oost 1-2010

68
JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel Groei en krimp in Oost-Nederland Rock the Kasbah Stadsdossier: Tiel Polder Mastenbroek: bevindelijk landschap Jaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek

Upload: oost

Post on 11-Mar-2016

226 views

Category:

Documents


4 download

DESCRIPTION

Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel. Jaargang 2/ Februari 2010 / nr 1 WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

TRANSCRIPT

Page 1: OOST 1-2010

oo

st G

RO

EI E

N K

RIM

P IN

OO

ST-N

ED

ER

LAN

D F

EB

RU

AR

I 2010

JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel

Groei en krimp in Oost-NederlandRock the Kasbah

Stadsdossier: Tiel

Polder Mastenbroek: bevindelijk landschapJaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek

Page 2: OOST 1-2010

Aanbod

OOST Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel gaat over de schoonheid van Oost Nederland, uw woon- en werkgebied. Er gebeurt veel. Rivieren worden verbreed, steden breiden uit, nieuwe natuurgebieden worden ingericht, wegen worden aangelegd, defensieterreinen krijgen een andere bestemming, er verrijzen megastallen en bedrij-venterreinen. Aan de andere kant: er is veel belangstelling en zorg voor de cultuur, de kunst en het historisch erfgoed, voor architectuur en voor het behoud van de natuur en milieu.

Bent u ook geïnteresseerd in en betrokken bij uw omgeving? Wilt u ook op de hoogte blijven van de ontwikkelingen? Neem dan nu een abonnement op OOST.

Neem een abonnement!Indien u zich abonneert, ontvangt u voor €49,50 de komende 6 afleveringen OOST (tot eind 2010) thuis. Zo kunt u blijven volgen wat er speelt in Oost Nederland op het gebied van ruimte en cultuur.Bent u student, dan is het abonnement nog gunstiger. U betaalt slechts €24,75 (collegekaart verplicht).

U kunt zich abonneren- via www.tijdschriftoost.nl - door te bellen met (0314) 320632- of door een e-mail te sturen aan [email protected]

Aantrekkelijke kortingen vanaf 10 abonnementenVoor bureaus, bedrijven, overheden, onderwijs-instellingen en bibliotheken gelden aantrekkelijke prijsregelingen. Bent u geïnteresseerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever (zie colofon).

oo

st G

RO

EI E

N K

RIM

P IN

OO

ST-N

ED

ER

LAN

D

JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel

Groei en krimp in Oost-NederlandRock the KasbahStadsdossier: Tiel

Polder Mastenbroek: bevindelijk landschap

Jaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek

OKRA LANDSCHAPSARCHITECTEN BV OUDEGRACHT 23 | 3511 AB UTRECHT

T. +31 (0)30 273 42 49 | F. +31 (0)30 273 51 [email protected] | WWW.OKRA.NL

RUIMTE VOOR DE VECHTMASTERPLAN

IN OPDRACHT VAN:PROVINCIE OVERIJSSEL

GEMEENTE ZWOLLEGEMEENTE DALFSENGEMEENTE OMMEN

GEMEENTE HARDENBERGWATERSCHAP REGGE EN DINKELWATERSCHAP GROOT SALLANDWATERSCHAP VELT EN VECHT

OVERIJSSELS PARTICULIER GRONDBEZITREGIONAAL BUREAU VOOR TOERISME

STAATSBOSBEHEER

Page 3: OOST 1-2010

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Bloemen. Aan deze aflevering van Oost is een conclusie verbonden. Nederland

mag weliswaar zo goed als volledig gemaakt zijn, maar die maakbaarheid stuit

op grenzen. Dat komt omdat zelfs de mooiste toekomstmodellen het op de

duur afleggen tegen individuen. Individuen, u en ik, zijn zelfs als massa-artikel

maar beperkt voorspelbaar. We vermeerderen ons niet volgens afspraak, we

verplaatsen ons anders dan verwacht, en we verzetten ons tegen een overmaat

aan regie. Soms zijn het goedbedoelde, redelijke plannen die stranden op de

weerbarstigheid van de realiteit. Een voorbeeld daarvan vinden we in deze af-

levering van OOST in het artikel van Marie-José van Beckhoven. Het gaat over

de kunstenaar Hans Jungerius en het speelt niet in Nederland maar net over

de grens, in Duitsland. Daar, in de voormalige mijnstreek aan de Ruhr, zijn

manhaftige pogingen gedaan om een oud industrielandschap om te toveren tot

een gebied waar moderne bewoners en toeristen zich thuis voelen. Alles is uit

de kast gehaald, zakken vol geld én ideeën om de oude bouwsels een nieuwe

functie te geven. En toch werkt het niet helemaal. Er komen wel mensen kijken,

maar minder dan naar Katwijk aan Zee of Toscane. Bewoners trekken weg, dus

houden ook de ondernemers het een beetje voor gezien. De economische crisis

rolde er overheen, en de naam Zukunftspark boven een terrein vol ongeplande

botanische immigranten werd een uithangbord van menselijke overmoed.

