sparky uit st. paulstripgids.org/wp-content/uploads/2016/03/strip_0808_22...vs of in roemenië,...

4
22 23 Met ‘Schulz and Peanuts’ schreef David Michae- lis de eerste grote biografie ooit over Charles M. Schulz, wellicht de meest succesrijke striptekenaar aller tijden. Met zijn ‘Peanuts’ veroverde hij let- terlijk de hele wereld. In Argentinië, in Japan, in de VS of in Roemenië, overal kent men Charlie Brown, Snoopy, Lucy, Linus, Schroeder en Woodstock. In zijn boek gaat Michaelis op zoek naar de man achter de mythe, om te ontdekken dat ‘Peanuts’ meer dan zomaar een beetje inspiratie putte uit Schulz’ eigen leven. JOHN UPDIKE las het boek voor Stripgids. EEn biografiE ovEr CharlEs M. sChulz En zijn ‘PEanuts’ ‘S chulz and Peanuts’, een biografie van Charles M. Schulz door David Michaelis, bevat veel om van te genieten en om te bewonderen. Het onderliggende verhaal verwarmt het hart zoals de Ameri- kaanse traditie het wil: een niet opvallend begaafde, maar wel heel vastberaden kap- perszoon uit St. Paul, Minnesota, groeit uit tot de rijkste striptekenaar aller tijden. David Michaelis, wiens vorige biografie over de illustrator N.C. Wyeth ging, die een hele dy- nastie opstartte, heeft Schulz nooit ontmoet. Maar hij heeft wel bijna iedereen geïnter- viewd die ooit in de buurt van de eenzame, eenzelvige schepper van ‘Peanuts’ is geweest. Hij heeft ook geput uit de massa interviews die de striptekenaar aan journalisten heeft gegeven, ook al hechtte hij veel belang aan zijn privacy: “Het engagement van Charles Schulz tegenover de kranten was alleen ondergeschikt aan het tekenen zelf. Hij beschouwde het als zijn plicht om een interview toe te staan aan elke redacteur die een reporter naar hem stuurde, ongeacht hoe groot of klein de krant was of waar ze gevestigd was. Verspreid over vijf decennia praatte hij via de pers over zijn leven en over ‘Peanuts’. Hij beantwoordde vaak dezelfde vragen, week na week, jaar na jaar, maar daarmee bracht hij zelf kleine en grote wijzigingen in zijn overtuigingen en opvattingen in kaart. Intussen vormde zich een reuzenschat aan commentaren over zijn persoonlijk- heid en zijn karakter.” Zijn karakter werd gevormd in Minne- sota. Michaelis weet hoe een tijdperk uit de Amerikaanse geschiedenis op te roepen, zoals in het kerkelijk profiel van een stad in de Midwest omstreeks het midden van de twintigste eeuw: “Veteranen die in eender welke stad in de Midlands thuiskwamen, stelden vast dat de voornaamste christelijke kerken duidelijk afgescheiden waren: de episcopale parochiekerk riep de anglicaanse traditie op in haar gulle vakwerk; de basiliek met koepel van de katholieke kathedraal eiste haar plaats op in een universele orde; het lutheranisme toonde zijn onver- stoorbare aanwezigheid in stenen kerken waar niet te opzichtige, maar nuttige berichten uithangen om bingo- en bakfeesten aan te kondigen, terwijl de spitse klokkentorens eindigden in lange gotische pieken; de methodistische en presbyteriaanse kerken - de ene van steen, de andere van hout – duwden elk een grote witte toren met spits over tegenoverstaande hoeken van een goed onderhouden hoofdstraat, die meestal Church Street heette.” Tussen al deze kerkelijke praal, zegt Mi- chaelis, “had de Church of God geen karak- teriserende stijl of architecturale traditie. Ze kondigde zichzelf nauwelijks aan.” Het was deze kleurloze omzetting van het christen- dom, opgericht in 1881 in Indiana, waar de jonge Schulz zich achter schaarde. Hij werd er ordebewaarder en halftijds prediker. Het liederlijke leven van de broederschap van striptekenaars, vooral gesitueerd in New York City, was niet aan hem besteed. Hij was een antisociale niet-roker en geheelonthou- der. Hij was nooit naar een kunstacademie geweest. Hij had het vak geleerd als student – en later leraar – bij Art Instruction, een organisatie uit Minneapolis waar je per brief- wisseling kon studeren… ‘Peanuts’ werd in 1950 gelanceerd in een e s s a y door John Updike Sparky uit S t. paul (Copyright xxx)

