plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar vgc

58
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2013-2014 Nr. 8 INTEGRAAL VERSLAG Plenaire feestzitting van donderdag 3 april 2014 INHOUD INLEIDING VOOR VGC-RAADSVOORZITTER CARLA DEJONGHE ........................................ 3 GASTSPREKERS ...................................................................................................................... 5 Sprekers: Prof. Dr. Rudi Janssens - Prof. Dr. Patrick Deboosere - Prof. Dr. Machteld De Metsenaere - Prof. Dr. Paul Van Orshoven REPLIEKEN VAN DE FRACTIES ............................................................................................ 25 Sprekers: Herman Mennekens - Jef Van Damme - Walter Vandenbossche - Elke Van den Brandt - Paul De Ridder BIJLAGEN ...... ...................................................................................................................... 36

Upload: raad-van-de-vlaamse-gemeenschapscommissie

Post on 05-Dec-2014

451 views

Category:

Government & Nonprofit


4 download

DESCRIPTION

Referaten "25 jaar taalevolutie in Brussel" door Prof. Rudi Janssens. "Brussel, stad van de toekomst" door Prof. Patrick Deboosere. "De meerwaarde van Brussel voor Vlaanderen" door Prof. Machteld De Metsenaere. "De Vlaamse Gemeenschapscommissie van de stad Brussel" door Prof. dr. P. VAN ORSHOVEN Gewoon hoogleraar KU Leuven

TRANSCRIPT

Page 1: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

VLAAMSE

GEMEENSCHAPSCOMMISSIE

DE RAAD

ZITTING 2013-2014 Nr. 8

INTEGRAAL VERSLAG Plenaire feestzitting van donderdag 3 april 2014

INHOUD

INLEIDING VOOR VGC-RAADSVOORZITTER CARLA DEJONGHE ........................................ 3

GASTSPREKERS ...................................................................................................................... 5

Sprekers: Prof. Dr. Rudi Janssens - Prof. Dr. Patrick Deboosere - Prof. Dr. Machteld

De Metsenaere - Prof. Dr. Paul Van Orshoven

REPLIEKEN VAN DE FRACTIES ............................................................................................ 25

Sprekers: Herman Mennekens - Jef Van Damme - Walter Vandenbossche -

Elke Van den Brandt - Paul De Ridder

BIJLAGEN ...... ...................................................................................................................... 36

Page 2: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 2 -

Page 3: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 3 -

8e vergadering

Plenaire feestzitting van donderdag 3 april 2014

De vergadering wordt om 9.40 uur geopend.

Voorzitter: Mevrouw Carla Dejonghe

INLEIDING DOOR VGC-RAADSVOORZITTER

CARLA DEJONGHE

Mevrouw Carla Dejonghe.- Het verleden is de spiegel van de toekomst. Volgens psycholo-

gen bereikt een mens pas op zijn 25ste de volwassenheid. Neurologen verklaren dat door het

feit dat de hersenen zich tot op die leeftijd blijven ontwikkelen. Misschien verloopt het met

parlementaire instellingen op dezelfde manier. De kinderziekten zijn achter de rug, de puber-

teit is voorbij. Diverse staatshervormingen vlakten obstakels weg en droegen ertoe bij dat de

Vlaamse politieke slagkracht in Brussel aan belang won.

25 jaar na de opstart van de Brusselse Instellingen kunnen we terecht en met trots vaststellen

dat de VGC een stevige basis heeft gelegd voor de verdere uitbouw van een degelijk Neder-

landstalig aanbod in Brussel inzake onderwijs, cultuur en welzijn. Sommige aanwezigen

stonden 25 jaar geleden al op de barricaden en waren erbij toen de VGC de Nederlandse Cul-

tuurcommissie opvolgde. Zij zijn bevoorrechte getuigen van de manier waarop de VGC zich

in een kwarteeuw tijd ontwikkelde van bescheiden speler op het terrein tot onmisbare Brus-

selse partner. Enkele pioniers zullen vandaag trouwens over dit parcours getuigen.

De Vlaamse Gemeenschapscommissie is er de afgelopen 25 jaar in geslaagd om naambe-

kendheid op te bouwen, hand in hand met het succes van het Nederlandstalige onderwijs, het

rijke en diverse Nederlandstalige culturele aanbod en de zorg voor het welzijn van de Brusse-

laars.

Ik ben ervan overtuigd dat wij ons vandaag op een cruciaal punt in de Vlaams-Brusselse ge-

schiedenis bevinden. Nooit oefende de Nederlandse taal in Brussel zo’n grote aantrekkings-

kracht op mensen uit: op Belgen, niet-Belgen, Brusselaars en niet-Brusselaars. Dit is een his-

torisch moment dat we als hefboom moeten aangrijpen. De vraag luidt immers wat we met dat

gegeven doen. Het Nederlands is zoals ooit in het verleden, opnieuw de inzet van een uitge-

sproken sociale ontvoogding geworden.

In het verleden ging dat over de mogelijkheid om onderwijs in de eigen taal te kunnen volgen.

Vandaag handelt ze over de onontbeerlijke twee- en meertaligheid. Wie meerdere talen

spreekt, maximaliseert zijn of haar kansen op de arbeidsmarkt. Een baan betekent immers de

eerste opstap naar sociale aansluiting. In het belang van de Brusselaars moeten we daarop

verder durven in te zetten. Brussel moet een talentenfabriek worden! Het kan niet genoeg her-

haald worden: het Nederlands is één van de grootste succesfactoren voor een bloeiende toe-

Page 4: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 4 -

komst van het Brussels hoofdstedelijk gewest, dat kreunt onder hoge werkloosheidscijfers,

terwijl tal van vacatures voor twee- of meertalig personeel oningevuld blijven.

De impact en de aanwezigheid van de VGC op het terrein is de laatste 5 jaar zichtbaar toege-

nomen. We merken dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie haar werking meer en meer

over het hele grondgebied van het gewest heeft uitgebreid. Er zijn minder blinde vlekken.

Deze uitbreiding is onder meer te danken aan het feit dat er een goede samenwerking groeide

met de lokale Nederlandstalige schepenen. Op dat vlak verrichte de VGC heel wat werk. On-

der meer met de opstart van een vast tweemaandelijks overleg met de Vlaamse schepenen en

OCMW-voorzitters. Daardoor kwam de broodnodige ondersteuning en uitwisseling van in-

formatie op gang.

Nederlandstalige schepenen kregen een groter houvast om in hun respectieve schepencolleges

realisaties te bewerkstelligen voor hun Nederlandstalige inwoners en voor allen die gebruik

maken van de Nederlandstalige dienstverlening. De Vlaamse gemeenschap in Brussel is bij

uitstek een open gemeenschap.

Het blijft van essentieel belang dat de verschillende geledingen van de VGC-administratie een

proactieve houding aannemen ten opzichte van de Brusselse gemeenten en vooral van de Ne-

derlandstalige gekozenen in de gemeenteraden. Zij zijn immers onze ambassadeurs. Zij zijn

vaak het opstapje om aan het Nederlandstalige netwerk in Brussel meer zuurstof en aantrek-

kingskracht te verlenen. Zij verdienen onze steun.

Er is hard gewerkt aan de professionalisering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, maar

we moeten oog blijven houden voor de betrokkenheid van het terrein. De Vlaamse Gemeen-

schapscommissie vertegenwoordigt een zeer specifiek gegeven. De initiatieven die de VGC

lokaal ondersteunt, ontwikkelen zich in een omgeving waarin de Nederlandstalige Brusselaars

qua taal en cultuur een van de vele minderheden zijn die Brussel rijk is. Dat is geen vrijblij-

vende vaststelling. Ze vereist een bepaalde denktrant en mentaliteit bij diegenen die het beleid

van de Vlaamse Gemeenschapscommissie op het terrein moeten waarmaken. Een historisch

besef.

Dit mag echter geen exclusief verhaal worden. De VGC mag geen eiland zijn in Brussel. De

Nederlandstalige Brusselaars of de Brusselaars die zich tot de Nederlandstalige gemeenschap

richten, zijn immers in de eerste plaats Brusselaars. De ontmoeting en het samenleven met

anderen in het Gewest moet hoog in het vaandel blijven staan. We moeten dan ook werk dur-

ven maken van dwarsverbindingen met de Franstalige gemeenschap. En we moeten dat met

een open geest doen.

Na 25 jaar zijn we immers volwassen geworden. Volwassenheid veronderstelt ook dat we

genoeg zelfvertrouwen hebben verworven om enerzijds trots te zijn op onze verwezenlijkin-

gen in het Gewest, maar anderzijds dat we ook beseffen dat we meer vooruitgang kunnen

boeken door met respect samen te werken met onze natuurlijke partners, de Franstalige Ge-

meenschap, de Cocof en de gemeenten.

Ik wens de VGC een gelukkige verjaardag.

Page 5: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 5 -

GASTSPREKERS

25 jaar taalevolutie in Brussel

(zie tabellen als bijlage)

Prof. Dr. Rudi Janssens.- Van harte proficiat met de verjaardag. Toen ik werd gevraagd een

referaat te houden over 25 jaar taalevolutie in Brussel vroeg ik mij af welk verhaal ik zou ver-

tellen. Alles heeft in Brussel wel wat met taal te maken, wat het tegelijk zo boeiend en com-

plex maakt. Er is het cijferverhaal, dat tegelijk ook het verhaal over het gebrek aan cijfers is.

En er is het politieke verhaal, het verhaal over taal en identiteit, over Vlamingen en Franstali-

gen, over Franstalige Vlamingen, Vlaamse Brusselaars en Brusselse Vlamingen, over Neder-

landstaligen, Franstaligen en anderstaligen.

Mijn verhaal is echter vooral een verhaal van het onderzoek naar de taalsituatie in Brussel,

over het Taalbarometeronderzoek van BRIO waarvan professor Els Witte nu 15 jaar geleden

de basis legde. Toch ligt onrechtstreeks ook de Brusselwet van 25 jaar geleden mee aan de

grondslag van dit onderzoek. De 2 basisvragen waarvan het onderzoek vertrok waren de im-

pact van migratie enerzijds, maar evenzeer de analyse van het effect van de institutionele her-

vormingen op de taalsituatie anderzijds. De reacties op dit onderzoek zijn een mooie illustra-

tie van de manier waarop in Brussel de taalevolutie en het denken over taal zich voltrok. Toen

in 2001 de eerste bevindingen werden gecommuniceerd was de spontane reactie van een van

de aanwezige Vlaamse politici op het cijfermateriaal ‘zoiets kan je toch niet publiceren’, nu

wordt er zowel door de Vlaamse als Franstalige politici naar de resultaten uitgekeken en fo-

cust men in de reacties vooral op de taaldiversiteit.

Het Taalbarometeronderzoek tracht op basis van een bevraging van een representatief staal

van de volwassen bevolking de diversiteit van het taalgebruik in Brussel te vatten. Momenteel

zijn we al aan de derde survey toe. De verschillende aspecten van het taalgebruik die worden

onderzocht zijn telkens maar een deeltje van de puzzel. We zullen vandaag trachten een alge-

meen beeld te schetsen van de taalsituatie met speciale aandacht voor de jongste generatie als

een blik op de toekomst. Hiernaast gaan we ook kort in op de dagelijkse taalpraktijken in een

meertalige context en op de complexe relatie tussen taal en identiteit.

Hoeveel talen kennen de Brusselaars? Steeds meer. Waar de eerste taalbarometer afklokte op

74 talen, was dit voor de laatste taalbarometer reeds 107, en dit voor de 2.500 bevraagden, dus

in realiteit ligt dit aantal nog een stuk hoger. De talen die in Brussel opduiken zijn dan ook

een spiegel van het wereldgebeuren. De eerste taalbarometer, een paar jaar na de val van de

muur, telde een groot aantal personen met Russisch als tweede taal, in de tweede taalbarome-

ter doken er Afghaanse talen op en in de meest recente survey brachten de nieuwe migranten

dan weer talen uit Syrië mee.

Welke zijn de meest gekende talen in Brussel? Taalkennis wordt hier gedefinieerd als het

goed tot uitstekend spreken van een bepaalde taal. De cijfers zijn verkregen via zelfrapporta-

ge, het gaat dus om gepercipieerde taalkennis, om de flexibele inzetbaarheid van de taal in een

meertalige context. Niet enkel het taalniveau zal verschillen, ook wat men onder een taal ver-

staat. Zo gebruiken steeds meer mensen in bepaalde omstandigheden het Engels, maar weinig

zullen het niveau van een thuistaalspreker bereiken. Dit is de tol die men betaalt voor de sta-

tus van een bepaalde taal en het algemeen gebruik ervan. In de Brusselse migratiecontext is

dit ook het lot van de officiële talen. Wanneer de Brusselaars stellen dat ze goed tot uitstekend

Nederlands spreken betekent dit in de realiteit ook dat er verschillende vormen van Neder-

Page 6: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 6 -

lands op verschillende niveaus zullen gesproken worden, net zoals dit ook met het Frans het

geval is.

Tabel 1 geeft een overzicht van de 8 meest gesproken talen die over de 3 verschillende meet-

momenten heen dezelfde bleven. De schommelingen van het Duits, Spaans, Italiaans en het

Turks zijn beperkt en niet significant. Bij de 4 belangrijkste talen is de evolutie wel opmerke-

lijk. Waar bij een vergelijking tussen Taalbarometer 1 en Taalbarometer 2 de verschillen in-

zake de kennis van het Frans en het Engels niet significant zijn, daalt de kennis van beide wel

significant voor de recente meting. De daling van de kennis van het Nederlands zet zich met

eenzelfde intensiteit door waardoor het Engels nu duidelijk de 2de meest gekende taal is ge-

worden in Brussel. De evolutie voor het Arabisch is het meest opmerkelijk. Na een daling in

Taalbarometer 2 zien we nu een sterke stijging waardoor de taal zich comfortabel als 4de

Brusselse taal nestelt.

Maar hoe zit het met de jongeren? Tabel 2 geeft het overzicht van het taalgebruik bij de jong-

ste generatie volwassenen tussen 18 en 25 jaar. Opmerkelijk is het feit dat, parallel aan de

algemene tendens, de kennis van het Frans, maar vooral het Engels significant daalt. Momen-

teel spreken de Brusselse jongeren het best Frans, gevolgd door Nederlands, Engels en Ara-

bisch, 3 talen die een kwart van de Brusselse jongeren goed tot uitstekend beweren te spreken.

Het Nederlands doet het in Taalbarometer 3 zelfs significant beter dan in de vorige taalbaro-

meters. Het meest opvallende is de goede score van het Arabisch.

Deze evolutie heeft verschillende oorzaken. De leerlingen die school liepen in het Franstalig

onderwijs spreken steeds slechter Nederlands en Engels, net zoals ook de kennis van de 2de

en 3de taal in het Nederlandstalig onderwijs daalt, al zijn de cijfers voor het Franstalig onder-

wijs soms wel dramatisch. De leerlingen uit eentalig Nederlandstalige en Franstalige gezin-

nen, de theoretische doelgroep van het onderwijs, doen het wel behoorlijk. Het zijn vooral de

diversiteit in de taalachtergrond en het hoge aantal afhakers, dat de sterke daling verklaart.

Het zijn ook deze jongeren die we in de werkloosheidsstatistieken terugvinden. Wat het Ara-

bisch betreft, is er enerzijds de diversiteit aan landen van Arabisch-sprekenden en anderzijds

is het opvallend dat de jongeren van de 2de

en 3de

generatie hun taal, die gelieerd is aan die

van hun voorouders ‘Arabisch’ noemen, al is de taal die ze spreken verschillend. De term

‘Arabisch’ geeft hen evenwel een zekere identiteit, een groepsgevoel en een taal die meer

prestige uitstraalt dan bijvoorbeeld het Berbers. Dit fenomeen is niet typisch Brussels, maar

vinden we ook in de ons omringende landen terug.

Taalkennis op zich kan een complexe realiteit verbergen. Zo is het verschillend of men een

taal thuis aanleert, dan wel via de school of op een andere manier. De volgende tabellen fo-

cussen op de meest courante talen in Brussel en beperken zich tot diegenen die beweren de

taal goed tot uitstekend te spreken.

