universiteit gent faculteit diergeneeskunde … · 2012-03-14 · onderdompeling ... in deze...

48
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010 - 2011 ANAESTHESIE BIJ AMFIBIEËN door Dieter MASSCHELEIN Promotor : Prof. Dr. An MARTEL Literatuurstudie in het kader van de masterproef

Upload: others

Post on 26-Jan-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2010 - 2011

ANAESTHESIE BIJ AMFIBIEËN

door

Dieter MASSCHELEIN

Promotor : Prof. Dr. An MARTEL Literatuurstudie in het kader

van de masterproef

Page 2: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie
Page 3: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2010 - 2011

ANAESTHESIE BIJ AMFIBIEËN

door

Dieter MASSCHELEIN

Promotor : Prof. Dr. An MARTEL Literatuurstudie in het kader

van de masterproef

Page 4: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

AUTEURSRECHT

De auteur en de promotor geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie ter beschikking te stellen voor persoonli jk

gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de

bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.

Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor.

Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven.

De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende

documentatie, zoals tabellen en figuren.

De auteur en de promotor zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en

beschreven zijn.

Page 5: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

VOORWOORD

Bij deze wens ik mijn oprechte dank te betuigen aan de promotor van deze literatuurstudie,

Prof. Dr. An Martel. Bij haar kon ik met al mijn vragen terecht en zij stond altijd klaar om deze snel te

beantwoorden.

Verder wil ik ook dierenarts Cécile De Cupere bedanken voor het ter beschikking stellen van een aantal

nuttige handboeken.

Page 6: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting .............................................................................................................................. 1

1. Inleiding ...................................................................................................................................... 2

2. Literatuurstudie ........................................................................................................................... 3

2.1. Anatomie en fysiologie ................................................................................................................ 3

2.1.1. Cardiovasculair stelsel ................................................................................................................ 3

2.1.2. Respiratoir stelsel........................................................................................................................ 3

2.1.3. Huid ............................................................................................................................................ 4

2.2. Pre-anaesthetisch onderzoek ...................................................................................................... 5

2.2.1. Anamnese................................................................................................................................... 5

2.2.2. Observatie .................................................................................................................................. 5

2.2.3. Klinisch onderzoek ...................................................................................................................... 5

2.2.4. Bijkomende testen....................................................................................................................... 6

2.3. Intubatie ...................................................................................................................................... 6

2.4. Methodes .................................................................................................................................... 7

2.4.1. Onderdompeling ......................................................................................................................... 7

2.4.2. Topicaal ...................................................................................................................................... 7

2.4.3. Inhalatie ...................................................................................................................................... 8

2.4.4. Injectie ........................................................................................................................................ 8

2.4.5. Afkoeling ................................................................................................................................... 10

2.5. Anaesthetica ............................................................................................................................. 10

2.5.1. Tricaïne methaansulfonaat (MS-222) ......................................................................................... 10

2.5.2. Benzocaïne ............................................................................................................................... 12

2.5.3. Eugenol .................................................................................................................................... 13

2.5.4. Volatiele anaesthetica ............................................................................................................... 14

2.5.5. Propofol .................................................................................................................................... 15

2.5.6. Overige anaesthetica ................................................................................................................ 15

2.6. Monitoring ................................................................................................................................. 16

2.6.1. Hartfrequentie ........................................................................................................................... 16

2.6.2. Ademhalingsfrequentie .............................................................................................................. 16

2.6.3. Gedrag en reflexen ................................................................................................................... 17

2.7. Bespreking ................................................................................................................................ 19

3. Literatuurlijst ............................................................................................................................. 20

Page 7: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

SAMENVATTING

In deze literatuurstudie wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste aspecten die een rol spelen bij

de anaesthesie van amfibieën.

Om te beginnen wordt er kort dieper ingegaan op de anatomische en fysiologische kenmerken van

amfibieën die de anaesthesie van deze dieren beïnvloeden. Hierbij zijn vooral het cardiovasculair stelsel,

het respiratoir stelsel en de huid van belang.

Vervolgens worden de belangrijkste aandachtspunten bij het pre-anaesthetisch onderzoek en de intubatie

van amfibieën besproken.

Daarna wordt er dieper ingegaan op de verschillende methodes en farmaca die kunnen gebruikt worden

om anaesthesie bij amfibieën te induceren en te onderhouden. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de

resultaten die bekomen werden na de toepassing van deze methodes en farmaca in voorgaande studies.

Ten slotte wordt besproken welke technieken men kan gebruiken om het effect en de diepte van

anaesthesie bij amfibieën op te volgen.

Key words: Amphibia - Anaesthesia - Anaesthetics - Methodology - Monitoring

Page 8: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

2

1. INLEIDING

Binnen de klasse Amphibia wordt een indeling gemaakt in drie orden: de Anura, de Caudata en de

Gymnophiona.

Tot de Anura behoren de kikkers en de padden. Deze orde omvat tot nu toe de meeste species van de

klasse van de amfibieën en van alle Amphibia worden deze ook het meeste in gevangenschap

aangetroffen.

De Caudata vormen de tweede orde. Hiertoe behoren de salamanders. Deze worden minder in

gevangenschap gezien.

De Gymnophiona zijn de minst goed gekende orde van de Amphibia. Deze orde bestaat uit de

wormsalamanders. Deze worden slechts zelden in gevangenschap gehouden (Thurmon et al., 1996;

O’Malley, 2005; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008).

Wat de anaesthesie bij amfibieën betreft zijn er zeer veel verschillende methodes en farmaca die gebruikt

kunnen worden. Het doel van deze literatuurstudie is om de gegevens die hierover reeds verschenen zijn

op een overzichtelijke manier te bundelen en te vergelijken.

Page 9: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

3

2. LITERATUURSTUDIE

2.1. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie van

amfibieën die van belang zijn tijdens de anesthesie. Voor een uitgebreide beschrijving van de anatomie

en fysiologie van amfibieën wordt verwezen naar gespecialiseerde literatuur.

Achtereenvolgens zal een overzicht gegeven worden van het cardiovasculair systeem, het respiratoir

systeem en de huid.

2.1.1. Cardiovasculair stelsel

Het hart van amfibieën bestaat uit drie kamers: een linker atrium, een rechter atrium en een ventrikel

(O’Malley, 2005; Mylniczenko, 2008; Longley, 2008). De hartfrequentie bedraagt onder normale

omstandigheden ongeveer 60 slagen per minuut. Deze frequentie kan echter sterk afwijken onder invloed

van verschillende factoren. De temperatuur speelt hierbij een belangrijke rol (Rocha en Branco, 1997;

Mitchell, 2009).

Een ander belangrijk kenmerk is dat amfibieën een renaal portaalsysteem hebben (O’Malley, 2005;

Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008). Volgens Mitchell en Tulley (2008) en Longley (2008) is bij de

Anura en de Caudata ook een hepatisch portaalsysteem aanwezig. Bij de Gymnophiona wordt volgens

Mitchell en Tulley (2008) een renaal portaalsysteem vermoed, maar is het nog niet beschreven.

Hoewel O’Malley (2005) een studie vermeldt die aantoont dat dit renaal portaalsysteem bij reptielen

weinig invloed heeft op de farmacokinetiek van geneesmiddelen die worden toegediend in de caudale

helft van het lichaam, is het toch aangeraden om bij amfibieën met deze poortadersystemen rekening te

houden zolang er geen verder onderzoek naar gedaan wordt bij amfibieën zelf (O’Malley, 2005; Mitchell

en Tully, 2008; Longley, 2008).

Naast de bloedvaten zijn er bij amfibieën ook lymfevaten aanwezig. Vloeistoffen die via de huid worden

opgenomen kunnen rechtstreeks in de lymfe terecht komen. Van hieruit worden zij via de nieren

geëxcreteerd. Dit heeft een invloed op anaesthetica en andere producten die via de huid worden

toegediend (Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008).

Amfibieën beschikken bovendien over lymfeharten op het verloop van hun lymfevaten. Hierdoor kan de

lymfe slechts in één richting door de lymfevaten stromen. Deze lymfeharten contraheren 50 tot 60 keer

per minuut en dit onafhankelijk van het hart (O’Malley, 2005; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008). De

contracties van de dorsale lymfeharten bij Anura kunnen uitwendig waargenomen worden langs beide

zijden van de laatste wervel (Thurmon et al., 1996).

2.1.2. Respiratoir stelsel

De ademhaling kan bij amfibieën op vier manieren gebeuren: branchiaal (via kieuwen), cutaan (via de

huid), buccopharyngeaal (via de mucosa van de keelholte) en pulmonair (via de longen). Welke manier de

Page 10: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

4

belangrijkste is verschilt naargelang de soort en het ontwikkelingsstadium. Bij Anura en Apoda komen

cutane, buccopharyngeale en pulmonaire respiratie voor. Bij Caudata komen de vier manieren voor. De

larvale stadia van Anura en Caudata maken voornamelijk gebruik van de branchiale ademhaling

(O’Malley, 2005; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008).

De ademhaling wordt bij amfibieën gestimuleerd door hypoxie, niet door hypercarbemie. Hier dient

rekening mee gehouden te worden tijdens anaesthesie en tijdens de recovery. Het is daarom beter om de

recovery te laten plaatsvinden onder omgevingslucht dan teveel zuurstof toe te dienen (Longley, 2008;

Mylniczenko, 2008).

De trachea bij amfibieën is kort en de bifurcatie ligt dicht bij de glottis. Hier dient rekening mee gehouden

te worden wanneer men deze dieren intubeert (O’Malley, 2005; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008).

2.1.3. Huid

De huid speelt een zeer belangrijke rol bij amfibieën. Ze staat niet alleen in voor een deel van de

respiratie, maar ze speelt ook een rol in de vochtuitwisseling en de thermoregulatie (O’Malley, 2005;

Longley, 2008).

De huid bestaat uit een dunne epidermis en een dermis (O’Malley, 2005; Longley, 2008). Bij sommige

watersalamanders is er geen keratinisatie van het stratum corneum (O’Malley, 2005; Mitchell en Tully,

2008; Longley, 2008). Bij de Caudata en de Apoda is de dermis door stevige collageenvezels verbonden

met het onderliggende weefsel. Bij de Anura is dit niet het geval. Zo ontstaat bij de Anura een subcutane

ruimte waar vocht kan worden opgestapeld. Deze subcutane ruimte kan gebruikt worden om vloeistoffen

te injecteren (O’Malley, 2005; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008).

Bij amfibieën zijn in de huid veel klieren aanwezig die ervoor zorgen dat deze vochtig blijft. Soms worden

ook stoffen gesecreteerd die het dier moeten beschermen tegen mogelijke vijanden. Sommige van deze

secreten zijn irriterend of toxisch voor de mens. Bovendien bevinden zich op de huid van amfibieën

opportunistische pathogenen zoals Pseudomonas species en Aeromonas species. Wanneer men een

amfibie hanteert is het dan ook aangewezen om steeds latex handschoenen te dragen (O’Malley, 2005;

Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

De huid van amfibieën is zeer kwetsbaar. Bij beschadiging zal zij haar functies niet meer ten volle kunnen

uitvoeren en zal de gezondheid van het dier in het gedrang komen. Een beschadigde huid is een

belangrijke intredepoort voor talrijke pathogenen. Dit is nog een reden waarom steeds latex

handschoenen moeten gedragen worden tijdens het hanteren van een amfibie. Het is eveneens

aangewezen om deze op voorhand te bevochtigen met gedistilleerd of gedechloreerd water (O’Malley,

2005; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008, Mitchell, 2009).

Langs de dunne huid kunnen makkelijk vreemde stoffen opgenomen worden. Deze opname wordt nog

bevorderd wanneer de huid beschadigd is. Dit zorgt er voor dat amfibieën veel gevoeliger zijn voor

toxische stoffen dan hogere vertebraten. Maar de doorlaatbaarheid van de huid biedt ook de mogelijkheid

om systemische effecten te krijgen na topicale toediening van bepaalde farmaca (O’Malley, 2005; West et

al., 2007). Bij Anura is er ter hoogte van de ventrale zijde van het bekken een zone van de huid die sterk

Page 11: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

5

waterabsorberend is. Dit kan gebruikt worden om de vochtopname bij gedehydrateerde dieren te

bevorderen (Mylniczenko, 2008).

2.2. PRE-ANAESTHETISCH ONDERZOEK

Vooraleer men een amfibie anaestheseert is het van belang om de gezondheidstoestand van het dier te

kennen. Een grondig pre-anaesthetisch onderzoek bestaat uit de anamnese, de observatie van het dier,

een klinisch onderzoek van het dier en bijkomende testen. Zoals hierboven reeds werd vermeld moeten

tijdens de manipulatie van een amfibie steeds bevochtigde latex handschoenen gedragen worden

(Thurmon et al., 1996; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Wanneer tijdens het pre-anaesthetisch onderzoek wordt vastgesteld dat de gezondheidstoestand van het

dier niet goed is, dan moet de anaesthesie uitgesteld worden en moet men het dier behandelen. Pas

wanneer het dier opnieuw gezond is kan de anaesthesie uitgevoerd worden. Vaak moet men hierbij ook

de huisvesting en het management aanpassen. Ziekte bij amfibieën is immers meestal het gevolg van

immunosuppressie door slecht management en slechte huisvesting ( Longley, 2008).

2.2.1. Anamnese

Eerst en vooral bepaalt men het signalement van het dier. Dit bestaat uit de species, de leeftijd en het

geslacht. Vervolgens is het van belang de huisvesting, voeding en eerder doorgemaakte ziekten en

toegediende behandelingen te kennen. Ook een analyse van het water uit de leefomgeving van het

amfibie kan nuttig zijn (Longley, 2008).