Ook de Nederlandse laden en het Nederlandse landschap zitten vol met visi-

onaire trajecten voor de lange termijn. Overheden zweren erbij en investeren

erin: workshoppende deskundigen op het gebied van de ruimtelijke kwaliteit.

Maar als het puntje bij paaltje komt hebben ambtenaren, net als demografen,

trendvoorspellers en planologen maar beperkt greep op ons gedrag. Er kunnen

regels worden gegeven, infrastructuren ontworpen en grenzen gesteld tot het

er zwart van ziet, maar tussen die regels en grenzen bepalen wij graag zelf hoe

en waar we onze levens inrichten. En zo blijven parkeerplaatsen leeg, groeien

er vlinderstruiken op de rotondes en nemen vandalen en dichtgetimmerde

puien de plaats in van de geplande spontane theatervoorstellingen.

Dat is een beetje treurig en een beetje lachwekkend (al dat geld, al die energie!),

zoals het verhaal van Bernard Hulsman in deze aflevering van oost een beetje

treurig en een beetje lachwekkend is, maar het is ook een voedingsbodem voor

een andere benadering. Woonwijken en wegen kun je niet bouwen zonder oog

voor de toekomst. Maar misschien zou er wel wat méér aan het toeval overgela-

ten kunnen worden.

En misschien biedt de verwachte krimp hier onverwachte mogelijkheden.

Groei vergt regie. Een bevolkingstoename zoals die zich na de oorlog voltrok

vraagt om grootscheepse planning. De visionaire blik zat er als het ware inge-

bouwd. Maar krimp, zeker de variant die zich hier in het oosten voordoet, biedt

mogelijkheden voor een gematigde vorm van laisser faire. De wegen liggen er

al, de huizen staan er, veelal fris in de verf. Ont-ambtelijking, ont-regelgeving

als reactie op de krimp. Organiseer, maar plan met mate: een onderwerp voor

een workshop. De oostelijke provincies profileren zich met recht als omgeving

waar ruimte is voor duurzaamheid. Deze gedachte is hier zelfs geworteld in een

oude traditie: menig Oost-Nederlands kind uit de negentiende eeuw groeide op

met Martinets Kleine katechismus der natuur voor kinderen onder zijn hoofd-

kussen.

Dat biedt een basis voor het meest creatieve antwoord op de krimp, oostelijke

stijl. Stel u voor: terwijl de jongens van de spreadsheets voorbijrazen over de A1

op weg naar de volgende megadeal, ontstaan links en rechts van die snelweg

gebieden waar heel andere wetten gelden. Waar ruimte is voor natuur en creati-

viteit, improvisatie en tijdelijkheid, voor individuen met een goed idee.

Misschien is deze tweedeling de toekomst van Nederland: minutieus dichtge-

plande stedelijke gebieden, beheerst door mensen met dichtgeplande agen-

da’s, omringd door groene gebieden waar het onvoorspelbare en tijdelijke een

kans krijgt.

Oost Nederland: Laat duizend bloemen bloeien. MARIËTTE HAVEMAN

foto Jeroen Stumpel

Page 4: OOST 1-2010

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

8 60

12

Inhoud

3 Redactioneel DOOR MARIËTTE HAVEMAN

6 Ruimtelijk rumoer

8 Bevindelijk landschap DOOR AD HABETS

De Mastenbroek is samen met het Kampereiland en de omringende

wateren gepromoveerd tot Nationaal Landschap IJsseldelta. Typerend

zijn de openheid, de rationele verkaveling en de huisterpen.

12 Dubbelinterview: Jaap Dirkmaat en Tammo Beishuizen: ‘Red het cultuurlandschap!’

DOOR TRIX BROEKMANS

De directeuren van LTO-Noord en van de Vereniging Nederlands Cultuurland-

schap spreken over behoud en herstel van het cultuurlandschap in Nederland.

‘Iedereen, elk mens, heeft daar een functie in, ook in zijn woonomgeving, ook

in de stad.’

