleef;

degene bij wie verblijf wordt beoogdhier te lande werkzaam was of eenopleiding volgde en daardoor niet instaat was om voor de vreemdeling tezorgen;

de vreemdeling in het land van her-komst zijn schoolopleiding moestvoltooien; of

de verblijfgever van de in Nederlandverblijvende persoon niet instemde metde overkomst van de vreemdeling.

Een goede reden houdt in dat het aandegene die de overkomst van het meer-derjarige kind vraagt, in redelijkheidniet kan worden tegengeworpen dat nietbinnen de referteperiode van een jaarom deze overkomst is gevraagd. In bei-de gevallen betreft het geen limitatieveopsomming van omstandigheden.

Ad b.Van opneming in een ander gezin issprake, indien de rol van gezinshoofdten opzichte van de vreemdeling dooreen ander dan de in Nederland verblij-vende hoofdpersoon is overgenomen.Ook opvang in een tehuis of een andere

instelling wordt aangemerkt als opnamein een ander gezin. Niet relevant is devraag of de hier te lande wonende ouderreeds een ander gezin heeft gesticht.

Er is geen sprake van opneming in eenander gezin, indien de in Nederlandwonende ouder is vertrokken uit een‘drie-generatie-gezinsverband’ (degrootouder(s), de ouder(s) en de vreem-deling zelf verblijven gezamenlijk inéén woning), en de vreemdeling achter-blijft in dat gezin terwijl de onderlingegezagsverhoudingen ten tijde van hetvertrek van de in Nederland wonendeouder uit het gezin, niet wezenlijk zijnveranderd. Degene bij wie het verblijfwordt beoogd, moet dus wel reeds in hetland van herkomst als gezinshoofd vandit drie-generatie-gezin hebben gefun-geerd.

Het is aan de vreemdeling om, op grondvan feiten en omstandigheden, aanneme-lijk te maken dat geen sprake is geweestvan opneming in een ander gezin.

Ad c.Met gezag wordt in beginsel bedoeld: defeitelijke invulling van het gezag. Dithoudt in dat beoordeeld moet worden inhoeverre de ouder betrokken is(geweest) bij de belangrijkste beslissin-gen inzake de opvoeding en/of verzor-ging van het meerderjarige kind.Voorbeelden van dergelijke beslissingenzijn die ten aanzien van de schoolkeuze,huisvesting en sociale ontwikkeling vanhet meerderjarige kind. Het is aan devreemdeling om aannemelijk te makendat sprake is van gezag als hier bedoeld.Indien sprake is van juridisch gezagover de vreemdeling, komt hieraan inzoverre betekenis toe, dat dit redentemeer is om aan te nemen dat sprake isvan feitelijk gezag.

Ad d.Uitgangspunt is dat de ouder wezenlijken aantoonbaar moet voorzien in de kos-ten van opvoeding en verzorging van devreemdeling.

Van een wezenlijke bijdrage is sprakeals de hoogte (per kwartaal) van de bij-drage van de ouder aan het meerderjari-ge kind of diens feitelijke verzorger,minimaal gelijk is aan de onderhouds-norm op grond van de Algemene Kin-derbijslagwet (zie voor de bedragen vankinderbijslag de website van de SVB).De bijdrage is slechts aangetoond,indien bescheiden zijn overgelegd dieuit objectieve bron afkomstig zijn, zoalsbetalingsbewijzen en overschrijvingsbe-wijzen.

AchtergrondWanneer een kind buiten Nederlandverblijft, zal de SVB pas overgaan totuitkering van kinderbijslag, indien deouder heeft aangetoond dat hij het kind

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 26

financieel in belangrijke mate heeftonderhouden. Hoewel in beginsel geenkinderbijslag kan worden ontvangenvoor meerderjarige kinderen, is er tochaanleiding om bij de Algemene Kinder-bijslagwet aan te sluiten, nu het eromgaat dat de ouder aantoont dat hij inwezenlijke mate heeft voorzien in dekosten van opvoeding en verzorging vanhet kind. Voor het beoordelen van devraag of de ouder ‘wezenlijk’ heeft bij-gedragen in de kosten van levensonder-houd van het meerderjarige kind, wordtaangesloten bij de Algemene Kinderbij-slagwet-norm voor 17-jarigen.

Herstel van de feitelijke gezinsbandIndien een feitelijke gezinsband een-maal verbroken is geoordeeld, wordtherstel van deze band niet aangenomen.

Overige familieledenDe overige familieleden behoren nietlanger tot het gezin indien de feitelijkegezinsband als verbroken kan wordenbeschouwd. Dit doet zich in elk gevalvoor in één of meer van de volgendeomstandigheden:

de vreemdeling gaat zelfstandigwonen en in eigen onderhoud voorzien;

de vreemdeling vormt een zelfstandiggezin door het aangaan van een huwe-lijk of relatie;

de vreemdeling heeft de zorg of zorg-plicht voor een (buitenechtelijk) kind,een pleeg- of adoptiekind of andereafhankelijke gezinsleden.

Voor het beleid ten aanzien van vreem-delingen van 65 jaar en ouder wordtverwezen naar B2/7. Voor hen en ookde overige familieleden geldt daarnaastdat in alle gevallen getoetst moet wor-den of artikel 8 EVRM noopt tot verle-ning van een verblijfsvergunning.Hiervoor wordt verwezen naar B2/10.

AUParagraaf B2/6.11 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

6.11 Beperkingen, arbeidsmarktaan-tekeningen en voorschriftDe verblijfsvergunning wordt verleendonder de beperking: ‘verruimde gezins-hereniging bij ouder(s) (naam ouder(s))’dan wel ‘verruimde gezinshereniging bij(naam gezinslid)’.

Afhankelijk van de positie op dearbeidsmarkt van de persoon bij wie devreemdeling verblijf beoogt, wordt debeperking bij vreemdelingen vanaf 13jaar aangevuld met één van de arbeids-marktaantekeningen genoemd inB1/2.3.1.

Aan de verblijfsvergunning wordt hetvoorschrift verbonden van het sluitenvan een voldoende ziektekostenverzeke-ring, met inbegrip van de kosten die zijn

verbonden aan opname en verpleging ineen sanatorium of een psychiatrischeinrichting.

AVParagraaf B2/7.8 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

7.8 Afwijking van het middelenvereisteDe verblijfsvergunning wordt niet ver-leend, indien de hoofdpersoon nietduurzaam en zelfstandig beschikt overeen netto-inkomen dat ten minste gelijkis aan de bijstandsnorm voor de desbe-treffende categorie echtparen/gezinnenof alleenstaande ouders vermeerderdmet de bijstandsnorm voor alleenstaan-de (zie B1/4.3).

De in Nederland woonachtige kinderenmoeten gezamenlijk duurzaam en zelf-standig beschikken over voldoendemiddelen om in hun eigen levensonder-houd en dat van de vreemdeling te kun-nen voorzien. Dit betekent dat als devreemdeling één kind heeft, dit kindmoet beschikken over het toepasselijkenormbedrag, plus de norm voor eenalleenstaande. Indien er drie kinderenzijn, moet gezamenlijk worden beschiktover een inkomen dat gelijk is aan desom van de toepasselijke normbedragen(zie voor een overzicht van de geldendenormbedragen de website van SZW),plus de norm voor een alleenstaande.Het gedeelte van het inkomen dat pergezin meer wordt verdiend dan de toe-passelijke norm mag bij elkaar wordenopgeteld (zie artikel 3.25, tweede lid,Vb).

VrijstellingenIn afwijking van de voorgaande alineawordt de aanvraag niet afgewezenwegens onvoldoende, niet duurzame ofniet zelfstandige middelen van bestaan,indien de hoofdpersoon:

65 jaar of ouder is;naar het oordeel van de Minister blij-

vend en volledig arbeidsongeschikt is; ofblijvend niet in staat is aan de plicht

tot arbeidsinschakeling te voldoen.

Ad b.Voor de toepassing van deze vrijstel-lingsgrond wordt aangesloten bijB2/2.10 onder ad b.

Ad c.Voor de toepassing van deze vrijstel-lingsgrond wordt aangesloten bijB2/2.10 onder ad c.

Wanneer de vreemdeling verblijf heeftbij meerdere kinderen en één van dekinderen is vrijgesteld wegens het ont-breken van middelen van bestaan opgrond van één van de hierbovengenoemde omstandigheden, kan geenvrijstelling van het middelenvereisteplaatsvinden. De overige kinderen dieniet vrijgesteld zijn moeten aantonen dat

a. b.

c.

zij gezamenlijk duurzaam en zelfstandigbeschikken over een netto-inkomengelijk aan de som van de bestaansmini-ma, bedoeld in de Wwb, voor de desbe-treffende categorie, aangevuld met hetbestaansminimum voor alleenstaanden.

AW

AX

AYParagraaf B2/10.2.5 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

10.2.5 Beperking en arbeidsmarktaan-tekeningIndien het recht op eerbiediging van hetfamilie- of gezinsleven noopt tot aan-vaarding van (voortgezet) verblijf,wordt een verblijfsvergunning reguliervoor bepaalde tijd verleend onder debeperking ‘uitoefenen van het gezinsle-ven conform artikel 8 EVRM bij (naamhoofdpersoon met wie het gezinslevenmoet worden toegestaan)’.

Afhankelijk van de positie op dearbeidsmarkt van de hoofdpersoon,wordt de beperking aangevuld met éénvan de arbeidsmarktaantekeningengenoemd in B1/2.3.1.

Afhankelijk van de aard van het ver-blijfsrecht van de persoon bij wie devreemdeling wil verblijven, wordt bij deverlening van de verblijfsvergunningaangegeven of het verblijfsrecht tijdelijkof niet- tijdelijk van aard is. Indien hetverblijfsrecht van de persoon bij wie devreemdeling wil verblijven, tijdelijk vanaard is, is het verblijfsrecht van devreemdeling eveneens tijdelijk van aard.Indien het verblijfsrecht van de persoonbij wie de vreemdeling wil verblijven,niet tijdelijk van aard is, is het verblijfs-recht van de vreemdeling eveneens niettijdelijk van aard.

Dit is slechts anders indien verblijf dientte worden verleend op grond van depogingen van de vreemdeling om aanhet gezinsleven met zijn kind invullingte gaan geven. In dat geval is het ver-blijfsrecht, ongeacht de aard van hetverblijfsrecht van de persoon bij wie devreemdeling wil verblijven, altijd tijde-lijk.

AZParagraaf B4/2.3.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.3.1 Oud-Nederlanders (artikel 15,eerste lid, aanhef onder d, Rwn)Aan de meerderjarige vreemdeling diehet Nederlanderschap heeft verlorenomdat hij na de totstandkoming van zijnnaturalisatie heeft nagelaten al het moge-lijke te doen om zijn oorspronkelijkenationaliteit te verliezen, kan een ver-

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 27

blijfsvergunning regulier voor onbepaal-de tijd (zie artikel 20 Vw) wordenverleend, indien:

op het moment waarop het Nederlan-derschap werd verleend ten minste vijfaaneengesloten jaren op grond van arti-kel 8, onder a, b, e, of l, Vw rechtmatigin Nederland verbleef; en

wordt voldaan aan de overige inB4/2.2.3.1 genoemde verblijfsvoorwaar-den.

Ad a.Bij de berekening van de periode vanvijf jaren wordt mede betrokken de peri-ode waarin de vreemdeling voor deinwerkingtreding van de Vw rechtmatigin Nederland verbleef op grond van arti-kel 9, 9a of 10 Vw (oud).

De aanvraag tot het verlenen van de ver-blijfsvergunning wordt niet afgewezenindien:

de vreemdeling op het moment waar-op de aanvraag is ontvangen niet gedu-rende een tijdvak van vijf jaren aaneen-gesloten rechtmatig verblijf in Neder-land heeft gehad op grond van artikel 8,onder a, c, e dan wel l, Vw;

de vreemdeling niet zelfstandig enduurzaam beschikt over voldoende mid-delen van bestaan.

Voor wat betreft de bij de aanvraag overte leggen bescheiden wordt verwezennaar B4/2.2.3. Het gestelde in deze para-graaf is van overeenkomstige toepassing.

BAParagraaf B5/2.6 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

2.6 ArbeidsmarktaantekeningOp het verblijfsdocument wordt ingevol-ge artikel 4.21, vierde lid, Vb in begin-sel de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeiduitsluitend toegestaan indien werkgeverbeschikt over TWV’ geplaatst.

Indien een vreemdeling voor een anderdoel dan het verrichten van arbeid inloondienst wordt toegelaten wordt even-eens een aantekening omtrent dearbeidsmarktpositie op het verblijfsdo-cument geplaatst. Deze positie is echterafhankelijk van het doel waarvoor ver-blijf is toegestaan. In de desbetreffendemateriehoofdstukken B2 tot en met B4,alsmede B6 tot en met B16, zijn dezearbeidsmarktposities opgenomen.

BBParagraaf B5/4.1.3 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.1.3 ArbeidsmarktaantekeningOp het verblijfsdocument wordt de aan-tekening geplaatst: ‘specifieke arbeidtoegestaan mits werkgever beschikt overTWV; andere arbeid niet toegestaan.’

a.

b.

BCParagraaf B5/4.3 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

4.3 Internationale luchtvaart, weg-transport en binnenscheepvaartHet algemene vreemdelingenbeleid isniet van toepassing op buitenlandsewerknemers in enkele specifieke secto-ren (internationale luchtvaart, het inter-nationale wegtransport en de internatio-nale binnenscheepvaart) van deinternationale arbeidsmarkt, omdat zijniet dan wel het grootste deel van de tijdniet werkzaam zijn op Nederlandsgrondgebied. Deze vreemdelingenkomen daarom in beginsel niet in aan-merking voor een verblijfsvergunningvoor bepaalde tijd.

Een TWV is vereist indien een vreemde-ling zijn hoofdverblijf binnen Nederlandheeft óf een arbeidsovereenkomst meteen in Nederland gevestigde werkgeveróf arbeid op een binnen Nederland gere-gistreerd vervoermiddel verricht. In datgeval dient er ook een aanvraag vooreen verblijfsvergunning/mvv te wordeningediend. Indien de TWV wordt ver-leend, kan een verblijfsvergunningworden afgegeven onder de beperking‘arbeid in loondienst’, met arbeidsmarkt-aantekening ‘Arbeid uitsluitend toege-staan indien werkgever beschikt overTWV’ (zie verder B5/2). Voor de verle-ning van de TWV moet de vreemdelingin het bezit zijn van een bewijs vanrechtmatig verblijf. De vreemdeling kanzich daartoe melden bij de burgemeestervan de gemeente van zijn woon- of ver-blijfplaats. De Burgemeester plaatstvervolgens een Verblijfssticker in hetpaspoort of identiteitsbewijs van devreemdeling (zie bijlage 7g VV).

De verbodsbepaling van de Wav is nietvan toepassing op een vreemdeling diezijn hoofdverblijf buiten Nederlandheeft én geen arbeidsovereenkomstheeft met een in Nederland gevestigdewerkgever én uitsluitend arbeid verrichtop buiten Nederland geregistreerde ver-voermiddelen in het internationaleverkeer (zie artikel 1 Besluit uitvoeringWav).

BDParagraaf B5/4.4.3 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.4.3 ArbeidsmarktaantekeningAls aantekening wordt vermeld: ‘TWVniet vereist. Andere arbeid niet toege-staan’.

Verder wordt op het document de aante-kening ‘beroep op de publieke middelenkan gevolgen hebben voor het verblijfs-recht’ gesteld.

BEParagraaf B5/4.5.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.5.2 ArbeidsmarktaantekeningOp het verblijfsdocument wordt ver-meld: ‘specifieke arbeid toegestaan mitswerkgever beschikt over TWV; anderearbeid niet toegestaan’.

BFParagraaf B5/4.6.2.3 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

4.6.2.3 ArbeidsmarktaantekeningIndien de duur van de gastcollegesmaximaal één jaar bedraagt, wordt devolgende aantekening vermeld: ‘TWVniet vereist. Andere arbeid niet toege-staan’.

Indien de duur van de gastcolleges lan-ger dan één jaar bedraagt, wordt deaantekening vermeld: ‘arbeid uitsluitendtoegestaan indien werkgever beschiktover TWV’.

BGParagraaf B5/4.6.3 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.6.3 Wetenschappelijk onderzoekersDe volgende wetenschappelijk onder-zoekers worden in de Wav onderschei-den:

assistenten in opleiding en onderzoe-kers in opleiding bij een universitaireinstelling;

vreemdelingen die in de postdoctoralefase voor een duur van maximaal tweejaar specifieke onderzoekstaken inlopende onderzoeksprojecten komenverrichten; en

hooggekwalificeerde onderzoekers dieop voordracht van de Koninklijke aca-demie voor Wetenschappen op basis vaneen tijdelijke aanstelling onderzoeks-werkzaamheden komen verrichten.

Voor deze wetenschappelijk onderzoe-kers kan de CWI een TWV afgeven.

De verblijfsvergunning voor bepaaldetijd wordt, mits ook aan de algemenetoelatingsvoorwaarden wordt voldaan,verleend onder de beperking ‘arbeid inloondienst’, met arbeidsmarktaanteke-ning: ‘arbeid uitsluitend toegestaanindien werkgever beschikt over TWV’.

BHParagraaf B5/4.9.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

4.9.2 Verlening van een verblijfsver-gunningIndien een TWV is verleend wordt eenverblijfsvergunning voor bepaalde tijdverleend voor de duur van de TWVonder de beperking: ‘arbeid in loon-dienst’, met plaatsing van de aanteke-ning: ‘arbeid uitsluitend toegestaan

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 28

indien werkgever beschikt over TWV’,mits aan de algemene voorwaarden vanartikel 16 Vw, nader uitgewerkt in hetVb en hoofdstuk B1/4, is voldaan. Bijde toets of met de aanwezigheid van desporter in dat geval een wezenlijk Neder-lands belang is gediend worden overeen-komstige criteria gehanteerd als bij debeoordeling of een TWV kan wordenafgegeven.

BIParagraaf B5/7.10.2 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

7.10.2 ArbeidsmarktaantekeningOp de vergunning wordt de aantekeninggeplaatst: ‘arbeid in loondienst alleentoegestaan indien werkgever beschiktover TWV.’ Nadat de vreemdeling driejaar houder is geweest van deze ver-blijfsvergunning, wordt op de vergun-ning de aantekening geplaatst: ‘arbeidvrij toegestaan. TWV niet vereist.’ Dezewijziging wordt bij de verlenging van degeldigheidsduur van de verblijfsvergun-ning doorgevoerd bij de aanvraag vanhet verblijfsdocument, dat wil zeggennadat de vreemdeling drie jaar houdervan de voor arbeid geldige vergunningis geweest.

EU/EER-onderdanen en ZwitserseonderdanenVoor de arbeidsmarktaantekeningenvoor EU/ EER-onderdanen en Zwitserseonderdanen wordt verwezen naarB1/2.3.1, B10/2.7 en B10/3.3.2.

BJParagraaf B9/1 Vreemdelingencirculaire2000 komt te luiden:

1 InleidingIn dit hoofdstuk wordt het rechtmatigeverblijf van slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel gedurendede bedenktijd voorafgaande aan de aan-gifte en gedurende de periode vanopsporing, vervolging en berechting infeitelijke aanleg na aangifte van men-senhandel geregeld. Daarnaast biedt dithoofdstuk richtlijnen voor het biedenvan opvang en bescherming van deslachtoffer-aangevers en getuige-aangevers van mensenhandel.

De in dit hoofdstuk beschreven procedu-re maakt onderdeel uit van een integraleaanpak om mensenhandel te bestrijden,een uitdrukkelijke prioriteit voor politieen justitie in Nederland. Mensenhandelis een grove schending van de rechtenvan de mens en een ernstig misdrijf. Hetdelict is strafbaar gesteld in artikel 273fWvSr. Dit artikel ziet op mensenhandelin het algemeen, daaraan gerelateerdevormen van uitbuiting en het trekkenvan profijt daaruit.Ook is in dit verband relevant artikel248b WvSr.

Hoewel het merendeel van de slachtof-fers van mensenhandel vrouw is, is indit hoofdstuk afgezien van het hanterenvan de meer gangbare term ‘vrouwen-handel’. Dit om eventuele verwarring tevoorkomen, omdat ook mannen en min-derjarigen een beroep kunnen doen opde procedure die in dit hoofdstuk isbeschreven.

Volledigheidshalve zij vermeld dat EU-/EER-onderdanen en Zwitserse onderda-nen ook rechten kunnen ontlenen aan dein dit hoofdstuk neergelegde bepalingenen procedure voorzover zij geen rechtenontlenen aan het gemeenschapsrecht(zie B10).

Hetzelfde geldt voor vreemdelingen dierechtmatig in Nederland verblijven inafwachting van een beslissing op eenaanvraag voor een verblijfsvergunningasiel voor bepaalde tijd. Zij kunnen aan-gifte doen van mensenhandel hangendede asielprocedure. Indien zij gebruikwillen maken van de procedure alsbeschreven in dit hoofdstuk, dienen zijhiertoe in de gelegenheid te wordengesteld en zal, na afgifte van de ver-blijfsvergunning, de asielaanvraagworden afgewezen op grond van artikel30 onder b Vw (zie ook C14/5.1). Indienzij niet kiezen voor dit traject loopt deasielaanvraag door en kunnen zij geenverdere rechten ontlenen aan de in dithoofdstuk neergelegde bepalingen enprocedures.

Om tot vervolging te kunnen overgaanis een aangifte geen absolute voorwaar-de. Desalniettemin is voor het opspo-rings- en vervolgingsonderzoek vangroot belang dat zowel slachtoffers alsgetuigen die aangifte doen gedurendelangere tijd ter beschikking blijven vanhet OM om de bewijsvorming te kunnenafronden. Dit rechtvaardigt de opschor-ting van de verwijdering dan wel hetverlenen van een tijdelijke verblijfsver-gunning.

Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting.Bij de strafbaarstelling van mensenhan-del staat het belang van het individusteeds voorop. Dat belang is het behoudvan zijn of haar lichamelijke en geeste-lijke integriteit en persoonlijke vrijheid.

Het begrip mensenhandel bevat de vol-gende elementen:

iedere gedraging waarmee de binnen-komst van vreemdelingen in, de door-reis over, het verblijf in of het vertrekvan het grondgebied van een land wordtbevorderd;

iedere gedraging die gericht is op deseksuele uitbuiting tegen betaling; en

een van de overige in artikel 273fWvSr als mensenhandel strafbaar gestel-de ernstige vormen van uitbuiting.

Het behandelen met respect van hetslachtoffer en van de getuige-aangeverdie aangifte doet, maakt daarvan onder-deel uit. Evenals het garanderen van deveiligheid van slachtoffers en hetbeschermen van de rechten van deslachtoffers en getuige-aangevers vanmensenhandel.

Artikel 3.48 Vb bevat de bijzonderevoorwaarden inzake de verlening vaneen verblijfsvergunning aan een slachtof-fer-aangever of een getuige-aangevervan mensenhandel. Indien niet aan dezevoorwaarden wordt voldaan, wordt deverblijfsvergunning niet verleend. Arti-kel 3.48 Vb geeft geen verplichting,maar een bevoegdheid om de verblijfs-vergunning te verlenen. In dit hoofdstukwordt uiteengezet onder welke voor-waarden van die bevoegdheid gebruikwordt gemaakt en de verblijfsvergun-ning in het kader van mensenhandel kanworden verleend. Deze voorwaardenhebben het karakter van beleidsregels.Naast de beleidsregels die in dit hoofd-stuk zijn opgenomen, zijn tevens debeleidsregels met betrekking tot dealgemene voorwaarden van artikel 16Vw van toepassing, tenzij anders is aan-gegeven.

BKParagraaf B9/3.1 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

3.1 Aanwijzing dat er sprake is vanmensenhandelReeds bij de geringste aanwijzing dat ersprake is van mensenhandel, dient depolitie de vreemdeling te wijzen op demogelijkheid van het doen van aangifteterzake. Hierbij wordt zonodig gebruikgemaakt van tolken werkzaam inopdracht van de politie. De vreemdelingkan onverwijld aangifte doen. Voorbepaalde categorieën vreemdelingenstaat tevens de bedenktijdfase open.

Aanwijzingen van mensenhandel kun-nen op verschillende manieren wordenverkregen:

na de opheffing van het bordeelverbodper 1 oktober 2000, dient een exploitantteneinde legaal een seksinrichting temogen exploiteren te beschikken overeen door de gemeente verstrekte vergun-ning. Voorwaarde voor een dergelijkevergunning is onder meer dat er geenvreemdelingen werkzaam mogen zijn,die niet beschikken over een geldigeverblijfstitel waarmee het is toegestaanom in Nederland te werken. De aanwe-zigheid van een prostituee in een seksin-richting die niet beschikt over een geldi-ge verblijfstitel kan een aanwijzing vanmensenhandel zijn;

verder kunnen de politie en andereoverheidsinstanties tijdens acties diegericht zijn op illegalen ook op mogelij-ke slachtoffers van mensenhandel stuiten;

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 29

ook is het mogelijk dat een slachtoffer/getuige zelfstandig aangifte van mensen-handel doet bij de politie.

BLParagraaf B9/3.2.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

3.2.1 Opschorting van de verwijderingGedurende de bedenktijdfase wordt deverwijdering van het vermoedelijkeslachtoffer van mensenhandel uit Neder-land opgeschort en houden zij rechtma-tig verblijf in Nederland op grond vanartikel 8, onder k, Vw. In deze periodekunnen zij op grond van artikel 11,tweede lid, onder c, Vw aanspraakmaken op voorzieningen, verstrekkin-gen en uitkeringen die uitdrukkelijk aandeze vreemdelingen zijn toegekend.

De politie meldt onverwijld door middelvan het model M55 per fax aan de con-tactpersoon mensenhandel van de betref-fende IND-locatie dat de vreemdelinggebruik wenst te maken van de bedenk-tijdfase. Daarnaast meldt de politie diteveneens aan de DT&V en aan de Stich-ting tegen vrouwenhandel (zie B9/3.2.6).

BMParagraaf B9/3.2.4 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

3.2.4 Het bescheid rechtmatig verblijfIn het geval het vermoedelijke slachtof-fer van mensenhandel in het bezit is vaneen geldig document voor grensover-schrijding brengt de politie daarin desticker Verblijfsaantekeningen Alge-meen aan (bijlage 7g VV). Op de stickerwordt aangetekend dat het verrichtenvan arbeid niet is toegestaan.

In het geval het vermoedelijke slachtof-fer van mensenhandel niet in het bezit isvan een geldig document voor grens-overschrijding, wordt betrokkene voorde duur van de bedenktijd in het bezitgesteld van een W2-document (zie bijla-ge 7f2 VV). De politie geeft op hetmodel M55, waarmee de contactpersoonmensenhandel van de IND op de hoogtewordt gesteld van de verlening van debedenktijd aan een slachtoffer, aan dathet slachtoffer tevens in het bezitgesteld wenst te worden van een W2-document. Ook dient de politie defotokaart, voorzien van de persoonsge-gevens, een pasfoto en het vreemdelin-gennummer van het slachtoffer separaatop te sturen naar de contactpersoon men-senhandel van de IND. Nadat het W2-document is vervaardigd wordt hetopgestuurd naar de politie die de bedenk-tijd aan het slachtoffer heeft verleend.Vervolgens wordt het W2-documentdoor de politie uitgereikt aan het slacht-offer.

