twintig jaar pijnmanagement: state of the art. symposium van revalidatiecentrum ‘het roessingh’....
TRANSCRIPT
GEHOORD
Twintig jaar pijnmanagement: state of the art. Symposium van
revalidatiecentrum ‘het Roessingh’. Enschede, 27 maart 2003
Cees Tromp
Dit symposium werd gehouden ter gelegenheid van het
afscheid van Frits Winter, die na twintig jaar afscheid
nam als psycholoog van het Roessingh. Sommige psy-
chologen die zich met chronische pijn bezighouden,
bezitten nog de stencils, die Frits in de jaren ’80 op
eigen initiatief en uit idealisme had samengesteld en die
tezamen de cursus ‘de Pijn de Baas’ vormden. Later werd
dat een veelgebruikt boekwerk en een goedlopend onder-
deel van het programma van het revalidatiecentrum.
Eind 1992 promoveerde Frits op dit onderwerp. Hij
heeft zijn aanpak ‘de Pijn de Baas’ later ook toegepast
op het omgaan met cognitieve problemen na verworven
hersenletsel.
De 150 deelnemers aan het symposium kregen in de
eerste voordracht vanDennis Turk (auteur van tientallen
boeken over chronische pijn en grondlegger - samen met
zijn zwager Meichenbaum - van de cognitieve gedrags-
therapie voor chronische pijn, hoofdredacteur van het
gezaghebbende tijdschrift Pain en houder van de prestig-
ieuze Bonica-leerstoel in Seattle) een indrukwekkend
overzicht van de effectiviteit en de kosten van pijnbe-
handeling. Er is nog helemaal geen reden om de vlag uit
te hangen: pijnbehandeling is maar heel bescheiden suc-
cesvol, de effecten van rugscholen en andere secundaire
preventie-inspanningen zijn bescheiden, medicatie is
slechts voor 30 tot 40% effectief en van alle operaties
die zijn bedoeld om pijn te verlichten heeft een substan-
tieel deel geen effect. Reactiveringsprogramma’s leveren
slechts 35% pijnvermindering op en de effecten op lange
termijn van dit alles zijn nauwelijks bekend.
Multidisciplinaire pijncentra staan, ondanks de
beperkte effecten van de eerdergenoemde behandelmo-
daliteiten, bij verzekeraars bekend als duur. Maar Turk
gaf, gebaseerd op een groot aantal meta-analyses, ook
een overzicht van de kosten die zijn gemoeidmet demeest
voorkomende vormen van pijnbehandeling en hun ren-
dementen in de VS. Een patient met pijn die door een
pijnspecialist wordt behandeld, kost daar 8876 euro per
jaar, maar een (‘reguliere’) behandeling uitsluitend met
pijnstillers kost 23.000 euro per jaar, terwijl het effect van
medicatie met opioıden of met anticonvulsiva voor neu-
ropathische pijn hooguit 33% is. Pijncentra bieden een-
zelfde effect als alle andere behandelingsvormen, maar de
kosten vallen lager uit als ook werkhervatting en con-
sumptie van medische hulp in de beschouwing worden
betrokken. Een pijnpatient weer aan het werk krijgen
door middel van een operatieve ingreep kost 320.000
euro, met medicatie 165.000, met implanteerbare pijn-
modulatietechnieken 150.000, terwijl behandeling in een
multidisciplinair pijncentrum 5500 euro kost, al kan dit
bedrag ook oplopen tot 55.000 euro. Er werd haarfijn
uitgerekend dat een multidisciplinaire aanpak van een
pijnprobleem weliswaar duur lijkt, maar ook enorm kos-
tenbesparend werkt, omdat de alternatieven nog veel
kostbaarder zijn.
Na dit Amerikaanse geweld sprak Johan Vlaeyen, die
als psycholoog werkzaam is in Maastricht en Hoens-
broek en tal van publicaties heeft verzorgd op het gebied
van de behandeling van kinesiofobie, over het onderwerp
‘Angst en woede bij chronische pijn’. Hij richtte zich op
de relatie tussen motieven en doelen van mensen en het
effect daarvan op hun pijnklachten, waarbij hij een
onderscheid maakte tussen avoidancegoals en approach-
goals. Het effect van discrepanties tussen doel en werke-
lijkheid op de te verwachten gevoelens is aanmerkelijk.
Cees Tromp (*)C.N. TROMP, medisch psycholoog, is werkzaam op de afdelingMedische Psychologie van het Academisch ZiekenhuisGroningen.
Tijdschrift voor Psychotherapie (januari 2003) 29:312–313
DOI 10.1007/BF03062054
13
De Terrible Two: angst en woede (maar de ergste van
deze twee is de angst) hebben beide een vergrote vigilan-
tie voor lichamelijke symptomen, vergrote kwetsbaar-
heid en slecht gezondheidsgedrag als effect. Wat kan
ontstaan, is angst om te bewegen en selectieve aandacht
voor pijn. Met behulp van een aantal vragenlijsten kan
het gezondheidsrisico voor het ontwikkelen van nek-
klachten en rugklachten met vrij grote zekerheid worden
voorspeld. Vlaeyen benadrukte dat angstreductie contex-
tafhankelijk is, ook als het gaat om de angst voor bewe-
gingen en dat exposure in vivo zo realistisch mogelijk
moet zijn. Angstreductie komt volgens zijn gegevens
voornamelijk door exposure en niet door lichamelijke
training tot stand. Ten slotte gaf Vlaeyen nog de resulta-
ten van een interessante enquete: de attitude van behan-
delaars ten opzichte van de behandeling van pijn
(biomechanisch of psychosociaal) blijkt een groot effect
te hebben op wat hun patienten te wachten staat.