2.2.2. Observatie

Vooraleer men een amfibie manipuleert wordt het van op een afstand geobserveerd. Op deze manier kan

reeds een idee verkregen worden van de gezondheidstoestand van het dier. Voor een goede beoordeling

is het belangrijk om te weten hoe een gezond amfibie er uit ziet en zich hoort te gedragen.

Van belang tijdens de observatie zijn het ademhalingsritme en de ademhalingssnelheid, de houding, het

gedrag, de activiteit, de voedingstoestand, de kleur en de aanwezigheid van huidletsels (Thurmon et al.,

1996; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

2.2.3. Klinisch onderzoek

Het is belangrijk om het klinisch onderzoek van een amfibie vlot en gestructureerd te laten verlopen zodat

dit niet te lang duurt. Men moet de nodige voorbereidingen treffen om tegelijk met het klinisch onderzoek

ook de gewenste stalen voor verder onderzoek te kunnen nemen. Op deze manier voorkomt men dat het

dier een tweede maal dient gehanteerd te worden. Want hoe minder lang men het dier hanteert, hoe

kleiner de kans op beschadiging van de huid en hoe minder gestresseerd het dier zal raken. ( Mitchell en

Tully, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009). Mitchell en Tully(2009) vermelden bovendien dat bij

manipulatie van een amfibie de productie van lactaat toeneemt en de uitscheiding vermindert. Wanneer

Page 12: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

6

het lactaatgehalte te hoog wordt kan myopathie ontstaan.

Bij het hanteren van Caudatae treedt soms autotomie van de staart op. Men moet er dus goed op letten

om de staart niet te veel vast te nemen en de dieren zeker nooit alleen bij de staart vast houden.

Bovendien moet men er voor zorgen dat de dieren niet uitdrogen tijdens het hanteren (Mitchell en Tully,

2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Bij het openen van de mond moet men er op letten deze niet te beschadigen. De mondmucosa moet

vochtig en roze zijn. Ze mag niet plakkerig zijn. De huid moet intact en vochtig zijn (Mitchell en Tully,

2008; Mitchell, 2009).

2.2.4. Bijkomende testen

Bij de pre-anaesthetische beoordeling van de gezondheidstoestand van een amfibie kunnen onderzoek

van een meststaal en een bloedstaal waardevolle informatie geven.

Met microscopisch onderzoek van een meststaal kunnen parasitaire infecties vastgesteld worden

(Thurmon et al., 1996).

Wanneer men over een bloedstaal beschikt kan men de hematocriet bepalen. Zo krijgt men een idee over

de hydratatietoestand en kan een eventuele anemie vastgesteld worden. Daarnaast kan een

bloeduitstrijkje gemaakt worden of kan men electrolieten, enzymes en mineralen bepalen (Mitchell, 2009).

2.3. INTUBATIE

Intubatie wordt bij amfibieën zelden gedaan omdat de cutane respiratie tijdens anaesthesie voor

voldoende aanvoer van zuurstof zorgt. Bij anaesthesie door onderdompeling moet er dan wel voor

gezorgd worden dat de gebruikte vloeistof voldoende zuurstof bevat. Dit kan bekomen worden door een

zuurstofpomp of zuurstofsteen in de vloeistof te plaatsen.

Wanneer men toch besluit om een amfibie te intuberen kan best gebruik gemaakt worden van zeer fijne

tracheotubes (1 tot 2 mm diameter) of zelfs fijne intra-veneuze katheters voor kleinere soorten.

De larynx bevindt zich bij amfibieën aan de tongbasis. De trachea is kort en splitst reeds kort caudaal van

de larynx in de twee hoofdbronchen. De tracheotube mag dus niet te diep geplaatst worden (Thurmon et

al., 1996; West et al., 2007; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Intubatie wordt vooral gedaan wanneer men gebruik wil maken van inhalatie-anaesthetica voor onderhoud

van de anaesthesie (Thurmon et al., 1996; Mitchell, 2009).

Page 13: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

7

2.4. METHODES

Voor het toepassen van anaesthesie bij amfibieën zijn verschillende werkwijzen beschreven.

2.4.1. Onderdompeling

De huid van amfibieën biedt ons een bijzondere toedieningsvorm voor anaesthesie, die enkel bij deze

klasse van dieren mogelijk is. Wanneer we een amfibie in water met een opgelost anaestheticum plaatsen

kan door absorptie via de huid een chirurgische anaesthesie bekomen worden (Thurmon et al., 1996;

Mitchell, 2009).

De eigenschappen van het water waarin het anaestheticum wordt opgelost zijn hierbij van groot belang.

Hiervoor wordt best water uit het aquarium of terrarium van het dier zelf gebruikt. Dit moet dan wel van

goede kwaliteit zijn. Daarom wordt het water eerst getest op de aanwezigheid van ammonium, nitriet en

chloor en worden ook de hardheid en de pH bepaald. Het water moet ook de preferred body temperature

benaderen (West et al., 2007; Mitchell, 2009).

Als recipiënt kan gebruik gemaakt worden van een doorzichtige, glazen of kunststof bakje of een

doorzichtige plastieken zak. Deze moeten voor gebruik goed gedesinfecteerd en gespoeld worden zodat

geen ziektes worden overgedragen en er geen resten van toxines meer aanwezig zijn. Ook resten van

desinfectantia kunnen schadelijk zijn (West et al., 2007; Mitchell, 2009).

Verschillende producten kunnen gebruikt worden als anaestheticum voor amfibieën via onderdompeling.

Het meest gebruikte is tricaïne methaan sulfonaat (MS-222) (Thurmon et al., 1996; Cakir en Strauch,

2005; Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Een ander vaak gebruikt anaestheticum is clove oil (eugenol) (West et al., 2007; Longley, 2008; Mitchell,

2009). Volgens een studie van Guénette et al. (2007) is onderdompeling de enige toedieningswijze voor

Eugenol waarbij chirurgische anaesthesie bekomen werd.

Verder worden ook het gebruik van benzocaïne (Thurmon et al., 1996; Longley, 2008), ethanol (Longley,

2008), propofol (Mitchell, 2009) en vloeibaar isofluraan (West et al., 2007) vermeld.

2.4.2. Topicaal

De methode van onderdompeling is niet de enige methode waarbij gebruik gemaakt wordt van de

resorptiecapaciteit van de huid.

Bij amfibieën kunnen sommige anaesthetica rechtstreeks op de huid aangebracht worden. Dit kan

gebeuren door een of meerdere druppels van het product op de huid te laten vallen. Een tweede

mogelijkheid bestaat erin een gaasje, bevochtigd met het anaestheticum, op de huid van het dier te

leggen.

Een belangrijk voordeel van deze techniek ten opzichte van de onderdompelingsmethode is dat een

lagere dosis en lager volume van het farmacum gebruikt kunnen worden wanneer men het anaestheticum

direct op de huid aanbrengt. Er treedt dan immers geen verdunning op.

Page 14: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

8

Door de snelle absorptie en de hogere dosis is het risico op intoxicatie groter dan bij onderdompeling

(Mitchell, 2009).

Wanneer men deze methode toepast wordt meestal gebruik gemaakt van isofluraan of een ander volatiel

anaestheticum. Deze anaesthetica kunnen hetzij onder de zuivere vorm toegediend worden, hetzij onder

de vorm van een wateroplosbare gel. Deze gel heeft het voordeel dat het anaestheticum langer in contact

blijft met de huid. Wanneer het dier onder anaesthesie is wordt de gel met een in NaCl-oplossing gedrenkt

gaasje of met toxine-vrij water verwijderd om het risico op neveneffecten te reduceren (West et al., 2007;

Mitchell en Tully, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Ook benzocaïne (West et al., 2007; Mitchell, 2009) en xylocaïne spray (West et al., 2007) kunnen gebruikt

worden om via topicale toepassing anaesthesie bij amfibieën te bekomen.

2.4.3. Inhalatie

Om anaesthesie te bekomen bij amfibieën kan gebruik gemaakt worden van volatiele anaesthetica. In de

literatuur wordt hiervoor het gebruik van methoxyfluraan (Thurmon et al., 1996; Longley, 2008), isofluraan

(Thurmon et al., 1996; West et al., 2007; Longley, 2008; Mitchell, 2009) en halothaan (Longley, 2008)

vermeld.

Men kan inhalatie-anaesthetica zowel toedienen voor inductie als voor onderhoud van de anaesthesie.

Voor inductie met behulp van inhalatie-anaesthesie beschrijft Mylniczenko (2008) het gebruik van een

mondmasker. Een andere manier is om het dier in een afsluitbare inductiekamer, zoals een kunststof

bakje met deksel, te plaatsen. Het anastheticum wordt hierin verdampt via de slang van een

anaesthesietoestel of door in het anaestheticum gedrenkte watten of compressen in de inductiekamer te

plaatsen (Thurmon et al., 1996; West et al., 2007; Longley, 2008).

Volgens Mylniczenko (2008) lijkt deze directe blootstelling beter te werken bij padden dan bij kikkers.

Een belangrijk nadeel van deze methoden is dat de amfibieën snel gedehydrateerd raken en er makkelijk

hypothermie kan optreden. Het is dus noodzakelijk om tijdens de anaesthesie de hydratatietoestand en de

lichaamstemperatuur van de dieren nauwkeurig in het oog te houden. Wanneer men gebruik maakt van

een gesloten inductiekamer is het bovendien aangeraden de wanden te bekleden met bevochtigde

papieren doeken (Mylniczenko, 2008, Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Een bijkomend nadeel bij inductie met behulp van een masker is dat het volatiele anaestheticum terecht

komt in de ruimte waarin zich ook de personen bevinden die de anaesthesie uitvoeren. Daarom is het

gebruik van een afsluitbare inductiekamer te verkiezen (West et al., 2007; Longley, 2008).

Na inductie door middel van een andere methode kan de anaesthesie onderhouden worden via inhalatie

(Thurmon et al., 1996; Mitchell, 2009). Hiervoor moeten de dieren eerst geïntubeerd worden (zie hiervoor

hoofdstuk 2.3. INTUBATIE).

2.4.4. Injectie

Alvorens een injectie toe te dienen bij een amfibie dient de huid van het dier gereinigd te worden. Hiervoor

kan men best een steriele natriumchlorideoplossing gebruiken. De huid desinfecteren kan met een 40

Page 15: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

9

maal verdunde chloorhexidineoplossing. Isopropyl alcohol en iodiumhoudende desinfectantia

daarentegen zijn toxisch voor amfibieën en zijn dus niet geschikt om de huid te desinfecteren (Longley,

2008).

Er zijn veel mogelijkheden om via injectie anaesthesie bij amfibieën te bekomen. Reeds verschillende

anaesthetica en injectiemethodes werden hiervoor onderzocht.

De eerste mogelijkheid is om het anaestheticum intraveneus te injecteren. Dit kan voornamelijk bij grotere

amfibieën gedaan worden. Meerdere venen komen hiervoor in aanmerking.

Men kan het anaestheticum in de sublinguale plexus injecteren. Hierbij dient de tong naar craniaal

getrokken te worden (Mylniczenko, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009). Andere venen die kunnen

gebruikt worden zijn de vena abdominalis ventralis, de vena femoralis en de ventrale staartvene (Longley,

2008; Mitchell, 2009). Ook kan men het anaestheticum rechtstreeks in het hart injecteren, maar dit kan

fataal aflopen (Longley, 2008). Anaesthetica die in aanmerking komen om intraveneus toegediend te

worden zijn propofol en ketamine (Mylniczenko, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Een tweede mogelijkheid is om het anaestheticum intramusculair te injecteren. De spieren van de voorste

ledematen zijn hiervoor geschikt. De achterste ledematen worden door de aanwezigheid van een renaal

portaal systeem beter vermeden (Thurmon et al., 1996; Longley, 2008; Mitchell, 2009). De anaesthetica

die intramusculair kunnen toegediend worden zijn ketamine (West et al., 2007; Longley, 2008), ketamine

met diazepam (Thurmon et al., 1996; Mitchell, 2009), tiletamine met zolazepam (Thurmon et al., 1996;

West et al., 2007; Longley, 2008; Mitchell, 2009) en MS-222 (Mylniczenko, 2008).

Intracoelomale injectie is een derde mogelijkheid. Hierbij wordt het anaestheticum in de lichaamsholte

geïnjecteerd (Thurmon et al., 1996; Mylniczenko, 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009).Wanneer men een

amfibie intracoelomaal wil injecteren houdt men het op de rug en injecteert men paramediaal of

paralumbaal in het rechter caudale kwadrant van het dier. Men houdt hierbij het caudale uiteinde van het

dier iets hoger dan het craniale uiteinde om te vermijden dat organen worden aangeprikt. Er kan best

gebruik gemaakt worden van een 23-gauge naald of dunner (Longley, 2008). Deze injectieroute kan

gebruikt worden voor MS-222 (Mylniczenko, 2008; Mitchell, 2009), propofol (Mylniczenko, 2008; Longley,

2008; Mitchell, 2009) en pentobarbital (Thurmon et al., 1996). Volgens Mitchell (2009) treedt er na

intacoelomale injectie goede resorptie op, maar is er toch een tragere respons in vergelijking met andere

toedieningswijzen.

Bij Anura kan het anaestheticum ook geïnjecteerd worden in de dorsale lymfeharten (Thurmon et al.,

1996; Longley, 2008; Mitchell, 2009). Zoals reeds hoger vermeld, liggen deze langs beide zijden van de

laatste wervel. Men kan hun contracties uitwendig waarnemen. Volgens Thurmon et al. (1996) kan bij een

volwassen luipaardkikker (Lithobates pipiens) 2 tot 3 mL per keer geïnjecteerd worden in deze

lymfeharten. Anaesthetica die in de dorsale lymfeharten geïnjecteerd kunnen worden zijn MS-222

(Thurmon et al., 1996; Mitchell, 2009), ketamine (Longley, 2008) en pentobarbital (Thurmon et al., 1996).

