succesfactoren voor horizontale strategische allianties · succesfactoren voor horizontale...

80
Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur Alex Goudriaan Studentnummer 850483425 Datum presentatie 4 december 2012

Upload: others

Post on 04-Oct-2020

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

Succesfactoren voor horizontale strategische allianties

Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector

Auteur Alex Goudriaan Studentnummer 850483425 Datum presentatie 4 december 2012

Page 2: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur
Page 3: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

Success factors for horizontal strategic alliances

Field study within the Dutch non profit sector

Opleiding Open Universiteit, faculteiten Managementwetenschappen en Informatica Masteropleiding Business Process Management and IT Afstudeercommisie 1e begeleider dr. ir. H.H. Martin 2e begeleider prof. dr. R.J. Kusters Examinator prof. dr. R.J. Kusters Cursuscode B89317

Page 4: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur
Page 5: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

Voorwoord Dit afstudeerverslag is de voltooiing van de door mij gevolgde masteropleiding Business Process Management & IT aan de Open Universiteit. Deze opleiding laat heel concreet zien hoe problemen op het snijvlak van bedrijfsprocessen en IT-management aangepakt en opgelost kunnen worden. Een grote meerwaarde van deze opleiding voor mij is het verworven inzicht op het gebied van IT-management.

Een academische opleiding van meerdere jaren naast je dagelijks werk volgen geeft druk op je gezinsleven. De beoogde drie jaren zijn er uiteindelijk vijf geworden. Er zijn moeilijke perioden geweest, waar ik met de juiste steun doorheen gekomen ben. Ik wil graag van deze gelegenheid gebruikmaken om mijn vrouw, Noortje, te bedan-ken voor haar ondersteuning de afgelopen jaren. Tevens wil ik Ineke Heil en Rien Hamers van de Fontys Hogescholen bedanken voor hun tomeloze inzet en het er altijd voor de studenten zijn. Tijdens mijn afstudeeronderzoek heb ik goede hulp gehad van mijn afstudeerbegeleider, Harry Martin. Ook hem wil ik daarvoor bedanken. Theorie is één ding, maar het toetsen in de praktijk is zeker zo belangrijk en zonder een goede praktijkcasus niet mogelijk. Ik wil dan ook heel hartelijk de heren Ben van den Brand en Ronald Everaars van de Libra Zorggroep bedanken voor hun medewerking.

Anderen zijn nodig om een dergelijke studie succesvol af te ronden en ik ben blij, dat die anderen er voor mij waren.

Alex Goudriaan

Eindhoven, 16 november 2012

Page 6: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 1

Inhoudsopgave 1 Samenvatting...................................................................................................................................... 3 2 Inleiding ............................................................................................................................................... 5

2.1 Begrip alliantie .......................................................................................................................... 5 2.2 Probleemstelling ...................................................................................................................... 6 2.2.1 Hoofd- en deelvragen voorafgaande literatuurstudie .......................................... 6 2.2.2 Hoofd- en deelvragen voorafgaande praktijkonderzoek ..................................... 7 2.3 Organisatie empirisch onderzoek ..................................................................................... 8 2.4 Leeswijzer ................................................................................................................................... 8

3 Literatuurstudie naar bewezen generieke succesfactoren voor horizontale allianties ...................................................................................................................................................... 10

3.1 Beschrijving en verantwoording ..................................................................................... 10 3.2 Selectiecriteria bronnen ...................................................................................................... 10 3.3 Resultaten literatuurstudie ................................................................................................ 12 3.3.1 Levenscyclus van een alliantie ..................................................................................... 13 3.3.2 Vormen van een alliantie ................................................................................................ 16 3.3.3 Redenen voor een strategische alliantie .................................................................. 17 3.3.4 Problemen bij strategische allianties ........................................................................ 18 3.3.5 Indicatoren voor een succesvolle alliantie .............................................................. 19 3.3.6 Multi Criteria Decision Tool: Analytic Hierarchy Process (AHP) .................... 23 3.4 Conclusies literatuuronderzoek ....................................................................................... 23

4 Onderzoeksaanpak ........................................................................................................................ 26 4.1 Conceptueel onderzoeksontwerp ................................................................................... 26 4.2 Technisch onderzoeksontwerp ........................................................................................ 30 4.3 Ideale omstandigheden voor dit onderzoek ............................................................... 31 4.4 Beperkende omstandigheden voor dit onderzoek ................................................... 31 4.5 Methode tot nieuw ontwerp .............................................................................................. 32 4.6 Stappenplan praktijkonderzoek ...................................................................................... 32 4.7 Succescriteria methode AHP ............................................................................................. 33 4.8 De zwakten van de methode AHP ................................................................................... 33 4.9 Beperkingen onderzoek Naesens .................................................................................... 33 4.10 Criteria praktijkonderzoek ................................................................................................ 34 4.11 Beantwoorden deelvragen ................................................................................................. 34 4.12 Hulpmiddelen praktijkonderzoek ................................................................................... 35 4.13 Methode praktijkonderzoek .............................................................................................. 35

5 Onderzoeksresultaten .................................................................................................................. 37 5.1 Afwijkingen op het plan ...................................................................................................... 37 5.2 Consequenties voor het onderzoek ................................................................................ 38 5.3 Observaties en berekeningen ........................................................................................... 38 5.3.1 Succesfactoren Revalidatiecentrum Leijpark ......................................................... 39 5.3.2 Succesfactoren Revalidatiecentrum Blixembosch ................................................ 39 5.3.3 Succesfactoren gecombineerd ...................................................................................... 40 5.3.4 Prioriteit van de alternatieven ..................................................................................... 40 5.4 Resultaten praktijkonderzoek .......................................................................................... 41

Page 7: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 2

5.4.1 Analyse van observaties en berekeningen .............................................................. 41 5.4.2 Bespreking analyse met respondenten .................................................................... 43

6 Conclusies en aanbevelingen ..................................................................................................... 45 6.1 Conclusies ................................................................................................................................. 45 6.2 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ........................................................................ 48 6.3 Discussie .................................................................................................................................... 48

7 Procesreflectie ................................................................................................................................. 49 8 Figurenlijst ........................................................................................................................................ 50 9 Tabellenlijst ...................................................................................................................................... 51 10 Referenties .................................................................................................................................... 52 11 Bijlagen ........................................................................................................................................... 55

11.1 Matrixvorm: de 27 succesfactoren uit het literatuuronderzoek ......................... 55 11.2 Matrixvorm: de 70 elementen uit het onderzoek Kobe Naesens ........................ 56 11.3 Resultaten onderzoek Kobe Naesens (2008) ............................................................. 58 11.4 Vragenlijst praktijkonderzoek .......................................................................................... 61 11.4.1 Inleiding ................................................................................................................................ 61 11.4.2 Onderdeel 1 ......................................................................................................................... 62 11.4.3 Onderdeel 2 ......................................................................................................................... 69 11.4.4 Succesfactoren .................................................................................................................... 72 11.5 Interview na analyse resultaten ....................................................................................... 73

Page 8: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 3

1 Samenvatting Binnen de wetenschappelijke literatuur zijn er veel onderzoeken gedaan naar wat er speelt bij succesvolle en niet-succesvolle samenwerkingsrelaties (allianties). Meer dan de helft van de allianties strandt voortijdig en het zou prettig zijn indien in een zo vroeg mogelijk stadium ontdekt kan worden wat voor kans van slagen een alliantie heeft. De probleemstelling van dit onderzoek is: “Veel bedrijven die een samenwer-king aangaan zijn daarin niet succesvol.” met als doelstelling: “Onderzoeken of het mogelijk is om een lijst samen te stellen van principes, richtlijnen en vragen die voor-afgaand aan een eventuele samenwerking behandeld wordt, waarna de partijen in-zicht hebben in de slagingskans van hun samenwerkingsverband.”.

Van alle allianties is 50 - 60% vroegtijdig afgebroken. Verder blijkt, dat 66% van de grensoverschrijdende allianties serieuze problemen hebben in de eerste twee jaar. Van elke tien allianties overleven er slechts twee de eerste vier jaar (Kelly, Schaan & Joncas, 2002). De opstartfase van een strategische alliantie is bepalend voor het ver-dere verloop van de samenwerking. In de wetenschappelijke literatuur worden suc-cesfactoren gezocht, die bepalend kunnen zijn voor het verloop van een alliantie.

Voorafgaande de literatuurstudie was de hoofdvraag: “Zijn er indicatoren die kunnen voorspellen of een alliantie succesvol zal zijn?”. De bijbehorende deelvragen waren: 1. Wat wordt er besproken in het beginstadium van het aangaan van een alliantie? 2. Welke motivatie heeft een bedrijf om een alliantie aan te gaan? 3. Welke voordelen zijn er te behalen met een alliantie? 4. Wat zijn mogelijke succesfactoren voor een alliantie?

Door succesvolle en niet-succesvolle allianties te onderzoeken zijn er 27 indicatoren ontdekt die als belangrijk gezien moeten worden voor een samenwerkingsrelatie. Er is een onderzoek van Hoffman & Schlosser (2001) dat een top-5 van succesfactoren heeft samengesteld en een onderzoek van Niederkofler (1991) met acht aandachts-punten voor een succesvolle alliantie. Beide zijn van toepassing op de opstartfase van een alliantie. Bedrijven die een alliantie aan willen gaan hebben met deze twee on-derzoeken geen goed houvast om te beslissen of ze wel of niet door moeten gaan en waar de knelpunten liggen. Er gaat namelijk geen voorspellende werking vanuit.

Door Naesens (2008) is er een onderzoek gedaan naar succesfactoren waarmee in een vroeg stadium inzicht verkregen kan worden op de kans van slagen van een sa-menwerkingsrelatie. Met behulp van een bepaalde methode zijn deze succesfactoren ondergebracht in een gesorteerde lijst. De methode om dit te bewerkstelligen lijkt geschikt, maar er is twijfel over de generieke toepasbaarheid van de succesfactoren. Deze zijn namelijk allemaal gevonden in het gebied van de Supply Chain Management en twaalf van de 58 zijn, voor casestudy’s in een andere branche, aangepast.

Vanwege deze twijfel, is de hoofdvraag van ons praktijkonderzoek als volgt: “Is de methode van Naesens te gebruiken met de door ons gevonden succesfactoren?”. De bijbehorende deelvragen zijn:

Page 9: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 4

1. Worden de mogelijke voorspellende succesfactoren voor een alliantie geaccep-teerd?

2. Wordt het proces uit dit onderzoek zinvol gevonden? 3. Wordt het resultaat van dit onderzoek bruikbaar geacht?

In ons praktijkonderzoek wordt een iteratie van het onderzoek van Naesens uitge-voerd met door ons gevonden, in de wetenschappelijke literatuur bewezen, generieke succesfactoren voor horizontale allianties. Deze 27 succesfactoren worden toegepast in een casestudy bij Nederlandse zorginstellingen. Voor de sortering wordt gebruikt gemaakt van de methode Analytic Hierarchy Process (AHP). Dat is de methode die Naesens ook in zijn onderzoek gebruikte. Hiermee worden alle succesfactoren paars-gewijs met elkaar vergeleken, wat het voor de respondenten erg makkelijk maakt om de favoriet van de twee te kiezen en daar een gewicht aan te hangen. Via een bereke-ning volgt er een gesorteerde lijst met voor elke succesfactor het bijbehorende ge-wicht. Hiermee is het voor de respondenten duidelijk welke succesfactoren voor hen belangrijk zijn en waar aandacht aan besteed moet worden voor een succesvolle sa-menwerkingsrelatie.

Het praktijkonderzoek heeft een gesorteerde lijst van succesfactoren opgeleverd, waarin de acht aandachtspunten uit het onderzoek van Niederkofler (1991) geza-menlijk ruim 39% gewicht hebben. Vijf factoren met een totaal gewicht van ruim 33% zitten bij de top-8. Hieruit kunnen we concluderen dat de gesorteerde lijst uit ons praktijkonderzoek een juist beeld laat zien van belangrijke succesfactoren.

Het praktijkonderzoek heeft aangetoond dat er in alle 27 succesfactoren vertrouwen is voor horizontale strategische allianties.

Vanuit bovenstaande conclusies mogen we concluderen dat de methode van Naesens met de succesfactoren uit dit onderzoek te gebruiken is.

De hoofdvraag voorafgaande de literatuurstudie, “Zijn er indicatoren die kunnen voorspellen of een alliantie succesvol zal zijn?”, is ten dele positief te beantwoorden. Er zijn succesfactoren die van invloed zijn op het slagen van een alliantie en deze zouden onder de aandacht moeten zijn van bedrijven die willen gaan samenwerken. De hoofdvraag insinueert dat een succesvolle alliantie voorspeld kan worden en dat is, zover we nu weten, niet het geval. We hebben wel een stap in de goede richting gemaakt door inzicht te verschaffen in de slagingskans van een alliantie en hebben gedeeltelijk aan de doelstelling van dit onderzoek voldaan. In de doelstelling staat ook of het mogelijk is om een lijst samen te stellen van principes, richtlijnen en vragen. Deze lijst moet dan gebruikt worden om inzicht te krijgen in de slagingskans van een samenwerking. Deze lijst hebben we niet gegenereerd. Of dit überhaupt meehelpt bij het inzichtelijk krijgen van de slagingskans van een samenwerking, lijkt ons onzeker. Wij menen met de gesorteerde lijst van succesfactoren een beter houvast te hebben ontwikkeld.

Page 10: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 5

2 Inleiding Binnen het themagebied ‘de dynamiek van procesperformance in samenwerkingsre-laties’ zijn er veel wetenschappelijke onderzoeken geweest en gaande. De meeste on-derzoeken gaan over samenwerkingsrelaties, die reeds tot stand zijn gekomen. Veel allianties slagen niet, wat natuurlijk jammer is. Veel oorzaken liggen daaraan ten grondslag. Het zou prettig zijn, indien zo vroeg mogelijk ontdekt wordt of een alliantie kans van slagen heeft en hoeveel die kans is. Dat geeft de kern van dit onderzoek: “Samenstellen van agendapunten, die de mogelijke alliantiepartners dienen te behandelen om in een vroeg stadium na te gaan hoeveel kans van slagen de al-liantie zal hebben.”. Dit is dus een onderzoek vóór het aangaan van een alliantie.

Tot 2001 is er geen onderzoek te vinden dat specifieke vragenlijsten heeft gemaakt en gebruikt om de succesfactoren van allianties te meten. Onderzoekers hebben een probleem om het succes van een alliantie te meten. Sommige onderzoeken overwe-gen de levensduur als richtlijn en andere de bijdrage aan de verbetering van de stra-tegische positie of het concurrentievermogen van de samenwerkende organisaties (Hoffman & Schlosser, 2001).

2.1 Begrip alliantie

Een alliantie staat synoniem voor samenwerkingsverband en daarvan is de betekenis als volgt:

‘overeenkomst tussen twee personen of instanties betreffende de onderlinge samenwer-king’ (Boon & Geeraerts, 2008).

Met betrekking tot organisaties wordt er gesproken over een strategische alliantie (strategic alliance) en de literatuur denkt verschillend over de juiste definitie ervan. Hieronder vier voorbeelden:

1. Een alliantie is een vrijwillig geïnitieerde coöperatieve overeenkomst, dat bestaat uit het delen van informatie of samen ontwikkelen en bijdragen van kapitaal, technologie of (bedrijfs)middelen (Gulati, 1995).

2. Een alliantie is een alternatieve hoedanigheid van een organisatie, onder beheer van ten minste twee partners (Jarillo, 1988, zoals geciteerd in Das & Teng, 2002).

3. Een alliantie is een vrijwillige coöperatieve overeenkomst tussen bedrijven om een gezamenlijk strategisch doel na te streven (Lorange, Roos, Brønn & Simcic, 1992, zoals geciteerd in Chung, Singh & Lee, 2000).

4. Een alliantie is een overeenkomst tussen twee of meer organisaties die een relatie aangaan, maar geen gezamenlijke eigenaar hebben (Barringer & Harrison, 2000, zoals geciteerd in Lowensberg, 2010).

Vanuit de optiek van dit onderzoek is de definitie van Jarillo de minst sterke. Het im-pliceert dat een alliantie vrijwel alles is, mits het onder beheer van ten minste twee

Page 11: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 6

partners is. De andere drie hebben elk één of meer sterke punten, waarbij Gulati de lading het beste dekt. De belangrijke punten per definitie zijn:

vrijwillig, samenwerking op het gebied van informatie delen of ontwikkelen en bijdragen van kapitaal, technologie of (bedrijfs)middelen;

ten minste twee partners; gezamenlijk strategisch doel; geen gezamenlijke eigenaar.

Hieruit wordt de volgende werkdefinitie gedefinieerd, welke binnen dit onderzoek gebruikt wordt:

Een alliantie is een vrijwillig geïnitieerde coöperatieve overeenkomst met een strate-gisch doel tussen twee of meer organisaties zonder gezamenlijke eigenaar, dat bestaat uit het delen van informatie of samen ontwikkelen en bijdragen van kapitaal, technolo-gie of (bedrijfs)middelen.

2.2 Probleemstelling

Van alle allianties is 50 - 60% vroegtijdig afgebroken. Verder blijkt, dat 66% van de grensoverschrijdende allianties serieuze problemen hebben in de eerste twee jaar. Van elke tien allianties overleven er slechts twee de eerste vier jaar (Kelly, Schaan & Joncas, 2002)

De probleemstelling van dit onderzoek is als volgt: “Veel bedrijven die een sa-menwerking aangaan zijn daarin niet succesvol.”.

Vanuit de kern van dit onderzoek wordt de doelstelling samengesteld en is als volgt: “Onderzoeken of het mogelijk is om een lijst samen te stellen van princi-pes, richtlijnen en vragen die voorafgaand aan een eventuele samenwerking behandeld wordt, waarna de partijen inzicht hebben in de slagingskans van hun samenwerkingsverband.”.

2.2.1 Hoofd- en deelvragen voorafgaande literatuurstudie

De opstartfase van een strategische alliantie is bepalend voor het verloop. In de litera-tuur worden indicatoren gezocht om daarmee het verloop van een alliantie te kunnen bepalen. Met name of de mate van succes gemeten kan worden.

Voorafgaande de literatuurstudie is de hoofdvraag: “Zijn er indicatoren die kunnen voorspellen of een alliantie succesvol zal zijn?”. De deelvragen zijn: 1. Wat wordt er besproken in het beginstadium van het aangaan van een alli-

antie? 2. Welke motivatie heeft een bedrijf om een alliantie aan te gaan? 3. Welke voordelen zijn er te behalen met een alliantie? 4. Wat zijn mogelijke succesfactoren voor een alliantie?

Page 12: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 7

In de literatuur is één onderzoek gevonden dat concreet resultaten heeft betreffende de keuze voor het aangaan van een samenwerking. Zie 3.4 Conclusies literatuuron-derzoek.

2.2.2 Hoofd- en deelvragen voorafgaande praktijkonderzoek

Vanuit de resultaten van ons eigen literatuuronderzoek hebben we het vermoeden dat de lijst van Naesens (2008) minder groot kan zijn. In zijn onderzoek is er een top-down benadering gedaan door met 300 elementen te beginnen en weg te strepen tot-dat er een lijst overblijft van 58 waaruit altijd de belangrijkste elementen voor elke situatie te filteren zijn. Veel elementen worden niet gebruikt om de strategische ge-lijkheid te bepalen, maar worden initieel wel meegenomen in de vragenlijsten, wat extra tijd kost voor de respondenten. Daarbij komen de elementen uit het gebied van de Supply Chain Management, wat de generieke toepasbaarheid ervan in twijfel trekt. Dit blijkt uit het feit dat voor de non-profit sector er twaalf elementen van die 58 zijn aangepast.

De methode van Naesens wordt in dit onderzoek gebruikt op eigen gevonden succes-factoren.

De hoofdvraag van dit onderzoek is als volgt: “Is de methode van Naesens te ge-bruiken met de door ons gevonden succesfactoren?”

Naesens heeft een onderzoek gedaan binnen het delen van magazijnen en is zo aan de elementen gekomen. Hij claimt generieke toepasbaarheid door de bemoedigende re-sultaten die hij ontving binnen vijf non-profit organisaties. Hiervoor heeft hij wel twaalf elementen aangepast. Vanuit ons eigen literatuuronderzoek hebben we 27 ge-valideerde generieke elementen gevonden. Zijn deze elementen voldoende om orga-nisaties te kunnen laten beslissen om wel of niet verder te gaan met het opzetten van een samenwerking? Met behulp van de methode Analytic Hierarchy Process (AHP) worden de elementen op volgorde van belangrijkheid gesorteerd, wat als houvast voor de samenwerking dient. Als de samenwerking tot stand gekomen is en een tijd draait, is dan aan te tonen dat de lijst heeft gewerkt? Wat zijn de succescriteria van de methode? Door een iteratie van de methode van Naesens te doen met de door ons gevonden succesfactoren, trachten wij aan te tonen dat de in de literatuur gevalideer-de generieke succesfactoren gebruikt kunnen worden in het onderzoek van Naesens en een bemoedigende uitslag geven.

De deelvragen van dit onderzoek zijn als volgt: 1. Worden de mogelijke voorspellende succesfactoren voor een alliantie

geaccepteerd? 2. Wordt het proces uit dit onderzoek zinvol gevonden? 3. Wordt het resultaat van dit onderzoek bruikbaar geacht?

Het verkennende praktijkonderzoek bestaat uit een casestudy waarin de methode van Naesens (2008) wordt gebruikt met de succesfactoren uit dit onderzoek op een

Page 13: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 8

bestaande horizontale samenwerking in de Nederlandse zorgsector. Als methode voor dit verkennende onderzoek wordt het traject van theorie-toepassing met de ontwerp onderzoekscyclus uit de bedrijfskundige methodologie (Engelen & Zwaan, 1994) gebruikt. Dit traject heeft duidelijke richtlijnen voor het komen tot een nieuw ontwerp. Verdere en gedetailleerde informatie is beschreven in paragraaf 4.1 Concep-tueel onderzoeksontwerp.

2.3 Organisatie empirisch onderzoek

Het praktijkonderzoek is verricht bij onderstaande bedrijven. Daarachter staat de contactpersoon, die meegewerkt heeft aan dit onderzoek.

Revalidatiecentrum Blixembosch te Eindhoven (de heer B. van den Brand) Revalidatiecentrum Leijpark te Tilburg (de heer R. Everaars)

In dit document wordt geschreven over Blixembosch en Leijpark. In geen geval zijn de meningen, bevindingen, opmerkingen en overige zaken te herleiden naar deze or-ganisaties. Overal waar Blixembosch staat, wordt de heer B. van den Brand bedoeld en voor Leijpark, de heer R. Everaars. Zij hebben uit naam van zichzelf meegewerkt aan dit onderzoek en derhalve is alle informatie alleen te herleiden naar deze twee personen.

Beide organisaties vallen onder de Libra Zorggroep. De Libra Zorggroep bestaat ver-der uit Audiologisch Centrum Brabant en Gemini zorg en dienstverlening. Deze instel-lingen bieden specialistische diagnostiek, behandeling en begeleiding aan kinderen, jongeren en volwassenen met een lichamelijke, cognitieve en/of auditieve beperking.

Het belangrijkste doel van de Libra Zorggroep is om een naadloos aaneengesloten zorgcircuit te bieden aan mensen met een lichamelijke beperking en om die zorg ver-volgens ook te kunnen garanderen. Als groep kunnen de verschillende instellingen de continuïteit op langere termijn beter waarborgen en dat is in het belang van de cliënt.

De Libra Zorggroep verbindt organisaties die zich gezamenlijk richten op mensen die leven met een beperking en die op zoek zijn naar een nieuwe balans in hun leven. De Libra Zorggroep brengt balans en evenwicht in een breed aanbod aan dienstverlening voor deze mensen.

Revalidatiecentrum Blixembosch en revalidatiecentrum Leijpark hebben in 2006 hun krachten gebundeld onder de vlag van Libra Zorggroep.

2.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk (3) beschrijft de literatuurstudie waarin gezocht wordt naar succesfactoren voor allianties. Met name de succesfactoren die belangrijk zijn voor het aangaan van een alliantie. Er is veel onderzoek verricht naar bestaande allianties en er zijn veel oorzaken bekend over het slagen en falen daarvan. Uit de literatuur komt slechts één onderzoek naar voren, waarin met behulp van succesfactoren in het

Page 14: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 9

voortraject van een alliantie de kans van slagen bepaald kan worden. Dat onderzoek wordt als basis gebruikt voor het testen van de gevonden succesfactoren in dit litera-tuuronderzoek.

Het hoofdstuk daarna (4) beschrijft hoe het praktijkonderzoek is aangepakt. Er is medewerking geweest van twee revalidatiecentra in Nederland. Zij zijn in 2006 een samenwerking aangegaan. Het praktijkonderzoek bevat een casestudy waarin de technieken van interview en vragenlijst gebruikt worden. De 27 gevonden generieke succesfactoren uit dit onderzoek zijn aan de respondenten voorgelegd.

Het hoofdstuk met onderzoeksresultaten (5) beschrijft de bevindingen van het prak-tijkonderzoek. Er zijn verrassende conclusies getrokken. De resultaten bekrachtigen enkele conclusies uit vorig wetenschappelijk onderzoek.

In hoofdstuk 6 worden de algemene conclusies van dit onderzoek beschreven en aan-bevelingen voor vervolgonderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er een stap is gezet in de richting van een gesorteerde lijst met succesfactoren waarmee er een houvast is voor organisaties die een samenwerking aan willen gaan.

Aan het eind wordt de reflectie op dit onderzoek beschreven.

Page 15: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 10

3 Literatuurstudie naar bewezen generieke succes-factoren voor horizontale allianties

3.1 Beschrijving en verantwoording

Vanuit de literatuur wordt gezocht naar indicatoren die bepalend zijn voor het slechte verloop van een alliantie of zelfs laten beëindigen. Er wordt gezocht naar methoden om deze problemen tegen te gaan. Verder worden hypothesen, vraagstellingen en uitkomsten bestudeerd om zo nodig in dit onderzoek naar te refereren.

Via de Digital Library van de Open Universiteit zijn ongeveer 33 databases toeganke-lijk met wetenschappelijke artikelen. Via Google Scholar zijn veel artikelen ook te vinden, maar deze zijn dan niet volledig in te zien en/of te downloaden. Dat is vanaf de website van de Open Universiteit wel het geval. De zoekmachine Google Scholar staat ook in de lijst en deze is voornamelijk gebruikt, daar er veel resultaat mee be-haald is.

Om aan de doelstelling tegemoet te komen, ligt de kerntaak in dit onderzoek op het verzamelen van indicatoren welke van invloed zijn op het succes van een alliantie.

3.2 Selectiecriteria bronnen

Van de gevonden documenten wordt de samenvatting en eventueel de inleiding gele-zen om te bepalen of het document nuttig is voor dit onderzoek. De inhoud moet te maken hebben met het aangaan van allianties of belangrijke factoren voor het wel of niet slagen van de samenwerking.

Voor een goed overzicht zijn er labels gedefinieerd, die aan onderdelen in de teksten gehangen kunnen worden. Zo is naderhand snel na te gaan waar definities, methoden, modellen / tabellen / grafieken, problemen, redenen, uitkomsten en vragen staan. Tevens wordt een lijst gemaakt met nog te lezen boeken die uit de huidige documen-ten gehaald zijn. De zoekterm 'determining alliance formation' levert twaalf relevante artikelen op.

Tijdens het doornemen van de artikelen zijn er referenties nagetrokken, waarna het totaal aantal geraadpleegde artikelen uitkomt op 23. Daarnaast zijn via de begeleider van de Open Universiteit nog twee artikelen betrokken. Zie de tabel op de volgende bladzijde voor de analyse. De artikelen zijn gesorteerd op volgorde van wanneer ze gevonden zijn.

Page 16: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 11

Tabel 1 Lijst met gevonden wetenschappelijke artikelen

#ja

arau

teu

r(s)

bro

nzo

eks

yste

em

tre

fwo

ord

en

119

98St

uar

t, T

. E.

JSto

rJS

tor

form

atio

n o

f al

lian

ces

be

twe

en

org

aniz

atio

ns

220

02K

ell

y, M

. J.,

Sch

aan

, J.-

L., &

Jo

nca

s, H

.Se

an G

alla

ghe

r M

ahid

ol

Un

ive

rsit

y In

tern

atio

nal

Co

lle

ge

Go

ogl

e S

cho

lar

stra

tegi

c al

lian

ce s

tart

up

320

00C

aray

ann

is, E

. G.,

Kas

sici

eh

, S. K

., &

Rad

ose

vich

, R.

Scie

nce

Dir

ect

Go

ogl

e S

cho

lar

stra

tegi

c al

lian

ce s

tart

up

419

98Sk

ape

rdas

, S.

Spri

nge

rLin

kG

oo

gle

Sch

ola

rfo

rmat

ion

of

alli

ance

s

519

96Ei

sen

har

dt,

K. M

., &

Sch

oo

nh

ove

n, C

. B.

JSto

rG

oo

gle

Sch

ola

rd

ete

rmin

ing

alli

ance

fo

rmat

ion

619

95G

ula

ti, R

.JS

tor

Go

ogl

e S

cho

lar

de

term

inin

g al

lian

ce f

orm

atio

n

720

00C

hu

ng,

S.,

Sin

gh, H

., &

Le

e, K

.JS

tor

Go

ogl

e S

cho

lar

de

term

inin

g al

lian

ce f

orm

atio

n

819

93C

rave

ns,

D. W

., S

hip

p, S

. H.,

& C

rave

ns,

K. S

.In

form

awo

rld

Go

ogl

e S

cho

lar

de

term

inin

g al

lian

ce f

orm

atio

n

920

03N

iels

en

, B. B

.Sc

ien

ceD

ire

ctG

oo

gle

Sch

ola

rd

ete

rmin

ing

alli

ance

fo

rmat

ion

1020

01H

off

man

n, W

. H.,

& S

chlo

sse

r, R

.Sc

ien

ceD

ire

ctG

oo

gle

Sch

ola

rd

ete

rmin

ing

alli

ance

fo

rmat

ion

1120

02D

as, T

., &

Te

ng,

B.-

S.W

ile

y O

nli

ne

Lib

rary

Go

ogl

e S

cho

lar

de

term

inin

g al

lian

ce f

orm

atio

n

1220

07D

as, T

., &

Ku

mar

, R.

Eme

rald

Go

ogl

e S

cho

lar

de

term

inin

g al

lian

ce f

orm

atio

n

1320

05W

u, F

., &

Cav

usg

il, S

. T.

Scie

nce

Dir

ect

Go

ogl

e S

cho

lar

de

term

inin

g al

lian

ce f

orm

atio

n

1420

10Lo

we

nsb

erg

, D. A

.Em

era

ldG

oo

gle

Sch

ola

rd

ete

rmin

ing

alli

ance

fo

rmat

ion

1520

07K

um

ar, R

., &

Das

, T.

Wil

ey

On

lin

e L

ibra

ryG

oo

gle

Sch

ola

rd

ete

rmin

ing

alli

ance

fo

rmat

ion

1619

91N

ied

erk

ofl

er,

M.

Scie

nce

Dir

ect

Go

ogl

e S

cho

lar

de

term

inin

g al

lian

ce f

orm

atio

n

1719

89B

ory

s, B

., &

Je

mis

on

, D. B

.JS

tor

Go

ogl

e S

cho

lar

verw

ijzi

ng

uit

Cra

ven

s, D

. W.,

Sh

ipp

, S. H

., &

Cra

ven

s, K

. S. (

1993

) -

voo

rde

len

all

ian

tie

1819

87P

ow

ell

, W. W

.EB

SCO

Ho

stG

oo

gle

Sch

ola

rve

rwij

zin

g u

it C

rave

ns,

D. W

., S

hip

p, S

. H.,

& C

rave

ns,

K. S

. (19

93)

- vo

ord

ele

n a

llia

nti

e

1919

88Ja

rill

o, J

. C.

Stra

tegi

c M

anag

em

en

t Jo

urn

alG

oo

gle

Sch

ola

rve

rwij

zin

g u

it D

as, T

., &

Te

ng,

B.-

S. (

2002

) -

be

grip

all

ian

tie

2019

92Lo

ran

ge, P

., R

oo

s, J

., &

Brø

nn

, P. S

.Sc

ien

ceD

ire

ctG

oo

gle

Sch

ola

rve

rwij

zin

g u

it C

hu

ng,

Sin

gh, &

Le

e, 2

000)

- b

egr

ip a

llia

nti

e

2120

00B

arri

nge

r, B

. R.,

& H

arri

son

, J. S

.Jo

urn

al o

f M

anag

em

en

tG

oo

gle

Sch

ola

rve

rwij

zin

g u

it L

ow

en

sbe

rg, D

. A. (

2010

) -

be

grip

all

ian

tie

2219

89H

ame

l, G

., D

oz,

Y. L

., &

Pra

hal

ad, C

. K.

ste

rn.n

yu.e

du

Go

ogl

e S

cho

lar

verw

ijzi

ng

uit

Ch

un

g, S

ingh

, & L

ee

, 200

0) -

re

de

ne

n v

oo

r al

lian

tie

2319

88K

ogu

t, B

.JS

tor

Go

ogl

e S

cho

lar

verw

ijzi

ng

uit

Ch

un

g, S

ingh

, & L

ee

, 200

0) -

re

de

ne

n v

oo

r al

lian

tie

2420

06N

aese

ns,

K.,

Ge

lde

rs, L

., &

Pin

telo

n, L

.K

ath

oli

eke

Un

ive

rsit

eit

Le

uve

nvi

a b

ege

leid

er

OU

n.v

.t.

2520

08N

aese

ns,

K.

Kat

ho

lie

ke U

niv

ers

ite

it L

eu

ven

via

be

gele

ide

r O

Un

.v.t

.

Page 17: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 12

Van de eerste zestien gevonden artikelen zijn het gevonden aantal per jaar:

Tabel 2 Aantal gevonden artikelen per jaar (1 t/m 16)

1 1991

1 1993

1 1995

1 1996

2 1998

2 2000

1 2001

2 2002

1 2003

1 2005

2 2007

1 2010

De zeven artikelen waarnaar verwezen wordt, komen uit deze jaren:

Tabel 3 Aantal gevonden artikelen per jaar (17 t/m 23)

1 1987 2 1988 2 1989 1 1992 1 2000

De overgebleven twee artikelen komen van de afstudeerbegeleider en zijn uit 2006 en 2008. Deze artikelen worden als referentie gebruikt voor het praktijkonderzoek.

Het onderwerp succesfactoren voor strategische allianties is van langere tijd en speelt nog steeds. Dit blijkt uit het feit dat met regelmaat artikelen gepubliceerd worden.

3.3 Resultaten literatuurstudie

Vanuit de gevonden documenten zijn allerlei zaken gefilterd en als labels in catego-rieën opgedeeld. Gebruikte categorieën zijn:

Tabel 4 Gebruikte categorieën om zaken uit documenten te filteren

modellen, tabellen en grafieken om snel deze terug te kunnen vinden terminologie (veel) gebruikte termen met uitleg problemen tegen welke problemen allianties aanlopen methoden methoden van onderzoek worden beschreven uitkomsten conclusies, resultaten van onderzoeken hypotheses hypotheses die in onderzoeken gebruikt worden verwijzing ander onderzoek deze verwijzingen worden nagelopen en geverifieerd belangrijk nuttig om te weten, maar valt niet in andere categorieën vraag nuttige vragen die in onderzoeken gesteld worden definitie allerlei definities die met allianties te maken hebben redenen redenen voor het aangaan van een alliantie

De labels zijn nader onderzocht op overlappingen en belangrijkheid in het kader van dit onderzoek en zijn verwerkt in dit verslag.

Page 18: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 13

3.3.1 Levenscyclus van een alliantie

Een alliantie kan opgedeeld worden in meerdere fases. In de literatuur zijn twee ver-schillende indelingen gevonden. De onderzoekers Das & Teng (2002) hebben het over drie fases:

1. formation (vorming): de strategie wordt geformuleerd, partners geïdentificeerd, overeenkomsten on-derhandeld en de alliantie opgezet;

2. operation (uitvoering): hier wordt gestart met de alliantie en de overeenkomst geïmplementeerd;

3. outcome (gevolg): worden resultaten geëvalueerd en stabiliseert de alliantie of wordt opnieuw ge-start.

Waarbij outcome vier mogelijke gevolgen heeft:

1. stabilization (stabilisatie) 2. reformation (hervorming) 3. decline (negeren) 4. termination (afbreken)

De onderzoekers Hoffmann & Schlosser (2001) delen de levenscyclus van een allian-tie in vijf fases:

1. strategische analyse en besluit nemen om een samenwerking aan te gaan; 2. een samenwerkingspartner zoeken; 3. de overeenkomst ontwikkelen; 4. de overeenkomst implementeren en beheren; 5. de overeenkomst beëindigen.

De schema’s van beide onderzoeken worden in het schema op de volgende bladzijde weergegeven, waarbij een vergelijking is gemaakt van de verschillende fases:

Page 19: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 14

Tabel 5 Vergelijking van fases van de levenscyclus van een alliantie

Das & Teng (2002) Hoffman & Schlosser (2001)

1 (1) vorming

2 ~ strategie formuleren (1) strategische analyse

3 ~ partners identificeren (2) partner zoeken

4 ~ overeenkomst (3) overeenkomst ontwikkelen

5 ~ alliantie opzetten (4) overeenkomst implemente-ren

6 (2) uitvoering (4) overeenkomst beheren

7 (3) gevolg

8 ~ stabilisatie

9 ~ hervorming

10 ~ negeren

11 ~ afbreken (5) overeenkomst beëindigen

Hieruit volgt de aanname dat er een verschil van mening is over hoofdfases en sub fases. Dit onderzoek houdt zich bezig met indicatoren voor een succesvolle alliantie. Het behandelen van deze indicatoren zou in de stap waar een partner gezocht wordt, moeten worden behandeld. De eerste zes punten zijn elk belangrijk genoeg om een aparte fase te mogen zijn. Zodra de alliantie actief is (punt 6), volgt er een splitsing in vier mogelijkheden. Vanuit de schema’s van Das & Teng en Hoffman & Schlosser plus bovenstaande tabel is in de flowchart op de volgende bladzijde de levenscyclus van een alliantie ontwikkeld:

Page 20: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 15

Begin proces alliantie

strategische analyse

partners zoeken

plan ontwikkelen

plan implementeren

uitvoerenhervormen

negerenstabiliseren

afbreken

Einde proces alliantie

OPSTARTFASE

OPERATIONELE FASE

EINDFASE

Figuur 1 Flowchart van de levenscyclus van een alliantie

Page 21: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 16

Vier stappen worden tijdens de opstartfase van een alliantie behandeld:

1. strategische analyse, 2. partners zoeken, 3. plan ontwikkelen, 4. plan implementeren.

De operationele fase begint met ‘uitvoeren’ en gaat dan over in ‘stabiliseren’, ‘nege-ren’ of ‘afbreken’. Indien deze stappen niet genomen kunnen of willen worden, wordt aangenomen dat er hervormd moet worden en gaat de operationele fase via stap ‘hervormen’ terug naar de stap ‘plan ontwikkelen’.

Indien de alliantie standhoudt, wordt de operationele fase uiteindelijk gevolgd door de stap ‘afbreken’, waarmee de alliantie ophoudt te bestaan. Hiervoor wordt aange-nomen dat er drie mogelijkheden zijn waarin de operationele fase kan worden inge-deeld:

1. stabiliseren: de alliantie loopt goed, maar er vindt verder geen ontwikkeling plaats;

2. negeren: er zijn problemen, maar deze worden omwille van de alliantie gene-geerd;

3. uitvoeren: de alliantie blijft zich ontwikkelen en verbeteren.

3.3.2 Vormen van een alliantie

Twee veel gebruikte vormen van alliantie zijn strategic alliance en joint venture. Het grote verschil tussen deze twee vormen is dat bij de eerste de bedrijven zelfstandig blijven opereren en bij de tweede een nieuw bedrijf wordt gesticht (D.W. Cravens, Shipp & K.S. Cravens, 1993). In onderstaand figuur is dat weergegeven:

Figuur 2 Verschil tussen strategic alliance en joint venture

Page 22: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 17

Zoals te zien, is er naast een horizontale alliantie ook een verticale. Dit is een over-eenkomst tussen klanten en leveranciers waarbij ze gezamenlijk één of meer strategi-sche doelen nastreven.

Strategische allianties, samen met aankopen (acquisitions), fusies (mergers) en ge-meenschappelijke ondernemingen (joint ventures) maken deel uit van een groter ge-heel van organisatorische relaties onder de noemer Hybrid Organizational Arrange-ments (HOAs) (Powell, 1987 en Borys & Jemison, 1989, zoals geciteerd in D.W. Cra-vens et al., 1993).

Vanuit Hybrid Organizational Arrangements worden er binnen strategische allianties vier sleuteldimensies onderscheiden:

1. Het is een actieve investering, dus de managers van beide partijen moeten actief actie ondernemen. Bij een passieve investering is het inkopen van aandelen vol-doende.

2. Het is een samenwerking tussen fabrikanten, dus het is een horizontale relatie. 3. Het is de bedoeling om een langdurige relatie aan te gaan en de samenwerking is

voor beide partijen strategisch belangrijk. 4. Beide partijen vullen elkaar zoveel mogelijk aan.

Ter afbakening gaat dit onderzoek verder in op strategische allianties binnen een ho-rizontale samenwerking en laten we acquisitions, mergers en joint ventures buiten beschouwing.

3.3.3 Redenen voor een strategische alliantie

Het traditionele theoretische antwoord om strategische allianties aan te gaan is de uitleg van ‘transaction cost’. Dit kijkt naar de karakteristieken van transacties, stati-sche efficiëntie en geroutineerde situaties, maar houdt geen rekening met strategi-sche - en sociale factoren.

In de literatuur zijn onderstaande redenen gevonden om strategische allianties aan te gaan:

Strategische behoeften (Eisenhardt & Schoonhoven, 1996) Bedrijven die kwetsbaar zijn vanwege de hoge concurrentiegraad of juist aan het pionieren zijn met technische strategieën.

Sociale mogelijkheden (Eisenhardt & Schoonhoven, 1996) Wanneer bedrijven in sterke sociale posities verkeren en geleid worden bij sterke en grote managementteams.

Meer gewicht in drukke markten (Eisenhardt & Schoonhoven, 1996 en Stuart, 1998) en/of een sterkere marktpositie (Porter & Fuller, 1986 (niet kunnen verifi-eren), zoals geciteerd in Chung et al., 2000). Door samen te gaan, word je groter en naar buiten toe meer zichtbaar met een ho-gere status (Stuart, 1998) om zo onderscheidend te zijn in een volle markt van le-veranciers. Dit trekt medewerkers, leveranciers en klanten aan.

Page 23: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 18

Extra bedrijfsmiddelen (Williamson, 1985 (niet kunnen verifiëren), zoals geci-teerd in Chung et al., 2000), extra kennis absorberen (Hamel, Doz & Prahalad, 1989 en Kogut, 1988, zoals geciteerd in Chung et al., 2000) of vergaren van kapi-taal (Carayannis, Kassicieh & Radosevich, 2000). Door samen te gaan kan er toe-gang verkregen worden tot bedrijfsmiddelen, kennis of kapitaal waarmee bepaal-de producten of diensten wel ontwikkeld en/of geleverd kunnen worden.

3.3.4 Problemen bij strategische allianties

Zodra de partners hun overeenkomst sluitend hebben en van start gaan, blijkt het combineren van vaardigheden en technologieën in de praktijk tegen te vallen. Dit, terwijl het vanuit theoretisch oogpunt juist makkelijk lijkt. De problemen spelen voornamelijk in complexe culturele of sociale systemen. Een klein aantal problemen heeft te maken met strategie (11,2%) en resultaat (4,7%). Problemen die tijdens het eerste jaar van de samenwerking ontstaan, zijn in 29% van de gevallen operationeel van aard (Kelly et al., 2002). Hieronder voorbeelden van zulke problemen:

elkaars producten niet goed genoeg begrijpen; supportkosten worden onderschat; onvoldoende formele en gedetailleerde specificaties; niet goed overbrengen van technologie; te weinig technische ondersteuning; niet goed afstemmen van kwaliteitssystemen en methoden; grote kwaliteitsproblemen; programmatuur sluit niet goed op elkaar aan; partner begrijpt de markt niet goed; budgetoverschrijding; planningswijzigingen; fouten opsporen in producten van partners; productontwikkeling kost teveel tijd; te weinig capaciteit over om andere klanten te helpen.