De derde spreker was de revalidatiearts Nederhand,
die een onderzoek had gedaan naar spieractivatie bij
whiplashpatienten en zich had afgevraagd of hun ver-
hoogde spieractivatie gerelateerd is aan het ongeval zelf
of aan de perceptie van de patient. Fysieke oefening en
mentale oefening tijdens een sessie waarbij herhaalde
EMG-metingen werden gedaan, bleken bij whiplashpa-
tienten in gelijke mate tot toename van spieractiviteit te
leiden en niet bij een controlegroep. Onvermogen tot
ontspanning bleek daarbij een rol te spelen, op dezelfde
manier als bij mensen met non-specifieke nekpijn, die
Nederhand in een ander deelonderzoek had vergeleken
met de whiplashpatienten. Nederhand benadrukte, dat er
een pijn–spasme–pijnmodel geldt voor mensen met whi-
plashklachten. Het proces van chronisch worden onder-
zocht Nederhand in een prospectieve studie, waarin hij
aantoonde dat in de acute fase de vermijding van activa-
tie op de voorgrond stond en in de chronische fase de
psycho-fysiologische stressreacties. Zijn aanbevelingen
zijn dan ook dat de betrokkenen zich moeten leren ont-
spannen, actief moeten blijven en gebaat zijn bij voorlich-
ting en graded exposure to fearful activity.
De biomechanicus Arendt-Nielsen uit Denemarken
onderzocht de relatie tussen experimenteel toegebrachte
spierpijn en de beheersing over de bewegingen. Ook in
het laboratorium bleek pijn ertoe te leiden dat een mens
een verminderde gevoeligheid voor het waarnemen van
eigen bewegingen krijgt. Mensen met pijn verliezen de
precisie bij het gericht bewegen. Ook de houdingsstabili-
teit is verminderd bij mensen met whiplashklachten. Deze
studies waren nogal basaal maar geven houvast voor de
benadering die in de twee voorgaande lezingen werd
aangestipt. Angst voor bewegen speelt zowel bij whi-
plashklachten als bij pijnklachten in het houdings- en
bewegingsapparaat een grote rol.
Lousberg, als gezondheidswetenschapper en senior
onderzoeker verbonden aan het Roessingh en de Univer-
siteit vanMaastricht, sprak over de vraag of het aanleren
van pijn al dan niet mogelijk is. Iedereen heeft voetstoots
aangenomen dat de ‘wet van het effect’ ook op het klagen
van mensen over pijn werkzaam is, maar Lousberg was
hier niet honderd procent van overtuigd, vond dat er
kritiek mogelijk is op het operante paradigma en dat
het niet op grond van basaal experimenteel onderzoek
was vastgesteld. Hij gaf een overzicht van een eigen
onderzoek naar de ervaringen met de operante benade-
ring van mensen met chronische pijn in een revalidatie-
centrum, dat aantoonde dat activiteitsniveaus onder
invloed van deze behandelvorm toenemen, dat medica-
tiegebruik afneemt en dat de stemming verbetert, maar
de intensiteit van de pijn hetzelfde blijft. Desgevraagd gaf
een patient die een operante behandeling achter de rug
had te kennen, dat de behandelaars hem vooral hadden
geleerd te liegen over zijn klachten. De gedragsmatige
aanpak van pijnproblemen heeft vaak een zendingska-
rakter, met de daarbij onvermijdelijke halleluja-effecten.
Lousberg geloofde het niet allemaal en onderzocht het
aanleren en afleren van pijnklachten met een continu
schema voor bekrachtiging of straf, rekening houdend
met sociaal wenselijke antwoorden. Hij heeft met veel
moeite met behulp van speciale EMG-analyses weten
vast te stellen dat dergelijke pijnreacties inderdaad alleen
aan het ‘omhoog’ conditioneren (bekrachtigen in de rich-
ting van toename) of het ‘omlaag’ conditioneren (nega-
tieve reacties om de pijnreacties te onderdrukken)
toegeschreven konden worden. Hier sprak een strenge
empiricus, die alleen gelooft wat hij zelf kan controleren.
Ten slotte kwam Frits Winter zelf aan het woord, om
te kunnen aangeven wat hij dacht dat het voornaamste
ingredient van herstel met behulp van een gedragsmatige
aanpak van pijn is. Als het beter had kunnen worden
door je best te doen, was elke patient allang beter
geweest, maar er komt meer bij kijken. Geloof in eigen
kunnen, zich strijdbaar en actief opstellen en vertrouwen
terugwinnen in het eigen lichaam zijn van grote waarde,
benadrukte Winter in zijn slotwoord. Turk zat erbij en
dacht aan de rendementen en de kosten, Vlaeyen zat te
denken aan het overwinnen van negatieve hinderende
gevoelens, Nederhand dacht aan zijn promotie van de
volgende dag, Arendt-Nielsen was in gedachte bij het
ruggemerg en Lousberg wilde het eerst nog zien, voordat
hij geloofde wat Frits Winter beweerde. Maar alle aan-
wezigen hebben het onderzoek en de behandeling van
chronische pijn in de psychologie (en in het verlengde
daarvan de fysiologie) op zijn best in actie gezien. We
zijn, mede dank zij Frits, goed opgeschoten, al hebben we
de chronische pijn nog lang niet de wereld uit.
Tijdschrift voor Psychotherapie (januari 2003) 29:312–313 313
13
Stap voor stap door twintig projecten… (TIP: Vergeet niet te juichen wanneer je project langskomt… )
Staaltest. Vijf en twintig jaar van kijken & kiezen door Ed Suister, Design: Charles Jongejans Text: