web viewam yisra’el, amoraïm, apocalyptiek, openbaring, ashkenazisch, baretot, beth...

Download Web viewAm Yisra’el, Amoraïm, Apocalyptiek, Openbaring, Ashkenazisch, Baretot, Beth Midrash, Chanoeka, Chassidim, Derash, Farizeeën, Gemara, Haggada, Halacha

If you can't read please download the document

Upload: hahuong

Post on 06-Feb-2018

225 views

Category:

Documents


2 download

TRANSCRIPT

ILBC Methodisch en praktisch(R. Sledsens)

Noot vooraf:

Collateral learning (Dewey): de totaalervaring tijdens iedere les die de leerling altijd opdoet en vaak los staat van het bedoelde.

Noodzaak van het zoeken van passende werkvormen zodat de bedoelde lesinhoud zo dicht mogelijk in de belangstellingssfeer van de leerling komt.

Living Difference[endnoteRef:1] [1: Ericker 2010]

Uitgangspunt: niet alleen feitjes leren maar echt begrijpen en inzien dat die voor hen zelf een belang kunnen hebben. De zin ervaren van het onderzoeken van begrippen als vergeving, jihad, karma en dukkha omdat ze deel zijn van ieders levenservaringen, dus ook van de eigen levenservaringen.

Tot echt begrip van religies leiden, geen lijstjes van begrippen en definities die tot onvoldoende inzicht en betrokkenheid leiden. Meer dan feitenkennis. Doel is het verhogen van zowel inzicht en betrokkenheid als het bevorderen van communicatie op niveau.

CLIVE ERICKER, Religious Education, A conceptual and interdisciplinary approach for secondary level, Routledge 2010 (Obed 26/100)

Living Difference (Ericker, 2010) HCC Agreed Syllabus, Portsmouth City Council 2010

Centraal conceptual enquiry: de leerlingen krijgen geen kennis voorgeschoteld, maar onderzoeken sleutelbegrippen aan de hand van vragen van henzelf en van de leraar op onderzoek uit. De vragen hebben zowel betrekking op sleutelbegrippen ut eigen ervaringen als uit teksten, symbolen, kunstuitingen en praktijken van religies. Sleutelbegrip = een penseelwoord om menselijke ervaringen te beschrijven.

3 Reeksen van onderling verbonden begrippen.

A-begrippen:

Algemeen menselijke ervaringen los van een levensbeschouwelijke of filosofische binding.

Lijden

Creativiteit

Trouw

Vergevingsgezindheid

Overtuiging

Rechtvaardigheid

Identiteit

Vrede

Verandering

Liefde

Goed en kwaad

Respect

Toewijding

Hoop

Samenhorigheid, ergens bijhoren

Gezag

Feest

Vooroordeel

Onderdanigheid

Vervolging

Herinnering

Verantwoording

Vrijheid

Genot

Wijsheid

Milieubewustzijn

Macht

Ambitie

B-begrippen:

Komen in vele religies en enkele niet-religieuze levensbeschouwingen voor en zijn vaak van naam gekend door de leerlingen, maar verder niet.

God

Ethiek en moraal

Eredienst

Bedevaart

Symbool

Gemeenschap

Rituelen

Gelofte

Schepping

Rentmeesterschap

Profeetschap

Geloof

Heilig

Wonder

Mythe

Redding

Religieuze feesten

Verbond

Initiatie

Zonde

Overgangsritueel

Openbaring

Jaarcyclus - Levenscyclus

Aanbidding - verering

C-begrippen:

Zijn verbonden aan een specifieke godsdienst of LB. Ze zijn door hun exclusiviteit moeilijker te begrijpen voor mensen die niet in de religie/LB gesocialiseerd zijn waarvoor de C-begrippen typerend zijn.

Christendom

Agape, Berouw, Bijbel, Credo, Drievuldigheid, Eucharistie, Evangelie, evangelische raden, Genade, Hiernamaals, Parochie, Logos, Menswording, Redding, Sacrament, Verrijzenis, Verzoening, Zonde, Kerstmis, Alerheiligen, Heiligen, Maria, Messias enz.