Volgens Longley (2008) en Mitchell (2009) kan men bij Anura anaesthetica ook nog subcutaan injecteren.

Dit is niet mogelijk bij Caudata en Apoda omdat bij dieren van deze orden de dermis door stevige

collageenvezels verbonden is met het onderliggende weefsel. Doordat deze verbinding afwezig is bij

Page 16: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

10

Anura is er bij deze orde een virtuele ruimte tussen beide lagen waarin vloeistoffen tijdelijk kunnen

opgestapeld worden. Deze toedieningswijze wordt echter alleen voor ketamine en tiletamine met

zolazepam beschreven.

Tenslotte vermeldt Mitchell (2009) dat propofol bij Anura en grotere Caudata intraosseus in de tibia of

femur kan geïnjecteerd worden. Het is nog niet geweten of het renale portaalsysteem hier een invloed op

uitoefent.

Volgens West et al. (2007) zijn injecteerbare anaesthetica, waaronder ketamine, tiletamine met

zolazepam, tricaïne en barbituraten, minder betrouwbaar dan inhalatie-anaesthetica en anaesthetica die

topicaal toegediend worden. Bovendien varieert hun effect sterk tussen verschillende species en vertonen

zij een significant hogere mortaliteit.

2.4.5. Afkoeling

Wanneer amfibieën worden afgekoeld zal hun metabolisme dalen en wordt immobilisatie vergemakkelijkt.

Dit veroorzaakt echter geen analgesie. Het kan wel immunosuppressie veroorzaken. Daarom is afkoeling

af te raden als anaesthesie (O’Malley, 2005; Longley, 2008).

2.5. ANAESTHETICA

Hieronder zullen de belangrijkste farmaca die gebruikt kunnen worden om anaesthesie bij amfibieën te

induceren kort besproken worden.

2.5.1. Tricaïne methaansulfonaat (MS-222)

MS-222 is een derivaat van benzocaïne waar een extra fosfaatgroep aan toegevoegd is (Machin, 1999;

Cakir en Strauch, 2005; Longley, 2008; Mitchell, 2009). De werking berust op de blokkering van natrium-

ion kanalen waardoor de prikkelgeleiding in de zenuwen niet meer kan doorgaan (Cakir en Strauch, 2005;

Mylniczenko, 2008). Het heeft een korte werkingsduur en wordt snel gemetaboliseerd (Cakir en Strauch,

2005).

Het is het meest gebruikte anaestheticum bij amfibieën. Meestal wordt het gebruikt door de dieren in een

bad met MS-222 oplossing te plaatsen, maar het kan ook toegediend worden via injectie (Thurmon et al.,

1996; Machin, 1999; Cakir en Strauch, 2005; Longley, 2008; Mylniczenko, 2008; Mitchell, 2009).

MS-222 is beschikbaar onder de vorm van een wit poeder dat goed oplosbaar is in water. Na oplossing

ontstaar er een heldere, zure oplossing (pH = 3). Deze zure oplossing heeft twee nadelen. Ten eerste is

de lage pH irriterend voor de dieren waardoor stress, excitatie, erytheem en huidlaesies kunnen optreden

(Cakir en Strauch, 2005; West et al., 2007; Longley, 2008; Mylniczenko, 2008; Mitchell, 2009). Ten

tweede zijn de MS-222 moleculen in deze zure oplossing geïoniseerd. Onder deze vorm kunnen ze

moeilijk geabsorbeerd worden door de huid. Hierdoor wordt een langere inductietijd waargenomen en

heeft het een kortere werkingsduur (Cakir en Strauch, 2005; West et al., 2007; Longley, 2008; Mitchell,

2009). Volgens Mylniczenko (2008) wordt MS-222 onder deze geïoniseerde vorm juist sneller

Page 17: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

11

geabsorbeerd, waardoor een kortere inductietijd geldt dan voor de niet-geïoniseerde vorm.

Het is daarom belangrijk de oplossing steeds te bufferen. Hiervoor vermelden de verschillende bronnen

verschillende werkwijzen. Cakir en Strauch (2005) maakten voor hun onderzoek gebruik van een 1M

natriumbicarbonaatoplossing als buffer tot een pH = 7 verkregen werd voor de immersie-oplossing. West

et al. (2007) vermelden dat natriumbicarbonaat in poedervorm kan toegevoegd worden tot verzadiging

van de oplossing optreedt. Volgens Longley (2008) is natriumfosfaat de eenvoudigste buffer omdat een

overmaat aan natriumfosfaat geen invloed heeft op de verhouding geïoniseerde/niet-geïoniseerde MS-

222 moleculen en er een pH = 7 verkregen wordt. Wanneer natriumbicarbonaat gebruikt wordt moet de

pH gemeten worden omdat een overmaat natriumbicarbonaat de concentratie niet-geïoniseerde MS-222

moleculen doet toenemen en een pH veroorzaakt die buiten de fysiologische waarden (pH = 7-7.4) valt.

Mitchell (2009) vermeldt het gebruik van natrium bicarbonaat volgens een ratio 1:1 (droog gewicht) en

benadrukt dat de pH steeds moet bepaald worden alvorens een dier in de oplossing te plaatsen.

Wat betreft de werking en de dosis die nodig is om een amfibie onder anaesthesie te brengen met behulp

van MS-222 zijn de gegevens die in de literatuur te vinden zijn zeer uiteenlopend. De concentraties voor

immersie-oplossingen variëren van 0.1g/L tot 5g/L. Waar alle auteurs het wel over eens zijn is dat de

benodigde dosis varieert zowel tussen als binnen species en dit naargelang het levensstadium, de grootte

en de levenswijze van het dier. Zo hebben larvale stadia lagere dosissen nodig dan volwassen dieren en

volstaan bij kikkers lagere dosissen dan bij padden omdat padden een dikkere huid hebben (Machin,

1999; West et al., 2007; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Muir en Hubbell (1989) schrijven dat bij immersie-oplossingen met concentraties van 1g/L tot 5g/L inductie

plaats vindt na 5 minuten en dat de recoverytijd 15 tot 30 minuten bedraagt.

West et al. (2007) beschrijven voor immersie-oplossingen concentraties van 0.25 g/L tot 0.5g/L voor

levensstadia met kieuwen, 1g/L tot 2g/L voor kikkers en salamanders en 2g/L tot 3g/L voor padden. Het

effect is merkbaar binnen 15 minuten en duurt meestal 30 minuten.

Longley (2008) raadt hiervoor concentraties aan van 0.2 g/L tot 0.5g/L voor larven en sommige species

van de familie Salamandridae, 1g/L tot 2g/L voor volwassen kikkers en overige species van de familie

Salamandridae en 3g/L voor padden. Na ongeveer 5 minuten treedt anaesthesie op en deze duurt 25 tot

45 minuten.

Volgens Mylniczenko (2008) is het mogelijk om met immersie-oplossingen met een concentratie van

0.1g/L tot 0.2g/L een steady-state van MS-222 in het bloed te bekomen, maar de inductie kan hierbij

langer duren dan 25 minuten. Concentraties van 1g/L tot 5g/L veroorzaken een snellere inductie, maar

kunnen letaal zijn. Hogere concentraties verlengen ook de recovery.

Volgens Mitchell (2009) kan men met concentraties van 0.2g/L tot 5g/L anaesthesie induceren binnen 10

tot 30 minuten.

Cakir en Strauch (2005) besloten in hun onderzoek dat voor anaesthesie bij Rana pipiens (luipaardkikker,

nu Lithobates pipiens) concentraties van 0.2g/L of minder aangewezen zijn omdat hogere concentraties

leidden tot snellere inductie, maar ook verlengde recovery en verhoogde mortaliteit. Voor hun onderzoek

lieten zij de dieren wel gedurende 4 uur in contact met het anaestheticum.

Page 18: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

12

Over de dosissen bij injectie zijn nog minder gegevens te vinden. Machin (1999) heeft het over 250mg/kg

tot 400mg/kg voor intracoelomale injectie bij Rana catesbeiana (brulkikker, nu Lithobates catesbeiana) en

minder dan 250mg/kg voor intacoelomale injectie bij Rana pipiens. Cakir en Strauch (2005) vermelden

voor Rana catesbeiana eveneens 250mg/kg tot 400mg/kg voor intacoelomale injectie. Voor Rana pipiens

hebben zij het over dosissen van 100mg/kg tot 250 mg/kg.

De belangrijkste nevenwerking van MS-222 is dat het de pulmonaire ademhaling beïnvloedt. Het kan

zowel voor excitatie als inhibitie zorgen (Cakir en Strauch, 2005; Longley, 2008; Mylniczenko, 2008). Dit

geeft meestal echter niet veel problemen omdat de cutane respiratie voor voldoende zuurstofaanvoer blijft

zorgen. Deze komt echter in het gedrang bij te hoge concentraties MS-222 (Cakir en Strauch, 2005) of bij

temperaturen boven 74°F (Mylniczenko, 2008).

2.5.2. Benzocaïne

Benzocaïne behoort tot de groep van de lokale anaesthetica. De werking berust net als bij de andere

lokale anaesthetica op de blokkering van natrium-ion kanalen. Hierdoor wordt depolarisatie van de

zenuwcellen verhinderd en is er geen prikkelgeleiding meer mogelijk (Thurmon et al., 1996; Cakir en

Strauch, 2005).

Benzocaïne wordt meestal toegepast door de dieren onder te dompelen in een benzocaïne-oplossing. De

molecule is echter zeer lipofiel en bijgevolg slecht oplosbaar in water. Daarom wordt benzocaïne eerst

opgelost in aceton of ethylalcohol en dan pas in water. Doordat benzocaïne veel lipofieler is dan MS-222

wordt het makkelijker opgenomen door de huid en is het een krachtiger anaestheticum dan MS-222 (Cakir

en Strauch, 2005; Longley, 2008).

Bij de preparatie van de immersievloeistof raadt Longley (2008) aan te starten met een oplossing 40g

benzocaïne in 1L aceton. Deze kan bewaard worden wanneer ze afgeschermd wordt van het licht. Door

10mL van deze oplossing te mengen met 8L water ontstaat een oplossing met 0.05g/L benzocaïne.

Hiermee kan sedatie bekomen worden bij de meeste species. Om anaesthesie te induceren kunnen

concentraties tot 0.2g/L nodig zijn.

Volgens Mitchell (2009) wordt bij volwassen amfibieën anaesthesie bekomen met concentraties van

0.1g/L tot 0.3g/L. Voor larvale stadia zijn concentraties tussen 0.05g/L en 0.1g/L voldoende.

Cakir en Strauch (2005) maakten voor hun onderzoek gebruik van benzocaïne opgelost in ethylalcohol

aan een concentratie van 0.1%. Dit werd verdund tot een uiteindelijke immersie-oplossing van 0.2g/L

bekomen werd. Met deze concentratie werd verlies van de oprichtingsreflex waargenomen na 15 minuten

en verlies van pijngewaarwording na 23 minuten. Na 2 uur in de immersievloeistof werd een

onderdrukking van de ademhaling vastgesteld. Zij besluiten daarom dat benzocaïne zeer geschikt is,

maar enkel voor kortdurende anaesthesie.

Een belangrijk nadeel van benzocaïne is dat het een onderdrukking van de ademhaling veroorzaakt en in

verschillende studies vermeldt men dat de amfibieën na anaesthesie met benzocaïne beademd moesten

worden (Cakir en Strauch, 2005; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Page 19: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

13

Cakir en Strauch (2005) ondervonden eveneens een onderdrukking van de hartfunctie.

2.5.3. Eugenol

Eugenol is een fenylpropyleen. Het vormt het belangrijkste bestanddeel van de olie die gewonnen wordt

uit kruidnagel (Eugenia caryophyllata). Als farmacologisch product is het afkomstig uit de humane

tandgeneeskunde (Guénette et al., 2007; Mitchell et al., 2009).

Naar de werking van eugenol als anaestheticum bij amfibieën is nog niet veel onderzoek gebeurd. De

benodigde dosering is afhankelijk van het species en de levensomstandigheden van de amfibieën. Zo

hebben kikkers lagere concentraties nodig dan landbewonende salamanders (Mitchell, 2009; Mitchell et

al., 2009)

Volgens een onderzoek van Lafortune et al. (2001) kan door onderdompeling in een eugenoloplossing

met een concentratie van 0.333g/L anaesthesie bekomen worden bij luipaardkikkers (Rana pipiens). Een

nevenwerking van eugenol in dit onderzoek was dat bij 50% (6/12) van de onderzochte kikkers een

maagprolaps optrad. Deze herstelde echter in alle gevallen spontaan. Ook kwamen bij sommige kikkers

periodes van apnee voor.

Guénette et al. (2007) voerden een gelijkaardig onderzoek uit naar de werking van eugenol als

anaestheticum bij Afrikaanse klauwkikkers (Xenopus laevis). Zij kwamen tot de conclusie dat na

onderdompeling gedurende 15 minuten in een eugenoloplossing met een concentratie van 0.350g/L

voldoende anaesthesie bekomen kan worden voor korte chirurgische ingrepen. Uit de gedragstesten van

de kikkers bleek dat de duur van de analgesie varieerde tussen 60 en 180 minuten. Uit de abdominale

incisie test bleek echter dat chirurgische anaesthesie slechts 30 minuten duurde. Wanneer eugenol

daarentegen geïnjecteerd werd in de dorsale lymfezakken of topicaal op de huid werd aangebracht kon

geen anaesthesie geïnduceerd worden. In dit onderzoek werden na immersie geen maagprolapsen

waargenomen. Het enige neveneffect dat bij enkele kikkers optrad was braken.

