toelichting bij de checklist garage en carrosserie

44
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE p. 1/44 07/2007 Nr. Onderwerp Commentaar 0 ALGEMEEN 0.1 Organisatie welzijn Oprichting IDPBW Elke werkgever dient een interne dienst PBW op te richten. In de bedrijven met minder dan 20 werknemers mag de functie van preventieadviseur worden ingevuld door de werkgever zelf. Vanaf 20 werknemers dient dit een werknemer te zijn. Identificatiedocument De werkgever dient naast het oprichten van een interne dienst PBW een identificatiedocument op te stellen met info over: Samenstelling, middelen, kwalificaties en tijdsbesteding IDPBW Verdeling taken en opdrachten tussen de IDPBW en PROVIKMO vzw Het document is vergezeld van advies van werknemers via comité PBW, syndicale afvaardiging of werknemers rechtstreeks. Documentatie welzijn Documentatie verplicht aanwezig in het bedrijf (niet limitatief): ARAB, Codex en andere wetgeving ivm welzijn op het werk Maand- en jaarverslagen IDPBW Identificatiedocument IDPBW Resultaten uitgevoerde risicoanalyses, opgesteld globaal preventieplan en jaarlijks actieplan Lijst te controleren toestellen/installaties en hun keuringsattesten Notitieboekje met registraties van periodieke nazichten Lijst gevaarlijke producten, veiligheidsinformatiebladen Milieuvergunning (indien van toepassing) Lijst emissiepunten voor water- en luchtverontreiniging Arbeidsongevallensteekkaarten en verslagen arbeidsongevalanalyses Documenten mbt bestelling arbeidsmiddelen, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen Asbestinventaris Lijst risicoposten met formulieren gezondheidsbeoordeling Registratiedocumenten mbt het onthaal van nieuwe werknemers Interventieverslagen PROVIKMO vzw Maandverslagen De IDPBW dient een maandverslag op te maken (voor bedrijven met minder dan 50 werknemers en die niet horen bij groep B, mag dit driemaandelijks). Hierin worden volgende aspecten beschreven: Uitgevoerde activiteiten Relaties met de Externe Dienst Preventie en Bescherming op het werk (gestelde vragen, gekregen opmerkingen, geformuleerde voorstellen) Gedane opzoekingen mbt welzijn op het werk Opgespoorde risico’s Synthese van de arbeidsongevallen en de statistische verwerking ervan Getroffen preventiemaatregelen In het kader van het Jaarlijks Actieplan: uitgevoerde acties en voorstellen voor volgende Jaarlijks Actieplan Commentaar bij documenten zoals: organigram, exploitatievergunningen en –voorwaarden, verslagen van de afgevaardigden van het Comité PBW bij het onderzoek van ongevallen en incidenten, documenten nav controles van een Externe Dienst Technische Control op de Werkplaats (Erkend Organisme), suggesties gedaan door de bevoegde brandweer Dit maandverslag wordt door de werkgever en de preventieadviseur ondertekend en voorgelegd aan de werknemers ter informatie (op Comité PBW, syndicale afvaardiging of via de procedure van rechtstreekse participatie. Jaarverslag IDPBW De IDPBW dient eveneens een jaarverslag te bezorgen aan Toezicht op het Welzijn op het Werk. Dit document moet worden bezorgd voor 1 april. Het model kan worden gedownload op www.werk.belgië.be

Upload: tranduong

Post on 11-Jan-2017

414 views

Category:

Documents


12 download

TRANSCRIPT

Page 1: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 1/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 0 ALGEMEEN 0.1 Organisatie welzijn Oprichting IDPBW Elke werkgever dient een interne dienst PBW op te richten.

In de bedrijven met minder dan 20 werknemers mag de functie van preventieadviseur worden ingevuld door de werkgever zelf. Vanaf 20 werknemers dient dit een werknemer te zijn.

Identificatiedocument De werkgever dient naast het oprichten van een interne dienst PBW een identificatiedocument op te stellen met info over: • Samenstelling, middelen, kwalificaties en tijdsbesteding IDPBW • Verdeling taken en opdrachten tussen de IDPBW en PROVIKMO vzw

Het document is vergezeld van advies van werknemers via comité PBW, syndicale afvaardiging of werknemers rechtstreeks.

Documentatie welzijn Documentatie verplicht aanwezig in het bedrijf (niet limitatief): • ARAB, Codex en andere wetgeving ivm welzijn op het werk • Maand- en jaarverslagen IDPBW • Identificatiedocument IDPBW • Resultaten uitgevoerde risicoanalyses, opgesteld globaal preventieplan en

jaarlijks actieplan • Lijst te controleren toestellen/installaties en hun keuringsattesten • Notitieboekje met registraties van periodieke nazichten • Lijst gevaarlijke producten, veiligheidsinformatiebladen • Milieuvergunning (indien van toepassing) • Lijst emissiepunten voor water- en luchtverontreiniging • Arbeidsongevallensteekkaarten en verslagen arbeidsongevalanalyses • Documenten mbt bestelling arbeidsmiddelen, collectieve en persoonlijke

beschermingsmiddelen • Asbestinventaris • Lijst risicoposten met formulieren gezondheidsbeoordeling • Registratiedocumenten mbt het onthaal van nieuwe werknemers • Interventieverslagen PROVIKMO vzw • …

Maandverslagen De IDPBW dient een maandverslag op te maken (voor bedrijven met minder dan 50 werknemers en die niet horen bij groep B, mag dit driemaandelijks). Hierin worden volgende aspecten beschreven: • Uitgevoerde activiteiten • Relaties met de Externe Dienst Preventie en Bescherming op het werk

(gestelde vragen, gekregen opmerkingen, geformuleerde voorstellen) • Gedane opzoekingen mbt welzijn op het werk • Opgespoorde risico’s • Synthese van de arbeidsongevallen en de statistische verwerking ervan • Getroffen preventiemaatregelen • In het kader van het Jaarlijks Actieplan: uitgevoerde acties en voorstellen

voor volgende Jaarlijks Actieplan • Commentaar bij documenten zoals: organigram, exploitatievergunningen

en –voorwaarden, verslagen van de afgevaardigden van het Comité PBW bij het onderzoek van ongevallen en incidenten, documenten nav controles van een Externe Dienst Technische Control op de Werkplaats (Erkend Organisme), suggesties gedaan door de bevoegde brandweer

Dit maandverslag wordt door de werkgever en de preventieadviseur ondertekend en voorgelegd aan de werknemers ter informatie (op Comité PBW, syndicale afvaardiging of via de procedure van rechtstreekse participatie.

Jaarverslag IDPBW De IDPBW dient eveneens een jaarverslag te bezorgen aan Toezicht op het Welzijn op het Werk. Dit document moet worden bezorgd voor 1 april. Het model kan worden gedownload op www.werk.belgië.be

Page 2: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 2/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Contactgegevens

uithangen In de onderneming dient een informatiedocument te worden opgehangen waarop contactgegevens van een aantal personen en diensten mbt welzijn op het werk worden op genoteerd. Dit zijn o.a.: • Preventieadviseur bevoegd voor arbeidsveiligheid; • Preventieadviseur bevoegd voor arbeidsgeneeskunde; • Preventieadviseur bevoegd voor psychosociale aspecten; • Vertrouwenspersoon (indien aanwezig); • Van de Externe Dienst Preventie en Bescherming op het Werk (PROVIKMO); • Contactgegevens van de regionale directie van Toezicht op het Welzijn op

het Werk; • Informatie over de arbeidsongevallenverzekering van de onderneming.

Onthaal werknemers Elke werkgever dient een onthaalprocedure op te maken en te volgen bij de indiensttreding van elke nieuwe werknemer. Hierin besteedt hij aandacht aan: • Aanstellen van een lid van de hiërarchische lijn als verantwoordelijke voor

het onthaal (de werkgever mag dit ook zelf doen) • Opstellen van een onthaalbrochure met belangrijke informatie over het

bedrijf, o.a.: o Afspraken binnen het bedrijf inzake welzijn op het werk o Veilig en gezond werken (procedures, methodes, ...) o Wat te doen in geval van een noodsituatie? o Wat te doen in geval van een arbeidsongeval? EHBO o Gebruik gevaarlijke producten o Gebruik collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen o Contactpersonen (preventieadviseur, arbeidsgeneesheer,

personeelsdienst, vertrouwenspersoon, ...) • Aanstellen van een ervaren werknemer als peter/meter voor de concrete

begeleiding van de nieuwe werknemer op de werkvloer • Opmaken van een registratiedocument waarop alle items die aan bod

komen tijdens het onthaalproces worden geregistreerd. Dit document wordt ondertekend door de verantwoordelijke én door de nieuwe werknemer en wordt bewaard in de interne dienst PBW.

Betrekken werknemers bij het welzijnsbeleid

Werknemers worden betrokken bij het welzijnsbeleid door overleg via: • Comité preventie en bescherming op het werk en indien niet aanwezig • Syndicale afvaardiging en indien niet aanwezig • Werknemers rechtstreeks

Programma van opleiding

Opleiding is voorzien voor: • Hiërarchische lijn ivm taken en opdrachten mbt welzijn op het werk (zijn

verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid) • De werknemers (bij indiensttreding, bij nieuwe werkpost, product,

arbeidsmiddel, reorganisatie, geregeld herhalen) Lijst risicoposten De werkgever maakt de lijst van risicoposten op na advies van de

arbeidsgeneesheer. De formulieren van de gezondheidsbeoordeling van de laatste 3 jaren dienen te worden bewaard.

Risicoanalyse Aannemer (Veiligheids- en gezondheidsplan (V&G-plan))

Voor de werkzaamheden die onderworpen zijn aan het KB Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen moet een veiligheids- en gezondheidsplan worden opgesteld. Dit plan bevat als onderdeel de risicoanalyse met de voorgestelde preventiemaatregelen typisch voor de activiteiten en de werkwijze van de aannemer. De risicoanalyse wordt opgemaakt in samenwerking met uw externe preventiedienst Provikmo vzw. Het totaal van het V&G plan kan ook door Provikmo vzw worden uitgevoerd.

Page 3: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 3/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 0.2 Collectieve beschermingsmiddelen (CBM’s) – Algemeen Keuze CBM's De werkgever identificeert de gevaren die onvoldoende kunnen worden

beheerst door technische of organisatorische maatregelen. Na evaluatie van de risico’s wordt bepaald welke CBM’s moeten worden gebruikt om de werknemers voldoende te beschermen. Deze risicoanalyse kan betrekking hebben op: • KB 2/12/1993: bescherming tegen risico’s door carcinogene

kankerverwekkende en mutagene agentia; • KB 4/08/1996: bescherming tegen risico’s door biologische agentia; • KB 11/03/2002: bescherming tegen risico’s door chemische agentia; • KB 23/12/2003: bescherming tegen risico’s door werkzaamheden in een

hyperbare omgeving; • KB 31/08/2005: gebruik arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op

hoogte; • KB 16/03/2006: bescherming tegen risico’s door asbest; • KB 4/12/2012: minimale voorschriften inzake veiligheid elektrische

installaties. Bij wijzigende omstandigheden wordt de risicoanalyse opnieuw uitgevoerd. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseur-arbeidsveiligheid voegen bij deze risicoanalyse hun advies toe. De verslagen en documenten die hierbij werden gebruikt, dienen ter beschikking te zijn van de met het toezicht belaste ambtenaren.

Vastleggen van de omstandigheden van gebruik CBM’s

De omstandigheden waaronder CBM’s moeten worden gebruikt, dienen door de werkgever te worden vastgelegd en gerespecteerd. Bij het bepalen van deze omstandigheden dient ook te worden rekening gehouden met de specifieke omstandigheden en de activiteiten die in het KB Collectieve Beschermingsmiddelen dd. 30 augustus 2013 zijn opgenomen en waarbij CBM’s verplicht moeten worden gebruikt. Deze hebben betrekking op de voorkoming van vallen van werknemers van hoogte.

Bestelprocedure CBM's De wettelijk voorgeschreven bestelprocedure dient te worden gevolgd: • Opmaken bestelbon (*) met vermelding van:

o Eisen waaraan het CBM moet voldoen (op basis van de uitgevoerde risicoanalyse, eventuele bijkomende eisen om de doelen uit het gevoerde welzijnsbeleid te bereiken en expliciet vermelden dat het CBM is gefabriceerd op basis van geldende wetgeving of op basis van de regels van goed vakmanschap);

o Welke documenten moeten aanwezig zijn bij levering (expliciet vermelden dat een instructienota over het installeren, gebruik, onderhouden en controleren van het CBM is toegevoegd)

• Attest van leverancier waarin hij verklaart dat aan de gestelde eisen werd voldaan

• Opmaken indienststellingsverslag door de preventieadviseur-arbeidsveiligheid. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voegt hier zijn advies aan toe.

(*) Bij het opmaken van de bestelbon betrekt de werkgever de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseur-arbeidsveiligheid. De bestelbon wordt ‘voor gezien’ ondertekend door de preventieadviseur-arbeidsveiligheid. De werkgever kan op eigen initiatief of op vraag van de werknemersafgevaardigden in het Comité PBW ook een beroep doen op een gespecialiseerde dienst of instelling voor raadgeving.

Oordeelkundige plaatsing van het CBM

De plaatsing van het CBM dient te gebeuren op basis van de instructienota die door de fabrikant wordt meegeleverd. Na elke plaatsing zorgt de werkgever ervoor dat het CBM door een bevoegd persoon wordt gecontroleerd voor het gebruik.

Page 4: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 4/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Veilige plaatsing en

demontage De werkgever zorgt ervoor dat de plaatsing en de demontage, overeenkomstig de instructienota op een veilige manier kunnen gebeuren.

Gebruik van CBM De werkgever ziet erop toe dat het CBM juist wordt gebruikt zodanig dat de risico’s doeltreffend en gedurende de volledige duur van het gebruik worden beheerst. Het gebruik moet in overeenstemming zijn met de voorschriften, opgenomen in de instructienota.

Informatie, opleiding en instructies

De werkgever zorgt ervoor dat de gebruikers de nodige informatie, opleiding en instructies hebben gekregen over het juiste gebruik van de CBM’s. Deze informatie en instructies bevatten ten minste: • De omstandigheden waaronder de CBM’s dienen te worden gebruikt; • De onvoorzienbare abnormale situaties die zich kunnen voordoen; • Conclusies, genomen op basis van de ervaringen opgedaan bij het

gebruik van de CBM’s. In de schriftelijke instructies zijn volgende elementen opgenomen: • De installatie; • De gebruikswijze; • Het onderhoud; • Het nazicht en de controle. Indien nodig worden deze instructies aangevuld door de preventieadviseur arbeidsveiligheid en de preventieadviseur arbeidsgeneesheer. De instructies worden ‘voor gezien’ ondertekend door de preventieadviseur van de interne dienst.

Onderhoud en controle De werkgever zorgt, overeenkomstig de instructienota van de fabrikant, voor een periodiek onderhoud en periodieke controles van de CBM’s. Bijkomende controles dienen te worden uitgevoerd naar aanleiding van uitzonderlijke gebeurtenissen die een invloed kunnen hebben op de CBM’s. Dit zijn in zonderheid; • Transformatie; • Ongevallen; • Natuurverschijnselen; • Langere perioden van buitengebruikstelling. De controles dienen te worden uitgevoerd door een bevoegd persoon of, indien in de reglementering voorzien, door een Externe Dienst Technische Controle op de Werkplaats. De resultaten van deze controles worden schriftelijk vastgelegd en dit register is ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaren. De resultaten van deze controles dienen goed te worden opgevolgd.

0.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) – Algemeen Keuze PBM's Keuze van een degelijk PBM kan maar na grondige risicoanalyse, waaruit blijkt

dat de huidige maatregelen die van toepassing zijn het toch nog noodzakelijk maken om PBM's te gebruiken. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseur-arbeidsveiligheid voegen hier hun advies bij.