Upload: others

Post on 28-May-2020

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

22 23

Met ‘Schulz and Peanuts’ schreef David Michae-lis de eerste grote biografie ooit over Charles M. Schulz, wellicht de meest succesrijke striptekenaar aller tijden. Met zijn ‘Peanuts’ veroverde hij let-terlijk de hele wereld. In Argentinië, in Japan, in de VS of in Roemenië, overal kent men Charlie Brown, Snoopy, Lucy, Linus, Schroeder en Woodstock. In zijn boek gaat Michaelis op zoek naar de man achter de mythe, om te ontdekken dat ‘Peanuts’ meer dan zomaar een beetje inspiratie putte uit Schulz’ eigen leven. JOHN UPDIKE las het boek voor Stripgids.

EEn biografiE ovEr CharlEs M. sChulz En zijn ‘PEanuts’

‘Schulz and Peanuts’, een biografie van Charles M. Schulz door David Michaelis, bevat veel om van te genieten

en om te bewonderen. Het onderliggende verhaal verwarmt het hart zoals de Ameri-kaanse traditie het wil: een niet opvallend begaafde, maar wel heel vastberaden kap-perszoon uit St. Paul, Minnesota, groeit uit tot de rijkste striptekenaar aller tijden. David Michaelis, wiens vorige biografie over de illustrator N.C. Wyeth ging, die een hele dy-nastie opstartte, heeft Schulz nooit ontmoet. Maar hij heeft wel bijna iedereen geïnter-viewd die ooit in de buurt van de eenzame, eenzelvige schepper van ‘Peanuts’ is geweest. Hij heeft ook geput uit de massa interviews die de striptekenaar aan journalisten heeft gegeven, ook al hechtte hij veel belang aan zijn privacy:

“Het engagement van Charles Schulz tegenover de kranten was alleen ondergeschikt aan het tekenen zelf. Hij beschouwde het als zijn plicht om een interview toe te staan aan elke redacteur die een reporter naar hem stuurde, ongeacht hoe groot of klein de krant

was of waar ze gevestigd was. Verspreid over vijf decennia praatte hij via de pers over zijn leven en over ‘Peanuts’. Hij beantwoordde vaak dezelfde vragen, week na week, jaar na jaar, maar daarmee bracht hij zelf kleine en grote wijzigingen in zijn overtuigingen en opvattingen in kaart. Intussen vormde zich een reuzenschat aan commentaren over zijn persoonlijk-heid en zijn karakter.”

Zijn karakter werd gevormd in Minne-sota. Michaelis weet hoe een tijdperk uit de Amerikaanse geschiedenis op te roepen, zoals in het kerkelijk profiel van een stad in de Midwest omstreeks het midden van de twintigste eeuw:

“Veteranen die in eender welke stad in de Midlands thuiskwamen, stelden vast dat de voornaamste christelijke kerken duidelijk afgescheiden waren: de episcopale parochiekerk riep de anglicaanse traditie op in haar gulle vakwerk; de basiliek met koepel van de katholieke kathedraal eiste haar plaats op in een universele orde; het lutheranisme toonde zijn onver-stoorbare aanwezigheid in stenen kerken waar niet te opzichtige, maar nuttige berichten uithangen om bingo- en bakfeesten aan te kondigen, terwijl de spitse

klokkentorens eindigden in lange gotische pieken; de methodistische en presbyteriaanse kerken - de ene van steen, de andere van hout – duwden elk een grote witte toren met spits over tegenoverstaande hoeken van een goed onderhouden hoofdstraat, die meestal Church Street heette.”

Tussen al deze kerkelijke praal, zegt Mi-chaelis, “had de Church of God geen karak-teriserende stijl of architecturale traditie. Ze kondigde zichzelf nauwelijks aan.” Het was deze kleurloze omzetting van het christen-dom, opgericht in 1881 in Indiana, waar de jonge Schulz zich achter schaarde. Hij werd er ordebewaarder en halftijds prediker. Het liederlijke leven van de broederschap van striptekenaars, vooral gesitueerd in New York City, was niet aan hem besteed. Hij was een antisociale niet-roker en geheelonthou-der. Hij was nooit naar een kunstacademie geweest. Hij had het vak geleerd als student – en later leraar – bij Art Instruction, een organisatie uit Minneapolis waar je per brief-wisseling kon studeren…

‘Peanuts’ werd in 1950 gelanceerd in een

e s s a y

door John Updike

Sparky uit St. paul

(Cop

yrig

ht xx

x)

24 25

knuffel geven was hetzelfde als een boom knuffelen. Hij bewoog nooit.” In het begin van zijn legerdienst, in 1943, kwam Schulz op een dag naar huis om afscheid te nemen van zijn moeder, die een pijnlijke strijd tegen uitgezaaide baarmoederhalskanker aan het leveren was. “Hij zei dat hij dacht dat het tijd was om te vertrekken”, vertelt Michaelis. “Zij keek hem zo goed mogelijk aan. ‘Well’, zei ze, ‘goodbye, Sparky. We zullen elkaar waarschijnlijk nooit meer zien.’” Een tries-tere zegening kan je je moeilijk voorstellen aan een sterfbed.

Het ‘Peanuts’-imperium, zowel het vroegere als het latere, omvatte gebonden volumes van de strips. In sommige daarvan, onder meer ‘Peanuts Jubilee’ (1975) op groot formaat, voegde Schulz autobiografische stukken toe aan de selecties van herdrukte ‘Peanuts’. Hij schreef die stukken in een zuinige, pretentieloze stijl. Zijn eigen versie van het afscheid van zijn moeder klinkt iets zachter dan de versie hierboven: “Ja, ik denk dat we toch afscheid zouden moeten nemen omdat we elkaar waarschijnlijk nooit meer

zullen zien.” Op een andere plaats geeft hij een glimp van de vreemde manier waarop hij zijn eigen kinderjaren ziet:

“Toen ik klein was, dacht ik dat mijn gezicht zo saai was, dat de mensen me niet zouden herkennen als ze me zouden zien op een plaats waar ze me niet zouden verwachten. Ik was echt verrast wanneer ik toevallig eens met mijn moeder boodschappen ging doen in het centrum van St. Paul, we kwamen een leerling of een leerkracht van school tegen, en die mij herkende! Ik dacht dat mijn gewone verschijning een perfecte vermomming was. Deze gestoorde manier van denken heeft geleid tot het ronde, gewone gezicht van Charlie Brown.”

Een beetje verder in hetzelfde stuk schrijft hij: “Charlie Brown moet degene zijn die lijdt, want hij is een karikatuur van de ge-middelde mens. De meesten van ons hebben meer ervaring met verliezen dan met win-nen.” Die woorden komen van een man die in 1975 vier miljoen dollar verdiende. In de 25 volgende jaren zou hij zelfs tot 62 miljoen dollar per jaar binnenhalen. Dat geld kwam van de publicatie van de meest verspreide

plomp, ruimtebesparend formaat en met een enigmatische titel die de bazen van het syndicaat hem hadden opgedrongen, iets waar Schulz voor de rest van zijn leven verontwaardigd over was. In datzelfde jaar stelde Otto Soglow, voorzitter van het le-dencomité, zijn veto tegen de nominatie van Schulz voor de National Cartoonists Society. De reden daarvoor was dat geen enkel lid - zelfs niet degene die hem had genomineerd, Mort Walker, bekend van ‘Beetle Bailey’ (in het Nederlands gepubliceerd als ‘Flippie Flink’ - nvdr) – Schulz ooit had ontmoet. In 1954 sloeg ‘Peanuts’ aan bij het grote publiek en legde het de lat hoog qua minimalistische subtiliteit en stille durf. Schulz reisde toen naar het oosten, naar de prijsuitreiking van de National Cartoonists Society, omdat er werd gezegd dat de gegeerde Reuben, die eerder naar Walker en Hank Ketcham met zijn ‘Dennis The Menace’ was gegaan, voor hem zou zijn. Maar sportcartoonist Willard Mullin ging met de prijs lopen. Schulz ver-

trok zonder een woord tegen zijn tafelgeno-ten te zeggen. Toen hij terug thuis was in Minneapolis, vertelde hij dat ze hem hadden behandeld “als iemands arme familielid”.

NorenMichaelis schetst met kennis van zaken de

magie van het tekenwerk voor syndicaten. Hij doet dat niet alleen vanuit een historisch perspectief, van ‘The Yellow Kid’ en ‘Happy Hooligan’ over ‘Gasoline Alley’ en ‘Blondie’ tot ‘Joe Palooka’, ‘Li’l Abner’ en ‘Krazy Kat’ – de eerste strip die de intellectuelen bij hun nekvel greep – hij vertelt het ook zoals de ambitieuze jonge Schulz het heeft ervaren. De man werd geboren in 1922 en was in zijn jeugdjaren verzot op de strippagina’s. Hij kopieerde ‘Popeye’ en ‘Tim Tyler’s Luck’ op het hemdkarton van zijn vader. Tijdens de Depressie verdiende hij negen dollar per week als hulpje in een kruidenierswinkel. Die centen stelden hem in staat om “te werken met een Bristolbord, inkt van Higgins India

e s s a y e s s a y

en dubbeltint van Craftint”. Michaelis vertelt hoe de geheimen van het striptekenaarsvak zich op een indrukwekkende manier open-baarden op een tentoonstelling van strips in de openbare bibliotheek van St. Paul in 1934:

“Hier hingen enkele honderden meters van teken-karton, bestreken met dikke inkt die puurder zwart en warmer levend was dan het afdrukproces toeliet… Buiten de kaders waren cryptische instructies in de marge getekend. Hemelsblauwe pijlen mikten op de aandacht van de redacteur. Binnen de panelen waren onverwachte sporen van inspanning te zien: toevallige vlekken, lijmsporen en stukjes tape, papierstroken die waren vastgekleefd om fouten in de belettering te corrigeren, niet uitgewiste letters, registratietekens, resten plakkaatverf, pentimenti die verschillende soorten foutjes en valse starts ongedaan maakten. Een ongeziene wereld van argumenteren en reviseren was over het tekenbord gepasseerd vooraleer mechanische reproductie de lijnen had herleid en verstrakt.”

De biograaf geeft een levendige beschrij-ving van de professionele en geografische omgeving die Schulz heeft gevormd, en toch

blijft Schulz een beetje kleurloos en onsym-pathiek, met een “koude, onvriendelijke kant’’. Hij was een enig kind en Amerikaan van de tweede generatie, zowel via zijn Duitse vader als via zijn Noorse moeder. Hij ondertekende zijn strips eenvoudigweg met “Schulz” en erfde de werkethiek, de keurig-heid en toegewijde beroepstrots van zijn vader. “Maar toch”, zei hij, “beschouwde ik mezelf altijd als een Noor, en geen Duitser”. Maar de broers van zijn moeder, zware drinkers met een gewelddadig temperament, joegen hem schrik aan op zondagse familie-bijeenkomsten. Terwijl Duitse immigranten naar de steden trokken en culturele instituten met zich meebrachten, zorgden de Noren - volgens Sinclair Lewis uit Minnesota – voor “niets nieuws”. Zij hielden zich vast aan hun familieboerderijen en gingen als in een clan gemengde huwelijken aan. Geen van beide etnische groepen stimuleerde artistieke ambi-ties of eender welke andere hogere aspiratie: “Don’t get a big head” was een mantra uit de noordelijke Midwest. De hummels met een groot hoofd uit ‘Peanuts’ waren een vorm van protest tegen die uitspraak. Het was ook niet de gewoonte dat je je emoties toonde. Michaelis stelt vast dat de mensen elkaar niet veel aanraken op familiefoto’s of in Schulz’ herinnering.

