typologische analyse van het wonen

138
Woontypologiën in Amsterdam Typologische analyse van het wonen Revolutiebouw Fragment I: Van Niftriks Pijp Thomas Henry, Wouter van den Kieboom, Maaike Krijnen, Jim Pulles

Upload: thomas-henry

Post on 13-Mar-2016

223 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

De Pijp, Amsterdam

TRANSCRIPT

  • Woontypologin in Amsterdam

    Typologische analyse van het wonen

    Revolutiebouw Fragment I:

    Van Niftriks Pijp

    Thomas Henry, Wouter van den Kieboom, Maaike Krijnen, Jim Pulles

  • | Typologische analyse van het wonen

    Inhoudsopgave

    Voorwoord 7

    Inleiding 9

    I. Essay 1001 De revolutiebouw 19e eeuw- 20e eeuw 1302 De Ontstaansgeschiedenis 1403 Maatschappelijke en ruimtelijke transformaties 2602. Bibliografie 33

    II. Analyse 3501. Eerste Schaal 36

    01.1 Plattegrond 3602. Tweede Schaal 38

    02.1 Topografie / Situatie 38

    02.2 Verkavelingsstructuur 4002.2 Ontsluiting 4202.4 Bebouwd onbebouwd 4402.5 Ordenende elementen 4602.7 Elementen van gestalte 4802.8 Regel en uitzondering 5002.9 Openbaar, collectief, publiek, priv ruimte 5202.10 Programma 5402.11 Sociale structuur 5602. Elementen van Cohesie 5802.12 Transformatie 60

    03. Derde Schaal 6203.1 Ontsluiting 6203.2.1 Bebouwd Onbebouwd 6403.2.2 Bebouwd Onbebouwd 6603.3 Ordende Elementen 6803.4.Elementen van gestalte 7003.5.1 Regel en Uitzondering 7203.5.2 Regel en Uitzondering 7403.6 Toegankelijkheid en eigendom 7603.7 Programma 7803.9 Transformatie 8003.10 Elementen van Cohesie 8003.10 Straatprofiel 82

    03.11 Bebouwingsdichtheid 824 | A

    | Typologische analyse van het wonen

    4 | AW

    oontypologien in Am

    sterdam

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Woo

    ntyp

    olog

    ien

    in A

    mst

    erda

    m

    04. Vierde Schaal 8404.1 Inleiding 8404.2 Ontsluiting 8604.3 Indeling 9404.4 Gebruik 10204.5 Sequentie 11004.6 Inrichting 11804.7 Transformatie 126

    Conclusie 130Flexibiliteit 130

    Nawoord 135

    Bibliografie 138

    A | 5

  • | Typologische analyse van het wonen

    6 | A | Typologische analyse van het w

    onen6 | A

    Woontypologien in A

    msterdam

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Woo

    ntyp

    olog

    ien

    in A

    mst

    erda

    mA

    | 7

    VoorwoordDit verslag is het resultaat van het onderzoek naar het

    fragment de Van Niftriks Pijp. De van Niftriks Pijp is het oudste deel van de Pijp en een van de fragmenten die voor het vak Typologische Analyse van het Wonen is onderzocht. Samen met verschillende andere fragmenten, die ieder door een groep studenten werd onderzocht, vormde dit fragment een onderdeel van een totaalanalyse na de ontwikkeling van de stad Amsterdam vanuit de 17e eeuw tot heden. De analyse is aan de hand van typologische, morfologische en programmatische ontwikkelingen en transformaties uitgevoerd. Het doel van de analyse is om verschillende wederzijdse verbanden te kunnen leggen tussen de sociale, culturele en economische ontwikkelingen en de ruimtelijke en stedenbouwkundige veranderingen om vervolgens daaruit conclusies te kunnen trekken. De analyse bestaat uit een planstudie en een literatuurstudie die betrekking heeft op de schaalniveaus buurt, blok en woning.

    Het verslag bestaat uit drie delen. Het eerste deel bestaat uit een historisch onderzoek in de vorm van een literatuurstudie. In dit deel wordt onderzocht hoe de sociale, culturele en economische ontwikkelingen tot het eerste en oudste deel van het stadsfragment de Pijp hebben geleid, evenals de stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen in planvorming en uitvoering, die daarmee gepaard gingen. Voor dit deel hebben we samengewerkt met Groep 2, bestaande uit Servaas Beeftink, Tim van Dartel, Martin van Overveld, Jelle Rinsema en Jeffery Sonnema, die hetzelfde fragment voor hun rekening hadden genomen.

    Aansluitend op dit deel hebben we ieder apart als groep de transformaties beschreven die hebben plaatsgevonden na de realisatie van het fragment. Wij hebben daarin vooral de nadruk gelegd op de maatschappelijke (sociaal, cultureel en economisch) ontwikkelingen met betrekking tot de Oude Pijp en het gekozen blok daarin. Groep 2 heeft zich in dit deel vooral op de ruimtelijke ontwikkelingen geconcentreerd.

    In deel twee worden de verschillende ontwikkelingen en veranderingen van de Oude Pijp (Niftriks Pijp) geanalyseerd aan de hand van verschillende kaarten op vier verschillende schaalniveaus. In het eerste schaalniveau (schaal 1:20 000) zal de ligging van het fragment duidelijk worden gemaakt ten opzichte van de rest van de stad Amsterdam. Voor het tweede schaalniveau (schaal 1:2000) hebben we ook samengewerkt met Groep 2. Dit schaalniveau bevat de bouwblokken waar ons fragment uit bestaat. Daarna zal in het derde schaalniveau (schaal 1:500) ingezoomd worden op n bouwblok. Binnen in het gekozen bouwblok zal vervolgens op de vierde schaal (schaal 1:200) ingezoomd worden op vier woningen.

    In het derde deel zullen enkele conclusies uiteengezet worden, die opgemaakt zijn uit de gemaakte analyses. Het doel hiervan is om op deze manier een verklaring te kunnen onderbouwen op welke manier het fragment de Oude Pijp is ontstaan en wat de betekenis ervan kan zijn voor de toekomst van de stedenbouw en architectuur.

  • | Typologische analyse van het wonen

    8|A | Typologische analyse van het w

    onen8|A

    Woontypologien in A

    msterdam

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Woo

    ntyp

    olog

    ien

    in A

    mst

    erda

    mA

    | 9

    De Pijp is door verschillende ontwikkelingen geworden tot wat het nu is. Lange tijd werd de Pijp beschouwd als voorbeeld hoe het vooral niet moest in de stedenbouw en architectuur. De Pijp had daarom dan ook een lange tijd een negatief imago. Als reactie daarop werden de tuinsteden en stedenbouwkundig projecten als de Bijlmer ontworpen, die later niet aan de verwachtingen van ideale stedenbouw en architectuur konden voldoen. Integendeel, in de Pijp vond een herwaardering van het fragment plaats. Verschillende maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen hebben hiertoe geleid. In dit verslag zal duidelijk worden gemaakt hoe deze herwaardering tot stand is gekomen. Uiteindelijk zullen de conclusies, die getrokken worden uit de analyse met betrekking tot het fragment de Oude Pijp, duidelijkheid hierin moeten verschaffen.

    Inleiding

  • | Typologische analyse van het wonen

    10 | A | Typologische analyse van het w

    onen10 | A

    Woontypologien in A

    msterdam

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Woo

    ntyp

    olog

    ien

    in A

    mst

    erda

    m

    Revolutiebouw, Van Niftriks PijpI. De Revolutiebouw 19e eeuw- 20e eeuw

    A | 1

    1

  • | Typologische analyse van het wonen

    12 | A | Typologische analyse van het w

    onen12 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 1

    3

    01 De revolutiebouw 19e eeuw- 20e eeuw

    In de ontstaansgeschiedenis van het eerste en oudste deel van het stadsfragment de Pijp in Amsterdam zijn maatschappelijke- en ruimtelijke ontwikkelingen te onderscheiden, die een duidelijke wisselwerking met elkaar hebben gehad. Culturele- , economische- , politieke- en sociale ontwikkelingen hebben invloed gehad op ontwikkelingen in planvorming en uitvoering van zowel stedenbouw als architectuur, maar ook omgekeerd. Na de realisatie hebben er vervolgens weer transformaties plaatsgevonden op maatschappelijk en ruimtelijk vlak, wat uiteindelijk geresulteerd heeft in de huidige situatie. Deze ontstaansgeschiedenis en de daaropvolgende transformaties komen in dit essay over de revolutiebouw en het eerste en oudste deel van het stadsfragment de Pijp uitgebreid aan bod in een objectieve beschouwing. Er wordt uiteindelijk afgesloten met een slotbeschouwing en een meer subjectieve stellinginname.

    Afb 01: Bouwtekening Vergader-

    lokaal gelegen aan de Jacob van

    Campenstrraat 4

  • | Typologische analyse van het wonen

    02 De Ontstaansgeschiedenis

    14 | A | Typologische analyse van het w

    onen14 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

    Amstelland

    De rivier De Amstel heeft niet alleen in de vroege geschiedenis van Amsterdam, maar ook in die van de Pijp een zeer belangrijke rol gespeeld. In de twaalfde eeuw, toen er van de gemeente Amsterdam nog geen sprake was, bestond het gebied rond de Amstel, in die tijd ook wel Amstelland genoemd, grotendeels uit moeilijk begaanbare moerassen. Doordat het gebied steeds weer opnieuw onder bleef lopen, bleef het moerassige karakter van het gebied dan ook gehandhaafd. In het begin van de dertiende eeuw werden er vervolgens voor het eerst dijken aangelegd, om dit probleem op te lossen. Zo werd Amstelland door een dijk van de Zuiderzee afgesloten. Om vervolgens een goede afwatering te waarborgen werden binnen de dijken polders aangelegd die met watermolens ontwaterd werden. Ook langs de Amstel werd een dijk aangelegd, de Amsteldijk, om het polderlandschap tegen het water te beschermen. Met de aanleg van deze dijken en het ontstaan van de polders werd het gebied langzamerhand bewoonbaar (Heijdra & de Milliano,1989).

    De Binnendijksche Buitenveldersche Polder

    Zo ook het grondgebied van de huidige oude en meest noordelijke Pijp, welke een onderdeel vormde van

    een grotere polder; de Binnendijksche Buitenveldersche Polder, die aan de oostzijde door de Amstel en meer westwaarts door de Wetering, de huidige Boerenwetering, doorsneden werd. Deze wateren vormden dan ook belangrijke verbindingswegen door het hele Amstelland. Ook in de vele eeuwen vr de negentiende eeuw hebben er dus mensen gewoond op dit huidige grondgebied van de Pijp (Heijdra & de Milliano,1989).