– Onderwijl dient een geldig documentvoor grensoverschrijding te worden aan-gevraagd bij de diplomatieke/ consulairevertegenwoordiging van het land waar-van het slachtoffer mensenhandel denationaliteit bezit. De politie zal zono-dig bemiddelen bij het verkrijgen vandit identiteitsdocument.

BNParagraaf B9/3.4 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

3.4 Einde van de opschorting van hetvertrekGeeft het vermoedelijke slachtoffergedurende of na de bedenktijdfase aanaf te zien van het doen van aangifte ofloopt de bedenktijdfase af zonder dat eraangifte is gedaan, dan wordt daarmeede opschorting van het vertrek opgehe-ven. De (vreemdelingen)politie infor-meert de DT&V hierover. De vreemde-ling dient Nederland uit eigen bewegingte verlaten (zie artikel 61 en 62 Vw).Daarbij verdient het aandacht dat in dereis- of identiteitspapieren van devreemdeling die stelt slachtoffer vanmensenhandel te zijn nimmer aanteke-ningen omtrent de verwijdering mogenworden geplaatst.

De DT&V regelt het vertrek en zorgtvoor de benodigde papieren (indiennoodzakelijk regelt de DT&V een lais-sez-passer). De DT&V en dezorgcoördinator kunnen bij vertrek ookbemiddeling vragen aan de IOM.

BOParagraaf B9/7.2 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

7.2 Beperking en arbeidsmarktaante-keningDe verblijfsvergunning wordt verleend‘onder de beperking als genoemd in deVreemdelingencirculaire, B9’. Dearbeidsmarktaantekening luidt: ‘arbeidvrij toegestaan. TWV niet vereist’.

BPParagraaf B9/7.3 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

7.3 Afgifte van het verblijfsdocumentHet verblijfsdocument wordt afgegevendoor de politie onder wiens administra-tieve verantwoordelijkheid de slachtof-fer-aangever of de getuigeaangever valt(zie B9/3.2.2).

BQParagraaf B9/10 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

10 BeklagprocedureIngevolge het bepaalde in artikel 3.88Vb wordt de aanvraag tot het verlengenvan de geldigheidsduur van de verblijfs-vergunning voor bepaalde tijd, bedoeldin artikel 14 Vw, verleend onder een

beperking verband houdende met devervolging van mensenhandel, niet opgrond van artikel 18, eerste lid, onder f,Vw afgewezen, indien:

de beslissing tot niet vervolging ofniet verdere vervolging van de verdach-te is genomen;

de vreemdeling tegen die beslissingschriftelijk beklag heeft gedaan bij hetGerechtshof;

op dat beklag nog niet is beslist.

Wanneer de verdachte niet wordt ver-volgd dan wel de vervolging niet wordtvoortgezet, kunnen zowel slachtoffersals getuige-aangevers van mensenhandeldaarover schriftelijk beklag doen bij hetGerechtshof (zie artikel 12 WvSv). Debeslissing op het beklag mag in Neder-land worden afgewacht. De politie dientbetrokkene in kennis te stellen van deniet vervolging dan wel het niet voortzet-ten van de vervolging van de verdachte.Na kennisneming van deze beslissing,dient betrokkene binnen twee weken depolitie te informeren omtrent het wel ofniet indienen van een beklag bij hetGerechtshof.

Heeft het (vermoedelijke) slachtofferaangifte gedaan en is hij of zij in hetbezit van een verblijfsvergunning, danloopt de geldigheid daarvan door totdathet Gerechtshof inzake het beklag eenuitspraak heeft gedaan.

Is het (vermoedelijke) slachtoffer nogniet in het bezit van een verblijfsvergun-ning, dan zal de Korpschef de verwijde-ring van betrokkene opschorten tot hetGerechtshof uitspraak heeft gedaan.Gedurende deze procedure blijven aan-spraken op de Rvb van kracht, voorzo-ver betrokkene voorafgaand aan deaangifte gebruik heeft gemaakt van debedenktijd en de aangifte nog niet heeftgeleid tot afgifte van een verblijfsver-gunning.

Voor getuige-aangevers geldt per defini-tie dat de verwijdering zal wordenopgeschort totdat het Gerechtshof uit-spraak heeft gedaan. Gedurende dezeprocedure blijven aanspraken op de Rvbvan kracht, voorzover aangifte niet heeftgeleid tot afgifte van een verblijfsver-gunning.

BRParagraaf B10/1.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

1.2 Partijen bij het EG-Verdrag enhet EU-VerdragPartijen bij het EG-Verdrag en het EU-Verdrag: Nederland, België, Duitsland,Frankrijk, Italië, Luxemburg, Denemar-ken, Ierland, het Verenigd Koninkrijk enNoord- Ierland, Griekenland, Portugal,Spanje, Finland, Oostenrijk, Zweden,Cyprus, Estland, Hongarije, Letland,Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slo-

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 30

wakije, Tsjechië, Bulgarije enRoemenië. Voor het toepasselijke over-gangsrecht (zie B10/8).

Voor het toepassingsgebied van zowelbinnen als buiten Europa gelegen grond-gebieden van lidstaten wordt verwezennaar A2/6.2.2.

Poolse en Tsjechische onderdanen, dievia afstamming tevens de Duitse nationa-liteit bezitten, dienen, voor zover zijstellen op grond daarvan rechten te ont-lenen aan het EG-Verdrag, naast het‘Staatsangehörigkeitsausweis’ tevens inhet bezit te zijn van een geldig Duitsnationaal paspoort, een geldige Duitse‘Personalausweis’ of een ander docu-ment als genoemd in bijlage 2 bij hetVV. Indien dat niet het geval is, is hetgestelde in B10/8 op hen van toepas-sing. Het ‘Staatsangehörigkeitsausweis’is overigens geen document dat bestemdis voor internationaal rechtsverkeer.

BSParagraaf B10/2.4 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.4 Aantonen identiteit en nationali-teit van een lidstaatOm met succes beroep te kunnen doenop het gestelde in artikel 8.7 Vb en ver-der, dienen EU/EER onderdanen ofZwitserse onderdanen een geldige identi-teitskaart of een geldig paspoort over teleggen (conform bijlage IV GVI) danwel op andere wijze ondubbelzinnig(zonder enige twijfel) hun identiteit ennationaliteit aan te tonen. De identiteits-kaart of het paspoort dient overeenkom-stig de wetgeving in de Lidstaat, waar-van zij onderdaan zijn, te zijn verstrekt.Hierop dient de nationaliteit van deonderdaan van de Lidstaat te zijn ver-meld. Het enkele verlopen van de identi-teitskaart of paspoort gedurende hetrechtmatig verblijf in Nederland leidtniet tot verblijfsbeëindiging.

De vreemdeling, die reeds in Nederlandverblijft en stelt rechten te ontlenen aanhet EG-Verdrag of de OvereenkomstEG-Zwitserland, maar geen geldige iden-titeitskaart of een geldig paspoort, heeftovergelegd noch op andere wijze ondub-belzinnig zijn identiteit en nationaliteitheeft aangetoond, wordt alsnog in degelegenheid gesteld om dit over te leg-gen. Hiervoor dient een redelijke ter-mijn te worden gegeven van twee weken.

Indien de vreemdeling hieraan geengevolg geeft, is niet vastgesteld dat hijde nationaliteit heeft van een lidstaatvan de EU/EER of van Zwitserland. Hijverblijft daarmee niet rechtmatig in dezin van artikel 8, aanhef en onder e, Vwin Nederland. Op grond van artikel 61,eerste lid, Vw dient de vreemdeling metinachtneming van artikel 62 Vw Neder-land uit eigen beweging te verlaten.

Wanneer hij dat niet doet, kan hij inge-volge artikel 63 Vw worden uitgezetdoor of namens de Minister (zieB10/7.1).

BTParagraaf B10/4.1.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

4.1.1 Voldoende middelen van bestaanDe economisch niet-actieve EU/EER-onderdanen of Zwitserse onderdanen,als bedoeld in B10/4.1, dienen – voorzover hier van belang – aan te tonen datzij over voldoende middelen vanbestaan -beschikken om te voorkomendat zij tijdens hun verblijf ten laste vande publieke middelen komen. Ondervoldoende wordt verstaan: voldoendehoog, dat wil zeggen tenminste het nettonormbedrag voor de desbetreffendecategorie (alleenstaande, echtparen/gezinnen), zijnde de bedragen waaron-der ingevolge de Wwb aan eigen onder-danen bijstand wordt verleend (zie arti-kel 8.12, derde lid, Vb).

De bron waaruit deze middelen komen(bijvoorbeeld erfenis, alimentatie, onroe-rend goed, arbeid buiten Nederland, eenuitkering, pensioen) is niet van belang,mits de gemeenschapsonderdaan devrije beschikking heeft over de midde-len of het recht op (periodieke) uitkeringervan.

Daarbij worden, voor zover van toepas-sing, de middelen in aanmerking geno-men van een huwelijkspartner of per-soon met wie de EU/EER-onderdaandan wel Zwitserse onderdaan een inNederland geregistreerd partnerschap isaangegaan.

In geval van een dergelijke partner geldtimmers een wettelijke onderhoudsplicht.

Hetzelfde geldt indien sprake is van eengeregistreerd partnerschap, aangegaanin en erkend door een andere lidstaat.

Dit is met name van belang voor echtpa-ren, dan wel een paar van geregistreerdepartners, waarvan beide partners onder-daan van de EU/EER zijn dan welZwitsers onderdaan, of een combinatiedaarvan, waarbij één partner over toerei-kende middelen beschikt naar de toepas-selijke bijstandsnorm ingevolge deWwb en de ander niet.

Tevens is dit van belang voor onderda-nen van de EU/EER en Zwitserse onder-danen, die met een Nederlander zijngehuwd of een in Nederland dan welandere lidstaat geregistreerd partner-schap zijn aangegaan, waarbij slechts deNederlandse partner over bedoelde mid-delen beschikt.

In deze gevallen ligt verblijf op grondvan de regels voor economisch niet-actieven in de rede.

Voor zover de EU/EER-onderdaan danwel Zwitserse onderdaan daarover devrije beschikking heeft, kunnen inkom-sten van een partner, niet zijnde huwe-lijkspartner en ook niet zijnde geregis-treerde partner, of van een derde inaanmerking worden genomen, ook alsdie partner of derde onderdaan is vaneen derde land.

De betrokken EU/EER-onderdaan ofZwitserse onderdaan dient aan te tonenover voldoende middelen te kunnenbeschikken. De betrokkene is daarbijvrij in de keuze van de bewijsmiddelen.Er kan in geval van een partner bijvoor-beeld genoegen worden genomen meteen recent bankafschrift van een geza-menlijke bankrekening. Indien de toe-zegging van een partner of derde blij-kens de tekst ervan onder zodanigevoorwaarden is gesteld dat onzeker is ofde betrokkene over bedoelde middelenkan beschikken, wordt aangenomen datde betrokkene niet de vrije beschikkingover de middelen heeft.

Bij het vorenstaande wordt geen genoe-gen genomen met inkomsten uit illegaleactiviteiten. Daarmee wordt met namebedoeld de situatie waarin de echtge-noot, bedoelde geregistreerd partner ofderde, zijnde onderdaan van een derdeland, niet rechtmatig in de Unie ver-blijft, waardoor de door deze persoon uitarbeid verworven inkomsten illegaal zijn.

BUParagraaf B10/8 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

8 Overgangsrecht onderdanen MOE-landen en hun gezins- of familieledenHet vrije verkeer van personen van hetgemeenschapsrecht, met uitzonderingvan de toegang tot de arbeidsmarkt, ismet ingang van 1 mei 2004 volledig vantoepassing op onderdanen van Estland,Hongarije, Letland, Litouwen, Polen,Slovenië, Slowakije en Tsjechië (dezogenaamde MOE 8-landen), en hungezins- of familieleden, ongeacht hunnationaliteit.Met ingang van 1 januari 2007 geldt hetvorenstaande tevens voor onderdanenvan Bulgarije en Roemenië en hungezins- of familieleden, ongeacht hunnationaliteit.

De huidige lidstaten kunnen de toegangtot de arbeidsmarkt blijven regulerendoor middel van nationale maatregelen.Nederland maakt van die mogelijkheidgebruik.

Ingevolge de betreffende Akten van toe-treding van Estland, Hongarije, Letland,Litouwen, Polen, Slovenië, Slowakije en

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 31

Tsjechië zijn de artikelen 1 tot en met 6van Verordening 1612/68 niet van toe-passing. Deze overgangsregeling kanworden verlengd tot uiterlijk 1 mei 2011.Ingevolge de Akten van toetreding vanBulgarije en Roemenië, is met betrek-king tot het vrij verkeer van werknemersin eenzelfde overgangsregeling voorzienals ten aanzien van de op 1 mei 2004toegetreden lidstaten. De volgende over-gangsregeling geldt vooralsnog tot1 januari 2009.

N.B. voor onderdanen van Cyprus enMalta, en hun gezins- of familieleden,ongeacht hun nationaliteit, geldt die uit-zondering niet en zijn alle voorgaandeparagrafen van dit hoofdstuk, voorzoverrelevant, integraal van toepassing.

BVParagraaf B10/8.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

8.1 WerkzoekendenVoor onderdanen van Estland, Honga-rije, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië,Slowakije, Tsjechië, Bulgarije en Roe-menië geldt dat zij – evenals alle andereonderdanen van de lidstaten – ingevol-ge artikel 8.12, eerste lid, Vb een ter-mijn van drie maanden hebben om werkte zoeken. Conform de hoofdregel voorwerkzoekenden geldt, dat zolang erreëel uitzicht is op werk, deze termijnook na de periode van drie maandensteeds voortduurt. Echter, genoemdeonderdanen mogen weliswaar geduren-de die termijn werk zoeken op de Neder-landse arbeidsmarkt, maar hunpotentiële werkgever is niet vrij om henzonder meer tewerk te stellen.

Ingevolge artikel 2, eerst lid, Wav is hetimmers een werkgever als regel verbo-den een vreemdeling in Nederlandarbeid te laten verrichten zonder TWV.De uitzondering op dit verbod, van arti-kel 3, eerste lid, onder a, Wav, welkeuitzondering voor het grootste deelbetrekking heeft op onderdanen van delidstaten van de EU, is op de onderhavi-ge categorie onderdanen niet van toepas-sing. Zodra de TWV is verleend, wordthet hierna onder B10/8.2 vermelde inza-ke werknemers op bedoelde onderdanenvan toepassing.

In verband met de regulering van detoegang van de arbeidsmarkt wordt aanbedoelde onderdanen, ten bewijze vanhun verblijfsrecht gedurende de vrijetermijn, desgevraagd, een sticker ‘Ver-blijfsaantekeningen voor gemeenschaps-onderdanen’ verstrekt, waarop wordtaangetekend: ‘arbeid toegestaan; TWVwel vereist’. Artikel 3.2a VV is van toe-passing.

Dit geschiedt ook indien meerbedoeldeonderdanen geen werk zoeken op deNederlandse arbeidsmarkt, maar verblijf

beogen voor een ander doel, zoalsarbeid als zelfstandige, studie, het ver-richten van diensten of het ontvangendaarvan, gepensioneerde, blijvendarbeidsongeschikte of economisch niet-actieve(zie B10/8.4).

In alle gevallen wordt tevens de aanteke-ning geplaatst: ‘een (meer dan aanvul-lend) beroep op de publieke middelenkan gevolgen hebben voor het verblijfs-recht’.

BWParagraaf B10/8.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

8.2 Werknemers

Onderdanen van de op 1 mei 2004 toege-treden lidstaten

voor onderdanen van Estland, Honga-rije, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië,Slowakije en Tsjechië, die op 1 mei2004 legaal in Nederland werkten enwier toelating tot de Nederlandsearbeidsmarkt voor een onafgebrokenperiode van 12 maanden of meer gold,geldt dat zij toegang hebben tot de(Nederlandse) arbeidsmarkt, maar niettot de arbeidsmarkt van andere lidstaten,die nationale maatregelen toepassen. Ditgeldt zowel voor degenen die op 1 mei2004 de toegang tot de Nederlandsearbeidsmarkt hadden op basis van eenTWV, als degenen die deze toeganghadden louter op grond van de omstan-digheid dat zij op hun verblijfsdocumentde arbeidsmarktaantekening hadden:‘arbeid vrij toegestaan. TWV niet ver-eist’, dan wel ‘arbeid uitsluitend toege-staan indien werkgever beschikt overTWV’, of ‘specifieke arbeid toegestaanmits werkgever beschikt over TWV;andere arbeid niet toegestaan’. Het ishierbij niet van belang of zij op 1 mei2004 daadwerkelijk arbeid verrichtten;het gaat erom dat de onderdanen vaneen toetredende lidstaat op dat momentvoor tenminste 12 maanden waren toege-laten tot de Nederlandse arbeidsmarkt.Zij komen op hun daartoe strekkendeaanvraag en het tonen van het bewijsvan vorenbedoelde toelating, als regel inaanmerking voor afgifte van een ver-blijfsdocument EU/EER met een geldig-heidsduur van vijf jaren. Artikel 3.2,eerste lid, onder c, VV is van toepas-sing. Daarop wordt de arbeidsmarktaan-tekening geplaatst die luidt: ‘arbeid vrijtoegestaan. TWV niet vereist’. Illegalevreemdelingen, die onderdaan zijn vanéén van de acht toetredende lidstatenzoals hierboven genoemd, kunnen aanvorenstaande overgangsbepaling geenverblijfsaanspraken ontlenen. Op hen ishet hierna onder b gestelde van toepas-sing, indien aan hun werkgever tenbehoeve van de door hen te verrichtenwerkzaamheden alsnog een TWV isverleend;

a.

onderdanen van Estland, Hongarije,Letland, Litouwen, Polen, Slovenië,Slowakije en Tsjechië, die na 1 mei2004 gedurende een ononderbrokenperiode van 12 maanden of meer tot deNederlandse arbeidsmarkt zijn toegela-ten, genieten dezelfde rechten, alshierboven bedoeld;

de hierboven bedoelde onderdanenverliezen de aldaar vermelde rechtenindien zij de arbeidsmarkt van debetrokken huidige lidstaat vrijwillig ver-laten. Daaronder wordt niet slechtsverstaan vertrek naar een ander land,maar ook het zich niet langer terbeschikking stellen van de Nederlandsearbeidsmarkt. Indien zij echter in Neder-land economische activiteiten verrich-ten, anders dan in loondienst, ofdienstenontvanger zijn, zijn andereregels van gemeenschapsrecht van toe-passing. Indien zij echter wederomarbeid in loondienst gaan verrichten, ishet onder b gestelde opnieuw op henvan toepassing, zolang Nederlandbedoelde nationale maatregel handhaaft;

onderdanen van Estland, Hongarije,Letland, Litouwen, Polen, Slovenië,Slowakije en Tsjechië, die op of na1 mei 2004 of gedurende een periodewaarin de nationale maatregelen werdentoegepast, legaal werkten, en die tot deNederlandse arbeidsmarkt waren toege-laten voor minder dan 12 maanden,genieten deze rechten niet. Voor hengeldt daarom het hierboven gesteldeniet. Omdat met het oog op de door hente verrichten werkzaamheden aan hunwerkgever een TWV is afgegeven voorminder dan 12 maanden, kan aan dezeonderdanen op hun daartoe strekkendeaanvraag een verblijfsdocument EU/EER worden afgegeven, voor de te ver-wachten duur van de arbeid (de TWV),met als arbeidsmarktaantekening:‘arbeid toegestaan, TWV wel vereist’.

Onderdanen van de op 1 januari 2007toegetreden lidstaten

voor onderdanen van Bulgarije enRoemenië, die op 1 januari 2007 legaalin Nederland werkten en wier toelatingtot de Nederlandse arbeidsmarkt vooreen onafgebroken periode van 12 maan-den of meer gold, geldt dat zij toeganghebben tot de (Nederlandse) arbeids-markt, maar niet tot de arbeidsmarkt vanandere lidstaten, die nationale maatrege-len toepassen. Dit geldt zowel voordegenen die op 1 januari 2007 de toe-gang tot de Nederlandse arbeidsmarkthadden op basis van een TWV, als dege-nen die deze toegang hadden louter opgrond van de omstandigheid dat zij ophun verblijfsdocument de arbeidsmarkt-aantekening hadden: ‘arbeid vrij toege-staan. TWV niet vereist’, dan wel‘arbeid uitsluitend toegestaan indienwerkgever beschikt over TWV’, of ‘spe-cifieke arbeid toegestaan mits werkge-ver beschikt over TWV; andere arbeidniet toegestaan’. Het is hierbij niet van

b.

c.

d.

a.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 32

belang of zij op 1 januari 2007 daadwer-kelijk arbeid verrichtten; het gaat eromdat de onderdanen van een toetredendelidstaat op dat moment voor tenminste12 maanden waren toegelaten tot deNederlandse arbeidsmarkt. Zij komenop hun daartoe strekkende aanvraag enhet tonen van het bewijs van vorenbe-doelde toelating, als regel in aanmerkingvoor afgifte van een verblijfsdocumentEU/EER met een geldigheidsduur vanvijf jaren. Artikel 3.2, eerste lid, onderc, VV is van toepassing. Daarop wordtde arbeidsmarktaantekening geplaatstdie luidt: ‘arbeid toegestaan. TWV nietvereist’. Illegale vreemdelingen, dieonderdaan zijn van een van bedoeldeacht toetredende lidstaten, kunnen aanvorenstaande overgangsbepaling geenverblijfsaanspraken ontlenen. Op hen ishet hierna onder b gestelde van toepas-sing, indien aan hun werkgever tenbehoeve van de door hen te verrichtenwerkzaamheden alsnog een TWV isverleend;

onderdanen van Bulgarije en Roeme-nië, die na 1 januari 2007 gedurende eenononderbroken periode van 12 maandenof meer tot de Nederlandse arbeidsmarktzijn toegelaten, genieten dezelfde rech-ten, als hierboven bedoeld;

de hierboven bedoelde onderdanenverliezen de aldaar vermelde rechtenindien zij de arbeidsmarkt van debetrokken huidige lidstaat vrijwillig ver-laten. Daaronder wordt niet slechtsverstaan vertrek naar een ander land,maar ook het zich niet langer terbeschikking stellen van de Nederlandsearbeidsmarkt. Indien zij echter in Neder-land economische activiteiten verrich-ten, anders dan in loondienst, ofdienstenontvanger zijn, zijn andereregels van gemeenschapsrecht van toe-passing. Indien zij echter wederomarbeid in loondienst gaan verrichten, ishet onder b gestelde opnieuw op henvan toepassing, zolang Nederlandbedoelde nationale maatregel handhaaft;

onderdanen van Bulgarije en Roeme-nië, die op of na 1 januari 2007 ofgedurende een periode waarin de natio-nale maatregelen werden toegepast,legaal werkten, en die tot de Nederland-se arbeidsmarkt waren toegelaten voorminder dan 12 maanden, genieten dezerechten niet. Voor hen geldt daarom hethierboven gestelde niet. Omdat met hetoog op de door hen te verrichten werk-zaamheden aan hun werkgever eenTWV is afgegeven voor minder dan 12maanden, kan aan deze onderdanen ophun daartoe strekkende aanvraag eenverblijfsdocument EU/EER wordenafgegeven, voor de te verwachten duurvan de arbeid (de TWV), met alsarbeidsmarktaantekening: ‘arbeid toege-staan, TWV wel vereist’.

BXParagraaf B10/8.2.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

b.

c.

d.

8.2.1 Grensoverschrijdende dienstver-richters

NotificatieplichtHet verbod om vreemdelingen zonderTWV te werk te stellen is op grond vanartikel 1e van het Besluit uitvoeringWav niet van toepassing op werkzaam-heden in het kader van grensoverschrij-dende dienstverlening als aan devolgende voorwaarden wordt voldaan:

de dienstverlener buiten Nederland isgevestigd in een land waarvoor het vrijverkeer van diensten geldt, en geen post-busonderneming is;

de werkzaamheden die de dienstverle-ner verricht niet bestaan uit het terbeschikking stellen van werknemers(uitzendarbeid);

de werkzaamheden voor de aanvangdaarvan bij de CWI – via een standaard-formulier – zijn genotificeerd.

Als niet aan deze voorwaarden wordtvoldaan, blijft een TWV vereist.

De notificatie geldt voor alle buitenland-se dienstverleners voor wie het vrijverkeer van diensten geldt, die eendienst in Nederland willen verlenen meteigen werknemers voor wie op enigmoment geen vrij verkeer van werkne-mers met ons land geldt (zie ook B5/4.4).Gevraagde bescheiden:

een geldig paspoort of een geldigeidentiteitskaart;

een kopie van de werkvergunningwaaruit blijkt dat de vreemdeling gerech-tigd is in het land van vestiging van dewerkgever arbeid te verrichten in dienstvan de werkgever (indien een werkver-gunning in het land van vestiging isvereist);

een kopie van de werkvergunningwaaruit blijkt dat de vreemdeling gerech-tigd is in het land van vestiging van dewerkgever arbeid te verrichten in dienstvan die werkgever (indien een werkver-gunning in het land van vestiging isvereist);

een bewijs waaruit de te verrichtendiensten blijken.

GeldigheidsduurIngevolge artikel IX Richtlijn 2004/38,wordt aan onderdanen van staten die,die op 1 mei 2004 zijn toegetreden ofdaarna toetreden tot de EU alsmede hungezinsleden, ongeacht hun nationaliteit,een document rechtmatig verblijf ver-leend waaruit rechtmatig verblijf blijkt,voor de duur van vijf jaar of tenminstevoor de duur van de dienstverlening.

ArbeidsmarktaantekeningDe arbeidsmarktaantekening luidt:‘arbeid in loondienst alleen toegestaanindien de werkgever beschikt over eenTWV’.

BYParagraaf B10/8.3 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

8.3 Gezinsleden van werknemersTen aanzien van gezinsleden van werk-nemers met de nationaliteit van Estland,Hongarije, Letland, Litouwen, Polen,Slovenië, Slowakije, Tsjechië, Bulgarijeen Roemenië, wordt onderscheidgemaakt tussen gezinsleden van dewerknemer met de nationaliteit van éénvan de op 1 mei 2004 toegetreden lidsta-ten en gezinsleden van de werknemermet de nationaliteit van de op 1 januari2007 toegetreden lidstaten. Dit onder-scheid ziet op het moment waarop zijrechten kunnen ontlenen aan het vrijverkeer van personen ingevolge hetgemeenschapsrecht, met inbegrip van detoegang tot de arbeidsmarkt.

