verbum domini ben_xvi

84
jaargang 39 nummer 1 januari 2011 kerkelijke documentatie Verbum Domini Apostolische postsynodale exhortatie van paus Benedictus XVI over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk verschijnt bij:

Upload: csr

Post on 22-May-2015

1.762 views

Category:

Spiritual


8 download

DESCRIPTION

Paus Benedictus XVI publiceerde op 30-9-2010 de Apostolische postsynodale exhortatie Verbum Domini over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk. Dit is de Nederlandse vertaling zoals die te vinden is op de website van rkkerk.nl.

TRANSCRIPT

Page 1: Verbum Domini Ben_xvi

jaargang 39nummer 1januari 2011

k e r k e l i j k e d o c u m e n t a t i e

Verbum Domini

Apostolische postsynodale exhortatie van paus Benedictus XVI

over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk

verschijnt bij:

Page 2: Verbum Domini Ben_xvi

COLOFON

Kerkelijke documen-tatie is een uitgavevan de afdeling Persen Communicatie vanhet Secretariaat RKK.De reeks verschijnttien maal per jaar,samen met een num-mer van het bladrkkerk.nl.

Redactie:drs. Bert Elbertse(hoofd Pers &Communicatie)mr. Michel Bronzwaer(eindredactie)drs. Pieter Kohnen

Basisontwerp:Artgrafica,AmsterdamDruk:Grego rius bv, SoestOpmaak:Marlou Smit, MA

Abonnementsprijs:(inclusief porto) inNederland: € 58,20per jaar, gecombi-neerd met rkkerk.nl;studenten: € 45,85.In België: nader tebepalen.

Abonnementen inNederland:Secretariaat RKK,Biltstraat 121,Postbus 13049,3507 LA Utrecht,tel.: 030 2326911,fax: 030 2334601.e-mail: [email protected]:tel.: 030 2326909e-mail: [email protected] nementen:e-mail: [email protected]

In BelgiëUitgeverij Licap bv,Guimardstraat 1,1040 Brussel,tel.: 02 5099670,postrekening:000-0947400-01.

Kerkelijke documen-tatie en rkkerk.nl opinternet:www.rkkerk.nl

ISSN: 1871-4579

© Utrecht 2011

Omslag: Lectionarium ca. 1400 van een Oostenrijkse miniaturist

2011 • 2

Page 3: Verbum Domini Ben_xvi

3 • 2011 3

Apostolische postsynodale exhortatie

Verbum Domini

van paus Benedictus XVI

aan het episcopaat, de clerus, de godgewijde personen

en de lekengelovigen

over het Woord van God in het leven en de zending

van de Kerk

Page 4: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 44

Inhoudsopgave

INLEIDING [1] . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7Opdat onze vreugde volkomen is [2]Van “Dei Verbum” tot de synode over het Woord van God [3]De Bisschoppensynode over het Woord van God [4]De Proloog van het evangelie van Johannes als leidraad [5]

DEEL 1 VERBUM DEI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

DE GOD DIE SPREEKT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11God in dialoog [6]Analogie van het Woord van God [7]De kosmische dimensie van het Woord [8]De schepping van de mens [9]Het realisme van het Woord [10]Christologie van het Woord [11-13]De eschatologische dimensie van het Woord van God [14]Het Woord van God en de Heilige Geest [15-16]Overlevering en Schrift [17-18]Heilige Schrift, inspiratie en waarheid [19]God de Vader, bron en oorsprong van het Woord [20-21]

HET ANTWOORD VAN DE MENS AAN DE GOD DIE SPREEKT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22Geroepen om toe te treden tot het verbond met God [22]God luistert naar de mens en geeft antwoord op zijn vragen [23]Een dialoog voeren met God door middel van zijn woorden [24]Het Woord van God en het geloof [25]De zonde als een niet luisteren naar het Woord van God [26]Maria “Mater Verbi” Dei en “Mater fidei” [27-28]

DE HERMENEUTIEK VAN DE HEILIGE SCHRIFT IN DE KERK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26De Kerk als de plaats van de oorsprong van de hermeneutiek van de bijbel [29-30]“De ziel van de heilige theologie” [31]Ontwikkeling van het bijbelonderzoek en kerkelijk leerambt [32-33]De hermeneutiek van de bijbel volgens het concilie: een suggestie waaraan gehoor dient te worden gegeven [34]Het gevaar van dualisme en de geseculariseerde hermeneutiek [35]Geloof en rede bij de benadering van de Schrift [36]Letterlijke en spirituele betekenis [37]De noodzakelijke transcendentie van de “letter” [38]De intrinsieke eenheid van de bijbel [39]De relatie tussen Oude en Nieuwe testament [40-41]De “duistere” bladzijden van de bijbel [42]Christenen en joden met betrekking tot de Heilige Schrift [43]De fundamentalistische interpretatie van de Heilige Schrift [44]Dialoog tussen herders, theologen en exegeten [45]

Page 5: Verbum Domini Ben_xvi

5 • 2011 5

Bijbel en oecumene [46]Gevolgen voor de opzet van de theologische studie [47]De heiligen en de interpretatie van de Schrift [48-49]

DEEL II VERBUM IN ECCLESIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41

HET WOORD VAN GOD EN DE KERK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41De Kerk aanvaardt het Woord [50]Gelijktijdigheid van Christus in het leven van de Kerk [51]

LITURGIE: DE BEVOORRECHTE PLAATS VAN HET WOORD VAN GOD . . . . . . . . . . . . . 42Het woord van God in de heilige liturgie [52]De Heilige Schrift en de sacramenten [53]Het Woord van God en de eucharistie [54-55]De sacramentaliteit van het Woord [56]De Heilige Schrift en het lectionarium [57]Verkondiging van het Woord en de dienst van het lectoraat [58]Het belang van de homilie [59]De doelmatigheid van een preekdirectorium [60]Woord van God, verzoening en ziekenzalving [61]Het Woord van God en de liturgie der getijden [62]Het Woord van God en het benedictionale [63]Suggesties en voorstellen voor een liturgische bezieling [64]a) Vieringen van het Woord van God [65]b) Het Woord en de stilte [66]c) De plechtige verkondiging van het Woord van God (67]d) Het Woord van God in het christelijke kerkgebouw [68]e) De exclusiviteit van de bijbeltekst in de liturgie [69]f) Het liturgische, door de bijbel geïnspireerde gezang [70]g) Bijzondere aandacht voor blinden en doven [71]

HET WOORD VAN GOD IN HET KERKELIJK LEVEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52Het Woord van God ontmoeten in de Heilige Schrift [72]De bijbelse bezieling van de pastoraal [73]De bijbelse dimensie van de catechese [74]De bijbelse vorming van de christenen [75]De Heilige Schrift in grote kerkelijke bijeenkomsten [76]Het Woord van God en roepingen [77]a) Het Woord van God en de gewijde ambtsdragers [78-81]b) Het Woord van God en de kandidaten voor de heilige wijding [82]c) Het Woord van God en het godgewijde leven [83]d) Het Woord van God en de lekengelovigen [84]e) Het Woord van God, huwelijk en gezin [85]Het biddend lezen van de Heilige Schrift en de “lectio divina” [86-87]Het Woord van God en het gebed tot Maria [88]Het Woord van God en het Heilig Land [89]

Page 6: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 66

DEEL III VERBUM MUNDO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64

DE ZENDING VAN DE KERK: HET WOORD VAN GOD VERKONDIGEN AAN DE WERELD . . 64Het Woord van God van de Vader en naar de Vader [90]De “Logos” van de hoop aan de wereld verkondigen [91]De zending van de Kerk vanuit het Woord van God [92]Het Woord van God en het Rijk van God [93]Alle gedoopten zijn verantwoordelijk voor de verkondiging [94]De noodzaak van de “missio ad gentes” [95]De verkondiging en de nieuwe evangelisatie [96]Het Woord van God en het christelijk getuigenis [97-98]

HET WOORD VAN GOD EN DE INZET IN DE WERELD. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69Jezus dienen in de “geringsten van zijn broeders” (Mat. 25,40) [99]Het Woord van God en de inzet in de maatschappij voor gerechtigheid [100-101]De verkondiging van het Woord van God, de verzoening en de vrede tussen de volkeren [102]Het Woord van God en de werkdadige liefde [103]De verkondiging van het Woord van God en de jongeren [104]De verkondiging van het Woord van God en de migranten [105]De verkondiging van het Woord van God en de lijdenden [106]De verkondiging van het Woord van God en de armen [107]Het Woord van God en de bescherming van de schepping [108]

HET WOORD VAN GOD EN DE CULTUREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74De waarde van de cultuur voor het leven van de mens [109]De bijbel als grote codex voor de culturen [110]De kennis van de bijbel op scholen en universiteiten [111]De Heilige Schrift in de verschillende artistieke uitdrukkingsvormen [112]Het Woord van God en de maatschappelijke communicatiemiddelen [113]De bijbel en de inculturatie [114]Vertalingen en de verspreiding van de bijbel [115]Het Woord van God overschrijdt de grenzen van de culturen [116]

HET WOORD VAN GOD EN DE INTERRELIGIEUZE DIALOOG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78De waarde van de interreligieuze dialoog [117]De dialoog tussen christenen en moslims [118]De dialoog met andere godsdiensten [119]De dialoog en godsdienstvrijheid [120]

SLOT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80Het definitieve Woord van God [121]De nieuwe evangelisatie en het nieuwe luisteren [122]Het Woord en de vreugde [123]“Mater Verbi” en “Mater laetitiae” [124]

Page 7: Verbum Domini Ben_xvi

7 • 2011 7

INLEIDING

1. “Het Woord van de Heer blijft in eeuwig-heid. En dit is de boodschap die u in hetevangelie is verkondigd” (1 Petr. 1,25; vgl.Jes. 40,8). Met deze uitspraak uit de eerstebrief van de heilige Petrus, die het woordvan de profeet Jesaja herneemt, staan wijvoor het mysterie van God die zichzelf mee-deelt door de gave van zijn Woord. DitWoord dat in eeuwigheid blijft, is de tijdbinnengetreden. God heeft zijn eeuwigWoord op menselijke wijze gesproken: zijnWoord “is vlees geworden” (Joh. 1,24). Datis het goede nieuws. Dat is de boodschap diedoor de eeuwen heen vandaag tot ons komt.De 12e Gewone Algemene Vergadering vande Bisschoppensynode, gehouden in hetVaticaan van 5 tot 26 oktober 2008, heeftals thema gehad Het Woord van God in hetleven en de zending van de Kerk. Het is eendiepe ervaring geweest van een ontmoetingmet Christus, Woord van de Vader, dat aan-wezig is waar twee of drie verenigd zijn inzijn naam (vgl. Mat. 18,20). Met deze post-synodale apostolische exhortatie geef ikgraag gehoor aan het verzoek van de syno-devaders om het volk van God de rijkdomdie naar voren is gekomen in de zittingen inhet Vaticaan, en de aanwijzingen, die doorhet gemeenschappelijke werk tot uitdruk-king zijn gebracht, te doen kennen.1 In ditperspectief wil ik hernemen wat door desynode is uitgewerkt, rekening houdend metde voorgelegde documenten: de Linea-menta, het Instrumentum laboris, de versla-gen ante et post disceptationem en de tek-sten van de bijdragen, zowel in de aula, alsin scriptis, de verslagen van de lagere orga-nen en de discussies aldaar, de definitieveboodschap aan het volk van God en vooralenkele specifieke voorstellen (Propositiones)die de synodevaders van bijzonder belanghebben geacht. Zo wens ik enkele funda-mentele lijnen aan te geven voor een her-ontdekking in het leven van de Kerk van het

goddelijk Woord, bron van voortdurendevernieuwing, en ik wens tegelijkertijd dathet steeds meer het hart wordt van elke ker-kelijke activiteit.

Opdat onze vreugde volkomen is

2. Ik zou vóór alles willen herinneren aan deschoonheid en de aantrekkingskracht vande hernieuwde ontmoeting met de HeerJezus, zoals die werd ervaren tijdens dedagen van de synodale vergadering.Daarom richt ik mij in navolging van desynodevaders met de woorden van de heili-ge Johannes in zijn eerste brief tot alle gelo-vigen: “Het leven is verschenen; het eeuwi-ge leven dat bij de Vader was, heeft zich aanons geopenbaard, wij hebben het gezien, wijgetuigen ervan, wij maken het u bekend.Wat wij gezien hebben en gehoord hebben,dat verkondigen wij ook aan u, opdat gijgemeenschap moogt hebben met ons. Enonze gemeenschap is er een met de Vader enmet Jezus Christus, zijn Zoon” (1 Joh. 1,2-3). De Apostel spreekt tot ons over horen,zien, aanraken, aanschouwen van hetWoord des Levens (vgl. 1 Joh. 1,1), daar hetLeven zelf zich heeft geopenbaard inChristus. En wij moeten de verkondigersvan die gave zijn, daar wij zijn geroepen totde gemeenschap met God en onder elkaar.In dit kerygmatische perspectief is de syno-dale vergadering voor de Kerk en de wereldeen getuigenis geweest van hoe mooi deontmoeting is met het Woord van God in dekerkgemeenschap. Daarom spoor ik allegelovigen aan om de persoonlijke ontmoe-ting en die van de gemeenschap metChristus, het Woord des Levens, dat zicht-baar is geworden, te herontdekken en deverkondigers ervan te worden, opdat degave van het goddelijk leven, de gemeen-schap, zich steeds meer verspreidt over dehele wereld. Immers, deelnemen aan hetleven van God, Drie-eenheid van Liefde, isvolkomen vreugde (vgl. 1 Joh. 1,4). En het is 1. Vgl. Propositio 1.

Page 8: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 88

een onontbeerlijke gave en opdracht van deKerk de vreugde te verkondigen die komtvan de ontmoeting met de Persoon vanChristus, Woord van God, dat tegenwoordigis onder ons. In een wereld die God voelt alsoverbodig of vreemd, belijden wij, evenalsPetrus, dat Hij alleen “woorden van eeuwigleven” (Joh. 6,68) heeft. Er bestaat geen gro-tere prioriteit dan deze: voor de mensen vanvandaag weer opnieuw de toegang tot Godopenen, tot de God die spreekt en zijn liefdemeedeelt, opdat wij leven in overvloed heb-ben (vgl. Joh. 10,10).

Van “Dei Verbum” tot de synode over hetWoord van God

3. Wij zijn ons ervan bewust dat wij met de12e Gewone Algemene Vergadering van deBisschoppensynode over het Woord vanGod in zekere zin het middelpunt zelf vanhet christelijk leven tot thema hebbengemaakt, in samenhang met de vorigesynodale vergadering over de Eucharistieals bron en hoogtepunt van het leven en dezending van de Kerk. De Kerk is immersgegrondvest op het Woord van God, wordthieruit geboren en leeft hiervan.2 Gedurendealle eeuwen van zijn geschiedenis heeft hetvolk van God hierin altijd zijn krachtgevonden en ook heden ten dage groeit dekerkgemeenschap in het luisteren naar, hetvieren van en het bestuderen van het Woordvan God. Men moet erkennen dat in de laat-ste decennia de ontvankelijkheid van hetkerkelijk leven voor dit thema groter isgeworden, waarbij in het bijzonder wordtverwezen naar de christelijke openbaring,naar de levende overlevering en de HeiligeSchrift. Vanaf het pontificaat van Leo XIIIkan men zeggen dat er een toenemend aan-tal bemoeienissen is geweest die erop warengericht om zich meer bewust te worden vanhet belang van het Woord van God en debijbelstudie in het leven van de Kerk,3 en ditheeft zijn hoogtepunt gehad in het Tweede

Vaticaans Concilie, in het bijzonder met depromulgatie van de dogmatische constitutieover de goddelijke openbaring Dei Verbum.Zij vertegenwoordigt een mijlpaal op deweg van de Kerk: “De synodevaders [...]erkennen met dankbaarheid de grote welda-den die door dit document het leven van deKerk worden bewezen op exegetisch, theo-logisch, spiritueel, pastoraal en oecu-menisch gebied”.4 In het bijzonder is in dezejaren het bewustzijn gegroeid van de “trini-taire en heilshistorische horizon van deopenbaring”,5 waarin men Jezus Christusmoet herkennen als “middelaar en volheidvan de gehele openbaring”.6 De Kerk belijdtaan iedere generatie onophoudelijk dat Hij“door geheel zijn tegenwoordigheid en ver-schijning, door woorden en werken, doortekenen en wonderen, vooral echter doorzijn dood en glorievolle opstanding uit dedoden en tenslotte door de zending van deHeilige Geest der waarheid haar tot voltooi-ing brengt en bekrachtigt”.7

Iedereen is de grote impuls bekend die dedogmatische constitutie Dei Verbum heeftgegeven aan de herontdekking van hetWoord van God in het leven van de Kerkvoor de theologische reflectie op de godde-lijke openbaring en de studie van de HeiligeSchrift. Talrijk zijn ook de bijdragengeweest van het kerkelijk leergezag overdeze materie in de laatste veertig jaar.8 Inhet bewustzijn haar weg met het houdenvan deze synode voort te zetten onder lei-ding van de Heilige Geest, heeft de Kerkzich geroepen gevoeld om het thema vanhet goddelijk Woord verder te verdiepen,zowel om na te gaan hoe de aanwijzingenvan het concilie zijn verwezenlijkt, als omde nieuwe uitdagingen onder ogen te ziendie de huidige tijd stelt aan degenen die inChristus geloven.

2. Vgl. 12e GewoneAlgemeneVergadering van deBisschoppensynode,Instrumentum labo-ris, 27.

3. Vgl. Leo XIII,Encycl.ProvidentissimusDeus (18 november1893): AAS 26(1893-94), 269-292;Benedictus XV,Encycl. SpiritusParaclitus (15 sep-tember 1920): AAS12 (1920), 385-422;Pius XII, Encycl.Divino afflanteSpiritu (30 septem-ber 1943): AAS 35(1943), 297-325.

4. Propositio 2.

5. Ibidem.

6. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogmatische consti-tutie over de god-delijke openbaringDei Verbum, 2.

7. Ibidem, 4.

8. Onder de ver-schillende bijdragendenke men aan:Paulus VI, Apostol.Brief Summi DeiVerbum (4 novem-ber 1963): AAS 55(1963), 979-995; Id.,Motu ProprioSedula cura (27 juni1971): AAS 63(1971), 665-669;Johannes Paulus II,Algemene audiëntie(1 mei 1985):L’OsservatoreRomano, 2-3 mei1985, p. 6; Id.,Toespraak over deinterpretatie van debijbel in de Kerk (23april 1993): AAS 86(1994), 232-243;Benedictus XVI,Toespraak tot hetInternationaalCongres n.a.v. deveertigste verjaar-dag van Dei Verbum(16 september2005): AAS 97(2005), 957; Id.,Angelus (6 novem-ber 2005):Insegnamenti I(2005), 759-760.

vervolg op blz. 9

8

Page 9: Verbum Domini Ben_xvi

9 • 2011 9

De Bisschoppensynode over het Woord vanGod

4. Op de 12e synodale vergadering zijn her-ders uit heel de wereld bijeengekomen rondhet Woord van God en zij hebben symbo-lisch in het middelpunt van de vergaderingde tekst van de bijbel geplaatst om opnieuwdatgene wat wij in het dagelijks leven alsvanzelfsprekend dreigen aan te nemen, teontdekken: het feit dat God spreekt en ant-woord geeft op onze vragen.9 Wij hebbensamen geluisterd naar het Woord van deHeer en het gevierd. Wij hebben elkaar ver-teld hoezeer de Heer aan het werk is in hetvolk van God en samen hoop en zorgengedeeld. Dat alles heeft ons doen beseffendat wij onze relatie met het Woord van Godalleen maar kunnen verdiepen binnen het“wij” van de Kerk in het luisteren naar enhet verwelkomen van elkaar. Hieruit komtde dankbaarheid voort voor de getuigenis-sen over het kerkelijk leven in de verschil-lende delen van de wereld, zoals die naarvoren kwamen uit de verschillende toespra-ken in de aula. Het is eveneens roerendgeweest de afgevaardigden uit onze broe-derkerken te horen die de uitnodiging omaan de synodale ontmoeting deel te nemenhebben aangenomen. Ik denk in het bijzon-der aan de meditatie die ons zijne heiligheidBartolomeüs I, oecumenisch patriarch vanConstantinopel, heeft geboden en waarvoorde synodevaders hun diepe erkentelijkheidtot uitdrukking hebben gebracht.10 Boven-dien heeft de Bisschoppensynode voor deeerste keer ook een rabbijn willen uitnodi-gen om een kostbaar getuigenis te gevenover de joodse heilige geschriften die nujuist ook deel uitmaken van onze HeiligeSchrift.11 Zo hebben wij met vreugde endankbaarheid kunnen vaststellen dat “erook vandaag de dag in de Kerk eenPinksteren is – dat wil zeggen dat zij spreektin vele talen en dit niet alleen in uiterlijkezin dat in haar alle grote talen van de

wereld vertegenwoordigd zijn, maar nogmeer in diepere zin: in haar zijn de veelvul-dige manieren waarop God en de wereldworden ervaren, de rijkdom van de culturenaanwezig, en alleen zo wordt de veelomvat-tendheid van het menselijk bestaan en vandaaruit de veelomvattendheid van hetWoord van God duidelijk”.12 Bovendien heb-ben wij ook nog een Pinksteren op wegkunnen vaststellen; verschillende volkerenwachten erop dat het Woord van God inhun eigen taal en hun eigen cultuur wordtverkondigd.

Hoe kunnen wij ons vervolgens niet herin-neren dat gedurende de gehele synode hetgetuigenis van de apostel Paulus ons heeftbegeleid! Het is immers providentieelgeweest dat de 12e Gewone AlgemeneVergadering juist ter gelegenheid van detweeduizendste verjaardag van zijn geboor-te is gehouden in het jaar dat is gewijd aande figuur van de grote apostel van de volke-ren. Zijn leven is geheel gekenmerkt door deijver voor de verspreiding van het Woordvan God. Hoe kunnen wij in ons hart zijngeestdriftige woorden met betrekking totzijn zending als de verkondiger van hetgoddelijk Woord niet voelen: “Ik doe allesvoor het evangelie” (1 Kor. 9,23)? “Voor ditevangelie”, zo schrijft hij in de Brief aan deRomeinen”, schaam ik mij niet. Het is eengoddelijke kracht tot heil van ieder die eringelooft” (1,16). Wanneer wij reflecteren overhet Woord van God in het leven en de zen-ding van de Kerk, kunnen wij niet andersdan aan de heilige Paulus denken en aanzijn leven, dat hij heeft gegeven voor deverkondiging van het heil van Christus aanalle volken.

De Proloog van het evangelie van Johannesals leidraad

5. Ik wens dat middels deze apostolischeexhortatie de verworvenheden van de syno-

vervolg van blz. 8

Te vermelden zijnook de bijdragenvan PauselijkeBijbelcommissie, Desacra Scriptura etChristologia (1984):Ench. Vat. 9, nr.1208-1339; Eenheiden diversiteit in deKerk (11 april 1988):Ench. Vat. 11, nr.544-643; De inter-pretatie van de bij-bel in de Kerk (15april 1993): Ench.Vat. 13, nr. 2846-3150; Het joodsevolk en zijn HeiligeSchriften in dechristelijke bijbel(24 mei 2001): Ench.Vat. 20, nr. 733-1150; Bijbel enmoraal. Bijbelsewortels van hetchristelijk handelen(11 mei 2008),Vaticaanstad 2008.

9. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totde Romeinse Curie(22 december2008): AAS 101(2009), 49.

10. Vgl. Propositio37.

11. Vgl. PauselijkeBijbelcommissie, Hetjoodse volk en zijnHeilige Schriften inde christelijke bijbel(24 mei 2001), Ench.Vat. 20, nr. 733-1150.

12. Benedictus XVI,Toespraak tot deRomeinse Curie (22december 2008):AAS 101 (2009), 50.

Page 10: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 1010

de daadwerkelijk een invloed hebben op hetleven van de Kerk, op de persoonlijke relatiemet de Heilige Schrift, op de interpretatieervan in de liturgie en de catechese, als ookin het wetenschappelijk onderzoek, opdat debijbel niet een woord uit het verleden blijft,maar een levend en actueel Woord. Met ditdoel wil ik de resultaten van de synodevoorleggen en verdiepen, voortdurend ver-wijzend naar de Proloog van het evangelievan Johannes (Joh. 1,1-18), waarin ons hetfundament van ons leven wordt medege-deeld: het Woord dat vanaf het begin is bijGod, vlees is geworden en onder ons heeftgewoond (vgl. Joh. 1,14). Het betreft eenbewonderenswaardige tekst, die een synthe-se biedt van heel het christelijke geloof. Aande persoonlijke ervaring van de ontmoetingmet en de navolging van Christus “ontleen-de” Johannes, die de overlevering identifi-ceert met “de leerling die door Jezus bemindwerd” (Joh. 13,23; 20,2; 21,7.20) “een inner-lijke zekerheid: Jezus is de vlees gewordenWijsheid van God, Hij is zijn eeuwig Woord,dat een sterfelijke mens is geworden”.13

Moge hij die “zag en geloofde” (Joh. 20,8)ook ons helpen tegen Jezus’ borst te leunen(vgl. Joh. 13,25), waaruit water en bloedzijn gekomen (vgl. Joh. 19,34), symbolenvan de sacramenten van de Kerk. Laten wijons naar het voorbeeld van de apostelJohannes en de andere geïnspireerde schrij-vers leiden door de Heilige Geest om hetWoord van God steeds meer te kunnen lief-hebben.

13. Vgl. BenedictusXVI, Angelus (4januari 2009):Insegnamenti V, 1(2009), 13.

10

Page 11: Verbum Domini Ben_xvi

11 • 2011 11

DEEL 1

VERBUM DEI

“In het begin was het Woorden het Woord was bij Goden het Woord was God [...]en het Woord is vlees geworden” (Joh. 1,1.14)

DE GOD DIE SPREEKT

God in dialoog

6. Het nieuwe van de bijbelse openbaringbestaat in het feit dat God zich laat kennenin de dialoog die Hij met ons wenst te heb-ben.14 De dogmatische constitutie Dei Ver-bum had deze werkelijkheid uiteengezet,waarbij zij erkende dat “de onzichtbare Goduit de overvloed van zijn liefde de mensenaanspreekt als zijn vrienden en met henomgaat, om hen uit te nodigen tot degemeenschap met Hem en hen daarin op tenemen”.15 Wij zouden echter de boodschapvan de Proloog van de heilige Johannes nietvoldoende hebben begrepen als wij niet ver-der zouden komen dan de constatering datGod zich liefdevol aan ons meedeelt. Inwerkelijkheid is het Woord van God, waar-door “alles is geworden” (Joh. 1,3) en dat“vlees is geworden” (Joh. 1,14), hetzelfdewoord dat “in het begin” (Joh. 1,1) is. Ook alzien wij hier een toespeling op het beginvan het boek Genesis (vgl. Gen. 1,1), in wer-kelijkheid staan wij hier voor een begin meteen absoluut karakter, dat ons het innerlijkleven van God vertelt. De Proloog vanJohannes stelt ons voor het feit dat de Logoswerkelijk is sinds altijd en dat het God zelfis sinds altijd. Er is dus in God nooit een tijdgeweest dat de Logos er niet was. Het Woordbestaat vóór de schepping. Daarom is er inhet middelpunt van het goddelijk leven degemeenschap, de absolute gave. “God is

liefde” (1 Joh. 1,16), zal dezelfde apostelelders zeggen, en hiermee wijst hij op “hetchristelijk Godsbeeld en het daaruit voort-vloeiende beeld van de mens en de weg diedeze moet gaan.”16 God maakt zich aan onsbekend als mysterie van oneindige liefde,waarin de Vader vanaf eeuwigheid zijnWoord tot uitdrukking brengt in de HeiligeGeest. Daarom openbaart het Woord, datvanaf het begin bij God is en God is, Godzelf in de dialoog van liefde tussen de god-delijke Personen en nodigt het ons uit daar-aan deel te nemen. Daarom kunnen wij,gemaakt naar het beeld en de gelijkenis vanGod, die liefde is, onszelf alleen maarbegrijpen in het opnemen van het Woord enin het zich laten leiden door de werkzaam-heid van de Heilige Geest. In het licht vande openbaring, die door het goddelijkWoord is bewerkstelligd, wordt het raadselvan het mens-zijn duidelijk.

Analogie van het Woord van God

7. Uitgaande van deze beschouwingen, dievoortkomen uit het mediteren over hetchristelijk mysterie, zoals dat tot uitdruk-king komt in de Proloog van Johannes, ishet nu noodzakelijk datgene naar voren tehalen wat door de synodevaders is gesteldmet betrekking tot de verschillende wijzenwaarop wij de uitdrukking “Woord vanGod” gebruiken. Men heeft terecht gespro-ken van een symfonie van het Woord, vanéén enig Woord dat zich op verschillendemanieren uit: “één meerstemmig gezang.”17

De synodevaders hebben, wat dit betreft,gesproken van een analoog gebruik in demenselijke taal met betrekking tot hetWoord van God. Deze uitdrukking heeftimmers enerzijds betrekking op het meede-len dat God van zichzelf doet, en anderzijdskrijgt zij verschillende betekenissen dienauwkeurig dienen te worden overwogenen met elkaar in verband te wordengebracht, zowel vanuit theologisch stand-

14. Vgl. Relatio antedisceptationem, I.

15. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 2.

16. Benedictus XVI,Encycl. Deus caritasest (25 december2005), 1: AAS 98(2006), 217-218.

17. Instrumentumlaboris, 9.

Page 12: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 1212

punt als vanuit pastoraal gebruik gezien.Zoals ons de Proloog van Johannes duide-lijk laat zien, duidt de Logos oorspronkelijkhet eeuwige Woord aan, ofwel de eniggebo-ren Zoon, vóór alle eeuwen geboren uit deVader en één in wezen met Hem: het Woordwas bij God en het Woord was God.Ditzelfde Woord echter, zegt de heiligeJohannes, is “vlees geworden” (Joh. 1,14);daarom is Jezus Christus, geboren uit deMaagd Maria, werkelijk het Woord van God,dat één in wezen met ons is geworden. Dusduidt de uitdrukking “Woord van God” hierde persoon van Jezus Christus aan, eeuwigeZoon van de Vader, mens geworden.

Bovendien, als het Christusgebeuren hetmiddelpunt vormt van de goddelijke open-baring, dan is het noodzakelijk tevens teerkennen dat de schepping zelf, het libernaturae, ook in wezen deel uitmaakt vandeze meerstemmige symfonie, waarin hetene Woord tot uitdrukking komt. Op dezelf-de wijze belijden wij dat God zijn Woordheeft meegedeeld in de heilsgeschiedenis;met de kracht van zijn Geest “heeft Hijgesproken door middel van de profeten.”18

Het goddelijk Woord komt daarom geduren-de de gehele heilsgeschiedenis tot uitdruk-king en heeft zijn volheid in het mysterievan de menswording, dood en verrijzenisvan de Zoon van God. En verder is hetWoord van God datgene dat door de aposte-len wordt gepredikt in gehoorzaamheid aande opdracht van de verrezen Jezus: “Gaatuit over de hele wereld en verkondigt hetevangelie aan heel de schepping” (Marc.16,15). Daarom wordt het Woord van Goddoorgegeven in de levende overlevering vande Kerk. Ten slotte is het gedocumenteerdeen goddelijk geïnspireerde Woord van Godde Heilige Schrift, het Oude en het NieuweTestament. Dit alles laat ons begrijpenwaarom wij in de Kerk de Heilige Schriftzozeer vereren, ook al is het christelijkgeloof niet een “godsdienst van het Boek”:

het christendom is de “godsdienst van hetWoord van God”, niet van “een geschrevenen stom woord, maar van het mensgewor-den en levende Woord”.19 Daarom dient deSchrift te worden verkondigd, aanhoord,gelezen, ontvangen en beleefd als hetWoord van God, in het spoor van de aposto-lische overlevering waarmee het onlosma-kelijk is verbonden.20

Zoals de synodevaders hebben gezegd, heb-ben wij hier werkelijk te maken met eenanaloog taalgebruik van de uitdrukking“Woord van God”, waarvan wij ons bewustmoeten zijn. Daarom is het noodzakelijk dathet de gelovigen meer moet worden geleerdom de verschillende betekenissen van dezeuitdrukking te beseffen en de onderlingsamenhangende zin ervan te begrijpen. Ookvan theologisch standpunt uit gezien is hetnoodzakelijk dat de onderverdeling in ver-schillende betekenissen wordt verdiept,opdat de eenheid van het goddelijk plan ende centrale plaats daarin van de persoonvan Christus met grotere glans stralen.21

De kosmische dimensie van het Woord

8. Ons bewust van de grondbetekenis vanhet Woord van God met betrekking tot heteeuwige Woord van God dat mens is gewor-den, enige heiland en middelaar tussen Goden mens,22 en luisterend naar dit Woord,worden wij door de bijbelse openbaringertoe gebracht om te erkennen dat het hetfundament is van heel de werkelijkheid. DeProloog van de heilige Johannes zegt metbetrekking tot de goddelijke Logos dat “allesdoor Hem is geworden en zonder Hem nietsis geworden van wat geworden is” (Joh.1,3); ook in de Brief aan de Kolossenzenwordt met betrekking tot Christus gezegd“de eerstgeborene van heel de schepping”(1,15), dat “het heelal is geschapen doorHem en voor Hem” (1,16). En de schrijvervan de Brief aan de Hebreeën herinnert eraan

18. Credo vanNicea-Constantinopel: DS150.

19. Bernardus vanClairvaux, Homiliasuper Missus est, IV,11: PL, 183, 86 B.

20. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie.Dogm. const. overde goddelijke open-baring Dei Verbum,10.

21. Vgl. Propositio 3.

22. Vgl. Congregatievoor de Geloofsleer,Verklaring over deuniciteit en heil-schenkende univer-saliteit van JezusChristus en de KerkDominus Iesus (6augustus 2000), 13-15: AAS 92 (2000),754-756.

12

Page 13: Verbum Domini Ben_xvi

13 • 2011 13

dat “geloof ons doet zien dat het heelal totstand is gekomen door Gods woord, zodathet zichtbare ontstaan is uit het onzichtba-re” (11,3).

Deze boodschap is voor ons een bevrijdendwoord. Immers, de uitspraken in de Schriftgeven aan dat al wat bestaat, niet de vruchtis van een irrationeel toeval, maar door Godis gewild, in zijn plan besloten ligt, en dathet middelpunt daarvan het aanbod is omdeel te nemen aan het goddelijk leven inChristus. De schepping wordt uit de Logosgeboren en draagt onverwoestbaar hetspoor van de scheppende Rede die ordent enleidt. Van deze vreugdevolle zekerheid zin-gen de psalmen: “Hij heeft de hemelgemaakt door zijn woord, zijn stem schiepde hemelse machten” (Ps. 33,6); en ook: “Hijsprak slechts een woord en alles ontstond,Hij gaf zijn bevel en het kwam te voor-schijn” (Ps. 33,9). De gehele werkelijkheidbrengt dit mysterie tot uitdrukking: “Dehemel verkondigt Gods heerlijkheid, het uit-spansel toont ons het werk van zijn han-den” (Ps. 19,2). Daarom is het de HeiligeSchrift zelf die ons uitnodigt om deSchepper te leren kennen door naar deschepping te kijken (vgl. Wijsh. 13,5; Rom.1, 19-20). De traditie van het christelijkedenken heeft dit essentiële element van desymfonie van het Woord weten te verdie-pen, wanneer bijvoorbeeld de heiligeBonaventura, die samen met de grote tradi-tie van de Griekse vaders alle mogelijkhe-den van de schepping in de Logos ziet,23 zegtdat “ieder schepsel het woord van God is,omdat het God verkondigt”.24 De dogmati-sche constitutie Dei Verbum had dit gegevensamengevat door te verklaren dat “God, diedoor zijn Woord dat alles schept (vgl. Joh.1,3) en in stand houdt, in zijn schepselenaan de mensen een bestendig getuigenisvan zichzelf geeft”.25

De schepping van de mens

9. De werkelijkheid wordt dus uit hetWoord geboren als creatura Verbi en alles isgeroepen om het Woord te dienen. Deschepping is de plaats waar heel degeschiedenis van de liefde tussen God enzijn schepsel zich afspeelt; daarom is hetheil van de mens de drijfveer van alles.Wanneer wij kijken naar de kosmos vanuithet perspectief van de heilsgeschiedenis,dan worden wij ertoe gebracht om de unie-ke en bijzondere plaats te ontdekken die demens in de schepping inneemt: “En Godschiep de mens als zijn beeld; als het beeldvan God schiep Hij hem; als man en vrouwschiep Hij hen” (Gen. 1,27). Dit staat hetons toe om de kostbare gaven die we vande Schepper hebben ontvangen ten volle teerkennen: de waarde van het eigenlichaam, de gave van de rede, de vrijheid enhet bewustzijn. Hierin vinden wij ook watde filosofische traditie “natuurwet” noemt.26

Immers, “ieder menselijk wezen dat totbewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoelkomt, ervaart een innerlijke oproep om hetgoede te doen”27 en derhalve om het kwadete vermijden. Zoals de heilige Thomas vanAquino zegt, zijn op dit principe ook alleandere voorschriften van de natuurwetgebaseerd.28 Het luisteren naar het Woordvan God brengt ons op de eerste plaatsertoe te waarderen dat we het nodig hebbenom volgens deze wet “die in het hartgeschreven staat” (vgl. Rom. 2,15; 7,23) televen.29 Jezus Christus geeft vervolgens aande mensen de nieuwe Wet, de Wet van hetevangelie, die de natuurwet in zichopneemt en op sublieme wijze verwezen-lijkt door ons te bevrijden van de zonde,waardoor, zoals de heilige Paulus zegt, “degoede wil binnen mijn bereik ligt, maar nietde goede zaak” (Rom. 7,18) en die aan demensen door middel van de genade dedeelname geeft aan het goddelijk leven enhet vermogen om egoïsme te overwinnen.30

23. Vgl. InHexaemeron, XX,5:Opera Omnia, V,Quaracchi 1891, pp.425-426;Breviloquium, I, 8:Opera Omnia, V,Quaracchi 1891, pp.216-217.

24. Itinerariummentis in Deum,II,12: Opera Omnia,V, Quaracchi 1891,pp. 302-303; vgl.Commentarius inlibrum Ecclesiastes,Cap. 1, vers. 11,Quaestiones II, 3:Opera Omnia, VI,Quaracchi 1891, p.16.

25. Tweede Vat.Oecum. Conc.,Dogm. const. overde de goddelijkeopenbaring DeiVerbum, 3; vgl.Eerste Vat. Oecum.Conc., Dogm. const.over het katholiekegeloof Dei Filius,cap. 2, De revelatio-ne: DS 3004.

26. Vgl. Propositio13.

27. InternationaleTheologencommissie,Op zoek naar eenuniversele ethica:een nieuwe visie opde natuurwet,Vaticaanstad 2009,nr. 39.

28. Vgl. SummaTheologiae, Ia-IIae,q. 94, a. 2.

29. Vgl. PauselijkeBijbelcommissie,Bijbel en moraal.Bijbelse wortels vanhet christelijk han-delen (11 mei 2008),Vaticaanstad 2008,nr. 13, 32, 109.

30. Vgl.InternationaleTheologischeCommissie, Op zoeknaar een universeleethica: een nieuwevisie op de natuur-wet, Vaticaanstad2009, nr. 102.

Page 14: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 1414

Het realisme van het Woord

10. Wie het goddelijk Woord kent, kent ookten volle de betekenis van ieder schepsel.Als immers alle dingen “bestaan” in Hemdie vóór alles bestaat” (Kol. 1,17), danbouwt wie zijn eigen leven op het Woordbouwt, waarlijk op een solide en duurzamewijze. Het Woord van God drijft ons ertoeom ons begrip van realisme te veranderen:realist is hij die in het Woord van God hetfundament van alles herkent.31 Hieraan heb-ben wij vooral behoefte in onze tijd, waarinveel dingen waarop men zijn vertrouwenstelt om het leven op te bouwen, waaropmen geneigd is zijn hoop te vestigen, hunvergankelijkheid laten zien. Bezit, genot enmacht blijken vervolgens vroeg of laat nietin staat om de diepste verlangens van hethart van de mens te vervullen. Om eeneigen leven op te bouwen heeft hij immerssolide fundamenten nodig, die ook blijvenwanneer de menselijke zekerheden minderworden. In werkelijkheid bouwt hij die opdit Woord het huis van zijn eigen levenbouwt, op de rots (vgl. Mat. 7,24), aange-zien “uw woord, Heer, blijft gelden vooreeuwig, het in de hemel vaststaat” en detrouw van de Heer bestendig is “voor allegeslachten” (Ps. 119, 89-90). Moge ons hartiedere dag tot God kunnen zeggen “Gij zijtmijn schild en beschermer, ik stel mijn hoopop uw woord” (Ps. 119,114) en mogen wij,zoals de heilige Petrus, iedere dag handelenin vertrouwen op de Heer Jezus: “op uwwoord zal ik de netten uitgooien” (Luc. 5,5).