    Vanaf de zestiende eeuw bepaalden voornamelijk herbergen, landhuizen, tuinhuisjes, molens en zelfs fabrieken het beeld in dit gebied, dat tussen de toen aanwezige rechte poldersloten drie bebouwingsconcentraties telde. In de noordwestelijke punt tussen de Boerenwetering en de Singelgracht bevonden zich buitenverblijven van de meer welgestelde Amsterdammers en andere bouwwerken, die ontsloten werden door het Otterspad, dat evenwijdig liep aan de poldersloten en het buiten Weltevrede. De grenzen van dit buiten zijn zelfs nog steeds te herkennen in het huidige binnenterrein van het vijfhoekige bouwblok aan de Ruysdaelkade en de Stadhouderskade; de hier gesitueerde school volgt namelijk de oude verkavelingslijnen. Parallel aan het Otterspad liep een onderdeel van de vestingwerken, de Utrechtse Barrire, ook nog steeds duidelijk zichtbaar in twee binnenterreinen. Waar nu het oudste Heineken- gebouw staat bevond zich vanaf 1867 bierbrouwerij de Hooiberg. Een tweede concentratie van bebouwing was gelegen aan weerszijden van de Zaagmolensloot, de levensader van de vele houtzaagmolens die hier toen waren gevestigd. Deze sloot liep ter hoogte van de huidige Albert Cuypstraat, die zijn relatief forse breedte van twintig meter nog steeds te danken heeft aan de afmetingen van het oude water. Dat geldt in omgekeerde zin ook voor de slechts tien meter brede Govert Flinckstraat, waarvoor de gezamenlijke breedte van het vroegere Zuidelijk Zaagmolenpad en het gedempte pijpslootje werd aangehouden. De resterende bebouwing bevond zich tenslotte buiten de toenmalige gemeentegrens op het grondgebied van Nieuwer Amstel. Dit dorp strekte zich uit langs de poldersloten die van de Amstel naar de Boerenwetering liepen, ter hoogte van de huidige Van Ostade- en Kuipersstraat (Mattie & de Moor, 1996).

    Afb 02: De Binnendijksche Bui-

    tenverdersche Polder 1850

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    02. De ontstaansgeschiedenis

    A | 1

    5

    De historische binnenstad

    Tot de tweede helft van de negentiende eeuw speelde het stedelijk leven van Amsterdam zich echter voornamelijk af binnen de toenmalige stadswallen en verdedigingswerken, die zich op de plaats van de huidige Singelgracht bevonden en waarvan de noodzaak in diezelfde negentiende eeuw pas wegviel. De stad groeide daardoor niet meer in omvang, enkel in dichtheid (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische Hogeschool Delft, 1973).

    2.1 Maatschappelijke ontwikkelingen

    De industrile revolutie

    In de tweede helft van de negentiende eeuw trad er na decennia van stagnatie en verval een versnelling op in de economische ontwikkeling, onder andere door de toenemende industrialisatie. De industrile revolutie brak aan. De industrile revolutie kenmerkte zich naast de langdurige economische groei door een hogere productiviteit, een langdurige bevolkingsgroei en een toename van de gemiddelde leeftijd van de bevolking. De oorzaak van dit laatste kenmerk moet voornamelijk gezocht worden in een trendbreuk in de voedselsituatie en de daar op volgende

    omwenteling in de hygine (Lintsen, 2005).Deze ontwikkelingen brachten uiteindelijk met zich mee

    dat de bevolking in de stad explosief groeide. Arbeiders trokken massaal naar de stad waar de industrie zich gevestigd had en dit werd nog eens versterkt werd door een crisis in de landbouw. De bevolkingstoename in de steden leed aanvankelijk tot een proces van verdichting van het bestaande stedelijk weefsel, met als logisch gevolg een kwalitatieve achteruitgang van de woon- en leefomstandigheden in de steden (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische

    Hogeschool Delft, 1973).Ondanks de in deze periode voortschrijdende

    mechanisatie en de opkomst van de grote onderneming bleef ook de meerderheid van de nijverheidsbedrijven voorlopig gevestigd in de binnenstad, waar de uitbreidingsmogelijkheden gering waren en de milieuoverlast steeds groter werd. Veel bedrijven zochten de binnenstad om dezelfde reden als de bewoners; het was het enige deel van de stad waar onderdak voor een betaalbare huur te vinden was. Alle beschikbare ruimte werd dan ook in beslag genomen. (Jonker, Noordegraaf &Wagenaar, 1984).

    Afb 03: Stadhouderskade 1988

  • | Typologische analyse van het wonen

    01. Misschien wel het mooiste stukje stad ooit gebouwd

    16 | A | Typologische analyse van het w

    onen16 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

    Hygine

    De manier waarop stedelingen tot het einde van de negentiende eeuw omgingen met hun afval en zich van drinkwater voorzagen, laat zich karakteriseren als de organische stad, een geheel van gebruiken en regels waarbij de inwoners hun gedrag afstemden op de mogelijkheden die de omgeving hun bood en materialen zoveel mogelijk hergebruikten. De aanvoer van schoon water en de afvoer van vuil waren afhankelijk van de mogelijkheden van de natuur (Lintsen, 2005).

    Vanaf het midden van de negentiende eeuw kwam er vervolgens een beweging van hyginisten op. Zij brachten de toenemende hyginische wantoestanden in de stad ter sprake en legden voor het eerst een verband tussen de sanitaire voorzieningen en de gezondheidstoestand van

    de bevolking. De openbare gezondheidstoestand was in die tijd namelijk niet best. De huisvesting van de arbeiders was zo slecht dat er epidemien uitbraken, waarvan ook de gegoede burgerij het slachtoffer dreigde te worden. Er werd nu een direct verband gelegd tussen deze slechte woonomstandigheden en de heersende besmettelijke ziekten (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische Hogeschool Delft, 1973).

    Zo ontstonden er langzamerhand ideen over een meer hyginische stad, welke zich uiteindelijk zou gaan kenmerken door de beschikbaarheid van stromend water uit de kraan, het gebruik van het watercloset en de beschikbaarheid van een gentegreerd rioolstelsel. Echter, de verwerkelijking hiervan zou nog een tijd op zich laten wachten. (Lintsen, 2005).

    Infrastructuur

    De hiervoor beschreven verstedelijkijking en economische ontwikkelingen gingen ook gepaard met de opkomst van infrastructurele ontwikkelingen en dus een verderen eenwording van Nederland. De verkeersvoorzieningen in die tijd waren immers ontoereikend om de toegenomen bevolking te spreiden. Men ging nadenken over uitbreiding, schaalvergroting en verdichting van de infrastructuur. Daarbij waren transportinfrastructuren als de oude binnenstadsgrachten, ook om de hiervoor genoemde hyginische redenen, niet meer gewenst en dacht men na over nieuwe transportinfrastructuren, zoals die van het openbaar vervoer (Lintsen, 2005).

    De sociale structuur

    De sociale structuur had in de eerste helft van de negentiende eeuw nog duidelijk de kenmerken van een standenmaatschappij, waarin grof genomen onderscheid gemaakt werd tussen de burgerij, de boerenklasse, de arbeidende klasse en het lompenproletariaat. Vooral in de steden, kwam vervolgens een ontwikkeling op gang naar een klassensamenleving. Deze nieuwe stedelijke samenleving werd gekenmerkt door sociale pluriformiteit

    Afb 04: Gerard Doustraat 1898

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 1

    7

    (meer klassen) en verhoogde kansen op sociale mobiliteit (stijging respectievelijk daling op de maatschappelijke ladder) (Doevendans & Stolzenburg, 2000).

    Daarbij, woonden van oudsher de verschillende bevolkingsgroepen, verschillend naar welstand, beroep en opleiding, op wijkniveau naast elkaar, terwijl op datzelfde niveau wonen en werken eveneens gemengd waren. In de loop van de negentiende eeuw trad echter een sociale geleding op. Buurten en wijken gingen in toenemende mate een eenzijdige bevolkingssamenstelling vertonen. Ook trad er een scheiding op tussen wonen en werken. De sociaal gemengde stad maakte geleidelijk plaats voor een meer sociaal gesegregeerde ruimtelijke orde, waarbij sociale klassen op grote afstand van elkaar kwamen te wonen en stedelijke activiteiten ruimtelijk verder uit elkaar kwamen te liggen (Jonker, Noordegraaf &Wagenaar, 1984).

    Beleid, politiek en overheid

    In de tweede helft van de negentiende eeuw waren de liberalen dominant in de Nederlandse politiek. Deze liberalen streefden naar een samenleving waarin burgers grote vrijheden genoten. Ook streefde men naar een vrije markt waarin de overheid zich terughoudend opstelde. Dit liberalisme had dan wel bepaalde voorwaarden geschept voor de economische ontwikkeling, maar door een grote werkloosheid en het ontbreken van werknemersorganisaties veranderde er voor de arbeiders weinig ten goede (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische

    Hogeschool Delft, 1973).De overheid was ook niet van plan de volkshuisvesting

    zelf aan te pakken maar liet dit in eerste instantie over aan het particulier initiatief. Pas later, om de steeds erger wordende misstanden voorkomen werd de overheid gedwongen tot een actievere rol (Heijdra & de Milliano,1989).

    De woonkwaliteit voor arbeiders

    Zoals al eerder beschreven leidde de grote trek naar de stad tot immense problemen op het gebied van de volkshuisvesting. De woonomstandigheden waren

    voor grote delen van de stadbevolking miserabel. Het grootste deel van de stadsbewoners woonden in te kleine ruimten, zonder goede voorzieningen voor een redelijke hygine. De volkswoningbouw bestond voornamelijk uit bouwtechnische slechte, kleine, smalle en diepe huizen, meestal drie of vier verdiepingen hoog, verdeeld in voor- en achterwoningen, de zogenaamde rug- aan rugwoningen. Dit type woningen garandeerde een maximale huur. Grote arbeidersgezinnen woonden in kleine, donkere, tochtige en vochtige kamers, vaak eenkamerwoningen (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische

    Hogeschool Delft, 1973).De woning was in die tijd echter ook nog geen echte

    verblijfplaats, zoals later in de eeuw, maar een soort pension waar de arbeider met zijn gezin hooguit sliep. Toiletten bestonden in die optrekjes nauwelijks, laat staan badgelegenheden. Drekstoffen werden veelal nog meegegeven aan de beerwagen, en voor een bad ging de stedeling naar het badhuis (Huisman, 2000).

    2.2 Ruimtelijke ontwikkelingen

    2.2.1 Planvorming stadsuitbreiding Amsterdam

    Stadsuitbreiding

    Vanaf de jaren zestig van de negentiende eeuw anticipeerden een aantal ondernemende Amsterdammers op het verlangen naar andere woonruimte; ze dachten na over de eerste stadsuitbreidingen sinds het einde van de zeventiende eeuw (Jonker & Noordegraaf &Wagenaar, 1984).

    Maar ook voor de bouw van arbeiderswoningen was nauwelijks nog plaats binnen de Singelgracht, en toch was er een grote behoefte aan betaalbare huurwoningen voor het toegenomen arbeidersproletariaat. De plantage en vroegere vestinggronden boden in eerste instantie nog ruimte, maar dit nam de noodzaak niet weg om aan de overzijde van de singelgracht tot al dan niet planmatige stadsuitbreiding over te gaan. (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992).

  • | Typologische analyse van het wonen

    18|A | Typologische analyse van het w

    onen18|A

    Essay: van Niftriks Pijp

    Plan Sarphati

    Een van de eersten die op het gebied van huisvesting voor het groeiend aantal inwoners van Amsterdam iets deed, was Samuel Sarphati, eigenaar van een broodfabriek en dokter van huis uit. Genspireerd door de wereldtentoonstelling in London van 1851, maakte hij het plan om ook in Amsterdam een permanente tentoonstelling voor nijverheid en kunst in te richten. (Heijdra & Milliano, 1989).

    In 1858 verkocht de Amsterdamse gemeenteraad de grond vervolgens aan de vereniging van volksvlijt, opgericht door Samuel Sarphati zelf, voor de bouw van het paleis voor volksvlijt op de plaats van het huidige Frederiksplein. (Achterstraat, 1977).

    En in 1862 diende Sarphati uiteindelijk een plan in tot verfraaiing en bebouwing van de omtrek van het paleis voor volksvlijt, de beide Amsteloevers en de huidige Sarphatistraat. Het plan omvatte maar liefst het hele Amsterdamse gebied van de Pijp tot aan het Hoedemakerspad ( de huidige Van Ostadestraat) en omvatte veel tuinen en fraaie woonblokken. De nadruk lag op goede huizen en hotels voor de welgestelde burgers. Amsterdam mocht niet achterblijven bij andere wereldsteden waar dergelijke groene en gezonde wijken al veel langer bestonden. Van huisvesting voor de arbeidersklasse was nog geen sprake (Heijdra & de Milliano,1989).