Bestelprocedure PBM's De wettelijk voorgeschreven bestelprocedure dient te worden gevolgd: • Opmaken bestelbon (eisen waaraan het PBM moet voldoen en welke

documenten moeten aanwezig zijn bij levering) • Attest van leverancier • Opmaken indienststellingsverslag

Bij het opmaken van de bestelbon betrekt de werkgever de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseur-arbeidsveiligheid. Attest leverancier en het opmaken van een indienststellingsverslag is alleen nodig indien bijkomende eisen werden gesteld aan het PBM - meer dan alleen maar CE-markering (vb.: aankoop van orthopedische veiligheidsschoenen)

Page 5: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 5/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar CE-markering PBM's Alle PBM's, verkocht vanaf 1/7/1996 dienen te zijn voorzien van een CE-

markering. PBM's die aangeschaft zijn vóór 1/7/1996, mogen verder worden gebruikt indien men nog beschikt over de gedateerde bestelbon of factuur.

Instructies PBM's De werknemers dienen een algemene informatienota te hebben gekregen over de PBM's in de onderneming. De werknemers dienen ook voor elk PBM apart te beschikken over een (schriftelijke) instructienota met info over: • Oordeelkundig gebruik • Opslagwijze • Onderhoud Deze schriftelijk instructies dienen mondeling te worden toegelicht. De werkgever betrekt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseur-arbeidsveiligheid hierbij.

Staat PBM's De werkgever stelt iemand aan die erop toeziet dat de PBM's in goede staat zijn en blijven en tijdig worden vervangen.

Gebruik PBM's Wanneer PBM's ter beschikking zijn, dienen ze ook verplicht te worden gebruikt, conform de gebruiksinstructies. Het toezicht op deze gebruiksplicht is de verantwoordelijkheid van de hiërarchische lijn.

Veiligheidsschoenen Op de werf dienen steeds veiligheidsschoenen te worden gedragen met volgende kenmerken: - Hoge schacht; - Versterkte top; - Versterkte zool.

Helmen Op de werf is het dragen van de helm verplicht. De helmen zijn in goede staat en worden tijdig vervangen : - Polyethyleen (PE) - 2 jaar; - Polyamide (PA) - 3 jaar; - Glasvezelversterkte - 5 jaar.

Veiligheidsbril Tijdens het uitvoeren van werkzaamheden waarbij stof en wegvliegende deeltjes worden veroorzaakt, is het dragen van de veiligheidsbril verplichtend. Het model van veiligheidsbril is zo gekozen dat het een volledige bescherming van de ogen en een voldoende zichtbaarheid garandeert

Veiligheidsharnas Bij werken die worden uitgevoerd op een hoogte van meer dan 2 meter én bij het ontbreken van een afdoende collectieve beveiliging, dienen de werknemers gebruik te maken van een veiligheidsharnas, verbonden door een zo kort mogelijke vanglijn die bevestigd is aan een voldoende stevig verankeringspunt. Het gebruik van een heupgordel of zitgordel is enkel toegestaan als positioneringsmiddel en niet als valbeveiliging. De gebruikte harnassen, gordels en hun hulpmiddelen moeten worden gecontroleerd door een externe dienst voor technische controle op de werkplaats: - bij aankoop - minstens jaarlijks - telkens een val werd voorkomen en vóór weer in gebruik te nemen

Page 6: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 6/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 1 VEILIGHEID 1.1 Arbeidsmiddelen Risicoanalyse KB

arbeidsmiddelen Alle arbeidsmiddelen die niet voorzien zijn van een CE-markering moesten vóór 1 januari 1997 zijn aangepast aan de minimumeisen, opgelegd in het KB arbeidsmiddelen. Hiervoor dient men een risicoanalyse uit te voeren van al deze arbeidsmiddelen en dienen de nodige aanpassingen te worden uitgevoerd. Bij de risicoanalyse wordt aandacht besteed aan o.a.: • Aanwezige documenten • Werking, plaatsing en uniformiteit van de bedieningssystemen • Het in werking stellen en stoppen • Specifieke gevaren van het arbeidsmiddel • Gevaren mbt bewegende delen • Onderhoud van het arbeidsmiddel • Verboden werkzaamheden

Bestelprocedure machines, gemechaniseerde werktuigen en installaties

De wettelijk voorgeschreven bestelprocedure dient te worden gevolgd: • Opmaken bestelbon (eisen waaraan het arbeidsmiddel moet voldoen en

welke documenten moeten aanwezig zijn bij levering) • Attest van leverancier (verklaring dat voldaan is aan de eisen van de

bestelbon), vergezeld van de noodzakelijke documenten (EG-verklaring van overeenstemming, originele handleiding, Nederlandstalige gebruiksaanwijzing)

• Opmaken van het verslag vóór indienststelling (door preventieadviseur) als laatste controle.

Beveiliging arbeidsmiddelen

De arbeidsmiddelen dienen zo te zijn geconstrueerd dat: • Aanraking met bewegende delen onmogelijk is of maximaal beperkt (een

degelijke afscherming dient te zijn geplaatst) • Werkende delen die aan de middelpuntvliedende kracht zijn onderworpen

moeten zo worden bevestigd dat ze niet uit elkaar kunnen springen en zo worden afgeschermd dat in voorkomend geval de werknemers maximaal worden beschermd

• Indien deeltjes van het werkstuk kunnen worden uitgeslingerd, is een beschermkap verplicht en dient een degelijke veiligheidsbril te worden gedragen.

Noodstop arbeidsmiddelen

Een machine moet, in geval van nood, binnen de kortst mogelijk tijd tot stilstand kunnen worden gebracht. Indien dit niet mogelijk is of onvoldoende snel gebeurt, door gewoon uit te schakelen, dan dient een noodstop te worden geplaatst. Deze dient te beantwoorden aan o.a. volgende eisen: • rode paddenstoelknop op gele achtergrond • noodstop moet automatisch vergrendelen • moet de machine vlugger doen stoppen dan gewoon uitschakelen • energietoevoer van de aandrijfmechanismen moet worden onderbroken • het ontgrendelen van de noodstop mag de machine niet automatisch

doen starten (bijkomende startopdracht geven) • moet voorrang hebben op de startopdracht • zo geplaatst dat deze gemakkelijk bereikbaar is op `elke' werkpost

Handmachines zijn voorzien van een dodemansknop

Voor de elektrische handmachines is het voorzien van een dodemansknop noodzakelijk (behalve indien dit geen risico met zich meebrengt). De knop kan niet worden vergrendeld en wanneer de knop wordt losgelaten stopt de machine automatisch.

Page 7: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 7/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Veiligheidsinstructie-

kaarten arbeidsmiddelen Per machine dient een begrijpelijke instructiekaart te worden opgemaakt met info over o.a.: • Instructies voor veilig gebruik • Instructies voor veilige inspectie en onderhoud • Verboden werkzaamheden • Wat te doen bij defect of in geval van nood? • Gebruik van eventuele PBM's Deze instructies dienen uit te hangen of in ieder geval steeds ter beschikking te zijn van de gebruiker. De instructies dienen mondeling te worden toegelicht.

Opberging en onderhoud arbeidsmiddelen

Om de veiligheid, de bruikbaarheid en het gebruiksgemak van de arbeidsmiddelen te garanderen is het voorzien van aangepaste opbergmogelijkheden nodig (materiaalwagen, kasten,...). Naast een degelijke opberging zijn een periodiek nazicht en onderhoud van deze arbeidsmiddelen nodig.

Gebruik ladders De werkgever dient het gebruik van ladders, trapladders en platformladders als werkpost op hoogte te beperken tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiligere arbeidsmiddelen niet verantwoord is. Gebruik van ladders kan onder volgende voorwaarden: • werknemers hebben voldoende steun en houvast • het is een werk met gering risico en van korte duur of de omstandigheden

kunnen niet worden aangepast • laddergebruik binnen de grenzen van het ontwerp van de ladder • geïnstalleerd en uitgerust waardoor vallen van de ladder wordt voorkomen • stabiliteit gewaarborgd bij plaatsing en tijdens gebruik • op stevige ondergrond • wegglijden onmogelijk • hangladders mogen niet kunnen schommelen • voldoende ver boven het vlak waartoe toegang moet worden gegeven of

andere gelijkwaardige voorzieningen met voldoende houvast • bij meerdelige ladders en schuifladders mogen de delen niet kunnen

bewegen ten opzichte van elkaar • beweegbare ladder vastzetten voor betreden

Betonmolen De betonmolen moet voldoen aan de minimumeisen arbeidsmiddelen: - Tandrondsel en kroonwiel zijn passend afgeschermd; - De aandrijfinrichting (elektrisch of thermisch) is afgesloten; - De overbrenging (riem) is volledig afgeschermd; - De elektrische toevoer en aansluiting van de inrichting is volgens het goed vakmanschap uitgevoerd; - De inrichting is vast opgesteld; - De omgeving is voldoende vrij voor de bedienaar; - De passende veiligheidsinstructies zijn aanwezig en zijn aan de bedienaar onderricht en tevens door hem gekend.

Werfzaagmachine De zaagmachine die op de werf is opgesteld moet voldoen aan de volgende minimumeisen: - De elektrische toevoer en aansluiting van de inrichting is volgens het goed vakmanschap uitgevoerd; - De draaiende delen en overbrengingsinrichtingen zijn voldoende afgeschermd; - Het spouwmes is correct gemonteerd (3 mm achter zaagblad en 3 à 5 mm van de top van het zaagblad verwijderd); - De zaagafscherming is geplaatst en wordt passend gebruikt; - De omgeving is voldoende vrij voor de bedienaar; - De passende veiligheidsinstructies zijn aanwezig en zijn aan de bedienaar onderricht en tevens door hem gekend.

Page 8: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 8/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Haakse slijpmachine Minimumeisen haakse slijpmachine:

- De beschermkap is aanwezig en juist geplaatst. - De schijven zijn aangepast aan de draaisnelheid van de machine en passend voor het uit te voeren werk. - De veiligheidsbril is aanwezig en wordt gedragen. - De passende veiligheidsinstructies zijn aanwezig en zijn aan de bedienaar onderricht en tevens door hem gekend.

Opberging machines op de werf

De machines, gemechaniseerde werktuigen en arbeidsmiddelen worden op een passende en door de werfverantwoordelijke aangeduide plaats opgeborgen. Deze middelen moeten ordentelijk, overzichtelijk en veilig worden opgeborgen. Deze plaatsen kunnen zijn : vooraf aangeduide plaats op de werf, de materiaalkeet. …

Page 9: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 9/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Stelling Werkgever stelt een bevoegd persoon aan die waakt over:

- toepassing van de maatregelen tegen vallen - naleving van voorwaarden inzake toelaatbare belasting - voert de vereiste controles uit Bij het monteren, demonteren en ombouwen moet de werkgever beschikken over: - gebruiksaanwijzing van de fabrikant, vergezeld van nota voor sterkte- en stabiliteitsberekening - indien geen schema aanwezig is bij de gebruiksaanwijzing, stelt de bevoegd persoon dit op De bevoegd persoon stelt een instructienota op met: - nuttige instructies om de risico’s te ondervangen - wanneer de steiger wordt gebruikt door een andere werkgever, wordt deze nota eveneens ter beschikking gesteld Bouw de steiger zodanig dat: - geen enkel onderdeel ten opzichte van het geheel kan bewegen - bestand tegen de belasting – rekening houdende met weeromstandigheden - verankerd of bevestigd ter voorkoming van wegglijden of omvallen of gelijkwaardig - het draagvlak voldoende stevig en onvervormbaar is Vloeren van de steiger: - aangepast aan aard van het werk en aan de belasting - veilig om op te werken - veilig verkeer in de nabijheid - bij normaal gebruik onbeweeglijk - geen gevaarlijke openingen tussen rand en het bouwwerk (indien niet mogelijk, aanbrengen van collectieve beveiliging en indien dit niet mogelijk, gebruik van persoonlijke bescherming) Toegangswegen: - voldoende aanwezig op de verschillende niveaus Tijdens montage, demontage, ombouw moet er voldoende beveiliging zijn tegen vallen en tegen vallende voorwerpen. Wanneer de steiger nog niet gebruiksklaar is, worden de vereiste waarschuwingstekens aangebracht en wordt de zone afgebakend, zodanig dat toegang tot de gevarenzone onmogelijk is. Onder verantwoordelijkheid van de werkgever zorgt de bevoegde persoon ervoor dat de steiger ten allen tijde blijft beantwoorden aan de berekeningsnota. De werkgever zorgt ervoor dat de steiger ten allen tijde aan de gestelde voorwaarden blijft beantwoorden. De steigers mogen alleen worden gemonteerd, gedemonteerd, omgebouwd en betreden door werknemers die beschikken over voldoende kennis en vaardigheden om dit veilig te doen.

Page 10: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 10/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Rolsteiger Volgende eisen worden gesteld:

- plaatsing op basis van instructies door bevoegd en opgeleid personeel - maximale hoogte 3 maal de smalste zijde - rolsteiger voorzien van leuningen en stootplint aan alle zijden - rolsteiger mag niet ongewild kunnen bewegen tijdens de werkzaamheden op hoogte - geen verplaatsingen met een werknemer op de werkvloer, behalve indien hiervoor ontworpen én de veiligheid niet wordt in het gedrang gebracht - regelmatig nazicht en onderhoud door bevoegd en opgeleid personeel

Gebruik touwtechniek Deze methode is niet toegelaten indien dit werk systematisch en herhaaldelijk moet gebeuren. Het is wel toegelaten in volgende gevallen: - wanneer uit de risicobeoordeling blijkt dat het gebruik van een ander arbeidsmiddel niet mogelijk is of minder veilig dan met touwtechniek - wanneer het opstellen van een ander arbeidsmiddel voor dit soort werk gevaarlijker is dan het uitvoeren van het werk met touwtechniek Het materiaal dient te beantwoorden aan 10 eisen: - alle samengestelde delen beantwoorden aan het KB 13 06 2005 (persoonlijke beschermingsmiddelen) - voorzien van 2 afzonderlijk verankerde lijnen (werklijn en beveiligingslijn) - gebruiken van een harnas, een veiligheidslijn en een beweegbaar valbeveiligingsmechnanisme - werklijn voorzien van een veilig stijg- en daalmechanisme - verankeringspunten voldoende weerstand - een zitje is voorzien van voetsteunen en met geschikte toebehoren, rekening houdende met de resultaten van de risicobeoordeling, de functie, de duur van de werkzaamheden en de ergonomische vereisten - gereedschappen en andere hulpstukken die de werknemer moet gebruiken, moeten zijn verbonden met het zitje van de werknemer of indien geen zitje aanwezig is, met het harnas of ze worden op een andere passende manier bevestigd - aanwezigheid van een tweede persoon die kan alarm geven in geval van nood - voorzien van een aangepaste opleiding mbt de werkzaamheden en reddingsoperaties - opbouw van het systeem onder toezicht van een bevoegd persoon In een aantal specifieke situaties is een tweede lijn niet verplicht

Persluchtinstallatie Om ongevallen ten gevolge van het gebruik van de persluchtinstallatie te voorkomen zijn volgende elementen belangrijk: - De riemoverbrenging motor / compressor volledig afschermen - Het persluchtvat regelmatig ontwateren (minstens wekelijks) - Periodieke controle door externe dienst voor technische controle op de werkplaats bij > 300 l tankinhoud - Periodiek nazicht van leidingen, koppelingen, gereedschappen door gebruiker; - Het gebruik van de oogbescherming bij toepassen van perslucht als energiebron; - Registratie en opvolging van de controles en het nazicht.

Page 11: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 11/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 1.2 Arbeidsplaatsen Arbeidsplaats - stabiel

gebouw De gebouwen waarin zich arbeidsplaatsen bevinden hebben structuren, een stabiliteit en een stevigheid die afgestemd zijn op het gebruik dat ervan wordt gemaakt.

Inrichtingseisen werkplaats

Om gemakkelijk en veilig te kunnen werken dienen volgende basiseisen te worden nageleefd: • Hoogte lokalen minstens 2,5 m; • Beschikbare werkelijke werkruimte per werknemer van minstens 10 m³; • Vrije oppervlakte per werknemers van minstens 2 m². Er kan worden afgeweken van deze eisen onder volgende voorwaarden; • Het is technisch en objectief niet mogelijk en dit kan om gegronde

redenen niet worden geëist; • Op basis van risicoanalyse kan worden aangetoond dat afwijken hiervan

geen risico inhoudt voor de werknemers of dat de alternatieve maatregelen voldoende waarborgen bieden;

• Er is een voorafgaand advies gegeven door de preventieadviseur en een voorafgaand akkoord van het Comité PBW.