19 Architectuurcentra in Oost-Nederland (3): CASA, Arnhem

DOOR LAMBERTHE DE JONG

20 Vergeten gebouwen (3): Rock the Kasbah DOOR BERNARD HULSMAN

De structuralistische Hengelose jaren zeventig wijk van architect Piet Blom.

Wat was de ontwerpvisie en hoe staat het er nu bij?

48 Stadsdossier (3): Tiel

50 Eén keer schieten voor drie eieren DOOR WILLEM VAN TOORN

Van het Tiel van voor de oorlog is weinig meer over.

Pleidooi voor een herstel van de oude allure.

52 Meer dan een pittoresk Waalstadje DOOR MARTIN PIETERSE

‘Tiel is niet viel’ is een gevleugeld gezegde onder de oerbewoners. ‘Veel te

veel beton’, klagen ze. Toch is Tiel beslist geen hopeloos geval. In de stad

wordt open gesproken over oplossingen en nieuwe kansen.

56 Gezicht op Hattem omstreeks 1900 en 2010 DOOR ESTHER DIELTJES

58 Het dorp (3): Bredevoort DOOR GIJS EIJSINK

60 De geliefde plek (1): Hanz Mirck DOOR TIM PARDIJS

Je leert iemand beter kennen door te weten waar hij of zij van houdt.

Een plek bijvoorbeeld.

62 Agenda 65 Publicaties 66 Colofon

Page 5: OOST 1-2010

Thema Groei en krimp in Oost-Nederland

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

26

24 Krimp en voorspoed DOOR MARIËTTE HAVEMAN

26 Niet alleen maar narigheid DOOR PAUL SCHNABEL

De bevolking krimpt! Minder mensen betekent voor de gemeente minder

geld, en tegelijk hogere lasten door vergrijzing en dreigende leegstand.

Maar klopt dit beeld? En hoe gaan we ermee om?

28 De realiteit van de tabellen DOOR PAUL BAETEN

Demografische ontwikkelingen in Oost-Nederland: meer drukte in de

stad, meer rust in het buitengebied.

34 ‘We zitten midden in een achterstandswijk!’ DOOR MARTIN PIETERSE

Tussen Arnhem en Nijmegen ligt een van de grote gebieden waar de

bevolking gaat toenemen. Die ontwikkeling moet wel worden gestuurd

en begeleid. Een voorbeeld: de gloednieuwe wijk Schuytgraaf.

36 ‘Moedig voorwaarts!’ Dagtocht naar hetRuhrgebied

DOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN

Hemelsbreed amper veertig kilometer verwijderd van onze oostgrens ligt

een gebied dat een laboratorium is van zowel groei als krimp: het Ruhr-

gebied. Kunstenaar Hans Jungerius maakte er een langdurig project van.

40 Krimp in Dinkelland, groei in Barneveld DOOR MARK HENDRIKS

In het oosten volgen de demografische ontwikkelingen een eigen

dynamiek. In sommige gebieden krimpt de bevolking, in andere groeit ze.

Ook hebben deze ontwikkelingen hier een eigen, verassend gezicht.

45 Tegenstellingen in de Oude IJsselstreek DOOR TON VERSTEGEN

De een z’n verval is de ander z’n bloei: zo kan het er uitzien in de openbare

ruimte. In Ulft en Terborg hebben historische en culturele verschillen hun

sporen nagelaten. Maar er gloort hoop.

Omslagbeeld: Nomaden hebben hun eigen woon- en werkplek gevonden

in de nieuwe wijk Schuytgraaf, Arnhem. foto Erwin Zijlstra

36

Page 6: OOST 1-2010

6

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

In de wereld van het design is het al sinds zeker vijftien

jaar een belangrijk onderwerp, in de architectuur lijkt

het pas te beginnen: het gebruik van restmateriaal

voor nieuw bouwen. Voorbeelden van deze vorm van

duurzaamheid zijn schaars en niet alom geliefd. Het

zelfgebouwde houten huis van pionier Jan Husslage in

Steenwijk strandde op vijandige reacties van de buurt.

Het werd afgebroken.

Toch is het fenomeen in opkomst. In de nieuwste

varianten is elke houtje-touwtje-achtigheid verdwenen

achter een chic exterieur en een bijpassend hip jargon.

We hebben het hier over Superuse, zoals het genoemd

is in het boek van Ed van Hinte, Césare Peeren en Jan

Jongert. Ondertitel: Constructing New Architecture by

Shortcutting Material Flows.

‘Superuse is niet alleen een woord voor her-gebruik.