Bovenstaande voorbeelden van problemen hebben grotendeels te maken met te wei-nig voorbereiding. Als deze punten tijdens de opstartfase behandeld zijn, dan is er niet diep genoeg op ingegaan. Het lijkt op onderschatting van de samenwerking, waarbij veel zaken door beide partijen worden aangenomen wat leidt tot miscommu-nicatie. Kumar & Das (2007) geven aan dat een alliantie niet vanzelf gaat; de partners moeten eraan blijven werken.

In het eerste jaar zorgt miscommunicatie voor 50% van de relationele problemen en omvat het een kwart van alle problemen. Miscommunicatie kan komen door de fysie-ke afstand tussen de partners, persoonlijke conflicten en taalbarrières (Kelly et al., 2002). Cultuurverschillen zijn in 30% van de gevallen het probleem en zorgen in 21% van de gevallen voor daadwerkelijke terminatie van de alliantie (Wildeman & Erens, 1998 (niet kunnen verifiëren), zoals geciteerd in Kelly et al., 2002). Deze cultuur- en

Page 24: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 19

taalverschillen belemmeren de communicatie en staat een goede alliantie in de weg (Child & Faulkner, 1998 (niet kunnen verifiëren), zoals geciteerd in Kelly et al., 2002).

3.3.5 Indicatoren voor een succesvolle alliantie

Bij het aangaan van een samenwerking, stranden er veel vroegtijdig. In de literatuur zijn meerdere indicatoren gevonden die bepalend moeten zijn voor een succesvolle alliantie of juist zorgen voor het falen ervan. Partnerselectie heeft een belangrijke in-vloed op het slagen van een alliantie. Een belangrijke beslissingsvariabele is de repu-tatie van de potentiële partner (Das & Kumar, 2007). Volgens Nielsen (2003) wordt gezocht naar partners die overeenkomsten vertonen op het gebied van kennis en mo-gelijkheden, achtergrond van de organisatie en tijd. Dit valt onder stap 2 van de op-startfase van een alliantie. (zie 3.3.1 Levenscyclus van een alliantie)

In 70% van de gevallen van vervroegde terminatie betreft het problemen in de rela-tionele sfeer. De relationele sfeer is een sleutel voor succesvolle samenwerking. Het is belangrijk om tijdens de eerste periode van samenwerking elkaar goed te leren ken-nen (Kelly et al., 2002). Dit is voordat de operationele fase begint en zal tijdens de stappen 3 (plan ontwikkelen) en 4 (plan implementeren) plaatsvinden. (zie 3.3.1 Le-venscyclus van een alliantie) Maar wat houdt dat ‘leren kennen’ nu eigenlijk in? Waar moet naar gekeken worden? Wat moet behandeld worden?

Tijdens het ontwikkelen van het plan (stap 3 uit de opstartfase) moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over de rolverdeling, hoe mogelijke conflicten opgelost gaan worden, de algehele coördinatie, het nemen van beslissingen (Cravens et al., 1993), welke gezamenlijke relaties ze hebben, welke derde partijen de partners el-kaar aanbevelen (Gulati, 1995), wat de verwachtingen zijn, welke voordelen behaald gaan worden (Carayannis et al., 2000), hoe de bedrijven elkaar aanvullen (Chung et al., 2000), hoe specifieke krachten gebundeld worden, hoe noodzakelijke bronnen toegankelijk gemaakt worden en hoe er gezorgd wordt voor een vlotte implementa-tie. Ook moet exact gedefinieerd worden wat de rechten en plichten zijn (Hoffmann & Schlosser, 2001). Binnen de rolverdeling is de relatie tussen sleutelfiguren van de partners erg belangrijk. Welke factoren daar een rol spelen voor het succes van een alliantie is niet onderzocht (Kelly et al., 2002). Opgemerkt kan worden dat verwach-tingen en voordelen belangrijker zijn dan geld en formaliteiten en zorgen voor een betere basis en langdurigere samenwerking. De basis van een samenwerking is geba-seerd op wederzijds vertrouwen (Carayannis et al., 2000).

Aandachtspunten tijdens de opstartfase waarmee succes behaald wordt (Nieder-kofler, 1991):

1. een gezamenlijke afspraak moet gebaseerd zijn op helder begrijpen van de bron-nen van elke partner;

2. tijdsdruk mag nooit de overhand krijgen in het onderhandelingsproces; 3. de hoeveelheid van werkelijke samenwerking mag nooit meer zijn dan nodig is

om de doelen te verwezenlijken;

Page 25: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 20

4. goed opgeleide ondernemende managers met relatievaardigheden moeten door het grotere bedrijf worden aangesteld als verbindingsofficieren;

5. het top management moet de acties van de verbindingsofficieren volledig onder-steunen;

6. het gezamenlijk management dat verantwoordelijk is voor het creëren van ver-trouwen en goodwill is de beste basis voor een heilzame samenwerking;

7. het gestaag opbouwen naar een intensere relatie zorgt voor kennis over elkaars interesses en manieren van uitvoeren;

8. flexibiliteit is de sleutel om voordelen uit een samenwerking te krijgen.

Bovengenoemd punt 7 komt terug in een gegeven succesfactor over organisatorische betrokkenheid, waarbij deze positief geassocieerd is tot het presteren van de alliantie en in de markt. Organisatorische betrokkenheid is de sleutel naar het tot elkaar bren-gen van gemeenschappelijke zakelijke en privé interesse, wat voor beide bedrijven meerwaarde creëert. De intentie om te leren versterkt organisatorische betrokken-heid (Wu & Cavusgil, 2005).

Vanuit het onderzoek van Hoffmann & Schlosser (2001) zijn vijf belangrijke indicato-ren voor een succesvolle alliantie gevonden. Deze zijn via een praktijkonderzoek uit 24 variabelen gefilterd. In dat onderzoek zijn allianties onderzocht die wel en niet succesvol zijn geweest. In de tabel hieronder is de top 5 weergegeven met daarbij in welke mate ze zijn opgemerkt door de twee bedrijfsgroepen.

Tabel 6 Top 5 van kritieke succesfactoren volgens Hoffman & Schlosser (2001)

De vertaling met uitleg is hieronder weergegeven:

1. Precies definiëren van rechten en plichten. Mogelijke conflicten moeten voorkomen zien te worden door precies de doelen en taken te definiëren.

Page 26: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 21

2. Bundelen van specifieke krachten. Delen of overbrengen van bronnen. Een alliantiepartner moet iets te bieden heb-ben. Meerwaarde. Individuele krachten bundelen.

3. Vaststellen benodigde bronnen. Als de beslissing om samen te werken is genomen, moet elke partner de benodig-de bronnen vrijgeven. Van tevoren moet afgesproken worden of de bronnen in ei-gendom van de partner blijven of gemeenschappelijk bezit worden.

4. Doelstellingen genereren uit de business strategie. Tijdens deze strategische analyse moet geëvalueerd worden hoe de alliantie de strategische positie van de partners kan verbeteren in deze speciale business.

5. Snelle implementatie en snelle resultaten. Zodra de overeenkomst tot stand gekomen is, zal een project of taak gestart moe-ten worden om de partners aan elkaar te laten wennen samenwerken. Als hier snelle en meetbare resultaten geboekt worden, zal dit een positief en sterk gevoel geven waardoor de verdere samenwerking meer kans van slagen heeft.

Hoffmann & Schlosser (2001) formuleren in hun conclusie de basis van een alliantie: “De basis van een alliantie wordt gevormd door de strategische beweegredenen, het bij elkaar passen van de partners en de gekozen samenstelling van de samenwer-king.”

In het onderzoek van Skaperdas (1998) wordt de Contest Succes Function (CSF) ge-bruikt om te meten of een alliantie succesvol zal zijn. Deze functie maakt gebruik van een variabele die de ‘strategic endownment’ (=strategische gave; meerwaarde van een partner) meet. Elke partner heeft in bepaalde mate meerwaarde ten opzichte van de ander.

Uit al deze resultaten is een complete lijst van 27 gevalideerde generiek toepasbare succesfactoren ontstaan. Bijlage 11.1 toont het overzicht van deze succesfactoren met bijbehorende uitleg en in welk wetenschappelijk artikel ze gevonden zijn. Op de vol-gende bladzijde het overzicht van alleen de succesfactoren:

Page 27: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 22

Tabel 7 De 27 gevonden succesfactoren

Relationele sfeer Rolverdeling Conflicten Algehele coördinatie Beslissingen Gezamenlijke relaties Derde partijen Verwachtingen Voordelen Elkaar aanvullen Krachten bundelen Bronnen Implementatie en resultaten Rechten en plichten

Relatie tussen sleutelfiguren Vertrouwen Benodigde bronnen Tijdsdruk Verwezenlijken doelen Verbindingsofficieren Ondersteuning top management Vertrouwen en goodwill Intensere relatie Flexibiliteit Organisatorische betrokkenheid Doelstellingen Meerwaarde

Voordat twee bedrijven strategisch accepteren om samen te werken, moeten zij eerst controleren of er onoverkomelijke zaken de samenwerking hinderen (Naesens, Gel-ders & Pintelon, 2006). Bedrijfskarakteristieken worden bijvoorbeeld bijeengebracht middels Multi Criteria Decision Making. In hun onderzoek wordt een kader gebruikt, wat uit drie niveaus bestaat. Zie hieronder:

1. Strategic Fit Huidige en gewenste situatie en mogelijkheden plus onoverkomelijke zaken wor-den onderzocht.

2. Strategic / Tactical Decisions Het formuleren van strategische en tactische beslissingen.

3. Operational Measurements De elementen van de operatie beschrijven.

Naesens et al. (2006) concentreert zich op het eerste niveau, Strategic Fit. Als Multi Criteria Decision tool is Analytic Hierarchy Process (AHP) gebruikt. AHP gebruikt paarsgewijze vergelijking voor gewicht en positie. In de volgende paragraaf meer uit-leg hierover. De prestatieattributen zijn hiërarchisch geclassificeerd om een de moge-lijkheid van samenwerking te ontdekken. Drie alternatieven spelen hierin een rol: geen samenwerking, informele samenwerking en formele samenwerking. Vanwege de onafhankelijkheid tussen de verschillende prestatieattributen wordt AHP toege-past. De voordelen van AHP zijn het vermogen om kwalitatieve - en kwantitatieve be-slissingsattributen vergelijkbaar en meetbaar te maken. Het model van Naesens (2008) bevat beide soorten beslissingsattributen en is mede de reden om AHP te ge-bruiken. Naesens heeft veel elementen verzameld waarop vergeleken wordt om een zo betrouwbaar mogelijk resultaat te krijgen.

Page 28: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 23

3.3.6 Multi Criteria Decision Tool: Analytic Hierarchy Process (AHP)

Door AHP te gebruiken wordt een beslissingsprobleem omgezet in een hiërarchische beslissingsstructuur met beslissingselementen. De belangrijkheid van elk element wordt met elk ander element in de groep paarsgewijs vergeleken. Met behulp van be-paalde rekenmethoden worden kwantitatieve waardes afgeleid van kwalitatieve ver-gelijkingen. AHP kan overweg met kwantitatieve - en kwalitatieve waardes. Door de paarsgewijze vergelijking hoeft de beslisser zich alleen maar te concentreren op twee waardes per keer om het gewicht (belangrijkheid ten opzichte van elkaar) te bepalen.

Om te kwantificeren wordt een schaal gebruikt, welke is voorgesteld door Saaty (1980) en hieronder is weergegeven:

Tabel 8 Schaal Saaty om te kwantificeren

De gekwantificeerde uitslagen op vergelijkingen per paar worden gerepresenteerd in een n-bij-n matrix. Om het gewicht van elk element te bepalen, wordt gebruik ge-maakt van eigenwaardes en eigenvectoren (Saaty, 1980).

Door gebruik te maken van AHP en Saaty's schaal, is het resultaat een op belangrijk-heid gesorteerde lijst van elementen en een slagingskanspercentage voor elk alterna-tief, weergegeven per element. Met het resultaat hebben (potentiële) partners inzicht in de sterke en zwakke gebieden betreffende hun samenwerking en kunnen daarop acteren.

3.4 Conclusies literatuuronderzoek

De hoofdvraag kan nog niet positief beantwoord worden. Er zijn allerlei indicatoren gevonden die te maken hebben met het succes of falen van een alliantie, maar of deze indicatoren van tevoren succes of falen kunnen voorspellen is nergens terug te vin-den. Wel zijn er aandachtspunten die belangrijk zijn voor een succesvolle strategische alliantie. Hoe dit te meten is en of gewichten aan verschillende punten gehangen kun-nen worden is niet bekend. Vooralsnog blijft de hoofdvraag open en zijn er nu geen indicatoren bekend waarmee de kans van slagen gemeten kan worden.

Page 29: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 24

Met betrekking tot horizontale strategische allianties is de partnerselectie belangrijk om overeenkomsten en aanvullingen te vinden op de gebieden van kennis, mogelijk-heden, achtergrond en tijd (Nielsen, 2003).

Uit meerdere onderzoeken komt naar voren dat veel problemen in allianties ontstaan in de relationele sfeer, wat in 70% van de gevallen zelfs zorgt voor een vervroegde terminatie (Kelly et al., 2002). Horizontale strategische allianties hebben betrekking op gelijksoortige bedrijven. Aangezien de relationele sfeer erg belangrijk is voor het slagen van een samenwerking, zouden de mensen in de top van de partnerbedrijven een goede verstandhouding moeten hebben. Wat zijn de overeenkomsten binnen ge-lijksoortige organisaties en kunnen dit indicatoren voor het voorspellen van succes zijn? Denk hierbij bijvoorbeeld aan bedrijfsfilosofie, visie, persoonlijke interesses binnen het management of omgang met leveranciers, personeel en klanten.

Een terugkerende indicator is het maken van concrete afspraken op allerlei gebied alvorens de alliantie operationeel te maken. Hier gaat het erom, om zoveel mogelijk punten waar conflicten uit kunnen ontstaan, te beschrijven en overeenkomen hoe deze zijn op te lossen. Hiervoor kunnen onder andere gevonden problemen gebruikt worden. Welke punten moeten beschreven worden en in welke mate kunnen zij een succesvolle alliantie voorspellen?

De basis van een samenwerking is gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Zoek moge-lijkheden om vertrouwen te winnen. Bijvoorbeeld door het verlenen van gunsten en geven van advies. Een tweewerking is hier erg belangrijk. Wat zijn concreet handelin-gen om vertrouwen te winnen, hoe kan dit gemeten worden en hoeveel vertrouwen voorspelt een succesvolle alliantie?

Van de deelvragen (zie 2.2.1) zijn enkele beantwoord. Er zijn genoeg redenen om be-drijven te motiveren een alliantie aan te gaan, waarmee deelvraag 2 positief is beant-woord. Voortkomend uit de motivatie komen de voordelen, waarmee deze twee deel-vragen elkaar aanvullen. De vierde deelvraag, of er succesfactoren zijn, komt voor een stuk overeen met wat eerder beschreven is als antwoord op de hoofdvraag en is hiermee positief beantwoord.

De belangrijkste deelvraag is de eerste en is niet te concretiseren. Er is veel literatuur over allerlei zaken die spelen tijdens de levensduur van allianties en hieruit komen aannames waaraan gedacht moet worden tijdens de opstartfase. Niet gevonden is waar nu werkelijk over gesproken wordt tijdens de opstartfase.

Page 30: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 25

In de literatuur zijn twee methoden gevonden die gebruikt worden om het succes van een alliantie trachten te bepalen.

1. Contest Success Function (CSF) - (Skaperdas, 1998) 2. Analytic Hierarchy Process (AHP) - (Saaty, 1980)

De eerste kijkt naar de strategische meerwaarde die partners ten opzichte van elkaar hebben en hangt daar gewichten aan. Dit wordt toegepast bij drie en meer partners en gaat uit van een competitief model dat buiten de scope van dit onderzoek ligt.

De tweede wordt gebruikt tijdens een onderzoek naar succesfactoren welke van be-lang zijn, voorafgaand een mogelijke samenwerking (Naesens, 2008). Dit is het enige gevonden onderzoek in de literatuur dat concreet resultaten heeft betreffende de keuze voor het aangaan van een samenwerking. Er zijn 58 elementen gevonden die daarvoor bepalend zijn. Met behulp van AHP worden deze elementen gesorteerd en is de volgorde van belangrijkheid van elk element bekend. Van deze elementen beweert Naesens dat er 46 generiek toepasbaar en de overige twaalf zijn afhankelijk van de branche in kwestie. Tot zover heeft Naesens bruikbaarheid van zijn model aange-toond voor het delen van magazijnen op het gebied van de Supply Chain Management en organisaties in de non-profit sector. Voor het delen van magazijnen zijn de 58 ele-menten gebruikt en uit onderzoek in een aantal non-profit organisaties is ontdekt dat twaalf elementen niet geschikt zijn. Deze zijn speciaal in samenwerking met die non-profit organisaties vervangen. Het betreft fundamentele elementen. De gevonden suc-cesfactoren uit het onderzoek van Naesens staan in bijlage 11.2. De resultaten zijn beknopt weergegeven in bijlage 11.3.

Page 31: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 26

4 Onderzoeksaanpak Van wat wij in de literatuur hebben gevonden, staat het onderzoek van Naesens (2008) het dichtst bij de doelstelling van ons onderzoek: “Onderzoeken of het mo-gelijk is om een lijst samen te stellen van principes, richtlijnen en vragen die voorafgaand aan een eventuele samenwerking behandeld wordt, waarna de partijen inzicht hebben in de slagingskans van hun samenwerkingsverband.”. De aanpak van Kobe Naesens lijkt goed, maar de criteria zijn waarschijnlijk niet toe-pasbaar op alle organisaties in alle branches, waardoor de externe validiteit niet te waarborgen is. Het ontwerp van Kobe Naesens wordt opnieuw onderworpen aan een praktijktoets met tijdens ons literatuuronderzoek gevonden succesfactoren. Hieruit trachten we een nieuw ontwerp of herontwerp te maken.

4.1 Conceptueel onderzoeksontwerp

Volgens de drievoudige classificering van de in de literatuur genoemde onderzoeks-methoden, verkennend, beschrijvend en verklarend, past dit onderzoek het beste bin-nen de classificatie ‘verkennend’ (Saunders, Lewis & Thornhill, 2008). Vanwege de twijfels over het onderzoek van Naesens, willen we met dit onderzoek nieuw inzicht verkrijgen op het nut van succesfactoren en het proces voor het aangaan van allian-ties. Het grote verschil met Naesens’ onderzoek is de erkende generieke kwalificatie van de gevonden succesfactoren, welke in ons onderzoek wel van toepassing is. Dat is voor ons de reden om een iteratie van Naesens’ onderzoek te doen met eigen succes-factoren.

Om de hoofdvraag, “Is de methode van Naesens te gebruiken met de door ons ge-vonden succesfactoren?”, van ons onderzoek te kunnen beantwoorden is er geko-zen voor een casestudy. In een casestudy is het proces van Naesens te doorlopen met onze eigen succesfactoren. De casestudy is enkelvoudig uitgevoerd en tijdens de eva-luatie van deze casestudy zal blijken wat er aangepast moet worden voor verder on-derzoek. Meervoudig onderzoek met casestudy’s is noodzakelijk om de generieke toepasbaarheid van de succesfactoren en het proces te controleren. De respondenten krijgen vragenlijsten om in te vullen en voorafgaand en na een interview om meer zekerheid te verkrijgen over de betrouwbaarheid van de gegevens van de responden-ten. De methode van onderzoek is voornamelijk kwalitatief. De respondenten krijgen tijdens de interviews open vragen en in de vragenlijsten moeten ze aangeven welke succesfactoren zij belangrijker vinden dan andere. Door gebruik te maken van ge-wichten, kunnen de waardes statistisch benaderd worden. Hiermee is het mogelijk om de succesfactoren in een gesorteerde lijst op volgorde van belangrijkheid te plaat-sen.

Page 32: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 27

Het traject van theorie-toepassing uit de bedrijfskundige methodologie (Engelen & Zwaan, 1994) wordt binnen ons onderzoek gebruikt. Zij hebben duidelijke richtlijnen voor onze methode van een verkennend onderzoek. Dit traject wordt onderverdeeld in de fases:

1. diagnose Onze probleemstelling “Veel bedrijven die een samenwerking aangaan zijn daarin niet succesvol.” beschrijft de ongewenste praktijksituatie. In de literatuur wordt gezocht naar mogelijke oplossingen.

2. constructie Vanuit mogelijke oplossingen wordt de best passende aangedragen.

3. invoering De gekozen oplossing wordt getoetst.

Binnen dit traject worden twee cycli onderkend: empirische - en ontwerp onder-zoekscyclus. De stappen voor beide cycli zijn:

empirische onderzoekscyclus ontwerp onderzoekscyclus

1. onderzoeksdoelstelling 2. onderzoeksontwerp 3. data-verzameling 4. data-analyse 5. rapportage

1. ontwerpdoelstelling 2. ontwerpspecificaties 3. genereren alternatieve ontwerpen 4. selecteren uit alternatieve ontwerpen 5. rapportage

Wij zijn op zoek naar een nieuw (her)ontwerp. De methode ‘ontwerp onderzoeks-cyclus’ past goed binnen ons onderzoek. Deze methode is beschreven in ‘Bedrijfs-kundige Methodologie 2’ van Engelen & Zwaan (1994). Hieronder is elke stap, betref-fende ons onderzoek, nader omschreven:

1. ontwerpdoelstelling De doelstelling is te komen tot een nieuw (her)ontwerp voor het realiseren van een op belangrijkheid gesorteerde lijst van succesfactoren, welke generiek toe-pasbaar is. Volgens de eisen van de ontwerpdoelstelling, geformuleerd door Enge-len & Zwaan (1994), moet er voldaan worden aan de eisen van meetbaar, haalbaar en wenselijk. Dat is hieronder beschreven: Meetbaar door mitigatie van de probleemstelling van ons onderzoek: “Veel be-drijven die een samenwerking aangaan zijn daarin niet succesvol.”. Meer samen-werkingen moeten juist succesvol zijn. Haalbaar door het nieuwe (her)ontwerp te realiseren. Wenselijk doordat het nieuwe (her)ontwerp een verbetering is van het oor-spronkelijke ontwerp van Naesens (2008). Indien dat niet zo is, dan wordt ons nieuwe (her)ontwerp gefalsificeerd.