Moeder Sparky – die naam droeg hij zijn hele

leven, genoemd naar het renpaard Spark Plug in de strip ‘Barney Google’ – was tijdens de Tweede Wereldoorlog getuige van overzeese gevechten. Hij kwam van de oorlog terug, stapte het kapsalon van zijn vader binnen en de knipbeurt ging gewoon door. “Niemand pakte me vast”, herinnerde de jonge veteraan zich. “Er was geen feestje. Gewoon, dat was het.” Schulz was op zijn beurt heel gereserveerd tegenover zijn eigen kinderen en moest niets hebben van fysieke affectie. Zijn nicht Patty getuigt: “Hem een

xxx(Copyright)

(Cop

yrig

ht xx

xj)

het liederlijke leven van de broeder-schap van striptekenaars, vooral ge-situeerd in new York City, was niet aan hem besteed. schulz was nooit naar een kunstacademie geweest. hij had het vak geleerd als student – en later leraar – bij art instruction, een organisatie uit Minneapolis waar je per briefwisseling kon studeren…

26 27

“Charlie brown moet degene zijn die lijdt, want hij is een karikatuur van de gemiddelde mens. De meesten van ons hebben meer ervaring met verliezen dan met winnen.

gesyndiceerde strip ter wereld en slim ver-worven vergunningen voor merchandising (kleding, boeken, speelgoed, wenskaarten), reclame (camera’s, auto’s, gebak, levensver-zekeringen), vertalingen (Arabisch, Baskisch, Maleis, Tlingit, Welsh), televisiespecials en de humoristische musical “You’re a Good Man, Charlie Brown”. Deze laatste was goed voor 40.000 opvoeringen met in totaal 240.000 verschillende artiesten op scène. Achter het saaie gezicht school een enorm competitieve geest. Toen Snoopy Charlie Brown uitdaagde voor de sterrol in een strip,

zich herinneren “dat zijn vader pas twee dagen later zijn verontschuldigingen had aangeboden”. Volgens Michaelis toonde Sparky ook geen berouw of sympathie toen Joyce in 1970 ontdekte – met een telefoon-rekening als klikspaan – dat hij een affaire had met Tracey Claudius, een 25-jarige werkneemster van de Fairchild Semiconduc-tor Corporation die Schulz achternaliep na een van zijn ontelbare interviews. Toen ze jaren later zelf geïnterviewd werd, beschreef ze haar vroegere minnaar met attente en lovende woorden: “Hij kon zichzelf niet vergeten. Ik denk dat hij voor niemand het centrum van de wereld was, dus werd hij het centrum van zijn eigen wereld.” Zijn eigen woorden klonken zo: “Ik had veel tijd nodig om een mens te worden.”

kuis en verlegen“Zij is iets en ik ben niets”, zegt Charlie

Brown over degene naar wie zijn hopeloos romantisch verlangen ging: het Kleine Roodharige Meisje. De jonge Schulz was onwrikbaar kuis en verlegen. In 1941 werkte hij als 19-jarige vele uren ‘s nachts in een alkoof op de zolder van zijn ouders aan ruwe versies van grappen die Collier’s en de Saturday Evening Post trouw weigerden. Zijn moeder - de materialistische, levendige Dena - suggereerde dat zijn grappen misschien niet “vettig” genoeg waren. Hij bekende later: “Ik zou geen vettige cartoon hebben kunnen tekenen”. Hij kon niet “verdorie” of “verdomme” zeggen zoals zijn keurige vader dat wel eens deed. “Misschien is er sprake van een soort systeemfout”, speculeerde hij. Toen een roodharig meisje hem in 1950 tot een huwelijksaanzoek kon bewegen, trouwde ze met een maagd. Joyce was zelf al eens getrouwd geweest, op 19-jarige leeftijd. Haar eerste bruidegom was een cowboy uit New Mexico die haar zwanger maakte en haar vervolgens in de steek liet. Haar kind, een meisje, werd geboren in Minneapolis. Michaelis schrijft: “Toen Sparky haar op een feestje ontmoette, was Joyce 22 jaar, een gescheiden vrouw met een baby en een avondklok.” De twee vrouwen van Schulz - Joyce en Jean - zijn nog altijd in leven. Daarom hangt er een mist van discretie over hen in het boek. Schulz scheidde van Joyce in 1973. Ze waren 22 jaar getrouwd en hadden samen vier kinderen. Van begin tot eind werd zij door vrienden omschreven als “de dynamo van het duo”: brutaal terwijl hij spichtig was, avontuurlijk terwijl hij liever thuis bleef. Ze kreeg hem - tegen zijn natuur in – weg uit St. Paul. Eerst tijdelijk naar Colorado Springs, en dan definitief naar Californië. Dat was een goede zaak, want hij moest dan zijn jeugd opnieuw verbeel-den in plaats van gewoon te herleven. (De uitleg van Joyce waarom ze na amper negen

e s s a y e s s a y

pochte zijn schepper: “Hij is het meest her-kende personage van de wereld, meer dan Mickey Mouse”. Een gratuite kleinering van Walt Disney, zijn machtigste voorganger in de zelfuitbuiting van de multimedia.