Jodendom

Am Yisrael, Amoram, Apocalyptiek, Openbaring, Ashkenazisch, Baretot, Beth Midrash, Chanoeka, Chassidim, Derash, Farizeen, Gemara, Haggada, Halacha, Ivrit, Jom Kippoer, Kabbala, Kashrut, Kippa, Kosher, Magen David, Menora, Mezoezah, Midrasj, Minhag, Minyan, Mishna, Mishne Tora, Mitsvot, Pesach, Poerim, Rabbijnen, Reform, Rosj Hasjana, Sephardisch, Shoah, Soekkoth, Synagoge, Talmoed, Tallit, Tefillin, Tenach, Torah, Tsimtsum, Tsitsit, Verbond, Yiddisch, Zohar

Islam

Adhan, aya, bismillah, dhimmi, fitna, ghusl, hadith, hajj, halal, hijab, hijra, ibadat, id al-adha, id al-fitr, iftar, imam, islam, jihad, khutba, koran, mihrab, minbar, moslim, oelema, qibla, Ramadan, sadaqa, salat, saum, shahada, sharia, shia, sunna, sura, tawhid, umma, wudu, zakat

Humanisme

agnosticisme, Ancien Regime, antropocentrisch, atheisme, bioethiek, creationisme, dogma, ecocentrisme, evolutieleer, feest vrijzinnige jeugd, filosofisch materialisme, holistisch, humanisme, lentefeest, levenseinde, lichaamgeestprobleem, loge, logica, moraal, morele begeleiding, naturalisme, paradigma, postulaat, profane wereld, reductionisme, schadebeginsel, scepticisme, secularisme, stoicisme, substraat, transhumanisme, transitiebeweging, vrij onderzoek, vrijzinnigheid, verlichting

Hindoesme

Indus, Ganges, sanatana darma, aum, kaste, djati, brahmanen, ksatria's, vaisja's, sjoedra's, paria's, varna, rencarnatie, atman, brahman, karma, samsara, moksja, dharma, meditatie, bhakti-yoga, djana-yoga, karma-yoga, indra, Agni, Varoena, Brahma, Shiva, Visjnoe, trimoerti, Rama, Krisjna

Ganesha, kalkin, linga, avatara, veda's, sanskriet, oepanisjads, ramajana, mahabharata, bhagavatgita, puja, sadhoe, ascese, holifeest, divalifeest, sikhs, Ghandi, ahimsa

Boeddhisme

Ananda, Bhavana, Bodhisattva, Boeddha, Drie Juwelen, Vier Verheven Waarheden, Vijf Voorschriften, Dukkha, Achtvoudige Pad, Karma, Kalyana Mitrata, Mantra's, Meditatie, Metta Bhavana, Nirvana, Retraite, Samadhi, Samatha, Samkalpa, Samma, Samsara, Sangha, Shasha, Shunya, Soetra, Siddhartha Guatama, Tien afbeeldingen van ossenhoeders, Vipassana, Zazen, Zen, Zendo

Sikhs

Akal Purukh, Akal Purus, Ek Omkar, Fakir, Gurdwara, Gurmukhi, Guru Granth Sahib, Isvar, Janamsakhi, Khalsa, Kirtan, Langar, Manji/masand, Mul mantra, Nam, Nirankar, Paramtatva, Sangat, Sat Kartar, Yogin/yogi

Doel:

Het verband leren zien tussen deze drie typen begrippen en de betekenis ervan voor het eigen leven achterhalen.

Respect krijgen voor de wijze waarop LB menselijke ervaringen een kader en kleur en diepte geven.

Geen massieve feitenkennis aanleren, maar een systematiek hanteren waarmee de leerling religie kan interpreteren en relateren aan eigen en andermans levenservaringen.