Page 33: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 28

2. ontwerpspecificaties Dit zijn de voorschriften waar het (her)ontwerp aan moet voldoen, waarbij de strijdigheid, realiseerbaarheid en compleetheid in acht genomen moeten worden. De randvoorwaarden voor het nieuwe (her)ontwerp zijn:

a. Gebruikmaken van gevalideerde literatuur om vertrouwen te geven in de gevonden informatie en gegevens.

b. Elke gevonden en gebruikte succesfactor moet wetenschappelijk bewezen generiek toepasbaar zijn om externe validiteit te waarborgen en niet bran-che afhankelijk te zijn.

c. Gebruikmaken van een wetenschappelijk bewezen methode voor de bere-kening van de resultaten van het praktijkonderzoek. Dit geeft vertrouwen in de uitslag.

d. Gebruikmaken van een toegankelijke methode voor respondenten. Dit ver-hoogt de bereidwilligheid.

e. Criteria voor de oordeelsvorming gebruiken. Dit geeft meer vertrouwen in het ontwerp.

3. genereren alternatieve ontwerpen Eén of meerdere ontwerpen dienen gegenereerd te worden.

4. selecteren uit alternatieve ontwerpen Enkele groepen van methoden zijn beschikbaar om de juiste selectie te maken, te weten: optimalisatietechnieken (op basis van kwantificeerbaarheid), satisficing (voldoen aan de specificaties) en verificatietechnieken (dichotome beoordeling op juistheid of onjuistheid).

5. rapportage Deze moet wenselijk en noodzakelijk zijn.

De succesfactoren, gevonden en gebruikt in het onderzoek van Naesens (2008), wor-den in een matrix verwerkt om een duidelijk overzicht te genereren. De succesfacto-ren uit ons onderzoek worden ook in een matrix verwerkt en gebruikt tijdens het praktijkonderzoek, wat een tweede iteratie is van het onderzoek van Naesens. Deze tweede iteratie is nodig om een goed vergelijk met Naesens onderzoek te kunnen ma-ken. Aan de hand van de resultaten zal er misschien gekomen kunnen worden tot een nieuw (her)ontwerp. Op de volgende pagina is het conceptueel onderzoeksmodel weergegeven.

Page 34: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 29

conclusies

resultaten onderzoek Kobe Naesens

resultaten onderzoek literatuur

een iteratie van het onderzoek Naesens

uitvoeren

58 elementen 27 elementen

non-profit sector:12 elementen

70 elementen

in matrix verwerken

in matrix verwerken

resultaten verwerken

Figuur 3 Conceptueel onderzoeksmodel

Het model van Naesens gaat verder dan dat wij met ons onderzoek willen bereiken. Dat model komt uiteindelijk met een vergelijking van alternatieven (geen samenwer-king, informele samenwerking, formele samenwerking). Wij hechten een grote waarde aan de succesfactoren die bepalend zijn voor de samenwerking. Aan de hand hiervan kunnen de (potentiële) samenwerkingspartners beslissen hoe de samenwerking ge-stalte te geven of er niet aan te beginnen. Ons onderzoek geeft daar geen direct advies over. Omwille van een goed vergelijk, wordt het onderdeel ‘alternatievenberekening’ ook meegenomen in ons onderzoek. Tevens is dat onderdeel een extra controle op de toepasselijkheid van de 27 succesfactoren op horizontale allianties.

Naesens’ model houdt vast aan 58 succesfactoren, welke steeds weer getoetst moeten worden. Wij hebben er nu 27 en willen dat verminderd hebben om een model te ge-neren wat redelijk vlot doorlopen kan worden. Over hoeveel succesfactoren er uit-eindelijk overblijven, zal in dit verkennende onderzoek een eerste aanzet voor gege-ven worden. Vervolgonderzoeken zullen daarmee verder moeten gaan.

Page 35: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 30

Belangrijke redenen om te komen tot een nieuw (her)ontwerp van het model Nae-sens zijn:

1. Gebruikmaken van bewezen generiek toepasbare succesfactoren om niet beperkt te zijn tot één of enkele branches.

2. Verminderen van het te meten aantal succesfactoren om de doorlooptijd van het onderzoek voor de partners (respondenten) acceptabel te maken.

3. Het leveren van een op belangrijkheid gesorteerde lijst met de verschillen van mening van beide partners, waarmee ze goed inzicht hebben in de positieve en negatieve punten en daarop kunnen acteren.

4.2 Technisch onderzoeksontwerp

Enkele jaren geleden is er tijdens een onderzoek (Naesens, 2008) een framework ontwikkeld voor het implementeren en onderhouden van horizontale samenwerking (toegepast op magazijnbeheer). Met behulp van de techniek AHP wordt aan de hand van 58 elementen de strategic fit berekend.

Ons literatuuronderzoek heeft 27 mogelijke succesfactoren opgeleverd. Naesens heeft naast de 58 elementen, nog twaalf speciaal voor de non-profit sector welke twaalf bestaande elementen vervangen. Totaal zijn er 97 mogelijke succesfactoren gevonden in beide onderzoeken.

De vraag om te bezien of de methode van Naesens verbeterd, zeg universeler kan worden, kan als een ontwerpprobleem benaderd worden. Hierbij kan dus een ont-werpcyclus doorlopen worden, waarbij het huidige ontwerp van Naesens als vertrek-punt wordt genomen.

Er zal een nieuwe aanpak worden voorgesteld als een toetsbaar prototype, waarbij getracht wordt de succesfactoren die in de literatuur gevonden zijn als voorspellers in te brengen om zodoende een nieuwe, hopelijk verbeterde versie van het model van Naesens te verkrijgen.

In de ontwerpcyclus zullen allereerst de criteria gehanteerd worden die Naesens zelf in zijn oordeelsvorming gebruikt heeft. Daarnaast zal ruimte open worden gehouden over eventuele aanvullende criteria.

Vanzelfsprekend zal er een geschikte casus gevonden moeten worden om het proto-type te kunnen testen. Naesens heeft zijn onderzoek op het gebied van de Supply Chain Management uitgevoerd en om generieke toepasbaarheid te testen, heeft hij ook een casestudy in de non-profit sector uitgevoerd. Hij heeft daarvoor wel een aan-tal elementen moeten vervangen. Wij willen in ons onderzoek onze algemene gevon-den elementen gebruiken in de non-profit sector om na te gaan of ze allen relevant zijn. Binnen de non-profit zorg sector in Nederland hebben we de meeste mogelijkhe-den tot onderzoek. Naesens verrichtte zijn onderzoek in België. Wij doen ons onder-zoek in Nederland, omdat het een compleet andere situatie in een ander land is en

Page 36: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 31

omdat ons onderzoek vanuit Nederland plaatsvindt. Met deze gegevens moet een ca-sus in ieder geval aan de volgende eisen voldoen:

1. De organisaties hebben samen een horizontale samenwerking. 2. De organisaties zijn in Nederland gevestigd. 3. De organisaties zijn werkzaam in de non-profit sector.

Voor dit onderzoek is een geschikte casus gevonden, betreffende de Libra Zorggroep met de revalidatiecentra Blixembosch in Eindhoven en Leijpark in Tilburg. Revalida-tiecentrum Blixembosch heeft een samenwerking met de gelijkwaardige organisatie Leijpark. In 2006 is de samenwerking gestart, waarbij krachten bundelen en delen van resources belangrijke redenen waren. Beide organisaties hebben een eigen ma-nagement.

4.3 Ideale omstandigheden voor dit onderzoek

Wij willen de gevonden algemene elementen toepassen in een casus. Om tot een goe-de vergelijking met het onderzoek van Naesens te komen, moeten wij dezelfde stap-pen doorlopen en ook alle elementen van dat onderzoek in dezelfde casus onder-zoeken. De bevindingen van beide onderzoeken kunnen dan met elkaar vergeleken worden.

4.4 Beperkende omstandigheden voor dit onderzoek

Medewerking is een beperkende factor in dit onderzoek, als er geen testorganisaties zijn die de vragenlijsten volledig willen invullen. Wij zijn erg benieuwd naar de be-vindingen van onze algemene elementen, daar de opzet hiervan volledig anders is dan die gebruikt zijn in het onderzoek van Naesens (2008). Deze elementen zijn generiek toepasbaar en gevalideerd in de literatuur. De elementen van Naesens komen voort uit de Supply Chain Management en zijn niet allen generiek toepasbaar.

In ons onderzoek willen wij de elementen voorleggen volgens de methode Naesens (2008). Hiervoor zullen wij alle stappen doorlopen van zijn onderzoek. Het is moge-lijk dat na het sorteren van de elementen en criteria de respondent genoeg vertrou-wen heeft om een beslissing over het aangaan van een samenwerking te kunnen ne-men. Dit nemen we mee in onze resultaten. De verdere stappen herbergen de uitein-delijke sortering op basis van de alternatieven. Dit geeft een berekend advies. Ook hier zijn we benieuwd hoeveel vertrouwen de respondent heeft in de uitkomsten van het onderzoek op dat moment.

Page 37: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 32

4.5 Methode tot nieuw ontwerp

De methode die we hanteren om tot een nieuw (her)ontwerp te komen is ‘ontwerp onderzoekscyclus’ uit het traject ‘theorietoepassing’, beschreven in ‘Bedrijfskundige Methodologie 2’ (Engelen & Zwaan, 1994). Het stappenschema van deze methode is:

1. ontwerpdoelstelling 2. ontwerpspecificaties 3. genereren alternatieve ontwerpen 4. selecteren uit alternatieve ontwerpen

5. rapportage

Bovenstaand stappenschema is uitgelegd in hoofdstuk 4.1 Conceptueel onderzoeks-ontwerp.

4.6 Stappenplan praktijkonderzoek

Voor een goede vergelijking van ons onderzoek met dat van Naesens (2008), is het volgen van hetzelfde stappenplan een voorwaarde. Zijn stappenplan staat hieronder weergegeven:

1. Het doel van het onderzoek wordt aan de respondent uitgelegd. 2. De respondent wordt gevraagd om specifieke informatie omtrent de samenwer-

king. 3. De respondent wordt gevraagd om gewichten te hangen aan de elementen, sub

criteria en criteria. (paarsgewijze vergelijking) 4. De respondent wordt gevraagd om gewichten te hangen aan de alternatieven op

basis van de elementen. (paarsgewijze vergelijking) 5. Voor elk element wordt bekeken welk alternatief erbij hoort. 6. De respondent wordt gevraagd om commentaar. 7. De antwoorden worden geanalyseerd. 8. De elementen worden gesorteerd op basis van hun gewicht. 9. De lijst wordt onderverdeeld in vier subgroepen (A=10%, B=20%, C=30%,

D=40%). 10. De meeste focus is op de groepen A en B, de bovenste 30% van de elementen. 11. De resultaten worden getoond aan de respondent en er wordt om commentaar

gevraagd. 12. Met de resultaten tot nu toe kunnen de alternatieven berekend worden. 13. Om tot gedetailleerde informatie te komen, is het nodig om de elementen eruit te

lichten en te kijken voor welk alternatief gekozen is. 14. De lijst op basis van AHP samen met de uitleg van de groepen geven uiteindelijk

de conclusie. 15. De uitkomsten worden op consistentie gecontroleerd. Dat kan via de methode van

Saaty (1980), wat een voordeel van AHP is. De consistentie dient onder de 10% te blijven om het oordeel van de respondent niet in twijfel te hoeven trekken.

Page 38: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 33

4.7 Succescriteria methode AHP

Tijdens het uitleggen van het doel van het onderzoek aan de respondent, wordt ver-teld dat de methode AHP gebruikt wordt. De succescriteria van deze methode met betrekking tot ons onderzoek zijn:

Het is een wetenschappelijk bewezen methode. De casestudy’s in het onderzoek Naesens hebben allen aangetoond dat de metho-

de AHP de juiste resultaten geeft. Het kan omgaan met kwalitatieve - en kwantitatieve beslissingsattributen. Het is een effectieve techniek om complexe problemen te analyseren, omdat het

stapsgewijs oorzaak-gevolg uitlegt en systematisch deskundige beoordelingen geeft.

Er kan met gewichten gewerkt worden om de mate van belangrijkheid van criteria aan te geven.

De methode werkt met paarsgewijze vergelijking, wat een vlotte beantwoording mogelijk maakt.

Het herbergt een consistentiecontrole, wat zekerheid geeft over de betrouwbaar-heid van de gegeven antwoorden.

De sortering is altijd compleet.

4.8 De zwakten van de methode AHP

Enkele zwakke punten van de methode AHP zijn:

Bij toevoeging van alternatieven en criteria, moet de paarsgewijze vergelijking helemaal opnieuw worden uitgevoerd.

De kwantificatie van de kwalitatieve subjectieve paarsgewijze vergelijking kan een probleem zijn om tot een hoog niveau van precisie te komen. De beantwoor-ding van elke vergelijking is cognitief van aard en dit kan van dag tot dag verschil-len.

4.9 Beperkingen onderzoek Naesens

Voor een adequate oordeelsvorming hanteren wij criteria die bepalend zijn voor het succes van dit onderzoeksontwerp. Helaas levert het onderzoek van Naesens geen criteria. Omdat hij niet expliciet criteria noemt, geeft ons dat het recht om eigen crite-ria te benoemen. Een consequentie hiervan is dat een rechtstreekse vergelijking met het onderzoek van Naesens niet mogelijk is.

Page 39: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 34

4.10 Criteria praktijkonderzoek

Onze criteria om tot een succesvolle oordeelsvorming te komen zijn als volgt:

1. De consistentie blijft onder de 10%. Dit criterium komt uit de AHP methode en kan pas tijdens de analyse van de ant-woorden bepaald worden. Is de consistentie te hoog, dan kan het resultaat in twij-fel getrokken worden.

2. De juiste mensen met de juiste verantwoordelijkheden en kennis zijn binnen bei-de organisaties beschikbaar voor dit onderzoek.

3. De samenwerking is enkele jaren actief. 4. De organisaties zijn in Nederland gevestigd. 5. De organisaties komen uit de non-profit sector. 6. De gebruikte factoren in ons onderzoek zijn generiek van aard en gevalideerd in

de literatuur. 7. De respondenten hebben vertrouwen in de methode.

De criteria 2, 3, 4 en 5 zijn door navraag bij de testorganisaties verifieerbaar. Criteri-um 6 is geverifieerd in het literatuuronderzoek. Criterium 7 kan achteraf beantwoord worden.

4.11 Beantwoorden deelvragen

Om de deelvragen (zie 2.2.2 Hoofd- en deelvragen voorafgaande praktijkonderzoek) te kunnen beantwoorden, moeten bepaalde vragen door de respondenten worden beantwoord. Dit gebeurt door ze te camoufleren tijdens een interview.

De deelvragen zijn:

1. Worden de mogelijke voorspellende succesfactoren voor een alliantie geaccep-teerd?

2. Wordt het proces uit dit onderzoek zinvol gevonden? 3. Wordt het resultaat van dit onderzoek bruikbaar geacht?

Met betrekking tot deelvraag 1: Vindt u deze succesfactoren voldoende of juist teveel / te weinig? Om welke suc-cesfactoren gaat het dan?

Met betrekking tot deelvraag 2: Zou u dit onderzoek zelf kunnen of willen uitvoeren? Dit onderzoek hanteert een paarsgewijze vergelijking van alle succesfactoren en gebruikt het hulpmiddel Analytic Hierarchy Process (AHP) om een gesorteerde lijst te verkrijgen. Kunt u het vinden in deze methode?

Met betrekking tot deelvraag 3: Nu u deze resultaten heeft, gaat u daar iets mee doen? Wat is uw algemene mening over dit onderzoek?

Page 40: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 35

Algemeen van aard: Heeft u de beschrijving van elke succesfactor doorgenomen en is deze duidelijk? Hoe vlot heeft u de vragenlijsten afgewerkt? Heeft u naslag gebruikt om juiste antwoorden te kunnen geven?

Het resultaat van bovenstaande vragen bepaalt in hoeverre de hoofdvraag beant-woord kan worden.

4.12 Hulpmiddelen praktijkonderzoek

Met het programma Expert Choice Comparion Suite1 worden de gegevens volgens de AHP methode verwerkt. Dit programma is vergeleken met Open Decision Maker2 en Make It Rational3. Open Decision Maker wordt aanbevolen door de afstudeerbegelei-der, maar valt af omdat het niet overweg kan met 27 succesfactoren in één groep. De programma’s zijn bedoeld voor het online invullen van vragenlijsten, maar in dit praktijkonderzoek worden de vragenlijsten handmatig ingevuld. Daarna moeten ze in het programma verwerkt worden. Het programma Make It Rational valt af, omdat alle vragen door elkaar gezet zijn en het teveel tijd kost en te foutgevoelig is om het te ge-bruiken. Het programma Expert Choice Comparion Suite komt van deze drie het dichtst in de buurt van onze wensen.

4.13 Methode praktijkonderzoek

Aan de respondenten worden vragenlijsten voor twee onderdelen aangereikt. In on-derdeel 1 worden alle succesfactoren paarsgewijs met elkaar vergeleken en in onder-deel 2 worden per succesfactor de alternatieven vergeleken. Op de volgende bladzijde zijn voor beide onderdelen het begin van de vragenlijst met de succesfactor ‘Relatio-nele sfeer’ weergegeven. De volledige vragenlijst staat in bijlage 11.4. Bij onderdeel 1 wordt gevraagd om aan te geven welke succesfactor en in welke mate belangrijker is voor de organisatie van de respondent. Bij onderdeel 2 wordt gevraagd om per suc-cesfactor aan te geven welk alternatief belangrijker is in relatie met de gekozen part-ner.

1 http://expertchoice.com/products-services/comparion-suite/ 2 http://sourceforge.net/projects/opendecisionmak/ 3 http://makeitrational.com/

Page 41: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 36

Figuur 4 Voorbeeld vragenlijst onderdeel 1

Figuur 5 Voorbeeld vragenlijst onderdeel 2

Page 42: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 37

5 Onderzoeksresultaten Op maandag 16 april 2012 is er in Tilburg een inleidend gesprek geweest met de re-giomanagers van Revalidatiecentra Leijpark en Blixembosch. Ze hebben aangegeven om volledig mee te werken aan het onderzoek. In totaal gaat het om het beantwoor-den van 351 vergelijkingen in onderdeel 1 en 81 vergelijkingen in onderdeel 2. Paars-gewijs worden succesfactoren met elkaar vergeleken en de respondent dient de mate van belangrijkheid aan te geven. Begin mei zijn de ingevulde enquêtelijsten terugont-vangen.

5.1 Afwijkingen op het plan

1. ander programma om resultaten te berekenen Het gekozen programma Open Decision Maker bleek niet met 27 succesfactoren overweg te kunnen. Een andere oplossing is gevonden in het programma Expert Choice Comparion Suite.

2. vragenlijst op papier in plaats van online Online was er geen mogelijkheid om tussendoor op te slaan. Gezien het groot aan-tal vergelijkingen, was het risico te groot en is gekozen voor een papieren versie.

3. geen Consistency Ratio bij onderdeel 1 Dat de Consistency Ratio van onderdeel 1 niet berekend kan worden is een gebrek van de gebruikte software. Tot en met vijftien succesfactoren is het zelf te bereke-nen, maar wij hebben 27 succesfactoren en daarvoor is niks gegeven. Op dit mo-ment hebben we niet de middelen om zelf die berekeningen te maken.

4. succesfactoren van het literatuuronderzoek worden niet samengevoegd met die van Naesens (2008) Met samenvoegen zijn er totaal 97 succesfactoren en dat is niet te toetsen in dit praktijkonderzoek. De keuze is om de 27 gevonden succesfactoren te toetsen vol-gens de methode van Naesens. Dit heeft meerwaarde, daar het volgens de weten-schappelijke literatuur bewezen generieke succesfactoren betreft.

5. er zijn geen criteria van Naesens (2008) gebruikt voor de oordeelsvorming Er zijn geen criteria gevonden en dat heeft ons het recht gegeven om zelf met cri-teria te komen. Deze zijn in dit onderzoek gebruikt (zie 4.10 Criteria praktijkon-derzoek).

6. onbetrouwbare Consistency Ratio bij onderdeel 2 Het onderzoek van Naesens (2008) is toegespitst op het berekenen van de alter-natieven per succesfactor. Er is een keuze voor drie alternatieven: geen samen-werking, informele samenwerking en formele samenwerking. Elk alternatief is mo-gelijk, daar er succesfactoren zijn die niet van toepassing zijn op de betreffende si-tuatie. In ons onderzoek zijn succesfactoren verzameld, die altijd van toepassing zouden moeten kunnen zijn. De onbetrouwbare waardes voor de Consistency Ra-tio van de alternatieven zijn een direct gevolg vanwege het feit, dat de responden-ten in ons onderzoek hebben aangegeven dat elke succesfactor nuttig is en dat het alternatief ‘geen samenwerking’ niet van toepassing is. Dat alternatief is dan ook niet gekozen in onderdeel 2, wat een scheef resultaat tot gevolg heeft gegeven.

Page 43: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 38

5.2 Consequenties voor het onderzoek

De afwijkingen op het plan, zoals vermeld in de vorige paragraaf, leveren onderstaan-de consequenties voor het onderzoek.

1. Het enige nadeel van dit andere programma is, dat de Consistency Ratio bij on-derdeel 1 niet berekend kan worden. Zie hiervoor punt 2.

2. De ingevulde papieren vragenlijsten moesten overgenomen worden in het pro-gram Expert Choice Comparion Suite om de berekeningen te kunnen uitvoeren. Dit heeft veel extra tijd gekost vanwege de extra controles om fouten tijdens het overnemen tegen te gaan.

3. Het gebruikte programma Expert Choice Comparion Suite heeft de berekeningen goed kunnen uitvoeren. Alleen is de Consistency Ratio voor onderdeel 1 niet be-rekend, wat betekent dat voor de resultaten van het praktijkonderzoek er aange-nomen is dat de respondenten de vragenlijsten consistent hebben ingevuld.

4. Dit onderzoek gebruikt de 27 gevonden succesfactoren uit de literatuurstudie tij-dens het praktijkonderzoek. Hieruit volgt een sortering. Aangezien dit weten-schappelijk bewezen generieke succesfactoren zijn en die van Naesens (2008) niet, kunnen de resultaten van dit onderzoek gebruikt worden om met vervolgon-derzoeken uiteindelijk tot een bruikbare lijst van succesfactoren te komen.

5. Dit onderzoek heeft eigen criteria voor het praktijkonderzoek bepaald. Deze kun-nen in vervolgonderzoeken gebruikt worden.

6. Dit heeft geen consequentie voor het onderzoek. Het geeft wel aan, dat de ver-wachting dat alle succesfactoren nuttig zijn, bevestigd is tijdens deze casestudy. Dat geeft hoop op meer bevestigingen tijdens vervolgonderzoeken.