Zolang de werking van de artikelen 1 toten met 6 Verordening 1612/68 is opge-schort, geldt artikel 11 Verordening1612/68, namelijk dat de gezinsledenhet recht hebben om iedere arbeid op hetgrondgebied van de lidstaat te aanvaar-den en daarmee recht op verblijf, onderde volgende voorwaarden:

uitsluitend de echtgenote, dan welgeregistreerd partner, en bloedverwan-ten in neergaande lijn beneden de leef-tijd van 21 jaar of die te hunnen lastezijn, die op 1 mei 2004 dan wel op1 januari 2007 met de werknemer legaalop het grondgebied van een lidstaat ver-blijven, hebben vanaf de datum vantoetreding onmiddellijk toegang tot dearbeidsmarkt. Dit geldt niet voor deleden van het gezin van de werknemerdie legaal tot de arbeidsmarkt van dielidstaat is toegelaten voor een periodevan minder dan 12 maanden. Indien aande werknemer een verblijfsdocumentEU/EER wordt verstrekt met toepassingvan het onder B10/8.2 onder a gestelde,wordt aan daarvoor in aanmerkingkomende gezinsleden (ongeacht hunnationaliteit) op hun daartoe strekkendeaanvraag een verblijfsdocument EU/EER verstrekt, met een zelfde geldig-heid als het verblijfsdocument EU/EERvan de werknemer, waaronder begrependezelfde arbeidsmarktaantekening,namelijk: ‘arbeid toegestaan, TWV nietvereist’. Onder legaal verblijf wordtrechtmatig verblijf in de zin van artikel8, onder a tot en met d, of l, Vw ver-staan. Aanvragen van andere gezinsle-den dan de hier bedoelde gezinsledendan wel van familieleden worden opzelfstandige gronden beoordeeld;

de echtgenote, dan wel geregistreerdpartner, en bloedverwanten in neergaan-de lijn beneden de leeftijd van 21 jaar ofdie te hunnen laste zijn, die vanaf eendatum na 1 mei 2004 dan wel vanaf eendatum na 1 januari 2007 met de werk-nemer legaal op het grondgebied vaneen lidstaat verblijven, hebben toegangtot de arbeidsmarkt van de betrokken

a.

b.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 33

lidstaat nadat zij gedurende tenminsteachttien maanden in die lidstaat hebbenverbleven. Daarvoor geldt hetgeen hier-na onder c is vermeld;

de bepalingen, onder a en b vermeld,doen geen afbreuk aan gunstiger nationa-le of uit bilaterale overeenkomstenvoortvloeiende maatregelen. Aan degezinsleden, onder b vermeld, die dewerknemer vergezellen of nareizen,wordt op hun daartoe strekkende aan-vraag om toetsing aan het gemeen-schapsrecht een verblijfsdocument EU/EER afgegeven. Op grond van het gun-stiger Nederlandse nationale recht inza-ke gezinshereniging verkrijgen degezinsleden van de werknemer niet pasna achttien maanden verblijf dezelfdearbeidsmarktaantekening als de werk-nemer van wie het verblijf afhankelijkis, maar onmiddellijk.

BZParagraaf B10/8.4 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

8.4 Andere verblijfsdoelen dan arbeidin loondienstAan de vreemdeling, die voor een anderdoel dan het zoeken of verrichten vanarbeid in loondienst in Nederland ver-blijft (zelfstandige, dienstenverlener,dienstenontvanger, gepensioneerde, blij-vend arbeidsongeschikte, economischniet-actieve en student), wordt doorNederland geen vrije toegang tot deNederlandse arbeidsmarkt verleend,zolang Nederland als nationale maatre-gel de TWV-plicht handhaaft.

De vreemdeling heeft wel de mogelijk-heid zich alsnog op de arbeidsmarkt tebegeven, maar een potentiële werkgeveris verplicht met het oog op de tewerkstel-ling van deze vreemdeling over eenTWV te beschikken.

In verband daarmee wordt op de stickerverblijfsaantekeningen voor gemeen-schapsonderdanen, dan wel het verblijfs-document, af te geven aan de vreemde-ling die voor een ander doel dan hetverrichten van arbeid in loondienst inNederland verblijft, de arbeidsmarktaan-tekening gesteld: ‘arbeid toegestaan,TWV wel vereist’.

Op het verblijfsdocument van de gezins-of familieleden wordt in beginsel dezelf-de arbeidsmarktaantekening geplaatstals op het document van de vreemdelingvan wie hun verblijfsrecht afhankelijkis. Dat geldt ook voor wat betreft deaantekeningen inzake beroep op depublieke middelen.

Pas indien op enige datum na toetredingvan de desbetreffende lidstaat een TWVis verleend ter zake van de door devreemdeling te verrichten werkzaamhe-den, wordt vervolgens op aanvraag eennieuw verblijfsdocument EU/EER afge-

c.

geven, met toepassing van B10/8.2onder b, voor zover sprake is van reëleen daadwerkelijke arbeid, anders danmarginaal en bijkomstig van aard, envoor zover de TWV is afgegeven meteen geldigheidsduur van tenminste 12maanden.

Arbeid van bijkomende aardVoor wat betreft studenten, die in Neder-land verblijven op grond van artikel8.12, eerste lid, onder c, Vb, en die geenverblijfsrecht kunnen ontlenen aan éénder andere bepalingen van het gemeen-schapsrecht, geldt het volgende.

Indien zij arbeid (willen gaan) verrich-ten in het kader van een stage als ver-plicht onderdeel van de opleiding, ofarbeid van niet meer dan tien uren perweek dan wel seizoenarbeid in de maan-den juni, juli en augustus, is het gesteldein B6/5 van overeenkomstige toepassing.

Daarbij wordt voorts verwezen naar deparagrafen 24 en 26 van de Uitvoerings-regels bij het Delegatie- en uitvoerings-besluit Wav, inzake stagiaires, respectie-velijk arbeid van bijkomende aard (zieD2/2).

Ook in de daar omschreven gevallen,van door een student te verrichtenarbeid, is een TWV vereist, ook al wordtdie arbeid aangemerkt als zijnde vanbijkomende aard.

CAParagraaf B11/3.3.3 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

3.3.3 Beperking, (arbeidsmarkt)aantekeningen en voorschriftVoor zover de aan de vergunning ver-bonden beperking nog niet luidde:‘arbeid in loondienst’, wordt de beper-king (de vergunning) alsnog in die zingewijzigd, met als aanvulling: ‘bij(naam werkgever) op grond van hetTurkse Associatie Verdrag.’

Een reeds aan de vergunning verbondenbeperking ‘verrichten van arbeid inloondienst’ wordt bij verlenging gehand-haafd en voorzien van dezelfde aanvul-ling.

ArbeidsmarktaantekeningenVoor Turkse onderdanen die op grond

van hun (eerdere) verblijfsrecht vrij totde Nederlandse arbeidsmarkt zijn toege-laten en voldoen aan de in B11/3.3.2genoemde voorwaarden, geldt in hettweede en derde jaar als arbeidsmarkt-aantekening: ‘arbeid vrij toegestaan.TWV niet vereist.’

Voor alle overige gevallen geldt in hettweede en derde jaar als arbeidsmarkt-aantekening: ‘arbeid uitsluitend toege-staan indien werkgever beschikt overTWV.’

Na drie jaar legale arbeid geldt dealgemene regel dat de Turkse werkne-mer vrije toegang heeft tot de arbeids-markt. De arbeidsmarktaantekeningluidt: ‘arbeid vrij toegestaan; TWV nietvereist.’

Tevens wordt de verblijfsvergunningaltijd voorzien van de aantekening: ‘Eenmeer dan aanvullend beroep op depublieke middelen kan gevolgen hebbenvoor het verblijfsrecht.’

Aan de verblijfsvergunning wordt alsvoorschrift verbonden de verplichtingvoldoende verzekerd te zijn tegen ziek-tekosten met inbegrip van de kostenverbonden aan opname en verpleging ineen sanatorium of een psychiatrischeinrichting.

CBParagraaf B11/7 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

7 Europa-overeenkomsten met Bulga-rije en RoemeniëDe EG en hun lidstaten hebben met Bul-garije (PB EG 1994, L 358, bladzijde 1)en Roemenië (PB EG 1994, L 357, blad-zijde 1) Europa-overeenkomsten geslo-ten.Deze Europa-overeenkomsten haddentot doel een associatie tot stand te bren-gen om uitbreiding van de handel eneconomische betrekkingen tussen deverdragspartijen te bevorderen en daar-mee de dynamische ontwikkeling enwelvaart in Bulgarije en Roemenië testimuleren, teneinde de toetreding tot deEG te vergemakkelijken. Door de toetre-ding van Bulgarije en Roemenië tot deEU op 1 januari 2007 hebben deze over-eenkomsten hun betekenis verloren.Het gemeenschapsrecht, dat is beschre-ven in B10 Vc, is met ingang van 1 janu-ari 2007 van toepassing op onderdanenvan Bulgarije en Roemenië alsmede hungezins- of familieleden, ongeacht hunnationaliteit.

CCParagraaf B11/7.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te vervallen:7.1 Verblijf van werknemers

CDParagraaf B11/7.1.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te vervallen:7.1.1 Verblijfsvoorwaarden

CEParagraaf B11/7.1.2 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te vervallen:7.1.2 Beperking, (arbeidsmarkt)aantekeningen en voorschrift

CFParagraaf B11/7.2 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te vervallen:7.2 Verblijf van zelfstandigen

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 34

CGParagraaf B11/7.2.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te vervallen:7.2.1 Verblijfsvoorwaarden

CHParagraaf B11/7.2.2 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te vervallen:7.2.2 Beperking, (arbeidsmarkt)aantekeningen en voorschrift

CIParagraaf B11/7.3 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te vervallen:7.3 Actuele bedreiging van de openba-re orde en nationale veiligheid

CJParagraaf B11/8.4 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

8.4.Beperking, (arbeidsmarkt)aantekeningen en voorschrift

HoofdpersoonDe verblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd wordt, al naar gelang desituatie, verleend onder de beperking:

‘arbeid als zelfstandige voor (naamvan de onderneming) op grond van hetinternationaal Vriendschapsverdrag’met de arbeidsmarktaantekening:‘arbeid in loondienst alleen toegestaanindien de werkgever beschikt over eenTWV; of

‘arbeid in loondienst als vertegen-woordiger van (naam van de vertegen-woordigde) op grond van het internatio-naal Vriendschapsverdrag’ met dearbeidsmarktaantekening: ‘arbeid uitslui-tend toegestaan indien werkgeverbeschikt over TWV.’

Afhankelijke gezinsledenDe afhankelijke verblijfsvergunningregulier voor bepaalde tijd aan echtgeno-ten en de minderjarige kinderen wordtverleend onder de beperking: ‘Verblijfbij (naam hoofdpersoon).’ De arbeids-marktaantekening luidt: ‘arbeid uitslui-tend toegestaan indien werkgeverbeschikt over TWV’. In alle gevallenwordt tevens toegevoegd: ‘Een beroepop de publieke middelen kan gevolgenhebben voor het verblijfsrecht.’

Aan de vergunning wordt als voorschriftverbonden de verplichting voldoende tezijn verzekerd tegen ziektekosten metinbegrip van de kosten verbonden aanopname en verpleging in een sanatoriumof een psychiatrische inrichting.

CKParagraaf B11/9 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

9 Europees verdrag betreffende socia-le en medische bijstandHet Europees verdrag betreffende socia-le en medische bijstand verplicht deverdragsluitende partijen de wederzijdse

onderdanen op gelijke voet als eigenonderdanen recht te geven op sociale enmedische bijstand.

Partij bij dit verdrag en protocol zijn:Nederland, België, Denemarken, Duits-land, Frankrijk, Griekenland; Ierland,Italië, Luxemburg, Malta (alleen bij hetverdrag), Noorwegen, Portugal, Spanje,Turkije, het Verenigd Koninkrijk, IJs-land en Zweden.

Hoewel geen partij bij het Europees ver-drag betreffende sociale en medischebijstand, heeft Nederland zich ingevolgeartikel 13, vierde lid, ESH en artikel 19Europees verdrag migrerende werkne-mers verplicht het Europees verdragbetreffende sociale en medische bijstandeveneens toe te passen op onderdanenvan Polen, Slowakije en Cyprus.

Ten aanzien van burgers van de EUheeft Nederland een voorbehoudgemaakt dat inhoudt dat Nederland deverplichting om onderdanen van deandere lidstaten van de EU op gelijkevoet met de eigen onderdanen sociale enmedische bijstand te verlenen, slechtsaanvaard voor zover overeenkomstigeverplichtingen voortvloeien uit het EG-Verdrag.

CLParagraaf B11/9.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

9.1.BegunstigdeDe bepalingen van het Europees verdragbetreffende sociale en medische bijstandzijn in het kader van de uitvoering vande Vw slechts van belang voor houdersvan een verblijfsvergunning voorbepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14Vw. De Vw verleent aan houders vaneen verblijfsvergunning voor onbepaal-de tijd, als bedoeld in artikel 20 Vw, eenrechtspositie die ten minste even sterk isals die welke zij krachtens het Europeesverdrag betreffende sociale en medischebijstand hebben.

Gelet op het door Nederland bij hetEuropees verdrag betreffende sociale enmedische bijstand gemaakte voorbehoudzijn de bepalingen van het Europeesverdrag betreffende sociale en medischebijstand niet van belang voor burgersvan de EU.

CMParagraaf B12/3.3.3 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

3.3.3 Inleveren identiteitsbewijs gepri-vilegieerdenBij de afgifte van de gevraagde ver-blijfsvergunning voor onbepaalde tijd ofverblijfsvergunning voor bepaalde tijddient de vreemdeling het door het Minis-terie van BuZa afgegeven identiteitsbe-wijs geprivilegieerden in te leveren bij

de burgemeester van de gemeente waarhij woonplaats heeft. De burgemeesterzendt het identiteitsbewijs geprivilegi-eerden naar de IND. De IND retourneerthet identiteitsbewijs vervolgens aan hetMinisterie van BuZa.

CNParagraaf B12/3.4.1.2 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.4.1.2 NAVO-statusverdrag en Part-nership for Peace-statusverdragOp grond van het NAVO-statusverdragen het daarbij behorende Hoofdkwartie-ren Protocol dan wel op grond van hetPartnership for Peace-statusverdrag enhet daarbij behorende Tweede Aanvul-lende Protocol, zijn militairen van eenkrijgsmacht van een lidstaat geprivilegi-eerd, indien zij verbonden zijn aan eenhier te lande gevestigd internationaalmilitair hoofdkwartier (Joint ForceCommand- headquarters) of een daar-mee gelijkgestelde organisatie dan welbehoren tot een hier te lande gelegerd ofop doortocht zijnd onderdeel van zoda-nige krijgsmacht.

Deze militairen zijn in het bezit van eenpersoonlijk militair identiteitsbewijs,afgegeven door de bevoegde autoriteitenvan de Staat van herkomst, en, voorzo-ver niet hier te lande gestationeerd, vaneen collectieve of individuele reiswijzer,afgegeven door de bevoegde autoriteitenvan de Staat van herkomst of door hethoofdkwartier dan wel de organisatiewaarbij zij zijn te werk gesteld. Dezedocumenten gelden tevens als documentvoor grensoverschrijding (zie bijlage 3,onder E, VV).

De commandant van Joint Force Com-mand- headquarters te Brunssum en zijnplaatsvervanger zijn in het bezit van eenlegitimatiebewijs afgegeven door deMinister van BuZa (zie bijlage 3, onderA, VV).

COParagraaf B12/3.4.1.3 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.4.1.3 GezinsledenDe gezinsleden van de militairen van deJoint Force Command- headquarters teBrunssum, komen op grond van artikel14 Vw juncto artikel 3.4, derde lid, Vbin aanmerking voor een verblijfsvergun-ning regulier voor bepaalde tijd, voorverblijf als gezinslid van een militair diebehoort tot een hier te lande gevestigdinternationaal militair hoofdkwartier endie geprivilegieerd is.

CPParagraaf B12/3.4.1.4 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 35

3.4.1.4 VerblijfsvoorwaardenDe gezinsleden als hier bedoeld komenin aanmerking voor verblijfsvergunningindien aan de algemene voorwaardenvan artikel 16 Vw voor verlening vaneen verblijfsvergunning wordt voldaan(zie B1/4).

Zij zijn vrijgesteld van het legesvereiste(zie artikel 3.34b, eerste lid, onder fVV). Voor de behandeling van aanvra-gen om een mvv wordt verwezen naarB1/1.

CQParagraaf B12/3.4.1.5 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.4.1.5 VerblijfsdocumentVoor zover zij de leeftijd van twaalf jaarhebben bereikt, wordt aan de gezinsle-den van de militairen van de Joint ForceCommand- headquarters voor hun ver-blijf een document uitgereikt alsbedoeld in bijlage 7a VV.

Aan vreemdelingen jonger dan twaalfjaar kan een document als bedoeld inbijlage 7a VV worden verleend, indiengeen van beide ouders van de vreemde-ling in het bezit hoeft te worden gesteldvan een dergelijk document.

CRParagraaf B12/3.4.1.6 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.4.1.6 RegistratieDe burgemeester van de gemeente waarde vreemdeling woon- of verblijfplaatsheeft, is belast met de administratie vande gezinsleden van de militairen van deJoint Force Command- headquarters. Zijzijn, ingevolge de wet- en regelgevingvan de GBA, niet verpicht voor de duurvan hun verblijf te worden opgenomenin de persoonsregisters.

Voor de aanvraag van een vergunningvoor verblijf is opname in de GBA vande gemeente waar zij woonachtig zijnevenwel van belang.

CSParagraaf B12/3.4.1.7 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.4.1.7 Beperking, arbeidsmarktaan-tekening en voorschriftAan vreemdelingen als hier bedoeldwordt een verblijfsvergunning voorbepaalde tijd (zie artikel 14 Vw) ver-leend op grond van artikel 3.4, derde lidVb met de beperking ‘conform beschik-king Minister’, met de arbeidsmarktaan-tekening: ‘arbeid vrij toegestaan. TWVniet vereist.’

Aan de vergunning wordt als voorschriftverbonden de verplichting voldoendeverzekerd te zijn tegen ziektekosten,

met inbegrip van de kosten verbondenaan opname en verpleging in een sanato-rium of een psychiatrische inrichting.

CTParagraaf B12/3.4.1.8 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.4.1.8 Geldigheidsduur verblijfsver-gunningDe algemene bepalingen inzake de gel-digheidsduur zijn van toepassing (zieB1/3). De totale tijdsduur waarvoor devergunning geldig is, mag de duur vande stationering van het hoofd van hetgezin niet overschrijden (zie B1/3.2).

CUParagraaf B12/3.4.2.3 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.4.2.3 RegistratieDe burgemeester van de gemeente waarde vreemdeling woon- of verblijfplaatsheeft, is belast met de administratie vande vreemdelingen bedoeld in artikel3.40, eerste lid, onder b, Vb en hungezinsleden, bedoeld in artikel 3.40,eerste lid, onder c, Vb. De bedoeldevreemdelingen zijn, ingevolge de wet-en regelgeving van de GBA, niet ver-plicht voor de duur van hun verblijf teworden opgenomen in de persoonsregis-ters.

Ten behoeve van de hier beschrevenaanvraag is opname in de GBA van degemeente waar zij woonachtig zijnevenwel van belang.

CVParagraaf B12/3.4.2.4 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.4.2.4 Beperking, arbeidsmarktaan-tekening en voorschriftAan vreemdelingen als bedoeld in arti-kel 3.40 Vb wordt een verblijfsvergun-ning voor bepaalde tijd (zie artikel 14Vw) verleend met de beperking ‘verblijfals NAVO-vreemdeling’, met dearbeidsmarktaantekening: ‘anderearbeid alleen toegestaan indien werkge-ver beschikt over TWV.’Aan de echtgeno(o)t(e) (zie artikel 3.40tweede lid, onder a, Vb) wordt een ver-blijfsvergunning voor bepaalde tijd (zieartikel 14 Vw) verleend met de beper-king ‘verblijf bij echtgeno(o)t(e)….’,met de arbeidsmarktaantekening: ‘ande-re arbeid alleen toegestaan indien werk-gever beschikt over TWV.’Aan de kinderen en meerderjarigegezinsleden (zie artikel 3.40, tweede lid,onder b en c, Vb) wordt een verblijfsver-gunning voor bepaalde tijd (zie artikel14 Vw) verleend met de beperking ‘ver-blijf bij …’, met de arbeidsmarktaante-kening: ‘andere arbeid alleen toegestaanindien werkgever beschikt over TWV.’

Aan vreemdelingen als bedoeld in arti-kel 3.40, Vb die onderdaan zijn van eenlidstaat van de EU/EER of van Zwitser-land, wordt een verblijfsvergunningvoor bepaalde tijd (zie artikel 14 Vw)verleend onder de beperking: ‘verblijfals NAVO-vreemdeling.’ De arbeids-marktaantekening luidt: ‘arbeid vrijtoegestaan. TWV niet vereist.’

Aan de vergunning wordt als voorschriftverbonden de verplichting voldoendeverzekerd te zijn tegen ziektekosten,met inbegrip van de kosten verbondenaan opname en verpleging in een sanato-rium of een psychiatrische inrichting.

CWParagraaf B14/2.5.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

2.5.1 Beperking en arbeidsmarktaan-tekeningDe verblijfsvergunning wordt verleendonder de beperking: ‘verblijf als alleen-staande minderjarige vreemdeling’.

De arbeidsmarktaantekening luidt:‘arbeid uitsluitend toegestaan indienwerkgever beschikt over TWV’. HetCWI zal alleen een TWV afgevenindien de arbeidsperiode binnen eentijdbestek van 52 weken niet meer danin totaal twaalf weken bedraagt.

CXParagraaf B14/2.6.5 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

2.6.5 Het bescheid rechtmatig verblijfAmv’s die in afwachting zijn van eenbeslissing op de aanvraag verlengingvan de geldigheidsduur van een ver-blijfsvergunning regulier onder eenbeperking die verband houdt met ver-blijf als Amv worden in het bezit gesteldvan het verblijfsdocument conform bij-lage 7f2 VV (W2-document), voorzover zij niet reeds in het bezit zijn vaneen geldig document voor grensover-schrijding.

CYParagraaf B14/3.2.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

3.2.1 InleidingHet begrip ‘buiten hun schuld’ dienthier te worden opgevat als een objectiefcriterium, hetgeen betekent dat devreemdeling aan de hand van objectieftoetsbare bescheiden moet kunnen aan-tonen dat de betrokken autoriteiten vanhet land van herkomst of van het landalwaar de persoon verblijf heeft (gehad),geen toestemming zullen verlenen aanzijn terugkeer. Veelal gaat het hierbijom het verkrijgen van vervangende reis-documenten waarmee de vreemdelingnaar het betreffende land kan reizen enop grond waarvan hij bovendien inbeginsel toegang zal krijgen tot het

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 36

betreffende land. Bij de pogingen om devereiste medewerking van de betreffen-de autoriteiten te krijgen, alsmede om inhet bezit te komen van de benodigde(vervangende) reisdocumenten, heeft devreemdeling een eigen verantwoorde-lijkheid.

CZParagraaf B14/3.2.2 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

3.2.2 Categorieën vreemdelingen dieonder het beleid vallenEr zijn drie categorieën vreemdelingendie in aanmerking kunnen komen vooreen verblijfsvergunning op grond vanhet beleid ten aanzien van vreemdelin-gen die buiten hun schuld niet uit Neder-land kunnen vertrekken. Dezecategorieën worden hierna uitgewerkt.

DAParagraaf B14/3.2.2.1 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.2.2.1 Vreemdelingen die vruchteloosgepoogd hebben te vertrekkenOm in aanmerking te komen voor eenverblijfsvergunning op grond van hethier beschreven bijzondere beleid, dientde vreemdeling zich te wenden tot devertegenwoordiging van zijn land vanherkomst en eventuele landen van eer-der verblijf. De vreemdeling komt inaanmerking voor verblijf als cumulatiefaan de volgende voorwaarden wordtvoldaan:

de vreemdeling heeft zelfstandiggeprobeerd zijn vertrek te realiseren. Hijheeft zich aantoonbaar gewend tot devertegenwoordiging van het land of delanden waarvan hij de nationaliteitheeft, dan wel tot het land of de landenwaar hij als staatloze vreemdeling eer-der zijn gewone verblijfplaats had, en/oftot andere landen waarvan op basis vanhet geheel van feiten en omstandighedenkan worden aangenomen dat de vreem-deling aldaar de toegang zal wordenverleend; en

hij heeft zich gewend tot de IOMvoor facilitering van zijn vertrek en dezeorganisatie heeft aangegeven dat zij nietin staat is het vertrek van de vreemde-ling te realiseren vanwege het feit dat devreemdeling stelt niet te kunnenbeschikken over reisdocumenten; en

hij heeft verzocht om bemiddelingvan de DT&V bij het verkrijgen van debenodigde documenten van de autoritei-ten van het land waar hij naar toe kangaan, welke bemiddeling niet hetgewenste resultaat heeft gehad; en

er is sprake van een samenhangendgeheel van feiten en omstandigheden opgrond waarvan kan worden vastgestelddat betrokkene buiten zijn schuld Neder-land niet kan verlaten; en

hij verblijft zonder verblijfstitel inNederland, en voldoet niet aan andere

1.

2.

3.

4.

5.

voorwaarden voor een verblijfsvergun-ning.

Ad 1Van de vreemdeling wordt verwacht dathij:

zich wendt tot de autoriteiten van hetland van herkomst en dat hij ter vaststel-ling van zijn identiteit en nationaliteit dejuiste gegevens verstrekt;

tracht op andere wijze in het bezit tekomen van documenten om zijn identi-teit en nationaliteit aan te tonen waar-mee hij vervangende reisdocumentenkan verkrijgen, teneinde Nederland tekunnen verlaten, bij voorbeeld door hetaanschrijven van familieleden in hetland van herkomst;

vertrekt naar een derde land, indien opbasis van het geheel aan feiten enomstandigheden kan worden aangeno-men dat de vreemdeling aldaar de toe-gang zal worden verleend.

Ad 3Vereist is dat de vreemdeling om bemid-deling van de DT&V heeft gevraagd. DeDT&V zal door middel van een ambts-bericht aangeven aan de IND of al danniet sprake is van buitenschuld.

Ad 4Het dient daarbij te gaan om objectieve,verifieerbare feiten en omstandighedendie zien op de persoon van betrokkeneen die in de eerste plaats zijn onder-bouwd met bescheiden. Hierbij moetgedacht worden aan een verklaring vande ambassade waarin staat dat betrokke-ne niet in het bezit zal worden gesteldvan een vervangend reisdocument, hoe-wel er niet getwijfeld wordt aan de doorbetrokkene opgegeven identiteit en nati-onaliteit. Ook kan gedacht worden aaneen ambtsbericht van de DT&V aan deIND waaruit blijkt dat de betreffendeambassade weigert een (vervangend)reisdocument te verstrekken hoewel denationaliteit en identiteit niet wordenbetwist.Verschillende landen van herkomst en/of nationaliteiten binnen één gezinIndien de leden van één gezin verschil-lende nationaliteiten hebben en/ofafkomstig zijn uit verschillende landenvan herkomst, dienen zij de bovenstaan-de stappen te ondernemen om terugkeervoor het gehele gezin naar één land tebewerkstelligen. De pogingen dienenten aanzien van alle landen waarvan opbasis van het geheel aan feiten enomstandigheden kan worden aangeno-men dat het gezin aldaar de toegang zalworden verleend te worden ondernomen.

Indien objectief is vastgesteld dat gezins-leden buiten hun schuld niet naar één enhetzelfde land kunnen terugkeren, kun-nen de leden van dat gezin alsnog inaanmerking komen voor een verblijfs-vergunning op grond van dit beleid.

In dit verband wordt onder een ‘gezin’verstaan:

(huwelijks)partners die feitelijk eengezin vormen;

(één) ouder(s) met één of meer minder-jarige kinderen die feitelijk een gezinvormen;

(één) ouder(s) met één of meer meer-derjarige kinderen die zodanig afhanke-lijk zijn van hun ouder(s) dat feitelijksprake is van een gezin.

Voorwaarde is dat het gezinsverband albestond vóórdat de leden Nederlandbinnenreisden.