    Het plan werd goed door het gemeentebestuur ontvangen en in datzelfde jaar volgde een concessie voor de verfraaiing van de omgeving van het paleis. Daar waren echter wel voorwaarden aan verbonden. De concessiehouder moest voor alle kosten opdraaien. Zo moesten dempingen en de aankoop van de molenwerven zelf betaald worden en moest de grond en het water die bestemd werden voor openbaar gebruik, zoals een park, kosteloos afgestaan worden (Heijdra & de Milliano,1989).

    Voor de uitvoering had Sarphati vervolgens de Nederlandse Bouwmaatschappij opgericht, die de concessie overnam en die de gronden aankocht. Maar deze zag al snel in dat het plan tot grote verliezen zou leiden, door de hiervoor genoemde strenge voorwaarden. Het plan was riskant vanwege de daaraan verbonden noodzaak tot grootscheepse verplaatsing, onteigening, sloop, demping en herverkaveling van allerlei gebouwen, civiele werken en waterwegen. Verreweg de meest ingrijpende operatie was de verwerving van de zaagmolensloot, gelegen op de huidige Albert Cuyperstraat. Deze zaagmolensloot vormde een obstakel waarop de oorspronkelijke in de concessie vervatte plannen zijn stukgelopen.

    Al met al diende een projectontwikkelaar in die tijd over ruime middelen te beschikken om al de hierboven genoemde voorwaarden te kunnen realiseren. Voor een aannemer die voor eigen risico bouwde was zo een luxueuze uitbreidingswijk minder aantrekkelijk dan de middenstandsbouw die aan veel minder regels gebonden was en waarnaar de vraag groot was. Ten slotte moest de ondernemer maar afwachten of de stedelijke elite de sprong naar de nieuwe, qua status nog onzekere woonwijk durfde te wagen (Jonker, Noordegraaf & Wagenaar, 1984).

    Tot een uitvoering van de plannen die betrekking hadden op de zuidelijke oever van de Singelgracht is het daarom ook nooit gekomen, omdat gewoonweg het kapitaal ontbrak. Voor de Pijp werden alleen de bouwblokken langs de Singelgracht, tussen de Woustraat en de Amsteldijk overgenomen in andere plannen, met als gevolg, dat een centrale boulevard die in het verlengde van de Utrechtsestraat zou komen, verschoven werd en de latere Hemonystraat werd (Rapport van de Stedebouwkundige

    Afb 05: Plan Sarphati 1862

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 1

    9

    Studiegroep De Pijp/Technische Hogeschool Delft, 1973).

    Vanaf de tweede helft van de zestigerjaren liepen de conflicten tussen de concessionaris en de gemeenteraad

    vervolgens steeds hoger op. De Nederlandse Bouwmaatschappij verkeerde ten slotte in zo een grote geldnood dat de gronden aan particuliere bouwers, met flinke winst, werden verkocht. Zo kwamen er gebruikers

    in het gebied, die daar eigenlijk niet thuishoorden. De bierbrouwerij van G.A. Heineken vestigde zich bijvoorbeeld aan de Stadhouderkade, een metaalfabriek volgde en arbeiderswoningen verschenen. Het was afgelopen met Sarphatis oorspronkelijke concessie (Jonker, Noordegraaf & Wagenaar, 1984).

    Het plan van Sarphati is uiteindelijk nauwelijks van invloed geweest op de stedenbouwkundige ontwikkeling van de Pijp. Wel heeft de aanwezigheid van het Paleis voor Volksvlijt geleid tot de verbindingen Westeinde- Van Woustraat en, veel later, Oosteinde- Hemonystraat. Zijn geplande park zou uiteindelijk, met een forse oppervlaktevermindering, worden gerealiseerd in de vorm van het Sarphatipark (Mattie & de Moor, 1996).

    Plan Van Niftrik

    Om de ondertussen steeds erger wordende misstanden te voorkomen vond de overheid het uiteindelijk dan toch nodig zelf een plan te maken voor georganiseerde stadsuitbreiding. Het gemeentebestuur werd langzamerhand gedwongen tot een actieve rol en het drong langzaam door dat er meer vaart achter de stadsuitbreidingen gezet moest worden. De gemeente begon daarbij in te zien dat een stadsuitbreiding pas kans van slagen had als men uitging van een stedenbouwkundig totaalconcept, zoals in Parijs, Wenen en Brussel het geval was geweest. Men begreep eveneens dat de gemeente als initiatiefneemster zou moeten optreden om alle belangen in het oog te kunnen houden (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992).

    Het planologisch instrumentarium van de gemeente was in die tijd echter nog steeds beperkt. De gemeente bezat vaak gewoon niet de middelen om benodigde gronden voor stadsuitbreiding te onteigenen van particuliere

    grondbezitters. Pas met de woningwet van 1901 werden de gemeenten de eerste middelen gegeven om onafhankelijk van de eigendomstitel regels te stellen bij ruimtelijke ordening en stedenbouw. Alleen zo kon men uiteindelijk bereiken dat een wijk door architecten werd ontworpen. Maar dat was nu dus nog niet het geval (Jonker, Noordegraaf &Wagenaar, 1984).

    In 1866 krijgt stadsingenieur J.G. van Niftrik uiteindelijk de opdracht een totaalplan voor de Amsterdamse stadsuitbreiding te maken (Heijdra & de Milliano,1989). Zijn plan, voor de hele gordel buiten de Singelgracht, had evenals de eerder genoemde buitenlandse voorbeelden en het plan van Sarphati een gecombineerd esthetisch en civieltechnisch karakter (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992). Dit groots opgezette, concentrische plan werd gekenmerkt door een duidelijke zonering, een orthogonaal en stervormig Afb 06: Plan van Niftrik 1866

  • | Typologische analyse van het wonen

    20 | A | Typologische analyse van het w

    onen20 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

    stratenpatroon, ronde pleinen en veel groen. Geometrische vormen werden afgewisseld met de gebogen lijnen van parken in Engelse landschapsstijl (Mattie & de Moor, 1996). Het plan ging daarbij uit van arbeiders- , burgers- , luxe- en fabriekswijken die van elkaar gescheiden waren door parken en ruime wegen (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische Hogeschool Delft, 1973),

    en werd ten slotte gekenmerkt door herverkaveling en strikte scheiding in sociale structuur (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992). Alle polderbebouwing moest gesloopt worden en alle sloten gedempt, zodat een vrij en opgehoogd terrein ontstond waarop een nieuw stuk stad met een geheel eigen structuur kon ontstaan (Heijdra & de Milliano,1989). Evenals Sarphati had Van Niftrik dus geen rekening gehouden met de bestaande bebouwing, wegen en sloten (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische

    Hogeschool Delft, 1973).De huidige Pijp bestond in het plan van Van Niftrik

    uit drie gedeelten: in het noorden woonblokken, in het zuiden een aan Sarphatis ontwerp verwant villapark en hiertussen een centraal spoorwegstation met bijbehorend emplacement. De verbinding met de oude stad werd gevormd door de al door Sarphati voorziene brug voor het Westeinde en door een brug in het verlengde van de Vijzelstraat. Een aanvankelijk door Van Niftrik geplande brug voor de doorgetrokken Nicolaas Witsenstraat bleef in

    het plan achterwege, zodat een directe verbinding tussen binnenstad en station ontbrak (Mattie & de Moor, 1996). Het idee van het centraal station werd in eerste instantie door de kamer van koophandel gesteund omdat Amsterdam op dat moment slechts ver van elkaar gelegen kopstations had. En doordat er in het plan allerlei verkeersvoorzieningen waren opgenomen, werd de waarde van de grond nu sterk benvloed. Ondernemers wilden nu een hogere prijs betalen voor de grond. De rijksoverheid besliste echter tot de aanleg van een centraal station aan het IJ, bij de nieuw geplande havens. Daarmee werd het plan van Van Niftrik ontdaan van een van zijn meest bepalende structuurelementen.

    Bij de gemeenteraadsbehandeling in 1968 werd er vervolgens ook nog eens de nodige kritiek geuit op het plan. De gemeenteraad nam hier het negatieve advies van de commissie van voorbereiding in grote lijnen over. Men vond het plan te omvattend, te gedetailleerd, moeilijk uitvoerbaar en de stervormige patronen van de brede straten en de dure parken weinig realistisch (Heijdra & de Milliano,1989). De voornaamste reden hierbij was de herverkaveling en de massale onteigening die het plan uiteindelijk tot gevolg zou hebben, welke wegens de toenmalige eigendomsverhoudingen te duur en dus onuitvoerbaar werd geacht (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992). Onteigening was daarbij op ideologische gronden ook nog zo goed als onbespreekbaar in die tijd (Mattie & de Moor, 1996), en zijn voorgestelde verkavelingstructuur zou eigenlijk alleen bij volledige onteigening van de agrarische kavels kunnen worden gerealiseerd. Daarbij hield hij ook maar weinig rekening met het speculatieve, stukje bij beetje bouwen, dat vanaf het einde der zestigerjaren opgekomen was. Particuliere beleggers waren zo niet over te halen, ondernemers werden te veel aan banden gelegd (Jonker, Noordegraaf & Wagenaar, 1984).

    Zo werd er uiteindelijk voorgesteld de uitvoering van de plannen simpel te houden en slechts enkele wegen vast te leggen, dan kwam de bebouwing vanzelf wel. Daarmee waren de plannen van stadsingenieur Van Niftrik definitief

    van de baan (Heijdra & de Milliano,1989).

    Afb 07: Deelplan Van Niftrik de

    genegeerde polderstructuur en

    de later toegevoegde straten

    1869

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 2

    1

    2.2.2 Uitvoering stadsuitbreiding Amsterdam

    Deelplan Van Niftrik

    Een deel van het plan wordt in 1869 echter toch wel aangenomen en goedgekeurd, namelijk het deelplan voor de driehoek ten noorden van het noordelijke Zaagmolenpad, precies het gebied waarop we ons in dit essay voornamelijk concentreren. Dit is het noordwestelijke deel van de huidige Pijp, gelegen tussen de Stadhouderkade, de Ruysdaelkade en de Gerard Doustraat.

    In dit gebied lag zoals al eerder beschreven de Zaagmolensloot waar de verstedelijking al langzaam was begonnen. Het grote aantal (houtzaag)molens dat langs het water stond nam al af door de vervanging van de molens door machines, terwijl woningen geleidelijk die bedrijven vervingen die te weinig winst maakten (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/

    Technische Hogeschool Delft, 1973). De Binnendijksche Buitenveldersche Polder ontwikkelde zich hier al langzaam tot een nieuwe woonwijk. Herbergen, buitenverblijven en oude polderhuisjes verdwenen. Tot die tijd woonden er nog vooral stoelenmatters, scharenslijpers, kermisreizigers en orgeldraaiers met vaak kinderrijke gezinnen (Heijdra & de Milliano,1989).

