raugeo - geothermische systemen

40
RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN TECHNISCHE INFORMATIE www.rehau.be Bouw Automobiel Industrie

Upload: vandang

Post on 11-Jan-2017

239 views

Category:

Documents


7 download

TRANSCRIPT

Page 1: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMENTECHNISCHE INFORMATIE

www.rehau.be BouwAutomobiel

Industrie

Page 2: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN
Page 3: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

3

INHOUD

1. Geothermie ...........................................................................51.1 Algemeen .............................................................................51.2 Toepassingsgebieden ............................................................51.3 Voordelen .............................................................................61.4 RAUGEO-assortiment ............................................................6

2. Eigenschappen van PE-Xa en PE 100 ...................................7

3. Productbeschrijving - Verticale geothermie .........................93.1 Algemeen .............................................................................93.2 PE-Xa-sondes .....................................................................10 3.2.1 Beschrijving ...............................................................10 3.2.2 Eigenschappen ..........................................................10 3.2.3 Afmetingen en verpakking ..........................................10 3.2.4 Assemblage van de ballast .........................................103.3 PE 100-sondes ...................................................................11 3.3.1 Beschrijving ...............................................................11 3.3.2 Eigenschappen ..........................................................11 3.3.3 Afmetingen en verpakking ..........................................11 3.3.4 Assemblage van de ballast .........................................11

4. Productbeschrijving - Horizontale geothermie ...................124.1 Algemeen ...........................................................................124.2 Horizontale PE-Xa-collectoren ..............................................12 4.2.1 Beschrijving ...............................................................12 4.2.2 Eigenschappen ..........................................................12 4.2.3 Afmetingen en verpakking ..........................................134.3 Horizontale collectoren PE100 .............................................13 4.3.1 Beschrijving ...............................................................13 4.3.2 Eigenschappen ..........................................................14 4.3.3 Afmetingen en verpakking ..........................................14

5. Productbeschrijving - Energiepalen ...................................155.1 Algemeen ...........................................................................155.2. Onderdelen ........................................................................15

6. Productbeschrijving - Helix-sondes ....................................166.1. Beschrijving .......................................................................166.2 Eigenschappen ...................................................................166.3 Voordelen van de RAUGEO HELIX-sonde ...............................16

7. Productbeschrijving - Toebehoren ......................................17

8. Ontwerp van een geothermisch systeem - Algemeen ............................................................................20

8.1 Een configuratie kiezen .......................................................208.2 Milieueffecten .....................................................................21

8.3 Warmtepomp (WP) ..............................................................218.4 Druktests ............................................................................21 8.4.1 Algemeen ..................................................................21 8.4.2 Test...........................................................................21

9. Ontwerp van een geothermisch systeem - Horizontale collectoren .......................................................22

9.1 Algemeen ...........................................................................229.2 Plaatsingsdiepte .................................................................229.3 Plaatsingsafstand ................................................................229.4 Dimensionering ...................................................................229.5 Configuraties ......................................................................239.6 Plaatsing van horizontale collectoren ....................................24

10. Ontwerp van een geothermisch systeem - Verticale sondes ...............................................................25

10.1 Algemeen .........................................................................2510.2 De reglementering ............................................................25 10.2.1 Wanneer is er sprake van een vergunningsplicht? ......25 10.2.2 Wanneer is er sprake van een meldingsplicht?...........2510.3 Plaatsingsafstand ..............................................................2510.4 Dimensionering (één installatie met een vermogen

van minder dan 30 kW ......................................................2510.5 Dimensionering van een systeem voor de dienstensector ....2710.6 Configuraties ....................................................................2710.7 Installatie ..........................................................................2710.8 Aansluiting........................................................................2810.9 Uitvoering van de geothermische sondes ............................29

11. Ontwerp van een geothermisch systeem - Energiepalen .....................................................................30

11.1 Algemeen .........................................................................3011.2 Plaatsingsafstand ..............................................................3011.3 Configuraties ....................................................................3011.4 Dimensionering .................................................................3111.5 Aansluiting........................................................................3211.6 Bepaling van mogelijke ontwerpen .....................................3211.7 Vereenvoudigde aanbevelingen (voor voorontwerp) ..............3311.8 Installatie voor energiepalen ..............................................34

12. Ontwerp van een geothermisch systeem - Helix-sonde .......................................................................35

12.1 Plaatsingsafstand ..............................................................3512.2 Configuraties ....................................................................3512.3 Dimensionering .................................................................3512.4 Plaatsing van de HELIX-sonde ............................................36

Page 4: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

4

13. Ontwerp van een geothermisch systeem - Varia..................................................................................37

13.1 Warmtedragend medium ...................................................37 13.1.1 Glycolmengsel .........................................................37 13.1.2. Vulling ...................................................................3713.2 Opslag .............................................................................3713.3. Invoer in het gebouw ........................................................3713.4. Berekening van de drukverliezen .......................................37

14. Normalisatie, reglementering, certificatie ........................3814.1. Verwijzing naar de belangrijkste teksten .............................3814.2. Niet-limitatieve lijst van normen, richtlijnen, standaards die van toepassing zijn op installaties bestemd voor geothermie .....38

Verklaring van enkele afkortingen :PE-Xa : reticulair polyethyleen van type aHDPE : hogedichtheidspolyethyleenWP : warmtepomprCOP : winstfactor (coefficient of performance)

Page 5: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

5

1 GEOTHERMIE

Opmerking :Deze technische informatie heeft tot doel de gebruiker te helpen bij depre-dimensionering van geothermische installaties, gebruikmakendvan de producten uit het RAUGEO-assortiment van REHAU en mettoepassing van de uitvoeringsinstructies die moeten worden nageleefdvoor de integriteit van de producten. Dit document vervangt degeldende normen of voorschriften niet. Deze moeten verplicht in achtworden genomen.

1.1 Algemeen

Het grootste gedeelte van de inwendige aardwarmte (87%) wordtgeproduceerd door de radioactiviteit van de gesteenten die de mantelvan de aardkorst vormen: deze natuurlijke radioactiviteit wordtveroorzaakt door het uiteenvallen van uranium, thorium en kalium.Reeds sinds zijn ontstaan, heeft de mens altijd voordeel wetente halen uit deze energie. Het gebruik van aardwarmte biedt velemogelijkheden vanwege zijn onafhankelijkheid van de klimatologischeomstandigheden, zijn lokale aanwezigheid en zijn milieuvriendelijkheid.Geothermie bestaat erin de energie die aanwezig is in de bodem of inde bovenste grondwaterlagen op te nemen en via een warmtepompover te brengen naar een woning. Deze techniek combineertenergetische, economische en ecologische voordelen voor deverwarming en de productie van warm tapwater.

1.2 Toepassingsgebieden

Het RAUGEO-assortiment is speciaal ontwikkeld voor geothermieop lage temperatuur, door integratie van verschillendeuitvoeringsprocédés of -technieken, hetzij horizontale, verticale ofondiepe verticale collectoren of funderingspalen. Geothermie op lagetemperatuur houdt in dat er gebruik wordt gemaakt van een bronmet een temperatuur van minder dan 30°C, waardoor het meestalniet mogelijk is de warmte direct te benutten door een eenvoudigewarmtewisselaar. Dus moeten er warmtepompen worden ingezetdie deze lagetemperatuurenergie opnemen en verhogen tot eentemperatuur die hoog genoeg is voor de verwarming van woningen.In België bedraagt de gemiddelde jaartemperatuur van de bodemover het algemeen 7 tot 12°C, en naarmate men dieper doordringt inde bodem, stijgt de temperatuur gemiddeld met 3 à 4 °C per 100 m(geothermische gradiënt).De in de bodem opgeslagen warmte is overal toegankelijk.De technieken om deze energie op te vangen, moeten aangepastzijn aan de warmtebehoeften en het soort ondergrond.

Afb.1 : Kantoren Lu-teco - Ludwigshafen

Afb.2 : Cité de Design-Saint-Etienne

Over het algemeen zijn de volgende toepassingen mogelijk:- Lagetemperatuurverwarming (vloerverwarming, radiatoren, muurverwarming),- Omkeerbare vloer (vloerverwarming en -koeling, muurverwarming en -koeling),- Verwarming of koeling van de lucht (met name voor systemen met gecontroleerde ventilatie).

©.LIN Jan-Oliver kunz

Page 6: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

6

1.3 Voordelen

Het concept geothermie op lage temperatuur is geschikt voortoepassingen die gaan van verwarming van individuele woningen totstadsverwarmingsnetten. Dit soort geothermie blijkt buitengewoongeschikt voor de verwarming van collectieve woningen of gebouwenin de dienstensector (ziekenhuizen, administratie, handelscentra...)- Gebruik van een bron met vrijwel constante temperaturen,- Aanzienlijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen,- Energiebesparingen tot meer dan 75 % voor verwarming en koeling

1.4 Samenstelling van het RAUGEO-assortiment

Vaakst gebruikte systemen:- Horizontale geothermie- Verticale geothermie

Innovatieve systemen:- Energiepalen- Compacte sondes

Afb.3 : De verschillende oplossingen

Page 7: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

7

2 EIGENSCHAPPEN VAN PE-XA EN PE 100

REHAU biedt een assortiment buizen in vernet polyethyleen PE-Xa enhogedichtheidspolyethyleen PE100 aan.

De voornaamste voordelen van PE-Xa zijn:- Slagsterkte, niet gevoelig aan scheurvorming,- Kleine buigstraal, zelfs bij lage temperaturen,- Aanvulling met zand niet nodig,

- Temperatuurbereik tot boven 40°C, zodat het ontwerp mogelijk is van een systeem met energieopslag,- Geschikt voor aansluiting met schuifhulskoppelingen.

In de onderstaande tabel vindt u de gedetailleerde lijst vaneigenschappen:

Tabel 1

PE-Xa PE 100

Illustraties van de buizen

Materiaal Onder hoge druk vernet polyethyleen type "a" PolyethyleenNormen DIN 16892 DIN 8074/8075Buizenreeks SDR 11(20 x 1.9, 25 x 2.3, 32 x 2.9, 40 x 3.7)20°C 100 jaar / 15 bar 100 jaar / 15,7 bar30°C 100 jaar / 13,3 bar 50 jaar / 13,5 bar40°C 100 jaar / 11,8 bar 50 jaar / 11,6 bar50°C 100 jaar / 10,5 bar 15 jaar / 10,4 bar60°C 50 jaar / 9,5 bar 5 jaar / 7,7 bar70°C 50 jaar / 8,5 bar 2 jaar / 6,2 bar80°C 25 jaar / 7,6 bar -90°C 15 jaar / 6,9 bar -Temperatuurbereik -40°C à 80°C -20°C tot 30°CMin. verwerkingstemperatuur - 30°C -10°CMinimale straal 20 x 1,9 25 x 2,3 32 x 2,9 40 x 3,7 25 x 2,3 32 x 2,9 40 x 3,720 °C 20 cm 25 cm 30 cm 40 cm 50 cm 65 cm 80 cm10 °C 30 cm 40 cm 50 cm 65 cm 85 cm 110 cm 140 cm 0 °C 40 cm 50 cm 65 cm 80 cm 125 cm 160 cm 200 cmKerfgevoeligheid Zeer laag HoogScheurvoortplanting bij FNCT (Full Notch Creep Test) Geen breuk Breuk voor het bereik van 200-2000hAanvulling Aanwezige grond meestal herbruikbaar ZandaanvullingRuwheid van de buizen 0,007 mm 0,04 mmGemiddelde uitzettingscoëfficiënt 0,15 mm/(m*K) 0,20 mm/(m*K)Chemische weerstand Zie bijlage 1 van de norm DIN8075 Zie bijlage 1 van de norm DIN8075Dichtheid 0,94 g/cm³ 0,95 g/cm³Slagsterkte Zeer hoog Hoog

