tjl ptl dhtnt - digital library for dutch literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr :...

140
STIJL OPSTEL DICHTKUNST STIJLLEER EN LETTERKUNDIGE THEORIE VOOR MIDDELBAAR ONDERWIJS DOOR Dr P. ED. FRAUSSEN P. ANT. VERSCHUERE LEERAARS AAN HET ST- ANTONIUS -COLLEGE TE LOKEREN REDE. DICIiTKUNST- Mechelen St- Franciscus - Drukkerij 1935

Upload: others

Post on 17-May-2020

9 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

STIJL

OPSTEL

DICHTKUNSTSTIJLLEER EN LETTERKUNDIGE THEORIE

VOOR MIDDELBAAR ONDERWIJS

DOOR

Dr P. ED. FRAUSSEN P. ANT. VERSCHUERE

LEERAARS AAN HET ST-ANTONIUS -COLLEGE TE LOKEREN

REDE. DICIiTKUNST-

MechelenSt-Franciscus-Drukkerij

1935

Page 2: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd
Page 3: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

STIJL

OPSTELDICUTKUNST

STIILLEER EN LETTERKUNDIGE THEORIEVOOR MIDDELBAAR ONDERWIJS

DOOR

Dr P. ED. FRAUSSEN P. ANT. VERSCHUERE

LEERAARS AAN HET ST- ANTONIUS-COLLEOE TE LOKEREN

REDE. -- DICHTKUNST

MechelenSt-Franciscus -Drukkerij

1935

Page 4: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd
Page 5: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

Wij vestigen de aandacht op een paar bloemlezingen dieonlangs werden uitgegeven of herwerkt, en waar we tengerieve van de leerlingen meestal naar verwijzen.

In de reeks UIT EIGEN GAARD : E. H. C. RaeymaekersRedevoeringen I (Amter, Leuven 1934). Redevoeringen IIligt op dit oogenblik ter perse.

Van P. Ev. Bau - wens' Zuid en Noord III verscheen ditjaar een nieuwe druk, herzien door P. Em. Janssen S. J.(Desclée De Brouwer & C°, Brugge 1935).

Voor Zuid en Noord IV wordt verwezen naar de 8e uit

-gave 1926.

Page 6: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd
Page 7: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

INHOUD

De Rede.

BI.

Inleidende Begrippen :Rede. Welsprekendheid. Rhetoriek .

ART. 1. REDE IN HET ALGEMEEN.

I. VINDING.

Onderwerp en standpunt, doel. --- Thema. Mid-delen tot vinding en uitbreiding. 4

A. Onderrichten, Verklaren : voorbeelden van topica . 6B. Bewijzen :

Vormen van bewijsvoering . 9Bewijsgronden : uiterlijke, innerlijke . 10Fouten in de bewijsvoering. weerlegging . 13

C. Overreden. Pathos, pathetiek . 14Directe pathetiek . 15Indirecte pathetiek 17

O. Overtuiging. Vijandige affecten bestrijden.Persoonlijke hoedanigheden. Improvisatie . 18

II. SCHIKKING. Algemeenheden 201. Exordium . . . 212. Hoofdgedeelte :

Voorstelling en Verdeeling. Voorbereiding . 23Oratorisch Verhaal. Bevestiging. Weerlegging 24

3. Peroratie . 27

III. INKLEEDING.Voornaamste hoedanigheden v. e. rede 28Dictie. Actie . 30

Page 8: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

VI -

ART. 2. REDENEN IN HET BIZONDER.

Gewijde Rede of ,Kanselrede 32Gerechtelijke Rede 35Politieke Rede 36Militaire Rede 38Gelegenheidsrede . 39Didactische Rede . 41OPM. : Geschreven Rede. Pronkrede. Radio-rede . 42

III0 DEEL

DICHTKUNST of POEZIE

I. DICHTKUNST IN HET ALGEMEEN.

Kunst. Dichtkunst. Inhoud, tendenz, zedelijkheid,vorm, taalschoonheid, rhythme . . 44

Nederlandsche Prosodie 53Versvoeten. Metrisch vers . . 54Het rijm. Vrij of dynamisch vers . 59De strofe 62

Proza als kunstvorm . 66Scholen in de poëzie : classicisme, pseudo-classicisme,

romantiek, realisme, naturalisme, impressionisme,expressionisme 66

II. DICHTSOORTEN.

Indeeling. Volkspoëzie en Cultuurpoëzie . 72

1. Epische Poëzie.

Epiek of Epische Poëzie 74I. HET Epos . 74

Nationale epopeeën : Ilias; Odyssee; Aenëis; Chansonde Roland; Nibelungenlied, Gudrun; OrlandoFurioso, Gerusalemme Liberata . 76

Godsdienstige epopeeën : Dirvina Commedia, ParadiseLost, Messias . 79

Moderne epopeeën. Het epos in de Nederl. letter-kunde 80

Dierenepos . 8111. KLEINERE EPISCHE GEDICHTEN.

Mythe. Sage. Ballade, Romance . 82Legende. Sprookje. Fabel . 84Parabel. Idylle. Herdersdicht . 87

Page 9: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

VII -

III. ROMAN. NOVELLE. VERTELLING.

Roman. Historische, strekkings-, psychologische,avonturen-, zedenroman . . 88

Novelle . 92Vertelling . 93

2. Lyrische Poëzie.

I. WEZEN van de lyriek 941I. SOORTEN van lyrische gedichten . . 97

a. Natuur-, geloofs ,-, liefde-, sociale, ideëele lyriek . 98b. Ode. Hymne. Dithyrambe. Elegie. Lied.

Satire. Epigram. Cantate. Spreekkoor 101

3. Dramatische Poëzie.

Dramatiek of Dramatische poëzie . 107

I. DRAMA ALS LITTERAIR WERK.

Dramatisch gegeven of fabel 108Dramatische actie . 109Structuur van het drama . 112

II. DRAMA ALS VOORSTELLING 113III. SOORTEN VAN DRAMA'S . 115

a. Tragedie. Haar wezen . 115Grieksche, klassieke Fransche, Vondeliaansche,moderne tragedie . 116

b. Comedie . 118c. Gemengde genres : romantisch drama, mysteriespel,

herdersspel 120OPM. Muziekdrama of opera . 122

Radiospel of luisterspel . 122ALPHABETISCH WOORDREGISTER . 123

Page 10: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd
Page 11: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

DE REDE

INLEIDENDE BEGRIPPEN

180. Wat is een rede?

Een rede is « een toegesproken opstel » of « een opstelin den vorm van een toespraak » :

een opstel d. i. een samenhangende uiteenzetting (nr 100),niet een praten over losse onderwerpen.

toegesproken opstel : het doel van de rede en de hoedanig-heden die haar kenmerken, zijn diegene die onze woordenmoeten hebben, wanneer we tot onze medemenschen spreken.

OPM. 1. Geen ander letterkundig stuk is uit zijn wezen zelf eentoespraak. De brief h. v. is uit zijn aard een « geschreven »onderhoud. Een drama wordt « vertoond » en « gesproken »;het wordt ons niet « toegesproken ».

OPM. 2. Een rede is niet noodzakelijk een betoog. De troonrede,de homilie, de academische redenen en veel andere hoeven geenbewijsvoering te bevatten, en toch rekent iedereen ze onder deredenen, op grond van het algemeene spraakgebruik.

OPM. 3. De benaming redevoering wordt meer gegeven aan eenrede van grootar omvang; die van toespraak of aanspraak, aaneen rede van minder uitgebreiden inhoud.

181. Welsprekendheid en Rede. De Rede is de voor-naamste niet de eenige vorm waarin de welsprekend-heid zich openbaart.

Welsprekendheid is « de kunst om wèl te spreken »

kumst, in ruimer zin d. i. door oefening verkregen vaar-

digheid;

wel spreken, d. i. met de volmaaktheden van het gesprokenwoord, om het voorgestelde doel te bereiken.

Page 12: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-2-

OPM.OPM. 1. Welbespraakt of wel ter tale is hij die zeer gemak-kelijk zijn gedachten kan verwoorden. Deze begaafdheid

wordt bij den echten redenaar verondersteld. Wordt ze even-wel niet door oefening en studie veredeld en opgevoerd toteen kunst, dan zal ze aanleiding geven tot woordenkraamen beuzelpraat.

OPM. 2. De gegeven definitie (reeds door Quintilianus voor-gesteld : ars bene dicendi) komt overeen met de gewone

beteekenis van het woord. De eisch van sommigen, als zoumen door welsprekendheid alleen mogen verstaan de kunstvan « overtuigen », houdt niet voldoende rekening met hetspraakgebruik. Overigens rekenen ook zij de eenvoudigstetoespraken tot de vormen van de welsprekendheid.

182. De Welsprekendheid in haar volheid.

Is de welsprekendheid de kunst om wel te spreken, danzal ze het toppunt van haar volmaaktheid bereiken in dienredenaar, die wel spreekt in al de omstandigheden waarinhet gesproken woord wordt aangewend.

Welnu, wij spreken :om te o n d e r r i c h t en d. i. gedachten en gevoelens aan

anderen mee te deelen, hetzij in een eenvoudig gesprek, het-zij in een rede;

om te overtuigen d. i. door de toehoorders de waar-heid van een stelling te doen aannemen;

om te o v e r r e d e n d. i. de toehoorders er toe over tehalen een daad te stellen of te laten.

183. De volmaakte redenaar.

Uit die gewichtige en zoo verscheiden opgaven van dewelsprekendheid blijkt, hoe ri j koegaaf d en hoe alzijdig enevenwichtig ontwikkeld een mensch moet zijn om volmaaktredenaar te heeten.

Hij moet toegerust zijn met

een levendige verbeelding : om plastisch te kunnen beschrijvenen treffend te verhalen;

taalkennis en natuurlijke welbespraaktheid;vaardigheid tot improviseeren, daar hij niet zelden noodig heeft,

Page 13: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

op het oogenblik zelf van het voordragen, zijn bewoordingen aante passen aan de gesteltenissen van zijn gehoor.

meesterschap in de kunst van het voordragen;

een zekere lichamelijke volmaaktheid, zoodat hij oak door zijnuiterlijk gezag en eerbied inboezemt, althans de toehoorders geenaanleiding geeft tot minachting of tot verstrooidheid. Hierbijbehoort ook de geschiktheid van zijn s t e m o r g a a n: hoezeereen krachtige en welluidende stem kan bijdragen tot het succesvan een rede, blijkt uit de ondervinding.

de schranderheid van een wijsgeer : om de gedachten te ont-leden en te belichten en ze aldus voor den toehoorder bevattelijken doorzichtig te maken; tevens om met kracht van bewijs-voering en redeneering de waarheid van zijn stelling onweer

-legbaar te betoogen;menschenkennis en psychologisch doorzicht : om na het verstand

ook het hart van zijn toehoorders te kunnen veroveren;het warme gevoel van den lyricus : om de gemoederen te betoo-

veren en te ontroeren en aldus tot edelmoedige daden tebewegen;

een ontwikkeld verstand en een alzijdige cultuur; daarenbovenbizondere geleerdheid in het vak waarover hij redevoert : ditalles opdat zijn toehoorders zijn meerderheid, gevoelen en waar

-deeren.rechtvaardigheid en onbaatzuchtige liefde voor de waarheid, die

niet alleen uit zijn woorden maar tevens uit zijn levenswandelmoeten spreken. Niemand immers laat zich gemakkelijk overtuigen,laat staan tot moeilijke daden overhalen, door iemand dien hijniet ten volle betrouwt.

OeM. 1. Met het oog op dit laatste vereischte, heeft de Romein Cato

den volmaakten redenaar gedefinieerd als vir bonus dicendi peritus.

Opat. 2. Zonder rijke natuurlijke b e g a a f d h e i d en bizonderen

aanleg voor de welsprekendheid, zal wel nooit een mensch

dit ideaal van een redenaar benaderen, nog minder het bereiken. Men

hoeft dan ook niet in te stemmen met het bekende gezegde : orator fit,

poeta nascitur.

184. Rhetoriek (Rhetorica, Redekunde) is de « leer derwelsprekendheid » : de theoretische en practische leer dieden redenaar naar vaste wetten van een beproefde techniekopleidt en met meer zekerheid naar zijn doel richt.

Page 14: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

De Rhetoriek leert dus niet iets artificieels of onnatuur-lijks : zij leert juist de zuivere, natuurlijke weisprekend.-heid, ontdaan van haar uitwassen en onvolmaaktheden. Zieverder nr 226.

OPM. 1. De Rhetoriek ontstond bij de G r i e k e n in de3e eeuw voor Chr. en genoot bij hen, zoowel als later lij deR o m e i n e n, groot aanzien, omdat ze bij die volken denweg baande tot de- politieke ambten.

Ook werd ze in de klassieke Oudheid, meer dan in onzentijd, beoefend en gewaardeerd om haar aesthetiek of schoon-heidsinhoud, evenzeer als de poëzie en de andere kunsten.

Oi . 2. Ook voor die ontwikkelden die zelf geen « rede-naars » willen worden, is de studie van de Rhetorica nuttig;zij leert hen een critisch inzicht te krijgen in wat hun wordtvoorgesteld als « welsprekendheid ».

Art. 1.

DE REDE IN HET ALGEMEEN

I. -- VINDING.

185. Onderwerp en Standpunt. Doel. Heeft de redenaarzijn onderwerp vastgesteld, dan zal hij ook bepalen, vanwelk standpunt hij het zal bespreken : zoo zal het noch tealgemeen blijven noch te vaag, noch te ruim opgevat nochal te eng (Herlees 107) .

Met het standpunt hangt zeer nauw samen het doel vande voor te dragen rede. In andere opstellen en letterkundigewerken kan men zich tevreden stellen met een vrij algemeendoel b. v. iets moois scheppen; een redevoering heeft uithaar aard een practisch, dus zeer bepaald doel;het is dus van groot belang, dat de redenaar het voortdurendvoor oogen houdt bij de uitwerking van zijn plan.

B. v. Een rede met als onderwerp De Verkiezingssystemen

in België beschouwd in hun historische ontwikkeling zal

een verschillende uitwerking vereischen, alnaar men zich tendoel stelt een nieuw inzicht in die kwestie te geven aan een

Page 15: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

groep sociologen, of (in het parlement) een nieuw en beterstelsel voor te bereiden.

Vooral in een kanselrede, kan eenzelfde onderwerp met verschillende

doeleinden worden behandeld. B. v. Jezus' dood aan het kruis —beschouwd als zoenoffer voor onze verlossing : om de geloovigen aante sporen tot dankbaarheid en liefde; of om bij wijze van onderrichting

het mysterie eenvoudig uit te leggen; of om (b. v. op een theologisch

congres) een wetenschappelijke verklaring van liet dogma te geven.

186. Eenheid. Hoofdgedachte, Thema. -- Gelijk alleopstel, moet de rede één zijn : ze moet één geheel vormenwaarvan al de onderdeelen en bizonderheden innig samen

-hangen met een hoofdgedachte, een kern (103).Als de rede het betoog is van een stelling of een aansporing

tot een daad, kan men haar thema omschrijven in een z i n

B. v. In het parlement : « De voorgestelde wet is onaan-nemelijk ». Om aan te zetten tot een daad. : « Land-bouwers, vereenigt a tot verdediging van uw belangen! »

Het thema kan evenwel samengesteld zijn, zonder deeenheid te schaden.

In dit geval moeten de deelen samen één geheel vormen.Hun innig verband kan ontstaan óf uit den aard van hetbehandelde onderwerp, of uit het doel van de rede, óf uit deomstandigheden waarin ze wordt uitgesproken.

B. v. Min. Van Cauwelaert : Het Dries pan der Kracht :1. Weest mannen van overtuiging; 2. weest mannen vankarakter; 3. weest mannen van de daad. (1)

It. : Een nationale Oplossing der Taalkwestie : 1. Deoplossing is dringend noodig; 2. hoe ze moet tot stand komen(: door de Regeering zelf; onmiddellijk; op nationale wijze;tot volkomen gelijkheid van Vlamingen en Walen) (2).

Cicero : De Imperio Cn. Pompei : 1. De oorlog tegenMithridates is noodig; 2. hij is gevaarlijk; 3. Porn pejus is deeenige geschikte veldheer.

(1) Verhandelingen en Voordrachten. Een Keur; 2e dr. Standaard-Boekh.,Antwerpen 1932. — Gedeeltelijk ook in Z. en N. IV, bijvoegsel (d. i. P. Bv.Bauwens S. J. : Zuid en Noord, 8e dr., Declée De Brauwer en C' 1926).

(2) Z. en N. IV, 108 bis.

Page 16: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-6---

It. : Eerste Catilinarische Rede : 1. Catilina, verlaat destadƒ 2. Senatoren, het was noodig Catilina te laten ont-vluchten. De eenheid spruit hier alleen uit de omstandig-heden.

187. Verzamelen van Inhoud. Wat Niervoren (108) isgezegd over de VERWIJDERDE VOORBEREIDING tot ieder opstel,geldt in hooge mate voor de meeste soorten van rede. Dewelsprekendheid vereischt zooveel kennis van menschen endingen, zooveel ervaring, zoo lange oefening, dat ze eerst ineen alzijdig ontwikkeld man tot volle rijpheid kan ge-dijen (183).

Bij de ONMIDDELLIJKE VOORBEREIDING het samenbrengenvan alle nuttig materiaal zullen twee middelen den rede-naar ten zeerste dienstig zijn :

1° voortdurend zijn d o e 1 voor oogen te houden (185) ;

2° zich duidelijk zijn a u d it o r i u m voor te stellen metden toestand waarin het verkeert, zijn graad van ontwik-keling, zijn inwendige gesteltenis, zijn verzuchtingen, zijnnoodwendigheden.

Hierdoor zal hij gemakkelijker de waarlijk nuttige bizonder-heden weten te vinden en tevens ze in te kleeden in den meestdoelmatigen vorm.

188. Onder de Middelen tot vinding en uitbreiding (109-112) zijn de eene bizonder geschikt om de toehoorders vaneen rede te onderrichten, andere om te over-t u i g e n, weer andere om te overreden de drie voor-name doeleinden van de welsprekendheid (182).

A. Onderrichten, Verklaren.

189. Sommige toespraken bestaan hoofdzakelijk in onder-richten en verklaren.

Zoo b. v. een rede Over de Belgische Verkiezingssystemen,uitgesproken ter b e 1 e e r i n g van een groep sociologen;

of een d o g m a t i s c h e preek Over Jezus' Kruisdoodals zoenoffer voor onze verlossing.

Page 17: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-7--

Maar ook in b e t o o g e n d e toespraken is er telkensweer een nadere verklaring te geven : begrippen, gedachtenen redeneeringen zijn alzijdig te belichten, zoodat ze aan-schouwelijker, bevattelijker, treffender worden gemaakt.

Overigens, een eenvoudige verklaring of uitbreiding kan insommige gevallen de waarde hebben van een bewijs of een motief.

Men ga dit na bij de voorbeelden hieronder, vooral bij dedefinitie.

190. Nieuwe begrippen en gedachten tot onderrichting enverklaring zal de redenaar uit zijn geheugen opdiepen doorhet aanwenden van practische middelen-tot-vinding, zoo-als hiervoren werden aangegeven (109-112) ; eenmaal opge-vatte begrippen en gedachten zal hij doelmatig weten uit tebreiden door een gepast gebruik van de topica (169) .

Voorti. van oratorische Definitie : Mgr. Cruysbergs : Voornaam-heid. Eerst wat de voornaamheid niet is, dan wat ze wel is (1). -Min. Van Cauwelaert : Het Driespan der Kracht. Wat het karakterzooal is (2). Tevens een specimen van uitbreiding doorontleding)

Synonieme voorstelling, om op een begrip of een gedachte na-druk te leggen. B. v. P. Van Gestel : Nisi Branum... (3), passim.

Hier gold nog een andere reden : de noodige duidelijkheid enkracht in een radio-rede. In zijn preek Over de Ongenade vanEutropius herhaalt de H. Chrysostomus in verscheidene beeldende gedachte : ijdel en vergankelijk was de grootheid vanEutropius : een nachtelijke droom was het..., lentebloemen warenhet..., een schaduw enz.

Uitbreiding door Omstandigheden werd zeer gepast aangewenddoor Cicero in zijn Rede voor Milo. Clodius' persoonlijkheid, demisdaad, de plaats, de medeplichtigen, de oorzaak enz. : achter

-eenvolgens worden alle omstandigheden belicht.

Tegenstellingen. Prof. Van Ginneken : Christus in den modernen

wereldstrijd (4). Om des te duidelijker aan te toonen, hoe degeestesgesteldheid van een hedendaagschen katholiek wèl moet

(1) Raeymaekers I bl. 57.(2) Zuid en Noord IV, bijvoegsel. --- (3) Raeymaekers II.(4) Raeymaekers II.

Page 18: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

wezen, begint de redenaar met het afschilderen van katholiekenmet verkeerde mentaliteit.

Vergelijkingen. Bizonder treffend door hun actueelheid zijnb. v. die in Mgr. Schaepman's Rede bij het standb. van Mgr. Hamerte Nijmegen (1) : de bisschop-martelaar vergeleken met de dapperestrijders in Transvaal (de oorlog van de Boeren was pas teneinde!), en met Karel den Gro ,ote (de redenaar stond « in deschaduw van het Valkenhof » !). Ook dergelijke actueele ver

-gelijkingen bij Senator Verbist : Hulde aan onze Missionarissenin Congo. (1)

Uitbr. door Voorbeelden d. i. verhaaltjes, anecdotes, toespelin-gen op historische feiten en toestanden enz. B. v. M. Sabbe :Vlaanderen's muzikale Wedergeboorte (2) : Na 1830 heeft de zonden Vlaming als een nieuwen Lazarus uit de dooden gewekt;

Benoit heet de Petrus die de steenrots was, waarop de tempel onzer

nieuwere toonkunde werd gegrondvest; Antwerpen is het Mekka

der Vlaamsche muziek. Zie verhaaltjes h. v. hij H. VerriestSmaak (3). Verder nog Prof. Van Ginneken op. cit.

Korte, levendige Beschrijvingen. B. v. M. Sabbe op. cit.

« Wij zien Peter Benoit, met zijn f orsche,n nek, zijn breede

schouderen en zijn titanengestalte, gevoed met het merg van

leeuwenschonken » ... Dr Ariëns : Schaepman als staatsman (4) :

« Even scherp als zijn Herculische gestalte zich af teekende op het

spreekgestoelte in een volksvergadering, als hij met machtig geluid

en gebaar nieuwe ideeën hamerde in de hoofden der opeengepakte

schare; even duidelijk komt zijn krachtige , persoonlijkheid uit op

het Nederlandsch staatstooneet der laatste 25 jaren ».

Aanhalingen van iemands woorden, van spreuken, van ge-

vleugelde woorden enz. B. v. M. Sabbe en Senator Verbist op. cit.

OPM. Deze laatste redenen leenen zich best tot een studie

op de oratorische uitbreiding van gedachten.

(1) Raeymaekers I. — (2) Raeymaekers II. -- (3) Zuid en Noord IV bl. 396.

--- (4) Z. en N. IV bl. 435.

Page 19: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

B. Bewijzen.

191. Overtuiging. Bewijsvoering. In redevoeringen dieeen stelling hebben als thema, moeten de toehoorders vande waarheid van die stelling worden overtuigd. De over-tuiging vloeit voort uit de bewijsvoering of argumentatied. i. het aanvoeren en ontwikkelen van deugdelijke bewijzen.

1. Vormen van Bewijsvoering.

192. Syllogisme of Sluitrede. Het grondtype van deredeneeringsvormen is het syllogisme. Dit is « een geheelvan drie stellingen, waarvan de twee eerste logisch alzóósamenhangen, dat de derde er uit volgt ».

De eerste stelling is de major; de tweede, de minor; de derde,de conclusie (het besluit).

B. V. Maj. De kunst veredelt den mensch;Min. Die muziek is een kunst;Concl.: De muziek ueredett den mensch.

Het spreekt wel vanzelf, dat een redenaar zelden of nooit eensyllogisme zal voordragen in dien strengen, stijven vorm. Sommigetermen b. v. « veredelen » zal hij door uitbreiding ontwikkelen,andere althans in het kort verklaren.

Overigens zal een van beide eerste stellingen (hier b. v. deminor), als door de toehoorders van meet af toegegeven, dikwijlsbeter worden v e r z w e g e n.

193. Andere Bewijsvormen worden gemakkelijk tot hetsyllogisme herleid.

Het enthymeem is een syllogisme waarvan één praemisse d. i.de major of de minor wordt verzwegen :

B. v. Wijj zijn samengesteld uit lichaam en ziet; dus zijn westerfelijk. God zorgt zoo vaderlijk voor de bloemen in hetveld; hoeveel te meer zaZ hij zorgen voor de menschenl

De Sorites is een aaneenschakeling van samengevatte syllo-gismen.

2

Page 20: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

--- 10 --

B. v. De wilden zijn menschen; alle menschen zijn redelijkewezens; alle redelijke wezens zijn vatbaar voor beschaving;dus zijn de wilden vatbaar voor beschaving.

Het Dilemma is een dubbel syllogisme, met twee tegengesteldemajors die beide voeren tot eenzelfde conclusie.

Bekend is het dilemma van Tertullianus tegen KeizerTrajanus, die bevolen had de Christenen niet op te sporen,maar ze toch te bestraffen indien ze werden aangeklaagd :De Christenen zijn schuldig, of ze zijn het niet; zijn ze 't,dan dient ge ze op te sporen en te straffen; zijn ze. 't niet,dan moogt ge ze niet straffen. Dus handelt ge verkeerd.

1111. Bewijsgronden.

194. Bewijsgronden zijn feiten of waarheden waarop eenbewijs gegrond is.

UitUiterlijke bewijsgronden liggen buiten het onder-werp van de bewijsvoering.svoering.

Innerlijke bewijsgronden liggen in het onderwerpzelf of zijn er innerlijk mee verbonden.

195. Op uiterlijke gronden zijn gesteund :

Bewijzen uit w e t t e n : natuur- of menschenrecht, ver-dragen, oorkonden enz.

Waardoor kan worden aangetoond of een daad goed is ofslecht, geldig of ongeldig. Dus vooral gebruikelijk in gerech-telijke en politieke redenen.

Bew. uit hedendaagsche feiten die we kennendoor eigen ervaringen of uit boeken, kranten, mede

-deelingen enz.

In het gebruiken van deze bewijsgronden was Cicero eenmeester. Zie ook b. v. Minister Aalperse : Vrij HoogerOnderwijs (1) ; en Min. Kuyper : Over de Spoorwegrampen Over de woorden « Misdadige Woeling » (2).

(1) Z. en N. IV bl. 471 vlg. — (2) lt. bl. 382 vlg.

Page 21: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

— 11 -

Bew.uit historische feiten

Uit de geschiedenis der Oude Volken en het onze leiddeHerm. Des Amorie Van der Hoeven af, dat de beschavingin de Ned. Koloniln onmogelijk was zonder godsdienstigonderwijs : Oost-Indië's Beschaving (1). — Zie ook LipmanVrijheid van Drukpers 11(2).

Bew. uit het ge tuigenis = gezagsargumentendie gesteund zijn op het algemeen gevoelen der menschheid,of de openbare meening, of het oordeel van gezaghebbendelieden, of nog op de verzekering van getuigen.

Zoo beroept zich de kanselredenaar op het goddelijk, ge-tuigenis van Jezus en de onfeilbare leering der H. Kerk. --

Er is geen redenaar, of hij bevestigt weleens zijn meeningdoor het gezaghebbend woord van geleerden of grootemannen.

Bewijzen « a d h o m i n e m » d. i, op grond van woordenof daden van den tegenstander of de toehoorders zelf.

Om de studenten aan te zetten tot voornaamheid in hetspreken van hun moedertaal, herinnert Mgr. Cruysbergs henaan hun eigen groote woorden over eigen taal en eigen kul-tuur, hun luidbeleden eerbied voor de moedertaal. Aldus inVoornaamheid (3).

196. Op innerlijke gronden zijn gesteund :

Bewijzen door deductie. Het deductief bewijs is ge-grond op een algemeene gedachte, waarin de te

bewijzen waarheid ligt opgesloten als een deel in het geheel.

Cicero wil aantoonen, dat het betaamt Archias het burger-recht te verleenen; daartoe gaat hij uit van de , algemeenestelling : geleerden en dichters zijn we hooge waardeeringschuldig

Bew. door i n d u c t i e. Het inductief bewijs is gegrondop een aantal b i z o n d e r e feiten waaruit de te be-

(1) Z. en N. IV bi. 365 vlg. -- (2) It. bl. 323 vlg.(3) Raeymaekers I bl. 59.

Page 22: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

12

wijzen waarheid wordt afgeleid als een samenvattend besluit.Zoo gaat de deductie van het algemeene , tot het bizondere;

de inductie -daarentegen, van het bizondere tot het algemeene.

Van der Palm (Aard der welsprekendheid) (1) haalt feitenaan uit de geschiedenis en uit de dagelijksche ondervinding,om de stelling te bewijzen : waar beschaving is, daar isneiging om wèl te spreken, daar ontstaat welsprekendheid.

Senator Verbist (op. cit.) somt de werken op van de mis-sionarissen en leidt daaruit de algemeene conclusie af : de

missionarissen zijn helden, die onze vereering verdienen.

Bew. uit de oorzaken of de redenen.

Cicero, Pro Milone : 't Is Clodius die Milo heeft belaagd,niet omgekeerd : Clodius had er groot belang bij dat Milo,

werd weggeruimd; Milo daarentegen had er baat bij, datClodius blree f leven.

Bew. uit de gevolgen of de doeleinden.

B. v. Lipman, op. cit. : Laat men den historicus niet vrij omook het voor ons ongunstige op te teekenen, dan wordt degeschiedkundige wetenschap onmogelijk.

Herm. Van der Hoeven, op. cit. : Maakt ge het onderwijs op

Java niet christelijk, dus beschavend, dan maken de Moham-

medanen het eiland oproerig en doen het, verloren gaan voor

Nederland en voor de beschaving.

Hierbij behoort -het bewijs « ex a b s u r d o»; dit isgegrond op de ongerijmdheden, de tegenspraken, de onaan-nemelijke toestanden die zouden volgen, als men de tebewijzen waarheid niet aannam.

B. v. Groen van Prinsterer : Mogen de kamerleden hun rede

verbeteren? (2) Het moet hun toegelaten zijn, zooniet moet

men dulden, dat alle versprekingen, ja ook de verschrijvingen

van de stenografen blijven staan.

Bew. uit de omstandigheden.

Minister Kuyper trachtte te bewijzen uit de omstandig-

(1) Z. en N. IV bl. 288, 289.(2) It. bl. 307.

Page 23: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

13 -

heden, vooral de doeleinden en feitelijke of mogelijke geval-gen, dat de Spoorwegstaking in 1903 en de Woelingen in1903 het karakter droegen van een misdrijf. (1)

De uitbreiding door omstandigheden in Cicero's Pro Milone(190) diende tevens als bewijsvoering.

111. Fouten in de bewijsvoering.

Weerlegging.

197. Bij gebrek aan helder doorzicht kan iemands bewijs-voering óf niet sluiten, of althans niet zoo veel noch zoo af-doende bewijzen, als hij in zijn conclusie voorgeeft. Zulkeen « niet opzettelijk-verkeerde redeneering heet para-logisme.

Een sophisme of drogreden daarentegen is een « opzette-lijk-verkeerde redeneering ».

198. Sophïsmen en andere onjuiste redeneeringen ont-staan :

a. Uit veralgemeening van een bizonden geval. B. v. Er zijnsommige oneerlijke advocaten; dus zijn alle advocaten oneerlijk.

Het is de verkeerde toepassing van de spreuk : ab uno disccomnes.

b. uit dubbelzinnigheid : een zelfde woord wordt in den loop derredeneering gebruikt in twee verschillende beteekenissen. B. v.Gezag is recht; nu, op een recht is niet af te dingen; dus ook ophet gezag is niet af te dingen : aan een persoon met gezag bekleedmoet men altijd en in alles gehoorzamen (Het woord « recht » ishier dubbelzinnig gebruikt).

e. uit verwarring van oorzaak met voorafgaande of bijgaandeomstandigheid : « post (of) cum hoc, ergo propter hoc! B. v.Na de opkomst en met de verbreiding van het Christendom is hetRomeinsche Rijk ten onder gegoan; dus is het Christendom oor

-zaak van dien ondergang.

d. uit gemis van juiste verhouding tusschen het voorbeeld of feit

(1) It. bl. 382 vlg.

Page 24: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

14 --

en de gevolgtrekking die men er uit afleidt. Men wil te veelbewijzen (« latius hos »).

B. v. Wetenschappelijke hypothesen werden dikwijls mis-bruikt; dus zijn ze te verwerpen. Ons denken is afhankelijk van

onze hersenen; het zijn dus alleen de hersenen die denken. (Vgl. :Het geschrift is afhankelijk van de pen die men er toe gebruikt;dus is het de pen die schrijft, niet de hand noch de schrijver!)

e. uit misvatting aangaande den juisten stand der questie« Ignoratio elencni » of « miskenning van het standpunt ».

Cicero wilde verkeerdelijk den moordenaar aanwijzen door aante tonnen wie van beiden, Clodius of Milo, den andere had afge-spied. Geen van beiden had het gedaan.

f. uit de « petitio princlpii » : men bevestigt als principe datgene

v^rat men behoorde te bewijzen. B. v. De katholieken aanbidden de

heiligen, zijn afgodendienaars; een godsdienst met zulke onge-

ri jmde pracTiijken heeft geen recht op bestaan.

g. door kringredeneering of vicieuzen cirkel « circulus , vi-

tiosus ») : men bewijst beurtelings de eene stelling door de

andere. B. v. 1° God is almachtig; dus kan Hij alles; God kan

alles, dus is Hij almachtig. 20 We moeten tegen onze buren gaan

strijden, want we hebben hun grondstoffen noodig om onze mili-

tedre uitrusting te voltooien. We hebben noodig onze militaire uit

-rusting te voltooien, want we moeten tegen onze buren gaan

strijden.