    De verwerving van de grond door de gemeente verliep vervolgens echter traag. Enerzijds omdat getracht werd de grond door minnelijke schikking in bezit te krijgen, anderzijds omdat het de vraag was in hoeverre de Nederlandse Bouwmaatschappij als concessionaris van het Plan Sarphati verplicht was de gronden te leveren voor dit nieuwe plan (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/

    Technische Hogeschool Delft, 1973).Ook dit deelplan hield dus weer weinig rekening met de

    bestaande structuur van sloten en paden in het gebied. De voorgestelde rechthoekige verkaveling stond haaks op de Boerenwetering (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992), in tegenstelling tot de aanwezige agrarische verkaveling. Het plan voorzag verder in een verder normalisatie van de Singelgracht en de aanleg van de hierlangs lopende Stadhouderskade (Mattie & de Moor, 1996). De

    zaagmolensloot bleef in eerste instantie nog wel gespaard, maar dit tot groot ongenoegen van Van Niftrik, die de sloot het liefst zo snel mogelijk gedempt en volgebouwd wilde zien (Heijdra & de Milliano,1989). Het was wederom een ruim opgezet plan voor de gegoede burgerij met diepe bouwblokken en brede straten (Fennis, 2000).

    Op de plaats waar nu de Govert Flinckstraat en de Van Woustraat elkaar kruisen werden in 1868 als eerste 68 woningen gebouwd aan het toenmalige Zaagmolenpad. Deze woningen werden nog gebouwd op het niveau van de bestaande polder. De grond werd dus niet eerst opgehoogd zoals men dit later deed, zodat deze woningen vrij vochtig waren. Later toen dit wel werd gedaan, bleven er dus lager gelegen stukjes woningbouw bestaan, wat moeilijkheden opleverde bij de ontwatering en de aanleg van de riolering (Achterstraat, 1977). Vanaf 1870 werd er onteigend ten behoeve van de aanleg van wegen, drie jaar later was de bouw in buurt YY, zoals het gebied aanvankelijk nog heette, in volle gang. De verdere uitvoering begon bij de Ferdinand Bolstraat, de Jacob van Campenstraat, de van der Helststraat en de Ruysdaelkade. Vervolgens begon men aan de Frans Halsstraat en de Danil Stalpertstraat (Mattie & de Moor, 1996). Vanaf 1873 werd er volop gebouwd en rond 1884 was het grootste deel van de Frans Halsbuurt en de noordelijke Gerard Doubuurt klaar (Fennis, 2000).

    Kort na de aanleg van de 68 arbeiderswoningen aan het Zaagmolenpad werd de Zaagmolensloot, die men in de tijd de Pijp (Een pijpsloot is een rechte, smalle sloot) noemde, toch in delen gedempt (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992). De bebouwing langs het noordelijke en zuidelijke Zaagmolenpad was ondertussen zo opgetrokken, dat demping niet meer te vermijden was. Hoewel er nog luid geprotesteerd werd, dempte men in 1880 de Zaagmolensloot ter hoogte van de Amstel, in 1889 tot de van der Helststraat en ten slotte was in 1891 de gehele demping voltooid (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/

    Technische Hogeschool Delft, 1973). In de volksmond ging de naam de Pijp ondertussen over van de Zaagmolensloot op de inmiddels aangelegde naamloze straat. Toen deze in 1874 officieel tot Govert Flinckstraat werd gedoopt, bleef

    men hem hardnekkig de Pijp noemen. Ook omliggende

  • | Typologische analyse van het wonen

    22 | A | Typologische analyse van het w

    onen22 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

    straten kregen deze naam en al snel stond de buurt tot aan de grens met de Nieuwer Amstel als de Pijp bekend. Van de oude namen als Buurt YY en District V werd vanaf toen niets meer vernomen (Fennis, 2000).

    Het bouwen ging vervolgens zo voorspoedig, dat in nog geen twintig jaar ( 1897) het gebied zo goed als geheel volgebouwd was (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische Hogeschool Delft, 1973).

    Van de oude Pijp werd zelfs 95% van de woningen nog voor 1905 gebouwd (Achterstraat, 1977). De meeste van deze woningen werden door particuliere ondernemers gebouwd, een enkeling door de eerste woningbouwverenigingen die actief waren in deze buurt (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992).

    Echter, vanwege de noodzakelijke ophogingkosten van het polderland met anderhalve meter tot stadspeil bleek het oorspronkelijke plan uiteindelijk dan toch ook niet haalbaar. Om goedkoper te kunnen bouwen werden toen op aandringen van de Nederlandse Bouwmaatschappij in 1875 de Quellijn- en Saenredamstraat ingevoegd en werden de straten niet meer twintig maar vijftien meter breed. Hiervoor moesten enkele al gebouwde woningen gesloopt worden (Fennis, 2000). Met deze stedelijke verdichting werd de oorspronkelijk geplande burgerwijk een arbeidersbuurt (Mattie & de Moor, 1996) met betaalbare arbeiderswoningen en met slechts in het noordwesten de betere woningen (Fennis, 2000). Alleen langs de Stadhouderskade en langs de Amstel werden door particulieren grote woningen gebouwd (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische Hogeschool Delft, 1973). De eerder

    in de pijp aangelegde parasitaire bebouwing werd daarbij echter nog lang gehandhaafd. Het waren voor een groot deel bedrijfjes welke voor velen overlast bezorgden (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992).

    Opvallend is tot slot de bebouwing daar waar het orthogonale grid aasluit op de schuine Zaagmolensloot en de polderstructuur. Aangezien de Zaagmolensloot als industriegebied toen nog volop functioneerde, was Van Niftrik gedwongen zijn haakse bouwblokken aan de grens van het plangebied af te schuinen. Hierdoor ontstonden aan de Gerard Doustraat de karakteristieke wigvormige

    blokken. Aan de westzijde wordt de stompe hoek die door de aansluiting op de polderstructuur ontstaat opgevangen door een knik in de Gerard Doustraat tussen de Frans Hals- en de Ferdinand Bolstraat (Mattie & de Moor, 1996).

    De Revolutiebouw

    Traditionele, vakbekwame bouwers konden in deze periode al snel niet langer meer aan de vraag naar betaalbare arbeiderswoningen voldoen en vaak onbekwame en onbemiddelde ondernemers veroverden hierdoor een groot deel van de markt. Deze nieuwe particuliere bouwers bouwden echter zonder enige planmatige aanpak of oog voor de lange termijn en gebruikten daarvoor vaak goedkope materialen (http://www.bronnenuitamsterdam.

    nl/weergave.asp?ID=249 & http://www.encyclo.nl/begrip/

    Revolutie-bouw). Ze bouwden enkel met het doel om winst te maken en kozen dan ook voor de goedkoopste methode, met het minste werk. Dit was echter niet altijd in het belang van de kwaliteit van de woningen en straten. Er werden door ondernemers zoals al eerder beschreven niet uit een sociaal oogpunt woningen gebouwd maar om geld aan te verdienen (Achterstraat, 1977). De bouw in deze periode zou later bekend worden als speculatiebouw of revolutiebouw, een product van het negentiende-eeuwse kapitalisme, welke werd aangewakkerd door speculatie en werkte met een heel nieuw systeem van financieren. (http://

    www.bronnenuitamsterdam.nl/weergave.asp?ID=249)

    Het kapitaal, benodigd voor deze vorm van woningbouw was afkomstig van hypotheekbanken (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische

    Hogeschool Delft, 1973). De grote woningnood en de nieuwe kredietfaciliteiten deden de particuliere ondernemers zoals speculanten en eigenbouwers besluiten zoveel mogelijk goedkope huurwoningen te bouwen. Zo ontstond de revolutiebouw in omvangrijke volkswijken, waaronder naast de Pijp, de Oosterparkbuurt, Dapperbuurt, Transvaalbuurt en Indische buurt, allen in Amsterdam (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992).

    Het bouwblok

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 2

    3

    Binnen de stratenplannen van deze revolutiebouw, was het bouwblok een van de meest opvallende verkavelingsprincipes. Het bouwblok had toen dan al een lange geschiedenis in de ontwikkeling van de stad. In de middeleeuwse stad voegde de bebouwing zich al aaneen tot gesloten bouwblokken. Het bouwblok van die tijd kan ook wel begrepen worden als een getransformeerd kavelblok uit de zeventiende eeuw.

    In de negentiende eeuw transformeerde het systeem van verkavelen en bebouwen echter op een aantal punten. Het belangrijkste type woonhuis dat gebouwd werd, is het getransformeerde burgerlijke woonhuis uit de zeventiende eeuw, bestaande uit een brede beuk met kamers en suite of met alkoof en een smalle beuk waarin de trap was opgenomen. Deze trap werd als zelfstandige ruimte uitgevoerd, wat de mogelijkheid bood meerdere gezinnen in een huis te laten wonen. Het systeem van voor- en achterhuis werd verlaten, waardoor de woningen ondieper werden en allen een zelfde orintatie kregen op de straat.

    De woning werd nu een specifiek type, waar door het

    mogelijk werd deze in serie uit te voeren. Een bouwblok werd dan ook vaak uit verschillende stukken met onderling identieke woningen opgebouwd. Zo ontstonden langwerpige blokken, samengesteld uit woningen met minimale variaties. Deze bouwblokken maakten door hun vorm een maximale gevellengte en dus een maximaal aantal woningen mogelijk. Dit negentiende-eeuwse bouwblok was over het algemeen een langgerekt blok van vier lagen. Achter de lange gesloten gevelwanden lagen ondiepe eenkamerwoningen, welke bereikbaar waren vanuit inpandige trappenhuizen. Deze etagewoningen gelden als een uitvinding van de negentiende eeuw.

    Er was verder weinig aandacht voor de vormgeving van deze bouwblokken. Men beperkte zich tot gepleisterde banden met enkel stuc- ornamenten die verwezen naar de Hollandse renaissance- stijl. De gevels vlak, waardoor monotone gevelwanden met een eindeloze herhaling van dezelfde ramen en deuren ontstonden met daarin etagewoningen, zo ook in de Pijp. Binnen bepaalde wijken werden de bouwblokken wel naar maatschappelijke status

    gedifferentieerd. De wijze van stadsuitbreiding in de negentiende eeuw

    was dus eigenlijk meer te beschouwen als een wijze van verkavelen en een systeem van parcellering van de stad, als een architectonisch plan. Wel was er in dit systeem de mogelijkheid om allerlei uitzonderingen op te nemen. Het verkavelingssysteem met het bouwblok als constituerend element, was dus niet puur functioneel (Doevendans & Stolzenburg, 2000).

    Ook in de Pijp vindt men dus nog steeds deze kenmerkende verkaveling in gesloten bouwblokken. Hierbij is sprake van een duidelijke scheiding in open ruimte met een privaat karakter (de binnenterreinen) en open ruimte met een openbaar karakter (de straten en voor zover aanwezig de pleinen, plantsoenen en parken). De meeste binnenterreinen zijn lang en smal (lange smalle bouwblokken), wat dus voortkwam uit de agrarische structuur en de hiervoor beschreven, zogenaamde revolutiebouw. Zij bestaan voor het grootste deel uit erven en tuinen behorend bij de begane grond van het aangrenzend pand. Op het overige deel van de binnenterreinen treffen we voornamelijk bebouwing aan, die behoort bij de begane grond. De breedte van de straten is vrij constant, ongeveer 14-15 meter. In de regel is de verhouding tussen de breedte van de straat en de hoogte van de aanliggende bebouwing ongeveer gelijk aan 1. Via de bredere straten wordt het (doorgaand) verkeer afgewikkeld. Tevens hebben ze een afwijkende functiebezetting, men treft hier vooral veel winkels aan (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/

    Technische Hogeschool Delft, 1973).