Een derde onderzoek, uitgevoerd door Mitchell et al. (2009), ging de werking van eugenol als

anaestheticum bij tijgersalamanders (Ambystoma tigrinum) na. Bij dit onderzoek werd gebruik gemaakt

van een immersie-oplossing van 0.450g/L. De dieren werden hier gedurende 10 minuten in geplaatst. Met

deze methode werd bij 8 van de 12 dieren een chirurgische anaesthesie bekomen (dit houdt in dat alle

geteste reflexen negatief waren). De mediane inductietijd bedroeg tijdens dit ondezoek 12.5 minuten en

de mediane duur van de chirurgische anaesthesie was 75 minuten. Slechts 3 van de 12

geanaestheseerde dieren waren 180 minuten na de toediening niet volledig hersteld. Nog eens 18 uur

later waren wel alle salamanders volledig hersteld van de anaesthesie. Tijdens dit onderzoek werd geen

invloed op de ademhalingsfrequentie vastgesteld, maar wel een onderdrukking van de hartfrequentie. Wat

de onderzoekers enigszins verontruste was de variatie in de anaesthetische toestand van de dieren. Zij

vermoeden echter dat deze variatie kan verminderd worden door de dieren langer dan 10 minuten in

contact te laten met de immersievloeistof.

Page 20: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

14

2.5.4. Volatiela anaesthetica

Van de volatiele anaesthetica is volgens Mitchell et al. (2009) enkel isofluraan in staat om op een

betrouwbare manier anaesthesie bij amfibieën op te wekken. Andere bronnen vermelden soms wel

andere producten.

Een eerste manier om isofluraan toe te dienen is door het in vloeibare toestand op te lossen in een

immersievloeistof. Op deze manier kan een langdurige en diepe chirurgische anaesthesie bekomen

worden met een oplossing van 2mL/L tot 3mL/L (Mitchell, 2009).

Een tweede mogelijkheid is om isofluraan als gas te verdampen in de immersievloeistof. Volgens Mitchell

(2009) kan door verdamping van 5% isofluraan snellere inductie bekomen worden dan door topicale

toediening of via een bad. Bij deze methode treed ook een langere recoverytijd op. Volgens Guénette et

al. (2007) en Mylniczenko (2008) is het echter niet mogelijk om op deze manier amfibieën onder

anaesthesie te brengen. Barter et al. (2007) geven als mogelijke verklaring hiervoor dat de dieren langere

tijd ondergedompeld moeten worden. Door het speciefieke circulatiestelsel bij amfibieën duurt het immers

langer eer een evenwicht kan ontstaan tussen de concentratie van het anaestheticum in de lucht, in het

bloed en in de weefsels.

Een derde mogelijkheid is om het anaestheticum topicaal op de huid aan te brengen. Dit kan zowel

rechtstreeks als gemengd met een wateroplosbare gel.

Mitchell (2009) vermeldt dat de benodigde dosis bij deze manier van toediening afhankelijk is van het

species en de levenswijze van het dier. Zo heeft men bij de Afrikaanse klauwkikker (Xenopus laevis) bij

rechtstreekse toediening 0.007mL/g lichaamsgewicht nodig en bij toediening via een gel 0.025mL/g

lichaamsgewicht. Voor padden daarentegen zijn concentraties nodig van respectievelijk 0.015mL/g

lichaamsgewicht en 0.035mL/g lichaamsgewicht.

Als samenstelling voor de gel vermelden Mitchell en Tully (2008) steriel KY glijmiddel, isofluraan of

sevofluraan en water in een verhouding 3:3:1. West et al. (2007) daarentegen maken gebruik van 3,5 mL

KY glijmiddel, 3 mL vloeibaar isofluraan en 1,5 mL water.

Guénette et al. (2007) vermelden dat met deze methode gedurende 10 tot 30 minuten sedatie bekomen

kan worden bij een kleine groep van de geteste dieren. West et al. (2007) beweren dat op deze manier de

dieren gedurende 45 tot 80 minuten onder anaesthesie gebracht kunnen worden. Volgens Mylniczenko

(2008) kan men met deze techniek een diepe anaesthesie en lange recoverytijd verwachten.

Een laatste methode om amfibieën onder anaesthesie te brengen of houden met isofluraan is door het

onder gasvorm te verdampen in een inductiekamer. Hierbij moet men opletten dat de dieren niet uitdrogen

of in hypothermie gaan (Mylniczenko, 2008).

Mitchell (2009) vermeldt voor deze procedure een concentratie van 5% isofluraan voor inductie en 1% tot

3% voor onderhoud. Uit het onderzoek van Barter et al. (2007) blijkt dat de ED50 bij luipaardkikkers (Rana

pipiens) 1.15% atm bedraagt. Tijdens dit onderzoek bleek ook dat de kikkers na 20 minuten in contact met

het anaestheticum geen duidelijke ademhalingsbewegingen meer vertoonden.

Page 21: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

15

2.5.5. Propofol

Propofol is een kortwerkende inhibitor van de GABA-receptoren. Op deze manier wordt de werking van

het centraal zenuwstelsel onderdrukt. Dit anaestheticum wordt makkelijk gemetaboliseerd en is niet

cumulatief. Hierdoor gaat de recovery vrij snel. Het is oorspronkelijk bedoeld voor intraveneuze

toediening, maar wanneer het perivasculair wordt toegediend veroorzaakt het geen irritatie. Dit is niet

enkel het geval bij amfibieën, maar ook bij andere dieren. Doordat het aantal GABA immunoreactieve

cellen in de hersenen verschillend is tussen diersoorten valt ook te verwachten dat eenzelfde dosis

propofol verschillend effect zal hebben bij verschillende diersoorten (Guénette et al., 2008; Mitchell, 2009;

Mitchell et al., 2009).

In een studie door Lafortune et al. (2001) werd propofol in een concentratie van 10mg/kg intraveneus en

perivasculair geïnjecteerd in de omgeving van de sublinguale plexus bij luipaardkikkers (Rana pipiens).

Dit veroorzaakte sedatie en bij sommige dieren lichte anaesthesie, maar bij geen enkele van de 12

kikkers werd chirurgische anaesthesie bekomen.

Bij een ander onderzoek door Mitchell et al. (2009) naar de werking van propofol bij tijgersalamanders

(Ambystoma tigrinum) werden de dieren intracoelomaal geïnjecteerd. Met een concentratie van 25mg/kg

werd bij 2 van de 5 (40%) salamanders chirurgische anaesthesie bekomen. Bij de dieren die geïnjecteerd

werden met een concentratie van 35mg/kg werd in 83% (5/6) chirurgische anaesthesie bekomen. De

mediane inductietijd bij 25mg/kg bedroeg 45 minuten. In het geval van de hogere concentratie bedroeg

deze 50 minuten. 180 minuten na de injectie was geen enkele van de 12 salamanders volledig hersteld.

Nog eens 18 uur later waren ze allemaal volledig hersteld. Bij beide dosissen werd een onderdrukking van

de ademhalings- en hartfrequentie vastgesteld.

Zowel Mitchell (2009) als Mitchell et al. (2009) vermelden een onderzoek door Von Esse en Wright (1999)

naar de werking van propofol bij koraalteenboomkikkers (Pelodryas caerulea, nu Litoria caerulea). Tijdens

dit onderzoek werden de kikkers intracoelomaal geïnjecteerd met verschillende dosissen propofol. Met

9.5mg/kg werd matige anaesthesie bekomen, met 30mg/kg werd chirurgische anaesthesie bekomen en

dosissen van 53mg/kg bleken fataal te zijn.

Guénette et al. (2008) voerden een studie uit naar de werking van propofol via onderdompeling bij

Afrikaanse klauwkikkers (Xenopus laevis). Zij stelden vast dat wanneer de kikkers in een bad geplaatst

werden met een concentratie van 175mg/L of meer alle kikkers stierven. Wanneer de kikkers gedurende

15 minuten ondergedompeld werden in een oplossing met een concentratie van 88mg/kg kon een

oppervlakkige anaesthesie bekomen worden die minder dan 30 minuten duurde. Zij besloten hieruit dat

immersie geen geschikte methode is voor propofol omdat enkel een oppervlakkige anaesthesie van korte

duur kon bekomen worden en er bovendien een nauwe therapeutisch-toxische marge is. Tijdens dit

onderzoek werd geen invloed op het hart vastgesteld, maar wel ademhalingsdepressie.

2.5.6. Overige anaesthetica

Er is nog een aantal producten waarvan de werking bij amfibieën onderzocht werd. Zo zijn er studies

gedaan naar de werking bij amfibieën van barbituraten, ketamine, tiletamine met zolazepam,

Page 22: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

16

medetomidine en ethanol. Uit de studies bleek dat deze producten best niet gebruikt worden bij amfibieën

omdat ze ofwel onvoldoende anaesthesie induceren, ofwel onvoldoende veilig zijn (Lafortune et al., 2001;

Cakir en Strauch, 2005; Guénette et al., 2007; West et al., 2007; Guénette et al., 2008).

2.6. MONITORING

Om de diepte van de anaesthesie bij amfibieën na te gaan kunnen verschillende parameters beoordeeld

worden. De belangrijkste zijn de hartfrequentie, de ademhalingsfrequentie en verschillende reflexen.

2.6.1. Hartfrequentie

Wanneer een amfibie op de rug ligt kan men soms de beweging van het hart uitwendig waarnemen ter

hoogte van de middellijn, juist caudaal van de schouders (West et al., 2007; Longley, 2008).

Een nauwkeuriger alternatief is Doppler echografie. Hiervoor moet men over kleine sondes beschikken

gezien de kleine afmetingen van veel amfibieën. De sonde wordt ventraal ter hoogte van de

schoudergordel, het sternum of de okselregio gehouden. Om een goede geleiding van het geluid te

bekomen brengt men best een goede contactgel aan op de huid. Deze moet achteraf afgespoeld worden

om de cutane respiratie niet te verhinderen (Guénette et al., 2007; Guénette et al., 2008; Longley, 2008;

Mitchell, 2009; Mitchell et al., 2009).

Om de hartfrequentie op te volgen kan ook gebruik gemaakt worden van een electrocardiogram. Omdat

de normale alligatorklemmen de fragiele huid van amfibieën zouden beschadigen is het beter om naalden

aan te brengen in de hypodermis. De alligatorklemmen kunnen dan op deze naalden aangesloten worden

(Cakir en Strauch, 2005; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Een laatste mogelijkheid om de hartfrequentie te monitoren is met behulp van pulsoxymetrie. Hiervoor kan

een C-clip sonde op een perifeer bloedvat geplaatst worden. Men kan ook gebruik maken van een lineaire

sonde die in de oesofagus of in de cloaca aangebracht wordt. De sonde wordt dan dorsaal naar de aorta

gericht. Pulsoxymetrie kan bij amfibieën ook gebruikt worden om trends in de zuurstofsaturatie waar te

nemen (West et al., 2007; Longley, 2008; Mitchell, 2009).

Wanneer men de hartfrequentie gebruikt als parameter om de anaethesie te monitoren is het belangrijk

om voor de inductie reeds de hartfrequentie een eerste keer te bepalen. Op die manier beschikt men over

een standaard voor elk individueel dier. Wanneer vervolgens tijdens de anaesthesie de hartfrequentie

sterk daalt is het dier te diep onder anaesthesie (West et al., 2007; Mitchell, 2009). Bovendien mag men

tijdens anaesthesie niet enkel op de hartfrequentie voort gaan. Het is immers geweten dat het hart van

een amfibie nog kan kloppen wanneer het dier al klinisch dood is (Mitchel, 2009).

2.6.2. Ademhalingsfrequentie

Men kan de ademhalingsfrequentie bepalen door het aantal adembewegingen per tijdseenheid te tellen.

Men kan zich hiervoor baseren op abdominale bewegingen, keelbewegingen of beweging van de

neusopeningen (Guénette et al., 2007; West et al., 2007; Guénette et al., 2008; Longley, 2008; Mitchell,

Page 23: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

17

2009; Mitchell et al., 2009). Vaak is dit echter niet eenvoudig omdat de pulmonaire ademhaling en

bijhorende ademhalingsbewegingen tijdens anaesthesie onderdrukt worden (West et al., 2007; Longley,

2008; Mitchell, 2009).

2.6.3. Gedrag en reflexen

Wanneer een amfibie onder anaesthesie gebracht wordt zal er eerst een excitatiefase optreden. Dit is een

eerste teken waaraan men kan zien dat anaesthesie optreedt (Guénette et al., 2008).

Vervolgens kan men enkele reflexen testen. Wanneer anaesthesie optreedt zullen deze testen geleidelijk

negatief worden. Hierbij is het belangrijk om deze testen een eerste keer uit te voeren voordat de

anaesthesie geïnduceerd wordt. Op deze manier krijgt men een idee van de normale reflex bij elk

individu.

Om de vluchtreflex te testen wordt het amfibie op de open hand gezet. De meeste amfibieën zullen onder

normale omstandigheden weglopen of wegspringen. Wanneer zij geanaestheseerd zijn zullen ze blijven

zitten. Zeker bij deze test is het van belang om deze op voorhand al eens uit te voeren omdat sommige

dieren die van nature uit zeer rustig zijn, of die reeds geruime tijd in gevangenschap leven, niet zullen

proberen te vluchten (Mitchell et al., 2009; Mitchell, 2009).

Bij de oprichtingsreflex wordt het dier op de rug gelegd. Vervolgens wordt nagegaan hoe lang het duurt

vooraleer het dier terug zijn normale houding aanneemt (Cakir en Strauch, 2005; Guénette et al., 2007;

West et al., 2007; Guénette et al., 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009; Mitchell et al., 2009).