199. Weerlegging. Iet verkeerde in een redeneering

opsporen en aanwijzen, leert men het best door het voor

-beeld van scherpzinnige mannen.

Weerlegging van onvoldoende bewijzen vindt men b. v. inde redenen van Thorbecke, Min. Kuyper, Mgr. Schaepman enanderen : Zuid en Noord IV bl. 296, 297; 374 vlg., 382 vlg.,

387 vlg.; 412 vlg.; 453-490.

Page 25: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

15 --

C. Overreden.

200. Overreden. Pathos, Pathetiek. Om onze mede-menschen van een waarheid te « o v e r t u i g e n», volstaateen stevige bewijsvoering, een klemmend betoog. Is er sprakevan hen te « o v e r r e d e n » d. i. over te halen tot het stellenvan een daad, dan is de enkele overtuiging meestal niet vol-doende : dan immers is niet alleen het verstand te verlichten,maar ook de wil te bewegen.

En nu leert de dagelf j ksche ondervinding, dat onze wilgemakkelijker of moeilijker overgaat tot een besluit, alnaarhij wordt gestuwd of geremd door de gesteltenissen van onsgemoed : onze aandoeningen, onze gewoonten, onze driften.

Om zijn toehoorders te overreden zal de redenaar zich dusniet beperken bij een bewijsvoering die hun verstand moetovertuigen : hun gemoed zal hij verwarmen, hun hart ont-roeren, hun ziel in geestdrift doen ontvlammen voor de goedezaak die hij verdedigt.

De « middelen om het gemoed der toehoorders te roeren,noemt men het pathos, de pathetiek.

Hetgeen de bewijsvoering is voor het verstand, is depathetiek voor gemoed en wil.

201. Studie van de Pathetiek. Alle groote redenaarswaren fijne psychologen. Zij kenden de roerselen van hetmenschelijk hart, kenden de manieren van denken, voelenen doen van hun toehoorders.

Die psychologische -kennis doet de redenaar op :a) Vooreerst door de studie van z i j n e i g e n z i e l:

wat in ons omgaat, gebeurt ook bij de anderen. Toen iemandaan Massillon de vraag stelde, hoe hij de kunst had geleerdom de driften zoo treffend uit te beelden, wees hij eenvoudigop zijn eigen hart.

b) Door het waarnemen van 't l e v e n der m e n s c h e nom zich heen : hun zeden, gebruiken, meeningen, neigingen,hun economisch en sociaal leven, enz.

Page 26: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

16 -

A,. Directe Pathetiek.

202. Directe Pathetiek is die waardoor de redenaar, onderden invloed van zijn eigen ontroering, zich uitdrukt methartstochtelijke verhevenheid, met hooge gevoeligheid,m. a. w. in pathetische taal.

1° Zijn hevig gevoel galmt hij uit in wenschen, uitroepen, aan-sprekingen en soortgelijke oratorische figuren (68).

Klassieke voorbeelden in de 1° Catilinarische. Rede vanCicero : 1. Quousque tandem... 2. 0 tempora, o mores...9. 0 di immortatesl...

Mgr. Schaepman : Herodes en Petrus (1) (Slot) : Eere zijU, o verheven drager van zooveet lijden, eere zij UI enz.(hl. 409). In het I1° dl. (bl. 407) is er bewijsvoering endirecte pathetiek te gelijk : Terug, gij huichelaars, terug! enz.

2° Of hij spreekt zijn toehoorders toe in ontroerde bewoordingen

om rechtstreeks zekere gevoelens , in hen te doen ontstaan.

Dit wordt veel gedaan in de peroratie van redevoeringen

Om te overreden. Zie h. v. Multatuli : Tot de Lebaksche Hoo f-den (2) : Over misslagen van groveren aard... over knevelarij

en onderdrukking, spreek ik niet. Zoo iets zal niet voor-

omen, niet waar, mijnheer de Adhipatti?... Welnu dan, enz.

(bi. 365).Deze soort pathetiek is al min of meer indirect : 204.

203. Wegens het gepaste gebruik van de directe pathe-tiek zijn enkele punten in acht te nemen :

a. De e c h t h e i d van het gevoel is hier onvoorwaardelijkvereischt. « Valsch pathos » zou de redenaar voor zijn gehoorbespottelijk maken.

b. Eerst dan kunnen de toehoorders het pathos meege-voelen, wanneer het voldoende is v o o r b e r e i d en uit hetvorige natuurlijk volgt. In het exordium komt het dus nietvan pas; wel na de ontwikkeling van een bewijs, en vooralin de peroratie.

(1) Z. en N. IV bl. 403. -- (2) Z. en N. IV bl. 357 vlg.

Page 27: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

17 -

Op het plotselinge pathos van Cicero in de Ie Catil. Rede,waren de Senatoren voorbereid door de gebeurtenissen zelve.

Om dezelfde reden kon M. De Vries in Voor Maerlant'sStandbeeld onmiddellijk aldus aanheffen : Welk een treffendschouwspel! Het Vlaamsche volk te zamen gestroomd, enz. (1)

c. Hevige aandoeningen d u r e n n i e t 1 a n g. Een rede-naar die deze wet forceert door zijn pathetiek te lang aan tehouden, vermoeit en verveelt zijn gehoor in plaats van het teontroeren en te overreden.

Ook in dit opzicht heeft Cicero in gezeide rede de juistemaat weten te houden : zijn pathos barst geweldig los, luwtdan vervolgens tot kalmer redeneering om te gepaster tijdweer op te bruisen.

d. H e r h a ii n g van een zelfde soort pathos is te ver-mijden : ze zou het gevoel van de hoorders allicht vermoeien

en verstompen.

B. Indirecte Pathetiek.

204. Indirecte Pathetiek is die, waardoor de redenaar zijnhoorders zulke tafereelen voor den geest brengt, die in hungemoed de gewenschte affecten doen ontstaan.

Mgr. Schaepman (Herodes en Petrus) verwekt bij de hoorders

b e r o u w over hun tekortkomingen en doet hen d e e m a e d i g

b i d d e n, door zichzelf met hen te beschuldigen en hun voor tebidden (2). Dit is eenigszins directe pathetiek.

Dr K. Elebaers (Moderne Letterkunde) wekt bij de dichters den

n a i j v e r om modern, dus zedelijk, te schrijven, door hun te

herinneren dat de leuze « kunst om de kunst » verouderd is en

vervangen door het principe « kunst ten dienste van de gemeen

-schap » (3).Multatuli op. cit. tracht de Hoofden van Lebak b e r o u w

over hun ongerechtigheden in te toezemen door te beschrijven

hoe het volk den rechtvaardige na zijn dood prijst, den onrecht-,

vaardige vermaledijdt.

(1) Z. en N. IV bl. 354.(2) Z. en N. IV bl. 411.(3) Raeymaekers II.

Page 28: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

--- 10

Prof. Van Ginneken (Christus in den Wereldstrijd) (1) wilzijn hoorders aansporen tot edelmoedige zelfopoffering voorChristus. Hij vuurt hun m o e d aan : door het voorbeeld aan tehalen van Franciscus van Assisi, Catharina van Siéna, Ludwinavan Schiedam; maakt hen belust op de 1 i e f d e tusschen de zielen Christus : « De schoone liefde tusschen Bruidegom en Bruid »;prikkelt hun e e r g e v o e 1 : « Als gij ten slotte inderdaad uwroeping misloopt, dan zal Iii) anderen roepen en zij zullen naarHem hooren »; vervult hen met b 11 j d e h o o p en metf i e r h e i d : door aan te toonera hoe zij deelachtig zullen zijn aanden eindtriomf van Christus op aarde en in de eeuwigheid.

Ook te onderzoeken : de pathetiek bij Sen. Verbist : OnzeMissionarissen (1); bij Conscience : Meerderjarigheid vanLeopold II (2).

ALGEMEENE OPMERKINGEN.

205. Ook de indirecte pathetiek zal eerst dan haar doelbereiken, wanneer 's redenaars woorden trillen van ont-roerde overtuiging.

206. Soms heeft de redenaar te kampen met tegenge-stelde of vijandige affecten bij zijn hoorders. Dan zal hijte werk gaan volgens de lessen van zijn ervaring uit hetdageli j ksch leven.

1° Allereerste vereischten zijn k a 1 m t e, w a a r d e e-r i n g van eenanders overtuiging, omzichtigheid omniemand te ergeren of te verbitteren.

2° Zijn de toehoorders onder den invloed van een h e v i g e nh a r t s t o c h t, dan betuigt de redenaar hun vooreersteenige onschadelijke toegeef 1 i j k h e i d; allengs voerthij bewijzen aan om de verlangde affecten te verwekken.

Beroemd is de Toespraak van Marcus Antonius tot hetRomeinsche volk na den moord op Caesar in Shakes-peare's Julius Caesar, IIie bedr. De burgers zijn doorBrutus opgehitst tegen Caesar wegens zijn heerschzucht.Antonius noemt Brutus en medeschuldigen « achtenswaardigelieden »; hun beschuldiging haalt hij eerst eenvoudig aan,maakt ze allengs twijfelachtig en weerlegt ze eindelijk zoo

(1) Raeymaekers I bi. 12 vlg. -- (2) Z. en N. IV bl. 348 vig.

Page 29: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

duidelijk in de pogen van het volk, dat aller verbitteringovèrslaat op de moordenaars zelf.

3° Waar het mogelijk is, leidt de redenaar de aandachtvan zijn hoorders af van het voorwerp van hun hartstocht;ongemerkt richt hij dezen op een nieuw voorwerp, zoodathet doel van de rede wordt bereikt.

4° In sommige gevallen kan een gepaste scherts ofeen geestige zet volstaan.

Te vergelijken : de rede van den Hertog van Alva, dieden Vorst aanzet tot strenge bestraffing der beeldstormers, -en van Fresneda, die pleit voor vergiffenis. Deze begint metAlva's bedoelingen te prijzen; allengs stelt hij den Koningbeschouwingen voor die hem zullen bewegen tot barmhar-tigheid (1).

207. Uit het voorgaande blijkt, hoe nauw de kunst vanoverreden samenhangt met de persoonlijke hoedanighedenen de innige overtuiging van den spreker.

Dwingt zijn persoon eerbied af door g e z a g en v e r d i e n-s t e n, dan zijn de toehoorders al eenigszins bereid om aan zijnwoord gewillig het oor te leenen; verder zal de gloed van zijno v e r t u i g i n g lichtelijk hun gemoed verwarmen en hun wilbewegen tot de daad.

Vergilius beschrijft zulk een redenaar in zijn Aenelde I

148-154 :

... magno in populo cuin saepe coorta estSeditio, saevitque animis ignobile vulgus

lam que faces et saxa volant, furor arma ministrafTurn, pietate gravem ac meritis si forte virunz quemConspexere, silent, arrectisque auribus adstant;Ille regit dictis animos et pectora mulcet.

208. Improvisatie. Bij de vinding van de bestanddeelen

waaruit de rede zal worden opgebouwd, hoeft voorzeker nietelk woord te worden vastgelegd, noch een definitieve tekst teworden opgeteekend.

(1) Z. en N. IV bl. 284 vlg.

Page 30: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

Een volmaakt redenaar moet in staat zijn « op het oogen-blik zelf van de voordracht, den meest gepasten vorm en devolledigste uitdrukking aan zijn gedachten en gevoelens tegeven, alnaar de oogenblikkelijke noodwendigheden van zijngehoor ». Dat is de kunst van improviseeren of voor-de-vuist-spreken (183).

Improviseeren is dus n i e t, mag althans niet wezen : o n-v o o r b e r e i d s p r e k e n. Wie zonder behoorlijke over-weging van zijn onderwerp optreedt, zal de waarheid onder-vinden van het spreekwoord : Qui ascendit sine labore, descenditsine honore.

Alleen zal een redenaar die door jaren practijk e e n m e e s-t e r is geworden in het spreken voor het publiek, die tevens opeen bepaald gebied een rijken voorraad k e n Iii s en e r-v a r i n g heeft opgedaan, juist hierover met bijval improviseerenna een k o r t s t o n d i g e verzameling van zijn gedachten.

Zulk een man was h. v. Mgr. Schaepman.

Zelfs zijn er redenaars die zich bij het Improviseeren heel wat w e 1-

s p r e k e n d e r betoonen dan in hun schriftelijk voorbereide rede. Ditwas o. m. het geval met William Pitt de Oudere (1708-1778).

II. SCHIKKING.

209. Gerli j k ieder opstel, zal een rede doorgaans bestaanuit een Inleiding of Exordium, een Hoofdgedeelte en eenSlot of Peroratie (101) .

Ook hier zal de steller bij de schikking van de bizonder-heden rondom de hoofdgedachte, zich laten voorlichten doorzijn doel (113-114).

Ook van de overgangen, tot samenvoeging van deelen enonderdeelen, zal de redenaar door ervaring en oratorischinzicht het gewenschte gebruik leeren maken. (117)

Aan de eene zijde zal hij niet uit het oog verliezen, dat in eengesproken betoog de samenhang onmidellijk moetgevat worden, anderzijds zal hij scheidingen en onder

-scheidingen weten te maken door p a u z e e r i n g, s t e m-b u i g i n g enz., middelen die niet ter beschikking staan vaneen schrijver.

Page 31: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

21 -

Opsi. 1. De Romeinen in de klassieke periode bouwden hun redevoerin-gen op naar een vrij r e g e l m a t i g s c h e m a --- ongeveer zooals hethierna zal worden besproken.

De groote Fransche redenaars in de XVIIde eeuw hebben hun voorbeeldnagevolgd.

Het is duidelijk, dat de eerste vereischte van een goede schikking

is en blijft : haar doelmatigheid.

OPM. 2. Latijnsche redevoeringen waarin men vrij volledig de ver

-schillende onderverdeelingen kan volgen, zijn Cicero's Pro Milone en

De Imperio Cn. Pompei.

210. De volgende tabel geeft een overzicht van de onder-deelen die in redevoeringen zooal kunnen voorkomen. Welke

daarvan in een bepaalde rede wenscheli j k zijn en nuttig tothet bereiken van haar doel; vervolgens, in welke orde allebizonderheden het meest gepast zullen volgen dit allesm o e t d e r e d e n a a r na rijpe overweging van zijn onder-werp zelf beslissen (115, 116).

I EXORDIUM.Voorstelling Verdeeling

II HOOFDGEDEELTE Voorbereiding Oratorisch VerhaalBevestiging -- Weerlegging.

III PERORATIE.

1. Het Exordium.

211. Doel. Somwijlen maakt het onderwerp van derede alle inleiding overbodig.

Maar meestal is het noodiga. de toehoorders voor t e bereiden op de te ver

-dedigen stelling, hen in staat te stellen de uiteenzettingente volgen;

b. hen gunstig t e stemmen jegens den redenaarzelf; hun vertrouwen n zijn persoon te verzekeren;

c. belangstelling te wekken voor het onder-werp.

Geen bizondere inleiding is er (noch was er noodig!) aanGroen van Prinsterer's : « Het Anker van den Staat » en

aan De Vries' : Voor Maerlant's Standbeeld. (1)

(1) Z. en N. IV bl. 301 en 354.

Page 32: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

OPM. Cicero ried de redenaars aan hun exordium eerst dante schrijven, als de geheele rede is opgesteld als een geslotengeheel.

212. Hoedanigheden. Gelijk de inleiding van alle opstel,zij het exordium kort en eenvoudig (101, 103 a) .

Wegens het bizonder doel van het exordium (211), moethet boeien door zijn oorspronkelijkheid.

Slechts in beperkte gevallen kan een goed exordiumminder eenvoudig of minder rustig zijn. Zulkeuitzonderingen zijn :

1° het pathetisch exordium of exordium ex abrupto, dat inzet meteen pathetischen aanhef. Het past alleen waar het gehoor door degebeurtenissen in hooggespannen stemming verkeert.

Het bekende klassieke voorbeeld is het ex. van Cicero's1 e Catilinarische Rede : « Quousque tandem, Catilina... »Zie ook J. Persijn : Op Vlaanderens Kunstdag : « 'k Benhier gekomen.... » (1)

Ook M. De Vries : Voor Maerlant's Standbeeld (2).

2° het insinueerend exordium : waarin de spreker, wegens bizon-dere reden om het gehoor welwillend te stemmen, oratorische

voorzorgen (223, 6°) toepast.

In zijn preek Nisi Branum... (3), waarin hij deze hardewaarheid wil voorhouden : om te leven moeten we sterven,

begint P. Van Gestel met te wijzen op de heerlijkheid vanhet nieuwe leven dat jubelt in het Evangelie, en de jeugdigelevenskracht der Christi-kerk. Eerst dan geeft de redenaartoe, dat de schijn zijn stelling ongunstig is.

3° het plechtig exordium : dat wordt aangepast aan de buiten-gewone omstandigheden en het verheven onderwerp van de rede.

Zoo b. v. het ex. van Bossuet's « Oraison fun. d'Henriette deFrance » : Celui qui règne dans les cieux...

213. Stof voor het exordium leveren nu eens het onder-werp zelf van de rede : zijn gewichtigheid, zijn nut enz.;

(1) In Gedenkdagen II; of in de bloemlezing Uit het Werk van D* J. Persijn.(2) Z. en N. IV bl. 354.(3) Raeymaekers II.

Page 33: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

- 23 .---

dan weer de omstandigheden van tijd, plaats, personen enz.;of nog een zinspreuk, een gelijkenis; of een kort

verhaal, een anecdote enz.

M. Sabbe begint zijn rede Vlaanderen's muzikale Weder-geboorte met een sprookje, zinnebeeld van den ontwikkelings-

gang der Vlaamschee muziek.

OPM. Schoone exordia vindt men b. v. bij Schaepman.

2. Het Hoof dgredeelte.

214. Voorstelling en Verdeeling.

De Voorstelling is c de opgave van het thema », het voor-leggen van hetgeen men in de rede wil behandelen, betoogen

enz.Ook de Verdeeling van de stof, de splitsing van het thema

in zijn deelen, kan door den redenaar worden aangegeven.Deze zal oordeelen, of hij hierdoor het begrijpen van densamenhang moet bevorderen, dan of het geraden is een vol-gend punt onaangekondigd te laten om er aldus onverwachtde hoorders aan te boeien.

Men houde zich aan heel enkele onderdeelente groote verbrokkeling van de stof is vermoeiend voor hetgehoor.

Groen van Prinsterer op. cit. : « Er is een zinsnede in hetconcept-Adres, welke.., van dien aard is, dat rk... de aan

-neming van hetzelve, (1°) niet slechts voor mij, (2°) maar voor

de groote meerderheid dezer kamer als bijna onmogelijk

beschouw ».Cicero, De Imperlo Cu. Pompei : 1, 3 en 2, 6.

215. Voorbereiding. Soms is het noodig nadere op-h e 1 d e r i n g e n te verstrekken om het voorgestelde themate verduidelijken, het standpunt met juistheid aan te gevenenz.

Ook kan het wenscheli j k zijn vooraf zekere m i s v a t ti n-g e n uit den weg te ruimen die de doeltreffendheid van hetvolgende betoog zouden schaden.

Page 34: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

Groen van Prinsterer op. cit. waarschuwt, onmiddellijk nade voorstelling van zijn thema, 1° dat de door hem gewraakteuitdrukking verkeerd kàn uitgelegd worden; 20 dat niemandhem hoeft te verdenken van gebrek aan eerbied jegens deGrondwet.

P. Van Gestel op. cit. zet voorop de tegenwerping : dechristelijke leering schijnt de ontkenning te zijn van hetleven. Dit, omdat zijn gansche rede moet dienen als antwoord.

216. Het Oratorisch Verhaal kan, b. v. bij een historischthema, een vereischte of althans een middel zijn om dehoorders de bewijsvoering gemakkelijk te laten volgen.

Behalve de hoedanigheden van een goed verhaal, zal deredenaar hier vooral de bondigheid moeten in achtnemen en de g e p a s t h e i d : wat het welslagen van zijnbetoog kan schaden, verzwijgt of verzacht hij; wat het kanbevorderen, ontwikkelt hij des te meer.

Een voorb. van behendig verhaal is dat in Cicero's ProMilone 24-29.

Minister Franck begint zijn Pleidooi pro De Bom onmid-dellijk met het geïncrimineerde feit (1).

Mgr. Schaepman begint ook zijn lofrede op Mgr. Hamerbijna onmiddellijk met een beknopte, levendige beschrijvingvan Hamer's levensloop (2).

217. De Bevestiging is, in een rede om te overtuigen, hethoofdzakelijk gedeelte : het is de e i g e n lij k e b e h an -deling van het thema.

Zij omvat dus : de bewijsvoering tot verdediging van destelling en de noodige pathetiek tot overreding van hetgehoor.

Goede redenaars zijn er op bedacht in dit gewichtig gedeelte

de hoorders te boeien door afwisseling en verscheiden-

h e i d, zoowel van inhoud als van vorm en van toon. Zoo laten

zij b. v. de bewijzen niet alle strak op elkander volgen, maar

afwisselen met pathetiek, met weerlegging van opwerpingen, met

voorstelling en oplossing van bezwaren tegen hun eigen stelling,

enz.enz.

(1) Raeymaekers I bi. 45. — (2) It. bl. 49.

Page 35: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

25

Wat in het bizonder de bewijsvoering betreft, zijn devolgende punten van belang.

1° Bij de keuze van de bewijzen is te bedenken, dat debeste wel die zijn, die voor het actueele gehoor het meestbevattelijk zijn en het meest overtuigend.

2° Klaarheid en duidelijkheid ishiereenhoofd-vereischte. Wordt één schakel van de redeneering niet gevat,dan is het betoog allicht te los, te weinig klemmend.

Eenerzijds betrachte men een zekere uitvoerigheid dieverduidelijkt; anderzijds vermijde men nuttelooze uitweidin-gen, die den draad der argumentatie doen verliezen.

3° Ook de rangschikking van de bewijzen is vanbelang. Quintilianus en Cicero spreken zich uit voor dezeopeenvolging : sterkere bewijzen, zwakkere, de sterkste.Anderen houden zich liever aan een regelmatig crescendo inde overtuigende kracht.

Allen zijn het hierover eens, dat verscheidene zwakkereargumenten het best worden bijeengebracht om elkanderte steunen en te sterken.

OPM. 1. In veel gevallen heeft men er baat bij, aan het eindevan de bevestiging de daarin ontwikkelde punten en de bereikteresultaten te bundelen in een samenvattende herhaling : dezegroepeering is een krachtige bekroning van het geheel.

OPM. 2. De onderdeelen van het thema (186; 214) kunnen vanvrij verschillenden aard zijn : hun behandeling in de Bevestiginghoeft dus niet symmetrisch te zijn, maar minder ofmeer uitgebreid volgens den graad van gewichtigheid van iederin het bizonder.

Vgl. het verschil in de ontwikkeling van de onderdeelenin Van Cauwelaert's Nat. Oplossing der Taalkwestie (1).

Opsi. 3. De pathetiek kan bezwaarlijk beschouwd worden als een bizonder

deel van de rede : ze kan de geheele rede doortintelen.

218. De Weerlegging van mogelijke of feitelijke tegen-werpingen is vereischt, wanneer ze niet duidelijk volgt uit

de bewijsvoering zelf.

(1) Z. en N. IV bi. 422 vlg.

3

Page 36: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

Wegens het doel van de rede, zij de weerlegging :1° omzichtig en waarheidlievend : zonder te

kwetsen, zonder het aandeel waarheid te loochenen dat inveel opwerpingen niet ontbreekt;

2° o v e r t u i g e n d, zoodat geen ernstige twijfel in dengeest van de hoorders blijft bestaan.

De te volgen procédé's wisselen af volgens den aard vande tegenwerpingen, hun graad van waarschijnlijkheid enz. :

a. Wat niet waar is, kan men eenvoudig loochenen; wat zonderbewijzen wordt beweerd, wijst men zonder meer af.

b. Waar het past, wordt een opwerping geretorqueerd : deredeneering van den tegenstander wordt tegen hemzelf gekeerd.

c. Men gebruikt een tegenbewijs ex absurdo.d. Van werkelijke bezwaren toont men aan, dat ze de ver-

dedigde stelling niet verzwakken, ten minste niet doen wankelen.e. Verwijten worden beantwoord met een scherts of een derge-

lijk gepast middel -- of ze worden met verontwaardiging af-geweerd.

In zijn De Imperio Cn. Pompel geeft Cicero aan ver-scheidene bedenkingen een gepaste weerlegging.

Zie de Nederl. voorbeelden hiervoren : 199.

Wat de plaats van het weerleggen betrefteen tegenwerping kan men beantwoorden na de behan-

deling van dat thema-deel waarbij ze behoort;ook kunnen alle bezwaren samen besproken worden na

de Bevestiging;soms is het noodig een opwerping te weerleggen voór alle

bewijsvoering, als Voorbereiding : (215).,Weerlegging na de respectieve deelen : zie Lipman, Ver-

dediging van een schrijver (1).

Weerlegging na het betoog van het thema (noodwendigheidvan Eerherstel en Boete) : Min. Van Cauwelaert bespreektde tegenwerping : de versterving verzwakt den mensch; zijnantwoord is tevens een bevestiging van het betoog (2).

Zie ook Cicero : De Imperio Cn. Pompei 17, 50.

(1) Z. en N. IV bl. 311 vlg.(2) Raeymaekers II.

Page 37: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

27 -^-

219. ALGEMEENE OPMERKING.

De hier opgegeven onderdeelen van het Hoofdgedeelte kunnenvoorkomen in redevoeringen die ten doel hebben een stelling teverdedigen.

In toespraken met onderrichtende strekking is er dikwijls geenandere onderverdeeling te maken dan die van het onderwerp zelf.

3. De Peroratie.

220. De peroratie is het besluit van de rede.

Deze mag er niet door verzwakt worden, maar moet erdoor winnen in sterkte :.geen trap mag het zijn om te dalen:het zij een toren om te stijgen. Eerst dan zal ze beantwoor-den aan haar doel, als in haar de rede het toppunt bereiktvan volheid en -warmte, van bondigheid enkracht.

Om die reden zij de peroratie altijd k o r t.

221. Inhoud. Uit haar doel, volgt, dat de peroratie ge-meenlijk zal beginnen met een kernige samenvatting derontwikkelingen van het thema.

Beoogt de rede een opwekking tot de daad, dan zal gezeidesamenvatting tevens gekruid zijn met krachtige pathetiek;-- of ze zal gevolgd worden door een heftige uitstorting vanhet gemoed,

OPM. Somwijlen kan men de peroratie inleiden met een tekst,een vergelijking, een zeer korte vertering of anecdote. Veelredenaars trachten hun peroratie te besluiten met een pittige

spreuk, een treffend citaat of een kort, pakkend tafereel. Daarmee

is dikwijls een prachtig effect te bereiken, mits het geschiede

met goeden smaak en in het nauwste verband met den inhoud

van de rede.

Sen. Verbist (Onze Hissionatissen) opent zijn peroratie

met de beschrijving van een kinderspel; dan volgt een bon-

dige toepassing in nauwe aansluiting aan zijn thema.

Page 38: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

28 -

III. INKLEEDING.

222. De welsprekendheid heeft op de eerste plaats eenpractisch, niet een esthetisch doel. Toch zal een rede, die inhaar u iterl i j ken vorm stijl en voordracht het s c h o o n-h e i d s g e v o e 1 der toehoorders bevredigt, hen noodzake-lijk sterker boeien en een dieper indruk op hen maken.

OPM. De Ouden hechtten zeer veel waarde aan den litte-rairen vorm van hun redenen. De Modernen toonen er zichniet ongevoelig voor, al gaat hun voorkeur naar de bezieling,de overtuiging, de kernigheid van hun woord.

223. Voorname hoedanigheden. De rede is « ge-sproken » literatuur. Haar stijl moet dus vooral uitmuntendoor die hoedanigheden die worden vereischt door den aarden het doel van het spreken.

Voorname vereischten zijn hier dus :10 Duidelijkheid. 's Redenaars woorden moeten onmid-

delli jk, zonder lang nadenken, begrepen worden : de toe-hoorder kan ze niet a herlezen », en zijn aandacht wordttelkens opgeeischt voor hetgeen in de rede volgt.

2 ' Levendigheid. Zonder haar kan geen spreker eengehoor blijven boeien. Men zorge voor veel afwisseling inden zinsbouw, een gepast aanwenden van stijlfiguren (65vlg.) enz. (Vgl. 34-38).

30 Aanschouwelijkheid : wordt de verbeelding van dentoehoorder geboeid, dan blijft ook de belangstelling en deaandacht bij hem wakker. De redenaar zal dus, volgens hetArabische spreekwoord, « de ooren tot oogen maken ».

Middelen tot aanschouwelijkheid : 47-52. Zie ook voort.van oratorische uitbreiding : 190.

Levendig en aanschouwelijk is de rede van M. Sabbe op.

cit. (1) Het onderwerp dat dreigde een droge opsomming teworden, werd een boeiend tafereel. De Vlaamsche muziek iser een jonge doedetaar die al zingende heentrekt van de Benestreek naar de andere; de kunstdag zelf is een landjuiveel

(1) Raeymaekers II.

Page 39: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

29

waar Vlamingen uit alle provinciën zijn naar toegestroomd;achtereenvolgens zullen de musici van een zelfde groepkomen aanstappen en zich op de tribune vertoonen. Enz.

Zeer aanschouwelijk is ook de rede van Senator , Verbistop. cit. (1)

40 Gepastheid van taal en toon. Zoo , zij de taal een-voudig en bevattelijk voor ongeletterden, gedachtenri j k engestileerd voor een ontwikkeld gehoor; de toon zij volzalving in een homilie, vol vuur in een aanwakkering totden strijd.

Een mooie beschouwing hierover is te vinden in Padberg's« De Mooie Taal » bl. 78, 79. — Een toonbeeld van gepastheidis wel Multatuli's Toespraak tot de Hoof den van Lebak, methaar oostersche co-ncreetheid en spreektrant, haar een

-voudigen zinsbouw met gerhythmeerden gang, haar vele toe-spelingen op de toestanden in Lebak, enz.

50 Welluidendheid en Vloeiendheid waardoor het oor vande luisteraars in de gewenschte mate wordt gestreeld. Bijhet uiten van aandoening en diep gevoel, zal rhythmischebewogenheid het hare bijdragen tot ontroering van hetgehoor.

6° Welvoeglijkheid, Geen publiek geeft zich gemak-kelijk gewonnen aan een redenaar die hem antipathiek ofweinig sympathiek is. Hoeveel te minder, wanneer het deaan te nemen stelling en de te volgen raadgevingen vijandiggezind is.

Hoe zal de redenaar, behalve door het weerleggen van tegen-werpingen, beide moeielijkheden te boven komen? Door het

aanwenden van

a. « oratorische welvoeglijkheid » d. i. « een zekere lbeheerschtewijze van spreken, waarbij men goed in acht neemt, wat past enwat niet past in een kring waarin men spreekt » (Vogel).

b. « oratorische voorzorgen » d. i. « het inkleeden van een wellichtaanstootelijk geval op zulke wijze, dat het de welwillende aan

-dacht van het gehoor niet verstoort. » (It.)

(1) Raeymaekers I.

Page 40: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

- 30 ---

Multatuli op. cit. had aan de Hoofden harde waarheden tezeggen. Om hen welwillend te stemmen legt hij veel nadrukop zijn verlangen om goed, te doen, om te handelen als hunvriend, hun ouder broeder. Rechtstreeksche verwijten ver-mijdt hij; spreekt gewoonlijk met « wij », niet met « gij ».

Ook Mgr Cruysherghs' Voornaamheid munt door oratorischevoorzorgen uit (1).

224. De Dictie. Het voordragen van een rede omsluitde dictie d. i. de uitspreking er van, en de actie d. i. debewegingen die met de dictie gepaard gaan.

De zooeven besproken hoedanigheden van een goedenredenaarsstijl komen eerst tot hun recht door een verzorgdedictie. Hiertoe behooren :

1. Een beschaafde uitspraak. 't Is de grondvoorwaarde om eenvoornamen stijl te geven aan het gesproken woord.

2. Een krachtige articulatie, vooral van de medeklinkers; want

zij, meer nog dan de sterkte van de stem, maakt het sprekenverstaanbaar.

3. Tijdige en voldoende pauzeering. Het doel van de pauze isde gedachten van elkaar te onderscheiden, zoodat de toehoordersin staat zijn de gehoorde woorden te verbinden tot een geheel.De pauze kan ook een gevoelsbeteekenis hebben, een sterkennadruk leggen op een gedachte die haar voorafgaat of haar volgt :

emphatische pauze. Men zorge er voor bij tijds te ademen,om niet ontijdig of foutief te moeten pauzeeren.

4. Het juiste leggen van het dynamisch zinsaccent : d. i. de na-druk op dat woord of complex van woorden, waardoor de speciale

beteekenis van den zin wordt uitgedrukt. Verwaarloozing van ditaccent maakt de rede eentonig, verkeerd gebruik er van maakt zeverward of onverstaanbaar.

5. Een gepaste zinsmodulatie, die stijgt of daalt volgens de

schakeeringen van gedachten en gevoelens. Te vermijden is de

zoogenaamde « zangtoon », waarbij gedurig dezelfde stem-

buigingen terugkeeren. Hij verveelt en maakt veel schoonheidongenietbaar. De eenig goede, de natuurlijke toon, is de

conversatietoon zelf, aangepast aan het behandelde thema.