Arbeidsplaats aanpassen aan gehandicapte

Met de inrichting van de arbeidsplaatsen en de sociale voorzieningen moet voldoende rekening worden gehouden met de gehandicapte werknemers. Deuren, verbindingswegen, trappen, sociale voorzieningen en de werkposten zelf aanpassen aan de mogelijkheden en beperkingen van de gehandicapte medewerkers.

Algemene klimatologische omstandigheden

De klimatologische omstandigheden moeten aangepast zijn aan de aard van de activiteiten en mogen geen veiligheidsproblemen, gezondheidsklachten of hinder veroorzaken. Aandacht moet worden besteed aan o.a. volgende elementen: • Aangepaste temperatuur (bij zware lichamelijke arbeid mag de

temperatuur niet te hoog zijn, bij lichtere lichamelijke arbeid niet te laag); • De relatieve luchtvochtigheid moet voldoende comfort garanderen (te

hoge luchtvochtigheid hindert de afkoeling van het lichaam, een te droge lucht kan klachten veroorzaken aan de ogen (zeker voor lensdragers), kan keelpijn veroorzaken en kan gemakkelijk statische ladingen doen ontstaan). De comfortgrenzen liggen tussen de 40 en de 70 % relatieve luchtvochtigheid.;

• Tochtvorming moet zoveel mogelijk worden voorkomen (tocht is hinderlijk en kan bij lagere temperaturen een groter koude-gevoel geven). Algemeen wordt aangenomen dat een luchtverplaatsing van > 0,5 m/s moet worden vermeden.

Het kan nuttig zijn hiervoor metingen uit te voeren. U kunt hiervoor een beroep doen op PROVIKMO.

Orde en netheid werkplaatsen

De werkgever stelt een onderhoudsprogramma op en besteedt aandacht aan: • Geschikte schoonmaaktechnieken; • Geschikte schoonmaakmiddelen; • Geschikte schoonmaakproducten; • De frequentie van het onderhoud. De hygiëne in de arbeidsplaats moet worden gewaarborgd. Het afval wordt op regelmatige basis verzameld en passend opgeslagen overeenkomstig de specifieke regelgeving.

Vloeren De vloeren van de arbeidsplaatsen moeten vrij zijn van hobbels, putten en gevaarlijke hellingen. Niet verwijderbare hindernissen worden passend gesignaleerd. De vloeren moeten voldoende vast, stabiel en slipvast zijn.

Putten en gaten in de vloer

Putten en gaten in de vloer dienen ofwel te worden gedicht, voldoende stevig afgedekt of te worden voorzien van een stevige collectieve bescherming.

Page 12: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 12/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Ramen, bovenlicht en

ventilatieopeningen De ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatieopeningen dienen zo te worden voorzien dat ze: • Veilig kunnen worden geopend, geregeld, vastgezet en gesloten door de

werknemers; • In geopende stand geen risico veroorzaken; • Veilig kunnen worden onderhouden.

Betreden daken met onvoldoende weerstand

Toegang tot daken die onvoldoende weerstand bieden is slechts toegestaan indien passende maatregelen worden genomen zodat het werk veilig kan gebeuren. Dit kan door o.a.: • Het leggen van stevige aangepaste platen op het dak en/of; • Het aanbrengen van collectieve beveiliging onder de vorm van leuningen

en/of; • Het dragen van een valharnas bevestigd aan een stevig verankeringspunt

en/of; • Het voorzien van een vangnet

Luchtverversing De gesloten werkruimten dienen voldoende te worden verlucht zodat de veiligheid, gezondheid en comfort voldoende worden gewaarborgd. Vervuilde lucht dient te worden afgeleid en verse lucht dient te worden aangevoerd. Dit kan ofwel door natuurlijke ofwel door kunstmatige verluchting. Er dient minstens een luchtverversing te worden gerealiseerd van 30 m³ per uur en per werknemer. Afhankelijk van de uitgevoerde taak of de werkomgeving kan dit te weinig zijn. Indien een luchtverversingsinstallatie (ventilatie of airco) wordt gebruikt, dan moet deze installatie aan volgende eisen voldoen: • Er wordt enkel zuivere lucht aangevoerd en deze wordt gelijkmatig

verdeeld over de werklokalen; • De werknemers worden niet blootgesteld aan hinder door

temperatuurschommelingen, tocht, lawaai of trillingen; • Er wordt een aangepaste relatieve luchtvochtigheid gegarandeerd; • De installatie wordt degelijk onderhouden en wordt regelmatig

gecontroleerd door een bevoegd persoon; • Storingen worden door een controlesysteem gemeld.

Veilige opslag van goederen, materialen en voorwerpen

Goederen, materialen en voorwerpen moeten op een stabiele manier worden opgeslagen zodat ze niet kunnen vallen (stevige rekken, voorkomen van wegrollen, wegschuiven of omvallen, ...). Wanneer bij gebruik, behandeling of vervoer van deze zaken voorwerpen zouden kunnen vallen, worden passende maatregelen genomen om dit toch te voorkomen (vb. vastmaken, ondersteunen, ...).

Betreden risicozones Zones met glij- of valgevaar, beknellingsgevaar of met gevaar voor vallende voorwerpen worden zo afgeschermd en aangeduid dat ze niet toegankelijk zijn voor de werknemers. Wanneer betreden van deze zone toch noodzakelijk is, mag dit enkel voor de werknemers die in de zone onmisbaar zijn en met de nodige toestemming. Voor deze werknemers worden passende maatregelen genomen dat dit toch veilig kan gebeuren (vb. voorzien opleiding, persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken, vergrendelingsprocedures toepassen, ...).

Verhoogde platforms Verhoogde platforms dienen voldoende veiligheid te bieden tegen vallen en vallende voorwerpen: • Betreden via veilige trap; • Het platform is voorzien van vereiste stevige leuningen (op 1 m tot 1,2 m

hoog en een tussenleuning op 0,4 m tot 0,5 m hoog) en een stootplint van 15 cm;

• Indien de leuningen moeten kunnen worden weggenomen, mag dit geen risico opleveren.

Page 13: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 13/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Trappen Een trap dient te beantwoorden aan de regels van een goed vakmanschap:

• Aangepaste hellingshoek; • Voorzien van stevige leuningen op een aangepaste hoogte (zeker aan de

risicozijde en indien nodig aan beide zijden); • Hoogte van de treden allemaal gelijk; • De diepte van de treden voldoende diep; • De treden onbeschadigd, vetvrij en best voorzien van een antislipprofiel

Transparante of lichtdoorlatende wanden

Om ongevallen door er tegenaan te lopen en door glasbreuk te voorkomen dienen volgende zaken te worden nageleefd: • Vermijden van glazen wanden te gebruiken in de buurt van werkposten of

doorgangen; • Indien aanwezig, gemaakt uit veiligheidsmateriaal of beveiligd tegen

indrukken; • Wanden dienen duidelijk te worden gemarkeerd

Transparante en lichtdoorlatende deuren

Om ongevallen door er tegenaan te lopen en door glasbreuk te voorkomen dienen volgende zaken te worden nageleefd: • Gemaakt uit veiligheidsmateriaal of beveiligd tegen indrukken • Duidelijke gemarkeerd op ooghoogte

Klapdeuren en -poorten • Deze dienen te zijn gemaakt uit doorzichtig veiligheidsmateriaal of; • Te worden voorzien van doorzichtige panelen uit veiligheidsmateriaal.

Naar boven opengaande poort

Om te voorkomen dat een poort onverwacht naar beneden komt en letsels of schade veroorzaakt, dient de poort te worden voorzien van veiligheidssysteem dat dit voorkomt (vb. een veer- of kabelbreukbeveiliging - vraag een attest van de plaatser)

Beveiliging automatische deuren en poorten

Deuren en poorten die automatisch openen en sluiten dienen voldoende veilig te zijn: • Voorzien van een duidelijke noodstop die steeds bereikbaar is; • Ze moeten kunnen met de hand worden geopend of automatisch openen

bij een energiestoring. Schuifpoort Deze dient te zijn beveiligd om te voorkomen dat ze valt:

• Voorzien van een stop op het einde van de rail • Voorzien van een tweede geleider naast de rail om omvallen te

voorkomen Verlichting van de

werkplaats In de arbeidsplaatsen (binnen en buiten) dient voldoende daglicht te worden voorzien. Indien dit niet mogelijk is of ontoereikend, moet een adequate kunstverlichting worden voorzien, eventueel aangevuld met een plaatselijke verlichting. Op basis van risicoanalyse bepaalt de werkgever aan welke eisen de verlichting moet voldoen Er dient rekening te worden gehouden met volgende elementen: • Voldoende sterke verlichting (afhankelijk van de aard van het werk); • De verlichting zelf mag geen risico veroorzaken (geen verblinding, geen

grote verschillen, geen stroboscopisch effect op draaiende machines, e.d.);

• Uniform verdeeld over de werkplaats; • Geen oogvermoeidheid veroorzaken; • Geen oververhitting; • Geen geurhinder; • Indien nodig bijkomende aandacht voor de natuurgetrouwe

kleurweergave; Noodverlichting Daar waar risico’s zijn voor de werknemers wanneer de verlichting uitvalt, dient

noodverlichting te worden voorzien. Deze noodverlichting moet ook een gemakkelijke en vlotte evacuatie mogelijk maken. De noodverlichting dient periodiek te worden nagezien en de resultaten van de nazichten dienen te worden opgevolgd.

Page 14: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 14/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Werkzones op de WERF De zones waar de activiteiten worden uitgevoerd zijn steeds ordentelijk, er is

voldoende werkruimte voor de uitvoerenden, de doorgangen worden voortdurende vrijgehouden, er is geen gevaar tot vallen.

Verlichting werkzones Bij werkzaamheden in donkere omstandigheden moet er voldoende lichtsterkte worden voorzien. Deze werkzaamheden kunnen voorvallen bij avond- en ochtendwerk, in donkere ruimtes en plaatsen, …. Deze werkzones zijn voldoende verlicht, naast de algemene verlichting dient, indien nodig; bijkomende lokale verlichting te worden voorzien. Er is voor de uitvoerenden geen hinder door verblinding of door gevaarlijke schaduwvorming op het werkoppervlak. Indien noodzakelijk moeten lichtmetingen worden uitgevoerd.

Veilig uitvoeren van tijdelijke werken op hoogte

Wanneer de werknemers tijdelijke werkzaamheden moet uitvoeren op hoogte dient de werkgever: - materiële maatregelen te nemen zodat de werknemers kunnen beschikken over geschikte arbeidsmiddelen, hierbij houdt hij rekening met: - de ergonomische omstandigheden - een geschikte werkvloer die voldoende veiligheid waarborgt - de eigenschappen van het arbeidsmiddel aangepast aan de werkzaamheden en de belasting - het voorzien van collectieve beschermingsmiddelen boven het voorzien van persoonlijke beschermingsmiddelen - de keuze van geschikte toegangsmiddelen met mogelijkheid tot ontruiming in geval van nood - het overstappen mag geen gevaar opleveren - wanneer collectieve beschermingsmiddelen tijdelijk moeten worden verwijderd, dan vervangende voorzieningen treffen - organisatorische maatregelen te nemen zodat de werknemers kunnen beschikken over geschikte arbeidsmiddelen, hierbij houdt hij rekening met: - keuze van arbeidsmiddelen die gebouwd zijn volgens de geldende reglementering - uitvoeren van dit soort werken wanneer de weersomstandigheden dit toelaten

Openingen Alle openingen in bodems en werkoppervlakken, die een valgevaar kunnen betekenen, worden met de passende middelen (platen, afdekplaten, ..) afgedekt of voorzien van de nodige leuningen. Indien noodzakelijk, worden daarbij de passende signaleringen aangebracht.

Voorlopige trappen Een veilige trap beantwoordt aan volgende eisen: - Voldoende stevig; - Niet te steil (maximum 75°); - Een leuning van 75 cm hoogte, aan de risicozijde (valgevaar); - Trappen, breder dan 150 cm zijn aan beide zijden van een leuning voorzien; - Hoogte van de treden maximum 25 cm - Diepte van de treden tussen 14 – 22 cm - Vetvrij, onbeschadigd en best voorzien van een antislipprofiel.

Planken Planken en stukken hout, voorzien van nagels die gevaarlijk kunnen zijn, worden onmiddellijk naar de betreffende afvalcontainer gebracht ofwel worden deze nagels verwijderd. Er wordt voor gezorgd dat geen dergelijke planken of stukken hout rondslingeren op de werf.

Kabels op de werf Kabels, leidingen en slangen worden gepast en veilig uit de doorgangen en werkoppervlakken weggehouden. Ze worden zo geplaatst dat er geen beschadigingen kunnen optreden. Ook wordt voorzien dat ze stevig zijn opgehangen.

Page 15: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 15/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 1.3 Transport Organisatie intern

transport Ter voorkoming van schade en letsels dienen we bij het ontwerp en de inrichting van de arbeidsplaatsen (binnen en buiten) voldoende rekening te houden met het noodzakelijke transport. Hiertoe dient een intern verkeersplan te worden opgemaakt met aandacht voor: • Weren van voetgangers en onbevoegden uit de transportzones; • Voorzien van voldoende en aangepaste ruimte; • Afbakening en respecteren van zones voor transport, opslag en productie; • Afspraken in verband met rijgedrag (rijrichting, snelheid, ...); • Voorzien van ondersteunende pictogrammen, verkeersborden, spiegels,...; • Voorzien in de nodige opleiding en instructies.

Aparte doorgangen voor voertuigen en voetgangers

In de onmiddellijke nabijheid van poorten, hoofdzakelijk bestemd voor voertuigen dient een deur te worden voorzien voor voetgangers, tenzij de doorgang voldoende veilig is. Deze deur moet altijd vrij zijn en te worden voorzien van de vereiste signalering. Voor gebouwen van voor 1/1/1993 en die nadien niet aanzienlijk werden verbouwd, mag van deze regel worden afgeweken. Andere passende maatregelen moeten dan wel de nodige veiligheidsgaranties bieden.

Veilige laadkaaien en laadplatforms

Laadkaaien en laadplatforms moeten voldoende zijn aangepast aan de aard van de voertuigen en van de goederen. De laadkaaien en laadplatforms moeten altijd worden voorzien van minstens 1 veilige uitgang die altijd bereikbaar moet zijn. Voor grotere, dient aan beide uiteinden een uitgang te worden voorzien. Laadplatforms dienen ook zo te worden beveiligd dat de werknemers die er gebruik van maken er niet kunnen afvallen (leuningen waar nodig) en niet kunnen geklemd geraken (wielstop voor de voertuigen).

Transport hulpmiddelen Ter voorkoming van ongevallen en schade is het van belang rekening te houden met o.a. volgende elementen: • Kies transportmiddelen, aangepast aan het doel; • Gebruik deze transportmiddelen ook enkel waarvoor ze bedoeld zijn; • De transportmiddelen mogen alleen gebruikt worden door bevoegd en

opgeleid personeel; • Voorzie veiligheidsinstructiekaarten en licht deze toe aan de gebruikers; • Zorg, indien van toepassing, voor het nodige gezondheidstoezicht wegens

uitoefenen van een veiligheidsfunctie. Verkeer op de werf Er wordt op toegezien dat het werfverkeersplan voor de werf is opgesteld en

wordt toegepast. Er is een minimaal gevaar voor aanrijdingen omdat : - er voldoende ruimte is, het verkeersplan wordt gevolgd; - het verbod tot toegang voor onbevoegden stipt wordt toegepast; - het bestuur van de voertuigen gebeurt uitsluitend door bevoegd en opgeleid personeel; - de bestuurders hebben een veilig en defensief rijgedrag; - de bestuurders zijn door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer geschikt bevonden voor het uitvoeren van een veiligheidsfunctie; - er is een duidelijk signalisatie aanwezig op de werf; - er voldoende verlichting is om een veilig verkeer te verzekeren; - de wegen, die bereden worden, in een voldoende veilige staat zijn.

Page 16: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 16/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Torenkraan De torenkraan is op een weloverwogen plaats opgesteld.