Men kan ook de corneareflex of de ooglidreflex testen. Hierbij wordt met een bevochtigd wattenstaafje

respectievelijk de cornea, respectievelijk het onderste of bovenste ooglid aangeraakt. Alerte dieren zullen

hierbij met de oogleden knipperen. Dieren onder chirurgische anaesthesie zullen geen respons vertonen

(Guénette et al., 2008; Longley, 2008; Mitchell, 2009; Mitchell et al., 2009).

Tenslotte zijn er nog twee testen die de pijngewaarwording nagaan. De eerste is de terugtrekreflex. Met

deze test kan men zowel het oppervlakkige als het diepe pijngevoel controleren. Om het oppervlakkige

pijngevoel te testen knijpt men met een pincet of hemostatische klem in de huid van de dij (Mitchell, 2009;

Mitchell et al., 2009). Om het diepe pijngevoel te testen kan men hetzelfde doen in één van de tenen van

het dier (Cakir en Strauch, 2005; Guénette et al., 2007; West et al., 2007; Guénette et al., 2008; Mitchell,

2009; Mitchell et al., 2009). Een tweede test om de pijngewaarwording na te gaan is de Acetic Acid Test.

Hierbij laat men een druppel ethaanzuur (CH3COOH) opgelost in water op de rug van het amfibie vallen.

Dit herhaalt men enkele keren met een steeds toenemende concentratie van ethaanzuur. Wanneer het

dier dit gewaar wordt zal het proberen het zuur te verwijderen door over zijn eigen rug te wrijven.

Afhankelijk van de concentratie waarbij deze respons voor het eerst optreedt krijgt men een idee over de

diepte van de anaesthesie (Guénette et al., 2007; Guénette et al., 2008).

Over wanneer een amfibie nu juist onder anaesthesie is, zijn de meningen in de literatuur verdeeld.

Volgens sommige bronnen is er anaesthesie wanneer de oprichtingsreflex en de terugtrekreflex negatief

zijn (Guénette et al., 2007; Guénette et al., 2008). Volgens andere bronnen is er chirurgische anaesthesie

opgetreden wanneer alle reflexen negatief zijn (West et al., 2007; Longley, 2008; Mitchell, 2009; Mitchell

Page 24: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

18

et al., 2009). Als eerste worden de vluchtreflex en de oprichtingsreflex negatief, daarna het oppervlakkige

pijngevoel en als laatste het diepe pijngevoel. Opnieuw positief worden gebeurt in de omgekeerde

volgorde (Mitchell, 2009; Mitchell et al, 2009).

Page 25: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

19

2.7. BESPREKING

Veel van de studies in verband met anaesthesie bij amfibieën die in het verleden uitgevoerd werden

gebeurden onder sterk verschillende omstandigheden. Hierdoor zijn de resultaten van deze studies

meestal moeilijk met elkaar te vergelijken.

Verder beperkten de studies zich in het verleden vaak tot één of twee species en farmaca. Door de grote

fysiologische interspeciesverschillen bij amfibieën kan men echter op basis van een studie bij één soort

niet veel conclusies trekken over andere soorten.

Bovendien valt het op dat de uitgevoerde studies vooral gebeurd zijn bij species die weinig in

gevangenschap gehouden worden. De enige soort die algemeen voorkomend is bij liefhebbers van

amfibieën en die al vrij uitgebreid bestudeerd werd is de klauwkikker.

Er kan dus gesteld worden dat verder onderzoek naar anaesthesie bij amfibieën in de toekomst nog nodig

is. Het is hierbij belangrijk deze studies zo te laten verlopen dat de resultaten onderling vergeleken

kunnen worden en dat informatie verkregen wordt die ook relevant is voor species waar nog geen

onderzoek naar verricht werd. Vooral bij de soorten die vaak in gevangenschap gehouden worden, zoals

de pijlgifkikkers (Dendrobatidae), liggen nog veel mogelijkheden voor diergeneeskundig onderzoek.

Page 26: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

20

3. LITERATUURLIJST

1. Cakir Y en Strauch S.M. (2005). Tricaine (MS-222) is a safe anesthetic compound compared to

benzocaine and pentobarbital to induce anesthesia in leopard frogs (Rana pipiens). Pharmacological

Reports 57, 467-474

2. Helmer P.J. en Whiteside D.P. (2005). Amphibian anatomy and physiology. In: O’Malley B. (Editor)

Clinical anatomy and physiology of exotic species, Saunders Elsevier, St. Louis, Missouri, p. 3-16

3. Guénette S.A., Hélie P., Beaudry F. en Vachon P. (2007). Eugenol for anesthesia of African clawed

frogs (Xenopus laevis). Veterinary Anaesthesia and Analgesia 34, 164-170

4. Guénette S.A., Beaudry F. en Vachon P. (2008). Anesthetic properties of propofol in African Clawed

Frogs (Xenopus laevis). Journal of the American Association for Laboratory Animal Science 47 (5),

35-38

5. Lafortune M., Mitchell M.A. en Smith J.A. (2001). Evaluation of medetomidine, clove oil, and propofol

for anesthesia of leopard frogs, Rana pipiens. Journal of herpetological medicine and surgery 12 (4),

13-18

6. Longley L. (2008). Anesthesia of exotic pets, Saunders Elsevier, St. Louis, Missouri, p. 245-258

7. Machin K.L. (1999). Amphibian pain and analgesia. Journal of Zoo and Wildlife Medicine 30 (1), 2-10

8. Mitchell M.A. (2009). Anesthetic Considerations for Amphibians. Journal of Exotic Pet Medicine 18 (1),

40-49

9. Mitchell M.A., Riggs S.M., Singleton C.B., Diaz-Figueroa O. en Hale L.K. (2009). Evaluating the

Clinical and Cardiopulmonary Effects of Clove Oil and Propofol in Tiger Salamanders (Ambystoma

tigrinum). Journal of Exotic Pet Medicine 18 (1), 50-56

10. Muir W.W., Hubbell J.A.E. (1989). Handbook of veterinary anesthesia, uitgever onbekend, p. 247-251

11. Mylniczenko N. (2008). Amphibians. In: Mitchell M.A. en Tully T.N.Jr. (Editors) Manual of exotic pet

practice, Saunders Elsevier, St. Louis, Missouri, p. 73-111

12. Rocha P.L. en Branco L.G.S. (1997). Cardiovascular, respiratory and metabolic responses to

temperature and hypoxia of the winter frog Rana catesbeiana. Brazilian Journal of Medical and

Biological Research 30, 125-131

13. Schumacher J. (1996). Reptiles and Amphibians. In: Thurmon J.C., Tranquilli W.J. en Benson G.J.

(Editors) Lumb & Jones’ Veterinary anesthesia third edition, Williams & Wilkins, Paris, p. 670-685

14. Stetter M. (2007). Amphibians. In: West G., Heard D. en Caulkett N. (Editors) Zoo animal and wildlife

immobilization and anesthesia, Blackwell Publishing, Iowa, p. 205-209

Page 27: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2010 - 2011

VERSLAG VAN DE DIERENARTSENSTAGE

door

Dieter MASSCHELEIN

Stageverslag in het kader van de Masterproef

Page 28: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie
Page 29: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2010 - 2011

VERSLAG VAN DE DIERENARTSENSTAGE

door

Dieter MASSCHELEIN

Stageverslag in het kader van de Masterproef

Page 30: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

AUTEURSRECHT

De auteur geeft de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander

gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te

vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.

Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven.

De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individuele geciteerde studies en eventueel bijhorende

documentatie, zoals tabellen en figuren.

De auteur is niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven z ijn.

Page 31: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

INHOUDSOPGAVE

1. Stage gezelschapsdieren ............................................................................................................ 1

1.1. Logboek stage gezelschapsdieren .............................................................................................. 1

1.2. Casuïstiek gezelschapsdieren ..................................................................................................... 4

1.3. Analyse van structuur en management praktijk gezelschapsdieren .............................................. 5

2. Stage grote huisdieren ................................................................................................................ 8

2.1. Logboek stage grote huisdieren .................................................................................................. 8

2.2. Casuïstiek grote huisdieren ....................................................................................................... 10

2.3. Analyse van structuur en management praktijk grote huisdieren ................................................ 11

3. Algemene reflectie .................................................................................................................... 13

Bijlage I: Bloedonderzoek Bernard ......................................................................................................... 16

Page 32: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

1. STAGE GEZELSCHAPSDIEREN

1.1. LOGBOEK STAGE GEZELSCHAPSDIEREN

datum uur aard van de consultatie opmerkingen 13-07-2010 09u30 - 09u45 Gehospitaliseerde patiënten voederen en

water geven

13-07-2010 09u45 - 10u30 Detartratie hond Behandeling oorontsteking 13-07-2010 10u45 - 11u15 Blauwschedel edelpapegaai slecht in de

veren Snavel bijvijlen

13-07-2010 11u15 - 12u00 Follow up sportduiven Behandeling trichomonas 13-07-2010 13u00 - 13u30 Eigen vogelcollectie van dierenarts

voederen en water geven

13-07-2010 13u30 - 14u00 Baby ara en kaketoe met zure krop: krop ledigen en spoelen

13-07-2010 14u00 - 14u30 Sierduiven vaccineren tegen paramyxovirus 1

13-07-2010 14u30 - 15u30 Vertegenwoordiger Comed in verband met materiaal voor biopsie-staalnames

13-07-2010 15u30 - 15u45 Blauwborstjes die niet meer op poten kunnen zitten : vermoedelijk eiwitopstapeling in nieren

13-07-2010 15u45 - 16u00 Shih Tsu met arthrose 13-07-2010 16u00 - 16u30 Handopfok van babypapegaaien 13-07-2010 18u15 - 18u45 Follow up van sportduiven 13-07-2010 18u45 - 19u00 Ontwormen Teckel Nagels knippen 13-07-2010 19u00 - 19u15 Follow up van sportduiven 13-07-2010 19u15 - 19u30 Vaccinatie Jack Russel (leptospirose,

parvovirose, hondenziekte, adenovirus type 2, parainfluenzavirus) + opstellen gezondheidscertificaat

Ontvlooien

13-07-2010 19u30 - 20u00 4 katten vaccineren (felien calicivirus, panleucopenievirus, felien herpesvirus, feliene leukemie)

13-07-2010 20u00 - 20u15 Labrador vaccineren 14-07-2010 08u00 - 08u15 Gehospitaliseerde patiënten voederen en

water geven

14-07-2010 08u45 - 10u45 Halsbandparkieten, agapornissen en rosella’s endoscoperen en bloed nemen om te testen op PBFD

14-07-2010 11u00 - 11u15 Pointer met huidproblemen 14-07-2010 11u35 - 12u00 Sportduiven vaccineren tegen

paramyxovirus 1

14-07-2010 12u00 - 12u15 Eigenaars komen met dode kat om doodsoorzaak te weten

14-07-2010 13u00 - 13u30 Eigen vogelcollectie van dierenarts voederen en water geven

14-07-2010 13u30 - 14u00 Handopfok van babypapegaaien 14-07-2010 14u10 - 14u30 2 honden chippen + vaccineren 14-07-2010 14u45 - 15u30

Autopsie op Groenvleugelara Pneumonie + tracheïtis + luchtzakontsteking + aspergillose in de syrinx

14-07-2010 15u30 - 16u00 Antibiogram opstellen + test opstarten

Page 33: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

2

voor identificatie van cultuur afkomstig van dode Amazonepapegaai

14-07-2010 18u00 - 18u15 Mechelse scheper met epilepsie op controle

14-07-2010 18u15 - 18u25 Vleugels knippen van Senegalpapegaai 14-07-2010 18u25 - 18u40 Hond vaccineren tegen leptospirose Nagels knippen 14-07-2010 18u40 - 19u10 Pitbull met abces in de hals 14-07-2010 19u10 - 19u20 Nagels van Grijze roodstaartpapegaai

knippen

14-07-2010 19u20 - 19u30 Chihuahua vaccineren 14-07-2010 19u30 - 19u40 Kitten vaccineren 14-07-2010 19u40 - 20u10 Follow up van sportduiven Behandeling van snot 14-07-2010 20u10 - 20u25 Kat die mankt Indien NSAID’S niet helpen

moet patiënt terugkomen voor Rx

14-07-2010 20u25 - 20u50 Kat met diarree en koorts 14-07-2010 20u50 - 21u00 Hond vaccineren tegen leptospirose 14-07-2010 21u00 - 21u30 Interpreteren van het antibiogram en

identificatie van de cultuur van amazonepapegaai

Gentamycine gebruiken en de kiem is Yersinia

15-07-2010 17u55 - 18u00 Gehospitaliseerde patiënten voederen en water geven

15-07-2010 18u00 - 18u10 Grijze roodstaartpapegaai met waterige neusvloei

15-07-2010 18u10 - 18u20 Sportduiven vaccineren tegen Paramyxovirus 1

15-07-2010 18u20 - 18u35 Yorkshire terriër met arthrose heeft platte mest

15-07-2010 18u35 - 19u15 Bloed nemen van Maine Coon katten voor HCM-test

Stalen opgestuurd naar labo

15-07-2010 19u15 - 19u45 Drachtigheidsdiagnose bij Grijpstaartskink Met radiografie want levendbarend

15-07-2010 19u45 - 20u00 Gezondheidsonderzoek van Valkparkiet Gisteren gevonden 15-07-2010 20u00 - 20u30 Zakjes vitaminepreparaat voor duiven

uitwegen en klaarmaken voor verzending

16-07-2010 08u15 - 08u30 Gehospitaliseerde patiënten voederen en water geven

16-07-2010 08u45 - 09u35 Kropstalen nemen bij sportduiven voor onderzoek op Trichomonas

16-07-2010 09u45 - 10u10 Labrador retriever (Bernard) die niet meer eet en sterk vermagerd is