Hoewel hij een kleine en tengere jon-gen was, was Schulz een gepassioneerde atleet. Hij genoot van baseballwedstrijden na schooltijd en van zijn tweede plaats in het golfteam van de middelbare school. Als volwassene had hij een lage handicap (Michaelis is niet echt vertrouwd met de terminologie, want hij noemt Schulz “een tegenvallende golfspeler met een handi-cap van vijf ”) en hij speelde in de Crosby Invitational totdat agorafobie er voor zorgde dat hij op middelbare leeftijd amper nog kon reizen. In een poging om de geneugten van

Minnesota in Noord-Californië te herschep-pen, bouwde Schulz samen met zijn eerste vrouw, de ondernemende Joyce Halverson, een schaatsbaan, de Redwood Empire Ice Arena. Schulz speelde daar in een hockey-team een wedstrijd tegen de ploeg van zijn zoon Monte. De vader maakte daarbij zo’n snede aan de achterkant van de benen van de zoon, dat Monte moeite had om naar de kleedkamer te stappen.” Monte had jaren later nog altijd pijn. Hij vertelde aan Michaelis: “Hij heeft mijn been echt wel verwond – een ongelooflijke jaap.” Hij kon

nam haar dochter drie keer per week mee naar de arena en schreed door de koffieshop die Warm Puppy werd genoemd (“Happi-ness is a warm puppy” (Geluk is een warme puppy), een bekende quote uit ‘Peanuts’), want daar zat Schulz, die op dat moment onofficieel gescheiden was van Joyce, elke dag voor zijn ontbijt. Jean was “intelligent en een van de beter opgevoede vrouwen in het leven van Schulz”. Ze had Engelse ouders en werd door haar moeder naar een avocado-ranch in Zuid-Californië gebracht. Ze was op dat moment getrouwd met een gitaar-spelende journalist die zich op de handel in vastgoed had gestort. Hoewel ze allebei nog met iemand anders gehuwd waren, waren Schulz en Jean binnen het jaar verloofd en getrouwd. Ze verhuisden naar wat vroeger een bisschoppelijke residentie was geweest, inclusief een grot om te bidden.

maanden van Colorado terugkeerden, was dat “Sparky het niet aankon om verwijderd te zijn van zijn pa.”)

Volgens Michaelis komt Joyce in de tekeningen tot leven als Lucy Van Pelt, de meedogenloze plaaggeest van Charlie Brown. “Sparky en Joyce waren een grappig koppel”, zegt een collega van Schulz aan het Art Instruction College, “maar zij kon ook heel venijnig tegen hem zijn.” We moeten eerlijk zijn: zijn passieve houding en zijn drukke bezigheden met zijn strip kunnen best ergerlijk geweest zijn. Sparky en Joyce wilden allebei meer dan ze konden krijgen. Tijdens hun huwelijk was hij een knappe man geworden: slank, fit en zilverharig. Hij was ook een nationale bekendheid geworden en vrouwen begonnen signalen op te pikken. Jean Clyde, zestien jaar jonger dan Schulz,

Great pumpkinSchulz’ religiositeit leek stilletjes te zijn ver-

bleekt onder de Californische zon, ondanks het feit dat hij een strippagina bleef maken voor het tijdschrift van de Church of God en hij voor een tijdje in de zondagsschool van de methodisten in Sebastopol lesgaf. In zijn vele kranteninterviews merk je een geleide-lijke terugtrekking: “Ik ben geen orthodoxe gelovige en ik word dat almaar minder”. Ro-bert Short, de auteur van het bijzonder suc-cesvolle ‘The Gospel According to Peanuts’ (1964), gaf toe dat “Sparky kon klinken als de conservatieven, maar… er was altijd een heel humanistisch liberaal element onder de oppervlakte.” In de strips van Schulz neigen de ‘Great Pumpkin’-episodes naar travestie, en zelfs blasfemie. In zijn eigen leven legde hij zich bedeesd neer bij het gebrek aan interesse van zijn kinderen voor de zondags-