Er is geen conflictsituatie met andere kraan / hijstoestel / … mogelijk. De keuring wordt door een EXTERNE DIENST VOOR TECHNISCHE CONTROLE OP DE WERKPLAATS jaarlijks of bij iedere opbouw voor de structuur en driemaandelijks voor de toebehoren uitgevoerd. De bedienaar: - heeft de passende opleiding genoten (er kan worden aangetoond dat hij deze opleiding heeft genoten); - heeft een veiligheidsfunctie (cfr gezondheidstoezicht door preventieadviseur- arbeidsgeneesheer); - bekijkt voor het besturen van de kraan of alles in goede staat is; - heeft steeds oogcontact met de seingever. De passende persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gedragen (o.a. helm, handschoenen, veiligheidsschoenen, passende kledij, signaalkledij, …).

Bouwlift De bouwlift dient aan volgende eisen te voldoen: - voldoende beveiligd (afscherming van werkende delen); - opgesteld op een stevige en stabiel ondergrond; - de bediening moet gebeuren door een bevoegd en opgeleid personeel; - gezien de bedienaar een veiligheidsfunctie uitoefent, is hij onderworpen Aan gezondheidstoezicht; - de lift moet periodiek worden gekeurd door een EXTERNE DIENST VOOR TECHNISCHE CONTROLE OP DE WERKPLAATS; - de lift dient geregeld te worden nagezien door een bevoegd persoon.

Graafmachine (type Bobcat)

Het gebruik van de graafmachine gebeurt door een bestuurder die : - de gepaste opleiding heeft genoten (er kan worden aangetoond dat hij deze opleiding heeft genoten); - heeft een veiligheidsfunctie (cfr gezondheidstoezicht door preventieadviseur- arbeidsgeneesheer); - bekijkt voor het besturen van de graafmachine dat het geheel van de inrichting in goede staat is; - …. Indien het toestel gebruikt wordt voor het hijsen van hangende lasten, dan moet een EXTERNE DIENST VOOR TECHNISCHE CONTROLE OP DE WERKPLAATS de wettelijke controle uitvoeren.

Rijgeschiktheidsattest De vrachtwagenchauffeurs, ook zonder begeleiding, moeten beschikken over een geldig rijgeschiktheidsattest. Dit rijgeschiktheidsattest is geldig gedurende: - maximaal 5 jaar tot de leeftijd van 50 jaar; - maximaal 3 jaar vanaf de leeftijd van 50 jaar.

Page 17: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 17/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 1.4 Brandgevaar en evacuatie Risicoanalyse brand Om te bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn, dient een risicoanalyse te

worden uitgewerkt. Hierbij worden de waarschijnlijke scenario’s en de omvang van de voorspelbare gevolgen in kaart gebracht. Op basis van deze risicoanalyse worden materiële en organisatorische maatregelen genomen met als doel: • Brand voorkomen; • De veiligheid en indien nodig de snelle evacuatie verzekeren; • Vlug en efficiënt elk begin van brand bestrijden; • De schadelijke gevolgen van een brand beperken; • De tussenkomst van de openbare hulpdiensten vergemakkelijken. Bij deze risicoanalyse dient rekening te worden gehouden met: • De waarschijnlijkheid van de gelijktijdige aanwezigheid van een brandstof,

zuurstof en een ontstekingsbron; • De gebruikte arbeidsmiddelen, stoffen, processen en hun interactie; • Aard van de activiteiten; • Grootte van de onderneming; • Aantal aanwezige personen in de onderneming; • Specifieke risico’s van bepaalde groepen van aanwezige personen; • Ligging en de bestemming van de lokalen; • Aanwezigheid van meerdere ondernemingen op dezelfde of aanpalende

arbeidsplaats; • Werkzaamheden, uitgevoerd door externe ondernemingen. De resultaten van deze risicoanalyse dienen te worden voorgelegd aan de werknemers (Comité PBW, bij ontstentenis aan de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis via rechtstreekse participatie)

Tussenkomst hulpdiensten De tussenkomst van de openbare hulpdiensten moet maximaal worden gewaarborgd. Hiervoor dient aandacht te worden besteed aan o.a.: • Snelle en efficiënte manier van oproepen van de hulpdiensten; • Ervoor zorgen dat de hulpdiensten vlug naar de plaats van onheil worden

geleid; • Goede communicatie met de hulpdiensten tijdens de interventie; • Ter beschikking stellen van het interventiedossier (aan ingang gebouw) • Strikt opvolgen van de instructies van de hulpdiensten.

Brandbestrijdingsdienst Elke onderneming dient een brandbestrijdingsdienst op te richten die beschikt over de nodige middelen en voldoende is opgeleid. De taken van deze dienst zijn: • Erop toezien dat de brandmelding gebeurt; • Erop toezien dat een passend gevolg wordt gegeven aan het brandalarm; • Een beginnende brand kunnen bestrijden (steeds met 2 personen en

zonder zichzelf en anderen in gevaar te brengen); • Het in veiligheid brengen van alle personen in afwachting van de

tussenkomst van de openbare hulpdiensten; • Ermee voor zorgen dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn; • Meewerken aan de risicoanalyse brand en het ontwikkelen van de te

volgen procedures en instructies; • Signaleren van knelpunten die brand kunnen uitlokken of evacuatie

kunnen hinderen. Om de werking van de dienst te kunnen garanderen, dient de werkgever te zorgen voor de nodige opgeleide personen en noodzakelijke middelen. Hiervoor wordt het advies gevraagd aan de bevoegde preventieadviseur en het comité en In voorkomend geval aan de bevoegde openbare hulpdienst.

Page 18: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 18/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Intern noodplan mbt

brand De noodprocedure ‘brand’ maakt deel uit van het intern noodplan van de onderneming. Hierin dienen de te volgen procedures en instructies te worden opgenomen die moeten worden gevolgd.

Instructies, opleiding, oefening

De noodprocedure ‘brand’ dient voorwerp uit te maken van opleiding. Voor nieuwe werknemers dient dit de eerste werkdag al aan bod te komen. Deze procedure dient bovendien minstens jaarlijks te worden geoefend. Op basis van de resultaten van deze oefeningen kan het nodig zijn aanpassingen door te voeren.

Brandpreventiedossier Elke onderneming dient een brandpreventiedossier op te stellen. Volgende elementen moeten hierin worden opgenomen: • De risicoanalyse brand en bijhorende preventiemaatregelen: • De beschrijving van de organisatie van de brandbestrijdingsdienst; • De procedures in het kader van de noodprocedure ‘brand’; • Het evacuatieplan van de onderneming; • Het interventiedossier bestemd voor de hulpdiensten; • Vaststellingen die gedaan werden naar aanleiding van de

evacuatieoefeningen; • Een lijst met alle beschermingsmiddelen tegen brand (snelblussers, haspels,

rookluiken, detectie- en alarmmiddelen, …) met aanduiding op het plan; • Data van controles en onderhoudsbeurten van beschermingsmiddelen

tegen brand, van de gas-, verwarmings- en airco-installaties en van elektrische installaties evenals de gedane vaststelling;

• Lijst met de afwijkingen die werden verleend op basis van ARAB art.52; • Adviezen van preventieadviseur, arbeidsgeneesheer, Comité PBW en

openbare hulpdiensten; • Informatie die al werd overgemaakt op vraag van de openbare

hulpdiensten in het kader van de noodplanning. Dit dossier moet actueel worden gehouden.

Interventiedossier Aan de ingang van elk gebouw dient ten behoeve van de hulpdiensten een interventiedossier te worden voorzien. In dit dossier dienen volgende elementen te worden opgenomen: • Evacuatieplannen per niveau met aanduiding van

o Indeling en bestemming van de lokalen o Aanduiding van de compartimenteringsgrenzen o Aanduiding van de lokalen met een verhoogd brandrisico o Aanduiding van alle (nood)-uitgangen, verzamelplaats en het tracé

van de evacuatieweg o Lijst van de beschikbare beschermmiddelen tegen brand

(blusmiddelen, detectie, rookafvoer, brandcentrale, …) en aanduiding op het plan

o Locatie elektrische installaties, afsluiters van alle gebruikte fluïda (water, gas, stookolie, …) en afsluiters ventilatiesystemen

• Informatie die door de hulpdiensten werd opgevraagd en overgemaakt in het kader van de nood- en interventieplanning

Opslag brandgevaarlijke materialen

Bij het plaatsen van brandbare producten en materialen in de werkplaats of op de bouwplaats dient men het nodige te doen om brand en branduitbreiding te voorkomen: • Indien nodig respecteren van de voorschriften voor lokalen van de 1ste of

2de groep; • Voldoende afstand bewaren tot ontstekingsbronnen; • Gebruik onbreekbare recipiënten; • Rekening houden met zelfontbranding (vb. bij poetsdoeken) • Echte opslag dient te worden georganiseerd buiten de eigenlijke

werkplaats / bouwplaats op een aangepaste en brandveilige manier.

Page 19: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 19/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Opslag brandgevaarlijke

vloeistoffen Dit is opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan onder de rubriek concrete afspraken - bouwheer, hoofdaannemer, onderaannemer - en in het bouwplaatsreglement. De opslag dient te beantwoorden aan de regels opgelegd in het KB 130398 indien een bepaald volume aanwezig is (≥ 50 l (zeer) licht ontvlambare vloeistoffen; ≥ 500 l ontvlambare vloeistoffen of ≥ 3000 l brandbare vloeistoffen): • Geen opslag in de werkplaats (behalve voor 1 dag) • Geen opslag in de kelder • Voorzien van een brandveilig opslaglokaal binnen het gebouw (lokaal van

de 1ste groep cfr. ARAB art.52) of buiten (volledig opgetrokken uit onbrandbaar materiaal)

• Gebruik van brandveilige kast (onder bepaalde voorwaarden) • Niet samen met producten die brandbevorderend zijn of de verpakking

van de vloeistoffen kunnen aantasten • Voorzien van de nodige inkuiping (volledig vloeistofdicht; de kuip kan

grootste recipiënt bevatten én ¼ van het totaal opgeslagen volume of 1/10 indien bijkomende brandbestrijdingsmiddelen)

• Explosieveilige elektrische installatie (zonering toepassen) • Voorzien nodige brandbestrijdingsmiddelen • Alleen toegankelijk voor bevoegden (instructies en opleiding)

Overige lokalen met verhoogd brandrisico

Voor de lokalen met een verhoogd brandrisico dienen op basis van risicoanalyse, indien nodig, aanvullende preventiemaatregelen worden genomen. Dit kan van toepassing zijn voor o.a.: • De keuken; • Opslagplaats van sommige grondstoffen / producten (papier, karton,

textiel, hout, kunststoffen, …); • Opslagplaatsen van afvalstoffen; • Technische ruimte ventilatie; • Serverlokaal; • Hoog- en laagspanningscabine; • …

Detectiemiddelen Detectiemiddelen dienen te worden voorzien waar nodig: • Gasdetectie, gekoppeld aan een gasafsluiter boven de gasgestookte

stookinstallatie; • Rookdetectie, gekoppeld aan een alarm in o.a. de traphallen,

opslagplaatsen, technische ruimten, boven de stookinstallatie (anders gestookt dan met gas);

• Hittedetectie in de keukens (geen rookdetectie); • …

Stookplaats Deze moet brandveilig worden ingericht: • Wanden van de stookplaats met voldoende brandweerstand (≥ 1 uur); • Voorzien van een zelfsluitende branddeur met ≥ ½ uur brandweerstand die

in geopende stand niet kan worden geblokkeerd; • Ruimte voldoende aangepast verluchten; • Voorzien van de nodige blusmiddelen; • Indien nodig voorzien van rook- of gasdetectie; • Toegangsverbod voor onbevoegden; • Geen opslag in deze ruimte.

Page 20: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 20/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Stookinstallatie Deze moet voldoende veiligheidswaarborgen bieden tegen brand:

• Schoorsteen onbrandbaar en degelijk onderhouden • Indien stookinstallatie in de werkplaats - voldoende afstand bewaren tot

brandbare materialen • Bij vloeibare of gasvormige brandstoffen dient de toevoer automatisch af

te sluiten bij oververhitting, doven van de vlam, stilvallen van de brander • Kanalen van warme luchtblazer onbrandbaar en geen asbest • De lucht die wordt aangezogen voor de warme luchtbrander moet

worden aangevoerd van buiten de stookplaats en van buiten de werkplaats. Deze lucht passeert een brandvrije stoffilter.

Waarschuwing, alarm en melding

De nodige middelen moeten worden voorzien. De werking ervan dient altijd te worden gewaarborgd: • Waarschuwing: bij een beginnende brand of bij brandgevaar dient hiervan

een aangeduide persoon te worden op de hoogte gebracht (telefoon, waarschuwingsknop, …)

• Alarm: bij noodzaak tot evacuatie dient een signaal te worden gegeven dat overal en door iedereen waarneembaar is en niet kan worden verward met andere signalen

• Ook bij elektriciteitspanne dient het alarm de nodige waarborgen te bieden

• Melding: bij brand dienen de openbare hulpdiensten te worden geïnformeerd zodat onmiddellijk en doeltreffend kan worden opgetreden.

Snelle en veilige evacuatie van personen

Bij het horen van het alarmsignaal wordt onmiddellijk geëvacueerd naar de aangeduide verzamelplaats. Om dit te kunnen garanderen dienen volgende zaken te worden gewaarborgd: • Voldoende ruime evacuatiewegen, trappen en uitgangen voorzien en

deze ook steeds vrijhouden (≥ 80 cm); • Voldoende brede deuren voorzien (≥ 70 cm); • Voorzien van voldoende (nood)uitgangen (afhankelijk van aantal

aanwezige personen en niveau van de lokalen); • Nooduitgangen zijn steeds open of zijn gemakkelijk te openen en openen

ook in de vluchtrichting; • Voorzien van de nodige veiligheidsverlichting (voldoende zichtbaarheid

garanderen voor minstens 1 uur); • Voorzien van de nodige veiligheids- en gezondheidssignalering; •

Aanbrengen evacuatieplannen

Nabij de ingangen van elk gebouw en op elk niveau dienen evacuatieplannen te worden aangebracht met aanduiding van: • Indeling en bestemming van de lokalen • Aanduiding van de compartimentsgrenzen • Ligging (nood)-uitgangen, verzamelplaatsen en tracé van de

evacuatiewegen. Blusmiddelen Het aantal en type van de blusmiddelen zijn opgenomen in het veiligheids- en

gezondheidsplan onder de rubriek concrete afspraken – bouwheer, hoofdaannemer, onderaannemer – en in het bouwplaatsreglement. Blusmiddelen moeten voldoende in aantal aanwezig zijn en geschikt voor het type brand: • Eén bluseenheid (= 6 kg ABC poeder of 12 kg CO2) per 150 m² voor zones

met een beperkt brandrisico • In zones met een groter brandrisico dienen, op basis van de risicoanalyse

en na overleg met de plaatselijke brandweer, meer bluseenheden te worden voorzien

• De blusmiddelen zijn steeds bereikbaar en voorzien van een pictogram

Page 21: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 21/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Vuurvergunning Wanneer brandgevaarlijke werken worden uitgevoerd (vb. lassen, slijpen,

werken met open vlam, …), zowel door intern personeel als door externe ondernemingen, dient een vuurvergunning te worden opgemaakt en gerespecteerd. Hierin wordt vastgelegd welke maatregelen moeten worden genomen: • Voor de aanvang van de werken • Tijdens de uitvoering van de werken • Na de uitvoering van de werken De verantwoordelijke maakt dit document op. Na toelichting wordt de vuurvergunning ondertekend door beide partijen.

Periodieke controles en onderhoud

• Om de effectieve werking van de collectieve beschermingsmiddelen tegen brand te waarborgen worden ze regelmatig onderhouden en nagezien. Dit is van toepassing voor o.a.: o Detectiemiddelen o Branddeuren / compartimenteringen o Waarschuwings-, meldings- en alarmmiddelen o Blusmiddelen o Veiligheidsverlichting o Rookluiken o …

• Verder dienen ook de stook- en de gasinstallatie minstens jaar te worden nagezien

• Van deze nazichten dient een register te worden bijgehouden • De opvolging van de gedane vaststellingen dient te worden gewaarborgd

Externe ondernemingen Wanneer externe ondernemingen werkzaamheden uitvoeren geeft de opdrachtgever de nodige informatie over: • De brandrisico’s in de onderneming die voortvloeien uit de inrichting van

de lokalen, de stoffen die opgeslagen of behandeld worden, gevaarlijke installaties en de activiteiten die in de onmiddellijke omgeving worden uitgevoerd.