(1) Raeymaekers I bl. 56 vlg.

Page 41: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

31 -

6. Een juist tempo; een voldoende, niet overdreven sterktevan de stem.

225. De Actie omvat 10 de h o u d i n g e n van denspreker, 2° zijn gebarenspel en 3° zijn mimiek ofgelaatsexpressie.

Hoewel de actie niet behoort tot het litteraire karakter vande rede, geeft zij haar de definitieve inkleeding als werkvan welsprekendheid.

Er zijn zelfs redenaars bij wie de voordracht zoo machtig is, dat zemeer dan het overige den toehoorder overreedt. Zulk een redenaar waso. a. Mirabeau.

In Nederland muntte door zijn voordracht uit : Abraham Des AmorieVan der Hoeven.

Vroegtijdige en aanhoudende oefening is in dezen onontbeer-lijk, tot eindelijk de wijze van voordragen is geworden tot eenkunstige niet een kunstmatige veruitwendiging van aan

-doen,ingen en gedachten.

226. ALGEMEENE OPMERKING.

Het misbruik dat men weleens van de oratorische middelenheeft gemaakt, heeft een ongunstige beteekenis gegeven aan debenaming rhetorische stijl of rhetoriek (184) : ze werd synoniem

met hoogdravenden woordenpraal en holle phrasen, conven-tioneele beeldspraak en opgeschroefde pathetiek, bombast enandere mooidoenerij, den echten redenaar onwaardig.

De rhetoriek werd het eerst misbruikt door de GriekscheSophisten (Protagoras, Gorgias enz.) in de 5° eeuw v. Ch.

L. Vleeschouwer heeft in zijn Wat is Rhetorica? de sophis-tieke rede geparodieerd (1).

Te lezen over de hoedanigheden van een goede redeVan der Palm Aard der Welsprekendheid (2); over denechten redenaar : Aber. Des Amorie V. d. Hoeven De wareWelsprekendheid (3).

(1) Raeymaekers H. — (2) Z. en N. IV bl. 288 vlg. -- (3) It. bl. 293 vlg.

Page 42: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 32 --

Art. 2.

DE REDENEN IN HET BIZANDER

Gewijde Rede of Kanselrede,

227. De Gewijde Welsprekendheid heeft tot doel : dechristelijke leer door het levende woord aldus voor te dragen,dat de toehoorders er toe gebracht worden het christelijkgeloof aan te nemen, het beter te leeren kennen en overeen-komstig er mee te leven.

De gewijde redenaar spreekt tot het volk als afgezant vanGod en de Kerk en wel over de heiligste van alle aan

-gelegenheden, den godsdienst en de zedenleer.

228. Vereischten die daaruit volgen

I. Bij den predikant :a. Innige godsdienstige o v e r t u i g i n g.

b. Bizondere k e n n i s van de godsdienstige wetenschappen

en van die profane kundigheden die met het godsdienstig leven inbetrekking staan.

c. Tact en bescheidenheid en groote waardig-h e i d. in levenswandel en houding.

II. In de kanselrede :a. Vooral g e z a g s b e w i j z e n : uit de H. Schriftuur, de over-

levering, de leer der Kerk.

b. Telkens n i e u w e h e z i e 1 i n g om de eeuwige waar-heden aan te passen aan de bizondere zielenooden der toehoorders.

c. Aanschouwelijke, levendige: voordracht,

daar het onderwerp van een preek veelal ietwat abstract zal

wezen.

d. Voornaamheid in den stijl, zalving in den toon,

bezadigdheid en eenvoud in de voordracht; om haar

gewijden inhoud mag in de predikatie populariteit nooit afdalen

tot vulgariteit.

Page 43: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

33 -

SOORTEN VAN KANSELREDENEN.

229. De uitdrukkingen « kanselrede », « gewijde rede »,« preek », « sermoen » gelden doorgaans als synoniemen.

Er is onderscheid te maken tusschen de g e m e e n-z a m e of eenvoudiger preeken en de p l e c h t i g e.

230. GEMEENZAME PREEKEN :

1.De Onderrichting of Catechetische preek d. i. een korteverklaring van eenige godsdienstige waarheid.

Zoo wordt in onze kerken onder de zondagsnissen eenverklaring gegeven van een punt uit den catechismus.

2. De Homilie : verklaring van een passage uit de H. Schrif-tuur. Zoo b. v. de uitleg, met of zonder zedelijke toepas-singen, van den epistel of het evangelie van den Zondag.

231. PLECHTIGE SERMOENEN beginnen gewoonlijk met eent e k s t uit de H. Schriftuur; verder zijn ze ingericht naarde wijze der u it g e b r e i d e redevoeringen waarover hier-boven (211 vlg.).

1. Het Dogmatisch Sermoen, de Mysterie-preek handeltover een geloofswaarheid, een mysterie.

B. v. Over , de Verrijzenis van Jezus; Over de H. Drievul-digheid.

2. Het Moraal-sermoen, de Zedenpreek behandelt eenpunt uit de christelijke zedenleer.

B. v. Over de naastenliefde; Over de matigheid.Corn. Broere : Begrafenis der Armen (1). -- Min. Van

Cauwelaert : Eerherstel en Boete (2).

3. Het Missie-sermoen : uitgebreide preek over de grootewaarheden der eeuwige zaligheid.

B. v. Over het einddoel van den mensch, den dood, hetoordeel, de hel, de hemel, de doodzonde enz.

Vooral bij gelegenheid van een « m i s s i e » d. i. een acht-

(1) Z. en N. IV bi. 328 vlg. -- (2) Raeymaekers II.

Page 44: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

daagsche of langere prediking in een parochie tot herop-wekking van het christelijk leven.

4. De Lijdenspreek, het Passie-sermoen : uitgebreiderede over Jezus' lijden vooral onder de veertigdaagschevasten.

5. Het Gelegenheidssermoen : ter gelegenheid van eenkloosterlijke inkleeding of professie, een eerste plechtige mis,een huwelijk enz.; van Benige kerkelijke plechtigheid, eenherdenkingsfeest enz.

Mgr. Schaepman : Herodes en Petrus (1).

6. De Gewijde Lijkrede. Hierin legt de predikant na-druk op het christelijke dat men in den levenswandel vanden overledene kan prijzen.

Prof. Coppens : Kan. Prof. Van Hoonacker (2). Te ver-

gelijken met de profane lijkrede van Prof. Van Puyvelde(Vers. en Meded. der Kon. Vt. Academie, November 1933).

7. De Gewijde Panegyriek (3) of Lofrede van een heilige.

8. Het Apologetisch Sermoen : kanselrede met apolo-getische strekking.

Het doel er van brengt mee, dat hier de bewijzen vooralgeput worden uit de menscheli j ke wetenschap.

De stichter en tevens de grootmeester van dit genre isLacordaire, die het inzette in 1835 in de Notre-Dame te Parijs.

9. De Geestelijke Voordracht behandelt onderwerpen metgodsdienstige strekking in een betoogtrant die min of meerdicht nadert tot de profane welsprekendheid.

B. v. Prof. Van Ginneken : Christus in den modernenWereldstrijd (4) ; Dr K. Elebaers : Strekking in de moderneLetterkunde (4). Vgl. ook Mgr. Schaepman : Herodes en

Petrus. Ook de Voordrachten gehouden voor het St-Tho-mas-Genootschap te Leuven.

(1) Z. en N. IV b1. 403.(2) Raeymaekers I bl. 66. -- (3) Spreek g uit als een Nederl. g.(4) Raeymaekers II.

Page 45: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

De Gerechtelijke Rede.

232. De Gerechtelijke Welsprekendheid heeft tot doel :in rechtsgedingen die beslissing te bekomen, die gewenschtwordt door de partij voor wie men spreekt.

« Balieweisprekendheid » -- welsprekendheid der balied. i. der advocaten.

OPM. Er is onderscheid te maken tusschen

1° burgerlijke of civiele zaken d. i. betwistingen wegens eenr e c h t; b. v. in zake eigendom, erfenis, huur, verkoop, con-tract enz.

2° lijfstraffelijke of crimineele zaken d. i. betwistingen wegensstrafbare overtredingen.

233. Vereischten. Deze soort welsprekendheid vergtvan den redenaar :

een uitgebreide en grondige juridische kennis;een zorgvuldige studie van het « d o s s i e r », d. i. van het

feiten- en getuigenismateriaal dat over het geval verzameld werd;meer dan gewoon talent van i m p r o v i s e e r e n en groote

slagvaardigheid, om bij geopperde bedenkingen gevat te kunnenrepliceeren.

234. Het Pleidooi, de Pleitrede is de voornaamste gerech-telijke rede. Zij wordt gevoerd ter verdediging van een be-klaagde of ter bepleiting van een recht.

B. v. Lipman : Verdediging van een Schrijver (1). Min.Franck : Pleidooi « Pro , De Bom » (2).

Men kent de meesterlijke pleidooien van Cicero : ProMilone, Pro Ligario, Pro Murena, Pro Rege Deiotaro enz.

Waar voor juristen en vakkundigen wordt ge-sproken en ook door hen de beslissing wordt getroffen zal dekracht der b e w i j s v o e r i n g op den voorgrond moeten treden.

Waar de beslissing afhangt van de j u r y d. i. niet-juristen,dikwijls niet zeer ontwikkelde volksmenschen (gelijk in ons land

(1) Z. en N. IV bi. 312 (De titel « Vrijheid der Drukpers » schijnt niet adrem). -- 2) Raeymaekers I bi. 45.

Page 46: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

36 -

vóór het Assisenhof), is van grooter belang het p a t h e t i s c he 1 e in e n t, dat steunt op algemeen-menschelijke motieven.

OPM. Bij Atheners en Romeinen hing het vonnis meestal afvan een jury en bestonden niet zoo minutieuze bepalingen vaneen Wetboek als ten onzent. Veel was dus overgelaten aande willekeur en zoo hadden de pleiters een ruimer veld voorde ontplooiing van hun welsprekendheid.

Over de inrichting van de rechtspleging bij de Ouden zal men denoodige inlichtingen vinden bij Dr J. Van Wageningen : Gids voorGymnasiasten, 118 dr. (P. Noordhoff, Groningen 1935).

De Politieke Rede.

235. De Politieke of Staatkundige Welsprekendheid be-handelt onderwerpen die in rechtstreeksche verbinding staanmet de regeering of het welzijn van den Staat.

Zij richt zich tot de leden van de Regeering in o f f i-c i e e 1 e vergaderingen (parlementaire welsprekendheid!)

of tot partijen of het volk in niet-officieelekringen.

236. De Parlementaire Rede bij uitnemendheid is die,waarin een parlementslid de vergadering toespreekt overeen gewichtige politieke aangelegenheid.

B. v. Over dé voor- of nadeelen van een wet, de politiek vande Regeering of van een minister, een te treffen maatregelvan groot belang enz.

Daar een redenaar in het parlement meestal spreekt voorcollega's die niet licht door « mooi-praterij » te overredenzijn, of reeds vooraf een vast standpunt hebben ingenomen,moet hij vooral :

10 een d e g e 1 i j k e k e n n i s hebben, gesteund op een om-vangrijk feiten- en bewijzen-materiaal, van de

kwestie die hij behandelt.

2° Vlugheid van geest bezitten en talent van impro-v i s e e r e n, gelijk bij den gerechtelijken redenaar wordt ver

-eischt (133).

Page 47: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

37 -

Een voarb. van hoogstaande parlementaire rede is die vanMin. Van Cauwelaert : Nationale Oplossing der Taalkwestie.

Verder de andere parlementaire redevoeringen in Z. en N.IV hi. 301; 366; 412; 453-490;.

OPM. 1. Tot de parlementaire welsprekendheid behooren nog devolgende geschreven opstellen :

de troonrede : door den souverein afgelezen bij de heropeningder Kamers;

de ministerieele verklaringen, door een minister in gewichtigeomstandigheden uitgesproken;

het verslag over het onderzoek van wetsontwerpen door deafdeelingen.

Opa . 2. In onzen tijd worden dikwijls parlementaire redevoeringen uit

-gesproken, wel in maar niet vóór de wetgevende vergadering, met de bedoeling

een bepaalden indruk te verwekken bij het grootere volkspubliek. Ze staan

dan ook dikwijls op een lager peil.

Os se. 3. Nuttige beschouwingen over « L'Eloquence au Parlement », door

Paul Hymans in « Humanitas » 1926 bl. 95 vlg.

237. Onder de politieke redevoeringen in n i e t-o f f i-e i e e 1 e vergaderingen zijn vooral te noemen :

1. de partij-rede, uitgesproken tot verdediging of bevor-dering van de belangen van een politieke partij.

Zij kan zich richten tot de vergaderde leiders van de partij,of haar afgevaardigden, of haar leden, of ook tot andersgezinden.Zulke toespraken worden ten onzent veelvuldig gehouden bij hetnaderen van de verkiezingen voor den Senaat, de Kamers en deGemeente.

2. de volksrede : die door een publiek personage overpolitieke aangelegenheden voor het volk wordt gehouden.

B. V. Een minister spreekt op een stadsplein Over de politiekvan de Regeerping, Over een nieuwe ivet, Over zijn politiek

programma.Een politieke rede van een heel bizonderen aard is die van

Multatuli Tot de Hoofden van Lebak (1).

(1) Z. en N. IV bl. 357.

Page 48: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

- 38-

238. De redenaar die zich onmiddellijk tot de o n o n t-wikkelde volksmenigte richt, zal best :

a. geen breed-aangelegde redeneeringen uitspinnen; weinige,maar inslaande gedachten ontwikkelen; meer op feiten steunendan op theorieën.

b. een ruim gebruik maken van pathetische motieven.

c. zich uiten in een oorspronkelijken, krachtigen, beeldrijken,gevoelvollen trant.

Meesterstukken van politieke welsprekendheid zijn dePhili ppischie en de Ol ynthische Redenen van DEMosTHENES.

Evenzoo CICERO'S 2A en 3 Catilinarische Rede. Het is leer-rijk, -deze te vergelijken met de 1 en de 4° Catil. Rede, diebehooren tot de parlementaire welsprekendheid; men letteop het verschil van inhoud, en vorm.

De Militaire Rede.

M. De Militaire Rede is die waarin de bevelhebber ofde officieren van een leger het woord voeren tot hunsoldaten.

Het past de militaire oversten op te treden met hizonderewilskracht; anderzijds wordt van de strijders het hoogste gevergdheldenmoed totterdood. Hieruit volgt, dat deze soort weisprekend-heitd zich kenmerkt doorkracht, bondigheid en s o be r-h ei d. Zij richt zich vooral tot het gemoed.

240. Men onderscheidt vooreerst de kortere of langeretoespraken b. v. vóór of na den strijd.

Vervolgens de proclamaties : korte opwekkingen of dank-zeggingen aan de troepen, door den bevelhebber op schriftgesteld om ze aan de kleinere eenheden voor te lezen.

De moderne meester in het genre is Napoleon I.

Modellen van Nederlandsche militaire redenen zijn tevinden in het werk van J. S. Spoeistra : Militaire Wet-sprekendheid.

Page 49: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 39 --

De Gelegenheidsrede.

241. Benaming. Onder deze benaming vat men al dieredenen samen, die niet tot de hierboven vermelde soortenbehooren, en die worden uitgesproken ter gelegenheid vanbepaalde gebeurtenissen of feesten.

In zooverre zijn ze van groot belang, dat ieder ontwikkeldman weleens in de noodzakelijkheid verkeert er een te houden.

242. Hoedanigheden.

Naar den INHOUD is wel de voornaamste hoedanigheidvan een goede gelegenheidsrede : haar a c t u a l i t e it d. i.haar nauwe aanpassing bij de eigen omstandigheden vande gelegenheid waarbij ze wordt uitgesproken.

Een voorbeeld hiervan is de inhoud van Main. Van Cauwe-laert's Welkomrede voor Prinses Astrid (Antwerpen 1926) (1) :

De verloving van de Prinses met Prins Leopold is als eensprookje uit het hooge Noorden, het land der sproken; deGermaansche eenheid van het Antwerpsth en het Zweedschwordt getuigd door het Gotisch handschrift van Ulfila, be-waard te Upsala in Zweden zelf; enz. Aan het slot, een versuit de Frithjof-Saga van den Zweedschen dichter Tegner.

Met recht wordt ook gewezen op het voorbeeld van GraafVerspeyen, die in vroeger jaren te Gent meer dan vijftig keer

het thema van den St-Pieters penning heeft weten te beha n^delen met telkens nieuwe frischheid : uit de actueele toe-standen en recente feiten putte hij telkens stof tot ontwik-keling en middelen tot oorspronkelijkheid.

Naar den VORM en den TOON wisselen deze soorten vanredenen af volgens het behandelde onderwerp en de om-standigheden. Hierbij is de g e p a s t h e i d een absoluut

vereischte.

VOORNAAMSTE SOORTEN.

243. Academische Redenen worden uitgesproken door denrector magnificus bij het hervatten der leergangen aan een

(1) Zuid en Noord IV, Bijvoegsel bi. 3.

Page 50: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

40 -

universiteit (K .rectorale rede ») ; bij plechtige prij suit-deelingen ; door een hoogleeraar bij de aanvaarding van zijnambt (a inaugurale rede ») ; door een nieuw academielidbij zijn intrede (« intree-rede », « intree-oratie ») enz.

De inhoud is dikwijls een verhandeling over een w ,e t e n-

schappelijk of een letterekundig thema. In som-mige academiën is het de gewoonte, dat een nieuw lid in zijnintree-rede, na dankzegging voor zijn opneming, den lof uit

-spreekt van zijn voorganger.

Acad. rede met zedelijke strekking : Mgr. CruysberghsVoornaamheid (1).

244. Plechtigheidsrede; Feestrede; Gedenkrede.

Het voorwerp en het doel van de plechtigheid of het feestzullen hier de stof leveren voor den inhoud en tevens den

vorm bepalen.

Conscience : Leopold's Meerderjarigheid. Uitbundig lyrisch!

M. De Vries : Voor Maerlant's Standbeeld. Jan Van

Rijswijck : Van Bloemen, Vogelen en Zingen (2).

245. Lof rede; Lijk- of Grafrede.

De spreker prijst de goede hoedanigheden en de ver

-diensten van den toegesprokene of den overledene. Hij be-

treurt het heengaan van den afgestorvene en zegt hem,

bij wijze van slot, een laatste vaarwel.

Lofredenen. Sen. Verbist : Onze Missionarissen in Congo (3).

Mgr. Schaepman : Bij het Standb. van Mgr. Hamer (4). -

Ariëns : Schaepman als Staatsman (5). Min. Kuyper :Bllderdi jk (6).

Lijkredenen. Mgr. Schaepman : Herm. Van der Hoeven (7).

G. Gezelle : Bij het graf van Edw. Van den Bussche.

Vgl. ook de Gewijde Lijkrede (231, 6°).

246. Korte Aanspraken met allerlei doeleinden :

als welkomgroet tot voorname personen;

(1) Raeymaekers I bl. 56.(2) Z. en N. IV bl. 348; 354; 431. -- (3) Raeymaekers I bl. 12. — (4) It.

bl. 48. — (5) Z. en N. IV bl. 435. — (6) it. bl. 374. -- (7) It. bl. 426.

Page 51: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

41 --

als gelukwensch tot den held van eenig feest : jubilee,eerste plechtige Mis, naamfeest, huwelijk enz.

als rouwbeklag bij sterfgeval of als betuiging van deel-neming bij een zwaren tegenslag;

als toost (heildronk, feestdronk, tafelrede) die wordt in-gesteld op één of meer personen of op een gemeenschappelijkbelang van de dischgenooten.

Alle soortgelijke aanspraken wenscht men kort en keurig,kiesch en vrij van overdrijving.

De spreker herinnert aan de gelukkige of treurige gebeur-tenis die tot zijn toespraak aanleiding gaf, en drukt de

gevoelens uit die er door ontstaan.Toosten. Dr J. Grauls : Bij de Viering van Prof. Ver-

me glen (1). J. Van Rijswijck : Aan Prins Albert en PrinsesElisabeth (2).

Welkomgroet. Min. Van Cauwelaert : Voor Prinses Astrid(zië boven : 242).

De Didactische Rede.

247. De Didactische rede heeft tot doel te onderrichtendoor middel van het welsprekende woord.

Met de « verhandeling » (167 vlg.) heeft ze dus gemeen,dat ze wil onderwijzen; zij verschilt er van, doordatze gebruik wil maken van de bekoorlijkheden der w e 1-sprekendh ,eid.

248. Soorten. Eigenlijk behooren tot dit genre ver-schillende soorten van gewijde redenen, zooals de « onder

-richting » en de « homilie » (130) ; ook zekere academischeredenen.

Hier is vooral te noemen de conferentie of causerie(oratorische voordracht, voorlezing).

Zij behandelt allerlei litteraire, artistieke, zedelijke, weten-schappelijke en wijsgerige onderwerpen, en wel in ora-torischen trant.

(1) Raeymaekers I bl. 77. — 2) Z. en N. IV bl. 430.

4

Page 52: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

Mart. Poelhekke : De H. Eucharistie in de Kunst (1). —Maur. Sabbe : Vlaanderen's muzikale Wedergeboorte (2).

Onze groote Vlaamsche causeur is H. Verriest. Hij munttevooral uit door zijn boeiende, bekoorlijke voordracht. B. v.Smaak (3). Men leze zijn Voordrachten.

ALGEMEENE OPMERKINGEN

249. Er zijn « verhandelingen » (167 vlg.) die door hunonderhoudenden trant zeer dicht staan bij de « rede ». Hetis geschreven welsprekendheid.

Omgekeerd zijn er redenen die door hun drogen inhouden hun weinig -levendigen trant niet méér zijn dan gesprokenverhandelingen.

Zoo b. v. Min. Rubbens' Het Christen-democratisch Pro-gramma... (4).

250. De zg. Pronkrede, die als eerste doel nastreeft « mooite praten », met zijn kunst te z pronken », zal menigeenaanvoelen als een misbruik van het schoone woord.

Ze werd ingevoerd door Isocrates (IV° e. v. Ch.) en doorGrieken en Romeinen beoefend -- niet zonder kwaden in-vloed op de ware welsprekendheid.

Hiertoe behoort ook de luimige rede.

B. v. H. R. : Kunstmest (4) -- overigens vrijwel misluktopstel, doordat de toespelingen, als geestigheden bedoeld,gezocht zijn, nutteloos worden herhaald en hier en daarde grenzen van de kieschheid overschrijden.

251. De Radio-rede is een splinternieuw genre, denkelijkgeroepen om een groote uitbreiding te nemen.

Van alle andere redenen onderscheidt ze zich hier-door, dat de actie (225) volkomen ontbreekt.

Wel wordt het gemis der suggestieve kracht van mimiek engebaar voor den ingetogen luisteraar eenigszins vergoed door

(1) Raeymaekers I bl. 28. -- (2) It. II. -- (3) Z. en N. IV bl. 396.(4) Raeymaekers II.

Page 53: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

g;rooter innigheid; maar allicht kan het aanleiding geven totvermoeienis en verveling. Daarom zij de radio-rede-

naar den INHOUD : kort en bondig;naar den VORM : bizonder aanschouwelijk, krachtig in woord

-gebruik en kernig van zinsbouw, zoodat de nadruk van de dictiehet ontbreken der actie eenigszins kan vergoeden.

Men herinnere zich de bondige, krachtige radio-toesprakenvan Mgr Cruysbergs. Zie ook Min. Van Cauwelaert :Albert 1 (1). Vooral P. Van Gestel : Nisi Branum... (2) :in deze rede zijn de zinnen doelmatig ingesneden in adem

-groepen (97), die krachtig kunnen dreunen als hamerslagen.

(1) Raeymaeerks I bi. 5.(1) Raeymaekers II.

Page 54: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

III° DEEL

DE DICHTKUNST[I

POEZIE

I

DE DICHTKUNST

IN HET ALGEMEEN

252. Wat is Kunst?Kunst is maken of scheppen van s c h o o n h e i d.

We lazen allen wel eens of hoorden voordragen : « 0wilde en onvervalschte pracht » van Guido , Gezelle, en toengeschiedde het wondere... 'Wij hadden wellicht al dikwijls over eenweide geslenterd en langs een waterkant en voorbij kleurigebloemen en ruischend riet, zonder belangstelling of ontroering.

Maar toen, ver weg van de vrije natuur, misschien in een muffigklaslokaal, door de rhythmen en klanken-beelden van den dichter,die natuurdingen voor onze verbeelding en ons gevoel werdenopgeroepen met hun eigen kleur en geluid en beweging, toenkenden we en zagen we ineens de « schoonheid » er van, en wewaren ontroerd, en gelukkig om 't genot van die schoonheid.

Dit deed de kuust : ze openbaarde ons de schoonheid van diedingen, die, volgens de definitie door de wijsgeeren gegeven, is :

Page 55: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

--- 45 -

« de glans en de luister van het wezen of de waarheid derdingen. »

Maar de kunst deed meer : zelfs wanneer die weide, diebloemen, die natuur vergingen, zou hun schoonheid b 1. i j v e nin het gedicht van Gezelle. Die schoonheid lag in de dingen, dedichter nam ze als 't ware er uit, liet ze herleven, hersc.hIep zeals 't ware door zijn kunst.

En nog intenser dan in de natuur leeft en glanst de schoonheidin die verzen van Gezelle, v e r g e e s t e l i j k t als ze is doorde ziele-schoonheid van den dichter.

253. Wat is Dichtkunst of Poëzie?

Poëzie is die kunst die schoonheid schept door de t a a 1.

Ook op andere wijze dan door de t a a 1 kan « schoonheiddoor kunst » voortgebracht worden, b. v. zooals dit door denschilder, beeldhouwer of bouwmeester wordtgedaan, met de middelen die aan ieder afzonderlijk kunst-genre eigen zijn.

OPM. 1. De stof der poëzie, waaruit de dichter schoonheidpuurt, ligt in alle dingen : in de ziel van den kunstenaar zelf,,in 't leven der menschen, in de natuur, ook in wat schijnbaarhet geringste is. « La poésie court les rues et les poètes vontla chercher dans les nuages. Heureux celui qui la retrouvera

oû elle est, eest à dire dans la vérité et partout. » (LamartFne,)Gezelle herschiep tot poëzie het brommen van een vlieg en

de schittering van de zon op oude dakpannen.« De stof der poëzie is het universeele leven. Niets is voor

haar te laag en te nietig. Dee verbeelding vermag iedere aan-doening van elk ding te zetten in den gloed van kracht en

schoonheid, wanneer de dichter beelden vormt van uit eenverhoogd en verstevigd levensgevoel. Door de poëzie krijgenalle verschijnselen deel aan de hoogere werkelijkheid »H. Roland Holst-Van der Schalk.

OPM. 2. Door poëzie of dichtkunst verstaat de doorsneelezer doorgaans alleen

die woordkunst die haar uiting vindt in den v e r s v o r us, omdat deze vorm

aan de taal haar meest volledige en sterkste uitdrukkingskracht kan geven.

Poëzie kan echter evengoed in proza aanwezig zijn. — In dit handboek

zal de uitdrukking « poëzie » doorgaans in haar ruimere beteekenis — die én

versvorm én proza insluit -- gebruikt worden (3, 2°).

Page 56: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 46 -

254. Wie is Dichter?Een dichter is een mensch die gevoeliger voor schoonheid

is dan de andere menschen.

Op zijn fijnere zintuigen zet al het picturale en sculpturalerondom hem indrukken af. Zijn verbeelding neemt de om-gevende wereld in zich op met al haar lijnen en stippels,haar kleuren en tinten. Zijn gevoel trilt mee met tal vanemoties die voor anderen nog niet waarneembaar zijn. Zijngeest vat meer onmiddellijk die door ons niet geziene betrek

-kingen the de velerlei wisselende verschijnselen in natuuren leven met elkaar verbinden en tot eenheid brengen.

Maar een dichter is ook een artist die dat alles wat bijde andere menschen, ook de gevoeligen voor schoonheid,onuitgesproken blijft verwoorden kan. Die alle vormenvan leven in zijn rhythmen vangt, in zijn beelden vastzet.

Bij een echt dichter is de gevoelige mensch the

alle schoonheid in zich opneemt, en de a r t i s t die ze ver-woordt, één. zoodat ook in zijn poëzie inhoud en vorm één

zijn. Zoodanig dat naar het woord van Kloos « er ten slotte

geen enkel verschil meer blijft tusschen de dingen die zij

in hen voelen, en de zegging vóór hen op het papier, zoodat

die heiden volkomen identiek zijn. »Wanneer dan de litteraire critiek soms inhoud en vorm

verstandelijk van elkander scheidt, dan gebeurt dit enkel

om de studie en de ontleding van het kunstwerk te verge-

makkelijken (2).

255. De Inhoud der Poëzie.

Soms werd door enkelen de meening voorgestaan, datpoëzie — of litteraire kunst geen inhoud of « onderwerp »

behoefde, dat ze in haar wezen enkel was schittering van

beelden en mooie muziek van woorden. « Als gij verzenmaakt.., moet ge nooit aan den inhoud der verzen denken,en den vorm alleen moet gij laten hooren ». (Van der Goes.)

Zoodanige poëzie zoo ze al dien naam verdient die

er enkel is om den schonnen vorm, kan niet volledig de

schoonheidsbehoefte bevredigen van den mensch, bij wien

Page 57: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 47 -

g e v o e l en v e r s t a n d de edelste vermogens zijn, waar-aan verbeelding en zintuigen ondergeschikt zijn.

Zelfs W. Kloos getuigt het : « Gedichten zijn geen pracht-sieraden om stil-koud aangestaard te worden ». En de

Duitsche dichteres Marie Von Ebner Eschenbach zei heelgevat, dat poëzie is

...... ...... Eln wenig ,Kiang,Ein wenig Wohllaut and GesangUnd eine ganze Seele.

Wat we in de poëzie en in alle literatuur vooral zoeken :het is de openbaring in schoonheid van de diepere werke-ti jkheid van de dingen en van het leven.

« Poëzie is klaarzier dheid » U. Van de Voorde. « Dedichter is de krachtige ziener en voeler. » J. Persijn. --« Het is het leven zelf dat in de literatuur spreekt, maaropgeheven tot hoogere klaarheid en een dieper perspectief ».H. Poort.

Daaruit volgt dat poëzie, zooals alle kunst, afwisselt invvaarde afgezien van den vorm — naar het min of meermenschelijk belangwekkende van haar Inhoud en onder-werp. Dit blijkt Qok al uit het loopende spraakgebruik,dat b. v. gewaagt van mooie, prachtige, grootsche, sublieme

Mpoezie.Daruit volgt dan ook, dat in de literatuur, naast den esthe-

tischen, de ethische factor van groot belang is. « Er is eenallernauwste betrekking tusschen ons ethisch leven en hetdichterlijk woord. » `'an Eeden.

De kunst is niet alleen de s p i e g e 1 van het leven : kunstheeft ook in zeer sterke mate F n v 1 o e d op het leven.

« Sc distraire, rêver... tout liseur a conscience de cherchercola dans le roman qu'il ouvre. I1 y cherche encore autrechose qu'il ignore chercher : comment it faut aimer, com-ment it faut agir, comment ii faut vivre en un mot... Taus leslivres qui ont remué le coeur de l'humanité, lui disaient enquelque facon : voici un chemin que to peux suivre ».M. Prévost.

Page 58: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

- 48-

256. Tendenz in de Literatuur. Er ligt tendenz in eenlitterair werk, wanneer de schrijver er een bepaald eo v e r t u i g i n g door verspreiden wil.

Is tendenz in een werk noodzakelijk schadelijk voor dekunstwaarde er van, zooals de voorstanders van de « kunstom de kunst »-theorie beweren?... We meenen van niet, alsnl. de tendenz u it h e t w e r k z e 1 f, uit dezes innerlijkleven voortkomt, en niet als een hinderlijk bijvoegsel er aangehecht wordt.

« La littérature a idées est Celle qui déduit de la viehumaine, consid.érée dans sa vérité, les grandes lois qui ladominent. Son but n'est pas de prouver telle ou telle theorie.Elle constate, puil elle conclut. » P. Bourget.

Ten andere een echte kunstenaar, die steeds in zijn werkzijn heels persoonlijkheid openbaart, zal immer zij hetsoms onbewust en ongewild het leven, ook dat buitenhem, uitbeelden in het licht van zijn eigen wereldbe-schouwing. En hoe hooger de kunstwaarde van een werk,met des te meer kracht zal de levens-visie van den schrijverzich openbaren en opdringen.

We zien dan ook dat vele werken die onbetwist onder deheerlijkste der wereldliteratuur gerangschikt worden, ten-denz-werken zijn.

Zoo, b. v. de Divina Commedia van Dante, Don Quichottevan Cervantes, de Max Havelaar van Multatuli, de werkenvan Dickens, Dostojevski, enz.

257. Kunst en Zedelijkheid.

Om wille van dit ethisch element dat de kunst bevat enwaardoor ze inwerkt, ten goede of ten kwade, op de gevoelensen dus ook op de daden der menschen, en er feitelijkdikwijls een ver-strekkenden invloed op heeft, is de kunst,zooals alle andere menscheli j ke bedrijvigheid, onderworpenaan de wetten die het zedelijk leven beheerschen. De kunste-naar, ook de schrijver, draagt dus een sociale verantwoor-deli jkheid.