Christologie van het Woord

11. Vanuit deze kijk op de werkelijkheid alswerk van de heilige Drie-eenheid door mid-del van het goddelijk Woord kunnen wij dewoorden van de schrijver van de Brief aande Hebreeën begrijpen: “Nadat God eertijdsvele malen en op velerlei wijzen tot onzevaderen gesproken had door de profeten,

heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot onsgesproken door de Zoon die Hij erfgenaamgemaakt heeft van al wat bestaat en doorwie Hij het heelal heeft geschapen” (1,1-2).Het is heel mooi om te zien hoe reeds heelhet Oude Testament zich aan ons vertoontals een geschiedenis waarin God zijn Woordmeedeelt: immers, “na met Abraham (vgl.Gen. 15,18) en met het volk Israël doorMozes een verbond te zijn aangegaan (vgl.Ex. 24,8), heeft Hij zich aan dat volk dat Hijvoor zich had verworven zo door woordenen daden geopenbaard als de enige ware enlevende God, dat Israël de wegen van Godmet de mensen ervoer en deze, door hetwoord van God in de mond van de profeten,allengs dieper en duidelijker in staat was tebegrijpen en in breder kring onder de volke-ren gestalte kon geven (vgl. Ps. 21,28-29;95, 1-3; Jes. 2,1-4; Jer. 3,17)”.32

Deze welwillendheid van God gaat oponovertrefbare wijze in vervulling in demenswording van het Woord. Het eeuwigeWoord dat tot uitdrukking komt in deschepping is in Christus een mens gewor-den, “geboren uit een vrouw” (Gal. 4,4). HetWoord komt hier vóór alles niet tot uitdruk-king in een toespraak, in begrippen ofregels. Hier staan wij tegenover de persoonzelf van Jezus. Zijn unieke en bijzonderegeschiedenis is het definitieve Woord datGod tot de mensheid spreekt. Van hieruitbegrijpt men waarom “christen zijn niet ineerste instantie wordt bepaald door eenethische beslissing of hoogstaand idee, maardoor een ontmoeting met een gebeurtenis,met een Persoon die ons leven een nieuwehorizon en daarmee de beslissende richtinggeeft”.33 Het hernieuwen van deze ontmoe-ting en dit bewustzijn doet in het hart vande gelovigen de verbazing ontstaan over hetgoddelijk initiatief dat de mens met zijneigen verstandelijke vermogens en eigenverbeeldingskracht nooit had kunnenbedenken. Het betreft iets nieuws, nog nooit

31. Vgl. BenedictusXVI, Homilie bij deterts aan het beginvan het eerste alge-mene bijeenkomstvan de Bisschop-pensynode (6 okto-ber 2008): AAS 100(2008), 758-761.

32. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 14.

33. Benedictus XVI,Encycl. Deus caritasest (25 december2005), 1: AAS(2006) 98, 217-218.

14

Page 15: Verbum Domini Ben_xvi

15 • 2011 15

gehoord en menselijk onvoorstelbaar: “hetWoord is vlees geworden en het heeft onderons gewoond” (Joh. 1,14a). Deze woordenzijn geen retorische figuur, maar een beleef-de ervaring! Het is de heilige Johannes, alsooggetuige, die deze vertelt: “Wij hebbenzijn heerlijkheid aanschouwd, zulk eenheerlijkheid als de Eniggeborene van deVader ontvangt, vol genade en waarheid”(Joh. 1,14b). Het apostolisch geloof getuigtdat het eeuwig Woord een van ons isgeworden. Het goddelijk Woord drukt zichwerkelijk uit in menselijke woorden.

12. De overlevering van de Vaders en deMiddeleeuwen heeft bij het overwegen vandeze “christologie van het Woord” een sug-gestieve uitdrukking gebruikt: “het Woordheeft zich verkort”.34 “De kerkvaders vondenin de Griekse vertaling van het OudeTestament een woord van de profeet Jesajadat ook de heilige Paulus aanhaalt om telaten zien hoe de nieuwe wegen van Godreeds tevoren werden aangekondigd in hetOude Testament. Daar las men: ‘God heeftzijn woord kort gemaakt, Hij heeft het ver-kort’ (Jes. 10,23; Rom. 9,28) [...] De Zoonzelf is het Woord, Hij is de Logos: het eeu-wig Woord heeft zich klein gemaakt – zoklein dat het in een kribbe paste. Het is kindgeworden, opdat het Woord voor ons grijp-baar wordt”.35 Nu is het Woord niet alleenhoorbaar, het heeft niet alleen een stem, nuheeft het Woord een gezicht dat wij duskunnen zien: Jezus van Nazaret.36

Wanneer wij het verhaal van de evangeliesvolgen, merken wij op hoe de mensheid zelfvan Jezus in al haar bijzonderheid juist metbetrekking tot het Woord van God naarvoren komt. Hij verwezenlijkt immers inzijn volmaakte mensheid ieder ogenblik dewil van de Vader; Jezus hoort zijn stem engehoorzaamt daaraan met heel zijn wezen;Hij kent de Vader en onderhoudt zijn woord(vgl. Joh. 8,55); Hij vertelt aan ons wat de

Vader Hem heeft gezegd (vgl. Joh. 12,50);“de boodschap die Gij Mij hebt meegege-ven, heb Ik hun meegedeeld” (Joh. 17,8).Daarom laat Jezus zien dat Hij de goddelij-ke Logos is die zich aan ons geeft, maar ookde nieuwe Adam, de ware mens: Hij dieieder ogenblik niet zijn eigen wil doet,maar die van de Vader. Hij “nam toe inwijsheid en welgevalligheid bij God en demensen” (Luc. 2,52). Op volmaakte wijzeluistert Hij naar het goddelijk Woord, ver-wezenlijkt het in zich en deelt het aan onsmee (vgl. Luc. 5,1).

De zending van Jezus vindt ten slotte haarvervulling in het paasmysterie: hier staanwij voor de “prediking van het kruis” (1 Kor.1,18). Het Woord verstomt, het wordt dood-se stilte, daar het heeft “gesproken” tot zwij-gens toe, zonder iets achter te houden vanwat het ons moest mededelen. Wanneer dekerkvaders dit mysterie overwegen, leggenzij op suggestieve wijze de Moeder Godsdeze uitdrukking in de mond: “Het Woordvan de Vader, dat ieder schepsel dat spreektheeft gemaakt, is sprakeloos; levenloos zijnde uitgebluste ogen van Hem op wienswoord en wenk zich alles beweegt wat levenheeft”.37 Hier wordt ons werkelijk de “groot-ste” liefde meegedeeld, namelijk dat iemandzijn leven geeft voor zijn vrienden (vgl. Joh.15,13).

In dit grote mysterie openbaart Jezus zich als het Woord van het Nieuwe enEeuwigdurende Verbond: de vrijheid vanGod en de vrijheid van de mens hebbenelkaar definitief ontmoet in het gekruisigdevlees, in een onlosmakelijk verbond datvoor altijd geldig is. Jezus zelf had bij hetLaatste Avondmaal, bij de instelling van deeucharistie, gesproken over het “Nieuwe enEeuwigdurende Verbond”, gesloten in zijnvergoten bloed (vgl. Mat. 26,28; Marc.14,24; Luc. 22,20) en zo laten zien dat Hijhet ware geofferde Lam was, waarin de

34. “Ho Logospachynetai (ofbrachynetai)”. Vgl.Origenes, PeriArchon, I, 2, 8: SC252, pp. 127-129.

35. Benedictus XVI,Homilie op hetHoogfeest van deGeboorte van deHeer (24 december2006): AAS 99(2007), 12.

36. Vgl.Slotboodschap, II,4-6.

37. MaximusConfessor, La vita diMaria, nr. 89: Testimariani del primomillennio, 2, Rome1989, p. 253.

Page 16: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 1616

definitieve bevrijding uit de slavernij totstand komt.38

In het zeer lichtende mysterie van de verrij-zenis openbaart zich dit zwijgen van hetWoord in zijn meest authentieke en defini-tieve betekenis. Christus, mensgewordenWoord van God, gekruisigd en verrezen, isde Heer van alle dingen; Hij is deOverwinnaar, de Pancrator, en alle dingenzijn zo in Hem onder één hoofd gebracht(vgl. Ef. 1,10). Christus is dus “het licht vande wereld” (Joh. 8,12), dat licht dat “schijntin de duisternis” (Joh. 1,5), en dat de duis-ternis niet heeft overwonnen (vgl. Joh. 1,5).Hier begrijpen wij ten volle de betekenisvan psalm 119: “Uw woord is een lamp voormijn voeten, het is een licht op mijn pad”(v.105); het Woord dat verrijst, is dit defini-tieve licht op onze weg. De christenen zijnzich vanaf het begin ervan bewust geweestdat in Christus het Woord van God aanwe-zig is als Persoon. Het Woord van God is hetware licht waaraan de mens behoefte heeft.Ja, in de verrijzenis is de Zoon van Godopgegaan als het Licht van de wereld. Nukunnen wij, in Hem en door Hem levend,leven in het licht.

13. Nu wij gekomen zijn, om zo te zeggen,bij de kern van de “christologie van hetWoord”, is het noodzakelijk de eenheid vanhet goddelijk plan in het mensgewordenWoord te onderstrepen: hierdoor houdt hetNieuwe Testament ons het paasmysterie inovereenstemming met de Heilige Schrift alseen diepste vervulling voor. De heiligePaulus zegt in de Eerste brief aan deKorintiërs dat Jezus Christus is gestorvenvoor onze zonden “volgens de Schriften”(15,3) en dat Hij is verrezen op de derde dag“volgens de Schriften” (15,4). Hiermeebrengt de Apostel de gebeurtenis van dedood en verrijzenis van de Heer in verbandmet de geschiedenis van het Oude Verbondvan God met zijn volk. Wat meer is, hij doet

ons begrijpen dat die geschiedenis daardoorhaar logica en ware betekenis krijgt. In hetpaasmysterie gaan “de woorden van deSchrift in vervulling, dat wil zeggen, dezedood, verwezenlijkt ‘volgens de Schriften’,is een gebeurtenis die in zich een logos, eenlogica bevat: de dood van Christus bewijstdat het Woord van God ten diepste ‘vlees’ isgeworden, menselijke ‘geschiedenis’.”39 Ookde verrijzenis van Christus gebeurt “op dederde dag volgens de Schriften”: daar vol-gens de joodse interpretatie het bederf na dederde dag begon, wordt het woord van deSchrift vervuld in Jezus, die verrijst, voor-dat het bederf begint. Zo onderstreept deheilige Paulus, daarbij trouw de leer van deapostelen doorgevend (vgl. 1 Kor. 15,3), datde overwinning van Christus op de doodgeschiedt door de scheppende macht vanhet Woord van God. Deze goddelijke machtbrengt hoop en vreugde: dit is definitief debevrijdende inhoud van de openbaring vanPasen. In Pasen openbaart God zichzelf ende macht van de trinitaire liefde, die de ver-woestende krachten van het kwaad en dedood vernietigt.

Wanneer wij deze wezenlijke elementen vanons geloof in herinnering brengen, kunnenwij zo de diepe eenheid tussen schepping ennieuwe schepping en heel de heilsgeschie-denis in Christus aanschouwen. Om het meteen beeld uit te drukken: wij kunnen dekosmos vergelijken met een “boek” – zo zeiook Galileo Galilei het – en deze zien als“het werk van een schrijver die zich doormiddel van de ‘symfonie’ van de scheppinguitdrukt. Binnen deze symfonie bevindt zichop een gegeven punt wat men in de taal vande muziek een ‘solo’ zou noemen, eenthema dat is toevertrouwd aan één instru-ment of één stem; en dit thema is zobelangrijk dat hiervan de betekenis van heelhet werk afhangt. Deze ‘solo’ is Jezus [...] DeMensenzoon vat in zich hemel en aardesamen, schepping en Schepper, vlees en

38. Vgl. BenedictusXVI, Postsynodaleapost. exhort.Sacramentum cari-tatis (22 februari2007), 9-10: AAS 99(2007), 111-112.

39. Benedictus XVI,Algemene audiëntie(15 april 2009),L’OsservatoreRomano, 16 april2009, p. 1.

16

Page 17: Verbum Domini Ben_xvi

17 • 2011 17

Geest. Hij is het middelpunt van de kosmosen de geschiedenis, omdat de Schepper enzijn werk zich in Hem verenigen zonderzich te vermengen”.40

De eschatologische dimensie van het Woordvan God

14. Met dit alles brengt de Kerk het bewust-zijn tot uitdrukking dat zij met Jezus staatvoor het definitieve Woord van God. Hij is“de eerste en de laatste” (Apok. 1,17). Hijheeft de schepping en de geschiedenis haardefinitieve zin gegeven; daardoor zijn wijgeroepen om in de tijd te leven, de schep-ping van God te bewonen, binnen dit escha-tologische ritme van het Woord; “de christe-lijke heilsbedeling, die immers het nieuween het definitieve verbond is, zal nooitvoorbijgaan en er is geen nieuwe publiekeopenbaring te verwachten vóór de glorie-volle verschijning van onze Heer JezusChristus (vgl. 1 Tim. 6,14; Tit. 2,13)”.41

Zoals immers de synodevaders gedurendede vergadering in herinnering hebbengebracht, “openbaart zich de specificiteitvan het christendom in het gebeuren JezusChristus, hoogtepunt van de openbaring,vervulling van de beloften van God en mid-delaar van de ontmoeting tussen de mensen God. Hij “die ons God heeft doen ken-nen” (Joh. 1,18) is het enige en definitieveWoord dat aan de mensheid is gegeven”.42

De heilige Johannes van het Kruis heeftdeze waarheid op bewonderenswaardigewijze verwoord: “Vanaf het ogenblik dat Hijons zijn Zoon heeft gegeven, die zijn enige,definitieve Woord is, heeft Hij ons alles ineen keer in dit ene Woord gezegd en heeftHij niets meer te zeggen. […] Immers, watHij eens in gedeelten tot de profeten zei, datheeft Hij in zijn geheel in zijn Zoon gezegddoor ons alles te geven wat zijn Zoon is.Wie daarom de Heer nog vragen zou willenstellen en van Hem visioenen of openbarin-

gen zou willen vragen, die zou niet alleeneen domheid begaan, maar God ook beledi-gen, omdat hij zijn blik niet enkel opChristus richt en op zoek is naar andere din-gen en nieuwigheden”.43

Dientengevolge heeft de synode aanbevolen“de gelovigen te helpen om het Woord vanGod goed te onderscheiden van privé-open-baringen”44, waarvan de rol “niet is [...] dedefinitieve openbaring van Christus “aan tevullen”, maar te helpen om deze voller tebeleven in een bepaald tijdperk van degeschiedenis”.45 De waarde van privé-open-baringen verschilt wezenlijk van de enepublieke openbaring: deze vraagt om onsgeloof; daarin spreekt immers God zelf totons door middel van menselijke woorden endoor bemiddeling van de levende gemeen-schap van de Kerk. Het criterium voor dewaarheid van een privé-openbaring is dathet georiënteerd moet zijn op Christus zelf.Wanneer deze van Hem verwijdert, dankomt zij vrij zeker niet van de Heilige Geest,die ons naar het binnenste van het evange-lie brengt en niet daarbuiten. De privé-openbaring is een hulp voor het geloof enblijkt daarom juist geloofwaardig te zijn,omdat zij verwijst naar de ene publiekeopenbaring. Daarom geeft de kerkelijkegoedkeuring van een privé-openbaring inwezen aan dat de betreffende boodschapniets bevat wat met het geloof en de goedezeden in strijd is; het is geoorloofd dit open-baar te maken en de gelovigen mogen opprudente wijze hun instemming hiermeebetuigen. Een privé-openbaring kan nieuweaccenten leggen, nieuwe vormen vanvroomheid doen ontstaan en oude verdie-pen. Zij kan een bepaald profetisch karakterhebben (vgl. 1 Tess. 5,19-21) en een waarde-volle hulp zijn om in deze tijd het evangeliebeter te begrijpen en te beleven; daarommag men dit niet veronachtzamen. Het iseen hulp die wordt geboden; maar het isniet verplicht er gebruik van te maken. In

40. Id., Homilie bijhet Hoogfeest vande Openbaring vande Heer (6 januari2009): L’OsservatoreRomano, 7-8 januari 2009, p. 8.

41. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 4.

42. Propositio 4.

43. De heiligeJohannes van hetKruis, De bestijgingvan de berg Karmel,II, 22.

44. Propositio 47.

45. Catechismusvan de KatholiekeKerk, 67.

Page 18: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 1818

elk geval moet het een voeding zijn vangeloof, hoop en liefde, die voor allen de per-manente weg van het heil zijn.46

Het Woord van God en de Heilige Geest15. Nadat wij zijn blijven stilstaan bij hetlaatste en definitieve Woord van God tot dewereld, is het noodzakelijk de zending vande Geest in verband met het goddelijkWoord in herinnering te brengen. Er isimmers geen enkel authentiek begrip van dechristelijke openbaring buiten de werkingvan de Helper. Dat komt omdat de medede-ling die God over zichzelf doet altijd derelatie impliceert tussen Zoon en HeiligeGeest. In feite noemt de heilige Ireneüs vanLyon ze “de twee handen van de Vader”47.Overigens is het de Heilige Schrift die onswijst op de aanwezigheid van de HeiligeGeest in de heilsgeschiedenis en in het bij-zonder in het leven van Jezus, die door dewerking van de Heilige Geest wordt ontvan-gen door de Maagd Maria (vgl. Mat. 1,18;Luc. 1,35); aan het begin van zijn openbarezending ziet Hij Hem aan de oevers van deJordaan op zich neerdalen in de vorm vaneen duif (vgl. Mat. 3,16); in deze zelfdeHeilige Geest handelt, spreekt en jubeltJezus het uit (vgl. Luc. 10, 21); en in dezelf-de Geest offert Hij zichzelf (vgl. Heb. 9,14).Tegen het einde van zijn zending brengt,volgens het verhaal van de evangelistJohannes, Jezus zelf de gave van zijn levenduidelijk in verband met het zenden van deGeest aan de zijnen (vgl. Joh. 16,7). De ver-rezen Jezus stort vervolgens, terwijl Hij inzijn vlees de tekenen van het lijden draagt,de Geest uit (vgl. Joh. 20,22) en maakt dezijnen deelgenoot van zijn zending zelf (vgl.Joh. 20,21). De Heilige Geest zal de leerlin-gen alles leren en hun alles in herinneringbrengen wat Christus heeft gezegd (vgl. Joh.14,26), daar Hij, de Geest der waarheid (vgl.Joh. 15,26), de leerlingen tot de volle waar-heid zal brengen (vgl. Joh. 16,13). Ten slottedaalt de Geest, zoals men in de Handelingen

van de apostelen leest, neer op de twaalf, diemet Maria in gebed bijeen zijn op de dagvan Pinksteren (vgl. 2,1-4) en Hij geeft hunde moed voor de zending om aan alle vol-ken de Blijde Boodschap te verkondigen.48

Het Woord van God drukt zich uit in mense-lijke woorden dankzij de werking van deHeilige Geest. De zending van de Zoon endie van de Heilige Geest zijn onafscheidelijken vormen één heilseconomie. DezelfdeGeest die werkzaam is bij de menswordingvan het Woord van God in de schoot van deMaagd Maria, is dezelfde die Jezus leidtgedurende zijn hele zending en die aan deleerlingen wordt beloofd. Dezelfde Geest diegesproken heeft door de profeten, onder-steunt en inspireert de Kerk bij de taak omhet Woord van God te verkondigen en bij deprediking van de apostelen; het is ten slottedeze Geest die de schrijvers van de HeiligeSchrift inspireert.

16. Zich bewust van deze pneumatologischehorizon hebben de synodevaders het belangin herinnering willen brengen van het wer-ken van de Heilige Geest in het leven van deKerk en in het hart van de gelovigen metbetrekking tot de Heilige Schrift49: zonder dedoeltreffende werkzaamheid van de “Geestder waarheid” (Joh. 14,16) kan men dewoorden van de Heer niet begrijpen. Zoalsde heilige Ireneüs ook nog zegt: “Zij diegeen deel hebben aan de Geest putten uit deborst van hun moeder (de Kerk) niet hetvoedsel van het leven, zij ontvangen nietsuit de bron van het zuiverste water datopborrelt uit het lichaam van Christus”.50

Zoals het Woord van God tot ons komt inhet lichaam van Christus, in het eucharis-tisch lichaam en in het lichaam van deSchrift door middel van de werking van deHeilige Geest, zo kan het alleen maar wer-kelijk worden opgenomen en begrependankzij dezelfde Geest.

46. Vgl. Congregatievoor de Geloofsleer,De boodschap vanFatima (26 juni2000): Ench. Vat.19, nr. 974-1021.

47. Adversus haere-ses, IV, 7, 4: PG 7,992-993; V, 1, 3: PG7, 1123; V, 6, 1: PG7, 1137; V, 28, 4: PG7,1200.

48. Vgl. BenedictusXVI, Postsynodaleapost. exhort.Sacramentum cari-tatis (22 februari2007), 12: AAS 99(2007), 113-114.

49. Vgl. Propositio 5.

50. Adversus haere-ses, III, 24, 1: PG 7,966.

18

Page 19: Verbum Domini Ben_xvi

19 • 2011 19

De grote schrijvers uit de christelijke traditiezien unaniem de rol van de Heilige Geest inde relatie die de gelovigen moeten hebbenmet de Schrift. De heilige Johannes Chry-sostomus zegt dat de Schrift “de openbaringvan de Geest nodig heeft, willen wij doorhet ontdekken van de ware betekenis van dedingen die daarin besloten liggen, daarvanvolledig profijt hebben”.51 Ook de heiligeHiëronymus is er stellig van overtuigd datwij niet kunnen komen tot een begrip vande Schrift zonder de hulp van de HeiligeGeest die haar heeft geïnspireerd”.52 De heili-ge Gregorius de Grote onderstreept vervol-gens op suggestieve wijze het werken vandezelfde Geest bij het tot stand komen en deinterpretatie van de bijbel: “Hijzelf heeft dewoorden van de heilige testamentengeschapen, Hijzelf heeft ze ontsloten”.53

Richard van Sint Victor zegt dat er “de ogenvan een duif”, verlicht en onderwezen doorde Geest, nodig zijn om de heilige tekst tebegrijpen.54

Ik zou nog willen onderstrepen hoe veelbe-tekenend het getuigenis is dat wij vindenmet betrekking tot de relatie tussen deHeilige Geest en de Schrift in de liturgischeteksten, waar het Woord van God wordtverkondigd, aanhoord en uitgelegd aan degelovigen. Dit is het geval met de oudegebeden die in de vorm van een epiclese deGeest aanroepen voor de verkondiging vande lezingen: “Zend uw Heilige Geest, deHelper, in onze geest en doe ons de doorHem geïnspireerde Schrift begrijpen; envergun het mij deze op een waardige wijzete interpreteren, opdat de hier verzameldegelovigen profijt ervan hebben”. Op dezelfdewijze vinden wij gebeden die aan het eindevan de homilie opnieuw God aanroepenvoor de gave van de Geest over de gelovi-gen: “God, Heiland, [...] wij smeken U voordit volk: zend hierover de Heilige Geest;moge de Heer Jezus het komen bezoeken,moge Hij tot de geest van allen spreken en

naar U onze geest leiden, God van barmhar-tigheid”.55 Uit dit alles kunnen wij goedbegrijpen waarom men de zin van hetWoord niet kan begrijpen als men de wer-king van Geest in de Kerk en in de hartenvan de gelovigen niet aanneemt.

Overlevering en Schrift

17. Door de diepe band tussen de HeiligeGeest en het Woord van God opnieuw tebevestigen hebben wij ook de grondslagengelegd om de zin en de doorslaggevendewaarde te begrijpen van de levende overle-vering en de Schrift in de Kerk. Immers,aangezien God “de wereld zo heeft liefge-had dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeftgegeven” (Joh. 3,16), heeft het goddelijkWoord, uitgesproken in de tijd, zich defini-tief gegeven en “overgeleverd” aan de Kerk,opdat de verkondiging van het heil doel-treffend in alle tijden en op alle plaatsenkan worden meegedeeld. Zoals ons de dog-matische constitutie Dei Verbum in herinne-ring brengt, heeft Jezus Christus zelf “aande apostelen de opdracht gegeven om hetevangelie, tevoren beloofd door de profetenen door Hemzelf vervuld en met eigenmond afgekondigd, als de bron van alleheilswaarheid en ordening van zeden aanallen te prediken en hen daardoor te doendelen in de goddelijke gaven. Dit is trouwgedaan door de apostelen die door hunmondelinge prediking, hun voorbeeld enhetgeen zij instelden, hebben overgeleverd,wat zij ofwel hadden ontvangen uit demond van Christus, uit zijn omgang methen en zijn daden, ofwel geleerd door deinspraak van de Heilige Geest. Het is even-eens gedaan door die apostelen en apostoli-sche mannen die, onder ingeving vandezelfde Heilige Geest, de boodschap vanhet heil op schrift hebben gesteld”.56

Het Tweede Oecumenisch Vaticaans Conci-lie herinnert er bovendien aan hoe deze

51. Homiliae inGenesim, XXII ,1: PG53, 175.

52. Epistula 120,10:CSEL, 55, pp. 500-506.

53. Homiliae inEzechielem, I, VII,17: CC 142, p. 94.

54. “Oculi ergodevotae animaesunt columbarumquia sensus eius perSpiritum sanctumsunt illuminati etedocti, spiritualiasapientes... Nuncquidem aperituranimae talis sensus,ut intellegatScripturas”. Richardvan Sint Victor,Explicatio in Canticacanticorum, 15: PL196, 450 B. D.

55. SacramentariumSerapionis II (XX):Didascalia etConstitutionesapostolorum, ed.F.X. Funk, II,Paderborn 1906, p.161.

56. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 7.

Page 20: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 2020

overlevering van apostolische oorsprongeen levende en dynamische werkelijkheid is:“zij gaat in de Kerk verder onder bijstandvan de Heilige Geest”; niet in de zin dat zijverandert in haar waarheid, die eeuwig is.Veeleer “groeit [...] het inzicht zowel in deovergeleverde werkelijkheden als in deovergeleverde woorden”, door de beschou-wing en door de studie, door begrip datvoortkomt uit een diepere geestelijke erva-ring en door middel van de “verkondigingvan hen die met de opvolging in het bis-schopsambt de betrouwbare geestesgavevan de waarheid ontvangen hebben”.57

De levende overlevering is essentieel, opdatde Kerk in de tijd groeit in het begrip van dewaarheid, zoals die wordt geopenbaard inde Schrift; immers, “door deze overleveringleert de Kerk de volledige canon van de hei-lige boeken kennen en daarin worden deheilige geschriften ook dieper begrepen envoortdurend werkzaam tegenwoordig ge-steld”.58 Tenslotte is het de levende overleve-ring van de Kerk die ons de Heilige Schriftop passende wijze laat begrijpen. Hoewelhet Woord van God aan de Heilige Schriftvoorafgaat en deze overstijgt, bevat zij hetgoddelijk Woord (vgl. 2 Tim. 3,16) “op eenheel bijzondere wijze”.59

18. Hieruit kan men afleiden hoe belangrijkhet is dat het volk van God duidelijk wordtonderricht en gevormd om tot de HeiligeSchrift te naderen in verband met de leven-de overlevering van de Kerk en zo daarin hetWoord van God zelf te herkennen. Het iszeer belangrijk deze houding in de gelovigente doen groeien, gezien vanuit het standpuntvan het geestelijk leven. Naar aanleidinghiervan kan het nuttig zijn te herinneren aaneen analogie die is ontwikkeld door de kerk-vaders, tussen het Woord van God dat“vlees” wordt, en het Woord dat “boek”wordt.60 De dogmatische constitutie DeiVerbum neemt deze oude overlevering over,

volgens welke “het lichaam van de Zoon deSchrift is die aan ons is overgeleverd” –zoals de heilige Ambrosius zegt61 – en ver-klaart: “De woorden van God, uitgedrukt inde talen van de mensen, zijn aan menselijkspreken gelijk geworden, zoals eenmaal hetWoord van de eeuwige Vader, door hetzwakke vlees van de mensheid aan tenemen, aan de mensen gelijk is geworden”62.Als de Heilige Schrift zo wordt verstaan, danpresenteert zij zich aan ons ondanks de veel-heid van haar vormen en inhoud als éénwerkelijkheid. Immers, “God zegt door allewoorden van de Heilige Schrift heen slechtséén Woord, zijn enig Woord waarin Hij zichgeheel uitspreekt (vgl. Heb. 1,1-3)”,63 zoalsreeds de heilige Augustinus duidelijk stelde:“Denkt eraan dat er maar één verhaal vanGod is dat zich in heel de Heilige Schriftontwikkelt, en één Woord dat weerklinkt opde lippen van alle heilige schrijvers”.64

Kortom, door het werk van de Heilige Geesten onder leiding van het leergezag geeft deKerk aan alle generaties door wat inChristus is geopenbaard. De Kerk leeft in dezekerheid dat haar Heer, die in het verledenheeft gesproken, niet ophoudt vandaag zijnWoord mee te delen in de levende overleve-ring van de Kerk en in de Heilige Schrift.Het Woord van God wordt ons immersgegeven in de Heilige Schrift als geïnspi-reerd getuigenis van de openbaring die metde levende overlevering van de Kerk dehoogste geloofsregel vormt.65

Heilige Schrift, inspiratie en waarheid

19. Een sleutelbegrip om de heilige tekst teverstaan als Woord van God in menselijkewoorden is zeker inspiratie. Ook hier is hetmogelijk een analogie voor te stellen: zoalshet Woord van Christus vlees is gewordendoor het werk van de Heilige Geest in deschoot van de Maagd Maria, zo wordt deHeilige Schrift geboren uit de schoot van de

57. Ibidem, 8.

58. Ibidem.

59. Vgl. Propositio 3.

60. Vgl.Slotboodschap, II,5.

61. ExpositioEvangelii secundumLucam 6, 33: PL 15,1677.

62. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 13.

63. Catechismusvan de KatholiekeKerk, 102. Vgl. ookRupert van Deutz,De operibus SpiritusSancti, I,6: SC 131,pp. 72-74.

64. Enarrationes inPsalmos, 103, IV, 1:PL 37,1378.Vergelijkbare bewe-ringen in Origenes,In Iohannem V, 5-6:SC 120, pp. 380-384.

65. Vgl. TweedeOecumenischeVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 21.

20

Page 21: Verbum Domini Ben_xvi

21 • 2011 21

Kerk door het werk van dezelfde Geest. DeHeilige Schrift is “Woord van God, voorzover dit onder aandrift van de Geest schrif-telijk wordt vastgelegd”.66 Zo herkent menheel de betekenis van de menselijke auteurdie de geïnspireerde teksten heeft geschre-ven, en tegelijkertijd God zelf als de wareauteur.

Zoals de synodevaders hebben gezegd, komtin alle duidelijkheid naar voren hoezeer hetthema van de inspiratie van doorslaggeven-de betekenis is voor een adequate benade-ring van de Schrift en de juiste hermeneu-tiek ervan,67 die op haar beurt in dezelfdeGeest moet geschieden als waarin zij isgeschreven.68 Wanneer in ons het bewust-zijn van de inspiratie afneemt, dan looptmen het risico de Schrift te lezen als eenhistorisch curiosum en niet als een werkvan de Heilige Geest, waarin wij de stemzelf van de Heer kunnen horen en zijn aan-wezigheid in de geschiedenis kunnen lerenkennen.

Bovendien hebben de synodevaders er deaandacht op gevestigd hoe met het themavan de inspiratie ook het thema van dewaarheid van de Schrift is verbonden.69

Daarom zal een verdieping van de dyna-miek van de inspiratie ongetwijfeld ook lei-den tot een groter begrip van de waarheiddie is vervat in de heilige boeken. Zoals deleer van het concilie over dit thema zegt,leren de geïnspireerde boeken de waarheid:“Men moet dus eraan vasthouden dat al watde geïnspireerde schrijvers of hagiografenbeweren, door de Heilige Geest wordtbeweerd. Daarom moet men belijden dat deboeken van de Schrift de waarheid die Godomwille van ons heil in de heilige geschrif-ten heeft willen doen optekenen onwankel-baar, trouw en zonder dwaling leren. Dus ‘isde gehele Schrift door God ingegeven ennuttig om te onderrichten, te weerleggen, teverbeteren en op te voeden tot gerechtig-

heid, opdat de man Gods volkomen zij, vol-komen toegerust tot elk goed werk’ (2 Tim.3,16-17)”.70

De theologische reflectie heeft zeker altijdinspiratie en waarheid als twee sleutelbe-grippen beschouwd voor een kerkelijke her-meneutiek van de Heilige Schrift. Toch moetmen de tegenwoordige noodzaak erkennenvan een adequate verdieping van deze wer-kelijkheden om beter te kunnen beantwoor-den aan de eisen betreffende de interpretatievan de heilige teksten overeenkomstig hunaard. Vanuit dit perspectief gezien zou ik dedringende wens naar voren willen brengendat het onderzoek op dit terrein vorderingenmag maken en vrucht mag dragen voor debijbelwetenschap en het geestelijk leven vande gelovigen.

God de Vader, bron en oorsprong van hetWoord

20. De economie van de openbaring heefthaar begin en oorsprong in God de Vader.Zijn woord “heeft de hemel gemaakt, degeest uit zijn mond schiep de hemelsemachten” (Ps. 33,6). Hij is het die “de glans”doet “ontwaren van het evangelie van deheerlijkheid van Christus die het beeld isvan God” (2 Kor. 4,6; vgl. Mat. 16,17; Luc.9,29).

In de Zoon, de Logos “die vlees is geworden”(Joh. 1,14) en is gekomen om de wil te doenvan Hem die Hem heeft gezonden (vgl. Joh.4,34), openbaart God, de bron van de open-baring, zich als Vader en voltooit Hij degoddelijke opvoeding van de mens, reedseerder opgewekt door de woorden van deprofeten en de wonderen tot stand gebrachtin de schepping en in de geschiedenis vanzijn volk en van alle mensen. Het hoogte-punt van de openbaring van God de Vadervindt zijn hoogtepunt in de gave van deHelper door de Zoon (vgl. Joh. 14,16), Geest

66. Ibidem, 9.

67. Vgl.Propositiones 5.12.

68. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. overde goddelijke open-baring Dei Verbum,12.

69. Vgl. Propositio12.

70. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum 11.

Page 22: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 2222

van de Vader en de Zoon, die ons “tot devolle waarheid zal brengen” (Joh. 16,13).

Zo worden alle beloften van God “ja” inJezus Christus (vgl. 2 Kor. 1,20). Op dezewijze doet zich voor de mens de mogelijk-heid voor om de weg te gaan die hembrengt tot de Vader (vgl. Joh. 14,6), opdatuiteindelijk “God alles in alles zij” (1 Kor.15,28).

21. Zoals het kruis van Christus laat zien,spreekt God ook door middel van zijn zwij-gen. Het zwijgen van God, de ervaring vande afstand van de Almachtige en Vader, iseen doorslaggevende fase in de aardse tochtvan de Zoon van God, het mensgewordenWoord. Hangend aan het kruishout heeft Hijgeklaagd over het verdriet dat bij Hem doorhet zwijgen teweeg wordt gebracht: “MijnGod, mijn God, waarom hebt Gij Mij verla-ten?” (Marc. 15,34; Mat. 27,46). Tot zijnlaatste ademtocht vorderend in de gehoor-zaamheid, heeft Jezus de Vader aangeroe-pen. Aan Hem heeft Hij zich toevertrouwdop het ogenblik van de overgang, door dedood heen, naar het eeuwige leven: “Vader,in uw handen beveel Ik mijn geest” (Luc.23,46).

Deze ervaring van Jezus is veelzeggendvoor de situatie van de mens die na hetWoord van God te hebben aanhoord en her-kend ook zijn krachten moet meten metGods zwijgen. Het is een ervaring die doorzeer veel heiligen en mystici werd beleefden die ook in onze tijd deel uitmaakt van deweg van veel gelovigen. Het zwijgen vanGod verlengt zijn voorafgaande woorden.Op deze donkere ogenblikken spreekt Hij inhet mysterie van zijn zwijgen. Daarom ver-schijnt het zwijgen in de dynamiek van dechristelijke openbaring als een belangrijkeuitdrukking van het Woord van God.

HET ANTWOORD VAN DE MENS AAN DEGOD DIE SPREEKT

Geroepen om toe te treden tot het Verbondmet God

22. Door de veelvormigheid van het Woordte onderstrepen hebben wij kunnen zien ophoeveel manieren God spreekt en de menstegemoet komt, waarbij Hij zich laat kennenin de dialoog. Zeker, zoals de synodevadershebben gezegd, “wanneer de dialoogbetrekking heeft op de openbaring, danimpliceert dat het primaatschap van hetWoord van God dat tot de mens is gericht”.71

Het mysterie van het Verbond brengt derelatie tussen God, die met zijn Woordroept, en de mens, die antwoordt, tot uit-drukking in het helder bewustzijn dat hetniet een ontmoeting betreft tussen tweegelijkwaardige contractanten; wat wij Oudeen Nieuwe Verbond noemen, is niet eenakkoord tussen twee gelijke partijen, maarlouter een gave van God. Door middel vandeze gave van de liefde overbrugt Hij iedereafstand en maakt Hij ons werkelijk tot zijn“partners” en verwezenlijkt Hij zo hethuwelijksmysterie van de liefde tussenChristus en zijn Kerk. In deze visie ver-schijnt iedere mens als de ontvanger vanhet Woord, die wordt gevraagd en geroepenom met een vrij antwoord aan deze dialoogvan liefde deel te nemen. Ieder van onswordt door God zo in staat gesteld om naarhet goddelijk Woord te luisteren en er ant-woord op te geven. De mens wordt gescha-pen in het Woord en leeft daarin; hij kanalleen maar zichzelf begrijpen als hij zichopent voor deze dialoog. Het Woord vanGod openbaart dat ons leven van naturekindschap en relatie is. Door genade zijn wijwaarlijk geroepen gelijkvormig te wordenaan Christus, de Zoon van de Vader, en inHem te worden veranderd.

71. Propositio 4.

Page 23: Verbum Domini Ben_xvi

23 • 2011 23

God luistert naar de mens en geeft antwoord op zijn vragen

23. In deze dialoog met God begrijpen wijonszelf en vinden wij een antwoord op dediepste vragen die leven in ons hart. HetWoord van God gaat niet tegen de mens in,het onderdrukt zijn authentieke verlangensniet, integendeel, het verlicht deze door zete zuiveren en tot vervulling te brengen.Wat is het belangrijk voor onze tijd te ont-dekken dat alleen God de dorst die er in hethart van ieder mens is, beantwoordt! Inonze tijd heeft zich helaas, vooral in hetWesten, het idee verbreid dat God niets temaken heeft met het leven en de problemenvan de mens en dat, integendeel, zijn aan-wezigheid een bedreiging kan zijn voor zijnautonomie. In werkelijkheid laat de heleheilseconomie zien dat God spreekt eningrijpt in de geschiedenis ten gunste vande mens en zijn algehele heil. Het is dus vanpastoraal standpunt uit gezien doorslagge-vend het Woord van God te presenteren inzijn vermogen om in dialoog te zijn met deproblemen die de mens in het dagelijksleven onder ogen moet zien. Juist Jezusopenbaart zich aan ons als degene die isgekomen opdat wij leven hebben in over-vloed (vgl. Joh. 10,10). Daarom moeten wijer alles aan doen om het Woord van God telaten zien als een open staan voor eigenproblemen, als een antwoord op eigen vra-gen, een verbreding van eigen waarden entegelijkertijd als een vervulling van eigenverlangens. De pastoraal van de Kerk dientgoed te illustreren hoe God luistert naar debehoefte van de mens en zijn roep om hulp.De heilige Bonaventura zegt in zijnBreviloquium: “De vrucht van de HeiligeSchrift is er niet zo maar een, maar zelfs devolheid van het eeuwig geluk. De HeiligeSchrift is immers nu juist het boek waarinwoorden van eeuwig leven staan geschre-ven, opdat wij niet alleen geloven, maar ookhet eeuwig leven bezitten, waarin wij zullen

zien, liefhebben en al onze verlangens zul-len worden verwezenlijkt”.72

Een dialoog voeren met God door middel vanzijn woorden

24. Het goddelijke Woord leidt ieder van onsin het gesprek met de Heer: de God diespreekt, leert ons hoe wij met Hem kunnenspreken. Spontaan denkt men hier aan hetBoek van de Psalmen, waarin Hij ons dewoorden geeft waarmee wij ons tot Hemkunnen richten, ons leven ter sprake kun-nen brengen ten overstaan van Hem en zohet leven zelf veranderen in een bewegingnaar God toe.73 In de psalmen vinden wijimmers het hele onderscheiden scala aangevoelens die de mens in zijn bestaan kanondervinden en die met wijsheid voor Godworden gebracht: vreugde en verdriet, angsten hoop, vrees en ongerustheid vinden hierhun uitdrukking. Met de psalmen denkenwij ook aan de talrijke andere teksten vande Heilige Schrift die laten zien hoe de menszich tot God richt in de vorm van een voor-bede (vgl. Ex. 33, 12-16), een jubelzang omde overwinning (vgl. Ex. 15), of een wee-klacht bij het vervullen van een eigen zen-ding (vgl. Jer. 20, 7-18). Op deze wijzewordt ook het woord dat de mens tot Godricht, Woord van God ter bevestiging vanhet dialoogkarakter van heel de christelijkeopenbaring74 en heel het bestaan van demens wordt een dialoog met God, diespreekt en luistert, die roept en ons leven inbeweging zet. Het Woord van God open-baart hier dat heel het bestaan van de mensstaat onder de goddelijke roep.75

Het Woord van God en het geloof

25. “Aan de openbarende God moet de mens‘de gehoorzaamheid van het geloof’ (Rom.16,26; vgl. Rom. 1,5; 2 Kor. 10,5-6) betonen,waardoor hij zich vrijelijk geheel aan Godtoevertrouwt, door ‘volledige onderdanig-

72. Prol.: OperaOmnia, V, Quaracchi1891, pp. 201-202.

73. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totde vertegenwoordi-ger uit de wereldvan de cultuur ophet “Collège desBernardins” te Parijs(12 september2008): AAS 100(2008), 721-730.