    2.2.3 Latere planvorming en uitvoering stadsuitbreiding Amsterdam

    Plan Kalff

    In 1874 kwam de meer pragmatisch aangelegde ingenieur J. Kalff aan het hoofd van een nieuw ambt Dienst Publieke Werken te staan en hij maakte in 1875 een geheel nieuw plan voor een gordel rond de stad, met uitzondering

  • | Typologische analyse van het wonen

    24 | A | Typologische analyse van het w

    onen24 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

    van het Vondelpark en Museumbuurt. Hij week hierbij sterk van het voorgaande plan van Van Niftrik af. Het voorstel was gebaseerd op het verkavelingspatroon van het landelijke gebied, en voorzag in wijken met parallel lopende straten en langgerekte bouwblokken die in een ring rondom de bestaande stad waren gelegen. Deze zouden met elkaar moeten worden verbonden door een doorgaande weg, de latere Ceintuurbaan, die hiermee dezelfde functie had als de middelste boulevard uit het plan van Van Niftrik (Mattie & de Moor, 1996). Het plan van Kalff was sober en veel minder fraai dan dat van Niftrik. De ruimte voor openbare voorzieningen was tot een minimum beperkt, de wegen waren smal gehouden om maar zoveel mogelijk woningen te kunnen bouwen (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992). En er was slechts in geringe mate ruimte gereserveerd voor de aanleg van parken. Kalff handhaafde daarbij in zijn plannen dus de bestaande structuur van de polder, wat geheel naar wens was van de bouwondernemers (Rapport

    van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische

    Hogeschool Delft, 1973). De hoofdlijnen van de al aanwezige agrarische verkaveling- en eigendomsstructuren werden aangehouden als stratenpatroon (Jonker, Noordegraaf & Wagenaar, 1984). Wel moesten voor al deze stadsuitbreidingen aanpassingen gedaan worden in de bestaande infrastructuur, zowel in de binnenstad als daarbuiten (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992).

    De gemeenteraad greep echter ook hier weer in, waardoor in 1876 een gewijzigd plan kwam waarin weer ruimte uitgespaard was voor het Sarphatipark (naar het ontwerp van Van Niftrik) en waarin een duidelijke Ceintuurbaan zich aftekende. Hier werd de huidige vorm van de negentiende-eeuwse gordel bepaald (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische

    Hogeschool Delft, 1973). Dit plan is gaan gelden als exemplarisch voor de esthetisch weinig genspireerde wijze waarop veel stadsuitbreidingen in het kwart van de vorige eeuw tot stand kwamen (Mattie & de Moor, 1996).

    Ook voor de Pijp had het plan consequenties. In de Pijp was sinds Van Niftriks ontwerp een nieuwe situatie ontstaan, doordat na veel discussie in 1869 was besloten het geplande spoorwegstation in het Open Havenfront te situeren. Hierdoor kon de Ceintuurbaan naar het zuiden worden verlegd. Het nog onbebouwde deel van de Pijp, ten zuiden van de Govert Flinckstraat, was in het plan van Kalff geheel bestemd voor woningen, alleen het gebied rond de Sint Willibrorduskerk aan de Amsteldijk, waarvan de bouw in 1871 was begonnen, en de afgeschuinde zuidwestelijke punt bleven oningevuld. De radialen in het verlengde van de Vijzelstraat en het Westeinde waren doorgetrokken tot aan het eind van de geplande bebouwing.

    In 1876 kwam Kalff dus met een gewijzigd ontwerp, dat in de Pijp voorzag in een park ter grootte van twee bouwblokken en een bebouwing die ook in de zuidwesthoek tot aan de gemeentegrens reikte. Dit ontwerp werd voor het grootste deel in de jaren tachtig en negentig uitgevoerd, waarbij over het algemeen van noord naar zuid werd gewerkt. Het noorden van Hemonybuurt was rond 1885 gebouwd, de Ceintuurbaan eind jaren negentig terwijl de in het verlengde hiervan geplande brug over de Amstel pas in 1903 zou

    Afb 08: Plan Kalff 1875

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 2

    5

    worden gerealiseerd. Het Sarphatipark werd halverwege de jaren tachtig aangelegd en bebouwd, de Albert Cuypstraat kreeg door de geleidelijke normalisatie en demping van de Zaagmolensloot het meest een fragmentarische invulling.

    Op enkele punten week men in de Pijp bij de uitvoering van het plan van Kalff af van het uiteindelijk in 1878 vastgestelde ontwerp. In de eerste plaats werd demping van de Zaagmolensloot niet voorzien, dit water zou een verbinding gaan vormen tussen de Amstel en de Boerenwetering. Verder werd bij het westelijke uiteinde van de Albert Cuypstraat ter hoogte van de Frans Halsstraat de stompe hoek van de Gerard Doustraat gevolgd, waardoor de straat aansloot op zowel de al bestaande stedenbouwkundige structuur als de brug over de Boerenwetering. Bij het oostelijke uitiende van de Gerard Doustraat, tot slot, werd het hier geplande L- vormige bouwblok in drien gedeeld door de aanleg van de Niciolaas Berchemstraat en het openlaten van het Noordelijk Zaagmolenpad, dat grensde aan de achterzijde van zeven als bestaande herenhuizen aan de Stadhouderskade (Mattie & de Moor, 1996).

    De uitvoering werd verder bijna volledig overgelaten aan particulieren, zodat de eerder genoemde revolutiebouw een hoge vlucht kon nemen in het merendeel van de nieuwe wijken, waaronder naast de Pijp, de Dapperbuurt en de Kinkerbuurt (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992). De bouwondernemer en speculant werd een maximale vrijheid van handelen geboden (Jonker, Noordegraaf & Wagenaar, 1984).

    Plan Lambrechtsen van Ritthem, Plan Zuid I en Plan Zuid II

    Hiermee kwam een eind aan het plan Kalff. Maar aan de andere kant van de Ceintuurbaan ging de zuidelijke uitbreiding in een fors tempo door, ondanks het ontbreken van een verder uitbreidingsplan. De bouwondernemers bleven plannen indienen en zo werd er tussen de sloten verder gebouwd (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische Hogeschool Delft, 1973).

    In 1896 werd Amsterdam aan de zuidzijde vergroot dankzij annexatie van grote delen van de gemeente Nieuwer- Amstel (Fennis, 2000). De toenmalige directeur

    publieke werken, Lambrechtsen van Ritthem, ontwierp vervolgens een nieuw uitbreidingsplan, dan evenals zijn voorganger Kalff, vooral bepaald werd door de bestaande eigendomsverhoudingen en civieltechnische aspecten (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992).

    In de gemeenteraad bestonden echter bezwaren tegen deze opzet. Niet alleen werd de particuliere grondexploitatie aan banden gelegd door invoering van het erfpachtstelsel maar ook werden esthetische eisen gesteld aan het stedenbouwkundig ontwerp. Met het oog daarop werd architect H. P. Berlage aangetrokken, die in 1900 een nieuw plan voor het stadsdeel zuid ontwierp. Na diverse aanpassingen, die verband hielden met de nieuwe woningwet, werd het plan in 1905 aangenomen. De uitvoering liet echter op zich wachten, waardoor Berlage was genoodzaakt zijn plan grondig te herzien. Dit stelde hem overigens wel in staat zijn gewijzigde stedenbouwkundige inzichten te verwerken in zijn tweede plan zuid uit 1915 (Bakker, van Oudheusden & Poll, 1992).

    Gestimuleerd door diezelfde woningwet van 1901, namen nu de woningbouwcoperaties het bouwen over van de particuliere ondernemers (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische

    Hogeschool Delft, 1973). De zuidelijke Pijp kreeg daardoor een geheel ander uiterlijk dan de noordelijke Pijp uit de eeuw daarvoor met de vele revolutiebouw (Fennis, 2000). De reden voor het ontstaan van deze wet lag in het bestaan van de zeer slechte woningtoestanden, het inzicht dat dit ongunstige effecten had op het arbeidersbestand en in de toename van de macht der liberale bourgeoisie. Zo ontstond een woningbouw, uitgaande van woonidealen als meer licht en lucht, bredere straten en meer groen. Door bouwverordeningen werden de rug- aan rugwoningen niet meer toegestaan, wat de grotere woningen verklaard in de later ontstane Pijp. Daarbij kwam er een functiescheiding tussen wonen en werken. Winkels zaten nu alleen nog op de straathoeken (Rapport van de Stedebouwkundige Studiegroep De Pijp/Technische Hogeschool Delft, 1973).

    Het tweede Plan Zuid, aangenomen in 1917 werd in overeenstemming met de architect praktisch volledig uitgevoerd in de jaren twintig en dertig (Fennis, 2000).

  • | Typologische analyse van het wonen

    26 | A | Typologische analyse van het w

    onen26 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

    03 Maatschappelijke en ruimtelijke transformaties

    De Oude Pijp heeft door de jaren heen verschillende transformaties gekend op sociaal, economisch, cultureel, stedenbouwkundig en architectonisch gebied. Belangrijk daarbij is te kijken hoe en in welke context deze verschillende transformaties hebben plaatsgevonden. In dit deel zullen de verschillende transformaties aan bod komen en zal gekeken worden naar de samenhang tussen de verschillende transformaties.

    Eerst zal een beschrijving gegeven worden van de verschillende transformaties met betrekking tot sociale-economische en culturele transformaties, die hebben plaatsgevonden tot op heden in de Pijp en dan met nadruk op de Oude Pijp.

    Vervolgens zal uiteengezet worden hoe deze transformaties van toepassing zijn geweest op het bouwblok, omsloten door de Frans Halsstraat, Quellijnstraat, Ruysdaelkade en de Eerste Jacob van Campenstraat, gelegen in de Oude Pijp.

    Daaropvolgend zal een beeld worden gegeven van de huidige situatie van de Oude Pijp waartoe de verschillende transformaties geleid hebben. Dit zal gedaan worden doormiddel van een opsomming van verschillende gegevens afkomstig van dienst Onderzoek en Statistiek Gemeente Amsterdam. Deze gegevens zullen vervolgens vergeleken worden met de gegevens van Oud-Zuid en Amsterdam om zo uitspraken over te kunnen doen.

    Afsluitend zal naast een slotbeschouwing een kleine uiteenzetting worden gegeven van de toekomstvisie van de Oude Pijp. Hierin zal het Gebieds Programma Noord Pijp, met daarin een beeld van de gebiedsvisie 2015 en het Gebiedsuitvoeringsplan 2008-2011, uiteengezet worden.

    Afb.09:Gerard

    Doustraat 2000

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 2

    7

    Transformaties tot op heden

    Door de jaren heen zijn verschillende (deel-)plannen ontwikkeld en uitgevoerd met verschillende achterliggende gedachtes voor het gebied de Pijp. Zo had de stadsingenieur Van Niftrik een idealistisch plan (1866), waarbij de Pijp een prachtig nieuw centrum zou worden met de daartoe behorende beter bedeelde mensen. Het plan werd echter afgewezen door de gemeenteraad. Kalff, de directeur van Publieke Werken, had echter een sober en veel minder fraai plan ontwikkeld waarin uiteindelijk vooral arbeiders zich hadden huisgevest als gevolg van de bevolkingsexplosie in de stad Amsterdam in de tweede helft van de 19e eeuw. Deze bevolkingsexplosie was op zijn beurt weer een gevolg van de industrile revolutie die rond deze tijd een sterke vlucht omhoog nam (Mattie & de Moor, 1996).

    Met de komst van de Woningwet in 1901 werd de gemeenten verplicht bouwvoorschriften op te stellen, die de kwaliteit van de woningbouw moesten verbeteren. Dit kwam uiteindelijk de woningbouw in de zuidelijke uitbreidingen, geleid door H.P. Berlage, van de Pijp ten goede. Hierdoor verschilde de zuidelijke Pijp in uiterlijk met dat van de noordelijke Pijp, dat vooralsnog alleen uit Revolutiebouw bestond.

    Door deze tweedeling in uiterlijke verschijningsvorm met aan de ene kant, de voor die tijd negatieve Revolutiebouw en aan de andere kant de verbeterende woningbouw in de zuidelijke Pijp. Dit was een belangrijke oorzaak waardoor lange tijd het beeld van de Pijp negatief was. Hierdoor werd de Pijp geassocieerd met armoede en slechte woonomstandigheden.