Het zou ook kunnen gaan om de toepassing van

nieuwe producten of onderdelen die nooit gebruikt

zijn maar eenvoudig ten prooi zijn gevallen aan de

grillen van overproductie’, schrijven de auteurs in het

voorwoord. De reden dat architecten zo moeizaam te

bewegen zijn voor deze opwindende vorm van bouwen

is volgens de schrijvers dat architectuur tot op heden

vooral gaat over sociale en esthetische vraagstukken.

Bouwmaterialen vormen daarin een zeer dienende

factor. En er is nog een andere reden, namelijk kosten.

Niet zonder reden lijdt de Nederlandse architectuur

zo ernstig aan het fenomeen prefab. Het zorgvuldig

vergaren en sorteren van de componenten en elemen-

ten die nodig zijn voor een uniek huis vergt een grote

inspanning.

Gezien de kosten is het laten bouwen van zo’n huis

daarom nog voorbehouden aan mensen met niet al-

leen een sterk ideaal, maar ook een stevig vermogen.

Maar de tijd is er rijp voor en het klimaat gunstig.

Onlangs was er weer een in het nieuws: Villa Welpeloo

in Roombeek, gebouwd door bureau 2012, die zich

specialiseren in bouwen uit restmaterialen.

Hier ligt een unieke kans voor Oost-Nederland: orga-

nisatorische steun en subsidies verstrekken om der-

gelijke experimenten een kans te geven. Zo kunnen de

provincies zich met recht profileren als proeftuin voor

een schonere, leefbaardere toekomst. MH

Duurzaam bouwen

Ruimtelijk rumoer VAN DE REDACTIE

Goed nieuws: het station Arnhem Centraal – officieel:

de OV-terminal – kan dankzij gulle giften van onder

anderen minister Jacqueline Cramer volgens het oor-

spronkelijke ontwerp van architect Ben van Berkel wor-

den afgebouwd.

Lang niet iedereen zal het er overigens mee eens zijn

dat dit echt goed nieuws is. Het project van Van Berkel

mag in de (inter)nationale vakpers geprezen zijn, vele

inwoners en bezoekers van Arnhem hadden al snel na

de gereedkoming van de twee markante, lichtgroen en

lichtblauw gekleurde torens hun oordeel klaar: te groot,

te hoog, te groen, te blauw, te modern, te rond en –

vooral – te zichtbaar vanuit Park Sonsbeek en verstorend

voor het zicht vanuit het zuiden op de Veluwezoom.

Aan die laatste bezwaren zal het ontwerp van Van Berkel

nooit tegemoet kunnen komen. Hij had niet alleen de

ruimte, maar ook de opdracht om bij het station ‘de

hoogte’ in te gaan om zo veel mogelijk arbeidsplaatsen

in de nabijheid van het openbaar vervoer te realiseren.

Dat stedenbouwkundig concept staat al overeind vanaf

het eind van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Torens

van 85 meter hoog verstop je niet achter een bosje.

Maar voor de overige bezwaren geldt: gun Van Berkel

de tijd om zijn complete ensemble van hallen, torens,

kantoren, pleinen en hun materialisatie te tonen. Ik

maakte onlangs een rondleiding mee door de nog

onafgebouwde delen van het project. Wandelend door

de nieuwe aanvoerstraten, de imposante perrontunnel

en de bouwput van de toekomstige, schelpvormige

stationshal worden de werkelijke dimensies, de sterke

onderlinge samenhang en het enorme gevoel voor

detaillering in dit project pas echt duidelijk. De aan-

nemer die ons rondleidde mopperde soms over hoge

eisen die Van Berkel tot in het kleinste detail stelt aan de

uitvoering van het werk en de technische moeilijkheden

waarvoor de bouwers zich geplaatst zien. Maar ook hij

moest beamen dat hier een heel bijzonder, buitenge-

woon doordacht en samenhangend geheel ontstaat. De

geschiedenis mag het finale oordeel over Van Berkels

creatie vellen, maar niet voordat het helemaal af is. PB

Arnhem Centraal

Villa Welpeloo, Roombeek, Enschedefoto 2012 Architecten

Station Arnhem, foto Ferdi de Gier

Page 7: OOST 1-2010

7o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Actie en onrust in vennengebiedHet gebied van de Hatertse en Overasseltse vennen bij Nijmegen is een van de vijftien Gelderse na-

tuurgebieden die ernstig verdroogd zijn geraakt. In 2008 gaf provincie Gelderland opdracht aan het

Waterschap Rivierenland om in samenwerking met Staatbosbeheer een conceptmaatregelenplan te

ontwikkelen. Daar het vennengebied ook deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur en de Eco-

logische Verbindingszone, wordt de zogenoemde vernatting gecombineerd met natuurherstel. Volgens

planning neemt Gedeputeerde Staten in januari 2010 een definitieve beslissing en moet de uitvoering

door Staatsbosbeheer en de Dienst Landelijk Gebied in 2014 zijn voltooid. Kosten: 16 miljoen.