5.3 Observaties en berekeningen

Met behulp van het programma Expert Choice Comparion Suite zijn de gegevens vol-gens de AHP methode verwerkt. De volgende drie paragrafen tonen de gesorteerde lijsten. Volgens de methode van Naesens (2008) moet de gesorteerde lijst onderver-deeld worden in vier groepen: 10% (1 t/m3) , 20% (4 t/m 8), 30% (9 t/m 16) en 40% (17 t/m 27). De eerste twee groepen zijn belangrijk voor de samenwerking.

Uit de overzichten blijkt, dat vier succesfactoren (vertrouwen, vertrouwen en goodwill, organisatorische betrokkenheid, ondersteuning top management) uit de eerste twee groepen door beide respondenten belangrijk gevonden worden en in het gecombineerde overzicht terugkomen. De overige vier succesfactoren in de ge-combineerde lijst komen voort uit de lijst van Leijpark (verwezenlijken doelen, flexibiliteit) en Blixembosch (verbindingsofficieren, relatie tussen sleutelfigu-ren). De succesfactoren van groep 1 (belangrijkste groep) van beide respondenten komen in de gecombineerde lijst voor.

Page 44: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 39

5.3.1 Succesfactoren Revalidatiecentrum Leijpark succesfactoren gewicht

1 16 vertrouwen 16,23%

2 22 vertrouwen en goodwill 14,00%

3 19 verwezenlijken doelen 6,44%

4 26 doelstellingen 5,82%

5 08 verwachtingen 4,79%

6 25 organisatorische betrokkenheid 4,78%

7 24 flexibiliteit 4,46%

8 21 ondersteuning top management 4,29%

9 13 implementatie en resultaten 3,93%

10 27 meerwaarde 3,69%

11 02 rolverdeling 3,18%

12 04 algehele coördinatie 2,88%

13 06 gezamenlijke relaties 2,81%

14 15 relatie tussen sleutelfiguren 2,52%

15 20 verbindingsofficieren 2,38%

16 01 relationele sfeer 2,37%

17 05 beslissingen 2,29%

18 11 krachten bundelen 2,22%

19 09 voordelen 1,94%

20 14 rechten en plichten 1,81%

21 23 intensere relatie 1,79%

22 10 elkaar aanvullen 1,66%

23 03 conflicten 1,10%

24 17 benodigde bronnen 1,06%

25 07 derde partijen 0,57%

26 18 tijdsdruk 0,55%

27 12 bronnen 0,45%

5.3.2 Succesfactoren Revalidatiecentrum Blixembosch succesfactoren gewicht

1 20 verbindingsofficieren 9,36%

2 21 ondersteuning top management 8,60%

3 16 vertrouwen 8,09%

4 22 vertrouwen en goodwill 7,21%

5 01 relationele sfeer 7,18%

6 15 relatie tussen sleutelfiguren 6,81%

7 23 intensere relatie 6,14%

8 25 organisatorische betrokkenheid 4,78%

9 19 verwezenlijken doelen 4,25%

10 24 flexibiliteit 3,82%

11 27 meerwaarde 3,59%

12 11 krachten bundelen 3,32%

13 13 implementatie en resultaten 3,10%

14 09 voordelen 3,02%

15 10 elkaar aanvullen 2,96%

16 26 doelstellingen 2,76%

17 17 benodigde bronnen 2,68%

18 08 verwachtingen 2,40%

19 12 bronnen 1,98%

20 18 tijdsdruk 1,60%

21 04 algehele coördinatie 1,46%

22 06 gezamenlijke relaties 1,28%

23 14 rechten en plichten 1,01%

24 07 derde partijen 0,90%

25 05 beslissingen 0,70%

26 02 rolverdeling 0,55%

27 03 conflicten 0,44%

Page 45: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 40

5.3.3 Succesfactoren gecombineerd succesfactoren gewicht

1 16 vertrouwen 13,16%

2 22 vertrouwen en goodwill 11,68%

3 21 ondersteuning top management 6,51%

4 19 verwezenlijken doelen 5,77%

5 25 organisatorische betrokkenheid 5,33%

6 20 verbindingsofficieren 5,03%

7 15 relatie tussen sleutelfiguren 4,72%

8 24 flexibiliteit 4,33%

9 01 relationele sfeer 4,32%

10 26 doelstellingen 4,21%

11 27 meerwaarde 3,89%

12 13 implementatie en resultaten 3,73%

13 08 verwachtingen 3,50%

14 23 intensere relatie 3,29%

15 11 krachten bundelen 2,87%

16 09 voordelen 2,42%

17 10 elkaar aanvullen 2,23%

18 04 algehele coördinatie 2,02%

19 17 benodigde bronnen 1,74%

20 06 gezamenlijke relaties 1,55%

21 02 rolverdeling 1,44%

22 14 rechten en plichten 1,37%

23 05 beslissingen 1,30%

24 12 bronnen 1,07%

25 18 tijdsdruk 1,05%

26 03 conflicten 0,75%

27 07 derde partijen 0,72%

5.3.4 Prioriteit van de alternatieven

De alternatieven zijn: samenwerking, informele samenwerking en geen samen-werking. Beide respondenten hebben het alternatief geen samenwerking bij elke succesfactor de minimale waarde toegekend. Het alternatief samenwerking heeft bijna overal de maximale waarde gekregen. Hierdoor is de Consistency Ratio (CR) in de meeste gevallen te hoog. Zie de tabel hieronder:

Consistency Ratio Leijpark

Consistency Ratio Blixembosch Objective Consistency

Objective Consistency

Goal -72,84%

Goal -26,20%

01 relationele sfeer 28,10%

01 relationele sfeer 12,92%

02 rolverdeling 28,09%

02 rolverdeling 0,00%

03 conflicten 28,09%

03 conflicten 41,51%

04 algehele coördinatie 41,51%

04 algehele coördinatie 12,92%

05 beslissingen 53,44%

05 beslissingen 0,00%

06 gezamenlijke relaties 0,00%

06 gezamenlijke relaties 28,09%

07 derde partijen 0,00%

07 derde partijen 28,09%

08 verwachtingen 41,51%

08 verwachtingen 41,51%

09 voordelen 41,51%

09 voordelen 41,51%

10 elkaar aanvullen 0,00%

10 elkaar aanvullen 28,09%

11 krachten bundelen 41,51%

11 krachten bundelen 41,51%

12 bronnen 28,09%

12 bronnen 0,00%

13 implementatie en resultaten 41,51%

13 implementatie en resultaten 41,51%

14 rechten en plichten 41,51%

14 rechten en plichten 28,09%

Page 46: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 41

15 relatie tussen sleutelfiguren 0,00%

15 relatie tussen sleutelfiguren 41,51%

16 vertrouwen 0,00%

16 vertrouwen 41,51%

17 benodigde bronnen 28,09%

17 benodigde bronnen 12,92%

18 tijdsdruk 28,09%

18 tijdsdruk 0,00%

19 verwezenlijken doelen 41,51%

19 verwezenlijken doelen 28,09%

20 verbindingsofficieren 41,51%

20 verbindingsofficieren 12,92%

21 ondersteuning top management 41,51%

21 ondersteuning top management 12,92%

22 vertrouwen en goodwill 0,00%

22 vertrouwen en goodwill 28,09%

23 intensere relatie 0,00%

23 intensere relatie 0,00%

24 flexibiliteit 0,00%

24 flexibiliteit 28,09%

25 organisatorische betrokkenheid 0,00%

25 organisatorische betrokkenheid 41,51%

26 doelstellingen 41,51%

26 doelstellingen 0,00%

27 meerwaarde 53,44%

27 meerwaarde 41,51%

Het resultaat van onderdeel 2 toont de volgorde van de alternatieven:

Alternatief Blixembosch Leijpark Gecombineerd

1 samenwerking 65,25% 57,38% 63,32%

2 informele samenwerking 29,99% 37,71% 31,79%

3 geen samenwerking 4,76% 4,91% 4,89%

5.4 Resultaten praktijkonderzoek

De observaties en berekeningen zijn geanalyseerd en in de volgende paragraaf uitge-legd. Deze analyse is tijdens een interview voorgelegd aan de respondenten. Die re-sultaten staan beschreven in de daarop volgende paragraaf.

5.4.1 Analyse van observaties en berekeningen

De succesfactor die vrijwel in alle literatuur over samenwerkingsverbanden genoemd wordt is vertrouwen. De basis van een samenwerking is gebaseerd op vertrouwen. Deze succesfactor komt bij beide respondenten in de eerste groep voor en staat in de gecombineerde lijst op de eerste plaats.

De tweede succesfactor in de gecombineerde lijst is vertrouwen en goodwill. Deze succesfactor lijkt op voornoemde, maar is meer specifiek en noemt het creëren van vertrouwen en goodwill door het gezamenlijk management. Hieruit ontstaat een hoge mate van tolerantie en verhoogt de openheid in communicatie.

De laatste succesfactor van de eerste groep is ondersteuning top management. De-ze succesfactor noemt specifiek de ondersteuning voor de verbindingsofficieren. Dat zijn de sleutelfiguren in beide organisaties. Zij trekken de kar. Deze personen zijn zo belangrijk, dat het top management hun acties volledig moet ondersteunen. Ook als dit conflicteert met interne regels.

Page 47: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 42

De tweede groep van de gecombineerde lijst bevat één succesfactor die in beide lijs-ten voorkomt: organisatorische betrokkenheid. Deze succesfactor noemt het delen van gemeenschappelijke zakelijke en privé interesses wat meerwaarde creëert en beide partijen nader tot elkaar brengt.

De overige vier succesfactoren uit de tweede groep zijn: verwezenlijken doelen, verbindingsofficieren, relatie tussen sleutelfiguren en flexibiliteit. De eerste en vierde komen van Leijpark, waarbij verwezenlijken doelen op plek 3 in groep 1 staat. De overige twee komen van Blixembosch, waarbij verbindingsofficieren he-lemaal bovenaan staat voor Blixembosch. De uitleg van deze vier succesfactoren is:

Verwezenlijken doelen

Vanwege onoverbrugbare verschillen tussen bedrijven, mag de hoeveelheid van werkelijke sa-menwerking nooit meer zijn dan nodig is om de doelen te verwezenlijken. Afspraken hieromtrent moeten goed vastgelegd worden.

Verbindingsofficieren Goed opgeleide ondernemende managers met relatievaardigheden moeten door het grotere be-drijf worden aangesteld als verbindingsofficieren. Zij hebben de mogelijkheid om wederzijdse bronnen te integreren en kunnen mogelijke spanningen wegens eigenaardigheden reduceren.

Relatie tussen sleu-telfiguren

Binnen de rolverdeling is de relatie tussen sleutelfiguren van de partners cruciaal voor de verdere ontwikkeling van de samenwerking en heeft significant behoefte aan aandacht.

Flexibiliteit Flexibiliteit is de sleutel om voordelen uit een samenwerking te krijgen, aangezien het zelden gaat zoals gepland.

Leijpark en Blixembosch hebben elk twee succesfactoren in groep 2, die de ander niet heeft. Leijpark heeft doelstellingen (plaats 4) en verwachtingen (plaats 5). Blixem-bosch heeft relationele sfeer (plaats 5) en intensere relatie (plaats 7). De uitleg van deze vier succesfactoren is:

26 Doelstellingen Doelstellingen genereren uit de business strategie. Tijdens deze strategische analyse moet geëva-lueerd worden hoe de alliantie de strategische positie van de partners kan verbeteren in deze speciale business.

8 Verwachtingen Het waarmaken van verwachtingen, buiten financieel gewin, is belangrijk voor de samenwerking.

1 Relationele sfeer Leer elkaar tijdens de eerste periode van samenwerking goed kennen. In 70% van de gevallen van vervroegde terminatie betreft het problemen in de relationele sfeer. De relationele sfeer is een sleutel voor succesvolle samenwerking.

23 Intensere relatie Het gestaag opbouwen naar een intensere relatie zorgt voor kennis over elkaars interesses en manieren van uitvoeren. Dit verstevigt het creëren van vertrouwen en goodwill.

Er zijn aandachtspunten, welke essentieel zijn tijdens de opstartfase van een samen-werking (Niederkofler, 1991) (zie 3.3.5 Indicatoren voor een succesvolle alliantie). Deze zijn:

Benodigde bronnen

Tijdsdruk

Verwezenlijken doelen

Verbindingsofficieren

Ondersteuning top management

Vertrouwen en goodwill

Intensere relatie

Flexibiliteit

Page 48: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 43

De vet gedrukte succesfactoren komen voor in de eerste twee groepen van de gecom-bineerde gesorteerde lijst. De overige drie succesfactoren hebben een te lage waarde-ring om mee te kunnen tellen volgens de officiële berekening van de methode Nae-sens (2008).

Gekeken naar het gewicht, blijkt dat deze acht succesfactoren samen ruim 39% op zich nemen in de gecombineerde lijst (zie 5.3.3). Vijf succesfactoren zitten bij de eer-ste acht en hebben ruim 33% gewicht samen.

Beide respondenten hebben in onderdeel 2 aangegeven, dat geen samenwerking geen keuzemogelijkheid is. Dit kan impliceren dat alle succesfactoren zinvol zijn voor een samenwerking, in ieder geval een horizontale strategische samenwerking in de zorgsector.

5.4.2 Bespreking analyse met respondenten

Vanuit de resultaten zijn conclusies getrokken en deze zijn besproken tijdens een in-terview met beide respondenten. De volgende alinea’s geven de conclusies weer, waarbij in vet gedrukt uitleg van de respondenten naar aanleiding van het inter-view. De vragen/opmerkingen en antwoorden van het interview staan in bijlage 11.5.

Het eerste wat opvalt door beide lijstjes te bekijken, is dat Leijpark ogenschijnlijk de enquête vanuit zakelijk oogpunt heeft ingevuld en Blixembosch vanuit persoonlijk oogpunt. De vier gezamenlijke succesfactoren houden in dat er vertrouwen moet zijn tussen de organisaties en medewerking plus ondersteuning vanuit het (top) ma-nagement. De vier verschillende succesfactoren houden bij Leijpark in dat zakelijke belangen gehanteerd moeten worden (doelstellingen, verwachtingen, doelen). Bij Blixembosch hebben ze te maken met de relatie tussen betrokken partijen. Kortom: Leijpark wil alles duidelijk vastleggen en zakelijke resultaten boeken. Blixembosch daarentegen vindt het goed met elkaar kunnen vinden erg belangrijk. Dus eerst een goede relatie en dan komen de zakelijke resultaten. Deze redenering is tijdens het interview met betrokkenen bevestigd.

Deze verschillen in gedachtegang impliceren waarschijnlijk verschillen in het inter-preteren van succesfactoren en uitleg. Vertrouwen is bij Leijpark waarschijnlijk zake-lijk en bij Blixembosch persoonlijk. Zakelijk en persoonlijk liggen dicht bij elkaar. Blixembosch kijkt meer naar het persoonlijke vlak en Leijpark naar het zake-lijke vlak, waarbij opgemerkt moet worden dat de persoon erg belangrijk is. Zakelijke afspraken en vertrouwen zijn persoonsgericht en niet organisatiege-richt volgens Leijpark. Leijpark vindt de privé sfeer niet belangrijk voor de ver-trouwensrelatie.

De gecombineerde gesorteerde lijst toont het volgende aan: Het succescriterium vertrouwen is het belangrijkst en dat blijkt ook uit de weten-schappelijke literatuur met onderzoeken op het gebied van samenwerking. Het (top) management, maar ook de rest van de organisatie moet betrokken zijn. De relatie tus-sen de sleutelfiguren (verbindingsofficieren) is erg belangrijk. Verder zijn het verwe-

Page 49: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 44

zenlijken van de doelen en flexibiliteit belangrijke succescriteria. Op plaats 9 en 10, in groep 3 en procentueel heel dichtbij (verschil is 0,01% en 0,12%), staan de succescri-teria relationele sfeer en doelstellingen. Deze zijn nauw verwant met succescriteria uit de eerste twee groepen. Deze redenering is door de respondenten bevestigd.

Deze zorginstellingen vinden de persoonlijke factor belangrijk. Klopt, waarbij de respondenten aangeven dat dit niet specifiek voor zorginstellingen is. Ze ver-wachten dat 90% van de bovenste vijftien succesfactoren te generaliseren is.

Page 50: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 45

6 Conclusies en aanbevelingen Voortbouwend op de resultaten uit het vorige hoofdstuk, worden in dit hoofdstuk de onderzoeksvragen beantwoord. Voor de volledigheid worden de probleemstelling, doelstelling, vraagstelling en deelvragen hieronder weergegeven, waarna in de vol-gende paragraaf de conclusies worden uitgelegd.

Probleemstelling: Veel bedrijven die een samenwerking aangaan zijn daarin niet succesvol.

Doelstelling: Onderzoeken of het mogelijk is om een lijst samen te stellen van principes, richtlijnen en vragen die voorafgaand aan een eventuele samenwerking behandeld wordt, waar-na de partijen inzicht hebben in de slagingskans van hun samenwerkingsverband.

Hoofdvraag voorafgaande de literatuurstudie: Zijn er indicatoren die kunnen voorspellen of een alliantie succesvol zal zijn? Deelvragen: 1. Wat wordt er besproken in het beginstadium van het aangaan van een alliantie? 2. Welke motivatie heeft een bedrijf om een alliantie aan te gaan? 3. Welke voordelen zijn er te behalen met een alliantie? 4. Wat zijn mogelijke succesfactoren voor een alliantie?

Hoofdvraag voorafgaande praktijkonderzoek: Is de methode van Naesens te gebruiken met de door ons gevonden succesfactoren? Deelvragen: 1. Worden de mogelijke voorspellende succesfactoren voor een alliantie geaccep-

teerd? 2. Wordt het proces uit dit onderzoek zinvol gevonden? 3. Wordt het resultaat van dit onderzoek bruikbaar geacht?

6.1 Conclusies

Zoals uitgelegd in 3.4 Conclusies literatuuronderzoek, is tijdens de literatuurstudie niet ontdekt wat er in het beginstadium van een alliantie wordt besproken. De moti-vatie van bedrijven om een alliantie aan te gaan en welke voordelen behaald kunnen worden, zijn wel ontdekt (zie 3.3.3 Redenen voor een strategische alliantie). Daarbij valt te zeggen dat de motivatie voortkomt uit de voordelen die bedrijven zien bij een alliantie. De laatste deelvraag, voorafgaande de literatuurstudie, is positief beant-woord. Er zijn succesfactoren gevonden voor allianties. Niet gevonden is of er indica-toren zijn die kunnen voorspellen of een alliantie succesvol zal zijn. Waarmee de hoofdvraag, voorafgaande de literatuurstudie, onbeantwoord blijft.

Er is, zover wij ontdekt hebben, één onderzoek geweest naar succesfactoren voor alli-anties, waarmee in een vroeg stadium een beeld geschept kan worden over de sla-gingskans van de samenwerking (zie 3.4 Conclusies literatuuronderzoek). Tijdens dat

Page 51: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 46

onderzoek (Naesens, 2008) is er in de literatuur gezocht naar een methode om die slagingskans te kunnen berekenen. Dat onderzoek hangt heel sterk naar de Supply Chain Management en heeft zelf aangetoond, dat niet alle indicatoren generiek toe-pasbaar zijn. Wij hebben onze twijfels bij de succesfactoren uit dat onderzoek, maar hebben wel vertrouwen in de gebruikte methodiek.

Aangezien wij verwachten dat de door ons gevonden succesfactoren allen van toepas-sing zijn, willen we deze testen met behulp van Naesens’ methodiek om een goede vergelijking te kunnen maken. Dat is gedaan in ons praktijkonderzoek. Hiervoor zijn er een nieuwe hoofdvraag met deelvragen geformuleerd. Met de resultaten uit het praktijkonderzoek hebben we deze vragen kunnen beantwoorden.

De respondenten accepteren de gevonden succesfactoren, wat blijkt uit onderdeel 2 van het praktijkonderzoek. Daarin is geen enkele succesfactor in verband gebracht met het alternatief ‘geen samenwerking’. Tevens is tijdens het afsluitende interview door de respondenten bevestigd dat zij alle 27 succesfactoren zinvol achten voor ho-rizontale samenwerkingsverbanden. Hiermee is deelvraag 1, voorafgaande het praktijkonderzoek, positief beantwoord.

Met betrekking tot het proces van dit onderzoek, hebben de respondenten enkele opmerkingen geplaatst. Er moet vaak teruggegrepen worden naar de lijst met uitleg van de succesfactoren en dat wordt als storend ervaren. Met minder succesfactoren (maximaal tien) zal het beter gaan. De voorkeur gaat uit naar complete zinnen met daarin de vraag verstopt; men zal dan natuurlijker reageren. Bijvoorbeeld: “Ik wil mijn partner een paar keer uiteten nemen voordat er iets zakelijks besproken wordt.”. Dit heeft te maken met de succesfactor relationele sfeer. Beide responden-ten zijn het erover eens dat onderdeel 2 weggelaten kan worden. Ze hebben het invul-len niet zinvol gevonden. Onderdeel 1 vinden ze wel zinvol, maar graag zien ze het in een andere vorm zoals hierboven is uitgelegd. Hiermee is deelvraag 2, voorafgaan-de het praktijkonderzoek, gedeeltelijk positief beantwoord.

De resultaten vinden de respondenten interessant en ze hebben er vertrouwen in. Het resultaat van dit onderzoek wordt bruikbaar geacht, omdat volgens de respondenten de sortering logisch is. Er wordt gesuggereerd, dat 90% van de bovenste vijftien suc-cesfactoren uit dit praktijkonderzoek te generaliseren zal zijn. Deze conclusies zijn in het interview met de respondenten (zie bijlage 11.5) bevestigd. Hiermee is deel-vraag 3, voorafgaande het praktijkonderzoek, positief beantwoord.

Page 52: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 47

Hieronder de top-15 succesfactoren uit het praktijkonderzoek:

1. vertrouwen 2. vertrouwen en goodwill 3. ondersteuning top management 4. verwezenlijken doelen 5. organisatorische betrokkenheid 6. verbindingsofficieren 7. relatie tussen sleutelfiguren 8. flexibiliteit

9. relationele sfeer 10. doelstellingen 11. meerwaarde 12. implementatie en resultaten 13. verwachtingen 14. intensere relatie 15. krachten bundelen

In het onderzoek van Niederkofler (1991) is geconcludeerd, dat er acht essentiële aandachtsgebieden tijdens de opstartfase zijn, welke van invloed zijn op het slagen of falen van een samenwerking. In het hoofdstuk van de onderzoeksresultaten is aange-toond dat deze succesfactoren gezamenlijk ruim 39% gewicht hebben en bij de eerste acht zitten er vijf met ruim 33% gewicht. Hieruit kunnen we concluderen dat de gesorteerde lijst uit ons praktijkonderzoek een juist beeld laat zien van belang-rijke succesfactoren.