DBParagraaf B14/3.2.2.2 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.2.2.2 Uitgeprocedeerde Amv’sEen uitgeprocedeerde Amv kan in aan-merking komen voor een verblijfsver-gunning op grond van het beleid tenaanzien van vreemdelingen die buitenhun schuld niet uit Nederland kunnenvertrekken, indien:

de vreemdeling, na een in rechteonaantastbaar geworden beslissing opzijn laatste verblijfsprocedure omtrentverblijf als Amv, drie jaar of langer aan-eengesloten en verwijderbaar in Neder-land heeft verbleven;

zijn vertrek uit Nederland in die perio-de van drie jaar of langer niet is bewerk-stelligd;

de vreemdeling, na het verlopen vandie periode van drie jaar, de leeftijd vanachttien jaar nog niet heeft bereikt; en

de vreemdeling voldoende heeft mee-gewerkt aan het onderzoek dat ter finevan zijn terugkeer verricht is naar ade-quate opvang in zijn land van herkomstof derde land.

Van de Amv wordt verwacht dat deAmv voldoende heeft gewerkt aan devaststelling van zijn identiteit en nationa-liteit in het kader van de aanvraag vaneen vervangend reisdocument. Indien devreemdeling heeft geweigerd mee tewerken aan een leeftijdsonderzoek, ofbij medewerking hieraan meerderjarig isgebleken, komt hij niet in aanmerkingvoor hierbedoelde verblijfsvergunning.

DCParagraaf B14/3.2.2.3 Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

3.2.2.3 Vreemdelingen die om medi-sche redenen niet kunnen vertrekkenVoor een verblijfsvergunning op grondvan het beleid ten aanzien van vreemde-lingen die buiten hun schuld niet uitNederland kunnen vertrekken komentevens in aanmerking vreemdelingen opwie de rechtsplicht rust Nederland teverlaten, maar bij wie door het BMA isvastgesteld dat zij vanwege hun gezond-heidstoestand blijvend niet kunnenreizen. Hieronder vallen tevens vreemde-

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 37

lingen bij wie door het BMA voorge-schreven fysieke overdracht aan eenmedische instelling dan wel behandelaarin het land van herkomst in aansluitingop de reis blijvend niet kan plaatsvin-den, zodat zij vanwege hun gezondheids-toestand niet kunnen reizen.

Met een fysieke overdracht aan eenmedische instelling dan wel behandelaarin aansluiting op de reis wordt bedoelddat een medische behandeling direct naaankomst gecontinueerd moet worden.Duidelijk moet zijn dat de vreemdelingen de betrokken instanties alle inspan-ningen hebben verricht om het vertrekuit Nederland te realiseren en geblekenis dat de voorgeschreven fysieke over-dracht niet te realiseren is. De conclusieof alle inspanningen zijn verricht, isafhankelijk van de specifieke feiten enomstandigheden van het geval. Van devreemdeling mag, voor zover medischgezien mogelijk, een coöperatieve hou-ding worden verwacht, in die zin dat hijhet vertrek niet door zijn eigen handelenof nalaten frustreert.De vreemdeling dient alle medewerkingte verlenen bij de aanvraag van een ver-vangend reisdocument, indien hij niet inhet bezit is van documenten op grondwaarvan de terugkeer mogelijk is.

DDParagraaf B14/3.2.3 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

3.2.3 Vrijstelling mvvIndien de vreemdeling voldoet aan devoorwaarden voor verlening van eenverblijfsvergunning, wordt hij vrijge-steld van het vereiste in het bezit te zijnvan een geldige mvv.

DEParagraaf B14/3.2.4 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

3.2.4 Ontheffing van het paspoortver-eisteIndien de vreemdeling in aanmerkingkomt voor verblijf op grond van hethierboven beschreven beleid, wordt eenverblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd verleend. Hij wordt daarbijontheven van het paspoortvereiste.

DFParagraaf B14/3.4.4 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

3.4.4 LegesVoor de behandeling van de aanvraag isde vreemdeling leges verschuldigd.Dit lijdt echter uitzondering indien devreemdeling door middel van een bege-leidende brief door de Minister is uitge-nodigd een verblijfsvergunning opgrond van dit beleid aan te vragen. Ditkan zich voordoen in die gevallen waar-in gedurende het terugkeertraject doorde DT&V wordt geconstateerd dat,

ondanks de bereidwilligheid van devreemdeling om mee te werken aan deeigen terugkeer, het niet lukt om debenodigde reisdocumenten ten behoevevan de terugkeer te verkrijgen.

DGParagraaf B14/3.6.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

3.6.1 Gezinshereniging en -vorming ingeval van medische aspectenDe in Nederland verblijvende (huwe-lijks)partner alsmede het/ de tot hetgezin behorende kind(eren) dat/ dieafhankelijk is/ zijn van een vreemdelingaan wie in verband met medische gron-den een verblijfsvergunning op grondvan het buiten schuld beleid is verleend,respectievelijk de verzorgende ouder(s),kunnen in deze situatie met toepassingvan artikel 3.71, vierde lid, Vb wordenvrijgesteld van het mvv-vereiste wan-neer zij een verblijfsaanvraag indienen.

In afwijking van het bepaalde in B1wordt deze aanvraag niet afgewezen omde reden dat de hoofdpersoon niet duur-zaam en zelfstandig beschikt overvoldoende middelen van bestaan.

Gelet op het bepaalde in artikel 3.13 Vbkunnen deze gezinsleden in het bezitworden gesteld van een verblijfsvergun-ning regulier voor bepaalde tijd omdatvan hen in redelijkheid niet kan wordenverlangd dat zij terugkeren naar het landvan herkomst. Om te verzekeren dat degezinsleden slechts verblijf krijgen gedu-rende de periode dat er voor de hoofd-persoon sprake is van een situatie dat hijbuiten zijn schuld Nederland niet kanverlaten, wordt aan hen een verblijfsver-gunning verleend onder de beperking:‘verblijf bij….(naam hoofdpersoon)’met dezelfde geldigheidsduur als dievan de hoofdpersoon.

De arbeidsmarktaantekening luidt, voorzover het geen gemeenschapsonderdaanbetreft: ‘arbeid uitsluitend toegestaanindien de werkgever beschikt over eenTWV’.

De bepalingen omtrent het voortgezetverblijf van B16/3 zijn op deze gezinsle-den niet van toepassing gelet op hetbijzondere karakter van het beleid inza-ke buiten schuld.

DHParagraaf B14/3.7 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

3.7 Verlenging van de geldigheids-duur van de verblijfsvergunningDe geldigheidsduur kan tweemaal meteen jaar worden verlengd, indien devreemdeling nog voldoet aan de voor-waarden voor verlening.

Indien aan de vreemdeling de vergun-ning is verleend op het moment dat dezeminderjarig was, vormt het enkele meer-derjarig worden van de vreemdelinggeen grond om te veronderstellen dat devreemdeling niet langer voldoet aan devoorwaarden voor verlening.

DIParagraaf B15/7 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

7 Beperkingen, arbeidsmarktaanteke-ningen en voorschriften

BeperkingIndien aan de voorwaarden van hetbepaalde in dit hoofdstuk wordt vol-daan, wordt aan de vreemdeling opgrond van artikel 3.4, derde lid, onder y,Vb een verblijfsvergunning verleendonder de beperking ‘verblijf als kennis-migrant’.

ArbeidsmarktaantekeningOp het verblijfsdocument wordt de aan-tekening geplaatst: ‘TWV niet vereist.Andere arbeid niet toegestaan. Beroepop publieke middelen kan gevolgen heb-ben voor het verblijfsrecht’.

De arbeidsmarktaantekening ‘TWV nietvereist. Andere arbeid niet toegestaan’houdt in dat een vreemdeling, die in hetbezit is van een verblijfsvergunning alskennismigrant, uitsluitend arbeid alskennismigrant mag verrichten.

In het geval de kennismigrant drie onaf-gebroken jaren in het bezit is geweestvan een verblijfsvergunning als kennis-migrant en hij daarna wijziging van debeperking in arbeid in loondienst aan-vraagt, krijgt hij de arbeidsmarktaante-kening ‘Arbeid vrij toegestaan; TWVniet vereist’.

GezinsledenDe verblijfsvergunning aan echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner wordt ver-leend onder de beperking ‘verblijf bijechtgeno(o)t(e)/geregistreerd)partner/ouder (naam). Arbeid vrij toegestaan.TWV niet vereist’. De verblijfsvergun-ning aan minderjarige kinderen wordtverleend onder de beperking ‘gezinsher-eniging bij (naam ouder(s)). Arbeid vrijtoegestaan. TWV niet vereist’.

VoorschriftenAan de afgifte van de verblijfsvergun-ning wordt het voorschrift verbonden deverplichting voldoende verzekerd te zijntegen ziektekosten met inbegrip van dekosten verbonden aan opname en ver-pleging in een sanatorium of een psychi-atrische inrichting.

DJParagraaf B16/3.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 38

3.1 Drie jaar verblijf op grond van de(huwelijks)relatieDe verblijfsvergunning wordt op aan-vraag verleend indien:

de vreemdeling een huwelijk, geregis-treerd partnerschap of duurzame enexclusieve relatie is aangegaan met eenhoofdpersoon die zelf verblijfsrecht vanniet-tijdelijke aard heeft, bijvoorbeeldeen Nederlander, een houder van eenverblijfsvergunning (asiel of regulier)voor onbepaalde tijd, of een houder vaneen verblijfsvergunning onder eenbeperking verband houdend met weder-toelating of voortgezet verblijf;

die (huwelijks)relatie drie jarenbestaat en de vreemdeling ten minstedrie jaren op grond van die (huwelijks)relatie een verblijfsvergunning heeftgehad;

drie jaren is voldaan aan de voorwaar-den voor verlenging van de verblijfsver-gunning; en

zich geen van de algemene weige-ringsgronden voordoet (zie B1/4).

In afwijking van B1/4.2 en B1/4.3 wordtde verblijfsvergunning ook verleendindien de vreemdeling:

niet (meer) beschikt over een geldigdocument voor grensoverschrijding; of

al dan niet tezamen met de echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner, niet (meer)zelfstandig en duurzaam beschikt overvoldoende middelen van bestaan.

Voor de verlening van deze verblijfsver-gunning is niet noodzakelijk dat de(huwelijks)relatie is ontwricht of ont-bonden.

ad a.De verblijfsvergunning wordt niet ver-leend indien de hoofdpersoon zelfverblijfsrecht van tijdelijk aard heeft.Dat is bijvoorbeeld het geval indiendeze een verblijfsvergunning voor stu-die of medische behandeling heeft. Zieartikel 3.5 Vb. De verblijfsvergunningwordt evenmin verleend indien dehoofdpersoon houder is van de verblijfs-vergunning asiel voor bepaalde tijd.Daarmee wordt voorkomen dat devreemdeling met een verblijfsrecht datafhankelijk is van een andere vreemde-ling die zelf verblijfsrecht van tijdelijkeaard heeft, na ommekomst van driejaren een sterker verblijfsrecht kan ver-krijgen dan degene bij wie verblijf wastoegestaan.

ad b.Indien de vreemdeling aanvankelijkhouder was van een verblijfsvergunningop grond van een relatie, en aansluitendhouder was van een verblijfsvergunningop grond van een huwelijk of geregis-treerd partnerschap met dezelfde hoofd-persoon, wordt de duur van deze perio-den opgeteld.

a.

b.

c.

d.

ad c.In artikel 9.6 Vb is een overgangsrege-ling getroffen voor die gevallen waarinde vreemdeling ten minste een jaar,maar minder dan drie jaren, houder isgeweest van een verblijfsvergunning opgrond van een huwelijk dat drie jarendirect voorafgaande aan de ontwrichtingof ontbinding daarvan heeft standgehou-den. Op grond van deze overgangsrege-ling kan aan die vreemdeling, mits deverblijfsvergunning is verleend voor11 december 2000 en geen van de afwij-zingsgronden van artikel 16 Vw zichvoordoen, een verblijfsvergunning wor-den verleend onder de beperking “voorhet zoeken en verrichten van arbeid aldan niet in loondienst”. Deze regelinggeldt niet, indien de verblijfsvergunningwas verleend op grond van een relatie.

DKParagraaf B16/5 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

5 Na verblijf als AmvDe verblijfsvergunning onder de beper-king verband houdend met verblijf alsAmv kan op aanvraag worden gewijzigdin een verblijfsvergunning onder debeperking verband houdend met ‘voort-gezet verblijf’.

Op grond van artikel 3.51, eerste lid,onder c, Vb kan aan een Amv op aan-vraag een verblijfsvergunning reguliervoor bepaalde tijd onder de beperking‘voortgezet verblijf’ worden verleend,indien:

hij drie jaar in het bezit is geweestvan een verblijfsvergunning reguliervoor bepaalde tijd onder de beperking‘verblijf als Amv’ (de tijd dat betrokke-ne in het bezit is geweest van een ver-gunning voor asiel bepaalde tijd teltderhalve niet mee); en

hij nog minderjarig is; enhij ook overigens nog voldoet aan de

voorwaarden voor verlening van de ver-blijfsvergunning op grond van hetbijzonder beleid voor Amv’s; en

er overigens geen gronden voor wei-gering zijn.

De peildatum voor de vraag of devreemdeling aan deze voorwaarden vol-doet, ligt, gezien de bewoordingen vanartikel 3.51 Vb, op de laatste dag vangeldigheid van de verblijfsvergunningregulier onder de beperking ‘verblijf alsAmv’.

Amv’s die in afwachting zijn van eenbeslissing op de aanvraag verblijfsver-gunning regulier voor bepaalde tijdonder de beperking ‘voortgezet verblijf’worden in het bezit gesteld van het ver-blijfsdocument conform bijlage 7f2 VV(W2-document), voor zover zij nietreeds in het bezit zijn van een geldigdocument voor grensoverschrijding.

a.

b. c.

d.

Indien er sprake is van een te late indie-ning van de aanvraag om verlenging ofde aanvraag om wijziging van de beper-king, is het gestelde in B1/5.1 vantoepassing.

De verblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd onder de beperking ‘ver-blijf als Amv’ wordt in de hierbovengenoemde gevallen ten hoogste ver-lengd tot de dag waarop de vreemdelingmeerderjarig wordt.

Met ingang van zijn achttiende verjaar-dag kan de vreemdeling vervolgens opaanvraag, behoudens contra-indicaties,in het bezit worden gesteld van een ver-blijfsvergunning regulier voor bepaaldetijd onder de beperking ‘voortgezet ver-blijf’.

In de gevallen waarin de geldigheids-duur van een reeds uitgegeven verblijfs-vergunning regulier voor bepaalde tijdonder de beperking ‘verblijf als Amv’nog doorloopt tot na de achttiende ver-jaardag, kan de vreemdeling een aan-vraag indienen om een verblijfsvergun-ning regulier voor bepaalde tijd onderde beperking ‘voortgezet verblijf’. Dezewordt, behoudens contra-indicaties, nietgeweigerd.

DLParagraaf B16/7 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

7 Klemmende redenen van humanitai-re aardIndien de vreemdeling niet in aanmer-king komt voor een verblijfsvergunningvoor voortgezet verblijf op grond vanartikel 3.50 of 3.51 Vb (zie B16/2 tot enmet B16/6), kan op grond van klemmen-de redenen van humanitaire aard voort-gezet verblijf worden toegestaan (zieartikel 3.52 Vb). In individuele geval-len, waarin niet aan de voorwaardenvoor voortgezet verblijf wordt voldaan,wordt altijd bezien of het voortgezetverblijf moet worden aanvaard op grondvan klemmende redenen van humanitai-re aard.

(Huwelijks)relatieIndien de (huwelijks)relatie op grondwaarvan het verblijf was toegestaan bin-nen drie jaar na verblijfsaanvaarding enanders dan door overlijden, is verbro-ken, wordt voortgezet verblijf toege-staan, indien sprake is van een combina-tie van klemmende redenen vanhumanitaire aard die daartoe aanleidinggeven. De beoordeling of in het concretegeval op grond van een dergelijke com-binatie van klemmende redenen vanhumanitaire aard in het voortgezet ver-blijf van de vreemdeling behoort teworden berust, is aan de Minister.

Klemmende redenen van humanitaireaard kunnen zijn gelegen in:

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 39

de situatie van alleenstaande vrouwenin het land van herkomst;

de maatschappelijke positie van vrou-wen in het land van herkomst;

de vraag of in het land van herkomsteen naar maatstaven van dat land aan-vaardbaar te achten opvang aanwezig is;

de zorg die de vrouw/ouder heeftvoor kinderen die in Nederland zijngeboren en/of een opleiding volgen; en

aantoonbaar ondervonden (seksueel)geweld binnen de familie.

De vreemdeling die zich hierop beroept,geeft aan welke klemmende redenen vanhumanitaire aard naar zijn mening totaanvaarding van zijn voortgezet verblijfdienen te leiden en onderbouwt zijnberoep met ter zake relevante gegevensen bescheiden. Het is nadrukkelijk deeigen verantwoordelijkheid van devreemdeling om bij het indienen van deaanvraag om voortgezet verblijf aan tegeven dat er sprake is van een dergelijkecombinatie van factoren, en die met terzake relevante gegevens en bescheidente onderbouwen. Hij is daartoe de meestgerede partij. Indien het beroep opklemmende redenen van humanitaireaard niet of niet afdoende met terzakerelevante gegevens en bescheiden isonderbouwd bij het indienen van de aan-vraag om voortgezet verblijf, stelt deIND de vreemdeling in de gelegenheiddit gebrek te herstellen. In beginselwordt de vreemdeling hiertoe een ter-mijn van twee weken gegund. Bij debeoordeling van het beroep op klem-mende redenen van humanitaire aard,wordt altijd een belangenafweginggemaakt, waarbij de belangen van devreemdeling worden afgewogen tegendie van de staat.

ad a, b en c.Bij de beoordeling wordt in voorkomen-de gevallen rekening gehouden met desituatie van vreemdelingen en hun even-tuele kinderen, die tegen hun wil enzonder identiteits- en verblijfsdocumen-ten in het land van herkomst zijn achter-gelaten (zie ten aanzien hiervan tevensB1/5.1, B1/5.3.2, en B2/10.2.4).Aan de hand van de door de vreemde-ling overgelegde informatie omtrentfactoren 1, 2 en 3 kan de IND zonodigeen individueel ambtsbericht opvragenbij het Ministerie van BuZa.

ad d.Van belang is de mate van worteling inde Nederlandse samenleving en demogelijkheid om het familie- en gezins-leven elders voort te zetten.

ad eAan deze laatste factor wordt in debelangenafweging een zwaar gewichttoegekend. Dit betekent dat naast dezefactor niet aan één van de andere facto-ren (nummers 1-4) dient te wordengetoetst. Geweld, waaronder seksueel

a.

b.

c.

d.

e.

geweld dat heeft geleid tot de feitelijkeverbreking van de (huwelijks)relatie,wordt aangetoond aan de hand van eenproces-verbaal van de aangifte en eenverklaring van een (vertrouwens)arts.In gevallen waarin het OM ambtshalvevervolging tegen de dader heeft inge-steld, dus zonder dat betrokkene aangif-te van (seksueel) geweld heeft gedaan,kan geweld worden aangetoond doormiddel van een verklaring van het OMdan wel van de politie. Tevens is eenverklaring van een (vertrouwens)artsvereist.

Deze regeling treedt met terugwerkendekracht in werking op 17 oktober 2003.Dit is de datum waarop de brief van deMinister, waarin deze regeling wordtaangekondigd, aan de Tweede Kamer isaangeboden.

Indien er een beroep wordt gedaan op(seksueel) geweld, zonder dat dit op devoorgaande wijze kan worden aange-toond, kan dit betrokken worden bij debeoordeling of sprake is van een combi-natie van klemmende redenen vanhumanitaire aard die aanleiding gevenvoortgezet verblijf toe te staan.

Verruimde gezinshereniging en oude-renbeleidIndien binnen drie jaar na verblijfsaan-vaarding, niet meer wordt voldaan aande voorwaarden van verruimde gezins-hereniging of het ouderenbeleid (zieB2/7), wordt voortgezet verblijf toege-staan, indien er sprake is van een combi-natie van klemmende redenen vanhumanitaire aard die daartoe aanleidinggeven. De beoordeling of in het concretegeval op grond van een dergelijke com-binatie van klemmende redenen vanhumanitaire aard in het voortgezet ver-blijf van de vreemdeling behoort teworden berust, is aan de Minister.

De vreemdeling die zich hierop beroept,geeft aan welke klemmende redenen vanhumanitaire aard naar zijn mening totaanvaarding van zijn voortgezet verblijfdienen te leiden en onderbouwt zijnberoep met terzake relevante gegevensen bescheiden. Het is nadrukkelijk deeigen verantwoordelijkheid van devreemdeling om bij het indienen van deaanvraag om voortgezet verblijf aan tegeven dat er sprake is van een dergelijkecombinatie van factoren, en die met ter-zake relevante gegevens en bescheidente onderbouwen. Hij is daartoe de meestgerede partij. Indien het beroep opklemmende redenen van humanitaireaard niet of niet afdoende met terzakerelevante gegevens en bescheiden isonderbouwd bij het indienen van de aan-vraag om voortgezet verblijf, stelt deIND de vreemdeling in de gelegenheiddit gebrek te herstellen. In beginselwordt de vreemdeling hiertoe een ter-mijn van twee weken gegund. Bij de

beoordeling van het beroep op klem-mende redenen van humanitaire aard,wordt altijd een belangenafweginggemaakt, waarbij de belangen van devreemdeling worden afgewogen tegendie van de staat.

Indien binnen drie jaar na verblijfsaan-vaarding aantoonbaar ondervonden(seksueel) geweld binnen de familieheeft geleid tot verbreking van de fami-lierelatie, wordt hieraan in de belangen-afweging een zwaar gewicht toegekend.Dit betekent dat, indien het ondervon-den geweld binnen de familie is aange-toond, de vreemdeling in aanmerkingkomt voor voortgezet verblijf. Geweld,waaronder seksueel geweld, dat heeftgeleid tot de feitelijke verbreking van defamilierelatie, wordt aangetoond aan dehand van een proces-verbaal van de aan-gifte en een verklaring van een (vertrou-wens)arts.In gevallen waarin het OM ambtshalvevervolging tegen de dader heeft inge-steld, dus zonder dat betrokkene aangif-te van (seksueel) geweld heeft gedaan,kan geweld worden aangetoond doormiddel van een verklaring van het OMdan wel van de politie. Ook in dat gevalis een verklaring van een (vertrouwens)arts vereist.

Medische noodsituatieNa drie jaar verblijf als houder van eenverblijfsvergunning onder de beperking‘verblijf vanwege medische noodsitua-tie’ kan de vreemdeling op grond vanartikel 3.52 Vb een aanvraag doen vooreen verblijfsvergunning onder de beper-king ‘voorgezet verblijf’, indien demedische noodsituatie naar het oordeelvan de Minister nog ten minste één jaarzal duren. De vreemdeling moet gedu-rende de gehele periode hebben voldaanaan de voorwaarden voor verlengingvan de geldigheidsduur van de oorspron-kelijke verblijfsvergunning.

Slachtoffer/getuige-aangever van men-senhandelEen slachtoffer of getuige-aangever vanmensenhandel aan wie voor de duur enin het belang van het strafproces tijde-lijk verblijf in Nederland was toegestaanen die van oordeel is dat het verblijfdient te worden voortgezet om onaan-vaardbare gevolgen bij terugzending tevoorkomen, kan een beroep doen opartikel 3.52 Vb.Van de volgende categorieën slachtof-fers kan de aanvraag om voortgezetverblijf, mits zich verder geen algemeneweigeringsgrond voordoet, in iedergeval worden ingewilligd:

slachtoffers die aangifte hebbengedaan ten behoeve van een strafzaakdie uiteindelijk heeft geleid tot een ver-oordeling;

slachtoffers die aangifte hebbengedaan ten behoeve van een strafzaakdie uiteindelijk niet heeft geleid tot een

a.

b.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 40

veroordeling, die op het moment van derechterlijke uitspraak reeds gedurendedrie jaar of langer op basis van een ver-blijfsvergunning op grond van B9 inNederland verblijven.

Ad. aIndien de aangifte van mensenhandelvan het slachtoffer tot een veroordelingvan de verdachte heeft geleid, wordtaangenomen dat terugkeer voor hetslachtoffer risico’s met zich brengt.Indien het slachtoffer een aanvraag doetom voortgezet verblijf kan deze om diereden worden ingewilligd. Hierbij is danwel van belang dat de rechterlijke uit-spraak in de strafzaak onherroepelijk isgeworden doordat geen rechtsmiddel isaangewend tegen de uitspraak in eersteaanleg óf, indien wel een rechtsmiddelis aangewend, het Gerechtshof in hogerberoep uitspraak heeft gedaan.

Ad bOm het recht op voortgezet verblijf nietgeheel afhankelijk te maken van het ver-loop van de strafzaak zal, indien destrafzaak niet tot een veroordeling leidt,doch de uitspraak anders luidt, en er weltenminste drie jaar is verstreken tussende verlening van de verblijfsvergunningop grond van dit hoofdstuk en het inkracht van gewijsde gaan van de rechter-lijke uitspraak, de verblijfsduur van hetslachtoffer als belangrijkste humanitairefactor wegen. Hierbij is dan eveneensvan belang dat de rechterlijke uitspraakin de strafzaak onherroepelijk is gewor-den doordat geen rechtsmiddel is aange-wend tegen de uitspraak in eerste aanlegóf, indien wel een rechtsmiddel is aan-gewend, het Gerechtshof in hogerberoep uitspraak heeft gedaan.

Bij deze grond tot inwilliging is door-slaggevend dat het slachtoffer drie jaarof langer heeft bijgedragen aan deopsporing en de vervolging én er eenrechterlijke uitspraak is gedaan. In hetgeval de zaak eerder geseponeerd isgeweest en de daadwerkelijke vervol-ging eerst na een beklag ter hand isgenomen, telt de termijn van de beklag-procedure mee voor de berekening vande driejaren termijn.

De vreemdeling die onder één van dehierboven genoemde twee categorieënvalt, is de eerst aangewezene om dit aante tonen middels het overleggen van eenafschrift van de rechterlijke uitspraak inde strafzaak.

In het geval de strafzaak is geëindigd ineen sepot en een eventueel beklag niet isgehonoreerd, wordt de aanvraag omvoortgezet verblijf beoordeeld conformhet hiernavolgend beleid.

Aanvragen om voortgezet verblijf naafloop van de B9-regeling van vreemde-lingen die niet onder één van de twee

hierboven genoemde categorieën vallen,waaronder slachtoffers mensenhandelwiens aangifte niet tot een strafzaak danwel rechterlijke uitspraak heeft geleid éngetuige-aangevers van mensenhandel,kunnen alleen voor inwilliging in aan-merking komen indien naar het oordeelvan de Minister wegens bijzondere indi-viduele omstandigheden van de vreem-deling niet gevergd kan worden dat hijNederland verlaat.Bij de beoordeling van een dergelijkeaanvraag spelen de volgende factoreneen belangrijke rol:

risico van represailles jegens betrokke-ne en haar of zijn familie en de mate vanbescherming daartegen die de autoritei-ten in het land van herkomst bereid enin staat zijn te bieden;

risico van vervolging in het land vanherkomst, bijvoorbeeld op grond vanprostitutie;

de mogelijkheden van sociale en maat-schappelijke herintegratie in het landvan herkomst, rekening houdend metspecifieke culturele achtergrond en heteventuele prostitutieverleden vanbetrokkene, duurzame ontwrichting vanfamilierelaties, de eventuele maatschap-pelijke opvattingen over prostitutie enhet overheidsbeleid terzake.