(geen voortplanting van scheuren tijdens het transport (bij scheur, langzame voortplanting tijdens het transportof tijdens de installatie) of tijdens de installatie)

Geschikt voor systeem Ja Neemet warmteopslag (Bedrijfstemperatuur tot 80°C) (Bedrijfstemperatuur tot 30°c)Geschikt voor koelsysteem Ja Jamet groep voor ijswaterproductie (Bedrijfstemperatuur tot 80°C) (Bedrijfstemperatuur tot 30°c)Smeltindex MFR - 0,2-0,5g/10minMFR groep (Melting Flow Ratio) - 003,005

Page 8: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

8

Toep

assi

ng

Omsc

hrijv

ing

van

het

Verti

cale

son

deVe

rtica

le s

onde

Horiz

onta

le c

olle

ctor

enHo

rizon

tale

col

lect

oren

Ho

rizon

tale

col

lect

oren

Colle

ctor

en v

oor e

nerg

iepa

len

asso

rtim

ent

PE-X

a RA

UGEO

PE10

0 RA

UGEO

PE-X

a RA

UGEO

PE-X

a PL

US R

AUGE

OPE

100

RAUG

EOPE

-Xa

RAUG

EO

Toep

assi

ngsg

ebie

dVe

rtica

le g

eoth

erm

ieVe

rtica

le g

eoth

erm

ieHo

rizon

tale

geo

ther

mie

Horiz

onta

le g

eoth

erm

ieHo

rizon

tale

geo

ther

mie

Ener

giep

alen

Mat

eria

alPE

-Xa

PE 1

00PE

-Xa

PE-X

a

PE 1

00PE

-Xa

met

EVO

H-ba

rrièr

e,

PE-m

ante

Kleu

rGr

ijsZw

art

Grijs

Oran

je/G

rijs

Zwar

tGr

ijs

Zuur

stof

barr

ière

Nee

Nee

Nee

Barri

ère

volg

ens

DIN

4726

Nee

Nee

Plaa

tsin

gBo

ren

Bore

nBu

is in

trekk

en o

f sle

ufOp

hakk

en o

f sle

ufOp

hakk

en o

f sle

ufFu

nder

ings

pale

n

Afm

etin

gen

32 x

2,9

et 4

0 x

3,7

32 x

2,9

et 4

0 x

3,7

20, 2

5, 3

2 et

40

mm

20, 2

5, 3

2 et

40

mm

25, 3

2 et

40

mm

20, 2

5, 3

2 et

40

mm

sond

e-ø

resp

ectie

velijk

sond

e-ø

resp

ectie

velijk

t(S

DR11

)(S

DR11

)(S

DR11

)(S

DR11

)

110

mm

et 1

34 m

m96

mm

et 1

18 m

m

Gebr

uik

Verw

arm

ing

/ koe

ling

Verw

arm

ing

/ koe

ling

Voor

de

fund

erin

gspa

len

van

nieu

we

gebo

uwen

Niet

mog

elijk

bij

reno

vatie

Aanb

evol

en

Verw

arm

ings

beho

efte

n ve

rzek

erd

door

de

war

mte

pom

pVe

rwar

min

gsbe

hoef

ten

verz

eker

d do

or d

e w

arm

tepo

mp

met

wat

er/g

lycol

men

gsel

en

Verw

arm

ings

beho

efte

n ve

rzek

erd

door

de

war

mte

pom

p

toep

assi

ngsg

ebie

dm

et w

ater

/glyc

olm

engs

el e

n ko

elbe

hoef

ten

al d

an n

iet

bepe

rkte

koe

lbeh

oefte

n al

dan

nie

t ver

zeke

rd d

oor d

e w

arm

tepo

mp

met

wat

er/g

lycol

men

gsel

en

koel

beho

efte

n al

dan

nie

t

verz

eker

d do

or d

e w

arm

tepo

mp

verz

eker

d do

or d

e w

arm

tepo

mp

Tabel 2, de verschillende RAUGEO-oplossingen

Page 9: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

9

Afb.5 : PE-Xa-sondes

3.1 Algemeen

De verticale collectoren of geothermische sondes bestaan uit tweebuizen in PE100 of PE-Xa die samen een dubbele U vormen. Dezebuizen worden in een boorgat geplaatst en hierin vastgegoten metcement. In deze buizen laat men in een gesloten kring water stromenwaaraan een antivriesmiddel is toegevoegd. Twee geothermischesondes van 50 m diep volstaan meestal voor de verwarming van eenhuis met 120 m2 woonoppervlakte. De ingenomen oppervlakte isminimaal in vergelijking met horizontale collectoren. Verticalesondes zijn moeilijker te plaatsen dan horizontale collectoren.

Voor verticale sondes moet beroep gedaan worden op een erkende booronderneming en moet voldaan worden aan de administratieve procedures inzake de bescherming van de bodem

3 PRODUCTBESCHRIJVING - VERTICALE GEOTHERMIE

Afb.4 : Verticale oplossingen

Page 10: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

10

Afb.7 : Afmetingen

Afb.8 : Installatie

3.2 PE-Xa-sondes

3.2.1 BeschrijvingDe RAUGEO PE-Xa-sondes bestaan uit 2 buizen in vernet polyethyleentype “a” die U-vormig zijn voorgevormd overeenkomstig de norm DIN16892/93, en die een doorschijnende kleur hebben met een grijzebuitenlaag in PE. De intrinsieke eigenschappen van PE-Xa makenhet mogelijk de voet van de sonde in de fabriek voor te vormen,zodat de volledige sonde uit één buis kan worden vervaardigd. Er isdus geen enkele las nodig, wat de betrouwbaarheid van de sondealleen maar vergroot. De bocht van de buis zit beschermd in eensondevoet in glasvezelversterkt polyester. De levensduur van desondes bedraagt minimaal 100 jaar bij een nominale druk van 15bar bij 20°C. Het assortiment wordt vervolledigd met toebehoren,schuifhulskoppelingen, muurdoorvoeren en collectoren.

3.2.2 Eigenschappen- De sondevoet is voorgevormd, geen gevaar voor lekkage- Aangepast aan de omstandigheden op de bouwplaats aangezien PE-Xa een zeer hoge weerstand tegen voortplanting van scheuren en tegen puntlasten bezit.- De voet van de sonde is beschermd met een glasvezelversterkte polyesterhars- Modulaire assemblage van ballasts mogelijk (elementen van 12,5 of 25 kg)

SpecificatiesDN 32 x 2,9 mm DN 40 x 3,7 mm

Buitendiameter (van de buis) d 32 mm 40 mm

Wanddikte (van de buis) 2,9 mm 3,7 mmDiameter (van de sonde) D 110 mm 134 mmGebruikstemperatuur -40°C tot +80°CNominale druk bij 20°C 15 bar

Warmteopame- ca-paciteit* 50 W/m

Beschikbare lengtes 50 tot 150m 50 tot 250m

Afb.6 : PE-Xa-sondes

3.2.3 Afmetingen en verpakkingBeschikbare afmetingen: lengte van 50 tot 250 m.

3.2.4 Assemblage van de ballastDe twee U’s van de sonde worden met behulp van een schroef opelkaar geplaatst voordat de sonde wordt ingebracht in het boorgat.Om de sonde makkelijker in het boorgat te laten zakken, kan er aande sondevoet een ballast worden vastgemaakt via een stevige eneenvoudige verbinding. In geval van een ondergrondse waterhoudendelaag wordt een modulaire assemblage van twee ballasts aanbevolenom de installatie van de sonde in het boorgat te vereenvoudigen.

Page 11: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

11

3.3 PE 100-sondes

3.3.1 BeschrijvingDe RAUGEO PE 100-sondes bestaan uit 4 buizen in hogedichtheidspolyethyleen die 2 aan 2 tot een U-vorm zijn gelast, overeenkomstig de norm DIN 8074/75, UV-bestendig en zwart van kleur. REHAU ziet er zorgvuldig op toe dat een gebruiksklare sonde wordt geleverd: de 4 buizen worden in de fabriek gelast en ondergaan elk afzonderlijk een druktest. De sonde beantwoordt aan de kwaliteitseisen van de Duitse richtlijn HR3.26 "buizen en leidingelementen in PE 100 voor geothermische collectorsystemen", en draagt het keuringscertificaat afgeleverd door het Zuid-Duitse centrum voor kunststoffen (SKZ).De levensduur van de sondes bedraagt minimaal 100 jaar bij een nominale druk van 16 bar bij 15°C. Het assortiment wordt vervolledigd met toebehoren, elektrolasmoffen, muurdoorvoeren en collectoren.

3.3.2 Eigenschappen- Verticale groeven garanderen de sterkte en bescherming van de buis- Geen rechtstreeks contact van de U met de wanden van het boorgat, doordat ze volledig is ingewerkt in het gegroefde gedeelte van de sondevoet- Eenvoudig in te brengen dankzij het 'pijlvormige' profiel van de sondevoet- Sondevoet uit één stuk zonder materiaalverandering- In de fabriek automatisch gelaste sondevoet om te voldoen aan de eisen van de richtlijn VDI 4640- Beperkt drukverlies- Modulaire assemblage van ballasts mogelijk (elementen van 12,5 of 25 kg)

SpecificatiesDN 32 x 2,9 mm DN 40 x 3,7 mm

Buitendiameter (van de buis) d 32 mm 40 mm

Wanddikte (van de buis) 2,9 mm 3,7 mmDiameter (van de sonde) D 96 mm 118 mmGebruikstemperatuur -20°C tot +30°CNominale druk (PN) 16 bar

Warmteopname-capaciteit 50 W/m

Beschikbare lengtes 50 tot 150m 60 tot 300m

(*) : Gemiddelde warmteopnamecapaciteit van een verticale collector

Tabel 4, specificaties - PE 100-sondes

Afb.9 : PE-100-sondes

3.3.3 Afmetingen en verpakkingBeschikbare afmetingen: lengte van 50 tot 250 m.

3.3.4 Assemblage van de ballastDe twee U’s van de sonde worden met behulp van een schroef opelkaar geplaatst voordat de sonde wordt ingebracht in het boorgat.Om de sonde makkelijker in het boorgat te laten zakken, kan er aande sondevoet een ballast worden vastgemaakt via een stevige eneenvoudige verbinding. In geval van een ondergrondse waterhoudendelaag wordt een modulaire assemblage van twee ballasts aanbevolenom de installatie van de sonde in het boorgat te vereenvoudigen.

d

D

Afb.10 : Afmetingen

Afb.11 : Installatie

Page 12: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

12

Afb.12 : Horizontale collectoren

4.1 Algemeen

De horizontale captatienetten bestaan uit PE- of PE-Xa-buizen. Zeworden geïnstalleerd in lussen die horizontaal worden ingegravenop geringe diepte (1,00 tot 1,50 m). In deze lussen stroomt in eengesloten kring water waaraan een antivriesmiddel is toegevoegd.De totale lengte van de buizen van een horizontale collectorbedraagt verschillende honderden meter. De lussen worden opeen onderlinge afstand van ten minste 40 cm geplaatst, om tevermijden dat er te veel warmte wordt onttrokken aan de bodem.Anders bestaat het risico dat de bodem permanent bevriest. Debenodigde collectoroppervlakte wordt geschat op 1,5- tot 2-maal dete verwarmen woonoppervlakte. Voor een woning van 150 m² zal decollector zo’n 225 tot 300 m² van uw tuin innemen. Bij horizontalecollectoren moeten bepaalde installatieprincipes worden in achtgenomen. Gazon, bloemperken en struiken kunnen samengaanmet de ingegraven horizontale collector. De oppervlakte boven decollector moet doorlatend zijn (geen terras of gebouw) en mag nietworden doorkruist door waterleidingen (bevriezingsgevaar). Het terreinmag niet al te hellend zijn, zodat er niet moet worden aangeaard.Een rotsachtige bodem is minder gunstig dan een losse bodem.