» « L'art pour tart. » Neen, waarachtig niet. Niet de kunst om de

kunst, maar de kunst voor de gemeenschap, de kunst ter wille van

Page 59: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

49 -

onze medemenschen. Want « dienaars » (zooals de oude priesters hetwaren : leiders) — ja, doch in den besten zin ook de dienaars eenergemeenschap zijn wij; dienaars der gemeenschap met een welom-schreven, afzonderlijke taak : haar stemming te verhoogen, te veredelen,te vervolmaken, te leiden, door de muziek van onze eigen ziel. Een taak,die ons is opgelegd, omdat wij toevallig een dieper, gevoeliger ziel hebbendan de anderen; omdat ons geluk en onze smart zooveel grooter zijn dande hunne, omdat onze oogen zooveel wijder en dieper de schoonheidzien dan zij. — « De kunst om de kunst ». Neen, Goddank niet meer.De kunst om hen die om ons heen zijn, de kunst om onze eigen diepeaandoeningen aan hen mede te deden, met wie wij leven in één wereld,in één tijd, met wie wij verbonden zijn door duizenden banden ».(Adama van Scheltema) .

258. De vorm der Poëzie.

De gedachte- en gevoelsinhoud, ook de rijkste en ver-hevenste, kan slechts openbloeien tot schoonheid door denaangepasten vorm. Vormschoonheid is dus noodzak e-1 i j k voor de poëzie.

« Mooie gedachten, leelijk uitgedrukt, laten van hunnemooiheid niets blijken en liggen als schatten in niet ontgon-nen mijnen, als vruchten welke niet rijp worden als heer

-lijke aangezichten achter ondoordringbare sluiers, als zonne-beeld in slijkplas. » (Dosfel).

Persoonlijkheid. Vormschoonheid wil echter niet zeggenvormversiering. Bij een echt dichter groeit de uiter-lijke vormschoonheid onmiddellijk uit het i n n e r lij kI e v e n. « Het woord is het lichaam van de gedachte en erinnig mede verbonden, zooals het menschelijk lichaam metde ziel ». (Dosfel.)

Die hoedangiheid van « onmiddellijke uitstroolning » zoo-als Gezelle dat noemt, geeft aan de poëzie die eigen kleuren klank die bij elken dichter verschillend is.Tegenover dat persoonlijke --de « allerindieid'uëelste ex-pressie » (Kloos) die we steeds in de beste poëzie terug

-vinden, staat de door de 80m te recht zoo gesmade « rheto-rica » d. i. het bewust of onbewust overnemen van andermans ,

vorm, wat ook de op zich zelf edelste en verhevenste gedach-ten en gevoelens onschoon en ongenietbaar maakt (Vgl. 226).

Verstaanbaarheid. Persoonlijkheid en eigenaardigheid in

Page 60: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 50—

denden vorm der poëzie wil echter niet zeggen : z o n d e r 1 i n g-heid en nog minder onverstaanbaarheid.

Onze Gezelle zei dat reeds vóór tachtig jaren, op ongemeenrake wijze in zijn eenvoud, in een brief aan een van zijnstudenten.

« Poësis, mijn liefste, bestaat niet alleen in de conceptievan een ding, maar in het doelmatig uitbrengen van datzelvein woord. 'k Versta dat iemand, die alleen is, zich zelve eene« poëtique » een uitdrukkingsstelsel zou kunnen maken, 't zijuit enkele klanken bestaande, 't zij uit woorden, die, of-schoon van niemand te verstaan, voor hem zouden zijn deuitdrukking van zijn gedacht, en misschien veel edeler alsalle bestaande dichtspraak. Maar wij hebben een taal die tochmaar tot een zekeren graad buigbaar is; wij leven bij men-schen, wier zielen maar door gewone klanken en woordenraakbaar zijn; dus , ligt -de volmaaktheid van 't gene poésisaangaat in die machtigheid van te kunnen in de bestaandedichtspraak, of in die, die wettiglijk kan voorspringen, onderde werking van 't genie, zijn conceptie uitgeven. Gekort

-vlerkt, ja, wordt daardoor de vrije ziel des dichters; dichtenkan hij bij zich zelven zonder sprake, alleen in den geest;maar wil hij uitkomen, zoo moet hij gekleed gaan op zulkemanier dat hij kennelijk is ».

Dat poëzie steeds moet verstaanbaar zijn, beduidt echterniet dat ze noodzakelijk steeds p o p u l a i r moet zijn.

« Het spreekt echter van zelf dat, indien men den dichterden eisch stelt van verstaanbaar te zijn, hiermede niet gezegdwordt, verstaanbaar voor allen. Is hij dat, en tegelijk kunste-naar, hij zal er te hooger om staan. Maar als kunstenaar ishem geen zwaarder eisch te stellen dan dat hij voor debesten, de meest artistiek ontwikkelden van zijn volk tevolgen zij. De kunst mag aristocratisch zijn, ik zou zelfszeggen, ze moet dit zijn » (Van Nouhuys).

259. Taalschoonheid in de Poëzie.

Schoonheid spreekt vooral tot het gevoel en de verbeel-ding; de koude kennis van een ding zal geen schoonheids-genot verwekken. Zoo zal de taal der poëzie, die schoonheid

Page 61: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

51 --

scheppen wil, niet zijn : de nuchter-zakelijke van hetbetoogend verstand die enkel begrippen meedeelen wil. Eendichter zal ook de meest abstracte gedachte en de fijnst-subtiele gemoedsontroering verzinnelijken door zijn woord.

Zoo zal zij de capaciteit tot verzinnelijking der taal, nl.haar uitbeeldingskracht en haar klankvermogen, tot dehoogste potentie opvoeren.

Zoo kan de taal in de poëzie, daar ze er niet alleen teekenis van een verstandelijk begrip, maar tevens het rhythmeheeft van de muziek en den dans, en de kleuren van eenschilderij, en de plastische kontoeren van een beeld kan voor

-tooveren, zoo kan de taal in de poëzie worden deheerlijkste en meest volledige onder alle kunstvormen.

Over taal-plastiek, klanknabootsing en klank-expressie werd reedsgehandeld in n' 0 47-52; 58-59; 70-88.

260. Taal-rhythme in de Poëzie.

In alle gesproken taal is r h y t h m e. Wanneer we onsinnerlijk leven, vooral ons verbeeldings- en gevoelslevenverwoorden, zijn we spontaan geneigd de beweging van onsgesproken woord te laten meedeinen met de op en neer,trager of sneller gaande bewogenheid van ons gemoed (Zie61-63) .

In de poëzie, die het leven het volledigst en het fijnstvertolken wil, zal de woord-beweging de zielebewogenheidwillen volgen in al haar schakeeringen. Een zeer expressieftaal-rhythme behoort dus steeds tot den vorm der poëzie,vooral tot den sterksten en meest verfijnden vorm er van,dien we het « v e r s » noemen.

Zoo onafscheidbaar zijn poëzie en taal-rhythme neet elkaarverbonden, dat Carlyle wel met wat overdrijving depoëzie définiëerde als « muzikale gedachte »; en dat Schiller

van zich zelf getuigde : « Bei mir ist die E-rnpfindung anfangsohne bestimmten and klaren Gegenstand; dieser hildet sicherst spater. Eine gewisse musikalische Gemutsstimmung gehtvorher, and auf diese folgt bei mir die poëtische Idee ».

261. Metrisch Rhythme.

In meest alle poëzie in versvorm vinden we, wat genoemd

Page 62: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

52 -

wordt metrisch rhythme d. i. rhythme dat aan een bepaaldemaat of metrum gebonden is.

Dit metrum is het regelmatig op een zelfden afstand weer-keeren van dezelfde bewegingsvormen in een vers, of inverzen die op elkaar antwoorden. Zoo b. v.

0 't ruischen van het ranke rietO wist ik toch uw droevig lied.

Natuurlijk is dit metrum nog n i e t h e t r h y t h in ez e 1 f. De maat is enkel voor het rhythme wat het geraamtevoor het lichaam is, of de bedding voor een stroom. De maatgeeft de lijn aan waarlangs de levens-beweging deinen zal,ze is niet die beweging zelf.

Zoo gebeurt het dat met een zelfde metrum een totaalverschillende gemoedsbeweging met het passende rhythmewordt verwoord.

B. v. Bij Vondel, in Lucifer : triomf-stemmingGezegend zij de Held,Die 't goddeloos geweld,

En zijn macht, en zijn kracht, en zijn standerd

Ter neder heeft geveld.

en in Jephta : gevoel van treurnis :Aartsvader Jozef toch,Zoo gij ten grave uit nog

Eens uw hoofd gansch beroofd van zijn stralen,Uitstaakt in 't staatsbedrog.

Het metrum of vast-staande rhythmen-schema is niet eenmaaksel der conventie; het wortelt in de natuur zelfder poëzie.

Het metrum behoudt zijn kracht aan 't innerlijk rhythme, datanders wellicht tot bandeloosheid of grilligheid zou overslaan,zooals dit het geval is in een aantal gedichten der zg. expres-

sionisten.Het metrum dwingt veeltijds den dichter tot beperking, tot

symmetrie en harmonie, en intensifieert aldus de uitdrukkings-

kracht van het vers.Het metrum maakt het innerlijke rhythme van het vers beter

vatbaar voor den gewonen lezer met een minder verfijnd per-

ceptie-vermogen.

Page 63: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

--- 53

't Is ten andere een feit, dat de metrische vormen door bijnaalle groote dichters werden gebruikt, en dit met een oneindigevariëteit van innerlijk rhythme.

Anderzijds blijft het ook waar, dat alleen met de kennisder metriek nog geen echt rhythme en geen poëzie geschapenwordt.

« Die daarmee wil dichten, gelijkt aan hen die denken dat met de

mate te kennen en de gamme en haar noten, zij kunnen muziek schrijven.

Zij hebben de stoffe, maar nog de poësis niet van den rhythmus.

Er bestaat, buiten en boven alle leering en onderwijs bij de poëten, een

wonderlijke maten-dans. Gij kunt hem wel toogen met den vinger; gij

kunt hem bewonderen met « het gezicht van het hooren cc; gij kunt hem

wel doen dansen in klanken over uw tonge, en als peerlen doen vallen

van uw lippen, maar al de vormen ervan staven en boeken, of het wezen

daarvan ohtleden? --- neen, dat niet; dat is leven; dat zijn mysteriën;

dat is het oneindige leven, en dat zijn de onpeilbare mysteriën van zang

en maat, waar hier en daar een poëet en zanger eenige vooizekens

van vindt. » (H. Verriest).

Die vaststaande, metrische vormen v e r s c h i 11 e n v o 1-g e n s d e t a a l waarin de verzen gedicht worden. Zookennen we b. v. een Latijnsche, een Fransche, een Neder-landsche prosodie of versleer.

We zullen ons hier beperken bij een kort overzicht van onzeeigen Nederlandsche prosodie.

Voor de Latijnsche metriek, waarin de q u a n t i t e it der letter-

repen, niet het accent, het domineerend bestanddeel is, kan men raad

-plegen b. v. Dr. Fraussen en Dr. P. Baeyens' « Lingua latina » :

Latijnsche Spraakkunst. -- Voor de Fransche metriek -- wier grondslag

is het s ii b e n-a a n t a 1 in het vers -- zie men : Charlier-Verest :

« Manuel de littérature ».

DE NEDERLANDSCHE PROSODIE.

262. Het Nederlandsche metrische vers bestaat uit eenregelmatige afwisseling van b e t o o n d e en o n b e t o o n-d e lettergrepen.

Daarom kunnen we het Nederlandsch vers noemen het

accent-vers, tegenover het Latijnsche quantiteit-vers (1) enhet Fransche silben-tellend vers.

(1) Fraussen-Baeyens : Latijnsche Spraakkunst 390; 392; 394.

Page 64: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 54 —

1. De Versvoeten.

263. De « groepeering van één betoonde en één of meeronbetoonde lettergrepen in een vers » noemt men versvoet.

De betoonde silbe heet heffing of arsis; de onbetoondesilbe of silben : daling of thesis. -- B. v.

De Vláam/sche taal / is wón/derzóet / : 4 versvoeten.Als de / ziele / luistert / : 3 versvoeten.

In het eerste van die verzen zijn de voeten stijgend. Alseen vers aldus op een h e f f i n g eindigt, dan noemt mendit : een staand vers. -- In het tweede vers zijn de voetendalend. Als een vers aldus op een d a 1 i n g eindigt, noemtmen het een slepend vers.

264. De betoonde en onbetoonde lettergrepen in een verskunnen in velerlei standen gegroepeerd worden. Zoo ontstaaneen groot aantal versvoeten die met een eigen naam betiteldwerden.

De benamingen der voeten werden uit de Latijnscheprosodie overgenomen, hoewel die gelijk-benaamde vers-voeten natuurlijk in de Latijnsche poëzie zooals ook inde Grieksche door hun rhythmische constructie in wezenverschillen van onze Germaansch-Nederlandsche : zij bestonnden uit korte en 1 a n g e lettergrepen (1) .

We geven hier enkel de meest bekende en meest gebruikteversvoeten. Naar den aard der voeten die in een vers gebruiktworden, wordt ook de maat van dit vers benaamd.

I. STIJGENDE VOETEN.

265. De jambus : 1 onbetoonde + 1 betoonde lettergreepDe schoon/ste róo/de ró /zen bloei/en

Vandaar het jambische metrum.

De védel aan de zijde,Het lied in ziel en mond,Zoo zwierf de zanger rondAl In den óuden tijde.

(A. Rodenbcrch).

(1) Fraussen-Baeyens op. cit. ibid.

Page 65: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

---- 55 -

Het jambische metrum, vooral het vijfvoetige is wel hetmeest gebruikte in onze Nederlandsche poëzie, en dit wel bij voor

-keur in de epische --- of verhalende en i°n de dramatischepoëzie.

Het zesvoetig jambisch vers is de bekende alexandrijn, zoogenoemd omdat hij voor het eerst in een Franschen Alexander-roman werd gebruikt. De alexandrijn was algemeen gebruikelijkin onze klassieke poé^ie in de 17' eeuw b. v. in de treurspelenvan Vondel, en later ook in de- zoogenaamde epopeeën, zooals inBilderdijk's « Ondergang der eerste waereld », Tollens' s Overtiwintering op Nova-Zembla », De Koninck's « Menschdom ver

-lost ». Zie nog als voorbeeld van den Alexandrijn-vorm,hoewel niet onvermengd : K. Van de Woestijne : Zegendeze' avond, God... (1)

266. De anapest : 2 onbetoonde + 1 betoonde letter-greep :

Want de dá/gen, ze std/pelden zich / op als mu/ren.

Vandaar het anapestische metrum.

O die wéreld van strálenden, blóeienden schijn,en die afgrond, zoo dónker daarónder,

Als een hangende gáarde vol lóoversatijn;met dien afgrond zoo drinker daarónder.

O dat léven zoo licht voor wie vróolf jk betréedtIn triomf tocht en zégen van rózen,

Het betóoverde lánd van zijn droom, als een mijnIs hem d'á f grond zoo donker daardnder.

(H. SWARTH).

Het anapestische metrum is het geschikte rhythme voor heftigeziele-bewogenheid. Het komt echter betrekkelijk zelden voor inonze Nederlandsche poëzie.

II. DALENDE VOETEN.

267. De trochaeus : 1 betoonde + 1 onbetoonde letter-greep :

't Eerste / dat mij / moeder / léerde...

(1) UIT EIGEN GAARD . E. H. Dr Lenaerts : Vlaamsche Lyriek.

Page 66: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

_5s_

Vandaar het trochaeische metrum.

Hoog in 't heilig woud gezeten,met zijn vijvers en zijn plassen,met zijn wuivende gewassen,eenzaam in zich zelf vergeten,zetelt, ver van 't menschelijk bedrijf,'t lang verlaten lustverblijf. (J. PRINS).

Het trochaeïsche metrum wordt bij voorkeur gebruikt inrustige, bespiegelende poëzie.

268. De dactylus : 1 betoonde + 2 onbetoonde letter-grepen :

Paárdenge/tráppel en / wágenge/drdaf,Paarden en / wágenen / draven ge/staag.

Vandaar het dactylische metrum.

Liederen oud als het volk is,Liederen oud als mijn hart,Klaar als de zon uit de wolk is,Luid als de vreugd uit de smart,Leeft in de sterkte, den gloed en den glans,Leeft in de schoonheid des lands. R. DE CLERCQ.

Het dactylische metrum onvermengd is uiting van vlugge,dikwijls heftige en hartstochtelijke, uiterlijke of innerlijkebeweging.

In den zoogenaamden hexameter zesvoetig vers zooalsdie bij de Ouden in gebruik was, werden dactylen met spondeeënafgewisseld. De spondeus bestond bij de Ouden uit twee 1 a n g elettergrepen, in onze taal uit twee ongeveer g e 1 ij k b e t o o n-d e (1). In de Nederlandsche poëzie werd de klassieke hexa-meter herhaaldelijk nagevolgd, niet altijd met goeden uitslag.

De avond / valt op de / stad als een / lí jkwa huivering/wékkend.

Ook de pentameter is een dactylisch vers. Hij komt steeds voor

in verbinding met een voarafgaanden hexameter. Die twee verzen

vormen dan samen het zg. d i s t i c h o n (2). Zie verder, nr 278.

(1) Fraussen_Baeyens : Lati jnsche Spraakkunst 394; 402. — 2) Ibid. 404, 405.

Page 67: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

57 —

2. Het Metrische Vers.

269. Het Metrische Vers is de groepeering van voeten toteen rhythmisch geheel. Zie b. v. de verzen hierboven.

Verzen zijn voltallig -- akatalektisch wanneer delaatste voet volledig is. Ze zijn onvoltallig katalektischwanneer de laatste voet onvolledig blijft, in dalend metrum.Ze zijn overtallig hyperkatalektisch -- wanneer ze éénlettergreep overhebben, in stijgend rhythme.

Langere verzen hebben gewoonlijk een stemrust of caesu u rd. i. een melodische rust.

b. v. Hier bloeit / een perk // van uit/gelé/zen rO/zen.Wij juilchen // wen / in 't oog / ons bit/tre trainen sprin/gen.

Hoe minder de versvoeten samenvallen met de woord-voeten, des te steviger wordt de bouw van het vers, en deste vrijer beweegt zich het rhythme.

Vooral bij den alexandrijn was het streng inachtnemenvan de middenrust na elk half-vers een oorzaak van onver-draaglijke eentonigheid. B. v. in Tollens' « Overwinteringop Nova Zembla ». Men noemt dit den « Catsiaanschendreun », omdat dit gebrek aan Cats vooral eigen is.

270. Wanneer een versregel met den volgenden doorbeteekenis of gevoel zoo innig samenhangt, dat men spon

-taan zonder stemrust van het eerre vers naar het ander over-springt, dan is er oversprong of enjambement.

B. v. Voortijds, eer het woord voluitMijn tonge ontsnapt, het veergefluitdes vogels, die is verre en wijdvan hier, bijkans in geenen tijd.

(G. Gezelle) .

Oversprongen, gepast aangewend, zullen dikwijls de har-monie en het rhythme versterken; ze zullen ook wel soms,

wanneer in den dichter het innerlijke rhythme zwak is, deverzen tot proza doen overloopen.

5

Page 68: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 58 -

De brand der solidariteit is over-geslagen het brandt breeder -- allen voor éénen één voor allen in de arbeidersklasse.Dat is het vuur waarin de oude wereldverteert, dat vuur blijft alleen, alleen, overen dat vuur, dat, dat is de nieuwe wereld

H. Gorter.

OPM. Verzen met geringe regelmaat heeten « knittelverzen »; dikwijlsworden die bewust zoo geschreven om een komisch effect te bereiken,zooals in de bekende burleske poëzie van den « Schoolmeester ».

271. Dichterlijke Vrijheden. Om ook met lastige woor-den versvoeten te kunnen vormen, veroorloven zich dedichters weleens het aanbrengen van wijzigingen inde u i t s p r a a k of den v o r m der woorden. Zoo zullenze b. v.

1. de toonlooze e weglaten in het midden of op het eindevan een woord., of ook de klinkers i, a in het midden vaneen woord : d'aard, God bewaar' de volk' ren, sidd'ren,geur' ge, dierbre.

2. twee lettergrepen samentrekken tevreén, blaánbladeren, bladen).

3. soms met een, doffe e een woord verlengen : vrouwe...

OPM. Onbeholpen verzenmakers zullen hierbij weleens hettaaleigen geweld aandoen of schaden aan de welluidendheid.

27. Verzen met Gemengd Metrum. Dikwijls voor-al in lyrische poëzie zal een vers, of zullen op elkaarantwoordende verzen uit ongelijksoortige voeten bestaan.Soms wisselen in één gedicht verzen met heel verschillendmetrum met elkander af.

O Vlam / van Pas/sie in / dit koud / heelal.Schoonheid / van Smar/ten op / dees' don/ker aard'.Wonder / van Lief/de, dat / geen sterf/ling weet.Ai mij. / Ik hoor / aldoor / den droe/ven valDer drop/p'len bloeds / en tot / den mar /gen staartHij me aan / met groote lief/de en eind/loos leed.

(A. Verwey).

Page 69: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

--- 59 -

« Schoonheid » (2e vers) en « Wonder » (3e v.) zijn hiert r o c h a e ë n; al de andere voeten zijn jamben.

In gedichten die een sterk innerlijk, op het gevoel gedragenrhythme hebben, zal die vermenging van voeten en metra hetuitdrukkingsvermogen intensifiëeren.

O klaagt om 't jonge leven, met één slaggesloopt en zooveel hope en al zijn droomen.Klaagt om het land, dat niet beleven magWat roem, van zulk een zoon, Haar toe zou stroomen.

(W. Kloos).

Waar echter het innerlijk rhythme zwak is, zal die vermenging

het gedicht ontbinden tot stukken slap proza.

Honger naar wat de ziel nooit heeft bezetenis pijn, en and're pijn het hongerlijdennaar wat zij heeft bezete' in 't lichte blijdeweleer en verloor en niet kan vergeten

(H. Roland Holst-Van der Schalek).

3. Het Rijm.

Over het rijm en de rijmsoorten zie if 57.

273. Het Rijm in de Poëzie.

In de Oud-Germaansche poëzie werd alleen het stafrijmgebruikt. In onze Nederlandsche literatuur komen het vol-rijm en de assonantie al heel vroeg voor, en zijn er schieraltijd in gebruik geweest.

Zooals het met de metrische vormen het geval was, zijnook de wetten die nu de rijm-vormen beheerschen, geleide

-lijk opstaan uit den aard zelf van onze poëzie. --- In denlaatsten tijd werd over het gebruik van rijmen en rijmen-schema's in de poëzie veel over en weer gediscuteerd.

De expressionisten o. a. zeiden, dat de verplichting voor een

dichter zijn gevoelsuiting bij een bepaald rijmen- schema aan

te passen, in den strofen-vorm b. v. noodzakelijk despontaneïteit van zijn poëzie moest belemmeren. Men kan

hierop antwoorden, dat, waar het rijm werkelijk hinderlijk

Page 70: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

--- 60

is — zie b. v. de talrijke « stoprijmen » in L. De Koninck's« Menschd'om verlost » het heter zou weg blijven; maar datbij groote dichters en meesters in de woordkunst Gezelleen Goethe b. v. het rijm en het rijmen-schema het rhythmeversterken -en door hun klank de uitdrukkingskracht van hetvers verhoogen. Ook zal het rijm dikwijls de verzen onderlingsymmetrisch verbinden, en rhythmischee eenheden hoorbaaren vatbaar afsluiten.

274. Rijm-Verbindingen. De meest gebruikelijke zijn

1. Het gepaarde rijm : a a, b b, c c, ...

0 't ruischen van het ranke rietHoe menig mensch aanschouwde u niet

2. Het gekruiste rijm : a b a b.

Zwaar peinzend hoofd met eeuwigheid omtogen,doorgroefd van voren, door de idee geleid,diep over al dat weretdsch wee gebogen,dat, staag opwellend', in uw boezem schreit.

3. Het omarmende rijm : a b b a.

O Man van Smarten met de doornen kroonO bleek bebloed gelaat, dat in den nachtGloeit als een groote bleeke vlam, wat machtVan eind'loos lijden maakt uw beeld zoo schoon?

4. Het gebroken of ongepaard rijm : a b c b.

't Is stille. Neerstig tikt het on-gedurig hangend wezen,waarop de weg. naar 't eeuwige, intwaalf stappen staat te lezen.

Nog tal van andere rijm -combinaties treft men b j dedichters aan.

Bij de zg. « Rederijkers » werd het zoeken naar kunstige rijmver-

bindingen een cerebraal en zinloos spel, dat met - poëzie niets meer te

maken had. Zoo kenden zij beginrijmen, binnenrijmen, kettingrijmen,

echori jmen, enz...

275. Blanke verzen zijn ri j mlooze verzen. Zij wordenvooral door de expressionisten, ook voorstanders van het« dynamisch vers », gebruikt.

Page 71: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

— 61 ---

Wij vinden ze echter ook al bij andere dichters vóórhen. B. v. bij A. Rodenbach, in « Waarheid ».

Modern tooneel is dikwijls in blanke„ verzen geschreven.Zoo de drama's van Verschaeve en anderen.

4. Het Vrije of Dynamische Vers.

276. Vrij of dynamisch (dynamisch = wat in bewegingis) noemt men het vers dat niet gebonden is aan een bepaaldmetrum, dus niet metrisch is, noch verbonden met eenigrijmen-schema, maar alleen die woordbeweging kent die debeweging van de zielsontroering volgen wil in al deschakeeringen ervan. B. v.

De oude gewadenzijn afgelegd.De frissche vaandelsstaan strakin den morgen.Aartsengelenklaroenende nieuwe dag.

Het « vrije vers » werd reeds vroeger af en toe gebruiktn onze literatuur. Zoo b. v. door Van Beers in zijn dithy-

rambe « Het licht »; ook door Guido Gezelle in zijn gedicht« 'n Bonke keerzen... '» .

Door de naoorlogsche « expressionisten » werd het vrijevers systematisch gebruikt en zelfs tot het Benige mogelijkein de poëzie verklaard.

« Wij moeten doodgewoon het regelmatig gedreun vangelijke versregel na gelijke versregel verbreken, om tekomen tot de lyrische ademstuwingen waarop het gedichtwordt gedragen » (W. Moens).

Feitelijk werden in het Nederlandsch enkele prachtigegedichten geschreven in vrije verzen door Wies Moens, Karel-Van den 0evr, e. a.; maar in een veel grouter aantal werdhet vrije vers tot wijd-loopend min of meer rhythmischproza. En het schoonste gedicht in vrije verzen dat we ken-nen in het Nederlandsch, is nog... het voornoemde gedicht

Page 72: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

62 -

van Gezelle, bijna het eenige dat hij in dien vorm schreefnaast zijn honderden metrische gedichten :

Een bonke keerzen kind!Een bonke keerzen kind,

gegroeid in den glans,en 't goudene lichtdes zomers!

Vol spannende zap,vol zoet,vol zuur

Vol zijpelende zap,vol zoetheidl

Tot besluit : « Bijna alle groote dichters zijn in den loophunner ontwikkeling tot een zekeren graad van vormklas

-siciteit teruggekeerd, voor zoover ze er ooit van afgewekenwaren » (U. Van de Voorde) . Dit zien we dan ook wel bijWies Moens in zijn recente dichtwerk.

5. De Strofe.

277. De strofe is een verbinding van 2, 3 tot 14 verzen,die naar den vorm, meestal ook naar den inhoud, e e ng e h e e 1 uitmaken. Gewoonlijk zijn in een strofe de verzendoor r i j m k l a n k e n met elkaar verbonden.

In een gedicht dat uit strofen bestaat, zijn doorgaans allestrofen gelijkvormig aan de eerste.

In meer uitgebreide gedichten evenwel worden soms lan-gere en kortere strofen met elkaar afgewisseld, b. v. inc Groenïnghe » van Gezelle.

De schoonheid van de strofe ligt in haar s y m m e-trischen bouw.

278. Soorten van strofen. De strofe kan tal van vormenaannemen; we geven er enkele van op.

1. Het distichon, tweeregelige strofe, was oorspronkelijkeen hexameter en een pentameter. Zie 268. Tegenwoordiggeeft men den naam van distichon aan ieder verspaar.

In gedichten met een zachte, droeve stemming, vinden

Page 73: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

63

we wel eens dien strofenvorm. B. v. Guido Gezelle « Vande wilgen » :

Hoe dikwijls een blad uit mijn album gescheurden gestrooid op de varende Mandel.

Hoe dikwijls daar tenden den hof, op de bank,gezucht om u, blinkende wilgenl

Want wie die u beelden kan, edele natuur,gij blinkende wilgen, wie maalt u?

2. De terzine : drieregelige strofe uit vijfvoetige jamben-- althans in haar klassieken vorm.

Het rijm is er gewoonlijk slepende, en heeft doorgaans hetvolgende schema : a b a/b c b/c d c/d e d / enz.

In terzine-strofen werden geschreven : het « Dies Irae »,het « Lauda Sion », de « Divina Commedia » van Dante. In't Nederlandsch o,. a. « Florence » van Potgieter, « Het Liedvan Schijn en Wezen » van Fr. Van Eeden. (1)

De terzine is een zeer kunstige, licht een gekunstelde vormwaar bij den dichter geen voldoende taalbeheersching aanwezigis. Ze past zich goed aan bij bespiegelende, geleidelijk zich ont-wikkelende gedachtenpoëzie.

B. v. « 0 Moedermaagd, o dochter van uw Zone,Ootmoedigste der scheps'len, meest verheven,

Van 't eeuwig plan de vastgewilde krone.

Met adeldom hebt ge ons geslacht omgevenZó ,ó, dat de wil des Scheppers 't niet kon wrakenAls schepsel zelve in 't menschelijk kleed te leven.

(Uit Dante's Paradiso; vert. van Schaepman.)

3. Het quatrain of vierling, de vierregelige strofe, is welde meest ~te strofenvorm in de Nederlandsche poëzie.

B. v. Waar zijn nu de liedren, die 'k placht le hoorenIn de ruischende kruinen der Lentedreven,

Op de bloeiende hei, in het suizelend koren,De liedren, die 'k luisterend heb najeschreven?

(H. Swarth).

(1) Zie Z. en N. III.

Page 74: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

4. De stanze : achtregelige strofe doorgaans opgebouwduit vijfvoetige jamben. Ze heeft volgend rijmschemaa b a b a b c c.

Deze strofenvorm is van Italiaanschen oorsprong. De tweeItaliaansche epopeeën « Jeruzalem bevrijd » van TorquatoTasso en de «. Razende Roeland » van Ariosto, werden indien vorm gedicht. Ook de « Aya Sofia » van Schaepman.

B. v. Oneindig, Heer, zijn uw gerechtigheden,Uw waarheid en uw wijsheid zonder end;Wie zal met U in twistgedingoen treden,Wie die. , uw weg, wie die uw oordeel kent?U roemen met de puinen hier benedenDe sterren aan het stralend firmamentIn 't eene lied vol jubelen en leven :« 0 God van recht, o God van liefde en leven! »

( Uit de « Aya Sofia » van Schaepman).

5. De referein-strofen : waarin, het heele gedicht door,aan het slot één of meer verzen telkens worden herhaald.

Gedichten uit zulke strofen bestaande werden vroeger « refe-reinen » geheeten o. a. de bekende « refereinen » van Anna Bijns.Nu wordt door referein of « refrein » doorgaans verstaan dietelkens weerkeerende verzen zelf.

B. v. Hoort gij den eik, o bloote boomen?Hij ruischt daar zwaar en zwart.Hij droomt zijn donkere droomen,De boom van mijn hart.

Zijn stam is rond, zijn kruin nog ronder,Zijn schors is ruw en hard.Hij plooit noch boven noch onder,De boom van mijn hart. (R. De Clercq).

Dikwijls wordt het refrein, in de liederen vooral, als eenkortere strofe, die telkens tusschen de langere strofen wordtingeschoven. B. v. in den « Vlaamsche Leeuw ».

6. Het sonnet of klinkdicht is een klein gedicht met eenvasten afgesloten vorm.

Page 75: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

65 -

Het bestaat uit twee quatrains : het o c t a a fen twee terzinen : het s e x t e t.

Het klassieke r ii m e n-s c h e m a van het sonnet is het vol-gende : abba / ab-ba / cdc / dcd. Natuurlijk werden naar lust

en voorkeur der dichters aan dit rijmenschema tal van wijzigin-gen toegebracht.

Met het sextet begint de wending of « v o 1 t a ». Dit is de over-gang van beeld naar stemming, of van een bespiegeling of over-weging naar het besluit.

Octaaf : Zwaar peinzend hoofd met eeuwigheid omtogen,doorgroefd van voren door de idee geleid,diep over al dat weretdsch wee gebogen,dc t, staag opwellend, in uw boezem schreit;

Schoon hoofd, wars van versiering, los van logen,wijd-stralend brandpunt van al-menschlijkheidwaarop, nu 't aardsche leven Is vervlogen,een glans van eeuwig leven ligt gespreid;

sextet : In taaie liefdevlammen gaan ons hartenTot U, die aa hun liefde hebt voorgevoelden duizendvoud doorvoeld uw fijnste smarten;

met gal gelaafd, door 't waanwijs volkje omjoeld,waarop gij nederschouwt met zielvolle oogen,

grootsch van vergiffenis en mededoogen...

(Pr. Van Langend'onck).

Het zoogenaamde Shakespeariaansch sonnet niet door Shake-speare geschapen, maar door hem met meesterschap gebruikt -is de n e ,e s t v r i j e v o r m van het sonnet, is enkel gelijkaan het klassiek sonnet door het aantal verzen : nl. 14. Het bestaatuit drie quatrains met gekruist rijm en twee slotv'er-z e n met gepaard rijm.