We kijken in de eerste plaats naar de evolutie van het Nederlands. Ondanks de daling van het

aantal Brusselaars, dat goed tot uitstekend Nederlands spreekt, blijft het aandeel van diegenen

die het van thuis uit hebben meegekregen in relatieve termen gelijk. Ongeveer de helft van

hen leerde de taal binnen het gezin waarin hij of zij opgroeide. Toch zien we dat het aantal

Brusselaars, dat thuis het Nederlands met het Frans combineert stilaan het aantal overtreft dat

uitsluitend Nederlands spreekt. Als we de taalachtergrond van de leerlingen in het Neder-

landstalig onderwijs in Brussel bekijken dan ligt het aantal leerlingen, dat Nederlands met een

andere taal combineert in het basisonderwijs 3 keer hoger dan de kinderen uit eentalig Neder-

landstalige families en deze trend zet zich door. En ook de impact van het Nederlandstalig

Page 7: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 7 -

onderwijs laat zich uit de cijfers aflezen. De stijging van de ondervraagden die de taal als

schooltaal meekregen, illustreert het succes van het Nederlandstalig onderwijs bij anderstali-

gen.

In tabel 4 worden de 4 meest gekende talen op deze manier vergeleken. Hieruit blijkt dat het

Frans, hoewel significant meer gesproken als thuistaal, een vergelijkbare evolutie als het Ne-

derlands volgt, met een groeiende groep die de taal thuis met een andere taal combineert. Het

Engels is een gans ander type taal en wordt bijna exclusief verworven via de school. Met het

Arabisch is het dan weer net omgekeerd. Het is een taal die quasi uitsluitend via het thuis-

milieu wordt aangeleerd.

Nederlands, Frans en Engels zijn de 3 contacttalen, het zijn de talen die ook via het onderwijs

worden aangeleerd en dus in verschillende omstandigheden kunnen gebruikt worden door een

grote groep Brusselaars. Ongeacht het aantal sprekers blijft het Arabisch een taal die enkel

wordt gesproken als men ze van huis uit heeft meegekregen en is ze ook enkel bruikbaar met

anderen in dezelfde situatie. De functie van de taal is beperkter dan het aantal doet vermoe-

den.

Uit bovenstaande analyse blijkt het belang van de thuistaal, de taal die men van thuis uit mee

krijgt. Dit vormt het uitgangspunt van het taalgebruik omdat naast de emotionele band deze

thuistaal het meest stabiel is en onveranderlijk is gebleven over de tijd, wat met de huidige

gezinstaal niet het geval is.

Tabel 5 geeft een overzicht van de categorisering van de Brusselaars naar thuistaal op basis

van beide officiële talen. De groep van Brusselaars uit eentalig Franstalige gezinnen is nog

net de grootste, maar waar deze groep bij vorige meetmomenten nog ruim de helft van de

Brusselaars vertegenwoordigden, slinkt zijn aandeel momenteel tot een derde van de gezin-

nen. De groep van Brusselaars die opgroeide in een gezin waar noch Nederlands noch Frans

werd gesproken, is quasi even groot en maakt de meeste vooruitgang. Waar men op basis van

de evolutie tussen Taalbarometer 1 en Taalbarometer 2 nog mocht verwachten dat de volgen-

de generatie de taal van het land van oorsprong van hun ouders substantieel meer zou inruilen

voor het Frans, blijkt dit niet het geval. Het aantal Brusselaars uit eentalig Nederlandstalige

gezinnen daalt verder, al is het verschil met Taalbarometer 2 niet significant. De daling is

minder uitgesproken dan op basis van Taalbarometer 1 en Taalbarometer 2 kon verwacht

worden. Hier tegenover staat wel een significante stijging van het aantal traditioneel tweetali-

gen, die thuis zowel Nederlands als Frans spreken. Ook het aantal nieuwe tweetaligen, die het

Frans met een andere taal dan het Nederlands combineert, stijgt en klimt tot 15%.

Tabel 6 schetst de situatie voor de jongste groep ondervraagden. Hier groeide de grootste

groep, een derde, op in een gezin waar het Frans met een andere taal dan het Nederlands werd

gecombineerd. Minder dan 30% groeide op in een traditioneel eentalig Franstalig gezin. Het

ziet er naar uit dat eentalig Franstalige gezinnen in Brussel niet langer de norm zijn. Bij de

jongeren maken de traditioneel eentalige gezinnen op basis van een van de officiële talen

slechts een derde van de populatie uit. Ruim 20% van de jongeren groeide op met uitsluitend

een andere gezinstaal, een stijgend aantal ook in traditioneel tweetalige gezinnen. Het ziet er

dan ook naar uit dat de officiële talen vooral binnen gezinnen zullen worden gesproken die

deze talen met een andere taal zullen combineren. Dit is niet alleen voor het Nederlands, maar

ook voor het Frans het geval. Trouwens, de cijfers illustreren dat momenteel de helft van de

Brusselse jongeren in een twee- of meertalig gezin opgroeit. Deze groep neemt nog toe.

Page 8: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 8 -

Hoe gaan mensen in het dagelijks leven om met deze taaldiversiteit? Een eerste belangrijke

vaststelling is dat, ongeacht het feit dat 90% van de Brusselaars zegt goed tot uitstekend Frans

te spreken, men in conversaties toch niet automatisch naar deze taal gaat overschakelen. We

zagen reeds dat binnen de gezinnen de taaldiversiteit toeneemt. Dit is echter ook in andere

contexten het geval. Nemen we de buurt als voorbeeld, dan is het opvallend dat waar in het

eerste Taalbarometeronderzoek van 15 jaar geleden nog bijna 80% van de Brusselaars met de

buren uitsluitend Frans sprak, dit bij de laatste survey gedaald was tot iets meer dan 50%.

Toch is de kennis van het Frans zeker niet in dezelfde mate afgenomen.

Omgekeerd gaan mensen ook in de buurt steeds meer talen combineren. Waar in de eerste

Taalbarometer slechts 15% van de Brusselaars beweerde in de buurt talen te combineren -

bijna exclusief het Nederlands en het Frans - is dit intussen gestegen tot bijna 35% en is het de

combinatie van het Frans, het Nederlands en het Engels die de grootste groep uitmaakt.

We hebben in Brussel op het eerste zicht met een paradox te maken: deze 3 talen worden

minder goed gesproken, maar toch meer gebruikt. Een deel van de verklaring ligt in de hou-

ding die men tegenover talen aanneemt. Men hoeft een taal niet meer zo nodig uitstekend te

beheersen om deze ook in een conversatie te gebruiken. Mensen kunnen een taal passief be-

heersen, waarbij ze zelf niet de taal spreken, maar een andere persoon die de taal spreekt wel

perfect begrijpen. Zo kunnen een Franstalige en een Nederlandstalige in Brussel hun eigen

taal blijven spreken en elkaar toch perfect begrijpen. Ook kan men een paar uitdrukkingen

gebruiken in de ene taal en dan naar een andere taal overschakelen. Het bereik van een taal is

veel groter dan de groep van diegenen die de taal goed tot uitstekend beheersen.

Het mag niet verwonderen dat ook in Brussel het Engels aan terrein wint. Waar de taal wel

hoog scoorde in de vorige Taalbarometers, zelfs als 2de meest gekende taal, werd ze echter

amper vernoemd wanneer werd gepeild naar het taalgebruik in concrete situaties. Dit is niet

langer het geval en de taal duikt nu in alle contexten op. Alhoewel het gebruik ervan nog be-

perkt is, is ze wel alomtegenwoordig.

De cijfers over het taalgebruik op de werkvloer, zoals opgelijst in tabel 7, illustreren de ten-

densen die we in de buurt terugvonden, al is de intensiteit hier nog sterker. Het geeft tevens

aan hoe op korte tijd het taalbeeld grondig kan veranderen. Waar op de Brusselse werkvloer

rond de eeuwwisseling in bijna 3/4 van de bedrijven of organisaties uitsluitend Frans werd

gesproken is dit nog slechts in 1/3 van de bedrijven het geval. Het is ook hier de combinatie

van de 3 contacttalen die in het oog springt en in 1/3 van de bedrijven gebruikelijk is. Het is

niet zo dat men drietaligheid van de sollicitanten eist, maar dat men uiteindelijk op de werk-

vloer met Frans al genoeg heeft, men moet de talen ook effectief gebruiken. Bijna iedereen

gebruikt wel Frans, maar in de helft van de bedrijven wordt eveneens het Nederlands en het

Engels gebruikt, hetgeen opnieuw slecht nieuws is voor taalarme werklozen.

Waar we het tot hiertoe hadden over taalkennis en taalgebruik, willen we het tenslotte nog

kort hebben over de relatie tussen taal en identiteit. Het identiteitsdiscours is in de politieke

wereld alomtegenwoordig, ook in de ons omringende landen. In dat politieke discours is men

nogal geneigd een identiteit aan de mensen zelf toe te schrijven en zelf te bepalen wie bij-

voorbeeld Vlaming of Franstalige is, wie tot onze groep behoort en wie niet.

In het Taalbarometeronderzoek hanteren we een andere benadering. We vroegen de mensen

zelf in welke mate ze zich met dingen kunnen identificeren. Bij de concepten waarmee de

ondervraagden zich konden identificeren kunnen we 3 groepen onderscheiden: lokale concep-

Page 9: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 9 -

ten die los staan van elke verwijzing naar een taal of taalgroep, meer algemene concepten

zonder taalverwijzing en ten slotte identificatie met taalgebonden concepten.

De meeste Brusselaars identificeren zich met de eerste groep: 55% ziet zich als Brusselaar en

36% verwijst naar zijn of haar gemeente als bron van identificatie. Deze groep neemt toe. Een

tweede groep verwijst naar meer algemene concepten. Ze komt op de 2de plaats: 38% ziet

zich als Belg, 16% als Europeaan. Een laatste en kleinste groep ten slotte schuift taalgebonden

concepten naar voor als belangrijkste identificatiebron. Hierbij doet zich aan Vlaamse kant

een opmerkelijke verschuiving voor: het aantal Brusselaars dat zich als Vlaming ziet daalt van

zo’n 4% naar 2,5% en het aantal dat zich als Nederlandstalige ziet stijgt van 0,2% naar 4%.

Deze toename komt deels op het conto van ééntalige Brusselaars die in het Nederlandstalig

onderwijs school liepen en zo aansluiting vinden bij de Nederlandstaligen. Anderen bena-

drukken dan weer dat ze verschillend zijn van de Vlamingen.

Het voornaamste effect is evenwel niet de identificatie op zich, maar het effect van die keu-

zes. Waarom mensen voor een bepaald concept kiezen, heeft ook effect op hun taalgedrag. In

de Brusselse context is ongetwijfeld de link tussen identificatie en stemgedrag bepalend. We

beperken ons hierbij tot de respondenten met als thuistaal Nederlands en vroegen hen een

keuze te maken inzake de taal van de politieke lijst via dewelke zij zich vertegenwoordigd

wilden zien. De verschillende mogelijkheden worden in tabel 8 opgesomd. De cijfers spreken

voor zich. Ongeacht de motivatie van hun keuze en het feit dat diegene die zich als Neder-

landstalige zien dit vaak als incompatibel met ‘Vlaams’ beschouwen, prefereren beide signifi-

cant meer een Nederlandstalige lijst dan Brusselaars uit een Nederlandstalig gezin die zich

niet met deze taalgebonden concepten identificeren. Beide hebben dus wel degelijk een effect.

Moeten we op basis van dit verhaal naar een nieuwe invulling van de Brusselwet? De Brus-

selwet is een belangrijk onderdeel in de pacificatie tussen de 2 traditionele taalgemeenschap-

pen. De taalcontactsituatie werd geïnstitutionaliseerd, de gemeenschappen kregen eigen be-

voegdheden en konden los van de andere gemeenschap een beleid uitbouwen. Het resultaat

was tweetaligheid ‘op zijn Brussels’. Een Brusselaar kon als een eentalig Nederlandstalige of

Franstalige in officiële contacten, het onderwijs en de gezondheidszorg in de eigen taal terecht

en hoefde, theoretisch althans, de taal van de andere gemeenschap niet te kennen. Maar de

situatie die mee aan de grondslag lag van de oprichting van de VGC is op 25 jaar danig ver-

anderd. De eentalig Nederlandstalige en eentalig Franstalige families zijn beide minderheden

geworden. Brussel werd in snel tempo een meertalige stad waarin men niet langer in het Ne-

derlands of het Frans communiceert, maar waar het gebruik van verschillende talen door de

burgers het bindende element is geworden. De taalachtergrond van het gezin is niet langer

allesbepalend in het stemhokje. De traditionele gemeenschap waarop het concept van de VGC

is gebouwd, is danig veranderd en ook de Vlaamse instellingen en organisaties in Brussel za-

gen hun publiek veranderen.

Kortom, de domeinen waarvoor de VGC verantwoordelijkheid draagt en die in het verleden

vooral een zaak waren van mensen die Nederlands spraken, en zoals de missie van de VGC

stelt ‘voor diegenen die bij haar aansluiting zoeken’, zijn nu meertalig geworden. De leerlin-

genpopulatie in het Nederlandstalig onderwijs is hiervan een sprekend voorbeeld. De uitda-

ging voor de Vlaamse gemeenschap in Brussel zal in de toekomst niet in een confrontatie met

de Franstaligen liggen, maar in het behoud en de versterking van de positie van het Neder-

lands binnen het meertalige Brussel. In confrontatie met het Frans of het Engels staat het Ne-

derlands misschien relatief zwak, maar een stedelijke samenleving functioneert niet meer op

basis van één taal. Het komt er op aan drietaligheid als een evidentie naar voor te schuiven,

Page 10: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 10 -

als het cement voor de Brusselse samenleving, en dit ook via concreet beleid te ondersteunen.

Dit vormt de nieuwe uitdaging voor een nieuwe invulling van de Brusselwet. (Applaus)

De voorzitter.- Ik wil ook de voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap,

de heer Alexander Miesen, welkom heten.

Demografische prognoses voor Brussel

(zie tabellen als bijlage)

De heer Patrick Deboosere, professor.- Er werd me gevraagd te spreken over de bevol-

kingsprognoses voor Brussel. Prognoses zijn echter mensenwerk en worden gemaakt op basis

van wat we vandaag zien. Als de hypotheses fout zitten, zullen ook de prognoses ernaast zit-

ten. Daarom heb ik mijn blik eerder gewend op de voorbije 25 jaar van de VGC omdat het

ons meer inzicht geeft over de komende 25 jaar en ons helpt om die prognoses te interprete-

ren.

Mijn uiteenzetting gaat ook over demografie en nieuwe stedelijkheid omdat we ons soms la-

ten verblinden door de demografische cijfers en ondertussen niet zien dat ook de stad aan het

veranderen is.

Ik wil 4 punten aanhalen: de Belgische demografische context – we kunnen Brussel immers

niet los zien van wat er gebeurt in de stedelijke context rond Brussel, 25 jaar demografie van

Brussel, de economische en maatschappelijke veranderingen die deze demografie vooruit

stuwen en ten slotte Brussel: stad van de toekomst?

Als we de bevolkingsevolutie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bekijken, zien we een

langere periode van stijging vanaf het ontstaan van de Belgische Staat. Vanaf 1968 is er een

breuk: de typische ontvolking die ontstond met de suburbanisatie. Dat wordt opnieuw gevolgd

door een opwaartse knik vanaf 1995. De bevolkingsprognoses gaan daar eigenlijk voor een

stuk op verder en laten die trend verder zetten.

De vraag is nu wat de uitzondering was. Is de knik vanaf 1968 een uitzonderlijke periode

waardoor de globale trend een toenemende urbanisatiegraad is? Of zitten we nu in een nieuwe

trend, een breuk met het verleden dat duidelijk uiting gaf aan de stadsvlucht?

In de grootstedelijke en Belgische demografische context is het belangrijk om eerst naar de

groeicijfers van de Belgische bevolking te kijken tussen 2 censussen in. Voor 1900 was er een

hele sterke groei en was er de typische demografische transitie: groot aantal geboortes en ho-

ge, maar dalende sterftecijfers. De geboortecijfers beginnen de sterftecijfers te overstijgen en

we krijgen een gemiddeld groeitempo van meer dan 1% per jaar. In de twintigste eeuw gaat

het groeitempo stevig naar beneden tot een zeer trage daling, met uiteindelijk opnieuw die

uitzondering in de laatste 10 jaar na de census van 2001.