Vanuit bovenstaande conclusies mogen we concluderen dat de methode van Naesens met de succesfactoren uit dit onderzoek te gebruiken is. Hiermee is de hoofdvraag, voorafgaande het praktijkonderzoek, positief beantwoord.

De hoofdvraag voorafgaande de literatuurstudie is ten dele positief te beant-woorden. Er zijn succesfactoren die van invloed zijn op het slagen van een alliantie en deze zouden onder de aandacht moeten zijn van bedrijven die willen gaan samen-werken. De hoofdvraag insinueert dat een succesvolle alliantie voorspeld kan worden en dat is, zover we nu weten, niet het geval.

We hebben wel een stap in de goede richting gemaakt door inzicht te verschaf-fen in de slagingskans van een alliantie en hebben gedeeltelijk aan de doelstel-ling van dit onderzoek voldaan. In de doelstelling staat ook of het mogelijk is om een lijst samen te stellen van principes, richtlijnen en vragen. Deze lijst moet dan ge-bruikt worden om inzicht te krijgen in de slagingskans van een samenwerking. Deze lijst hebben we niet gegenereerd. Of dit überhaupt meehelpt bij het inzichtelijk krij-gen van de slagingskans van een samenwerking, lijkt ons onzeker. Wij menen met de gesorteerde lijst van succesfactoren een beter houvast te hebben ontwikkeld.

Algemeen concluderen we dat de methode van Naesens bruikbaar is om tot onze re-sultaten te komen. Een groot verschil tussen beide onderzoeken is de acceptatie van succesfactoren. In Naesens’ onderzoek worden ze niet allemaal zinvol geacht en in ons onderzoek wel. Extra onderzoeken zijn wel nodig om daadwerkelijk aan te tonen dat alle 27 succesfactoren geaccepteerd worden. Hiervoor blijft onderdeel 2 nuttig.

Zodra vervolgonderzoeken hebben uitgewezen welke succesfactoren steeds geaccep-teerd worden en welke te generaliseren zijn binnen hetzelfde gedeelte van de lijst, zou onderdeel 2 weggelaten kunnen worden. De respondenten hebben de verwach-

Page 53: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 48

ting, dat 90% van de huidige top-15 te generaliseren is. Als dit blijkt uit vervolgon-derzoeken, kan er een model ontwikkeld worden met alleen deze succesfactoren. Het toepassen van dat model zal voor organisaties die inzicht willen krijgen in de sla-gingskans van hun samenwerking minder tijd kosten dan nu het geval is.

6.2 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Uit dit onderzoek is naar voren gekomen, dat de gevonden succesfactoren geaccep-teerd zijn tijdens de casestudy. Ook is gebleken, dat de gecombineerde lijst een ver-antwoorde sortering heeft. Er moeten meer casestudy’s volgen om een gesorteerde lijst te krijgen, die generiek toepasbaar zal zijn. Hiervoor is de methode van Naesens (2008) geschikt. Onderdeel 2 moet ook uitgevoerd worden om zekerheid te kunnen krijgen over de acceptatie van de succesfactoren. Een keuze voor vervolgonderzoek is om de 27 succesfactoren uit dit onderzoek paarsgewijs te laten vergelijken bij andere organisaties. Met behulp van AHP kan de lijst gesorteerd worden. Een onderzoeks-vraag die hierbij past is: “Komt 90% van de huidige top-15 overeen met andere case-study’s en zijn deze te generaliseren?”.

Uit het praktijkonderzoek is naar voren gekomen, dat het interpreteren van de suc-cesfactoren lastig is. De respondenten hebben aangegeven dat antwoorden kunnen geven op complete vraagzinnen aantrekkelijker en minder foutgevoelig is. Dit is een punt voor vervolgonderzoek met de volgende onderzoeksvraag: “Zijn de 27 succes-factoren uit dit onderzoek te gebruiken in volledige vraagzinnen en levert dat een verantwoorde, met behulp van AHP, gesorteerde lijst?”.

6.3 Discussie

Veel allianties slagen niet en tot nu toe is het moeilijk om van tevoren in te schatten wat de slagingskans van een alliantie is. Er zijn veel literatuurstudies met informatie over succesvolle en niet-succesvolle allianties. Veel indicatoren hebben daarmee te maken, maar van tevoren is niet bekend wat nu bepalend is voor succes. Dit onder-zoek heeft in de literatuur bewezen generiek toepasbare succesfactoren voor hori-zontale allianties gevonden. Dit zijn er 27 en zijn getoetst met behulp van een bewe-zen methode om gesorteerde lijsten te verkrijgen. In het praktijkonderzoek is de me-thode met de 27 succesfactoren uit dit onderzoek getest. Dit resulteerde in een gesor-teerde lijst waar de respondenten het zich goed in konden vinden.

Dit onderzoek heeft een eerste aanzet gegeven om uiteindelijk te kunnen komen tot een generieke lijst van minder dan deze 27 succesfactoren. Hiervoor is het nodig om genoeg casestudy’s uit te voeren, zodat uiteindelijk zichtbaar is welke succesfactoren steeds terugkomen in de top van de gesorteerde lijsten.

Met het verkrijgen van een eenduidige, beperkte, gesorteerde lijst van succesfactoren kunnen bedrijven, die een samenwerking aan willen gaan, een stevig houvast in han-den hebben ter ondersteuning van de samenwerking en het opzetten daarvan. Hier-mee zullen hopelijk minder allianties falen, dan nu het geval is.

Page 54: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 49

7 Procesreflectie Mijn leerervaring tijdens dit onderzoekstraject is vooral de mate van zelfstandigheid die vereist wordt. Ik draaf daarin door en roep te laat hulp in. Gedurende het traject ben ik daar beter mee omgegaan. Een moeilijk aspect is de onwetendheid van mij over deze materie. Het onderwerp boeit me enorm en dat zorgt ervoor, dat ik veel plezier heb beleefd aan het onderzoeken. De literatuurstudie heeft mij inzicht gege-ven in wat wetenschappelijk werk nu eigenlijk is. Makkelijk te doorgronden is het niet. Door vele verschillende werken te lezen ontstaat een beter gevoel over deze ma-terie en heb ik er vat op gekregen. Dat is het mooie van kennisverrijking: steeds meer plezier erin krijgen en steeds enthousiaster worden.

Tijdens het traject worden sommige zaken bijgeschaafd. In het begin wil je deze kant op en later in het traject de andere kant. Het literatuuronderzoek komt met bepaalde resultaten, die van tevoren onbekend waren. Dat zorgt voor een andere insteek van het praktijkonderzoek. Zulke wendingen zijn het mooie van zulke onderzoeken. Aan het begin is niet bekend waar je eindigt.

De verschillende onderdelen van dit onderzoekstraject zijn uiteindelijk goed gegaan. Tijdens het praktijkonderzoek kwam ik erachter, dat het programma wat ik wilde ge-bruiken niet overweg kon met één groep van 27 elementen. Hier ben ik uitgegaan van hetgeen me verteld was en heb het zelf niet getest. Dat zal ik een volgende keer wel doen om niet voor verrassingen te komen staan. Gelukkig is het me gelukt om in korte tijd een goed alternatief programma te vinden. Een tweede punt wat ik beter had moeten voorbereiden is het verstrekken van de vragenlijsten. Ik had alles in een on-line tool verwerkt, maar het risico was te groot dat er iets mis zou gaan tijdens het invullen en tussentijds opslaan was niet mogelijk. Aan de respondenten is het onver-koopbaar dat ze hun werk kwijt zijn bij problemen tijdens het invullen van de vragen-lijsten. Ik heb uiteindelijk alles op papier uitgedraaid. Dat was de veiligste keuze.

Ik ben erg blij met de keuze voor dit onderwerp. Ik vind het erg interessant en dat helpt om ermee door te blijven gaan en het onderzoek af te ronden. Dit traject had veel eerder afgerond moeten zijn. De vertraging is mij voornamelijk zelf aan te reke-nen.

Page 55: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 50

8 Figurenlijst Figuur 1 Flowchart van de levenscyclus van een alliantie ...................................................... 15 Figuur 2 Verschil tussen strategic alliance en joint venture .................................................. 16 Figuur 3 Conceptueel onderzoeksmodel ....................................................................................... 29 Figuur 4 Voorbeeld vragenlijst onderdeel 1 ................................................................................. 36 Figuur 5 Voorbeeld vragenlijst onderdeel 2 ................................................................................. 36

Page 56: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 51

9 Tabellenlijst Tabel 1 Lijst met gevonden wetenschappelijke artikelen ....................................................... 11 Tabel 2 Aantal gevonden artikelen per jaar (1 t/m 16) ........................................................... 12 Tabel 3 Aantal gevonden artikelen per jaar (17 t/m 23) ........................................................ 12 Tabel 4 Gebruikte categorieën om zaken uit documenten te filteren ................................ 12 Tabel 5 Vergelijking van fases van de levenscyclus van een alliantie ................................ 14 Tabel 6 Top 5 van kritieke succesfactoren volgens Hoffman & Schlosser (2001)......... 20 Tabel 7 De 27 gevonden succesfactoren ........................................................................................ 22 Tabel 8 Schaal Saaty om te kwantificeren ..................................................................................... 23

Page 57: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 52

10 Referenties Barringer, B. R., & Harrison, J. S. (2000). Walking a Tightrope: Creating Vaiue Through

Interorganizational Relationships. Journal of Management, Vol. 26, No 3, 367-403.

Boon, T. d., & Geeraerts, D. (2008). Dikke van Dale - Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Utrecht / Antwerpen: Van Dale Lexicografie.

Borys, B., & Jemison, D. B. (1989). Hybrid arrangements as strategic alliance: theoretical issues in organizational combinations. Opgeroepen op 11 15, 2010, van JStor: http://www.jstor.org/stable/258418

Carayannis, E. G., Kassicieh, S. K., & Radosevich, R. (2000). Strategic alliances as a source of early-stage seed capital in new technology-based firms. Opgeroepen op juni 17, 2010, van ScienceDirect: http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6V8B-41361CW-8&_user=10&_coverDate=11%2F30%2F2000&_rdoc=1&_fmt=high&_orig=search&_sort=d&_docanchor=&view=c&_searchStrId=1372580405&_rerunOrigin=scholar.google&_acct=C000050221&_version=1&_urlVersi

Child, J., & Faulkner, D. (1998). Managing Alliances: Networks and Joint Ventures. Oxford: Oxford University Press.

Chung, S., Singh, H., & Lee, K. (2000). Complementarity, Status Similarity and Social Capital as Drivers of Alliance Formation. Opgeroepen op 8 8, 2010, van JStor: http://www.jstor.org.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/sici?origin=sfx%3Asfx&sici=0143-2095(2000)21%3A1%3C1%3ACSSASC%3E2.0.CO%3B2-5

Cravens, D. W., Shipp, S. H., & Cravens, K. S. (1993). Analysis of co-operative interorganizational relationships, strategic alliance formation, and strategy alliance effectiveness. Opgeroepen op 8 9, 2010, van Informaworld: http://www.informaworld.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/smpp/content~db=all~content=a739443783

Das, T., & Kumar, R. (2007). Learning dynamics in the alliance development process. Opgeroepen op 8 9, 2010, van Emerald: http://www.emeraldinsight.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/journals.htm?articleid=1602963&show=abstract

Das, T., & Teng, B.-S. (2002). The Dynamics of Alliance Conditions in the Alliance Development Process. Opgeroepen op 8 9, 2010, van Wiley Online Library: http://onlinelibrary.wiley.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/doi/10.1111/1467-6486.00006/abstract

Eisenhardt, K. M., & Schoonhoven, C. B. (1996). Resource-based view of strategic alliance formation: strategic and social effects in entrepreneurial firms. Opgeroepen op 8 8, 2010, van JStor: http://www.jstor.org.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/stable/2634977

Engelen, J. v., & Zwaan, A. v. (1994). Bedrijfskundige methodologie 2: een technisch-methodologische context. Bedrijfskunde, 85-94.

Page 58: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 53

Gulati, R. (1995). Social Structure and Alliance Formation Patterns: A Longitudianl Analysis. Opgeroepen op 8 8, 2010, van JStor: http://www.jstor.org.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/stable/2634977

Hamel, G., Doz, Y. L., & Prahalad, C. K. (1989). Collaborate with your competitors and win. Opgeroepen op 5 22, 2011, van stern.nyu.edu: http://www.stern.nyu.edu/mgt/courses/b2101/lamb/download/collaboratewith%20competitors.pdf

Hoffmann, W. H., & Schlosser, R. (2001). Success Factors of Strategic Alliances in Small and Medium-sized Enterprises—An Empirical Survey. Opgeroepen op 8 9, 2010, van ScienceDirect: http://www.sciencedirect.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6V6K-43MJR2W-B&_user=9509249&_coverDate=06%2F30%2F2001&_rdoc=1&_fmt=high&_orig=search&_origin=search&_sort=d&_docanchor=&view=c&_acct=C000062300&_version=1&_urlVersion=

Jarillo, J. C. (1988). On Strategic Networks. Strategic Management Journal, Vol. 9, 31-41.

Kelly, M. J., Schaan, J.-L., & Joncas, H. (2002). Managing alliance relationships: key challenges in the early stages of collaboration. Opgeroepen op juni 17, 2010, van Sean Gallagher Mahidol University International College: http://seangallaghersite.com/yahoo_site_admin/assets/docs/Business_Alliances_early_stage_problems.5805618.pdf

Kogut, B. (1988). Joint Ventures: Theoretical and Empirical Perspectives. Opgeroepen op 5 22, 2011, van JStor: http://www.jstor.org.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/stable/pdfplus/2486268.pdf

Kumar, R., & Das, T. (2007). Interpartner Legitimacy in the Alliance Development Process. Opgeroepen op 8 9, 2010, van Wiley Online Library: http://onlinelibrary.wiley.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/doi/10.1111/j.1467-6486.2007.00709.x/abstract

Lorange, P., Roos, J., & Brønn, P. S. (1992). Building Successful Strategic Alliances. Opgeroepen op 5 22, 2011, van ScienceDirect: http://www.sciencedirect.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/science/article/pii/002463019290164W

Lowensberg, D. A. (2010). A “new” view on “traditional” strategic alliances' formation paradigms. Opgeroepen op 8 9, 2010, van Emerald: http://www.emeraldinsight.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/journals.htm?articleid=1875731&show=abstract&

Naesens, K. (2008). A swift response framework for implementing and sustaining resource pooling (applied to inventory management). Leuven: Centrum voor industrieel beleid, Katholieke Universiteit Leuven.

Page 59: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 54

Naesens, K., Gelders, L., & Pintelon, L. (2006). Strategic fit between companies in a collaborative supply network. Belgium: Centre for Industrial Management, Katholieke Universiteit Leuven.

Niederkofler, M. (1991). The evolution of strategic alliances: opportunities for managerial influence. Journal of Business Venturing 6, 237-257.

Nielsen, B. B. (2003). An Empirical Investigation of the Drivers of International Strategic Alliance Formation. Opgeroepen op 8 9, 2010, van ScienceDirect: http://www.sciencedirect.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6V9T-49JVNSB-B&_user=9509249&_coverDate=06%2F30%2F2003&_rdoc=1&_fmt=high&_orig=search&_origin=search&_sort=d&_docanchor=&view=c&_acct=C000062300&_version=1&_urlVersion=

Powell, W. W. (1987). Hybrid Organizational Arrangements: New Form or Transitional Development? Opgeroepen op 5 7, 2011, van EBSCO Host: http://web.ebscohost.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/ehost/detail?sid=29a43dcd-153f-4c5d-87ac-f2b2393a4495%40sessionmgr11&vid=1&hid=11&bdata=JnNpdGU9ZWhvc3QtbGl2ZQ%3d%3d#db=buh&AN=4760373

Saaty, T. (1980). The analytic hierarchy process. New York: McGraw-Hill.

Saunders, M., Lewis, P., & Thornhill, A. (2008). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson Education Benelux.

Skaperdas, S. (1998). On the formation of alliances in conflict and contests. Opgeroepen op juni 17, 2010, van SpringerLink: http://www.springerlink.com/content/rx22360280g30646/

Stuart, T. E. (1998). Network Positions and Propensities to Collaborate: An Investigation of Strategic Alliance. Opgeroepen op juni 17, 2010, van JStor: http://www.jstor.org/pss/2393679

Wildeman, L., & Erens, F. (1998). Alliances and Networks: The Next Generation. International Journal of Technology Management - Vol. 15, No. 1/2, 96-108.

Wu, F., & Cavusgil, S. T. (2005). Organizational learning, commitment, and joint value creation in interfirm relationships. Opgeroepen op 8 9, 2010, van ScienceDirect: http://www.sciencedirect.com.ezproxy.elib10.ub.unimaas.nl/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6V7S-4GC1RF0-1&_user=9509249&_coverDate=01%2F31%2F2006&_rdoc=1&_fmt=high&_orig=search&_origin=search&_sort=d&_docanchor=&view=c&_acct=C000062300&_version=1&_urlVersion=

Page 60: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 55

11 Bijlagen

11.1 Matrixvorm: de 27 succesfactoren uit het literatuur-onderzoek

Succ

esf

acto

rHoffmann & Schlosser (2001)

Kelly, Schaan & Joncas (2002)

Cravens, Shipp & Cravens (1993)

Gulati (1995)

Carayannis, Kassicieh & Radosevich (2000)

Chung, Singh & Lee (2000)

Wu & Cavusgil (2005)

Niederkofler (1991)

Skaperdas (1998)

uit

leg

1R

ela

tio

ne

le s

fee

rX

Lee

r e

lka

ar

tijd

en

s d

e e

ers

te p

eri

od

e v

an

sa

me

nw

erk

ing

goe

d k

en

ne

n. I

n 7

0%

va

n d

e g

eva

lle

n v

an

ve

rvro

egd

e t

erm

ina

tie

be

tre

ft h

et

pro

ble

me

n in

de

re

lati

on

ele

sfe

er.

De

rela

tio

ne

le s

fee

r is

ee

n s

leu

tel v

oo

r su

cce

svo

lle

sa

me

nw

erk

ing.

2R

olv

erd

eli

ng

XM

aa

k go

ed

e a

fsp

rake

n o

mtr

en

t d

e r

olv

erd

eli

ng.

Dit

dra

agt

bij

aa

n h

et

succ

es

van

de

sa

me

nw

erk

ing,

aa

nge

zie

n e

r sa

me

n b

est

uu

rd w

ord

t.

3C

on

flic

ten

XM

aa

k go

ed

e a

fsp

rake

n o

ver

ho

e c

on

flic

ten

op

te

loss

en

. Dit

dra

agt

bij

aa

n h

et

succ

es

van

de

sa

me

nw

erk

ing,

aa

nge

zie

n e

r sa

me

n b

est

uu

rd w

ord

t.

4A

lge

he

le c

rdin

ati

eX

Ma

ak

goe

de

afs

pra

ken

ove

r w

ie d

e a

lge

he

le c

rdin

ati

e h

ee

ft. D

it d

raa

gt b

ij a

an

he

t su

cce

s va

n d

e s

am

en

we

rkin

g, a

an

gezi

en

er

sam

en

be

stu

urd

wo

rdt.

5B

esl

issi

nge

nX

Ma

ak

goe

de

afs

pra

ken

ove

r h

oe

be

slis

sin

gen

ge

no

me

n m

oe

ten

wo

rde

n. D

it d

raa

gt b

ij a

an

he

t su

cce

s va

n d

e s

am

en

we

rkin

g, a

an

gezi

en

er

sam

en

be

stu

urd

wo

rdt.

6G

eza

me

nli

jke

re

lati

es

XG

eza

me

nli

jke

re

lati

es

zorg

en

vo

or

ee

n s

terk

ere

sa

me

nw

erk

ing.

7D

erd

e p

art

ije

nX

Ho

e o

pe

ne

r d

e v

ers

tan

dh

ou

din

g, h

oe

be

ter

de

pa

rtn

ers

elk

aa

r b

egr

ijp

en

. Hie

rdo

or

kun

ne

n p

art

ne

rs e

lka

ar

de

rde

pa

rtij

en

aa

nb

eve

len

wa

ar

da

n s

eri

eu

s o

p in

gega

an

wo

rdt.

8V

erw

ach

tin

gen

XH

et

wa

arm

ake

n v

an

ve

rwa

chti

nge

n, b

uit

en

fin

an

cie

el g

ew

in, i

s b

ela

ngr

ijk

voo

r d

e s

am

en

we

rkin

g.

9V

oo

rde

len

XH

et

verk

rijg

en

va

n v

oo

rde

len

, bu

ite

n fi

na

nci

ee

l ge

win

is b

ela

ngr

ijk

voo

r d

e s

am

en

we

rkin

g.

10

Elka

ar

aa

nvu

lle

nX

Een

sa

me

nw

erk

ing

verl

oo

pt

soe

pe

ler

als

be

dri

jve

n e

lka

ar

me

t b

ep

aa

lde

bro

nn

en

aa

nvu

lle

n.

11

Kra

chte

n b

un

de

len

XB

un

de

len

va

n s

pe

cifi

eke

kra

chte

n. D

ele

n o

f ove

rbre

nge

n v

an

bro

nn

en

. Ee

n a

llia

nti

ep

art

ne

r m

oe

t ie

ts t

e b

ied

en

he

bb

en

.

12

Bro

nn

en

XV

ast

ste

lle

n b

en

od

igd

e b

ron

ne

n. A

ls d

e b

esl

issi

ng

om

sa

me

n t

e w

erk

en

is g

en

om

en

, mo

et

elk

e p

art

ne

r d

e b

en

od

igd

e b

ron

ne

n v

rijg

eve

n. V

an

te

vore

n m

oe

t a

fge

spro

ken

wo

rde

n o

f

de

bro

nn

en

in e

ige

nd

om

va

n d

e p

art

ne

r b

lijv

en

of g

em

ee

nsc

ha

pp

eli

jk b

ezi

t w

ord

en

.