4.2 Horizontale PE-Xa-collectoren

4.2.1 BeschrijvingREHAU heeft speciaal een horizontale collector in vernet polyethyleenontwikkeld, die voldoet aan de norm DIN 16892/93. De collectorenworden ingegraven in de bodem, in een sleuf of afgraving, om de inde bodem opgeslagen warmte op te nemen. Het assortiment wordtvervolledigd met toebehoren, elektrolasmoffen, schuifhulskoppelingen,muurdoorvoeren en collectoren.

4.2.2 EigenschappenDe collectoren zijn vervaardigd uit reticulair polyethyleen type“a”, voldoen aan de norm DIN 16892/93, zijn UV-bestendig enhebben een doorschijnende kleur met een grijze buitenlaag in PE.De levensduur van de sondes bedraagt minimaal 100 jaar bij eennominale druk van 15 bar bij 20°C.

De intrinsieke eigenschappen van het vernet polyethyleen biedenbepaalde voordelen:- Aanaarding is niet nodig vanwege de uitstekende weerstand tegen puntlasten- De soepele buizen laten een kleine buigstraal toe- Aangepast aan de omstandigheden op de bouwplaats aangezien PE-Xa een uitstekende scheurweerstand bezit.

4 PRODUCTBESCHRIJVING - HORIZONTALE GEOTHERMIE

Afb.13 : Aanaarding van horizontale collectoren PE-Xa

Page 13: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

13

Specificaties

DN 20 x 1,9 mm DN 25 x 2,3 mm DN 32 x 2,9 mm DN 40 x 3,7 mm

Buitendiameter (van de buis) 20 mm 25 mm 32 mm 40 mm

Wanddikte (van de buis) 1,9 mm 2,3 mm 2,9 mm 3,7 mm

Klasse SDR 11

Gebruikstemperatuur -40°C tot +80°C

Nominale druk bij 20°C 15 bar

Minimale plaatsingstemperatuur -30 °C

Min. buigstraal bij 20°C 20 cm 25 cm 30 cm 40 cm

Beschikbare lengtes* 100 meter

4.2.3 Afmetingen en verpakkingBeschikbare afmeting: standaardrol van 100 meter, andere lengtesmogelijk op aanvraag.

4.3 Horizontale collectoren PE100

4.3.1 BeschrijvingREHAU heeft speciaal horizontale collectoren in zwarthogedichtheidspolyethyleen ontwikkeld, die voldoen aan de normDIN 8074/75.De collectoren worden ingegraven in de bodem, in een sleuf ofafgraving, om de in de bodem opgeslagen warmte op te nemen.Het assortiment wordt vervolledigd met toebehoren, muurdoorvoerenen collectoren.

Afb.14 : Aanaarding van horizontale collectoren PE-Xa

(*) : andere lengtes op aanvraag

Tabel 5, specificaties - horizontale collectoren PE-Xa

Afb.15 : Aanaarding van horizontale collectoren PE100

Page 14: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

14

Specificaties

DN 25 x 2,3 mm DN 32 x 2,9 mm DN 40 x 3,7 mm

Buitendiameter (van de buis) 25 mm 32 mm 40 mm

Wanddikte (van de buis) 2,3 mm 2,9 mm 3,7 mm

Klasse SDR 11

Gebruikstemperatuur -20°C tot +30°C

Nominale druk PN16

Minimale plaatsingstemperatuur -10 °C

Min. buigstraal bij 20°C 50 cm 65 cm 80 cm

Beschikbare lengtes* 100 mètres 100 tot 200 meter 100 meter

4.3.2 EigenschappenDe collectoren zijn vervaardigd van hogedichtheidspolyethyleenPE100, beantwoorden aan de norm DIN 8074/75, zijn UV-bestendigen zwart van kleur. De levensduur van de sondes bedraagt minimaal100 jaar bij een nominale druk van 16 bar bij 15°C.De volgende regels van goed vakmanschap moeten in acht wordengenomen:- Aanaarding met zand of teelaarde die ontdaan is van elementen D>20mm- De maximumtemperaturen van het warmtedragende medium mogen niet hoger zijn dan 30°C- Bijzondere aandacht is vereist tijdens de plaatsing, aangezien de minimale buigstraal in grote mate afhankelijk is van de verwerkingstemperatuur

4.3.3 Afmetingen en verpakkingBeschikbare afmeting: standaardrol van 100 meter, andere lengtes

Afb.16 : Aanaarding van horizontale collectoren PE100

(*) : andere lengtes op aanvraag

Tabel 6, specificaties - horizontale collectoren PE 100

Page 15: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

15

5.1. Algemeen

Funderingspalen zijn oorspronkelijk bedoeld om de druk vaneen gebouw in de diepte te verplaatsen. Het is mogelijk in dezefunderingen een netwerk van buisvormige collectoren te voorzien,waar men een warmtedragend medium door laat stromen om dewarmte in de bodem op te nemen.De palen bevinden zich onder het gebouw, dit wil zeggen onder eenafgesloten oppervlak waar de bodem niet kan worden opgewarmddoor neerslag of zonnestraling. Om de duurzaamheid van het systeemte garanderen, voorzien geothermische systemen op funderingspalenmeestal een bodemregeneratiesysteem.

5.2. Onderdelen

De funderingspalen worden meestal uitgerust met RAUGEOPE-Xa-buizen van 20 x 1,9 mm of 25 x 2,3 mm. Hetassortiment wordt vervolledigd met toebehoren, elektrolasmoffen,schuifhulskoppelingen, muurdoorvoeren en collectoren.

Afb 17 : Energiepaal

Afb 18 : Energiepaal

5 PRODUCTBESCHRIJVING - ENERGIEPALEN

Page 16: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

16

6 PRODUCTBESCHRIJVING - HELIX-SONDES

6.1. Beschrijving

De oplossing RAUGEO HELIX PE-Xa haalt de energie op enkele meterdiepte uit de bodem, vermindert uw energiekosten, vermindert deCO2-uitstoot in de atmosfeer en verbetert uw leefcomfort.Deze nieuwe generatie geothermische sondes, het resultaat van deinnovatie van REHAU, biedt een interessant economisch alternatiefvoor de standaard (verticale of horizontale) geothermische technieken.De RAUGEO PE-Xa Helix-sondes zijn zowel geschikt vooreengezinswoningen als voor kleine apartementsgebouwen, innieuwbouw of renovatie. De aan de bodem onttrokken energiewordt via een warmtepomp opgewerkt, zodat deze geschikt is voorverwarming maar ook voor koeling in de zomer.Vanwege de geringe installatiediepte biedt deze techniek eeninteressant alternatief voor een verticale geothermische sonde,bijvoorbeeld wanneer er geen boorvergunning kan worden afgeleverd,of voor een horizontaal captatienet wanneer de beschikbaregrondoppervlakte niet volstaat.

HELIX : het optimale economische compromis tussen horizontale en verticale geothermie.

6.2 Eigenschappen

Tabel 7, specificaties - HELIX-sondes

Deze technische handleiding beantwoordt aan de eisen van de richtlijnVDI 4640 met betrekking tot geothermische werkzaamheden.

Specificaties

Hoogte (verpakt) ca.1,1 m

Nuttige hoogte ca. 3,0 m

Buitendiameter (van de buis) ca.0,38 m

Lengte van de buis 40 m

Afmetingen van de buis 25 x 2,3

Materiaal PE-Xa

Droog gewicht ca.7,5 kg

Volume ca.13 liter

Afb 19 : HELIX-sondes

6.3 Voordelen van de RAUGEO HELIX-sonde - PE-Xa

- Geothermie voor eengezinswoningen en kleine appartementsgebouwen- Geschikt voor nieuwbouw maar ook voor renovatie- Thermisch vermogen per sonde tot 700 W- Geen diepe boring of grote installatieoppervlakte vereist- Eenvoudig uit te voeren door aannemingsbedrijf- Buis in PE-Xa, bestand tegen de belastingen op een bouwplaats, garandeert de duurzaamheid en betrouwbaarheid van uw installatie- Rekbare sonde, bestand tegen de transport- en gebruiksbelastingen

Page 17: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

17

Afb.20 : Ballast

Ballast van 12,5 of 25 kg om de plaatsing te vergemakkelijken bij hetneerlaten van de sonde in het boorgat. Voor het aanbrengen van deballasts kunnen de volgende elementen nodig zijn:- Montagekit voor ballasts van 12,5 of 25 kg voor PE 100-sonde. (Wordt apart verkocht)- Montagekit voor ballasts van 12,5 of 25 kg voor PE-Xa-sonde. (Wordt apart verkocht)- Montagekit om verschillende ballasts samen te voegen. (Wordt apart verkocht)

Afb.21 : Y-koppelstuk

Y-koppelstuk voor de vertrek- retourkringen van de sondes.Aansluiting aan de uiteinden door elektrolasmoffen of polyfusie.

Afstandhouder voor sondes om de juiste afstand te bewaren tussende buizen en om het vullen van het boorgat te vergemakkelijken.

Materiaal: StaalDiameter: 80 mmLengte (12,5 kg): 340 mmLengte (25 kg): 670 mm

Materiaal: PE100Afmetingen: 32-32-40en 40-40-50

Materiaal: PE100Afmetingen: voor sondes32 x 2,9 mm en40 x 3,7 mm

Afb.22 : Afstandhouder

Kabelbinders om de buizen vast te maken in de funderingspalen. Materiaal: PALengte: 178 mmBreedte: 4,8 mmKleur: Naturel

Afb.23 : Kabelbinders

Afb.24 : Voorgemonteerde collectoren

voor verticale sondes

Gemonteerde collector met: aansluitblok 1"1/2 met een uitgang 3/8",uitgerust met een manuele ontluchtingskraan, klemplaat met uitgang½" + vul- / aftapkraan, rvs draadstangen + rvs moer. Retourelementmet gele debietmeter (200 tot 1050 l/h), vertrekelementen,polymeerkoppelingen, bevestigingssteunen.

Materiaal: GlasvezelversterktpolymeerAantal kringen: 2 tot 12.(andere mogelijkheden opaanvraag)Koppelingen: DN32 / DN25

7 PRODUCTBESCHRIJVING - TOEBEHOREN

Page 18: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

18

Afb.25 : Collectoren voor horizontale

collectoren DN20 en DN 25

Modulaire collector met afsluiter met borgmoer 3/4" F. De collectorenzijn bij levering niet gemonteerd en vereisen het gebruik vantoebehoren (bijv.: montageset met: aansluitblokken uitgang 1"1/4F,vernikkelde klemplaten, 2 muur-beugels, vulkranen, stoppen ½,ontluchtingskranen, moeren M8 rvs).