Het is nog belangrijker om te bekijken hoe die groeispurt van de laatste 10 jaar in absolute

aantallen een ongeëvenaarde groei heeft meegebracht van de Belgische bevolking. Die is in

die periode met meer dan een miljoen mensen aangegroeid, de grootste absolute groei die

België ooit meemaakte. Daar staan we niet altijd bij stil.

Page 11: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 11 -

Op een cartografisch plan zien we dat de periode 1970-1980 nauwelijks groei toont: 7 mensen

per vierkante kilometer. We zien ook een duidelijke suburbanisatie. De steden lopen leeg:

Antwerpen, Gent, Brussel, Luik en Charleroi springen er duidelijk uit. Het suburbane gebied

rond de steden groeit. Mensen trekken naar de steden om er te werken, maar gaan rond de stad

wonen. België kent nauwelijks nog bevolkingsgroei door de migratiestop van 1973, maar ze-

ker ook door het einde van de babyboom.

In het volgende decennium zien we de trage groei evolueren tot bijna een nulgroei: vier men-

sen per vierkante kilometer over 10 jaar. De ontvolking van de steden gaat in die periode wel

verder. Veel overheden beginnen aan de alarmbel te trekken. Politici worden zich bewust van

de problemen met de steden, maar de bevolkingsstagnatie is een algemeen probleem.

In de volgende 10 jaar groeit de bevolking ook nauwelijks, maar is er wel al een ommekeer in

Brussel. Antwerpen en Gent boeten nog steeds aan bevolking in. Pas in de laatste 10 jaar zien

we een totaal nieuw verschijnsel: een hele sterke groei voor het hele land, maar vooral gecon-

centreerd in de steden.

En als we dan kijken hoe de groei zich manifesteerde gedurende de laatste 25 jaar in Brussel,

dan kunnen we eerst het saldo van de binnenlandse migratie beschouwen. Brussel heeft altijd

mensen verloren ten opzichte van Vlaanderen en Wallonië. Er was dus een negatief migratie-

cijfer. Die negatieve interne migratiecijfers werden aangevuld door zeer lage internationale

migratiecijfers voor 1995. Dit gaf globaal een negatief migratiesaldo tijdens de jaren ’90. Pas

nadien wordt dit totale migratiesaldo positief.

De migratiesaldi verbergen in feite een deel van de werkelijkheid, want het gaat over een uit-

wisseling van mensen. De interne migratiesaldi, waarvoor we een verlies van ongeveer

13.000 Brusselaars per jaar vaststelden, verbergen een stroom van ongeveer 35.000 mensen

die vertrekken uit het Brussels hoofdstedelijk gewest en 22.000 mensen die naar Brussel ko-

men. Er is een jaarlijkse uitwisseling.

Er kwam een verschuiving van klassieke suburbanisatie voor de jaren ’90 naar demografische

groei. De uitwisseling is zeer dynamisch. Nieuwe jonge mensen worden naar Brussel ge-

bracht. De emigratie uit Brussel is ook zeer gemengd, want een deel van de internationale

migranten zullen doorstromen naar het suburbane. We zien nu geen ontvluchting van de stad

meer, maar een demografische druk die zich over de grenzen van de gewesten en steden ma-

nifesteert.

Als we kijken naar de samenstelling van de migratiestromen, dan zien we dat mensen op elke

leeftijd Brussel verlaten. Anderzijds komen er ook op elke leeftijd mensen in Brussel wonen.

Er is geen typische leeftijd waarop men naar de stad komt. Het patroon vormt echter een

overconcentratie van jonge mensen, want vooral zij komen naar de stad. Migratie in het alge-

meen is een fenomeen van jonge mensen, aangezien vooral twintig- of dertigjarigen zullen

migreren. Het positieve saldo van jonge mensen in de stad zal zijn effect niet missen op de-

mografisch vlak.

Het gevolg voor het Brussels hoofdstedelijk gewest wordt duidelijk indien we de cijfers van

vandaag vergelijken met die van 1961. In 1961 was de gemiddelde leeftijd in België 35,5 jaar.

In 2011 was de gemiddelde leeftijd gestegen tot 41 jaar. Nemen we een typisch Brusselse

gemeente zoals Schaarbeek, dan stellen we vast dat de gemiddelde leeftijd in 1961, 40 jaar

was. Momenteel is die echter gedaald tot onder het gemiddelde Belgisch cijfer in 1961. Dit is

Page 12: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 12 -

een verandering die natuurlijk niet zonder gevolgen blijft inzake natuurlijke demografische

evoluties. Het sterftecijfer zal dalen en het geboortecijfer zal stijgen. Puur door de samenstel-

ling van de Brusselse bevolking naar leeftijd krijgen we een enorme toename van het aantal

geboorten. Dit resulteert op lange termijn in een overschot van geboorten ten opzichte van het

aantal sterftes. Jaarlijks loopt dit op tot een overschot tussen 9.000 en 10.000.

Dit is een groei die niet onmiddellijk zal ophouden, zelfs indien de migratie stopt. Natuurlijke

demografische evoluties zoals sterftes of geboorten evolueren veel langzamer. De migratie

aan de ene kant en de natuurlijke groei aan de andere kant verklaren samen de groei die we

vandaag vaststellen.

Wat zijn daarvan de onderliggende oorzaken? Ik denk dat we ook oog moeten hebben voor

diepgaande economische en maatschappelijke processen, die zeer geleidelijk verlopen. We

merken deze processen niet echt op, tenzij we er bewust bij stil staan. 25 jaar VGC is een

goede aanleiding om dat even te doen.

Op de eerste plaats is er de migratie, die we de laatste tijd hebben gemerkt. Ze heeft op een

aantal vlakken veranderingen teweeggebracht. De migratie is echter meer en meer een nieuwe

migratie, die zich plaatst in een globaal migratiepatroon. Ik zou iedereen willen aanraden om

eens te gaan kijken naar een recent artikel uit Science, met linken naar een website waarop de

globale migratiestromen kunnen worden geraadpleegd. We zien dan dat het patroon tussen

2005 en 2010 ongeveer hetzelfde is als 10 jaar eerder, maar wel met enorme verschillen tus-

sen de continenten. We zien overal ingaande en uitgaande stromen, met op de eerste plaats

belangrijke inkomende stromen in de Verenigde Staten en Europa. De belangrijkste uitgaande

stromen komen uit Zuid-Azië, Afrika en Latijns Amerika. Het globale beeld is echter dat er

onderling een grote beweeglijkheid is. Een belangrijk migratieaandeel bestaat ook uit Europe-

anen die naar andere continenten gaan. De hele wereld kent belangrijke migratiestromen.

Eenzelfde patroon konden we terugvinden op een moment dat de wereld begon met de grote

migratiestromen. Toen was de migratie beperkt tot Europa, de Verenigde Staten en de nieuwe

kolonies. Vandaag neemt de hele wereld deel aan migratieprocessen.

Er zijn elementen die daarbij een rol speelden, zoals de oorlogen die asielmigratie op gang

brachten. Het is reeds ter sprake gekomen dat vluchtelingen uit Syrië en Afghanistan in Brus-

sel terecht komen. Wat Brussel betreft mogen we niet onderschatten wat de impact is geweest

van de Europese Unie en voornamelijk de eenmaking van de Europese markt na het Verdrag

van Maastricht. Vroeger hadden we een economische ruimte die zich beperkte tot België,

waarbij werknemers vanuit Vlaanderen en Wallonië naar Brussel trokken om werk te zoeken.

Met de eengemaakte economische ruimte die zich bevindt binnen het geheel van Europa is het

voornamelijk de economie die voor meer dan 2/3 van de migratiestromen verantwoordelijk is

in Brussel.

We kunnen daarbij opmerken dat Europa op sociaal gebied nog deficitair is om tot goede be-

geleiding van die stromen te komen. Het resultaat is echter wel dat er in België een enorme

toename kwam van het aantal migranten in de voorbije 10 jaar. Deze migratie werd gestuwd

door onze economie. De Belgische economie kon deze migranten opnemen omdat zij een

motor was binnen de Europese context.

Als we de evolutie van de werkloosheid, de inactieven en de tewerkgestelden bekijken, dan

zien we een vrij sterke stijging van arbeidsplaatsen. Deze wordt vaak over het hoofd gezien.

We zijn van 3.960.000 arbeidsplaatsen naar meer dan 4.500.000 gegaan tijdens de afgelopen

Page 13: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 13 -

15 jaar. Die stijging van arbeidsplaatsen is de enige manier om te begrijpen hoe het komt dat

de migratie naar België zo belangrijk was. Anders is niet te begrijpen waarom de werkloos-

heid niet enorm is gestegen.

We kunnen dit perfect weergeven op een Europese kaart. Wanneer we de cijfers van 2007

oproepen, dan zien we een concentratie van inkomende migratie bij de Keltische tijger. Ook

Barcelona heeft op dat moment een migratiecijfer dat 2 % overstijgt. Daartussen zien we Bel-

gië met een matige migratie van ongeveer 1 %. Overal zien we de centra van economische

groei. Kijken we echter naar een kaart met recente cijfers, dan zien we dat de Keltische tijger

is verdwenen. Ook de migratie in Spanje is veranderd. Migratie kan onder invloed van eco-

nomische evoluties en politieke beslissingen snel veranderen. Voor België zien we een aan-

gehouden migratie die ook samenhangt met de relatief goed presterende Belgische economie

in een context van crisis.

Uiteraard mogen we voor Brussel het belang van de internationale instellingen niet vergeten.

Voor Brussel, en bij uitbreiding voor België, zijn deze instellingen een belangrijke motor voor

tewerkstelling. Rechtstreeks aangestelde mensen hebben nood aan verschillende ondersteu-

nende diensten. Dit allemaal samen geeft aanleiding tot een nieuwe cartografie van Brussel

wat betreft de samenstelling van nationaliteiten. Deze kaart wordt steeds diverser. Dat is het

verschil tussen de nieuwe en de oude migratie. De oude migratie na de Tweede Wereldoorlog

was in essentie een arbeidsmigratie die van bovenaf werd georganiseerd en geconcentreerd

was rond de landen van het gebied rond de Middellandse Zee. De nieuwe migratie is diverser,

heterogener en internationaal geworden. Ze is individueel gestuurd, door mensen die zoeken

naar een betere toekomst.

Ook de economie is snel veranderd. In België was de tertiaire sector nauwelijks ontwikkeld,

want de economie was voornamelijk op industrie gebaseerd. Dit evolueert naar een economie

die in essentie een diensten- en kenniseconomie is. Ook dit heeft zijn weerslag op Brussel.

Historisch gezien was Brussel de belangrijkste industriestad van het land. In 1960 werden in

Brussel meer dan 160.000 arbeiders tewerkgesteld. Vandaag zijn er slechts 50.000 mensen in

de secundaire sector tewerkgesteld, waarvan de helft in de bouwsector. Er is een totaal nieuwe

samenstelling van de economie. De nieuwe economie is minder dan we denken een deïndu-

strialisatie, maar de industrie wordt dermate productief dat zij steeds minder mensen moet

tewerkstellen. In globale output overstijgt de industrie nog steeds die van de jaren ’60. Het

overgrote deel van de tewerkstelling is nu echter geconcentreerd in de ondersteunende dien-

sten en de kennissectoren die de economie aandrijven.

Dit heeft ook gevolgen voor het onderwijs, wat een andere grote evolutie is die we de laatste

tijd hebben meegemaakt. Hiervoor kijken we naar de evolutie van het onderwijsniveau van de

actieve bevolking, tussen 25 en 64 jaar. Ik neem Sint-Pieters-Woluwe als voorbeeld van een

Brusselse gemeente. In deze gemeente woont het hoogste aandeel gediplomeerden van het

hoger onderwijs. Dat was al zo in 1961, wat te maken heeft met de specifieke functies van de

hoofdstad. In 1961 was 7% van de Belgische bevolking hoger opgeleid, tegenover een kwart

van de bevolking in Sint-Pieters-Woluwe. Dit steeg gedurende de jaren. De laatste bevraging

uit 2001 toont dat 1/3 van de Belgische bevolking hoger opgeleid is. In Sint-Pieters-Woluwe

was dit echter 66 %. We zien vandaag dat meer dan 50 % van de jongeren hogere studies aan-

vat. Voor vrouwen is dit zelfs meer dan 60 %. Er is een enorme evolutie naar een kenniseco-

nomie, die zich ook zal vertalen in de nieuwe stedelijkheid.

Page 14: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 14 -

We kunnen de vergelijking maken tussen 19 tot 24-jarigen die in 2001 ergens in België hoger

onderwijs volgden en hun woonplaats 10 jaar later. We zien duidelijk dat hoger opgeleiden in

de eerste plaats opnieuw naar de steden zullen verhuizen, maar ook naar kenniscentra zoals

Leuven, Louvain-la-Neuve en Namen. Die evolutie zal zich ook vertalen in een nieuwe urba-

nisatie.

Ook de mobiliteit speelt een zeer belangrijke rol. We organiseren die mobiliteit deels zelf. De

oude paardentram heeft voor een deel de migratie- en pendelpatronen rond Brussel bepaald.

De nieuwe mobiliteit, met nadruk op het individuele vervoer, zorgde voor het onstaan van de

suburbanisatie en de vlucht uit de stad. De nieuwe mobiliteit werd dusdanig aangezwengeld

dat de stad onleefbaar werd, wat de vlucht uit de stad nog versterkte. Die mobiliteit is vandaag

naar een soort immobiliteit geëvolueerd. De vraag is nu hoe we die radicaal moeten herden-

ken. Er is een terugkeer naar de stad. Misschien moet de mobiliteit ook ons denken over de

stad beïnvloeden.

Brussel, stad van de toekomst? Als we kijken naar de evolutie van Brussel gedurende de afge-

lopen 25 jaar, dan denk ik dat wat Edward Glaeser schrijft over New York deels ook van toe-

passing is op Brussel. Het is duidelijk een stad die voor een deel past in de nieuwe evolutie

van stedelijkheid. Daar hebben voor een groot deel Brusselse bewoners toe bijgedragen. Ik

neem als voorbeeld de Sint-Gorikshallen, maar ik had tientallen andere plaatsen kunnen kie-

zen. Wijkverenigingen en bewoners zijn er opgekomen opdat die stadsdelen zouden bewaard

en bewoonbaar blijven.

Natuurlijk is de grote vraag hoe de politiek daarmee is omgegaan. In het algemeen kan men

zeggen dat de leefbaarheid van de Brusselse binnenstad er enorm op vooruit is gegaan. De

leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Brussel evolueerden omdat ook de politiek, ondanks

alle meningsverschillen over de concrete uitwerking, evolueerde naar een nieuwe visie op de

stad. Ik denk dat vandaag alle partijen anders kijken naar de stad dan 25 jaar geleden. De stad

als leefstad staat overal hoog aangeschreven. Het is geen toeval dat de VGC dat ook als cruci-

aal punt in haar programma heeft opgenomen. Ik vermeld dit niet omdat hier zoveel politici

zitten, want ik zal het belang van de politiek ook tijdens andere voordrachten beklemtonen.

De interactie tussen politiek en wat er leeft bij de bevolking is belangrijk.

Er zijn natuurlijk een aantal factoren waarop de politiek heel weinig vat heeft. De ligging van

Brussel, het toeval en de geschiedenis die ons in de huidige situatie heeft gebracht, spelen

allemaal een belangrijke rol. De ligging en de geschiedenis van Brussel verklaren vandaag ten

dele dat het bruto nationaal product per inwoner in het Brusselse arrondissement en wat daar-

bij aansluit tot het hoogste van het land behoort.

Op basis van de cijfers tussen 1995 en 2007, net voor de crisis, zien we dat de evolutie zich in

de eerste plaats in Brussel, Vlaams-Brabant en een deel van Brussel-Halle-Vilvoorde concen-

treert. Een belangrijke economische groeipool zal er bijgevolg voor zorgen dat de kennis die

nodig is voor de kenniseconomie, zich hier zal concentreren. De vraag moet nu op een geheel

nieuwe manier worden gesteld: hoe organiseren we die grote, nieuwe, Brusselse stedelijke

ruimte?

Men zegt soms dat er zoveel niet-Brusselaars naar Brussel komen werken. Men moet die kijk

op de stad als geïsoleerd eiland echter durven te overstijgen. De niet-Brusselaars zijn in essen-

tie immers voor een groot deel mensen die in de randstedelijke regio, rondom de Brusselse

agglomeratie, wonen. Kijk bijvoorbeeld naar Dilbeek. Ongeveer van de helft van de actieve

Page 15: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 15 -

Dilbekenaars komt naar Brussel werken. Men moet oog hebben voor de gehele invulling,

want die heeft immers ook een invloed op de welvaart.