De twee meest ingrijpende maatregelen uit het in juli 2009 gepresenteerde conceptplan zijn het ver-

hogen van het grondwaterpeil in het gebied door onder meer het kappen van zeventig hectare bos. Op

sommige plekken zal het grondwater met maar liefst twee meter stijgen, hier en daar zelfs tot boven het

maaiveld. Met alle gevolgen van dien voor het gebruik van de velden en weilanden, en voor de kelders en

kruipruimtes van de circa dertig huizen en boerderijen.

De informatiebijeenkomsten hebben de zorgen niet weggenomen. Onteigening van woningen is vol-

gens projectleider Harro Kraal van het Waterschap niet aan de orde. ‘Ook op plaatsen waar nieuwe na-

tuur zou komen, hoeven mensen slechts weg op basis van vrijwilligheid.’ Maar wat betekent dat als je

regelmatig je huis alleen met rubberlaarzen aan kunt bereiken en je grond onbruikbaar is?

De bewoners betwijfelen de noodzaak van beoogd grondwaterpeil. Ook de natuur gaat hen aan het hart.

In de zienswijze van veel bewoners is achterstallig onderhoud door Staatsbosbeheer óók een belangrijke

oorzaak van het verdwijnen van de vennen. Zij pleiten voor een veel behoedzamere en geleidelijkere

aanpak en uitvoering. De bewoners gaan nog van zich laten horen, voordat de bulldozers weer op pad

worden gestuurd. MJvB

Zeven jaar na de oprichting zal eind 2010 het Cen-

trum voor Beeldende Kunst Gelderland (CBKG)

de deuren sluiten. De tentoonstellingsruimtes in

Apeldoorn, Ede, Arnhem, Nijmegen, Zutphen, Doe-

tinchem, Tiel en Ermelo worden opgeheven. Voor de

leden van de kunstuitleen wordt nog een oplossing

gezocht. Maar ook daar zal het einde van het CBKG

gevolgen voor hebben.

Om de reden voor de opheffing van het CBKG uit te

leggen, is een lange en vermoeiende uiteenzetting

nodig over gedwongen fusies, hoge verwachtingen

van de ‘synergie’ van de bundeling van organisaties

en over subsidiestromen die als woest meanderende

rivieren heen en weer schieten tussen rijk, provincie

en gemeentes. Met als treurig eind van het liedje dat

acht vestigingen van waaruit vele exposities werden

geëntameerd door de circa 45 medewerkers eind dit

jaar moeten sluiten, omdat geen van de instanties dit

nog tot zijn verantwoordelijkheid neemt.

Natuurlijk, er viel ook het een en ander af te din-

gen op de opzet en werkwijze van het CBKG. Die

had zowel te maken met de geforceerde start (een

gedwongen fusie tussen de Stichting Beeldende

Kunst Gelderland – SBK – en de projectpoot van de

beroepsvereniging van beeldend kunstenaars GBK)

als met het voortdurende gebrek aan geld. De huidige

directeur Ingrid Rep is echter ook bereid toe te geven

dat het altijd ‘een zekere moeite’ heeft gekost om

‘een krachtig profiel voor de nieuwe organisatie te

vinden’.

Wat nu vooral weer dreigt, is een hoop versnippering

over goedbedoelde lokale initiatieven, een continu

geldgebrek en gezeur over subsidies over de volle

breedte van de beeldende kunst. Grotere steden als

Arnhem en Nijmegen hebben van het rijk een aardig

jaarlijks zakcentje meegekregen voor de bevordering

van beeldende kunst, maar in (de omgeving van)

kleinere steden zal het aanbod mogelijk gaan ver-

schralen. PB

Ze zijn er nog maar ze worden zeldzaam, weg-

splitsingen in de vorm van een V. De meeste zijn

verbouwd tot T-aansluitingen. Het is een van de

vele veranderingen die de afgelopen jaren onder

het motto ‘duurzaam veilig’ op plattelandswegen

zijn doorgevoerd, naast rotondes, drempels, chica-

nes en profielvernauwingen. Ze gaan gepaard met

een opdringerig arsenaal borden, paaltjes en witte

lijnen. Alles bij elkaar hebben ze het wegbeeld

ingrijpend veranderd. Spin in het web van deze mil-

joenenoperatie is het CROW, een kennisplatform

op het gebied van verkeer. Zij levert de handboe-

ken voor de uitvoering van verkeersvoorzieningen.