13

Imp

lem

en

tati

e e

n r

esu

lta

ten

XSn

ell

e im

ple

me

nta

tie

en

sn

ell

e r

esu

lta

ten

. Zo

dra

de

ove

ree

nko

mst

to

t st

an

d g

eko

me

n is

, za

l ee

n p

roje

ct o

f ta

ak

gest

art

mo

ete

n w

ord

en

om

de

pa

rtn

ers

aa

n e

lka

ar

te la

ten

we

nn

en

sa

me

nw

erk

en

. Als

hie

r sn

ell

e e

n m

ee

tba

re r

esu

lta

ten

ge

bo

ekt

wo

rde

n, z

al d

it e

en

po

siti

ef e

n s

terk

ge

voe

l ge

ven

wa

ard

oo

r d

e v

erd

ere

sa

me

nw

erk

ing

me

er

kan

s va

n s

lage

n

14

Re

chte

n e

n p

lich

ten

XP

reci

es

de

fin

iëre

n v

an

de

re

chte

n e

n p

lich

ten

. Mo

geli

jke

co

nfl

icte

n m

oe

ten

vo

ork

om

en

zie

n t

e w

ord

en

do

or

pre

cie

s d

e d

oe

len

en

ta

ken

te

de

fin

iëre

n.

15

Re

lati

e t

uss

en

sle

ute

lfig

ure

nX

Bin

ne

n d

e r

olv

erd

eli

ng

is d

e r

ela

tie

tu

sse

n s

leu

telf

igu

ren

va

n d

e p

art

ne

rs c

ruci

aa

l vo

or

de

ve

rde

re o

ntw

ikke

lin

g va

n d

e s

am

en

we

rkin

g e

n h

ee

ft s

ign

ific

an

t b

eh

oe

fte

aa

n a

an

da

cht.

16

Ve

rtro

uw

en

XD

e b

asi

s va

n e

en

sa

me

nw

erk

ing

is g

eb

ase

erd

op

we

de

rzij

ds

vert

rou

we

n.

17

Be

no

dig

de

bro

nn

en

XX

Een

ge

zam

en

lijk

e a

fsp

raa

k m

oe

t ge

ba

see

rd z

ijn

op

he

lde

r b

egr

ijp

en

va

n d

e b

ron

ne

n e

n in

tere

sse

s va

n d

e p

art

ne

r w

aa

rme

e d

oe

len

ve

rwe

zen

lijk

t ku

nn

en

wo

rde

n.

18

Tijd

sdru

kX

XTi

jdsd

ruk

ma

g n

oo

it d

e o

verh

an

d k

rijg

en

in h

et

on

de

rha

nd

eli

ngs

pro

ces.

De

ro

ute

va

n h

et

on

de

rha

nd

eli

ngs

pro

ces

mo

et

gen

oe

g ti

jd g

ege

ven

wo

rde

n o

m a

lle

afs

pra

ken

en

pla

nn

en

ron

d t

e k

rijg

en

. Dit

zo

rgt

voo

r e

en

sta

bie

le b

asi

s vo

or

de

sa

me

nw

erk

ing.

19

Ve

rwe

zen

lijk

en

do

ele

nX

XV

an

we

ge o

no

verb

rugb

are

ve

rsch

ille

n t

uss

en

be

dri

jve

n, m

ag

de

ho

eve

elh

eid

va

n w

erk

eli

jke

sa

me

nw

erk

ing

no

oit

me

er

zijn

da

n n

od

ig is

om

de

do

ele

n t

e v

erw

eze

nli

jke

n. A

fsp

rake

n

hie

rom

tre

nt

mo

ete

n g

oe

d v

ast

gele

gd w

ord

en

.

20

Ve

rbin

din

gso

ffic

iere

nX

XG

oe

d o

pge

leid

e o

nd

ern

em

en

de

ma

na

gers

me

t re

lati

eva

ard

igh

ed

en

mo

ete

n d

oo

r h

et

gro

tere

be

dri

jf w

ord

en

aa

nge

ste

ld a

ls v

erb

ind

ings

off

icie

ren

. Zij

he

bb

en

de

mo

geli

jkh

eid

om

we

de

rzij

dse

bro

nn

en

te

inte

gre

ren

en

ku

nn

en

mo

geli

jke

sp

an

nin

gen

we

gen

s e

ige

na

ard

igh

ed

en

re

du

cere

n.

21

On

de

rste

un

ing

top

ma

na

gem

en

tX

XH

et

top

ma

na

gem

en

t m

oe

t d

e a

ctie

s va

n d

e v

erb

ind

ings

off

icie

ren

vo

lle

dig

on

de

rste

un

en

, oo

k a

ls d

it c

on

flic

tee

rt m

et

inte

rne

re

gels

.

22

Ve

rtro

uw

en

en

go

od

wil

lX

XD

e b

est

e b

asi

s vo

or

ee

n h

eil

zam

e s

am

en

we

rkin

g ko

mt

voo

rt u

it d

e fo

cus

op

he

t cr

ren

va

n v

ert

rou

we

n e

n g

oo

dw

ill d

oo

r h

et

geza

me

nli

jk m

an

age

me

nt.

Hie

ruit

on

tsta

at

ee

n h

oge

ma

te v

an

to

lera

nti

e e

n v

erh

oo

gd d

e o

pe

nh

eid

in c

om

mu

nic

ati

e.

23

Inte

nse

re r

ela

tie

XX

He

t ge

sta

ag

op

bo

uw

en

na

ar

ee

n in

ten

sere

re

lati

e z

org

t vo

or

ken

nis

ove

r e

lka

ars

inte

ress

es

en

ma

nie

ren

va

n u

itvo

ere

n. D

it v

ers

tevi

gt h

et

cre

ëre

n v

an

ve

rtro

uw

en

en

go

od

wil

l.

24

Fle

xib

ilit

eit

XX

Fle

xib

ilit

eit

is d

e s

leu

tel o

m v

oo

rde

len

uit

ee

n s

am

en

we

rkin

g te

kri

jge

n, a

an

gezi

en

he

t ze

lde

n g

aa

t zo

als

ge

pla

nd

.

25

Org

an

isa

tori

sch

e b

etr

okk

en

he

idX

Org

an

isa

tori

sch

e b

etr

okk

en

he

id is

de

sle

ute

l na

ar

he

t to

t e

lka

ar

bre

nge

n v

an

ge

me

en

sch

ap

pe

lijk

e z

ake

lijk

e e

n p

rivé

inte

ress

es,

wa

t vo

or

be

ide

be

dri

jve

n m

ee

rwa

ard

e c

reë

ert

. De

inte

nti

e o

m t

e le

ren

ve

rste

rkt

org

an

isa

tori

sch

e b

etr

okk

en

he

id.

26

Do

els

tell

inge

nX

Do

els

tell

inge

n g

en

ere

ren

uit

de

bu

sin

ess

str

ate

gie

. Tij

de

ns

de

ze s

tra

tegi

sch

e a

na

lyse

mo

et

geë

valu

ee

rd w

ord

en

ho

e d

e a

llia

nti

e d

e s

tra

tegi

sch

e p

osi

tie

va

n d

e p

art

ne

rs k

an

verb

ete

ren

in d

eze

sp

eci

ale

bu

sin

ess

.

27

Stra

tegi

sch

e m

ee

rwa

ard

eX

Elke

pa

rtn

er

he

eft

in b

ep

aa

lde

ma

te s

tra

tegi

sch

e m

ee

rwa

ard

e t

en

op

zich

te v

an

de

an

de

r e

n d

at

dra

agt

bij

aa

n h

et

succ

es

van

de

all

ian

tie

. Vo

orb

ee

ld: h

oe

vee

lhe

id g

eld

of

insp

an

nin

g w

at

ee

n p

art

ij k

an

leve

ren

Page 61: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 56

11.2 Matrixvorm: de 70 elementen uit het onderzoek Kobe Naesens

Company characteristics

1. Company structure

2. Financial strength

3. Image

4. General company characteristics

Competitive advantage

5. Product / Service

6. General

Internal processes

7. Operational

8. Tactical

9. Strategic

External parameters

7. Product / Service specific

8. Industry specific

9. General

case study 1

case study 2

case study 3 organization 1

case study 3 organization 2

case study 4 organization 1

case study 4 organization 2

case study 4 organization 3

case study 4 organization 4

case study 4 organization 5

Uit

leg

Ele

me

nt

1B

ed

rijf

sgro

ott

eX

XX

XX

XX

XX

XX

Ho

e g

rote

r h

oe

kra

chti

ger

me

est

al.

(te

me

ten

in a

an

tal m

ed

ew

erk

ers

en

/of j

aa

rom

zet)

2M

an

ier

van

be

slis

sin

gen

ne

me

nX

XX

XX

XX

XX

XX

Zijn

er

vee

l la

gen

die

me

t b

esl

issi

nge

n t

e m

ake

n h

eb

be

n?

(ma

te v

an

bu

rea

ucr

ati

e)

3Fi

na

nci

ële

ge

zon

dh

eid

XX

XX

XX

XX

XX

XV

ee

l sch

uld

en

dru

kke

n o

p d

e c

ash

flo

w. D

e fi

na

nci

ële

ge

zon

dh

eid

is t

e a

na

lyse

ren

me

t EB

IT (e

arn

ings

be

fore

inte

rest

an

d t

axe

s) e

n E

BIT

DA

(ea

rnin

gs b

efo

re in

tere

st, t

axe

s, d

ep

reci

ati

on

an

d a

mo

rtiz

ati

on

).

4B

esc

hik

ba

arh

eid

ka

pit

aa

lX

XX

XX

XX

XX

XX

Een

gro

ot

eig

en

ve

rmo

gen

is b

ela

ngr

ijk

in s

lech

te t

ijd

en

en

da

arm

ee

ku

nn

en

inve

ste

rin

gen

ma

kke

lijk

er

ged

aa

n w

ord

en

. Ee

n g

roo

t vr

ee

md

ve

rmo

gen

ma

akt

de

on

de

rne

min

g a

fha

nke

lijk

er.

5A

lge

me

ne

re

pu

tati

eX

XX

XX

XX

XX

XX

Ho

e s

taa

t d

e o

nd

ern

em

ing

in d

e m

ark

t? Z

ijn

er

sch

an

da

len

?

6M

ilie

ure

pu

tati

eX

XX

XX

XX

XX

XX

MV

O (m

aa

tsch

ap

pe

lijk

ve

ran

two

ord

on

de

rne

me

n) i

s e

en

be

lan

grij

k p

un

t in

de

ze t

ijd

. Ho

e s

coo

rt d

e

on

de

rne

min

g o

p d

it v

lak?

7La

ag

XX

XX

XX

XX

XX

XW

elk

e la

ag

bin

ne

n d

e o

rga

nis

ati

e b

esl

ist

ove

r a

llia

nti

e?

Top

ma

na

gem

en

t? M

idd

le m

an

age

me

nt?

He

t

niv

ea

u v

an

de

be

slis

sin

gma

kers

be

pa

alt

de

afh

an

keli

jkh

eid

bij

cru

cia

le b

esl

issi

nge

n.

8Sc

op

eX

XX

XX

XX

XX

XX

pro

du

ct- o

f pro

cesg

eri

cht;

be

pa

alt

inri

chti

ng

pro

du

ctie

pro

cess

en

9Te

rmij

np

lan

nin

gX

XX

XX

XX

XX

XX

lan

g o

f ko

rt

10

Eerd

ere

sa

me

nw

erk

ings

verb

an

de

nX

XX

XX

XX

XX

XX

Succ

esv

oll

e g

eve

n k

rach

t, m

aa

r n

iet

succ

esv

oll

e k

un

ne

n w

an

tro

uw

en

ge

ven

.

11

Pa

rtn

er

<->

con

curr

en

tX

XX

XX

XX

XX

XX

Als

er

me

er

com

pe

titi

e in

de

ma

rkt

kom

t, k

un

ne

n d

e p

art

ne

rs e

lka

ars

co

ncu

rre

nte

n w

ord

en

.

12

Org

an

isa

tie

cult

uu

rX

XX

XX

XX

XX

XX

ind

ivid

ue

el,

co

lle

ctie

f, m

an

ne

lijk

, vro

uw

eli

jk

13

Pro

du

ctkw

ali

teit

XX

XX

XX

XX

XX

XTw

ee

be

lan

grij

ke e

lem

en

ten

: vo

ldo

et

he

t a

an

de

sp

eci

fica

tie

en

wo

rdt

he

t o

p d

e ju

iste

ma

nie

r ge

bru

ikt.

Vo

orb

ee

ld o

m k

wa

lite

it t

e m

ete

n: a

an

tal d

efe

cte

n.

14

Serv

ice

kwa

lite

itX

XX

XX

XX

XX

XX

Niv

ea

u v

an

se

rvic

e n

aa

r kl

an

ten

.

15

Pro

du

ctle

ven

scyc

lus

XX

XX

XX

XX

XX

XSt

atu

s va

n h

et

pro

du

ct in

de

cyc

lus:

intr

od

uct

ie, g

roe

i, v

olw

ass

en

he

id, t

eru

gva

l.

16

Ma

rkta

an

de

el

XX

XX

XX

XX

XX

XP

erc

en

tage

va

n d

e m

ark

t w

at

in h

an

de

n is

va

n d

e o

rga

nis

ati

e.

17

Kla

nte

nlo

yali

teit

XX

XX

XX

XX

XX

XH

oe

vee

l kla

nte

n k

om

en

va

ker

teru

g?

18

Ve

rtic

ale

inte

gra

tie

XX

XX

XX

XX

XX

XH

et

ged

ee

lte

va

n h

et

vert

ica

le n

etw

erk

wa

t d

oo

r d

e o

rga

nis

ati

e b

ep

aa

ld w

ord

t. V

ert

ica

l ba

ckw

ard

:

aa

nko

pe

n v

erm

ind

ere

n e

n v

erk

op

en

co

nst

an

t h

ou

de

n. V

ert

ica

l fo

rwa

rd: v

erk

op

en

ve

rho

gen

en

aa

nko

pe

n c

on

sta

nt

ho

ud

en

.

19

Tech

no

logi

sch

e k

en

nis

XX

XX

XX

XX

XX

XN

Ieu

we

pro

du

cto

ntw

ikke

lin

g in

eig

en

hu

is g

ee

ft s

ne

lhe

id m

et

be

tre

de

n m

ark

t.

20

Pro

du

ctiv

ite

itX

XX

XX

X(m

aga

zijn

) aa

nta

l go

ed

ere

n p

er

uu

r, k

ost

en

pe

r o

rde

r

21

Fle

xib

ilit

eit

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) o

mga

an

me

t ve

rsch

ille

nd

e p

rod

uct

en

, dri

nge

nd

e o

rde

r, c

ap

aci

teit

be

ho

eft

e

22

Co

ntr

ole

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) h

oe

vee

lhe

id: a

an

tal v

olg

en

s p

lan

nin

g; k

wa

lite

it: v

olg

en

s d

esi

gn e

n g

oe

dke

uri

ng

kla

nt;

tech

no

logi

e: v

ast

ste

lle

n o

f ee

n o

nd

erd

ee

l se

rvic

e n

od

ig h

ee

ft; k

ost

en

: in

vgl

me

t a

nd

ere

org

an

isa

tie

s

23

Do

orv

oe

rsn

elh

eid

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) T

ijd

tu

sse

n o

rde

r e

n b

esc

hik

ba

arh

eid

pro

du

ct.

24

Be

tro

uw

ba

arh

eid

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) V

olg

en

s p

lan

nin

g le

vere

n, i

n d

e ju

iste

ho

eve

elh

eid

en

zo

nd

er

sch

ad

e. B

ere

ken

en

va

n M

TBF

(Me

an

Tim

e B

etw

ee

n F

ail

ure

).

25

Be

nu

ttin

g va

n c

ap

aci

teit

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) H

oe

eff

ect

ief w

ord

t m

et

de

ru

imte

om

gega

an

?

26

Tota

le in

ven

tari

sko

ste

nX

XX

XX

X(m

aga

zijn

) To

tale

ko

ste

n v

an

ord

er,

ho

ldin

g e

n s

ho

rta

ge.

27

Aa

nta

l art

ike

len

in v

oo

rra

ad

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) S

KU

(Sto

ck K

ee

pin

g U

nit

): m

inim

aa

l aa

nta

l va

n e

en

art

ike

l wa

t in

vo

orr

aa

d m

oe

t zi

jn.

28

Inve

nta

risd

oo

rvo

er

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) I

nve

nto

ry T

urn

ove

r: d

e r

ati

o v

an

to

taa

l aa

nta

l va

n d

e d

oo

rvo

er

in e

en

jaa

r e

n h

et

gem

idd

eld

e

niv

ea

u v

an

aa

nta

l art

ike

len

.

29

Kw

ali

teit

pro

du

cte

n /

die

nst

en

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) H

oe

sta

at

de

inte

rne

org

an

isa

tie

ach

ter

de

kw

ali

teit

sniv

ea

u?

30

Serv

ice

niv

ea

uX

XX

XX

X(m

aga

zijn

) De

afs

pra

ken

, va

ak

op

gesc

hre

ven

in e

en

SLA

.

Page 62: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 57

31

Fysi

eke

pro

du

ctgr

oo

tte

XX

XX

XX

(ma

gazi

jn) B

ela

ngr

ijk

vo

or

he

t la

de

n, l

oss

en

en

op

sla

g.

32

Inve

ste

rin

gen

(RO

I)X

XX

XX

XX

XX

XX

Wa

t is

de

RO

I (R

etu

rn O

n In

vest

me

nt)

va

n d

e in

vest

eri

nge

n v

oo

r d

e s

am

en

we

rkin

g?

33

Co

mm

un

ica

tie

XX

XX

XX

XX

XX

XW

at

zijn

de

ge

ree

dsc

ha

pp

en

om

te

co

mm

un

ice

ren

? W

an

ne

er

en

wa

t w

ord

t ge

com

mu

nic

ee

rd?

34

Inte

gra

tie

ICT

XX

XX

XX

XX

XX

XH

oe

wo

rdt

de

ICT

inge

zet

om

in d

e ju

ist

info

rma

tie

te

vo

orz

ien

, aa

nga

an

de

de

sa

me

nw

erk

ing?

35

Sne

lhe

id v

an

be

slis

sin

gen

ne

me

nX

XX

XX

XX

XX

XX

Wa

t is

de

TD

M (T

ime

to

De

cisi

on

Ma

kin

g) v

an

de

org

an

isa

tie

?

36

Ge

zam

en

lijk

e p

lan

nin

gX

XX

XX

XX

XX

XX

All

es

aa

nga

an

de

de

sa

me

nw

erk

ing

mo

et

geza

me

nli

jk g

ep

lan

d w

ord

en

.

37

Kla

ntg

eri

chth

eid

XX

XX

XX

XX

XX

XSt

erk

e r

ela

tie

tu

sse

nin

tern

e p

roce

sse

n e

n k

lan

tge

rich

the

id. H

et

be

grij

pe

n v

an

kla

nte

n is

be

lan

grij

k o

m

ste

ed

s w

ee

r m

an

iere

n t

e v

ind

en

de

kla

nte

n h

oo

gwa

ard

ig t

e b

ed

ien

en

.

38

Ge

ogr

afi

sch

e k

we

stie

sX

XX

XX

XX

XX

XX

Op

we

lke

loca

tie

ga

an

we

lke

me

nse

n w

erk

en

?

39

Ge

ma

k o

m u

it d

e m

ark

t te

sta

pp

en

XX

XX

XX

XX

XX

XEe

n lo

cati

e is

afh

an

keli

jk v

an

loka

le o

verh

ed

en

en

de

rha

lve

is h

et

van

invl

oe

d o

p h

et

gem

ak

om

te

sto

pp

en

. De

nk

aa

n w

erk

ne

me

rsb

esc

he

rmin

g e

n b

ela

stin

gen

.

40

Uit

be

ste

din

gsst

rate

gie

XX

XX

XX

XX

XX

XW

ord

en

er

zake

n u

itb

est

ee

d e

n w

elk

e?

41

Pe

rsp

ect

ief

XX

XX

XX

XX

XX

Xre

act

ief (

vera

ntw

oo

rde

lijk

he

id o

ntk

en

ne

n),

de

fen

sie

f (ve

ran

two

ord

eli

jkh

eid

erk

en

ne

n, m

aa

r e

rte

gen

vech

ten

), m

ee

gaa

nd

(ve

ran

two

ord

eli

jkh

eid

acc

ep

tere

n),

pro

act

ief (

vera

ntw

oo

rde

lijk

he

id a

nti

cip

ere

n)

42

be

tro

kke

nh

eid

to

p m

an

age

me

nt

XX

XX

XX

XX

XX

XH

ori

zon

tale

sa

me

nw

erk

ing

is a

lle

en

mo

geli

jk w

an

ne

er

he

t to

p m

an

age

me

nt

er

10

0%

ach

ters

taa

t.\

43

Ve

rwa

chti

nge

n a

an

de

elh

ou

de

rsX

XX

XX

XX

XX

XX

Aa

nd

ee

lho

ud

ers

he

bb

en

va

ak

kort

e t

erm

ijn

ve

rwa

chti

nge

n, t

erw

ijl h

et

ma

na

gem

en

t la

nge

te

rmij

n

do

ele

n z

ou

mo

ete

n o

ntw

ikke

len

.

44

Co

mp

lem

en

tary

XX

XX

XX

XX

XX

XZi

jn e

r p

rod

uct

en

die

sa

me

n m

et

pro

du

cte

n v

an

de

rde

n a

an

gesc

ha

ft d

ien

en

te

wo

rde

n d

oo

r d

e k

lan

t?

45

Sup

ple

me

nta

ryX

XX

XX

XX

XX

XX

Zijn

er

pro

du

cte

n d

ie e

lka

ar

nie

t b

eïn

vlo

ed

en

ma

ar

sam

en

ee

n h

oge

re w

aa

rde

he

bb

en

? (b

ijv.

sa

me

n

leve

ren

)

46

Vra

ags

cho

mm

eli

ng

XX

XX

XX

XX

XX

XB

eïn

vlo

ed

t d

e c

ap

aci

teit

va

n d

e o

rga

nis

ati

e.

47

Pri

jssc

ho

mm

eli

ng

XX

XX

XX

XX

XX

XP

rijs

is v

erb

on

de

n m

et

he

t a

an

tal a

lte

rna

tie

ven

.

48

Co

ncu

rre

nti

ed

ruk

XX

XX

XX

XX

XX

XC

om

pe

titi

e is

va

n in

vlo

ed

op

de

sa

me

nw

erk

ing,

om

da

t h

et

de

cm

ple

xite

it v

an

de

om

gevi

ng

be

ïnvl

oe

dt.