• De preventiemaatregelen die worden getroffen. • Te volgen instructies in noodsituatie • … De opdrachtgever moet erop toezien dat de externe onderneming de informatie begrijpt en de nodige preventiemaatregelen naleeft.

1.5 Explosiegevaar Explosieveiligheids-

document Elke onderneming dient na te gaan of er zich in de onderneming explosierisico's aandienen (aanwezigheid van een (aard)-gasinstallatie, opslag en gebruik brandgevaarlijke vloeistoffen, ontstaan van explosiegevoelige damp/lucht of stof/luchtmengsels, opladen batterijen, ...). Indien deze risico's zich aandienen, dienen de nodige technische en organisatorische maatregelen te worden genomen om die risico's te beperken. De resultaten van deze risicoanalyse en de hieraan gekoppelde preventiemaatregelen, dienen te worden vastgelegd in het explosieveiligheidsdocument.

Benzine op de werf De hoeveelheid benzine die nodig is op de werf wordt tot een minimum herleid en overschrijdt het dagverbruik niet. Het wordt bewaard in een daartoe voorziene houder en op een aangepaste en veilige plaats. Bij het tanken van benzine worden volgende maatregelen genomen: - geen vuur, vlam of vonkvorming in de buurt - niet roken - voldoende verluchting - snelblusser bij de hand

Page 22: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 22/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Opslag gasflessen Deze dient te beantwoorden aan o.a. volgende punten:

- Flessen soort per soort, volle en lege apart - Beschermd tegen de invloed van zonlicht - Kap steeds over de kraan en beveiligd tegen omvallen - Respecteren van de voorgeschreven afstandsregels - De hoeveelheid is beperkt tot het dagverbruik - Geen opslag in de kelderverdieping Een explosieveiligheidsdocument moet worden opgemaakt. Dit document dient volgende gegevens te bevatten: - administratieve gegevens en beschrijving van de opslagplaats - resultaten van de risicoanalyse (uit te voeren in samenwerking met de interne en eventueel externe dienst PBW) - de indeling in gevarenzones als gevolg van de risicoanalyse (voorgelegd ter goedkeuring aan een externe dienst voor technische controle op de werkplaats en de dienst Toezicht op het Welzijn op het Werk) - toe te passen beheersmaatregelen

Gebruik gasflessen Bij het gebruik van gasflessen zorgt men ervoor dat : - Na gebruik de fles wordt afgesloten en de bescherming op de afsluitkraan wordt geplaatst. - De flessen worden rechtopstaand gebruikt of onder een hoek van minimum 30° en kunnen niet omvallen. - De inrichtingen, op de gasfles aangesloten, worden regelmatig op lekdichtheid getest door een bevoegd en aangesteld persoon, dit wordt geregistreerd. - De gasflessen worden met zachtheid behandeld, er worden geen bruuske handelingen mee verricht. - De volle flessen worden van de lege flessen gescheiden en zijn tevens duidelijk aangeduid.

Rookverbod Het rookverbod wordt stipt opgevolgd bij de kritieke taken als, overgieten benzine, aansluiten van gasflessen, …)

1.6 Elektrische installatie Risicoanalyse elektrische

installatie Elke onderneming dient van al zijn elektrische installaties (hoogspanning, laagspanning, mobiele installaties, ...) een risicoanalyse uit te voeren. Het doel van deze risicoanalyse is het nemen van gepaste technische en organisatorische maatregelen zodanig dat de risico's in de meest ruime zin worden beheerst (elektrisering, elektrocutie, brand, explosie, ...). Voor de oudere ‘ARAB-installaties’ diende dit te worden uitgevoerd vóór 31/12/2014. Deze ARAB-installaties zijn: • Installaties van voor 01/10/1981 en wanneer men geen eigen

elektriciteitsdienst heeft, bemand met iemand met codificatie BA4 of BA5 • Installatie van voor 01/01/1983 en wanneer men wel een eigen

elektriciteitsdienst heeft, bemand met iemand met codificatie BA4 of BA5 Voor de recentere ‘AREI-installaties’ diende dit al te gebeuren vóór de indienststelling (volgens KB Welzijnsbeleid en KB Arbeidsmiddelen)

Uitvoeren van de nodige preventiemaatregelen

De knelpunten, vastgesteld ter gelegenheid van deze risicoanalyse, dienen allemaal te zijn uitgevoerd. Voor de oudere ARAB-installaties dienen de preventiemaatregelen te worden uitgevoerd voor 31/12/2016. Deze einddatum kan worden verlengd tot 31/12/2018 indien een gedetailleerd actieplan werd opgesteld en indien dit plan ook werd voorgelegd aan het Comité PBW voor advies.

Page 23: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 23/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Proces Verbaal van

gelijkvormigheid of 1ste Controleverslag

Van de AREI-installatie dient men te beschikken over een Proces-Verbaal van gelijkvormigheid, opgesteld door een erkend organisme. Voor de oudere ARAB-installaties of AREI-installaties die nog werden aangepast en waarvoor t.g.v. de wijziging geen controle werd uitgevoerd, diende een eerste controle te gebeuren voor 01/01/2014

Aangepaste elektrische installatie

Het elektrisch materiaal en materieel dient geschikt te zijn voor de omstandigheden waarin het wordt gebruikt. Hiertoe dient het over een voldoende beschermingsgraad te beschikken. Dit zijn o.a.: • IPXY-graad (X staat voor beschermingsgraad tegen invloed van vreemde

voorwerpen zoals vb. stof en Y staat voor de beschermingsgraad tegen de invloed van water); (op de werf minimum IP44 )

• Ex (staat voor een beschermingsgraad tegen explosies door vonkvorming); • Beschermd tegen de invloed van warmte of hitte; • Beschermd tegen invloed van trillingen • ...

Veilig werken aan de elektrische installatie

Wanneer werken moeten worden uitgevoerd aan de elektrische installatie (door eigen personeel of door derden), dient de installatieverantwoordelijke de nodige informatie en instructies te geven zodat de werken veilig kunnen worden uitgevoerd. Dit heeft o.a. betrekking op: • Het type elektriciteitsnet; • Het principieel verbod om te werken onder spanning; • Het toepassen van de nodige vergrendelingsprocedure; • ...

BA4/BA5 De werkgever dient de bekwaamheden van de werknemers die werken uitvoeren aan elektrische installaties vast te leggen door de toekenning van een code BA4 (= gewaarschuwde) of BA5 (= vakbekwaam). Voor deze toekenning dient de werkgever rekening te houden met: • kennis van de werknemer door opleiding of ervaring • de aard en de verscheidenheid van de elektrische installatie (hoog- of

laagspanning, netstelsel, aard van het toegepaste materiaal, ...) waarvoor deze kennis geldt

• de aard van de activiteiten die dienen te worden verricht (werken onder spanning, uitvoeren van schakelactiviteiten, controles, inspecties, meetwerkzaamheden, ...) waarvoor deze kennis geldt

De werkgever dient een document op te maken waarin deze bekwaamheden traceerbaar zijn. Dit document maakt melding van: • naam van de werknemer • toegelaten werkzaamheden aan welke installaties • eventuele geldende beperkingen • de geldigheidsduur • eventuele voorwaarden tot behouden van de bekwaamheden

Documentatie elektrische installatie

De werkgever dient van de elektrische installaties een dossier aan te leggen met o.a.: • De naam van de installatieverantwoordelijke; • Het verslag van een eenvormigheidsonderzoek en de verdere

keuringsverslagen van de Externe Dienst Technische Controle op de Werkplaats;

• Het eendraadschema van de installatie; • Het plan van uitwendige invloeden van de installatie; • De resultaten van de risicoanalyse en de vastgelegde

preventiemaatregelen; • De bepalingen van de bevoegdheden in het kader van BA4 en BA5.

Elektrische handmachines

Beschadigde elektrische handmachines kunnen ernstige risico's met zich meebrengen: • Gebruik alleen onbeschadigde machines • Controleer de machines regelmatig op defecten en herstel oordeelkundig

Page 24: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 24/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Verlengkabels • Verlengkabels en kabelhaspels dienen zich steeds in goede staat te

bevinden • Geregeld nazicht is nodig • Rol kabelhaspels volledig af bij gebruik om oververhitting te voorkomen • Leg kabels zo in de werkplaats dat zij niet kunnen worden beschadigd en

geen hindernis vormen 1.7 Veiligheids- en gezondheidssignalering Signalering • De nodige signalering is aangebracht

• De signalering voldoet aan de reglementering • De werknemers hebben hierover instructies en een opleiding gekregen

1.8 Periodieke controles en nazichten Periodieke controle De nodige periodieke controles werden uitgevoerd door een Externe Dienst

voor Technische Controle op de Werkplaats - o.a.: • Elektrische laagspanninginstallatie (ingebruikneming, uitbreiding en 5-

jaarlijks) • Elektrische hoogspanningsinstallatie (ingebruikneming, uitbreiding en

jaarlijks) • Hefwerktuigen en toebehoren (3-maandelijks) • Liften (3-maandelijks en bij onderhoudscontract bij erkende onderneming

6-maandelijks) • Compressoren met een tankinhoud van minstens 300 l • ... Strengere eisen kunnen zijn opgelegd in de vergunningsvoorwaarden. Van deze controles zijn de attesten aanwezig en de eventuele tekorten werden in orde gebracht.

Periodieke nazichten De nodige periodieke nazichten werden uitgevoerd door een bevoegd persoon (= aangestelde van de werkgever die voldoende deskundig is, extern of intern) o.a.: • Elektrische laagspanninginstallatie (minstens jaarlijks) • Elektrische hoogspanningsinstallatie (minstens 3-maandelijks) • Verwarmingsinstallatie (minstens jaarlijks) • Brandblusinstallatie (minstens jaarlijks) • Gasinstallatie (minstens jaarlijks) • Rookdetectie, gasdetectie (minstens jaarlijks) • Alarmmiddelen (minstens jaarlijks) • Ladders (minstens jaarlijks) • ... Deze nazichten worden geregistreerd en de eventuele tekorten worden in orde gebracht

1.9 Arbeidsongevallen Aangifte aan de

arbeidsongevallen-verzekering

Elk arbeidsongeval met letsel dient te worden aangegeven door middel van een arbeidsongevallenaangifte aan de arbeidsongevallenverzekering binnen de 8 kalenderdagen

Arbeidsongevallensteek-kaart

Voor arbeidsongevallen met een werkverlet van minstens 4 dagen (de dag van het ongeval niet meegerekend) dient de preventiedienst ook een arbeidsongevallensteekkaart op te maken en minstens 10 jaar te bewaren. De arbeidsongevallenaangifte kan dienst doen als arbeidsongevallensteekkaart indien deze mede is ondertekend door de interne preventieadviseur.

Page 25: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 25/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Melding arbeidsongeval

aan PROVKMO Voor elk arbeidsongeval met een werkverlet van minstens 4 dagen (de dag van het ongeval niet meegerekend) dient PROVIKMO vzw een kopie te ontvangen van de arbeidsongevallenaangifte of van de arbeidsongevallensteekkaart. Dit is van toepassing voor de D-bedrijven en voor de C-bedrijven die niet beschikken over een interne preventieadviseur met een aanvullende vorming niveau 2 of niveau 1.

Onderzoek arbeidsongevallen en incidenten

Elk arbeidsongeval dient voorwerp uit te maken van een arbeidsongevallenonderzoek. Dit onderzoek heeft als doel de oorzaken hiervan op te sporen om zo de nodige maatregelen te kunnen nemen zodat dit in de toekomst niet meer kan gebeuren. Voor ongevallen met een werkverlet van minstens 4 dagen (de dag van het ongeval niet meegerekend) dient voor de D- en de C-bedrijven die niet beschikken over een interne preventieadviseur met een aanvullende vorming niveau 1 of 2 dit onderzoek te gebeuren door PROVIKMO vzw. Ook voor incidenten (ongewenste gebeurtenissen die geen lichamelijk letsel hebben veroorzaakt, maar wel eventueel andere schade) is het belangrijk deze eveneens grondig te onderzoeken.

Melding ernstig arbeidsongeval aan FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

Naast een aangifte bij de arbeidsongevallenverzekering dient er bij ernstig arbeidsongeval een onmiddellijke melding te gebeuren aan de dienst Toezicht Welzijn op het Werk in o.a. volgende gevallen: • bij een dodelijk arbeidsongeval • bij een arbeidsongeval met een blijvend letsel van gelijk welke aard te

wijten aan een gebeurtenis die afwijkt van de normale uitvoering van het werk (bijlage I) of met een betrokken voorwerp (bijlage II) zoals vastgelegd door art.26§4 van het KB Welzijnsbeleid

Onderzoek ernstig arbeidsongeval door PROVIKMO

Ernstige arbeidsongevallen dienen bovendien voorwerp uit te maken van een grondig onderzoek. De resultaten van het onderzoek moeten worden opgenomen in een 'omstandig verslag' dat binnen de 10 kalenderdagen moet worden bezorgd aan de dienst Toezicht op het Welzijn op het Werk. Voor de D-bedrijven en de C-bedrijven die niet beschikken over een interne preventieadviseur met een aanvullende vorming niveau 2 of niveau 1, dient het onderzoek te gebeuren door een preventieadviseur niveau 1 van PROVIKMO vzw. Dit is het geval bij:

• een dodelijk arbeidsongeval • een arbeidsongeval met een blijvend letsel van gelijk welke aard of een

bepaald tijdelijk letsel (bijlage III) te wijten aan een gebeurtenis die afwijkt van de normale uitvoering van het werk (bijlage I) of met een betrokken voorwerp (bijlage II) zoals vastgelegd door art.26§4 van het KB Welzijnsbeleid

Breng PROVIKMO vzw in voorkomend geval zo vlug mogelijk op de hoogte.

Procedure: `Wat bij een AO?'

Een arbeidsongeval is een noodsituatie waarvoor schriftelijke instructies moeten worden opgemaakt, toegelicht en toegepast: • Welke stappen dienen er chronologisch te worden genomen? • Wie moet men contacteren en hoe? • Wat moet men melden? • Welke informatie moet worden verstrekt aan de eventuele hulpdiensten? • Wat moet men doen in afwachting van de komst van de hulpdiensten?

Page 26: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 26/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 1.10 Intern noodplan Inhoud noodplan In elke onderneming dient er een intern noodplan te worden opgemaakt

gebaseerd op de resultaten van de risicoanalyse. Afhankelijk van de karakteristieke risico's in de onderneming zal een aangepast plan moeten worden opgemaakt. Dit noodplan kan betrekking hebben op o.a.: • Brandbestrijding en evacuatie • Explosies • Chemische ongevallen • Besmettingen • Milieuvervuiling door lekken, • ... Deze noodplannen moeten voorwerp uitmaken van opleiding en oefening.

1.11 Eerste Hulp Risicoanalyse Eerste Hulp Elke onderneming dient een risicoanalyse te maken in het kader van Eerste

Hulp. Het doel hiervan is het garanderen van een spoedige en oordeelkundige hulpverlening voor slachtoffers van traumatische en niet traumatische gebeurtenissen die een medische interventie vereisten. Voor het uitvoeren van deze risicoanalyse baseert men zich o.a. op; • De specifieke risico's zich aandienen per werkpost • De arbeidsongevallen van de laatste 3 jaar • De Eerste Hulp-tussenkomsten van de laatste 3 jaar

Vastleggen Eerste Hulp maatregelen

Op basis van de risicoanalyse dienen in overleg met de Interne en Externe Dienst PBW, met de arbeidsgeneesheer en met het Comité PBW de noodzakelijke maatregelen te worden vastgelegd. • Opstellen procedure Eerste Hulp • Voorzien van de nodige middelen • Voorzien in voldoende gekwalificeerd personeel.

Voldoende gekwalificeerd personeel

De werkgever dient ervoor te zorgen dat voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is in de onderneming. Dit zal o.a. afhangen van: • Het aantal aanwezige werknemers • De arbeidstijden • De resultaten van de risicoanalyse De opleiding dient te worden gegeven door een erkende organisator en jaarlijks te worden opgefrist. Voor de D-bedrijven is deze basisopleiding niet verplicht en kan de werkgever één of meerdere werknemers aanduiden of zelf instaan voor de verzorging.