Bloedonderzoek

16-07-2010 10u20 - 10u30 Hospitalisatie van Bordeauxdog voor sterilisatie

16-07-2010 10u30 - 10u40 Glansfazant en Blauwe fazant binnengebracht voor autopsie

16-07-2010 10u40 - 10u50 Valkparkieten kortwieken 16-07-2010 10u50 - 11u05 2 Maltezers vaccineren 1 mankt soms door

patellaluxatie 16-07-2010 11u05 - 12u00 Detartratie bij hond Nagels knippen 16-07-2010 12u30 - 13u30 Eigen vogelcollectie van dierenarts

voederen en water geven

16-07-2010 13u30 - 14u35 Sterilisatie Bordeauxdog 16-07-2010 14u35 - 15u00 Algemeen onderzoek van roofvogels en

afleveren van gezondheidscertificaten voor shows

Page 34: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

3

16-07-2010 15u00 - 16u45 Stressgevoelige Engelse Bulldog sederen voor verhuis

16-07-2010 17u00 - 18u00 Handopfok van babypapegaaien 16-07-2010 18u00 - 18u10 Bordeauxdog afgehaald 16-07-2010 18u10 - 18u20 Mestonderzoek en kropswab voor

Trichomonas bij sportduiven

16-07-2010 18u20 - 18u30 Amerian Stafford met dikke poot en manken

Indien maandag niet beter met NSAID radiografie nemen

16-07-2010 18u30 - 18u45 Maltezer en Shih Tsu vaccineren 16-07-2010 18u45 - 18u55 Sportduiven vaccineren tegen

Paramyxovirus 1

16-07-2010 18u55 - 19u10 Kat die mankt 16-07-2010 19u10 - 19u30 Mechelse herder met wonde aan

zoolkussen Vaccineren

16-07-2010 19u30 - 19u50 Grijze roodstaart voor bloedonderzoek en geslachtsbepaling

16-07-2010 19u50 - 20u05 Shih Tsu met ontstoken anaalzakjes 16-07-2010 20u05 - 20u15 Analyse van resultaten bloedonderzoek

Grijze roodstaart

16-07-2010 20u15 - 21u00 -Autopsie Hoornparkiet -Autopsie Glansfazant -Autopsie Stekelstaarthoenders -Autopsie Prairie sneeuwhoenders -Analyse bloedonderzoek Bernard

-> Dysbacteriose -> Necrotische enteritis -> Leververvetting -> Enteritis -> Pancreatitis

17-07-2010 09u20 - 09u50 Bernard: infuus met Baytril en Ceporex per os

Extra TLI-test

17-07-2010 09u50 - 10u10 Hese sijsjes: amoxicilline tegen Enterococcus faecalis op stembanden

Ivermectine tegen luizen

17-07-2010 10u10 - 10u20 Grijze roodstaart met waterige neusvloei op controle

17-07-2010 10u20 - 10u30 Blauwborstjes op controle 17-07-2010 10u30 - 10u40 Hond met buikpijn, minder eten en diarree 17-07-2010 10u40 - 11u05 2 Congopapegaaien endoscoperen voor

geslachtsbepaling

17-07-2010 11u05 - 11u15 Hond vaccineren tegen leptospirose 17-07-2010 11u15 - 11u35 Teckel op controle voor huidschimmel Ontwormen 17-07-2010 11u35 - 11u45 2 sportduiven die niezen Trichomonas op kropswab 17-07-2010 11u45 - 12u10 Follow up van sportduiven 19-07-2010 09u30 - 09u40 Gehospitaliseerde patiënten voederen en

water geven

19-07-2010 09u40 - 09u55 Detartratie Pitbull 19-07-2010 10u00 - 10u15 Kropswab bij sportduiven voor

Trichomonas

19-07-2010 10u15 - 10u45 Materiaal reinigen en steriliseren 19-07-2010 10u45 - 11u00 Duif met pokken en duif met snot Jodiumtinctuur op pokken,

meloxicam voor snot 19-07-2010 11u00 - 11u15 Materiaal reinigen en steriliseren 19-07-2010 11u15 - 12u00 Zeer magere botvink Mestonderzoek normaal;

eiwitrijk voeder en lactobacillen geven

19-07-2010 12u30 - 13u30 Eigen vogelcollectie van dierenarts voederen en water geven

19-07-2010 13u30 - 14u00 Materiaal reinigen en steriliseren 19-07-2010 14u00 - 14u20 Sportduiven vaccineren tegen

Page 35: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

4

Paramyxovirus 1 19-07-2010 14u20 - 15u00 Mestonderzoek en kropswab voor

Trichomonas bij sportduiven Voedingssupplementen om sneller te recupereren afleveren

19-07-2010 15u00 - 15u45 Duitse herder die mankt 19-07-2010 15u45 - 16u15 Shih Tsu die braakt en weinig eet 19-07-2010 16u15 - 16u35 Pitbull afgehaald 19-07-2010 16u35 - 17u00 Geochelone sulcata die weinig actief is en

weinig eet Massa in het abdomen op radiografie

19-07-2010 18u00 - 18u10 Hond vaccineren en ontwormen 19-07-2010 18u10 - 18u20 Chihuahua vaccineren en ontwormen 19-07-2010 18u20 - 18u30 Sportduif met beschadigde veren ter

hoogte van de krop Vermoedelijk schapenluis

19-07-2010 18u30 - 18u50 Kat met ontstoken melkklieren 19-07-2010 18u50 - 19u10 Cairn terrier met fistel naar oorbasis door

tandsteen

19-07-2010 19u10 - 19u20 Euthanasie bij stervende kat 19-07-2010 19u20 - 19u40 Follow up bij sportduiven Waterkrop ->behandeling:

uitvasten 19-07-2010 19u40 - 20u00 Omvenia uit ampulle in spuitjes van 0,5ml

optrekken om in te vriezen

1.2. CASUÏSTIEK GEZELSCHAPSDIEREN

Signalement

Bernard is een mannelijke, bruine Labrador Retriever. Het is een oude hond, maar de exacte leeftijd is

niet gekend.

Anamnese

Bernard wordt voor het eerst aangeboden op vrijdag 16 juli 2010.

Volgens de eigenaar had Bernard de laatste week een verminderde eetlust en de laatste 2 dagen heeft

Bernard niet meer gegeten. Bernard is hierdoor sterk vermagerd. De laatste dagen was hij ook minder

actief en heeft hij veel geslapen. Braken of diarree werd niet opgemerkt.

Klinisch onderzoek

De algemene indruk die we krijgen van de hond is dat hij soporeus en zeer mager is. Tijdens de

consultatie is hij eerst geïnteresseerd in de omgeving en de aanwezige personen, maar na enkele

minuten gaat hij liggen. Ook tijdens het verdere verloop van de consultatie laat Bernard zich makkelijk

onderzoeken en geeft hij een weinig alerte indruk.

Tijdens het algemeen onderzoek worden geen afwijkingen vastgesteld. De enige opmerking die kan

gemaakt worden is dat er veel tandsteen aanwezig is. Ook bij palpatie en auscultatie van het abdomen

worden geen abnormaliteiten waargenomen.

Page 36: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

5

Verder verloop en behandeling

Door de weinige informatie die bekomen werd met het klinisch onderzoek, wordt beslist om een bloedstaal

op te sturen naar het labo voor een volledig onderzoek. In afwachting van de resultaten worden enkel

glucocorticoïden toegediend om de eetlust te stimuleren.

Tegen de avond zijn de resultaten van het bloedonderzoek gekend (zie bijlage I).

Wat opvalt zijn de afwijkende nier- en pancreaswaarden. De andere afwijkingen zijn klein en zijn

waarschijnlijk het gevolg van de hoge leeftijd van de patiënt.

De gestegen waarden voor amylase en TLI ( Trypsin Like Immunoreactivity) in combinatie met de

symptomen wijzen in de richting van pancreatitis. Een hoog amylase gehalte kan ook het gevolg zijn van

enteritis of verminderde glomerulaire filtratie, maar de meeste honden met pancreatitis hebben een

gestegen amylase-waarde. Gestegen TLI-waarden zijn indicatief voor pancreatitis.

Op zaterdag 17 juli 2010 wordt Bernard opnieuw aangeboden voor een aangepaste behandeling. Er wordt

overgegaan op ondersteunende vochttherapie, gecombineerd met antibiotica. Als antibioticatherapie

wordt gekozen voor een combinatie van Baytril en Ceporex. Het werkzame bestanddeel van Baytril is

enrofloxacine, een fluoroquinolone, en dit heeft voornamelijk een gram-negatief spectrum. Het werkzame

bestanddeel van Ceporex is cefalexine, een cefalosporine, en dit heeft voornamelijk een gram-positieve

werking.

Om de vermoedelijke diagnose te bevestigen wordt een nieuw bloedstaal genomen om een bijkomende

PLI-test te laten uitvoeren (Pancreas-specific Lipase immunoreactivity).

De volgende dag moet Bernard opnieuw op consultatie komen voor een herhaling van de vochttherapie.

In de loop van de nacht van zaterdag op zondag is Bernard overleden. Op vraag van de eigenaar werd de

PLI-test geannuleerd. Hier zijn dus geen resultaten van.

1.3. ANALYSE VAN STRUCTUUR EN MANAGEMENT PRAKTIJK GEZELSCHAPSDIEREN

De praktijk werd opgericht in 2003 als een eenmanspraktijk voor kleine huisdieren. Omdat het als

beginnend dierenarts niet makkelijk is om de dagen goed gevuld te krijgen, maar er toch al veel kosten

betaald moeten worden (gebouw, materiaal,…) werkte de stagemeester het eerste jaar ook voor een

koeriersbedrijf. Reeds van bij de oprichting was het de bedoeling een dierenartsenpraktijk te beginnen

voor kleine huisdieren, waarbij de nadruk voornamelijk zou liggen op vogels en exotische huisdieren.

Dankzij de achtergrond van de stagemeester lukte dit vrijwel onmiddellijk. Hij was namelijk al van tijdens

zijn jeugd intensief en succesvol bezig met het houden en kweken van exotische diersoorten. Op deze

manier slaagde hij erin om geleidelijk aan contacten te leggen die later nog zeer waardevol zouden

blijken. Na zijn studies diergeneeskunde aan de universiteit van Gent werkte de stagebegeleider ook een

jaar in het Loro Parque in Tenerife. Hier kon hij nog meer ervaring opdoen over de verzorging en voeding

van vogels.

Naarmate de praktijk groeide en het werk toenam, werd het onmogelijk alles alleen te blijven doen.

Daarom werd in 2009 besloten samen te werken met een tweede dierenarts. Deze dierenarts kreeg

Page 37: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

6

maandelijks een ereloon en daarbovenop mocht hij een vast percentage van de opbrengsten uit de

consultaties die hij zelf verrichte behouden. Deze samenwerking leidde er niet alleen toe dat er meer werk

verzet kon worden, maar dankzij een beurtrolsysteem waren beide dierenartsen één zaterdag op twee vrij.

Bovendien bracht de nieuwe dierenarts ook nieuwe klanten mee.

Men is momenteel volop bezig met de omschakeling naar een BVBA zodat beide dierenartsen

gelijkwaardige partners worden. Doordat niet van bij het begin een BVBA opgericht werd, was het

mogelijk om na te gaan of het ook op de werkvloer zou klikken tussen beide dierenartsen en hadden ze

tijd om op elkaar ingespeeld te raken. Indien dit niet lukte zou dit slechts beperkte gevolgen gehad

hebben voor de praktijk.

Ondertussen is de praktijk verder blijven groeien. Deze twee dierenartsen staan tegenwoordig hoog

aangeschreven bij vele duivenmelkers en liefhebbers van exotische dieren uit de wijde omtrek. De praktijk

fungeert ook als quarantainestation bij de import van exotische vogels.

Binnen de praktijk zijn de nodige voorzieningen aanwezig om de klanten zo goed mogelijk bij te staan. Er

is een digitaal Rx–toestel aanwezig, een toestel om bloedanalyses uit te voeren, een installatie voor

gasanaesthesie en het nodige materiaal voor endoscopie, een tandsteenkuiser, een autoclaaf en een

ultrasone reiniger. Een echografietoestel zal binnenkort aangekocht worden. Zeer vaak wordt

geslachtsbepaling bij vogels door middel van endoscopie gedaan, ook bij klanten thuis.

Om de administratie te vereenvoudigen en om de klantengegevens overzichtelijk bij te houden wordt

gebruik gemaakt van een speciale software, namelijk VWin/VMac.

Bovendien maakt de praktijk deel uit van een wachtdienst samen met andere dierenartsen uit de streek.

Dit maakt het voor de dierenartsen mogelijk de nodige tijd met hun familie door te brengen, zonder dat de

patiënten in de kou blijven staan.

De praktijk heeft verschillende sterke punten. De voornaamste zijn de gedrevenheid en de ervaring van de

dierenartsen. Zeker in de branche van de exotische dieren en vogels is de eigen ervaring over het houden

van de dieren een extra pluspunt. De praktijk heeft een zeer goede ligging: makkelijk bereikbaar en een

ruime parking. De praktijk is bovendien zeer goed uitgerust qua apparatuur.

Het feit dat het hier een tweemanspraktijk betreft, biedt enkele voordelen ten opzichte van een

eenmanspraktijk. Zo is er meer ruimte voor een sociaal leven naast het professionele leven. Maar ook op

de werkvloer biedt dit voordelen. Zo kan men overleggen als er twijfel is of kan men hulp vragen wanneer

iets niet alleen kan gedaan worden. Hiervoor mogen er uiteraard geen spanningen zijn tussen de twee

vennoten, maar dat is hier zeker niet het geval.