Tweede ‘Spy vs Spy Casebook’

Het grootste deel van de (Engelstalige) ‘Peanuts’-bundelingen die tijdens het leven van Charles M. Schulz verschenen, is nog steeds leverbaar. Maar voor de echte fan is er sinds een paar jaar iets veel beters op de markt. Uitge-

verij Fantagraphics Books brengt op dit moment ‘The Complete Peanuts’ uit, waarin telkens per twee jaar alle in die periode verschenen krantenstroken en zondagse pa-gina’s worden verzameld. Een voorbeeldige uitgave, prachtig vormgegeven door de Canadese stripmaker Seth, waarvan elk half jaar een nieuw deel verschijnt. Een achttal delen is al verschenen, met telkens een voorwoord van een bewonderaar van Schulz, van zangeres Diana Krall tot tekenfilmmaker Bill Melendez. Verplichte kost!

Voor wie zich tot het Nederlands beperkt, is de keuze kleiner. Met een beetje geluk vind je hier en daar nog wel een oude Bruna-pocket met ‘Peanuts’-gags. Die worden evenwel al een tijdje niet meer herdrukt. De uitgeverijen Atlas en Oog & Blik startten in 2006 wel met een reeks van tien pockets met daarin het beste uit een halve eeuw ‘Peanuts’. Het eerste deel verscheen in het najaar van 2006, deel twee en drie zijn al lang aangekondigd, maar waren bij het ter perse gaan van dit nummer nog steeds niet verschenen. Wait and see. De selectie was uitmuntend, al zijn de gags wel vrij klein afgedrukt. (TH)

‘peaNuTS’ in alle maten en gewichten

28 29

e s s a y

Michaelis kreeg toestemming om 240 beelden van de 17.897 ‘Peanuts’-strips af te drukken om aan te tonen hoe nauw zij vaak met het leven van Schulz samenliepen. De onzekerheid van Charlie Brown, zijn verlangens, zijn baseballwedstrijden en zijn vader - een kapper - gaan allemaal terug naar St. Paul. Snoopy is gebaseerd op een abnormaal slimme hond, met de naam Spiky, uit de jeugdjaren van Schulz. Toen Dena op sterven lag, zei ze dat als ze ooit een andere hond zouden hebben, ze die de naam Snoopy zou geven. Snupi is trouwens Noors voor ‘lief woordje’. Het fantaseren dat hij in het Franse Vreemdelingenlegioen zat en een succesvolle piloot tijdens de Eerste Wereldoorlog was, was gebaseerd op films uit de jaren dertig die Schulz als jongen tot zich had genomen in het Park Theatre in St. Paul. Zijn relatie met Tracey Claudius liet ook duidelijke sporen in zijn strip na. Snoopy die ijverig zit te tikken op het dak van zijn hondenhok, is een parodie op de opgewonden liefdesbrieven die Schulz zelf schreef. In een van die brieven schreef hij

“‘Peanuts’ was een unieke creatie, een komische strip met een tragische basis

uitspraak van de scheiding), zat Jean vaak met haar moeder in het vliegtuig en reisde met de twee kinderen die ze van meneer Clyde had, de wereld rond. Ze hielp haar nieuwe, oudere echtgenoot door een vier-dubbele hartbypass in 1981. Die operatie maakte de precieze, onstuimige lijnen van

ren van hem. Zelfs de maten van Beethoven, die mechanisch lijken en achter Schroeder aan zijn speelgoedpiano verschijnen, zijn met de hand gemaakt door de cartoonist. “Ik werk helemaal alleen”, zei hij met nadruk. Amy herinnerde zich: “Waren wij alles voor hem? Nee. Zijn strip was alles voor hem.”

school. Zijn dochter Amy, die uiteindelijk een mormoon werd, maakte haar beklag: “Toen we nog klein waren, las hij ons nooit voor (uit de Bijbel) en hij nam ons nooit mee naar de kerk. Hij deelde dat niet met ons.”