Gedichten in sonnetvorm werden geschreven door Dante,Petrarca, Michel-Angelo, Shakespeare, Milton, Cervantes,Goethe... In -de Nederlandsche literatuur door Hooft, Vondel,Bilderdijk, vooral door de zoogenaamde 80ers of « Nieuwe-Gidsers » die in dien vorm enkele der schoonste gedichtenschiepen van onze letterkunde.

Over het sonnet als kunstvom, zie het citaat van WillemKloos in « Zuid en Noord » III.

Page 76: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 66 -

HET PROZA ALS KUNSTVORM.

279. Langen tijd werd de prozavorm beschouwd als on-geschikt om er schoonheid mee te scheppen. Hij scheenalleen geeigend om de verwoording te zijn van 's menschenalledaagsche indrukken en stemmingen of van nuchterebedenksels van het verstand. Zoodra men iets wat men meer« verheven » achtte, wou vertolken, meende men te moetengebruik maken van den gebonden stijl.

Die verkeerde opvatting van de « taal der kunst » gafaanzijn aan een groot getal berijmde werken zonder eenigeletterkundige waarde Van Maerlant in onze letterkundeen was oorzaak, dat het proza als kunstvom langen tijd werdverwaarloosd. Gelukkig kwam allengs ook in de Nederland-sche Letterkunde een juister inzicht, en werd door het werkvan Ruusbroeck reeds in de 14° eeuw bewezen, dat ook inongebonden stijl de verhevenste bespiegelingen en aandoenin-gen van de menschelijke ziel konden worden verwoord inschoonheid.

Vooral in den modernen tijd is men het proza algemeengaan aanzien en beoefenen als een kunstvorm, gelijkwaardigmet het vers.

Zie een « lyrische » bevestiging hiervan en meteen eenprachtig voorbeeld en bewijs in de beroemde bladzijde vanVan Deyssel over Het Proza (1).

Men herleze ook de beschouwingen over de rhythmischehoedanigheden van het proza : 98-99.

STROOMINGEN OF « SCHOLEN » IN DE POEZIE.

280. Die verscheidenheid of afwisseling in de poëzie ofin de literatuur over 't algemeen, die men richtingen,stroomingen, « scholen » noemt, ontstaat uit de voorkeurvan een groep schrijvers voor een bepaalden inhoud en uit

-drukkingsvorm in hun litteraire werk.

Deze wisseling van inhoud en vorm in de woordkunst en

(1) 7.. en N. III.

Page 77: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

—. 67 ---

ook in de andere kunsten, volgt gewoonlijk de wijzigingenin de cultureele en sociale toestanden vaneen bepaald tijdperk.

Dikwijls is het ontstaan of weer herleven van een bepaalderichting, een reactie tegen een kunstuiting die in vervalwas geraakt, of een drang naar v e r n i e u w i n g. Dan wordteen of ander kunstelement, vroeger verwaarloosd, weer naarvoren gebracht, soms op overdreven sterke wijze.

't Gebeurt echter herhaaldelijk dat, naast een stroomingof school die in een bepaald tijdperk overheerschend, is,andere richtingen blijven bestaan en in een of ander afzon-derlijken schrijver hun uiting vinden.

In alle litteraire scholen uitgenomen misschien in hetpseudo-classicisme, dat hoofdzakelijk enkel navolging is -wordt echte poëzie gevonden. Ware poëzie immers is in haarwezen niet gebonden aan geest of middelen van een bepaaldeschool.

Ware poëzie verschijnt telkens , weer met dezelfde grond-eigenschappen, omdat die inhaerent zijn aan haar wezen;

zooals alle levend wezen, groeit ze telkens weer opnieuw naarvaste wetten van binnen uit.

We zullen even de voornaamste van die litteraire scholen bespreken

en nagaan wat aan ieder van hen meest eigen is. Hierbij zullen we vooral

rekening houden met onze eigen Nederlandsche literatuur.

281. Het Classicisme. Wat de z. g. « classieke kunst »kenmerkt, is de evenwichtigheid, de harmo-n i s c h e vertegenwoordiging van a 11 e m e n s c h e ii j k ev e r m o g e n s; wat men weleens noemt :« de classiekerust » of de « Lati j nsche redelijkheid ».

Vandaar de klare, logische, overzichtelijke bouw der klas-sieke werken, hun helderheid en juistheid, tevens ook hunvoornaamheid en nobelheid van stijl. Vandaar ook in diewerken een zekere koelheid in de gevoelsuiting : de ont-roering, de hartstocht leeft niet door, blijft enkel zinderenals ondertoon. Classieke dichters zijn vaak « docti poetae » :de door hen opgedane wetenschap is een integreerend deelgeworden van hun gedachte- en gevoelsleven, en is dit ookin hun litterair werk.

Page 78: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

68 -

Herhaaldelijk vinden bij hen treffende gedachten de eenig-juiste, definitieve verwoording, zooals b. v. bij Horatius.

De classicistische dichter bij uitstek in onze literatuur isJoost Van den Vondel.

282. Het pseudo-classicisme. De naam zegt zeer juistwat dit is : vaisch classicisme, schijn van classicisme.

In een tijd van inzinking, na een hoogen bloei der lite-ratuur die classieke meesterwerken schiep, zullen dichterszonder sterke persoonlijkheid den u it e r lij k e n v o r mder bewonderde classieken trachten over te nemen zonderden bij dien vorm passenden diep-menscheli j ken i n h o u dte kunnen scheppen.

Bij die pseudo-classieken wordt dan evenwicht tot starheid,overheersching der rede tot cerebraliteit; het gevoel wordtopgeschroefd in plaats van hevig, week in plaats van innig.Daar ze geen besef hebben van een dieper rhythme, is de maatvan hun vers mechanisch : « een tikkend metronoom in plaatsvan een popelend hart »; hun literaire taal, overgenomenvan hun groote voorgangers en niet meer de directe uitingvan hun eigen gevoels- en verbeeldingsleven, wordt tot h o 1-1 e r h e t o r i e k. Ze nemen dikwijls over als onverander-lijke wet en regel (b. v. het gebruik der mythologie in hetepos en elders, en de wet der drie eenheden in het drama)wat bij de schrijvers der Oudheid uit een werkelijke behoeftewas ontstaan, maar bij hen zelf niets anders , is dan geijkte,verstarde, inhoudlooze vormen.

In onze literatuur was de 18e eeuw, de z. g. « pruikenti j d » s de bloeiperiode van het pseudo-classicisme.

283. Het romantisme of de romantiek. Die benaming isafgeleid van « Romaansch », wat beduidt « iets in de volks-taal », met als bij -beteekenis : « iets kleurigs en pittoresks ».Ze werd in de literatuur ingevoerd door de schrijfster Mmede Stael (1766-1817).

Door de « Romantiek » wordt op de eerste plaats bedoelddie literaire beweging die in de eerste helft der 19e eeuwoptrad tegen het pseudo-classicisme, en, als gevolg van deonvermijdelijke overdrijving bij dergelijke reacties, ooktegen alle classicisme.

Page 79: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

69 -

De romantici eischten in de literatuur en in het levenden voorrang op voor het verbeeldings- en het gevoelsleven :den droom verkozen ze boven de werkelijkheid; ze vondenlust in de evocatie van het verleden, dat van de Middeleeuw

-sche wereld vooral, en in alles wat ongewoon was en buitenis-sig. Ze « ontdekten » weer de natuur, maar veeltijds zochtenze in haar, meer dan haar eigen schoonheid, de weerspiegelingen den weerklank van hun eigen onrustig en bewogen ge-moedsleven. Vandaar hun voorkeur voor wilde, somberenatuurtafereelen : rotsen, heide, zee onder stormlucht ofmaneschijn...

Bij de beste onder de romantische dichters en schrijversvindt men groote en blijvende kunst; maar soms is er ookbij hen, en bij de « poetae minores » zeer dikwijls, over-heersching van het meest grillige en teugellooze individualis-

e, of pose en onnatuur.Zie den bundel « Romantisch Proza », in de serie « Uit eigen Gaard. »

284. Het Realisme. Zooals de uitdrukking het aan-geeft, noemt men realisten in de literatuur, die schrijversdie er naar streven met hun woordkunst de w e r k e lij k-h e i d weer te geven z o o a 1 s z e i s, zonder idealiseeringer van of vervorming door de verbeelding, en zonder uitingvan eigen aandoening of eigen indrukken.

Er is wel een hooger realisme dat ook bijwijlen hoogekunst kan zijn waar een schrijver in de veelheid dergebeurtenissen en toestanden die hij waarneemt in het wer-kelijke leven, de hoofdlijnen en de synthese ziet en met devormen van het particuliere het algemeen-menschelijke uit

-beeldt.

Realisme in -den engeren zin vinden we bv. bij Van Looy,in « Proza ». Realisme in een hoogeren zin bij Stijn Streuvels.

In de tweede helft der 19 8 eeuw werden een aantalschrijvers meer bepaald met den naam « realisten » bestem

-peld, die, als reactie tegen bijna volkomen levensvreemdgeworden romantiek, zich in hun kunst beperkten tot hetbeschrijven van de zintuiglijke werkelijkheidtot in de minste bizonderheden. De uiterste bijna photo-graphische zorg en nauwkeurigheid, waarmee dit werd.

Page 80: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

70 -

gedaan, verrijkte onze literatuur wel met verdienstelijkek 1 e i n-kunst, maar zelden met blijvend groot kunst

-werk. Sommigen vervielen in het « n a t u r a ii s m e » (Ziehieronder) .

Een voorbeeld van photographische, inhoudlooze klein-kunst zijn de « Adriaantjes » van Van Deyssel. Zie een uit

-treksel er van bij nr 135.

Waar die kunstbeperking nog verder werd doorgedreven,en men alleen nog wilde verwoorden de indrukkenvisueele, auditieve of sensitieve in den dichter opgewektdoor de observatie der werkelijkheid, ontstond het zg.« impressionisme ». Zie hieronder.

285. Het Naturalisme. Dit iseen etot het uiterstedoorgedreven realisme > : voorde aanhangers vandie « school » is alles wat er bestaat aan zintuiglijke werke-lijkheid, voor den artist even belangrijk en even waardig eenvoorwerp van kunstuitbeelding te zijn : dus ook het physischen moreel leelijkeke en walgelijke.

Schreven naturalistisch werk in 't Nederlandsch : o. a.L. Van Deyssel, Fr. Netscher, G. Buysse.

286. Het impressionisme. Deze richting is in onzeliteratuur vooral vertegenwoordigd door de zg. 801n1 ofNieuwe-Gidsers.

Volgens de impressionisten bestaat de poëzie slechts hier-in : indrukken impressies door het schoone in denkunstenaar teweeggebracht, weer te laten opgroeien door hetschoone woord. Die kunst is vooral s u b j e c t i e f en i n-d i v i d u a 1 is t i s c h : schoonheidsopenbaringen zijn maarvan belang in betrekking tot het eigen ik van den dichter,in zoo verre ze in hem ontroering verwekten.

« Mijn kunstwerk moet overeenstemmen met wat ik zouschrijven als ik alleen op de wereld was » (Van Deyssel).

-- « Poëzie is de allerindividueelste expressie van de aller-

individueelste emotie ». (Kloos). De gedachten- of feiten-

inhoud van een litterair werk is van geen belang. Bijna eenig

doel der kunst wordt dan : de schoonheid der verwoording,

Page 81: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

71 -

en de taal is niet meer een middel om gedachten over tedragen, maar een speeltuig dat ontroering en visie wekt.

Impressionistische kunst gaven o. a. H. Gorter in « Mei »,Van Looy in « Feesten ».

287. Het expressionisme. Naar het woord, beteekentexpressionisme : de kunst die a uitdrukt », waarbij dedichterziel zich niet meer laat passief impressioneeren, maarde volheid van haar actief geestes- en gevoelsleven « e x-primeert ».

Voor de expressionisten is h e t m e n s c h e lij k e be-langrijker dan het artistieke, h e t e t h i s c h e gaat vóórhet esthetische. Literatuur moet noodzakelijk uiting zijn vaneen levensbeschouwing, waarvan ze moet door-drongen zijn.

De mensch wordt weer het middelpunt van de kunst : deuatuuir en de werkelijkheid buiten hem zijn maar voorwerp

van kunst voor zooverre ze de menschenziel beroeren.

In den mensch geldt vooral het meest innerlijke, het geeste-lijke, de ziel; en in de menschenziel nog liefst het univer-seele, het algemeen-menschelijke.

De expressionisten zullen dus die gedachten, gevoelens enverbeeldingen verwoorden, die door zooveel mogelijk men-schen kunnen meegeleefd worden. Sommigen zelfs enkel hetprimair-menschelijke met weglating van al wat cultuur,traditie, aangeworven ervaring op het oorspronkelijk men-scheli j k wezen heeft ingeënt en komen er toe enkel het

o n b e w u s t e te uiten, wat zeker aan alle menschen ge-meen is. Hun is eigen de zin voor g e m e e n s c h a p s-k u n s t, de drang naar internationalisme en supern ationalis-

me in de kunst en ook in het leven.Voor de expressionisten is de vorm in de literatuur nooit

doel op zich zelf; daarom verwerpen ze allen vormcultusin den zin van de Boers. Kunst is g e e n z o r g v u l d i gf a b r i c a a t in het bewuste, maar is een spontaneopstraling uit het onderbewustzijn. Ze wordt niet gemaakt,maar ontstaat naar eigen wetten die in den kunstenaar levenen werken buiten zijn bewustzijn om. Daarom heeft enkelmaar die vorm waarde, die van dit diepere leven de meest

Page 82: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

72 -

spontane, meest directe, meest comprehensieve verwoor-ding Is.

Bij dien zeer expressieven vorm behooren wat zij noemenhet dynamisch vers en het synthetisch beeld.

Overhet «dynamisch vers »,zie276.Het «synthetisch beeld »moetgevenden totaal-

a a n b 1 i k van het geziene met al wat dit geziene er bi jvoor de verbeelding oproept. De voorstanders spreken gaarnevan « samengebalde expressie», die het suggestie-vermogen der taal zoo volledig mogelijk benuttigt en ver

-bruikt. Bij voorkeur worden beelden gebruikt uit het moder-ne, ook alledaagsche leven.

Expressionistische kunst gaven o. a. Wies Moens in « Bood-schap » en « Landing »; Karel Van den Oever in zijn na

-oorlogsche poëzie; A. Van de Velde in zijn tooneelwerk, h. v.« Tijl 1 » en « Tijl 2 ».

II

DE DICHTSOORTEN

288. Bestaan er Dichtsoorten?

Sommigen, zooials de Italiaansche wijsgeer Croce, zijn vanmeening, dat de indeeling der poëzie in onderscheidene genresniet beantwoordt aan de werkelijkheid : « zóó individueele ver

-schijningen als kunstwerken zijn, laten zich niet omsluiten doorhet kader van een systeem. »

De traditioneele indeeling der poëzie in epische, lyrische,dramatische blijft haar bestaansrecht behouden. En wel omdeze redenen :

10 die manier van indeelen steunt op den eigen aard derafzonderlijke dichtwerken, waarin steeds een of andere fac-tor zoo overheerschend is, dat het dichtwerk in hoofdzaak is

voorstelling van gebeurtenissen en toestanden : epiek;of uitstorting van gevoel : lyriek;of uitbeelding van handelingen in conflikt met elkaar

dramatiek.

Page 83: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

73 -

2° voor wie de woordkunst aandachtig wil bestudeeren,wordt door de traditioneele indeeling het overzicht van hetuitgestrekt terrein der literatuur zeer vergemakkelijkt.

289. Volkspoëzie en Cultuurpoëzie.Daar in de verdere behandeling der onderscheidene dichtsoorten her-

haaldelijk sprake zal zijn van volkspoëzie en cultuurpoëzie, zullen we

hier even verklaren, waarin het verschil beslaat tusschen die beide.

De Volkspoëzie ontstaat uit het volksleven, dat zij weer-spiegelt en waarvan ze de weerklank is.

Gewoonlijk is ze wel niet door het volk zelf gemaakt, maard o o r e é n p e r s o o n, waarschijnlijk een meer ontwik-kelde, met meer kennis van de vers- en taaltechniek, maardie toch niet buiten het volk staat, en de w o o r d v o e r d e ris van de menigte, een stem geeft aan de volksziel. Die poëziewordt m o n d g e m e e n bij het volk en blijft er bij bewaard

niet om de buitengewone waarde van haar inhoud of haarkunst, maar omdat ze de droomen, meeningen, driften vande menigte uitspreekt in een vorm die het volk verstaat engeniet.

Dikwijls wordt een dergelijk gedicht, bij het overzeggen

van persoon tot persoon of het overleveren van geslacht totgeslacht, gewijzigd en uitgebreid, en daar deeerste maker er van weldra niet meer bekend is, wordt hetwerkelijk als het bezit van het heele volk.

De kenmerken van dergelijke volkspoëzie zijn : de spon

-taneïteit, dikwijls samengaande met een zekere naïveteit en soms

ruwe oprechtheid; onevenwichtigheid van constructie en onbe-holpenheid van taal en vorm; een vrij en zeer beweeglijk rhythme;een sterke en gewoonlijk sobere plastiek.

De Cultuurpoëzie is steeds de i n d i v i d u e e 1 e s c h e p-p i n g van een dichter die bewust kunstwerk a produceeren »wil. Is de volkspoëzie enkel spontane gevoelsuiting en spelder verbeelding, in de cultuurpoëzie is gewoonlijk eenartistiek opzet aanwezig.

De kenmerken der cultuurpoëzie zijn : een meer verfijnde vorm

en verzorgde taal; een meer overwogen bouw en voorbereide

overgangen : overal bespeurt men den ordenenden geest.

6

Page 84: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 74

Art. 1.

EPIEK

of

EPISCHE POEZIE

290. Epiek (Gr. epos : rede, verhaal) is : b e s c h r ij v e n-de, verhalende poëzie.

Ze is vóór alles objectief : geeft de wereld weer, buitenden dichter. Toch is er altijd iets subjectiefs in : immers,uit ontroering voor het schouwspel van het leven ontstond dedrang tot schilderen en vertellen. En een echt dichter, of hijhet wil of niet, hangt om alles wat hij beschrijft of verhaalt,de atmosfeer van zijn eigen gemoed.

Om haar grootere objectiviteit is de epische poëzie duseerder rustig en beheerscht, meer in evenwicht, en gebruiktzij bij voorkeur het tweede vers met kalm, gelijkmatig; voort-schrijdend rhythme, den alexandrijn, behalve waar somseen lyrische aandoening uitbreekt met hevige intensiteit.

In epische gedichten is, wat den vorm betreft, de p 1 a s-t i e k de voornaamste hoedanigheid.

OPM. Bij de epiek behoort ook alle verhaalkunst in p r o z a.

Zelfs wordt in onzen tijd meest alle verhalend, dus episch, kunst -

werk in proza geschreven.

Eigenschappen der goede verhaalkunst : zie 136-144.

I. HET EPOS

291. De meest bekende vorm der epische poëzie is het zg.epos of de epopee.

Bij de epopeeën behooren enkele der blijvende werken van de

wereldliteratuur, bv. de Ilias en de Odyssee, de Eneis, de DivinaCommedia. Wanneer we de kenmerken samenvatten die eigen

zijn aan die literaire werken die als epopeeën betiteld worden,

kunnen we het epos definieeren als volgt :

Page 85: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

75

Een epos is « het dichterlijk verhaal van een grootschegebeurtenis, waarin heldengestalten als hoofdpersonen op-treden, waarbij dikwijls het lot van heele volkeren of van demenschheid zelf betrokken wordt, en waarin ook het wonder-bare zijn rol speelt ».

Wat aan de epopeeën die hooge litteraire waarde geeft,waardoor ze nu nog met genoegen worden gelezen, is hunw ij d s c h e s c h i 1 d e r i n g van grootsche tafereelen, dik.

-wijls hun prachtige w o o r d k u n s t, en vooral dezeeigenschap : ze zijn het trouwe spiegelbeeld vanhet rijke volle leven van heel een volk of een tijd.

Klassieke vorm van het epos.

292. Het Homerische epos is het prototype van de latereepopeeën, die bijna alle den innerlijken houw en den uiter-li jken vorm er van hebben n a g e v o l g d.

Dit copieeren van vormen die bij Homeros vanzelfgroeiden uit den eigen aard van zijn dichterlijk wezen enuit de opvattingen en tradities van het volksmidden waarhij de stof voor zijn epen vond, doet bij meest al de latereepische dichters aan als conventie en maakt een aanmer-kelijk deel van hun werk ongenietbaar.

Bij die « geijkte vormen » behooren bv.

1. Het aanroepen der muze.

Ook de Puritein Milton in zijn « Paradise Lost », de

Katholieke Portugees Camoëns in zijn « Os Lusiados » en tot

den Nederlander Helmers in zijn « Hollandsche Natie » aan-

riepen hun « Zangster »!

2. De tusschenkomst van bovennatuurlijke machten waarbijdikwijls de klassieke nederdaling in de onderwereld.

In de « Os Lusiados » van Camoëns spelen heidenschegoden en godinnen een rol in den tocht van den Portu-geeschen ontdekkingsreiziger en held van het epos, Vasco daGama. Zoo zegt de godin Thetis woordelijk tot Vasco daGama : « Ik, Thetis, en Saturnus, Janus, Juppiter en Junozijn fabelachtige goden, door menschelijk en blind bedroguitgedacht; wij dienen alleen om fraaie verzen te maken ».

Page 86: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

76

In de « Henriade » van Voltaire treden op met de attri-buten die in de Grieksche poëzie aan de godheden werdengegeven : de Tweedracht, de Politiek, het Fanatisme. Erdient echter gezegd, dat de « Henriade » wel eerder schijnteen caricatuur of parodie te zijn van het echte epos.

3. Het inlasschen van tusschenepisoden, lange beschrijvingen(vooral van gevechten), droomgezichten, zoogenaamde Homerischevergelijkingen.

4. De trage, plechtige verhaaltrant met het alexandrijnvers en deverdeeling in « Zangen ».

De voornaamste epopeeën.

a. Nationale epopeeën.

293. De Ilias of Iliade en de Odyssee van Homeros.

De Ilias verhaalt het beleg van Troja door de Grieken, metals verbindenden draad door al de episoden : de gramschapvan Achill,eus.

De Odyssee verhaalt den terugkeer van Odusseus, na hetbeleg van Troja, door veel avonturen, naar zijn geboorte-streek Ithaka.

De Homerische epopeeën blijven na bijna 3000 jaren nog immermeesterwerken der wereldliteratuur.

Wat ons in hen treft is : een wereld zoo verschillend van deonze, het a l g e m e e n-m e n s c h e 1 i j k e, zoo natuurlijk en zon

-der conventie, in personen en gebeurtenissen; de juiste, dikwijlsfijne k a r a k t e r t e e k e n i n g e n zonder uitrafeling; de a f-w i s s e 1 i n g van personages en tafereelen; de ongemeen-rijkeverscheidenheid van details in gelijkaardige gebeur-tenissen en tooneelen; de evenwichtige bouw van het geheel

(behoudens enkele langdradigheden en herhalingen) ; het pitto-reske, p l a s t i s c h e van den stijl in allen eenvoud en natuur

-lijkheid.

294. De Aeneis of Aene'ide van Vergilius.

Zij verhaalt de lotgevallen van Aeneas op zijn tocht vanTroja naar Latium, en den oorsprong van het Romeinschevolk. Het doel van Vergilius was : een echt nationaal

Page 87: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 77 -

epos te maken waarin zou verheerlijkt worden de grootheidvan Rome en van Keizer Augustus.

Daarom werden de legenden en tradities van het oude Rome ende groote feiten der Roineinsche geschiedenis, ook de zeden engebruiken van het Romeinsche volk ten tijde van Augustus envan Vergilius zelf, op zeer handige wijze in het epos verwerkt.

Bij Vergilius vinden we niet de frischheid, de spontaneïteitvan Homeros; de Aeneïs doet meer aan als c o n v e n t i o n e e Iwerk, vooral daar in de constructie en den vorm er van, de Home-rische epopee wordt n a g e v o l g d. Toch blijft ze groote poëzieom tal van ontroerende tafereelen, om de soms zooecht-menschelijke karakteruitbeelding en om de weer-galooze plasticiteit en rhythmische volmaakt-beid der taal.

295. De Chanson de Roland (einde lie of eerste helft12e eeuw).

Verhaalt, hoe de paladijn Roeland, door het verraad vanGanelon, samen met heel de achterhoede van het leger vanKarel den Groote, door de Mooren overvallen wordt en gedoodin den bergpas van Ronceval.

Dit epos is het meest bekende der Fransche « Chansonsde guste ». Het was zeer populair in de Middeleeuwen, en

-werd ook in 't Nederlandsch bewerkt.Voor ons heeft het echter minder litteraire dan

wel historische waarde : als spiegel van den volks-aard en den tijdgeest.

Wel zijn er enkele prachtige tafereelen, grootsch,van opvatting en van diep-menschelijke bewogenheid., bv. waarRoeland vruchteloos door hoorngeschal tot driemaal toe denKeizer ter hulpe roept, en waar het sublieme sterven van Roelanden de andere paladijnen wordt verhaald.

Veel andere van de 4000 verzen echter zijn e e n t o n i g, door-dat in de vele gevecht -stenen niet die rijke verscheidenheid in dedetailleering aanwezig is die ze bij Homeros genietbaar maakt.

De vorm is doorgaans h o u t e r i g en s c h r a a l; beeldspraak,

uitgenomen enkele geijkte metaforen, is totaal afwezig. Maar voor

de menschen voor wie het epos werd geschreven of liever

Page 88: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 78 -

voorgedragen hadden alleen de verhaalde gebeurtenissen be-lang, niet de mooiheid van den vorm.

296. Het Nibelungenlied en Gudrun.Die twee Germaansche epopeeën ontstonden in de 13e eeuw

in Beieren of Oostenrijk. Ze zijn een verzameling Germaan-sche sagen -- in Gudrun hoofdzakelijk Nederlandsche die

kringen om een centraal gegeven.In het « Nibelungenlied » is deze kern : de dood van Sieg-

fried en de wraak van Kriemhilde; in « Gudrun » is het detrouw van Gudrun, de koningsdochter, aan haar verloofdeHerwig.

Het « Nibelungenlied » en « Gudrun » zijn vaak genoemdgeworden : de Germaansche Ilias en Odyssee; maar ze hebbenniet de litteraire waarde van de Grieksche epen.

Het « Nibelungenlied » dat (evenals « Gudrun ») pas inhet begin der 19e eeuw uit de vergetelheid weer te voorschijnkwam, heeft grooten invloed uitgeoefend op de- Duitscheliteratuur der 19° eeuw, vooral op de ballade-dichting en dedramatische poëzie. In « Gudrun » vond onze AlbrechtRodenbach ten deele de stof voor zijn drama van denzelfdennaam.

297. De Orlando furioso van Lodovico Ariosto (1474-1532).

Is eigenlijk met den uiterlijker vorm van het epos --een romantische avonturenroman in verzen-formaat : 46 zangen! Is ook ten deele ironisch en satirischbedoeld. Het wonderbare toen nog in het epos als nood-zakelijk aangezien --- wordt hier tot tooveri j .

De « Razende Roeland » zal heden nog boeien om de haastonuitputtelijke v e r b e e l d i n g s k r a c h t die er in speelt, omde rake k a r a k t e r t e e k e n i n g en de schittering van stijl,en ook omdat daarin geheel het leven en denken en voelen vande R e n a i s s a n c e-m e n s c h e n synthetisch is uitgebeeld.

Uit de « Orlando furioso » werden door N. Beets een aan-

tal fragmenten in het Nederlandsch vertaald, o. a. het bekende ,

« Bezoek op de maai. ».

Page 89: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

79 -

298. De Gerusalenune liberata van Torquato Tasso.(1544-1595).

Het onderwerp er van is : de verovering van Jeruzalemdoor de eerste kruisvaarders. Dit paste goed bij de strevin-gen van Tasso's tijd, daar in de 16° eeuw de Turkenhaatgeweldig opvlamde en de periode der Kruisvaarten scheente zullen herleven.

Den modernen lezer zal minder het verhaal zelve interes-seeren, dan het g e v o e 1 v o 11 e in enkele episoden en de p 1 a s-ticiteit en muzikaliteit van de taal. Dit epos werdin liet Nederlandsch vertaald door Ten Kate.

b. Godsdienstige epopeeën.

299. De Divina Commedia van Dante (1265-1321).

Dante zelf noemde zijn gedicht « Commedia », omdat « in hetbegin de stof schrikkelijk en afstootend is, maar aan het eindeaanlokkelijk en blij ». In de 16° eeuw werd de betiteling « Divina »

er bij gevoegd, om wille van den geloofsinhoud en ook wel uitbewondering voor de Benige schoonheid van het werk.

Dit epos is het meesterwerk van de Middeleeuwsche enmisschien wel van de Christelijke literatuur over het alge-meen. Het is het verhaal van een allegorische reis door Hel,Vagevuur en Hemel.

« De Divina Commedia is een monument van schier hoven-menschelijke kracht. Geheel het leven van den mensch klopt daar-in, iedere vorm, iedere wisseling, en ieder met haar eigenaardigenslag. Deze Divina Commedia, zij is de autobiografie van DanteAlighieri en tevens de geschiedenis der menschheid; zij is als eenkroniek der kleine Italiaansche steden en tevens een philosophiede 1'histoire als geen nog meesterlijker werd geschreven, dieperopgevat, hooger opgevoerd. Zij heet een heldendicht, maar watis zij niet all Een leerdicht en een lierzang, een satyre en eenidylle... Gij vindt alles in deze Divina Commedia : de schoolschegodgeleerdheid met haar strenge vormen van bewijs en tegen

-bewijs, met hare diepe en klare ideeën en de half fantastischevoorstellingen van natuurleven en sterrenkracht, de mystiek met

haar zachte bespiegeling en haar stoute vlucht, -den felsten men-

Page 90: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

80

schelijken hartstocht, door niets bedwongen en door niets ver-zacht... Gij huldigt in Dante den schilder wiens schetsen onster-

felijk zijn als de natuur zelve, even sober en even rijk... Welk eenkracht moest deze man bezitten om zich zelf te kunnen blijven,

en tevens zoovelen te zijn, als daar jammeren, hopen, en jubelen

in de drie rijken wier kringen hij bezocht? » (Schaepman).

Dante's epopee werd herhaaldelijk in 't Nederlandsch ver-taald, het laatst en het best door P. Christ. Kops 0. F. M.

300. Paradise Lost van Milton. (1608-1674).

Dit epos verhaalt, hoe Satan het geluk der eerste menschen

belaagt en hen tot val brengt.

Dit gedicht -- geheel in blanke verzen geschreven is

g r o o t s c h van opvatting, maar zeer o n g e l i j k in de uit

-werking. Waar de geleerde den dichter overheerscht, wordt het

poëem herhaaldelijk spitsvondig en saai en komen het sublieme

en het smakelooze elkaar dicht nabij.

Het beste van dit epos, en steeds het lezen waard, zijn de

1'te en 2e zangen met de machtige karakteruitbeelding van Satan.

301. De Messias van Klopstock. (1724-1803).

Dit epos is het verdicht verhaal der Verlossing van hetmenschdorn door Christus.

Het is sterk-lyrisch getint; er is gebrek aan han-d e ii n g en aan scherp-afgelijnde karakteruitbeelding; de dia

-logen nemen er een te groote plaats in. Ook de bouw van het epos

is onevenwichtig : halverwege het gedicht (in den 10e zang) wordt

reeds de dood van den Messias verhaald. Afzonderlijke gedeelten

zijn voor den modernen lezer nog zeer genietbaar om -den gevoel-

vollen toon en de dikwijls prachtige taalmelodie.

c. Moderne epopeeën.

302. In de laatste tijden werden enkele epen gedicht die,

ontdaan van het conventioneele uitzicht derklassieke epopeeën, toch in litterair opzicht er evenwaardig

mee zijn.

Zoo bv. « Dreizehnlinden » van Weber; « Hiawatha » van

Longfellow; « Kalewala » van den Fin Lonnrot.

Page 91: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

81 -

303. Het epos in de Nederlandsche letterkunde.

In onze letterkunde hebben we geen epos, in den klas-sieken zin, van hooge letterkundige waarde.

Wel werd herhaaldelijk door dichters gepoogd een epos tescheppen; zelfs kende Nederland in de 18 8 eeuw een weel

-derigen opbloei van epopeeën, waarin wel de conventioneeleregels van het genre stipt werden onderhouden, maar waar-in het groote dichterschap ontbrak.

Van Bilderdijk hebben we enkele zangen van een onvoltooidepos : « De Ondergang der eerste Waereld », die wel getuigen van

een grootsche conceptie en een machtige ver-

b e e 1 d i n g, maar die door den onpersoonlijken, dikwijls h o 1-

1 e n s t i j 1, voor een modernen lezer bijna niet meer geniet-baar zijn.

Helmers probeerde 't nog eens, zonder succes, met zijn « Hol-landsche Natie », aan Nederland de ontbrekende nationale epopeete schenken.

De Vlaamsche dichter L. De Koninck schreef een grootsch

aangelegd godsdienstig epos in 16000 verzen : « Het Menschdorn

verlost ». Als geheel is het mislukt; toch bevat het enkele mooiebrokstukken, meestal van lyrischen aard.

d. Het Dierenepos.

304. In een heel bizander genre der epiek heeft onzeNederlandsche poëzie een, in z j n soort tot nog toe o n-g e e v en a a r d, meesterstuk voortgebracht : nl. in het« Dierenepos ».

Het voor het grootste deel oorspronkelijk Vlaamschgedicht heet « Van den Vos Reynaerde »; het dateert uitde 12' eeuw.