Natuurlijk zijn er ook nadelen aan de praktijk. De voornaamste vind ik de beperkte ruimte. Zo dient de

operatieruimte als consultatieruimte wanneer het spreekuur door beide dierenartsen samen gehouden

wordt. Een extra consultatieruimte zou geen overbodige luxe zijn. (Dit was de situatie zoals deze was

tijdens de periode dat ik er stage liep. Ondertussen zijn verbouwingswerken uitgevoerd waardoor deze

tekortkomingen verholpen werden.)

De wachttijden voor de klanten tijdens het spreekuur is soms vrij lang. Vooral tijdens bepaalde perioden

van het jaar, bv het duivenseizoen, kan het zeer druk zijn. Het is mogelijk dat sommige klanten hierdoor

Page 38: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

7

naar een andere dierenarts trekken.

De klantenwerving verloopt op verschillende manieren. Vaak hoorde ik van nieuwe klanten dat mond-aan-

mond reclame belangrijk was. Dit wijst er op dat veel klanten tevreden zijn. Er wordt echter ook actief aan

klantenwerving gedaan. Dit gebeurt door vermeldingen op websites en in clubbladen en door het geven

van voordrachten en infosessies voor verschillende verenigingen zoals bijvoorbeeld voor vogelliefhebbers.

Page 39: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

8

2. STAGE GROTE HUISDIEREN

2.1. LOGBOEK STAGE GROTE HUISDIEREN

datum uur aard van de consultatie opmerkingen 27-07-2010 11u15 - 11u45 Echografische drachtigheidsdiagnose bij

twee warmbloedmerries

27-07-2010 12u00 - 12u15 Handdoeken autoclaveren voor volgende patiënt

Moet dienen om buikwonde te bedekken

27-07-2010 13u00 - 13u45 Belgisch trekpaard (Kato) met peritonitis en hoefbevangenheid na keizersnede

27-07-2010 14u00 - 14u15 Informatie opvragen over vorige patiënt bij dierenkliniek De Morette

27-07-2010 14u30 - 14u45 Belgisch trekpaard ontwormen tegen Cyathostominae

27-07-2010 15u00 - 15u15 2 koeien tochtig spuiten met prostaglandine

27-07-2010 15u30 - 16u15 Handdoeken autoclaveren voor Kato 27-07-2010 20u00 - 20u30 Haflinger sederen voor hoefsmid 27-07-2010 20u45 - 21u15 Fjord met dermatitis ten gevolge van

vliegen

28-07-2010 10u00 - 11u15 Schaap euthanaseren 3 lammeren met myasis behandelen

28-07-2010 11u45 - 13u00 Paard met hoofdwonde door tegen afsluiting te lopen

28-07-2010 16u10 - 16u40 Pony en warmbloedpaard vaccineren tegen influenza + controle nieuwbeenvorming bij warmbloedpaard

28-07-2010 17u00 - 18u00 Materiaal reinigen en steriliseren 28-07-2010 20u00 - 21u50 Steunverband rond buik van Belgisch

trekpaard (Kato) vervangen en hoeven controleren

28-07-2010 22u00 - 23u00 Belgisch trekpaardveulen chippen en signalement schetsen

29-07-2010 10u00 - 10u10 Eigen paarden van dierenarts voederen en water geven

29-07-2010 10u20 - 11u00 Dwerggeit met diarree Ook myase behandeld 29-07-2010 13u30 - 14u00 -Warmbloedpaard vaccineren tegen

rhinopneumonie + ontwormingsschema opstellen -Controle van pony met zomerschurft

Keloïd na wonde op been controleren

29-07-2010 14u10 - 14u35 Warmbloedpaard mankt op rechter voorbeen dag na nieuw beslag

29-07-2010 14u40 - 15u00 Controleren of dieren OK zijn bij klant die op reis is

29-07-2010 15u30 - 16u00 Echografisch drachtigheidsonderzoek bij Belgisch trekpaardmerrie

29-07-2010 20u00 - 21u00 Controle van hypergranulatieweefsel aan klauw bij vaars

30-07-2010 07u10 - 07u40 Echografisch hengstigheidsonderzoek 30-07-2010 07u50 - 08u10 Medicijnen bestellen 30-07-2010 13u00 - 14u00 Pony castreren 30-07-2010 17u15 - 17u30 Belgisch trekpaard insemineren

Page 40: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

9

30-07-2010 18u00 - 18u30 Echografisch drachtigheidsonderzoek bij 2 warmbloedmerries

30-07-2010 18u45 - 19u00 Gehechte hoofdwonde bij warmbloedpaard controleren

30-07-2010 19u15 - 20u45 Speciaal beslag voor hoefbevangenheid plaatsen bij Belgisch trekpaard (Kato)

01-08-2010 12u00 - 12u45 Keizersnede bij Belgisch Wit-Blauw rund 01-08-2010 12u45 - 14u00 Radiografie maken en gipsverband

vervangen bij Belgisch trekpaardveulen met Salter-Harrisfractuur

03-08-2010 08u30 - 09u00 Warmbloedpaard met kleine wonde boven carpus

03-08-2010 09u30 - 10u00 Shetlandpony sederen voor hoefsmid Hoefbevangen 03-08-2010 10u20 - 10u35 Ezel met blein 03-08-2010 11u00 - 12u00 -Pitbull met wonde aan neus na vechten

-Controleren of hoeven van Shetlandpony bekapt moeten worden

03-08-2010 13u00 - 13u15 Controle Belgisch trekpaard dat hoefbevangen geweest is

03-08-2010 13u30 - 14u30 Shetlandpony met abces op kaak Ontwormen 03-08-2010 19u45 - 21u00 Corset plaatsen bij Belgisch trekpaard

(Kato) met hernia abdominalis na keizersnede + bevangen hoeven invetten

04-08-2010 12u00 - 12u30 Controle van warmbloedpaard dat mankte dag na nieuw beslag

04-08-2010 15u30 - 16u00 Warmbloedpaard met koliek 04-08-2010 16u30 - 17u30 Belgisch trekpaard met dikke sprong en

uitgebreide huidletsels over ganse lichaam

Uitgebreide chorioptesinfectie, mogelijk gecompliceerd met huidschimmel

04-08-2010 17u50 - 18u30 Echografisch drachtigheidsonderzoek bij warmbloedmerrie

Behandeld tegen mok

05-08-2010 10u15 - 10u40 Belgisch trekpaard met wonde en zwelling ter hoogte van de sprong

05-08-2010 10u50 - 11u30 Bezoek aan hengstenhouderij van Belgische trekpaarden

05-08-2010 11u45 - 12u00 3 geiten ontwormen 05-08-2010 20u30 - 21u45 Gips vervangen bij Belgisch

trekpaardveulen met Salter-Harrisfractuur

06-08-2010 09u30 - 10u00 Controle abces op kaak bij Shetlandpony Wonde spoelen 06-08-2010 10u15 - 11u00 Shetlandpony met erge dyspnee 06-08-2010 11u30 - 12u00 Eigen paarden van dierenarts voederen

en water geven + ausculteren om verschil met Shetlandpony met dyspnee te horen

06-08-2010 13u30 - 14u00 2 Warmbloedpaarden ontwormen 06-08-2010 19u30 - 21u00 Belgisch trekpaardveulen chippen +

echografische drachtigheidsdiagnose bij 2 warmbloedpaarden

23-04-2011 13u30 - 15u00 Shetlandpony castreren 23-04-2011 15u15 - 16u00 -Belgisch Wit-Blauw rund dat mankt

-echografische drachtigheidsdiagnose bij BWB

23-04-2011 16u30 - 17u30 Opvolging van Kato 23-04-2011 20u00 - 21u00 Uterus spoelen bij Belgisch trekpaard met

retentio secundinarum

Page 41: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

10

2.2. CASUÏSTIEK GROTE HUISDIEREN

Signalement

Kato is een bruinschimmel Belgisch Trekpaardmerrie van drie jaar oud

Anamnese

Op dinsdag 27 juli kreeg ik Kato voor het eerst te zien. Op dat ogenblik was zij al in behandeling bij de

stagemeester.

Eind juni was bij Kato een keizersnede uitgevoerd omdat was vastgesteld dat het veulen in stuitligging

met beiderzijdse heupligging lag. Deze keizersnede werd niet door de stagebegeleider zelf uitgevoerd. De

eigenaar werd hiervoor naar een paardenkliniek doorverwezen. Enkele dagen na de keizersnede werd bij

Kato peritonitis vastgesteld. Deze werd behandeld door de buikholte meerdere keren te spoelen en lokaal

en systemisch antibiotica toe te dienen. Later tijdens de hospitalisatieperiode in de kliniek ontstond ook

een pyometra, vermoedelijk als reactie op het hechtmateriaal. Deze werd eveneens behandeld door de

uterus enkele keren te spoelen en antibiotica toe te dienen.

Door de vele toxines en ontstekingsmediatoren die bij de peritonitis en pyometra in de bloedcirculatie

waren vrijgekomen kreeg Kato vervolgens hoefbevangenheid aan de 4 voeten.

Bovendien ontstond ook nog een hernia abdominalis op de plaats waar de incisie voor de keizersnede

gemaakt was.

Verder verloop en behandeling

Wanneer Kato hersteld was van de peritonitis en pyometra mocht zij terug naar huis. Vanaf dit moment

werd zij verder behandeld door de stagebegeleider. Deze behandeling bestond uit het vernieuwen van het

verband op de buikwonde en controleren of de wondheling goed verliep. Als verbandmateriaal werden

geautoclaveerde keukenhanddoeken gebruikt met daarboven een speciaal drukverband dat de druk op de

wonde zoveel mogelijk moest beperken. Op deze manier werd getracht om te voorkomen dat de hernia

abdominalis groter zou worden.

Voor de hoefbevangenheid werd door de hoefsmid een speciaal beslag geplaatst. Hierbij werden de

hoefijzers achterstevoren op de hoeven geplaatst. Op de hoefijzers werd vervolgens een plaat

aangebracht en de ruimte tussen deze plaat en de hoef werd opgevuld met tweecomponentenlijm met

een amortiserende werking. Wanneer deze lijm opgedroogd was werd de plaat opnieuw verwijderd. Dit

beslag moest de druk beter over de hoef en de straal verdelen zodat de druk op de punt van de hoef

verminderde.

Om te beginnen werden de voorvoeten volgens dit principe beslagen. De achtervoeten kwamen de

volgende dag aan de beurt zodat het paard niet teveel inspanningen ineens moest leveren. Wanneer we

enkele dagen later op controle gingen, merkten we op dat de kroonrand van een van de hoeven begon los

te komen. Geleidelijk aan zouden de vier hoeven los komen en vervangen worden door nieuwe hoorn.

Tijdens een nieuw controleonderzoek op vrijdag 22 oktober 2010 viel in de zool van de linker achterhoef

Page 42: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

11

onmiddellijk een harde witte structuur op. Wanneer deze opgelicht werd begon de hoef hevig te bloeden.

Na nadere inspectie bleek dit de tip van het hoefbeen te zijn die afgebroken was en naar buiten

gefistuleerd was. Bovendien was er ook een nieuwe hernia abdominalis opgetreden op de plaats waar

Kato eerder geopereerd was voor de peritonitis. Deze zou voorlopig enkel ondersteund worden door het

buikverband. Pas wanneer de hoefbevangenheid genezen is kan de hernia abdominalis gehecht worden.

Hoewel Kato veel neerlag ging ze toch nog recht staan van zodra er iemand bij de stal kwam. Ze is ook

altijd goed blijven eten en drinken. Daarom wilden de eigenaars verder gaan met de behandeling en was

euthanasie voor hen nog uitgesloten.

Deze behandeling bestond nog steeds uit het verschonen van de verbanden rond de buikwonde en het

ondersteunen van buikspieren met een steunverband. Ook werden de hoeven dagelijks verzorgd en

moest Kato zoveel mogelijk rusten.

Op 23 april 2011 tenslotte zag ik Kato voor het laatst. De hoefbevangenheid was volledig verdwenen en

Kato liep opnieuw normaal. De hoeven waren bijna volledig vernieuwd. De herniae abdominales waren

chirurgisch hersteld. Eén ervan is voor een klein deel opnieuw gescheurd zodat nog een breukzak

ongeveer zo groot als een kippenei zichtbaar was. Doordat de breukring ruim genoeg is, is er geen gevaar

voor inklemming van darmsegmenten.

2.3. ANALYSE VAN STRUCTUUR EN MANAGEMENT PRAKTIJK GROTE HUISDIEREN

De praktijk werd opgericht in 2000 als een eenmanspraktijk voor zowel kleine als grote huisdieren. Op

woensdagnamiddag, dinsdagavond, donderdagavond en zaterdagvoormiddag is er spreekuur voor de

kleine huisdieren. De rest van de week zijn consultaties of huisbezoeken mogelijk op afspraak en dit

zowel voor kleine als grote huisdieren. De meerderheid van het klantenbestand bestaat uit grote

huisdieren. Het betreft dan voornamelijk paarden, aangevuld met een klein aantal runderen schapen,

geiten en ezels. Bij de paarden gaat het zowel om warmbloeden als pony’s en trekpaarden. Bij de

runderen gaat het hier niet om bedrijfsbegeleiding op grote moderne rundveebedrijven, maar om

keizersneden of kleine ingrepen op oudere boerderijen waar nog enkele runderen aanwezig zijn. Doordat

zowel kleine als grote huisdieren aan bod komen is er steeds afwisseling. Dit voorkomt dat het werk een

routine wordt.

De praktijk is altijd een eenmanspraktijk geweest. Wanneer eerstelijnsdiergeneeskunde niet meer

voldoende is, worden de paarden doorgestuurd naar dierenkliniek De Morette of de faculteit

diergeneeskunde van de universiteit Gent. Runderen worden in dat geval eveneens doorgestuurd naar de

faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Gent. Kleine huisdieren worden in dergelijke gevallen

meestal doorgestuurd naar Dierenartsenpraktijk Clos Fleuri in Sint-Denijs-Westrem.