Indien een getuige-aangever aangifteheeft gedaan en de aangifte uiteindelijkheeft geleid tot een veroordeling van deverdachte(n), moet bij de beoordelingvan het risico van represailles per gevalbezien te worden of zwaar gewicht dientte worden toegekend aan deze veroorde-ling. Indien de veroordeling de conclu-sie rechtvaardigt dat in geval van degetuige-aangever bij terugkeer naar hetland van herkomst gevaar voor represail-les aanwezig is, kan hieraan doorslagge-vende betekenis worden toegekend bijde belangenafweging op grond van arti-kel 3.52 Vb.

AmvIndien de Amv niet in aanmerking komtvoor een verblijfsvergunning voor voort-gezet verblijf op grond van artikel 3.51,kan op grond van klemmende redenenvan humanitaire aard voortgezet verblijfworden toegestaan. Hierin voorziet arti-kel 3.52 Vb.

Bijzondere individuele omstandighedenals bedoeld in artikel 3.52 Vb kunnenindien het om een Amv gaat wordenaangenomen, indien:

de vreemdeling tot zijn meerderjarig-heid in het bezit is van een verblijfsver-gunning regulier voor bepaalde tijdonder de beperking ‘verblijf als Amv’; en

hij drie jaar in het bezit is geweestvan een verblijfsvergunning; en

hij gedurende zijn verblijf in Neder-land steeds voldeed aan de voorwaardenvoor verlening van de verblijfsvergun-ning op grond van het bijzonder beleidvoor Amv.

a.

b.

c.

Van de bevoegdheid om de vergunningin een dergelijk geval aldus te wijzigenzal geen gebruik worden gemaakt indiener een of meer van de algemene grondenvoor weigering van toepassing zijn.

In afwijking van B1/4.2 en B1/4.3 wordtde aanvraag niet afgewezen op grondvan het feit dat de vreemdeling nietbeschikt over een geldig document voorgrensoverschrijding of niet zelfstandigen duurzaam beschikt over voldoendemiddelen van bestaan.

Het betreft hier met name vreemdelin-gen van wie de verblijfsvergunning asielis ingetrokken, dan wel niet is verlengd,en aan wie vervolgens een verblijfsver-gunning is verleend op grond van hetbijzondere beleid inzake Amv’s. Indiendeze vreemdelingen op het moment datzij meerderjarig worden meer dan driejaar op grond van een verblijfsvergun-ning in Nederland verblijven, maar noggeen drie jaar in het bezit zijn van laatst-genoemde verblijfsvergunning, kunnenzij niet op grond van artikel 3.51 Vb inaanmerking komen voor voortgezet ver-blijf. Van deze vreemdelingen kan, in degeest van het bijzondere beleid inzakeAmv’s, echter niet gevergd worden datzij na meer dan drie jaar verblijf inNederland op grond van een verblijfs-vergunning Nederland alsnog verlaten.Daarom kan in deze zaken artikel 3.52Vb worden toegepast.

DMParagraaf C3/2.1 Vreemdelingencirculai-re 2000 komt te luiden:

2.1 InleidingOp grond van artikel 30, eerste lid,onder a, Vw wordt een aanvraag tot hetverlenen van een verblijfsvergunningasiel voor bepaalde tijd afgewezen alseen ander land ingevolge een verdrag, ofeen dit land en Nederland bindendbesluit van een volkenrechtelijke organi-satie, verantwoordelijk is voor de behan-deling van het asielverzoek. De wet steltdaarbij als vereiste dat dit andere landpartij is bij het Vluchtelingenverdrag.

Met ingang van 1 september 2003 isVerordening 343/2003 hierop van toe-passing. Verordening 343/2003 is deopvolger van de Overeenkomst vanDublin. De uitvoeringsbepalingen voorVerordening 343/2003 zijn neergelegdin Verordening 1560/2003.

Afwijzing van de asielaanvraag opgrond van artikel 30, eerste lid, onder a,Vw is pas mogelijk, als de verantwoor-delijkheid voor de behandeling van hetasielverzoek, middels een expliciete danwel impliciete accordering op het over-name- of terugnameverzoek, daadwerke-lijk is komen te liggen bij de (mogelijk)verantwoordelijke lidstaat.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 41

DNParagraaf C3/2.3.5 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

2.3.5 De criteria voor vaststelling vande verantwoordelijkheidDe verantwoordelijkheidsbepaling, dieziet op de overnameverplichting vanartikel 3 Verordening 343/2003, vindtplaats op grond van de artikelen 6 tot enmet 14 Verordening 343/2003. Debeoordeling of de criteria van deze arti-kelen van toepassing zijn, vindt plaats inde volgorde waarin zij voorkomen (zieartikel 5, eerste lid, Verordening343/2003) en op grond van de situatieop het tijdstip waarop de asielzoekerzijn verzoek voor de eerste maal bij eenlidstaat indient (zie artikel 5, tweede lid,Verordening 343/2003).

Voorgehouden dient te worden dat debepalingen van Verordening 343/2003alleen gelden ten aanzien van derdelan-ders. Een persoon die ooit als derdelan-der in Nederland is toegelaten en thansis genaturaliseerd valt niet langer onderde reikwijdte van Verordening 343/2003en de Verordening 1560/2003.Het moment om te beoordelen ofiemand moet worden beschouwd alsderdelander of niet is het moment waar-op de asielaanvraag wordt ingedienddoor het gezins- of familielid dat hereni-ging wenst met een in Nederland reedstoegelaten vreemdeling op grond vanartikel 29, eerste lid en onder a, b, c ofd, Vw (zie ook artikel 2, onder a, Veror-dening 343/2003). Deze bepaling zalmet name een rol spelen bij de toepas-sing van de artikelen 6, 7, 8 en 14Verordening 343/2003 in het kader vanhet vaststellen van de verantwoordelijk-heid daar waar het gezinsleden (eneventueel familieleden) betreft.

Hieronder volgt een opsomming van decriteria.

Artikel 6: niet-begeleide minderjarigeasielzoekerIngevolge artikel 6 Verordening343/2003 neemt Nederland de verant-woordelijkheid voor de behandeling vanhet asielverzoek van een niet-begeleideminderjarige op zich, indien een lid vanzijn gezin (vader, moeder of voogd) zichhier te lande wettig (rechtmatig in de zinvan de Vw) ophoudt, voor zover dit inhet belang van de minderjarige is. Bijontstentenis van een vader, moeder envoogd berust de verantwoordelijkheidvoor de behandeling van het asielver-zoek bij de lidstaat waarbij de minderja-rige zijn asielverzoek heeft ingediend.

Onder 'in het belang van de minderjari-ge' dient onder meer het volgende teworden verstaan:

gezinsband dient te zijn aangetoond;immers het is niet in het belang van deminderjarige hem/haar te plaatsen bij

a.

iemand waarvan niet daadwerkelijk vast-staat dat het de vader, moeder of voogdis;

er dient geen sprake te zijn van eengezinslid (-leden) waarvan het vermoe-den bestaat dat er sprake is geweest vanmishandeling (fysiek, mentaal dan welseksueel) van de minderjarige door ditgezinslid (-leden);

het gezinslid (-leden) kan (kunnen) deminderjarige voldoende zorg bieden.

Gelet op de plaats van dit artikel in deVerordening, geldt deze bepaling voorminderjarigen alleen bij verzoeken omovername. In het geval reeds is vastge-steld dat een lidstaat verantwoordelijk isen deze lidstaat een verzoek doet omterugname, geldt deze waarborg niet.Dit lijdt slechts uitzondering wanneereerst in de procedure met betrekking totde terugname blijkt dat zich een vader,moeder of voogd in Nederland of in éénvan de andere lidstaten ophoudt; in diegevallen zal, met inachtneming van hetbelang van het kind, alsnog bezien wor-den in hoeverre hereniging kan wordennagestreefd in het belang van het kind.

Artikel 7: gezinslid van een toegelatenvluchtelingIn artikel 7 Verordening 343/2003 isgeregeld dat Nederland verantwoorde-lijk is voor de behandeling van hetasielverzoek van een gezinslid van eenasielzoeker die als vluchteling is toegela-ten voor verblijf. In Nederland wordtdeze bepaling verruimd toegepast, in diezin dat hieronder wordt verstaan devreemdeling die in het bezit is van eenverblijfsvergunning asiel voor bepaaldetijd die is verleend op grond van artikel29, eerste lid, onder a, b, c of d, Vw.Hierbij is niet van belang of het gezinreeds in het land van oorsprong wasgevormd. De betrokken personen dienenschriftelijk in te stemmen met de beoog-de hereniging.

Artikel 8: stand van de procedureIngevolge artikel 8 Verordening343/2003 is Nederland verantwoorde-lijkheid voor de behandeling van hetasielverzoek van een gezinslid van deasielzoeker, indien inzake het asielver-zoek van de asielzoeker hier te landenog geen beslissing in eerste aanleg isgenomen. Nederland is alleen verant-woordelijk indien de asielzoeker hetasielverzoek had ingediend vóórdat hetbetreffende gezinslid in een andere lid-staat een asielverzoek indiende. Hettijdstip waarop de asielzoeker zijn ver-zoek voor de eerste maal indient, isleidend met betrekking tot de vraag wel-ke lidstaat verantwoordelijk is voor debehandeling van het asielverzoek (zieartikel 5, tweede lid, Verordening343/2003). De betrokken personen die-nen schriftelijk in te stemmen met debeoogde samenvoeging op grond van deprocedurestand.

b.

c.

Indien een asielzoeker Nederland bin-nenreist en aangeeft hier te lande eenasielverzoek te willen indienen, maarwaarbij een gezinslid reeds in een ande-re lidstaat een asielverzoek heeft inge-diend waarover nog geen beslissing ineerste aanleg is genomen, is deze anderelidstaat verantwoordelijk voor de behan-deling van het asielverzoek van deasielzoeker die zich in Nederlandbevindt.

Nederland is voorts niet verantwoorde-lijk voor de behandeling van asielver-zoeken van gezinsleden van de asielzoe-ker hier te lande, indien Nederland reedseen afwijzende beslissing in eerste aan-leg heeft genomen. Het is immersonwenselijk om overige gezinsleden inde Nederlandse asielprocedure op tenemen terwijl, ten aanzien van hetgezinslid waar Nederland voor verant-woordelijk is, reeds is beslist dat geengrond voor verlening bestaat en de asiel-zoeker Nederland derhalve dient teverlaten. De ratio van het bijeenhoudenvan de gezinsleden is immers medegelegen in de mogelijkheid dat zij(gezamenlijk) voor verlening van eenverblijfsvergunning in aanmerkingkomen dan wel, als is vastgesteld dat zijgeen status dienen te krijgen, gezamen-lijk verwijderd kunnen worden.

DOParagraaf C3/2.3.6.1 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

2.3.6.1 InleidingOp grond van artikel 3, tweede lid, Ver-ordening 343/2003 blijft iedere staatbevoegd om zelf het asielverzoek tebehandelen ook al zou op basis van deartikelen 6 tot en met 14 Verordening343/2003 of op basis van de artikelen 4,vijfde lid, Verordening 343/2003, junctoartikel 16, eerste lid, onder c, d en e,Verordening 343/2003, een andere lid-staat als verantwoordelijke lidstaatkunnen worden aangewezen.

Van de mogelijkheid het asielverzoekzelf te behandelen, wordt terughoudendgebruik gemaakt. Het indienen van eentweede of volgend asielverzoek naafdoening conform artikel 30, eerste lid,onder a, Vw vormt op zichzelf geen aan-leiding voor het toepassen van artikel 3,tweede lid, Verordening 343/2003. Ditgeldt ook wanneer de vreemdeling naafwijzing of intrekking van het eersteasielverzoek zich heeft begeven naar hetland van herkomst of een ander landwaar hij legaal toegang heeft en vervol-gens opnieuw naar Nederland reist omeen tweede asielverzoek in te dienen. Indat geval zal de verantwoordelijke lid-staat de eventuele nieuwe feiten enomstandigheden beoordelen conform deuitgangspunten van Verordening343/2003.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 42

DPParagraaf C3/2.3.6.2 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

2.3.6.2 Concrete aanwijzingen vanverdragsschendingTen principale wordt er van uitgegaandat de lidstaten de verplichtingen uithoofde van het Vluchtelingenverdrag enartikel 3 EVRM naleven, tenzij er con-crete aanwijzingen zijn dat het landwaaraan de betrokkene wordt overgedra-gen zijn internationale verplichtingenniet nakomt (zie nummers 2 en 15 vande preambule van Verordening343/2003). Indien er concrete aanwijzin-gen bestaan dat de verantwoordelijkelidstaat zijn internationale verplichtin-gen niet nakomt, bestaat de mogelijk-heid voor Nederland om het asielver-zoek aan zich te trekken op basis vanartikel 3, tweede lid, Verordening343/2003.

Het ligt op de weg van de asielzoekerom aannemelijk te maken dat zich inzijn zaak feiten en omstandighedenvoordoen op basis waarvan de presump-tie van eerbiediging van verdragspartij-en bij het Vluchtelingenverdrag of arti-kel 3 EVRM wordt weerlegd. Dit isslechts mogelijk wanneer de asielzoekerin de verantwoordelijke lidstaat (g)eenbeslissing heeft gehad, of kan wordenbeschouwd als uitgeprocedeerd en erdaarnaast nog sprake is van bijzondere,door de vreemdeling aannemelijk temaken, nieuwe feiten en omstandighe-den die in redelijkheid tot een herover-weging kunnen leiden. Voor zover dezenieuwe feiten of omstandigheden in deverantwoordelijke lidstaat opnieuw aande orde kunnen worden gesteld (middelshet indienen van een rechtsmiddel danwel het indienen van een tweede of vol-gende aanvraag), bestaat er geen aanlei-ding te veronderstellen dat sprake is vaneen mogelijke schending van artikel 3EVRM en zal geen aanleiding bestaanom toepassing te geven aan artikel 3,tweede lid, Verordening 343/2003.

DQParagraaf C3/2.3.6.3 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

2.3.6.3 Artikel 15 Verordening343/2003: de humanitaire clausule

InleidingOp grond van artikel 3, tweede lid, junc-to artikel 15 Verordening 343/2003 kaniedere lidstaat, ook wanneer hij met toe-passing van de in de Verordening343/2003 vastgestelde criteria niet ver-antwoordelijk is voor de behandeling,gezinsleden en andere afhankelijk fami-lieleden herenigen op humanitairegronden, in het bijzonder op grond vanfamiliebanden of op culturele gronden.In dat geval behandelt deze lidstaat opverzoek van een andere lidstaat het

asielverzoek van de vreemdeling. Debetrokken familieleden moeten huninstemming geven.

Van deze mogelijkheid wordt terughou-dend gebruik gemaakt. Er zijn immers alwaarborgen in de Verordening 343/2003opgenomen daar waar het gaat om devaststelling van de verantwoordelijkheidvoor gezinsleden door met name de arti-kelen 6, 7, 8 en 14 Verordening343/2003. In het onderstaande wordtweergegeven in welke gevallen gebruikkan worden gemaakt van bovenbedoel-de bevoegdheid wanneer het gezinsle-den betreft en wanneer het andereafhankelijke familieleden betreft.

Overigens wordt opgemerkt dat hereni-ging van gezinsleden en andere afhanke-lijke familieleden in de zin van deVerordening 343/2003 alleen van toe-passing is op asielzoekers. Alle gezinsle-den en/of familieleden moeten dus eenasielverzoek hebben ingediend. Erwordt in elk geval geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid van artikel3, tweede lid juncto artikel 15 Verorde-ning 343/2003 bij:

gezinsleden en/of familieleden die eenasielverzoek indienen nadat zij eenafwijzing hebben gekregen op een regu-liere aanvraag of een aanvraag om eenmvv;

situaties waarin een gezinslid en/ofafhankelijke familieleden een asielver-zoek indien(t)(en) en hereniging ofvoortzetting van de gezinsband beo(o)g(t)(en) met een gezinslid en/of afhanke-lijke familieleden die een aanvraag opreguliere gronden heeft ingediend, danwel op reguliere gronden toelating geniet.

Immers, Verordening 343/2003 regeltde verantwoordelijkheid voor de behan-deling van het asielverzoek van derde-landers. Verordening 343/2003 beoogtwel waarborgen te bieden voor gezinsle-den die asiel hebben aangevraagd omzoveel mogelijk bijeen te houden danwel te blijven. Verordening 343/2003 isechter niet bedoeld voor het op regulieregronden verkrijgen van verblijf bij hetgezinslid; hiervoor staan andere regelin-gen open.

GezinsledenIn aanvulling op de verplichting voort-vloeiend uit artikel 7 Verordening343/2003 is Nederland, onder bepaaldevoorwaarden, tevens (onverplicht) ver-antwoordelijk voor de behandeling vanhet asielverzoek indien de asielzoekereen gezinslid is van een vreemdeling dieeen asielvergunning voor (on)bepaaldetijd heeft gekregen op grond van artikel29, eerste lid, onder a tot en met d, Vw.Nederland maakt in dergelijke gevallengebruik van de discretionaire bevoegd-heid om de behandeling van een asiel-

verzoek onverplicht aan zich te trekken,als neergelegd in artikel 3, tweede lid,juncto artikel 15 Verordening 343/2003.

Hieraan zijn de volgende voorwaardenverbonden:

de betrokken asielzoeker dient zichreeds in Nederland te bevinden;

voor de toepassing van dit beleidska-der is de definitie van ‘gezinsleden’ inde zin van artikel 2, aanhef en onder i,Verordening 343/2003 van toepassing;

er dient nog geen beslissing op hetasielverzoek in een andere lidstaat tezijn genomen.

ad a.Geen toepassing wordt gegeven aan arti-kel 3, tweede lid, juncto artikel 15Verordening 343/2003 wanneer debetrokken asielzoeker zich in een anderland bevindt. Dat betekent dat Neder-land niet, ingevolge het hier geschetstebeleid, een asielzoeker naar Nederlandzal halen teneinde hier een asielprocedu-re te kunnen doorlopen.

ad c.De voorwaarde, dat in een ander landnog geen beslissing mag zijn genomenop het asielverzoek, is gelegen in hetfeit dat het uitgangspunt van Verorde-ning 343/2003 is dat asielzoekers slechtsin één land een behandeling van hunasielverzoek dienen te krijgen.

Overige situatie inzake gezinsledenIn andere zeer bijzondere, individuelegevallen kan gebruik gemaakt wordenvan de bevoegdheid op grond van arti-kel 3, tweede lid, juncto artikel 15Verordening 343/2003 tot onverplichtebehandeling van het asielverzoek vangezinsleden over te gaan, indien er spra-ke is van overige humanitaire redenen.Er dient dan een zeer bijzonder samen-stel van factoren te bestaan waardoorhet behandelen van het asielverzoek inde rede ligt. Dit dient door de asielzoe-ker te worden aangetoond. Hiervan zalslechts in zeer uitzonderlijke gevallensprake zijn, aangezien het bijeenhoudenen het bijeenbrengen van het gezin reedsgeschiedt met name op grond van deartikelen 6, 7, 8 en 14 Verordening343/2003, voor zover van belang, alsme-de onverplicht op grond van artikel 3,tweede lid, juncto artikel 15 Verorde-ning 343/2003.

Andere afhankelijke familieledenArtikel 15 Verordening 343/2003 heeftniet alleen betrekking op gezinsleden inde zin van artikel 2, aanhef en onder i,Verordening 343/2003, maar ook op‘andere afhankelijke familieleden’. Opgrond van deze bepaling zullen de lidsta-ten, wanneer de ene betrokkene (deasielzoeker) afhankelijk is van de ander(het/de familielid (-leden)), er normali-ter voor zorgen dat de asielzoeker kanblijven bij, of wordt herenigd met, een

a.

b.

c.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 43

familielid dat zich op het grondgebiedvan één van de lidstaten bevindt opvoorwaarde dat er in het land van her-komst familiebanden bestonden. Deafhankelijkheid kan gelegen zijn inzwangerschap, de geboorte van eenkind, ernstige ziekte, een zware handi-cap of een hoge leeftijd.

Ingevolge artikel 11, eerste lid, Verorde-ning 1560/2003 is dit artikellid vantoepassing zowel wanneer de asielzoe-ker afhankelijk is van de hulp van hetfamilielid dat zich op het grondgebiedvan een lidstaat bevindt als wanneer hetfamilielid, dat zich op het grondgebiedvan een lidstaat bevindt, afhankelijk isvan de hulp van de asielzoeker.

De afhankelijkheid van het (de) familie-lid(leden) wordt bezien aan de hand vande hierboven genoemde criteria a en c.Voorts gelden de criteria in artikel 11,tweede tot en met vijfde lid, Verorde-ning 1560/2003.

In artikel 11, tweede lid, Verordening1560/2003 wordt de bewijslast geregeld.

Op grond van artikel 11, derde lid, Ver-ordening 1560/2003 wordt, teneinde tebeoordelen of hereniging van de betrok-ken personen nodig en wenselijk is, ookrekening gehouden met de volgendeaspecten:

de familiesituatie die bestond in hetland van herkomst;

de omstandigheden die ertoe hebbengeleid dat de betrokken personen vanelkaar werden gescheiden;

de stand van de verschillende in delidstaten lopende asielprocedures of pro-cedures betreffende het Vreemdelingen-recht.

ad a.De asielzoeker dient hieromtrent consis-tente en geloofwaardige verklaringen afte leggen, voor zover mogelijk onder-steund met relevante documenten.

ad b.Onder oorzaken in deze zin kunnenonder meer worden verstaan: onderbre-kingen van de gezamenlijke reis doorziekte, calamiteiten of andere omstan-digheden die buiten de invloedssfeervan betrokkene(n) liggen.

ad c.Hierbij wordt gedoeld op de voorwaar-de, dat in een ander land nog geenbeslissing mag zijn genomen op hetasielverzoek. Dit standpunt is gelegen inhet feit dat het uitgangspunt van Veror-dening 343/2003 is dat asielzoekersslechts in één land een behandeling vanhun asielverzoek dienen te krijgen.Indien Nederland het asielverzoek aanzich zou trekken, terwijl een ander landal op het asielverzoek heeft beslist, zoude beslissing van het andere land door

a.

b.

c.

Nederland nog eens worden overgedaan.Dit is niet wenselijk en strookt niet metde doelstelling van Verordening343/2003. In deze gevallen geldt overi-gens dat de gezinsleden niet blijvendvan elkaar worden gescheiden, omdathet gezinslid van de statushouder inNederland via de reguliere weg moge-lijk in aanmerking kan komen voorgezinshereniging.Immers, de Verordening 343/2003regelt de verantwoordelijkheid voor debehandeling van het asielverzoek vanderdelanders. De Verordening 343/2003beoogt wel waarborgen te bieden voorgezinsleden die asiel hebben aange-vraagd om zoveel mogelijk bijeen tehouden dan wel te blijven. Verordening343/2003 is echter niet bedoeld voor hetop reguliere gronden verkrijgen van ver-blijf bij het gezinslid; hiervoor staanandere regelingen open.

In artikel 11, vierde lid, Verordening1560/2003 is geregeld dat voor de toe-passing van artikel 15, tweede lid,Verordening 343/2003 in elk geval ver-eist is dat wordt gewaarborgd dat deasielzoeker of het familielid daadwerke-lijk de noodzakelijke hulp zal verlenen.

Artikel 11, vijfde lid, Verordening1560/2003, ten slotte, regelt dat bij hetvaststellen van datum en plaats vanoverdracht rekening moet wordengehouden met:

het vermogen van de afhankelijke per-soon om zich te verplaatsen;

de verblijfssituatie van de betrokkenpersonen teneinde – in voorkomendgeval – voorrang te geven aan de hereni-ging van de asielzoeker met het familie-lid wanneer dat, in de lidstaat waar hijverblijft, reeds over een verblijfstitel enmiddelen beschikt.

MinderjarigenOp grond van artikel 15, derde lid, Ver-ordening 343/2003 herenigen de lidsta-ten, indien mogelijk, de minderjarigemet verwant(en) die hij in een anderelidstaat heeft die voor hem kunnen zor-gen, tenzij dit niet in het belang van deminderjarige is. Hierbij wordt opge-merkt dat indien de niet-begeleideminderjarige een gezinslid(leden) en/offamilieleden heeft in het land van her-komst waardoor dus sprake is vanopvang, de minderjarige in beginsel nietin aanmerking komt voor hereniging opgrond van artikel 15 Verordening343/2003 omdat het herenigen van hetkind met het kerngezin als bedoeld inartikel 2 onder i van Verordening343/2003 in het land van herkomstwordt geprefereerd indien dit mogelijk is.

Onder 'indien mogelijk' dient ondermeer het volgende te worden verstaan:

er dient voldoende aannemelijk te zijngemaakt, dan wel te zijn aangetoond dater daadwerkelijk sprake is van familie

a.

(niet zijnde gezinslid als bedoeld onderartikel 2, onder i, Verordening 343/2003);

afhankelijk van de asielprocedure vanhet (de) familielid (-leden) hier te landedient te worden bezien of de herenigingnog wel mogelijk is mede bezien in hetlicht van het belang van de niet-begeleide minderjarige.

Het is immers onwenselijk om overigefamilieleden in de Nederlandse asielpro-cedure op te nemen terwijl, ten aanzienvan het gezinslid waar Nederland voorverantwoordelijk is, reeds is beslist datgeen grond voor verlening bestaat en deasielzoeker Nederland derhalve dient teverlaten. Hierbij wordt gedoeld op devoorwaarde dat in een ander land noggeen beslissing mag zijn genomen ophet asielverzoek. Dit standpunt is gele-gen in het hierboven reeds genoemdeuitgangspunt van Verordening 343/2003dat asielzoekers slechts in één land eenbehandeling van hun asielverzoek die-nen te krijgen.

Onder 'in het belang van de minderjari-ge' dient onder meer het volgende teworden verstaan:

de familieband dient te zijn aange-toond; immers het is niet in het belangvan de minderjarige hem/haar te plaat-sen bij iemand waarvan niet daadwerke-lijk vaststaat dat het familie is;

er dient geen sprake te zijn van (een)familielid (-leden) waarvan het vermoe-den bestaat dat er sprake is geweest vanmishandeling (fysiek, mentaal dan welseksueel) van de minderjarige door dit(deze) familielid (-leden);

het (de) familielid (-leden) kan (kun-nen) de minderjarige voldoende zorgbieden; én

hetgeen hieromtrent is gesteld in hetnationale beleid inzake Amv’s (zieB14), voor zover van toepassing.

In artikel 12 Verordening 1560/2003worden regels gesteld voor de situatiewaarin een niet-begeleide minderjarigeasielzoeker wordt toevertrouwd aan eenander familielid dan zijn vader, moederof wettelijke voogd. De bepaling regeltde samenwerking tussen de verschillen-de betrokken autoriteiten.