Methode van 5 fasen:

De leerling leert systematisch onderzoeken doen op niveau. Door ofwel zoekvragen te beantwoorden, maar vooral aan zichzelf en anderen (personen, documenten, beelden, impulsen) vragen te stellen. Het model bestaat uit 5 fasen, weergegeven in een cirkel waarin een samenhangend geheel van begrippen wordt onderzocht:

Communicate (Deel) - Apply (Pas toe) Enquire (Ga na) Contextualize (Contextualiseer) Evaluate (Evalueer)

De leerling kan op 2 plaatsen in de cirkel stappen:

is een A-begrip het uitgangspunt dan start de leerling bij COMMUNICEER Bijvoorbeeld het begrip verandering verkennen en in het eigen leven herkennen, vervolgens de relatie leggen met samsara dat daardoor een diepere dimensie voor de leerling krijgt.

Maar men kan ook instappen bij ONDERZOEK : bijvoorbeeld als men bij een C-begrip wil beginnen zoals het begrip Verbond in het jodendom onderzoeken en van daaruit begrijpen wat de waarde en uitdagingen van verbondenheid met anderen in het eigen leven inhouden.

De vijf fasen helpen de leraar om bij het ontwerpen van lessen systematisch aan de ILBC en aan noodzakelijke aspecten van een leerproces recht te doen.

Niet de leerstof maar het leerproces staat centraal in het model. Dynamisch proces waarbij het de bedoeling is dat de leerling zijn horizon voortdurend verlegt. De cirkel is een spiraal?

Fasen:

de fase COMMUNICATIE/vetrekken van de EIGEN LEVENSBESCHOUWING

Dit kan het startpunt zijn. Het moment waarop de leerlingen hun eigen opvatting over het sleutelbegrip met elkaar delen. Ze vetrekken van hun eigen LB, m.a.w. van hun eigen interpretatie van het sleutelbegrip vanuit hun perspectief. Een nuttig vertrekpunt als het sleutelbegrip aansluiting heeft bij hun eigen ervaringen. Bijvoorbeeld: trouw als in een trouwe vriend of vriendin zijn, trouw zijn aan een gemaakt engagement, aan een eigen voornemen . De ontdekking in deze fase is dat naast gelijkenis, andere leerlingen andere ervaringen hebben en op een verschillende manier naar het sleutelbegrip kijken. Deze verschillen worden in kaart gebracht en van harte aanvaard.

de fase: PAS TOE

In deze fase gaan de leerlingen na wat dit sleutelbegrip met hun eigen leven en dat van anderen te maken heeft. Hoe verandert dit sleutelbegrip in verschillende situaties, in tijd en ruimte? Deze fase daagt hun eigen opvattingen uit en vraagt hen een perspectiefwissel te doen om op die manier hun opvattingen uit de fase communicatie te verrijken met nieuwe nog niet geziene elementen. Bijvoorbeeld vanuit een eigen opvatting over trouw als een relatief gegeven zolang een relatie duurt, iemand beluisteren voor wie trouw net heel belangrijk wordt als een relatie dreigt te eindigen. De leerlingen geven in deze fase ook aan hoe de wereld eruit zou zien als iedereen hun opvatting over trouw zou delen.

de fase: ONDERZOEK/fase van de RELEVANTE VERTEGENWOORDIGER

In deze fase gaan leerlingen allereerst proberen om het sleutelbegrip te bestuderen en te beschrijven. Het sleutelbegrip wordt helemaal uitgepakt en er wordt gekeken wat er de kenmerken van zijn. Bijvoorbeeld: Wat is altijd karakteristiek voor trouw? Wat is er nodig om van trouw te kunnen spreken? Wat maakt trouw onmogelijk? Vervolgens wordt onderzocht wat dit begrip in specifieke levensbeschouwingen betekent. Het lijkt evident om hier naar het huwelijk te stappen maar over wat trouw betekent in andere religies, is er niet zoveel expliciet materiaal. Zinvoller is misschien dat de leerlingen trouw hier bestuderen vanuit de evangelische raden van een monnik en de geloften van een