De welvaartsindex heeft zich opnieuw geconcentreerd rond Brussel. Al het suburbane, al wat

gedurende de voorbije 20 tot 30 jaar werd gecreëerd, is essentieel geweest om de welvaart

rond het Brussels hoofdstedelijk gewest te concentreren.

Als men al de nieuwe evoluties in ogenschouw neemt kan men niet altijd spreken van een

stadsvlucht. Mensen vestigen zich daar waar ze aangepaste woongelegenheid vinden. De

grenzen van het gewest worden uiteraard ten dele in onze hoofden gecreëerd. Ze worden

vastgelegd in wetten en in de manier waarop we met elkaar omgaan. Ik illustreer mijn stelling

aan de hand van een luchtfoto. Voor mensen die ergens wensen te wonen, is het verschil tus-

sen Sint-Pieters-Woluwe, Kraainem en Wezembeek eigenlijk niet zo groot. Zij gaan na waar

er een betaalbare woning is en ze zich niet al ver van de stad en van hun werk bevinden.

Men moet veel meer nagaan op welke wijze Brussel kan samenwerken met het ommeland.

Alleen al vanwege de mobiliteit moet men uitgaan van een globale kijk. Het is geen probleem

van Brussel of van Vlaams- en Waals-Brabant alleen. Het is een probleem dat in zijn globali-

teit moet worden aangepakt.

De mobiliteit is maar één element. Men moet ook af en toe eens durven dromen op welke

manier men de leefbaarheid van de stad wenst te herorganiseren. Onze voorouders deden dit

al. Toen ze de Zenne hebben gedicht deden ze dit omdat ze droomden van een betere toe-

komst voor de mensen die toen in Brussel woonden. Ze wilden dat bepaalde ziektepatronen

zouden worden gebannen uit de stad en dat het de Brusselaars beter zou vergaan op gezond-

heidsvlak. Verder werd er ook een rioleringssysteem aangelegd. Misschien moeten we dit

alles echter op een bepaald ogenblik in vraag durven stellen. Zo durf ik te betwijfelen of de

Zennezot wel zo zot is. Moeten we niet eens nadenken op welke manier de stad een leefbare

stad kan worden en kan worden herdacht in functie van haar bewoners?

Ik kan dit illustreren aan de hand van het voorbeeld van de rivier Cheongyecheon, die door de

stad Seoul, Zuid-Korea, stroomt.

De stad Seoul alleen al telt evenveel inwoners als heel België. De bevolkingsdichtheid in Se-

oul ligt 3 keer hoger als in Brussel: bijna 18.000 inwoners per km². Ten tijde van president

Park werd de rivier gebettoneerd. Er was geen rivier meer. Vervolgens werd er midden in de

stad een autoweg boven de voormalige rivier aangelegd. In 2003 werd echter besloten om de

rivier terug open te leggen. Misschien was dit een dwaas idee: het leidde tot heel wat discus-

sie en het kostte bovendien handenvol geld. Er kwam enorm veel kritiek op het reusachtige

budget. Als men vandaag echter door Seoul rijdt of stapt, ziet men nog steeds veel hoogbouw.

De stad zelf heeft echter, onder meer door de heraanleg van de rivier, een totaal nieuw pa-

troon gekregen. Ik beweer hier niet dat men de Zenne opnieuw moet openleggen, maar het

kan een optie zijn. Ik ben altijd vrij enthousiast geweest over de ideeën van de mensen die

actief zijn binnen de Zennezot.

Ik ben ervan overtuigd dat men moet durven de stad te herdenken in functie van haar leef-

baarheid. De maatstaf bij uitstek hierbij zijn de kinderen. In Seoul hebben de kinderen niet

veel speelruimte. De stad is hierover echter opnieuw aan het nadenken. Men bouwt er fontei-

nen opdat kinderen opnieuw vrij in het water zouden kunnen spelen. Er staat geen verbodste-

ken en er zijn zelfs kleedkamertjes ingericht.

Page 16: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 16 -

Het is cruciaal voor de stad dat men zich bekommert om de kinderen, want een stad op maat

van de kinderen is een stad die er is voor iedereen. Een ‘kinderstad’ is een echte ‘leefstad’.

Men moet zich telkens afvragen of men zijn kinderen in een bepaalde stad wil laten opgroei-

en. Biedt deze stad voldoende veiligheid? Is er hier voldoende groen en lucht? Heerst er een

goede sfeer? Met andere woorden: weerspiegelt deze stad de toekomst waarin ik mijn kinde-

ren wil laten opgroeien? Dergelijke vragen moet men zich stellen als men zich wil bezinnen

over de manier waarop men de stad wil organiseren.

Er bestaat een onmiddellijk en evident verband tussen kinderen die in armoede opgroeien en

het onderwijsniveau van de ouders. Dit geldt overigens voor heel Europa. Kinderen die op-

groeien bij ouders die het laagst mogelijke diploma behaalden, hebben 50% kans om in ar-

moede op te groeien. Dit verband is zeer duidelijk aantoonbaar.

Er is echter ook een mogelijkheid om deze armoedespiraal te doorbreken. In de editie van 28

maart 2014 van het wetenschappelijk tijdschrift Science stond een interessant artikel over een

proef uit 1972 die wellicht nu niet meer zou kunnen plaatsvinden. In dat jaar had men in een

stad in de Verenigde Staten besloten om een test uit te voeren met 100 kinderen uit arme ge-

zinnen. Voor 50 onder hen, die men lukraak had gekozen, had men besloten om hen geduren-

de een periode van 2 tot 3 maanden op te nemen in een preschools systeem. Daarna zouden ze

verder intensief worden begeleid in een echt schoolsysteem. De Verenigde Staten zijn natuur-

lijk Europa niet: er bestaat daar geen kleuteronderwijs dat aan het Belgische kan tippen. In

België staat het kleuteronderwijs op een behoorlijk niveau. Verder zijn hier ook crèches en

kinderopvang. Uit dit experiment bleek echter dat er, op de leeftijd van 3 jaar, al een duide-

lijk en uitgesproken verschil vast te stellen was tussen de 50 kinderen die opgenomen waren

in een crèche en een opvangsysteem en de 50 kinderen die bij hun, meestal alleenstaande,

arme moeders waren gebleven.

Op hun 18 bleek het gros van de 50 kinderen die waren opgegroeid in een opvangssysteem,

heel snel en met grote meerderheid hogere studies te kunnen aanvatten. Meer dan 40 jaar later

bleek dat wie behoorde tot de groep van 50 ‘uitverkorenen’ een lagere bloeddruk heeft en een

betere gezondheid heeft, met minder chronische ziekten dan de 50 anderen. Conclusie: de

investering in onderwijs is een cruciale hefboom om veranderingen teweeg te brengen in een

stad waarin, ten dele, armoede geconcentreerd is.

Vandaag kunnen we niet zeggen dat de stad verarmt doordat de rijkere bevolkingsgroepen de

stad ontvluchten. We zijn in een nieuwe situatie van stadsgroei aanbeland. Er zijn nog steeds

mensen die besluiten om buiten de stad te gaan wonen. Er zijn echter ook mensen die bewust

opteren om in de stad te komen wonen. Momenteel is er een veel grotere mix van mensen die

bewust voor de stad kiezen. Dit is duidelijk te zien aan het bebouwde weefsel van de stad.

Precies om er te kunnen gaan wonen en er dergelijke woningen te kunnen verwerven, heeft

men voor dergelijke weefsels grotere inkomens nodig.

Er is echter ook sprake van armoedeconcentratie. Er komen mensen naar de stad die op de

rand van de maatschappij leven. Niet alleen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maar

wellicht voor heel onze maatschappij is hier een taak weggelegd. De angsten moeten meer

naar een toekomst worden georiënteerd. Het voorbeeld van de Amerikaanse stad toont aan dat

die toekomst vandaag in Brussel wel degelijk mogelijk is voor alle kinderen. (Applaus)

Page 17: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 17 -

De meerwaarde van Brussel voor Vlaanderen

(zie tabellen als bijlage)

Professor Dr. Machteld De Metsenaere (VUB).- Met dankbaarheid en enige verbazing aan-

vaardde ik de uitnodiging om vandaag op deze feestelijke zitting ter gelegenheid van de 25e

verjaardag van de Vlaamse Gemeenschapscommissie de meerwaarde van Brussel voor

Vlaanderen te duiden.

Verbazing omdat de uniciteit van Brussel en de meerwaarde voor Vlaanderen reeds vaak werd

uitgesproken en beschreven, onder meer door de vorige spreker. Het blijft echter noodzakelijk

om ze te herhalen.

Van het uniek karakter van Brussel hoef ik weinigen te overtuigen. Brussel is tenslotte de

hoofdstad van België, eveneens de hoofdstad van de Franse Gemeenschap en van Vlaanderen,

het politiek centrum binnen de Europese Unie en de vestigingsplaats van tal van internationa-

le organisaties. We kunnen zonder overdrijving spreken van een meerlagige stad en een

meervoudige hoofdstad. Brussel heeft zich in de voorbije decennia op een dergelijke wijze

ontwikkeld dat haar positie ten aanzien van andere Vlaamse en Belgische steden nog uitzon-

derlijker is geworden. Aan deze ontwikkeling zijn zowel schaduwkanten als kansen voor

Brussel én voor Vlaanderen verbonden. Ik beperk me tot enkele hoofdlijnen, waarvan er hier

al een aantal zijn opgesomd. Vervolgens zal ik schetsen op welke wijze grootstedelijke erva-

ringen zich vertalen in een groot aantal good practices met meerwaarde voor Vlaanderen.

Zoals de global cities index van Kearney illustreert, behoort Brussel tot de top 10 van wereld-

steden. Deze global cities index vat de invloed van een stad samen qua economische activiteit,

human capital, informatieuitwisseling, cultuur en politiek. Eén zaak is duidelijk: in tegenstel-

ling tot andere steden van Vlaanderen wordt Brussel beschouwd als een wereldstad met een

belangrijke invloed op de wereldpolitiek. Brussel is een knooppunt, een belangrijke schakel in

de netwerken die een geglobaliseerde wereldeconomie vormen. Behalve Londen en Parijs

staat er ook geen enkele andere Europese stad in deze top 10 en in de top 20 komen enkel

steden als Wenen, Madrid en Berlijn voor. De ULB-stadsgeograaf ²Christian Vandermotten

maakt wel een kanttekening bij de positie van Brussel. Hij betitelt ze als een 'onvolledige'

wereldstad. Het globaal economisch belang van Brussel is aanzienlijk als de vestigingsplaats

van lobbygroepen van multinationals en dergelijke, wegens de aanwezigheid van Europese

instellingen en ook als politiek centrum en als informatienetwerk. Brussel presteert echter

minder op het vlak van research & development. Dit heeft niets te maken met een gebrek aan

wetenschappelijke activiteiten in Brussel, wel integendeel: Brussel is veel belangrijker als

kenniscentrum dan haar perceptie aangeeft. Het heeft echter te maken met de afwezigheid van

maatschappelijke zetels van grote wereldbedrijven in België en van Belgische bedrijven ‘tout

court’.

Tot in de jaren 60 van de 20e eeuw - professor Patrick Deboosere heeft het al verteld - was

Brussel economisch belangrijk omwille van haar tertiaire functies, verbonden aan haar hoofd-

stedelijke rol, haar rol als financieel centrum en als economische zetel sinds de 19e eeuw.

Daarnaast was ze ook de grootste industriële stad van het land. Vanaf de jaren 60 van vorige

eeuw werd een sterk ‘desindustrialiseringsproces’ ingezet, dat deels gecompenseerd werd

door een delokalisatie van de industrie naar de Vlaamse Rand rond Brussel en door de ont-

wikkeling van de tertiaire en vooral de financiële sector in Brussel. Deels, want de industriële

tewerkstelling in Brussel, Waals- en Vlaams-Brabant samen liep tussen 1970 en 1990 sterk

Page 18: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 18 -

terug. Bovendien heeft het Belgisch grootkapitaal zich teruggetrokken uit de industrie en res-

ten er maar weinig Belgische banken meer. Van de 2.000 belangrijkste wereldfirma's waren er

in 2006 12 Belgische en daarvan waren er 9 in Brussel gevestigd. België controleerde dus

maar 0,54% van het zakencijfer van de 2.000 grootste firma's ter wereld. Daarvan moet Brus-

sel het niet hebben.

Op het vlak van de huisvesting van agentschappen van de Verenigde Naties en ngo’s bekleedt

Brussel wereldwijd dan weer wel een plaats in de top 2.

Brussel profileert zich als wereldstad met een politieke rol en als informatienetwerk. Reke-

ning houdend met het aantal lobbyisten en geaccrediteerde journalisten is Brussel, samen met

Washington, de belangrijkste politieke wereldhoofdstad. Naast de Europese instellingen heb-

ben ook andere internationale organisaties hier hun zetel. Het is één grote vestigingsplaats van

diplomatieke vertegenwoordigingen en heel wat professionele organisaties. Brussel is het

jaarlijks toneel van tal van conferenties die, als ze al niet internationaal zijn, toch een interna-

tionaal publiek aantrekken. Er worden er hiervan jaarlijks meer dan 70.000 georganiseerd.

Meer dan de helft van die congressen wordt door een Europese instelling georganiseerd en

ongeveer 14% door internationale organisaties en verenigingen. 115.000 mensen doen jaar-

lijks Brussel aan voor internationale activiteiten. Indien de afgeleide effecten in rekening

worden gebracht, schat men dat 14% van de Brusselse werkgelegenheid rechtstreeks of on-

rechtstreeks het gevolg is van de aanwezigheid van de internationale instellingen.

Dit alles gaf - en geeft - bovendien heel wat economische impulsen aan een gebied binnen de

ruit Gent - Antwerpen - Leuven - Brussel. De vervlechting van Brussel met zijn uitdijend hin-

terland is erdoor versterkt. Deze unieke positie van Brussel houdt een belangrijke meerwaarde

in voor Vlaanderen. De productie van rijkdom door Brussel gebeurt immers in wisselwerking

met het omliggend randgebied. Op het colloquium De Internationalisering van de Vlaamse

Rand rond Brussel, dat BRIO in 2012 met steun van de Vlaamse overheid en de provincie

Vlaams-Brabant organiseerde, zette professor-emeritus Jan Degadt, van de HUB en lid van

BRIO, uiteen hoe de internationalisering van de Rand eveneens factor is van de specifieke

aanwezigheid van Brussel.

Het gros van de door Brussel geproduceerde rijkdom wordt door pendelaars gemaakt. Twee

derde van die pendelaars komt uit Vlaanderen, vooral uit Vlaams-Brabant en Oost-

Vlaanderen. Zij spenderen een groot gedeelte van hun leven in Brussel, geven mee vorm aan

Brussel, komen ook vaak in Brussel om zich te ontspannen, maken gebruik van het cultuur-

aanbod in Brussel, maar ze worden vaak niet gehoord in het Brussels verhaal. Hoe dan ook,

deze pendel zorgt voor een transfer van inkomens richting Vlaanderen en een bijdrage tot de

welvaart van Vlaanderen in het algemeen en de Brusselse Rand in het bijzonder, hetgeen dan

weer aanleiding geeft tot politieke discussies en tot een vraag voor compensaties. Brusselse

inwoners en politici vinden dat ze enkel de lasten overhouden in de vorm van verkeersconges-

tie, drukte, sociale en veiligheidsproblemen enzovoort, maar niet de lusten. Met de inkomsten

van de pendelaars verdwijnt immers ook de fiscale slagkracht, die het Brussels Hoofdstedelijk

Gewest nodig heeft om meer inkomsten te verwerven. Dit geldt trouwens ook voor de expats,

die vaak wel in de duurdere gemeenten van Brussel wonen en er een inkomen verwerven,

maar die hier evenmin belastingen betalen. Internationalisering betekent dus duidelijk niet

enkel een succesverhaal voor Brussel.