Eerste Hulp lokaal In alle A, B en C-bedrijven dient een verzorgingslokaal te worden voorzien, behalve indien uit de risicoanalyse blijkt dat dit niet noodzakelijk is. Het lokaal moet aan o.a. volgende eisen voldoen: • Het bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van de werkplaats • Het wordt uitsluitend hiervoor gebruikt • Het is voldoende proper, verlicht, verlucht en verwarmd • Het nodige materiaal bevindt zich daar • Men beschikt over koud en warm stromend water • Het is voorzien van een telefoon en een lijst met de belangrijkste nummers • Er bevindt zich een overzicht met instructies voor de belangrijkste

verzorgingen • Indien er gevaarlijke producten gebruikt worden, moeten kopies van de

veiligheidsinformatiebladen aanwezig zijn in het verzorgingslokaal • Het lokaal is aangeduid met het vereiste pictogram

Gebruik van het Eerste Hulp-lokaal

Het verzorgingslokaal mag enkel voor dat doel worden gebruikt. Op advies van de arbeidsgeneesheer mag het lokaal ook gebruikt worden als verpozingslokaal voor zwangere werkneemsters en als borstvoedingslokaal.

Page 27: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 27/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Eerste Hulpmateriaal Op basis van de risicoanalyse dient te worden bepaald welk Eerste

Hulpmateriaal noodzakelijk is. Het advies van de arbeidsgeneesheer is hier van groot belang. Het materiaal dient regelmatig te worden nagezien en aangevuld indien nodig. Medicatie hoort niet thuis is de verbanddozen.

Registratie van de Eerste Hulp-tussenkomsten

Elke Eerste Hulp-tussenkomst dient te worden geregistreerd met vermelding van: • Naam van het slachtoffer • Naam van de persoon die de verzorging verstrekte • Datum van de interventie • Aard van de interventie (oorzaak, aard van het letsel, aard van de

verzorging, follow-up,...) Dit register geeft nuttige informatie over de aanwezige risico's en kan ervoor zorgen dat de hulpverlening maximaal kan worden geoptimaliseerd.

Eerste Hulp voor derden in de onderneming

Al de maatregelen die werden vastgelegd op basis van de risicoanalyse moeten ook de nodige garantie bieden voor derden die zich toevallig ook op de arbeidsplaats bevinden zoals aannemers, bezoekers, studenten enz. Plaatsen die, door de aard ervan, bestemd zijn om toegankelijk te zijn voor het publiek maar die ook arbeidsplaatsen zijn, zoals ziekenhuizen, winkels,…, worden hier niet bedoeld.

Page 28: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 28/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 2. GEZONDHEID 2.1 Asbest Asbestinventaris Elk bedrijf dient sedert 1/1/95 te beschikken over een asbestinventaris. Hierin

worden alle asbesttoepassingen in het bedrijf opgesomd en beschreven naar soort, vorm en toestand waarin ze zich bevinden. Indien er inderdaad asbest aanwezig is, wordt in het bijhorende beheersplan bepaald wat er met het asbest moet gebeuren om de werknemers te beschermen. De arbeidsgeneesheer voegt hier zijn advies bij. De inventaris en het beheersplan dienen actueel te worden gehouden - een jaarlijks nazicht is dan ook noodzakelijk. De inventaris moet ter beschikking zijn van de arbeidsgeneesheer en van de dienst toezicht welzijn op het werk. Wanneer externe bedrijven werkzaamheden uitvoeren, dient de inventaris of een uittreksel ervan tegen ontvangstbewijs te worden overhandigd aan de werkgever van het extern bedrijf, zodanig dat hij het nodige kan doen om zijn werknemers maximaal te beschermen.

2.2 Biologische agentia Risicoanalyse biologische

agentia Indien de werknemers kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia zoals bacteriën, virussen, schimmel, parasieten e.d. dient een risicoanalyse te worden opgemaakt. Afhankelijk van het risico moeten de nodige maatregelen worden genomen: • Blootstelling vermijden • Voorzien van vaccinatie indien nodig en beschikbaar • Voorzien van de nodige collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen • Voorzien in gezondheidstoezicht. Het is noodzakelijk de arbeidsgeneesheer te betrekken bij deze risicoanalyse.

Tetanus De werknemers die in contact kunnen komen met aarde, vuilnis, ... worden gevaccineerd tegen tetanus. Volgend vaccinatieschema dient te worden gevolgd: • De eerste twee vaccinaties met 1 maand tussen • Een derde na 1 jaar • De vierde en volgende om de 5 à 10 jaar U kunt hiervoor een beroep doen op uw arbeidsgeneesheer.

Veteranenziekte Een aërosolvormende waterinstallatie kan risico bieden tot een besmetting met de veteranenziekte. Het inademen van besmette waternevel is hiervan de oorzaak. Besmettingen kunnen o.a. optreden wanneer water langdurig stilstaat in de leidingen, wanneer de temperatuur niet voldoende hoog of laag is, de installatie onvoldoende wordt onderhouden, ... Om dit te voorkomen dienen de nodige maatregelen te worden genomen: • Zorg ervoor dat de installatie legionellaveilig is (vraag een attest); • Bewaak de watertemperatuur (de bacterie groeit het best tussen 25°C en

55°C); • Spoel regelmatig de leidingen met stilstaand water door; • Neem regelmatig monsters voor analyse; • ... Voor installatie die voor het publiek toegankelijk zijn, dient de uitbater een 'legionellabeheersplan' op te bouwen en toe te passen dat voldoet aan specifieke eisen. Het is niet van toepassing voor die plaatsen waar alleen systemen aanwezig zijn voor de spoeling van de toiletten en/of wastafels zonder aangesloten douchesysteem.

Page 29: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 29/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 2.3 Fysische agentia Lawaai Lawaai kan o.a. leiden tot een gehoorstrauma en tot lawaaidoofheid. Het

nodige dient te worden gedaan om lawaai te bestrijden aan de bron en de schade door lawaai te voorkomen. Hiervoor dienen volgende maatregelen te worden genomen: • Kiezen van lawaaiarm gereedschap (het lawaainiveau staat vermeld in de

specificaties) • Kiezen voor een lawaaiarme methode • Lawaaibronnen isoleren of absorptiemateriaal aanbrengen • Beperken van het aantal blootgestelden (lawaai in een aparte werkplaats)

en beperken van de blootstellingsduur • Verstrekken van geschikte gehoorbescherming en verstrekken van

informatie (vanaf gemiddelde blootstelling aan 80 dB(A) of bij blootstelling aan pieklawaai van 135 dB(C))

• Gehoorbescherming verplicht te dragen en een beheersingsplan uitwerken vanaf een gemiddelde blootstelling aan 85 dB(A) of pieklawaai van 137 dB(C)

• Medisch toezicht noodzakelijk afhankelijk van het lawaainiveau en de blootstellingsduur

2.4 Kunstmatige optische straling Kunstmatige optische

straling Elke onderneming dient een risicoanalyse te maken met betrekking tot de blootstelling aan kunstmatige optische straling (zichtbaar licht, UV- en IR-licht en laserstraling). In een aantal gevallen kan de blootstelling aan deze straling leiden tot ongevallen, gezondheidsschade, brand of explosie. Volgende stappen dienen te worden ondernomen: • Inventariseren van de bronnen • Bepalen van de blootstelling • Indelen in categorieën • Uitvoeren van de risicoanalyse (eventueel aangevuld met metingen) • Vastleggen van de preventiemaatregelen

Page 30: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 30/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 2.5 Schadelijke dampen en gassen Dampen/gassen Bij blootstelling aan schadelijke dampen en gassen worden de passende

beschermende maatregelen genomen waarbij deze volgorde wordt gerespecteerd: • keuze van producten met een zo laag mogelijke schadelijkheid • keuze van aangepaste werkmethodes • gebruik van aangepaste collectieve beschermingsmiddelen • gebruik van aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen • vorming en opleiding van de werknemers • voorzien van gepaste noodprocedures en interventiemiddelen

2.6 Schadelijk stof, nevel en rook Stof/rook/nevel Bij blootstelling aan schadelijk stof, nevel of rook worden de passende

beschermende maatregelen genomen waarbij deze volgorde wordt gerespecteerd: • keuze van producten met een zo laag mogelijke schadelijkheid • keuze van aangepaste werkmethodes • gebruik van aangepaste collectieve beschermingsmiddelen • gebruik van aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen • vorming en opleiding van de werknemers • voorzien van gepaste noodprocedures en interventiemiddelen

2.7 Klimatologische omstandigheden Risicoanalyse Thermische

Omgevingsfactoren Elke werkgever dient een preventieve risicoanalyse uit te voeren van de thermische omgevingsfactoren op de arbeidsplaats. Indien nodig moeten bijkomende metingen worden uitgevoerd. Bij deze risicoanalyse besteden we extra aandacht aan de kwetsbare groepen zoals zwangere werknemers, jongeren en werknemers die nacht- of ploegenarbeid verrichten. Het doel van deze risicoanalyse en bijhorende maatregelen is ervoor zorgen dat de thermische omgevingsfactoren aangepast zijn aan de aard van het werk, deze geen risico's veroorzaken en het nodige comfort wordt gegarandeerd. Er wordt tevens gezorgd voor de nodige informatie en opleiding voor de werknemers.

Noodzakelijke maatregelen bij overmatige warmte

Indien de oorzaak van de overmatige warmte van technologische oorsprong is, dienen volgende maatregelen te worden genomen: • Voorzien van afzuiging / ventilatie; • Voorzien van schermen of beschermende kledij; • Indien vorige maatregelen ontoereikend zijn, voorzien in de nodige

rusttijden; • Gratis verstrekken van aangepaste frisdranken in overleg met de

arbeidsgeneesheer. Indien de overmatige warmte van klimatologische oorsprong is, dienen volgende maatregelen te worden genomen: • Wanneer de warmte langer dan 48 uren aanhoudt, voorzien in

kunstmatige verluchting; • Wanneer de overschrijding blijft duren, voorzien in een regime van

beperkte aanwezigheid en het voorzien in rustpauzes; • Gratis verstrekken van aangepaste frisdranken in overleg met de

arbeidsgeneesheer; • Blootstelling aan rechtstreekse zonnestraling wordt beperkt door

aanpassing arbeidstijden of het voorzien van collectieve of persoonlijke bescherming;

Wanneer kortdurende interventies nodig zijn in een warme zone, worden in overleg met de arbeidsgeneesheer de nodige maatregelen vastgelegd.

Page 31: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 31/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Noodzakelijke

maatregelen bij te lage temperatuur

Indien de overmatige koude van technologische oorsprong is, dienen volgende maatregelen te worden genomen: • De werknemers krijgen aangepaste kledij en persoonlijke

beschermingsmiddelen; • Er worden technologische middelen voorzien om de kledij te kunnen

drogen; • De luchtstroom wordt zoveel mogelijk beperkt; • Er worden passende warme dranken te beschikking gesteld; • Indien nodig, worden in overleg met de arbeidsgeneesheer rustpauzes

voorzien. Indien de overmatige koude van klimatologische oorsprong is, dienen volgende maatregelen te worden genomen: • Vanaf 1 november tot 31 maart wordt voor de open lokalen of voor de

werkplaatsen in open lucht de nodige verwarming voorzien. Vanaf een temperatuur van 5°C of minder dienen deze ook in werking te worden gesteld. Mits het akkoord van het Comité PBW is het ook toegestaan om deze verwarmingstoestellen te voorzien in lokalen of voorlopige constructies, zodat de werknemers zich met tussenpozen kunnen gaan verwarmen;

• Exploitanten van winkels mogen bij een buitentemperatuur lager van 5°C geen personeel tewerkstellen aan toonbanken of winkelbanken buiten;

• Bij een buitentemperaturen van minder dan 10°C moeten deze toonbanken voorzien zijn van een verwarmingsinrichting, tenzij de werknemers zich kunnen gaan verwarmen en dient een isolerende vloer te worden voorzien en dienen de werknemers te worden beschermd tegen weer en wind;

• De werknemers die in deze omstandigheden moeten werken, mogen dit niet doen voor 8 uur of na 19 uur, niet langer dan 2 uren zonder onderbreking van minstens 1 uur en ook niet langer dan 4 uren per dag.

Gezondheidstoezicht bij afwijkende thermische omgevingsfactoren

Periodiek gezondheidstoezicht is nodig in volgende gevallen: • Werknemers die werken in een thermische omgeving lager dan 8°C; • Werknemers die werken in een thermische omgeving waarbij de

grenswaarden voor overmatige warmte worden overschreden (grenzen afhankelijk van de mate van fysieke arbeid);

• Werknemers die gewoonlijk buiten werken. 2.8 Huid Huidrisico-algemeen Om de risico's voor huidaandoeningen door gebruik van o.a. chemische

agentia te beperken worden de nodige maatregelen genomen: • keuze van huidvriendelijke producten • keuze van een aangepaste werkmethode waarbij het huidcontact

maximaal wordt beperkt • voorzien van huidvriendelijke huidreinigers • indien nodig het voorzien van beschermende crèmes • voorzien van aangepaste handschoenen

Page 32: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 32/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 3. ARBEIDSHYGIËNE 3.1 Risicoanalyse chemische agentia Risicoanalyse Elk bedrijf dat gebruik maakt van chemische agentia dient hierover een

risicoanalyse te maken om de risico’s voor het welzijn in kaart te kunnen brengen. Op basis van deze risicoanalyse dienen de nodige preventiemaatregelen te worden genomen: • Het gebruik vermijden en kiezen voor het minst schadelijke • Voorkeur geven aan maatregelen aan de bron (collectieve maatregelen) • Indien ontoereikend, kiezen voor de juiste persoonlijke

beschermingsmiddelen • Indien nodig, voorzien van gezondheidstoezicht en metingen • Werknemers voldoende informeren en opleiden • Voorzien in gepaste noodmaatregelen

3.2 Etikettering, documentatie, vorming en opleiding Lijst gevaarlijke

producten Elk bedrijf dient te beschikken over een lijst met de gebruikte gevaarlijke producten. In deze lijst dienen volgende gegevens te worden opgenomen: • Naam van de producten; • Waarvoor de producten worden gebruikt; • Voornaamste risico's; • Plaats waar ze opgeslagen zijn.

Veiligheidsinformatieblad Van elk van deze producten dient een veiligheidsinformatieblad aanwezig te zijn. De leverancier of fabrikant dient dit gratis te verstrekken aan de professionele gebruiker. Deze veiligheidsinformatiebladen dienen ook ter beschikking te zijn van de werknemers. Het veiligheidsinformatieblad dient te zijn opgesteld in de Nederlandse taal.

Etikettering gevaarlijk producten

Elk recipiënt met gevaarlijke producten (ook de zelf afgevulde) dient te zijn voorzien van een Nederlandstalig etiket voorzien van volgende gegevens: • Naam van het product; • Pictogrammen die van toepassing zijn (maximum 2); • R-zinnen (risicozinnen); • S-zinnen (veiligheidszinnen); • Naam en adres van fabrikant of leverancier Voor de producten die voldoen aan de GHS etikettering dienen volgende gegevens te worden voorzien: • Naam van het product; • Het signaalwoord ('gevaar' of 'waarschuwing'); • H-zinnen (Hazard statements = gelijkaardig aan de risicozinnen); • P-zinnen (Precaution statements = gelijkaardig aan veiligheidszinnen); • Pictogrammen; • naam en adres fabrikant. De nieuwe GHS-etikettering zal stelselmatig de oude etikettering vervangen.

Opleiding omgaan met chemische agentia

De werknemers moeten kunnen beschikken over de veiligheidsinformatiebladen en hebben een opleiding gekregen: • Algemene opleiding ivm het herkennen van gevaarlijke producten en het

interpreteren van de etikettering,...) • Informatie over de risico's die met het gebruik verbonden zijn (brand,

schadelijkheid, explosie, huidproblemen, oogletsels, onverwachte reacties, ...)

• Informatie wat moet gedaan worden als er iets fout gaat (brandbestrijding, eerste hulp, opruimen, ...)

• Welke PBM's noodzakelijk zijn. Deze opleiding dient schriftelijk te worden ondersteund.

Page 33: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 33/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Gebruik

voedingsrecipiënt Om vergissingen en ongevallen te voorkomen dienen de gevaarlijke producten te worden opgeslagen in geschikte recipiënten - zeker niet in recipiënten die ook voor voeding worden gebruikt (bokalen, flessen, ...).