74. Vgl. Propositio 4.

75. Vgl. Relatio postdisceptationem 12.

Page 24: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 2424

heid van verstand en wil jegens de openba-rende God’ te bewijzen en vrijwillig in testemmen met de door God geschonkenopenbaring”.76 Met deze woorden heeft dedogmatische constitutie Dei Verbum preciesde houding van de mens ten opzichte vanGod tot uitdrukking gebracht. Het eigenantwoord van de mens aan God die spreekt,is het geloof. Hierin komt naar voren dat“om de openbaring te ontvangen de mensgeest en hart moet openen voor het werkvan de Heilige Geest, die hem het Woordvan God dat in de Heilige Schrift aanwezigis, doet begrijpen”.77 Het is inderdaad de pre-diking van het goddelijk Woord die hetgeloof doet ontstaan waarmee wij ons vanharte aansluiten bij de ons geopenbaardewaarheid en wij ons geheel verlaten opChristus: “Het geloof ontstaat door de predi-king, en de prediking geschiedt in opdrachtvan Christus” (Rom. 10,17). Dit is de heleheilsgeschiedenis die ons in toenemendemate deze innige band tussen Woord vanGod en geloof, die in de ontmoeting metChristus tot stand komt, laat zien. Met Hemneemt immers het geloof de vorm aan vaneen ontmoeting met een Persoon aan wiemen zijn leven toevertrouwt. Christus Jezusblijft vandaag in de geschiedenis tegen-woordig, in zijn lichaam dat de Kerk is,daarom is onze geloofsact tegelijkertijd eenpersoonlijke en een kerkelijke act.

De zonde als een niet luisteren naar hetWoord van God

26. Het Woord van God openbaart onver-mijdelijk ook de dramatische mogelijkheidvan de kant van de vrijheid van de mens omzich aan deze dialoog van het verbond metGod, door wie wij zijn geschapen, te ont-trekken. Het goddelijk Woord onthultimmers ook de zonde die in het hart van demens leeft. Heel vaak vinden wij zowel inhet Oude als in het Nieuwe Testament debeschrijving van de zonde als een niet

luisteren naar het Woord, als een verbrekenvan het Verbond en dus als een zich afslui-ten ten opzichte van God, die roept totgemeenschap met Hem.78 De Heilige Schriftlaat ons inderdaad zien hoe de zonde van demens in wezen ongehoorzaamheid en “eenniet luisteren” is. Juist de radicale gehoor-zaamheid van Jezus tot de dood op het kruis(vgl. Fil. 2,8) ontmaskert deze zonde tot opde bodem. In zijn gehoorzaamheid komt hetNieuwe Verbond tussen God en de mens totstand en wordt ons de mogelijkheid tot ver-zoening gegeven. Jezus is immers door deVader gezonden als zoenoffer voor onzezonden en die van heel de wereld (vgl. 1Joh. 2,2; 4,10; Heb. 7,27). Zo wordt ons debarmhartige mogelijkheid geboden van deverlossing en het begin van een nieuw levenin Christus. Daarom is het belangrijk dat hetde gelovigen wordt geleerd om de wortelvan het kwaad te herkennen in het niet luisteren naar het Woord van de Heer en inJezus, het Woord van God, de vergeving teontvangen die ons openstelt voor het heil.

Maria “Mater Verbi Dei” en “Mater fidei”

27. De synodevaders hebben verklaard dathet wezenlijke doel van de 12e vergaderingis geweest “het geloof van de Kerk in hetWoord van God te hernieuwen”; daarom ishet nodig de blik te richten op het puntwaar de wederkerigheid tussen Woord vanGod en geloof volmaakt tot vervulling isgekomen, ofwel de Maagd Maria, “die methaar ja tegen het Woord van het Verbond enhaar zending de goddelijke roeping van demensheid tot vervulling brengt”.79 De men-selijke werkelijkheid, geschapen door mid-del van het Woord, vindt haar volmaaktegestalte nu juist in het gehoorzame geloofvan Maria. Zij toont zich vanaf deAankondiging tot Pinksteren aan ons alseen vrouw die zich geheel overgeeft aan dewil van God. Zij is de Onbevlekte Ont-vangenis, zij is het die door God is “overla-

76. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 5.

77. Propositio 4.

78. Bijvoorbeeld:Deut. 28,1-2.15.45;32,1; onder de pro-feten vgl. Jer. 7,22-28; Ez. 2,8; 3,10;6,3; 13,2; tot aan delaatste profeten toe:vgl. Zach. 3,8. Voorde heilige Paulusvgl. Rom. 10,14-18;1 Tess. 2,13.

79. Propositio 55.

Page 25: Verbum Domini Ben_xvi

25 • 2011 25

den met genade” (vgl. Luc. 1,28), zichonvoorwaardelijk voegt naar het goddelijkWoord (vgl. Luc. 1,38). Tegenover het initia-tief van God geeft haar gehoorzaam geloofieder moment opnieuw vorm aan haarbestaan. Als Maagd die luistert, leeft zij involledige overeenstemming met het godde-lijk Woord: zij bewaart in haar hart degebeurtenissen in het leven van haar Zoonen voegt deze als het ware samen tot éénmozaïek (vgl. Luc. 2, 19.51).80

Het is in onze tijd noodzakelijk dat het degelovigen wordt geleerd om beter het ver-band te ontdekken tussen Maria vanNazaret en het gelovig luisteren naar hetgoddelijk Woord. Ik spoor ook de weten-schappers aan om de relatie tussen mariolo-gie en theologie van het Woord verder teverdiepen. Daaruit kan een grote weldaadvoortkomen zowel voor het geestelijk levenals voor de theologische bijbelstudie.Hetgeen immers het geloofsbegrip heeftgezegd met betrekking tot Maria, behoorttot de diepste kern van de christelijke waar-heid. In werkelijkheid is de menswordingondenkbaar zonder de vrijheid van dezejonge vrouw die met haar toestemming opdoorslaggevende wijze meewerkt aan hetbinnentreden van de Eeuwige in de tijd. Zijis de gestalte van de Kerk die luistert naarhet Woord van God, dat in haar vlees wordt.Maria is ook het symbool van het zich ope-nen voor God en de ander; een actief luiste-ren dat verinnerlijkt, gelijkvormig maakt,waarbij het Woord een wijze van levenwordt.

28. Bij deze gelegenheid wil ik de aandachtvestigen op de vertrouwdheid van Mariamet het Woord van God. Dit komt bijzonderdoeltreffend naar voren in het Magnificat.Hier ziet men in zekere zin hoe zij zichidentificeert met het Woord, daarin binnen-treedt; in dit prachtige geloofsgezang prijstde Maagd de Heer met zijn eigen Woord:

“Het Magnificat – als het ware een portretvan haar ziel – is geheel geweven met dedraden van de Heilige Schrift, uit de dradenvan God Woord. Zo wordt zichtbaar dat zijwerkelijk thuis is in Gods Woord, er naarbinnen en naar buiten gaat. Ze spreekt endenkt met Gods Woord, Gods Woord wordthaar woord, en haar woord komt voort uithet Woord van God. Zo is ook zichtbaar dathaar gedachten worden gevormd door mee-denken met Gods gedachten, dat haar willenmeewillen met de wil van God is. Omdat zeten diepste doordrongen was van GodsWoord, kon ze Moeder van het mensgewor-den Woord worden”.81

Bovendien laat de verwijzing naar deMoeder van God ons zien hoe bij het hande-len van God in de wereld altijd onze vrij-heid is betrokken, omdat in het geloof hetgoddelijk Woord ons verandert. Ook onsapostolisch en pastoraal handelen zal nooitdoeltreffend kunnen zijn als wij niet vanMaria leren om ons te laten vormen doorhet werk van God in ons: “De devote enliefdevolle aandacht voor de figuur vanMaria als model en oerbeeld van het geloofvan de Kerk, is van kapitaal belang om ookvandaag een concrete verandering tebewerken in het model van de relatie van deKerk met het Woord, zowel in de houdingvan biddend luisteren als in de edelmoedig-heid van de inzet voor de zending en deverkondiging”.82

Wanneer wij in de Moeder van God eenbestaan zien dat geheel wordt gevormd doorhet Woord, dan ontdekken wij dat ook wijzijn geroepen om in het mysterie binnen tegaan van het geloof waardoor Christus inons komt wonen. Iedere christen die gelooft,zo brengt de heilige Ambrosius ons in her-innering, ontvangt en baart in zekere zinhet Woord van God in zichzelf: als er éénenige Moeder van Christus is naar het vlees,dan is Christus naar het geloof daarentegen

80. Vgl. BenedictusXVI, Postsyn. apostol. exhort.Sacramentum cari-tatis (22 februari2007), 33: AAS 99(2007), 132-133.

81. Id., Encycl. Deuscaritas est (25december 2005), 41:AAS 98 (2006), 251.

82. Vgl. Propositio55.

Page 26: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 2626

de vrucht van allen.83 Dus, wat Maria isoverkomen, kan ieder van ons iedere dagoverkomen bij het luisteren naar het Woorden bij de viering van de sacramenten.

DE HERMENEUTIEK VAN DE HEILIGESCHRIFT IN DE KERK

De Kerk als plaats van oorsprong van dehermeneutiek van de bijbel

29. Een ander belangrijk thema dat gedu-rende de synode naar voren is gekomen enwaarop ik nu de aandacht wil vestigen, is deinterpretatie van de Heilige Schrift in deKerk. Juist het intrinsieke verband tussenWoord en geloof maakt duidelijk dat eenauthentieke hermeneutiek van de bijbelalleen maar kan plaats vinden binnen hetgeloof van de Kerk, dat in het ja van Mariazijn model heeft. De heilige Bonaventurazegt naar aanleiding hiervan dat er zonderhet geloof geen sleutel is om tot de heiligetekst te naderen: “Dit is de kennis van JezusChristus, uit wie, als een bron, de zekerheiden het begrip van heel de Heilige Schriftvoortkomen. Daarom is het onmogelijk datiemand tot de kennis daarvan komt als hijniet eerst het ingegeven geloof van Christusheeft, dat een lamp, poort en ook funda-ment is van heel de Heilige Schrift”.84 En deheilige Thomas van Aquino stelt metnadruk, de heilige Augustinus citerend:“Ook de letter van het evangelie doodt alsde innerlijke, genezende genade van hetgeloof ontbreekt”.85

Dit vergunt het ons te herinneren aan eenfundamenteel criterium van de bijbelse her-meneutiek: de plaats van oorsprong van deinterpretatie van de Schrift is het leven vande Kerk. Deze bewering verwijst niet naar deKerk als een extrinsiek criterium waarnaarde exegeten zich moeten plooien, maarkomt voort uit de werkelijkheid zelf van de

Schrift en door de wijze waarop zij in de tijdtot stand is gekomen. Immers, “de geloofs-tradities vormden de levende omgevingwaarin de literaire activiteit van de auteursvan de Heilige Schrift zich invoegt. Dit zichinvoegen hield ook in een deelname aan hetliturgisch leven en de uiterlijke activiteitvan de gemeenschappen, aan hun cultuuren de wederwaardigheden van hun histori-sche bestemming. De interpretatie van deHeilige Schrift vereist daarom op gelijkewijze een deelname van de exegeten aanheel het leven en heel het geloof van degelovende gemeenschap van hun tijd”.86

“Omdat de Heilige Schrift in dezelfde Geestmoet worden gelezen en verklaard waarinzij is geschreven”,87 is het bijgevolg noodza-kelijk dat exegeten, theologen en het volkvan God haar moeten benaderen voor watzij werkelijk is, als Woord van God, dat zichaan ons meedeelt door menselijke woorden(vgl. 1 Tess. 2,13). Dit is een constant enimpliciet gegeven in de bijbel zelf: “geenprofetie van de Schrift laat eigenmachtigeuitleg toe. Want profetie is nooit voortgeko-men uit menselijke aandrift, door de HeiligeGeest gedreven hebben mensen gesprokenvan Godswege” (2 Petr. 1, 20-21). Het isoverigens juist het geloof van de Kerk dat inde bijbel het Woord van God herkent; zoalsop bewonderenswaardige wijze de heiligeAugustinus zegt: “Ik zou niet in het evange-lie geloven als het gezag van de katholiekeKerk mij niet daartoe zou brengen”.88 DeHeilige Geest, die het leven van de Kerkbezielt, is het die ons in staat stelt om deSchrift op authentieke wijze te interprete-ren. De bijbel is het boek van de Kerk en zijis ingebed in het leven van de Kerk en daar-om ontstaat hieruit de ware hermeneutiek.

30. De heilige Hiëronymus herinnert eraandat wij nooit alleen de Heilige Schrift kun-nen lezen. Wij vinden teveel gesloten deu-ren en komen gemakkelijk tot dwalingen.De bijbel is geschreven door het volk van

83. Vgl. ExpositioEvangelii secundumLucam 2, 19: PL 15,1559-1560.

84. Breviloquium,Prol.: Opera Omnia,V, Quaracchi 1891,pp. 201-202.

85. SummaTheologiae, Ia-IIae,q. 106, art.2.

86. PauselijkeBijbelcommissie, Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), III, A, 3:Ench. Vat. 13, nr.3035.

87. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. overde goddelijke open-baring Dei Verbum,12.

88. Contra epistu-lam Manichaeiquam vocant fun-damenti, V, 6: PL 42,176.

Page 27: Verbum Domini Ben_xvi

27 • 2011 27

God en voor het volk van God onder inspi-ratie van de Heilige Geest. Alleen in dezegemeenschap met het volk van God kunnenwij werkelijk als collectief doordringen totkern van de waarheid die God zelf ons wilzeggen.89 De grote geleerde, voor wie “hetniet kennen van de Schrift het niet kennenvan Christus is”,90 zegt dat de kerkelijkedimensie van de interpretatie van de bijbelniet een eis is die van buiten wordt opge-legd: het Boek is nu juist de stem van hetpelgrimerende volk van God en alleen in hetgeloof van dit volk zijn wij om zo te zeggenin de juiste toonsoort om de Heilige Schriftte begrijpen. Een authentieke interpretatievan de bijbel moet altijd in harmonischeovereenstemming zijn met het geloof vande katholieke Kerk. De heilige Hiëronymusrichtte zich als volgt tot een priester: “Houdstevig vast aan de traditionele leer die u isgeleerd, opdat u volgens de gezonde leerkunt aansporen en hen kunt weerleggen diedeze tegenspreken”.91

Een benadering van de heilige tekst dieafziet van het geloof, kan interessante ele-menten aan de hand doen door stil te staanbij de structuur van de tekst en de vormenervan; een dergelijke poging zou echteronvermijdelijk alleen maar inleidend enstructureel onaf zijn. Immers, zoals door dePauselijke Bijbelcommissie is gesteld en inde moderne hermeneutiek algemeen alsbeginsel is aanvaard, “is een juiste kennisvan de tekst van de bijbel slechts toeganke-lijk voor degene die een ervaren affiniteitheeft met datgene waarover de tekstspreekt”.92 Dit alles legt de nadruk op derelatie tussen het geestelijk leven en de her-meneutiek van de Schrift. “Immers, met hetgroeien van het leven in de Geest groeit inde lezer ook het begrip van de werkelijkheidwaarover de tekst van de bijbel spreekt”.93

De intensiteit van een authentieke kerkelijkeervaring kan alleen maar een authentiekgelovig begrip ten opzichte van het Woord

van God vergroten; omgekeerd moet menzeggen dat een gelovig lezen van de Schrifthet kerkelijk leven zelf doet groeien. Opgrond hiervan kunnen wij de bekendewoorden van de heilige Gregorius de Groteop een nieuwe wijze verstaan: “de goddelij-ke woorden vergroeien met wie ze leest”.94

Zo staat het luisteren naar het Woord vanGod aan het begin van de kerkelijkegemeenschap met allen die onderweg zijn inhet geloof en doet deze groeien.

“De ziel van de heilige theologie”

31. “De studie van de Heilige Schrift moetals het ware de ziel vormen van de heiligetheologie”95: deze woorden van de dogmati-sche constitutie Dei Verbum zijn ons in dezejaren steeds vertrouwder geworden. Wijkunnen zeggen dat men in de tijd na hetTweede Vaticaans Concilie, voor wat detheologische en exegetische studie betreft,herhaaldelijk heeft verwezen naar dezewoorden als symbool van de hernieuwdebelangstelling voor de Heilige Schrift. Ookde 12e vergadering van de Bisschoppen-synode heeft vaak verwezen naar dezebekende uitspraak om met betrekking tot deheilige tekst de relatie aan te geven tussenhistorisch onderzoek en hermeneutiek vanhet geloof. In dit perspectief hebben desynodevaders met vreugde erkend dat destudie van het woord van God in de Kerkgedurende de laatste decennia is toegeno-men en hebben ze hun hartelijke dank totuitdrukking gebracht aan de talrijke exege-ten en theologen die met hun toewijding,inzet en bekwaamheid een wezenlijke bij-drage hebben geleverd en leveren aan eenbeter begrip van de Schrift door zich bezigte houden met de complexe problemenwaarvoor onze tijd het bijbelonderzoekstelt.96 Gevoelens van oprechte dankbaar-heid ook voor al de leden van de PauselijkeBijbelcommissie die elkaar in deze jaren zijnopgevolgd en die in nauwe samenwerking

89. Vgl. BenedictusXVI, Algemeneaudiëntie (14november 2007):Insegnamenti III, 2(2007), 586-591.

90. Commentario-rum in Isaiam libri,Prol.: PL 24, 17.

91. Epistula, 52, 7:CSEL 54, p. 426.

92. PauselijkeBijbelcommissie, Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), II, A, 2:Ench. Vat. 13, nr.2988.

93. Ibidem, II, A, 2:Ench. Vat. 13, nr.2991.

94. Homiliae inEzechielem, I, VII, 8:PL 76, 843 D.

95. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dog. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 24;vgl. Leo XIII, Encycl.ProvidentissimusDeus (18 november1893), Pars II, subfine: ASS 26 (1893-94), 269-292;Benedictus XV,Encycl. SpiritusParaclitus (15 sep-tember 1920), ParsIII: AAS 12 (1920),385-422.

96. Vgl. Propositio26.

Page 28: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 2828

met de Congregatie voor de Geloofsleer hungekwalificeerde bijdragen blijven leverendoor zich bezig te houden met bijzondereproblemen die op het bestuderen van deHeilige Schrift betrekking hebben. De syno-de heeft bovendien de behoefte gevoeld omna te denken over de stand van de huidigebijbelstudie en haar belang op theologischgebied. Van een vruchtbare relatie tussenexegese en theologie hangt immers voor eengroot gedeelte de pastorale doeltreffendheidvan het kerkelijk handelen en het geestelijkleven van de gelovigen af. Daarom vind ikhet belangrijk enkele overwegingen te her-nemen die in de gevoerde discussie over ditthema bij de werkzaamheden van de synodenaar voren zijn gekomen.

Ontwikkeling van het bijbelonderzoek enkerkelijk leerambt

32. Het is vóór alles noodzakelijk het nut teerkennen dat in het leven van de Kerk isvoortgekomen uit de historisch-kritischeexegese en de andere methoden van tek-stanalyse die zich recentelijk hebben ont-wikkeld.97 Voor de katholieke opvattingover de Heilige Schrift is de aandacht voordeze methoden onmisbaar en verbondenmet het realisme van de menswording:“Deze noodzaak is het gevolg van het chris-telijk principe, zoals dat is geformuleerd inhet evangelie volgens Johannes 1,11:Verbum caro factum est. Het historische feitis een essentiële dimensie van het christe-lijk geloof. De heilsgeschiedenis is niet eenmythologie, maar een ware geschiedenis endient daarom te worden bestudeerd met demethoden van serieus historisch onder-zoek”.98 Daarom vereist het bestuderen vande bijbel de kennis en het juiste gebruikvan deze onderzoeksmethoden. Weliswaaris in wetenschappelijke kring de gevoelig-heid hiervoor in de moderne tijd sterkergeworden, zij het niet overal in gelijkemate, toch is er in de gezonde kerkelijke

overlevering altijd liefde geweest voor hetbestuderen van de “letter”. Het zij voldoen-de hier te herinneren aan de monastiekecultuur waaraan wij uiteindelijk het funda-ment van de Europese cultuur hebben tedanken, aan de oorsprong waarvan debelangstelling voor het woord staat. Hetverlangen naar God sluit de liefde in voorhet woord in al zijn dimensies: “daar in hetwoord van de bijbel God onderweg is naarons en wij naar Hem, moet men leren doorte dringen tot het geheim van de taal, haarleren begrijpen in haar structuur en haarwijze van uitdrukken. Zo worden juist van-wege het zoeken naar God de profanewetenschappen belangrijk die ons de wegenwijzen naar de taal.”99

33. Het levende leergezag van de Kerk waar-aan het toekomt “op authentieke wijze hetgeschreven en overgeleverde woord van Godte verklaren”,100 heeft met wijze evenwichtig-heid een bijdrage geleverd met betrekkingtot het juiste standpunt dat dient te wordeningenomen ten opzichte van het intro-duceren van nieuwe methoden van histo-rische analyse. In het bijzonder verwijs ikhier naar de encyclieken ProvidentissimusDeus van paus Leo XIII en Divino afflanteSpiritu van paus Pius XII. Het was mijn eer-biedwaardige voorganger Johannes PaulusII die ter gelegenheid van respectievelijk dehonderdste en vijftigste verjaardag van hunpromulgatie101 herinnerde aan het belangvan deze documenten voor de exegese en detheologie. De bijdrage van paus Leo XIIIhad de verdienste dat zij de katholiekeinterpretatie van de bijbel beschermde tegende aanvallen van het rationalisme zonderechter haar toevlucht te nemen tot een spi-rituele betekenis los van de geschiedenis.Zonder te vluchten voor de wetenschappe-lijke kritiek wantrouwde zij alleen “voorop-gezette meningen die voorgeven zich op dewetenschap te baseren, maar in werkelijk-heid op slinkse wijze de wetenschap de

97. Vgl. PauselijkeBijbelcommissie, Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), A-B:Ench. Vat. 13, nr.2846-3150.

98. Benedictus XVI,Bijdrage op de 14eAlgemene Bijeen-komst van deSynode (14 oktober2008): InsegnamentiIV, 2 (2008), 492;vgl. Propositio 25.

99. Id., Toespraaktot vertegenwoordi-gers uit de wereldvan de cultuur aanhet “Collège desBernardins” te Parijs(12 september2008): AAS 100(2008), 722-723.

100. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 10.

101. Vgl. JohannesPaulus II, Toespraakter gelegenheid vande 100e verjaardagvan Providentis-simus Deus en de50e verjaardag vanDivino afflanteSpiritu (23 april1993): AAS 86(1994), 232-243.

Page 29: Verbum Domini Ben_xvi

29 • 2011 29

grenzen van haar gebied doen overschrij-den.102 Paus Pius XII werd daarentegengeconfronteerd met de aanvallen van deaanhangers van een zogenaamde mystiekeexegese, die welke wetenschappelijke bena-dering dan ook afwees. De encycliek Divinoafflante Spiritu heeft met grote fijngevoe-ligheid vermeden om het idee te laten ont-staan van een dichotomie tussen “weten-schappelijke exegese” voor apologetischgebruik en “geestelijke interpretatie, voor-behouden aan intern gebruik” en bevestigtintegendeel zowel de “theologische draag-wijdte van de letterlijke, methodisch gedefi-nieerde betekenis”, als het feit dat het“bepalen van de geestelijke betekenis [...] tothet gebied van de exegetische wetenschaphoort.”103 Zo wijzen beide documenten “eenbreuk tussen het menselijke en het goddelij-ke, tussen wetenschappelijk onderzoek ende visie van het geloof” af.104 Dit evenwichtis later vervolgens tot uitdrukking gebrachtin het document van de PauselijkeBijbelcommissie van 1993: “Bij hun inter-pretatiewerkzaamheden moeten de katho-lieke exegeten nooit vergeten dat hetgeenzij interpreteren het Woord van God is. Huntaak houdt niet op, wanneer zij eenmaal debronnen hebben onderscheiden, de vormenhebben bepaald of literaire procedés hebbenverklaard. Het doel van hun werk wordtslechts dan bereikt, wanneer zij de betekenisvan de tekst van de bijbel hebben verhel-derd als Woord van God voor vandaag”.105

De hermeneutiek van de bijbel volgens hetconcilie: een suggestie waaraan gehoordient te worden gegeven

34. Tegen deze achtergrond kan men dezebelangrijke principes van de interpretatievan de katholieke exegese meer waarderen,zoals die tot uitdrukking worden gebrachtdoor het Tweede Vaticaans Concilie, vooralin de dogmatische constitutie Dei Verbum:“Aangezien God in de Heilige Schrift door

mensen op menselijke wijze heeft gespro-ken, moet de schriftverklaarder, om te door-zien wat Hij ons heeft willen meedelen,aandachtig onderzoeken wat de gewijdeschrijvers werkelijk hebben bedoeld uit tedrukken en wat God door hun woordenheeft willen bekend maken”.106 Enerzijdsonderstreept het concilie het bestuderen vande literaire genres en de contextualiseringom de betekenis te begrijpen, zoals die doorde gewijde schrijvers is verstaan. Anderzijdsgeeft de dogmatische constitutie drie basis-criteria aan om rekening te houden met degoddelijke dimensie van de bijbel, omdat deSchrift moet worden geïnterpreteerd in deGeest waarin zij is geschreven: 1) de tekstinterpreteren met inachtneming van de een-heid van de Schrift, dit heet tegenwoordigcanonieke exegese; 2) de levende overleve-ring van heel de Kerk voor ogen houden; enten slotte 3) letten op de analogie van hetgeloof. “Alleen daar waar met de tweemethodologische niveaus, het historisch-kritische en het theologische, rekeningwordt gehouden, kan men spreken van eentheologische exegese – een exegese die pastbij het Boek”.107

De synodevaders hebben terecht gesteld dathet positieve resultaat dat het gebruik vanhet moderne historisch-kritische onderzoekheeft opgeleverd, onmiskenbaar is. Terwijlde huidige academische, ook katholieke,exegese, wat de historisch-kritische metho-de betreft, ook met inbegrip van de meestrecente aanvullingen, op hoog niveau werk-zaam is, is het gepast een vergelijkbaarbestuderen van de theologische dimensievan de bijbelteksten te eisen, opdat de ver-dieping verder gaat overeenkomstig de drieelementen die worden aangegeven door dedogmatische constitutie Dei Verbum.108

102. Ibidem, nr. 4:AAS 86 (1994), 235.

103. Ibidem, nr. 5:AAS 86 (1994), 235.

104. Ibidem, nr. 5:AAS 86 (1994), 236.

105. PauselijkeBijbelcommissie, Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), III, C, 1:Ench. Vat. 13, nr.3065.

106. Nr. 12.

107. Vgl. BenedictusXVI, Bijdrage op de14e AlgemeneBijeenkomst van deSynode (14 oktober2008):Insegnamenti IV, 2(2008), 493; vgl.Propositio 25.

108. Vgl. Propositio26.

Page 30: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 3030

Het gevaar van dualisme en de geseculariseerde hermeneutiek

35. Wat dit betreft, is het noodzakelijk om inonze tijd het ernstige risico te signaleren vaneen dualisme dat men creëert bij de benade-ring van de Heilige Schrift. Immers, wanneermen de twee niveaus waarop men de bijbelbenadert, onderscheidt, dan wil men dezedaarmee volstrekt niet van elkaar scheiden,noch tegenover elkaar stellen, noch eenvou-digweg naast elkaar stellen. Zij hebbenalleen maar recht van bestaan, indien zijelkaar wederzijds bevruchten. Helaas is nietzelden het gevolg van een onvruchtbarescheiding tussen de twee benaderingen datexegese en theologie vreemd tegenoverelkaar komen te staan “ook op het hoogsteacademische niveau”.109 Ik zou hier de meestonrustbarende gevolgen willen vermeldendie dienen te worden vermeden.

a) Vóór alles: indien de exegetische activi-teit alleen maar tot het eerste niveau wordtteruggebracht, dan wordt de Heilige Schriftslechts een tekst uit het verleden: “Men kanhieruit morele consequenties trekken, menkan de geschiedenis leren, maar het Boekals zodanig spreekt alleen over het verledenen de exegese is in werkelijkheid niet meertheologisch, maar wordt pure geschied-schrijving, literatuurgeschiedenis”.110 Het isduidelijk dat men met een dergelijke beper-king op geen enkele wijze het gebeuren kanbegrijpen van de openbaring van God doormiddel van zijn Woord, dat aan ons wordtovergeleverd in de levende overlevering ende Schrift.

b) Het gebrek aan een hermeneutiek ingeloof aan de Schrift krijgt vervolgens nietalleen gestalte in termen van afwezigheid; inde plaats hiervan komt ongetwijfeld eenandere hermeneutiek, een geseculariseerde,positivistische hermeneutiek, waarvan deessentiële sleutel de overtuiging is dat het

goddelijke niet verschijnt in de menselijkegeschiedenis. Wanneer het schijnt dat er eengoddelijk element is, dan moet men volgensdeze hermeneutiek dat op een andere wijzeuitleggen en alles terugbrengen tot het men-selijk element. Dientengevolge worden erinterpretaties voorgesteld die de historiciteitvan de goddelijke elementen ontkennen.111

c) Een dergelijk standpunt kan het levenvan de Kerk alleen maar schade berokkenendoor twijfel te zaaien aangaande de funda-mentele mysteries van het christendom enhun historische waarden, zoals bijvoorbeeldde instelling van de eucharistie en de verrij-zenis van Christus. Zo wordt immers eenfilosofische hermeneutiek opgedrongen diede mogelijkheid ontkent van het binnentre-den en de aanwezigheid van het goddelijkein de geschiedenis. Het overnemen van eendergelijke hermeneutiek binnen de theologi-sche studie introduceert onvermijdelijk eenernstig dualisme tussen een exegese die zichalleen maar op het eerste niveau beweegt,en een theologie die afdrijft naar een ver-geestelijking van de betekenis van deSchrift die geen rekening houdt met het historisch karakter van de openbaring.

Dit alles kan alleen maar negatief uitwerkenop het geestelijk leven en de pastorale acti-viteit; “het gevolg van de afwezigheid vanhet tweede methodologische niveau is dat ereen diepe kloof is ontstaan tussen weten-schappelijke exegese en lectio divina. Juisthieruit komt soms ook bij de voorbereidingvan de homilie een vorm van perplexiteitvoort.112 Bovendien moet erop worden ge-wezen dat een dergelijk dualisme soms ookop de weg van de intellectuele vorming vansommige kandidaten voor kerkelijke ambtenonzekerheid en weinig vastheid verschaft.113

Per slot van rekening “kan de Schrift niet deziel zijn van de theologie, waar de exegesegeen theologie is. En waar de theologie inwezen geen interpretatie van de Schrift in

109. Propositio 27.

110. Benedictus XVI,Bijdrage op de 14eAlgemene Bijeen-komst van deSynode (14 oktober2008): InsegnamentiIV, 2 (2008), 493;vgl. Propositio 26.

111. Vgl. ibidem.

112. Ibidem.

113. Vgl. Propositio27.

Page 31: Verbum Domini Ben_xvi

31 • 2011 31

de Kerk is, heeft daarentegen deze theologiegeen fundament”.114 Daarom is het noodza-kelijk opnieuw meer aandacht te schenkenaan de aanwijzingen in dezen die wordengegeven door de dogmatische constitutieDei Verbum.

Geloof en rede bij de benadering van deSchrift

36. Ik geloof dat hetgeen door pausJohannes Paulus II over dit onderwerp isgeschreven in de encycliek Fides et ratioeen bijdrage kan leveren aan een volledigerbegrip van de exegese en dus van haar rela-tie tot de gehele theologie. Hij stelde immersdat men niet “het gevaar” moet onderschat-ten “dat schuilt in de opzet om de waarheidvan de Heilige Schrift naar voren te brengenmet gebruik van slechts één methode, endaarbij de noodzaak van exegese in ruimerezin te negeren, terwijl die toch de vollebetekenis van de teksten laat vinden, samenmet de hele Kerk. Allen die zich aan de bij-belstudie wijden moeten steeds voor ogenhouden dat ook aan de verschillende her-meneutische methoden een filosofischeopvatting ten grondslag ligt: die moet vóórhaar toepassing op de heilige teksten gron-dig beproefd worden”.115

Deze vooruitziende bespiegeling maakt hetons mogelijk te zien hoe bij een hermeneu-tische benadering van de Heilige Schrift dejuiste relatie tussen geloof en rede op hetspel staat. Geseculariseerde hermeneutiekvan de Heilige Schrift wordt immers bedre-ven door een rede die structureel niets wilweten van de mogelijkheid dat God binnen-komt in het leven van de mensen en dat Hijin menselijke woorden tot de mensenspreekt. Ook in dit geval is het daaromnoodzakelijk ertoe uit te nodigen om dereikwijdte van de eigen rationaliteit te ver-breden.116 Daarvoor zal men bij het gebruikvan de methode van de historische analyse

moeten vermijden dat men daar waar dezezich voordoen, criteria overneemt die bijvoorbaat de openbaring van God in hetleven van de mensen uitsluiten. De eenheidvan de twee niveaus van het interpreterenvan de Heilige Schrift veronderstelt uitein-delijk een harmonie tussen geloof en rede.Enerzijds is er een geloof nodig dat door eenpassende relatie met de juiste rede nooitontaardt in fideïsme, dat een fundamenta-listische lezing van de Schrift zou begunsti-gen. Anderzijds is er een rede noodzakelijkdie bij het onderzoek naar de in de bijbelaanwezige historische elementen open blijftstaan en niet a priori alles afwijst wat deeigen maat te boven gaat. Overigens zal degodsdienst van de mens geworden Logos demens die de waarheid van de uiteindelijkezin van het eigen leven en van de geschie-denis zoekt, alleen maar meer als ten diep-ste redelijk voorkomen.

Letterlijke en spirituele betekenis

37. Een veelbetekenende bijdrage aan eenherstel van een adequate hermeneutiek vande Schrift, zoals dat is bepaald in de verga-dering van de synode, komt ook van eenhernieuwd luisteren naar de kerkvaders enhun exegetische benadering.117 De kerkva-ders laten ons ook vandaag nog een theolo-gie van grote waarde zien, omdat in hetmiddelpunt hiervan het bestuderen van deHeilige Schrift in haar geheel staat. Devaders zijn immers op de eerste plaats en inwezen “commentatoren van de HeiligeSchrift”.118 Hun voorbeeld kan “de moderneexegeten een werkelijk godsdienstige bena-dering leren van de Heilige Schrift, als ookeen interpretatie die zich voortdurend houdtaan het criterium van de communio met deervaring van de Kerk, die door de geschie-denis heen op weg is onder leiding van deHeilige Geest”.119

114. Benedictus XVI,Bijdrage op de 14eAlgemeneBijeenkomst van deSynode (14 oktober2008):Insegnamenti IV, 2(2008), 493-494.

115. JohannesPaulus II, Encycl.Fides et ratio (14september 1998),55: AAS 91 (1999),49-50.

116. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak ophet 4e NationaleKerkelijke Congresin Italië (19 oktober2006): AAS98(2006), 804-815.

117. Vgl. Propositio6.

118. Vgl. de heiligeAugustinus, De libe-ro arbitrio, III, XXI,59: PL 32, 1300; DeTrinitate, II, I, 2: PL42, 845.

119. Congregatievoor de KatholiekeOpvoeding, Instr.Inspectis dierum (10november 1989),26: AAS 82 (1990),618.

Page 32: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 3232

Hoewel de patristische en middeleeuwse tra-ditie natuurlijk de middelen van filologischeen historische aard die de moderne exegeseter beschikking staan, niet kende, wist zijtoch de verschillende betekenissen van deSchrift te onderkennen, te beginnen bij deletterlijke, d.w.z. de betekenis “die door dewoorden van de Schrift tot uitdrukkingwordt gebracht en die door de exegese diede regels van de juiste interpretatie volgt,ontdekt wordt.”120 De heilige Thomas vanAquino zegt: “Alle betekenissen van deHeilige Schrift zijn gebaseerd op de letterlij-ke”.121 Men moet echter eraan herinneren datin de tijd van de vaders en in de Middel-eeuwen iedere vorm van exegese, ook deletterlijke, werd bedreven op grond van hetgeloof en dat er niet noodzakelijkerwijs eenletterlijke en een geestelijke betekenis was.Men denke, wat dit betreft, aan het klassie-ke distichon dat de relatie weergeeft tussende verschillende betekenissen van deSchrift:

“Littera gesta docet, quid credas allegoria,Moralis quid agas, quo tendas anagogia.

De letterlijke betekenis leert de gebeurtenis-sen, de allegorie wat men moet geloven; demorele betekenis wat men moet doen, en deanagogie waarnaar men moet streven”.122

Hier zien wij de eenheid in de onderverde-ling tussen letterlijke en geestelijke beteke-nis, welke laatste op haar beurt wordtonderverdeeld in drie betekenissen waarmeede inhoud van geloof, moraal en eschatolo-gisch streven wordt beschreven.

Kortom, zonder af te doen aan de waarde ennoodzaak van de historisch-kritischemethode, al heeft deze haar beperkingen,kunnen we van de patristische exegese lerendat “men alleen maar trouw is aan debedoeling van de teksten van de bijbel in demate dat men tracht in de kern van hun for-mulering de geloofswerkelijkheid te vinden

die de teksten tot uitdrukking brengen, enals men deze werkelijkheid verbindt met degeloofservaring van onze wereld”.123 Alleenin dit perspectief kan men herkennen dathet Woord van God levend is en zich richttot ieder in de tegenwoordige tijd van onsleven. In die zin blijft de uitspraak van dePauselijke Bijbelcommissie gelden die despirituele betekenis volgens het christelijkgeloof definieert als “de betekenis die doorde teksten van de bijbel tot uitdrukkingwordt gebracht, wanneer zij worden gelezenonder invloed van de Heilige Geest in decontext van het paasmysterie van Christusen het nieuwe dat daaruit voortkomt. Dezecontext bestaat werkelijk. Het NieuweTestament herkent hierin de vervulling vande Schrift. Daarom is het normaal om deSchriften opnieuw te lezen in het licht vandeze nieuwe context, die van het leven in deGeest”.124

De noodzakelijke transcendentie van de“letter”

38. Bij de afstemming van de verschillendebetekenissen van de Schrift, is het dus vanhet grootste belang de overgang van letternaar geest te begrijpen. Het betreft geenautomatische en spontane overgang; er isveeleer een transcendentie van de letternodig: “het Woord van God zelf is immersnooit reeds aanwezig in de eenvoudige let-terlijkheid van de tekst. Om dit Woord tebereiken is een transcendentie en eenbegripsproces noodzakelijk, dat zich laatleiden door de innerlijke beweging van hetgeheel en daarom ook een levensprocesmoet worden”.125 Zo ontdekken wij waaromeen authentiek interpretatieproces nooitalleen een intellectueel proces maar ook eenlevensproces is, waarbij een volledigebetrokkenheid bij het leven van de Kerkwordt gevraagd, als een leven “naar deGeest” (Gal. 5,16). Zo worden de criteriawaarop door de dogmatische constitutie Dei

120. Catechismusvan de KatholiekeKerk, 116.

121. Summa theolo-giae, I, q. 1, art. 10,ad 1.

122. Catechismusvan de KatholiekeKerk, 118.

123. PauselijkeBijbelcommissie, Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), II, A, 2:Ench. Vat. 13, nr.2987.

124. Ibidem, II, B 2:Ench. Vat. 13, nr.3003.

125. Benedictus XVI,Toespraak tot verte-genwoordigers uitde wereld van decultuur op het“Collège desBernardins” te Parijs(12 september2008): AAS 100(2008), 726.

Page 33: Verbum Domini Ben_xvi

33 • 2011 33

Verbum de aandacht wordt gevestigd, duide-lijker en een dergelijke transcendentie kanbij elk afzonderlijk literair fragment alleenmaar geschieden in verband met het geheelvan de Schrift. Het is immers één Woordwaarnaar wij zijn geroepen te transcen-deren. Een dergelijk proces heeft een inner-lijke dramatiek, aangezien in het transcen-dentieproces de overgang die plaatsvindtkrachtens de Geest, onvermijdelijk ook vandoen heeft met de vrijheid van ieder. Deheilige Paulus heeft deze overgang tenvolle beleefd in zijn eigen bestaan. Wat detranscendentie van de letter en het begripervan alleen vanuit het geheel gezien bete-kent, heeft hij op radicale wijze tot uitdruk-king gebracht in de zin: “De letter doodt,maar de Geest maakt levend (2 Kor. 3,6)”.De heilige Paulus ontdekt dat “de Geest dievrijmaakt een naam heeft en dat de vrijheidderhalve een innerlijke maat heeft: “DeHeer nu is de Geest, en waar de Geest desHeren is, daar is de vrijheid” (2 Kor. 3,17).De Geest die vrijmaakt, is niet eenvoudig-weg het eigen idee, de persoonlijke visievan degene die interpreteert. De Geest isChristus en Christus is de Heer die ons deweg wijst.”126 Wij weten hoe deze overgangook voor de heilige Augustinus tegelijker-tijd dramatisch en bevrijdend was; hijgelooft in de Schriften, die hem aanvanke-lijk onderling zo verschillend leken en somszo vol grofheden leken te staan, juist doordeze transcendentie die hij leerde van deheilige Ambrosius door middel van detypologische interpretatie, volgens welkeheel het Oude Testament een weg is naarJezus Christus. Voor de heilige Augustinusheeft de transcendentie vanuit de letter deletter zelf geloofwaardig gemaakt en hethem mogelijk gemaakt uiteindelijk het ant-woord te vinden op de diepe onrust van deeigen ziel, die dorstte naar de waarheid.127

De intrinsieke eenheid van de bijbel

39. In de school van de grote overleveringvan de Kerk leren wij bij het overgaan vande letter naar de geest ook de eenheid vanheel de Schrift te begrijpen, daar het Woordvan God, dat ons voordurend vragen stelten oproept tot bekering, één is.128 Voor onsblijven de woorden van Hugo van SintVictor een vaste leidraad: “Heel de goddelij-ke Schrift vormt één boek en dit ene boek isChristus, spreekt over Christus en vindt inChristus zijn vervulling”.129 Zeker, de bijbelis, bezien vanuit zuiver historisch of literairstandpunt, niet eenvoudigweg een boek,maar een verzameling literaire teksten,waarvan de samenstelling zich uitstrektover meer dan een millennium en waarvande afzonderlijke boeken niet gemakkelijkzijn te herkennen als deel uitmakend vaneen innerlijke eenheid; er bestaan juistzichtbare spanningen daartussen. Dit geldtal binnen de bijbel van Israël, die wij chris-tenen het Oude Testament noemen. Datgeldt nog meer, wanneer wij als christenenhet Nieuwe Testament en zijn geschriftenals hermeneutische sleutel in verband bren-gen met de bijbel van Israël door deze teinterpreteren als een weg naar Christus. Inhet Nieuwe Testament wordt in het alge-meen niet de term “de Schrift” gebruikt (vgl.Rom. 4,3; 1 Petr. 2,6), maar “de Schriften”(vgl. Mat. 21,43; Joh. 5,39; Rom. 1,2; 2 Petr.3,16), die echter vervolgens in hun geheelworden beschouwd als het ene Woord vanGod dat tot ons is gericht.130 Hieruit blijktduidelijk hoe het de persoon van Christus isdie eenheid geeft aan alle “Schriften” metbetrekking tot het ene “Woord”. Zo begrijptmen wat wordt gesteld onder nummer 12van de dogmatische constitutie Dei Verbum,waar wordt gewezen op de innerlijke een-heid van heel de bijbel als doorslaggevendcriterium voor een juiste hermeneutiek vanhet geloof.