49

Toe

gan

gskl

oo

fX

XX

XX

XX

XX

XX

Wa

t is

de

ba

rriè

re o

m d

eze

lfd

e m

ark

t d

oo

r d

erd

en

te

be

tre

de

n?

50

Tech

no

logi

sch

e w

ijzi

gin

gen

XX

XX

XX

XX

XX

XIs

de

org

an

isa

tie

fle

xib

el i

n t

ech

nis

che

wij

zigi

nge

n?

51

Ka

pit

aa

lin

ten

site

itX

XX

XX

XX

XX

XX

He

t n

ive

au

be

ïnvl

oe

dt

de

be

ho

eft

e n

aa

r a

fsp

rake

n. H

oge

inte

nsi

teit

= s

cha

alg

roo

tte

ve

ran

de

ren

ko

st

vee

l ge

ld e

n t

ijd

.

52

Fin

an

cië

le g

ezo

nd

he

id v

an

de

bra

nch

eX

XX

XX

XX

XX

XX

Be

lan

grij

k vo

or

he

t a

an

gaa

n v

an

ee

n s

am

en

we

rkin

g.

53

Gro

ei p

ote

nti

ee

l va

n d

e m

ark

tX

XX

XX

XX

XX

XX

sne

l (ge

en

no

od

zaa

k to

t sa

me

nw

erk

ing)

, vo

lwa

sse

n (s

am

en

we

rke

n o

m k

ost

en

te

be

spa

ren

), t

eru

gva

l

(nie

uw

e w

ege

n o

m k

lan

ten

te

kri

jge

n/b

ind

en

)

54

Win

stve

rwa

chti

ng

XX

XX

XX

XX

XX

XV

oo

r d

e la

nge

te

rmij

n is

be

lan

grij

k vo

or

de

sa

me

nw

erk

ing.

55

Bro

nn

en

geb

ruik

XX

XX

XX

XX

XX

XA

fsp

rake

n o

ver

he

t ge

bru

ik v

an

de

ve

rsch

ille

nd

e b

ron

ne

n. (

fin

an

cie

el,

ap

pa

ratu

ur,

me

de

we

rke

rs,

ruim

tes,

etc

)

56

Alg

em

ee

n z

ake

lijk

ris

ico

XX

XX

XX

XX

XX

XH

oe

op

ere

ert

de

ma

rkt?

Wa

t is

he

t ri

sico

vo

or

de

sa

me

nw

erk

ing?

57

Infl

ati

ep

erc

en

tage

XX

XX

XX

XX

XX

XB

ij h

oge

infl

ati

e, k

ort

e t

erm

ijn

inve

ste

rin

gen

zij

n n

utt

ig. S

am

en

we

rke

n b

ete

ken

t la

nge

te

rmij

n s

tra

tegi

e.

58

Juri

dis

che

blo

kka

de

sX

XX

XX

XX

XX

XX

kost

en

, re

gels

59

Toe

gan

keli

jkh

eid

XX

XX

XX

X(z

org

/no

n-p

rofi

t) H

et

gem

ak

om

elk

aa

r o

m h

ulp

te

vra

gen

.

60

Be

sch

ikb

aa

rhe

idX

XX

XX

XX

(zo

rg/n

on

-pro

fit)

De

pa

rtn

ers

mo

ete

n a

ltij

d o

pe

nst

aa

n v

oo

r vr

age

n e

n a

dvi

es.

61

Fin

an

cië

le h

aa

lba

arh

eid

smo

geli

jkh

ed

en

XX

XX

XX

X(z

org

/no

n-p

rofi

t) W

at

is fi

na

nci

ee

l mo

geli

jk, a

an

gaa

nd

e a

lle

we

nse

n v

an

de

pa

rtn

ers

?

62

Mo

ree

l ge

dra

gX

XX

XX

XX

(zo

rg/n

on

-pro

fit)

Sp

eci

fie

ke b

ran

che

geri

chte

ele

me

nte

n. b

ijv.

zo

rgza

am

he

id, s

oli

da

rite

it, k

wa

lite

it,

op

en

he

id

63

Pe

rso

on

lijk

e o

plo

ssin

gen

XX

XX

XX

X(z

org

/no

n-p

rofi

t) E

ise

n/v

oo

rwa

ard

en

die

no

dig

zij

n v

oo

r d

e d

ive

rse

die

nst

en

. Vo

or

de

zelf

de

die

nst

ka

n h

et

vers

chil

len

d z

ijn

. bij

v. z

org

vo

or

ou

de

ren

of j

on

gere

n

64

Ve

rste

rkt

fin

an

cie

el m

an

age

me

nt

XX

XX

XX

X(z

org

/no

n-p

rofi

t) g

eza

me

nli

jk m

an

age

me

nt;

ko

ste

nb

esp

ari

nge

n d

oo

r gr

ote

re in

koo

p

65

Ve

rste

rkt

HR

ma

na

gem

en

tX

XX

XX

XX

(zo

rg/n

on

-pro

fit)

cri

teri

a/p

roce

du

res

on

twik

kele

n o

m n

ieu

we

me

de

we

rke

rs a

an

te

ne

me

n e

n

me

de

we

rke

rs t

e m

oti

vere

n

66

Ve

rste

rkt

ma

na

gem

en

t in

fra

stru

ctu

ur

XX

XX

XX

X(z

org

/no

n-p

rofi

t) h

erv

erd

eli

ng

geb

ou

we

n e

n h

aa

r ru

imte

s

67

Ve

rste

rkt

ma

na

gem

en

t IT

XX

XX

XX

X(z

org

/no

n-p

rofi

t) g

eza

me

nli

jke

infr

a e

n b

eh

ee

r

68

Ve

rste

rkt

veil

igh

eid

sge

voe

lX

XX

XX

XX

(zo

rg/n

on

-pro

fit)

Ku

nn

en

ve

rtro

uw

en

op

de

pa

rtn

er.

69

Sne

lhe

id v

an

se

rvic

eX

XX

XX

XX

(zo

rg/n

on

-pro

fit)

Tij

d t

uss

en

de

tect

ere

n d

at

ee

n s

erv

ice

no

dig

is e

n d

eze

da

ad

we

rke

lijk

aa

nb

ied

en

70

Co

nti

nu

we

rke

n a

an

op

loss

inge

nX

XX

XX

XX

(zo

rg/n

on

-pro

fit)

De

to

eko

mst

va

n e

en

pa

rtn

er

ma

g n

iet

in g

eva

ar

kom

en

.

Page 63: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 58

11.3 Resultaten onderzoek Kobe Naesens (2008)

Naast casestudy’s op het gebied van samenwerkingsverbanden bij het beheren van magazijnen, heeft hij ook een casestudy verricht in de non-profit sector om aan te to-nen dat de gevonden elementen generiek toepasbaar zijn. Vanwege de andere bran-che zijn de elementen die horen bij de operationele interne processen aangepast. Hieronder links de elementen, toepasbaar bij het beheren van magazijnen en rechts die horen bij de non-profit sector:

Operationele Interne Processen

beheren van magazijnen non-profit sector

1. Productiviteit 2. Flexibiliteit 3. Controle 4. Doorvoersnelheid 5. Betrouwbaarheid 6. Benutting van capaciteit 7. Totale inventariskosten 8. Aantal artikelen in voorraad 9. Inventarisdoorvoer 10. Kwaliteit producten / diensten 11. Serviceniveau 12. Fysieke productgrootte

1. Toegankelijkheid 2. Beschikbaarheid 3. Financiële haalbaarheidsmogelijkheden 4. Moreel gedrag 5. Persoonlijke oplossingen 6. Versterkt financieel management 7. Versterkt HR management 8. Versterkt management infrastructuur 9. Versterkt management IT 10. Versterkt veiligheidsgevoel 11. Snelheid van service 12. Continu werken aan oplossingen

Er zijn twaalf groepen met criteria. Samen zijn dat 58 elementen. Groep 7, interne operationele processen, heeft verschillende elementen voor ‘warehouse’ en ‘non-profit’. (zie hierboven) Deze elementen zijn het fundament van een samenwerkings-verband en niet generiek toepasbaar. Naesens heeft meer dan 58 elementen gevon-den, 70 welteverstaan. Een compleet overzicht van alle elementen en de groepen staat in bijlage 11.2.

De stappen die Naesens in zijn praktijkonderzoek heeft uitgevoerd:

1. Uitleg door respondent over samenwerking en mogelijk aandragen extra ele-menten.

2. Doornemen elementen en gewicht laten bepalen door respondent. 3. Met Analytic Hierarchy Process (AHP) het resultaat berekenen.

Naesens’ onderzoek focust op het meten van de strategische geschiktheid, toewijzen van kosten en baten en opbouwen plus onderhouden van het vertrouwen tussen de potentiële partners. Uit academische studies blijkt, dat vele bedrijven afkerig staan t.o.v. een horizontale samenwerking. Dit is vooral het gevolg van het ontbreken van een beslissingsondersteunend strategisch model. Het onderzoek van Naesens werkt aan een dergelijk model en dan specifiek voor het samen beheren van magazijnen.

Page 64: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 59

Om de strategische geschiktheid te bepalen heeft Naesens 58 elementen bepaald die kritisch zijn voor het slagen van de samenwerking. Vele samenwerkingsverbanden gingen mis, omdat er niet of nauwelijks rekening is gehouden met deze elementen. Door middel van AHP is een tool ontwikkeld om de strategische geschiktheid te tes-ten en het is mogelijk om verbeteringstrajecten te suggereren. De ontwikkelde me-thode is generiek toepasbaar voor horizontale samenwerkingsverbanden, maar niet alle elementen zijn dat. Zijn onderzoek gaat voornamelijk in op samenwerking op het gebied van magazijnen (inventory management, warehousing). Door een aantal ele-menten (de twaalf in de groep operationele interne processen) aan te passen is het model ook toepasbaar binnen de non-profit sector.

Naesens onderzoek gaat verder en toetst de kosten en baten. Dit gebeurt ook door middel van AHP. Hierna wordt in het vierde deel van zijn onderzoek het opbouwen en onderhouden van vertrouwen besproken.

Het doel is het presenteren van een model voor het implementeren en onderhouden van een horizontale samenwerking. Meer specifiek: het model bepaalt op een snelle manier of het wel of niet verstandig is om een kostbaar en tijd vretend diepteonder-zoek te gaan doen naar de samenwerking.

Een echte samenwerking kan tot stand komen bij niet teveel partners en de gezamen-lijke activiteit moet een primaire activiteit van elke partner zijn.

Stappen van het onderzoek Naesens:

1. bepalen van de business context 2. strategische geschiktheid 3. strategische / tactische beslissin-

gen 4. dieptestudie voor de implementa-

tie en het onderhouden van de samenwerking

Uit Naesens’ onderzoek: decision support framework for horizontal collaboration

Page 65: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 60

Belangrijkste voordelen van strategische allianties:

1. Toegevoegde waarde tot product of service 2. Verminderen productiekosten 3. Besparingen door kennis en ervaring 4. Toegang tot bedrijfsmiddelen (goederen en bronnen) en deskundigheid /

vaardigheid 5. Risicospreiding 6. Sterkere marktpositie door grotere omvang 7. Kennisverrijking (klanten, concurrenten, leveranciers)

In de beginfase van een mogelijke samenwerking, na keuze voor een mogelijke part-ner, wordt de strategische geschiktheid bepaald. Tijdens zijn literatuurstudie heeft Naesens 300 prestatie-indicatoren gevonden. Na verdere studie is dat gereduceerd tot 83 stuks. Deze hebben allemaal met samenwerking te maken. Door middel van acht casestudy’s zijn 58 prestatie-indicatoren overgebleven. De methodiek om te ko-men tot deze 58 prestatie-indicatoren is weergegeven in onderstaand figuur.

Naesens heeft acht bedrijven onderzocht, waarvan er twee behoren tot de non-profit sector. Gebaseerd op de antwoorden van de respondenten op de 83 prestatie-indicatoren, bleven er uiteindelijk 58 over die belang-rijk zijn voor horizontale samenwerkingsverbanden. Hierna zijn nog vier casestudy’s gedaan om deze 58 gevonden prestatie-indicatoren te meten. Uit al deze casestudy’s blijkt dat ze belangrijk zijn.

In een literatuurstudie zijn aan al deze elementen ge-wichten gehangen. Dit is gedaan door gebruik te ma-ken van het Supply Chain Operations Reference Model (SCOR). Dit model bestaat uit vijf belangrijke Supply Chain processen: plan, source, make, deliver en return. Uitleg van deze vijf items hieronder:

1. plan: het plannen van allerlei zaken (resources, vraag, capaciteit, etc.) 2. source: zorgen voor materiaal 3. make: produceren 4. deliver: leveren 5. return: klachtenafhandeling

Voor alle 58 prestatie-indicatoren is met behulp van bovenstaande methode een ge-wicht bepaald. Deze indicatoren (elementen) zijn onderverdeeld in (sub)categorieën.

Er is gekozen om AHP te gebruiken voor de analyse van mate van geschiktheid voor een eventuele samenwerking. Deze techniek is in meerdere casestudy’s getest.

Page 66: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 61

De mogelijke partners moeten de elementen doorlopen en AHP toepassen. Uit de ge-sorteerde lijst worden de tien meest belangrijke elementen gebruikt om de strategi-sche geschiktheid te bepalen. De gesorteerde lijst bestaat uit vier subgroepen:

subgroep A 10% 1 t/m 6 subgroep B 20% 7 t/m 18 subgroep C 30% 19 t/m 36 subgroep D 40% 37 t/m 58

Enkele punten van kritiek van Naesens op zijn eigen onderzoek:

Door de vele elementen schuilt het gevaar in inconsistente antwoorden. Het doorlopen van alle elementen vergt veel tijd en concentratie. Alle elementen zijn vanuit de Supply Chain Management gevonden. Niet alle elementen zijn bruikbaar in elke situatie.

Eén van de aanbevelingen voor verder onderzoek is vertrouwen. Wat gebeurt er met de mate van vertrouwen als er iets gebeurt? In wat voor situaties gaat het omlaag?

11.4 Vragenlijst praktijkonderzoek

11.4.1 Inleiding

Page 67: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 62

11.4.2 Onderdeel 1

Page 68: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 63

Page 69: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 64

Page 70: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 65

Page 71: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 66

Page 72: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 67

Page 73: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 68

Page 74: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 69

11.4.3 Onderdeel 2

Page 75: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 70

Page 76: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 71

Page 77: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 72

11.4.4 Succesfactoren

Page 78: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 73

11.5 Interview na analyse resultaten

Vanuit de analyse van de vragenlijsten zijn er een aantal onduidelijkheden welke tij-dens de bespreking van de resultaten behandeld moeten worden. Overal waar Leijpark geschreven wordt, wordt de heer R. Everaars bedoeld en voor Blixembosch wordt de heer B. van den Brand bedoeld. Alle antwoorden zijn de meningen van deze heren persoonlijk en zijn niet uit naam van de betreffende organisatie.

NR VRAAG/OPMERKING ANTWOORD

1 De succescriteria vertrouwen en vertrouwen en goodwill lijken op elkaar. Het grote verschil is dat vertrouwen uitgaat van een reeds bestaan-de vertrouwensrelatie en ver-trouwen en goodwill gaat uit van het creëren ervan. Deze succescriteria staan bovenaan de gecombineerde gesorteerde lijst. Hebben jullie ze zo geïn-terpreteerd? Hoe zien jullie vertrouwen? Vanuit een zake-lijk en/of persoonlijk perspec-tief?

De interpretatie van de succesfactor vertrouwen: Blixembosch zegt persoonlijk vlak. Zakelijk en persoonlijk dicht bij elkaar. Integriteit volgens Leijpark. Leijpark: vertrouwen werk gerela-teerd. Leijpark: toch echt de persoon.

Leijpark: privé sfeer niet zo belangrijk. Is geen succesfactor van de samenwerking. Goede persoonlijke contacten vormen op het bedrijf.

2 Vanuit de sortering van de succescriteria lijkt het alsof Leijpark zakelijk georiënteerd is en Blixembosch persoonlijk. Deelt u die mening?

Klopt. Blixembosch heeft een persoonlijke benadering en Leijpark een zakelijke benadering. Blixembosch zegt gelijk dat het klopt. Leijpark wil graag weten hoe ik daarop kom. De top 8 van Blixembosch is echt persoonlijk en die van Leijpark bevat zakelijke succesfactoren.

3 Blixembosch heeft verbin-dingsofficieren op plaats 1. De omschrijving zegt dat het grotere bedrijf deze mensen moet aanstellen. Hoe heeft u dit succescriterium geïnter-preteerd?

Verbindingsofficier: het is een rol die iemand van intern moet aannemen.

Management van de samenwerking is 4 personen en ze vullen elkaar aan. Deze twee man hebben geen bezwaar tegen elkaars profiel. Ze kennen eigen beperking. Ze vullen elkaar aan. De diversiteit van de verschillende profielen is de kracht van de samenwerking.

Blixembosch: als topmannen het niet met elkaar kunnen vin-den, dan kan de samenwerking niet lukken.

4 Vindt u deze succesfactoren voldoende of juist teveel / te weinig? Om welke succesfac-toren gaat het dan?

Het aantal factoren is te hoog; ze voldoen allemaal; maximaal vijftien voor zo'n onderzoek; gebruik maken van normale vra-gen i.p.v. vergelijkingen; moet in een uur te doen zijn;

5 Heeft u de beschrijving van elke succesfactor doorgeno-men en is deze duidelijk?

Tijdsdruk heeft Leijpark anders geïnterpreteerd dan de om-schrijving aangeeft.

Twaalf jaar geleden was tijdsdruk meer van toepassing, nu

Page 79: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 74

komt het uit de doelstellingen en targets; Leijpark dacht: korte tijd en niet de tijd nemen; tijdsdruk is de druk op de tijd: on-duidelijk dus.

6 Deze methode van onderzoek bevat twee onderdelen. U heeft allebei in onderdeel twee het minimale aantal punten gegeven aan het alternatief geen samenwerking. Wilt u hiermee zeggen dat alle suc-cesfactoren zinvol zijn voor een horizontale strategische samenwerking of in ieder ge-val voor uw branche?

Leijpark: wij hebben deze factoren automatisch als succesfac-tor benaderd; oorspronkelijk onderzoek heeft factoren die niet van toepassing zijn

Mocht een succesfactor extreem zijn, dan zouden ze dat in de gaten hebben gehad. De huidige lijst voldoet volledig volgens hen.

7 Zou u dit onderzoek zelf kun-nen of willen doen?

Is het interessant om zelf het onderzoek te doen; een serieuze quick scan moet mogelijk zijn; er is dan iets om over te praten met potentiële zakenpartners; deze methode niet fijn, omdat steeds weer naar de lijst met uitleg gekeken moet worden;

Blixembosch: antwoorden via vragen achterhalen; bijv. ik wil mijn partner een paar keer uiteten nemen voordat er iets zake-lijks besproken wordt; men gaat natuurlijker reageren dan nu het geval is;

Blixembosch: zeker 40 mensen krijgen om het in te vullen om consensus te ontdekken

Leijpark: maximaal 8 tot 10 succesfactoren gebruiken voor lijst

Blixembosch: zijn het eens over de succesfactoren in de top-10; 2 man is te weinig om echt uitspraken te kunnen doen

8 Nu u deze resultaten heeft, gaat u daar iets mee doen?

Ze gaan niks doen met het overzicht; Blixembosch vindt het grappig; ze lezen wel alles door; gaan het niet gebruiken; sa-menwerking bestaat al een lange tijd

9 Dit onderzoek hanteert een paarsgewijze vergelijking van alle succesfactoren en gebruikt een bepaald hulpmiddel (AHP=Analytic Hierarchy Pro-cess) om een gesorteerde lijst te verkrijgen. Kunt u het vin-den in deze methode?

Leijpark: bovenste vijftien zitten 80% bij elkaar.

Leijpark: uiteindelijk lijst met zeer duidelijke definiëring wat er bedoeld wordt met elke succesfactor

Blixembosch: kan consistentie voor de bovenste vijftien uitge-rekend worden

Ik kan de CR voor onderdeel 1 niet uitrekenen; aanname dat de lijsten goed ingevuld zijn door Leijpark en Blixembosch.

10 Hoe vlot heeft u de vragenlijs-ten afgewerkt? Heeft u naslag gebruikt om juiste antwoor-den te kunnen geven?

Leijpark heeft in het begin de lijst erbij gehad; Blixembosch heeft vaker teruggegrepen

Leijpark: in 2x ingevuld

Page 80: Succesfactoren voor horizontale strategische allianties · Succesfactoren voor horizontale strategische allianties Praktijkonderzoek binnen de Nederlandse non-profit sector Auteur

afstudeerverslag 75

Blixembosch: in 4x ingevuld

Leijpark heeft kopie gemaakt van de ingevulde lijsten

Ze hebben geen naslag gebruikt

Blixembosch: 3,5 uur

Leijpark: 3,5 uur

Hoe verder in de lijst hoe makkelijker het invullen wordt.

Blixembosch: concentratie vasthouden is moeilijk met zoveel werk

11 Wat is uw algemene mening over dit onderzoek?

De uitslag (bovenste vijftien) is best logisch; exacte volgorde is het verschil van beleving van mens tot mens

Leijpark: 90% van bovenste helft zal te generaliseren zijn

De succesfactoren die laag eindigen zijn zeker wel van belang. Het is de prioriteit die aan de factoren gehangen wordt. Dus bij het aangaan van een samenwerking is de juiste volgorde van het gebruik van de succesfactoren erg belangrijk.

Blixembosch: onderbuikgevoel is erg belangrijk

12 Overige zaken Zij uiten zich transparant.

Leijpark: voorbeeld twee ziekenhuizen uit Tilburg die samen zouden moeten werken, maar dat is niet gelukt vanwege de verschillen in de directie; er is samenwerking met revalidatie-centra in Leeuwarden en nog ergens die goed gaan.

Algemene mening: komt meer uit dan in aanvang verwacht was; er komen profielen uit; moet makkelijker en leuker ge-maakt worden om er een echt onderzoekstool van te kunnen maken

Leijpark: eerst alles willen vastleggen is een gebrek aan ver-trouwen en is niet goed voor een samenwerking

Ik mag de organisatienamen en de namen van de beide heren gebruiken in mijn eindverslag.

Belangrijk: de resultaten zijn aan de hand van de mening van Blixembosch en Leijpark en niet van de organisatie