Materiaal: PolymeerAantal kringen: max. 12

Afb.26 : Schuifhulskoppelingen en

-ringen voor PE-Xa

Het geheel van schuifhulskoppelingen en -ringen is eenaansluitmethode die door REHAU werd ontwikkeld voor het aansluitenvan PE-Xa- of PE-Xa PLUS-buizen. Deze methode biedt onmiskenbarevoordelen:- Snel en meteen bruikbaar- Veilig- Permanent dicht- Kan bij alle weersomstandigheden worden geplaatst

Materiaal: ontzinkingsvrijmessing (CR: CorrosionResistant) of staal of rood bronz.Assortiment: Zie commerciëledocumentatie

Afb.27 : Krimpkous

Bepaalde stoffen in de bodem kunnen corrosie veroorzaken aande koppelingen, daarom wordt aanbevolen bij twijfel een krimpkouste gebruiken.

Materiaal: VPELengte: 1200 mmKrimpbereik 20-55mmKleur: Zwart

Afb.28 : Muurflens

Muurflens om buizen door muren te voeren, te gebruiken alsaanvulling op de muurdoorvoer.

Mat. zijplaten: Roestvrij staal V2AMat. bouten: Roestvrij staal V4AMat. behuizing: EPDMBinnendiameter: 20 tot 63 mmBuitendiameter: 100 mm

Afb.29 : Elektrolasmof voor PE 100

Elektrolasmoffen zijn koppelstukken waarin een weerstand is ingegoten.

Deze weerstand wordt vervolgens verwarmd met een specialemachine om de las tot stand te brengen tussen de buis en demof. Elke mof is voorzien van een identificatieweerstand die eenautomatische programmering van de lasparameters mogelijk maakt.

Materiaal: PE100Assortiment: Zie commerciëledocumentatie

Afb.30 : Elektrolasmof voor PE-Xa

Elektrolasmoffen zijn koppelstukken waarin een weerstand is ingegoten.

Deze weerstand wordt vervolgens verwarmd met een specialemachine om de las tot stand te brengen tussen de buis en demof. Elke mof is voorzien van een identificatieweerstand die eenautomatische programmering van de lasparameters mogelijk maakt.

Materiaal: PE-XaAssortiment: Zie commerciëledocumentatie

Page 19: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

19

Afb.31 : Muurdoorvoer

Om de stabilisatie van de buis in het boorgat te garanderen(vaste positionering), te gebruiken als aanvulling op de waterdichtemuurflens.

Materiaal: PVCBinnendiameter: 100 mmBuitendiameter: 106 mmLengte: 400 mm

Afb.32 : Isolatiemateriaal

De REHAU-isolatiematerialen maken het mogelijk de inwendige buizenmet het glycolmengsel waterdampdicht te isoleren om de vorming vancondenswater te voorkomen. De uiteinden moeten worden verzegeldmet een waterdicht materiaal.

Dikte isolatie: 13 mmLengte: 2 mDiameter: 20-63 mm

Afb.33 : REHAU beschermtape

REHAU anticorrosieplakband in latex / butyl voor de beschermingvan de ondergrondse koppelingen.

Lengte: 5 mBreedte: 50 mm

Afb.34 : Verbindingsbuizen

REHAU biedt een compleet assortiment verbindingsbuizen aan om decollectoren met de warmtepomp te verbinden.PE-Xa: 20-160 mmHDPE van 20 – 110 mmsd

Page 20: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

20

Afb.35 : De verschillende oplossingen

8 ONTWERP VAN EEN GEOTHERMISCH SYSTEEM - ALGEMEEN

8.1. Een configuratie kiezen

Configuraties met horizontale collectoren komen momenteel hetmeest voor in België. Deze systemen zijn het goedkoopst maarvereisen een voldoende grote grondoppervlakte. Ze zijn dus vooralgeschikt voor de verwarming van eengezinswoningen.Verticale configuraties zijn in het buitenland reeds zeer goedingeburgerd, en ook in België zijn deze systemen in opmars. Deze systemen vragen een hogere investering maar zijn krachtiger. Ze nemen ook veel minder grondoppervlakte in. Ze zijn dus geschikt voor de verwarming van eengezinswoningen, maar vooral ook van collectieve woongebouwen en kantoorgebouwen die beperkt zijn wat hun omliggende grondoppervlakte betreft.REHAU heeft ook nog andere technieken ontwikkeld waarmee devereiste oppervlakte voor de collectoren kan worden geoptimaliseerd:- Energiepalen- Helix-sondes

De voornaamste kenmerken voor het dimensioneren van eengeothermisch systeem zijn:- Het thermisch vermogen van de warmtepomp- De COP (= coefficient of performance) van de warmtepomp (bijvoorbeeld: B0/W35*)- Aantal bedrijfsuren van de pomp- Aard van de bodem, geologische en hydrologische kenmerken- De jaarlijkse/maandelijkse energiebehoeften- De piek-energiebehoeften* B0/W35 = retour koude bron: 0°C; vertrek warme bron 35°C

Opmerking : Voor het ontwerp van een geothermisch systeem is hetbelangrijk onderscheid te maken tussen het verwarmings- en hetkoelvermogen, de jaarlijks afneembare energie voor de verwarmings- en koelbehoeften. Afhankelijk van de intrinsieke eigenschappen vande bodem, met name de warmtegeleidbaarheid, is het mogelijk dateen geothermisch systeem niet continu kan werken bij een hoogonttrokken vermogen. Het is belangrijk het systeem te dimensionerenop basis van een jaarlijkse cyclus. In de winter wordt warmteonttrokken en de regeneratie van de bodem vindt plaats in de zomer.Het betreft hier hernieuwbare energie. Indien deze regeneratieniet mogelijk is, moet een regeneratiesysteem worden voorzien,bijvoorbeeld door middel van een omkeerbare warmtepomp of doorkoppeling met zonnecollectoren.Deze technische handleiding bevat de meeste ontwerpregels dievermeld staan in de richtlijn VDI 4640 voor systemen van minder dan30 kW. Voor grotere systemen is het aanbevolen een meergedetailleerde studie te laten uitvoeren op basis van een grondigestudie van de bodemeigenschappen.

Page 21: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

21

8.2. Milieu-effecten

In geval van warmtepompen die gekoppeld zijn aan geothermischecollectoren, met name horizontale collectoren, kan eenonderdimensionering van de collectoren rechtstreeks gevolgenhebben voor de bodemgesteldheid en de omgevende vegetatie.Een matige afkoeling van de bodem beïnvloedt zijn structuur niet,maar als het systeem ondergedimensioneerd is, kan de omvangvan de energieonttrekking een overmatige bevriezing van de bodemveroorzaken. De uitzetting van het ijs veroorzaakt een aanzienlijkezwellingsdruk, bij ontdooiing kan de waterverplaatsing de bodemwegspoelen. Het is dus mogelijk dat de bodem rond de buizenverzakt.

Er moet dus bijzondere aandacht worden besteed aan dedimensionering. Deze moet zorgvuldig worden bepaald. Elkeonderdimensionering kan een onomkeerbare verarming van de bodemen een verslechtering van de prestaties van het systeem veroorzaken.Omgekeerd kan een overdimensionering tot al te grote drukverliezenleiden en daardoor hoge energiekosten met zich meebrengen.

8.3 Warmtepomp (WP)

Een warmtepomp (WP) maakt het mogelijk energie op een laagtemperatuurniveau naar een hoger temperatuurniveau te brengen.Hierbij wordt energie verbruikt, maar de totale energie die door de WPwordt afgegeven, is hoger dan de energie die aan het systeem wordttoegevoegd. Dit levert dus een totale besparing van primaire energieop, alsook een vermindering van de vervuilende uitstoot bij een gelijkehoeveelheid geproduceerde eindenergie.Een WP verlaagt dus de temperatuur van het medium dat de energielevert (koude bron) en verhoogt de temperatuur van het mediumdat de energie ontvangt (warme bron). Aangezien beide bronnenkunnen worden benut, kan een WP-installatie dus gelijktijdig en/of opeenvolgend de verwarmings- en/of de klimaatregelings- ofkoelbehoeften verzorgen.

Afb.36 : Principe van de warmtepomp

8.4 Druktests

8.4.1. AlgemeenTijdens de druktests wordt de dichtheid van het systeemgecontroleerd. De tests worden gedaan met water. Hierbij wordt hetsysteem onder een constante druk gebracht en wordt de druk in hetsysteem gemeten in functie van de tijd. Een scherpe drukdaling wijstop een storing. Met de debiettests wordt de goede doorstroming in decollectoren gecontroleerd.

8.4.2. TestsDe tests worden uitgevoerd volgens de voorschriften van deplaatsings- en gebruikshandleiding voor polypropyleenleidingen,conform DIN 4279-7 en VDI 4640.

Test voor aanaardingVoor de aanaarding wordt een snelle en representatieve druktestuitgevoerd, zodat buizen of collectoren eventueel nog kunnenworden vervangen. Deze test wordt met name aanbevolen bij eenharde ondergrond die de elementen van het systeem zou kunnenbeschadigen.

Test na installatie van de collectorenDeze wordt uitgevoerd na cementering / aanaarding. De testwordt uitgevoerd volgens de voorschriften van de plaatsings- engebruikshandleiding voor polypropyleenleidingen, volgens DIN 4279-7:- Druk: 6 bar- Duur: 30 min.

Test voor levering intallatieEr wordt een debiet- en druktest uitgevoerd die representatief is voorhet systeem, bij een druk die 1,5-maal hoger is dan de bedrijfsdruk,ten einde de installatie aan de bouwheer te kunnen leveren.

Page 22: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

22

Afb.37 : Plaatsingsinterval

9 ONTWERP VAN EEN GEOTHERMISCH SYSTEEM - HORIZONTALE COLLECTOREN

9.1. Algemeen

De regels van goed vakmanschap inzake het ontwerp van horizontalegeothermische collectoren staan beschreven in de richtlijn VDI 4640.De belangrijkste aspecten worden beschreven in de onderstaandehandleiding.

9.2 Plaatsingsdiepte

De temperaturen in de bodem kunnen het vorstpunt bereiken op 1 mdiepte, zelfs zonder exploitatie van de bodem. Hoe dieper men gaat,hoe meer de temperatuur toeneemt, maar de warmtestroom vanafhet aardoppervlakte neemt af. Om de bodem niet permanent te latenbevriezen, moeten de collectoren zich onder de vorstgrens bevinden.In België situeert de plaatsingsdiepte zich dus tussen 1,00 meter en1,50 meter.Bovendien is de in de bodem opgeslagen energie voornamelijkafkomstig van neerslag en zonnestraling, de warmtestroomvanuit de diepere lagen bedraagt minder dan 0,1 W/m2, en isdus verwaarloosbaar. De collectoren worden dus best niet onderbebouwde of verzegelde oppervlakken geïnstalleerd. Er zijn weliswaaruitzonderingen, met name wanneer het geothermisch systeem in eenregeneratie van de bodem voorziet. Dan is het mogelijk de collectorenonder gebouwen te plaatsen. Er moet dan bijzondere aandachtworden besteed aan de bedrijfstemperaturen, om de gebouwstructuurniet te beschadigen. Al te lage temperaturen zouden namelijk defunderingen kunnen beschadigen.

9.3 Plaatsingsafstand

De aanbevolen plaatsingsafstand varieert van 0,5 meter tot 0,8 meter.Hoe langer de vorstperiode duurt, hoe groter de afstand moet zijn.