126. Ibidem.

127. Vgl. Algemeneaudiëntie (9 januari2008): InsegnamentiIV, 1 (2008), 41-45.

128. Vgl. Propositio29.

129. De arca Noe, 2,8: PL 176, 642 C-D.

130. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totvertegenwoordigersuit de wereld van decultuur op het“Collège desBernardins” te Parijs(12 september2008): AAS 100(2008), 725.

Page 34: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 3434

De relatie tussen Oude en Nieuwe Testament

40. In het perspectief van de eenheid van deSchriften in Christus is het zowel voor theo-logen als voor herders noodzakelijk zichbewust te zijn van de relaties tussen Oudeen Nieuwe Testament. Vóór alles is duidelijkdat het Nieuwe Testament het OudeTestament erkent als Woord van God endaarom het gezag van de Heilige Schriftenvan het joodse volk aanvaardt.131 Het erkentdeze impliciet door dezelfde taal te gebrui-ken en dikwijls te zinspelen op gedeeltenvan deze Schriften. Het erkent deze expli-ciet, omdat het vele gedeelten ervan citeerten er gebruik van maakt om te argumente-ren. Een argumentatie die is gebaseerd opde teksten van het Oude Testament heeft zoin het Nieuwe Testament een doorslagge-vende waarde, hoger dan die van eenvou-digweg menselijke redeneringen. In hetvierde evangelie verklaart Jezus wat ditbetreft dat “de Schrift bindende krachtheeft” (Joh. 10,35), en de heilige Paulus pre-ciseert specifiek dat de openbaring van hetOude Testament blijft gelden voor ons chris-tenen (vgl. Rom. 15,4; 1 Kor. 10,11).132

Bovendien zeggen wij dat “Jezus vanNazaret een jood is geweest en het HeiligLand het moederland is van de Kerk”.133 Dewortel van het christendom is gelegen in hetOude Testament en het christendom voedtzich altijd aan deze wortel. Daarom heeft degezonde christelijke leer altijd iedere vormvan steeds terugkerend marcionisme afge-wezen, dat op verschillende manieren deneiging heeft Oude en Nieuwe Testamenttegenover elkaar te stellen.134

Bovendien zegt het Nieuwe Testament zelfdat het overeenkomt met het Oude en ver-kondigt het dat in het mysterie van hetleven, de dood en de verrijzenis vanChristus de Schriften van het joodse volkhun volmaakte vervulling hebben gevon-den. Men moet echter opmerken dat het

begrip vervulling van de Schriften complexis, omdat het een drievoudige dimensieinhoudt: een fundamenteel aspect van con-tinuïteit met de openbaring van het OudeTestament, een aspect van breuk en eenaspect van vervulling en transcendentie. Hetmysterie van Christus bestaat in de conti-nuïteit met de offercultus van het OudeTestament wat het doel betreft; het heeftzich echter verwezenlijkt op een heel anderewijze die overeenkomt met de verschillendevoorspellingen van de profeten en zo eennooit eerder verworven volmaaktheidbereikt. Het Oude Testament is immers volvan spanningen tussen zijn institutioneleaspecten en zijn profetische aspecten. Hetpaasmysterie van Christus komt ten volleovereen met de profetieën en het typologi-sche aspect van de Schriften – zij het op eenwijze die niet was te voorzien. Het laat ech-ter duidelijk aspecten zien van discontinuï-teit wat de instellingen van het OudeTestament betreft.

41. Deze beschouwingen laten zo het onver-vangbare belang van het Oude Testamentvoor alle christenen zien, maar tegelijkertijdvestigen zij ook de aandacht op de origina-liteit van de christelijke lezing. Vanaf de tijdvan de apostelen en vervolgens in de leven-de overlevering heeft de Kerk de eenheidvan het goddelijk plan in de beideTestamenten belicht dankzij de typologie,die niet een willekeurig karakter heeft, maarintrinsiek is aan de door de heilige tekstverhaalde gebeurtenissen en daarom degehele Schrift betreft. De typologie “ziet inde werking van God onder het OudeVerbond voorafbeeldingen van hetgeen Godin de volheid van de tijd voltooid heeft in depersoon van zijn mensgeworden Zoon”.135

De christenen lezen het Oude Testamentderhalve in het licht van de gestorven enverrezen Christus. Hoewel de typologischelezing de onuitputtelijke inhoud blootlegtvan het Oude Testament met betrekking tot

131. Vgl. Propositio10; PauselijkeBijbelcommissie, Hetjoodse volk en zijnHeilige Schriften inde christelijke bijbel(24 mei 2001), 3-5:Ench. Vat. 20, nr.748-755.

132. Vgl.Catechismus van deKatholieke Kerk,121-122.

133. Propositio 52.

134. Vgl. PauselijkeBijbelcommissie, Hetjoodse volk en zijnHeilige Schriften inde christelijke bijbel(24 mei 2001), 19:Ench. Vat. 20, nr.799-801; Origenes,Homilie overNumeri, 9, 4: SC415, pp. 238-242.

135. Catechismusvan de KatholiekeKerk, 128.

Page 35: Verbum Domini Ben_xvi

35 • 2011 35

het Nieuwe, mag zij toch niet doen vergetendat het Oude Testament zijn eigen openba-ringswaarde behoudt, bevestigd door onzeHeer zelf (vgl. Marc. 12, 29-31). Daarom“vraagt het Nieuwe Testament er om ookgelezen te worden in het licht van het OudeTestament. De catechese van de eerste chris-tenen doet er voortdurend een beroep op(vgl. 1 Kor. 5,6-8; 10,1-11)”.136 Op grondhiervan hebben de synodevaders gezegd dat“het joodse begrip van de bijbel de christe-nen kan helpen bij het verstaan en de bestu-dering van de Schriften”.137

“Het Nieuwe Testament is verborgen in hetOude en het Oude is zichtbaar in hetNieuwe”,138 zo drukte zich met scherpzinni-ge wijsheid de heilige Augustinus uit overdit thema. Het is dus belangrijk dat zowel inde pastoraal als in academische kring dui-delijk wordt gewezen op de innige bandtussen de beide Testamenten door met deheilige Gregorius de Grote eraan te herinne-ren dat wat “het Oude Testament heeftbeloofd, het Nieuwe Testament heeft latenzien; wat het ene verkondigt op duisterewijze, het andere openlijk verkondigt alsaanwezig. Daarom is het Oude Testamentprofetie van het Nieuwe Testament; en is hetbeste commentaar op het Oude Testamenthet Nieuwe Testament”.139

De “duistere” bladzijden van de bijbel

42. In de context van de relatie tussen Oudeen Nieuwe Testament heeft de synode zichook beziggehouden met het thema van debladzijden van de bijbel die duister en moei-lijk blijken te zijn op grond van het gewelden de immoraliteit die zij soms bevatten. Watdit betreft moet men voor ogen houden datde bijbelse openbaring diep geworteld is in degeschiedenis. Gods plan wordt daarin geleide-lijk zichtbaar en verwezenlijkt zich langzaamin opeenvolgende fases ondanks het verzetvan de mensen. God kiest een volk en brengt

geduldig de opvoeding ervan tot stand. Deopenbaring past zich aan het culturele enmorele niveau van lang vervlogen tijden aanen bericht derhalve over feiten en gebruiken,bijvoorbeeld frauduleuze manoeuvres engewelddaden, genocide, zonder expliciet deimmoraliteit ervan aan te klagen. Dit kanmen verklaren door de historische context,maar het kan de moderne lezer verrassen,vooral wanneer men de vele “duistere” kan-ten van het menselijk gedrag vergeet die ereeuwen lang, ook in onze dagen, zijngeweest. In het Oude Testament verheffen deprofeten in hun prediking krachtig hun stemtegen iedere vorm van ongerechtigheid engeweld, collectief of individueel, en zo is dithet instrument van opvoeding dat God aanzijn volk heeft gegeven ter voorbereiding ophet evangelie. Daarom zou het verkeerd zijngeen aandacht te schenken aan de stukkenvan de Schrift die ons problematisch lijken.Men moet zich er juist van bewust zijn dathet lezen van deze bladzijden vraagt om eenadequate deskundigheid, verworven door eenvorming die de teksten weet te lezen in hunhistorisch-literaire context en in christelijkperspectief met als uiteindelijke hermeneuti-sche sleutel “het evangelie en het nieuwegebod van Jezus Christus, dat in het paas-mysterie is vervuld”.140 Daarom spoor ik degeleerden en herders aan om alle gelovigente helpen ook tot deze bladzijden te naderendoor middel van een lezing die hun betekenislaat ontdekken in het licht van het mysterievan Christus.

Christenen en joden met betrekking tot deHeilige Schrift

43. Wanneer men de nauwe relaties die hetNieuwe Testament met het Oude verbindenin aanmerking neemt, dan is het vanzelf-sprekend dat er nu aandacht wordt besteedaan de bijzondere band die daaruit voort-vloeit tussen christenen en joden, een banddie men nooit zou mogen vergeten. Paus

136. Ibidem, 129.

137. Propositio 52.

138. Quaestiones inHeptateuchum. 2,73: PL 34, 623.

139. Homiliae inEzechielem, I, VI, 15:PL 76, 836 B.

140. Propositio 29.

Page 36: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 3636

Johannes Paulus II heeft tegen de jodengezegd: “U bent onze ‘welbeminde broeders’in het geloof van Abraham, onze aartsva-der.”141 Zeker, deze woorden betekenen nieteen miskenning van de breuk die in hetNieuwe testament wordt verwoord tenopzichte van de instellingen van het OudeTestament, en nog minder van de vervullingvan de Schriften in het mysterie van JezusChristus, die wordt erkend als Messias enZoon van God. Dit diepe en radicale verschilimpliceert echter in het geheel niet weder-zijdse vijandschap. Het voorbeeld van deheilige Paulus (vgl. Rom. 9-11) laat juistzien dat “een houding van respect, achtingen liefde voor het joodse volk de enigewaarlijk christelijke houding is in deze situ-atie, die op mysterieuze wijze deel uitmaaktvan Gods geheel positieve plan”.142 Pauluszegt immers dat de joden “Gods vriendenblijven krachtens zijn uitverkiezing, omwil-le van de aartsvaders. Want God kent geenberouw over zijn genadegaven noch overzijn roeping” (Rom. 11,28-29).

Bovendien gebruikt Paulus het mooie beeldvan de olijfboom om de zeer nauwe relatiestussen christendom en joden te beschrijven:de Kerk van de heidenen is als een loot vaneen wilde olijfboom, geënt op de goedeolijfboom, die het volk van het Verbond is(vgl. Rom. 11,17-24). Laten wij derhalve onsvoedsel halen uit dezelfde geestelijke wor-tels. Laten wij elkaar ontmoeten als broe-ders, broeders die op zekere ogenblikken inhun geschiedenis een gespannen verhou-ding hebben gehad, maar die zich nu vast-besloten ervoor inzetten om bruggen vanduurzame vriendschap te slaan.143 PausJohannes Paulus II zei ook nog: “Wij heb-ben veel gemeen. Wij kunnen samen veeldoen voor de vrede, de gerechtigheid en eenbroederlijkere en menselijkere wereld”.144

Ik wens er nogmaals op te wijzen hoe kost-baar de dialoog met de joden voor de Kerk

is. Het is goed dat waar men gelegenheidziet, er mogelijkheden, ook publiekelijk,worden geschapen voor ontmoeting en dis-cussie. Deze begunstigen een toename vande kennis van elkaar, van wederzijdse ach-ting en samenwerking, ook in de bestude-ring zelf van de Heilige Schriften.

De fundamentalistische interpretatie van deHeilige Schrift

44. De aandacht die wij tot nu toe hebbenwillen schenken aan het thema van de her-meneutiek van de bijbel in haar verschil-lende aspecten, maakt het ons mogelijkons bezig te houden met het onderwerpvan de fundamentalistische interpretatievan de Heilige Schrift, dat meerdere malennaar voren is gekomen in het synodaledebat.145 Over dit thema heeft de PauselijkeBijbelcommissie in het document De inter-pretatie van de bijbel in de Kerk belangrij-ke aanwijzingen geformuleerd. In dezecontext zou ik vooral de aandacht willenvestigen op de manieren van lezing die denatuur van de heilige tekst niet respecterendoordat ze subjectieve en willekeurige in-terpretaties propageren. “Letterlijke inter-pretatie”, waarvoor een fundamentalisti-sche lezing opkomt, is in werkelijkheidverraad aan zowel de letterlijke als degeestelijke betekenis en maakt de weg vrijvoor verschillende vormen van instrumen-talisering door bijvoorbeeld antikerkelijkeinterpretaties van de Schriften zelf te ver-spreiden. Het problematische aspect van“een fundamentalistische lezing is dat zijweigert rekening te houden met het histo-rische karakter van de bijbelse openbaringen het zichzelf daardoor onmogelijk maaktten volle de waarheid van de menswordingzelf te aanvaarden. Het fundamentalismegaat de nauwe relatie van het goddelijkeen het menselijke in de betrekkingen metGod uit de weg. [...] Om deze reden neigthet ertoe de tekst van de bijbel te behande-

141. JohannesPaulus II, Boodschapaan de opperrabbijnvan Rome (22 mei2004): Insegna-menti, XXVII, 1(2004), 655.

142. PauselijkeBijbelcommissie, Hetjoodse volk en zijnHeilige Schriften inde christelijke bijbel(24 mei 2001), 87:Ench. Vat. 20, nr.1150.

143. Vgl. BenedictusXVI, Afscheidstoe-spraak op de lucht-haven Ben Goerionvan Tel Aviv (15 mei2009): Insegna-menti, V, 1 (2009),847-849.

144. JohannesPaulus II, Toespraaktot de opperrabbij-nen van Israël (23maart 2000):Insegnamenti XXIII,1 (2000), 434.

145. Vgl.Propositiones 46, 47.

Page 37: Verbum Domini Ben_xvi

37 • 2011 37

len als was hij woord voor woord gedic-teerd door de Geest, en het komt niet ertoeom te erkennen dat het Woord van God isgeformuleerd in een taal en een fraseologiedie werden bepaald door een gegeven tijd-perk”.146 Het christendom ziet daarentegenín de woorden hét Woord van God, deLogos zelf, die zijn mysterie laat zien doormiddel van deze verscheidenheid en dewerkelijkheid van een menselijke geschie-denis.147 Het ware antwoord op een funda-mentalistische lezing is: “de gelovigelezing van de Heilige Schrift”. Deze lezing,“die vanaf de oudheid in de overleveringvan de Kerk is toegepast, zoekt de bevrij-dende waarheid voor het leven van deindividuele gelovige en voor de Kerk. Dezelezing erkent de historische waarde van debijbelse overlevering. Juist omwille vandeze waarde van historisch getuigenis wilzij opnieuw de levende betekenis ontdek-ken van de Heilige Schriften, die ookbestemd zijn voor het leven van de gelovi-gen van vandaag”,148 zonder derhalve demenselijke tussenkomst van de geïnspireer-de tekst en zijn literaire genres te negeren.

Dialoog tussen herders, theologen en exegeten

45. De authentieke hermeneutiek van hetgeloof brengt enkele belangrijke gevolgenmet zich mee op het gebied van de pastora-le activiteit van de Kerk. Juist de synodeva-ders hebben, wat dit betreft, bijvoorbeeldeen regelmatiger contact aanbevolen tussenherders, exegeten en theologen. Het is goedals de bisschoppenconferenties deze ont-moetingen bevorderen met “het doel eengrotere saamhorigheid te begunstigen in dedienst aan het Woord van God”.149 Een der-gelijke samenwerking zal allen helpen heteigen werk ten dienste van heel de Kerkbeter te verrichten. Zich verplaatsen in hetperspectief van het pastoraal werken wilook voor de geleerden zeggen dat men de

heilige tekst benadert in zijn natuur van eenmededeling die de Heer aan de mensen doetmet het oog op hun heil. Daarom beveeltmen aan, zoals de dogmatische constitutieDei Verbum heeft gezegd, dat “de katholiekeexegeten en de anderen die de heilige theo-logie beoefenen in oprechte samenwerkingernaar moeten streven, onder de waakzameleiding van het heilig leraarsambt, met degeschikte hulpmiddelen de goddelijke ge-schriften zo te onderzoeken en uiteen te zet-ten dat zoveel mogelijk bedienaars van hetgoddelijk woord aan het volk van God metvrucht het voedsel van de geschriften kun-nen bieden, waardoor de geest wordt ver-licht, de wil versterkt en het hart van demensen wordt opgewekt tot de liefde vanGod”.150

Bijbel en oecumene

46. In het bewustzijn dat de Kerk haar fun-dament heeft in Christus, het mensgewor-den Woord van God, heeft de synode decentrale plaats van de bijbelstudie willenonderstrepen in de oecumenische dialoogmet het oog op een volledig tot uitdrukkingbrengen van de eenheid van alle gelovigenin Christus.151 In de Schrift zelf vinden wijimmers het hartstochtelijke gebed van Jezustot de Vader dat zijn leerlingen één zijn,opdat de wereld gelooft (vgl. Joh. 17,21). Ditalles versterkt ons in de overtuiging datsamen naar de Schriften luisteren en zesamen overdenken ons een ware saamho-righeid laat beleven, ook al is die nog nietvolledig;152 “Het gemeenschappelijk luiste-ren naar de Schriften zet daarom aan toteen dialoog van liefde en doet de dialoogvan de waarheid groeien”.153 Samen luisterennaar het Woord van God, de lectio divinavan de bijbel beoefenen, zich laten verras-sen door de nieuwheid, die nooit verouderten uitgeput raakt, van het Woord van God,onze doofheid overwinnen voor die woor-den die niet overeenkomen met onze

146. PauselijkeBijbelcommissie, Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), I, F:Ench. Vat. 13, nr.2974.

147. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totvertegenwoordigersuit de wereld van decultuur op het“Collège desBernardins” te Parijs(12 september2008): AAS 100(2008), 726.

148. Propositio 46.

149. Propositio 28.

150. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 23.

151. In ieder gevalwordt eraan herin-nerd dat, wat dezogenaamde deute-rocanonieke boekenvan het OudeTestament en hungeïnspireerd zijnbetreft, katholiekenen orthodoxen nietprecies dezelfdecanon hebben als deanglicanen en deprotestanten.

152. Vgl. Relatiopost discepta-tionem, 36.

153. Propositio 36.

Page 38: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 3838

meningen of vooroordelen, luisteren en stu-deren in de gemeenschap van de gelovigenvan alle tijden: dit alles is een weg die moetworden afgelegd om de eenheid in hetgeloof te bereiken, als antwoord op het lui-steren naar het Woord.154 De woorden vanhet Tweede Vaticaans Concilie waren wer-kelijk verhelderend: “De Heilige Schrift isjuist bij de [oecumenische] dialoog een uit-stekend hulpmiddel in Gods machtige handvoor het verkrijgen van die eenheid dieonze Verlosser alle mensen aanbiedt”.155

Daarom is het goed de studie, de discussieen de oecumenische vieringen van hetWoord van God te doen toenemen metrespect voor de geldende regels en de ver-schillende tradities.156 Deze vieringen dienende oecumenische zaak en wanneer zij inhun ware betekenis worden gevierd, vormenzij intense ogenblikken van authentiekgebed om God te vragen de vurig verlangdedag te verhaasten waarop wij allen naastelkaar kunnen gaan zitten aan dezelfde tafelen drinken uit één beker. Ook al is het juisten prijzenswaardig deze momenten tebevorderen, men dient er echter voor te zor-gen dat deze ogenblikken niet worden voor-gesteld als vervanging van de verplichtedeelname aan de heilige mis op zon- enfeestdagen.

In dit werk van studie en gebed onderken-nen wij in alle rust ook de aspecten die vra-gen om verdieping en waarin wij zien datwij nog van elkaar verwijderd zijn, zoalsbijvoorbeeld het begrip van de Kerk alsgezaghebbend orgaan bij de interpretatie ende beslissende rol van het leerambt.157

Ik zou bovendien willen onderstrepen het-geen gezegd is door de synodevaders omtrenthet belang in dit oecumenische werk van debijbelvertalingen in de verschillende talen.Wij weten immers dat een tekst vertalen geenpuur mechanisch werk is, maar in zekere zindeel uitmaakt van het interpreteren. Wat dit

betreft, heeft de eerbiedwaardige JohannesPaulus II gezegd: “Wie zich herinnert hoezeerde debatten rondom de Heilige Schrift vooralin het Avondland de afsplitsingen beïnvloedhebben kan begrijpen wat voor een aanzien-lijke vooruitgang deze gemeenschappelijkevertalingen betekenen”.158 Daarom is hetbevorderen van gemeenschappelijke ver-talingen van de bijbel een deel van het oecu-menisch werk. Ik wens hier al degenen tebedanken die zich inzetten voor deze belang-rijke taak en hen aanmoedigen om hun werkvoort te zetten.

Gevolgen voor de opzet van de theologischestudie

47. Een andere consequentie die voortvloeituit een adequate hermeneutiek van hetgeloof, betreft de noodzaak om de implica-ties ervan te laten zien voor de exegetischeen theologische vorming, in het bijzondervan de priesterkandidaten. Men moet ervoorzorgen dat de studie van de Heilige Schriftwerkelijk de ziel is van de theologie, omdatmen daarin het Woord van God herkent, datzich vandaag richt tot de wereld, tot de Kerken tot ieder persoonlijk. Het is belangrijk dater aan de criteria die door nummer 12 vande dogmatische constitutie Dei Verbum wor-den aangegeven, daadwerkelijk aandachtwordt besteed en dat deze tot onderwerp vanverdieping worden gemaakt. Men dient tevermijden dat er een opvatting van weten-schappelijk onderzoek op na wordt gehou-den die zich neutraal acht ten opzichte vande Schrift. Daarom is het samen met de stu-die van de eigen talen waarin de bijbel isgeschreven, en van de adequate interpreta-tiemethoden noodzakelijk dat de studenteneen diep geestelijk leven hebben, zodat menbegrijpt dat de Schrift alleen maar kan wor-den begrepen, als men haar beleeft.

In dit perspectief beveel ik aan dat de studievan het overgeleverde en geschreven Woord

154. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak opde 11e GewoneVergadering van hetSecretariaat van deBisschoppensynode(25 januari 2007):AAS 99 (2007), 85-86.

155. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Decr. over de oecu-mene Unitatis red-integratio, 21.

156. Vgl. Propositio36.

157. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum 10.

158. Encycl. Utunum sint (25 mei1995), 44; AAS 87(1995), 947.

Page 39: Verbum Domini Ben_xvi

39 • 2011 39

van God steeds geschiedt in een diepe ker-kelijke geest en dat men bij de academischevorming terdege rekening houdt met de bij-dragen over deze onderwerpen van de kantvan het leergezag, dat “niet boven hetwoord van God staat, maar het dient. Wanthet leert enkel, wat overgeleverd is, door ditkrachtens goddelijke opdracht en onder bij-stand van de Heilige Geest, vroom te aanho-ren, heilig te bewaren en trouw uiteen tezetten”.159 Daarom dient men er zorg voor tedragen dat de studie geschiedt met erken-ning van het feit dat “de heilige overleve-ring, de Heilige Schrift en het leraarsambtvan de Kerk derhalve, volgens het wijzeraadsbesluit van God, zo met elkaar verbon-den en verenigd blijken te zijn, dat het eenzonder het ander geen stand houdt”.160 Ikwens daarom dat volgens de leer van hetTweede Vaticaans Concilie de studie van deHeilige Schrift, gelezen in de gemeenschapvan de universele Kerk, werkelijk als hetware de ziel van de theologische studie is.161

De heiligen en de interpretatie van deSchrift

48. De interpretatie van de Heilige Schriftzou onvolledig blijven, als men ook niet zouluisteren naar wie waarlijk het Woord vanGod hebben beleefd, oftewel de heiligen.162

Immers, viva lectio est vita bonorum”.163 Dediepste interpretatie van de Schrift komtinderdaad van hen die zich door het Woordvan God hebben laten vormen door ernaarte luisteren, het te lezen en het voortdurendte overwegen.

Het is zeker niet toevallig dat de grote gees-telijke stromingen die op de geschiedenisvan de Kerk hun stempel hebben gedrukt,zijn voortgekomen uit een expliciete verwij-zing naar de Schrift. Ik denk bijvoorbeeldaan de heilige Antonius abt, die werd bewo-gen door te luisteren naar de woorden vande Heer: “Wilt ge volmaakt zijn, ga dan

naar huis, verkoop wat ge bezit en geef hetaan de armen, daarmee zult ge een schat inde hemel bezitten. En kom dan terug om Mijte volgen” (Mat. 19,21).164 Niet minder sug-gestief is de heilige Basilius de Grote, diezich in zijn werk Moralia afvraagt: “Wat iseigen aan het geloof? De volledige en onbe-twiste zekerheid van de door God geïnspi-reerde woorden. […] Wat is eigen aan degelovige? Zich met die volledige zekerheidconformeren aan de betekenis van de woor-den van de Schrift en het niet wagen ookmaar iets hieraan af te doen of hieraan toete voegen.”165 De heilige Benedictus verwijstin zijn Regel naar de Schrift als “de meestjuiste norm van het leven van de mens”.166

“Toen de heilige Franciscus van Assisi hoor-de”, zo schrijft Thomas van Celano, “dat deleerlingen van Christus geen goud, geen zil-ver, geen geld mogen bezitten, noch eenreiszak, noch brood, noch een stok vooronderweg mogen meenemen, noch schoei-sel, noch twee onderkleden mogen hebben,[...] riep hij, jubelend in de Heilige Geest,uit: dit wil ik, dit vraag ik, dit verlang ikmet heel mijn hart!”167 De heilige Claraneemt de ervaring van de heilige Franciscusvolledig over: “De levenswijze van de ArmeZusters [...] is dit: het heilig evangelie vanonze Heer Jezus Christus naleven”.168 De hei-lige Dominicus de Guzman, vervolgens“toonde zich overal een man van het evan-gelie, in woorden als ook in werken”169 enhij wilde dat ook zijn broeders in de predi-king zo waren, “mannen van het evange-lie”.170 De karmelietes, de heilige Theresiavan Jezus, die in haar geschriften voortdu-rend gebruik maakt van bijbelse beelden omhaar mystieke ervaring tot uitdrukking tebrengen, herinnert eraan dat Jezus zelf haaropenbaart dat “heel het kwaad van dewereld voortkomt uit het niet duidelijk ken-nen van de waarheden van de HeiligeSchrift”.171 De heilige Theresia van het KindjeJezus vindt de Liefde als haar persoonlijkeroeping in het onderzoeken van de Schrift,

159. TweedeVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 10.

160. Ibidem.

161. Vgl. ibidem, 24.

162. Vgl. Propositio22.

163. De heiligeGregorius de Grote,Moralia in Job XXIV,VIII, 16: PL 76, 295.

164. Vgl. de heiligeAthanasius, VitaAntonii, II: PL 73,127.

165. Moralia,Regula LXXX, XXII;PG 31, 867.

166. Regula, 73,3:SC 182, p. 672.

167. Thomas vanCelano, La vitaprima di SanFrancesco, IX, 22: FF356.

168. Regola, I, 1-2:FF 2750.

169. De zaligeJordanus vanSaksen, Libellus deprincipiis OrdinisPraedicatorum, 104:MonumentaFratrumPraedicatorumHistorica, Rome1935, 16, p. 75.

170. Orde van dePredikheren, EersteConstituties ofwelConsuetudines, II,XXXI.

171. Vita, 40,1.

Page 40: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 4040

in het bijzonder de hoofdstukken 12 en 13van de Eerste brief aan de Korintiërs;172

dezelfde heilige beschrijft de aantrekkings-kracht van de Schrift: “Ik hoef maar eenblik te werpen op het evangelie, of ik ruikonmiddellijk de geuren van het leven vanJezus en weet waarheen ik moet snellen”.173

Iedere heilige vormt als het ware een licht-straal die uitgaat van het Woord van God:zo denken wij bovendien aan de heiligeIgnatius van Loyola in zijn zoeken naar dewaarheid en in de onderscheiding der gees-ten; de heilige Johannes Bosco in zijn harts-tocht voor de opvoeding van de jeugd, deheilige Johannes Maria Vianney in zijnbewustzijn van de grootsheid van het pries-terschap als gave en taak; de heilige Pio vanPietralcina in zijn instrument zijn van degoddelijke barmhartigheid; de heiligeJosemaría Escrivá in zijn prediking over deuniversele roeping tot heiligheid; de zaligeTeresa van Calcutta, Zuster van Naastenlief-de voor de armsten der armen; tot en met demartelaren van het nazisme en het commu-nisme, die enerzijds worden vertegenwoor-digd door de karmelietes, de heilige TheresiaBenedicta van het Kruis (Edith Stein) enanderzijds door de zalige Aloysius Stepinac,kardinaal-aartsbisschop van Zagreb.

49. De heiligheid met betrekking tot hetWoord van God hoort zo in zekere zin tot deprofetische overlevering, waarin het Woordvan God het leven zelf van de profeet indienst neemt. In deze zin vertegenwoordigtde heiligheid in de Kerk een hermeneutiekvan de Schrift die men niet over het hoofdmag zien. De Heilige Geest die de gewijdeschrijvers heeft geïnspireerd, is dezelfde diede heiligen bezielt om hun leven te gevenvoor het evangelie. Bij hen in de leer gaan iseen zekere weg om te komen tot een leven-de en doeltreffende hermeneutiek van hetWoord van God.

Van dit verband tussen Woord van God enheiligheid hebben wij een rechtstreeksgetuigenis gehad gedurende de 12e verga-dering van de synode, toen op 12 oktoberop het Sint Pietersplein de heiligverklaringheeft plaatsgevonden van vier nieuwe heili-gen: de heilige priester Gaetano Errico,stichter van de Congregatie van de HeiligeHarten van Jezus en Maria; moeder MariaBernarda Bütler, geboren in Zwitserland enmissiezuster in Ecuador en Colombia; zusterAlfonsa van de Onbevlekte Ontvangenis, deeerste vrouwelijke heilige die in India isgeboren; de jonge Ecuadoriaanse vrouwelij-ke leek Narcisa de Gesù Martillo Morán. Methun leven hebben zij voor de wereld en deKerk getuigenis afgelegd van de altijddu-rende vruchtbaarheid van het evangelie vanChristus. Vragen wij de Heer dat op voor-spraak van de heiligen die juist tijdens dedagen van de synodale vergadering over hetWoord van God heilig zijn verklaard, onsleven “die goede grond” zal zijn waarop degoddelijke Zaaier het Woord kan zaaien,opdat het in ons vrucht draagt van heilig-heid, “dertig-, zestig- en honderdvoudig”(Marc. 4,20).

172. Vgl.Geschiedenis vaneen ziel, Ms. B 3r.

173. Ibidem, Ms. C,35v.

Page 41: Verbum Domini Ben_xvi

41 • 2011 41

DEEL II

VERBUM IN ECCLESIA

“Aan allen echter die Hem wel aanvaardden,gaf Hij het vermogen om kinderen van Godte worden” (Joh. 1,12)

HET WOORD VAN GOD EN DE KERK

De Kerk aanvaardt het Woord

50. De Heer verkondigt zijn Woord, opdathet door hen die juist “door middel van”hetzelfde Woord zijn geschapen wordt aan-vaard. “Hij kwam in het zijne” (Joh. 1,11):het Woord is ons oorspronkelijk niet vreemden de schepping is gewild in een relatie vanvertrouwelijkheid met het goddelijk leven.De Proloog van het vierde evangelie con-fronteert ons met de weigering ten opzichtevan het Woord van God door de “zijnen” die“het niet aanvaardden” (Joh. 1,11). Het nietaanvaarden betekent niet luisteren naar zijnstem, niet gelijkvormig worden aan deLogos. Waar de mens, ook al is hij broos enzondig, zich oprecht openstelt voor de ont-moeting met Christus, begint daarentegeneen radicale verandering: “aan allen dieHem echter wel aanvaardden, gaf Hij hetvermogen om kinderen van God te worden”(Joh. 1,12). Het Woord aanvaarden wil zeg-gen zich door Hem laten vormen, zodat mendoor de kracht van de Heilige Geest gelijk-vormig wordt gemaakt aan Christus, “deEniggeborene van de Vader” (Joh. 1,14). Hetis het begin van een nieuwe schepping, hetnieuwe schepsel wordt geboren, een nieuwvolk. Zij die geloven, ofwel zij die degehoorzaamheid van het geloof beleven,“zijn uit God geboren” (Joh. 1,13), wordendeelgenoot gemaakt aan het goddelijkleven: zonen in de Zoon (vgl. Gal. 4,5-6;Rom. 8,14-17). Wanneer de heilige Augus-tinus deze passage in het evangelie van

Johannes becommentarieert, merkt hij sug-gestief op: “door middel van het Woord benje geschapen, maar het is noodzakelijk datje door middel van het Woord wordt her-schapen”.174 Hier zien we dat het gelaat vande Kerk zich aftekent, als werkelijkheid diewordt bepaald door het aanvaarden van hetWoord van God, dat door mens te worden isgekomen om zijn verblijf onder ons tenemen (vgl. Joh. 1,14). Dit verblijf van Godonder de mensen, dit shekinah (vgl. Es,26,1), voorafgebeeld in het Oude Testament,komt nu tot stand in de definitieve tegen-woordigheid van God onder de mensen.

Gelijktijdigheid van Christus in het levenvan de Kerk

51. De relatie tussen Christus, Woord van deVader, en de Kerk kan niet worden verstaanin termen van eenvoudigweg een voorbijegebeurtenis, maar het betreft een vitale rela-tie, waartoe iedere gelovige wordt geroepenom persoonlijk toe te treden. Wij sprekenimmers van de tegenwoordigheid van hetWoord van God vandaag onder ons: “Ziet Ikben met u alle dagen tot aan de voleindingder wereld” (Mat. 28,20). Zoals pausJohannes Paulus II heeft gezegd: “De gelijk-tijdigheid van Christus met de mens vaniedere tijd wordt verwezenlijkt in zijnlichaam, dat de Kerk is. Daarom beloofde deHeer zijn leerlingen de Heilige Geest die hunzijn geboden “in herinnering zou brengen”en zou doen begrijpen (vgl. Joh. 14,26) eneen bron zou zijn van nieuw leven in dewereld (vgl. Joh. 3,5-8; Rom. 8,1-13).175 Dedogmatische constitutie Dei Verbum druktdit mysterie in de bijbelse termen van eenhuwelijksdialoog uit: “God, die weleer heeftgesproken, onderhoudt zich ononderbrokenmet de bruid van zijn beminde Zoon en leidtde Heilige Geest, door wie de levende stemvan het evangelie in de Kerk en door haar inde wereld weerklinkt, de gelovigen tot devolle waarheid en doet het woord van

174. In IohannisEvangeliumTractatus, I, 12: PL35, 1385.

175. Encycl.Veritatis splendor (6augustus 1993), 25:AAS 85 (1993), 1153.

Page 42: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 4242

Christus overvloedig in hen wonen (vgl.Kol. 3,16)”.176

De Bruid van Christus, leermeester in hetluisteren, herhaalt ook vandaag met geloof:“Spreek, Heer, uw Kerk luistert”.177 Daarombegint de dogmatische constitutie DeiVerbum met de woorden: “Het woord vanGod met heilige eerbied beluisterend en metvrijmoedigheid verkondigend, geeft de hei-lige kerkvergadering…”.178 Het betreft inder-daad een dynamische definitie van hetleven van de Kerk. “Het zijn woorden waar-mee het concilie een kenmerkend aspect vande Kerk aangeeft: zij is een gemeenschapdie het Woord van God aanhoort en verkon-digt. De Kerk leeft niet uit zichzelf, maar uithet evangelie en uit het evangelie haalt zijaltijd en steeds opnieuw de richting voorhaar tocht. Het is een kanttekening die iede-re christen moet aanvaarden en toepassenop zichzelf: alleen wie vóór alles luistertnaar het Woord van God, kan ook de ver-kondiger ervan worden”.179 In het verkondig-de en aanhoorde Woord en in de sacramen-ten zegt Jezus vandaag, hier en nu aaniedereen: “Ik ben van jou, Ik geef mij aanjou”, opdat de mens kan aanvaarden en opzijn beurt kan antwoorden: “Ik ben vanjou”.180 De Kerk blijkt zo de plaats te zijnwaar wij door genade kunnen ervaren het-geen de Proloog van Johannes vertelt: “aanhen die Hem wél aanvaardden, gaf Hij hetvermogen om kinderen van God te worden”(Joh. 1,12).

LITURGIE: DE BEVOORRECHTE PLAATSVAN HET WOORD VAN GOD

Het woord van God in de heilige liturgie

52. Wanneer men de Kerk beschouwt als“huis van het Woord”181, dan moet men vóóralles aandacht besteden aan de heilige litur-gie. Dat is immers de bevoorrechte plaats

waar God tot ons spreekt in het heden vanons leven, vandaag spreekt tot zijn volk, datluistert en antwoordt. Iedere liturgischehandeling is van nature doordrenkt van deHeilige Schrift. Zoals de constitutie Sacro-sanctum Concilium zegt, “de Heilige Schriftis bij de viering van de liturgie van dehoogste betekenis. Daaruit worden immersde lezingen gehouden en in de homilienader verklaard, alsook de psalmen gezon-gen; uit haar inspiratie en geest zijn desmeekbeden, de oraties en de liturgischegezangen voortgekomen; aan haar ontlenenhandelingen en tekenen hun zin”.182 Meernog, men moet zeggen dat Christus zelf“aanwezig is in zijn woord, want Hijzelfspreekt, wanneer de heilige Schriften in deKerk gelezen worden”.183 “In de liturgiewordt het Woord van God dus voortdurendaangeboden, is het levend en werkzaamdoor de kracht van de Heilige Geest enopenbaart het de liefde van de Vader, welkeactief en onuitputtelijk is in haar werkda-digheid met betrekking tot de mensen”.184 DeKerk heeft immers altijd getoond zich ervanbewust te zijn dat bij het liturgisch hande-len het Woord van God gepaard gaat met deinnerlijke werking van de Heilige Geest, diehet werkzaam maakt in het hart van degelovigen. In werkelijkheid is het dankzij deHelper dat “het Woord van God tot funda-ment wordt van de liturgische handeling entot norm en steun voor het gehele leven. [...]Door de werking van de Heilige Geest zelf[...] wordt ook aan ieders hart al datgeneingegeven, wat in de verkondiging van hetWoord van God wordt uitgesproken voor dehele samenkomst van de gelovigen. En ter-wijl de eenheid van allen erdoor wordt ver-groot, wordt daardoor tevens de verschei-denheid van de charismata bevorderd en deveelvoudige werking ervan verhoogd”.185

Daarom is het nodig de wezenlijke waardevan het liturgisch handelen voor het begripvan het Woord van God te begrijpen en te

176. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 8.

177. Relatio postdisceptationem, 11.

178. Nr. 1.

179. Benedictus XVI,Toespraak tot hetInternationaleCongres “De HeiligeSchrift in het levenvan de Kerk” (16september 2005):AAS 97 (2005), 956.

180. Vgl. Relatiopost disceptatio-nem, 10.

181. Slotboodschap,III, 6.

182. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Const. over de heili-ge liturgieSacrosanctumConcilium, 24.

183. Ibidem, 7.

184. Ordening voorde lezingen van demis, 4.

185. Ibidem, 9.

Page 43: Verbum Domini Ben_xvi

43 • 2011 43

beleven. In zekere zin moet de hermeneutiekvan het geloof ten opzichte van de HeiligeSchrift altijd de liturgie als referentiepunthebben, waar het Woord van God wordtgevierd als actueel en levend woord: “Zovolgt de Kerk in de liturgie trouw dezelfdewijze van lezen en verklaren van de HeiligeSchrift, als die waarvan gebruik is gemaaktdoor Christus, die aanspoort om uitgaandevan het “heden” van het gebeuren in Hemalle Schriften te onderzoeken”.186

Hier blijkt ook de wijze pedagogie van deKerk die de Heilige Geest verkondigt enaanhoort, daarbij het ritme van het liturgi-sche jaar volgend. Dit uitbreiding van hetWoord van God in de tijd komt in het bij-zonder tot stand in de eucharistieviering enin het getijdengebed. In het middelpunt vanalles straalt het paasmysterie, waarin allemysteries van Christus en de heilsgeschie-denis samenkomen, die sacramenteel tegen-woordig worden gesteld. “Door zo de ver-lossingsmysteries te vieren, ontsluit zij [deKerk] voor de gelovigen de rijke schat vanheilsdaden en verdiensten van haar Heer; enwel zo, dat deze mysteries te allen tijde inzekere zin tegenwoordig worden gesteld,opdat de gelovigen ermee in contact komenen van heilsgenade worden vervuld”.187 Ikspoor de herders van de Kerk en degenendie werkzaam zijn in de pastoraal derhalveaan ervoor te zorgen dat alle gelovigen dediepe betekenis smaken van het Woord vanGod dat zich ontvouwt in de liturgie gedu-rende het jaar, door hun de fundamentelemysteries van ons geloof te laten zien.Daarvan hangt ook een juiste benaderingvan de Heilige Schrift af.