DRParagraaf C3/2.3.6.4 Vreemdelingencir-culaire 2000 komt te luiden:

2.3.6.4 Overige gevallen van humani-taire aardNaast de invulling van de toepassingvan artikel 3, tweede lid, Verordening343/2003 wanneer er sprake is van eenconcrete verdragsschending (zieC2/2.3.6.2) en de toepassingsmogelijk-heden van artikel 3, tweede lid, junctoartikel 15 Verordening 343/2003 daarwaar het gaat om aspecten inzake gezins-leden en andere afhankelijke familiele-den (zie C/2.3.6.3), bestaat eveneens een

b.

a.

b.

c.

d.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 44

mogelijkheid om in andere gevallengebruik te maken van artikel 3, tweedelid, Verordening 343/2003.Indien de vreemdeling op basis van bij-zondere, individuele omstandighedenaannemelijk maakt dat het overdragenvan de vreemdeling aan de verantwoor-delijke lidstaat van een onevenredigehardheid getuigt, kan de lidstaat ook indergelijke individuele gevallen gebruikmaken van de bevoegdheid van artikel3, tweede lid, Verordening 343/2003.Welke aspecten in dit kader een rol(kunnen) spelen, is niet zonder meer teduiden nu het met name zal gaan om deomstandigheden van het geval en in hoe-verre deze bijzondere omstandighedenkunnen leiden tot de conclusie dat voort-zetting van de Dublinprocedure alsonevenredig hard moet wordenbeschouwd. Wel wordt in dit kaderopgemerkt dat het enkele gegeven vanmedische aspecten niet voldoende is omte spreken van bijzondere omstandighe-den. Immers, de medische voorzienin-gen mogen in beginsel vergelijkbaarworden verondersteld tussen de lidsta-ten; het interstatelijk vertrouwensbegin-sel gaat er eveneens vanuit dat devoorzieningen in de lidstaten – indiengeïndiceerd- ook ter beschikking staanvoor de Dublinclaimant. Dit lijdt slechtsuitzondering indien de betrokken vreem-deling aannemelijk maakt met concreteaanwijzingen dat dit uitgangspunt in zijnof haar geval niet opgaat.

DSParagraaf C11/3.5 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

3.5 Intrekken van de aanvraagVoor het intrekken van een asielverzoekwordt onderscheid gemaakt tussen deasielzoeker die zich niet in bewaringbevindt, de asielzoeker die zich wel inbewaring bevindt en de asielzoeker diezich tijdens de 48-uursprocedure op eenAC bevindt.

Intrekken van de aanvraag indien deasielzoeker niet in bewaring isIntrekking van de asielaanvraag en even-tuele vervolgprocedures dient schrifte-lijk te geschieden en te worden onderte-kend door de asielzoeker, zijn wettelijkvertegenwoordiger of gevolmachtigde.Het schrijven dient de IND te wordentoegezonden.De IND draagt er zorg voor dat de poli-tie en de burgemeester van de gemeentewaar de asielzoeker woon- of verblijf-plaats heeft, over het beëindigen van deprocedure(s) worden geïnformeerd.

Intrekking van de aanvraag indien deasielzoeker zich in bewaring bevindt bijde Vreemdelingenpolitie, dan wel bij deKMarIndien een asielzoeker zich in bewaringbevindt, dient de intrekking te allen tijdete geschieden middels het model M53.

Intrekken van de aanvraag op een ACIndien de asielzoeker zijn asielaanvraagwil intrekken tijdens de procedure in hetAC krijgt hij maximaal twee uur degelegenheid te overleggen met zijn(rechts)hulpverlener. De feitelijkeintrekking dient schriftelijk te geschie-den en te worden ondertekend door deasielzoeker.

DTParagraaf C14/5.1 Vreemdelingencircu-laire 2000 komt te luiden:

5.1 Herhaalde aanvraagEen herhaalde aanvraag betreft een vol-gens de formele vereisten van artikel3.38 VV ingediende tweede of volgendeasielaanvraag, die op grond van hetbepaalde in artikel 4:6 Awb kan wordenafgewezen.

Op grond van artikel 4:6 Awb is de aan-vrager gehouden nieuw gebleken feitenof veranderde omstandigheden te ver-melden, indien na een geheel of gedeel-telijk afwijzende beschikking een nieu-we aanvraag wordt gedaan.

Er is enkel sprake van nieuwe feiten ofveranderde omstandigheden indien die:

op het moment waarop de eerdereaanvraag werd afgewezen niet bekendwaren of redelijkerwijs niet bekend kon-den zijn; en

aanleiding geven tot heroverwegingvan de afwijzing van de eerdere aan-vraag.

Ingevolge artikel 83, eerste lid, Vw kande rechtbank bij het beoordelen van hetberoep rekening houden met feiten enomstandigheden die na het nemen vanhet bestreden besluit zijn opgekomen.

Wanneer de vreemdeling in de beroeps-procedure inzake de eerdere aanvraag,nieuw gebleken feiten of veranderdeomstandigheden heeft ingebracht en derechter hiermee onder toepassing vanartikel 83, eerste lid, Vw rekening heeftgehouden, worden deze feiten enomstandigheden, voor de toepassing vanartikel 4:6 Awb, geacht te zijn betrok-ken bij de afwijzende beschikking.

Bij de beoordeling van de herhaaldeaanvraag kan echter niet aan de vreemde-ling worden tegengeworpen dat feiten ofomstandigheden die na het eerderebesluit zijn opgekomen, niet bij derechtbank naar voren zijn gebracht meteen beroep op artikel 83, eerste lid, Vw.

ad aOnder feiten en omstandigheden wordentevens bewijsstukken gerekend die eer-der aangevoerde feiten en omstandighe-den ondersteunen.

a.

b.

Wanneer de ingebrachte feiten enomstandigheden dateren van na de eer-dere afwijzende beschikking kan in elkgeval worden geconcludeerd dat dezeniet eerder bekend waren of konden zijn.

Indien de ingebrachte feiten en omstan-digheden dateren van voor de eerdereafwijzende beschikking dient te wordenbezien of deze eerder konden wordeningebracht. Zo is het denkbaar dat eenvreemdeling pas na de eerdere afwijzen-de beschikking in het bezit heeft kunnenkomen van documenten die het asielre-laas onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de vreemdeling bijde eerste aanvraag alle hem bekendeinformatie en documenten overlegt. Ookin geval van mogelijk traumatiserendegebeurtenissen wordt in beginsel van devreemdeling verwacht dat hij daar in deeerste procedure op enigerlei wijze –hoe summier ook – melding van maakt.Bijzondere door de vreemdeling zelfingebrachte en aannemelijk gemaakteomstandigheden kunnen echter aanlei-ding zijn om aan te nemen dat deze fei-ten redelijkerwijs niet eerder kondenworden ingebracht. Met name bij detweede of volgende asielaanvraag aan-nemelijk gemaakte traumatiserendegebeurtenissen, zoals opgesomd inC2/4.2, is het onder omstandighedendenkbaar dat de vreemdeling ten tijdevan de eerdere aanvraag terughoudendis geweest met het naar voren brengenvan deze gebeurtenissen. Dit zal eerderhet geval zijn wanneer de eerdere aan-vraag binnen 48 proces-uren is afgewe-zen.Het kan voorkomen dat in de eerdereprocedure een asielzoeker is vertegen-woordigd door zijn ouders (zonder zelfte zijn gehoord), en de tweede of vol-gende asielaanvraag door die asielzoe-ker in persoon wordt ingediend. Wan-neer tijdens deze tweede of volgendeaanvraag de asielzoeker voor het eerstfeiten en omstandigheden naar vorenbrengt die specifiek zien op de eigenpersoon en die niet reeds door de oudersnaar voren zijn gebracht, wordt in geengeval aangenomen dat deze feiten enomstandigheden in redelijkheid eerdernaar voren konden worden gebracht.

ad bOok indien de ingebrachte feiten enomstandigheden op het moment van deeerdere aanvraag niet bekend waren ofredelijkerwijs niet bekend konden zijn,kan toepassing van artikel 4:6 Awb aande orde zijn. Indien op voorhand al dui-delijk is dat de ingebrachte feiten enomstandigheden geen nieuw licht kun-nen werpen op de beoordeling van deasielaanvraag, kan onder toepassing vanartikel 4:6 Awb de aanvraag wordenafgewezen.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 45

Wanneer dit niet op voorhand al duide-lijk is, blijft toepassing van artikel 4:6Awb achterwege, hetgeen geenszinsbetekent dat de vreemdeling automa-tisch in aanmerking komt voor degevraagde vergunning. Afwijzing vande aanvraag op grond van artikel 30 of31 Vw kan in dat geval nog immer aande orde zijn.

Indien de eerdere aanvraag is afgewezenop grond van artikel 30, en dan metname onder a of d, Vw, dan kunnen denieuwe feiten en omstandigheden alleenbetrekking hebben op de toepasselijke –imperatieve – afwijzingsgrond. Feiten ofomstandigheden omtrent het asielrelaaskunnen in dat geval niet leiden tot eenander oordeel.

In het geval de eerdere aanvraag isafgewezen op grond van het feit dat hetrelaas van de vreemdeling als ongeloof-waardig is aangemerkt, dienen de nieu-we feiten en omstandigheden in elkgeval deze ongeloofwaardigheid weg tenemen alvorens tot een beoordeling vande zwaarwegendheid van deze feiten enomstandigheden kan worden toegeko-men.

Indien de eerste asielaanvraag van eenvreemdeling is afgewezen op grond vanartikel 30, eerste lid, onder b Vw,wegens de verlening van een verblijfs-vergunning regulier voor bepaalde tijdop grond van B9 aan de vreemdeling,zal, indien betrokkene na het eindigenvan deze verblijfsvergunning reguliereen tweede asielaanvraag indient, detweede asielaanvraag niet op artikel 4.6Awb worden afgedaan doch inhoudelijkworden beoordeeld.

UitzonderingNiettegenstaande het bovenstaande kun-nen bijzondere, op de individuele zaakbetrekking hebbende, feiten en omstan-digheden aanleiding zijn om toepassingvan artikel 4:6 Awb achterwege te laten.Deze bijzondere, op de individuele zaakbetrekking hebbende, feiten en omstan-digheden worden in elk geval aanweziggeacht wanneer de feiten en omstandig-heden leiden tot de conclusie dat devreemdeling aangemerkt dient te wor-den als verdragsvluchteling, of wanneerschending van artikel 3 EVRM dreigt.

In het geval er twijfel bestaat of toepas-sing van artikel 4:6 Awb in een indivi-duele zaak redelijk te achten is, verdienthet de voorkeur de aanvraag – al danniet binnen de AC-procedure – inhoude-lijk te beoordelen aan de hand van deartikelen 30 en 31 Vw.

Artikel 3.1, eerste lid, Vb bepaalt dattijdens de behandeling van een aanvraaguitzetting niet achterwege blijft indiennaar het voorlopig oordeel van de Minis-ter sprake is van een herhaalde aan-

vraag. Wanneer dit gelet op bijvoor-beeld een geplande uitzetting van belangis, en de feiten of omstandigheden ophet moment van de eerdere afwijzingreeds bekend waren, redelijkerwijsbekend konden zijn, dan wel geen aan-leiding geven tot heroverweging, kan ditschriftelijk aan de vreemdeling kenbaarworden gemaakt. Dit kan onmiddellijkgeschieden na het moment dat de vreem-deling aangeeft een tweede of volgendeaanvraag te willen indienen. Hierbijwordt de vreemdeling tevens meege-deeld dat het voorlopig oordeel totgevolg heeft dat de uitzetting niet ach-terwege blijft. Indien bij de aanvraagwel mogelijk relevante nieuw geblekenfeiten of veranderde omstandighedenzijn aangegeven, geldt de procedure dieis beschreven onder C10/2.5.

DUParagraaf C24/ Algerije Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Algerije

1 AchtergrondDeze landenparagraaf bevat het landge-bonden asielbeleid voor Algerije. Hetlandgebonden asielbeleid is een uitwer-king van het algemene beleid van C1 toten met C23 en kan niet worden gezienals een uitzonderingsregeling. De alge-mene wet- en regelgeving blijft steedsde basis voor de individuele beoordelingvan een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in deze landenpa-ragraaf zijn mede gebaseerd op hetalgemeen ambtsbericht van de Ministervan de Minister van BuZa van juni 2005over de situatie in Algerije.

2 BesluitmoratoriumTen aanzien van asielzoekers uit Alge-rije geldt geen besluit in de zin van arti-kel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoog-de aandacht vragen

3.1 VrouwenHet normale beleid, zoals onder andereweergegeven in C2/2.11, C2/3.2 enC14/4.3 is van toepassing.

3.2 Dienstplichtigen en deserteursHet normale beleid, zoals weergegevenin C2/2.12 is van toepassing.

4 TraumatabeleidHet algemene beleid, zoals weergegevenin C2/4.2 is van toepassing. Voor hetoverige zijn er met betrekking tot Alge-rije geen bijzonderheden.

5 Categoriale beschermingAsielzoekers uit Algerije komen niet opgrond van artikel 29, eerste lid, onder d,Vw in aanmerking voor een verblijfsver-gunning asiel (zie C2/5).

6 Verdere beleidsconclusies en aan-dachtspunten

6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatiefHet algemene beleid, zoals weergegevenin C4/2.2 is van toepassing.

6.2 Veilig land van herkomstAlgerije wordt niet beschouwd als eenveilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eer-der verblijfAlgerije wordt niet beschouwd als eenveilig derde land.

6.4 Artikel 1F VluchtelingenverdragHet beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3is van toepassing. Voor de procedureomtrent getuigen van oorlogsmisdrijvenen misdrijven tegen de menselijkheidwordt verwezen naar C11/3.1.

7 Opvangmogelijkheden Amv’sVoor Amv’s is adequate opvang in Alge-rije voorhanden. Amv’s van Algerijnsenationaliteit komen derhalve niet inaanmerking voor verlening van een ver-blijfsvergunning regulier voor bepaaldetijd bedoeld voor Amv’s. Bij de feitelij-ke terugkeer moet de toegang tot eenconcrete opvangplaats geregeld zijn,tenzij betrokkene zich zelfstandig kanhandhaven.

In het algemeen kan worden gesteld datin Algerije de familie in de ruimste zinvan het woord zich het lot van een ver-weesde minderjarige zal aantrekken.Niettemin acht de overheid zich verant-woordelijk voor de verzorging vanminderjarigen tot negentien jaar, wan-neer familieopvang ontbreekt. Daartoebestaan van overheidswege, maar ookvan particuliere zijde, de nodige opvang-huizen. De capaciteit hiervan is beperkt,maar de geboden faciliteiten wordennaar lokale maatstaven in het algemeenredelijk geacht.De overheidsinstellingen herbergen ookjongeren die met justitie in aanrakingzijn geweest.

8 VertrekmoratoriumTen aanzien van asielzoekers uit geldtgeen besluit in de zin van artikel 45,vierde lid, Vw.

DVParagraaf C24/ Bosnië Vreemdelingen-circulaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van BosniëHerzegovina

1 AchtergrondDeze landenparagraaf bevat het landge-bonden asielbeleid voor Bosnië-Herzegovina. Het landgebondenasielbeleid is een uitwerking van hetalgemene beleid van C1 tot en met C23en kan niet worden gezien als een uit-

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 46

zonderingsregeling. De algemene wet-en regelgeving blijft steeds de basisvoor de individuele beoordeling van eenasielaanvraag.

De beleidsconclusies in deze landenpa-ragraaf zijn mede gebaseerd op hetalgemeen ambtsbericht van de Ministervan de Minister van BuZa van 7 oktober2003 over de situatie in Bosnië-Herzegovina.

2 BesluitmoratoriumTen aanzien van asielzoekers uit Bosnië-Herzegovina geldt geen besluit in de zinvan artikel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoog-de aandacht vragen

3.1 VrouwenHet normale beleid, zoals onder andereweergegeven in C2/2.11, C2/3.2 enC14/4.3 is van toepassing.

3.2 Dienstplichtigen en deserteursHet normale beleid, zoals weergegevenin C2/2.12 is van toepassing.

4 TraumatabeleidHet algemene beleid, zoals weergegevenin C2/4.2 is van toepassing. Voor hetoverige zijn er met betrekking totBosnië-Herzegovina geen bijzonderhe-den.

5 Categoriale beschermingAsielzoekers uit Bosnië-Herzegovinakomen niet op grond van artikel 29, eer-ste lid, onder d, Vw in aanmerking vooreen verblijfsvergunning asiel (zie C2/5).

6 Verdere beleidsconclusies en aan-dachtspunten

6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatiefHet algemene beleid, zoals weergegevenin C4/2.2 is van toepassing.

6.2 Veilig land van herkomstBosnië-Herzegovina wordt nietbeschouwd als een veilig land van her-komst.

6.3 Veilig derde land / land van eer-der verblijfBosnië-Herzegovina wordt nietbeschouwd als een veilig derde land.

6.4 Artikel 1F VluchtelingenverdragHet beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3is van toepassing. Voor de procedureomtrent getuigen van oorlogsmisdrijvenen misdrijven tegen de menselijkheidwordt verwezen naar C11/3.1.

7 Opvangmogelijkheden Amv’sVoor Amv’s is adequate opvang inBosnië-Herzegovina voorhanden.Amv’s van Bosnische nationaliteitkomen derhalve niet in aanmerking voorverlening van een verblijfsvergunning

regulier voor bepaalde tijd bedoeld voorAmv’s. Bij de feitelijke terugkeer moetde toegang tot een concrete opvang-plaats geregeld zijn, tenzij betrokkenezich zelfstandig kan handhaven.

In Bosnië-Herzegovina bestaan staats-weeshuizen die vallen onder debevoegdheden van zowel de Moslim-Kroatische Federatie van Bosnië-Herzegovina als de Republika Srpska.Gelet op de krappe overheidsfinanciënzijn de leefomstandigheden naar lokalemaatstaven eenvoudig te noemen en ishet niet mogelijk om voor alle weeskin-deren een opvangplaats te garanderen.Naast staatsweeshuizen zijn er weeshui-zen die worden gefinancierd doorNGO’s of particulieren. De leefomstan-digheden in deze opvanghuizen zijngoed. Voor minderjarigen die terugke-ren uit het buitenland ligt de verant-woordelijkheid bij het Bosnische“Ministry for Human Rights and Retur-nees”. Ook de UNHCR en IOM zijnactief op het terrein van de opvang vanteruggekeerde Amv’s.

8 VertrekmoratoriumTen aanzien van asielzoekers uit geldtgeen besluit in de zin van artikel 45,vierde lid, Vw.

DWParagraaf C24/Congo DRC Vreemdelin-gencirculaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van CongoDRC

1 AchtergrondDeze landenparagraaf bevat het landge-bonden asielbeleid voor Congo DRC.Het landgebonden asielbeleid is een uit-werking van het algemene beleid vanC1 tot en met C23 en kan niet wordengezien als een uitzonderingsregeling. Dealgemene wet- en regelgeving blijftsteeds de basis voor de individuelebeoordeling van een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in deze landenpa-ragraaf zijn gebaseerd op het algemeenambtsbericht van de Minister van BuZavan 30 september 2005 over de situatiein Congo DRC, in samenhang met deuitspraak van 4 april 2005 (Awb03/56577).

Er is besloten tot een beleidswijzigingten aanzien van de bevolkingsgroep vande Tutsi. Ten aanzien van de bevol-kingsgroep van de Tutsi wordt eenruimere definitie gehanteerd, nu ookasielzoekers van gemengde afkomstwaarbij de moeder Tutsi is, tot de bevol-kingsgroep van de Tutsi worden gere-kend.

2 BesluitmoratoriumTen aanzien van asielzoekers uit CongoDRC geldt geen besluit in de zin vanartikel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoog-de aandacht vragen

3.1 Bevolkingsgroepen

Tutsi, Banyamulenge of BanyarwandaUit het ambtsbericht van 1 april 2005van het Ministerie van BuZa blijkt datBanyamulenge tijdens en na hun terug-keer naar Zuid-Kivu het slachtofferwerden van geweld, willekeurige arresta-ties en tegenwerking van de autoriteiten.Tevens blijkt uit dit ambtsbericht dat inKinshasa een sluimerende haat is tegenpersonen die Rwanda personifiëren.

Een persoon die behoort tot de bevol-kingsgroep van de Tutsi in Congo DRCkan op grond van artikel 29, eerste lid,onder a of b, Vw in aanmerking komenvoor een verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd, indien hij aannemelijkheeft gemaakt dat hij persoonlijk te vre-zen heeft voor vervolging vanwegebijvoorbeeld zijn etnische afkomst danwel indien aannemelijk is gemaakt datbij terugkeer naar Congo DRC voorhem een reëel risico bestaat op schen-ding van het gestelde in artikel 3EVRM. Het betreft hier zowel actiesvan de autoriteiten als ook van de lokalebevolking, waartegen de autoriteitenniet altijd bescherming kunnen bieden.

Personen die behoren tot de bevolkings-groep van de Tutsi in Congo DRCkunnen, behoudens contra-indicaties inaanmerking komen voor categorialebescherming. Tot de bevolkingsgroepvan de Tutsi worden ook asielzoekersvan gemengde afkomst aangemerkt.Daar het onduidelijk is welke personenformeel tot de etnische groep van deTutsi gerekend kunnen worden en hetvoorts in de rede ligt dat ook asielzoe-kers met alleen een moeder die tot deetnische groep van de Tutsi behoort inCongo DRC als Tutsi gezien worden,wordt er geen onderscheid gemaakt wel-ke ouder van de asielzoeker tot debevolkingsgroep van de Tutsi behoort.

Aan personen behorend tot de Tutsi-bevolkingsgroep wordt geen vlucht-,vestigings- of verblijfsalternatief tegen-geworpen.

Bevolkingsgroepen uit Noord- en Zuid-Kivu (niet zijnde Tutsi)Uit het eerdergenoemde ambtsberichtblijkt dat gedurende de verslagperiodesprake was van een toename van geweldin de Kivu provincies. Verschillendepartijen bleven tegen elkaar strijden,zoals de Mayi-Mayi tegen de ex-Rassemblement Congolais pour laDémocratie – Goma, alsook de Forces

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 47

Démocratiques de Libération du Rwan-da tegen de ex- Rassemblement Congo-lais pour la Démocratie – Goma.

Deze gevechten, alsmede de gevolgendaarvan in de getroffen plaatsen, dienenechter niet aangemerkt te worden alshandelen van de overgangsregering,maar als handelingen van lokaal actievemilities. Ook wordt niet aangenomendat deze lokale milities hun invloed kun-nen uitoefenen buiten het gebied, waarzij actief zijn. Overigens wordt opge-merkt, dat het geweld in Noord- en Zuid-Kivu doorgaans niet specifiek is gerichtop individuen (hoewel die er wel hetslachtoffer van zijn), maar dat eerdersprake is van willekeurig (oorlogs)geweld.

Voor personen afkomstig uit de provin-cie Noord- en Zuid-Kivu geldt in begin-sel een vlucht- en vestigingsalternatief(zie ook onder Vlucht- en/of vestigings-alternatief van deze landenparagraaf).

Bevolkingsgroepen uit het Ituri DistrictUit het ambtsbericht van 1 april 2005van het Ministerie van BuZa blijkt dathet sinds juni 1999 slepende conflicttussen de Hema en de Lendu bevol-kingsgroepen in het Ituri District eind2004 weer oplaaide. Dagelijks wordenburgers slachtoffer van ernstige mensen-rechtenschendingen. Het district wordtgeteisterd door gewapende bendes die involledige straffeloosheid opereren. InIturi komt, evenals in andere delen vanCongo DRC, op grote schaal seksueelgeweld voor. Vaak hebben verkrachtin-gen een etnische achtergrond.

Overigens wordt opgemerkt, dat hetgeweld in het Ituri District doorgaansniet specifiek is gericht op individuen(hoewel die er wel het slachtoffer vanzijn), maar dat eerder sprake is van wil-lekeurig (oorlogs)geweld.

Voor deze bevolkingsgroep geldt inbeginsel een vlucht- en vestigingsalterna-tief (zie ook onder Vlucht- en/of vesti-gingsalternatief van deze landenpara-graaf).

Overige bevolkingsgroepenEr zijn geen aanwijzingen dat personendoor de autoriteiten uit Congo DRCworden vervolgd vanwege hun etnischeafkomst. Het behoren tot een specifiekebevolkingsgroep – niet zijnde die derTutsi – vormt derhalve in beginsel geenreden betrokkene in het bezit te stellenvan een verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd.

3.2 Politieke tegenstanders van hetbewindDe wet op de organisatie en het functio-neren van politieke partijen van maart2004 erkent en garandeert het politiekepluralisme in Congo DRC. Sinds deze

nieuwe wetgeving van kracht is, is devrijheid van vereniging en vergaderinglicht verbeterd.De overgangsgrondwet voorziet in vrij-heid van vreedzame vergadering, maarin de praktijk wordt deze vrijheid doorde overgangsregering beperkt. Het rechtvan vergadering is ondergeschiktgemaakt aan de openbare orde.

Om op grond van artikel 29, eerste lid,onder a of b, Vw voor een verblijfsver-gunning asiel voor bepaalde tijd inaanmerking te komen, dient de betrok-kene aannemelijk te maken dat deproblemen die hij van de zijde van deCongolese autoriteiten heeft ondervon-den vanwege zijn politieke activiteiten,te herleiden zijn tot daden van vervol-ging zoals bedoeld in het Vluchtelingen-verdrag, of dat hij een reëel risico looptop schending van het gestelde in artikel3 EVRM.

3.3 Leden rebellengroeperingenDe meeste voormalige rebellenmilitiesis toegestaan om als politieke partij tefungeren. De nog als militie actieverebellengroeperingen, bijvoorbeeld inhet Ituri District, richten hun activiteitendoorgaans niet op de Congolese autori-teiten, maar op andere milities of op deburgerbevolking.

Het enkele lidmaatschap van een rebel-lengroepering vormt derhalve onvol-doende reden om een verblijfsvergun-ning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.

3.4 Mobutu-aanhangersGelet op de informatie uit het ambtsbe-richt van de Minister van BuZa over desituatie in Congo DRC, zijn er geengevallen bekend van ex-mobutisten diena hun terugkeer naar Kinshasa proble-men met de autoriteiten hebben gehad.Derhalve komt een Mobutu-aanhangerin beginsel niet in aanmerking voor eenverblijfsvergunning asiel voor bepaaldetijd, vanwege sympathieën jegens Mobu-tu.

3.5 Ex-militairen van de ForcesArmées du ZaïreGelet op de informatie uit het ambtsbe-richt van de Minister van BuZa over desituatie in Congo DRC, zijn er geengevallen bekend van ex-militairen vande Forces Armées du Zaïre die na hunterugkeer naar Kinshasa problemen metde autoriteiten hebben gehad.

Derhalve komt een ex-militair van deForces Armées du Zaïre in beginsel nietin aanmerking voor een verblijfsvergun-ning asiel voor bepaalde tijd vanwegehet voormalig lidmaatschap van de For-ces Armées du Zaïre.

3.6 JournalistenDe wet voorziet in vrijheid vanmeningsuiting. In de praktijk wordt ditrecht echter beperkt. In de verslagperio-de van het eerdergenoemde ambtsbe-richt werd een aantal journalistenbedreigd, gearresteerd en gedetineerd.

Met inachtneming van het vorenstaande,dient betrokkene, om op grond van arti-kel 29, eerste lid, onder a of b, Vw inaanmerking te komen voor een verblijfs-vergunning asiel voor bepaalde tijd,aannemelijk te maken dat de problemendie hij heeft ondervonden van de zijdevan de autoriteiten vanwege zijn werk-zaamheden als journalist te herleidenzijn tot daden van vervolging, zoalsbedoeld in het Vluchtelingenverdrag, ofdat hij een reëel risico loopt op schen-ding van het gestelde in artikel 3 EVRM.

3.7 VrouwenHet normale beleid, zoals onder andereweergegeven in C2/2.11, C2/3.2 enC14/4.3 is van toepassing.

Uit het ambtsbericht van de Ministervan BuZa blijkt dat seksueel geweld opgrote schaal voorkomt in Congo DRC.Slachtoffers van verkrachting leven inschaamte. Zij lopen het risico verstotente worden door hun familie.