    Na de Tweede Wereld oorlog werd de situatie alleen maar slechter. Dit kwam mede door de overbevolking van het gebied, het toenemende autobezit in de schaarse ruimte en het achterstallige onderhoud. Dit was een belangrijke oorzaak voor het wegtrekken van veel inwoners uit de Pijp. Hiervoor in de plaats kwamen toen vaak nieuwe, weinig draagkrachtige buurtbewoners voor in de plaats (Mattie & de Moor, 1996).

    In de jaren zestig werd geconcludeerd dat onder andere stadsvernieuwing in de Pijp zou bijdragen aan een betere economische situatie en leefklimaat in dat gebied, dat op zijn beurt weer ten goede zou komen aan de economische situatie van Amsterdam als geheel. Hierdoor zou Amsterdam tot een daadkrachtige stad kunnen uitgroeien, waar op dat moment een sterke hang naar was (Mattie & de Moor, 1996).

    In de tweede helft van de jaren zeventig kwam het uiteindelijk zo ver dat de stadsvernieuwing daadwerkelijk werd uitgevoerd. Er werd besloten voor behoud van het stratenpatroon met renovatie van de huidige bebouwing en waar nodig nieuwbouw. Het doel van het behoud van het stratenpatroon en de renovatie van de huidige bebouwing was het karakter van de Pijp te behouden. Veel bewoners hadden ondertussen enige waarde gehecht aan het karakter van de Pijp, dat gekenmerkt werd door de typologie van de bebouwing en het starre stratenpatroon. Het uitgangspunt van de vernieuwing in de jaren 70 was dat er gebouwd moest worden voor de bewoners uit de buurt. Sinds de jaren 80 stond in de stedelijke vernieuwing de hele stad centraal (Mattie & de Moor, 1996).

    Als een gevolg van de verschillende stedenbouwkundige veranderingen en vernieuwingen door de jaren heen, kwamen er ook verschillende ontwikkelingen op gang in de sociale structuur van de Pijp. In het verleden woonden er vooral arbeiders in de Pijp. Tegenwoordig wonen er naast studenten en allochtonen, vooral in de Oude Pijp, ook kapitaalkrachtige jongeren, ook wel Yuppen genoemd (Young Urban Professional). Vanwege samenvoegingen en verbeteringen van woningen, in dit fragment, hebben zich hier riante woningen gevormd met een aanzienlijke kwaliteitsverbetering, die vervolgens weer tot een waardestijging van de woningen hebben geleid. Deze zijn hierdoor vooral in trek gekomen bij kapitaalkrachtigere personen. Hierdoor wordt op een subtiele manier meer diversiteit gecreerd in de sociale structuur en, in architectonisch opzicht, in het op het eerste gezicht universele karakter van de Oude Pijp. Dat universele karakter wordt vooral geleid door de gevels die op eenzelfde rooilijn liggen in het starre stratenpatroon. Dit

    Afb.09:Gerard

    Doustraat 2000

  • | Typologische analyse van het wonen

    28|A | Typologische analyse van het w

    onen28|A

    Essay: van Niftriks Pijp

    zal in de analyse duidelijk naar voren komen doormiddel van de verschillende analysetekeningen (Dienst Onderzoek en Statistiek Gemeente Amsterdam, 2008).

    Ook op het gebied van horeca, cultuur en vermaak hebben zich transformaties voorgedaan. Doordat consumenten door de jaren heen meer geld zijn gaan besteden, zijn functies als horeca, cultuur en vermaak, zoals de voormalige Heineken Brouwerij en het culturele centra De Badcuyp, steeds belangrijker geworden naast de detailhandel, dat in het verleden de belangrijkste trekker van vrijetijdsbesteding was. Tegenwoordig zijn veel van deze functies nog steeds te vinden op de begane grond in de Pijp. Overigens vestigen zich daarnaast in de Pijp ook steeds meer kleine bedrijven op de begane grond en vindt er weer meer functiemenging plaats van wonen/werken,

    dat voorheen een tijd lang gescheiden was, maar daarvoor juist ook weer vaak samen was. Waar voorheen dus de bebouwing vaak de functie wonen pretendeerde, zijn daar door de jaren heen vaak functies aan toegevoegd, zoals een winkel of een bedrijf (Voorbereidingsnotitie Herziening Bestemmingsplan De Pijp, 2003).

    Wat betreft economische aspecten is het tegenwoordig

    een belangrijk gegeven dat de Pijp gelegen is aan de rand van de Amsterdamse binnenstad en daar steeds meer deel van uit gaat maken. Dit komt mede doordat de ruimte voor commercie steeds schaarser wordt in de binnenstad en een logische stap een uitbreiding is naar de directe omgeving eromheen, waar de Oude Pijp dus deel van uitmaakt. De komst van de Noord-Zuidlijn is ook een belangrijk aspect voor de Oude Pijp, doordat hierdoor een snelle openbaarvervoersverbinding tussen de binnenstad en de Zuid-as wordt gecreerd. Hierdoor worden de beide belangrijkste zakencentra van Amsterdam via onder andere de Oude Pijp met elkaar verbonden. De ligging van het fragment op deze verbinding kan in de toekomst mogelijkheden bieden voor vestigingen van bedrijven die hierdoor eventueel van deze ligging willen profiteren.

    Bovendien komt er een station te liggen ter hoogte van de

    Albert Cuypmarkt, dat belangrijk wordt voor bezoekers van de Pijp (Voorbereidingsnotitie Herziening Bestemmingsplan De Pijp, 2003).

    Daarnaast zijn de Albert Cuypmarkt op zichzelf en de Ferdinand Bolstraat, in economisch opzicht belangrijk voor de Pijp. Hier heeft zich door de jaren heen veel detailhandel en horeca gevestigd. Ook het Marie Heineken plein is een belangrijke plek in economisch opzicht. Hier is naast de Oude Heineken brouwerij, die nu dienst doet als museum, ook veel detailhandel en horeca gelegen dat daardoor een belangrijke bron van inkomsten is voor de Oude Pijp. Overigens doet het plein wel afbreuk aan de rest van de Oude pijp door zijn modernere architectuur. Het plein was ontworpen als antwoord op de vraag naar meer openbare ruimte in de Pijp (Voorbereidingsnotitie Herziening Bestemmingsplan De Pijp, 2003).

    Samen zorgen deze transformaties/ontwikkelingen

    in de Pijp dat het fragment tegenwoordig als een goed gewaardeerde wijk wordt beschouwd. Dit getuigt ook het feit dat tegenwoordig investeerders meerdere huizen opkopen, renoveren en weer verkopen. Dit is onder meer in de Quelijnstraat gedaan waar een hele rij huizen gezamenlijk zijn gerenoveerd en weer zijn doorverkocht (Mattie & de Moor, 1996).

    Door de jaren heen zijn er overigens verschillende studies en plannen ontwikkeld voor verbeteringen en vernieuwing van de Pijp. Delen van deze studies/plannen

    worden samengevoegd in een bestemmingsplan, dat vervolgens weer keer op keer wordt bijgesteld of vernieuwd door wijzigingen in wetgeving en maatschappelijke ontwikkelingen. Voorbeelden van bestaande plannen binnen de oude pijp zijn de bestemmingsplannen voor de Noord-Zuidlijn en voor de Albert Cuypstaart 182, waar een horecagelegenheid en een aantal woningen zijn gerealiseerd. Het plan voor de Noord-Zuidlijn is nog steeds van kracht. (Omgevingsanalyse Oude Pijp, Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid, 2002).

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 2

    9

    Toepassing op het bouwblok.

    Verschillende transformaties komen op een duidelijke wijze terug in het bouwblok, betreffende het blok ingesloten tussen de Frans Halsstraat, Quellijnstraat, Ruysdaelkade en de Eerste Jacob van Campenstraat. Hierna volgt een eerste beschrijving van de verschillende transformaties. Later in het verslag zullen deze transformaties bijgestaan worden door de analysetekeningen met toelichting daarbij.

    Ondanks een sterke architectonische eenheid in het blok is door samenvoeging van verschillende huizen een subtiele mate van diversiteit gecreerd in het blok. De architectonische eenheid wordt verkregen door de toepassing van eenzelfde bebouwingstypen in het volledige blok. In dit geval de revolutiebouw genaamd, die met behulp van bepaalde details, zoals een doorlopende dakrand, winkelplint en dakkapel de architectonische eenheid nog eens extra kracht bij zet.

    De subtiele mate van diversiteit binnenin het gebouw brengt op zijn beurt weer een diversiteit aan in bewoners van het blok met zich mee.

    Ook is er sprake van een duidelijke functiemenging in het gebied. Zo is er onder meer een horecagelegenheid op de hoek van het blok gevestigd en is er een fietsfabrikant

    gevestigd in het blok. Opvallend is het feit dat deze fietsfabrikant op een subtiele manier is opgenomen in de

    bestaande bebouwing doormiddel van samenvoeging van bebouwing in de Eerste Jacob van Campenstraat zonder een duidelijke verwijzing aan de buitenzijde naar de fietsfabrikant door een verandering in gevelaanzicht.

    Statistieken

    Belangrijk is om te kijken welke conclusies uit de verschillende transformaties getrokken kunnen worden.

    Oorspronkelijk was de Oude Pijp bedoeld als buurt voor landhuizen voor de gegoede burgerij. Daarvoor in de plaats kwamen echter arbeiderswoningen om het overschot aan arbeiders als gevolg van de industrile revolutie te kunnen huisvesten. De waardering voor de Oude Pijp was in het

    begin zeer negatief, vanwege het slechte leefmilieu als gevolg van slechte bouwwijze van woningen en verdere verpaupering van de wijk als gevolg van achterstallig onderhoud. De waardering werd zoals gezegd dus steeds negatiever naarmate de tijd vorderde vanwege verdere verpaupering van de wijk wat weer als gevolg kwam van achterstallig onderhoud. Interessant is te kijken hoe deze negatieve waardering van de Oude Pijp getransformeerd is tot een positieve waardering van het fragment tegenwoordig.

    Deze groeiende waardering van de Oude Pijp kwam duidelijk tot uiting in verschillende verenigingen als Werkgroep de Pijp en Wijkcentrum Ceintuur die in 1969 gevormd werden. Deze verenigingen bestonden uit bewoners van de Oude Pijp die voor behoud van het karakter van het fragment waren en drongen aan op een kleinschaligere aanpak van de stadsvernieuwingen in

    Afb. 10: Ferdinand Bolstraat

    2000

  • | Typologische analyse van het wonen

    30 | A | Typologische analyse van het w

    onen30 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

    plaats van de grootschalige aanpak die in eerste instantie gepland stond. Deze grootschalige aanpak zou volgens hen het karakter van de Oude Pijp ernstig aantasten.

    Hier was dus al sprake van een herwaardering van de Oude Pijp. Men ging waarde hechten aan verschillende karakteristieken van het fragment, zoals het typische straatbeeld (Mattie & de Moor, 1996).

    Waren het voorheen vooral arbeiders die in de Pijp woonden. Tegenwoordig is er sprake van een grote sociale vermenging van klassen en culturen. Tegenwoordig blijken er vooral starters en studenten te wonen. De Oude Pijp met zijn vele horecagelegenheden en winkels vormt een aantrekkelijke leefomgeving voor deze groepen (Dienst Onderzoek en Statistiek Gemeente Amsterdam, 2008).

    Statistische gegevens

    Wonen

    De bewoners van de Oude Pijp zijn redelijk tevreden over de woningen in de buurt (6,8) en de inrichting van de woonomgeving (6,4).