Er wordt in verhaald, hoe de vos Reynaert driemaal voor't gerecht van Koning Nobel, den Leeuw, wordt gedaagd;de derde maal is hij wel gedwongen te verschijnen, maar hijverdedigt zich op zoo'n handige manier, dat hij over al zijnvijanden zegepraalt.

« 't Gedicht bedoelt een hekeling van de heele menschelijke

maatschappij, ons voorgehouden in de maatschappij van de

Page 92: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 82 -

dieren. Reynaert de Vos is dan de gewetenlooze sluwaard,die de menschen goed kent, en allen aantast in hun zwak, omze te gebruiken voor zijn eigen moedwillig plezier, voor z'neigen belang, voor z'n wraak, ,voor de redding van z'n leven.Allen bedriegt ie en gebruikt ie voor zich zelf, omdat ze, echtkleine menschen, toegeven aan hun minder edele neigingen,die hij kent en uitbuit. Zoo geeft de dichter ons geestig-grappig of bijtend-hekelend de satire van wezenlijke men-schengebreken in alle standen, in allerlei personen. Allesvolkoeien levenswerkelijk. » (Moller).

« Van den Vos Reynaerde » werd door Goethe in het Duitschovergedicht onder den titel « Reineke Fuchs ». StijnStreuvels bezorgde een bewerking er van in modern Neder

-landsch proza.

II. KLEINERE EPISCHE GEDICHTEN

De Mythe.

305. De mythe (van 't Gr. muthos : oorspronkelijk« woord », later « vertelling ») is een verhaal waarin goden,geesten of natuurwezens de hoofdrol spelen. Het geheelvan die « mythen » bij een of ander volk noemt men zij n« mythologie ».

De G r i e k s c h e mythologie is de rijkste en verwekteeen heele literatuur. De G e r m a a n s c h e bleef het bestbewaard in de Edda's.

De mythe gaat samen met een natuurgodsdienst : de geheim-zinnige verschijnselen in de natuur worden door de volks-verbeelding en het volksgeloof vervormd tot bovenmensche-

lijke wezens, waardoor ze het wereldwonder zoeken te ver-klaren.

Voor de volken bij wie de mythen ontstonden, waren diemeer als poëzie : ze waren voor hen als een levende werke-

lijkheid aan wier bestaan ze geloofden. De latere kultuur-dichters echter gebruikten die door de volksverbeelding ge-schapen mythen als symbolen, die ze dan dieper en veel

-zijdiger uitwerkten.

VB. M. Emants « De dood van Balder » (Nederl. Leest. III.

Mussche). -- W. Kloos « Ganymedes op aarde » (Z. & N. III).

Page 93: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

83 -

A. Rodenbach « Der Walkuren Rit » (Nederl. Leest. III Mussche).Zie de bewerking door K. Van de Woestijne van Grieksche

mythen in zijn « Interludiën ».

De Sage.

306. De sage (van het Noorsch « saga » : wat gezegd,verteld wordt) is een verhaal, ontstaan uit de volksfantasie,en dat speelt rondom historische feiten of personen die inhet gemoed van een bepaald volk een sterken indruk hebbennagelaten.

Zoo bv. ontstonden sagen bij de Grieken om den persoon vanAlexander den Groote en vroeger nog om het voor hen zoobelangrijke feit van den Trojaanschen oorlog; bij de Ger

-maansche volkeren : om de volksverhuizing en de reuzen

-figuur van Attila; bij de Franschen : om de heldengestalte

van Karlemanje; bij de Spanjaarden : om den Cid en zijn

strijd tegen de Mooren.De sagen hebben veeltijds een hooge culturecle , waarde,

niet alleen om den kern der historische gebeurtenissen diemen er in vindt, maar vooral om den geest van het volk diein de sage voortleefde en tot uiting komt in de wijze waarop

het volk die gebeurtenissen en karakters interpreteerde,

wijzigde en soms totaal vervormde.

De sagen zooals ook de legenden, waarover hieronderzijn gemeenschapsdichting in den echten zin,

en benaderen in hun geschreven vorm het dichtst den mon-

delingen verteltrant, die boeien wil door het verloop der

verhaalde gebeurtenissen alleen, niet door mooiheid van

vorm.Wanneer de sagen personen uitbeelden die door hun

karakter en hun daden boven het normaal-menscheli j ke

uitstijgen, dan spreekt men van « heldenliederen ».

Voorb. Enkele sagen hebben in de Europeesche litera-tuur een groote uitbreiding gevonden en werden herhaal

-delijk door dichters en schrijvers verwerkt. 0. a. : de Tell-

sage, door Schiller bewerkt in zijn bekend drama « Wilhelm

Tell »; de Faust-sage, door Goethe overgenomen in zijn

drama's Faust 1 en II; de Parsival-sage, door Wagner

Page 94: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

84

gebruikt in een van zijn meest-bekende muziekdrama's; -de Ahasuerus-sage of de sage van den Wandelenden Jood,door A. Vermeylen bewerkt tot een symbolischen roman;de sage van Tijl Uilenspiegel, herhaaldelijk bewerkt tot volks

-boek of roman of tooneelspel (Nederl. Leesh. III Mussche) ;de sage van Karel den Groote, waarvan we in onze Neder-landsche literatuur een prachtspecimen bezitten in het ver-haal « Karel ende Elegant » (Z. & N. III; Nederl. lb. III.Mussche).

De Ballade of Romance.

307. De Ballade (van het Italiaansch ballata : danslied)is een kort episch verhaal in verzen. Haar i n h o u d isvaak sombere tragiek.

Ze verhaalt gewoonlijk van liefde en van niet zeldenmysterieuze avonturen die eindigen in dood of onder-gang. Dikwijls wordt de stemming van den dichter zelfmerkbaar als de ondertoon van het gedicht.

Zoo zijn de balladen van Goethe, Schiller, Uhland, de on-overtroffen meesters in het genre, veeltijds zwaar vantragische menschelijkheid.

Wat de ballade naar den v o r m kenmerkt, is haar bon-dige plastiek die meer suggereert dan beschrijft; haar losseverhaaltrant, die zonder uitgesproken overgang van het eenetreffende moment op het andere overspringt.

De Romance heeft naar den v o r m dezelfde kenmerkenals de ballade; haar i n h o u d is gewoonlijk mindertragisch, meer sentimenteel.

Voorb. « Van Heer Halewijn » (Z. & N. III) ; « Van tweeConincskinderen » (Taalgroei II) ; Pol de Mont : « De Kuras-siers van Canrobert » (Nederl. Leesh. Brants & van Hauwaert) ;

Jacob du Toit « In die Kamp » (Nederl. Leesli. III Mussche).

De Legende.

308. De Legende (van het Latijn legenda, wat gelezenmoet worden) is, in haar geschreven vorm, van middel

-eeuwschen, christelijken oorsprong.

Page 95: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

85 -

De legende was toen het verhaal van een gebeurtenisuit het godsdienstig leven, waar veelal Christus en deheiligen in optreden, en waar doorgaans wonderen in voor

-komen of zelfs de grootste plaats innemen.

Soms is de kern van de legende een ware gebeurtenis,vervormd door de volksfantasie; een ander maal is ze uit-sluitend ontstaan in de verbeelding van den dichter. Delegende kent geen tijdsbepaling, heeft weinig locale kleur,is zeer eenvoudig van structuur en van stijl. Soms echtergroeit ze, uit een grond van diepe menschelijkheid, tot hoogeuniverseele kunst; zoo bv. in « Beatrijs ».

De volkslegende heeft vaak een wonderlijke bekoorlijkheid doorhaar naïeveteit : alles wordt immers voorgesteld als echt gebeurd.

De cultuurlegende doet somwijlen gekunsteld aan door gebrekaan oprechtheid; soms is ze ook bedoeld als symbool.

Vb. de legende van Beatrijs in moderne bewerking doorBoutens (Z. & N. III; Nederl. Leesti. III. Mussche) ; de legendevan Smid je Smee (Nederl. Leest. II. Mussche) ; F. Timmer-mans « Het Verkske » (Nederl. Leesb. III. Mussche).

Het Sprookje.

309. Het Sprookje verplaatst ons in de wereld van hetwonderbare, vermengt werkelijkheid en verbeelding.

Allerlei vreemde wezens leven er in : feeën, reuzen, dwer-gen, kabouters. De fantasie heerscht er onbeperkt : er is geenlocale kleur, geen motiveering van daden en gebeurtenissen;het toeval beslist over alles, dikwijls op de meest verrassendewijze. Toch worden tusschen die scheppingen der fantastischeverbeelding natuurlijke, mogelijke omstandigheden inge-gelascht, wat aan het wonderbare een grooter schijn vanwerkelijkheid verleent.

Dikwijls zijn die wonderwezens van het sprookje vangedaante veranderde menschen, en achter het zonderlinggebeuren steekt dikwijls een diepere zin.

Dezelfde motieven en dezelfde wondere wezens komenveelal terug in de sproken van alle volken.

Page 96: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

86 -

De geschiedenis verloopt buitenmate vlug van het eenevoorval in het andere, eindigt vaak op hetzelfde geijkte slot.De verteltrant is steeds de volkstrant, concreet, aanschouwe-lijk, gemeenzaam.

Voorti. Overal bekende volkssprookjes zijn die van« Duimpje », « Sneeuwwitje », « Doornroosje », « Blauw

-baard », « Asschepoester », « Roodkapje ».De meest bekende verzamelingen van sprookjes zijn die

van de Gebroeders Grimm, de « Contes de ma mère l'Oye »,de « Duizend en een Nacht ». Bij ons, die van Pol de Mont enAlfons de Cock : « Vlaamsche Volksvertelsels ».

310. Het Cultuursprookje is de bewuste schepping van eendichter die zich opzettelijk verplaatst in een door hemzelfgefantaseerde wonderwereld.

Hij tracht te vertellen in den geest en den stijl van hetvolkssprookje, maar op een meer verfijnde wijze. Dikwijlsis het sprookje voor hem een ontleende vorm voor een ideedie hij wil verspreiden.

Somwijlen lijkt het cultuursprookje gekunsteld, daar dedichter er niet gemakkelijk in slaagt altijd den juisten toonte treffen.

Voorti. De sprookjes van Andersen (Ned. Leesti. III.Mussche); Van Reden's « Kleine Johannes I » (Z. & N. III) ;Couperus « Van de Reuzen, den Toovenaar en de Jonkvrouw(Id.) ; A. Steenhoff- Smulders « Hoe de Nachtegaal een Stemkreeg » (Ned. Leesba. Brants & Van Hauwaert).

De Fabel.

311. De Fabel is een verhaal uit het natuurleven uit hetleven der dieren vooral toepasselijk op den mensch.

De fabel is uit haar aard bondig, suggestief uitbeeldend,en sluit altijd een tendenz in. Haar symbolische bedoelingmoet helder zijn en gereedelijk te vatten en aan te voelen,ook wanneer de « moraal » of « zedeles » niet nadrukkelijk

wordt uitgesproken.

Page 97: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

87 -

Is de fabel volkspoëzie, dan laat ze duidelijk de men-taliteit van een volk kennen. Zoo bv. de Congoleesche fabel.

Voorti. De meest bekende fabeldichters zijn Esopus,Phaedrus en vooral La Fontaine, die in dit genre onover-troffen meesterstukjes heeft geschapen.

Dichtten fabels in 't Nederlandsch o. a. Cats (Z. & N. III) ;Vondel in « De vorstelijke Warande der Dieren ».

Een specimen van Congoleesche fabel : c De Pad en deVrouw » (Ned. Leesti. III. Mussche).

De Parabel.

312. De Parabel wil uit een bizonder geval een algemeenewaarheid afleiden. Dat bizonder geval is gewoonlijk ontleendaan het leven der menschen. De waarheid die de parabelden lezer of hoorder inprenten wil, is doorgaans van gods-dienstigen of zedelijken aard.

De parabel, in haar besten vorm, is diep van gedachte,sober van stijl, edel van toon.

Voarb. De mooiste parabels blijven die uit het Evan-gelie : « De verloren zoon », « De barmhartige Samaritaan »e. a.

De Idylle.

313. De Idylle schildert eenvoudige, aantrekkelijke toe-standen, verhaalt levensgebeurtenissen van rustige, vreed-zame, gelukkige menschen.

Voorb.. J. Van Beers « De Bestedeling - » (Z. & N. 11I).

Het Herdersdicht.

314. Het Herdersdicht (ook Pastorale of Arcadisch ge-dicht) verhaalt gebeurtenissen en beschrijft tafereelen uithet geïdealiseerde landelijk en herdersleven. Dik-wijls is het onnatuurlijk en conventioneel. Werd in onzeliteratuur weinig beoefend.

Een specimen van die conventioneele, geïdealiseerdeherderspoëzie hebben we in Jacob Van Heemskerk's « Bala-vische Arcadia ».

Page 98: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

88 -

III. ROMAN, NOVELLE, VERTELLING

De Roman.

315. De naam « Roman » ontstond in de 12e eeuw in Frank-rijk, en beteekende : boek geschreven in het Romaansch, in detaal van het volk, niet in de taal der geleerden die het Latijn was.

Een roman is nu : een uitgebreid verhaal in proza van hetlevensgebeuren van één of meer personen met zijn uiterlijkeavonturen en de zielkundige verklaring er van dit allesgesitueerd in een eigen omgeving, die min of meer uitvoerigwordt beschreven.

De roman vertoont dus op meer dan één punt gelijkenismet het epos, mag zelfs in zekeren zin worden aangezien alsde voortzetting van dit genre. Hij verschilt er van hierdoor :

dat hij ontdaan is van al het conventioneele dat uit traditiebij het epos hoort (zie 292);

dat hij zijn stof haalt uit alle lagen van het leven en dewerkelijkheid, ook uit het gewone en het alledaagsche;

dat hij, dank zij zijn prozavorm, verhaalt in een minderplechtigen en grootschen, maar dan ook meer afgewisseldenen natuurlijken trant.

81G. De roman is van alle tijden en van alle volken.Bij de Grieken bestond hij naast hun klassieke literatuur;

zoo bv. de « Milesische Sprookjes », « Ware ,geschiedenis » vanLoekianos, « Daphnis en Chloë » van Longos, de « Cyropaedie »

van Xenophon. Bij de Latijnen : « De gouden Ezel » van Apulejus.In de Middeleeuwen : de zg. « Ridderromans ».

Vooral in den modernen tijd groeide de roman uit tot eender voornaamste kunstvormen, en is nu zeker de belang-rijkste uiting der wereldliteratuur.

« Een onmetelijke zee gelijk, neemt hij gedachten en gevoel,waarneming en verbeelding, het persoonlijke en het sociale,natuur en geschiedenis, heel de beschrijving van de buiten-en binnenwereld in zijn breede vloeden op ». (H. Roland-Holst).

Page 99: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

89 -

De roman kan, naar zijn inhoud, evenals elk ander verhaal, in allerlei

soorten onderscheiden worden. — Om wille van hun belang voor de

studie der literatuur, willen we nog even de aandacht vestigen op enkele

der voornaamste genres.

De historische roman.

317. De historische roman ontleent zijn stof aan deg e s c h i e d e n i s d. i ofwel treden er historische personenin op en worden er historische gebeurtenissen in verhaald;ofwel leven en bewegen er fictieve personen in een his-torisch-juist geteekend milieu.

In een historischen roman wordt natuurlijk een zekerevrijheid aan de fantasie gelaten, maar toch moet de schrijverer voor zorgen dat hij de hoofdlijnen in de historischefiguren en karakters niet wi j zilte, niet afwi j ke van be-kende, vaststaande historische feiten en in de schildering

van zeden en gebruiken vooral den geest van een tijdvakjuist weergeve.

De historische roman werd in zijn echten vorm in deliteratuur ingevoerd door Walter Scott (1771-1832) en werd

vooral in den tijd der zg. Romantiek druk beoefend.

318. Hoedanigheden. --- Vroeger was de historische roman

soms a 1 t e r o m a n t i s c h en werden er de personagesboven alle werkelijkheid vergroot tot bijna bovenaardscheheldengestalten, bv. de Breydel-figuur in de « Leeuw vanVlaanderen » van Conscience.

Bij anderen kwamen te veel historische u it w e i d i n-

g e n voor, niet voldoende verwerkt in het verhaal zelf, bv.

in de bekende historische romans van Bosboom-Toussaint.

Bij historici die meenden hun geschiedkundige weten-

schap in den romanvorm te kunnen verwerken zonder tebeschikken over een voldoende uitbeeldingsvermogen, werd

de historische roman eer tot een s t u d i e van een bepaald

historisch tijdvak, dan tot een levend, boeiend verhaal. Dit

is het geval o. a. met de Egyptische romans van G. Ebers.

Een dikwijls voorkomend gebrek in historische romans

is : dat de schrijvers aan den lezer geen enkel der zoo moei-

zaam verzamelde kleurige bizonderheden willen onthouden,

zoodat hun beschrijvingen o v e r l a d e n worden en het

Page 100: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

9U

verloop van het verhaal er door vertraagd wordt. Dit is hetgeval bv. in « Warhold » van A. Van Oordt.

De modernen zullen er naar streven, ook in een getrouweweergave van toestanden uit het verleden, het a 1 g e in e e n-m e n s c h e lij k e uit te beelden. Dit doet bv. A. Van Schen-del in « Een zwerver verliefd » en « Een zwerver verdwaald ».

Voorti. H. Conscience « De Leeuw van Vlaanderen »

(Ned. Lb. II. Mussche) ; Bosboom-Toussaint « Het Huis Lauer-

nesse » (U. E. G. Romantisch Proza) ; Marie Koenen « De

witd'e Jager » (Z. & N. III).

319. Dicht bij den historischen roman staat, wat mengewoon is met een geijkte Fransche uitdrukking te be-noemen : de « biographie romancée ».

Zij wil het wetenschappelijk-juiste en het verdichtelaten samengaan in de levensbeschrijving van een his-torischen persoon.

In dien trant schreef F. Timmermans « De Harp van St.-

Francïscus » (Z. & N. III), F. De Pillecijn « Pieter Fard'é »

(NED. LB. Leytens; U. E. G. Gemengd Proza).

De Strekkingsroman.

320. De Strekkingsroman is die, waardoor de schrijverbewust en gewild ideeën verkondigt, een overtuiging wilopdringen aan den lezer.

Over het al of niet gewettigde of wenschelijke van tendenz

in de literatuur, zie if 256.

Met dit genre kan gelijkgesteld worden de moderne , zg.problemenroman, die problemen behandelt van godsdien-stigen, socialen of politieken aard, en tracht er een oplossingvoor te vinden.

Dergelijke romans worden weleens opgebouwd met ideeën,

meer dan met uit zich zelf levende personages. Theoretischeuiteenzettingen die de personages voor elkaar houden, ver

-vangen soms de uiterlijke gebeurtenissen, en zoo wordt de

roman, die toch in hoofdzaak een verhaal moet blijven, eensoort essay.

Page 101: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

91

Strekkings- en problennenromans kunnen echter op artis-tiek gebied zeer hoogstaand werk zijn, als erin aan de eischender verhaalkunst wordt voldaan.

Voorbh. Multatuli « Max Havelaar » (U. E. G. RomantischProza) ; Fr. Van Eeden « Kleine Johannes II en III »;A. Kuyle « Harten en Brood » (Z. & N. III).

Soms wordt een strekkingsroman in « symbolischen » trantgeschreven. Zoo bv. Potgieter « Jan, Jannetje en hun jongstekind » (Z. & N. III) ; ook K. Van de Woestijne « Christo f orus »(Z. & N. III). Ook in andere roman-genres wordt weleens diesymbolische vorm gebruikt, bv. in K. Van de Woestijne « De boerdie sterft » (Uit Eigen Haard. Gemengd proza).

De psychologische roman.

321. De psychologische roman wil de belangstelling op-wekken voor het innerlijk leven van de personages, hungemoedstoestanden en zieleconflicten, meer dan voor hunuiterlijke lotgevallen en levensomstandigheden.

Soms wordt een dergelijke roman door de te ver gedrevenontleding of uitrafeling tot een psychologisch traktaat, datden gewonen lezer niet meer boeien kan. Dit is weleens hetgeval met de romans van P. Bourget, overigens een meester inde analyse der menschenziel.

Voort. A. Vermeylen « De wandelende Jood » (Z. &N. III); Streuvels « Alma » (Ibid.).

« Vereenzelvigingsromans » noemt men die, waarin een schrijverin een fictief personage een phase van zijn eigen zieleven af-schildert en ontleedt.

Zoo bv. in « Weather » van Goethe, en in « René » en« Atala » van Chateaubriand.

De avonturenroman.

322. De Avonturenroman is die, waarin de uiterlijkegebeurtenissen en hun boeiend verloop naar een verrassendeen bevredigende ontknooping, alléén of toch hoofdzakelijkvan tel zijn.

Page 102: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

92 -

In die romans wordt dus niet gestreefd naar psychologischeontleding der karakters, noch naar eigenlijke woordkunst.Het eenige °doel is ontspanningslectuur te ver-schaffen.

Tot dit genre behooren wel de meeste romans die in onzentijd verschijnen.

De zedenroman.

323. In den Zedenroman worden opzettelijk de zeden vaneen of ander tijdvak of streek of ook wel van een bepaaldemenschengroep geschilderd.

In dit genre is het verloop der gebeurtenissen er dikwijlsminder om zich zelf, dan wel om te dienen als band die deserie tafereelen samenhoudt.

Hier zal men dus de aandacht van den lezer moeten geboeidhouden door het menschelijk-ware, het kleurige en typischeder personen en toestanden die er in worden uitgebeeld.

Voorti. Streuvels « De Vlcischaard » (Z. & N. III); Nico-laas Beets « Camera Obscctra » (Ibid.).

Wil de roman een beeld geven van toestanden dikwijlsvan mistoestanden op m a a t s c h a p p e l i j k gebied,dan spreekt men van een « socialen » roman.

Zulke zijn bv. de werken van den bekenden Amerikaan-schen schrijver Upton Sinclair « De Wildernis », « KoningKool ».

De Novelle.

324. De Novelle ( van het Italiaansch « novella »nieuwtje)is een klein verhaal waarin niettemin, door het concentratie-en synthesevermogen van den schrijver, een omvangrijkmateriaal kan worden verwerkt.

Waar de roman tracht een levensverloop min of meer

volledig te verhalen, zal de novelle enkel een s p a n n e n d

o o g e n b 1 i k, een beslissende crisis of een merkwaardige

gebeurtenis er van uitbeelden.

Waar de roman dikwijls breedvoerig beschrijft, zal de

Page 103: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

- 93

novelle eerder « s i 1 h o u e t t e n » teekenen. « Stenografieder Darstellung » noemt dit zeer raak de Duitsche schrijverErnst. - Waar, in den roman karakters door, psychologischeontleding - soms uitrafeling - aan den lezer worden vooi

-gesteld, geschiedt dit in de novelle door k o r t e maarrake aanduidingen in de handeling zelf of in dendialoog.

De kunst van het novellen-schrijven eischt een meer dangewoon constructie- en stijivermogen. Anders zal het stelsel-matige zoeken naar concentratie en synthese enkel tot uit-slag hebben : een dor en levenloos schema van een moge-

lijken roman.

Dit is dikwijls het geval hij sommige epigonen of navolgersvan G. Walschap; - en hij uitzondering weleens bij G. Wal-schap zelf, die anders ongetwijfeld een meester is in denoveflistiek.

Voorb. - E. Claes « Oortogsnovelien » (Z. & N. III; U. E. G.Gemengd Proza); G. Walschap « Volk » (Z. & N. III).

De V'ertejling.

325. De vertelling - in engeren zin - heeft niet delevensrijkheid en bondigheid van de novelle ze wil enkelzijn een realistische uitbeelding van een pakkende ofboeiende anecdote.

Is de vertelling van komischen aard, dan wordt ze hum-o~

genoemd.

Voorb. - Douwes Dekker « Een Saloino's recht » (Z. &

N. III); F. Timmermans « De nood van Sinter Klaas » (Ned.

Lb. Leytens). - Een « humoreske » is by. « De Fanfare der

St. Jansvrienden » van E. Claes.

Page 104: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

94

Art. 2.

LYRIEK

of

LYRISCHE POEZIE

I. HET WEZEN VAN DE LYRIEK

326. Lyriek (van het Gr. lyri kon, wat met begeleiding vande lier gezongen wordt) noemt men die poëzie die een directeuiting is van het g e v o. e 1.

Terwijl in de epiek de wereld buiten den dichter het« onderwerp » of de inhoud is der poëzie, is dat « onder

-werp » in de lyriek het i n n er lij k 1 e v e n, het gevoels-leven vooral, van den dichter : de dichter is zelf de « held »van zijn gedicht.

Wel zijn in de lyrische poëzie dikwijls ook o b j e c t i e v eof e p i s c h e elementen aanwezig : een sobere uitbeeldingvan een of andere gebeurtenis, of een bondige beschrijvingvan een of ander tafereel; maar de dominante in heel hetgedicht is het gevoel, de zielsontroering van dendichter.

Zoo bv. in « Aan Gent » van Ledeganck is een vluchtigoverzicht van de roemrijke geschiedenis van Gent, en in« 0 wilde en onvervalschte pracht » van Guido- Gezelle is eentoevallig aanschouwen van bloemen langs een watergrachtde g e l e g e n h e i d die tot gevoelsuitstorting in een gedichtaanzette. In dien zin is alle lyrische poëzie « gelegenheids-poëzie » naar het woord van Goethe : « Alle reine Gedichtesind Gelegenheitsgedichte : sie sind durch die- Wirklich-keit angeregt and haten darin Grund and Boden. »

Ook kan het gebeuren dat een gedicht naar den v o r m

beschrijvend of verhalend is, naar den inhoud lyrisch :

wat beschreven of verteld wordt, is enkel een s y m b o-

l i sche voorstelling van het gevoel van den dichter.

Zooals bv. in de « Zeesymfonieën » van G. Verschaeve,

Page 105: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

e1 5

waar de zee, de bergen, de woestijn... tot symbolen wordenvan de strevingen en driften der ziel.

327. Echt Gevoel. Natuurlijk moet het gevoel dat in delyriek tot uiting komt, e oh t zijn en door den dichterwerkelijk doorleefd.

« Wie niet iets diep voelt en den sterken drang heeft datgevoel te uiten, is niet werkelijk dichter en late af te spelenmet klanken en rijmen die 't gehoor slechts streelen : wantdichter is slechts hij die inderdaad gevoeld heeft wat hijschrijft ». (W. Kloos).

In dien zin is alle lyriek spontaan, of naar het woord vanGezelle een « onmiddellijke uitstrooming » van het gevoel.

Dit beteekent echter niet dat steeds gelijk Pallas Athenegewapend en gehelmd uit het hoofd van Zeus te voorschijn sprong

een lyrisch dicht in zijn volledige gestalte geschapen wordt,zoodra een plotseling invallende inspiratie bij den dichter depoëtische ontroering wekt.

Een dichterlijk gevoel kan lang gedragen zijn in de ziel,vóór het zijn uiting vindt in dien vorm waardoor het voorden dichter zelf klaar en bewust wordt en waardoor het aande andere menschen kan worden meegedeeld ter mee-be-leving. Dikwijls ook zal alleen die langere gedragenheid aande lyrische poëzie de haar onontbeerlijke concentratie kun-nen geven.

328. Lyriek eischt concentratie : zoodra gevoelsuiting uit-rafeling wordt, verzwakt de spanning, en ook het meevoelenbij den lezer.

Zij zal dus nooit breed-uit beschrijven, maar zich beperken bijeen evocatieve aanduiding. -- Het verband tusschen de onder

-scheidene gedachten, beelden, gevoelens zal zij niet woordelijkuitdrukken; vandaar de bekende « lyrische sprongen ». Desterkste stemming wordt dikwijls het bondigst weergegeven.

Vergelijk in dit opzicht « Moederke » van Guido Gezellemet « Het Graf mi, jner Moeder » van Ledeganck, of « Gent »van R. De Clerck met « Aan Gent » van Ledeganck.

Page 106: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-96---

Ga ook na, hoe- het gemis aan concentratie de poëzie vanBilderdijk voor een groot deel ongenietbaar maakt.

329. Muzikaliteit. Gelijk bij de epiek in de uitdrukkinghet plastische den voorrang heeft, zoo zal bij de lyriek hetmuzikaal element overheerschen.

Daar immers in de lyrische poëzie de vorm alle nuanceerin-gen van het gevoel verzinnelijken moet, zullen we ook in haar degrootste verscheidenheid vinden van rhythmen, de fijnste schakee-ringen van vers- en strofenbouw, het meest genuanceerde spelvan rijmen, de rijkste modulatie van klanken.

Om proefondervindelijk na te gaan het overgroot belangvan het rhythmen- en klankenspel in de lyrische poëzie, hoeftmen maar even met elkaar te vergelijken een gedicht vanG. Gezelle en een Fransche vertaling er van.

Als de ziele luistertSpreekt het al een taal dat leeft;

't Lijzigste gefluisterOok een taal en teeken heeftBlaren van de boomenKouten met elkaar gezwind;Baren in de stroomenKlappen luide en welgezind;Wind en weer en wolkenWegelen van Gods heiligen voet

Talen en vertolken't Diep gedoken woord zoo zoet...

Als de ziele luistert.

En nu de, overigens woordelijk-juiste vertaling van Cam-maerts en Van den Borren :

« Quand l'árne écou,te, toute chose vivante parle; le plusleger murmure possède son langage : les f euïll,es des arbresjasent entre elles, Les vagues des fleuves bavardent jo yeuse-ment : le vent, les prairies et les nuages, ces chemins fouléspar le pied sacré de Dieu, traduisent avec tendresse le verbepro fond et mystérieux... Quand 1'áme écoute. »

330. Dichter-arbeid. Niet altijd, zelfs niet gewoonlijk,

Page 107: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

97 -

wordt bij den dichter die verfijnde, v o 1 m a a k t a a n g e-p a s t e verwoording zoo maar onmiddellijk met deontroering zelf geboren.

Reeds Vondel zei het : « Maar om veiliger en vaster te gaan,geef uw dichten niet in uwen eersten ijver aan den dag, Laatze een goede wijle onder u rusten; ga' er dan eens eenander werf, ja, zeven werf met versche zinnen over... »

En een moderne, U. Van de Voorde, getuigt dat zelfde« Slechts na veel oefening en studie en veel mislukte pogingenkwamen we in 't bezit van deze vormkracht, van de « am-bachtelijke » vaardigheid, die mysterieuze aandriften, diedonkere machten ons ontleenen om zich vast te leggen inhet woord. »

Zelfs Papini schroomt niet, sprekende van Dante, te ge-wagen van het « a m b a c h t » in de poëzie : « Poëzie isinspiratie en gedachte, jawel, maar ze is ook... om de dingente benoemen zooals ze zijn : een ambacht. En dit verlaagthaar niet... »

Zie bij Poelhekke : « Lyriek » (blz. 22-33) nog andere voor-beelden van dien dikwijls zoo moeizamen arbeid van het

dichten, ook blij zeer groote poëten.

II. SOORTEN VAN LYRISCHE GEDICHTEN

331. I. Lyrische gedichten kunnen van elkaar verschillen doorhet voorwerp van hun gevoelsuiting, dat kan zijn

de natuur : natuurlyriek;God of wat met Hem in betrekking staat : religieuse lyriek;

de medemensch : liefdelyriek, sociale lyriek;

een of andere treffende gedachte : ideëele of gedachtenlyriek;

historische gebeurtenissen : geschiedzangen.

Zoo kan van uit dit standpunt nog verder onderverdeeldworden. Wij beperken ons tot de voornaamste genres.

II. Lyrische gedichten kunnen ook nog verschillen door dentoon en trant van de gevoelsuiting. Die kan zijn

grootsch en plechtig in de ode en de hymne;

9

Page 108: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

- 98-

uitbundig-hartstochtelijk

__..uitbundig-hartstochtelijk in de dithyrambe;zacht-weemoedig in de elegie;

eenvoudig, natuurlijk en dikwijls volksch in het lied;bitter en spottend in de satire en het epigram.

Bij de lyriek kunnen ook nog het best gerangschikt worden,hoewel hun wezen niet volledig beantwoordt aan wat we gewoonzijn met het begrip « lyriek ' voor te stellen : de cantate enhet oratorio, en het spreekkoor.

Natuurlyriek.

332. Natuurlyriek heeft tot onderwerp de n a t u u rin zoo verre ze in den mensch een stemming oproept, eenontroering teweegbrengt, op zijn gemoedsleven inwerkt.

Die wisselwerking van natuur en menschenz.iel werd in depoëzie afgebeeld en verklankt met een haast oneindige variëteitvan schakeeringen.

De meest complete natuurdichter is wel onze Guido Gezelle.« Niet alleen doordat hij uitsluitend putte uit de eigen,

onverkrachte natuur in haar simpelheid zoowel als in haargrootheid, maar ook doordat bij niemand meer haar motievenin zulk een veelzijdige rijkdom en zulk een climax van waardeaanwezig zijn... Nu eens ziet hij in het natuurgebeuren deweerspiegeling van zijn eigen gemoedsleven, dan weer geefthet hem louter bevrediging voor zijn oogen en ooren. Maarineens kan het zoo stralen tot in zijn geest, dat deze weg

-zinkt in aanschouwing, in de diepste mystieke meditatie enopvliegt naar de hoogten der extase, Maar of hij zijn sim-pelste schoonheidssensatie uitspreekt of zijn diepste emotie

vertolkt, in alles wat hij van de natuur te zeggen heeft, gloeiteen zoo innige vereering en liefde, dat het eenvoudigste

natuurgedicht bij hem wordt tot loutere schoonheid ». (Poel

-hekke.).