Die handboeken, in duizendtallen verspreid over

de verkeersdiensten, zijn de geheime bron van de

uniformering van de Nederlandse weg.

De operatie ‘duurzaam veilig’ kreeg van begin af aan

kritiek van landschapsarchitecten, cultuurhistorici

en stedenbouwkundigen. Zij verfoeien niet alleen het

wegbeeld maar ook het mensbeeld dat eruit spreekt:

de maatregelen houden geen rekening met het land-

schap van de weg, de weggebruiker wordt benaderd

als een domme machine. Daartegenover stellen de

critici ingrepen die in het landschap passen en een

weggebruiker die zelf oordeelt. De bekendste onder

hen, Hans Monderman, ontwikkelde als antwoord

op conflictsituaties juist ambigue omgevingen zon-

der borden en markeringen. Gevolg: weggebruikers

worden behoedzaam en zoeken oogcontact met el-

kaar. Verkeer wordt weer sociaal gedrag. Zijn inzich-

ten brachten verschillende gemeentes tot uitbanning

van verkeersborden.

Veel van deze kritische noties vind je terug in de

nieuwe CROW-uitgave Plattelandswegen mooi en veilig,

een beeldenboek. De uitgave van het beeldenboek is een

hoopvol begin, al valt de oogst aan goede voorbeelden

nog tegen. Voor een cultuuromslag onder verkeers-

planologen zijn nodig: enthousiaste bestuurders,

stimulerende ambtelijke koplopers en in de opleidin-

gen docenten die verder kijken dan hun specialisme.

Zij allen zijn gebaat bij de verspreiding van geslaagde

voorbeelden. Het beeldenboek doet dat jammer ge-

noeg niet. Het verleidt met fraai fotowerk, maar laat

je vervolgens in de steek, met stroeve tekstblokken

waarin je vastloopt als in rul zand: Daarvoor is het

noodzakelijk om op basis van kengetallen en ervaringen

elders in een eerder stadium gemaakte globale begroting

te nuanceren (p. 43). Het beeldenboek is een slecht

geschreven schoolboek voor verkeersplanologen met

mooie foto’s. Zo komt de boodschap niet over. Ook

de prijs mag wel wat omlaag: 93 euro voor 144 pa-

gina’s is al te gek. AH

Plattelandswegen mooi en veilig, een beeldenboek,CROW publicatie 259, 2008, isbn 978 90 6628 514 9

Verschraling van hetkunstaanbod

Beklemde wegen

foto CBK Gelderland, Arnhem

Page 8: OOST 1-2010

8

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Bevindelijk landschap DOOR AD HABETS

Een zeldzaamheid: oude boerderij op huisterp, polder Mastenbroekfoto Ad Habets

Page 9: OOST 1-2010

9o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Waar de IJsselvallei de bijbelgordel kruist bevindt zich de Mastenbroek, Nederlands grootste polder uit de veertiende

eeuw. Het rijk heeft de polder samen met het Kampereiland en de omringende wateren gepromoveerd tot Nationaal

Landschap IJsseldelta. Een plaats op de Unesco-werelderfgoedlijst zat er voor de Mastenbroek niet in. Daarop prijkt

wel de Beemster. Die is veel minder door bebouwing aangetast en door de bomenlanen als cultuurlandschap ook

karakteristieker. Als typische eigenschappen van de Mastenbroek worden de openheid, de rationele verkaveling en de

huisterpen genoemd. Ad Habets nam een kijkje. Hem vielen nog andere zaken op.

Het weideland van de polder Mastenbroek is fris

groen, de veengrond daaronder diepzwart. We zijn

in Zwartewaterland, een gelukkige benaming want

zwart is niet alleen het water dat hier uit het veen

sijpelt, het is ook de kleur waarmee de kerkelijke

gezindten die er zo welig tieren worden aangeduid,

de zwartekousenkerken.