9.4. Dimensionering

De noodzakelijke oppervlakte en de lengte van de horizontalecollectoren hangen hoofdzakelijk af van de volgende factoren:- Het thermisch vermogen van de warmtepomp- De COP van de warmtepomp (bijvoorbeeld B0/W35)- Aantal bedrijfsuren van de pomp- Aard van de bodem, geologische en hydrologische kenmerken

1e stap :Bepalen van het thermisch vermogen van de WP

2e stap :Berekening van het koelvermogen

3e stap :Bepalen van het aantal bedrijfsuren van de WP. Bij een monovalentewerking van de WP voor de productie van warm water op lagetemperatuur, bedraagt het aantal bedrijfsuren over het algemeen1800 uren. Bij een mono-energetische of bivalente werking kan hetaantal bedrijfsuren oplopen tot 2400 uren.

4e stap :Choix de la puissance thermique spécifique en fonction des caractéristiques du sol et du nombre d’heures de fonctionnement.

Aard van de bodem Specifiek onttrokken vermogen

1800 bedrijfsuren

2400 bedrijfsuren

Droge, niet samenhangende bodem (zand)

10 W/m2 8 W/m2

Vochtige, samenhangde bodel

25 W/m2 20 W/m2

Met water verzadigde bodem

40 W/m2 32 W/m2

Tabel 8, specifiek onttrokken vermogen bij een plaatsingsafstand van 0,8 meter

volgens VDI4640

Opmerking : Het verdient aanbeveling niet meer energie te onttrekken dan 50 tot 70 kWh/m²/jaar.

Koelvermogen =Thermisch vermogen x (COP-1)

COP

Page 23: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

23

Afb.40 : Spiraalconfiguratie Afb.41 : Zigzagconfiguratie

Opmerking : Meestal kan het ter plaatse aanwezige materiaal wordengebruikt voor buizen in PE-Xa. Voor de bedekking van buizen in PE100daarentegen moet een aangepast vervangmateriaal worden gebruikt,zoals aanvulzand 0/4. De uitvoering moet bijzonder zorgvuldiggebeuren, aangezien holle ruimten het warmtegeleidingsvermogenen daardoor de prestaties van het systeem verminderen. Daarommoet op rotsig terrein en bij buizen in PE-Xa een vulmateriaal wordentoegevoegd aan het ter plaatse aanwezige materiaal om een goedwarmtegeleidingsvermogen te garanderen.Voor deze verschillende configuraties wordt aanbevolen identiekecollectorlengtes te gebruiken om de kringen in evenwicht te houden.

5e stap :Berekening van de benodigde oppervlakte van de collectoren.Deze wordt verkregen op basis van de koelcapaciteit en het specifiekonttrokken vermogen.

6e stap :Berekening van de benodigde lengte van de collectoren.

Voorbeeld :

Thermisch vermogen vand e warmtepomp: 10 kW (10000 W)

COP (bijvoorbeeld B0/W35) : 4

Koelvermogen : 7,5 kW (7500 W)

Aantal bedrijfsuren : 1800 h/j

Soort bodem : Vochtige, samen-hangende bodem

Specifiek thermisch vermogen : 25 W/m2

Onttrekkingsoppervlakte : 300 m2

Plaatsingsafstand : 0,8 meter

Totale benodigde lengte : 375 meter

Noodzakelijk aantal collectoren * : 4 collectoren van 100 meter

(*) De lengte van de horizontale collectoren bedraagt meestal 100 m om de

drukverliezen te beperken

Tabel 9, berekeningsvoorbeeld

9.5 Configuraties

Vóór de installatie moet een plan worden opgemaakt van de locatiewaar de collectoren moeten worden geïnstalleerd. Dit plan moet devolgende elementen bevatten:- De afmetingen van het beschikbare terrein- De structuurelementen, zoals de gebouwen- De toekomstige structuurelementen, zoals een zwembad- De ondergrondse netwerken, zoals het rioolwaterstelsel- De aanwezigheid van een aardwarmtewisselaar (of Canadese put)- De bomen en vegetatie- De voorziene locatie voor de collectoren

Opmerking : De volgende minimumafstanden moeten in acht wordengenomen:- 5 meter ten opzichte van bomen- 1,5 meter ten opzichte van niet-hydraulische ondergrondse netwerken- 3 meter ten opzichte van funderingen, putten, septische putten, afvoeren

Er zijn verschillende configuraties mogelijk:

Configuratie in een sleuf :Doorgaans wordt er een afstand van 1 meter gelaten tussen tweesleuven. Met behulp van een minigraafmachine wordt een sleufgegraven waarin de buizen worden aangelegd. Met het uitgegravenmateriaal van de tweede sleuf wordt de eerste sleuf weer aangevuld.

Configuratie in een afgraving :Bij dit soort configuratie wordt de volledige oppervlakte vrijgemaakt enafgegraven voordat de buizen worden geplaatst.

Afb.42 : Tichelmann-configuratie

Afb.39 : Uitvoering - aanaarding

Opp van de horizontale collectoren (m²) = Koelvermogen (W)

Specifiek onttrokken vermogen (W/m²)

Lengte van de collector (m) =Oppervlakte van de horizontale collectoren (m²))

Plaatsingsafstand (m)

Page 24: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

24

9.6 Plaatsing van horizontale collectoren

1e stap :- De collectoren worden aangelegd vanaf het hoogste punt- De collectoren kunnen worden geïnstalleerd in ondergrondseinspectieputten die speciaal hiervoor voorzien zijn.- Sluit de buizen aan op de collectoren

Opmerking : De collectoren moeten worden beschermd tegenzonnestraling.

2e stap :- Plaats de buizen zorgvuldig in rechte lijnen- Houd de buizen op hun plaats met behulp van bevestigingskrammen- Zorg ervoor dat de minimale buigstraal niet wordt overschreden

3e stap :- Verwijder de bevestigingskrammen nadat de buizen gedeeltelijk zijnbedekt met hoopjes geschikt materiaal- Doe een druktest

Opmerking : Buizen in PE100 moeten worden aangelegd met zand ofteelaarde die vrij is van elementen D>20mm.

4e stap :- Aanaarding van de buizen- Vul het systeem met het glycolmengsel (de concentratieantivriesmiddel in het water wordt opgegeven door de fabrikantvan de warmtepomp)- Ontlucht het systeem- Verricht een druktest op de installatie (buizen, collectoren, …)bij een druk die 1,5-maal hoger is dan de bedrijfsdruk

Afb.44 : Installatie

Afb.45 : Plaatsing en bevestigin

Afb.46 : Bedekking

Afb.47 : Aanaarding en test

Page 25: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

25

10 ONTWERP VAN EEN GEOTHERMISCH SYSTEEM - VERTICALE SONDES

10.1. Algemeen

De regels van goed vakmanschap inzake het ontwerp van verticalegeothermische collectoren staan beschreven in de richtlijn VDI 4640. De belangrijkste aspecten worden beschreven in de onderstaande handleiding.

10.2. De reglementering

10.2.1 Wanneer is er sprake van een vergunningsplicht?• Indien een voor huishoudelijke doeleinden zeer grote warmtepomp wordt toegepast (met een totale geïnstalleerde drijfkracht van de warmtepomp van meer dan 200 kW;• indien grondwater (met pomp- en retourput) als warmtebron wordt toegepast;• indien een verticale bodemwarmtewisselaar als bron wordt toegepast waarbij tot op een diepte van meer dan 50 meter onder het maaiveld wordt geboord;• indien een horizontale of verticale bodemwarmtewisselaar wordt toegepast met daarin een warmtedragend medium met gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in bijlage 2B van Vlarem I. 10.2.2 Wanneer is er sprake van een meldingsplicht? Als er geen sprake is van een vergunningsplicht, zal vaak wel een melding moeten worden gedaan. Dit is het geval indien sprake is van één of meer van de volgende situaties:• De warmtepomp heeft een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 5 kW;• er wordt gebruik gemaakt van een verticale bodemwarmtewisselaar waarbij tot een diepte van maximaal 50 meter onder het maaiveld wordt geboord (bij een diepte van meer dan 50 meter geldt een vergunningsplicht).

10.3. Plaatsingsafstand

De geothermische sondes worden in boorgaten geplaatst die meestaltot 100 meter diep gaan. De aanbevolen afstand tussen twee sondesbedraagt min. 5 m voor sondes < 50 m en min. 6 m voor sondes >5 m. Bij het onttrekken van warmte door een verticale sonde ontstaateen thermische kegel. De kenmerken van deze kegel, namelijk zijnvorm en diameter, zijn afhankelijk van het gebruik van de sondes,maar ook van de eigenschappen van de bodem.

Zo kan een afstand van meer dan 6 meter vereist zijn als de bodemvan slechte kwaliteit is. Indien de werking van de sondes verwarmingen koeling combineert, kan de afstand daarentegen worden verkleind.Het is mogelijk sondes onder gebouwen te plaatsen, maar dan moetbijzondere aandacht worden besteed aan de bedrijfstemperaturen,om de gebouwstructuur niet te beschadigen. Al te lage temperaturenzouden namelijk de funderingen kunnen beschadigen.

10.4. Dimensionering (één installatie met een vermogen van minder dan 30 kW)

De noodzakelijke oppervlakte en de lengte van de verticale sondeshangen hoofdzakelijk af van de volgende factoren:- Het thermisch vermogen van de warmtepomp,- De COP van de warmtepomp (bijvoorbeeld B0/W35),- Het aantal bedrijfsuren van de pomp,- De aard van de bodem, de geologische en hydrologische kenmerken.

1e stap :Bepalen van het thermisch vermogen van de WP

2e stap :Berekening van het koelvermogen :

3e stap :Bepalen van het aantal bedrijfsuren van de WP. Bij een monovalentewerking van de WP voor de productie van warm water op lagetemperatuur, bedraagt het aantal bedrijfsuren over het algemeen1800 uren. Bij een mono-energetische of bivalente werking kan hetaantal bedrijfsuren oplopen tot 2400 uren.

4e stap :Keuze van het specifiek thermisch vermogen op basis van dekenmerken van de bodem en het aantal bedrijfsuren.(Zie tabel 10)

Koelvermogen =Thermisch vermogen x (COP - 1)

COP

Page 26: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

26

5e stap :Berekening van de benodigde lengte van de sondes. Deze wordtverkregen op basis van de koelcapaciteit en het specifiek onttrokkenvermogen.

Eigenschappen van de bodem Specifiek onttrokken vermogen

over 1800 bedrijfsuren

over 2400 bedrijfsuren

Algemene richtwaarden

Ondergrond van slechte kwaliteit (droog sediment) ( λ < 1,5W/m* K) 25 W/m 20W/m

Normale rotsige ondergrond en met water verzadigd sediment ( λ = 1,5 - 3,0 W/m* K) 60 W/m 50W/m

Compacte rots met hoog warmtegeleidingsvermogen (λ > 3,0W/m* K) 84W/m 70W/m

Respectieve mineralen

Kiezel en zand, droog <25 W/m <20 W/m

Kiezel en zand, waterbehoudend 65 - 80 W/m 55 - 65 W/m

In geval van sterke stroming van het grondwater in de kiezel of het zand, en bij één enkele installatie

80 - 100 W/m 80 - 100 W/m

Klei en leem, vochtig 35 - 50 W/m 30 - 40 W/m

Kalksteen (massief) 55 - 70 W/m 45 - 60 W/m

Zandsteen 65 - 80 W/m 55 - 65 W/m

Zuur stollingsgesteente (bv. graniet) 65 - 85 W/m 55 - 70 W/m

Alkalisch stollingsgesteente (bv. basalt) 40 - 65 W/m 35 - 55 W/m

Gneiss 70 - 85 W/m 60 - 70 W/m

Tabel 10, bodemeigenschappen volgens richtlijn VDI4640

Opmerking : Deze specifieke ontrokken vermogens zijn toegelatenvoor geothermische sondes in standaardinstallaties met beperktvermogen (< 30 kW).