    Vergeleken met de rest van de buurten in de Pijp en de stad Amsterdam, bevat de Oude Pijp veel kleine woningen. Deze woningen lenen zich goed voor studenten en starters. Er wonen dan ook veel mensen tussen de 17 en 34 jaar oud (41% in vergelijking tot 32 % in Oud-Zuid) en veel alleenstanden (46% in vergelijking tot 36% in Oud-Zuid). Bijna de helft van de woningen is particulier verhuur (49%). De WOZ-waarde ligt op 199.939 rond het stedelijk gemiddelde van 204.306. De WOZ-waarde (waardering onroerende zaken) is een maatstaaf voor de waarde die toegekend wordt aan de woonsituatie en de omgeving.

    De groenvoorziening neem 7% bodemoppervlak in gebruik tegenover 11% in Oud-Zuid en 12% in Amsterdam. De bewoners zijn minder te spreken over de groenvoorziening in de buurt (5,6) dan de bewoners van Oud-Zuid (6,4).

    De gemiddelde woonduur in de buurt is 7,6 jaar, dit is minder lang dan het gemiddelde van Oud-Zuid (8,8 jaar) en Amsterdam (8,2 jaar). Een mogelijke verklaring voor de minder lange woonduur is dat studenten na het afronden van hun studie graag naar een groter huis willen verhuizen en starters op een bepaald moment groter willen wonen als gevolg van samenwonen of gezinsuitbreiding. In de Oude Pijp wonen meer mannen dan vrouwen (Dienst Onderzoek en Statistiek Gemeente Amsterdam, 2008).

    Werk

    Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner in de Oude Pijp ligt lager dan het gemiddelde van Oud-Zuid, maar hoger dan dat van Amsterdam. 13.300 tegenover 15.600 en 12.600. Het gemiddelde opleidingsniveau in Oud-Zuid is hoger dan het stedelijk gemiddelde. In Oud-Zuid heeft 52% een HBO- of WO-opleiding afgerond, in

    Afb 11: Eerste Jacob van Cam-

    penstraat 2000

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 3

    1

    Amsterdam is dit gemiddeld 32%. Het aandeel werkzame personen per 1000 inwoners ligt ook lager dan het stedelijk gemiddelde. Het aandeel minimahuishoudens in de buurt ligt rond het stedelijk gemiddelde. De belangrijkste bron van inkomen voor de minima is vooral een bijstandsuitkering (44%) of een andere bron van inkomen (41%). Hieronder vallen ook mensen die minder dan 12 uur werken; dit kunnen bijvoorbeeld studenten zijn met een bijbaan en studiefinanciering. Van de niet-werkende werkzoekenden

    in Oud-Zuid woont 20% in de Oude Pijp. Een groot deel van de werklozen (45%) is dit langer dan drie jaar, 12% is maximaal drie maanden werkloos. De grootste groepen niet-werkende werkzoekenden in de buurt zijn autochtoon (48%) en niet-westerse allochtoon (32%). In de buurt is het aandeel autochtonen (60%) wel groter dan het aandeel niet-westerse allochtonen (19%). Binnen de groep niet-westerse allochtonen zijn er naar verhouding dus meer niet-werkende werkzoekenden (Dienst Onderzoek en Statistiek Gemeente Amsterdam, 2008).

    Economie

    De vestigingen met werkzame personen in Oud-Zuid is voor 17% in de Oude Pijp gevestigd en 12% van de werkzame personen in het stadsdeel werkt in de Oude Pijp. Vooral in de sectoren Onroerend goed en zakelijke diensten (o.a. advocaten en makelaars) en Groothandel en reparatie en handel van consumentenartikelen (o.a. winkels) zijn veel vestigingen en werkzame personen te vinden. Ook in de sectoren Milieu, cultuur en recreatie (o.a. musea) en Horeca zijn redelijk veel vestigingen en werkzame personen te vinden (Dienst Onderzoek en Statistiek Gemeente Amsterdam, 2008).

    Toekomstvisie

    Stadsdeel Oud-Zuid bestaat uit verschillende gebieden met ieder een eigen karakter. De ruimtelijke omgeving, economische bedrijvigheid en samenstelling van de bevolking verschillen per deelgebied. De Oude Pijp zal, als deel van de Noord Pijp, ook in de toekomst blijven inspelen op

    de verschillende transformaties die zich kunnen voordoen en zichzelf daaruit verder willen ontwikkelen. Uit verschillende trends en ontwikkelingen is gebleken dat de verschillende deelgebieden daarbij ieder om een eigen manier van aanpak vragen met betrekking tot de ontwikkeling van het gebied in de toekomst. Het gebiedsprogramma Noord Pijp is daar een eerste aanzet toe. Het gebiedsprogramma bestaat uit gebiedsvisie 2015 en een gebiedsuitvoeringsplan 2008-2011 dat onderverdeeld is in verschillende domeinen, ieder met zijn eigen prioriteiten (Gebiedsprogramma Noord Pijp Gemeente Amsterdam, 2008).

    Gebiedsvisie 2015

    In 2015 is de Noord-Pijp een hoogstedelijk gebied, met een goede balans tussen wonen, werken en verblijven. De bevolking is divers, maar de bewoners voelen zich met elkaar verbonden en respecteren elkaars levensstijl. Autoverkeer neemt een ondergeschikte plaats in. De buurt is uitstekend ontsloten door het openbaar vervoer en parkeren gebeurt voornamelijk in gebouwde garages. Goed onderhouden woonpanden, groenvoorzieningen en een groot gevoel van veiligheid dragen bij aan het woonplezier. (Gebiedsprogramma Noord Pijp Gemeente Amsterdam, 2008).

  • | Typologische analyse van het wonen

    32 | A | Typologische analyse van het w

    onen32 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Essa

    y: v

    an N

    iftrik

    s Pi

    jp

    A | 3

    3

  • | Typologische analyse van het wonen

    34 | A | Typologische analyse van het w

    onen34 | A

    Essay: van Niftriks Pijp

  • Typo

    logi

    sche

    ana

    lyse

    van

    het

    won

    en |

    Woo

    ntyp

    olog

    ien

    in A

    mst

    erda

    m

    Revolutiebouw, fragment I: Van Nifriks PijpII. Analyse

    A | 3

    5

  • | Typologische analyse van het wonen

    01. Eerste Schaal

    01.1 Plattegrond

    36 | A | Typologische analyse van het w

    onen36 | A

    De m

    onumentale stad : B

    erlages Am

    sterdam - Zuid

    De gehele Pijp is in snel tempo gebouwd om te voldoen aan de grote toename in inwoners die de stad had. En mede doordat de woningwet nog niet bestond, is de kwaliteit van de woningen slecht te noemen. Dit uit zich ook in de dichte bebouwing en de weinige openbare ruimte. Slechts in de noordwestelijke hoek van het gebied zijn betere woningen gebouwd.

    Aan de zuidzijde van de Pijp is de bebouwingsstructuur anders dan aan de noordzijde. Dit volgt niet enkel uit het feit dat dit in een andere periode is gebouwd. Ook de planmaker was een ander persoon, namelijk H.P. Berlage. De bouwblokken zijn nog wel gesloten maar de binnentuinen zijn groter. Ook is er een minder eenduidig stratenplan aanwezig wat afwijkt op het grid van de Pijp.

    Als duidelijke afwijking in het stratenplan van de Pijp is de Gerard Doustraat aan te wijzen. Deze loopt onder een hoek ten opzichte van de straten van de Noord-Pijp. De rest van het later gebouwde deel van de Pijp volgt dezelfde richting. Deze verandering volgde uit de bestaande verkaveling. Het noordelijke deel van de Pijp is, tegen veel kosten, anders gestructureerd. Dit volgde uit het plan van van Niftrik. Nadat Kalff het opvolgende plan had gemaakt, wat de bestaande verkaveling aanhield, werd het plan verder uitgevoerd.

    Een verdere afwijking in het stratenplan is ter plaatse van de Heinekenbrouwerij. Eerst is er een loopbrug over de straat gerealiseerd. In 1930, door de verdere uitbreiding van de brouwerij, werd de straat dichtgezet, omdat het gebouw groter werd dan n bouwblok.

    De ligging net buiten het oude centrum van Amsterdam geeft de Pijp een voordeel; het centrum is makkelijk te bereiken, maar ook is de stad nog relatief makkelijk te verlaten door middel van diverse verkeersmiddelen. Binnenin de wijk liggen veel eenrichtingswegen, maar de tram zorgt wel voor een goede ontsluiting in de wijk.

    De eerste schaal geeft aan hoe de ligging van de Pijp ten opzichte van Amsterdam is. Op de tekening is met een rode stippellijn aangegeven waar de Pijp ligt. Om de samenhang met de rest van deze analyse aan te tonen is tevens het tweede schaalniveau aangegeven met rood.

    De bouw van de Pijp is begonnen in de 19e-eeuw. Het is een onderdeel van de eerste grote geplande uitbreiding van Amsterdam sinds het begin van de industrialisatie. Er zijn verschillende plannen gemaakt voor het gebied, die niet allen even levensvatbaar waren.

    Aan de noordzijde grenst de Pijp aan het oude centrum van Amsterdam. Dit deel is duidelijk herkenbaar door de ringvormige grachten en de dichte bebouwing. Het oudste deel van de stad is minder geordend dan de omliggende grachtengordels, maar de algemene ontwikkeling van de stad is duidelijk af te lezen aan de grachten. De buitenste concentrische gracht was ten tijde van de ontwikkeling van de plannen voor de Pijp nog een vestigingswerk. In de loop van de tijd is deze ontmanteld en is de gracht grotendeels rechtgetrokken.

    Aan de zuidzijde is het Plan Zuid van H.P. Berlage gerealiseerd. Dit plan kenmerkt zich door de grote bouwblokken en de structuur in de vorm van assen. Ook zijn er meer openbare plekken dan in oudere delen van de stad.

    Ten westen van de Pijp ligt het vondelpark, met hieromheen de kenmerkende villas en herenhuizen. Net als de Pijp stammen deze ook uit de 19e-eeuw, maar het is duidelijk zichtbaar dat in dit deel van Amsterdam meer welvaart was. Hierdoor is de wijkkwaliteit beter dan de Pijp.

    Ten oosten ligt Amsterdam Oost, wat qua opbouw enige overeenkomsten heeft met het zuidelijke deel van de Pijp. Wel heeft het iets meer openbare groenvoorzieningen.

    Het fragment dat geanalyseerd zal worden is rood aangegeven op de kaart. In het begin werd de buurt, buurt YY genoemd, maar al snel veranderde de naam in de volksmond in de Pijp. Het geanalyseerde deel betreft enkel de Noord-Pijp, dit is het deel van de Pijp welk in de 19e-eeuw gerealiseerd is, naar plan van van Niftrik. De begrenzing van de Noord-Pijp aan de noordzijde is gedefinieerd door de singelgracht, aan de zuidzijde door de

    Gerard Doustraat, aan de westzijde door de boerenwetering. waterbebouwingfragmentLegenda:

  • | Typologische analyse van het wonenTy

    polo

    gisc

    he a

    naly

    se v

    an h

    et w

    onen

    |D

    e m

    onum

    enta

    le s

    tad:

    Ber

    lage

    s A

    mst

    erda

    m -

    Zuid

    02. Tweede Schaal

    02.1Topografie/Situatie01.1 Plattegrond

    02. Eerste Schaal

    38|A | Typologische analyse van het w

    onen38|A

    De R

    evolutiebouw : Van N

    iftriks Pijp

    19 |

    A

    De kaders van dit analysegebied worden gevormd door de Stadhouderskade, de Ruysdaelkade en de Gerard Doustraat. Deze omkadering zal men niet zo snel ervaren. De Stadhouderskade is namelijk een brede, drukke weg, terwijl de Ruysdaelkade en de Gerard Doustraat vrij smal en tevens eenrichtingswegen zijn, zoals bij bijna alle andere wegen het geval is. Visueel bepalen de Boerenwetering en de Singelgracht de duidelijke grens aan twee zijden van het gebied. De hoekverdraaiing van de ontsluitingswegen in het zuiden van het stadsfragment zorgt ook voor een grens, hoewel deze minder sterk wordt ervaren. Ten slotte vormt de Ferdinand Bolstraat nog een belangrijke straat, omdat deze het gebied in tween snijdt. Ook ligt het grootste plein aan deze straat, het Marie Heinekenplein. Naast het kleine Gerard Douplein zijn er geen andere benoemenswaardige pleinen te vinden.