De vrouw, van wie is vastgesteld dat zijeen vanwege het vorenstaande gegrondevrees voor vervolging heeft, of dat zijeen reëel risico loopt op een behande-ling in de zin van artikel 3 EVRM komtniet in aanmerking voor een verblijfs-vergunning asiel, indien is vastgestelddat zij zich aan de gevreesde vervolgingof het reële risico op een behandeling inde zin van artikel 3 EVRM, kan onttrek-ken door zich elders in het land vanherkomst te vestigen.

Indien geweld tegen vrouwen uitgaatvan de centrale autoriteiten is in begin-sel geen plaats voor het tegenwerpenvan een vestigingsalternatief. Voorzovereen beroep wordt gedaan op het trauma-tabeleid, wordt verwezen naar C2/4.2.

3.8 Dienstplichtigen en deserteursHet normale beleid, zoals weergegevenin C2/2.12 is van toepassing.

Ten aanzien van Congo DRC heeft zichniet de situatie voorgedaan dat militaireacties in totaliteit door de internationalegemeenschap zijn veroordeeld als strij-dig met de grondbeginselen voorhumaan gedrag of met de fundamentelenormen die gelden tijdens een gewapendconflict.

Uit informatie van het ambtsbericht vande Minister van BuZa over de situatie inCongo DRC is gebleken dat in CongoDRC geen dienstplicht bestaat.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 48

Desertie is formeel strafbaar en heeft alsmaximale straf de doodstraf. In de prak-tijk komt desertie regelmatig voor.Vervolging wegens alleen desertie vindtzelden plaats, vaak wordt desertie alsstrafverzwarende omstandigheid aange-merkt.

Personen die aannemelijk maken dat zijgedeserteerd zijn uit het nationale Con-golese leger kunnen op grond van arti-kel 29, eerste lid, onder a of b, Vw inaanmerking komen voor een verblijfs-vergunning asiel bepaalde tijd, afhanke-lijk van de vraag of een van de grondengenoemd in C2/2.12 de aanleiding isgeweest om te deserteren.

Het is hierbij aan de betrokkene om aan-nemelijk te maken dat hij daadwerkelijkin het Congolese regeringsleger heeftgediend.

4 TraumatabeleidHet algemene beleid, zoals weergegevenin C2/4.2 is van toepassing.

Indien bij een persoon geconcludeerdwordt dat hij te maken heeft gehad meteen der gebeurtenissen als genoemd inC2/4.2.3, dan is het mogelijk binnen dekaders als genoemd in C2/4.2.4 een ves-tigingsalternatief elders in Congo DRCtegen te werpen, indien deze gebeurte-nissen niet zijn veroorzaakt door decentrale autoriteiten. Het tegenwerpenvan een vestigingsalternatief dient ech-ter per individueel geval beoordeeld teworden. Het is daarbij aan betrokkeneom aannemelijk te maken, dat hij zichniet elders in Congo DRC kan vestigen.

5 Categoriale beschermingPersonen die behoren tot de bevolkings-groep van de Tutsi uit Congo DRCkomen behoudens contra-indicaties inaanmerking voor een verblijfsvergun-ning asiel voor bepaalde tijd op grondvan artikel 29, eerste lid, onder d, Vw(zie C2/5 ). Ook asielzoekers vangemengde afkomst worden tot de bevol-kingsgroep van de Tutsi gerekend. Erwordt hierbij geen onderscheid gemaaktof de vader dan wel de moeder tot deetnische groep van de Tutsi wordt gere-kend en de andere ouder een andereetnische afkomst heeft.

Voor leden van bevolkingsgroepen –niet zijnde Tutsi – afkomstig uit gebie-den in het oosten van Congo DRC, waarzich recent gewapende conflicten heb-ben voorgedaan (bijvoorbeeld de Kivu’sof Ituri), bestaat een verblijfsalternatiefin de gebieden, die onder de controlevan de Congolese autoriteiten staan. Zijkomen derhalve niet in aanmerking voorcategoriale bescherming.Ook andere personen afkomstig uit Con-go DRC komen niet in aanmerking voorcategoriale bescherming.

6 Verdere beleidsconclusies en aan-dachtspunten

6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatiefHet algemene beleid, zoals weergegevenin C4/2.2 is van toepassing.

Ten aanzien van Congo DRC gelden devolgende beleidsregels.

Tutsi, Banyamulenge of BanyarwandaTen aanzien van de bevolkingsgroepenwordt geen vlucht- of vestigingsalterna-tief tegengeworpen.

Bevolkingsgroepen uit Noord- en Zuid-Kivu (niet zijnde Tutsi)Indien voor een persoon afkomstig uitde provincie Noord- of Zuid-Kivu, beho-rend tot andere bevolkingsgroepen dande Tutsi, geconcludeerd wordt dat hij tevrezen heeft voor vervolging of dat hijeen reëel risico loopt op schending vanhet gestelde in artikel 3 EVRM, dan ishet mogelijk, indien de vervolging uit-gaat van een van de milities, een vlucht-of vestigingsalternatief elders in CongoDRC tegen te werpen. Het tegenwerpenvan een vlucht- of vestigingsalternatiefdient echter per individueel geval beoor-deeld te worden. Het is daarbij aanbetrokkene om aannemelijk te maken,dat hij zich niet elders in Congo DRCkan vestigen.

Bevolkingsgroepen uit het Ituri DistrictIndien voor een Hema of Lendu (ofandere personen uit het Ituri District)geconcludeerd wordt dat hij te vrezenheeft voor vervolging of dat hij eenreëel risico loopt op schending van hetgestelde in artikel 3 EVRM, dan is hetmogelijk, indien de vervolging uitgaatvan een van de milities, een vlucht- ofvestigingsalternatief elders in CongoDRC tegen te werpen. Het tegenwerpenvan een vlucht- of vestigingsalternatiefdient echter per individueel geval beoor-deeld te worden. Het is daarbij aanbetrokkene om aannemelijk te maken,dat hij zich niet elders in Congo DRCkan vestigen.

6.2 Veilig land van herkomstCongo DRC wordt niet beschouwd alsveilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eer-der verblijfCongo DRC wordt niet beschouwd alsveilig derde land.

6.4 Artikel 1F VluchtelingenverdragHet beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3is van toepassing. Voor de procedureomtrent getuigen van oorlogsmisdrijvenen misdrijven tegen de menselijkheidwordt verwezen naar C11/3.1.

Verder zijn er nog de volgende aan-dachtspunten.

Zowel leden van het leger, de politie ende veiligheidsdienst, als leden van(voormalige) rebellenmilities hebbenzich in Congo DRC op grote schaalschuldig gemaakt aan het schenden vande mensenrechten. Met name de strij-dende partijen in het oosten van CongoDRC maken zich schuldig aan folteringen andere oorlogsmisdrijven. Om diereden dient men er in het bijzonder opbedacht te zijn of betrokkene zich moge-lijk schuldig heeft gemaakt aan gedra-gingen als omschreven in artikel 1FVluchtelingenverdrag. Vorenstaandekan ook van belang zijn bij minderjari-gen, aangezien met name de rebellen-groeperingen en sommige facties vanhet nationale leger gebruik maken danwel gebruik hebben gemaakt vankindsoldaten.

Indien de activiteiten van de betrokkeneaanleiding geven tot het tegenwerpenvan artikel 1F Vluchtelingenverdrag,dan komt de betrokkene evenmin inaanmerking voor verlening van een ver-blijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdop grond van artikel 29, eerste lid, onderd, Vw.

7 Opvangmogelijkheden Amv’sVoor Amv’s is adequate opvang in Con-go DRC voorhanden. Weeskinderenworden in het algemeen opgevangendoor de familie van één van beideouders. Opvang voor vier uit Nederlandteruggekeerde Amv’s is geregeld in hetopvangcentrum van de Congregatie derSalesianen (Don Bocso). Voor meerinformatie over opvangmogelijkhedenvoor Amv’s wordt verwezen naar heteerdergenoemde ambtsbericht van deMinister van BuZa.

Minderjarige asielzoekers van Congole-se nationaliteit komen derhalve niet inaanmerking voor verlening van een ver-blijfsvergunning regulier voor bepaaldetijd bedoeld voor Amv’s. Bij de feitelij-ke terugkeer moet de toegang tot eenconcrete opvangplaats geregeld zijn,tenzij betrokkene zich zelfstandig kanhandhaven.

8 VertrekmoratoriumTen aanzien van asielzoekers uit CongoDRC geldt geen besluit in de zin vanartikel 45, vierde lid, Vw.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 49

Artikel IIDit besluit zal (met de toelichting) in deStaatscourant worden geplaatst en treedtin werking met ingang van de tweededag na de dagtekening van de Staatscou-rant waarin het is geplaatst.

Den Haag, 23 maart 2007.De Minister van Justitie,en de Staatssecretaris van Justitie,namens dezen:de directeur-generaal Wetgeving,Internationale Aangelegenheden enVreemdelingenzaken,R.K. Visser.

Bijlage I – Afkortingenlijst

Afkortingenlijst

ABRvS Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van StateAC AanmeldcentrumACVZ Adviescommissie voor VreemdelingenzakenAIVD Algemene Inlichtingen- en VeiligheidsdienstAmv Alleenstaande minderjarige vreemdelingAOW Algemene OuderdomswetAPV Algemene Plaatselijke VerordeningAwb Algemene wet bestuursrechtBKA Buitenlands Kind ter AdoptieBMA Bureau Medische AdviseringBuZa (Ministerie/Minister van) Buitenlandse ZakenBVV Basisvoorziening vreemdelingensysteemBZK (Ministerie/Minister van) Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesB&W Burgemeester en WethoudersCAO Collectieve arbeidsovereenkomstCOA Centraal Orgaan opvang AsielzoekersCWI Centrale organisatie Werk en InkomenDJI Dienst Justitiële InrichtingenDNRI Dienst Nationale Recherche InformatieDT&V Dienst Terugkeer en VertrekEG Europese GemeenschapEEG Europese Economische GemeenschapEER Europese Economische RuimteEU Europese UnieEVRM Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens

en de fundamentele vrijhedenEZ (Ministerie/Minister van) Economische ZakenFlexwet Wet Flexibiliteit en Zekerheid (Stb. 1998, 300)GBA Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevensGG&GD Geneeskundige en gezondheidsdienstGVI Gemeenschappelijke VisuminstructiesHKS HerkenningsdienstsysteemIND Immigratie- en NaturalisatiedienstIOM Internationale Organisatie voor MigratieJDS Justitieel documentatiesysteemKMar Koninklijke MarechausseeKLPD Korps Landelijke PolitiedienstenKLM Koninklijke Luchtvaart MaatschappijMTV Mobiel Toezicht Vreemdelingenmvv Machtiging tot voorlopig verblijfNGO Non-gouvernementele organisatie(N)SIS (Nationaal) Schengen InformatiesysteemNVVB Nederlandse Vereniging voor BurgerzakenOCW (Ministerie/Minister van) Onderwijs, Cultuur en WetenschapOM Openbaar MinisterieOPS OpsporingsregisterPb. PublicatiebladPIL Protocol Identificatie en LabelingPTSS Posttraumatische stressstoornisREAN Return and Emigration of Aliens from the NetherlandsROA Regeling Opvang Asielzoekers

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 50

Rva Regeling verstrekkingen asielzoekers e.a. categorieën vreemde-lingen 2005

Rvb Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingenRvS Raad van StateRwn Rijkswet op het NederlanderschapSGC Verordening (EG) Nr. 562/2006 van het Europees Parlement en

de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffen-de de overschrijding van de grenzen door personen (Schengen-grenscode)

SIRENE Supplementary Information Request at the National EntriesSIS Schengen InformatiesysteemSRA Stichting Rechtsbijstand AsielStb. StaatsbladStcrt. StaatscourantSUO Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van SchengenSVB Sociale VerzekeringsbankSZW (Ministerie/Minister van) Sociale Zaken en WerkgelegenheidTBC TuberculoseTBS TerbeschikkingstellingTrb. TractatenbladTWV TewerkstellingsvergunningUNDP United Nations Development programmeUNHCR United Nations High Commissioner for RefugeesUNRWA United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in

the Near EastUWV Uitvoeringsinstelling werknemersverzekeringVb VreemdelingenbesluitVc VreemdelingencirculaireVIS Verificatie- en informatiesysteemVN Verenigde NatiesVNG Vereniging van Nederlandse GemeentenVRIS Vreemdelingen in de strafrechtketenVROM (Ministerie/Minister van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

en MilieubeheerVV Voorschrift VreemdelingenVw VreemdelingenwetVWS (Ministerie/Minister van) Volksgezondheid, Welzijn en SportWajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicaptenWAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringWav Wet arbeid vreemdelingenWAZ Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigenWbp Wet bescherming persoonsgegevensWHW Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoekWIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogenWIW Wet Inschakeling WerkzoekendenWob Wet openbaarheid van bestuurWobka Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptieWSF Wet op de StudiefinancieringWsw Wet Sociale werkvoorzieningWvSr Wetboek van StrafrechtWvSv Wetboek van StrafvorderingWW WerkeloosheidswetWwb Wet werk en bijstandZHP Dienst Zeehavenpolitie van de politieregio Rotterdam-RijnmondZW Ziektewet

Bijlage II – Lijst Richtlijnen, Verordeningen en Verdragen

Richtlijnen

Citeertitel Officiële benaming Publicatie

Richtlijn 2001/ 55 Richtlijn 2001/ 55/ EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende mini-mumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in gevalvan massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevorde-ring van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor deopvang en het dragen van de consequentie van de opvang van dezepersonen

Pb. EG L 212

Richtlijn 2003/ 109 Richtlijn 2003/ 109/ EG van 25 november 2003 betreffende de statusvan langdurig ingezeten onderdanen van derde landen

Pb. EU L 16

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 51

Citeertitel Officiële benaming Publicatie

Richtlijn 2003/ 110 Richtlijn 2003/ 110/ EG van 25 november 2003 betreffende de onder-steuning bij de doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwij-dering door de lucht

Pb. EU L 321

Richtlijn 2003/ 86 Richtlijn 2003/ 86/ EG van 22 september 2003 van de Raad van de EUinzake het recht op gezinshereniging

Pb. EU L 51, 12

Richtlijn 2003/ 9 Richtlijn 2003/ 9/ EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststellingvan minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten

Pb. EG L 031

Richtlijn 2004/ 38 Richtlijn 2004/ 38/ EG van 29 april 2004, betreffende het recht van vrijverkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de bur-gers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening(EEG) 1612/ 68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/ 221/ EEG, 68/360/ EEG, 72/ 194/ EEG, 73/ 148/ EEG, 75/ 34/ EEG, 75/ 35/ EEG,90/ 364/ EEG, 90/ 365/ EEG en 93/ 96/ EEG

Pb. EU L 229

Verordeningen

Citeertitel Officiële benaming Publicatie

Schengengrenscode Verordening (EG) 562/ 2006 tot vaststelling van een communautairecode betreffende de overschrijding van de grenzen door personen

Pb. EU L 105

Verordening 2133/ 2004 Verordening (EG) 2133/ 2004 van de Raad van 13 december 2004waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplich-ting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onderdanen vanderde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidsta-ten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de bepalin-gen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord vanSchengen en het gemeenschappelijk handboek daartoe wordengewijzigd

Pb. EU L 369/ 5

Verordening 1560/ 2003 Verordening (EG) 1560/ 2003 houdende uitvoeringsbepalingen vanVerordening (EG) 343/ 2003 van de Raad tot vaststelling van de crite-ria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk isvoor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaanvan een derde land bij één van de lidstaten wordt ingediend

Pb. EU L 222

Verordening 1612/ 68 Verordening 1612/ 68/ EEG betreffende het vrije verkeer van werkne-mers binnen de Gemeenschap

Pb. EU L 257

Verordening 2725/ 2000 Verordening 2725/ 2000 van de raad van 11 december 2000 betref-fende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingeraf-drukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van deOvereenkomst van Dublin

Pb. EU L 316

Verordening 343/ 2003 Verordening (EG) 343/ 2003 tot vaststelling van de criteria en instru-menten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor debehandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van eenderde land bij een van de lidstaten wordt ingediend

Pb. EU L 50

Verordening 415/ 2003 Verordening (EG) 415/ 2003 van 27 februari 2003 betreffende de afgif-te van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden

Pb. EU L 64/ 1

Verdragen

Citeertitel Officiële benaming Publicatie

Antifolterverdrag Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterendebehandeling of bestraffing

Trb. 1985, 69, 1963, 184 en1964, 71

Associatiebesluit 1/ 80 Associatiebesluit van de Associatieraad EEG/ Turkije 1/ 80 Niet gepubliceerdAssociatieovereenkomstEEG-Israël

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de EuropeseGemeenschap en de staat Israël betreffende liberaliseringsmaatrege-len voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van deProtocollen nrs. 1 en 2 bij de associatieovereenkomst tussen de EGen Israël

Pb. EU 2003 L 346 en Trb.2004, 144

AssociatieovereenkomstEEG-Jordanië

Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot standwordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidsta-ten, enerzijds, en het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië, anderzijds

Pb. EU L 283 en Trb. 2002,115

AssociatieovereenkomstEEG-Marokko

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de EuropeseGemeenschap en het Koninkrijk Marokko inzake de liberaliserings-maatregelen voor het onderling handelsverkeer en de vervanging vande landbouwprotocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de EGen het Koninkrijk Marokko

Pb. EU 2003 L 345 en Trb.2004, 144

AssociatieovereenkomstEG- Turkije

Associatieovereenkomst tussen de EG en de Republiek Turkije Pb. EU 1964, 217

Benelux Verdrag Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie Trb. 1958, 18

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 52

Citeertitel Officiële benaming Publicatie

Benelux- overeenkomst Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het GroothertogdomLuxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, inzake de verleggingvan de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied

Trb. 1960/ 40

BuPo Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten Trb. 1990, 46, Nederlandsevertaling Trb. 1990, 170

Consulaire verdrag Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen Trb. 1981, 143Diplomatenverdrag Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer Trb. 1962, 159EER- overeenkomst Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewij-

zigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffen-de de Europese Economische Ruimte

Trb. 1992, 132 en 1993, 203

EG- Verdrag Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap Trb. 1957, 9ESH Europees Sociaal Handvest Trb. 2004, 13Europees verdrag betref-fende sociale en medischebijstand

Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand met bijla-ge en protocol betreffende de vluchtelingen van 11 december 1953

Trb. 1954, 200

Europees verdrag migre-rende werknemers

Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers Trb. 1978, 70

Europees vestigingsverdrag Europees vestigingsverdrag Trb. 1957, 20Europese overeenkomstinzake de afschaffing vanvisa voor vluchtelingen

Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchte-lingen

Trb. 1959, 153, 1960, 111,1968, 48, 1995, 232

Europese overeenkomstinzake de overdracht vanverantwoordelijkheid metbetrekking tot vluchtelingen

Europese overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijk-heid met betrekking tot vluchtelingen

Trb. 1982, 24

EU- Verdrag Verdrag betreffende de Europese Unie Pb. EU C 191 en Trb. 1992,74, Trb. 1993, 159

EVRM Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de funda-mentele vrijheden, zoals gewijzigd door Protocol 11 met de aanvul-lende Protocollen 1, 4, 6, 7, 12 en 13

Trb. 1951, 154 en 2004, 285

Gewijzigd Nederlands-Zwitsers Traktaat

Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap ende Zwitserse Bondsstaat

Trb. 1996, 217

Haags adoptieverdrag Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking ophet gebied van de interlandelijke adoptie

Trb. 1993, 197 en 1996, 94

Internationaal Verdrag voorde beveiliging van mensen-levens op zee

Internationaal Verdrag voor de Beveiliging van Mensenlevens op Zee Trb. 1978, 189

IVRK Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind Trb. 1990, 46Nationaliteitenverdrag Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 betreffende beperking van

de gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaireverplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit

Trb.1964, 4 en 1985, 75

Nederlands- AmerikaansVriendschapsverdrag

Het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen hetKoninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika; hetNederlands Amerikaans Vriendschapsverdrag

Trb. 1956, 40 en 1957, 234

Nederlands- Duits Vesti-gingsverdrag

Nederlands- Duits Vestigingsverdrag Stb. 1906, 279

Nederlands- Zwitsers Trak-taat

Traktaat van vriendschap, vestiging en handel tussen het Koninkrijkder Nederlanden en de Zwitserse Bondstaat

Stb.1878, 137

Overeenkomst EEG- Tune-sië

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de EuropeseGemeenschap en de Republiek Tunesië inzake de liberaliseringsmaat-regelen voor het onderlinge handelsverkeer en de wijziging van delandbouwprotocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de EG ende Republiek Tunesië

Pb. EU 1978, L 336

Overeenkomst EG- Zwitser-land

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten,enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, inzake het vrije ver-keer van personen

Trb. 2000, 16 en 86, Trb.2002, 104

Overeenkomst Nederland-Suriname 1975

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Repu-bliek Suriname inzake het verblijf en de vestiging van wederzijdeonderdanen

Trb. 1975, 133

Overeenkomst Nederland-Suriname 1981

Overeenkomst tussen Nederland en Suriname inzake de binnenkomsten het verblijf van wederzijdse onderdanen

Trb. 1981, 35 en 1983, 171

Overeenkomst van Dublin Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verant-woordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij eenvan de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend

Pb. EU 1997 C 254 en Trb.1991, 129, Trb. 1997, 236

Samenwerkingsovereen-komst EEG- Marokko

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese EconomischeGemeenschap en het Koninkrijk Marokko

Pb. EU L 264

Samenwerkingsovereen-komst EEG-Tunesië

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese EconomischeGemeenschap en de republiek Tunesië

Pb. EU L 265

Samenwerkingsovereen-komst EEG- Algerije

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese EconomischeGemeenschap en de democratische volksrepubliek Algerije

Pb. EU L 263

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 53

Citeertitel Officiële benaming Publicatie

Schengenakkoord Akkoord van Schengen inzake vrij personenverkeer tussen de deelne-mende landen

Trb. 1990, 145

Staatlozenverdrag Verdrag betreffende de Status van Staatlozen Trb. 1957, 22SUO Schengen Uitvoeringsovereenkomst SCH/ Com-ex (94) 29, 2e

herzieningToescheidingsovereen-komst Nederland- Suriname

Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederlanden Suriname

Trb. 1975, 132

Verdrag van Amsterdam Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betref-fende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europe-se Gemeenschappen en sommige bijbehorende Akten

Trb. 1998, 11 en Trb. 2002,153

Verdrag van Chicago Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart Stb. 1947/ H 165Vluchtelingenverdrag Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van

1951 en bijbehorend Protocol van New York van 1967Trb. 1954, 88 en Trb. 1967,76

Bijlage III – Gewijzigde modellen

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 54

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 55

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 56

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 57

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 58

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 59

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 60

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 61

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 62

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 63

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 64

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 65

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 66

Toelichting

Artikelsgewijs

ADe lijst afkortingen, zoals gepubliceerdbij Wijzigingsbesluit Vreemdelingencir-culaire 2006/20 wordt bij dit Wijzi-gingsbesluit Vreemdelingencirculairegeactualiseerd (zie bijlage 1).

BDe lijst Richtlijnen, Verordeningen enVerdragen, zoals gepubliceerd bij Wijzi-gingsbesluit Vreemdelingencirculaire2007/01 word bij dit WijzigingsbesluitVreemdelingencirculaire geactualiseerd(zie bijlage 2).

CDe modellen M39-A, M55, M111-A,M111-C en M120 worden aangepast(zie bijlage 3).

DDe naam van de directie CoördinatieIntegratiebeleid Minderheden is metingang van 1 januari 2007 gewijzigd inde directie Inburgering en Integratie.

E, G, H, I, L, M, O, Q, R, S, U, V, W,X, Y, AZ, BK, BN, BQ, CN, DJ, DM,DN, DO, DP, DQ, DRIn deze paragrafen zijn tekstuele wijzi-gingen, verduidelijkingen dan welverwijzingen aangebracht.

F, BR, BS, BU, BV, BW, BX, CB, CC,CD, CE, CF, CG, CH, CIToetreding Bulgarije en Roemenië totde EU Met ingang van 1 januari 2007 zijnBulgarije en Roemenië toegetreden totde Europese Unie. Gelet hierop is hetgemeenschapsrecht, dat is beschreven inB10 van de Vreemdelingencirculaire2000, vanaf 1 januari 2007 van toepas-sing op onderdanen van Bulgarije enRoemenië alsmede hun afhankelijkefamilieleden, ongeacht hun nationaliteit.

Daarom zijn enkele passages in B10 Vcaangevuld met deze twee nieuwe lidsta-ten. Ten aanzien van Bulgarije en Roeme-nië werd in de toetredingsakten, ondermeer met betrekking tot het vrij verkeervan werknemers, in een zelfde over-gangsregeling voorzien als ten aanzienvan de lidstaten die op 1 mei 2004 zijntoegetreden. De Nederlandse nationalemaatregel is de Wet arbeid vreemdelin-gen en – in dat kader – de handhavingvan de verplichting voor de werkgeverom te beschikken over een tewerkstel-lingsvergunning ten behoeve van doorwerknemers met de nationaliteit vanBulgarije of Roemenië te verrichtenwerkzaamheden. Deze overgangsrege-ling geldt vooralsnog tot 1 januari 2009.Vanwege het tijdelijk karakter van dezebijzondere bepalingen inzake de toe-gang tot de arbeidsmarkt, zijn dezeopgenomen in B10/8 Vc.

De Europese Gemeenschappen en hunlidstaten hebben met Bulgarije (PB EG1994, L 358, bladzijde 1) en Roemenië(PB EG 1994, L 357, bladzijde 1) Euro-pa-overeenkomsten gesloten. Deze Europa-overeenkomsten haddentot doel een associatie tot stand te bren-gen om uitbreiding van de handel eneconomische betrekkingen tussen deverdragspartijen te bevorderen en daar-mee de dynamische ontwikkeling enwelvaart in Bulgarije en Roemenië testimuleren, teneinde de toetreding tot deEG te vergemakkelijken. Door de toetre-ding van Bulgarije en Roemenië tot deEuropese Unie op 1 januari 2007 heb-ben deze overeenkomsten hun betekenisverloren. Om die reden zijn B11/7.1,B11/7.1.1, B11/7.1.2, B11/7.2,B11/7.2.1, B11/7.2.2 en B11/7.3 Vc.komen te vervallen en wordt op inB11/7 volstaan met een verwijzing naarhoofdstuk B10 Vc

J, CX, DKBij besluit van 12 augustus 2006, Stcrt.31 augustus 2006, nr 169/pag. 15 is hetVoorschrift Vreemdelingen (hierna VV)gewijzigd (negenenveertigstewijziging). Bij deze wijziging is in hetVV neergelegd dat, in aanvulling op debestaande categorieën, twee nieuwecategorieën in aanmerking kunnenkomen voor een zogenoemd W2 docu-ment. Deze twee categorieën betreffenAMV’s die in afwachting zijn van eenbeslissing op de aanvraag tot verlengingvan de geldigheidsduur of wijziging vaneen eerder onder die beperking verleen-de verblijfsvergunning en slachtoffersvan mensenhandel die rechtmatig ver-blijf in de zin van artikel 8, onder k, Vwhebben, voor zover zij niet reeds in hetbezit zijn van een geldig document voorgrensoverschrijding. Met onderhavige onderdelen is dezewijziging van het VV verwerkt in de Vc.

KIn deze paragraaf is een tekstonderdeelvervallen dat zag op de strafrechtsketenen derhalve niet langer is opgenomen inde Vc.