Aan de overkant van de IJssel ligt Kampen, over

het Zwarte Water Hasselt en Zwartsluis en waar de

beide stromen elkaar bijna raken Zwolle. De polder

is vanuit de steden gekoloniseerd. De inbezitname

werd ingeleid met hevig wapengekletter. Tot 1362

was dit onland het territorium van krijgsheer Zwe-

der. Hij terroriseerde de streek vanuit zijn kasteel

Voorst bij Westenholte. Er moest een coalitieleger

van de bisschop van Utrecht en de steden Deventer,

Zwolle en Kampen aan te pas komen om de roofrid-

der onschadelijk te maken. Zijn burcht werd met de

grond gelijk gemaakt. De hoogte waar het stond is

tot archeologisch monument verklaard. Kinderen

van de wijk Westenholte voeren er nu oorlogje op

een speelkasteel. Bij het vredesverdrag met Zweder

beloofde de bisschop van Utrecht dat hij het land

binnen tweeënhalf jaar zou droogleggen en in slagen

verdelen. Ieder kreeg zijn afgesproken deel: het bis-

dom, de steden, het kerspel IJsselmuiden en ook de

verliezer, heer Zweder.

Rechte wijze

In één machtig gebaar werd het gebied vanuit drie

weteringen verdeeld in rechthoekige percelen en aan

veeboeren verpacht. Twintigste-eeuwse planologen

wezen er graag op dat de polder Mastenbroek het

eerste Nederlandse voorbeeld is van een poldergrid,

voorbode van de latere Hollandse droogmakerijen.

Zij roemden de grote greep en vonden de rechtlijnig-

heid van het nieuwe land gedurfd. Maar wat is er

eigenlijk zo bijzonder aan een grid? Haast en land-

honger liggen aan de basis van vrijwel alle orthogo-

nale steden en landschappen. Negentig procent van

de groei van derdewereldsteden wordt opgevangen

in een gridstelsel. De Grieken en Romeinen kenden

het al. Het grid is de nulgraad van stedenbouw en

landschapskunst.

Landmeter Stoveke, die in 1364 voor zijn bisschop

de Mastenbroek in rechthoeken verdeelde, stelde

geen cultuurdaad maar zat in tijdnood. Hij negeerde

hobbels, kreken en door de mens nagelaten onef-

fenheden en trok snel en doelmatig zijn lijnen door

het land. Hij had geen keus. Hij nummerde, mat,

groef weteringen en bouwde dijken alleen maar om

zijn opdrachtgever tijdig de gewenste hoeveelheid

uitgeefbare grond ter beschikking te kunnen stel-

len. Zijn werk kwam erop neer dat hij eenvoudige

landmeetkundige technieken toepaste op een groot

gebied.

Inmiddels is polder een woord met een andere

betekenis. Anno 2010 staat polder voor consen-

susvorming en samenwerking tussen groepen met

tegengestelde belangen. Rechtlijnigheid mag dan

de meest zichtbare eigenschap van een polder zijn,

het is ook de eigenschap die het minst navolging

verdient. Praktisch, zuinig, helder, snel, rekenkundig

controleerbaar, er zijn natuurlijk opdrachtgevers

in de moderne vastgoedwereld die zich nog steeds

in zulke termen herkennen, maar het bijbehorende

ruimtetype, het orthogonale landschap, verveelt snel,

zeker als de derde dimensie vrijwel ontbreekt, zoals

in de Mastenbroek. Innerlijke orde en zinnelijke

armoe zijn twee kanten van dezelfde medaille.

Kerk in het midden

Na de drooglegging stroomde het volk de polder in.

Weteringen werden aangelegd om het gewonnen

land bruikbaar te maken. Veeboeren pachtten de

nieuwe kavels. De nederzettingen Iesselmuun (IJs-

selmuiden) en Gaellemuun (Genemuiden) begon-

nen hun trage groei aan de mondingen van IJssel en

Gelle, de oude naam van het Zwarte Water. De popu-

latie eenmaal afgezet liet niet meer los. Hij groeide

aan. De boeren, vissers, rietsnijders en mattenvlech-

ters vormden een godsvruchtig en vruchtbaar volk.

Tot voor kort werd hier de hoogste huwelijksvrucht-

baarheid van het land genoteerd. IJsselmuiden, de

grootste kern, telt 11.500 inwoners, Genemuiden

10.000.

Toen in Genemuiden de bebouwing van de Lan-

gestraat zeshonderd meter van de grote kerk was

Jachnin en Boaskerk in de as van straat Prikker, Genemuidenfoto Ad Habets

Page 10: OOST 1-2010

10

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

geraakt, hield men halt. Men dempte een stuk van de wetering naar Zwolle en

opnieuw stroomde het volk de polder binnen, nu in omgekeerde richting. Gene-

muiden groeit nog steeds als kool. De dijken vormen allang geen beletsel meer.

Voor de buitendijkse woonwijken De Greente en Achter ’t Tag werd gewoon een

nieuwe dijk aangelegd. Wat elders in Nederland echt niet meer kan, is hier nor-

maal: een kerk in het midden.