Voor de gezelschapsdieren maakt de praktijk deel uit van een wachtdienst. De dierenartsen die deel

uitmaken van deze wachtdienst regelen onderling een beurtrol zodat zij niet allemaal elke week op

zondag beschikbaar moeten zijn.

Wanneer het aandeel van de kleine huisdieren binnen de praktijk in de toekomst zou toenemen, wordt er

Page 43: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

12

rekening gehouden met de mogelijkheid om een tweede dierenarts in dienst te nemen. Deze zou dan de

kleine huisdieren voor zijn rekening nemen, terwijl de stagebegeleider zich enkel nog met de grote

huisdieren zou bezig houden. Dit scenario is in de huidige situatie nog niet aan de orde.

Binnen de praktijk zijn alle benodigdheden aanwezig om een uitgebreide dienstverlening mogelijk te

maken. Zo beschikt de dierenarts over een installatie voor gasanaesthesie, een digitaal Rx-toestel, een

echografietoestel, een tandsteenkuiser, gespecialiseerde software om de klantengegevens bij te houden

(VWin/VMac), een autoclaaf en een ultrasone reiniger. Ook de wagen is speciaal uitgerust. In de

kofferruimte is een kast met verschillende lades ingebouwd waar alle producten inpassen. Voor al het

overige materiaal is er plaats, al kan het nipt zijn wanneer bv ook het Rx-toestel moet worden

meegenomen.

Naast deze goede uitrusting zijn er nog andere sterke punten aan de praktijk. Zo is de praktijk goed

gelegen en makkelijk bereikbaar. De ervaring van de dierenarts is eveneens een troef. Na haar studies

aan de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit van Gent werkte de stagebegeleider een jaar als

vrije assistente aan deze faculteit. Vervolgens werkte zij eerst gedurende drie jaar in een andere praktijk

alvorens de huidige praktijk op te richten. De gedrevenheid van de dierenarts is ook een pluspunt. Tijdens

de zomermaanden zijn werkdagen van minder dan twaalf uur een uitzondering, maar toch zal zij zich

steeds met veel plezier en enthousiasme honderd procent blijven inzetten. Dit van ’s morgens vroeg tot ’s

avonds laat en zelfs ’s nachts.

Naast deze positieve punten zijn er uiteraard enkele negatieve punten aan de praktijk. Zo bestaat deze uit

één vrij kleine ruimte waar zowel de consultaties, de operaties, de hospitalisatie als de recovery moeten

gebeuren. Wanneer er verschillende patiënten op hetzelfde tijdstip gehospitaliseerd zijn of zich in de

recovery bevinden kan het er soms hectisch aan toe gaan. Aangezien het aandeel kleine huisdieren in

deze praktijk beperkt is komt deze situatie echter niet vaak voor. Tijdens de stage heb ik nooit het gevoel

gehad dat er echt plaatsgebrek was. Het was voor mij gewoon even aanpassen omdat ik net voor deze

stage mijn kleine huisdierenstage gelopen had in een ruimere praktijk, maar deze andere manier van

werken went snel. Moest deze situatie zich voordoen in een praktijk die uitsluitend op kleine huisdieren

gericht is, zou dit volgens mij wel problemen geven.

De administratie gebeurt door de dierenarts zelf. Wanneer de stagemeester op de baan is voor

huisbezoeken worden de gebruikte producten en ontvangen erelonen in de agenda genoteerd. Later

worden deze gegevens in de computer ingegeven. Dit gebeurt ofwel ’s avonds na het werk ofwel tussen

twee consultaties in de praktijk. Tijdens de drukkere periodes, zoals de zomermaanden, kan dit er toe

leiden dat deze administratie uitgesteld wordt en zich gaat opstapelen.

Page 44: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

13

3. ALGEMENE REFLECTIE

Dankzij deze stages kreeg ik de kans om kennis te maken met een aantal aspecten van de dagelijkse

werking in een eerstelijnspraktijk. Dit zowel in de sector van de kleine als de grote huisdieren. Aangezien

eerstelijnsdiergeneeskunde slechts een beperkt deel uitmaakt van de activiteiten tijdens de klinieken op

de faculteit was dit zeer leerrijk. Men wordt immers geconfronteerd met het feit dat in de doorsnee praktijk

vaak minder mogelijkheden aanwezig zijn dan aan een universiteit wat betreft het stellen van diagnoses

en het instellen van behandelingen.

Bovendien kwam ik ook meer in contact met het administratieve gedeelte dat bij een praktijk komt kijken.

Zo moeten in een kleinere praktijk zelf de afspraken geregeld worden, de boekhouding bijgehouden

worden, medicijnen besteld worden,… Daar waar dit tijdens de klinieken op de faculteit veel minder aan

bod komt.

Daarnaast kreeg ik ook een beter zicht op de verschillende werksituaties van een dierenarts voor kleine

huisdieren en een dierenarts voor grote huisdieren. Als dierenarts voor kleine huisdieren ben je veel meer

gebonden aan de praktijk zelf. De patiënten worden meestal in de praktijk aangeboden, er worden

patiënten gehospitaliseerd en er wordt gewerkt met een spreekuur. Als dierenarts grote huisdieren moet je

dan weer vaker de baan op. Dieren hospitaliseren is moeilijk omdat grote stallen nodig zijn en het is vaak

moeilijker om met de dieren op consultatie te komen. Zeker niet tijdens een vrij spreekuur.

Ook wat het cliënteel betreft zijn er grote verschillen tussen een kleine huisdierenpraktijk en een grote

huisdierenpraktijk. Dit heeft een invloed op de manier van werken. Zo zullen bij grote huisdieren vaak het

economische aspect of de prestaties van het dier centraal staan. Bij kleine huisdieren ligt de nadruk dan

weer vaak op het dierenwelzijn.

Maar naast de manier van werken bepaalt het cliënteel vaak ook de regeling van de werkactiviteiten. Zo

heeft men bij kleine huisdieren vaak te maken met mensen die overdag werken en niet zomaar met hun

hond of kat kunnen langskomen wanneer dit voor de dierenarts past. Daarom is het nodig om ook buiten

de normale werkuren beschikbaar te zijn. Men kan hier echter op inspelen door consultaties in te plannen

tijdens de avond, maar minder dringende ingrepen en behandelingen waarvoor hospitalisatie aangewezen

is uit te stellen tot de volgende dag of overdag in te plannen.

Bij de grote huisdieren daarentegen heeft men vaak te maken met mensen die beroepshalve met de

dieren bezig zijn. Hierdoor zijn de dagen vaak meer gevuld met consultaties. Maar doordat de dieren vaak

een bron van inkomsten zijn voor de eigenaar en de dieren een grote economische waarde hebben is het

ook nodig voortdurend beschikbaar te zijn.

Door stage te lopen in een eenpersoonspraktijk voor grote huisdieren en een tweepersoonspraktijk voor

kleine huisdieren kon ik mij ook een beeld vormen van de voor- en nadelen van alleen of in groep te

werken. Persoonlijk vind ik dat alleen werken maar één voordeel biedt. Alleen werken houdt namelijk in

dat je met niemand rekening hoeft te houden en je volledig te werk kan gaan volgens je eigen planning en

eigen ideeën. Wanneer je in groep werkt daarentegen kan je niet altijd doen wat je wil, wanneer je het wil.

Over de gevolgde werkwijzen en over de toekomstplannen moet men op de zelfde golflengte zitten met de

Page 45: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

14

collega’s. Verschillende ideeën en standpunten zijn goed en zelfs noodzakelijk, maar over bepaalde

aspecten moet men het wel eens zijn. Op voorwaarde dat men met de collega’s goed kan opschieten en

op dezelfde golflengte zit wat betreft het werk en de praktijk, zie ik aan een groepspraktijk dus enkel

voordelen.

Om te beginnen kan men een groter cliënteel van dienst zijn. Uiteraard is hiervoor bij kleine huisdieren

een grotere praktijk nodig, maar omdat grote aankopen zoals een Rx-toestel of een echo-toestel maar één

keer moeten gedaan worden kunnen deze investeringen over de verschillende partners gespreid worden.

Bovendien is het in een groepspraktijk mogelijk dat de verschillende dierenartsen zich op andere aspecten

gaan toeleggen. Op deze manier kan men de klanten een meer gespecialiseerde aanpak bieden.

Daarnaast kan men bij moeilijke of onduidelijke gevallen ook overleggen of de mening van een collega

vragen. Op deze manier worden vaak toch nog zaken opgemerkt die men eerder over het hoofd gezien

had. Ook de minder aangename aspecten van het beroep, zoals de administratieve zaken, kunnen

verdeeld worden onder de collega’s zodat men hieraan minder tijd moet besteden. Een laatste belangrijk

voordeel is dat men onderling het werk tijdens weekends en vakantieperiodes kan regelen. Op deze

manier blijft er meer tijd over voor het privéleven van de dierenarts zonder dat de patiënten hier hinder van

ondervinden.

Wel vond ik het jammer dat ik tijdens de stages niet veel zelf heb mogen doen. Ik had gehoopt zelf meer

praktische dingen te kunnen leren en te mogen uitvoeren omdat dit tijdens de klinieken op de faculteit ook

niet altijd mogelijk is. Ergens valt het echter wel te begrijpen dat de stagemeesters niet geneigd zijn veel

risico’s te nemen. Het gaat tenslotte nog altijd om de dieren van eigenaars die aan de dierenarts

toevertrouwd worden. Indien een student reeds meer praktische ervaring zou hebben opgedaan tijdens de

klinieken op de faculteit zouden de dierenartsen misschien wel sneller geneigd zijn de student ook tijdens

de stages meer zelf te laten doen.

Deze stages maakten het wel mogelijk om de theoretische kennis die reeds opgedaan werd, vanuit een

ander standpunt te benaderen. Je krijgt een beter zicht op welke aandoeningen er in de praktijk

voornamelijk voorkomen en welke diagnostische technieken en behandelingen haalbaar zijn. Want tijdens

de lessen komt alles zeer uitgebreid aan bod, wat logisch is, maar krijg je als student niet echt zicht op

wat nu werkelijk relevant is voor een eerstelijnspraktijk.

Het is mij in ieder geval duidelijk geworden dat er ondanks vijf jaar universitaire studies nog heel veel te

leren valt alvorens ik zelf, alleen en op een correcte manier, een goede praktijk zal kunnen opstarten en

leiden.

Zelf hoop ik om na het voltooien van de studies werk te kunnen vinden in een praktijk voor kleine

huisdieren als tweede of derde dierenarts. Op deze manier zijn er collega’s waarvan je nog veel kan leren

en waarbij je terecht kan met vragen. Bovendien kunnen dan ook de wachtdiensten verdeeld worden.

Toch verkies ik een kleinere praktijk boven een kliniek of grote praktijk met zeven of acht dierenartsen

omdat dit volgens mij een meer zakelijke sfeer op de werkvloer creëert.

De keuze tussen een leven als dierenarts voor kleine of grote huisdieren vond ik zeer moeilijk. Liefst van

al zou ik deze combineren. Maar het is nu eenmaal een feit dat de mensen tegenwoordig steeds meer van

Page 46: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

15

hun dierenarts verwachten en het wordt onmogelijk om voor elke diersoort aan deze verwachtingen te

voldoen. Specialisatie wordt bijgevolg steeds belangrijker. Uiteindelijk heb ik toch voor de optie

gezelschapsdieren gekozen. Herkauwers en varkens hebben mij altijd het minste aangesproken omdat

deze sector zeer economisch gericht is en vooral gericht op preventie. Daarom was deze keuze snel

uitgesloten. De weinige runderen die door de stagebegeleider behandeld werden waren van verouderde,

kleine landbouwbedrijven. Deze stage was dus niet echt representatief voor een rundveedierenarts. Deze

stage heeft mij dan ook niet beïnvloed om niet voor de optie herkauwers te kiezen.

De keuze tussen optie paard en gezelschapsdieren was daarentegen moeilijker. Daartoe heeft deze stage

wel bijgedragen. Deze stage liet mij inzien dat de paardenwereld een bijzondere gemeenschap is. Binnen

deze wereld kennen veel personen elkaar en zijn connecties volgens mij een belangrijke basis voor een

goede praktijk. Eigenlijk vind ik dit zeer normaal. Moest ik in het bezit zijn van een paard, wat toch geen

goedkoop dier is, dan zou ik dit ook niet aan om het even wie toevertrouwen. Ik zou geneigd zijn de hulp

in te roepen van een dierenarts die ik al lang ken en waarvan ik weet dat die reeds lange tijd met paarden

bezig is. Eerder dan de hulp in te roepen van iemand die in het voorlaatste jaar van zijn studies besliste

om optie paard te gaan volgen. Ik denk niet dat het onmogelijk is om als nieuwkomer in de paardensport

een mooie carrière als dierenarts uit te bouwen, maar het zal volgens mij toch veel meer inspanningen,

tijd en overtuigingskracht kosten dan wanneer je reeds vele connecties hebt.

Dit betekent niet dat mijn keuze voor gezelschapsdieren enkel gebaseerd is op het uitsluiten van de

andere mogelijkheden. Reeds lange tijd spreken gezelschapsdieren mij aan. En dan vooral de bijzondere

dieren zoals knaagdieren, vogels en reptielen. De stage bij een dierenartsenpraktijk waar veel van deze

bijzondere dieren aan bod komen heeft deze interesse alleen maar verder doen toenemen.

Page 47: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

16

BIJLAGE I: BLOEDONDERZOEK BERNARD

Page 48: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE … · 2012-03-14 · Onderdompeling ... In deze literatuurstudie zal enkel worden ingegaan op de aspecten van de anatomie en fysiologie

17