Een en ander heeft ook een grote bevolkingsgroei teweeggebracht, waarbij een natuurlijke

aangroei gecombineerd met een positief migratiesaldo een grote rol speelt. Dit heeft geleid tot

Page 19: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 19 -

een sterk internationaal profiel van de Brusselse bevolking. Bij het begin van deze eeuw werd

al een derde van de Brusselse bewoners in het buitenland geboren. In het licht van de beperkte

schaal van Brussel en de sterke bevolkingsgroei zet deze evolutie niet alleen Brussel onder

druk, maar ook de brede Vlaamse Rand. Dit leidt tot intense migratie in de richting van de

groene Rand, maar deze migratieprocessen gaan ook gepaard met een sterke ruimtelijke diffe-

rentiatie, zowel binnen Brussel als in de Vlaamse Rand. Jonge gezinnen die het zich kunnen

veroorloven, zoeken goedkopere huisvesting in groenere gemeenten en verzekeren zo tegelijk

de demografische verjonging van Vlaanderen. De armere gezinnen blijven achter in Brussel

en zijn niet gewapend, noch met een opleiding in het algemeen, noch met elementaire talen-

kennis in het bijzonder, om in de expansieve sectoren tewerkgesteld te worden. Dit heeft zeer

hoge Brusselse werkloosheidscijfers tot gevolg. De groeiende uitgaande pendel vanuit Brussel

richting Vlaanderen getuigt gelukkig van het besef dat ook hier een belangrijke economische

belangenconvergentie tussen Brussel en Vlaanderen schuilt.

Dat Brussel enerzijds een bron van rijkdom is geworden, ook voor Vlaanderen, maar dat an-

derzijds een groot gedeelte van zijn bewoners niet mee profiteert van die voortgebrachte rijk-

dom, is een van de aspecten van wat men omschrijft als de ‘stedelijke paradox’. Brussel is een

‘tewerkstellingsmachine’ voor Vlaanderen, die hoog opgeleide arbeidskrachten aanzuigt, ter-

wijl een groot deel van de bevolking ondergekwalificeerd is. Die scherpe sociale tegenstellin-

gen uiten zich eveneens in een ruimtelijke segregatie tussen gemeenten en wijken binnen het

gewest. Dit is uiteraard geen recent fenomeen, maar het wordt door de internationalisering

wel versterkt. De oude centrale wijken langs het kanaal en in de eerste gordel rond de vijfhoek

vertonen een hoge concentratie van armoede en werkloosheid. De zuidoostelijke en zuidwes-

telijke gemeenten van het gewest profileren zich verder als residentiële zones. Hoewel dit niet

zo wordt gepercipieerd, zijn Brussel en de Vlaamse Rand niet alleen economisch en functio-

neel sterk vervlochten, ze zijn ook bondgenoten waar het op de effecten van deze internatio-

nalisering aankomt. Deze internationalisering versterkt er net zoals in Brussel de sociale te-

genstellingen en de ruimtelijke segregatie en legt omwille van haar aantrekkelijkheid precies

druk op mobiliteit en milieu. De ontwikkeling van Brussel tot een global city is onlosmakelijk

verbonden met die van Vlaanderen. Brussel en Vlaanderen delen duidelijk economische, so-

ciale en andere lusten en lasten.

Dan is er nog het linguïstische aspect. Prof. Dr. Rudi Janssens heeft reeds duidelijk geschetst

wat de impact is van de recente maatschappelijke transformatieprocessen op de taalverhou-

dingen in Brussel. Van voortschrijdende verfransing van Nederlandstaligen, zoals we die in

de 19e eeuw tot midden 20

e eeuw kenden, is er eigenlijk nauwelijks meer sprake. We merken

wel een evolutie naar meertaligheid, met het Frans weliswaar in een hoofdrol, maar eveneens

met een groeiend succes van het Engels en met een sterke rol voor sommige migrantentalen.

Bovendien doet wat zich aan taalverschuiving heeft voorgedaan in Brussel, zich nu ook voor

in Vlaanderen. Vooral in de Rand wordt men de laatste jaren in sneltempo geconfronteerd met

de influx van anderstalige gezinnen. In het schooljaar 2009-2010 bedroeg het aandeel kleuters

met een andere thuistaal dan het Nederlands in de Nederlandstalige basisscholen er immers al

36% en het aandeel leerlingen in de lagere school reeds 28%. Dit heeft tot heel wat pessimis-

tische inschattingen geleid, waarbij voorbij werd gegaan aan de integratiekracht van het Ne-

derlandstalig onderwijs. Het zullen immers uiteindelijk de kinderen zijn die zullen uitstromen

uit het Nederlandstalig onderwijs, die een graadmeter zullen vormen voor de mate waarin zich

een taalverschuiving heeft voorgedaan ten nadele van het Nederlands. Het is ook het Neder-

landstalig onderwijs in Brussel dat heeft aangetoond hoe verschillende etnische en taalkundi-

ge groepen in de samenleving bereikt kunnen worden én verleid om Nederlands te leren. Het

Page 20: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 20 -

Nederlandstalig onderwijs in Brussel is een zeer efficiënt instrument gebleken om bevol-

kingsgroepen met een migratieachtergrond te integreren.

Het taalbarometeronderzoek benadrukte eveneens de bepalende rol van het Nederlandstalig

onderwijs voor de identificatie met het Nederlands: maakt het onderwijs van de anderstalige

instromers geen nieuwe Vlamingen, het maakt er wel nieuwe Nederlandstaligen van, die zich

identificeren met Brussel, met de ruimte die ze delen met andere bevolkingsgroepen. Fransta-

lige onderzoekers benadrukken vaak dat er weinig andere plaatsen en gelegenheden zijn waar

Brusselse kinderen zo intens de kans krijgen tot een open kijk op talen en op samenleven als

in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Het Brussels Nederlandstalig onderwijs is, na jaren

van achteruitgang, een succesverhaal geworden met de duidelijk sterke financiële steun van

de Vlaamse Gemeenschap en door zich te richten op Franstalige en vervolgens anderstalige

leerlingen. Het aanbieden van kwaliteitsvol onderwijs, gekoppeld aan het perspectief van uit

te stromen als tweetalige – wat het Franstalig onderwijs in de hoofdstad nooit heeft gereali-

seerd – vormden daarbij het lokmiddel. Door de gewijzigde samenstelling van de Brusselse

bevolking veranderde uiteindelijk ook de aard van de uitstroom en levert dit onderwijs uitein-

delijk meertalige en multiculturele jonge burgers af. In het schooljaar 2012-2013 werd bijna

de helft van het secundair onderwijs bevolkt door meisjes en jongens die thuis niet met het

Nederlands in contact kwamen.

Uiteraard kunnen we niet blind zijn voor de keerzijde van de medaille. In het kleuter- en ba-

sisonderwijs vormen Nederlandstalige kinderen een kleine minderheid. Dit geeft aanleiding

tot vragen over in welke mate dit Nederlandstalig onderwijs nog dient uit te breiden om an-

derstalige en Franstalige kinderen op te vangen en of er geen minimumaantal Nederlandstali-

ge kinderen nodig is om een zekere kwaliteit te garanderen. Hoe kan met andere woorden

meertaligheid gepromoot blijven zonder het kwaliteitslabel en het Nederlandstalig karakter te

verliezen? Nederlandstalige kinderen vormden uiteindelijk het onderwerp van politieke dis-

cussie en aanleiding tot de aanpassing van de voorrangsregels voor Nederlandstalige kinde-

ren, wat op zijn beurt weer leidde tot spanningen met de Franstalige gemeenschap. Het Brus-

sels onderwijs ontsnapt bovendien niet aan de dualiteit van de Brusselse maatschappij,wat

zich vertaalt in sterke schoolse verschillen en globaal in een gemiddeld prestatieniveau dat

voor het Brussels Nederlandstalig onderwijs sterk onder dat van Vlaanderen ligt. In Brussel

heeft 56% van de tieners al eens een jaar gedubbeld op school, in Vlaanderen gaat het ‘maar’

om 29%. Eén leerling op 5 en 1 leerlinge op 6 verlaat het Brussels Nederlandstalig onderwijs

zonder diploma en dat is bijna het dubbele van Vlaanderen. Vooral anderstalige, allochtone

leerlingen doen het slechter: 4 op 10 verlaten de school zonder diploma.

Zoals gezegd heeft alles te maken met enerzijds de zeer grote sociaal-economische kloof in

Brussel en anderzijds met de specificiteit van de taalsituatie. De combinatie van sociaal-

economische deprivatie en gering taalcontact zorgen ervoor dat leerlingen niet dezelfde eind-

termen bereiken in het Brussels onderwijs als in Vlaanderen. Leerkrachten weten ook niet

steeds hoe al deze problemen aan te pakken. Daarvan getuigt de hoge rotatie van onderwij-

zend personeel in Brussel, die veel hoger ligt dan in Vlaanderen. De meeste leerkrachten ko-

men uit Vlaanderen en willen blijkbaar het liefst terug naar hun geboortestreek.

Hoe dan ook, deze leerkrachten ontmoeten in Vlaanderen, inzonderheid in de brede Rand

rond Brussel, dezelfde problemen en omstandigheden als diegene die ze willen ontvluchten.

De aanbevelingen over het omgaan met meertaligheid, die 2 jaar geleden werden geformu-

leerd op het eerder vermelde congres over de internationalisering van de Rand, werden ge-

formuleerd op basis van onderzoek in de Rand. Dit onderzoek werd voorafgegaan door ana-

Page 21: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 21 -

loog onderzoek in Brussel, gegeven het feit dat de Brusselse scholen al veel eerder een gelijk-

aardige evolutie doormaakten. Als het regent in Brussel, druppelt het nadien in de rest van

Vlaanderen. Ook uit de projecten die nu opgestart worden in Brussel en in een aantal Vlaamse

steden kunnen de Brusselse Rand en de rest van Vlaanderen in de toekomst ongetwijfeld heel

wat leren. Ik vermeld hier graag het BRUTUS-project, Brusselse tutoren voor scholieren, van

de Universitaire associatie Brussel – VUB en EHB – dat zich richt op leerlingen in het Neder-

landstalig onderwijs met taal- en/of leertekorten en die een moeizame doorstroom in het se-

cundair onderwijs kennen. Als tutoren treden zowel studenten uit de lerarenopleiding op als

studenten uit andere studierichtingen.

De tutees werken in kleine groepjes, niet enkel aan het verminderen van de leertekorten, maar

ook aan het verbeteren van de studie- en taalvaardigheden, aan het verhogen van het zelfver-

trouwen en de motivatie. De tutees krijgen eveneens advies over een voorbereiding op de

overgang naar het hoger onderwijs. Ook voor de tutoren vormt BRUTUS veel meer dan enkel

een pedagogische uitdaging. Tijdens het tutoringtraject leren de tutoren werken in de speci-

fieke Brusselse meertalige en multiculturele onderwijscontext, ontwikkelen ze hun sociale

vaardigheden en ontstaat er een verrijkende wisselwerking tussen de leefwereld van de tuto-

ren en die van de tutees.

Uniek is dat BRUTUS en Tutorat Schola van de ULB dit academiejaar gestart zijn met een

pilootproject om tutoren uit te wisselen. Native speakers geven tutorsessies Nederlands in

Brusselse Franstalige partnerscholen en vice versa. Sinds 2006-2007, het startjaar van BRU-

TUS, werden in 17 verschillende scholen bijna 3.000 tutees door 550 tutoren begeleid. Ana-

loge tutoringprojecten hebben ook elders in Vlaanderen het licht gezien, maar geen van die

projecten opereert in een context die vergelijkbaar is met de Brusselse wat de schaal van de

variatie in migratieachtergrond en taalcontext van tutees en tutoren betreft. Initiatieven zoals

BRUTUS kunnen helpen om een oplossing te bieden voor de groeiende discrepantie tussen

enerzijds het toenemend gebruik van de 3 contacttalen Nederlands, Frans, Engels en de eisen

van de arbeidsmarkt in Brussel en Vlaanderen en anderzijds de groeiende aanwezigheid van

jongeren die deze talen onvoldoende beheersen. Een good practice zoals BRUTUS verdient

meer opvolging en ondersteuning. Precies in de Brusselse universiteiten schuilen nog heel wat

expertise en mogelijkheden om aan kennisopbouw te doen over grootstedelijkheid en com-

plexe situaties van meertaligheid en om de wetenschappelijke kennis hierover verder te bun-

delen en te valoriseren.

Nogmaals, Vlaanderen en zijn groeiende meertalige bevolking kunnen hier enkel wel bij va-

ren. In tegenstelling tot het beeld dat hierover bestaat, is Brussel trouwens een belangrijk in-

tellectueel centrum: naast de aanwezigheid van een aantal buitenlandse universiteiten zijn er

aan Nederlandstalige kant 5 instellingen van hoger onderwijs gevestigd en aan Franstalige

kant 19 instellingen. Volgens gegevens van 2012 zouden er 90.000 studenten verblijven in

Brussel, waarvan 1/3 aan Nederlandstalige instellingen. Geen enkele Belgische stad telt meer

studenten. In de ranking van Vlaamse studentensteden is Brussel de vierde grootste studen-

tenstad, ook al wordt ze niet als dusdanig gepercipieerd. In het licht van haar internationale

rol en dito aantrekkingskracht, ook op buitenlands intellectueel kapitaal, en in het licht van

alle inspanningen van de Vlaamse overheid om de universiteiten in te schakelen in een inter-

nationaliseringsdynamiek, is de universiteitsstad Brussel de gedroomde poort naar de wereld,

de kortste weg naar de onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap, naar buitenlandse

universiteiten en naar contact met studenten uit alle delen van de wereld. Deze samenwerking

verruimt ook de horizon van de Vlaamse wetenschappers. Ik geef een voorbeeld: BRIO, zelf

een consortium van onderzoeksgroepen uit de Vlaamse universitaire associaties in Brussel,

Page 22: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 22 -

participeert in het BSI. Het Brussels Studies Institute, ontstaan vanuit een samenwerking tus-

sen de Vrije Universiteit Brussel, de Université Libre de Bruxelles en de Université Saint-

Louis, is op korte termijn uitgegroeid tot een succesvol contact- en coördinatieplatform voor

academisch onderzoek over Brussel.

Wij delen onder meer een drietalige elektronische databank. Daarin zijn de referenties opge-

nomen met betrekking tot onderzoek over Brussel. Zo bereiken de Nederlandstalige onder-

zoeksresultaten nu ook een veel groter publiek van Franstalige en internationale collega's en

geïnteresseerden. Dit draagt bij tot ruimere internationale erkenning en intensere wetenschap-

pelijke samenwerking. Het feit dat Brussel de enige global city is van België, attractief als

verblijfplaats van een internationaal en hoog opgeleide bevolking, is een troefkaart die de

Nederlandstalige instellingen van hoger onderwijs, met de hulp van Vlaanderen, meer moeten

kunnen uitspelen.

Hét Brusselse meerwaardeproduct bij uitstek is de taalbarometer. Op basis daarvan kreeg u al

een wetenschappelijk verantwoord en representatief beeld van 25 jaar taalevolutie door de

ontwerper van het instrument, doctor Rudi Janssens. Dit instrument is veel meer geworden

dan een reconstructie van taalgebruik of van 'wie spreekt welke taal met wie en wanneer'. De

link naar onderwijs, verenigingsleven, mediagebruik en vooral de aandacht voor identiteit en

de politieke consequenties van deze identificatie maken van deze taalbarometer het gedroom-

de beleidsondersteunend instrument voor geheel Vlaanderen. In de Vlaamse Rand heeft men

dit al begrepen. De randtaalbarometer verschijnt dit jaar voor het eerst. Wij hopen dat de snel-

le demografische, sociale en linguïstische ontwikkelingen in de rest van Vlaanderen, inzon-

derheid in een aantal grotere Vlaamse steden en kleinere centrumsteden in de Brusselse ruit,

andere Vlaamse overheden aanzet tot een gelijkaardig initiatief. De expertise is er al. Ze is

ontwikkeld in Brussel, voor de meerwaardezoeker uit Vlaanderen. (Applaus)

De Vlaamse Gemeenschapscommissie van de stad Brussel

Prof. Dr. Paul Van Orshoven (KUL).- Mevrouw de voorzitter, leden van de hooggeachte en

zeer aanzienlijke vergadering. Ik wil beginnen met u een gelukkige 25ste

verjaardag te wen-

sen. Ik heb geen slides of Powerpointpresentaties. Ik had maar één dia, een taart met 25 kaars-

jes. Die kunt u zich wellicht zo ook wel voorstellen.