De Heilige Schrift en de sacramenten

53. Toen de Bisschoppensynode zich bezig-hield met het thema van de waarde van deliturgie voor het begrip van het Woord vanGod heeft zij ook de relatie onderstreept

tussen Heilige Schrift en sacramenteel han-delen. Het is uitermate zinvol om het ver-band tussen Woord van God en sacramentte verdiepen, zowel in de pastoraal van deKerk als in het theologisch onderzoek.188

Zeker, “de liturgie van het Woord is eendoorslaggevend element in de viering vanieder sacrament van de Kerk”;189 in de pas-torale praktijk zijn de gelovigen zich echterniet altijd bewust van dit verband en begrij-pen zij niet altijd de eenheid van handelingen woord. Het is “de taak van priesters endiakens, vooral wanneer zij de sacramententoedienen, de eenheid te belichten dieWoord en sacrament vormen in het dienst-werk van de Kerk”.190 Immers, in de relatietussen Woord en sacramentele handelinglaat zich in liturgische vorm het eigen han-delen van God in de geschiedenis zien doormiddel van het performatieve karakter vanhet Woord zelf. In de heilsgeschiedenis is erimmers geen scheiding tussen wat God zegten wat Hij doet; zijn Woord zelf is levend enkrachtig (vgl. Heb. 4,12), zoals overigens debetekenis van de Hebreeuwse uitdrukkingdabar aangeeft. Op dezelfde wijze staan wijin het liturgisch handelen tegenover zijnWoord dat verwezenlijkt hetgeen het zegt.Door het volk van God het performatievekarakter van het Woord van God in de litur-gie te leren ontdekken helpt men het ookhet handelen van God te begrijpen in deheilsgeschiedenis en in het persoonlijkeleven van ieder van zijn leden.

Het Woord van God en de eucharistie

54. Wat over het algemeen wordt gezegdmet betrekking tot de relatie tussen Woorden sacramenten, krijgt een diepere betekeniswanneer wij verwijzen naar de eucharistie-viering. Overigens is de diepe eenheid tus-sen Woord en eucharistie geworteld in hetgetuigenis van de Schrift (vgl. Joh. 6; Luc.24). Hiervan hebben de kerkvaders getuigden het Tweede Vaticaans Concilie heeft het

186. Ibidem 3; vgl.Luc. 4,16-21; 24,25-35.44-49.

187. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Const. over de heili-ge liturgieSacrosanctumConcilium, 102.

188. Vgl. BenedictusXVI, Postsyn. apost.exhort.Sacramentum cari-tatis (22 februari2007) 44-45: AAS99 (2007), 139-141.

189. PauselijkeBijbelcommissie, Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), IV, C, 1:Ench. Vat. 13, nr.3123.

190. Vgl. Ibidem, III,B, 3: Ench. Vat. 13,nr. 3056.

Page 44: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 4444

opnieuw bevestigd.191 Wat dit betreft denkenwij aan de grote rede van Jezus over hetbrood van leven in de synagoge vanKafarnaüm (vgl. Joh. 6,22-69) met op deachtergrond de vergelijking tussen Mozesen Jezus, tussen hem die met God sprak vanaangezicht tot aangezicht (vgl. Ex. 33,11),en Hem die God heeft geopenbaard (vgl.Joh. 1,18). De rede over het brood brengt degave van God in herinnering die Mozesvoor zijn volk kreeg met het manna in dewoestijn en dat in werkelijkheid de Torah is.Het Woord van God doet leven (vgl. Ps. 119;Pr. 9,5). Jezus brengt in zichzelf het oudebeeld tot vervulling. “Het brood van Goddaalt uit de hemel neer en geeft leven aande wereld [...] Ik ben het brood des levens”(Joh. 6,33-35). Hier “is de wet een persoongeworden. In de ontmoeting met Jezus voe-den wij ons, om zo te zeggen, met dezelfdelevende God, eten wij werkelijk ‘het brooddes levens’.”192 In de rede van Kafarnaümwordt de Proloog van Johannes verdiept:als de Logos daar vlees wordt, dan wordt ditvlees hier “brood”, gegeven voor het levenvan de wereld (vgl. Joh. 6,5), en is zo eentoespeling op de gave die Jezus van zichzelfzal doen in het mysterie van het kruis,bevestigd door de woorden over zijn bloeddat te drinken wordt gegeven (vgl. Joh.6,53). Zo wordt in het mysterie van deeucharistie zichtbaar wat het ware mannais, het ware brood des hemels: het is devleesgeworden Logos van God, die zich voorons heeft gegeven in het paasmysterie.

Het verhaal van Lucas over de leerlingenvan Emmaüs maakt het ons mogelijk verderte reflecteren over het verband tussen hetluisteren naar het Woord en het breken vanhet brood (vgl. Lucas 24, 13-35). Jezus ginghun tegemoet op de dag na de sabbat, aan-hoorde de woorden van hun teleurgesteldehoop, werd hun reisgezel en “verklaardehun wat in al de Schriften op Hem betrek-king had” (24,27). De twee leerlingen begin-

nen op een nieuwe manier naar de Schriftente kijken samen met deze reiziger, die zichzo onverwacht vertrouwd toont met hunleven. Wat in die dagen is geschied, komthun niet meer voor als een mislukking,maar als een vervulling en een nieuw begin.Ook deze woorden lijken echter de tweeleerlingen nog niet voldoende. Het evange-lie van Lucas zegt ons dat “hun ogen open-gingen en zij Hem herkenden” (24,31). Pastoen Jezus het brood nam, de zegen uit-sprak, het brak en het hun toereikte, terwijleerst “hun ogen werden verhinderd Hem teherkennen” (24,16). De aanwezigheid vanJezus, eerst met woorden, vervolgens metde handeling van het breken van het brood,heeft het de leerlingen mogelijk gemaaktHem te herkennen en zij kunnen op eennieuwe wijze weer voelen wat zij reedstevoren met Hem hadden beleefd: “Branddeons hart niet in ons, terwijl Hij onderwegmet ons sprak en ons de Schriften ont-sloot?” (24,32).

55. Uit deze verhalen komt naar voren hoede Schrift zelf de richting aangeeft om haaronlosmakelijk verband met de eucharistie tebegrijpen. “Daarom dient men altijd voorogen te houden dat het goddelijk woord datdoor de Kerk in de liturgie wordt gelezen enverkondigd, als het ware naar het offer vanhet verbond en het gastmaal van de genadevoert, namelijk naar de eucharistie”.193

Woord en eucharistie horen zo nauw bijelkaar dat de een niet zonder de ander kanworden begrepen: het Woord van Godwordt sacramenteel vlees in het eucharis-tisch gebeuren. De eucharistie stelt ons openvoor het begrijpen van de Heilige Schrift,evenals de Heilige Schrift op haar beurt hetmysterie van de eucharistie belicht en ver-klaart. Wanneer men de tegenwoordigheidvan de Heer in de eucharistie niet erkent,blijft het begrip van de Schrift inderdaadonvolledig. Daarom “heeft de Kerk aan hetWoord van God en aan het mysterie van de

191. Vgl. Const. overde heilige liturgieSacrosanctumConcilium, 48.51.56;Dogm. const. overde goddelijke open-baring Dei Verbum,21.26; Decr. over demissieactiviteit vande Kerk Ad gentes6.15; Decr. over hetambt en het levenvan de priestersPresbyterorum ordi-nis, 18; Decr. overde aangepaste ver-nieuwing van hetreligieuze levenPerfectae caritatis,6. In de grote over-levering van de Kerkvinden wij veelbete-kenende uitdrukkin-gen als: “CorpusChristi intelligituretiam [...] ScripturaDei” (ook de Schriftvan God wordt alsLichaam van Christusbeschouwd):Waltramus, De uni-tate Ecclesiae con-servanda, 1, 14, ed.W. Schwenkenbecher,Hannoverae 1883, p.33; “Het vlees vande Heer is ware spijsen zijn bloed waredrank; dit is hetware goede dat voorons is weggelegd inhet huidige leven,zich voeden met zijnvlees en zijn bloeddrinken, niet alleenin de eucharistie,maar ook in hetlezen van de HeiligeSchrift. Het Woordvan God, dat menput uit de kennisvan de Schriften, isimmers ware spijs enware drank”: de hei-lige Hiëronymus,Commentarius inEcclesiasten, III: PL23, 1092 A.

192. J. Ratzinger(Benedictus XVI),Gesú di Nazaret,Milaan 2007, 311.

193. Ordening voorde lezingen van demis, 10.

Page 45: Verbum Domini Ben_xvi

45 • 2011 45

eucharistie altijd dezelfde verering, maarniet dezelfde cultus gebracht; dit heeft zijaltijd en overal nagestreefd alsook veror-dend, aangezien zij, daartoe aangezet doorhet voorbeeld van haar Stichter, nooit heeftopgehouden zijn paasmysterie te vierendoor in eenheid samen te komen om ‘in alde Schriften’ te lezen ‘wat op Hem betrek-king had’ (Lc. 24,27), en om het heilswerkuit te oefenen door middel van de gedachte-nisviering van de Heer en door de sacra-menten”.194

De sacramentaliteit van het Woord

56. Het verwijzen naar het performatievekarakter van het Woord van God in hetsacramentele handelen en de verdiepingvan de relatie tussen Woord en eucharistiebrengen ons nu ertoe om dieper in te gaanop een belangrijk thema betreffende desacramentaliteit van het Woord, dat gedu-rende de vergadering van de synode naarvoren is gekomen.195 Het is nuttig, wat ditbetreft, dat paus Johannes Paulus II hadgewezen “op het sacramentele karakter vande openbaring en in het bijzonder op hetteken van de eucharistie, waar de onlosma-kelijke eenheid tussen de werkelijkheid enhaar betekenis het mogelijk maakt, de diep-te van het mysterie te bevatten”.196 Op grondhiervan begrijpen wij dat aan de oorsprongvan de sacramentaliteit van het Woord vanGod nu juist het mysterie van de menswor-ding staat: “het Woord is vlees geworden”(Joh. 1,14), de werkelijkheid van het geo-penbaarde mysterie biedt zich aan ons aanin het “vlees” van de Zoon. Het Woord vanGod maakt zich waarneembaar voor hetgeloof door het “teken” van menselijkewoorden en handelingen. Het geloof her-kent dus het Woord door de handelingen enwoorden te aanvaarden waarmee Hij zelfzich aan ons toont. Het sacramentele karak-ter van de openbaring geeft daarom deheilshistorische wijze aan waarop het

Woord van God binnentreedt in tijd enruimte door gesprekspartner van de mens teworden, die is geroepen om in geloof zijngave te aanvaarden.

De sacramentaliteit van het Woord laat zichzo begrijpen naar analogie van de werkelij-ke tegenwoordigheid van Christus onder degedaante van het geconsacreerde brood ende geconsacreerde wijn.197 Wanneer wij tothet altaar naderen en aan het gastmaaldeelnemen, delen wij in werkelijkheid in hetlichaam en bloed van Christus. De verkon-diging van het Woord van God in de vieringbrengt met zich mee dat wij erkennen dathet Christus zelf is die aanwezig is en zichtot ons richt198 om te worden aanhoord. Overde houding die wij moeten aannemen zowelten opzichte van de eucharistie als van hetWoord zegt de heilige Hiëronymus: “Wijlezen de Heilige Schrift. Ik denk dat hetevangelie het lichaam van Christus is; ikdenk dat de Heilige Schrift zijn onderrichtis. En wanneer Hij zegt: Wie mijn vlees nieteet en mijn bloed niet drinkt (Joh. 6,53), kanmen deze woorden weliswaar ook begrijpenin de zin van het mysterie [van de eucharis-tie], maar het lichaam van Christus en zijnbloed is toch werkelijk het woord van deSchrift, het is het onderricht van God.Wanneer wij tot het mysterie [van de eucha-ristie] naderen, voelen wij ons verloren alser een kruimel op de grond valt. En wanneerwij aan het luisteren zijn naar het Woordvan God en het Woord van God en het vleesvan God en zijn bloed in onze oren wordengegoten, en wij aan iets anders denken, inwat voor groot gevaar komen wij danterecht?”.199 Christus die werkelijk tegen-woordig is in de gedaanten van brood enwijn, is op analoge wijze ook tegenwoordigin het Woord dat in de liturgie wordt ver-kondigd. Het begrip van de sacramentaliteitvan het Woord verdiepen kan dus bevorde-ren dat wij de openbaring “in daden enwoorden die innerlijk met elkaar verbonden

194. Ibidem.

195. Vgl. Propositio7.

196. Encycl. Fides etratio (14 september1998), 13: AAS 91(1999), 16.

197. Vgl.Catechismus van deKatholieke Kerk,1373-1374.

198. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Const. over de heili-ge liturgieSacrosanctumConcilium, 7.

199. In Psalmum147: CCL 78, 337-338.

Page 46: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 4646

zijn”,200 meer als een eenheid verstaan totnut van het geestelijk leven van de gelovi-gen en het pastoraal handelen van de Kerk.

De Heilige Schrift en het lectionarium

57. Door het verband tussen Woord eneucharistie te onderstrepen heeft de synodeterecht ook de aandacht willen vestigen openkele aspecten van de viering die betrek-king hebben op de dienst van het Woord. Ikzou vóór alles willen wijzen op het belangvan het lectionarium. De door het TweedeVaticaans Concilie gewilde hervorming201

heeft haar vruchten getoond door de toe-gang te verrijken tot de Heilige Schrift diein overvloed wordt aangeboden, vooral inde liturgie van de zondag. Behalve dat dehuidige structuur veelvuldig de belangrijk-ste teksten van de Schrift aanbiedt, bevor-dert zij ook het begrip van de eenheid vanhet goddelijk plan door middel van deonderlinge samenhang van de lezingen uithet Oude en het Nieuwe Testament, “waar-van het centrum Christus is, van Wie hetpaasmysterie gevierd dient te worden”.202

Sommige moeilijkheden die blijven bij hetbegrijpen van de relatie tussen de lezingenvan de twee Testamenten, moeten wordengezien in het licht van de canonieke lezing,ofwel van de intrinsieke eenheid van de helebijbel. Daar waar de noodzaak zich voor-doet, kunnen de bevoegde organen voorzienin de publicatie van ondersteunende midde-len die het begrip vergemakkelijken van hetonderlinge verband van de door het lectio-narium aangeboden lezingen, die alle moe-ten worden gelezen in de liturgische bijeen-komst, zoals voorzien door de liturgie vande dag. Eventuele andere problemen enmoeilijkheden dienen aan de Congregatievoor de Goddelijke Eredienst en de Regelingvan de Sacramenten te worden voorgelegd.

Wij moeten bovendien niet vergeten dat hethuidige lectionarium van de Latijnse ritus

ook een oecumenische betekenis heeft, daarhet ook door Kerken wordt gebruikt engewaardeerd die nog niet in volledige een-heid met de katholieke Kerk zijn. Op eenandere wijze doet zich het probleem voorvan het lectionarium in de liturgie van deoosterse katholieke Kerken; de synodevraagt dat dit “op gezagvolle wijze wordtonderzocht”,203 overeenkomstig de eigentraditie en de bevoegdheden van de Kerkensui iuris en ook hier rekening houdend metde oecumenische context.

Verkondiging van het Woord en de dienstvan het lectoraat

58. Reeds in de synodale vergadering overde eucharistie was gevraagd om een groterezorg voor de verkondiging van het Woordvan God.204 Zoals bekend worden de eersteen tweede lezing in de Latijnse traditie ver-kondigd door een lector of lectrice die daar-toe de opdracht heeft gekregen, terwijl hetevangelie wordt verkondigd door de priesterof de diaken. Ik zou hier de spreekbuis wil-len zijn van de synodevaders, die ook op ditpunt de noodzaak hebben onderstreept omdoor een adequate vorming205 te zorgenvoor het uitoefenen van de munus van lec-tor in de eucharistieviering206 en in het bij-zonder de dienst van het lectoraat, die alszodanig in de Latijnse ritus een dienst vande leek is. Het is noodzakelijk dat de lecto-ren die deze taak hebben, ook al zouden zijniet een aanstelling hebben ontvangen,werkelijk geschikt en terdege voorbereidzijn. Deze voorbereiding moet zowel bijbelsen liturgisch, als technisch zijn. “De bijbelsevorming moet ernaar streven dat de lecto-ren de lezingen in hun eigen context kun-nen begrijpen en de kern van de geopen-baarde boodschap verstaan door het lichtvan het geloof. De liturgische vorming moetde lectoren enige mogelijkheid bieden omde betekenis en de structuur van de liturgievan het woord te vatten, alsook de wijzen

200. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 2.

201. Vgl. Const. overde heilige liturgieSacrosanctumConcilium, 107-108.

202. Ordening voorde lezingen van demis, 66.

203. Propositio 16.

204. Vgl. BenedictusXVI, Postsyn. apost.exhort. Sacramen-tum caritatis (22februari 2007) 45:AAS 99 (2007), 140-141.

205. Vgl. Propositio14.

206. Vgl. Wetboekvan het CanoniekRecht, cann. 230 §2; 204 § 1.

Page 47: Verbum Domini Ben_xvi

47 • 2011 47

waarop de liturgie van het woord met deeucharistische liturgie verbonden is. Detechnische voorbereiding moet de lectorenvan dag tot dag geschikter maken voor dekunst om te lezen ten overstaan van hetvolk zowel met eigen stemgeluid als metbehulp van meer recente hulpmiddelen omdit stemgeluid te versterken”.207

Het belang van de homilie

59. “Verschillende taken en ambten metbetrekking tot het Woord van God komentoe aan afzonderlijke personen. Dit heeft totgevolg dat de gelovigen weliswaar luisterennaar dit woord en het overwegen, maar datde uitleg ervan alleen wordt gegeven doordegenen die op grond van hun heilige wij-ding het ambt dragen van het leergezag,ofwel zij aan wie de uitoefening van dezebediening wordt toevertrouwd”,208 dat wilzeggen, bisschoppen, priesters en diakens.Op grond hiervan begrijpt men de aandachtdie in de synode is besteed aan het themavan de homilie. Reeds in de postsynodaleapostolische exhortatie Sacramentum cari-tatis had ik eraan herinnerd dat “in relatietot het belang van het Woord van God zichde noodzaak stelt de kwaliteit van de homi-lie te verbeteren; zij is immers een deel vande liturgische handeling; zij heeft de taakom dieper begrip van het Woord van God eneen grotere uitwerking ervan in het levenvan de gelovigen te bevorderen”.209 Dehomilie is een actualiseren van de bood-schap van de Schrift, en wel zo dat de gelo-vigen ertoe worden gebracht de tegenwoor-digheid en de uitwerking van het Woordvan God te ontdekken in het heden van heteigen leven. Zij moet leiden tot het begripvan het mysterie dat wordt gevierd, uitnodi-gen tot zending en de verzamelde gelovigenvoorbereiden op de geloofsbelijdenis, hetuniversele gebed en de eucharistische litur-gie. Dientengevolge moet degenen die opgrond van hun specifieke dienst de predi-

king tot taak hebben, deze opdracht terharte gaan. Zij moeten algemene of abstrac-te homilieën vermijden die de eenvoud vanhet Woord van God verbergen, evenals nut-teloze uitwijdingen die het risico in zichhebben meer de aandacht te richten op depredikant dan op de kern van de evangeli-sche boodschap. Het moet de gelovigen dui-delijk zijn dat het de predikant erom gaatChristus te tonen, die in het middelpuntmoet staan van iedere homilie. Daarom ishet noodzakelijk dat de predikanten ver-trouwd zijn en voortdurend contact hebbenmet de heilige tekst,210 zich in overweging engebed voorbereiden op de homilie, opdat zijmet overtuiging en enthousiasme preken.De synodale vergadering heeft ook ertoeaangespoord dat men de volgende vragenvoor ogen houdt: “Wat zeggen de lezingen?Wat zeggen zij mij persoonlijk? Wat moet iktot de verzamelde gelovigen zeggen, reke-ning houdend met de concrete situatie?”211

De predikant moet zich “op de eerste plaatslaten ondervragen door het Woord van Goddat hij verkondigt”,212 omdat het, zoals de hei-lige Augustinus zegt, “ongetwijfeld vruchte-loos is wie uiterlijk het Woord van God ver-kondigt, maar innerlijk niet luistert”.213 Menmoet met bijzondere aandacht de preekvoor de zondag en hoogfeesten verzorgen;maar evenmin mag men gedurende de weekin de missen cum populo verzuimen, wan-neer mogelijk, om korte overwegingen tebieden, toegespitst op de omstandigheden,om de gelovigen te helpen het aanhoordeWoord te aanvaarden en vruchtbaar te latenworden.

De doelmatigheid van een preekdirectorium

60. Preken op een adequate manier metbetrekking tot het lectionarium is werkelijkeen kunst die moet worden aangeleerd.Daarom vraag ik in verband met hetgeen isgevraagd in de vorige synode214, aan debevoegde instanties dat men in de lijn van

207. Ordening voorde lezingen van demis, 55.

208. Ibidem, 8.

209. Nr. 46: AAS 99(2007), 141.

210. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 25.

211. Propositio 15.

212. Ibidem.

213. Sermo 179, 1:PL 38, 966.

214. Vgl. BenedictusXVI, Postsyn. apostol. exhort.Sacramentum cari-tatis (22 februari2007), 93: AAS 99(2007), 177.

Page 48: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 4848

het Compendium van de eucharistie 215 ookdenkt over passende instrumenten enondersteuning om de bedienaren te helpenop de beste manier hun taak te verrichten,zoals bijvoorbeeld een directorium over dehomilie, zodat de predikanten daarin nutti-ge hulp kunnen vinden om zich voor tebereiden op het uitoefenen van hun ambt.Zoals de heilige Hiëronymus in herinneringbrengt, moet vervolgens de prediking ver-gezeld gaan van het getuigenis van heteigen leven: “Uw handelingen moeten uwwoorden niet logenstraffen, opdat het nietgebeurt dat, wanneer u in de kerk preekt,iemand in zijn binnenste als commentaargeeft: ‘Waarom handel jij er dan zelf nietnaar?’. [...] In een priester van Christus moe-ten geest en woord met elkaar overeenstem-men”.216

Woord van God, verzoening en ziekenzalving

61. Hoewel in het middelpunt van de relatietussen Woord van God en de sacramentenongetwijfeld de eucharistie staat, is het tochgoed het belang van de Heilige Schrift ookbij de andere sacramenten te onderstrepen,in het bijzonder bij die van de genezing:ofwel het sacrament van verzoening ofboete en het sacrament van de ziekenzal-ving. Vaak wordt de verwijzing naar deHeilige Schrift bij deze sacramenten ver-waarloosd. Het is echter juist noodzakelijkdat daaraan de ruimte wordt gegeven diehaar toekomt. Men moet immers nooit ver-geten dat “het Woord van God het woordvan verzoening is, opdat daarin God allesmet zich verzoent (vgl. 2 Kor. 5,18-20; Ef.1,10). De barmhartige vergiffenis van God,mensgeworden in Jezus Christus, richt dezondaar op”.217 Door het Woord van God“wordt de boeteling verlicht om zijn zondente leren kennen, wordt hij tot bekeringopgeroepen en uitgenodigd te vertrouwenop Gods barmhartigheid”.218 Opdat de ver-zoenende kracht van het Woord van God

zich verdiept, beveelt men aan dat de indi-viduele boeteling zich op de biecht voorbe-reidt door een passende passage uit deHeilige Schrift te overdenken en zijn biechtte beginnen door middel van het lezen vanof het luisteren naar een bijbelse verma-ning, waarin is voorzien door de eigen ritus.Bij het tonen van zijn berouw is het vervol-gens goed dat de boeteling “een gebedgebruikt dat is samengesteld uit teksten vande Heilige Schrift”,219 Het is goed, indienmogelijk, dat op bijzondere ogenblikken inhet jaar of wanneer de gelegenheid zichvoordoet, de persoonlijke biecht door meerboetelingen plaatsvindt binnen boetevierin-gen, zoals voorzien door het rituale, meteerbied voor de verschillende liturgischetradities, waarin veel ruimte kan wordengelaten voor het vieren van het Woord metgebruik van de passende lezingen.

Ook wat het sacrament van de ziekenzal-ving betreft, dient men niet te vergeten dat“de genezende kracht van het Woord vanGod een levend beroep is op een constantepersoonlijke bekering in de luisteraar zelf”.220

De Heilige Schrift bevat talrijke bladzijdenvan de troost, de steun en de genezing die tedanken zijn aan de tussenkomst van God.Men dient vooral eraan te herinneren hoeJezus de lijdenden nabij was en dat Hijzelf,mensgeworden Woord van God, al onzesmarten op zich heeft genomen en heeftgeleden uit liefde voor de mens door zoziekte en sterven een zin te geven. Het isgoed dat men in de parochies en vooral inde ziekenhuizen al naar gelang de omstan-digheden het sacrament van de ziekenzal-ving in gemeenschappelijke vorm viert. Bijdeze gelegenheid moet veel ruimte wordengelaten voor de viering van het Woord vanGod en dient men de zieken te helpen ommet geloof de eigen toestand van ziekte tebeleven in vereniging met het verlossendoffer van Christus, die ons van het kwaadbevrijdt.

215. Congregatievoor de GoddelijkeEredienst en deRegeling van deSacramenten,Compendiumeucharisticum (25maart 2009),Vaticaanstad 2009.

216. Epistula 52,7:CSEL 54, 426-427.

217. Propositio 8.

218. Orde van dienstvoor boete en ver-zoening, 17.

219. Ibidem, 19.

220. Propositio 8.

Page 49: Verbum Domini Ben_xvi

49 • 2011 49

Het Woord van God en de liturgie der getijden

62. Tot de vormen van gebed die de HeiligeSchrift op de voorgrond plaatst, hoort onge-twijfeld de liturgie der getijden. De synode-vaders hebben bevestigd dat het “eenbevoorrechte vorm” is “van het luisterennaar het Woord van God, omdat het degelovigen in contact met de Heilige Schriften de levende overlevering van de Kerkbrengt”.221 Men moet vóór alles herinnerenaan de diepe theologische en kerkelijkewaardigheid van het gebed. Immers, “in degetijden wordt door de Kerk, die de priester-lijke taak van Christus, haar hoofd, uitoe-fent, ‘zonder ophouden’ (1 Tess. 5,17) eenlofoffer aan God aangeboden, namelijk dehulde van lippen die zijn Naam verheerlij-ken (vgl. Heb. 13,15). Dit gebed is ‘de stemvan de bruid zelf, die tot haar bruidegomspreekt, of nog beter, het gebed van Christustot zijn Vader, samen met dat van zijnlichaam’”.222 Het Tweede Vaticaans Conciliezei hierover: “Allen die dit goddelijk officieverrichten, vervullen derhalve een taak vande Kerk en delen tevens in de hoogste eerdie aan de bruid van Christus toekomt, wantbij de vervulling van hun taak om God teloven, staan zij voor de troon van God innaam van onze moeder de Kerk”.223 In deliturgie der getijden, als publiek gebed vande Kerk, toont zich het christelijk ideaal vande heiliging van de hele dag op het ritmevan het luisteren naar het Woord van Goden het bidden van de psalmen, zodat iedereactiviteit haar referentiepunt vindt in deaan God gebrachte lof.

Zij die door hun levensstaat aan het biddenvan de liturgie der getijden zijn gehouden,moeten deze plicht trouw vervullen tennutte van heel de Kerk. Bisschoppen, pries-ters en diakens die aspirant zijn voor hetpriesterschap, hebben van de Kerk deopdracht gekregen om deze liturgie te vie-

ren en hebben derhalve de plicht iedere daghaar in haar geheel te voltrekken.224 Wat hetverplichte karakter van deze liturgie betreftin de oosterse Kerken sui iuris, dient men tevolgen wat in het eigen recht wordt aange-geven.225 Bovendien moedig ik de gemeen-schappen van gewijd leven aan een voor-beeld te zijn in de viering van de liturgie dergetijden, zodat zij referentiepunt en inspira-tie voor het geestelijk en pastoraal levenvan heel de Kerk kunnen zijn.

De synode heeft de wens geuit dat dit typegebed zich meer verbreidt onder het volkvan God, vooral het bidden van de laudenen de vespers. Een dergelijke toename kanonder de gelovigen alleen maar de ver-trouwdheid met het Woord van God vergro-ten. Men dient ook de waarde te onderstre-pen van het getijdengebed dat is voorzienvoor de eerste vespers van zon- en feestda-gen, in het bijzonder voor de oostersekatholieke Kerken. Met dit doel beveel ikaan dat, waar mogelijk, de parochies en degemeenschappen van religieus leven ditgebed bevorderen door de deelname van degelovigen.

Het Woord van God en het benedictionale

63. Ook bij het gebruik van het benedictio-nale dient men aandacht te schenken aan deruimte die voorzien is voor de verkondi-ging, het aanhoren en het uitleggen van hetWoord van God, door middel van korte aan-sporingen. Immers, het gebaar van de zege-ning mag in de gevallen waarin door deKerk daarin is voorzien en wanneer door degelovigen daarom wordt gevraagd, niet alszodanig worden geïsoleerd, maar dient in dedaarbij passende mate in verband te wordengebracht met het liturgisch leven van hetvolk van God. In deze zin “ontleent” dezegening, als waarlijk heilig teken, “zin endoeltreffendheid aan de verkondiging vanhet Woord van God”.226 Daarom is het

221. Propositio 19.

222. Getijdenboek,Algemene inleidingop het getijdenboek,hoofdstuk 1, 15.

223. Const. over deheilige liturgieSacrosanctumConcilium, 85.

224. Vgl. Wetboekvan Canoniek Recht,cann. 276 § 3; 1174§ 1.

225. Vgl. Wetboekvan de Canones vande Oosterse Kerken,cann. 377; 473, § 1en 2,1o; 538 § 1;881 § 1.

226. Boek van dezegeningen,Praenotanda, 21.

Page 50: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 5050

belangrijk ook van deze omstandighedengebruik te maken om in de gelovigenopnieuw de honger en de dorst op te wek-ken naar ieder woord dat uit de mond vanGod komt (vgl. Mat. 4,4).

Suggesties en voorstellen voor een liturgische bezieling

64. Na aan de fundamentele elementen tehebben herinnerd van de relatie tussenliturgie en Woord van God, wens ik nuenkele voorstellen en suggesties samen tevatten en tot hun recht te laten komen diedoor de synodevaders zijn aanbevolen omonder het volk van God een steeds groterevertrouwdheid met het Woord van God tebevorderen op het gebied van liturgischehandelingen of wat daarmee verband houdt.

a) Vieringen van het Woord van God

65. De synodevaders hebben alle herdersaangespoord om in de hun toevertrouwdegemeenschappen meer gelegenheden tescheppen voor vieringen van het Woord: 227

het zijn bevoorrechte gelegenheden om deHeer te ontmoeten. Daarom kan een derge-lijke praktijk alleen maar van groot nut zijnen dient als een belangrijk element van deliturgische pastoraal te worden beschouwd.Deze vieringen krijgen een bijzonder belangbij de voorbereiding op de eucharistie vande zondag, zodat de gelovigen de mogelijk-heid hebben dieper door te dringen in derijkdom van het lectionarium om de HeiligeSchrift te overwegen en te bidden, vooral inde sterke liturgische tijden, Advent enKerstmis, Veertigdagentijd en Pasen. De vie-ring van het Woord van God wordt vervol-gens zeer aanbevolen in gemeenschappenwaar het ten gevolge van de schaarste aanpriesters niet mogelijk is het eucharistischoffer te vieren op de verplichte feestdagen.Rekening houdend met de aanwijzingen diereeds werden verwoord in de postsynodale

apostolische exhortatie Sacramentum cari-tatis omtrent de zondagse bijeenkomsten inafwachting van een priester,228 beveel ik aandat er door de bevoegde autoriteiten direc-toria voor de riten worden vervaardigd metgebruikmaking van de ervaring van de par-ticuliere Kerken. Op deze wijze zullen indeze situaties vieringen van het Woord wor-den bevorderd die het geloof van de gelovi-gen voeden, waarbij echter moet wordenvermeden dat deze worden verward meteucharistievieringen; “het zouden bij uitstekaanleidingen moeten zijn om tot God tebidden dat Hij heilige priesters naar zijnhart zendt”.229

Bovendien hebben de synodevaders ertoeuitgenodigd om ook het Woord van God tevieren ter gelegenheid van bedevaarten, bij-zondere feesten, volksmissies, retraites enbijzondere dagen van boetedoening, eerher-stel en vergeving. Wat de verschillende vor-men van volksvroomheid betreft, is het, ookal zijn dit geen liturgische handelingen enmogen zij niet worden verward met liturgi-sche vieringen, echter goed dat zij zich hier-door laten inspireren en vooral de passenderuimte laten voor het verkondigen en hetaanhoren van het Woord van God; immers,“in het woord van de bijbel zal de volks-vroomheid een onuitputtelijke bron vaninspiratie, niet te overtreffen voorbeeldenvan gebed en vruchtbare voorstellen voorthema’s vinden”.230

b) Het Woord en de stilte

66. Een niet gering aantal bijdragen van desynodevaders hebben de waarde benadruktvan de stilte in verband met het Woord vanGod en het opnemen ervan in het leven vande gelovigen.231 Het woord kan immersalleen maar in innerlijke en uiterlijke stilteworden verkondigd en gehoord. Onze tijdbevordert geen inkeer en soms heeft men deindruk dat er als het ware angst is om, al is

227. Vgl. Propositio18; TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Const. over de heili-ge liturgieSacrosanctumConcilium, 35.

228. Vgl. BenedictusXVI, Postsyn. apos-tol. exhort.Sacramentum cari-tatis (22 februari2007), 75: AAS 99(2007), 162-163.

229. Ibidem.

230. Congregatievoor de GoddelijkeEredienst en deRegeling van deSacramenten,Directorium overvolksvroomheid enliturgie, Principes enrichtlijnen (17december 2001), 87:Ench. Vat., nr. 2461.

231. Vgl. Propositio14.

Page 51: Verbum Domini Ben_xvi

51 • 2011 51

het maar voor een ogenblik, los te komenvan de instrumenten van de massamedia.Daarom is het in onze dagen noodzakelijkhet volk van God op te voeden in de waardevan de stilte. De centrale plaats van hetWoord van God in het leven van de Kerkontdekken wil zeggen ook de zin van deinkeer en de innerlijke rust opnieuw ontdek-ken. De grote traditie van de vaders leertons dat de mysteries van Christus verbon-den zijn met de stilte232 en alleen daarin kanhet Woord verblijf in ons vinden, zoals bijMaria is gebeurd, een vrouw in wie Woorden stilte onafscheidelijk zijn. Onze litur-gieën moeten dit authentiek aanhoren ver-gemakkelijken: Verbo crescente, verba defi-ciunt.233

Deze waarde moet in het bijzonder in deliturgie van het Woord schitteren, “die zomoet worden gevierd dat zij de overwegingbevordert”.234 De stilte moet, als hierin isvoorzien, beschermd worden “als een deelvan de viering”.235 Daarom spoor ik de her-ders aan om de ogenblikken van inkeer tebemoedigen, omdat daardoor met de hulpvan de Heilige Geest het Woord van Godwordt ontvangen in het hart.

c) De plechtige verkondiging van het Woordvan God

67. Een andere suggestie die uit de synodenaar voren is gekomen, was om – zeker bijbelangrijke liturgische vieringen – de ver-kondiging van het Woord, vooral het evan-gelie, een plechtiger karakter te geven doorhet evangeliarium te gebruiken dat geduren-de de openingsriten in processie wordt mee-gedragen en vervolgens door de diaken of depriester naar de ambo wordt gebracht voorde verkondiging. Zo helpt men het volk vanGod om te beseffen dat “de lezing van hetevangelie het hoogtepunt vormt van deliturgie van het Woord zelf”.236 Volgens deaanwijzingen die zijn vervat in de Ordening

voor de lezingen van de mis is het goed deverkondiging van het Woord van God, in hetbijzonder het evangelie, beter tot haar rechtte laten komen met gezang, vooral bijbepaalde feesten. Het zou goed zijn debegroeting, de aanhef aan het begin (“Uit hetevangelie van...”) en de woorden op heteinde (“Woord van de Heer”) zingend voor tedragen om het belang te onderstrepen vanhetgeen wordt gelezen.237

d) Het Woord van God in het christelijkekerkgebouw

68. Om het luisteren naar het Woord vanGod te bevorderen moet men de middelenniet veronachtzamen die de aandacht vande gelovigen kunnen vergroten. In deze zinis het noodzakelijk dat de akoestiek in kerk-gebouwen nooit wordt verwaarloosd en datliturgische en architectonische normen inacht worden genomen. “De bisschoppendienen er bij de bouw van kerken, daarbijnaar behoren geholpen, zorg voor te dragendat dit plaatsen zijn die geschikt zijn voorde verkondiging van het Woord, de overwe-ging en de viering van de eucharistie. Deheilige ruimten moeten ook buiten het litur-gisch handelen uitdrukkingsvol zijn doorhet christelijk mysterie met betrekking tothet Woord van God te tonen”.238 In het bij-zonder dient aandacht te worden geschon-ken aan de ambo, als liturgische plaatswaarvandaan het Woord van God wordtverkondigd. Deze moet op een goed zicht-bare plaats worden opgesteld, waarop deaandacht van de gelovigen zich spontaanricht gedurende de dienst van het Woord.Het is goed dat deze een vaste plaats heeften een plastisch element vormt dat in esthe-tische harmonie is met het altaar, zodat hetook zichtbaar de theologische betekenissymboliseert van de dubbele tafel van hetWoord en van de eucharistie. Vanaf de amboworden de lezingen verkondigd, de ant-woordpsalm en het Exsultet; daar kan

232. Vgl. de heiligeIgnatius vanAntiochië, AdEphesios XV, 2:Patres Apostolici,ed. F.X. Funk,Tubingae 1901, I,224.

233. Vgl. de heiligeAugustinus, Sermo288, 5: PL 38, 1307;Sermo 120, 2: PL 38,677.

234. AlgemeenInleiding op hetRomeins Missaal,56.

235. Ibidem, 45; vgl.Tweede Oecume-nisch VaticaansConcilie, Const. overde heilige liturgieSacrosanctumConcilium, 30.

236. AlgemeneOrdening voor hetRomeins Missaal,13.

237. Vgl. ibidem, 17.

238. Propositio 40.

Page 52: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 5252

bovendien de homilie worden gehouden enhet gebed van de gelovigen worden uitge-sproken.239

De synodevaders stellen bovendien voor dater in de kerken een bijzondere plaats is waarde Heilige Schrift ook buiten de viering 240

wordt opgesteld. Het is immers goed dat hetboek dat het Woord van God bevat, eenzichtbare ereplaats heeft binnen het christe-lijk kerkgebouw, zonder echter aan de cen-trale plaats die het tabernakel, dat hetAllerheiligste Sacrament bevat, toekomt,afbreuk te doen.241

e) De exclusiviteit van de bijbeltekst in deliturgie

69. De synode heeft bovendien nadrukkelijkherhaald wat overigens al door de liturgi-sche norm van de Kerk was bepaald,242

namelijk dat de lezingen die aan de HeiligeSchrift zijn ontleend, nooit worden vervan-gen door andere teksten, hoe belangrijk zijvanuit pastoraal of geestelijk standpunt ookzijn: “geen enkele tekst uit de spiritualiteit ofliteratuur kan de waarde of de rijkdom berei-ken die ligt vervat in de Heilige Schrift, diehet Woord van God is”.243 Het betreft eenoude bepaling van de Kerk, die dient te wor-den gehandhaafd.244 Met betrekking totenkele misbruiken had paus Johannes Pau-lus II er al aan herinnerd dat het belangrijkwas de Heilige Schrift nooit door anderelezingen te vervangen.245 Wij wijzen erop datook de antwoordpsalm het Woord van Godis waarmee wij antwoorden op de stem vande Heer, en dat deze daarom niet mag wor-den vervangen door andere teksten: het iswel zeer passend dat deze wordt gezongen.

f) Het liturgische, door de bijbel geïnspireerde gezang

70. In het kader van de pogingen om hetWoord van God gedurende de liturgische

viering beter tot zijn recht te laten komendient men ook aandacht te schenken aanhet gezang op de ogenblikken waarin doorde eigen rite wordt voorzien, en daarbij devoorkeur te geven aan het gezang met eenduidelijke bijbelse inspiratie, dat door mid-del van de harmonische overeenstemmingtussen woorden en muziek de schoonheidvan het goddelijk Woord tot uitdrukkingweet te brengen. In deze zin is het goed diegezangen te gebruiken die de overleveringvan de Kerk ons in handen heeft gegeven endie aan dit criterium voldoen. Ik denk in hetbijzonder aan het belang van de Gregori-aanse zang.246

g) Bijzondere aandacht voor blinden endoven

71. In deze context zou ik ook eraan willenherinneren dat de synode heeft aanbevolenin het bijzonder aandacht te schenken aanhen die op grond van hun persoonlijkegezondheidstoestand problemen hebbenmet de actieve deelname aan de liturgie, bij-voorbeeld blinden en doven. Ik moedig dechristelijke gemeenschappen aan, voorzover mogelijk, met adequate instrumentenvoorzieningen te treffen om de broeders enzusters die onder deze moeilijkheden lijden,tegemoet te komen, opdat ook zij de moge-lijkheid krijgen een levend contact met hetWoord van God te hebben.247

HET WOORD VAN GOD IN HET KERKELIJKLEVEN

Het Woord van God ontmoeten in deHeilige Schrift

72. Als het waar is dat de liturgie debevoorrechte plaats is voor het verkondi-gen, het aanhoren en het vieren van hetWoord van God, dan is het evenzeer waardat deze ontmoeting moet worden voorbe-

239. Vgl. AlgemeneOrdening voor hetRomeins Missaal,309.

240. Vgl. Propositio14.

241. Vgl. BenedictusXVI, Postsyn. apostol. exhort.Sacramentum cari-tatis (22 februari2007), 69: AAS(2007), 157.

242. Vgl. AlgemeneOrdening voor hetRomeins Missaal,57.

243. Propositio 14.

244. Vgl. canon 36van de Synode vanHippo in het jaar393: DS, 186.

245. Vgl. JohannesPaulus II, Apostol.Brief Vicesimusquintus annus (4december 1988), 13:AAS 81 (1989), 910;Congregatie voor deGoddelijke Erediensten de Regeling vande Sacramenten,Redemptionis sacra-mentum, Instructieover enkele zakendie men in achtdient te nemen ente vermijdenomtrent de HeiligeEucharistie (25maart 2004), 62:Ench. Vat.22, nr.2248.

246. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Const. over de heili-ge liturgieSacrosanctumConcilium, 116;Algemene Ordeningvoor het RomeinsMissaal, 41.

247. Vgl. Propositio14.

Page 53: Verbum Domini Ben_xvi

53 • 2011 53

reid in de harten van de gelovigen en voor-al door hen moet worden verdiept en eigen-gemaakt. Het christelijk leven wordt immersin wezen gekenmerkt door de ontmoetingmet Jezus Christus, die ons roept om Hem tevolgen. Daarom heeft de Bisschoppensyno-de meermalen op het belang gewezen vande pastoraal in de christelijke gemeenschap-pen als omgeving waarin een persoonlijkeen gemeenschappelijke weg kan wordenafgelegd ten opzichte van het Woord vanGod, zodat dat werkelijk tot fundament isvan het geestelijk leven. Samen met desynodevaders uit ik de vurige wens dat “eennieuwe tijd van een grotere liefde voor deHeilige Schrift van de kant van alle ledenvan het volk van God” opbloeit, “zodat doorhun biddende en trouwe lezing de relatiemet de persoon zelf van Jezus zich in de tijdverdiept”.248

Het ontbreekt in de geschiedenis van deKerk niet aan aanbevelingen door de heili-gen aangaande de noodzaak de Schrift tekennen om te groeien in de liefde vanChristus. Dit is een bijzonder duidelijk gege-ven bij de kerkvaders. De heiligeHiëronymus, die zeer “verliefd” was op hetWoord van God, vroeg zich af: “Hoe zoumen kunnen leven zonder de kennis van deSchriften, waardoor men Christus zelf leertkennen, die het leven van de gelovigenis?”249 Hij was er zich goed van bewust datde bijbel het instrument is “waarmee Godiedere dag tot de gelovigen spreekt”.250 Zoraadt hij de Romeinse matrona Laeta aanvoor de opvoeding van haar dochter:“Verzeker je ervan dat zij iedere dag enkelepassages uit de Schrift bestudeert [...] Zijmoet op het gebed de lezing laten volgen enop de lezing het gebed [...] Laat zij in plaatsvan juwelen en zijden kleren de goddelijkeboeken beminnen”.251 Voor ons geldt wat deheilige Hiëronymus schreef aan de priesterNepotianus: “Lees de goddelijke Schriftenmet grote regelmaat; meer nog, leg het

Heilige Boek nooit uit handen. Leer hier watje moet onderrichten”.252 Laten wij naar hetvoorbeeld van de grote heilige, die zijnleven aan de studie van de bijbel wijdde endie de Kerk de Latijnse vertaling, de zoge-naamde Vulgaat, schonk, en van alle heili-gen die in het middelpunt van hun geeste-lijk leven de ontmoeting met Christushebben geplaatst, onze inzet hernieuwenom het Woord te verdiepen dat God aan deKerk heeft gegeven; wij zullen zo kunnenstreven naar die “hoge mate van het gewo-ne geestelijke leven”253 die door pausJohannes Paulus II aan het begin van hetderde christelijke millennium zozeer werdgewenst en die zich voortdurend voedt methet luisteren naar het Woord van God.

De bijbelse bezieling van de pastoraal

73. In deze lijn heeft de synode uitgenodigdtot een bijzondere pastorale inzet om decentrale plaats van het Woord van God inhet kerkelijk leven naar voren te doenkomen door aan te bevelen ‘“de bijbelsepastoraal” te bevorderen als bijbelse bezie-ling van heel de pastoraal en niet te plaat-sen naast de andere vormen van de pasto-raal”.254 Het gaat er dus niet om enkeleontmoetingen toe te voegen in parochie ofbisdom, maar te onderzoeken of in degewone activiteit van de christelijkegemeenschappen, in de parochies, in de ver-enigingen en in de bewegingen de persoon-lijke ontmoeting met Christus, die zich aanons in zijn Woord meedeelt, werkelijk terharte wordt genomen. Daar het “niet ken-nen van de Schriften een niet kennen vanChristus is”,255 zal de bijbelse bezieling vanheel de gewone en buitengewone pastoraalleiden tot een grotere kennis van de persoonvan Christus, die de Vader en de volheid vande goddelijke openbaring openbaart.

Daarom spoor ik herders en gelovigen aanom rekening te houden met het belang van

248. Propositio 9.

249. Epistula 30,7:CSEL 54, p. 246.

250. Id., Epistula133, 13: CSEL 56, p.260.

251. Id., Epistula107, 9.12: CSEL 55,pp. 300.302.

252. Id., Epistula 52,7: CSEL 54, p. 426.

253. JohannesPaulus II, Apostol.Brief Novo millennioineunte (6 januari2001), 31: AAS 93(2001), 287-288.

254. Propositio 30;Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 24.

255. De heiligeHiëronymus,Commentariorum inIsaiam libri, Prol.: PL24, 17 B.

Page 54: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 5454

deze bezieling: het zal ook de beste manierzijn om enkele pastorale problemen hethoofd te bieden die gedurende de synodalevergadering naar voren zijn gekomen enbijvoorbeeld verband houden met een toe-name van sekten, die een verwrongen eninstrumentele lezing van de Heilige Schriftverspreiden. Daar waar de gelovigen nietworden gevormd tot kennis van de bijbelovereenkomstig het geloof van de Kerk inde bedding van haar levende overlevering,laat men in feite een pastorale leegte achterwaar werkelijkheden zoals sekten een voe-dingsbodem kunnen vinden om wortel teschieten. Daarom is het noodzakelijk ook tevoorzien in een adequate voorbereiding vanpriesters en leken die het volk van God kun-nen onderrichten in een echte benaderingvan de Schriften.

Bovendien is het, zoals is onderstreept tij-dens de synodale werkzaamheden, goed datbij de pastorale activiteit ook de verbreidingwordt begunstigd van kleine gemeenschap-pen, “die worden gevormd door gezinnen ofzijn geworteld in de parochies of verbondenzijn met de verschillende kerkelijke bewe-gingen en nieuwe gemeenschappen”.256

waarin de vorming, het gebed en de kennisvan de bijbel volgens het geloof van de Kerkkunnen worden bevorderd.

De bijbelse dimensie van de catechese

74. Een belangrijk ogenblik van de pastora-le bezieling van de Kerk waarop men decentrale plaats van het Woord van God opverstandige wijze opnieuw kan ontdekken,is de catechese, die in haar verschillendevormen en fases altijd het volk van Godmoet begeleiden. De ontmoeting van deleerlingen van Emmaüs met Jezus, die doorde evangelist Lucas wordt beschreven (vgl.Luc. 24,13-35) vertegenwoordigt in zekerezin het model van een catechese in het mid-delpunt waarvan de “uitleg van de

Schriften” staat, die alleen Jezus in staat iste geven (vgl. Luc. 24,27-28) door de ver-vulling ervan in Hemzelf te laten zien.257 Zowordt de hoop opnieuw geboren die sterkeris dan alle nederlagen en die van die leerlin-gen overtuigde en geloofwaardige getuigenmaakt van de Verrezene.

In het Algemeen directorium voor de cate-chese vinden wij waardevolle aanwijzingenom op bijbelse wijze de catechese te bezie-len en hiernaar verwijs ik gaarne.258 Bij dezegelegenheid wens ik vooral te onderstrependat de catechese “zich moet laten doordren-ken en doortrekken van een bijbelse enevangelische wijze van denken, geest enhouding door middel van een regelmatigcontact met de getuigen zelf; maar dit bete-kent evenzo dat men eraan denkt dat decatechese des te rijker en doeltreffender zalzijn, naarmate zij meer de teksten leest methet verstand en het hart van de Kerk”,259 ennaarmate zij zich meer laat inspireren doorde reflectie en het tweeduizendjarig levenvan de Kerk zelf. Men moet dus de kennisaanmoedigen van de figuren, gebeurtenis-sen en fundamentele woorden van de heili-ge tekst; daarom kan ook een verstandigmemoriseren van enkele bijzonder welspre-kende passages met betrekking tot de chris-telijke mysteries van nut zijn. De catecheti-sche activiteit impliceert altijd dat men deSchrift nadert in geloof en in de geest vande overlevering van de Kerk, zodat diewoorden worden waargenomen als levend,zoals Christus vandaag levend is waar tweeof drie zich in zijn naam verenigen (vgl.Mat. 18,20). Zij moet op een vitale wijze deheilsgeschiedenis en de inhoud van hetgeloof van de Kerk overdragen, opdat iederegelovige beseft dat ook zijn persoonlijkleven daartoe behoort.

In dit perspectief is het belangrijk de relatiete onderstrepen tussen de Heilige Schrift ende Catechismus van de Katholieke Kerk,

256. Propositio 21.

257. Vgl. Propositio23.

258. Vgl.Congregatie voor deClerus, Algemeendirectorium voor decatechese (15augustus 1997), 94-96: Ench. Vat., 16,nr. 875-878;Johannes Paulus II,Apostol. exhort.Catechesi tradendae(16 oktober 1979),27: AAS (1979),1298-1299.

259. Ibidem, 127:Ench. Vat. 16, nr.935; vgl. JohannesPaulus II, Apostol.exhort. Catechesitradendae (16 okto-ber 1979), 27: AAS71 (1979), 1299.

Page 55: Verbum Domini Ben_xvi

55 • 2011 55

zoals het Algemeen directorium voor decatechese heeft gezegd: “De Heilige Schrift,als ‘woord van God op schrift gezet onderde inspiratie van de Heilige Geest’ en deCatechismus van de Katholieke Kerk alsbelangrijke hedendaagse uitdrukking van delevende overlevering van de Kerk, zijnimmers geroepen, ieder op zijn eigen wijzeen overeenkomstig zijn eigen specifiekegezag, de catechese in de Kerk van onze tijdte bevruchten”.260

De bijbelse vorming van de christenen

75. Om het door de synode gewenste doelvan een groter bijbels karakter van heel depastoraal van de Kerk te bereiken is hetnoodzakelijk dat er een adequate vormingvan de christenen en in het bijzonder van decatecheten is. Wat dit betreft, is het nodigaan het bijbelapostolaat aandacht te schen-ken. Dit is een zeer waardevolle methodevoor jongeren om dit doel te bereiken, zoalsde kerkelijke ervaring laat zien. De synode-vaders hebben bovendien aanbevolen dater, zo mogelijk gebruikmakend van reedsbestaande academische structuren, vor-mingscentra voor leken en missionarissenworden ingericht waar men leert het Woordvan God te begrijpen, te beleven en te ver-kondigen, en dat er – waar men daartoe denoodzaak voelt – instituten worden opge-richt die gespecialiseerd zijn in bijbelstudie,opdat de exegeten een solide theologischbegrip van en een adequaat gevoel voor decontext van hun zending krijgen.261

De Heilige Schrift in grote kerkelijke bijeenkomsten

76. Onder de talrijke initiatieven die kunnenworden genomen, suggereert de synode datbij bijeenkomsten, zowel op diocesaan, alsop nationaal of internationaal niveau, meerhet belang wordt onderstreept van hetWoord van God, van het luisteren hiernaar

en van het gelovig en biddend lezen van debijbel. Daarom is het prijzenswaardig,indien men in het kader van nationale eninternationale eucharistische congressen,wereldjongerendagen en andere ontmoetin-gen meer ruimte vindt voor de vieringenvan het Woord en ogenblikken van vormingmet een bijbels karakter.262

Het Woord van God en roepingen

77. Wanneer de synode de intrinsieke eisvan het geloof onderstreept om onder onsde relatie met Christus, Woord van God, teverdiepen, heeft zij ook de aandacht willenvestigen op het feit dat dit Woord ieder per-soonlijk roept, en zo openbaart dat het levenzelf een roeping is met betrekking tot God.Dit wil zeggen dat, hoe meer wij onze per-soonlijke relatie met de Heer Jezus verdie-pen, wij des te meer gewaar worden dat Hijons roept tot heiligheid door middel vandefinitieve keuzes, waarmee ons levenbeantwoordt aan zijn liefde door taken endiensten op ons te nemen om de Kerk op tebouwen. Tegen deze achtergrond begrijptmen de uitnodigingen die door de synodeaan alle christenen zijn gedaan om de rela-tie met het Woord van God te verdiepen, alsgedoopten, maar ook als mensen die zijngeroepen om te leven overeenkomstig deverschillende levenstaten. Hier roeren wijeen van de kernpunten van het TweedeVaticaans Concilie aan, dat de roeping totheiligheid van iedere gelovige heeft onder-streept, ieder in zijn eigen levensstaat.263 Inde Heilige Schrift vinden wij onze roepingtot heiligheid geopenbaard: “Wees heilig,omdat Ik heilig ben” (Lev. 11,44; 19,2; 20,7).De heilige Paulus zal vervolgens op dechristologische wortel hiervan de aandachtvestigen: de Vader “heeft ons” in Christus“uitverkoren vóór de grondlegging derwereld om heilig en vlekkeloos te zijn voorzijn aangezicht” (Ef. 1,4). Zo kunnen wijook zijn groet aan de broeders en zusters

260. Ibidem 128:Ench. Vat. 16, nr.936.

261. Vgl. Propositio33.

262. Vgl. Propositio45.

263. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. overde Kerk Lumen gen-tium, 39-42.

Page 56: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 5656

van de gemeenschap van Rome beschouwenals tot ons gericht: “God heeft u lief en riepu tot zijn heilige gemeente. Genade en vredevoor u vanwege God onze Vader en de HeerJezus Christus” (Rom. 1,7).

a) Het Woord van God en de gewijde ambtsdragers

78. Vóór alles breng ik, nu ik mij richt tot degewijde ambtsdragers, in herinnering het-geen door de synode is gezegd: “Het Woordvan God is onmisbaar om het hart te vor-men van een goede herder, bedienaar vanhet Woord”.264 Bisschoppen, priesters en dia-kens kunnen op geen enkele wijze denkendat zij hun roeping en zending beleven zon-der een vastberaden en hernieuwde inzetvoor heiliging die een van zijn steunpilarenheeft in het contact met de bijbel.

79. Degenen die zijn geroepen tot het bis-schopsambt en de eerste en meest gezag-hebbende verkondigers van het Woord zijn,wens ik opnieuw te wijzen op hetgeen doorpaus Johannes Paulus II is gezegd in de postsynodale apostolische exhortatiePastores gregis. Om het geestelijk leven tevoeden en te doen vorderen moet de bis-schop altijd “het lezen en het overwegenvan het Woord van God op de eerste plaats”laten komen. “Iedere bisschop zal zich altijdmoeten toevertrouwen en toevertrouwdmoeten voelen ‘aan de Heer en het woordvan zijn genade, dat de macht bezit op tebouwen en u het erfdeel te verlenen met alleheiligen’ (Hand. 20,32). Alvorens iemand tezijn die het Woord doorgeeft, moet de bis-schop dan ook, tezamen met zijn priestersen evenals iedere gelovige, ja net als deKerk zelf, iemand zijn die luistert naar hetWoord. Hij moet als het ware ‘in’ het Woordzijn om zich erdoor te laten verzorgen envoeden als door een eeuwige moeder-schoot”.265 Naar het voorbeeld van Maria,Virgo audiens en Koningin van de aposte-

len, beveel ik bij alle broeders in het bis-schopsambt een geregelde persoonlijkelezing en een voortdurende studie van deHeilige Schrift aan.

80. Ook wat de priesters betreft, zou ik wil-len herinneren aan de woorden van pausJohannes Paulus II, die in de postsynodaleapostolische exhortatie Pastores dabo vobiserop heeft gewezen dat “de priester vooralbedienaar van het Woord Gods is. Hij isgewijd en gezonden om aan allen het evan-gelie van het Rijk te verkondigen, iederemens tot de gehoorzaamheid van het geloofop te roepen en de gelovigen te brengen toteen steeds diepere kennis van en gemeen-schap met het mysterie van God, dat aanons geopenbaard en meegedeeld is inChristus. Hiervoor moet de priester zelf alseerste een grote persoonlijke vertrouwdheidmet het woord van God ontwikkelen. Het isvoor hem niet voldoende het taalkundige ofexegetische aspect daarvan te kennen, watook noodzakelijk is. Het is voor hem nodigmet een volgzaam en biddend hart tot hetwoord te naderen, opdat dit tot in de grondvan zijn gedachten en gevoelens doordringten in hem een nieuwe mentaliteit verwekt –‘de gedachte van Christus’ (1 Kor. 2,16)”.266

Dientengevolge moeten zijn woorden, zijnkeuzes en zijn gedragingen steeds meer hetevangelie laten doorschijnen, verkondigenen tonen; “alleen als de priester in hetwoord ‘blijft’, zal hij een volmaakte leerlingvan de Heer worden, de waarheid kennen enwerkelijk vrij zijn”.267

Kortom, de roeping tot het priesterschapvraagt dat men is gewijd “in de waarheid”.Jezus zelf verwoordt deze eis ten opzichtevan zijn leerlingen: “Wijd hen U toe in dewaarheid. Uw woord is waarheid. Zoals GijMij in de wereld gezonden heb, zo zend Ikhen in de wereld” (Joh. 17,17-18). De leer-lingen worden in zekere zin “God binnenge-trokken, doordat zij ondergedompeld zijn in

264. Propositio 31.

265. Nr. 15: AAS 96(2004), 846-847.

266. Nr. 26: AAS 84(1992), 698.

267. Ibidem.

Page 57: Verbum Domini Ben_xvi

57 • 2011 57

het Woord van God. Het Woord van God is,om zo te zeggen, het bad dat hen reinigt, descheppende kracht die hen verandert in hetvan God zijn”.268 En daar Christus zelf hetmensgeworden Woord van God is (Joh.1,14), “de Waarheid” (Joh. 14,6) is, wil hetgebed van Jezus tot de Vader “Wijd hen Utoe in de waarheid” ten diepste zeggen:“maak hen één met Mij, Christus. Bind henaan Mij. Trek hen binnen in Mij. En erbestaat inderdaad maar één priester van hetNieuwe Verbond, dezelfde Jezus Christus”.269

Het is dus noodzakelijk dat de priesterssteeds dieper het bewustzijn van deze wer-kelijkheid vernieuwen.

81. Ik zou ook willen wijzen op de plaats vanhet Woord van God in het leven van hen diezijn geroepen tot het ambt van diaken, nietalleen als stadium voorafgaand aan hetpriesterschap, maar ook als permanentedienst. Het Directorium voor het permanentediaconaat zegt dat “uit de theologische iden-titeit van de diaken duidelijk de lijnen voort-komen van zijn specifieke spiritualiteit, die inwezen de spiritualiteit van het dienstwerkblijkt te zijn. Het voorbeeld bij uitstek isChristus, de dienaar, die geheel heeft geleefdin dienst van God tot welzijn van de men-sen”.270 In dit perspectief begrijpt men hoe inde verschillende dimensies van het diaconaledienstwerk “een element dat de diaconalespiritualiteit kenmerkt, het Woord van God isen de diaken is geroepen daarvan een gezag-hebbend verkondiger te zijn, gelovend inhetgeen hij verkondigt, onderrichtend het-geen hij gelooft, belevend hetgeen hij onder-richt”.271 Daarom beveel ik aan dat de diakensin hun eigen leven een gelovig lezen van deHeilige Schrift voeden met studie en gebed.Zij moeten worden ingeleid in de HeiligeSchrift en de juiste interpretatie ervan; deonderlinge relatie tussen Schrift en overleve-ring; in het bijzonder het gebruik van deSchriften in de prediking, de catechese en depastorale activiteit in het algemeen.272

b) Woord van God en kandidaten voor deheilige wijding

82. De synode heeft in het bijzonder belanggehecht aan de beslissende rol van hetWoord van God in het geestelijk leven vande kandidaten voor het ambtelijk priester-schap: “De kandidaten voor het priester-schap moeten leren het Woord van God liefte hebben. De Schrift moet derhalve de zielvan de theologische vorming zijn en dekringloop van exegese, theologie, spirituali-teit en zending onderstrepen”.273 De aspiran-ten voor het ambtelijk priesterschap zijngeroepen tot een diepe persoonlijke relatiemet het Woord van God, in het bijzonder inde lectio divina, omdat de roeping zelf zichdoor deze relatie voedt: het is het licht vande kracht van het Woord van God dat deeigen roeping kon worden ontdekt, begre-pen, bemind en gevolgd, en de eigen zen-ding kan worden voltooid door de gedach-ten van God in het hart te voeden, zodat hetgeloof, als antwoord op het Woord, hetnieuwe criterium wordt voor de beoordelingen inschatting van mensen en dingen,gebeurtenissen en problemen.274

Deze aandacht voor het biddende lezen vande Schrift mag op geen enkele wijze eendichotomie voeden met betrekking tot deexegetische studie die in de tijd van de vor-ming wordt gevraagd. De synode heeft aan-bevolen dat de seminaristen concreet wor-den geholpen om de relatie tussen debijbelstudie en het bidden met de Schrift tezien. De Schriften bestuderen moet bijdra-gen tot een grotere bewustwording van hetmysterie van de goddelijke openbaring eneen houding voeden van een biddend ant-woord aan de Heer die spreekt. Overigenskan een authentiek gebedsleven alleen maarin de ziel van de kandidaat het verlangendoen groeien om God, die zich in zijnWoord als oneindige liefde heeft geopen-baard, steeds meer te leren kennen. Daarom

268. Benedictus XVI,Homilie in de chris-mamis (9 april2009): AAS 101(2009), 355.

269. Ibidem, 356.

270. Congregatievoor de KatholiekeOpvoeding,Fundamentele normen voor de vorming van de permanente diakens(22 februari 1998),11: Ench. Vat. 17, nr.174-175.

271. Ibidem, 74:Ench. Vat. 17, nr.263.

272. Vgl. ibidem, 81:Ench. Vat. 17, nr.271.

273 Propositio 32.

274. Vgl. JohannesPaulus II, Postsyn.apostol. exhort.Pastores dabo vobis(25 maart 1992), 47:AAS 84 (1992), 740-742.

Page 58: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 5858

zal men de grootste zorg eraan moetenbesteden dat in het leven van de seminaris-ten deze wederkerigheid tussen studie engebed wordt onderhouden. Hiertoe is hetnuttig dat de kandidaten worden ingeleid ineen studie van de Heilige Schrift door mid-del van methoden die een dergelijke inte-grale benadering bevorderen.

c) Het Woord van God en het godgewijdeleven

83. In verband met het godgewijde levenheeft de synode vóór alles eraan herinnerddat dit “voortkomt uit het luisteren naar hetWoord van God en het evangelie aanvaardtals zijn levensstijl”.275 Leven in navolgingvan de kuise, arme en gehoorzame Christusis zo een levende “exegese” van het Woordvan God”.276 De Heilige Geest, in wienskracht de bijbel is geschreven, is dezelfdedie “stichters en stichteressen het Woordvan God in een nieuw licht” laat zien.“Daaruit komt ieder charisma voort en daar-van wil iedere regel een uitdrukking zijn”,277

en zo ontstonden wegen van christelijkleven die worden gekenmerkt door evange-lische radicaliteit.

Ik zou eraan willen herinneren dat de grotemonastieke traditie altijd als fundamentelefactor van de eigen spiritualiteit het over-wegen van de Heilige Schrift heeft gehad, inhet bijzonder in de vorm van de lectio divi-na. Ook vandaag zijn de oude en de nieuwevormen van bijzondere toewijding geroepenechte scholen van geestelijk leven te zijn,waarin de Schriften worden gelezen inovereenstemming met de Heilige Geest in deKerk, zodat heel het volk van God er profijtvan kan hebben. De synode beveelt daaromaan dat het in de gemeenschappen van god-gewijd leven nooit ontbreekt aan een solidevorming in het gelovig lezen van de bij-bel.278

Ik wens nogmaals de aandacht en de dank-baarheid te herhalen die de synode heeftgeuit voor de vormen van contemplatiefleven die door een specifiek charisma veeltijd van hun dagen wijden aan het navolgenvan de Moeder van God, die voortdurend dewoorden en alles wat Hem overkwam, over-woog (vgl. Luc. 2,19.51) en van Maria vanBethanië, die, gezeten aan de voeten van deHeer, luisterde naar zijn woorden (vgl. Luc.10,38). Mijn gedachten gaan in het bijzon-der uit naar de monniken en monialen in deslotkloosters, die in de vorm van eenafscheiding van de wereld inniger metChristus, het hart van de wereld, zijn ver-bonden. De Kerk heeft meer dan ooitbehoefte aan het getuigenis van degene diezich ervoor inzet “niets te stellen boven deliefde voor Christus”.279 De wereld van van-daag wordt vaak te zeer in beslag genomendoor uiterlijke werkzaamheden, waarin mendreigt zich te verliezen. De mannelijke envrouwelijke contemplatieven herinnerenons met hun leven van gebed, hun aanho-ren en overwegen van het Woord van Goderaan dat de mens niet leeft van broodalleen, maar van ieder woord dat komt uitde mond van God (vgl. Mat. 4,4). Daarommoeten alle gelovigen goed voor ogen hou-den dat een dergelijke vorm van leven “dewereld van vandaag wijst op hetgeen hetbelangrijkste is, uiteindelijk het enige door-slaggevende is: er is een uiteindelijke redenwaarom het de moeite waard is om te leven,dat wil zeggen God en zijn ondoorgronde-lijke liefde”.280

d) Het Woord van God en de lekengelovigen

84. Aan de lekengelovigen heeft de synodevele malen aandacht besteed en hen daarbijbedankt voor hun edelmoedige inzet bij deverspreiding van het evangelie op de ver-schillende terreinen van het dagelijks leven,in het werk, op school, in het gezin en in deopvoeding.281 Deze taak, die voortvloeit uit

275. Propositio 24.

276. Benedictus XVI,Homilie bij deWerelddag van hetGodgewijde leven (2februari 2008): AAS100 (208), 133; vgl.Johannes Paulus II,Postsyn. apostol.exhort. Vita conse-crata (25 maart1996), 82: AAS 88(1996), 458-460.

277. Congregatievoor de Institutenvan GodgewijdLeven en deGemeenschappenvan ApostolischLeven, InstructieOpnieuw vanChristus uit vertrek-ken: een vernieuwdetaak van hetGodgewijde leven inhet derde millenni-um (19 mei 2002),24: Ench. Vat. 21, nr.447.

278. Vgl. Propositio24.

279. De heiligeBenedictus, Regula,IV, 21: SC 181, pp.456-458.

280. Benedictus XVI,Toespraak bij hetbezoek aan de abdijvan “Heiligenkreuz”(9 september 2007):AAS 99 (2007), 856.

281. Vgl. Propositio30.

Page 59: Verbum Domini Ben_xvi

59 • 2011 59

het doopsel, moet zich kunnen ontwikkelendoor middel van een christelijk leven datzich er steeds meer van bewust is, en instaat is “rekenschap van de hoop” te gevendie in ons is (vgl.1 Petr. 3,15). Jezus wijst erin het evangelie van Matteüs op dat “deakker de wereld is” en dat “het goede zaadde kinderen van het Rijk zijn” (13, 38). Dezewoorden gelden in het bijzonder voor dechristelijke leken die de eigen roeping totheiligheid beleven met een leven volgens deGeest dat zich “op bijzondere wijze uitdruktin hun inschakeling in de tijdelijke aangele-genheden en in hun deelname aan de aardseactiviteiten”.282 Zij hebben behoefte eraanom de wil van God te onderscheiden doormiddel van een vertrouwdheid met hetWoord van God, gelezen en bestudeerd inde Kerk onder leiding van de rechtmatigeherders. Mogen zij deze vorming kunnenputten uit de scholen van de grote spirituelestromingen in de Kerk, aan de basis waar-van steeds de Heilige Schrift staat. Mogende bisdommen zelf naar de mogelijkhedenin deze zin gelegenheid tot vorming biedenvoor leken met bijzondere kerkelijke verant-woordelijkheden.283

e. Het Woord van God, huwelijk en gezin

85. De synode heeft het noodzakelijk geachtom ook de relatie te onderstrepen tussenWoord van God, huwelijk en christelijkgezin. Immers, “door de verkondiging vanGods Woord openbaart de Kerk aan hetchristelijk gezin zijn ware identiteit, dat wathet is en moet zijn volgens Gods bedoe-ling”.284 Daarom mag men nooit uit het oogverliezen dat het Woord van God aan deoorsprong staat van het huwelijk (vgl. Gen.2,24) en dat Jezus zelf het huwelijk heeftwillen opnemen onder de instellingen vanzijn Rijk (vgl. Mat. 19,4-8) door tot sacra-ment te verheffen hetgeen oorspronkelijkstond geschreven in de menselijke natuur.“In de sacramentele viering spreken man en

vrouw een profetisch woord uit van weder-zijdse gave, het “één vlees” zijn, teken vanhet mysterie van de eenheid van Christus ende Kerk (vgl. Ef. 5,31-32)”.285 De trouw aanhet Woord van God brengt ons ook ertoeerop te wijzen dat deze instelling vandaagin vele opzichten door de gangbare mentali-teit wordt aangevallen. Tegenover de wijd-verbreide ongeordendheid van de gevoelensen het opkomen van opvattingen die hetmenselijk lichaam en het verschil ingeslacht banaliseren, bevestigt het Woordvan God de oorspronkelijke voortreffelijk-heid van de mens, die is geschapen als manen vrouw en geroepen tot trouwe, weder-zijdse en vruchtbare liefde.

Uit het grote mysterie van het huwelijkvloeit een onontbeerlijke verantwoordelijk-heid van de ouders ten opzichte van de kin-deren voort. Tot een authentiek vader- enmoederschap hoort immers het meedelen engetuigen van de zin van het leven inChristus: door middel van de trouw en deeenheid van het gezinsleven zijn de gehuw-den tegenover hun kinderen de eerste ver-kondigers van het Woord van God. De kerk-gemeenschap moet hen ondersteunen enhelpen om het gebed in het gezin, het luiste-ren naar het Woord, de kennis van de bijbelte ontwikkelen. Daarom wenst de synodedat ieder huis zijn bijbel heeft en deze opwaardige wijze bewaart, zodat die kan wor-den gelezen en worden gebruikt voor hetgebed. De noodzakelijke hulp hierbij kanworden geboden door priesters, diakens engoed voorbereide leken. De synode heeftook de vorming aanbevolen van kleinegemeenschappen tussen gezinnen waarinmen zich kan wijden aan het gebed en hetgemeenschappelijk overwegen van geschik-te passages uit de Schrift.286 De gehuwdendienen vervolgens eraan te denken dat “hetWoord van God ook een kostbare steun isbij moeilijkheden in het huwelijks- engezinsleven”.287

282. JohannesPaulus II, Postsyn.apostol. exhort.Christifideles laici(30 december 1988),17: AAS: 81 (1989),418.

283. Vgl. Propositio33.

284. JohannesPaulus II, Apostol.exhort. Familiarisconsortio (22november 1981), 49:AAS 74 (1982), 140-141.

285. Propositio 20.

286. Vgl. Propositio21.

287. Propositio 20.

Page 60: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 6060

In deze context wens ik ook erop te wijzendat de synode aanbevelingen heeft gedaanten opzichte van de taak van de vrouw metbetrekking tot het Woord van God. De bij-drage van “het vrouwelijke genie”, zoalspaus Johannes Paulus II dit noemt,288 aan dekennis van de Schrift en heel het leven vande Kerk is in onze tijd veel groter dan in hetverleden en betreft intussen ook het terreinvan de bijbelstudie. De synode is in het bij-zonder stil blijven staan bij de onmisbarerol van de vrouw in het gezin, in de opvoe-ding, in de catechese en in het overdragenvan waarden. Immers, zij “weet het aanho-ren van het Woord, de persoonlijke relatiemet God op te wekken en de zin van verge-ving en evangelisch delen over te bren-gen”,289 als ook brengster van liefde te zijn,leermeester in barmhartigheid en stichtervan vrede; zij deelt warmte en menselijk-heid mee in een wereld die te vaak de perso-nen meet met koude criteria van uitbuitingen profijt.

Het biddend lezen van de Heilige Schrift ende “lectio divina”

86. De synode heeft meermalen aangedron-gen op de noodzaak van een biddend nade-ren tot de heilige tekst als een fundamenteelelement van het geestelijk leven van elkegelovige, in de verschillende ambten enlevensstaten, met een bijzondere verwijzingnaar de lectio divina.290 Het Woord van Godligt immers ten grondslag aan iedere chris-telijke spiritualiteit. De synodevaders stem-men daarin overeen met hetgeen de dogma-tische constitutie Dei Verbum zegt: “Allechristengelovigen [...] moeten dus graag totde heilige tekst zelf gaan, ofwel door middelvan de heilige liturgie die doordrongen isvan goddelijke woorden, ofwel door vromelezing, ofwel door geschikte initiatieven enandere hulpmiddelen, die met goedkeuringen onder de zorg van de herders van deKerk in onze tijd overal worden verbreid,

hetgeen zeer te prijzen valt. Zij dienen ech-ter te bedenken dat de lezing van de HeiligeSchrift samen moet gaan met gebed”.291 Deoverweging van het concilie wilde de grotepatristische traditie weer opnemen die altijdheeft aanbevolen tot de Schrift te naderenin dialoog met God. Zoals de heiligeAugustinus zegt: “Uw gebed is uw woorddat tot God is gericht. Wanneer u leest, ishet God die tot u spreekt, wanneer u bidt,bent u het die tot God spreekt”.292 Origenes,een van de meesters in deze manier van debijbel lezen, zegt dat een begrip van deSchrift een hechte relatie met Christus enhet gebed verlangt, meer nog dan studie. Hijis immers ervan overtuigd dat de bevoor-rechte weg om God te kennen de liefde is,en dat er geen authentieke scientia Christibestaat zonder verliefd te worden op Hem.In de Brief aan Gregorius beveelt de groteAlexandrijnse theoloog aan: “Wijd u aan delectio van de goddelijke Schriften; leg uhierop met volharding toe. Houd u met delectio divina bezig met de bedoeling om tegeloven en God te behagen. Indien u tijdensde lectio voor een gesloten deur staat, klopdan en de portier van wie Jezus heeftgezegd: ‘De deurwachter zal deze voor hemopendoen’, zal u opendoen. Zoek door u zotoe te leggen op de lectio divina eerlijk enmet een onwankelbaar vertrouwen op Godde betekenis van de goddelijke Schriften diedaarin overvloedig verborgen is. U moet erechter geen genoegen mee nemen te klop-pen en te zoeken: om de dingen van God tebegrijpen is de oratio absoluut noodzakelijk.Juist om ons hiertoe aan te sporen heeft deHeiland ons niet alleen gezegd: ‘Zoekt en gijzult vinden’ en ‘Klopt en er zal u wordenopengedaan’, maar Hij heeft eraan toege-voegd: ‘Vraagt en ge zult verkrijgen’”.293

Wat dit betreft, moet men echter het risicovan een individualistische benadering ver-mijden door voor ogen te houden dat hetWoord van God ons nu juist is gegeven om

288. Vgl. Apostol.brief Mulieris digni-tatem (15 augustus1988), 31: AAS 80(1988), 1727-1729.

289. Propositio 17.

290. Vgl.Propositiones 9.22.

291. Nr. 25.

292. Enarrationes inPsalmos, 85, 7: Pl,37, 1086.

293. Origenes,Epistula adGregorium, 3: PG 11,92.

Page 61: Verbum Domini Ben_xvi

61 • 2011 61

gemeenschap te vormen, om ons op onzeweg naar God te verenigen in de Waarheid.Het is een Woord dat zich richt tot iederpersoonlijk, maar het is ook een Woord datgemeenschap vormt, dat de Kerk vormt.Daarom moet men tot de heilige tekst altijdnaderen in de gemeenschap van de Kerk.Inderdaad, “het gemeenschappelijk lezen iszeer belangrijk, omdat het levend subjectvan de Schrift het volk van God is, de Kerkis [...] de Schrift behoort niet tot het verle-den, omdat haar subject, het door God zelfgeïnspireerde volk van God, altijd hetzelfdeis en het Woord dus altijd levend is in hetlevende subject. Daarom is het belangrijk deHeilige Schrift te lezen en de Heilige Schriftte horen in de gemeenschap van de Kerk,dat wil zeggen met al de grote getuigen vandit Woord, te beginnen bij de eerste vaderstot de heiligen van vandaag, tot aan hetleergezag van vandaag”.294

Daarom is de liturgie de bevoorrechte plaatsbij het biddend lezen van de Heilige Schrift;in het bijzonder de eucharistie, waarin doorde viering van het Lichaam en Bloed vanChristus in het sacrament onder ons hetWoord zelf wordt tegenwoordig gesteld. Inzekere zin moet het persoonlijk en gemeen-schappelijk biddend lezen altijd wordenbeleefd in verband met de eucharistievie-ring. Zoals door de eucharistische aanbid-ding de liturgie van de eucharistie wordtbegeleid en voortgezet,295 zo wordt door hetpersoonlijk en gemeenschappelijk biddendlezen voorbereid, begeleid en verdiept datwat de Kerk in een liturgisch kader viert metde verkondiging van het Woord. Door delectio en de liturgie zo nauw met elkaar inverband te brengen kan men beter de crite-ria begrijpen die dit lezen moeten leiden inde context van de pastoraal en het geestelijkleven van het volk van God.

87. In de documenten die ter voorbereidingen in de loop van deze synode zijn opge-

steld, heeft men gesproken over verschillen-de methoden om met vrucht in geloof tot deHeilige Schrift te naderen. De grootste aan-dacht is echter geschonken aan de lectiodivina, die werkelijk “in staat is om de gelo-vigen de schat van het Woord van God teontsluiten, maar ook de ontmoeting totstand te brengen met de Christus, het leven-de goddelijke Woord”.296 Ik zou hier in hetkort de wezenlijke stappen ervan in herinne-ring willen brengen. Zij begint met het lezen(lectio) van de tekst, die de vraag oproeptomtrent een authentieke kennis van deinhoud ervan: wat zegt de bijbeltekst opzich? Zonder dit ogenblik loopt men het risi-co dat de tekst alleen maar een voorwendselwordt om nooit verder dan de eigen ideeënte komen. Vervolgens komt de overweging(meditatio), waarbij de vraag is: wat zegt debijbeltekst ons? Hoe moet ieder zich per-soonlijk, maar ook als gemeenschap latenraken en zich ter discussie laten stellen, daarhet er niet om gaat over woorden na te den-ken die in het verleden zijn gesproken, maarin het heden. Hierna komt men aan hetogenblik van het gebed (oratio) dat de vraagveronderstelt: wat zeggen wij tegen de Heerals antwoord op zijn Woord? Het gebed alssmeekbede, voorbede, dank en lof is de eer-ste manier waarop het Woord ons verandert.Ten slotte wordt de lectio divina afgeslotenmet de contemplatie (contemplatio), waarbijwij als een geschenk van God zijn zienswijzeovernemen op de dingen en ons afvragen:welke bekering van geest, hart en levenvraagt de Heer van ons? De heilige Pauluszegt in de Brief aan de Romeinen: “Stemt uwgedrag niet af op deze wereld. Wordt anderemensen met een nieuwe visie. Dan zijt ge instaat om uit te maken wat God van u wil enwat goed is, wat zeer goed is en volmaakt”(12,2). De contemplatie is er immers opgericht om in ons een visie van wijsheid opde werkelijkheid, volgens God, tot stand tebrengen en in ons “de gedachte van de Heer”(1 Kor. 2,16) te vormen.

294. Benedictus XVI,Toespraak tot deleerlingen van hetgrootseminarie vanRome (19 februari2007): AAS 99(2007), 253-254.

295. Vgl. Id.,Postsyn. apostol.exhortatieSacramentum cari-tatis (22 februari2007), 66: AAS 99(2007), 155-156.

296. Slotboodschap,III, 9.

Page 62: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 6262

Het Woord van God blijkt hier het criteriumvan onderscheid te zijn: het is “levend enkrachtig. Het is scherper dan een tweesnij-dend zwaard en dringt door tot het raak-punt van ziel en geest, van gewrichten enmerg. Het ontleedt de bedoelingen engedachten van de mens” (Heb. 4,12). Het isgoed er vervolgens aan te herinneren dat delectio divina in haar dynamiek niet wordtafgesloten, zolang zij niet komt tot hande-len (actio), dat het gelovige leven ertoe aan-zet van zichzelf voor anderen een geschenkte maken in de liefde.