6e stap :Berekening van het benodigde aantal sondes

Thermisch vermogen van de warmtepomp :

10 kW (10000 W)

Winstfactor (bijvoorbeeld B0/W35) : 4

Koelvermogen : 7,5 kW (7500 W)

Aantal bedrijfsuren : 1800 h/j

Soort bodem: Vochtige klei en leem

Specifiek thermisch vermogen : 50 W/m

Totale benodigde lengte : 150 m

Noodzakelijk aantal sondes : 2 sondes van 75 meter*

(*) De lengte van de verticale sondes is identiek om de installatie makkelijker

in evenwicht te brengen

Tabel 11, berekeningsvoorbeeld

Noodzakelijke lengte (m) =Koelvermogen (W)

Specifiek onttrokken vermogen (W/m)

Aantal sondes =Noodzakelijke lengte (m)

Basislengte van de sondes (m)

Page 27: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

27

10.5. Dimensionering van een systeem voor de dienstensector

Voor installaties:- waarvan het totale thermische vermogen van de warmtepompen hoger is dan 30 kW,- die gebruikt worden voor verwarming en koeling,- waarvan het jaarlijks aantal bedrijfsuren hoger is dan 2400 uren,- die bestaan uit verschillende losse installaties.Voor de correcte dimensionering van het systeem moet er eenberekening worden gemaakt door een ingenieursbureau. Via eencomputersimulatie over verschillende jaren werking kunnen deeffecten op lange termijn worden gevisualiseerd, zodat hier rekeningmee kan worden gehouden tijdens de studie. Bovendien moetde dimensionering gebaseerd zijn op een studie van de jaarlijkseverwarmings- en koelbehoeften van het gebouw, en op eengeologische en hydrologische studie van de bodem. Afbeelding 48toont het profiel van de jaarlijkse verwarmings- en koelbehoeften vooreen tertiair gebouw over één jaar. Er kan ter plaatse een thermischeresponstest worden uitgevoerd om de het onttrokken specifiekvermogen te bepalen en om de dimensionering te verfijnen.

Afb.48 : Profiel van de verwarmings- en koelbehoeften

10.6. Configuraties

Vóór de installatie moet een plan worden opgemaakt van de locatiewaar de sondes moeten worden geïnstalleerd. Dit plan moet devolgende elementen bevatten:- De afmetingen van het beschikbare terrein- De structuurelementen, zoals de gebouwen- De toekomstige structuurelementen, zoals een zwembad- De ondergrondse netwerken, zoals het rioolwaterstelsel- De aanwezigheid van een aardwarmtewisselaar (of Canadese put)- De bomen en vegetatie- De voorziene locatie voor de collectoren

Opmerking : De volgende minimumafstanden moeten in achtworden genomen:- 5 meter ten opzichte van bomen- 1,5 meter ten opzichte van niet-hydraulische ondergrondse netwerken- 3 meter ten opzichte van funderingen, putten, septische putten, afvoeren- 6 meter tussen de lussen

10.7. Installatie

Afhankelijk van de aard van de bodem of bij aanwezigheid van eengrondwaterlaag, kan het neerlaten van de sonde moeilijk blijken.Voor een correcte plaatsing van de sondes zijn er speciale ballastsbeschikbaar. Bovendien is het raadzaam de sondes te vullen metzuiver water om de installatie te vergemakkelijken in geval van eengrondwaterlaag.

Opmerking : Het gebruik van de afrolhaspel met horizontale as is sterkaanbevolen. Deze voorkomt knikken, wrijving en schrammen door debodem.

Afb.49 : Horizontale afrolhaspel

Het correct vullen van het boorgat is een belangrijke handelingom een goede warmteuitwisseling tussen de bodem en de sondete garanderen. De regels van goed vakmanschap moeten wordennageleefd om de kwaliteit van het grondwater en de duurzaamheidvan de installatie veilig te stellen.Om de 2 meter moeten er afstandhouders worden geplaatst om dejuiste afstand te bewaren tussen de buizen en om het vullen van hetboorgat te vergemakkelijken. Er moet een vulbuis worden gebruiktom de vulspecie te injecteren. Deze pap wordt onder druk via deonderkant geïnjecteerd en stijgt naarmate de injectiebuis omhoogwordt gehaald. Het is aanbevolen het totale geïnjecteerde volumespecie te controleren en te vergelijken met het theoretische volume.

Page 28: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

28

Afb.50 : Vulbuis

Zodra de installatie klaar is, moet een druktest worden verricht ondereen druk van 6 bar. Duur van de test: 30 min. Het is aanbevolende sonde te spoelen voordat u ze aansluit, om alle elementente verwijderen die tijdens de installatie in de sonde kunnen zijnterechtgekomen.

10.8. Aansluiting

Alle ter plaatse verrichte aansluitingen moeten worden uitgevoerdvolgens de elektrolastechniek voor buizen in HDPE, en/of volgens deschuifhulstechniek voor buizen in vernet polyethyleen (PE-Xa), metgenormaliseerd materiaal.

Afb.51 : Elektrolasmoffen

Bij de meeste installaties komen de sondebuizen uit het boorgaten worden ze via een verbindingssleuf naar het gebouw geleid.De boorder dient de cementen stop enigszins onder het niveau van desleuf af te werken om de buizen in de sleuf te kunnen buigen. Het isook mogelijk de afbuiging uit te voeren met behulp van koppelingenen/of de sondes aan te sluiten met broekstukken.

Afb.52 : Broekstuk en gfen

De kring, bestaande uit de geothermische sonde, de koppelingen ende leidingen tot aan de collectoren/verdelers/technische ruimte, maggeen enkel hoog punt bevatten. Bijzondere aandacht moet wordenbesteed aan de plaatsing van de aansluitleidingen naar de collectoren.De HDPE-buizen moeten worden aangelegd op een zandbed van15 cm en vervolgens afgedekt met zand (tot 15 cm boven de bovenstegeneratrice van de buizen), alvorens de sleuven worden gevuld.Zorg ervoor dat de aansluitbuizen op een vorstvrije diepte wordengeplaatst. De aanwezigheid van het buizenstelsel moet wordenaangegeven door een waarschuwingslint dat wordt aangebracht op30-40 cm boven de bovenzijde van de buis. Voor leidingen in PE-Xakan de bestaande grond eventueel worden hergebruikt. Het verdientaanbeveling de vertrek- en retourbuizen ruim 20 cm van elkaar tescheiden.

Page 29: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

29

Afb. 55 : Vulling

Afb. 54 : Montage en neerlaten

Afb. 53 : Installatie

Afb. 56 : Aansluiting

10.9. Uitvoering van de geothermische sondes

1e stap :- Controleer de geothermische sonde voordat u ze installeert- Plaats de sonde op een horizontale afrolhaspel- Vul de sonde met water om de plaatsing te vergemakkelijken in geval van een grondwaterlaag

2e stap :- Monteer de twee halve sondevoeten en breng de ballast aan- Rol de sonde van de haspel af naarmate ze wordt neergelaten- Beveilig het uiteinde van de sonde met behulp van plakband

Opmerking : Installeer de vulbuis met de sonde

3e stap :- Spoel de sonde voordat u ze aansluit, om alle elementen te verwijderen die tijdens de installatie in de sonde kunnen zijn terechtgekomen- Vul het boorgat met behulp van de vulbuis- Ontlucht het systeem- Druktest voor levering van de sonde

4e stap :- Spoel de sonde voordat u ze aansluit, om alle elementen te verwijderen die tijdens de installatie in de sonde kunnen zijn terechtgekomen- Vul het boorgat met behulp van de vulbuis- Ontlucht het systeem- Druktest voor levering van de sonde

Opmerking : De PE100-buizen moeten worden geplaatst in eenzandbed

Page 30: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

30

Afb 57 : Energiepaal

11 ONTWERP VAN EEN GEOTHERMISCH SYSTEEM - ENERGIEPALEN

11.1. Ontwerp en uitvoering van energiepalen

Het ontwerpen van energiepalen gebeurt op dezelfde manier als voorverticale collectoren. Economisch en thermisch rendabele palen zijnover het algemeen meer dan 6 meter diep. Bijzondere aandacht isvereist wat de bedrijfstemperaturen betreft. Een bedrijfstemperatuurlager dan 0° C is niet toegestaan.De thermische belasting van een paal veroorzaakt een extra lastwaarmee rekening moet worden gehouden voor de dimensioneringvan een paal die tot energiepaal wordt omgevormd.

Opmerking : Het vermogen van een geheel van geothermischefunderingen om thermische energie op te slaan op lange termijn,is over het algemeen mogelijk als er een grondwaterlaag aanwezigis en als de snelheid hiervan (Darcy-snelheid) voldoende groot is(grootteorde van > 0,1 m/d). Bij een geringe snelheid moet het risicoop thermische overexploitatie worden gecompenseerd door eensysteem dat voorziet in een regeneratie van de bodem.

11.2 Plaatsingsafstand

IHet is aan te bevelen enkel de palen uit te rusten die zich op meer dan5 meter afstand van elkaar bevinden, om het risico op overexploitatievan de bodem te beperken.

11.3 Configuraties

Opmerking : De minimale buigstraal van de buizen moet zorgvuldigin acht worden genomen om de duurzaamheid van het systeem tegaranderen. Er moet een minimale afstand van 25 cm tussen de buizenworden aangehouden om de thermische interferentie te beperken.

Meandervormige installatie U-vormige installatie met koppelstukken U-vormige installatie

De buizen worden op het metalenroosterwerk geplaatst. Deze configuratieheeft als voordeel dat ze zeer eenvoudig is.De vertrek- en retourbuizen worden met deaansluitbuizen verbonden ter hoogte van dekop van de energiepaal.

De buizen worden U-vormig op het metalenroosterwerk geplaatst en verbondenmet behulp van standaard REHAUschuifhulskoppelingen. Deze configuratieheeft geen hoog punt en heeft dus alsvoordeel dat het systeem makkelijk kanworden ontlucht.

De buizen worden U-vormig op het metalenroosterwerk geplaatst en op de kop vande paal verbonden met de aansluitbuizenmet behulp van standaard REHAU schuifhuls-koppelingen. Deze configuratie heeft geenhoog punt en heeft dus als voordeel dat hetsysteem makkelijk kan worden ontlucht.

Page 31: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

31

Afb. 58 : Organigram voor de dimensionering van energiepalen (Bron: SIA)

11.4. Dimensionering

De warmtewisselaarbuizen moeten een makkelijke warmteuitwisselingmet de bodem mogelijk maken. Een verhoogde thermische weerstandvan de paal zou namelijk leiden tot een daling van het thermischrendement van het systeem. Het is dus aanbevolen een grootaantal buizen rond de omtrek van de palen aan te brengen, metinachtneming van de minimumafstand van 25 cm tussen de buizen envan de minimale buigstraal van de buizen.Voor een U-vormige plaatsing van PE-Xa-buizen DN20, adviseren wij:- 2 U-vormige buizen voor palen van 40 tot 60 cm- 3 U-vormige buizen voor palen van 60 tot 80 cm- 4 U-vormige buizen voor palen > 80 cm

Zo geeft de onderstaande afbeelding voor 3 buizen dewarmteonttrekkings- en -injectiewaarden die men mag verwachten inhet kader van een pre-dimensionering.