Ik dank u voor de eervolle invitatie. Als jurist van dienst is mij gevraagd om iets te zeggen

over de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Zoals u hebt gemerkt heb ik daarvan gemaakt:

‘De Vlaamse Gemeenschapscommissie van de stad Brussel.’

Waarom? Naar mijn smaak is er over de 25-jarige Vlaamse Gemeenschapscommissie niet

zoveel te zeggen. Ze is ongeveer de enige in het verhaal van de derde staatshervorming voor

Brussel van 1988-1989 die min of meer werkt. Wat werkt er niet? De rest van het institutione-

le kluwen.

Ik maak misbruik van de tribune om een lans te breken voor een alternatief waarin de Vlaam-

se Gemeenschapscommissie een nieuwe plaats kan krijgen. Ik was destijds nog optimistisch

over het Brusselse institutionele kluwen, maar het verdient geen schoonheidsprijs. Onze stu-

denten kreunen eronder. Er is een gewest, een Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie,

gemeenschapscommissies, weliswaar met een hele reeks personele unies, maar vooral ook 19

gemeenten, 19 OCMW’s, 6 politiezones, een reeks intercommunales en een agglomeratie met

Page 23: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 23 -

alle raadsleden, schepenen, burgemeesters tot en met ministers en staatssecretarissen. Dat is

niet zo simpel. Mao Zedong zei destijds: “Het heeft geen belang of een kat wit of zwart is, als

ze maar muizen vangt.” Dat is precies waar het schoentje wringt. In tegenstelling tot mijn

optimisme van 25 jaar geleden, vrees ik dat Brussel niet zoveel muizen vangt.

Ik zal niet in detail treden. Mijn voorgangers hebben al allerlei dingen gezegd. U bent onge-

twijfeld beter op de hoogte dan ik. Vriend en vrijand zijn het erover eens dat Brussel maar

suboptimaal functioneert en zijn problemen nauwelijks onder controle krijgt. Bovendien is

Brussel wezenlijk en structureel niet in staat om voor zijn eigen financiering in te staan.

Aan die problemen is de vermelde versnippering van bevoegdheden over talloze instellingen

allicht niet vreemd. In verspreide slagorde zijn de uitdagingen van de moderne maatschappij

niet gemakkelijk op te lossen. Dat wordt zelfs in het regeerakkoord toegegeven. Ik citeer:

“Deze grote versplintering van bevoegdheden hindert in heel wat gevallen de efficiëntie en de

samenhang in het grootstedelijk beleid.” Dat doet me onwillekeurig denken aan een Engels

grapje. Toen men in Groot-Brittannië overwoog om net zoals op het continent rechts te rijden,

heeft men eerst een compromis geprobeerd. Daarbij probeerde men voorzichtig te beginnen

met de vrachtwagens alleen. U kunt zich voorstellen dat zulks niet echt efficiënt is.

Wat moeten we doen? Als versplintering het probleem is dan ligt het voor de hand dat we die

versplintering ongedaan maken. Dat heet integratie van het Brusselse bestuur. De meeste col-

lega’s en auteurs zeggen dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet worden geconsoli-

deerd. Het is inderdaad gemakkelijker de bestaande structuren verder te ontwikkelen dan ta-

bula rasa te maken. Ik ben een ondeugende jongen. Ik zeg dat de institutionele logica en de

welvoeglijkheid ook hun rechten hebben. Soevereiniteit, wezenlijk voor de deelstaten van een

federale staat en dus ook voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is overbodig en zelfs con-

traproductief voor een regio die blijkbaar gedoemd is om permanent uit andermans hand te

eten. Als iedereen het erover eens dat Brussel een aanzienlijke bijkomende en structurele fi-

nanciering van hogerhand nodig heeft – de bedragen waarover het gaat zijn niet niks – dan

moeten de rollen worden aangepast aan de rolverdeling van de territoriale decentralisatie, niet

van het federalisme. Dan moeten we Brussel opnieuw uitvinden. Ingewikkelde kunstgrepen

zijn niet nodig.

U kent de verhalen over stadsgewesten en federale districten. Die zijn overbodig als hetzelfde

resultaat kan worden bereikt met toepassing van de klassieke beginselen van de gemeentelijke

autonomie die sedert 1831 in de Grondwet zijn verankerd. Het volstaat om de 19 Brusselse

gemeenten te fuseren tot een stad, de stad Brussel, en om het Brusselse Hoofdstedelijke Ge-

west en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in deze stad te laten opgaan.

Meteen komt er een einde aan die hallucinante versnippering. Er blijft een grootstad over met

een stadsraad, een college, een OCMW en een politiezone. Quelle clarté, quelle transparan-

ce! En dan de handen aan de ploeg.

Men zal uiteraard opmerken dat Brussel dan zijn autonomie verliest en opnieuw een onderge-

schikt bestuur wordt. Het antwoord is ja en neen. Brussel wint de niet te versmaden autono-

mie die elke behoorlijk functionerende en uit de kluiten gewassen stad geniet om te regelen

wat van stedelijk belang is. Dat staat in artikel 41 van de Grondwet. Van stedelijk belang is

per definitie alles wat de stadsraad als zodanig kwalificeert. Men kan dus naar hartelust rege-

len en terugkomen of voortbouwen op de Brusselse regelingen met inbegrip van de ordonnan-

ties die inmiddels het licht hebben gezien en de status van reglement verkrijgen. Uiteraard zal

Page 24: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 24 -

ze niet kunnen regelen wat in strijd is met wat van hogerhand is geregeld. Dan komt de kat op

de koord. Wat de stad zelf regelt hoeft van hogerhand niet meer geregeld te worden.

Weliswaar heeft de ontmanteling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en zijn afgeleiden

tot gevolg dat de federale staat in Brussel, op grond van zijn residuaire bevoegdheid, van

rechtswege opnieuw zal instaan voor datgene wat thans door het gewest en de Gemeenschap-

pelijke Gemeenschapscommissie wordt behartigd, net zoals zij in Brussel blijft instaan voor

de aangelegenheden die niet aan de gemeenschappen zijn toegewezen. Dat is alleen maar het

geval voor de uitoefening van het hoogste gezag, de soevereiniteit. De federale wetgevende

macht, die nergens anders over die bevoegdheden beschikt, die niet deskundig is in die mate-

rie en die in Brussel nog minder is verkozen, zal zich wijselijk niet aanmatigen om voor die

ene stad te regelen wat die stad zelf goed regelt.

En als dat laatste gebeurt met stedelijke verordeningen en niet met wetten, dan heeft dat voor

de rechtsgevolgen, toepassing en handhaving van die regelingen geen enkel belang. Uiteraard

zal er op die manier ook toezicht komen op de stad Brussel, maar als dat toezicht door de fe-

derale toezichthoudende overheid alleen maar betrekking heeft op één enkele stad en als

Brussel krachtdadig bestuur aan de dag legt - mede dankzij de middelen die beschikbaar wor-

den gesteld door de federale overheid - dan hoeft die laatste niet in te grijpen. De taalkundige

pariteit van de ministerraad - tenminste tot dusver - zal ongetwijfeld bijdragen tot gepaste

terughoudendheid bij de toezichthoudende overheid.

Uiteraard is de organisatie niet de essentie. Er moet gekeken worden hoe in Brussel de ge-

meentewet toegepast, zoniet aangepast, moet worden aan de bijzondere Brusselse omstandig-

heden. Het aantal raadsleden, taalgroepenpariteiten, alarmbellen en andere vormen van min-

derhedenbescherming moeten worden opgenomen naar analogie met wat thans in het Brussels

Gewest bestaat. Men moet ook nadenken over een nogal voor de hand liggende verdere inde-

ling van het bestuur van de stad Brussel, in de eerste plaats in territoriaal opzicht. Een stad

van 1 miljoen inwoners verdient disctricten, die niet noodzakelijk moeten samenvallen met de

actuele gemeenten. Aan die districten moet echter niet noodzakelijk werkelijke autonomie

toegekend worden. Dat kunnen buitendiensten of lokale antennes zijn van de stad.

De Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissies, mede op grond van hun rechtstreekse rela-

tie met en financiering door de Vlaamse en de Franse Gemeenschappen, kunnen uiteraard

worden gehandhaafd als functioneel gedecentraliseerd bestuur van de stad.

Maar die stad moet uiteraard ook instaan voor het welzijn van de Vlaamse en Franse cultuur-

gemeenschappen. Omgaan met multiculturaliteit wordt ongetwijfeld een van de grootste uit-

dagingen voor Brussel.

Het hier beschreven scenario is politieke fictie. Maar zoals Willem de Zwijger al als Neder-

lander in het Frans zei - het is natuurlijk mooi voor Brussel om te beseffen dat Willem de

Zwijger thuis Frans sprak, hij kwam dan ook uit Orange - “Point n’est besoin d’espérer pour

entreprendre, ni de réussir pour persévérer.” (Applaus)

Page 25: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 25 -

REPLIEKEN VAN DE FRACTIES

De heer Herman Mennekens (Open Vld).- In het licht - of moet ik zeggen: in de schaduw -

van zoveel academische wijsheid betaamt het bescheiden te blijven, zelfs wanneer men in

naam van de grootste Vlaamse politieke familie van de hoofdstad het woord mag voeren.

Namens de Open Vld-fractie van de Raad van de VGC zal mijn tussenkomst dan ook uit node

en uit respect bescheiden en bondig blijven.

Sta me toe om me te beperken tot enkele, wellicht soms wat prikkelende beschouwingen. Et

pourquoi pas...? Gesterkt door 25 vruchtbare jaren, maar bovenal met de toekomst voor ogen

van onze stad, haar inwoners en al wie stad en stedelingen lief heeft.

De VGC viert vandaag haar zilveren bruiloft. Een huwelijk met Brussel en de Brusselaars,

een jubileum van 25 jaar. Het was een vruchtbaar huwelijk, daarover is al veel gezegd. En na

25 jaar huwelijk - het hoeft niet eens zo lang te zijn - duikt na de passie van de liefdesjaren al

wel eens de vraag op: “Was dit het dan?” Of zetten we dit feestelijk gebeuren van de liefde als

ware alchemisten van de liefde ooit om in zuiver goud ... ?

Het is een open vraag of alleszins een vraag die ik nu nog niet beantwoorden zal.

Mag ik naar aanleiding van deze feestelijke gelegenheid enigszins uitdagend enkele beschou-

wingen verwoorden in de vorm van 3 paradoxen of schijnbare tegenstellingen. Men beschou-

we ze maar als voer voor de geest van de bestuurders van morgen, gedrenkt in een oprecht

doorleefd historisch besef, eigen aan mijn politieke familie van liberale cultuurflaminganten.

Er is vooreerst de paradox van het succes. Nog nooit was ons Nederlandstalig onderwijs zo

bevraagd, zo succesvol, zo bevolkt, door heel de stad, door heel de wereld. Hoe zetten we dat

massaal vertrouwen in de Vlaamse gemeenschap om in een duurzame band met de Brusse-

laars van de 21e eeuw? Het vertrouwen van de Brusselaar, wars van thuistaal of origine, in

ons onderwijs lijkt vandaag wel omgekeerd evenredig met ons politiek en electoraal draag-

vlak in de hoofdstad. Dat Nederlandstalig onderwijs moet via het broodnodige politiek draag-

vlak verdedigd en uitgebouwd worden. Het succes van ons Nederlandstalig onderwijs en het

dalend aantal stemmen op Nederlandstalige lijsten in Brussel: het is alleszins een correlatie

vol tegenstrijdigheden, de paradox van het succes.

Daartegenover staat wel dat de Nederlandskundigheid sterk toeneemt. Dat kan de twee- en

meertaligheid van onze hoofdstad en wereldstad uiteraard alleen maar ten goede komen.

Dan is er nog de paradox van de identiteit. Nog nooit was Brussel zo meertalig en zo cosmo-

politisch. De Vlaamse gemeenschap is in het centrum van Europa een culturele minderheid

onder de minderheden geworden, maar dan wel een toonaangevende minderheid wat culturele

uitstraling, stedelijke animatie en gemeenschapsvorming betreft. Ondanks die evidente open-

heid en identiteit kan men soms merkwaardige attitudes ontwaren, voornamelijk in de Neder-

landstalige sociaal-culturele sector. Ik heb het dan over enkele cultuurtempels die hun Neder-

landstalig - om nog maar het woord 'Vlaams’ niet in de mond te nemen - profiel, als het ware

verdringen. In een hang naar cosmopolitisme worden we getuigen van nagenoeg maoïstische

vormen van cultuurrelativisme, waar verwijzingen naar de eigen taal en cultuur als het ware

taboe worden, in naam van een internationale gewaarwording. Dit is de paradox van de identi-

teit, die soms verwordt tot de cultus van de non-identiteit, in een stad die bruist van gemeen-

schappen met een evident, identitair bewustzijn, dat ons verrijkt en in alle opzichten verruimt.

Page 26: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 26 -

Dan is er tot slot de paradox van de positie. De Vlaamse gemeenschap is een kleine gemeen-

schap, zeker vanuit kwantitatief-electoraal oogpunt. Maar hoe meer diversiteit in Brussel, hoe

relevanter onze aanwezigheid en onze dynamiek. De Vlaamse gemeenschap is een bindmid-

del, een verbindend element tussen zovele elementen. Ons 'klein zijn' staat steeds meer in

schril contrast met onze relevante opdrachten, niet alleen in de culturele sector en in het on-

derwijs, maar ook in de welzijns- en de gezondheidssector. Klein, maar een essentiële neuro-

transmitter van die neuronen die ons stadsbrein wakker houden. Onze schaal en schaalmoge-

lijkheden staan als het ware haaks op onze inzet. Of hoe small niet alleen beautiful is maar

ook efficiënt, ja zelfs efficiënter! De paradox is gesteld.

Tot zover mijn verhaal over drie schijnbare tegenstellingen of contrasten die de bipolaire ele-

menten blijkbaar eerder versterken dan tegenwerken. Maar is het dat wat we als Nederlandsta-

lige gemeenschap in de hoofdstad betrachten: kleur en contrast aanbrengen om als Vlaamse

gemeenschap de stad - onze hoofdstad en haar vele gemeenschappen - te verrijken? Ik eindig

opnieuw met dezelfde open vraag.

Laten we in de toekomst zilver omzetten in goud. (Applaus)

De heer Jef Van Damme (sp.a).- Beste Brusselaars en Brussellovers, ongeveer 25 jaar gele-

den zat ik op de schoolbanken van een klein basisschooltje in het diepe Vlaanderen. Van de

VGC had ik nog nooit gehoord en Brussel was enkel de plek waar ik met mijn vader ging

betogen tegen de raketten. Het federale België was nog piepjong. En dat gold ook voor mij.

De eerste keer dat ik van de VGC hoorde, was pas een tiental jaar later, als rechtenstudent.

Het bleef een beetje een theoretisch concept, dat weliswaar een zekere juridische logica ken-

de, maar echt bevatten kon ik het toch nog niet. Het zou toen nog eens 5 jaar duren voor ik

echt wist waar de VGC op het terrein voor stond. Dat merkte ik pas toen ik als Nederlandsta-

lige in Brussel kwam wonen.

Vandaag weet ik, als nieuwe Brusselaar en als vader van twee jonge kinderen, nog veel beter

waar de VGC voor staat. Er zijn woontours voor nieuwkomers op zoek naar een plek in de

stad. Er zijn bibliotheken in bijna elke gemeente waar ik alles kan vinden of toch minstens

bestellen. Het verenigingsleven is er voor jong en oud, de scholen krijgen ondersteuning, en

er worden speelpleinen en nog zo veel meer georganiseerd. Welzijn, sport, onderwijs, cul-

tuur.... De VGC is niet meer weg te denken uit het Brussel van vandaag.

Alhoewel het als merk misschien niet erg bekend is - maar misschien hoeft dat ook niet: een

instelling bestaat ten behoeve van haar burgers, niet ten behoeve van zichzelf - is het bestaan

van de VGC ondertussen een evidentie geworden. Via haar instellingen en activiteiten is de

VGC alomtegenwoordig voor de Brusselaar die zich richt op de Nederlandstalige gemeen-

schap. De VGC is een evidentie voor wie zijn geschiedenis niet kent.