Deze passages vinden wij in de hoogstemate verenigd en samengevat in de figuurvan de Moeder Gods. Als voorbeeld vooriedere gelovige van een volgzaam aanvaar-den van het Woord van God “bewaarde zijal deze woorden in haar hart en overwoogze bij zichzelf” (Luc. 2, 19; vgl. 2,51), wistzij de diepe band te vinden die gebeurtenis-sen, daden en dingen die schijnbaar los vanelkaar staan, in het goddelijke plan ver-bindt.297

Ik zou bovendien in herinnering willenbrengen hetgeen gedurende de synode isaanbevolen omtrent het belang van het per-soonlijk lezen van de Schrift, ook als prak-tijk die in de mogelijkheid voorziet volgensde gewone bepalingen van de Kerk eenaflaat voor zichzelf of voor de overledenente verwerven.298 De praktijk van de aflaat299

houdt de leer in van de oneindige verdien-sten van Christus, die de Kerk, als bedienaarvan de verlossing uitdeelt en toepast, maarzij houdt ook die van de gemeenschap vande heiligen in en zegt ons “hoe innig wijmet elkaar in Christus zijn verbonden enhoezeer het bovennatuurlijke leven vanieder de ander tot nut kan zijn”.300 In dit per-spectief ondersteunt het lezen van hetWoord van God de weg van boete en beke-ring; het maakt het ons mogelijk de beteke-nis van het behoren tot de Kerk te verdiepen

en het ondersteunt ons in een grotere ver-trouwelijkheid met God. Zoals de heiligeAmbrosius zei: wanneer wij met geloof deHeilige Schrift in handen nemen en dezelezen met de Kerk, dan wandelt de mens uit-eindelijk met God in het paradijs.301

Het Woord van God en het gebed tot Maria

88. De onlosmakelijke band tussen Woordvan God en Maria van Nazaret indachtig,nodig ik samen met de synodevaders ertoeuit om onder de gelovigen, vooral in hetgezinsleven, de gebeden tot Maria te bevor-deren als hulp om de heilige geheimen teoverdenken die door de Schrift worden ver-teld. Een instrument van groot nut is bij-voorbeeld het persoonlijk of gemeenschap-pelijk bidden van de heilige rozenkrans,302

die samen met Maria opnieuw de geheimenvan het leven van Christus doorlopen303 endat paus Johannes Paulus II heeft willenverrijken met de geheimen van het licht.304

Het is nuttig dat de verkondiging van deafzonderlijke geheimen gepaard gaat metkorte passages uit de bijbel die betrekkinghebben op het uitgesproken geheim, zodathet memoriseren van enkele veelbetekenen-de uitdrukking van de Schrift in verbandmet de geheimen van het leven van Christuswordt bevorderd.

De synode heeft bovendien aanbevolenonder de gelovigen het bidden van hetgebed van de Engel des Heren te bevorde-ren. Het betreft een eenvoudig en diepgebed dat het ons mogelijk maakt “dagelijkshet mensgeworden Woord te gedenken”.305

Het is juist dat het volk van God, de gezin-nen en de gemeenschappen van godgewijdepersonen trouw zijn aan dit Mariagebed, datde traditie ons uitnodigt te bidden bij dedageraad, om twaalf uur ‘s middags en bijzonsondergang. In het gebed van de Engeldes Heren vragen wij aan God dat het opvoorspraak van Maria ook ons gegeven mag

297. Vgl. ibidem.

298. “Plenaria indul-gentia concediturchristifideli quiSacram Scripturam,iuxta textum a com-petenti auctoritateadprobatum, cumveneratione divinoeloquio debita et admodum lectionisspiritalis, per dimi-diam saltem horamlegerit; si per minustempus id egeritindulgentia erit par-tialis”: ApostolischPenitentiarie,EnchiridionIndulgentiarum.Normae et conces-siones (16 juli,1999), 30, § 1.

299. Vgl.Catechismus van deKatholieke Kerk,1471-1479.

300. Paulus VI,Apostol. const.Indulgentiarumdoctrina (1 januari1967): AAS 59(1967), 18-19.

301. Vgl. Epistula49, 3: PL 16, 1204 A.

302. Vgl.Congregatie voor deGoddelijke Erediensten de Regeling vande Sacramenten,Directorium overvolksvroomheid enliturgie. Principes enrichtlijnen (17december 2001),197-202: Ench. Vat.20, nr. 2638-2643.

303. Vgl. Propositio55.

304. Vgl. JohannesPaulus II, Apostol.brief RosariumVirginis Mariae (16oktober 2002): AAS95 (2003), 5-36.

305. Propositio 55.

Page 63: Verbum Domini Ben_xvi

63 • 2011 63

zijn zoals zij de wil van God te volbrengenen in ons zijn Woord op te nemen. Dezepraktijk kan ons helpen een authentiekeliefde tot het geheim van de menswordingte versterken.

Ook enkele antieke gebeden van het christe-lijke Oosten, die door verwijzing naar deTheotokos, de Moeder Gods, de hele heilsge-schiedenis doorlopen, verdienen het om teworden gekend, gewaardeerd en verspreid.Wij verwijzen in het bijzonder naar deAkathistos en de Paraklesis. Het betrefthymnen van lofprijzing, in de vorm van eenlitanie, gezongen en doordrenkt van kerke-lijk geloof en verwijzingen naar de bijbel,die de gelovigen helpen om samen metMaria de geheimen van Christus te overden-ken. In het bijzonder vertegenwoordigt dezogenaamde eerbiedwaardige Akathistos-hymne – ofwel hymne die staande wordtgezongen – tot de Moeder Gods een van dehoogste uitdrukkingen van Mariadevotie uitde Byzantijnse traditie.306 Door met dezewoorden te bidden wordt de ziel verruimt enwordt zij bereid gemaakt tot de vrede dievan boven komt van God, tot de vrede dieChristus zelf is, geboren uit Maria tot onsheil.

Het Woord van God en het Heilig Land

89. Nu wij denken aan het Woord van Goddat mens wordt in de schoot van Maria vanNazaret, richt ons hart zich naar het landwaar het geheim van onze verlossing invervulling is gegaan en van waaruit hetWoord van God zich heeft verspreid tot aande uiteinde der wereld. Door de werking vande Heilige Geest is immers het Woord mensgeworden op een nauwkeurig bepaald ogen-blik en een vastgestelde plaats in een lands-treek aan de grenzen van het Romeinse rijk.Hoe meer wij daarom de universaliteit enuniciteit van de persoon van Christus zien,des te meer kijken wij met dankbaarheid

naar het land waar Jezus is geboren, heeftgeleefd en zichzelf heeft gegeven voor onsallen. De stenen waarop onze Verlosserheeft gelopen, blijven voor ons vol van her-innering en blijven de Blijde Boodschap“roepen”. Daarom hebben de synodevadersherinnerd aan de gelukkige uitdrukking diehet Heilig Land “het vijfde evangelie”noemt.307 Hoe belangrijk is het dat er in dieplaatsen christelijke gemeenschappen zijn,ondanks de zo grote moeilijkheden! DeBisschoppensynode brengt alle christenendie in het land van Jezus leven en getuigenvan het geloof in de Verrezene, haar diepenabijheid tot uitdrukking. Hier zijn de chris-tenen geroepen om niet alleen te dienen als“lichtbaken van geloof voor de universeleKerk, maar ook als zuurdesem van harmo-nie, wijsheid en evenwicht in het leven vaneen maatschappij die traditioneel pluralis-tisch, multi-etnisch en multireligieus is enblijft”.308 Het Heilig Land blijft ook vandaagnog doel van pelgrimstochten van het chris-telijk volk als gebaar van gebed en boete-doening, zoals reeds in de oudheid auteursals de heilige Hiëronymus getuigen.309 Hoemeer wij de blik en het hart richten naar hetaardse Jeruzalem, des te meer ontbrandt inons het verlangen naar het hemelseJeruzalem, het ware doel van iedere pel-grimstocht, en de vurige wens dat de naamvan Jezus, in wie alleen het heil is, doorallen wordt erkend (vgl. Hand. 4,12).

306. Vgl.Congregatie voor deGoddelijke Erediensten de Regeling vande Sacramenten,Directorium overvolksvroomheid enliturgie. Principes enrichtlijnen (17december 2001),207: Ench. Vat. 20,nr. 2656-2657.

307. Vgl. Propositio51.

308. Benedictus XVI,Homilie in de heiligemis bij het Dal vanJosafat, Jeruzalem(12 mei 2009): AAS101 (2009), 473.

309. Vgl. Epistula108, 14: CSEL, 55, p.324-325.

Page 64: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 6464

DEEL III

VERBUM MUNDO

“Niemand heeft God ooit gezien;de Eniggeboren Zoon, die in de schoot desVaders is,Hij heeft Hem doen kennen” (Joh. 1,18)

DE ZENDING VAN DE KERK: HET WOORD VAN GOD VERKONDIGENAAN DE WERELD

Het Woord van God van de Vader en naarde Vader

90. De heilige Johannes onderstreeptkrachtig de fundamentele paradox van hetchristelijk geloof: enerzijds zegt hij dat“niemand God ooit heeft gezien (Joh. 1,18;vgl. 1 Joh. 4,12). Op geen enkele wijze kun-nen onze beelden, begrippen of woorden deoneindige werkelijkheid van de Allerhoog-ste bepalen of meten. Hij blijft de Deussemper maior. Anderzijds zegt hij dat hetWoord waarlijk “vlees is geworden” (Joh.1,18). De eniggeboren Zoon, die altijd rustaan de borst van de Vader, heeft God “dieniemand ooit heeft gezien” (Joh. 1,18),geopenbaard. Jezus Christus komt tot ons“vol genade en waarheid” (Joh. 1,14), dieons door Hem worden gegeven (vgl. Joh.1,17). Immers, “van zijn volheid hebbenwij allen ontvangen, genade op genade”(Joh. 1,16). In de Proloog beschouwt deevangelist Johannes het Woord vanaf zijnbij de Vader zijn tot aan zijn menswording,tot aan zijn terugkeer in de schoot van deVader, daarbij ons mens-zijn, dat Hij vooraltijd heeft aangenomen, met zich meene-mend. Bij dit uitgaan van de Vader enterugkeren naar Hem is Hij voor ons als hetware degene die over God “vertelt” (vgl.Joh. 1,18). De Zoon is immers, zegt de hei-lige Ireneüs van Lyon, ”degene die God

openbaart”.310 Jezus van Nazaret is, om zote zeggen, de “exegeet” van God, die “nie-mand ooit heeft gezien”. “Hij is het beeldvan de onzichtbare God” (Kol. 1,15). Hierkomt de profetie van Jesaja tot vervullingmet betrekking tot de uitwerking van hetWoord van de Heer: zoals de regen en desneeuw uit de hemel neerdalen om deaarde te drenken en haar te doen ontkie-men, zo “keert” het Woord van God ”nietvruchteloos naar Mij terug, maar pas wan-neer het heeft gedaan wat Mij behaagt, enalles heeft voltooid, waartoe Ik het hebgezonden” (Jes. 55,11). Jezus Christus is ditdefinitieve en doeltreffende Woord dat vande Vader is uitgegaan en naar Hem isteruggekeerd en op volmaakte wijze in dewereld zijn wil heeft verwezenlijkt.

De “Logos” van de hoop aan de wereld verkondigen

91. Het Woord van God heeft ons het god-delijk leven meegedeeld dat het aanschijnvan de aarde verandert door alles nieuw temaken (vgl. Apok. 21, 5). Zijn Woordbetrekt ons hierbij niet alleen als ontvangersvan de goddelijke openbaring, maar ook alsde verkondigers ervan. Hij die door de Vaderis gezonden om zijn wil te volbrengen (vgl.Joh. 5,36-38; 6,38-40; 7,16-18), trekt onsnaar zich toe en betrekt ons bij zijn leven enzending. De Geest van de Verrezene stelt zoons leven in staat om het Woord op doel-treffende wijze te verkondigen in heel dewereld. Dit is de ervaring van de eerstechristengemeente, die zag hoe het Woordzich uitbreidde door de prediking en hetgetuigenis (vgl. Hand. 6,7). Ik zou hier inhet bijzonder willen wijzen op het leven vande apostel Paulus, een man die volledig isgegrepen door de Heer (vgl. Fil. 3,12)– “ikzelf leef niet meer, Christus is het dieleeft in mij” (Gal. 2,20) – en door zijn zen-ding: “Wee mij, als ik het evangelie nietverkondig!” (1 Kor. 9,16), zich ervan bewust

310. Adversus hae-reses, IV, 20, 7: PG 7,1037.

Page 65: Verbum Domini Ben_xvi

65 • 2011 65

dat alles wat in Christus wordt geopen-baard, waarlijk het heil van alle volken is,de bevrijding uit de slavernij van de zondeom binnen te gaan in de vrijheid van dekinderen van God.

Inderdaad, wat de Kerk aan de wereld ver-kondigt, is de Logos van de hoop (vgl. 1 Petr.3,15); de mens heeft behoefte aan de “grotehoop” om zijn eigen heden te kunnen bele-ven, de grote hoop die “de God is die eenmenselijk gelaat heeft en die ons ‘tot hetuiterste toe heeft liefgehad’ (Joh. 1,13)”.311

Daarom is de Kerk in wezen missionair. Wijkunnen de woorden van eeuwig leven dieons bij de ontmoeting met Jezus Christusworden gegeven, niet voor ons houden: zijzijn voor allen, voor iedere mens. Iederepersoon van onze tijd, of hij dat nu weet ofniet, heeft behoefte aan deze boodschap.Moge de Heer zelf, zoals ten tijde van Amos,onder de mensen een nieuwe honger en eennieuwe dorst naar de woorden van de Heer(vgl. Am. 8,11) opwekken. Aan ons de ver-antwoordelijkheid om wat wij door genadehebben ontvangen, door te geven.

De zending van de Kerk vanuit het Woordvan God

92. De Bisschoppensynode heeft opnieuwkrachtig de noodzaak bevestigd om in deKerk het missionaire bewustzijn te verster-ken dat vanaf de oorsprong in het volk vanGod aanwezig is. De eerste christenen heb-ben hun missionaire verkondiging als eennoodzaak beschouwd die voortvloeit uit denatuur zelf van het geloof: de God in wiewij geloven, was de God van allen, de eneen ware God, die zich had geopenbaard inde geschiedenis van Israël en ten slotte inzijn Zoon, en gaf daarmee het antwoordwaarop de mensen diep van binnen wach-ten. De eerste christengemeenten hebbengevoeld dat hun geloof niet deel uitmaaktevan een bijzonder cultureel gebruik, dat

verschillend is al naar gelang de volkeren,maar behoorde tot het terrein van de waar-heid, dat alle mensen op gelijke wijze aan-gaat.

Het is weer de heilige Paulus die ons metzijn leven de zin van de christelijke zendingen haar oorspronkelijke universaliteit illus-treert. Wij denken aan de episode die doorde Handelingen van de apostelen wordt ver-teld over de Areopaag van Athene (vgl.17,16-34). De apostel van de heidenvolkengaat de dialoog aan met mensen van ver-schillende culturen, in het bewustzijn dathet mysterie van God, de Bekende-Onbekende, waarvan iedere mens een per-ceptie heeft, hoe vaag ook, zich heeft geo-penbaard in de geschiedenis: “Wat gijvereert zonder het te kennen, dat kom ik uverkondigen” (Hand. 17,23). De nieuwheidvan de christelijke verkondiging is de moge-lijkheid om tot alle volkeren te zeggen: “Hijheeft zich geopenbaard. Hij persoonlijk. Ennu staat de weg naar Hem open. De nieuw-heid van de christelijke boodschap bestaatniet in een gedachte, maar in een feit. Hijheeft zich geopenbaard”.312

Het Woord van God en het Rijk van God

93. Daarom kan de zending van de Kerk nietworden beschouwd als een facultatief ofbijkomend iets in het leven van de Kerk. Hetgaat erom dat wij de Heilige Geest ons aanChristus zelf gelijkvormig laten maken, doorzo aan zijn zending zelf deel te nemen:“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zendIk u” (Joh. 20,21), zodat wij het Woord metheel ons leven meedelen. Het is het Woordzelf dat ons naar onze broeders en zustersdrijft: het is het Woord dat verlicht, zuivert,bekeert; wij zijn slechts dienaars,

Wij dienen dus steeds meer opnieuw denoodzaak en de schoonheid te ontdekkenom het Woord te verkondigen voor de

311. Benedictus XVI,Encycl. Spe salvi (30november 2007), 31:AAS 99 (2007), 1010.

312. Benedictus XVI,Toespraak tot verte-genwoordigers uitde wereld van decultuur op het“Collège desBernardins” te Parijs(12 september2008): AAS 100(2008), 730).

Page 66: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 6666

komst van het Rijk van God, dat doorChristus zelf is gepredikt. Laten wij ons indeze zin opnieuw ervan bewust worden,zoals dat de kerkvaders zo vertrouwd was,dat de verkondiging van het Woord alsinhoud het Rijk van God heeft (vgl. Marc.1,14-15), dat de persoon zelf van Jezus is (deautobasileia), zoals Origenes op suggestievewijze in herinnering roept.313 De Heer biedthet heil aan de mensen van iedere tijd aan.Wij zien allen hoe noodzakelijk het is dathet licht van Christus ieder terrein van demensheid verlicht: gezin, school, cultuur,werk, vrije tijd en andere sectoren van hetmaatschappelijk leven.314 Het gaat er niet omeen troostend woord te verkondigen, maareen overweldigend woord, dat tot bekeringoproept, dat toegang geeft tot de ontmoe-ting met Hem door wie een nieuwe mens-heid opbloeit.

Als gedoopten zijn wij verantwoordelijkvoor de verkondiging

94. Daar heel het volk van God een “gezon-den” volk is, heeft de synode opnieuwbevestigd dat “de zending om het Woordvan God te verkondigen de taak is van alleleerlingen van Jezus Christus als gevolg vanhun doopsel”.315 Iedereen die in Christusgelooft, moet zich betrokken voelen bij dezeverantwoordelijkheid die voortkomt uit hetfeit dat men sacramenteel behoort tot hetLichaam van Christus. Dit bewustzijn moetopnieuw worden gewekt in ieder gezin,iedere parochie, gemeenschap, verenigingen kerkelijke beweging. De Kerk is dus alsmysterie van gemeenschap missionair enieder is in zijn eigen levensstaat geroepenom een beslissende bijdrage te leveren aande christelijke verkondiging.316

Bisschoppen en priesters zijn volgens deeigen zending als eersten geroepen tot eenbestaan dat is gegrepen door de dienst vanhet Woord, om het evangelie te verkondi-

gen, de sacramenten te vieren en de gelovi-gen te vormen in een authentieke kennisvan de Schriften. Ook de diakens moetenzich geroepen voelen om volgens hun eigenzending mee te werken aan deze taak vanevangelisatie.

Het godgewijde leven schittert in heel degeschiedenis van de Kerk door zijn vermo-gen om uitdrukkelijk de taak van de ver-kondiging en de prediking van het Woordvan God op zich te nemen in de missio adgentes en onder de moeilijkste omstandig-heden, en is daarbij ook bereid nieuwe situ-aties van evangelisatie onder ogen te ziendoor dapper en moedig nieuwe wegen in teslaan en nieuwe uitdagingen aan te gaanvoor een doeltreffende verkondiging vanhet Woord van God.

De leken zijn geroepen om hun profetischetaak uit te oefenen, die rechtstreeks voort-vloeit uit het doopsel, en te getuigen vanhet evangelie in het dagelijkse leven, waarzij zich ook bevinden. Wat dit betreft, heb-ben de synodevaders “hun zeer grote ach-ting en dankbaarheid, evenals hun bemoe-diging” tot uitdrukking gebracht, “voor dedienst die zovele leken en in het bijzondervrouwen met edelmoedigheid en inzet aande evangelisatie bewijzen in de gemeen-schappen die over de hele wereld zijn ver-spreid, naar het voorbeeld van Maria vanMagdala, de eerste getuige van de vreugdevan Pasen”.317 De synode erkent bovendienmet dankbaarheid dat de kerkelijke bewe-gingen en de nieuwe gemeenschappen in deKerk een grote kracht zijn voor de evangeli-satie in deze tijd door aan te zetten tot hetontwikkelen van nieuwe vormen van deverkondiging van het evangelie.318

De noodzaak van de “missio ad gentes”

95. Wanneer de synodevaders alle gelovigenaansporen tot de verkondiging van het

313. Vgl. InEvangelium secun-dum Matthaeum17,7: PG 13, 1197 B;de heiligeHiëronymus,Translatio homilia-rum Origenis inLucam, 36: PL 26,324-325.

314. Vgl. BenedictusXVI, Homilie bij deopening van de 12eGewone AlgemeneVergadering van deBisschoppensynode(5 oktober 2008):AAS 100 (2008),757.

315. Propositio 38.

316. Vgl.Congregatie voor deInstituten vanGodgewijd Leven enGemeenschappenvan ApostolischLeven, Opnieuwvanuit Christus ver-trekken: een ver-nieuwde taak vanhet Godgewijdeleven in het derdemillennium (19 mei2002), 36: Ench. Vat.21, nr. 488-491.

317. Propositio 30.

318. Vgl. Propositio38.

Page 67: Verbum Domini Ben_xvi

67 • 2011 67

Woord van God, hebben zij opnieuw ookvoor onze tijd de noodzaak bevestigd vaneen vastbesloten inzet voor de missio adgentes. De Kerk kan zich op geen enkelewijze beperken tot een pastoraal van“onderhoud” voor hen die het evangelie vanChristus reeds kennen. Het missionaire elanis een duidelijk teken van de volwassenheidvan een gemeenschap. Bovendien hebbende synodevaders krachtig uitdrukking gege-ven aan het bewustzijn dat het Woord vanGod de heilzame waarheid is waaraan iede-re mens in iedere tijd behoefte heeft.Daarom moet de verkondiging explicietzijn. De Kerk moet naar allen toe gaan metde kracht van de Geest (vgl. 1 Kor. 2,5) enprofetisch het recht en de vrijheid van per-sonen verdedigen om naar het Woord vanGod te luisteren en daarbij de meest doel-treffende middelen te zoeken om dit te ver-kondigen, ook al riskeert men vervolging.319

Tegenover allen voelt de Kerk zich verplichthet reddende Woord te verkondigen (vgl.Rom. 1,14).

De verkondiging en de nieuwe evangelisatie

96. Paus Johannes Paulus II had in het voet-spoor van hetgeen reeds door paus PaulusVI tot uitdrukking was gebracht in zijnapostolische exhortatie Evangelii nuntiandiop zeer vele wijzen de gelovigen herinnerdaan de noodzaak van een nieuwe missionai-re periode voor heel het volk van God.320 Bijhet aanbreken van het derde millenniumzijn er niet alleen nog zeer vele volkeren diede Blijde Boodschap nog niet hebben lerenkennen, maar hebben zeer vele christenen erbehoefte aan dat hun op overtuigende wijzehet Woord van God opnieuw wordt verkon-digd, zodat zij concreet de kracht van hetevangelie kunnen ervaren. Vele broeders enzusters zijn “gedoopt”, maar niet voldoende“geëvangeliseerd”.321 Dikwijls verliezen na-ties die eens rijk aan geloof en roepingenwaren, de eigen identiteit onder invloed van

een geseculariseerde cultuur.322 De noodzaakvan een nieuwe evangelisatie, die zo sterkwerd gevoeld door mijn eerbiedwaardigevoorganger, moet zonder vrees opnieuwworden bevestigd, in de zekerheid van dedoeltreffendheid van het goddelijk Woord.De Kerk, die overtuigd is van de trouw vanhaar Heer, wordt nooit moe de blijde bood-schap van het evangelie te verkondigen ennodigt alle christenen uit om de aantrek-kingskracht van het volgen van Christusopnieuw te ontdekken.

Het Woord van God en het christelijk getuigenis

97. De geweldige horizonten van de kerke-lijke zending, de complexiteit van de huidi-ge situatie vragen in deze tijd om nieuwewegen, teneinde het Woord van God doel-treffend te kunnen verkondigen. De HeiligeGeest, die primair de handelende persoon isbij iedere evangelisatie, zal nooit verzuimenom de Kerk van Christus in deze werkzaam-heid te leiden. Het is echter belangrijk datmen bij iedere wijze van verkondigingvooral de intrinsieke relatie voor ogenhoudt tussen mededeling van het Woord vanGod en christelijk getuigenis. Daarvan hangtde geloofwaardigheid zelf van de verkondi-ging af. Enerzijds is het Woord noodzake-lijk, dat meedeelt wat de Heer zelf ons heeftgezegd. Anderzijds is het onmisbaar doorgetuigenis dit Woord geloofwaardigheid teverschaffen, opdat het niet naar voren komtals een mooie filosofie of utopie, maar veel-eer als een werkelijkheid die men kan bele-ven en die doet leven. Deze wederkerigheidtussen Woord en getuigenis verwijst naar dewijze waarop God zelf zich heeft geopen-baard door middel van de menswording vanzijn Woord. Het Woord van God bereikt demensen “door middel van de ontmoetingmet getuigen die dit tegenwoordig stellenen levend maken”.323 In het bijzonder hebbende nieuwe generaties er behoefte aan om in

319. Vgl. Propositio49.

320. Vgl. JohannesPaulus II, Encycl.Redemptoris missio(7 december 1990):AAS 83 (1991), 294-340; ID., Apostol.Brief Novo millennioineunte (6 januari2001), 40: AAS 93(2001), 294-295.

321. Propositio 38.

322. Vgl. BenedictusXVI, Homilie bij deopening van de 12eGewone AlgemeneVergadering van deBisschoppensynode(5 oktober 2008):AAS 100 (2008),753-757.

323. Propositio 38.

Page 68: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 6868

het Woord van God te worden ingeleid“door de ontmoeting met en het authentiekegetuigenis van de volwassene, de positieveinvloed van vrienden en het grote gezel-schap van de kerkgemeenschap”.324

Er is een nauw verband tussen het getuige-nis van de Schrift, als getuigenis dat hetWoord van God van zichzelf geeft, en hetgetuigenis van het leven van de gelovigen.Het een impliceert het ander en leidt ertoe.Het christelijk getuigenis deelt het Woordmee waarvan in de Schriften getuigeniswordt afgelegd. De Schriften leggen op hunbeurt het getuigenis uit dat de christenenzijn geroepen met hun eigen leven te geven.Zij die geloofwaardige getuigen van hetevangelie ontmoeten, worden zo ertoegebracht de doeltreffendheid van het Woordvan God te constateren in degenen die hetontvangen.

98. In deze wisselwerking tussen getuigenisen Woord begrijpen wij de woorden vanpaus Paulus VI in de apostolische exhortatieEvangelii nuntiandi. Onze verantwoorde-lijkheid beperkt zich niet ertoe dat wij dewereld waarden voorhouden die wij delen;het is nodig dat men komt tot een explicieteverkondiging van het Woord van God.Alleen zo zullen wij trouw zijn aan deopdracht van Christus: “De Blijde Bood-schap, verkondigd door het getuigenis vanhet leven, zal dus vroeg of laat verkondigdmoeten worden door een woord van leven.Er is geen sprake van echte evangelisatie alsde naam, het onderricht, het leven, de belof-ten, het mysterie van Jezus van Nazaret, deZoon van God, niet wordt verkondigd”.325

Het feit dat de verkondiging van het Woordvan God het getuigenis van het eigen levenvereist, is een gegeven dat vanaf de oor-sprong heel duidelijk aanwezig is in hetchristelijk bewustzijn. Christus zelf is degetrouwe en ware getuige (vgl. Apok. 1,5;

3,14) van de Waarheid (vgl. Joh. 18,37). Watdit betreft, zou ik de ontelbare getuigenissenwillen herhalen die wij mochten horengedurende de synodevergadering. Wij zijndiep geroerd bij het verhaal van hen die hetgeloof hebben weten te beleven en eenschitterend getuigenis van het evangeliehebben weten te geven, ook onder regimesdie het christendom vijandig gezind zijn, ofin situaties van vervolging.

Dit alles moet ons geen angst inboezemen.Jezus zelf heeft tot zijn leerlingen gezegd:“Een dienaar staat niet boven zijn heer. Alsze Mij vervolgd hebben, zullen ze u ookvervolgen” (Joh. 15,20). Daarom wens ikmet heel de Kerk naar God een lofprijzing tedoen opstijgen vanwege het getuigenis vanzovele broeders en zusters die ook in onzetijd het leven hebben gegeven om de waar-heid van de liefde van God mee te delen, dieons in de gekruisigde en verrezen Christus isgeopenbaard. Bovendien breng ik de dank-baarheid van heel de Kerk tot uitdrukkingvoor de christenen die niet wijken ten over-staan van de hindernissen en de vervolgin-gen omwille van het evangelie. Tegelijker-tijd omarmen wij met een gevoel vansolidariteit de gelovigen van al die christe-lijke gemeenschappen, in Azië en Afrika inhet bijzonder, die in deze tijd hun leven ris-keren of maatschappelijke marginaliseringomwille van het geloof. Hier zien wij dat degeest van de zaligsprekingen uit het evan-gelie wordt verwezenlijkt voor hen die wor-den vervolgd omwille van de Heer Jezus(vgl. Mat. 5,11). Tegelijkertijd houden wijniet op onze stem te verheffen, opdat deregeringen van de naties aan allen vrijheidvan geweten en godsdienst garanderen, enook de vrijheid om openlijk te getuigen vanhet eigen geloof.326

324. Slotboodschap,IV, 12.

325. Paulus VI,Apostol. exhort.Evangelii nuntiandi(8 december 1975),22: AAS 68 (1976),20.

326. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Verkl. over de gods-dienstvrijheidDignitatis humanae,2.7.

Page 69: Verbum Domini Ben_xvi

69 • 2011 69

HET WOORD VAN GOD EN DE INZET INDE WERELD

Jezus dienen in de “geringsten van zijnbroeders” (Mat. 25,40)

99. Het goddelijk Woord verlicht het mense-lijk bestaan en zet de gewetens in bewegingom het eigen leven diepgaand opnieuw tebezien, daar heel de geschiedenis van demensheid valt onder het oordeel van God:“Wanneer de Mensenzoon komt in zijnheerlijkheid en vergezeld van alle engelen,dan zal Hij plaats nemen op zijn troon vanglorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeen-gebracht worden” (Mat. 25,31). In onze tijdblijven wij vaak oppervlakkig stilstaan bijde waarde van het ogenblik dat voorbijgaat,als was het onbelangrijk voor de toekomst.Het evangelie herinnert ons integendeeleraan dat ieder ogenblik van ons bestaanbelangrijk is en intens moet worden beleefd,daar men weet dat ieder rekenschap zalmoeten afleggen van het eigen leven. Inhoofdstuk 25 van het evangelie van Matteüsbeschouwt de Mensenzoon als voor zichzelfgedaan of niet gedaan wat wij zullen heb-ben gedaan of niet gedaan voor een van“geringste broeders” (25, 40.45): “Ik hadhonger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ikhad dorst en gij hebt Mij te drinken gege-ven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mijopgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mijgekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht,Ik was in de gevangenis en gij hebt Mijbezocht” (25, 35-36). Daarom is het hetzelf-de Woord van God dat herinnert aan denoodzaak van onze inzet in de wereld enonze verantwoordelijkheid ten overstaanvan Christus, Heer van de geschiedenis.Laten wij bij de verkondiging van het evan-gelie elkaar wederzijds aansporen om hetgoede te doen en ons in te zetten voorgerechtigheid, verzoening en vrede.

Het Woord van God en de inzet voorgerechtigheid

100. Het Woord van God zet de mens aantot relaties die worden bezield door recht-schapenheid en gerechtigheid, en getuigtvan de kostbare waarde voor God van alleinspanningen van de mens om de wereldeerlijker en bewoonbaarder te maken.327 Hetis hetzelfde Woord van God dat onrechtondubbelzinnig aan de kaak stelt en solida-riteit en gelijkheid propageert.328 Laten wijdus in het licht van de woorden van deHeer “de tekenen van de tijd”, aanwezig inde geschiedenis, herkennen, niet de inzetuit de weg gaan ten gunste van allen dielijden en het slachtoffer zijn van egoïsme.De synode heeft eraan herinnerd dat deinzet voor de gerechtigheid en de verande-ring van de wereld essentieel is voor deevangelisatie. Zoals paus Paulus VI zei,gaat het erom “door de kracht van hetevangelie door te dringen tot en als hetware een omwenteling te bewerken in debeoordelingscriteria, de bepalende waar-den, de punten die de belangstelling heb-ben, de denkwijzen, de inspiratiebronnenen levensmodellen van de mensheid, die instrijd zijn met het Woord van God en metzijn heilsplan”.329

Met dit doel hebben de synodevaders in hetbijzonder aandacht besteed aan allen diezich inzetten in het politieke en maatschap-pelijke leven. De evangelisatie en de ver-spreiding van het Woord van God moet hunactiviteit in de wereld inspireren tot het zoe-ken naar het ware welzijn van allen, metrespect en ter bevordering van de waardig-heid van iedere persoon. Zeker, het is niet dedirecte taak van de Kerk om een rechtvaar-digere maatschappij te scheppen, ook alkomt haar het recht en de plicht toe zich temengen in ethische en morele kwesties diehet welzijn van personen en volken betref-

327. Vgl. Propositio39.

328. Vgl. BenedictusXVI, Boodschap voorWereldvrededag2009 (8 december2008): InsegnamentiIV, 2 (2008), 792-802.

329. Apostol. exhort.Evangelii nuntiandi(8 december 1975),19: AAS 68 (1976),18.

Page 70: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 7070

fen. Het is vooral de taak van de lekengelo-vigen, die zijn opgevoed in de school vanhet evangelie, direct in te grijpen in hetmaatschappelijke en politieke handelen.Daarom beveelt de synode aan om eengepaste vorming te bevorderen overeen-komstig de principes van de sociale leer vande Kerk.330

101. Bovendien wens ik de aandacht vanallen te vestigen op het belang van het ver-dedigen en bevorderen van de mensenrech-ten van iedere persoon, die gebaseerd zijnop het natuurrecht, dat staat geschreven inhet hart van de mens, en die als zodanig“universeel, onschendbaar, onvervreemd-baar zijn”.331 De Kerk wenst dat door middelvan de bevestiging van deze rechten demenselijke waardigheid meer doeltreffendwordt erkend en universeel wordt bevor-derd,332 als kenmerk dat door God deSchepper is geprent in zijn schepsel, datdoor Jezus Christus is aangenomen en ver-lost door middel van zijn menswording,dood en verrijzenis. Daarom kan de ver-spreiding van het Woord van God nietanders dan de bevestiging van het respecte-ren van deze rechten versterken.333

De verkondiging van het Woord, de verzoening en de vrede tussen de volkeren

102. Onder de vele terreinen van inzet heeftde synode vurig het bevorderen aanbevolenvan de verzoening en de vrede. In de heden-daagse context is het meer dan ooit noodza-kelijk het Woord van God opnieuw te ont-dekken als bron van verzoening en vrede,omdat daarin God alles met zich verzoent(vgl. 2 Kor. 5,18-20; Ef. 1,10): Christus “isonze vrede” (Ef. 2,14), Hij die de muren diescheiden, slecht. Zeer veel getuigenissen opde synode hebben de ernstige en bloedigeconflicten die er op onze planeet aanwezigzijn, met bewijzen gestaafd. Soms schijnendeze vijandelijkheden het uiterlijk aan te

nemen van een interreligieus conflict. Ik wilnogmaals opnieuw bevestigen dat religienooit onverdraagzaamheid of oorlogen kanrechtvaardigen. Men mag geen geweldgebruiken in de naam van God!334 Iederereligie zou moeten aanzetten tot een correctgebruik van de rede en ethische waardenmoeten bevorderen die een beschaafdesamenleving opbouwen.

Laten katholieken en alle mensen van goedewil, trouw aan het werk van verzoening datdoor God in de gekruisigde en verrezenJezus Christus tot stand is gebracht, zichervoor inzetten voorbeelden van verzoeningte geven om een rechtvaardige en vreedza-me maatschappij tot stand te brengen.335

Laten wij nooit vergeten dat “daar waarmenselijke waarden machteloos worden,omdat het tragische lawaai van geweld enwapens overheerst, de profetische krachtvan het Woord van God niet minder wordten ons herhaalt dat de vrede mogelijk is endat wij instrumenten moeten zijn van ver-zoening en vrede”.336

Het Woord van God en de werkdadige liefde

103. De inzet voor gerechtigheid, verzoe-ning en vrede vindt zijn uiteindelijke wortelen zijn vervulling in de liefde die ons isgeopenbaard in Christus. Door te luisterennaar de getuigenissen die op de synode naarvoren zijn gekomen, zijn wij alerter gewor-den op het verband dat er bestaat tussen hetliefdevol luisteren naar het Woord van Goden de belangeloze dienst aan de broeders enzusters; laten alle gelovigen de noodzaakbegrijpen “het aanhoorde woord in dadenvan liefde te vertalen, omdat alleen zó deverkondiging van het evangelie geloof-waardig wordt, ondanks de menselijkebroosheid die de personen kenmerkt”.337

Jezus ging in deze wereld weldoende rond(vgl. Hand. 10,38). Door bereidwillig naarhet Woord van God te luisteren in de Kerk

330. Vgl. Propositio39.

331. Johannes XXIII,Encycl. Pacem interris (11 april1963), I: AAS 55(1963), 259.

332. Vgl. JohannesPaulus II, Encycl.Centesimus annus(1 mei 1991): AAS83 (1991), 851-852;ID, Toespraak tot deAlgemeneVergadering van deVerenigde Naties (2oktober 1979), 13:AAS 71 (1979),1152-1153.

333. Vgl.Compendium van desociale leer van deKerk, 152-159.

334. Vgl. BenedictusXVI, Boodschap voorWereldvrededag2007 (8 december2006), 10: Insegna-menti II, 2 (2006),780.

335. Vgl. Propositio8.

336. Vgl. BenedictusXVI, Homilie (25januari 2009):Insegnamenti V, 1(2009), 141.

337. ID., Homilie tergelegenheid van deafsluiting van de12e GewoneAlgemeneVergadering van deBisschoppensynode(26 oktober 2008):AAS 100 (2008),779.

Page 71: Verbum Domini Ben_xvi

71 • 2011 71

“wordt de liefde en de gerechtigheid gewektjegens allen, vooral jegens de armen”.338

Men moet nooit vergeten dat “de liefde –caritas – altijd nodig zal zijn, ook in demeest rechtvaardige samenleving [...] Wiede liefde zou willen afschaffen, is bezig demens als mens af te schaffen”.339 Daaromspoor ik alle gelovigen aan om dikwijls dehymne aan de liefde te overdenken die doorde apostel Paulus is geschreven, en zichhierdoor te laten inspireren: “De liefde islankmoedig en goedertieren; de liefde isniet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zichniets in. Zij geeft niet om schone schijn, zijzoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaadmaken en rekent het kwade niet aan. Zijverheugt zich niet over onrecht, maar vindthaar vreugde in de waarheid. Alles ver-draagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij,alles duldt zij. De liefde vergaat nimmer” (1Kor. 13,4-8).

De naastenliefde, die geworteld is in de lief-de van God, vraagt dus onze voortdurendeinzet als individu en als plaatselijke en uni-versele kerkgemeenschap. De heiligeAugustinus zegt: “Het is essentieel te begrij-pen dat de volheid van het Woord, zoalsvan alle Schriften, de liefde is [...] Wie dusgelooft de Schriften te hebben begrepen, ofminstens enkele ervan, zonder zich ervoorin te zetten om door middel van zijn ver-stand deze dubbele liefde tot God en denaaste te realiseren, laat zien dat hij ze nogniet heeft begrepen”.340

De verkondiging van het Woord van Godaan de jongeren

104. De synode heeft in het bijzonder aan-dacht geschonken aan de verkondiging vanhet goddelijk Woord aan de nieuwe genera-ties. De jongeren zijn vanaf nu al actieveleden van de Kerk en vertegenwoordigen detoekomst ervan. In hen vinden wij vaak eenspontane openheid voor het luisteren naar

het Woord van God en een oprecht verlan-gen om Jezus te leren kennen. In de jeugdkomen immers onbedwingbaar en oprechtde vragen naar boven over de zin van heteigen leven en over welke richting er moetworden gegeven aan het eigen bestaan. Opdeze vragen weet alleen God een werkelijkantwoord te geven. Deze aandacht voor dewereld van de jongeren impliceert de moedvan een duidelijke verkondiging; wij moe-ten de jongeren helpen vertrouwen in envertrouwdheid met de Heilige Schrift te krij-gen.341 Daarom hebben zij behoefte aangetuigen en leermeesters die met hen mee-gaan en hen ertoe brengen het evangelie liefte hebben en het op hun beurt mee te delen,vooral aan hun leeftijdgenoten, waarbij zijzelf authentieke en geloofwaardige verkon-digers worden.342

Het is nodig dat het goddelijk Woord ookwordt gepresenteerd in de implicaties vooreen bepaalde roeping, zodat daardoor dejongeren worden geholpen en geïnformeerdin hun levenskeuzes, ook in de richting vaneen totale toewijding.343 Authentieke roepin-gen tot het godgewijde leven en het pries-terschap hebben een gunstige voedingsbo-dem in het trouwe contact met het Woordvan God. Ik herhaal ook vandaag nog deuitnodiging die ik aan het begin van mijnpontificaat heb gedaan, om de deuren voorChristus wijd te openen: “Wie Christus bin-nenlaat, verliest niets, niets – absoluut nietsvan wat het leven vrij, mooi en grootsmaakt. Nee! Alleen in deze vriendschapworden de deuren wagenwijd geopend.Alleen in deze vriendschap openen zichwerkelijk de grote mogelijkheden van hetmenselijk bestaan [...] Beste jongeren, weesniet langer bang voor Christus! Hij neemtniets af en geeft alles. Wie zich aan Hemgeeft, ontvangt het honderdvoudige. Ja,open, open wagenwijd de deuren voorChristus – en jullie zullen het ware levenvinden”.344

338. Propositio 11.

339. Benedictus XVI,Encycl. Deus caritasest (25 december2005), 28: AAS 98(2006), 240.

340. De doctrinachristiana, I, 35,39-36,40: PL 34, 34.

341. Vgl. BenedictusXVI, Boodschap voorde 21e Wereldjon-gerendag (22 febru-ari 2006): AAS 98(2006), 282-286.

342. Vgl. Propositio34.

343. Vgl. ibidem.

344. Homilie (24april 2005): AAS(2005), 712.

Page 72: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 7272

De verkondiging van het Woord van God ende migranten

105. Het Woord van God maakt ons oplet-tend ten opzichte van de geschiedenis envan hetgeen er daarin aan nieuws ontkiemt.Daarom heeft de synode in verband met dezending van de Kerk om te evangeliserenook aandacht besteed aan het complexeverschijnsel van de migratiebewegingen,dat in deze jaren ongehoorde proportiesheeft aangenomen. Hier komen zeer delicatekwesties naar voren betreffende de veilig-heid van de naties en de opvang die moetworden geboden aan allen die een toe-vlucht, betere levensomstandigheden, ge-zondheid en werk zoeken. Een groot aantalpersonen die Christus niet kennen of eenniet adequaat beeld van Hem hebben, vesti-gen zich in landen met een christelijke tra-ditie. Tegelijkertijd emigreren personen diebehoren tot volken die diepgaand wordengekenmerkt door het christelijk geloof, naarlanden waar het nodig is de boodschap vanChristus en een nieuwe evangelisatie tebrengen. Deze situaties bieden nieuwemogelijkheden voor de verspreiding van hetWoord van God. Met dit doel hebben desynodevaders gezegd dat migranten hetrecht hebben om het kerygma te horen dathun wordt voorgehouden, niet opgelegd.Als het christenen zijn, hebben zij een ade-quate assistentie nodig bij de versterkingvan hun geloof en om zelf brengers van deevangelische boodschap te zijn. Zich bewustvan de complexiteit van het verschijnselmoeten de betreffende bisdommen in actiekomen, opdat de migratiebewegingen ookworden opgevat als een mogelijkheid omnieuwe wijzen van aanwezigheid en ver-kondiging te ontdekken en opdat, al naargelang de mogelijkheden van de betreffendebisdommen, voorzien kan worden in ade-quate opvang en bezieling van deze broe-ders en zusters van ons. Op deze manierkunnen zijzelf, geraakt door de Blijde

Boodschap, verkondigers worden van hetWoord van God en getuigen van de verre-zen Christus, hoop van de wereld.345

De verkondiging van het Woord van God ende lijdenden

106. Gedurende de werkzaamheden van devergadering is de aandacht van de synode-vaders ook gegaan naar de noodzaak omhet Woord van God te verkondigen aan aldegenen die zich bevinden in een toestandvan fysiek, psychisch of spiritueel lijden.Immers, op het ogenblik van pijn komen inhet hart heviger de ultieme vragen over dezin van het eigen leven op. Als het woordvan de mens lijkt te verstommen voor hetmysterie van het kwaad en de pijn en onzemaatschappij alleen waarde lijkt te hechtenaan het bestaan, als het beantwoordt aanbepaalde niveaus van doelmatigheid, danonthult het Woord van God ons dat ookdeze omstandigheden op mysterieuze wijzeworden “omarmd” door de tederheid vanGod. Het geloof, dat voortkomt uit de ont-moeting met het goddelijk Woord, helpt onshet menselijk leven het waard te achten omin zijn volheid te worden geleefd, ook alwordt het verzwakt door ziekte. God heeft demens geschapen voor het geluk en hetleven, terwijl ziekte en dood in de wereldhun intrede hebben gedaan als gevolg vande zonde (vgl. Wijsh. 2, 23-24). De Vadervan het leven is echter de arts van de mensbij uitstek en Hij houdt niet op zich liefde-vol over de lijdende mensheid te buigen.Het toppunt van Gods nabijheid in het lij-den van de mensheid zien wij in Jezus zelf,die “het mensgeworden Woord is. Hij heeftmet ons geleden, Hij is gestorven. Met zijnlijden en dood heeft Hij onze zwakheid aan-genomen en deze ten diepste veranderd.”346

De nabijheid van Jezus bij de lijdenden isononderbroken: zij zet zich voort in de tijddankzij de werking van de Heilige Geest in

345. Vgl. Propositio38.

346. Vgl. BenedictusXVI, Homilie tergelegenheid van de17e Wereldzieken-dag (11 februari2009): Insegna-menti, V, 1 (2009),232.

Page 73: Verbum Domini Ben_xvi

73 • 2011 73

de zending van de Kerk, in het Woord en inde sacramenten, in de mensen van goedewil, in de zorg die de gemeenschappen metbroederlijke liefde bevorderen en zo hetware gezicht van God en zijn liefde latenzien. De synode dankt God voor het lichten-de, vaak verborgen getuigenis van zovelechristenen – priesters, religieuzen en leken –die hun handen, ogen en harten hebbengeleend aan Christus, de ware arts vanlichaam en ziel, en dit blijven doen! Zijspoort vervolgens ertoe aan om zorg te blij-ven dragen voor de zieke mens door aanhem de leven schenkende tegenwoordigheidvan de Heer Jezus in het Woord en in deeucharistie te brengen. Mogen zij wordengeholpen om de Schrift te lezen en te ont-dekken dat zij juist in hun toestand op eenbijzondere wijze deel kunnen hebben aanhet verlossend lijden van Christus voor hetheil van de wereld (vgl. 2 Kor. 4,8-11.14).347

De verkondiging van het Woord van God ende armen

107. De Heilige Schrift laat de bijzondereliefde van God zien voor de armen en debehoeftigen (vgl. Mat. 25,31-46). Herhaal-delijk hebben de synodevaders gewezen opde noodzaak dat de evangelische bood-schap, de inzet van herders en gemeen-schappen gericht moeten zijn op deze broe-ders en zusters van ons. Inderdaad, “deeersten die recht hebben op de verkondigingvan het evangelie zijn nu juist de armen, dieniet alleen behoefte hebben aan brood,maar ook aan woorden van leven”.348 Hetdienstwerk van de naastenliefde, dat nooitmag ontbreken in onze Kerk, moet altijdverbonden zijn met de verkondiging van hetWoord en de viering van de heilige gehei-men.349 Tegelijkertijd is het nodig het feit teerkennen en te beklemtonen dat de armenzelf ook handelende personen bij de evan-gelisatie zijn. In de bijbel is de ware armehij die zich geheel toevertrouwt aan God, en

Jezus zelf noemt hen in het evangelie zalig,“want aan hen behoort het Rijk der heme-len” (Mat. 5,31; vgl. Luc. 6,20). De Heerprijst de eenvoud van hart van hem die inGod de ware rijkdom erkent, op Hem zijnhoop stelt en niet op de goederen van dezewereld. De Kerk mag de armen niet teleur-stellen: “De herders zijn geroepen om naarhen te luisteren, om van hen te leren, omhen in hun geloof te leiden en hen te moti-veren om hun eigen geschiedenis in handente nemen”.350

De Kerk weet dat er naast een armoede dieals deugd moet worden beoefend en waar-voor men kiest, zoals vele heiligen hebbengedaan, er tevens een miserie bestaat, dik-wijls het gevolg van ongerechtigheid voor-komend uit egoïsme; een miserie die zichkenmerkt door gebrek en honger en die devoedingsbodem is van conflicten. Wanneerde Kerk het Woord van God verkondigt,weet zij dat het nodig is een “deugdzamecirkel” te bevorderen tussen een armoede“waarvoor men moet kiezen” en een armoe-de “die men moet bestrijden” door “desoberheid en solidariteit als evangelische entegelijkertijd universele waarden opnieuw teontdekken [...] Dit brengt keuzes voorgerechtigheid en solidariteit met zichmee”.351

Het Woord van God en de bescherming vande schepping

108. De inzet in de wereld die door het god-delijk Woord wordt gevraagd, zet ons ertoeaan om met nieuwe ogen te kijken naar dehele kosmos, die door God is geschapen enreeds de sporen in zich draagt van hetWoord, waardoor alles is geschapen (vgl.Joh. 1,2). Er is inderdaad een verantwoorde-lijkheid die wij als gelovigen en verkondi-gers van het evangelie hebben, ook tenopzichte van de schepping. Terwijl de open-baring ons het plan van God aangaande de

347. Vgl. Propositio35.

348. Propositio 11.

349. Vgl. BenedictusXVI, Encycl. Deuscaritas est (25december 2005), 25:AAS 98 (2006), 236-237.

350. Propositio 11.

351. Benedictus XVI,Homilie (1 januari2009): InsegnamentiV, 1 (2009), 5.

Page 74: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 7474

kosmos bekend maakt, brengt zij ons ookertoe om verkeerde gedragingen van demens aan de kaak te stellen, wanneer hijniet alles beschouwt als een weerspiegelingvan de Schepper, maar als pure materie, diezonder scrupules kan worden gemanipu-leerd. Zo ontbreekt het de mens aan diewezenlijke nederigheid die het hem moge-lijk maakt de schepping te erkennen als eengave van God, die moet worden ontvangenen gebruikt volgens zijn plan. De arrogantieechter van de mens die leeft, als was er geenGod, leidt ertoe dat men de natuur uitbuiten misvormt, omdat men daarin niet eenwerk van het scheppende Woord erkent. Indit theologisch kader wens ik naar de uit-spraken van de synodevaders te verwijzendie eraan hebben herinnerd dat “het aanne-men van het Woord van God waarvan in deHeilige Schrift en de levende overleveringvan de Kerk wordt getuigd, een nieuwewijze betekent van de dingen zien en eenauthentieke ecologie bevordert, die haardiepste wortel heeft in de gehoorzaamheidvan het geloof [...] (en) een hernieuwdetheologische ontvankelijkheid ontwikkeltbetreffende de goedheid van alles wat inChristus is geschapen”.352 De mens heeft erbehoefte aan om opnieuw te worden opge-voed in de verwondering en het erkennenvan de authentieke schoonheid die zichopenbaart in het geschapene.353

HET WOORD VAN GOD EN DE CULTUREN

De waarde van de cultuur voor het levenvan de mens

109. De verkondiging van Johannesbetreffende de menswording van het Woordopenbaart de onlosmakelijke band die erbestaat tussen het goddelijke Woord en demenselijke woorden, waardoor het Woordzich aan ons meedeelt. In het kader vandeze overweging is de Bisschoppensynode

blijven stilstaan bij de relatie tussen Woordvan God en cultuur. God openbaart zichimmers niet aan de mens op een abstractemanier, maar door een taal, beelden en uit-drukkingen te gebruiken die zijn gebondenaan verschillende culturen. Het betreft eenvruchtbare relatie, zoals de geschiedenisvan de Kerk in ruime mate aantoont. Inonze tijd gaat deze relatie ook een nieuwefase in en dat is te danken aan het feit datde evangelisatie zich verspreidt en zichwortelt binnen de verschillende culturen, enaan de recentere ontwikkelingen in de wes-terse culturen. Dit impliceert vooral dat menhet belang van cultuur als zodanig voor hetleven van iedere mens erkent. Het ver-schijnsel cultuur doet zich immers in zijnveelvoudige aspecten voor als een essentieelgegeven van de menselijke ervaring: “Demens leeft altijd volgens een cultuur diehem eigen is en die op haar beurt onder demensen een band schept welke ook huneigen is, omdat die het intermenselijke ensociale karakter bepaalt van het menselijkbestaan”.354

Het Woord van God heeft eeuwenlang ver-schillende culturen bepaald en fundamente-le morele waarden, uitmuntende artistiekeuitdrukkingsvormen en voorbeeldige le-vensstijlen voortgebracht.355 Daarom zou ikin het perspectief van een hernieuwde ont-moeting tussen bijbel en culturen opnieuwwillen bevestigen tegenover allen die werk-zaam zijn op het gebied van de cultuur, datzij niets te vrezen hebben wanneer zij zichopenstellen voor het Woord van God; hetverwoest nooit de echte cultuur, maar vormteen constante stimulans voor het zoekennaar steeds adequatere en betekenisvolle-re menselijke uitdrukkingsvormen. Iedereauthentieke cultuur moet, wil zij er werke-lijk voor de mens zijn, openstaan voortranscendentie, dus in laatste instantie voorGod.

352. Propositio 54.

353. Vgl. BenedictusXVI, Postsyn. apostol. exhort.Sacramentum cari-tatis (22 februari2007), 92: AAS 99(2007), 176-177.

354. JohannesPaulus II, Toespraaktot de UNESCO (2juni 1980), 6: AAS72 (1980), 738.

355. Vgl. Propositio41.

Page 75: Verbum Domini Ben_xvi

75 • 2011 75

De bijbel als grote codex voor de culturen

110. De synodevaders hebben het belangonderstreept om onder hen die werkzaamzijn op het terrein van de cultuur, een ade-quate kennis van de bijbel te bevorderen,ook in een geseculariseerde omgeving enonder niet gelovigen;356 in de Heilige Schriftzijn antropologische en filosofische waar-den vervat die een positieve invloed hebbengehad op de mensheid.357 De betekenis vande bijbel als grote codex van de culturendient volledig in ere te worden hersteld.

De kennis van de bijbel op scholen en universiteiten

111. Een bijzondere omgeving waar Woordvan God en culturen elkaar ontmoeten, isdie van de school en de universiteit. De her-ders moeten in het bijzonder zorg dragenvoor deze kringen door een diepgaandekennis van de bijbel te bevorderen, zodatmen zich ook voor het heden de vruchtbaregevolgen ervan ten nutte kan maken. Dedoor katholieke instanties bevorderde stu-diecentra bieden een originele bijdrage – diemoet worden erkend – aan het bevorderenvan cultuur en onderwijs. Vervolgens moetmen het godsdienstonderwijs niet verwaar-lozen door zorgvuldig de docenten te vor-men. In veel gevallen is dit voor de studen-ten een unieke gelegenheid om in contact tekomen met de boodschap van het geloof.Het is goed dat in dit onderwijs de kennisvan de Heilige Schrift wordt bevorderd,oude en nieuwe vooroordelen worden over-wonnen en wordt getracht om haar waar-heid te doen kennen.358

De Heilige Schrift in de verschillende artistieke uitdrukkingsvormen

112. De relatie tussen Woord van God encultuur is tot uitdrukking gekomen in wer-ken op verschillende terreinen, vooral in de

wereld van de kunst. Daarom heeft de grotetraditie van het Oosten en het Westen altijdartistieke uitdrukkingsvormen gestimuleerddie door de Heilige Schrift zijn geïnspireerd,zoals bijvoorbeeld de figuratieve kunst ende architectuur, de literatuur en de muziek.Ik denk ook aan de oude taal die door deiconen wordt gesproken en die zich vanuitde oosterse traditie aan het verspreiden is inde hele wereld. Met de synodevaders brengtde Kerk haar waardering en achting enbewondering tot uitdrukking voor de kun-stenaars “die verliefd zijn” op de schoon-heid en die zich hebben laten inspirerendoor de heilige teksten: zij hebben bijgedra-gen aan de versiering van onze kerken, aande viering van ons geloof, aan de verrijkingvan onze liturgie en tegelijkertijd hebbenvelen van hen geholpen om op een of ande-re wijze de onzichtbare een eeuwige werke-lijkheden waarneembaar te maken in tijd enruimte.359 Ik spoor de bevoegde organen aandat er in de Kerk een degelijke vorming vankunstenaars wordt bevorderd betreffende deHeilige Schrift in het licht van de levendeoverlevering van de Kerk en van het leerge-zag.

Het Woord van God en de maatschappelijkecommunicatiemiddelen

113. Met de relatie tussen Woord van Goden culturen staat ook het belang van eenzorgvuldig en verstandig gebruik van oudeen nieuwe maatschappelijke communicatie-middelen in verband. De synodevaders heb-ben een gepaste kennis aanbevolen vandeze instrumenten, waarbij men aandachtschenkt aan de snelle ontwikkeling en aande niveaus van interactie en meer energiewordt gestoken in het verwerven van des-kundigheid in de verschillende sectoren, inhet bijzonder in de zogenaamde new media,zoals bijvoorbeeld internet. Er bestaat al eenveelbetekenende aanwezigheid van de kantvan de Kerk in de wereld van de massacom-

356. Vgl. ibidem.

357. Vgl. JohannesPaulus II, Encycl.Fides et ratio (14september 1998),80: AAS 91 (1999),67-68.

358. Vgl.Lineamenta 23.

359. Vgl. Propositio40.

Page 76: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 7676

municatie en ook het kerkelijk leergezagheeft zich vanaf het Tweede VaticaansConcilie over dit thema geuit.360 Het verwer-ven van nieuwe methoden om de evangeli-sche boodschap over te dragen maakt deeluit van dit voortdurend streven van de gelo-vigen om te evangeliseren en in onze dagenspant de communicatie een net over heel dewereld en krijgt de oproep van Christus“Wat Ik u zeg in het duister, spreekt dat uitin het licht, en wat ge u in het oor hoortfluisteren, verkondigt dat van de daken”(Mat. 10,27) een nieuwe betekenis. Het god-delijk Woord moet behalve in gedruktevorm ook door middel van andere vormenvan communicatie weerklinken.361 Daaromwens ik samen met de synodevaders dekatholieken te danken die zich met deskun-digheid inzetten voor een veelbetekenendeaanwezigheid in de wereld van de media entot een nog omvangrijkere en gekwalificeer-dere inzet aan te zetten.362

Onder de nieuwe vormen van massacommu-nicatie dient vandaag een groeiende rol teworden toegekend aan internet, dat eennieuw forum is waar men het evangelie kanlaten weerklinken, echter in het bewustzijndat de virtuele wereld nooit de werkelijkewereld zal kunnen vervangen en dat deevangelisatie alleen profijt zal kunnen heb-ben van de virtualiteit die de nieuwe mediabieden om belangrijke betrekkingen tebeginnen, als men komt tot een persoonlijkcontact, dat onvervangbaar blijft. In dewereld van internet, dat miljarden beeldenmogelijk maakt op miljoenen schermen inheel de wereld, zal het gelaat van Christuszichtbaar worden en moet men zijn stemhoren, omdat, “als er geen ruimte voorChristus is, er geen ruimte voor de mens is”.363

De bijbel en de inculturatie

114. Het mysterie van de menswording laatzien dat God zich enerzijds altijd in een

concrete geschiedenis meedeelt, daarbij deculturele en de daarin geschreven codicesaanneemt. Maar anderzijds kan en moethetzelfde Woord worden overgedragen inverschillende culturen en deze van binnen-uit veranderen door wat Paulus VI de evan-gelisatie van de cultuur noemt.364 Het Woordvan God toont zo, evenals overigens hetchristelijk geloof, een diep intercultureelkarakter, dat in staat is verschillende cultu-ren te ontmoeten en elkaar te laten ontmoe-ten.365

In deze context begrijpt men ook de waardevan de inculturatie van het evangelie.366 DeKerk is vast overtuigd van het intrinsiekevermogen van het Woord van God om allemenselijke personen te bereiken in de cultu-rele context waarin zij leven: ”De overtui-ging vloeit voort uit de bijbel zelf, die vanafhet boek Genesis een universele houdingaanneemt (vgl. Gen. 1,27-28), deze vervol-gens handhaaft in de zegening die isbeloofd aan alle volken dankzij Abraham enaan zijn nageslacht (vgl. Gen. 12,3; 18,18)en deze definitief bevestigt door de evange-lisatie uit te breiden ‘tot alle naties’”.367

Daarom dient inculturatie niet te wordenverward met processen van oppervlakkigeaanpassing en evenmin met een syncretisti-sche verwarring die de originaliteit van hetevangelie doet verwateren om het gemakke-lijker toegankelijk te maken.368 Het authen-tieke voorbeeld van inculturatie is de menswording zelf van het Woord: “De‘inculturatie’ of ‘acculturatie’ zal werkelijkeen weerspiegeling zijn van de menswor-ding van het Woord, wanneer een cultuurdie door het evangelie is veranderd en her-schapen, in hun eigen traditie originele uit-drukkingsvormen van christelijk leven,christelijke viering en christelijk denkenvoortbrengt”,369 door de plaatselijke cultuurvan binnenuit te doordesemen, de seminaVerbi en wat er aan positiefs in de cultuuris, tot zijn recht te laten komen en door haar

360. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Decr. over de publi-citeitsmedia Intermirifica, PauselijkeRaad voor de SocialeCommunicatie, Past.instr. Communio etprogressio over depubliciteitsmedia,gepubliceerd op lastvan het TweedeOecumenischVaticaans Concilie(23 mei 1971): AAS63 (1971), 593-656;Johannes Paulus II,Apost. brief De snel-le ontwikkeling (24januari 2005): AAS97 (2005), 265-274;Pauselijke Raad voorde Sociale Commu-nicatie, Past. instr.over de sociale com-municatie ter gele-genheid van de 20everjaardag van“Communio etprogressio” AetatisNovae (22 februari1999): AAS. 84(1992), 447-468; ID.,De Kerk en internet(22 februari 2002:Ench. Vat. 21, nr.66-95; ID., Ethiek opinternet (22 februari2009): Ench. Vat. 21,nr. 96-127.

361. Vgl. Slotbood-schap, IV, 11;Benedictus XVI,Boodschap voor de43e Werelddag voorSociale Communi-catie (24 januari2009): InsegnamentiV, 1 (2009), 123-127.

362. Vgl. Propositio44.

363. JohannesPaulus II, Boodschapvoor de 36e Wereld-dag voor de SocialeCommunicatie (24januari 2002), 6:Insegnamenti XXV, 1(2002), 94-95.

364. Vgl. Apostol.exhort. Evangeliinuntiandi (8 decem-ber 1975), 20: AAS68 )1976), 18-19.

365. Vgl. BenedictusXVI, Postsyn. apos-tol. exhort. Sacramentum

vervolg op blz. 77

Page 77: Verbum Domini Ben_xvi

77 • 2011 77

open te stellen voor de evangelische waar-den.370

Vertalingen en de verspreiding van de bijbel

115. Als de inculturatie van het Woord vanGod een onmisbaar onderdeel is van de zen-ding van de Kerk in de wereld, dan is eenbeslissend ogenblik van dit proces de ver-spreiding van de bijbel door middel van hetkostbare werk van de vertaling in verschil-lende talen. Wat dit betreft, moet men altijdvoor ogen houden dat het werk van de vert-aling van de Schriften “is begonnen vanafde tijden van het Oude Testament, toen deHebreeuwse tekst van de bijbel mondelingwerd vertaald in het Aramees (Neh. 8,8.12)en later schriftelijk in het Grieks. Een ver-taling is immers altijd iets meer dan eeneenvoudig overschrijven van de oorspron-kelijke tekst. Het overgaan van de ene taalop de andere brengt noodzakelijkerwijs eenverandering van culturele context met zichmee: de begrippen zijn niet identiek en dereikwijdte van de symbolen is verschillend,omdat zij in contact brengen met anderetradities van denken en andere levenswij-zen”.371

Gedurende de werkzaamheden van de syno-de heeft men moeten constateren dat ver-schillende plaatselijke Kerken nog nietbeschikken over een integrale vertaling vande bijbel in de eigen taal. Hoeveel volken inonze tijd hongeren en dorsten naar hetWoord van God, maar kunnen helaas nogniet ‘ruim toegang’ hebben tot de HeiligeSchrift”,372 zoals werd gewenst op hetTweede Vaticaans Concilie! Daarom acht desynode voor alles een vorming van specia-listen van belang die zich aan de vertalingwijden in de verschillende talen.373 Ik moe-dig ertoe aan om middelen in deze sector teinvesteren. In het bijzonder zou ik willenaanbevelen de inzet te ondersteunen van deKatholieke Bijbelfederatie, opdat het aantal

vertalingen van de Heilige Schrift en dewijdvertakte verspreiding ervan verderwordt uitgebreid.374 Het is goed dat op grondvan de aard van dit werk het, voor zovermogelijk, wordt gedaan in samenwerkingmet de verschillende gemeenschappen.

Het Woord van God overschrijdt de grenzenvan de culturen

116. De synodevergadering heeft bij hetdebat over de relatie tussen Woord van Goden culturen de behoefte gevoeld omopnieuw te bevestigen wat de eerste christe-nen hebben kunnen ervaren vanaf de dagvan Pinksteren (vgl. Hand. 2,1-13). Het god-delijk Woord is in staat binnen te dringenen zichzelf uit te drukken in verschillendeculturen en talen, maar hetzelfde Woordverandert de grenzen van de afzonderlijkeculturen door gemeenschap te stichten tus-sen verschillende volkeren. Het Woord vande Heer nodigt ons uit om te komen tot eengrotere gemeenschap. “Laten wij treden bui-ten de beperktheid van onze ervaringen eneen werkelijkheid binnentreden die waarlijkuniverseel is. Door in gemeenschap te tre-den met het Woord van God, treden wij bin-nen in de gemeenschap van de Kerk, die hetWoord van God beleeft. [...] Het betekentbuiten de grenzen van de afzonderlijke cul-turen treden en in de universaliteit binnen-gaan die allen verbindt, allen verenigt, onsallen tot broeders en zusters maakt”.375

Daarom vraagt het verkondigen van hetWoord van God altijd aan onszelf als eer-sten een hernieuwde uittocht, waarbij wijonze maatstaven en beperkte verbeeldingenopgeven om in ons ruimte te maken voor detegenwoordigheid van Christus.

vervolg van blz. 76

caritatis (22 febru-ari 2007), 78: AAS99 (2007), 165.

366. Vgl. Propositio48.

367. PauselijkeBijbelcommissie Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), IV, B:Ench. Vat. 13, nr.3112.

368. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Decr. over de missie-activiteit van deKerk Ad gentes, 22;Pauselijke Bijbel-commissie, De inter-pretatie van de bijbel in de Kerk, (15april 1993), IV, B:Ench. Vat.13, nr.3111-3117.

369. JohannesPaulus II, Toespraaktot de bisschoppenvan Kenia (7 mei1980), 6: AAS 72(1980), 497.

370. Vgl.Instrumentum labo-ris, 56.

371. PauselijkeBijbelcommissie, Deinterpretatie van debijbel in de Kerk (15april 1993), IV, B:Ench. Vat. 13, 3113.

372. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Dogm. const. over degoddelijke openba-ring Dei Verbum, 22.

373. Vgl. Propositio42.

374. Vgl. Propositio43.

375. Benedictus XVI,Homilie gedurendede terts aan hetbegin van het 1eAlgemeneBijeenkomst van deBisschoppenconfe-rentie (6 oktober2008): AAS 100(2008), 760.

Page 78: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 7878

HET WOORD VAN GOD EN DE INTERRELIGIEUZE DIALOOG

De waarde van de interreligieuze dialoog

117. De Kerk erkent de ontmoeting, de dia-loog en de samenwerking met alle mensenvan goede wil, in het bijzonder met perso-nen die behoren tot de verschillende religi-euze tradities van de mensheid, als eenessentieel onderdeel van de verkondigingvan het Woord, waarbij de Kerk vormenvan syncretisme en relativisme vermijdt ende lijnen volgt die worden aangegevendoor de verklaring van het Tweede Va-ticaans Concilie Nostra aetate en vervol-gens door het leergezag van de pausen zijnontwikkeld.376 Het snelle proces van de glo-balisering, dat karakteristiek is voor onzetijd, maakt het mogelijk om in nauwer con-tact te komen met personen van andereculturen en religies. Het betreft een provi-dentiële mogelijkheid om te laten zien hoeeen authentiek religieus gevoel onder demensen relaties van universele broeder-schap kan bevorderen. Het is van grootbelang dat de religies in onze vaak gesecu-lariseerde samenlevingen een mentaliteitbevorderen die in de Almachtige God hetfundament ziet van al het goede, de onuit-puttelijke bron van het morele leven, desteun van een diep gevoel van universelebroederschap.

In de Hebreeuws-christelijke traditie vindtmen bijvoorbeeld het suggestieve getuigenisvan de liefde van God voor alle volkeren,die Hij reeds in het Verbond met Noachweer verenigt in een grote omarming,gesymboliseerd door de “boog in de wol-ken” (Gen. 9,13.14.16), en die Hij volgens dewoorden van de profeten in een universelefamilie bijeen wil brengen (vgl. Jes. 2,2 vv;42,6; 66,18-21; Jer. 4,2; Ps. 47). Men regi-streert in vele religieuze tradities inderdaadgetuigenissen van de innige band die er

bestaat tussen de relatie met God en deethiek van de liefde.

De dialoog tussen christenen en moslims

118. Onder de verschillende religies kijkt deKerk met achting naar de moslims, die hetbestaan van één God erkennen;377 zij verwij-zen naar Abraham en vereren God vooralmet het gebed, de aalmoes en het vasten.Wij erkennen dat er in de traditie van deislam veel bijbelse figuren, symbolen enthema’s zijn. Het belangrijke werk van deeerbiedwaardige Johannes Paulus II voort-zettend, wens ik dat de vertrouwensrelatiesdie sinds verschillende jaren zijn aange-knoopt tussen christenen en moslims,voortduren en zich ontwikkelen in een geestvan oprechte en respectvolle dialoog.378 Desynode heeft de wens tot uitdrukkinggebracht dat in deze dialoog het respectvoor het leven als fundamentele waarde, deonvervreemdbare rechten van man envrouw en hun gelijke waardigheid kunnenworden verdiept. Rekening houdend met hetonderscheid tussen socio-politieke en religi-euze structuur, moeten de religies hun bij-drage leveren aan het algemeen welzijn. Desynode vraagt de bisschoppenconferentiesom, daar waar het opportuun en nuttig is,ontmoetingen te bevorderen tussen christe-nen en moslims zodat ze elkaar leren ken-nen en de waarden bevorderen waaraan demaatschappij behoefte heeft voor eenvreedzaam en positief samenleven.379

De dialoog met andere godsdiensten

119. Bij deze gelegenheid wens ik boven-dien het respect van de Kerk te tonen voorde oude spirituele godsdiensten en traditiesvan de verschillende continenten; zij bevat-ten waarden die het begrip tussen personenen volken zeer kunnen bevorderen.380

Herhaaldelijk constateren wij overeenkom-sten met waarden die ook in hun religieuze

376. Men herinnerezich onder de talrij-ke verschillende bijdragen: JohannesPaulus II, Encycl.Dominum et vivifi-cantem (18 mei1986): AAS 78(1986), 809-900; ID.,Encycl. Redemptorismissio (7 december1990): AAS 83(1991), 249-340; ID.,Toespraken enhomilieën ter gele-genheid van deGebedsdag voor devrede op 27 oktober1986: Insegnamenti,IX, 2, (1986), 1249-1273; Gebedsdagvoor de vrede in dewereld (24 januari2002): InsegnamentiXXV, 1 (2002), 97-108; Congregatievoor de Geloofsleer,Verklaring DominusIesus over de unici-teit en de universali-teit van JezusChristus en de Kerk(6 augustus 2000):AAS 92 (2000), 742-765.

377. Vgl. TweedeOecumenischVaticaans Concilie,Verkl. over de hou-ding van de Kerk tenopzichte van deniet-christelijkegodsdiensten Nostraaetate, 3.

378. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totde ambassadeursvan de landen meteen moslimmeerder-heid, geaccrediteerdbij de Heilige Stoel:AAS 98 (2006), 704-706.

379. Vgl. Propositio53.

380. Vgl. Propositio50.

Page 79: Verbum Domini Ben_xvi

79 • 2011 79

boeken tot uitdrukking komen, zoals bij-voorbeeld eerbied voor het leven, contem-platie, stilte, eenvoud in het boeddhisme;gevoel voor het sacrale, offer en vasten inhet hindoeïsme; en ook de waarden vangezin en samenleving in het confucianisme.Wij zien bij andere religieuze ervaringen ookeen oprechte aandacht voor de transcen-dentie van God, die wordt erkend alsSchepper, evenals voor eerbied voor hetleven, het huwelijk en het gezin en een sterkgevoel voor solidariteit.

De dialoog en godsdienstvrijheid

120. De dialoog zou echter niet vruchtbaarzijn als deze ook niet een authentiek respectzou insluiten voor iedere persoon opdat dezevrij zijn of haar godsdienst kan aanhangen.Daarom herinnert de synode behalve aan desamenwerking tussen de exponenten van deverschillende godsdiensten tevens aan “denoodzaak dat aan alle gelovigen zowel devrijheid om de eigen godsdienst privé enpubliekelijk te belijden als de gewetensvrij-heid wordt gegarandeerd”.381 Immers, “respecten dialoog vragen om wederkerigheid opalle gebieden, vooral wat de fundamentelevrijheid en in het bijzonder de godsdienst-vrijheid betreft. Zij bevorderen vrede enbegrip onder de volkeren.382

381. Ibidem.

382. JohannesPaulus II, Toespraakbij de ontmoetingmet moslimjongerente Casablanca inMarokko (19 augus-tus 1985), 5: AAS 78(1986), 99.

Page 80: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 8080

SLOT

Het definitieve woord van God

121. Aan het einde van deze overwegingen,waarmee ik de rijkdom van de 12e GewoneAlgemene Vergadering van de Bisschoppen-synode over het Woord van God in hetleven en in de zending van de Kerk heb wil-len samenvatten en verdiepen, wens ik nog-maals heel het volk van God, herders,Godgewijde personen en leken, aan te spo-ren zich ervoor in te zetten om steeds meervertrouwd te raken met de Heilige Schrift.Wij moeten nooit vergeten dat het in deKerk verkondigde, aanvaarde, gevierde enoverwogen Woord van God ten grondslagligt aan iedere authentieke en levende chris-telijke spiritualiteit. Deze intensivering vande relatie met het goddelijk Woord zal meteen groter elan tot stand komen, naarmatewij ons meer ervan bewust zullen wordendat wij zowel in de Heilige Schrift als in delevende overlevering van de Kerk staanvoor het definitieve Woord van God over dekosmos en zijn geschiedenis.

Zoals ons de Proloog van het evangelie vanJohannes laat zien, staat heel het zijn in hetteken van het Woord. Het Woord gaat uitvan de Vader en neemt verblijf onder de zij-nen en keert terug in de schoot van deVader om met zich heel de schepping mee tenemen, die in Hem en door Hem is gescha-pen. Nu beleeft de Kerk haar zending inbange verwachting van de eschatologischeverschijning van de Bruidegom: “De Geesten de bruid zeggen: ‘Kom’” (Apok. 20,17).Dit wachten is nooit passief, maar is eenmissionair verlangen om het Woord vanGod, dat iedere mens geneest en verlost, teverkondigen: ook vandaag zegt de verrezenJezus tot ons: “Gaat uit over de hele werelden verkondigt het evangelie aan heel deschepping” (Marc. 16,15).

De nieuwe evangelisatie en het nieuwe luisteren

122. Daarom moet onze tijd steeds meer eentijd van een nieuw luisteren naar het Woordvan God en van een nieuwe evangelisatiezijn. De centrale plaats van het Woord vanGod in het christelijk leven opnieuw ont-dekken laat ons zo opnieuw de diepste zinvinden van hetgeen paus Johannes Paulus IImet kracht in herinnering heeft gebracht: demissio ad gentes voortzetten en met allekracht de nieuwe evangelisatie onderne-men, vooral in die naties waar het evangelieis vergeten of te lijden heeft onder deonverschilligheid van de meerderheid tengevolge van een verbreid secularisme. Mogede Heilige Geest honger en dorst opwekkennaar het Woord van God en vurige verkon-digers en getuigen van het evangelie doenopstaan.

Laten ook wij in navolging van de groteapostel van de heidenvolken, wiens levenwas veranderd nadat hij de stem van deHeer had gehoord (vgl. Hand. 9,1-30), lui-steren naar het Woord van God, dat aan onsaltijd persoonlijk hier en nu vragen stelt. DeHeilige Geest, zo vertellen ons de Han-delingen van de apostelen, zonderde Paulussamen met Barnabas af voor de predikingen de verspreiding van de Blijde Boodschap(vgl. 13,2). Zo houdt de Heilige Geest ook inonze tijd niet op overtuigde en overtuigendehoorders en verkondigers van het Woordvan de Heer te roepen.

Het Woord en de vreugde

123. Hoe meer wij ons ter beschikkingweten te stellen van het goddelijk Woord,des te meer kunnen wij constateren dat hetmysterie van Pinksteren ook vandaag in deKerk van God werkzaam is. De Geest van deHeer blijft zijn gaven uitstorten over deKerk, opdat wij worden gebracht tot de

Page 81: Verbum Domini Ben_xvi

81 • 2011 81

gehele waarheid door voor ons de betekenisvan de Schriften te ontsluiten en ons in dewereld geloofwaardige verkondigers temaken van het Woord van het heil. Zo kerenwij terug tot de eerste brief van de heiligeJohannes. In het Woord van God hebbenook wij het Woord des levens gehoord,gezien en aangeraakt. Wij hebben doorgenade de boodschap aanvaard dat het eeu-wig leven zich heeft geopenbaard, zodat wijnu erkennen dat wij met elkaar eengemeenschap vormen met wie ons zijnvoorgegaan in het teken van het geloof, enmet allen die, verspreid over de wereld, hetWoord aanhoren, de eucharistie vieren, hetgetuigenis van de liefde beleven. Het mee-delen van deze boodschap, zo brengt ons deapostel Johannes in herinnering, wordt onsgegeven “om ons aller vreugde volkomen temaken” (1 Joh. 1,4).

De synodevergadering heeft ons laten erva-ren wat er vervat ligt in de boodschap vanJohannes: de verkondiging van het Woordschept gemeenschap en brengt vreugde totstand. Het betreft een diepe vreugde, dievoortkomt uit het hart zelf van het trinitaireleven en zich aan ons meedeelt in de Zoon.Het betreft de vreugde als onuitsprekelijkegave die de wereld niet kan geven. Men kanfeesten organiseren, maar niet de vreugde.Volgens de Schrift is de vreugde de vruchtvan de Heilige Geest (vgl. Gal. 5,22), die hetons mogelijk maakt binnen te treden in hetWoord en ervoor te zorgen dat het Woord inons binnentreedt en vrucht draagt voor heteeuwig leven. Door het Woord van God teverkondigen in de kracht van de HeiligeGeest wensen wij ook de bron mee te delenvan de ware vreugde, niet van een opper-vlakkige en voorbijgaande vreugde, maardie welke voortkomt uit een bewustzijn datalleen de Heer Jezus woorden heeft vaneeuwig leven (vgl. Joh. 6,68).

“Mater Verbi et Mater laetitiae”

124. Deze nauwe relatie tussen het Woordvan God en vreugde komt nu juist duidelijknaar voren in de Moeder Gods. Wij herin-neren aan de woorden van de heiligeElisabeth: “Zalig zij die geloofd heeft dattot vervulling zal komen wat haar vanwegede Heer gezegd is” (Luc. 1,45). Maria iszalig, omdat zij heeft geloofd en in ditgeloof in haar eigen schoot het Woord vanGod heeft ontvangen om het te geven aande wereld. De vreugde die door het Woordis ontvangen, kan zich verder uitbreiden total degenen die zich in geloof laten veran-deren door het Woord van God. Het evange-lie van Lucas laat ons in twee teksten ditmysterie van aanhoren en vreugde zien.Jezus zegt: “Mijn moeder en mijn zusterszijn zij die het woord van God horen en ernaar handelen” (8,21). En bij de uitroep vaneen vrouw uit de menigte die de schoot wilverheerlijken die Hem heeft gedragen, en deborst die Hem heeft gevoed, openbaartJezus het geheim van de ware vreugde:“Veeleer gelukkig die naar het woord vanGod luisteren en het onderhouden” (11,28).Jezus laat de ware grootheid van Mariazien en opent zo voor ieder van ons demogelijkheid van die zaligheid die voort-komt uit het Woord dat wordt ontvangenen in praktijk wordt gebracht. Daarom her-inner ik alle christenen eraan dat een per-soonlijke en gemeenschappelijke relatie metGod afhangt van het toenemen van onzevertrouwdheid met het goddelijk Woord.Ten slotte richt ik mij tot alle mensen, ooktot hen die zich hebben verwijderd van deKerk, die het geloof hebben verlaten ofnooit hebben geluisterd naar de boodschapvan het heil. Tot ieder zegt de Heer: “Ik stavoor de deur en Ik klop. Als iemand mijnstem hoort en de deur opent, zal Ik bij hembinnenkomen en maaltijd met Hem houdenen hij met Mij” (Apok. 3,20).

Page 82: Verbum Domini Ben_xvi

2011 • 8282

Laat elke dag van ons dus het stempel dra-gen van een hernieuwde ontmoeting metChristus, Woord van de Vader, dat mens isgeworden; Hij staat aan het begin en aanhet einde en “alles bestaat in Hem” (Kol.1,17). Laten wij stil worden om te luisterennaar het Woord van de Heer en om het teoverdenken, opdat het door middel van dedoeltreffende werking van de Heilige Geestblijft wonen onder ons en tot ons blijft spre-ken al de dagen van ons leven. Zo her-nieuwt de Kerk zich altijd en verjongt zijzich dankzij het Woord van de Heer, datblijft in eeuwigheid (vgl. 1 Petr. 1,25; Jes.40,8). Zo zullen ook wij kunnen treden in degrote huwelijksdialoog waarmee de HeiligeSchrift afsluit: “De Geest en de bruid zeg-gen: ‘Kom!’ Laat wie het hoort zeggen:‘Kom!’ [...] Hij die dit alles waarborgt,spreekt: ‘Ja, Ik kom spoedig’. Amen. Kom,Heer Jezus” (Apok. 22,17,20).

Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 30 septem-ber, gedachtenis van de heilige Hiëronymus,in het jaar 2010, het zesde jaar van mijnpontificaat.

Benedictus XVI

© Copyright 2010 - Libreria EditriceVaticana / Secretariaat RK Kerk inNederland

Vertaling: drs. H.M.G. Kretzers

Page 83: Verbum Domini Ben_xvi

83 • 2011 83

Page 84: Verbum Domini Ben_xvi

d o c u m e n t a t i ek e r k e l i j k e

Bestellingen: Secretariaat RKK, Postbus 13049, 3507 LA Utrecht, tel.: 030 2326909, e-mail: [email protected]

nummer 1; 84 blz., € 5,75Verbum Domini - Apostolische postsynodale exhortatievan paus Benedictus XVI over het Woord van God in hetleven en de zending van de Kerk

Kerkelijke documentatie - jaargang 39, 2011