3.3 Opslag gevaarlijke producten Opslag gevaarlijke

producten De opslag van de gevaarlijke producten dient aangepast te zijn aan de risico's: • Voldoende brandveilig; • Niet toegankelijk voor onbevoegden; • In aangepaste (bij voorkeur originele) gesloten verpakking; • Voorzien van een aangepaste verluchting; • Producten die met mekaar kunnen reageren apart; • Voorzien van de nodige aangepaste absorptiemiddelen en afvalbak voor

de verwijdering van gemorste producten: • ...

4. ERGONOMIE 4.1 Bewegingsapparaat Schade

bewegingsapparaat Het manipuleren van zware en / of omvangrijke en moeilijk vast te nemen lasten kan leiden tot schade aan het bewegingsapparaat: • Vermijd het manipuleren van deze lasten; • Indien dit niet mogelijk is, voorzie de nodige geschikte hulpmiddelen; • Voorzie de nodige instructies voor het gebruik van deze hulpmiddelen; • Voorzie een tilopleiding voor de werknemers.

4.2 Repeterende bewegingen Voorkomen van

overbelastingsletsels bij repeterende bewegingen

Het ontstaan van deze klachten aan het bewegingsapparaat kan worden voorkomen door: • Het vermijden van kort-cyclische activiteiten; • Het voorzien van voldoende afwisseling in de taak; • De kracht die hierbij nodig is, te beperken.

Page 34: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 34/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 4.3 Mechanische trillingen en schokken Trillingen - schokken Blootstelling aan trillingen kan gezondheidsschade veroorzaken aan o.a.

bloedvaten, botten, gewrichten, zenuwen, spieren en de wervelzuil. Volgende acties moeten worden genomen: • Inventariseren waar en wanneer er blootstelling is aan mechanische

trillingen; • Beoordeling van het risico, eventueel door het uitvoeren van gerichte

metingen door een deskundige. Bij de risicobeoordeling houdt de werkgever rekening met: • Het niveau, de aard en de duur van de trillingen of schokken; • De vastgestelde grenswaarde; • De mogelijke gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid; • De indirecte gevolgen voor de veiligheid van de werknemers door

wisselwerking op de arbeidsplaats of arbeidsmiddel; • Informatie van de fabrikant van het arbeidsmiddel m.b.t. trillingen; • Het bestaan van vervangende uitrusting die de blootstelling vermindert; • Bijzondere beïnvloedende arbeidsomstandigheden (o.a. temperatuur); • Door gezondheidstoezicht verkregen informatie. Het overschrijden van de geldende grenswaarde is in ieder geval niet toegelaten - in voorkomend geval neemt de werkgever onmiddellijk maatregelen. Er is een overgangsperiode van toepassing voor arbeidsmiddelen die voor 1 juli 2007 ter beschikking zijn gesteld en waarbij de grenswaarde voor blootstelling gezien de laatste technische ontwikkeldingen en/of ondanks de uitvoering van organisatorische maatregelen niet in acht genomen kunnen worden. De vrijstelling eindigt op 6 juli 2010 (voor land- en bosbouw op 6 juli 2014). Volgende maatregelen moeten worden genomen: • Kiezen van alternatieve werkmethode; • Keuze van ergonomisch goed ontworpen arbeidsmiddelen; • Hulpmiddelen om het risico te verminderen (dempende handvatten,

aangepaste stoel, ...); • Voorzien van passend onderhoud; • Ontwerp en indeling arbeidsplaats en werkpost aanpassen; • Informatie en voorlichting geven aan de werknemers; • blootstelling beperken in duur en intensiteit; • Voorzien van voldoende rustpauzes; • Passende kledij om de invloed van de arbeidsomstandigheden te

beperken; • Voorzien in passend gezondheidstoezicht.

4.4 Langdurig plaatselijke druk Langdurige plaatselijke

druk Een langdurige druk kan op termijn leiden tot ernstige klachten (vb. op de knieën werken). Ter voorkoming van dit letsel kunnen volgende maatregelen worden genomen: • Vermijd de langdurige blootstelling door voldoende afwisseling in te

bouwen in de taak; • Maak gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (vb.

kniebeschermers of een kniekussentjes). 4.5 Statische belasting Ongunstige werkhouding Ongunstige werkhoudingen kunnen leiden tot schade aan het

bewegingsapparaat: • Vermijd het langdurig werken in een ongunstige houding door voldoende

afwisseling in te bouwen in het takenpakket; • Gebruik, waar mogelijk, hulpmiddelen.

Page 35: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 35/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Langdurig staan De werkgever moet voor elke activiteit die staand wordt verricht een

risicoanalyse uitvoeren rekening houdend met: • Duur van het staande werk; • intensiteit van de blootstelling aan deze statische belasting. Indien blijkt dat deze activiteiten risico's inhouden voor het welzijn van de werknemers dienen beschermende maatregelen te worden uitgewerkt en toegepast: • Voorzien van een comfortabele rustzitplaats die met tussenpozen kan

worden gebruikt (minstens 15 minuten per helft van de arbeidsdag en te gebruiken ná ten vroegste 1,5 uren werken en vóór 2,5 uren werken);

• Rustzitplaats moet gemakkelijk bereikbaar zijn; • Indien dit niet mogelijk is, dient te werkgever ervoor te zorgen dat de

werknemer met tussenpozen zittend werk kan doen op een werkzitplaats. Wanneer de activiteiten ook zittend kunnen worden uitgevoerd, dient de werkgever een comfortabele `werkzitplaats' te voorzien. De werknemers dienen te worden ingelicht van alle maatregelen die worden genomen.

4.6 Beeldschermwerk Beeldscherm-

risicoanalyse Alle beeldschermwerkposten dienen voorwerp uit te maken van een risicoanalyse en het nodige dient te worden gedaan zodanig dat de werkposten voldoen aan de gestelde minimumeisen. Werknemers die een aanzienlijk deel van hun normale werktijd werken met beeldschermen zijn onderworpen aan gezondheidstoezicht.

5 BIJZONDERE CATEGORIEËN 5.1 Derden Werken met derden Door de welzijnswet van 4 augustus 1996 dient de verantwoordelijkheid voor de

veiligheid en de gezondheid van werknemers en zelfstandigen die in onderaanneming werken, duidelijk vastgelegd tussen de opdrachtgever en de uitvoerder van de werken: • Zo moet de opdrachtgever een uitvoerder kiezen die veilig werkt. In de

praktijk kan hij allerlei attesten en bewijzen opvragen. • Daarenboven moet de opdrachtgever met de uitvoerder een

overeenkomst sluiten over de veiligheids- en gezondheidsvereisten die eigen zijn aan zijn bedrijf. Het gaat bijvoorbeeld over het verbod op open vuur op bepaalde plaatsen, over de verplichting steeds een masker bij de hand te hebben of over de noodzaak vooraf medisch onderzocht te zijn...

5.2 Werknemers jonger dan 18 jaar (exclusief student-werknemers, stagiairs en leerovereenkomsten) Jongeren (-18) Wanneer jongeren worden tewerkgesteld, dient men rekening te houden met

de risico's die hieraan verbonden zijn. Deze risico's houden verband met de leeftijd en daardoor het gebrek aan ervaring, maturiteit, onvoldoende lichamelijke ontwikkeling, ... Volgende zaken dienen o.a. te worden nageleefd: • Uitvoeren van een risicoanalyse van de uit te voeren taken met in het

achterhoofd de gevolgen van de hiervoor genoemde beperkingen eigen aan de leeftijd en het gebrek aan ervaring;

• Bepalen van de verboden werkzaamheden (indien jonger dan 18 jaar) op basis van de vastgelegde lijst, zoals vb.: het werken met hefwerktuigen.

Page 36: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 36/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 5.3 Student-werknemers Student-werknemer Wanneer student-werknemers worden tewerkgesteld dient men rekening te

houden met de risico's die hieraan verbonden zijn. Deze risico's houden verband met de leeftijd en daardoor het gebrek aan ervaring, maturiteit, onvoldoende lichamelijk ontwikkeling, ... Volgende zaken dienen o.a. te worden nageleefd: • Uitvoeren van een risicoanalyse van de uit te voeren taken met in het

achterhoofd de gevolgen van de hiervoor genoemde beperkingen eigen aan de leeftijd en het gebrek aan ervaring;

• Bepalen van de verboden werkzaamheden op basis van de vastgelegde lijst met beperkte uitzondering (indien student 18 jaar is of indien de taken voorzien zijn in zijn schoolse opleiding): zij worden niet betrokken in het besturen van gemotoriseerde transportwerktuigen.

5.4 Leerovereenkomsten (inclusief deeltijds leren, deeltijds werken jonger dan 25 jaar) Leerovereenkomst Wanneer werknemers met een leerovereenkomst worden tewerkgesteld dient

men rekening te houden met de risico's die hieraan verbonden zijn. Deze risico's houden verband met de leeftijd en daardoor het gebrek aan ervaring, maturiteit, onvoldoende lichamelijk ontwikkeling, ... Volgende zaken dienen o.a. te worden nageleefd: • Uitvoeren van een risicoanalyse van de uit te voeren taken met in het

achterhoofd de gevolgen van de hiervoor genoemde beperkingen eigen aan de leeftijd en het gebrek aan ervaring;

• Bepalen van de verboden werkzaamheden op basis van de vastgelegde lijst met uitzondering van die taken, voorzien in de opleiding.

Gezondheidstoezicht door de arbeidsgeneesheer is noodzakelijk: • Voor de eerste tewerkstelling als werknemers met leerovereenkomst (bij de

eerste werkgever) én enkel indien jonger dan 18 jaar; • Verder gezet indien dit blijkt uit de resultaten van de risicoanalyse; • Voorzien van inentingen, indien nodig.

5.5 Stagiairs (inclusief overeenkomst werkopleiding) Stagiairs Wanneer stagiairs worden tewerkgesteld dient men rekening te houden met

de risico's die hieraan verbonden zijn. Deze risico's houden verband met de leeftijd en daardoor het gebrek aan ervaring, maturiteit, onvoldoende lichamelijk ontwikkeling, ... Volgende zaken dienen o.a. te worden nageleefd: • Uitvoeren van een risicoanalyse van de uit te voeren taken met in het

achterhoofd de gevolgen van de hiervoor genoemde beperkingen eigen aan de leeftijd en het gebrek aan ervaring;

• Bepalen van de verboden werkzaamheden op basis van de vastgelegde lijst met uitzondering van die taken, voorzien in de opleiding;

• Schriftelijke informatie-uitwisseling met de onderwijsinstelling; • Gezondheidstoezicht door de arbeidsgeneesheer is noodzakelijk:

o Voor de eerste tewerkstelling als stagiair én enkel indien jonger dan 18 jaar;

o Verder gezet indien dit blijkt uit de resultaten van de risicoanalyse; o Voorzien van inentingen, indien nodig.

5.6 Mindervaliden Mindervaliden Wanneer mindervaliden worden tewerkgesteld, dient de arbeidsgeneesheer te

worden geconsulteerd voor advies voor een passend werk.

Page 37: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 37/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 5.5 Uitzendkrachten Interim-werkpostfiche Wanneer uitzendkrachten worden tewerkgesteld dient, voor die

uitzendkrachten waarvoor gezondheidstoezicht noodzakelijk is, een werkpostfiche te worden opgesteld. Hierin zijn volgende zaken opgenomen: • Beschrijving van de werkzaamheden; • Resultaten van de risicoanalyse; • Welke risico's en welke hinder het werk tot gevolg heeft; • Maatregelen in het kader van moederschapsbescherming; • Voor welke taken gezondheidstoezicht noodzakelijk is • Welke PBM's moeten worden gedragen. De arbeidsgeneesheer en de interne preventieadviseur worden betrokken bij het opstellen van de werkpostfiche. Deze fiche is het communicatiemiddel bij uitstek tussen inlener, uitzendkantoor en uitzendkracht. De uitzendkracht mag niet ingezet worden voor: • Asbestverwijderingen; • Begassingen; • Taken die niet vermeld staan op de werkpostfiche - in voorkomend geval

dient een nieuwe werkpostfiche te worden opgesteld. Gezondheidstoezicht en

vaccinatieplicht voor uitzendkrachten

Het onderzoek en de eventuele noodzakelijke vaccinaties dienen te worden geregeld door het uitzendkantoor. Indien gewenst kan ook de arbeidsgeneesheer van de inlener hiervoor instaan indien hierover een akkoord werd gemaakt. De inlener dient in het bezit te zijn van een geldig formulier van de gezondheidsbeoordeling.

Onthaal, info en opleiding voor uitzendkrachten

Net als voor andere nieuwe werknemers dienen ook uitzendkrachten op een behoorlijke manier te worden onthaald en opgeleid om hun taken en opdrachten op een veilige en gezonde manier te kunnen uitvoeren.

Persoonlijke beschermingsmiddelen voor uitzendkrachten

Net als de gewone werknemers die worden tewerkgesteld, dienen de uitzendkrachten te kunnen beschikken over de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen. Het is de inlener die instaat voor de aankoop, het onderhoud, de herstelling en de vervanging van deze persoonlijke beschermingsmiddelen. De gebruiksplicht wordt gegarandeerd door de hiërarchische lijn van de inlener.

Werkkledij voor uitzendkrachten

De uitzendkracht dient net als de gewone werknemers te beschikken over aangepaste werkkledij. Het is de inlener die instaat voor de aankoop, het onderhoud, de herstelling en de vervanging ervan.

Naamlijst uitzendkrachten Er dient een lijst met namen van de uitzendkrachten die in het bedrijf actief zijn, aanwezig te zijn. De preventieadviseur dient hiervan te worden op de hoogte gebracht. Verder kan deze informatie ook worden opgevraagd bij acties van inspectiediensten.

6. MILIEU 6.1 Vergunning Milieuvergunning Afhankelijk van een aantal factoren (o.a. het elektrisch vermogen) worden

bedrijven ingedeeld in 3 klassen. Voor de klasse 1 en klasse 2 bedrijven is er een vergunningsplicht. Deze bedrijven dienen dan ook te beschikken over een geldige vergunning afgeleverd door respectievelijk de bestendige deputatie van de provincie of het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. De voorwaarden die hierin worden vermeld, dienen te worden nageleefd.

Page 38: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 38/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 6.2 Bedrijfsafval Afval sorteren en

gescheiden ophalen Het bedrijfsafval dient te worden gesorteerd en apart te worden gehouden voor een aangepaste verwerking. Elke onderneming dient te beschikken over contract voor de gescheiden ophaling van het afval.

Afval-verbranden Verpakkingsafval dient eveneens apart te worden gehouden en niet verbrand. 6.3 Milieugevaarlijke producten Opslag van

milieugevaarlijke producten

De in het bedrijf gebruikte milieugevaarlijke producten dienen aangepast te worden opgeslagen: • Opslag van vaten op lekbakken of ingekuipt; • Producten die met elkaar kunnen reageren apart; • Beschermd tegen weersinvloeden.

Voorzien van een absorptiemiddel

Wanneer vloeistoffen worden gemorst dienen de nodige materialen te worden voorzien: • Geschikt absorptiemiddel; • Metalen (bij voorkeur) zelfsluitende bak voor het deponeren van het

gebruikte absorptiemiddel; • Vanwege het mogelijk brandrisico dient het afval dagelijks te worden

verwijderd uit de werkplaats; • Afval dient te worden beschouwd als bedrijfsafval en als dusdanig

verwijderd. Stookolietank • Het nodige dient te worden gedaan ter voorkoming van schade door

eventuele lekken (ingekuipt, dubbelwandig, ..) • De tank dient te worden voorzien van een overvulbeveiliging • De tank dient te worden gekeurd en te beschikken over een attest

7. PSYCHOSOCIALE ASPECTEN 7.1 Psychosociale belasting door het werk Risicoanalyse Elke onderneming dient een risicoanalyse te maken van de psychosociale

risico’s te wijten aan arbeidsorganisatie, arbeidsinhoud, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en interpersoonlijke relaties. Op basis van deze risicoanalyse dienen gepaste maatregelen te worden genomen om de risico’s tot een aanvaardbaar niveau te brengen. Het is belangrijk dat deze risicoanalyse op een participatieve wijze wordt uitgevoerd.