Voorli. Van Langendonck « Het Koren » (NED. LB.Brants en Van Hauwaert), « Langs de Nethe » (Z. & N. III) ;

G. Gezelle « Waar zit die heldere zanger » (Z. & N. III),« 0 wilde en onvervalschte pracht » (id.); — Boutens « De

leeuwerik » (id.).

Page 109: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

Natuurlyriek in proza : zie K. Van de Woestijne « Laethem-sche brieven over de Lente » (Ned. Leesti. I. Mussche) ; --^Streuvels « De twaalf Ruischaards » (Ned. lb. 1fl. Mussche).

Religieuze of Geloofslyriek.

333. 't Is die lyriek, die ontstaat uit het streven dermenschenziel naar voeling met het bovenaard

-sche, met de Godheid.

De geloofslyriek neemt een « transcendente plaats in bovende andere lyrische groepen. De natuurlyriek, noch de liefde

-lyriek en evenmin de sociale lyriek raken zulk een diepprobleem, treffen zoo de mensch in het hart zijns harten,als de lyriek -die verklankt wat er in hem beweegt, als Godof de Oneindige of het Oneindige dat hart aanraakt. Wat danontspringt uit de ziel, betreft niet alleen het haar directomringende, tastbare, maar ook dat wat uit wijde verten desgeestes en uit de nevelen des doods tot hem komt als eeneeuwig aandringende vraag.

« Geen denkend wezen ontkomt aan de huivering die danrilt door de ziel.., en hoe ook het antwoord moge zijn op de uitde oneindigheid ons aangevaren vraag, geen menschenhartdat zwijgen kan, geen dichterhart dat niet moet zingen.

« De geloofslyriek omvat dan ook de meest uit elkaar

liggende uitersten. Ze reikt tot in de hoogste klaarten, deunio mystica, maar tevens tot in de kilste ijzigheden derGodverlatenheid. Van het stelligste materialisme tot het nietminder stellige spiritualisme, van de absolute negatie tot dejubelende extase der bevestiging. Daartusschen liggen ontel-bare schakeeringen van onrust; onrust der wanhoop, onrustvan de twijfel, onrust van de weemoed, van het zondebesef,van onwaardigheidsgevoel, van verlatenheid, onrust wegensverdorring des , gemoeds, onrust uit besef der onmacht omGod de eer te geven die Hem toekomt.

« Die lyriek is... het bovenmenschelijk pogen, het, hoven-menschelijke met menschelijke woorden uit te spreken, in de

beperkte omlijning van het beperkte woord het oneindige teomvatten, in de voorbijgaande klank van het voorbijgaandewoord het eeuwig blijvende vast te grijpen. Hier is de lyriek

Page 110: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

—loo—inin staat gebleken op te klimmen tot de hoogste hoogten vanhet leven. » (Poelhekke).

Voorba. « Alle dinghe » (Z. & N. III) ; Hadewijch« Verre van God » (id.) ; Revius « Verre van God » (id.) ;— Bredero « Aandachtig gebed » (id.) ; Bilderdijk « Gebed »(id.) ; Fr. Van Eeden « Aan mijn Engelbewaarder » (id.) ;--- Guido Gezelle « Ego Flos » (id.) ; Pr. Van Langendonckc God » (id.) ; H. Roland-Holst « Ik dank U voor de waar-heid » (id.).

Liefdelyriek.

334. Liefdelyriek is uiting van o n t r o e r d e ii e f d evan den dichter voor een ander mensch.

Dit kan zijn een verwantschaps- of vriendschapsgedicht, of ook

een zg. minnedicht. Soms kan ook het onderwerp zijn : de Liefde

in 't algemeen of « platonische liefde », zooals in de bekende

Laura-sonnetten van Petrarca.

Voort. « Egidius, waar bestu bleven? » (Z. & N. III);P. C. Hooft « Klara, wat heeft er uw hartje verlept? » (id.) ;

G. Gezelle « Moederken » (id.) ; M. Gijsen « Mijn Vadertje »

(id.); Douwes Dekker « Het Lied van Saïdjah » (Ned. Lb.

Mussche).

Sociale lyriek.

335. In sociale lyrische gedichten uit de poëet, bij het

beschouwen van sociale toestanden en nog meest mis -

toestanden zijn gevoelens van medelijden, verontwaar-diging, verlangen naar rechtvaardigheid en naar een betereen schoonere wereld.

Voorb. J. Van Maerlant « Van den Lande van Oversee »

Z. & N. III); A. Bijns « Oproep tot alle overheden » (id.);

H. Roland-Holst « Havenarbeider » (Ned. Lb. III. Mussche).

Vooral sedert de 1 .9e eeuw kende de sociale lyriek een hoogen

bloei. Zie hierover : Poelhekke « Lyriek ».

Page 111: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-1 of

Ideëele of Gedachtenlyrlek.

336. Ideëele lyriek is niet een godsdienstig, moreel ofwetenschappelijk betoog, maar wel een gedicht met m e d i

-t a t i e f karakter, waarin een of andere t r e f f e n d eg e d a c h t e op den dichter bezielend inwerkt en hem brengtin een toestand van waarachtige bewogenheid.

Voort. A. Rodenhach « Ter Waarheid » en « Abyssus »(U. E. G. Vlaamsche lyriek) ; H. Roland-Holst « Overwinnin-gen van den menschetijken geest » (Ned. Lb. II. Mussche);F. Van Eeden « Het Lied van Schijn en Wezen » (Z. & N. 141).

Is het voorwerp een gr ,00tsche historische gebeurtenis, danspreekt men van « geschiedzang ».

Bv. « De drie Zustersteden » van Ledeganck, of de dicht-bundel « Les Héros » van E. Verhaeren.

OPM. De zg. « DIDACTISCHE POEZIE » als ze werke-lijk poëzie is, d. i. als ze schoonheidsontroering opwekt,behoort

a. bij de LYRISCHE poëzie (ideëele lyriek) als ze uiting isvan g e v o e l en o n t r o e r i n g, zooals bv. in verschillendestukken van Vondel's « Altaargeheimenissen »;

b. bij de EPISCHE poëzie, waar ze v e r Ii' a 1 e n d of b e-s c h r i j v e n d is, zooals bv. in Vondels « De Heerlijkheidder Kerk ».

Veeltijds echter was de zg. « didactische poëzie » enkeleen betoog of verhandeling op maat en rijm, diemet poëzie niets had te maken, zooals bv. bij Van Maerlanten Bilderdijk.

De Ode.

337. Door Qde (Gr. ode, lied) verstaat men een 1 o f z a n gover een v e r h e 'v e n, grootsch of edel onderwerp. De taalis er doorgaans statig, breed-gedragen.

Allicht wordt ze rhetoriek, zooals bv. hij Da Costa « Napo-

leon I », Schaepman « Napoleon III » en Bilderdijk « Napo-leon ».

Page 112: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

102 ---

Voorb. Vondel « De Rijnstroom » (Z. & N. III; Ned. Lb.Mu che) ; Schaepman « Vondel » (Z. & N. III) ; Ledeganck« Aan Gent » (It.).

De Hymne.

338. De Hymne (Gr. hum;rzos : gezang of lied, vooral eenfeestgezang ter eere van de goden) is een ode waarin deGodheid wordt verheerlijkt.

Bij moderne dichters echter worden « ode » en « hymne »soms door elkaar gebruikt : een hymne is dan voor hen de verheer-lijking van een zaak van hoogere, moreele waarde, bv. de « Hymneaan de Schoonheid » van Adama Van Scheltema.

Voorti. De « Psalmen »; het « Te Deum »; het « Zonne-tied » van St-Franciscus van Assisi; Vondel « Wie is Hij diezoo hoog gezeten », uit Lucifer; Da Costa « God met ons »;G. Gezelle «In Speculo », uit « Laatste Verzen ».

De Dithyrambe.

358. De Dithyrambe (Gr. dithurambos lied ter eere vanBacchus) is een uitbundige uitstorting van harts-tochteli j k gevoel, vooral van verrukking om een schielijkgeluk of openbaring van schoonheid. In de dithyrambegebruikt men veelal het dynamische of vrije vers.

Voort. Van Beers « Licht » (Ned. Lb. Mussche) ;G. Gezelle « Een bontre keerzen, kind » (uit « Gedichten,Gezangen en Gebeden ») ; ook Broere's « Dithyrambe ter eerevan 't Altgrheiligste Sacrament ».

De Elegie.

340. De Elegie (Gr. elegeia klaaglied) was oorspron-kelijk een d o o d e n k 1 a c h t in disticha : het maakte deeluit van den begrafenisritus.

Door elegie wordt nu verstaan : een weemoedig, bespiege-lend gedicht, eerder een d r o e f g e e s t i g e mijmeringmijdan een hartstochtelijke uitstorting van het gevoel; -- ookgedicht ter herinnering aan o v e r l e d e n e n.

Page 113: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

--- 103

Vroeger noemde men dit laatste « Lijkzang », « Lijkklacht > ;nu zal men het m-eer aanduiden met « In Memoriam ».

Voort. Ledeganck « Aan Brugge » (Ned. Lb. Mussche);H. Roland-Holst « Wij zullen U niet zien » (Z. & N. III);K. Van de Woestijne « Zegen deze avond, God » (VI. Lyriek.Uit Eigen Gaard) ; M. Gijsen « Mijn Vadertje » (Z. & N. III).

Het Lied.

341. Het begrip en de benaming « Lied » worden dikwijls toe-gepast op ieder lyrisch product.

In zijn engeren en eigenlijken zin echter is het « lied » :de e e n v o u d i g s t e, natuurlijkste en meest bevattelijkevorm der gevoelsuiting.

Het lied is dus, meer dan gelijk welke andere vorm derlyrische poëzie, geschikt om gezongen te worden,en wordt dan ook dikwijls met die bedoeling gedicht.

Het lied is de meest geliefde vorm der volkspoëzie (nl, 289) ;tevens de algemeenste vorm van de lyriek : het kan immersuiting zijn van de meest verschillende emoties van het men-scheli j k gemoed, zoowel bij den enkeling als bij de ge-meenschap.

Voorti. J. Brugman « Ic heb ghejaecht mijn leven lanck »(Z. & N. III) ; « Help nu u self » (id.) ; « Wilhelmus van Nas-sauwe » (Ned. Lb. II. Mussche) ; Vondel « 0 Kerstnacht,

schooner... » (Z. & N. III) ; A. Rodenbach « Klokke Roeland »(Ned. Lb. III. Mussche, Ned. Lb. Brants en Van Hauwaert);R. De Clercq « Op den weefstoel » (Ned. Lb. III. Mussche);

« De Scheepstrekkers op de Wolga » (Ned. Lb. II. Mussehe).

Het Hekeldicht of de Satire.

342. De satire is uiting van lichten spot zoowel als vanbitter sarcasme, van heftige verontwaardiging en van haat.

De satire kan prachtig kunst worden, als er hartstochtin gloeit om een miskend ideaal te wreken.

Somwijlen neemt ze den vorm aan van een parodie : een

Page 114: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 104

of ander litterair werk wordt nagebootst, maar met zulkewijzigingen, vooral door aandikking en overdrijving dergebreken, dat het geparodieerde werk er belachelijk doorwordt.

Zoo bv. de Q Grasspiertjes » door « Cornelis Paradijs »(Van Eeden) waarin de verburgerlijkte, onechte poëzie vanvóór 1880 op meesterlijke wijze 'wordt geparodieerd. Zieenkele uittreksels in « De Gouden Poort » B. J. Kuypers.

De meest bekende satirische dichters der Oudheid zijn Hora-tius en Juvenalis.

In het Nederlandsch werden satiren ge -dicht o. a. door AnnaBijns in haar « Refereynen » (Z. & N. III; Taalgroei II); Vondel

in zijn « Roskam » (Taalgroei II).

Het Epigram.

343• Het Epigram (Gr. epigramma opschrift) ook punt-dicht en smaldioht genoemd, is een kort, zinrijk gedichtje,veeltijds in disticha, doorgaans met een verrassende wendingin 't slot; is vaak geestig, spottend, soms vernuftig door

woordspelingen; is dikwijls enkel een spel van het verstand..

B. V. De meesater in zijn wijsheid gist,De teerling in zijn waan beslist.

Tot dit genre mogen gerekend worden de zoogenaamde« grafschriften » die een s a t i r i s c h e bedoeling hebben.

B. V. Grafschrift op een gierigaard.

Hier ligt een man in d'aschZoo gierig al zijn leven :Hij wou den geest nauw geven,Omdat het geven was. (C. Huygens).

De bekendste epigrammen-dichter der Oudheid was Martialis.

. In het Nederlandsch dichtten epigrammen : Huygens, Staring,

De Genestet. Ook de Duitsche dichter Goethe schreef meester -

stukjes in dit genre.

De Cantate.

344. De Cantate (Ital. cantare zingen) is ten deele

Page 115: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

105 --

episch, nl. in de recitatiefverzen die verhalend of beschrij-vend zijn; ten deele lyrisch, nl. in de solo's, aria's en koren.Het lyrisch of gevoelselement is echter domineerend.

Ze wordt steeds gedicht om g e z o n g e n te worden.

Meestal verkrijgt ze eerst haar kunstwaarde door de muziek;weinige cantaten hebben poëtische schoonheid door zich zelf,vele zijn grootendeels holle rijmelarij : zoo bv. de cantate« De Wind » van E. Hiel (Ned. Lh. Brants en Van Hauwaert).

Bekende cantaten zijn o. a. : de « Rubenscantate » muziekvan P. Benoit; « Klokke Roeland » muziek van E. Tinel. —Een cantate met hooge dichterlijke waarde is die vanG. Gezelle « Groeninghe's grootheid » die echter, behoudenseen klein gedeelte, nooit werd getoonzet.

Een grootere cantate wordt oratorium genoemd.

B.v. « De Oorlog » tekst van J. Van Beers, muziek vanP. Benoit; « Franciscus » : tekst van L. De Koninck, muziekvan E. Tinel.

Het Spreekkoor.

345. Dit zeer moderne genre dat in onze literatuur nognaar zijn vasten en definitieven vorm zoekt is, naar denINHOUD, hoofdzakelijk lyrisch, daar het steeds gevoelsuitingis, zij het dan immer uiting van g e m e e n:s c h a p s-g e v o e 1 en niet van individuëele ontroering.

Naar den VORM echter vertoont het een opmerkelijk verschilmet alle lyrische genres, daar het, uit zijn eigen aard enwezen, is voorbestemd om door een g r o e p en met eenzekere dramatische actie, dikwijls ook met s c e n i

-s c h e hulpmiddelen te worden vertolkt.

Zoo sluit een spreekkoor wel meer oratorische en drama-tische elementen in, dan zuiver lyrische. Een spreekkoor-dichter zal dus aan zijn poëzie zekere beperkingen moetenopleggen en haar zekere hoedanigheden meegeven waarvanbij de -eigenlijke, meer persoonlijke lyriek geen sprake is.

Niet zijn eigen specifiek -persoonlijke gevoelens mag hijuiten, maar die van de gemeenschap die in het spreekkoorhaar overtuiging en haar hartstocht uitdrukken wil; hij zal

Page 116: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

106

in nauw contact moeten komen met de « ziel » van de massawaarvan hij de woordvoerder is.

Zooals J. Bogaerts- het zoo raak zegt : een spreekkoormoet zijn : « de allergemeenschappelijkste expressie van deallergemeenschappelrikste emotie ».

Bij een spreekkoor passen dus geen verhaal, geen rede-néeringen, geen beschouwingen, geen detailkunst die voor

uitvoering door een groep niet zijn aangewezen.

Dus geen litterair-mooie 4 geéiseleerde > verzen, maarkrachtige, kernachtige, expressieve, sterk-rhyth-mische taal.

Echter ook geen holle drukdoenerij : de krachtigst-in-

slaande woorden en de heftigst-bewogen rhythmiek moetengedragen worden door de gedachte en het gevoelen dat de

groep bezielt.

Daar het spreekkoor onmiddellijk op het gemoed der massainwerken moet, zal de tekst zeer e e n v o u d i g en d u i d e-

1 i j k zijn, om ook bij een vluchtig toehoeren begrepen te worden.Een spreekkoor moet k o r t zijn, daar het bijna doorloopend

uiting is van louter gevoel dikwijls van hevig-bewogen gevoel.Zulke spanning kan niet lang -duren zonder te vermoeien en tevervelen.

Voor de opvoering van spreekkoren wordt de kennis vereischt van een

speciale techniek. Men raadplege hierover :

L. Geysen : Spreekkoren; J. Bogaerts S. J. : Spreekkoren.

Schreven goede spreekkoren in onze: taal :

J. Bogaerts S. J. : Wij; Gery Van Helderenberg : Mysterium

Crucis, Dageraad; J. Boon : ,Klaroent vuur; Het dorstige land.

Page 117: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

107

Art. 3.

DRAMATIEK.

of

DRAMATISCHE POEZIE

346. De epische poëzie verhaalt ons van het leven, roept hetenkel voor onze verbeelding op; 'de lyrische poëzie verwoordt denindruk die 't schouwspel van 't leven op 't gemoed van dendichter maakte. De dramatische poëzie tracht dat leven zelf zicht-aar en hoorbaar te herscheppen.

Bij de dramatiek (Gr. drama = handeling) komt dus een elementbij dat hij de epiek en de lyriek niet aanwezig is : de uiterlijkev o o r s t e 11 i n g van wat eerst door den dichter met zijn ver

-beelding werd geschapen.

We kunnen dan de dramatische kunst definieeren als : diekunst die 't menschelijk leven u it b e e l d t, en het v o o r-s t e 1 t door handeling, dialoog, gebaren en mimiek.

Die dramatische vormen, bv. de pantomime, de stille film,waarbij de verwoording ontbreekt, beho-orenniet biij de eigenlijke literatuur.

Ook in het -drama behoort enkel het « stuk » zelf, dedichterlijke schepping, tot de poëzie of de literatuur in denstrikten zin. Daar echter éen drama eerst geheel tot zijnrecht komt als het g e s p e e l d wordt, is de vertooningg eenwezenlijk deel van het drama. « Dramatische kunst is eenbeeld van het leven maar een beeld dat zich in actie ont-wikkelt, een beeld dat « gebeurt ». (H. Teirlinck). Vgl.de Rede : 225.

Dus zal het « spel » steeds mede de trekken van elkdrama bepalen.

We zullen dan bij de studie van de dramatiek die beide elemen-ten waaruit alle dramatische kunst bestaat, moeten nagaan :

1° het litterair werk van den dichter;2° de voorstelling er van door het « spel ».

Page 118: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

108

Oprn. 1. Het woord « drama » wordt hier gebruikt in zijntraditioneele, meer algemeene beteekenis van « t o , o n e e l-s p e 1 ». In dien zin wordt thans ook nog algemeen gesprokenvan « dramatische kunst. -».

OPM. 2. Het zg. « leesdrama », dat de voorstelling uit-sluit (bv. « Wereldeinde » van L. Dosfel) blijft daardoornoodzakelijk hybridisch en onvolledig. We zien het echter welgebeuren, dat een drama dat als « leesstuk » bedoeld was ofals zoodanig langen tijd werd aangezien, naderhand toch vooropvoering vatbaar bleek en met bijval werd gespeeld. Ditwas bv. het geval met Faust II van Goethe, en ook met enkelestukken van Vondel.

I. HET DRAMA ALS LITTERAIR WERK

1. Het dramatische Gegeven.

347. Een drama behoeft natuurlijk vooreerst een gegevenof « fabel », die interesseeren kan, in dien zin nl. dat ze onstot menscheli j k meeleven kan bewegen.

Niet dat hiertoe in elk stuk tal van boeiende verwikkelin-gen of een verrassend slot noodig zijn die de nieuwsgierig-heid prikkelen.

We zien immers, dat in een aantal meesterstukken vandramatischè kunst, die factor van belangstelling of zeergering is, of zelfs ontbreekt.

Bij de Grieken is de « fabel » van het drama steeds :de lotgevallen van mythologische personen of nationale hel-den, waarvan iedereen het verloop en den uitslag kende.

S h a k e s p e a r e ontleent het gegeven van zijn drama'smeestal aan de geschiedenis der Oudheid of aan die derEngelsche koningen, ofwel verwerkt hij tot een tooneelstukden inhoud van veel-gelezen Italiaansche novellen of vanbekende Engelsche volksboeken.

V o n d e l dramatiseert veeltijds aan iedereen bekende ge-beurtenissen uit het Oude Testament.

Ook bij m o d e r n e tooneelopvoeringen wordt in hetprogramma, zooals in Vondel's tijd in den « Inhoudt », steedshet verloop der « handeling » vooraf aangegeven.

Page 119: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

109 ---

Wèl is noodig, dat het gegeven of de actie van het dramazij : een gewichtig, spannend gebeuren, waarinde optredende personages een hooge bedrijvigheid, vooralvan geest en gemoed, aldus kunnen ontwikkelen, dat onge-ziene en onvermoede l e v e n s d i e p t e wordt geopenbaard.

Want levensdiepte en levenswaarheid moet het dramasteeds geven, of het uiterlijk een veelbewogen actie ontwik-kelt of niet. « Het mag een brokje, een zijdetje van 't leventoonen, het mag slechts één drift, één gebrek, één verkeerd

-heid behandelen, 't geeft niets : indien het maar uitdelften uitdiept, totdat de kern ook pas doorschemert, maar dediepe oorzaak vermoed wordt, wij zijn voldaan..., wij hebbenin de kunst klaarder gezien dan in 't leven, wat wij bovenalles zoeken ». (C. Verschaeve).

Daarom zullen de dramaturgen gewoonlijk tot kern vanhun stuk verkiezen een of ander « c o n Iii c t », dat demenschenziel omwoelt en al haar geheime roerselen blootlegt.

2. De dramatische actie.

348. Dit gegeven moet worden uitgewerkt tot een volledigeen samenhangende dramatische actie.

Daartoe zijn vereischt :

349. a. Eenheid in de handeling. Alles in het dramamoet kringen rondom een c e n t r a 1 e k e r n.

Die kern kan zijn :een trcffend.e g e b e u r t e n i s, zooals bv. in « Athalie »

van Racine : de ondergang van Athalie door de redding enkroning van Joas;

of een g e d a c h t e, in de gebeurtenissen uitgebeeld ener door belicht, zooals bv. in « Die Rduber » van Schillerde idee « vrijheid is het hoogste goed »;

ofwel een k a r a k t e r, dat door de opeenvolgende gebeur-tenissen heen tot volledige uiting en ontplooiing komt, zooals

bv. de Jood Shylock in « De Koopman van Venetië » van

Shakespeare, of Harpagon in « L'Avare » van Molière.

Page 120: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

110

Die eenheid van handeling vergemakkelijkt voor den toe-schouwer het overzicht over den gang van het drama, envoorkomt de verspreiding der aandacht en der belangstellingover verschillende punten, die noodzakelijk zou verwarrenen vermoeien.

350. b. Geleidelijkheid in de handeling. Alles moet erzich op n a t u u r lij k e wijze ontwikkelen en tot v o 1-ledige ontplooiing komen.

Gelijk een levend wezen door zijn eigen levensbeginsel groeiten zijn volkomen gestalte bereikt, alzoo moet de u i t e r-1 ij k e handeling (de daden der personages) door de , i n n e r-1 i j k e handeling (het zielegebeuren) worden gemotiveerd.

Waar de « deus ex machina » of het toeval te veel tusschen-komt, valt de spanning en houdt het menschelijk meeleven

op. In het drama immers worden we niet zoozeer geboeiddoor het « wat », is wel door het « hoe »; duidelijker ge-zegd : niet zoozeer door de gebeurtenissen zelve, als wel doorde diepere reden en oorsprong er van, die we vermoeden inde ziel van degenen, die we daar voor ons zien leven en metwie wij ons in ons innigste wezen verwant gevoelen.

Dit missen we bw. in het Spaansche romantische drama(Lope de Vega, Calderon) en in het Fransche romantische

drama (Victor Hugo).« Al de geheime gangen, klemmen, trappen en deuren, de

weefmachines, enz... op 't Spaansch theater, en al de won-deren die te goeder ure in Calderon's' stukken gebeuren om

den knoop te ontknoopen, ontknoopen niets, maar hakken

hem geweldig door. Want dat alles ligt buiten den mensch...Dat voelen we en dat voelden ook de Ouden, die bij mondevan Aristophanes, de buitenstaande, beslissende tusschen-komst der goden « ex machina » veroordeel -den als on-dramatisch ». (C. Verschaeve).

351. c. Concentratie in de handeling. Die noodzake-

lijke eenheid van lijn in het drama vereischt concentratie

Evan de actie op de hoofdmomenten van het ge-

b e u r e n. De dramatische actie moet ontdaan worden van

Page 121: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

111

die talrijke bijkomstigheden die in de werkelijkheid dehoofdlijn van een leven overwoekeren en verdonkeren.

In dien zin is het woord van H. Teirlinck waar : « Kunstis een beeld van het leven, niet van de werkelijkheid ».

Doordat de « realisten », bv. H. Heyermans, G. Martens,wilden de « werkelijkheid » tot in al haar , hizonderhedenweergeven, gaat in hun tooneelstukken het diepere, het« echte » leven te loor, en verzwakt de dramatische spanningof verdwijnt soms totaal.

Ook t e c h n i s c h gesproken, om wille namelijk van denkorten tijd waarin de ontwikkeling van een dramatische actie zichin de vertooning ontwikkelen moet, is concentratie in alle tooneel-werk een allereerste vereischte.

352. d. Sterk-afgelijnde karakteruitbeelding. Daar depersonages geheel de handeling dragen, is, zonder delevensechte uitbeelding er van in woorden endaden, geen drama mogelijk.k.

« Daaruit volgt, dat deze kunstuiting veel eischt van dendichter. Want hij moet zich geheel kunnen indenken in alzijn personen, over wie hij niet kan vertellen, maar wiergevoelens hun eigen gevoelens, wier gedachten hun eigenbizondere gedachten, wier woorden hun eigen woordenmoeten zijn.

Zij mogen niet voelen, niet denken, niet spreken, niet han-delen zooals hun dichter, maar de dichter , moet ze doenvoelen, denken, spreken, handelen, zooals zij zelf, indien zewerkelijk leefden, in hun omstandigheden zouden doen.

De dichter moet het vermogen hebben, zich geheel in hunplaats te zetten; in zijn geest en gemoed moet hij het levenvan zijn personen in alle breedte en diepte tot in de fijnsteschakeeringen kunnen meeleven. Hij moet in waarheid veel-zielig zijn » (Poelhekke).

In een drama worden de personages vaak tot « typen »of algemeen-menschelijke uitbeeldingen van een of anderedrift, doordat ze zóó worden ontdaan van het bij -

k o m s t i g e, dat schier alleen zichtbaar blijft de h o o f d-t r e k die hen « typeert ».

Page 122: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 112 --

Het kan echter gebeuren dat zulk een personage, als drift-type bedoeld, alle individueel leven verliest en tot eena b s t r a c t 1 e wordt. Dit is het geval o. a. met het« gierigaard-type » in « De Vrek » van Delbeke. Vergelijkdaarmee de zoo algemeen-menschelijke en meteen zoo sterkindividueel-levende Harpagon in « L'Avare » van Molière.

353. e. Een aangepaste dialoog. Hoofdzakelijk in dendialoog geschiedt karakteropenbaring. Dus moet hij geencopie zijn van de oppervlakkige werkelijkheid en van dedageli j ksche spreekgewoonten, maar : de w e e r g a v e v a nde diepere levenswaarheid.

Of dit in p r o z a gebeurt of in v e r z e n, is van onder-geschikt belang, mits de stijl wordt aangepast aan wat

hetzij gedachte-ontwikkeling, hetzij gevoels-bewogenheid --op een bepaald moment door den dialoog veruiterlijkt moetworden. Shakespeare gebruikt afwisselend vers en prozain hetzelfde drama.

Vooral waar 't er om gaat aan een toestand van h o o g s t ez i e 1 e s p a n n i n g vorm en verwoording te geven, « moetde stijl alles gebruiken wat het woord vermag, om de diepstegronden der ziel om te woelen en naar boven te brengen.

« Moet het woord daartoe lyrisch worden, lang lyrischblijven, of is er daartoe epische kracht en breedheid noodig?Om 't even, men gebruike dan lyriek en epiek, totdat deopenbaring volledig zij, en de grond van de ziel is gepeild »(C. Verschaeve).

Dan kan ook de monoloog niet alleen gewettigd, maarzelfs de bestgeschikte dramatische vorm zijn.

« De groote monologen van Hamlet, van 'Wallenstein, enz...zijn realistisch onwaar, dramatisch de waarheid zelve englanspunten van dramatiek » (C. Verschaeve).

3. De structuur van het drama.

354. Uiterlijke dealen. Een drama bestaat uit een, tweetot vijf bedrijven of « akten » dit laatste getal wordtechter zelden overschreden naargelang van den omvang

Page 123: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

113

der stof en het aantal rustpunten, door de ontwikkeling derdramatische actie vereischt.

Ieder bedrijf wordt dan nog onderverdeeld in een aantaltooneelen.

Een nieuw tooneel vangt aan, telkens als een persoon af-of een ander optreedt.

355. Innerlijke deelen. Gelijk alle opstel, is het dramaeen volledig en afgesloten geheel, in al zijn geledingen naareen doelmatig plan samengesteld (100 vlg.).

Die innerlijke geledingen van het drama worden tradi-tioneel genoemd : delexpositie of uiteenzetting; de intrigeof verwikkeling: de perip4tie of ommekeer de katastropheof ontknooping.

« In de expositie worden we op de hoogte gebracht van denstand der zaken bij het begin van het drama. Het vereischt veeltalent : de uiteenzetting zoo beknopt, helder en ruim van inhoudte geven, dat de toeschouwer het verdere verloop gemakkelijkkan volgen.

De intrige geeft de verwikkeling der gebeurtenissen, de botsingtusschen de handelenden;

de peripetie brengt de wending ten kwade of ten goede;

de katastrofe geeft de oplossing » (Poelhekke).

Om aldus een drama tot een volledig en in al zijn geledingenharmonisch geheel op te bouwen, wordt bij den dichter,buiten het eigenlijke scheppingsvermogen, ook een grootetechnische vaardigheid vereischt.

Als een model van dramaconstructie wordt nog steeds , be-schouwd, en te recht : « Athalie » van Racine.

II. DE VOORSTELLING

356. Het drama, de schepping van den dichter, moet, omgeheel tot zijn recht te komen, als in w e r k e 1 i j k 1 e v e nworden omgezet door de voorstelling, dat is door een aan-

gepast decor, belichting en kostumeering, maar vooral door

het spel der acteurs, soms onderlijnd door een stemmig-

verdiepende muziek.8

Page 124: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

114

Het decar moet niet zijn een natuurgetrouwec op i e van de werkelijkheid. Dat is zelfs niet wenschelijk,vermits daardoor de aandacht wordt versnipperd, die bijhet eigenlijke spel moet blijven. Ook hebben die natuur-getrouwe details weinig of geen invloed, noch op de drama-tische actie, noch op de stemming die er van moet uitgaan.

Het decor moet enkel rondom het dramatische gebeurende eigen atmosfeer scheppen : het mag er niet zijnom in zijn eigen pracht te schitteren. Dit scheppen van deatmosfeer kan met enkele aangepaste lijnen en kleuren eneenxge requisieten gebeuren, en vooral door een suggestievebelichting.

Zoo komt in de plaats van het vroegere stereotiep scher-mendecor (tuin, kamer, gevangenis...), een decor dat steedsvarieeren kan met elk stuk of zoo noodig met elk onderdeelvan heet stuk, en dat telkens weer psychologisch berekendkan worden voor de verbeeldingskracht van het publiek.

Zie voorbeelden van dit gestyleerde synthetische decor bij W. Putman

« Tooneelgroei ».

De kostumeering. Ook hierin is noch natuurgetrouw-heid, noch historische accuraatheid vereischt. Die kostu-meering is de beste, die het dramatische gebeuren in hetspel der acteurs het meest suggestief laat leven.

Niettemin, waar in het drama optreden hekende his-torische of godsdienstige personages, mag de voorstelling er

van niet zoo ver afwijken van het met de volksverbeelding

vergroeide type, dat de stemming wordt gestoord.

Het spel der acteurs eveneens hoeft niet realistisch naarhet uiterlijk leven gecopieerd te zijn. Dat spel is het beste,dat, om het even naar welke formule, het best de drama-tische actie, de innerlijke vooral, doet mee 1 e v e n.

De muziek, als die in het drama wordt aangewend, magenkel dienen om de s t e m m i n g die van de dramatischeactie moet uitgaan, te verdiepen of te versterken.Ze is er niet om als een schoonheid op haar eigen genoten te,worden en de aandacht af te leiden van het spel.

Page 125: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

115

III. SOORTEN VAN

DRAMATISCHE POEZIE

35L Het drama kan in twee hoofdsoorten verdeeld worden:de tagedie of treurspel en de comedie of blijspel.

De andere dramatische genres kunnen tot een van dezetwee herleid worden of zijn een mengsel van beide.

1. De tragedie.

358. Haar wezen. De tragedie is de dramatische uit-beelding van een menschenleven dat in den strijd tegenvijandelijke machten t e n o n d e r g a a t, of zoo dit niethet geval is, toch een v r e e s e l i j k e b e p r o e.,vi n gdoorstaat.

Die vijandelijke machten kunnen zijn :het n o o d l o t of onveranderlijke wereldorde, zooals ]bv.

in « Oidipoes » en andere drama's van Sophocles;de e i g e n d r i f t, zooals bv. in « Luciferer » van Vondel,

in « Macbeth » van Shakespeare;de tegenstirijdige omgeving, 't zij andere men-

schen, zooals bv. in « Jacob Van Arteuelde » van Verschaeve;of sociale toestanden, zooals bv. in de « Volksvijand' » enandere drama's van Ibsen.