Ondertussen 25 jaar geleden - en eigenlijk al lang daarvoor - startte de VGC als een groot

avontuur en een eerste bekroning voor het harde werk van heel veel belangeloos geëngageer-

de Nederlandstalige Brusselaars. De VGC werd en wordt gedragen van onderuit. Dat hebben

de sprekers die mij vooraf gingen al voldoende en met verve onderstreept. De VGC is eigen-

lijk nog jong. En toch zouden mensen die er bij het begin bij waren, de VGC van vandaag

hoogstwaarschijnlijk niet herkennen indien ze de afgelopen 25 jaar haar groei en evolutie niet

zouden hebben gevolgd.

Page 27: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 27 -

De realiteit van toen is niet immers meer de realiteit van vandaag en de strijd van toen is niet

meer de strijd van vandaag. Maar ook de VGC van toen is niet meer de VGC van vandaag. De

VGC van vandaag maakt onlosmakelijk deel uit van de Brusselse institutionele en politieke

realiteit. Dat is op zich een geruststelling, maar het houdt ook een gevaar in, met name het

gevaar van stilstand en van zelfvoldaanheid van een instelling die rust op haar lauweren en

stopt met innoveren.

Daarom moet de viering van vandaag ook een nieuwe start zijn. Want wil de VGC binnen 25

jaar met dezelfde luister en trots haar gouden jubileum vieren, dan zal het een even grote evo-

lutie moeten doormaken als degene die het de afgelopen 25 jaar heeft doorgemaakt. Voor de

Brusselaar van vandaag zou de VGC van 2039 onherkenbaar moeten zijn, want enkel instel-

lingen die evolueren met de maatschappij, zullen overleven.

Vandaag is dan ook het moment om vooruit te blikken, want de situatie van 25 jaar geleden is

niet meer die van vandaag. De strijd van Nederlandstaligen in Brussel is minder een taal-en

cultuurstrijd geworden, de uitdagingen zijn drastisch veranderd. Dat bleek nogmaals overdui-

delijk uit de diverse en zeer interessante bijdragen van de voorgaande sprekers. Brussel wordt

veeltalig: niet enkel Frans, Nederlands of Engels worden hier gesproken, een honderdtal talen

wordt hier zelfs courant gebruikt.

Brussel wordt ook veelkleurig: mensen komen van overal ter wereld en uit heel diverse soci-

aal-economische milieus. Brussel wordt jonger en ouder tegelijkertijd: de vergrijzing en de

vergroening creëren nieuwe uitdagingen. Brussel wordt ook armer: een onaanvaardbare maar

harde realiteit.

Die toename van diversiteit kan en moet een troef zijn. Maar ze is tegelijk ook een ongelofe-

lijke uitdaging voor het beleid en uiteindelijk voor ons allemaal: wij zijn immers de VGC van

vandaag én de VGC van de toekomst. We kunnen niet blijven koken met de ingrediënten van

gisteren. We moeten beleid voeren met de recepten van morgen en die zullen radicaal anders

zijn dan die van vandaag.

Plooien we terug op onszelf? Kiezen we voor het opdelen van de burgers van onze stad in

categoriëen? Kruipt de VGC in een ivoren toren? Of omarmen we de diverse en de vaak

moeilijk begrijpbare en grijpbare realiteit van vandaag, zonder blind te zijn voor haar uitda-

gingen? Bouwen we een stad voor onze kinderen en kleinkinderen? Of houden we vast aan de

stad van onze ouders en grootouders?

Professor Deboosere zei het daarnet al: een stad op maat van kinderen is een stad op maat van

iedereen. Dat geldt voor onze infrastructuur maar evengoed voor ons beleid als geheel. De

keuze is aan ons. En de keuze van de sp.a is duidelijk: laat 25 jaar VGC niet enkel een orgel-

punt zijn van het Nederlandstalig Brussel van het verleden maar vooral ook een gretig en en-

thousiast startpunt voor het diverse Brussel van morgen. (Applaus)

De heer Walter Vandenbossche (CD&V).- Ik ben geboren in Brussel. Ik ben 60 jaar gele-

den in Anderlecht geboren. Mijn vader zaliger werd 45 jaar geleden schepen van de beruchte

Brusselse agglomeratie en 25 jaar geleden kwam ik binnen in de VGC als rechtsopvolger van

de NCC.

Men mag zijn verleden niet zomaar vergooien. “Ken uw verleden en u weet waar uw toe-

komst naartoe gaat. Maar vergooi uw verleden en u oogst zorgen voor de dag van morgen.”

Page 28: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 28 -

Ik heb mijn tussenkomst opgebouwd aan de hand van citaten. Ik heb wat gestruind tussen de

uitspraken van de eerste momenten van de VGC en uitspraken van eminente leden verzameld.

Sommigen zijn intussen overleden, anderen konden hier vandaag niet aanwezig zijn. Ze zijn

confronterend. Ik laat het aan de wijsheid van iedereen over om te concluderen of de VGC na

25 jaar haar doelstellingen heeft bereikt. We kunnen pas nieuwe perspectieven openen als we

aan het realiseren van die doelstellingen bouwen, niet door ermee te breken.

Op 14 juli 1989 zei de eerste voorzitter van de VGC Robert Garcia: “Het ogenblik van een

nieuwe, krachtige impuls is aangebroken, niet vanuit de traditionele defensieve opstelling van

verzets-Vlamingen, maar vanuit een nieuw verworven machtspositie die de verdere uitbouw

van onze gemeenschap binnen Brussel krachtig kan en moet stimuleren.”

Op 14 juli 1989 zei Jos Chabert: “Het Brussels samenwerkingsmodel tussen politici, burgers

en organisaties moet in de Vlaamse Gemeenschapscommissie het instrument vinden voor een

eigen doeltreffend beleid ten bate van onze gemeenschap.”

Daarop zei Dolf Cauwelier van Agalev op 14 juli 1989 het volgende: “Sta mij toe enige angst

uit te spreken voor de toekomst. Inderdaad, thans hebben een paar van onze leden nog twee

petjes op: zij zetelen immers ook in de Vlaamse Raad. Zullen wij dan voldoende druk op de

Vlaamse Raad kunnen blijven uitoefenen? Tenslotte moeten we ons er blijven voor inzetten

en er strikt over waken dat het pluralistische karakter van onze Brusselse samenleving wordt

gerespecteerd.”

Op 14 juli 1989 sprak wijlen Michiel Vandenbussche, een goede vriend, de volgende woor-

den: “Het feit dat de verkozenen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie tevens verant-

woordelijk zijn als lid van de Brusselse Hoofdstedelijk Raad voor de sociale en economische

materies, heeft naar ons gevoelen zowel voor- als nadelen. Men kan vrezen dat het culturele

beleid slechts als een bijkomend element in de activiteit van de verkozenen aanwezig zal zijn.

Ik denk meer specifiek aan de leden van de Executieve die tevens het College van de Vlaamse

Gemeenschapscommissie vormen. Zij staan dus zowel in voor de zware sociaal-economische

materies als voor het hele cultuurbeleid.”

Op 30 oktober 1989 zei Jos Chabert: “Het imago van het Nederlands is op één generatie ge-

muteerd van patois ("Keer terug naar uw dorp") tot een gerespecteerde en aantrekkelijke cul-

tuurtaal ("Le Néerlandais, une chance en plus").

Daarop zei op 30 oktober 1989 wijlen Rufin Grijp: “Vlaamse Brusselaars zijn volwaardige

Vlamingen. Dit betekent dat de Vlaamse Gemeenschap haar volle verantwoordelijkheid moet

opnemen ten opzichte van de Vlaams-Brusselse bevolking. Deze band is niet alleen histo-

risch, het gaat hier om een culturele eenheid, een politiek strategische keuze en een troef die

niet mag worden kwijtgespeeld op een ogenblik dat deze stad op een historisch kruispunt

staat.

Op 31 oktober 1989 zei Annemie Neyts-Uyttebroeck: “De Vlaamse Gemeenschapscommissie

werd op 14 juli 1989 geïnstalleerd. Dat was dag op dag 200 jaar na de bestorming van de Pa-

rijse Bastille, een evenement dat toen een nieuw tijdperk voor onze zuiderburen en voor de

hele wereld heeft ingeluid. Ik vrees dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie niet zo'n ingrij-

pend fenomeen betekent.”

Page 29: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 29 -

Ik citeer mezelf slechts eenmaal. Op 31 oktober 1989 zei ik dat in 1987, naar aanleiding van

het congres van de Brusselse CVP, de NCC de stille kracht in de zelfwording van de Vlaamse

gemeenschap in Brussel was. En voorts: “Er is hier vandaag geen tijd om te mijmeren, maar

laat mij toe dankbaar de namen te noemen van Hugo Weckx, Rika Steyaert, André Monteyne,

Jan Béghin, Willy Van Keirsblick, Jan Longin, Jos Verloy, André De Schepper, Dries Van

Cauter en Albert Dekens.

Ik ben ongerust over de vervlakking van het Vlaamse beleid in de hoofdstad. Is het wel een

goede keuze van de wetgever geweest om dezelfde personen met gewestelijke aangelegenhe-

den en gemeenschapsaangelegenheden te belasten?”

Diezelfde dag, 31 oktober 1989, zei Dolf Cauwelier : “Niettegenstaande wij er de klemtoon

op leggen dat wij in het Brussels hoofdstedelijk gewest wonen, blijven wij behoren tot de

Vlaamse Gemeenschap als volwaardige leden. Wij rekenen er zelfs op dat de Vlaamse Ge-

meenschap ons beschouwt als haar voorpost en bruggenhoofd. Onlangs werd nog op televisie

gezegd: ‘Wij, Brusselse Vlamingen, zijn de speerpunt van de Vlaamse Gemeenschap in de

hoofdstad van Vlaanderen.’”

Op 11 juli 1990 zei Robert Garcia: “De Vlaamse Brusselaars moeten ontwaken en doelgericht

meetimmeren aan de opbouw van Brussel als Hoofdstad van Vlaanderen, als Hoofdstad van

de Gemeenschappen in dit land, als Hoofdstad van het nieuwe Europa. Zij moeten met beves-

tiging en versteviging van de eigen taal en cultuur, een universele dimensie inbouwen in het

hun aangeboren ondernemerschap op velerlei gebieden en zodoende efficiënt meewerken aan

de profilering van Brussel als een uitverkoren internationaal ontmoetingscentrum voor ver-

scheiden culturen, als een technologisch hoogstaand dienstencentrum met het oog op de Eu-

ropese eenheidsmarkt!”

Jos Chabert stelde op 18 oktober 1991: “Wij gaan er fundamenteel van uit dat de band met de

Vlaamse Gemeenschap, gelet op de positie van onze taalgroep in Brussel, meer dan ooit be-

houden en versterkt moet worden. De Vlamingen vormen één van de vele minderheden in het

Brussels hoofdstedelijk gewest, hoewel wij behoren tot de meerderheid in België.”

Daarop zei Michiel Vandenbussche op 13 december 1991: “Ik roep hierbij dan ook alle de-

mocratische partijen van de Raad op om samen met vereende krachten een dam op te werpen

tegen het groeiende racisme in onze stad en als Vlaamse gemeenschap een creatieve bijdrage

te leveren voor de uitbouw van een leefbare multiculturele stad.”

Op 7 juli 1992 zei Vic Anciaux: “Wanneer wij daarenboven vaststellen dat de dialoog van

volk tot volk, van gemeenschap tot gemeenschap, vooral op gang is gebracht omwille van

financiële moeilijkheden van de Franse Gemeenschap, dan is het haast bespottelijk of ridicuul

te moeten constateren dat de Franse Gemeenschap over onvoldoende geld zou beschikken om

in Brussel aan de ontwikkeling van een eigen Franstalig onderwijs en aan Franstalige cultuur

te besteden, maar wel geld over heeft voor de Franstaligen in de periferie in de Vlaamse ge-

meenten, buiten het eigen grondgebied, buiten het eigen bij wet toegekende domein waarover

zij beschikkingsmacht heeft.”

Op 23 oktober 1992 zei Annemie Neyts-Uyttebroeck: “Het is mijn indruk dat het grote debat

tussen Vlaanderen enerzijds en de Brusselse Vlamingen anderzijds over de onderlinge ver-

houding eigenlijk nog helemaal moet worden gevoerd, voorbij de mythen, de fetisjen en

voorbij de slogans.”

Page 30: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 30 -

Diezelfde dag op 23 oktober 1992 zei Robert Delathouwer: “Ik sluit mij eveneens aan bij de

vraag van mevrouw Neyts welk antwoord wij moeten bieden op de troebele situatie aan

Franstalige kant. Ik spreek niet alleen over de financiële middelen. Het is evident dat deze een

onmiddellijke weerslag heeft op de manier waarop de Commission communautaire Française

en de Brusselse Hoofdstedelijk Raad een verlengstuk van elkaar zullen trachten te zijn.”

Op 23 oktober 1992 zei Rufin Grijp: “Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er wordt vaak

zeer veel gesproken, maar weinig gezegd. Een spreker vroeg zich af waarom ik niet aanwezig

was op de ultieme gesprekken. Welnu, misschien was dat omdat ik harder was in een reeks

standpunten en dat ik persoonlijk — dit neemt niet weg dat ik het een goed akkoord acht —

mij zeer moeilijk kon neerleggen bij de 80/20 regeling. Ik had meer gevraagd, maar men be-

weerde dat de SP daarmee alleen stond. Ik weet niet of dat waar was. Ook intern heb ik het

niet gehaald.”

Op 1 juli 1993 zei Vic Anciaux: “Welnu, wij kunnen de Vlaamse Gemeenschap nooit genoeg

voor haar verantwoordelijkheid inzake deze problemen in haar hoofdstad plaatsen.”

Op 17 december 1993 zei Simonne Creyf : “Wij moeten zelf stappen doen naar Vlaanderen.

Wellicht leren we elkaar zo beter kennen, begrijpen en waarderen.”

Op 6 juli 1994 zei Rufin Grijp: “Wij moeten Brussel als hoofdstad van de Vlaamse Gemeen-

schap blijven verdedigen tegen om het even wie. Het komt er wel op aan dat wij onze stem

blijvend laten horen over alles wat de Vlaamse Gemeenschap voor Brussel beslist.”

Mijn laatste citaat is dat van Sven Gatz van 22 maart 1996: “Wij moeten nochtans Brussel als

hoofdstad van Vlaanderen bevestigen - dat is ook de geest waarin dat gebeurt - zonder echter

de aanwezigheid van de Brusselaars die niet of niet uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap

behoren, te miskennen. Het is belangrijk zonder enige agressiviteit te onderstrepen dat Brussel

onze hoofdstad is waarin ook andere mensen wonen.”

Ik vond het belangrijk deze citaten met u te delen. Ze geven een diepgaande reflectie weer van

de evolutie van het politieke denken van de VGC. Ik trek er geen besluiten uit in naam van

anderen, maar wel voor mijn partij.

Ten slotte wil ik nog aanstippen dat we vandaag staan voor de implementatie van de 6de

staatshervorming. Daarbij is een bijzonder belangrijke taak weggelegd voor de VGC. De ver-

houdingen tussen de instellingen in Brussel, met name de GGC, de Cocof, het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest en de kleine VGC zijn fundamenteel gewijzigd. De VGC zal zeer hard

haar best moeten doen om zich te kunnen handhaven in deze nieuwe evolutie. Daar zullen de

politieke verantwoordelijken van de toekomst zich over moeten buigen. (Applaus)

Mevrouw Elke Van den Brandt (Groen).- Ik moet bekennen dat ik niet helemaal akkoord

ga met het betoog van prof. dr. Paul Van Orshoven, maar ik deel wel een van zijn uitgangs-

punten, namelijk dat het niet uitmaakt of een kat nu zwart of wit is, zolang hij maar muizen

vangt. Dat is een uitspraak van Deng Xiaoping, waarmee hij bedoelde dat de instellingen die

een land besturen, ondergeschikt zijn aan het resultaat.

Page 31: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 31 -

Dat geldt eigenlijk ook voor de VGC. Als instelling op zich heeft de VGC geen bestaansrecht

of geen heilige grond waarop ze voor eeuwig en altijd mag bestaan. De VGC heeft bestaans-

recht vanwege de impact die ze heeft op Brussel en vanwege wat ze doet voor de Brusselaars.

Op deze verjaardag van de VGC wil ik dus niet over de VGC praten, maar over de VGC in

Brussel en voor Brussel.