Vertrouwenspersoon Elke onderneming kan ervoor opteren om een of meerdere interne vertrouwenspersonen aan te stellen (dit is niet verplicht behalve indien alle werknemersvertegenwoordigers in het Comité PBW hierom verzoeken). De vertrouwenspersoon dient te voldoen aan volgende eisen: • Hij mag geen lid zijn van het management van de onderneming • Hij mag geen syndicaal afgevaardigde zijn en geen deel uitmaken van het

Comité PBW • Het mag wel de interne preventieadviseur zijn • Hij moet worden aanvaard door de werknemers (via Comité PBW,

syndicale afvaardiging of via rechtstreekse participatie) • Hij moet een bijkomende opleiding hebben genoten

Page 39: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 39/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Preventieadviseur

psychosociale aspecten Elke onderneming dient te beschikken over een preventieadviseur psychosociale aspecten. Deze preventieadviseur dient aan volgende eisen te voldoen: • Hij mag geen lid zijn van het management van de onderneming • Hij mag geen syndicaal afgevaardigde zijn en geen deel uitmaken van het

Comité PBW • Het mag wel de interne preventieadviseur zijn • Hij moet worden aanvaard door de werknemers (via Comité PBW,

syndicale afvaardiging of via rechtstreekse participatie) • Hij moet beschikken over een universitaire sociale opleiding (vb.:

psychologie, sociologie, pedagogie,…) • Hij moet een bijkomende en specifieke opleiding hebben genoten inzake

arbeidsveiligheid en psychosociale aspecten Indien dit niet intern kan worden voorzien, dan kan dit via de Externe Dienst PBW. Bij ondernemingen met minder dan 50 werknemers moet de functie altijd worden waargenomen door iemand van de Externe Dienst PBW.

Procedures Er moeten duidelijke procedures worden voorzien zodat de werknemers in de gelegenheid zijn om een ‘verzoek tot een psychosociale interventie’ te kunnen doen. Dit verzoek kan betrekking hebben op alle aspecten van het psychosociaal welzijn op het werk. Na het eerste contact (binnen 10 kalenderdagen) met de vertrouwenspersoon of bij de preventieadviseur psychosociale aspecten kan door de betrokkene gekozen worden voor een informele, dan wel voor een formele interventie zijn. Een informeel verzoek kan worden ingediend bij zowel de vertrouwenspersoon als bij de preventieadviseur psychosociale aspecten. Een formeel verzoek kan uitsluitend bij de preventieadviseur psychosociale aspecten.

Arbeidsreglement Aan het arbeidsreglement moet een bijlage worden gevoegd die de aspecten met betrekking tot de psychosociale risico’s bevatten. Dit zijn o.a.: • Definities van de begrippen • Informatie over de risicoanalyse psychosociale aspecten en de bijhorende

beheersmaatregelen • Contactgegevens van de vertrouwenspersonen (indien aanwezig) en de

preventieadviseur psychosociale aspecten. • De procedure die moeten worden gevolgd voor het indienen van een

informeel of formeel verzoek • De procedure, te volgen indien feiten door derden worden gesteld • Informatie over de externe procedures met tussenkomst van het Toezicht

op het Welzijn op het Werk • Sancties bij het stellen van ongewenst gedrag en bij misbruik van de

interne procedures

Page 40: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 40/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Feitenregister Wanneer de werknemers contact hebben met derden, dient een feitenregister

te worden voorzien waarin feiten van geweld, pesten en ongewenst seksueel gedrag, gesteld door deze derden, kunnen in worden genoteerd. Dit register wordt bijgehouden door ofwel de vertrouwenspersoon ofwel de preventieadviseur psychosociale aspecten. Indien er geen vertrouwenspersoon aanwezig is in de onderneming en de preventieadviseur psychosociale aspecten maakt deel uit van de Externe Dienst PBW, wordt het register bijgehouden door de interne preventieadviseur belast met de leiding van de Interne Dienst PBW. In het register worden de feiten beschreven. De identiteit van de betrokken werknemer wordt niet opgenomen, behalve indien hij hier wel mee instemt. Volgende personen hebben inzagerecht in het register: • De werkgever • De vertrouwenspersoon en de preventieadviseur psychosociale aspecten • De interne preventieadviseur die de leiding heeft over de Interne Dienst

PBW • De met het toezicht belaste ambtenaar (Toezicht op het Welzijn op het

Werk) De verklaringen in het register dienen 5 jaar te worden bewaard.

Nacht- en ploegenarbeid Met betrekking tot nacht- en ploegenarbeid dienen volgende zaken te worden uitgevoerd: • Uitvoeren risicoanalyse met aandacht voor verzwarende omstandigheden

zoals lichamelijke of geestelijke belasting, oorzaken van verminderde waakzaamheid (vb. monotoon werk), oorzaken van verhoogde biologische activiteit (vb. zware lichamelijke belasting, werken in extreme warmte of koude, verhoogde noodzakelijke aandacht voor o.a. verzorgend personeel, ambulancier);

• Uitwerken van beheersmaatregelen en deze opnemen in het globaal preventieplan;

• Resultaten van de risicoanalyse en de beheersmaatregelen voorleggen aan het Comité PBW;

• Voorzien van het noodzakelijke gericht gezondheidstoezicht: o Voor de aanvang van nacht- of ploegenarbeid; o Om de 3 jaar tot de leeftijd van 50 jaar (voor zover er voor andere

risico's geen kortere frequentie noodzakelijk is); o Jaarlijks vanaf de leeftijd van 50 jaar

• Eenzelfde graad van bescherming moet worden gegarandeerd - de beschikbaarheid van de diensten preventie en bescherming op het werk moet voldoende worden gewaarborgd;

• Informatie verstrekken aan de werknemers.

Page 41: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 41/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 7.2 Roken Roken Vanaf 1 januari 2006 is er een algemeen rookverbod van toepassing in alle

werkruimten, trappen, gangen, ... en in de sociale voorzieningen. Het is alleen toegelaten te roken in die lokalen die expliciet voor roken zijn bestemd en als dusdanig zijn aangewezen. Om dit lokaal in te richten dient de werkgever vooraf het advies te vragen aan het comité PBW. Dit lokaal is geen recht voor de rokers. Het gebruik van dit rokerslokaal mag geen ongelijke behandeling van de niet-rokers tot gevolg hebben. De werkgever is niet verplicht: • De kosten te dragen voor het stoppen met roken; • Een sensibiliserings- en informatiecampagne te voeren; • Programma's voor rechtstreekse bijstand bij het stoppen te ontwikkelen; • Info te verstrekken over gespecialiseerde instellingen die kunnen

begeleiden bij het stoppen De geldende regels moeten ook worden gecommuniceerd naar derden die toegang hebben tot de bedrijfslokalen (bezoekers, externe firma's,...)

7.3 Alcohol en drugs CAO 100: Alcohol- en

drugsbeleid Elke werkgever uit de privésector dient een preventief alcohol- en drugsbeleid uit te werken. Het doel hiervan is het disfunctioneren op het werk ten gevolge van alcohol-, drugs- en medicatiegebruik bespreekbaar te maken, te voorkomen en indien nodig te verhelpen. Hiertoe dient de werkgever tegen 1 april 2010 acties ondernemen:

• Algemeen: o De uitgangspunten en de doelstellingen van het beleid bepalen o Opmaken van een beleids- en intentieverklaring o Regels opstellen mbt de beschikbaarheid, het binnen brengen en

het werkgerelateerde gebruik van alcohol en drugs o Procedures uitwerken mbt het disfunctioneren tgv het gebruik, de

mogelijkheden tot vaststellen van het gebruik en de wijze waarop werkonbekwame werknemers naar huis worden gevoerd

• Overleg plegen: o Informatieplicht aan ondernemingsraad en comité PBW (met

beperkte adviesbevoegdheid) - indien hieraan ontbreekt, met de vakbondsafvaardiging en indien dat ook ontbreekt met de werknemers rechtstreeks

o Overleg met de interne en/of externe dienst PBW • Voorlichting geven

o Bij indiensttreding en verder indien nodig o Opnemen in het arbeidsreglement

• Opleiding voorzien mbt opdrachten, verplichtingen, verantwoordelijkheden en middelen van de werknemers en hiërarchische lijn

• Varia: o Werknemers en hiërarchische lijn hebben een aantal

verplichtingen na te komen o De preventieadviseur heeft een belangrijke signaalfunctie o Het beleid moet door de werkgever regelmatig worden

geëvalueerd o Het comité moet worden betrokken bij de evaluatie via het

dynamische risicobeheersingssysteem, globaal preventieplan en jaarlijks actieplan

Page 42: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 42/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 8. HYGIËNE EN VERFRAAIING VAN DE WERKPLAATS 8.1 Hygiëne en sociale voorzieningen Personeels-

accommodatie De werknemers dienen te beschikken over volgende accommodatie: • Voldoende toiletten, gescheiden voor mannen en vrouwen en niet

rechtstreeks toegankelijk via de werkplaats noch via de eetplaats; • Wasplaatsen, kleedkamers en eventueel douches, gescheiden voor

mannen en vrouwen; • Een goed uitgeruste refter en eventueel een verpozingslokaal (apart van

was- en kleedplaats); • Een rustlokaal voor zwangere werkneemsters en werkneemsters die

borstvoeding geven. Deze accommodaties dienen degelijk te worden onderhouden.

Wastafels en handreiniging

Om voldoende (handen)hygiëne te kunnen garanderen dienen de nodige wasplaatsen te worden ingericht. Ze moeten aan volgende eisen te voldoen: • Voorzien van voldoende kranen - 1 kraan per 3 werknemers die gelijktijdig

het werk beëindigen (verminderd tot 1 kraan per 5 werknemers indien de risico's beperkt zijn en het Comité PBW hiermee akkoord gaat);

• De wastafels zijn, indien nodig voorzien van zowel koud als warm water; • Indien het wassen van de handen nodig is in de werkplaats zelf, dienen

ook wastafels te worden voorzien nabij de werkpost; • Een aangepaste handenreiniger (bij voorkeur korrel- en solventvrij) en

propere handdoeken (bij voorkeur papieren wegwerphanddoeken) worden gratis ter beschikking gesteld

Voor de keuze van een aangepaste handenreiniger kan het advies worden ingewonnen van de arbeidsgeneesheer.

Douches Indien nodig, stelt de werkgever ook douches ter beschikking (gescheiden voor mannen en vrouwen). Dit is nodig in volgende gevallen: • De werknemers worden blootgesteld aan overmatige warmte; • De werknemers sterk bevuilend werk verrichten; • De werknemers worden blootgesteld aan gevaarlijke chemische of

biologische agentia. Eén douche dient te worden voorzien per groep van 6 werknemers die het werk gelijktijdig beëindigen. Deze douches moeten voldoende ruim zijn zodat de werknemers zich onder hygiënische omstandigheden ongehinderd kunnen wassen.

Inrichten kleedkamers Indien kledijwissel noodzakelijk is, stelt de werkgever ook kleedkamers te verschikking, gescheiden voor mannen en vrouwen. De kleedkamers dienen aan volgende eisen te voldoen: • De werknemers dienen te beschikken over afsluitbare individuele

kleerkastjes (behalve indien geen specifiek risico - dan volstaan een kleerhanger en een individueel vak);

• Wanneer de werknemers worden blootgesteld aan vocht of vuil of wanneer er een risico is op intoxicatie of besmetting, dienen 2 individuele kleerkastjes te worden voorzien, zodanig dat de eigen kledij niet kan worden bevuild.

Indien geen kleedkamers nodig zijn, dienen minstens kleerhangers te worden voorzien.

Page 43: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 43/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar Refter De werkgever voorziet een goed uitgeruste refter:

• Voorzien van voldoende afwasbare tafels en stoelen (met leuning); • Voorzien van drinkwatervoorziening; • Er moet mogelijkheid zijn om de vaat te doen; • Voeding moet op een hygiënische manier kunnen worden opgeborgen; • Voedingsmiddelen moeten kunnen worden opgewarmd; • Een afsluitbare vuilnisbak moet worden voorzien. Een refter moet niet worden voorzien wanneer het Comité PBW hiermee akkoord gaat. Eten op kantoor mag, indien voldoende garanties worden geboden dat dit hygiënisch kan en indien de arbeidsgeneesheer en het Comité PBW hierover een voorafgaand akkoord hebben gegeven.

Rustlokaal Indien uit de risicoanalyse blijkt dat een rustlokaal noodzakelijk is, voorziet de werkgever dit. Dit is zo in volgende gevallen: • De werknemers worden blootgesteld aan afwijkende thermische

omgevingsfactoren waardoor rustpauzes moeten worden voorzien; • De werknemers worden blootgesteld aan lawaai en trillingen; • De werknemers verrichten zware fysieke arbeid (>410 watt); • De werknemers verrichten psychisch belastend werk; • De werknemers verrichten arbeid die wachtdiensten inhoudt; • De arbeidstijd is onderbroken over de dag; • De preventieadviseur en het Comité PBW achten het noodzakelijk. Het lokaal moet ofwel in een apart lokaal of in een bijgebouw van de refter worden ingericht en is beschermd tegen hinder. Het lokaal is voorzien van voldoende tafels en stoelen met leuning. Het aantal rustplaatsen moet minstens gelijk zijn aan het aantal werknemers die gelijktijdig van de ruimte gebruik moeten maken. Het lokaal wordt ook passend gesignaleerd.

Rustlokaal voor zwangere werkneemsters en gebruikt als borstvoedingslokaal

Een onopvallend en gesloten lokaal wordt door de werkgever ter beschikking gesteld om te worden gebruikt als rustlokaal voor zwangere werkneemsters en als lokaal om borstvoeding te geven of melk af te kolven in voldoende hygiënische omstandigheden. Het lokaal moet tevens uitgerust zijn met een voorziening om zich te wassen.

Ter beschikking stellen van drank

De werkgever dient drinkwater of een andere aangepaste (alcoholvrije) drank ter beschikking stellen van de werknemers.

Werkkledij Voorwaarden gesteld aan de werkkledij: • Keuze op basis van risicoanalyse; • Eigenschappen waaraan de werkkledij moet voldoen: • Voldoende gezondheids- en kwaliteitswaarborgen;

o Geen bijkomend risico (niet kunnen gegrepen worden door draaiende onderdelen, brandveilig, niet allergeen, slijtvast, niet scheurbaar, aangepast aan de seizoenen,...)

o Opschriften aan de buitenzijde beperkt tot de naam van het bedrijf, naam van de werknemer en eventuele streepjescode (indien noodzakelijk).

• De aankoop, het onderhoud, de herstelling en de vervanging is op kosten van de werkgever (het geven van een vergoeding of en premie is verboden, behalve*)

• De werkkledij mag niet worden meegenomen naar huis behalve*: o Indien er gewerkt wordt op verschillende arbeidsplaatsen; o Indien het verbod om organisatorische redenen niet kan worden

uitgevoerd; o Indien de werkkledij geen risico biedt voor de werknemer of zin

directe omgeving (vb. besmettingsrisico, chemisch vervuild, ...).

*Indien een algemeen bindende CAO is afgesloten.

Page 44: TOELICHTING BIJ DE CHECKLIST GARAGE EN CARROSSERIE

TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE

p. 44/44 07/2007

Nr. Onderwerp Commentaar 8.2 Orde en netheid Onderhoud werkplaats De werkplaats dient op regelmatige tijdstippen op een aangepaste manier te

worden gereinigd (niet vegen maar bij voorkeur vochtig of met een stofzuiger). Hiertoe dient een onderhoudsprogramma te worden opgemaakt en gerespecteerd. Wanneer gemorst wordt, dient dit onmiddellijk te worden opgekuist.

9. MOEDERSCHAPSBESCHERMING 9.1 Risicoanalyse Risicoanalyse

moederschaps-bescherming

Elke werkgever dient in samenwerking met de arbeidsgeneesheer een risicoanalyse op te maken (en op papier te zetten), waarin aandacht wordt besteed aan de risico's verbonden aan zwangerschap en borstvoeding (ook wanneer hij geen vrouwen tewerkstelt). Volgende maatregelen zijn mogelijk: • Verplaatsing binnen het bedrijf of aanpassing van de werkpost • Verwijdering via de mutualiteit In het bepalen van de maatregelen dient rekening te worden gehouden met de restricties, zoals bepaald in het KB moederschapsbescherming. In geval van zwangerschap is het nodig de arbeidsgeneesheer zo vlug mogelijk te contacteren, zodanig dat het nodige kan worden gedaan.