De mensch hoofdpersoon in de tragedie kan zijneen buitengewone persoonlijkheid, een « h e 1 d », zooals

in het Grieksche drama, in het Franschee klassieke drama enin het Vondeliaansche drama;

of een meer gewoon mensch, een uit het alledaag-sche leven, zooals in het moderne drama, dat om die redenweleens « het burgerlijk drama » werd genoemd.

Maar wat ook het tegenstrijdige element in het drama is,en wie er de hoofdpersoon in is, steeds vinden we in detragedie die uitbeelding in sterk relief van ( e v e n s-c o n f1 i c t e n die een menschenleven volledig omkeeren ofvernietigen, en die in den toeschouwer ook de diepste engrootst menscheli j ke gevoelens beroeren : medelijden, ont-zetting, bewondering.

Page 126: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

116

Blijft de tragedie in haar wezen dezelfde in alle dramatischekunst, toch zal ze in haar gedachteninhoud en haar uiterlijkenvorm v e r s c h i 11 e n naargelang de levensbeschouwing en dekunstopvattingen van de dichters en van hun tijd verschillendzijn.

Dit zien we o. a. in de Grieksche tragedie, in de klassieke:Fransche tragedie en de klassieke Vondeliaansche tragedie.

359. De Grieksche tragedie.

In Griekenland is de tragedie ontstaan uit de godsdienstigeplechtigheden ter eere van Dionysos of Bacchus : liederen metverhalende gedeelten, waaruit geleidelijk dialoog en dramatischeactie zich hebben ontwikkeld.

Op dien oorsprong wijst nog de naam « tragedie. », die in hetGrieksch letterlijk beteekent « bokkengezang » : de koristen diede dithyrambe zongen ter eere van Dionysos, gingen met hokken-vellen gekleed.

Dit ontstaan van de Griekache tragedie uit een gods-dienstige en nationale plechtigheid, verklaart ook de eigenkenmerken er van, nl. :

Haar onderwerp : de lotgevallen van m y t h o l o g i s c h epersonen of n a t i o n a l e h e l d e n, die steeds zijn (tenminste bij Aischulos en Sophocles) uitzonderlijke menschen-typen, verwikkeld in ongewone avonturen en dieten onder gaan in verpletterende katastrofen.

Haar vorm : die z a n g en d a n s insluit, uitgevoerd dooreen k o o r, overblijfsel van de vroegere religieuze plechtig-heid. Ook de e e n v o u d, soberheid, eenheid van de con-structie en de uitdrukking, daar het Grieksche drama, alsnationale plechtigheid, zich richtte tot het volk, de gemeen

-schap.Haar voorstelling : die was een o p e n l u c h t-s p e l voor

een groote menigte; wat het gebruik verklaart o. a. van hetm a s k e r, ter onmiddellijke en klare typeering van dentragischen persoon en ter stemversterking; en van dec o t h u r n e, om de gestalte van het personage aan te passenhij de groote ruimte en ook bij het reusachtig karakter datuitgebeeld moest worden.

Page 127: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

117

De Grieksche ragedie bereikte een hooge en blijvendekunstwaarde in de drama's van haar drie voornaamstedichters : AlscHULOS, SOPHOCLES en EURIPIDES.

360. De klassieke Fransche tragedie.

De klassieke Fransche tragedie is ontstaan uit de n a v o l g i n gder Grieksche tragedie --- gevolg van de zg. « Renaissance » ofherleving van de kennis en de bewondering voor de antieke, voor-al de Grieksche kunst en kultuur.

Wat echter biij de Grieken in hun dramatische kunst natuurwas of noodzakelijke aanpassing aan de omstandigheden, werd bijde Fransche klassieken, gelijk bij meest alle Renaissance-dichters,tot een c o n v e n t i o n e e l e wetgeving. Zie de formuleeringvan die wetten in « L'a.rt poétique » van Boileau.

Kenmerken der klassieke Fransche tragedie zijn o. a. :De wet der drie eenheden : van h a n d e 1 i n g, van

p 1 a a t s (heel het dramatisch verloop op één en dezelfdeplaats) en van t i j d (heel het dramatisch gegeven moet inde werkelijkheid kunnen gebeuren in 24 uren).

Die streng vereischte eenheid van plaats en tijd, hoewel zesoms bevorderlijk was voor de noodzakelijke eenheid vanhandeling, was echter dikwijls zeer h i n d e r lij k, daar nietzelden in verhaal of beschrijving moest meegedeeld worden,wat veel beter en met sneer dramatische spanning vertoondkon worden in actie. Vooral komt dit uit in de drama's vanCorneille, die over minder technische vaardigheid beschiktedan Racine.

Met de wet der drie eenheden ging samen de verplichtingdat een drama steeds moest bestaan uit vijf bedrijven.

De overheersching van het psychologisch element. Hetdrama is hoofdzakelijk een spel van met elkaar tegenstrijdigedriften; de uiterlijke a c t i e is er g e r i n g.

Het algemeen-menschelijke in de karakterteekening, ditvooral bij Racine.

Het bestendig-plechtige en verhevene in toon en trant vanden dialoog, steeds in v e r s v o r m. Niet alleen de« helden » en « heldinnen » van het drama, maar ook alle

Page 128: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 118

ondergeschikte en bijkomstige personages spreken steedsin « verheven stijl ».

De klassieke 3Fransche tragedie gaf blijvende, algemeen-menschelijke kunst in de drama's van CORNEILLE en RACINE.

361. De klassieke Vondeliaansche tragedie.

Den INHOUD van zijn treurspelen ontleende Vondel meestal,aan den Bijbel, bv. « Lucifer », « Adam in Ballingschap »,c Noach », «Jozef in Dothan », « Samson » e. a. Soms ookaan de geschiedenis, bv. « Peter en Pauivels », « MariaStuart ».

De VORM van zijn treurspelen was de in zijn tijd over-heerschende vorm van het Renaissancedrama. Deze sloot in :de klassieke drie eenheden; de vijf bedrijven; de reizangenna ieder bedrijf; de bestendig-statige, verheven trant; hetal exand ri jnsehe vers.

Vondel schiep een onsterfelijk meesterwerk van drama-tische kunst in zijn tragedie « Lucifer ».

Over de waarde van Vondel's dramatisch werk over het algemeen,

zie de studie van C. Verschaeve « Vondel's drama tegenover het drama

over 't algemeen.

362. Moderne tragedies.

In onze literatuur van de laatste jaren vinden we enkeledrama's die in hun wezen, zoo niet tevens naar den vorm,

echte « tragedies » zijn in den grootschen, klassieken, zelfsGriekschen trant.

Bv. A. Rodenbach's « Gudrun »; de drama's van C. Ver-

schaeve; de « Paradijsvloek » van Laudy; « David » van

Peper.In de vreemde letterkunde bv. « Tête d'or » en « L'annonce

faite á Marie » van Paul Claudel en vroeger nog « Iphigenie

in Tauris » van Goethe.

2. De Comedie of het Blijspel.

383. Naar den inhoud is de comedie de tegenstelling van

de tragedie. De blij speldichter immers ziet in de gebeurtenis-

Page 129: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-- 119

sen, de toestanden en de karakters, liet v r o o lij k e, hethumoristische, het lachwekkende.

Gelijk in de tragedie, wordt feitelijk ook in de comedie(vooral in de diepergaande kunstwerken) hetzelfde algemeen- -

menscheli j ke uitgebeeld, maar b e s c h o u w d v a n e e na n d e r e z ij d e en onder een andere belichting.

Zoo zien we bv. het gierigaard-type tragisch voorgesteldin « De Vrek » van Delbeke, en komisch in « L'Avare » vanMolière.

De komedie zal echter doorgaans haar stof vinden in hetgewone leven en in.actueele toestanden.

364. Onder de comedies kunnen we onderscheiden

1. Het karakter-blijspel, waarin een komisch karakterwordt uitgebeeld. Dit is de hoogste kunstvorm der comedie.

B. v. « Warenar » van Hooft, « Le Misanthrope » vanMolière.

2. Het verwikkelings-blijspel, waarin het komische zitin het plezante gegeven, in verrassende verwikkelingen, inleuke situaties.

Vv. « The Comedy of Errors » van Shakespeare; e LesMenechntes » van Regnard; c De Wonderdokter » van Ballings.

3. Het zeden-blijspel, waarin het komische van de zedenvan een tijd of een stand of een menschengroep wordt uit

-gebeeld. Dikwijls wordt dit tot een satire van sociale toe-standen.

Vb. « De Vogels » van Aristophanes; « Spiegel der vader

-landsche Kooplieden » van Langen'dijk; « Les Femmes

savantes » van Molière.

4. De klucht ; waarin het komische overgaat tot hetk o m i e k e d. i. het dolgrappige, somtijds grove, zoodat dekarakterteekening wordt tot k a r i k a t u u r.

Vb. Molière « Le Médecin malgré lui »; Bredero « Klucht

van de Koe »; Paul de Mont « De Slag der zilveren Helmen ».

Page 130: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-120-

3.3. Gemengde dramatische genres.

365. Hieronder kan men rangschikken die dramatischestukken, waarin het tragische en het komische samengaan,en die door hun vorm merkelijk verschillen van wat menbeschouwt als het « klassieke » drama.

366. Het romantische drama.Hierdoor wordt gewoonlijk bedoeld tooneelwerk dat :10 naar zijn dramatischen INHOUD een tragedie is,

maar in zijn VORM sterk a f w ij k t van de « klassieke »tragedie, dat nl. geen eenheid van tijd of plaats, noch eenverplicht aantal bedrijven, noch den versvorm in acht neemt;

20 soms het komische met het tragische v e r m e n g t enhet gemeenzame met het verhevene;

3 0 meer uiterlijk-bewogen actie geeft, en over't algemeen grootere vrijheid laat aan het spel der f a n-tazie.

De meest bekende romantische drama's zijn : het Shakes-

peariaansche drama, waarin de karakteruitbeelding een tot nu toeongeëvenaard meesterschap bereikte; het Spaansche drama van de

Renaissance (Calderon en Lope de Vega) ; het Fransche romantische

drama (Victor Hugo).

OPM. De nabootsing van het Fransche romantischedrama, navolging vooral van zijn gebreken, bevolkte onsVlaamsche tooneel gedurende bijna de heele 19° eeuw met

de zg. « d r a k e n » of melodramatische tooneelstukken.

367. Het Mysteriespel.

Mysteriespelen zijn bv. Kerstspelen, Passiespelen, Paasch-spelen, H. Sacramentsspelen. -- Hierbij sluiten aan de zg.Mirakel- en Heiligenspelen; ook eenigszins de « Moraliteit »of het « Spel van Sinne » : een tooneelstuk met zedelijke,stichtelijke strekking, veeltijds in allegorischen vorm.

Het mysteriespel is ontstaan uit de godsdienstige plechtig-heden der Katholieke Kerk, doordat uit lit u r g i s c h e

z a n g e n geleidelijk dialoog en dramatische actie en voor-

Page 131: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

121

stelling zich hebben ontwikkeld gelijk bij de Griekengeschiedde (359).

Het mysteriespel was nagenoeg het eenig groot tooneel inde Middeleeuwen. Het verhief zich echter niet tot de kunst

-hoogte die het Grieksche gemeenschapsdrama bij de Griekenhad bereikt. Het bleef een kleurig, roerend, de verbeeldingboeiend en de zinnen betooverend kijkspel, soms met hon-derden rijk-gekostumeerde personages en dat dagen langduurde. Echt dramatischen diepgang en dramatische actieheeft het veeltijds niet. Aan den tekst werd weinig belanggehecht : die was slechts één element van het spel, gelijk

-waardig aan de andere, zooals decor en kostumeering.Toch kennen we in onze literatuur enkele prachtige Mid-

deleeuwsche mysteriespelen, zooals « Marieke van Nijme-gen », « Die VI16 bliscap van Maria ». Een « moraliteit » methooge kunstwaarde is « Elkerli jck ».

Een zeer bekend na-Mid-deleeuwsch mysteriespel is, « DeGeheimen der Mis » van Calderon, het schoonste der talrijkeSpaansche « Autos Sacramenta4es ».

Door onze moderne dramadichters is het mysteriespel weerherhaaldelijk beoefend geworden o: a. door H. Ghéon in zijn ookin 'Vlaanderen veel opgevoerde mirakelspelen, en door Paul deMont « 't Geding van Ons Heer »; H. Thans « Passiebloemen »;

M. de Ghelderode « Heeldekens uit het leven van St.-Francis-

cus » e. a.Een wereldberoemd mysteriespel is « Het Passiespel van

Oberammergau ».

368. Het Herdersspel.

Dit drama is een pastorale of arcadisch gedicht in tooneel-vorm (314) ; dikwijls conventioneel -en doorgaansweinig dramatisch.

Dit genre bereikte een zekeren bloei in den Renaissancetijdin Italië. In onze letterkunde werd het weinig beoefend.

Wel hebben we « Granida » van Hooft. « Leeuwen-dallers » van Vondel, dat dikwijls als een arcadisch tooneel-

spel wordt vernoemd, is veeleer een tragedie.

Page 132: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

122

$09. OPMERKINGEN.

1. Het muziekdrama of opera, waarin het dramatischelement volkomen ondergeschikt is aan het muzikale, be-hoort niet tot de eigenlijke literatuur. Ook is er de tekst -het « libretto gewoonlijk minderwaardig.

In de muziekdrama's van Richard Wagner echter bezit detekst zelfstandige kunstwaarde. Zie hierover de , studie vanG. Verschaeve over Wagner's « Parsifal ».

2. Het radiospel of luisterspel (Vgl. radio-rede : 251) iseen nieuwe tooneelvorm, waarin het auditieve elementgesproken woord, begeleidende geluiden het visuëeleelement vervangt en suggereert.

Daar dit genre nog in wording is en zijn vasten vorm nogniet heeft gevonden, kan er hier nog niet verder over ge-sproken worden.

Page 133: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

Arsis 263.

Articulatie 224.

Assonantie 57; 273.

Auditorium 187.

Avonturen-roman 322.

Avonturen-verhaal 138.

Buigingsuitgangen 46e.

Burgerlijke zaken 252.

C

WOORDREGISTER

De cijfers verwijzen naar de v o 1 g n u ni m e r s van het boek.

A

Aangevoelde beeldspraak 1

81. jAanhalingen 190.

Aanschouwelijkheid 47

vig.Aanspraak 180.

Aanspreking 68.

Academische rede 243, 248.

Accent-vers 262.

Acteurs 356.

Actie (in een rede) 225; (in

het drama) 124; 348.

Ad liominem (bewijs) 195.

Ademgroepjes 60; 97; 276.

Aeneide of Aeneis 294.

Afgebroken stijl 94, 95.

Afwending 68.

Afwisseling van woorden

35.

Akatalektisch vers 269.

Akten (drama) 354.

Alexandrijn 265; 269; 290;

292.

Alexandra jnsch vers 361.

Algemeen Beschaafd 18.

Allegorie 74.

Alliteratie 57; 273.

Allusie 66.

Anapestus 266.

Anapestisch metrum 266.

Anglicismen 21.

Antithese 66.

Apologetisch sermoen 231.

Apostrophe 68.

Arcadisch gedicht 314.

Archaïsmen 20.

Argumentatie 191.

B

Balie-welsprekendheid 232.

Ballade 307.

Banaliteit 13.

Barbarismen 21.

Beatri j s 308.

Bedrijven (drama) 354.

Beeldspraak 70 vlg.

Beginrijmen 274.

Beklemtoning 56.

Belangstelling opwekken

140.

Belichting (drama) 356.

Bepaaldheid 15; 49.

Beschrijving 121 vig. ; 190.

Besnoeiing 119.

Betoog 180.

Betoogende toespraken 189.

Bevestiging 217.

Bewijs 191.

Bewijsgronden 194.

^ Bewijsvoering 191, 192;

217.

Bijvoeging (teekenende) 50.

Binnen-rijmen 274.

Biographie romancée 319.

Blanke verzen 275.

Blijspel 363 vlg.

Bondigheid 40; 142.

Brief 145 vlg.

C zie ook K.

Caesuur 269.

Cantate 345.

Catechetische preek 230.

Catsiaansche dreun 269.

Causerie 248.

Chanson de Geste 295.

Chanson de Roland 295.

Chronologische orde 115.

Circulus vitiosus 198.

Civiele zaken 232.

Classieke rust 281.

Classicisme 281.

Cliché 13 vlg.

Climax 66.

Comedie 363.

Concessie 66.

Conclusie (v. e. redenee-

ring) 192.

Concreetheid 15; 49.

Conferentie 248.

Conflict In het drama 358.

Congoleesche fabel 311.

Crimineele zaken 232.

Cultuurpoëzie 289.

Cultuurlegende 308.

Cultuursprookje 310.

D

Dactylus 268.

Dactylisch metrum 268.

Page 134: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

124Daling 263.

Dalende versvoet 263, 267

vlg.

Decor 356.

Deductie 196.

Definitie 169; 189.

Deus ex machina 350.

Dialect 18.

Dialoog (drama) 353.

Dictie 224.

Didactische poëzie 336.

Didactische rede 247.

Dichter 254.

Dichterlijke stijl 3 vlg.

Dichterlijke vrijheden 271.

Dichtkunst 253 vlg.

Dichtsoorten 288 vlg.

Dierenepos 304.

Dilemma 193.

Directe pathetiek 202.

Distichon 268; 278.

Dithyrambe 339.

Diving Commedia 294.Dogmatisch sermoen 231.

Doode beeldspraak 82; 84.Dossier 233.

Drama 346 vlg.

Dramatiek 288; 356 vig.

Dramatische actie 348 vlg.

Dramatisch « conflict D

347.

Dramatisch gegeven 347.

Dramatische kunst 346.

Dramatisch verhaal 138.

Drie eenheden 360.

Drogreden 197.

Drukke verbinding 66.

Duidelijkheid 22 vlg.

Dynamisch vers 276, 287.

Dynamisch zinsaccent 224.

E

Echo-rijmen 274.

Edda's 305.

Eenheid 103.

Eigenaardige spreekwijzen

39.

Elegie 340.

Ellips 66.

Enjambement 270.

Enthymeem 193.

Epiek 288; 290 vlg.

Epigram 353.

Epitheton 50.

Epopee 291 vlg.

Epos 291 vlg.

Essay 176 vlg.

Ethische factor 255.

Euphemisme 67; 78.

Ex absurdo (bewijs) 196.

Exclamatie 68.

Exordium 203; 209, 211,

212.

Expositie (drama) 355.

Expressionisme 287.

Expressionisten 273, 276.

Exsecratie 68.

F

Fabel 311; (drama) 347.

Feestrede 244.

Felicitatiën 157.

Fictieve brief 165.

Fictief verhaal 138.

Figuren. Zie Beeldspraak

en Sti jifiguren.

Figuurlijke taal 70 vlg.

Film 346,

L

Gallicismen 21.

Gebarenspel 225.

Gebonden stijl 4; 279.

Gebroken rijm 274.

Gedachtenlyriek 336.

Gedenkrede 244.

Geestelijke voordracht 231.

Geestige gezegden 39.

Gekruist rijm 274.

Gelegenheidsbrieven 151;

153.

Gelegenheidsrede 241, 242.

Gelegenheidssermoen 231.

Geloofslyriek 333.

Gemeenplaats 13.

Gemeenzame brieven 164.

Gemengd metrum 272.

Gepaarde uitdrukkingen 36.

Gepaard rijm 274.

Gepastheid 31 vlg.; 105..

Gerechtelijke rede 232.

Germanismen 21.

Gerusalemme liberate 298.

Geschiedzang 336.

Geschreven welsprekend-

heid 249.

Gesproken verhandeling

249.

Gevoelsrhythme 62.

Gevoelswaarde 28.

Gewijde lijkrede 231.

Gewijde Panegyriek 231.Gewijde rede 227.

Gewone taal 31.Gezagsargument 195.

Godsdienstige epopee 299

vlg.

Gradatie 66.

Grafschrift 343.

Grieksche tragedie 359.

Gudrun 296.

H

Heffing 263,

Hekeldicht 342.

Heldenlied 306.

Henriade 242.

Herdersdicht 314.

Herdersspel 368.

Herhaling 35 vlg.; 66.

Hexameter 268; 278.

Historische beschrijving

123.

Historisch verhaal 138.

Page 135: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

125

Historische roman 317.

« HHollandsche Natie » (De)

303.

Homerisch epos 292.

Homilie 180; 230.

Hoofdgedeelte 101 vgl.

Humor 39.

Humoreske 325.

Hymne 338.

Hyperbool 76.

Hyperkatalektisch vers 269.

Idylle 313.

Ideëele lyriek 336.

Ignorantia elenchi 198.

Iliade, Ilias 293.

Impressionisme 286.

Improvisatie 183; 208.

Inaugurale rede 243.

Indirecte pathetiek 204.

Inductie 196.

Inhoud 2; 10.

Inkleeding of uitdrukking

106; 118 vlg. ; 133 vlg. ;

144; 173.

Inleiding 101 vlg.

Insinueerend exordium 212.

Intree-rede 243.

Intrige (drama) 355.

Inversie 66.

Ironie 66.

J

Jambus 265.

Jambisch metrum 265.

Juistheid 25 vlg.

Juridische kennis 233.

Jury 234.

K

Kanselrede 227, 228.

Karakter-blijspel 364.

Karakteristiek 51.

Karakterschets 123.

Katalektisch vers 269.

Katastrophe (drama) 355.

Kettingrijm 274.

Keurigheid 25 vlg.

Klank 53 vlg.

Klankexpressie 58.

Klanknabootsing 58.

Klassieke Fransche trage-

die 360.

Klinkdicht 278.

Klucht 364.

Knittelverzen 270.

Komisch of humoristisch

verhaal 138.

Korte aanspraken 246.

Kostumeering 356.

Kracht 34.

Kringredeneering 198.

Kunst 252.

L

Latius hos 198.

Leden (periode) 97.

Leesdrama 346.

Legende 308.

Letterkundige stijl 3 vlg.

Leven 34; 144.

Lied 340.

Lief de-lyriek 334.

Litteraire of dichterlijke

beschrijving 122.

Litotes 77.

Lijdenspreek 231.

Lijfstraffelijke zaken 232.

Lijkklacht 340.

Lijk- of Grafrede 245; -

gewijde - 231.

Lijkzang 340.

Locale orde 115.

Logische orde 115.

Lofrede 245.

Luimige rede 250.

Luisterspel 369.

Lyriek 288; 326 vlg.

Lyrische sprong 328.

M

Maat 53 vlg.; 261.

Major 192.

Menschdom Verlost (Het)

303.

Messias (De) 301.

Metaphoor 73.

Metonymie 79 vig.

Metrisch rhythme 261.

Metrisch vers 269 vlg.

Metrum 261.

Militaire rede 239.

Mimiek 225.

Minor 192.

Minnedicht 334.

Ministerieele verklaring

236.

Mirakel-spel 367.

Missie-sermoen 231.

Moderne epopee 302.

Moderne tragedie 362.

Monoloog 353.

Moraal-sermoen 231.

Moraliteit 367.

Muziek-drama 369.

Muziek In het drama 356.

Mythe 305.

Mythologie 282; 305.

Mysterie-preek 231.

Mysteriespel 367.

N

Naamfeestbrief 156.

Nabootsend rhythme 61.

Nationale epopee 293 vlg.

Naturalisme 285.

Natuurbeschrijving 123.

Natuurlijkheid 31 vlg.

Natuur-lyriek 332.

Neologisme 20.

Page 136: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-126-

Nibelungenlied 296.

Nieuwe beeldspraak 82 vlg.

Nieuwe-Gidsers 286.

Nieuwjaarsbrieven 156.

Novelle 324.

0

Obsecratie 68.

Octaaf 278.

Ode 337.

Odyssee 293.

Omarmend rijm 274.

Omschrijving 67; 80.

Omstandigheden 190.

Omzetting 66.

Ondergang der eerste wae-

reid (de) 303.

Onderrichten 182; 189.

Onderrichting 230.

Ongebonden stijl 4; 279.

Ongepaard rijm 274.

Ongewone taal 31.

Onpersoonlijkheid 13.

Ontleding en opsomming

110 vlg.; 169; 190.

Onvoltallig vers 269.

Oorspronkelijkheid 12.

Opera 369.

Oprechtheid 9 vlg.

Opstellen 100 vlg.

Optatie 68.

Orlando Furioso 297.

Os Lusiados 292.

Oratorisch verhaal 138;

216.

Oratorische voorzorgen 223.

Oratorische vraag 66.

Oratorische welvoeglijk-

heid 223.

Oratorium 344.

Orde 104.

Overdrachtelijke taal 70

vlg.

Overeenkomst-tropen 71,

73.

Overgang 117; 209.

Overreden 182; 200.

Oversprong 270.

Overtallig vers 269.

Overtuigen 182.

P

Panegyriek (gewijde) 2

Pantomime 346.

Paradise Lost 300.

Paradox 66.

Parabel 312.

Paralogisme 197.

Parlementaire rede 236.

Parodie 342.

Partij-rede 277.

Passie-sermoen 231.

Pastorale 314.

Pathetiek 200 vlg.; 221.

Pathetisch exordium 212.

Pathetische taal 202.

Pathos 200 vlg.

Pauzeering 56; 224.

Pentameter 268, 278.

Peripetie (drama) 355.

Periode 93 vlg.

Periphrase 80.

Peroratie 202; 209; 2 20,

221.

Personificatie 75.

Persoonlijkheid 12.

Persoonsverbeelding 68.

Petitio principii 198.

Plaatselijke orde 115.

Plastiek 47 vlg.

Plechtigheidsrede 244.

Pleidooi 234.

Pleitrede 234.

Poësie 253 vlg.

Politieke rede 235.

Portret 123.

Praemisse 193.

Praeteritie 66.

Proclamatie 240.

Problemen-roman 320.

Pronkrede 250.

Prosodie 262.

Prosopopee 68.

Proza 3; 279.

Pseudo-classicisme 282.

Psychologische roman 321.

Puntdicht 343.

Puristen 19.

Radio-rede 251.

Radio-spel 369.

Realisme 284; 351.

Rectorale rede 243.

Rede 180 vlg.

Redekunde 184.

Redenaar 183.

Rederijkers 274.

Redevoering 180 vlg.

Referein-strofen 278.

Refrein 278.

Reizang 361.

Religieuze lyriek 333.

Reticentie 66.

Rhetoriek, rhetorica 184;

226; 282.

Rhetorische stijl 226.

Rhetorische vraag 66.

Rhythme 54 vlg.; 260.

Rhythmische volmaaktheid

98.

lijm 57; 273 vlg.

Rijmende woorden 36.

Rijm-verbinding 274.

Roman 315 vlg.

Romance 307.

Romantiek 283.

Romantisch drama 350;

366.

31.Q

Quantiteit 56.

Quantiteit-vers 262.

Quatrain 278.

R

Page 137: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

127

Romantisme 283.

Rouwbeklag 158.

S

Sage 306.

Samenvoeging 117.

Satire 342.

Scherp waarnemen 126.

Schikking 106 vlg. ; 113

vig. ; 131 vlg.; 139 vlg.;

172.

Schilderend, schilderach-

tig 47.

School (in de poëzie) 280

vlg.

Schorsing 66.

Sextet 278.

Shakespeariaansch drama

366.

Shakespeariaansch sonnet

278.

Silben-tellend vers 262.

Slepend vers 263.

Slot 101 vgl.

Sluitrede 192.

Smeekbede 68.

Sneldicht 343.

Sociale lyriek 335.

Sociale roman 323.

Sonnet 278.

Sophisme 197, 198.

Sorites 193.

Spaansch drama 366.

Spanning (protasis) 97.

Spel van sinne 367.

Spondeus 268.

Spreekkoor 345.

Spreekmaten 60; 97.

Spreekwoorden 39.

Sprookje 309.

Staand vers 263.

Staatkundige welsprekend-heid 235.

Stafrijm 57; 273.

Stanze 278.

Standpunt (in een opstel)128.

Stellen 100 vig.

Stemrust 269.

Stijgende versvoeten 263,

265 vlg.

Stijging (gradatie) 66.

Stijl 1 vlg.

Stijlfiguren 64 vlg.Strekkingsroman 320.

Strofe 277 vlg.

Suspensie 66.

Syllogisme 192.

Symmetrie 66.

Synoniemen 36; 46. -

Synonymie 66.

Synonieme voorstelling 190.

Syntethisch beeld 287.

Synthetische stijl 96.

T

Taal-rhythme in de poëzie

260.

Taalschoonheid in de poë-

zie 259.

Teekenende bi jvoeglng 50.

Tegenstelling 66.

Tempo 56.

Tendenz 256.

Terzine 278.

Thema (rede) 186.

Thesis (daling) 263.

Tijdsorde 115.

Tegenstelling 66; 190.

Toast 246.

Toegeving 66.

Toespraak 180.

Toespeling 66.

Topica 189.

Tooneel (drama) 354.

Tooneelspel 356.

Tragedie 358 vlg.

Trochaeus 267.

Trochaeïsch metrum 267.

Troonrede 180; 236.

Troop 70 vlg.

U

Uitdrukking. Zie Inklee-

ding.

Uitroep 68.

V

Van den Vos Reynaerde

304.

Verbandstropen 79.

Verbindende stijl 96.

Verbleekte (verlamde)

beeldspraak 82 vlg.

Vereenzelvigingsroman 321.

Vergelijking 39; 52; 66;

190.

Vergelijkingstroop 72.

Verhaal 136 vlg.

Verhandeling 167 vlg.

Verkleining 67; 77.

Vers 3; 169 vlg.

Verslag 236.

Verstandelijke beeldspraak81.

Versvoet 60; 263 vlg.Vertelling 325.

Verwantschapsgedicht 334.

Verwensching 68.

Verwikk.lings-blijspel 364.

Verzamelen van inhoud

108; (rede) 187.

Verzwijging 66.

Vicieuze cirkel 198.

Viering (apodosis) 97.

Vierling 278.

Vinding 106 vlg.; 139 vlg.;

168 vlg.

Vloeiendheid 42 vlg.

Voet 60; 263.

Volgorde 115 vlg.

Volkslegende 308.

Volkspoëzie 289; 341.

Page 138: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

-128--

Volksrede 237.

Volrijm 57; 273.

Volta 278.

Voltallig vers 269.

Vondeliaansche tragedie

361.

Volzin 89 vlg.

Voorbeeld 190.

Voorbijgang 66.

Voordracht, het Voordra-

gen 183; 224, 225.

Voordracht (geestelijke)231.

Voorstelling (drama) 356

vlg.

Vorm 2; 11.

Vormschoonheid 258 vlg.

Vreemde woorden 19.

Vriendschapsgedicht 334.

Vrij vers 276.

W

Waarheid 9 vlg.; 141.

Weerlegging 199; 218.

Weglating 66.

Welbespraakt 181.

Welluidendheid 42 vlg.

Welsprekendheid 181.

Weasels 68.

Wet der drie eenheden 360.

Woordschikking 22; 37.

a

Zakelijke stijl 3 vlg.

Zakelijke beschrijving 122;

174.

Zakelijk verhaal 137; 175.

Zakenbrieven 151, 152.

Zangtoon 224.

Zedelijkheid 257.

Zedenbeschrijving 123.

Zeden-blijspel 364.

Zedenpreek 231.

Zedenroman 323.

Zelfverbetering 66.

Zinnelijke beeldspraak 81.

Zinschikking 23.

Zinsmodulatie 224.

Zuiver rijm 57.

Zuiverheid 17.

Page 139: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd
Page 140: TJL PTL DHTNT - Digital Library for Dutch Literature · n rd n tprn ptl f n ptl n dn vr vn n tpr : n ptl d. . n nhnnd tnzttn (nr 00, nt n prtn vr l ndrrpn. tprn ptl : ht dl vn d rd

NEDERLANDSCHE SCHOOLBOEKEN

uitgegeven onder de leiding van

Dr P. Ed. FRAUSSENMinderbroeder, Leeraar aan het St-Antonius-College te Lokeren.

Kleine Nederlandsche Spraakkunst voor Uitgebreid LagerOnderwijs, door P. ARD. OPBROUCK. 4e druk, 1934 . 5 fr.

Oefeningen bij de Kleine Nederl. Spraakk. door P. ARD.OPBROUCK. 40 druk, 1934 . 4 fr.

Beknopte Nederlandsche Spraakkunst voor aanvankelijkMiddelbaar Onderwijs. 8e druk, 1935 . 10 fr.

Oefeningen bij de Beknopte Nederlandsche SpraakkunstI 68 druk. 1932 . . . . . 6 fr.

II 5 e druk. 1932 . . . . 8 fr.

It. -- Aanwijzingen voor den Leeraar. Kosteloos bij denschrijver, voor de leeraars wier leerlingen het werkgebruiken als schoolboek.

Uitgebreide Nederlandsche Spraakkunst voor de hoogereklassen van Middelbaar en Normaal Onderwijs.3e druk, 1924 . . . 12 fr.

Oefeningen bij de Uitgebreide Nederlandsche Spraakkunst.2 8 druk, 1923 . . . . 8 fr.

It. -- Aanwijzingen voor den Leeraar. Zooals boven.

Stijl en Taal. I 6 Boekje. Voor voortgezet Lager- en aan-vankelijk Middelbaar Onderwijs, door P. ARD. OP-BROUCK en P. ED. FRAUSSEN. 3 0 druk 1934. . . 8 fr.

It. Aanwijzingen voor den Leeraar. Zooals boven.

Stijl en Taal. II° Boekje. 2e druk, 1930 . . . 8 fr.

lt. Aanwijzingen voor den Leeraar. Zooals boven.

Stijl-Opstel-Dichtkunst 11934 . . . . 8 fr.