Jean maakte van Schulz een tennisspeler in plaats van een golfer. Terwijl Joyce haar resterende energie in bouwplannen stak (ze trouwde met hun aannemer een dag na de

zijn pen een beetje beverig. Later kreeg hij ook nog darmkanker, wat hem begin 2000, op 77-jarige leeftijd, uiteindelijk fataal werd. Zijn overlijdensbericht verscheen in de zon-dagskranten op dezelfde dag als zijn laatste strip. “Op het moment dat hij als cartoonist stopte, hield hij ook op te bestaan”, schrijft Michaelis. Gedurende bijna vijftig jaar had hij de strip alleen gemaakt: de ideeën, de be-lettering en elk teken op het Bristolbord wa-

aan Tracey: “Donkere haren en een perfecte neus. Zachte handen die soms koel zijn en soms warm.” Snoopy ligt te dromen op het dak van zijn huisje en denkt: “Ze had de allerzachtste poten… Zucht.” Het moment waarop Joyce de geheime telefoontjes van Schulz ontdekte, dook ook op bij Snoopy, net zoals zijn dagvaarding voor de echtschei-dingsprocedure die zij had opgestart. Mi-chaelis wijst erop dat Snoopy een volwassene is. Hij heeft niet alleen een seksleven – op de boerderij Daisy Hill Puppy Farm – maar heeft ook de bezittingen van een volwassene, waaronder een biljarttafel, een stereo-instal-latie en een Van Gogh die op een of andere manier in zijn hondenhuisje zijn gepropt. De Snoopy-afleveringen geven de psychede-lische jaren zestig weer en zijn relatief vrij van de achterklap en onbeantwoorde liefde die je jammer genoeg vaak tegenkomt in de kinderpopulatie van de strip. Snoopy krijgt een verzameling sjofele familieleden die zijn gebaseerd op de mannelijke Halversons. Er zijn ook intervallen in de woestijn (ze doen denken aan de surreële leefomgeving van

‘Krazy Kat’) die teruggaan op de korte, mis-lukte poging van de familie om zich tussen 1929 en 1931 te vestigen in Needles, in de Mojave-regio in Californië.

Woodstock‘Peanuts’ was natuurlijk meer dan autobi-

ografische plagerijen. Dat kan de lezer ook met een gerust hart vaststellen als hij door het overdadige ‘Peanuts Jubilee’ bladert of door zijn minder gulle, ietwat wanorde-lijke opvolger van 25 jaar later, ‘Peanuts: A Golden Celebration’. De elegante zuinigheid van de tekening en de wilde inventiviteit van picturale vondsten zoals de torenhoge berg van de pitcher en het onmogelijke perspec-tief van het hondenhok van Snoopy houden de repetitiviteit, babbelerigheid en melan-cholie van de strip een paar vrolijke centi-meters van de grond en vermijden dat het geëxalteerd wordt. Door de introductie in 1970 van Woodstock, de kleine gele vogel die de vriend van Snoopy is, verschafte Schulz zichzelf toegang tot een compleet nieuw gebied van tederheid. Er kroop eindelijk

een vorm van ouderschap in de strip, waar menselijke ouders onzichtbaar zijn. En toch was het uiteindelijk de pijnlijke persoonlijke onderstroom – de bevroren herinnering van de onverzettelijke existentiële angst van een ‘loser’ in de lagere school, een kind dat al-leen is achter zijn onherkenbaar saaie gezicht – die ‘Peanuts’ uniek maakte en miljoenen trouwe fans aantrok. Onder hen toekomstige voorgangers als de kunstenaars Chip Kidd en Chris Ware en de schrijvers Jonathan Lethem en Jonathan Franzen. Schulz zei zelf dat de meesten van ons beter vertrouwd zijn met verliezen dan met winnen. ‘Peanuts’ was een unieke creatie, een komische strip met een tragische basis.

‘Schulz and Peanuts’ van David Michaelis verscheen bij Harper Collins, en kost in Europa ca. € 35.

Afgedrukt met toestemming. Copyright John Updike. Deze tekst verscheen eerder in The New Yorker. Alle rechten voorbehouden.Vertaling: Yves Peeters. Met dank aan Chris Boudewijns.

e s s a y