    Legenda:1. Carel Willinkplantsoen2. Daniel Stalpertstraat3. Eerste Jacob van Campenstraat4. Eerste van der Helststraat5. Ferdinand Bolstraat6. Frans Halsstraat7. Gerard Doustraat8. Marie Heinekenplein9. Ruysdaelkade10. Saenredamstraat

    01. Eerste Schaal

    bebouwing omgevingbebouwing fragmentsituatie

    schaal 1:2000

  • | Typologische analyse van het wonenTy

    polo

    gisc

    he a

    naly

    se v

    an h

    et w

    onen

    |D

    e m

    onum

    enta

    le s

    tad:

    Ber

    lage

    s A

    mst

    erda

    m -

    Zuid

    02. Tweede Schaal

    02.2 Verkavelingsstructuur

    02. Tweede Schaal

    40 | A | Typologische analyse van het w

    onen40 | A

    De R

    evolutiebouw : Van N

    iftriks Pijp

    21 |

    A

    Alle oude huizen zijn gebouwd op smalle kavels. Je ziet hier een duidelijk ritme in. Dit ritme wordt verstoord door uitbouwtjes en nieuwbouw. Vooral bij nieuwbouw is het duidelijk dat er meerdere kavels bijeen zijn genomen om zo een ruimere plattegrond te maken. Enkele kavels hebben nog een voorwoning en achterwoning, maar het merendeel is samengevoegd tot n kavel en vormt n woning. In de verkaveling van het mariaplein zie je niets meer terug van de oude verkaveling, je ziet gelijk dat dit nieuwbouw is, omdat het sterk afwijkt. Ook linksboven is een gebouw met een ronde vorm aanwezig, dit is ook nieuwbouw. Kortom, je kunt je al veel opmaken uit de verkavelingstructuur over de leeftijd van het gebouw.

    Legenda:02.1Topografie/Situatie

    02. Tweede Schaal

    bebouwing omgevingverkaveling

    schaal 1:2000

  • | Typologische analyse van het wonenTy

    polo

    gisc

    he a

    naly

    se v

    an h

    et w

    onen

    |D

    e m

    onum

    enta

    le s

    tad:

    Ber

    lage

    s A

    mst

    erda

    m -

    Zuid

    02. Tweede Schaal

    02.2 Ontsluiting

    02. Tweede Schaal

    42 | A | Typologische analyse van het w

    onen42 | A

    De R

    evolutiebouw : Van N

    iftriks Pijp

    Legenda:Dit fragment kenmerkt zich hoofdzakelijk door zijn verkeersluwe, smalle eenrichtingswegen. Doordat de eenrichtingswegen relatief kort zijn en snel van richting veranderen, ontstaat er een ingewikkeld netwerk van straten waarin sluiproutes onmogelijk worden gemaakt. In het midden bevindt zich een drukkere straat, de Ferdinand Bolstraat. In het fragment vormt deze de ader van het openbaar vervoer, door de directe verbinding met het Centraal Station. Deze straat wordt dan ook snel ervaren als de as van het gebied en is een goed orintatiepunt. Echter, deze valt niet onder het primaire ontsluitingssysteem. Ondanks het feit dat deze straat voor een goede doorstroming van het openbaar vervoer zorgt, is deze voor het autoverkeer een stuk minder gunstig. Ook hier, zoals in vele delen van het gebied, geldt dat het gedeeltelijk eenrichtingsverkeer is.

    De Ferdinand Bolstraat zorgt ook voor een tweedeling in het fragment. Zo bestaat het rechterdeel voornamelijk uit nieuwe gebouwen en een geheel nieuw winkelcentrum , terwijl in het linkerdeel veel meer monumentale bouw te vinden is en er hier meer gewoond wordt.

    24 |

    A

    02.2 Verkavelingsstructuur

    02. Tweede Schaal

    bebouwing omgevingbebouwing fragmentopenbaar vervoer

    schaal 1:2000

    bebouwing omgevingbebouwing fragment

    eenrichtingsweg

  • | Typologische analyse van het wonenTy

    polo

    gisc

    he a

    naly

    se v

    an h

    et w

    onen

    |D

    e m

    onum

    enta

    le s

    tad:

    Ber

    lage

    s A

    mst

    erda

    m -

    Zuid

    02. Tweede Schaal

    02.4 Bebouwd onbebouwd

    02. Tweede Schaal

    44 | A | Typologische analyse van het w

    onen44 | A

    De R

    evolutiebouw : Van N

    iftriks Pijp

    Legenda:Wat als eerste opvalt, zijn de bredere onbebouwde delen aan de noord en westzijde van het fragment door de aanwezigheid van respectievelijk de singelgracht en de boerenwetering. Nu is goed te zien dat dit fragment een hoekpunt, en dus ook een beginpunt van een groter geheel.

    De structuur die door de bebouwing wordt gevormd bestaat duidelijk uit een raster van gesloten bouwblokken, met een aantal uitzonderingen. De voornaamste uitzondering zit hem in de Heineken brouwerij. Deze vormt een centraal punt in het gebied. De vorm van het Marie Heinekenplein is bepalend geweest voor de vorm van de Heineken brouwerij, terwijl men hier verwacht dat dit andersom zou werken. Andere pleinen in het fragment zijn een gevolg van de hoekverdraaiing naar het volgende fragment in het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid.

    Doordat er in de loop van de tijd veel uitbouw van de achterwoningen is geweest, zijn de open binnenruimtes relatief klein geworden en is het gebied dichtbebouwd. Het blok linksboven in de hoek is hier een uitzondering op.

    00 |

    A

    02. Tweede Schaal

    02.3 Ontsluiting

    bebouwing omgevingbebouwing fragmentonbebouwd

    schaal 1:2000

  • | Typologische analyse van het wonenTy

    polo

    gisc

    he a

    naly

    se v

    an h

    et w

    onen

    |D

    e m

    onum

    enta

    le s

    tad:

    Ber

    lage

    s A

    mst

    erda

    m -

    Zuid

    02.5 Ordenende elementen

    02. Tweede Schaal

    46 | A | Typologische analyse van het w

    onen46 | A

    De R

    evolutiebouw : Van N

    iftriks Pijp

    Legenda:De Frederik Bolstraat vormt duidelijk een tweedeling in het gebied. Het is de drukste straat in het fragment en vormt een belangrijke verbinding met het centraal station. Wanneer je door het gebied loopt kun je vaak het verkeer op de straat al van een afstandje zien. Het vormt dus een duidelijk ordenend element. Het Marie Heinekenplein versterkt het effect van de Frederik Bolstraat vanwege de extra drukte die het plein met zich meebrengt. Het plein op zichzelf is ook sterk aanwezig door de schaal en de uitzonderlijkheid ten opzichte van de direct omgeving met de hoge bebouwing. De smallere (eenrichtings-)straatjes in het linkerdeel van het fragment zijn in een raster geordend. Dit werkt orinterend, maar kan ook het effect van desorintatie hebben omdat de straatjes allemaal erg op elkaar lijken.

    De weg langs, en de Singelgracht zelf zijn twee sterk aanwezige lijnen die het gebied begrenzen, net als de Boerenwetering. De grenzen van het gebied hebben daarom ook een ordenende functie.

    00 |

    A

    02. Tweede Schaal

    02.4 Bebouwd onbebouwd

    bebouwing fragment

    primaire ordende elementen

    schaal 1:2000

    bebouwing omgeving

    secudaire ordende elementen

    02. Tweede Schaal

  • | Typologische analyse van het wonenTy

    polo

    gisc

    he a

    naly

    se v

    an h

    et w

    onen

    |D

    e m

    onum

    enta

    le s

    tad:

    Ber

    lage

    s A

    mst

    erda

    m -

    Zuid

    02. Tweede Schaal

    02.7 Elementen van gestalte

    02. Tweede Schaal

    48|A | Typologische analyse van het w

    onen48|A

    De R

    evolutiebouw : Van N

    iftriks Pijp

    Legenda:Het fragment is overwegend gebouwd in de stijl Revolutiebouw. Er zijn enkele uitzonderingen te vinden tussen bouwblokken, zoals het bouwblok met de oude Heineken fabriek en het flatgebouw, dat erachter gelegen is.

    Deze zijn beide in een sterk afwijkende bouwstijl gebouwd. De bouwblokken in het fragment verschelen onderling

    wel sterk van vorm. Maar door verschillende accenten op bebouwing, zoals katrollen en hoge ramen, wordt er wel een bepaalde mate van eenheid gecreerd tussen de verschillende bouwblokken.

    Opvallend is de manier waarop er in verschillende bouwblokken omgegaan is met nieuwbouw en de huidige bebouwing. Nieuwbouw is vaak tussen de huidige bebouwing geplaatst zonder enige overgang te creren tussen beide. Opvallend detail hierbij is wel dat veel nieuwbouw over een katrol, al dan niet werkend of als versiering beschikt.

    00 |

    A

    02. Tweede Schaal

    02.5 Ordenende elementen

    bebouwing fragment

    primaire elementen van gestalte

    schaal 1:2000

    bebouwing omgeving

    secudaire ordende elementen

  • | Typologische analyse van het wonenTy

    polo

    gisc

    he a

    naly

    se v

    an h

    et w

    onen

    |D

    e m

    onum

    enta

    le s

    tad:

    Ber

    lage

    s A

    mst

    erda

    m -

    Zuid

    02.8Regelenuitzondering

    02. Tweede Schaal

    50 | A | Typologische analyse van het w

    onen50 | A

    De R

    evolutiebouw : Van N

    iftriks Pijp

    Legenda:Er is een duidelijk raster te zien op het gebied. Dit raster is ontstaan door de historische ontwikkeling van de Pijp, naar de indeling van de oorspronkelijke agrarische velden. Orthogonale lijnen bepalen het bouwblok. Het gebied grenst echter aan de Singelgracht, die een vloeiende vorm heeft. Hierdoor is het fragment aan de noordkant afgeweken van deze orthogonale indeling. De Singelgracht vormt samen met de Boerenwetering ook een sterke begrenzing van het gebied.

    Het raster wordt ook duidelijk onderbroken door het bouwblok met de Heineken brouwerij en het Marie Heinekenplein. Het plein is op zichzelf al een uitzondering, omdat dit een grote open plek is in plaats van de dichte en hoge bebouwing van de andere bouwblokken. Het Gerard Douplein vormt ook een uitzondering op deze manier. Dit plein ligt precies op het raster en doorbreekt dit dus enigszins.

    De grootste regel is te vinden in de vorm van de bouwblokken; linksonder zijn de bouwblokken even groot en rechthoekig. Aan de rechterkant van het gebied is een ander soort regel te vinden; op hetzelfde raster, maar bouwblokken in de vorm van stroken. Dit benadrukt de rechtlijnigheid van het fragment. He