NDe termijn van signalering in geval eenvreemdeling zich aan het toezicht heeftonttrokken bedraagt 3 jaar, ongeacht defeiten op basis waarvan de conclusie isgetrokken dat sprake is van onttrekkenaan toezicht. Indien de vreemdeling opdeze grond is gesignaleerd omdat hij'overstayer' is, vanwege het feit dat hijniet binnen drie dagen melding heeftgemaakt van het overschrijden van devrije termijn, lijkt de signaleringstermijnvan 3 jaar niet in redelijke verhouding testaan tot de ernst van de feiten die aande signalering ten grondslag liggen. Gelet op het bovenstaande is in para-graaf 9.6.3.1 onder ad. a opgenomen datbij een signalering vanwege overstay,op aanvraag van de vreemdeling reedsna zes maanden tot opheffing van de

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 67

signalering kan worden overgegaan, opbasis van een individuele afweging.Daarbij wordt meegewogen of het deeerste keer is dat de vreemdeling alsoverstayer is gesignaleerd en of er spra-ke is van verdere criminele antecedenten.

PDe tekst van A4/2.5 is opgenomen inA4/6.1.

TIn deze paragraaf is een tekstonderdeeltoegevoegd dat voorheen was opgeno-men onder A4/2.5.

ZIn deze paragraaf is de rol van deDT&V beschreven.

AA, AM, AN, AQ, AU, AY, BA, BB,BC, BD, BE, BF, BG, BH, BI, BO, CA,CJ, CW, DI,In deze paragrafen zijn de arbeidsmarkt-aantekeningen die op het verblijfsdocu-ment geplaatst moeten worden aange-past aan de artikelen 3.1, derde lid, VV,zoals laatstelijk gewijzigd en 3.4, derdelid, VV.

ABZorg-, huur- en kinderopvangtoeslagenzoals die door de Belastingdienst wor-den uitgekeerd, worden betaald uit depublieke middelen en het ontvangen vandeze toeslagen zou ingevolge artikel 3.4vierde lid Vreemdelingenbesluit (hiernaVb) gevolgen kunnen hebben voor hetverblijfsrecht. De toeslagen vervangende bijdragen die het Rijk uitkeerde inhet kader van de huursubsidie, kinderop-vang en (indirect) het ziekenfonds.Aangezien deze bijdragen in het verle-den al niet werden gezien als een beroepop de publieke middelen is besloten ookde zorg-, huur- en kinderopvangtoesla-gen zoals die door de Belastingdienstworden uitgekeerd niet te beschouwenals een beroep op de publieke middelendat gevolgen heeft voor het verblijfsrecht.

AC, AF, AG, AKAls gevolg van de inwerkingtreding vande Wet inburgering is artikel 16, eerstelid, onderdeel h van de Vreemdelingen-wet 2000 (hierna Vw) aangepast. Inge-volge dit onderdeel kan de aanvraag tothet verlenen van een verblijfsvergun-ning regulier voor bepaalde tijd wordenafgewezen indien de vreemdeling, dieniet behoort tot een der categorieënbedoeld in artikel 17, eerste lid, Vw naverkrijging van rechtmatig verblijf inNederland inburgeringsplichtig zou zijnop grond van de artikelen 3 en 5 van deWet inburgering en niet beschikt overkennis op basisniveau van de Nederland-se taal en de Nederlandse maatschappij.

Hiermee sluit het stelsel van de Wetinburgering in het buitenland aan op denieuwe Wet inburgering. Voorheen was

er sprake van aansluiting op de Wetinburgering nieuwkomers. Aansluitingop de Wet inburgering heeft tot gevolgdat vreemdelingen die voor hun komstnaar Nederland in het bezit moeten zijnvan een machtiging tot voorlopig ver-blijf in het kader van bijvoorbeeldgezinshereniging of gezinsvorming, endie na hun komst naar Nederland, inbur-geringsplichtig zouden zijn in de zin vande artikelen 3 en 5 van de Wet Inburge-ring, het examen inburgering buitenlandmet goed gevolg dienen af te leggen.Hetzelfde geldt voor verblijf als geeste-lijk voorganger of godsdienstleraar.

Inburgeringsplichtig ingevolge de artike-len 3 en 5 van de Wet inburgering zijnin beginsel vreemdelingen van 16 tot 65jaar die duurzaam in Nederland willenen mogen verblijven, voorzover dezepersonen niet gedurende ten minste achtjaar van de leerplichtige leeftijd inNederland hebben verbleven en nietover bepaalde diploma’s, certificaten ofandere (soortgelijke) bewijsstukkenbeschikken. Deze inburgeringsplichtgeldt zowel voor nieuwkomers als vooroudkomers die tot deze doelgroep beho-ren.

ADAangezien vanaf 1 januari 2006 de WetWerk en inkomen naar Arbeidsvermo-gen (WIA) in werking is getreden, is deWIA waar nodig in de Vreemdelingen-circulaire ingepast. De WIA geldt voorwerknemers die na 1 januari 2004 ziekzijn geworden. Voor diegene die reedseen uitkering ingevolge de WAO ont-vangen, zal de WAO blijven bestaan.De WIA zal derhalve bestaan naast deWAO.

De (maandelijkse) inhoudingen op hetbrutoloon voor de spaarloonregeling ende levensloopregeling worden aange-merkt als zelfstandige inkomsten uitarbeid in loondienst.

In de alinea ‘zelfstandige inkomsten uitoverige bron’ zijn de zorg-, huur-, enkinderopvangtoeslagen als bestanddeelvan de middelen van bestaan aangemerkt. Deze worden immers gefinancierd uitde algemene middelen en kunnen der-halve niet worden meegeteld bij deberekening van het inkomen in vreemde-lingrechtelijke zin. Tevens is uit dezeopsomming de huursubsidie weggeval-len omdat deze vanaf 1 januari 2006 isvervangen door de huurtoeslag. Ook isde ‘bijtelling voor de belasting wegensprivé-gebruik van een auto van de zaak’komen te vervallen omdat vanaf 1 janua-ri 2006 de bijtelling is overgeheveldnaar de loonheffing en maandelijks doorde werkgever zal worden verrekend methet loon. Hiermee valt de bijtellingwegens privé-gebruik van een auto vande zaak vanaf 1 januari 2006 onder hetloon in natura zoals dat in de paragraaf

‘zelfstandige inkomsten uit arbeid inloondienst’ is omschreven. Aangezienéén van de voorwaarden is dat het netto-inkomen tenminste twaalf maandenaangevuld moet zijn met het loon innatura, zal de bijtelling wegens privé-gebruik van een auto van de zaak pasvanaf 1 januari 2007 als zelfstandigeinkomsten kunnen worden aangemerkt.

Voorts zijn inkomsten uit lijfrente, stam-rechtovereenkomst, particuliere verhuuren kostgeld verschoven van inkomstenuit eigen vermogen naar inkomsten uitoverige bron. De reden hiervoor is datdeze inkomsten door de Belastingdienstniet aangemerkt worden als inkomen uiteigen vermogen. Over uitkeringen uitlijfrente en stamrecht wordt loonheffinggeheven. Voor kostgeld en particuliereverhuur geldt dat dit niet voortkomt uiteigen vermogen.

AENaar aanleiding van een uitspraak vande Afdeling bestuursrechtspraak van deRaad van State – waarin is aangegevendat de beoordeling of inkomsten uitonregelmatige vergoedingen uit arbeidin loondienst (overwerkvergoeding,onregelmatigheidstoeslag, fooien) alsstructureel aangemerkt kunnen wordenten onrechte wordt betrokken bij hetoordeel of deze inkomsten als zelfstan-dig kunnen worden beoordeeld – is debeoordeling of onregelmatige inkomstenen loon in natura als structureel (duur-zaam) kunnen worden aangemerkt,verschoven naar de paragraaf duurzaam-heid van middelen van bestaan. Voortsis hier opgenomen dat onregelmatigevergoedingen uit arbeid in loondienst alsstructureel (en dus als duurzaam) kun-nen worden aangemerkt wanneer zij ineen periode van 12 maanden gedurende11 maanden zijn verworven. Op dezewijze wordt rekening gehouden metperiodes van vakanties en ziekte.Slechts het laagste maandelijkse bedragaan overwerkvergoeding, onregelmatig-heidstoeslag, fooien of loon in naturamag worden opgeteld bij het contractu-eel vastgestelde netto-maandloon.

AHMet deze aanpassing is de nadelige toetsaan het middelenvereiste van gehuwdenbij verlening van een verblijfsvergun-ning van onbepaalde tijd ten aanzienvan ongehuwde partners rechtgetrokken,door ook bij gehuwden vreemdelingeneerst te beoordelen of zij aan de alleen-staande norm voldoen alvorens hetinkomen van een gezinslid wordt mee-gewogen en de desbetreffende gezins-norm geldt.

AI, DSDe wijze waarop een vreemdeling eenaanvraag om een verblijfsvergunning ofeventuele vervolgprocedures kan intrek-

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 68

ken, is vereenvoudigd. De intrekkingdient wel schriftelijk te geschieden enondertekend te zijn. In de situatie dat de vreemdeling inbewaring is gesteld, geldt wel een bij-zondere procedure voor de intrekkingvan een aanvraag om een verblijfsver-gunning. De bijzondere positie waarinvreemdelingen in bewaring zich bevin-den is aanleiding om te borgen dat dezevreemdelingen zich ten volle bewustzijn van de gevolgen van de intrekkingvan de aanvraag.

AJDeze paragraaf is gewijzigd als gevolgvan een wijziging van artikel 3.34b, eer-ste lid, VV. Gezinsleden van houders van een ver-blijfsvergunning asiel, die een anderenationaliteit hebben dan de hoofdper-soon en die zijn nagereisd binnen driemaanden nadat aan de hoofdpersoon eenverblijfsvergunning asiel is verleend,zijn aangewezen op een verblijfsvergun-ning regulier voor bepaalde tijd. Inaansluiting op de vrijstelling van legesvoor het doen van een aanvraag tot hetverlenen van een machtiging tot voorlo-pig verblijf en het niet hoeven voldoenaan het vereiste om over voldoende,zelfstandig verworven en duurzamemiddelen te beschikken, worden gezins-leden van houders van een verblijfsver-gunning asiel, die een andere nationali-teit hebben dan de hoofdpersoon en diezijn nagereisd binnen drie maandennadat aan de hoofdpersoon een verblijfs-vergunning asiel is verleend, vrijgesteldvan de leges voor de verblijfsvergun-ning regulier

ALDe invoering van de Wet Werk en inko-men naar Arbeidsvermogen (WIA) heeftook gevolgen voor de beoordeling ofsprake is van blijvende en volledigearbeidsongeschiktheid in het kader vande vrijstelling van het middelenvereiste.Voor werknemers die nog onder deWAO vallen verandert er in die beoorde-ling niets. Voor werknemers die onderde WIA vallen vindt een andere beoorde-ling plaats dan bij de WAO-ers. Driemogelijkheden worden onderscheiden:

wanneer het loonverlies ingevolgearbeidsongeschiktheid minder dan 80%bedraagt of niet blijvend is, valt menonder de regeling WerkhervattingGedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)en is in ieder geval geen sprake van blij-vende en volledige arbeidsongeschikt-heid;

wanneer het loonverlies 80% of meerbedraagt en sprake is van blijvendheid,valt men onder de regeling Inkomens-voorziening Volledig Arbeidsongeschik-ten (IVA). Als geen kans bestaat opherstel zal de herkeuring plaatsvindenna vijf jaar. In deze gevallen kan blij-vende en volledige arbeidsongeschikt-heid worden aangenomen na het

overleggen van een toekenningsbeschik-king waaruit vorenstaande blijkt;

als nog een geringe kans bestaat opherstel zal men wel onder de regelingIVA vallen maar zal jaarlijks een herkeu-ring plaatsvinden. In deze gevallenwordt blijvende en volledige arbeidson-geschiktheid aangenomen indien menmiddels een beschikking van de uitvoe-ringsinstantie heeft aangetoond dat nade laatste herkeuring de regeling IVAnog steeds van toepassing is.

AODe lijst van landen die inmiddels hetHaags adoptieverdrag eveneens hebbenbekrachtigd dan wel hiertoe zijn toege-treden is geactualiseerd met de Domini-caanse Republiek, Ecuador, en deFilipijnen. Voorts hanteert de Nederlandse over-heid met ingang van 1 januari 2006 alsregel dat adoptiebeslissingen in een landwaar vanaf deze datum het Haags adop-tieverdrag geldt, onder de werking vanhet Verdrag vallen wanneer het BKAnummer op of na 1 januari 2006 is aan-gevraagd. In geval van een adoptie uiteen van deze landen is dan ook de aan-vraagdatum van het BKA nummerbepalend voor de erkenning naar Neder-lands recht. Indien deze aanvraagdatumvan vóór de datum van bekrachtigingvan of toetreding tot het Verdrag dateertkan de adoptiebeslissing niet op grondvan het Haags adoptieverdrag wordenerkend. De erkenning van die adoptiebe-slissing wordt dan beheerst door de Wetconflictrecht adoptie.

APIn deze paragraaf is toegevoegd dat inhet geval kinderen verblijf beogen bijhun juridische of biologische ouder, dieop zijn beurt verblijf beoogt bij eenrechtmatig in Nederland verblijvendederde, de verblijfsaanvraag niet wordtafgewezen, indien deze derde vrijgesteldis van het middelenvereiste op grondvan artikel 3.22, derde lid, of 3.13, twee-de lid van het Vb. De aanvraag van debiologische ouder wordt immers inge-volge het beleid in B2/2 dan wel B2/4van de Vc ook niet afgewezen op dezegrond.

AR, AS, ATHet beleid ten aanzien van verruimdegezinshereniging is aangepast in die zindat ook andere familie- en gezinsledenvan de hoofdpersoon hieronder vallen,in plaats van alleen meerderjarige kinde-ren. Hiermee wordt tegemoet gekomenaan de reikwijdte van artikel 3.24 Vb,die niet alleen aan verblijfsaanvragenvan meerderjarige kinderen van dehoofdpersoon, maar ook aan die vanandere familie- en gezinsleden (zoalsneven, nichten, broers, zussen, grootou-ders, etc) ruimte biedt.

AVIn deze paragraaf zijn de voorwaardenvoor vrijstelling van het middelenvereis-te in het kader van gezinsherenigingtoegevoegd.

AW, AXHieronder zijn per abuis géén paragra-fen opgenomen.

BJHoofdstuk B9 Vreemdelingencirculairewas voorheen geschreven vanuit de uit-gangspositie van illegale vreemdelin-gen. Er doen zich echter ook situatiesvoor waarin vreemdelingen die hangen-de een beslissing op een aanvraag omeen verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd, slachtoffer blijken te zijnvan mensenhandel. Ook deze categorievreemdelingen kunnen rechten ontlenenaan de in dit hoofdstuk neergelegdebepalingen en procedure. Indien aandeze categorie vreemdelingen op grondvan dit hoofdstuk een verblijfsvergun-ning regulier wordt verleend, zal deasielaanvraag op grond vn artikel 30onder b Vw afgewezen worden. Het isevenwel ook mogelijk dat de vreemde-ling wel aangifte van mensenhandeldoet, doch verder geen rechten wenst teontlenen aan de in dit hoofdstuk neerge-legde bepalingen en procedures. In datgeval loopt de asielprocedure ook door.

BL, BMHet model M-55 is aangevuld met demogelijkheid voor de politie om middelsdit model tevens bij de contactpersoonmensenhandel van de IND te melden dataan een slachtoffer mensenhandelbedenktijd is verleend. Indien het slacht-offer, die gebruik maakt van de bedenk-tijd, niet in het bezit is van een geldigdocument voor de grensoverschrijding,kan het slachtoffer in aanmerkingkomen voor een W2-document. Hetmodel M-55 is tevens aangevuld met demogelijkheid voor de politie op bij deIND kenbaar te maken dat het slachtof-fer een W2 document wenst te ontvan-gen.

BPHet eerste verblijfsdocument van eenslachtoffer/getuige aangever mensen-handel wordt ter uitreiking verzondennaar de politieregio onder wiens admi-nistratieve verantwoordelijkheid hetslachtoffer/ de getuige valt. Dit omdatuitreiking van het verblijfsdocumentdoor de gemeenten tot problemen kanleiden daar het slachtoffer / de getuigedan meestal nog niet is ingeschreven inde GBA.

BTOp 29 april 2006 is de wijziging van hetVb ter implementaie van Richtlijn2004/38/EG (vrij verkeer van burgersvan de Unie en hun familieleden) inwerking getreden. Sedert die datum is

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 69

de nationale bepaling dat economischniet-actieve en gepensioneerde EU/EER-onderdanen moeten bewijzen dat zijduurzaam cq toereikend dienen tebeschikken over voldoende middelenvan bestaan om verblijfsrecht te verkrij-gen afgeschaft. Dit is geschied middelswijzing van artikel 8.12, eerste lid,onder b, Vb, waarin nu is bepaald dateen EU/EER-onderdaan uitsluitenddient te beschikken over voldoende mid-delen van bestaan. B10/4.1.1 is doormiddel van dit WBV aangepast aan arti-kel 8.12, eerste lid, onder b, Vb.

CK, CLDe wet van 7 juli 2006 tot wijziging vande Wet werk en bijstand, van de Wetstudiefinanciering 2000, van de Wettegemoetkoming onderwijsbijdrage enschoolkosten en van de Vw in verbandmet de totstandkoming van richtlijn2004/38 betreffende het recht van vrijverkeer en verblijf op het grondgebiedvan de lidstaten van burgers van de Unieen hun familieleden, alsmede goedkeu-ring van een daarmee samenhangendvoorbehoud bij het Europees verdraginzake sociale en medische bijstand, isop 11 oktober 2006 in werking getreden.Hierbij is goedgekeurd dat Nederland opgrond van artikel 16, onder b, van hetEuropees verdrag inzake sociale enmedische bijstand een voorbehoudmaakt ten aanzien van burgers van deUnie. Bij dit Wijzigingsbesluit is ditvoorbehoud in de Vc verwerkt.

CMB12/3.3.3 is toegevoegd om aan tegeven dat een vreemdeling die in hetbezit is van een door het Ministerie vanBuitenlandse zaken afgegeven identi-teitsbewijs geprivilegieerden, dit identi-teitsbewijs bij de burgemeester van zijnwoonplaats moet inleveren bij de afgiftevan een verblijfsvergunning voorbepaalde of onbepaalde tijd.

CO, CP, CQ, CR, CS, CUB12/ 3.4.1.3, B12/ 3.4.1.4, B12/ 3.4.1.5,B12/ 3.4.1.6, B12/ 3.4.1.7, B12/ 3.4.1.8zijn toegevoegd. In deze paragrafenwordt uiteengezet op welke wijze enonder welke voorwaarden de gezinsle-den van de militairen van de Joint ForceCommand- headquarters een verblijfs-vergunning kunnen verkrijgen.

CVB12/3.4.2.4 is aangevuld met de beper-king en arbeidsmarktaantekening voorechtgeno(o)t(e) en kinderen en meerder-jarige gezinsleden van een vreemdelingals bedoeld in artikel 3.40 Vb.

CY, CZ, DAHet buiten schuld beleid, waarvan decriteria staan vermeld onder B14/3.2.2,is uitgebreid met twee specifieke groe-pen. Het betreft hier bijzonder beleidvoor uitgeprocedeerde Amv’s en vreem-

delingen die op medische gronden bui-ten hun schuld niet uit Nederland kun-nen vertrekken.

DB, DHEr doen zich situaties voor waarin uitge-procedeerde minderjarigen meerderejaren de facto in de opvang verblijvenzonder dat de terugkeer wordt geëffectu-eerd. De situatie dat vele jaren opvangwordt gegeven aan uitgeprocedeerdeminderjarige vreemdelingen gaat integen de uitgangspunten van Vw.Immers alleenstaande minderjarigeasielzoekers van wie de aanvraag omeen verblijfsvergunning asiel is afgewe-zen, moeten terugkeren naar het landvan herkomst of een ander land waar zijredelijkerwijs naar toe kunnen gaan. Datis ook in het belang van het kind zelf.Indien de overheid drie jaar of langer dezorgplicht voor een minderjarige op zichheeft genomen zonder tot terugkeer overkon worden gegaan, geeft zij daarmee tekennen niet in staat te zijn in dat indivi-duele geval de terugkeer te realiseren.Indien in dat geval geen schuld ligt bijde vreemdeling zelf én hij de leeftijdvan 18 jaar nog niet heeft bereikt kan devreemdeling in aanmerking komen vooreen verblijfsvergunning regulier onderde beperking verblijf als vreemdelingdie buiten zijn schuld niet uit Nederlandkan vertrekken.

DCVoor een verblijfsvergunning op grondvan het beleid ten aanzien van vreemde-lingen die buiten hun schuld niet uitNederland kunnen vertrekken komentevens in aanmerking vreemdelingen opwie de rechtsplicht rust Nederland teverlaten, maar bij wie door het BMA isvastgesteld dat zij vanwege hun gezond-heidstoestand blijvend niet kunnenreizen. Hieronder vallen tevens vreemde-lingen bij wie door het BMA voorge-schreven fysieke overdracht aan eenmedische instelling dan wel behandelaarin het land van herkomst in aansluitingop de reis blijvend niet kan plaatsvin-den, zodat zij vanwege hun gezondheids-toestand niet kunnen reizen.

Met een fysieke overdracht aan eenmedische instelling dan wel behandelaarin aansluiting op de reis wordt bedoelddat een medische behandeling direct naaankomst gecontinueerd moet worden. Duidelijk moet zijn dat de vreemde-ling en de betrokken instanties alleinspanningen hebben verricht om hetvertrek uit Nederland te realiseren engebleken is dat de voorgeschreven fysie-ke overdracht niet te realiseren is. Deconclusie of alle inspanningen zijn ver-richt, is afhankelijk van de specifiekefeiten en omstandigheden van het geval.Van de vreemdeling mag, voor zovermedisch gezien mogelijk, een coöpera-

tieve houding worden verwacht, in diezin dat hij het vertrek niet door zijneigen handelen of nalaten frustreert. De vreemdeling dient alle medewer-king te verlenen bij de aanvraag van eenvervangend reisdocument, indien hijniet in het bezit is van documenten opgrond waarvan de terugkeer mogelijk is.

DDIndien de vreemdeling voldoet aan devoorwaarden voor verlening van eenverblijfsvergunning, wordt hij vrijge-steld van het vereiste in het bezit te zijnvan een geldige mvv.

DEIndien de vreemdeling in aanmerkingkomt voor verblijf op grond van hethierboven beschreven beleid, wordt eenverblijfsvergunning regulier voorbepaalde tijd verleend. Hij wordt daarbijontheven van het paspoortvereiste.

DFVoor de behandeling van de aanvraag isde vreemdeling leges verschuldigd. Ditlijdt echter uitzondering indien devreemdeling door middel van een bege-leidende brief door de Minister is uitge-nodigd een verblijfsvergunning opgrond van dit beleid aan te vragen. Ditkan zich voordoen in die gevallen waar-in gedurende het terugkeertraject doorde DT&V wordt geconstateerd dat,ondanks de bereidwilligheid van devreemdeling om te werken aan de eigenterugkeer, het niet lukt om de benodigdereisdocumenten ten behoeve van deterugkeer te verkrijgen.

DGGelet op het bepaalde in artikel 3.13 Vbkunnen deze gezinsleden in het bezitworden gesteld van een verblijfsvergun-ning regulier voor bepaalde tijd omdatvan hen in redelijkheid niet kan wordenverlangd dat zij terugkeren naar het landvan herkomst. Om te verzekeren dat degezinsleden slechts verblijf krijgen gedu-rende de periode dat er voor de hoofd-persoon sprake is van een situatie dat hijbuiten zijn schuld Nederland niet kanverlaten, wordt aan hen een verblijfsver-gunning verleend onder de beperking:‘verblijf bij….(naam hoofdpersoon)’met dezelfde geldigheidsduur als dievan de hoofdpersoon.

DLGelet op de achtergrond van het beleidvan huiselijk geweld zoals dat reeds tenaanzien van voortgezet verblijf van(huwelijkse) partners gold, geldt ditbeleid met deze beleidswijziging even-eens voor voortgezet verblijf aanvragenvan de categorie vreemdelingen die inhet bezit zijn van een afhankelijke ver-blijfsvergunning op grond van het beleidten aanzien van verruimde gezinshereni-ging dan wel het ouderen beleid. Aandeze vreemdelingen kan in het vervolg

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 70

op aanvraag eveneens voortgezet ver-blijf worden verleend, indien de familie-relatie is verbroken door aantoonbaarondervonden (seksueel) geweld.

In geval van een aanvraag om voortge-zet verblijf van een getuige-aangever naverblijf op grond van hoofdstuk B9 Vcdient op grond van artikel 3.52 Vb eenbelangenafweging gemaakt te wordenwaarbij gevaar voor represailles bijterugkeer naar het land van herkomstook een rol kunnen spelen. Ook in gevalvan een veroordeling van de verdachte(n) in een strafzaak waarin een getuigeaangifte van mensenhandel heeftgedaan, kan de veroordeling van de ver-dachte(n) de conclusie, dat gevaar voorrepresailles bij terugkeer naar het landvan herkomst aanwezig is, rechtvaardi-gen. Dit dient dan per individueel gevalbeoordeeld te worden.

DTVreemdelingen die in afwachting zijnvan een beslissing op een aanvraag omeen verblijfsvergunning asiel voorbepaalde tijd én in die periode aangifte

van mensenhandel doen, kunnen rechtenontlenen aan de bepalingen en procedu-re zoals omschreven in hoofdstuk B9Vc. Indien aan hen op grond hiervanook een verblijfsvergunning reguliervoor bepaalde tijd wordt verleend zal deasielaanvraag op niet inhoudelijke gron-den worden afgewezen op grond vanartikel 30, eerste lid, onder b Vw. Hetfeit dat aan de vreemdeling een ver-blijfsvergunning op grond van hoofd-stuk B9 Vc wordt verleend, betekentniet zonder meer dat de vreemdelingdan geen gegronde motieven meer heeftom een asielaanvraag in te dienen. Deverblijfsvergunning op grond van hoofd-stuk B9 Vc is tijdelijk van aard en wordtverstrekt en verlengd voor de duur vanhet opsporings- en vervolgingsonder-zoek naar de verdachte(n). Zodra degrondslag ontvalt, zal de verblijfsver-gunning regulier op grond van hoofd-stuk B9 Vc weer worden ingetrokkendan wel de geldigheidsduur daarvan nietworden verlengd. Met deze beleidswijzi-ging is mogelijk gemaakt dat een even-tuele tweede asielaanvraag van devreemdeling, na het einde van de ver-

blijfsvergunning op grond van hoofd-stuk B9 Vc, alsnog inhoudelijk wordtbeoordeeld en niet op artikel 4.6 Awbwordt afgedaan.

DU, DVMet de opname van de landenparagrafenAlgerije en Bosnië Herzegovina wordtaangegeven dat in deze landen adequateopvang voor Amv’s voorhanden is.

DWMet deze wijziging is bepaald dat ookCongolese asielzoekers van gemendeafkomst tot de bevolkingsgroep van deTutsi worden gerekend. Hierdoor wordtniet langer onderscheid gemaakt welkeouder van de asielzoeker tot de bevol-kingsgroep van de Tutsi behoort.

De Minister van Justitie,en de Staatssecretaris van Justitie,namens dezen:de directeur-generaal Wetgeving,Internationale Aangelegenheden enVreemdelingenzaken,R.K. Visser.

Uit: Staatscourant 5 april 2007, nr. 68 / pag. 11 71