Ondergrondse waterstroming? Darcy-snelheid > 0,5 - 1m/dag

Warmteonttrekking losgekoppeld van de“koudeonttrekking” --> seizoengebonden opslag vanwarmte of “koude” niet mogelijk

Thermische regeneratie van de bodem?(rechtstreekse koeling via de palen of andere)

Thermische regeneratie:70 - 90% onttrokken energie

Thermische regeneratie:> 90% onttrokken energie

Geleidelijke afkoeling van debodem, mogelijke bevriezingvan de palen --> systeemmoet worden herbekeken

Rechtstreekse koeling op depalen wordt op lange termijnproblematisch vanwege degeleidelijke opwarming vande bodem

Thermische geleidbaarheidvan de bodem: 1,3 - 2,3W/mK (geringe invloed wegens

Thermische geleidbaarheidvan de bodem: 1,3 W/mK(klei, leem, enz.)

Thermische geleidbaarheidvan de bodem: 2,3 W/mK(verzadigd zand, verzadigdekiezel, enz.)

Thermische geleidbaarheidvan de bodem: 1,3 W/mK(klei, leem, enz.)

Thermische geleidbaarheidvan de bodem: 2,3 W/mK(verzadigd zand, verzadigdekiezel)

Warmteonttrekking van depalen (verwarming):> 50 W/m> 100 kWh/m jaar

Warmteonttrekking van depalen (verwarming):25 - 30 W/m50 - 65 kWh/m jaar

Warmteonttrekking van depalen (verwarming):30 - 35 W/m65 - 80 kWh/m jaar

Warmteonttrekking van depalen (verwarming):25 - 30 W/m50 - 65 kWh/m jaar

Warmteonttrekking van depalen (verwarming):30 - 35 W/m65 - 80 kWh/m jaar

Warmte-injectie in de palen(koeling) :> 30 W/m> 80 kWh/m jaar

Warmte-injectie in de palen (koeling):Max. 30W/m gemiddeldOngeveer 20 tot 60 kWh/m jaar

Ja

Ja

Nee

Nee

Page 32: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

32

Tabel 12, overzicht van de methodologie voor de bepaling van mogelijke zones (Bron: J. Wilhelm)

11.5. Aansluiting

De in- en uitgangen van de palen zijn via horizontale buizenverbonden met de collectoren, de horizontale buizen lopen onder defunderingsplaat door en kunnen deze doorboren ter hoogte van delocatie van de collectoren. Het wordt afgeraden de buizen in de plaatte gieten. Over het algemeen wordt een afstand van 1 m onder deplaat aangehouden. De palen kunnen ook in serie worden verbonden.Dit hangt af van het debiet van het warmtedragend medium, datnormaal wordt bepaald door de kenmerken van de warmtepomp,het aantal palen, de lengte en de diameter van de buizen (sondes enverbindingen). De aansluiting hangt eveneens af van de locatie van detechnische ruimten.

Criteria Eerder gunstig voor de realisatie van energetische geostructuren

Eerder ongunstig voor de realisatie van energetische geostructuren

Criterium dat de uitvoering van geostructuren beïnvloedt

Inrichting van het grondgebied (soort constructie) Groot huur- en administratief gebouw Klein gebouw, villa

Mechanische eigenschappen van de bodem

Toelaatbare belasting door de bodem Iets hoger of lager dan de belasting van het gebouw

Veel hoger dan de belasting van het gebouw

Vastheid van de bodem bij uitgraving Laat geen uitgraving toe zonder ondersteuning

Laat uitgraving toe zonder ondersteuning

Criteria die de uitrusting van geostructuren als warmtewisselaarbeïnvloeden

Thermische geleidbaarheid Hoger dan ongeveer 1,3 [W/mK] Lager dan ongeveer 1,3 [W/mK]

Ondergronds water Aanwezigheid van water Afwezigheid van water

Stromingssnelheid van het ondergrondse water voor een situatie zonder thermische regeneratie

Hoger dan 0,5-1 [m/dag] Lager dan 0,5-1 [m/dag]

Stromingssnelheid van het ondergronds water voor een situatie met thermische regeneratie

Lager dan 0,5-1 [m/dag] Hoger dan 0,5-1 [m/dag]

Criteria die de realisatie van energetische geostructuren kunnen beperken

Bescherming van grondwaterlagen Toegelaten in grondwaterbeschermingszones S3 en waterbeschermingsgebieden

Niet toegelaten in grondwaterbeschermingszones S1 en S2 en in grondwaterbeschermingsperimeters

Thermische effecten Gemiddelijkde jaarlijkse verstoring van de bodemtemperatuur lager dan 1°C

Gemiddelde jaarlijkse verstoring van de bodemtemperatuur hoger dan 1°C

Waterstuwdammen Geringe wijziging van de ondergrondse stroming

Sterke wijziging van de ondergrondse stroming

Uitvoering van de werkzaamheden Weinig trillingen, weinig geluid Veel trillingen en geluid

11.6. Bepaling van mogelijke ontwerpen

Page 33: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

33

11.7. Vereenvoudigde aanbevelingen (voor voorontwerp)

Deze aanbevelingen zijn opgesteld in het kader van een studie(Documentatie SIA D0190) die gefinancierd werd door OFEN(Office fédéral de l’énergie en Suisse - federaal energieagentschapvan Zwitserland). Ze werden opgesteld op basis van de ervaring diewerd opgedaan tijdens de validatie van de simulatie-instrumentenop bestaande installaties. Ze maken het mogelijk te weten welkeproblemen er kunnen optreden bij de dimensionering van dergelijkestructuren, met name in verband met de ondergrondse stroming ende thermische regeneratie van de bodem.

- In verband met de statica en de vroegtijdige veroudering van de palen, mag de temperatuur van het medium dat door de palen stroomt, nooit lager zijn dan nul graden- Een thermische regeneratie van de bodem is absoluut noodzakelijk als het ondergrondse water niet stroomt- De thermische regeneratie van de bodem zou in de zomer moeten worden gecombineerd met koudeproductie- Zonder stroming van het ondergrondse water, moet de thermische regeneratie ongeveer 80 % bedragen van de jaarlijks aan de palen onttrokken energie,- Thermische regeneratie van de bodem is niet nodig indien het ondergrondse water een aanzienlijk stroming vertoont (in de orde van 1 m/dag)- met 1 m energiepaal kan ongeveer 2 m2 vloeroppervlakte worden verwarmd- Voor de verwarmingsbehoeften en zonder stroming van het ondergrondse water, kan 25 tot 40 W per lineaire meter energiepaal worden onttrokken aan de bodem. De jaarlijks onttrokken energie bedraagt 60 tot 80 kWh/m/jaar. Voor de koelbehoeften bij direct gebruik (zonder koelmachine), mag men uitgaan van een maximaal koelvermogen van ongeveer 30 W/m, en een koelenergie van 50 tot 60 kWh/m/jaar.- Bij aanwezigheid van een ondergrondse waterstroming (> 1 m dag) mogen bovenstaande waarden worden verhoogd met ongeveer 50 %- De basis van het gebouw moet worden geïsoleerd om problemen te voorkomen door condensatie van de luchtvochtigheid in de kelders of de ruimten die in contact staan met de bodem

Page 34: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

34

Afb. 61 : Test

Afb. 60 : Installatie op de kop van de paal

Afb. 59 : Installatie

Afb. 62 : Aansluiting

11.8. Installatie voor energiepalen

1e stap : - Installeer de sondes op de wapeningskorven met behulp van kunststof bandjes

De buizen worden in de lengterichting in de palen geplaatst.De bandjes worden ten minste om de 0,5 meter aangebracht enter hoogte van de bocht van de buis.

2e stap : - Maak de buizen vast ter hoogte van de kop van de paal- Steek de buizen in een beschermmantel- Snijd de buizen af en markeer ze om de palen te herkennen

3e stap :- Ontlucht het systeem- Verricht een druktest en doorstroomtest op de sonde

4e stap :- Installeer de palen en giet het beton- Sluit de buizen aan op de collectoren- Sluit de collectoren aan op de WP- Vul het systeem met het glycolmengsel (de concentratie antivriesmiddel in het water wordt opgegeven door de fabrikant van de warmtepomp)- Ontlucht het systeem- Verricht een druktest op de installatie (buizen, collectoren, …) bij een druk die min. 1,5-maal hoger is dan de bedrijfsdruk

Opmerkingen : Het verdient aanbeveling de verbindingsleidingen 1meter onder de vloerplaat van het gebouw te plaatsen.

Page 35: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

35

12 ONTWERP VAN EEN GEOTHERMISCH SYSTEEM - HELIX-SONDE

12.1. Plaatsingsafstand

Tijdens de plaatsing moeten de minimumafstanden ten opzichtevan de gebouwen in acht worden genomen. Een minimumafstandvan 2 meter is aanbevolen om de stabiliteit van de gebouwen niet ingevaar te brengen.Voor de installatie van HELIX-sondes onder gebouwen moet eenspecifieke berekening van de mechanische weerstand wordengemaakt, zodat deze mogelijkheid geval per geval moet wordenonderzocht.Om goede thermische prestaties te garanderen, wordt eenminimale afstand van 4 meter aanbevolen tussen de sondes.De sondes moeten thermisch worden beschermd als zij zich opminder dan 1 meter van andere leidingen bevinden.

12.2. Configuraties

De uitvoering van de sondes kan verschillen naargelang debeschikbare ruimte, de kwaliteit van de bodem en de specifiekekenmerken van uw ontwerp. Er zijn dus verschillende configuratiesmogelijk: parallel of in serie. Er kunnen maximaal 3 sondes in serieworden aangesloten, maar met een parallelschakeling is het mogelijkde drukverliezen te verminderen. Een berekening van de drukverliezenis aanbevolen om de compatibiliteit van uw systeem met de overigeelementen van uw installatie (bv.: WP...) te garanderen.Vervolgens worden de sondes via collectoren parallel aangesloten aande warmtepomp. Deze collectoren moeten op het hoogste punt vanuw installatie worden geplaatst. Vergeet de ontluchtingssystemen niet.Deze collectoren kunnen worden uitgerust met debietregelaars.

12.3. Dimensionering

De dimensionering van de sondes is afhankelijk van verschillendefactoren: De energiebehoeften van het gebouw, de aard van debodem, de kenmerken van de grondwaterlaag, de geografischesituatie van de locatie en de werkwijze van de WP, die ons iets verteltover de equivalente werkingsduur bij vol vermogen hiervan.Hieronder vindt u de waarden van het specifieke onttrekbarevermogen door HELIX-sondes naargelang de aard van de bodem envoor een equivalente werkingsduur bij vol vermogen van 1800 uren.

Het specifieke onttrekkingsvermogen van de sondes is een crucialeparameter voor de keuze van het noodzakelijke aantal sondesvoor uw ontwerp. Een geotechnische en hydrologische studie isaanbevolen om nauwkeurig het soort bodem, de aanwezigheidvan een grondwaterlaag en het regime hiervan vast te stellen,omdat deze kenmerken van grote invloed zijn op het specifiekeonttrekkingsvermogen.