Zonet bleek dat het een Brussel is dat verandert. De professoren stelden dat de taalverhoudin-

gen veranderen en dat er alsmaar meer talen komen. Ze durfden zich niet te wagen aan voor-

spellingen. Er is een enorme toename van het aantal mensen. Er zijn veel meer geboortes en

nieuwkomers. Dat zorgt voor pragmatische problemen voor de politici. We moeten nadenken

over hoe we de mobiliteit, zorg, woningen, werkgelegenheid, scholen en crèches zullen orga-

niseren. Daar moeten politici met zijn allen antwoorden op zoeken.

Af en toe moeten we misschien een stap terug zetten en even stilstaan. Brussel is niet zomaar

een lap grond tussen Vlaanderen en Wallonië. Brussel is het decor voor kattenkwaad en dro-

men over later. Brussel is de toekomst van duizenden kinderen.

En als toekomst kan Brussel zoveel beter. De Brusselaars willen ook beter. Neem nu de ka-

naalzone. Natuurlijk lopen daar ook ‘crapuultjes’ rond, dat kunnen we niet ontkennen, maar

het overgrote deel van de jongeren daar staat te trappelen om iets van hun leven te maken.

Wie met de ouders praat, zal merken dat die het beste willen voor hun kinderen en wensen dat

hun kinderen het goed hebben.

Brussel kan dus beter. De centrale vraag is hoe de VGC kan bijdragen om van Brussel de stad

te maken waar men jong kan zijn en oud wil worden.

Dat zal de VGC niet alleen kunnen. In haar eentje kan ze de Brusselaars geen betere toekomst

geven. Ze zal bruggen moeten bouwen. De uitdagingen zijn te groot om van op het eigen ei-

land aan te pakken. We maken Brussel niet beter door als een bange kat in een hoek te gaan

zitten en af en toe eens te klauwen. We kunnen Brussel alleen maar beter maken als we sa-

menwerken. We hebben sterke politici nodig, die openstaan voor overleg en samenwerking.

Ik vind het absurd dat het jaren heeft geduurd, en bloed, zweet en tranen heeft gekost om de

commissies Cultuur van de Franse en Vlaamse Gemeenschapscommissie één keer samen te

laten vergaderen. Het is ook absurd dat er momenteel crèches dreigen te sluiten omdat ze eerst

bij de Vlaamse overheid waren aangesloten, maar eigenlijk thuishoren bij de Franstalige

overheid. Er is natuurlijk niets mis met die crèches. Ze hebben gewoon niet de erkenning van

de juiste overheid. Het is absurd dat we morgen nieuwkomers gaan verplichten een inburger-

cursus te volgen en hen daarbij ineens te verplichten om te kiezen in welke van de 2 gemeen-

schappen ze zich willen inburgeren.

Ik kan niet naar Brussel kijken als een opdeling tussen 2 gemeenschappen. Brussel is al lang

niet meer de stad waarin iedereen zich herkent als Franstalige, Nederlandstalige of Vlaming.

Ik kan ook niet naar Brussel kijken en daar 1 stad of 1 monolitisch blok in zien. Als ik naar

Brussel kijk, dan zie ik honderd wijken, honderd pleintjes met duizenden bankjes en vanop

ieder bankje kan men een ander tafereel zien en een ander Brussel.

Welk institutioneel model past daar nu het beste op? Wat is het antwoord op de vraag Brus-

sel? Iedere partij heeft daar een visie over. Vandaag viert de VGC haar verjaardag. We heb-

Page 32: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 32 -

ben net een staatshervorming achter de rug en hopelijk staat er geen nieuwe voor de deur. Nu

is het dus vooral een kwestie om in de huidige context zo goed mogelijk te werken. België

heeft bewust gekozen voor een model van gewesten én gemeenschappen. Dat betekent dat er

voor bepaalde taken in Brussel 2 gemeeschappen zijn die samen bevoegd zijn. Voor onder-

wijs, welzijn, cultuur, jeugd en sport zijn de Franse en Vlaamse Gemeenschap samen verant-

woordelijk voor alle Brusselaars. Er bestaat niet zoiets als een anderstalige gemeenschap die

anderstalige scholen inricht. De 2 gemeenschappen moeten ervoor zorgen dat ieder kind in

Brussel naar school kan gaan en dat iedere oudere in Brussel zorg krijgt. Dat is het institutio-

neel model dat België gekozen heeft en de VGC moet daarin een rol opnemen.

Het antwoord op de vraag welke rol dat moet zijn, is voor Groen samen te vatten met waar-

den. Ik citeer hier de waarden die collega Adelheid Byttebier bij de 20-jarige viering van de

VGC heeft aangehaald en die er nog steeds staan, namelijk eigenheid en openheid. Die twee

kunnen niet zonder elkaar. Geen eigenheid zonder openheid, anders wordt men een mini-

universum in een grote stad.

Als we vandaag stilstaan bij de rol van de VGC in de komende jaren, is het voor Groen be-

langrijk dat wij open staan voor iedereen die van ons aanbod wil genieten. Dat jaagt sommige

mensen hier in de zaal schrik aan. Ik vind dat vreemd, want het is net een ongelooflijke kans.

Als ouders voor hun kind het beste willen in Brussel, dan kijken ze naar de VGC. Dat moeten

we toch niet als een bedreiging zien, maar net omarmen.

Als de jas van een kind te klein wordt, dan koopt men een nieuwe jas. Men gaat er geen extra

lap stof aannaaien of een arm van het kind amputeren om het toch in de jas te laten pas-

sen.Vandaag is de jas van de VGC te klein geworden. Het aanbod van scholen, crèches en

gemeenschapscentra is niet meer voldoende voor alle Brusselaars. Wie een nieuwe jas koopt,

koopt een andere jas en dat is niet dezelfde. Kinderen die vandaag op de schoolbanken zitten,

zijn niet de stamboomvlamingen, maar komen van overal. De grote uitdaging bestaat erin om

die kinderen echt goed Nederlands te leren en niet een beetje Nederlands. De bezoekers van

de gemeenschapscentra zullen niet allemaal op Vlaamse partijen stemmen. Is daar iets mis

mee? De nieuwe jas zal een andere jas worden, maar daarom niet minder mooi. Mevrouw

Carla Dejonghe begon vandaag met de uitspraak dat de VGC volwassen is geworden. Als we

de VGC als ons kind zien, moeten we trots zijn dat het zo mooi en zo groot is kunnen worden.

We moeten het een nieuwe jas durven geven. Dan zeggen we eigenlijk tegen ieder kind in

Brussel dat er voor hem of haar een plek is. Zolang we de moeite doen om elkaar te begrijpen,

is er plaats voor iedereen.

We zijn op een punt gekomen dat we moeten vaststellen dat het Nederlands niet meer van de

Vlamingen alleen is, maar van iedereen. Dat is niet erg, want er is genoeg Nederlands voor

iedereen. Zoals de liefde, wordt ook de taal alleen maar groter door ze te delen. Laat ons in

onze eigenheid heel open zijn. Laat ons samen voor ieder kind in Brussel een toekomst cre-

eren. (Applaus)

De voorzitter.- De heer Dominiek Lootens-Stael, de fractieleider van het Vlaams Belang, laat

zich verontschuldigen.

De heer Paul De Ridder (N-VA).- In 1788 sprak niet minder dan 95 % van de bevolking van

Brussel-stad, het gebied binnen de huidige Kleine Ring, Nederlands. Amper 5 % van de be-

volking toen was Franstalig. In 1830 kwam door seperatisme de staat Belgie tot stand. De

nieuwe staat België was volledig in handen van de francofone bourgeoisie. Lange tijd waren

Page 33: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 33 -

de francofonen er vast van overtuigd dat ‘le Flamand’ in Brussel zou verdwijnen en dat het

Frans zou uitdeinen over steeds meer Brabantse gemeenten. Dat was volgens hen een volko-

men natuurlijk proces waarbij een superieure taal een inferieure taal verdrong.

De democratisering van de samenleving heeft echter belet dat het recht van de sterkste zou

zegevieren. In hun strijd hebben de Nederlandstaligen zeer snel geleerd dat zij niet op België

moesten rekenen.Wel integendeel. De opkomst van het Nederlands en de groeiende macht

van de Vlamingen beschouwden de Belgische machthebbers als een gevaar voor de eenheid

van het land.

Overigens bleek dat zeker in Brussel taalwetten geen oplossing te gronde vormden. Daarom

nam Lode Craeybeckx, de legendarische burgemeester van Antwerpen, in 1954 een opge-

merkt initiatief samen met de Brusselse politicus Hendrik Fayat. Hij lanceerde de slagzin

‘Antwerpen laat Brussel niet los’. Zij wisten alle gemeenten in Vlaanderen ervan te overtui-

gen om geld bijeen te brengen voor de oprichting van Nederlandstalige scholen in

Brussel. Beide politici waren socialisten en dus goed vertrouwd met zelforganisaties, zoals

eigen vakbonden en ziekenfondsen. Die initiatieven vanuit de basis streefden ernaar om maat-

schappelijk zwakke groepen sterker te maken.

Vooral vanaf de jaren 1960 hebben de Nederlandstaligen in Brussel eigen scholen opgericht,

later aangevuld met kinderkribben, peutertuinen en sociaalculturele centra. Zij konden geluk-

kig in toenemende mate rekenen op de steun van de Vlaamse Gemeenschap. Die had in de

loop der jaren trouwens steeds meer bevoegdheden en middelen verworven.

Het is duidelijk dat de uitbouw van een eigen netwerk van scholen, culturele instellingen, ge-

meenschapscentra en welzijnsvoorzieningen enkel mogelijk was en is door de steun van de

hele Vlaamse Gemeenschap. Het is dan ook volkomen normaal dat de Vlaamse overheid, net

als in Antwerpen, Gent, Hasselt en Mechelen, ook in Brussel toezicht houdt op de besteding

van de door haar toegekende middelen.

Wij mogen ons dan ook niet te snel betutteld voelen. Sommigen halen soms nogal smalend uit

naar de ‘Vlaamse schoonmoeder’. Ten onrechte. De Vlaamse regeringen, van welke samen-

stelling ook, verdienen onze erkentelijkheid voor hun investeringen in het Brussels hoofdste-

delijk gewest. Die komen overigens alle Brusselaars ten goede, ook die van de meest diverse

herkomst.

Steeds meer anderstaligen doen inderdaad een beroep op het Vlaams aanbod. Zij zijn en blij-

ven welkom. Dat is een meer dan afdoende antwoord op de groteske bewering van een aantal

verlichte geesten die eigen Nederlandstalige voorzieningen bestempelen als een vorm van

apartheid. Hoe kan men van apartheid spreken als die scholen, culturele centra en welzijns-

voorzieningen toegankelijk zijn voor iedereen.

De geschiedenis van de laatste 50 jaar heeft aangetoond dat wij alles te winnen hebben bij de

verdere uitbouw van eigen instellingen en voorzieningen. Die gedachte ligt dan ook ten

grondslag aan de voorstellen van de N-VA over Brussel. Politicologen hebben overigens

vastgesteld dat deze voorstellen getuigen van een zeer positieve houding tegenover Brussel.

Blijkbaar hebben de jarenlange pleidooien overal in Vlaanderen ten gunste van Brussel weer-

klank gevonden. De N-VA voorstellen vormen een adequaat antwoord op de plannen om

Brussel te laten opslorpen door Wallonië. Zij versterken de positie van de Nederlandstaligen

in deze stad. En dat is niet alleen in het belang van de Nederlandstaligen, maar evenzeer van

Brussel zelf.

Page 34: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 34 -

De Brusselkeuze sluit volkomen logisch aan bij het beleid dat al decennia gevoerd werd

Inderdaad.Vandaag bestaat de Brusselkeuze al op het vlak van onderwijs, cultuur en welzijn.

Wij zorgen ervoor dat de democratisering zich in de toekomst verder kan doorzetten op ande-

re sectoren zoals de sociale zekerheid.

Het is van het allergrootste belang dat de Nederlandstaligen zoveel mogelijk zelf beslissen.

Zij moeten een beleid kunnen voeren dat aangepast is aan hun eigen inzichten en opvattingen.

Enkel zo kunnen zij waken over de vrijwaring van hun belangen.

Al in 1814 - we vieren dit jaar niet alleen de herdenking van het begin van de Eerste Wereld-

oorlog, maar ook van het einde van het Franse bewind - beseften de Brusselaars dat ten volle.

Napoleon was nog niet definitief verslagen, want dat gebeurde pas in 1815 in Waterloo. In

1814 richtten de Dekens van de Brusselse Naties – groeperingen van een aantal ambachten –

zich tot generaal de Vincent, de vertegenwoordiger van de Oostenrijkse Habsburgers en de

andere geallieerden, in een betoogschrift: “N’est-il pas le principe que pour rendre les peuples

heureux il faut assortir le système de gouvernement à leur génie et à leur moeurs?” De grote

Duitse denker Johann Gottfried Herder had het niet beter kunnen zeggen.

Brussel is een stad, geen gewest zoals Vlaanderen of Wallonië, maar een stad. Die stad moet

als dusdanig bestuurd worden door de Brusselaars. Onze voorstellen maken dat perfect moge-

lijk. Zij bieden bovendien het perspectief op een hernieuwde samenwerking tussen Brussel en

Vlaanderen. Die stad vormt immers een enclave in het Nederlandse taalgebied. Daarom heb-

ben wij alles te winnen bij een betere verstandhouding en concrete samenwerking.

Brussel is vandaag natuurlijk niet meer de Brabantse en de Nederlandse stad die zij eeuwen-

lang is geweest: de stad van hertog Jan, de stad van Ruusbroec, de stad van Vesalius, de stad

van de tapijtwevers en retabelsnijders, het belangrijkste centrum van de middeleeuws Neder-

landse letterkunde tijdens de veertiende en vijftiende eeuw.

Tweehonderd jaar verfransend bewind hebben inderdaad hun tol geëist. Tijdens de laatste

decennia hebben de migratie en de mondialisering ervoor gezorgd dat onze stad zeer interna-

tionaal en multicultureel is geworden. Niemand kan hier aanspraak maken op hegemonie of

alleenheerschappij.

We moeten integendeel samenwerken met de talloze andere gemeenschappen die vandaag

deze stad vormen. We moeten er echter ook voor zorgen dat het Nederlands hier op een we-

zenlijke manier aanwezig blijft, eerst en vooral in het belang van Brussel zelf.

Dat vereist een hechte samenwerking met de hele Nederlandse gemeenschap in dit land. Eerst

en vooral uiteraard met Brabant. Economen en sociologen hebben erop gewezen dat de twee

grote Brabantse steden Brussel en Antwerpen in feite één enorme groeipool vormen. Ook

Leuven, hoewel een stad van bescheidener dimensie – sorry, mijnheer Louis Tobback – sluit

daarbij aan. We moeten uiteraard niet enkel samenwerken met Brabant, maar ook met Lim-

burg en Oost- en West-Vlaanderen.

Enkel zo kan Brussel opnieuw uitgroeien tot een stad op de maat van de mens, tot een stad

waar ook wij ons opnieuw ten volle thuis voelen midden de andere gemeenschappen die er

leven, tot een stad vanwaar net als eeuwen geleden onze Nederlandse cultuur kan uitstralen

over heel de wereld.

Page 35: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 35 -

Kortom, tot ons door de geschiedenis geschonden, maar hernieuwd herboren en ondanks

alles geliefd en bemind Brussel! (Applaus)

- De vergadering wordt gesloten om 12.03 uur.

- De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

Page 36: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 36 -

BIJLAGEN

1. PRESENTATIE BIJ DE TOESPRAAK VAN PROF.DR. RUDI JANSSENS

Page 37: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 37 -

Page 38: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 38 -

Page 39: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 39 -

Page 40: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 40 -

Page 41: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 41 -

2. PRESENTATIE BIJ DE TOESPRAAK VAN PROF.DR. PATRICK DEBOOSERE

Page 42: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 42 -

Page 43: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 43 -

Page 44: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 44 -

Page 45: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 45 -

Page 46: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 46 -

Page 47: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 47 -

Page 48: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 48 -

Page 49: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 49 -

Page 50: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 50 -

Page 51: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 51 -

Page 52: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 52 -

Page 53: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 53 -

3. PRESENTATIE BIJ DE TOESPRAAK VAN PROF.DR. MACHTELD DE METSENAERE

Page 54: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 54 -

Page 55: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 55 -

Page 56: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 56 -

Page 57: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 57 -

Page 58: Plenaire feestzitting naar aanleiding van 25 jaar VGC

- 58 -

__________