Aard van de bodem Specifiek onttrekkingsvermogen in W per sonde

Zand (droog) 200 – 300 W

Zand (verzadigd) 400 – 700 W

Leem (droog) 250 – 350 W

Leem (verzadigd) 400 – 650 W

Klei 250 – 350 W

Klei-zand (droog) 300 – 400 W

Klei-zand (verzadigd) 450 – 700 W

Tabel 13, specifiek energieonttrekkingsvermogen van HELIX-sondes

Page 36: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

36

Afb. 65 : Aanvullen

Afb. 64 : Installatie van de sondee

Afb. 63 : Klaarmaken van de sonde

Afb. 66 : Aansluiting van de sondes

12.4. Plaatsing van de HELIX-sonde

1e stap :- Controleer de goede staat van de sonde voordat deze wordt geplaatst- Leg de sonde plat. Verwijder de verpakking (bevestiging voor transport)- Bevestig een houten lat in de sonde om de installatie van de sonde te vergemakkelijken en om de optimale nuttige bedrijfslengte te verkrijgen

2e stap :- Plaats de sonde in het boorgat.- Plaats de sonde op de bodem van het boorgat: geen holle ruimte! (probleem met thermisch rendement)- In geval van een grondwaterlaag dient u de sonde te verzwaren door ze te vullen met water

3e stap :- Manueel aanvullen met geschikt materiaal (bijvoorbeeld: zand 0/4)- Verricht een druktest op de sonde

4e stap :- Sluit de sondes aan op de verbindingsleidingen- Sluit de leidingen aan op de collectoren- Sluit de collectoren aan op de WP- Vul de installatie met glycolmengsel- Ontlucht het systeem- Verricht een druktest op de installatie (buizen, collectoren, …) bij een druk die 1,5-maal hoger is dan de bedrijfsdruk

Page 37: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

37

13 ONTWERP VAN EEN GEOTHERMISCH SYSTEEM - VARIA

13.1 Warmtedragend medium

13.1.1 Glycolmengsel

Er moet een antivriesmiddel worden toegevoegd aan het water om tevoorkomen dat het mengsel bevriest ter hoogte van de verdamper vande warmtepomp. De bedrijfstemperaturen van het systeem moetenworden geregeld voordat het systeem wordt ingeschakeld, en wordenvastgesteld op basis van de aanbevelingen van de fabrikant van dewarmtepomp.

Opmerkingen :- Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de juiste samenstelling van het mengsel om de verdamper van de warmtepomp niet te beschadigen- Het water dat gebruikt wordt voor het mengsel mag niet meer dan 100 mg/l chloor bevatten volgens de norm DIN2000- De concentratie van het antivriesmiddel in het mengsel moet jaarlijks worden gecontroleerd- De pH van het glycolmengsel moet 7 bedragen

13.1.2 Vulling

De vulling van de installatie moet in deze volgorde gebeuren:- Meng het antivriesmiddel en het water in een speciaal recipiënt- Controleer de concentratie van het antivriesmiddel met behulp van een geschikte tester- Vul de kring met glycolmengsel- Ontlucht de installatie

13.2 Opslag

De RAUGEO-buizen moeten zodanig worden opgeslagen datrechtstreeks contact van de buizen met de grond wordt vermeden.De opslagzone moet vrij zijn van stenen of andere voorwerpen die debuis zouden kunnen beschadigen. Bij langdurige opslag moeten debuizen worden beschermd tegen zonnestralen. Afb. 72 : Muurdoorvoer

13.4 Berekening vand de drukverliezen

Het glycolmengsel heeft een hogere viscositeit dan water.De berekeningen van de drukverliezen in de installatie moeten dusrekening houden met de concentratie glycol in het water. Afhankelijkvan de specifieke kenmerken van uw project, dient u voor deberekening van de drukverliezen contact op te nemen met onzetechnische dienst.

13.3 Invoer in het gebouw

Vanwege de temperatuur van het glycolmengsel ten opzichte vande omgevingslucht in de technische ruimte van een gebouw, kan ercondensatie optreden. Alle leidingen met glycolmengsel die door demuren van de woning gaan, moeten dampdicht worden geïsoleerd omcondensatie te voorkomen.De oplossing van REHAU bestaat in een muurdoorvoer die in de muurwordt vastgemetseld met mortel, een flens waarvan het aanzetkoppelmoet worden gerespecteerd om de best mogelijke afdichting tegeninsijpeling van buitenaf te garanderen, en een waterdampdichteisolatie. Enkel het buisgedeelte dat zich in het gebouw bevindt, moetworden geïsoleerd. De uiteinden moeten worden verzegeld met eenwaterdicht materiaal.

Page 38: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

38

14 NORMALISATIE, REGLEMENTERING, CERTIFICATIE

14.1 Verwijzing naar de belangrijkste teksten

Voor elke geothermische installatie kunnen een aantal administratievestappen vereist zijn. Hieronder een overzicht van de belangrijkstegeldende reglementaire bepalingen.

Burgerlijk wetboek :Volgens het burgerlijk wetboek is de bouwmeester van een bouwwerkverantwoordelijk voor de eventuele schade die veroorzaakt wordt doorhet bouwwerk. Deze verantwoordelijkheid wordt aangegaan voor eenperiode van 10 jaar. Dit is wat algemeen de tienjarige garantie wordtgenoemd.

VLAREM I bepaalt de vergunningsplicht en het type ervanVlarem I, opgedeeld in rubrieken, bepaalt wanneer een melding gedaan moet worden dan wel een milieuvergunning aangevraagd moet worden. Ook de wijze waarop dit dient te gebeuren, staat in Vlarem I beschreven.

VLAREM II bepaalt welke milieuvoorwaarden worden gesteldHet Vlarem I geeft aan wanneer een vergunning dient aangevraagd te worden of wanneer er een vermelding dient te gebeuren, en bij welke instantie dit dient te gebeuren. Het Vlarem I zegt echter niet aan welke milieuvoorwaarden dient te worden voldaan om deze vergunning ook te kunnen krijgen / behouden. Deze milieuvoorwaarden worden gedetailleerd weergegeven in het Vlarem II.

14.2 Niet-limitatieve lijst van normen, richtlijnen, standaards die van toepassing zijn op installaties bestemd voor geothermie

NBN EN 378 Koelsystemen en warmtepompenDeel 1 : Basisvereisten, definities, classificaties en selectiecriteriaDeel 2 : Ontwerp, constructie, beproeven, merken en documentatieDeel 3: Installatieplaats en persoonlijke beschermingDeel 4: Bediening, onderhoud, reparatie en hergebruik

NBN EN 255 Luchtbehandelingsapparatuur, koeleenhedenmet vloeistof en warmtepompen met elektrisch aangedrevencompressoren – VerwarmingsgebruikDeel 3: Tests en markeringseisen voor apparaten voor warm tapwater

NBN EN 1861 Koelsystemen en warmtepompen - Stroomschema'svan systemen en voor leiding- en instrumentatieschema's -Configuratie en symbolen.

NBN EN 14511 Luchtbehandelingsapparatuur, koeleenhedenmet vloeistof en warmtepompen met elektrisch aangedrevencompressoren voor verwarming en -koeling.Deel 1: Termen en definitiesDeel 2: TestomstandighedenDeel 3: TestmethodeDeel 4: Eisen

NBN EN 12831 Verwarmingssystemen in gebouwen - Methode voorde berekening van de ontwerpwarmtebelasting.

DIN 52-612 Verwarmingssystemen in gebouwen -Berekeningsmethode voor warmteverliezen - Standaardwaarden voorde berekeningen van de artikelen 6 tot 9.

NBN EN 832 Warmte-eigenschappen van gebouwen -Berekening van het energiegebruik voor verwarming - Woningen enwoongebouwen.

NBN EN ISO 13790 Energieprestaties van gebouwen - Berekeningvan het energiegebruik voor verwarming en koeling.

NF X10 - 970 Waterboringen en geothermische boringen - Verticalegeothermische sonde - Uitvoering, plaatsing, onderhoud, overdracht.

NBN EN 1610 Aanleg en testen van rioleringen enafvalwaterleidingen.

Richtlijn VDI 4640, Thermisch gebruik van de ondergrond.Deel 1: Algemeen, milieuaspectenDeel 2: Geothermie en warmtepompsystemenDeel 3: Ondergrondse energieopslagDeel 4: Direct gebruik

Documentatie SIA D0190 : Gebruik van de aardwarmte doorbetonnen funderingen en ondersteuningen, 2005.

Wilhelm.J. (2001): 10 jaar energetische geostructuren in Zwitserland;Inleiding tot de l2e technische dag van de Zwitserse vereniging voor geothermie, 20 april 2001, Bern.

BECO Groep - Code van goede praktijk voor de toepassing vanwarmtepompsystemen in de woning

Page 39: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

AANTEKENING

Page 40: RAUGEO - GEOTHERMISCHE SYSTEMEN

REHAUOPLOSSINGEN VOOR EEN SCHONE EN DUURZAME ECOLOGISCHE WONING

De energieafgifteDe meest geschikte oplossing bestaat erin deze technologie te combineren met een hydraulische vloerverwarming / -koeling van REHAU op lagetemperatuur, die zomer en winter het hoogste comfort biedt.

www.rehau.be 827600 NL 03/2013

Hoofdkantoor REHAU West-Europa:REHAU SA, Place Cissey, 57343 MORHANGE Cedex, FRANKRIJKTel. +33 (0)3 87 05 51 00, Fax +33 (0)3 87 05 50 91, [email protected] REHAU:Frankrijk: Regio Zuid-West, Agen: ZI Le Treil, 47520 LE PASSAGE, Tel. +33 (0)5 53 69 58 76, Fax +33 (0)5 53 66 97 00, [email protected] Regio Zuid-Oost, Lyon:22 rue Marius Grosso, 69120 VAULX-EN-VELIN, Tel. +33 (0)4 72 02 63 39, Fax +33 (0)4 72 02 63 04, [email protected] Regio Centrum, Noord en IDF, Parijs: 54 rue LouisLeblanc, BP 70, 78512 RAMBOUILLET Cedex Tel. +33 (0)1 34 83 69 92, Fax +33 (0)1 34 83 64 60, [email protected] Regio West, Rennes: 15 rue Erbonnière,35510 CESSON-SÉVIGNÉ, Tel. +33 (0)2 99 65 21 70, Fax +33 (0)2 99 65 21 60, [email protected] Regio Oost, Metz: ZAC de Morhange, 57340 MORHANGE,Tel. +33 (0)3 87 05 85 00, Fax +33 (0)3 87 05 75 07, [email protected]ë: Brussel: N.V. REHAU S.A. Ambachtenlaan 22, Ambachtszone Haasrode, 3001 HEVERLEE, Tel. +32 (0)16/ 39 99-11, Fax +31 (0)16/ 39 99-13,[email protected]: Nijkerk: REHAU N.V., Watergoorweg 79, 3861 MA NIJKERK, Tel. +31 (0)33 247 99-11, Fax +31 (0)33/ 247 99-53, [email protected]: Bern: REHAU Vertriebs AG, Postfach, Aeschistrasse 17, 3110 MÜNSINGEN, Tel. +41 (0)31/ 72 02-120, Fax +41 (0)31/ 72 02-121, [email protected] : REHAU Distribution SA, Route de Vevey 105, 1618 CHÂTEL-ST-DENIS, Tel. +41 (0)21/ 9 48 26-36, Fax +41 (0)21/ 9 48 26-45, [email protected]: REHAU Vertriebs AG, Postfach 2 26, Neugutstr. 16, 8304 WALLISELLEN, Tel. +41 (0)44/ 8 39 79-79, Fax +41 (0)44/ 8 39 79-89, [email protected]