De nieuwe kerk van de Gereformeerde Gemeente heeft de maat van een flinke

schouwburg. Hij is goed voor 1.800 zitplaatsen. Het gebouw beheerst de centrale

groenzone van Achter ’t Tag. De naaldspits van de kerk priemt omhoog aan het

einde van een straat die Prikker heet. Is dit nu bevindelijke stedenbouw, axiale ge-

richtheid op een zendmast naar de Heere, monumentalisme op dorpsschaal? Ach

nee, de straat loopt dood en de kerkdeur zit aan de andere kant. Dit is geen opzet.

De spits is per toeval in de weg-as verzeild geraakt. Een ongelukkig weeffoutje, al

weet je nu wel waar je je bevindt.

Refo-tuin

De geometrie van de wijkplattegrond is herkenbaar maar ingehouden, in het

noordelijk deel zelfs nadrukkelijk afgezwakt. Maar de bewoners van Achter ’t Tag

komen er openlijk vooruit: zij zijn dol op geometrie. Het kan hen niet strak ge-

noeg zijn. Hun voortuintjes zijn strenge meetkundige figuren, vierkante blokken,

cirkels en bollen van buxus. Als ze bomen planten, zijn het bolcatalpa’s en andere

knotbare soorten. Ze staan in twee-, drie- en viertallen, symmetrisch ten opzichte

van de voordeur. De rest van de tuin is egaal verhard met grind of bakstenen. Is

het toeval dat juist rond de kerk deze tuinstijl zo goed gedijt: geometrisch, groen,

geen bloemen, geknotte en geschoren natuur? Deze sobere meetkunde is van een

andere soort dan het grid van de polder. Hij is niet utilitair, maar nadrukkelijk en

gewild, hij spreekt van knotzucht en vormdwang. Deze stijl komt van binnenuit.

Het is cultuur. De refo-tuin is net zo vierkant als het geloof.

De architectuur in de nieuwe wijk is samen te vatten onder de noemer ‘keurig’. In

de sector waar wat te kiezen valt, die van de vrijstaande woning, heerst opvallende

eensgezindheid: het huis is twee lagen hoog, drie of vijf ramen breed, heeft de

deur in het midden en een schilddak met schoorstenen. De tuintjes benadrukken

de symmetrie. De notarette verdringt de boerderette. Men neigt hier niet meer

naar het landelijke, maar dweept met deftigheid.

Tapijten

Zo keurig als de particuliere woningen zich voordoen, zo grof gaat het er aan toe

op de werkvloer. De industrie van Genemuiden produceert niet alleen 60 procent

van de Nederlandse tapijten, hij bedekt ook 60 procent van de bebouwde kom.

Bedrijventerrein Zevenhont is twee kilometer de polder ingerold, ver voorbij het

huizenfront. Plannen worden beraamd om er nog een matje naast te leggen. Me-

talen dozen met grote letters – BETAP, COTAP, DESSO, EDEL, TIMZO – worden

gescheiden door goedkoop hekwerk en verbonden door hectaren betonsteen en

asfalt. Groen is er niet. De ondergrond is volledig uitgewist. Zevenhont is een ab-

stract landschap zonder enige referentie aan de polder.

Bedrijfsterreinen groeien zoals korstmos. Terwijl ze uitdijen, vallen er inwen-

dig gaten. Groei en krimp ineen. De financiële logica van bedrijfsterreinen is

zodanig, dat het meer loont te verhuizen naar nieuwbouw dan het bestaande te

vernieuwen. De vastgoedmarkt van Genemuiden wordt beheerst door OCG, de

Ontwikkelingscombinatie Genemuiden, een kongsi van vier plaatselijke aan-

nemers. OCG bouwt ook Achter ’t Tag. Het meest recente plan uit deze koker,

Genemuider Allee genaamd, maakt korte metten met twee kolken en een stuk

Hasselterdijk, elementen van het rivierlandschap die bij de bouw van bedrijven

aan de Nijverheidsstraat nog waren ontzien.

Tomaten

Niet minder rigoureus gaat het eraan toe aan de andere kant van de polder, bij IJs-

selmuiden en Grafhorst, waar de tuinbouw zijn vleugels uitslaat. Dit gebied, De

Koekoek genaamd, ligt laag, drie meter beneden NAP. Het werd pas in het begin

van de twintigste eeuw drooggelegd, nadat het eerst door turfwinning in een pet-

gatenlandschap was veranderd. Vier vierkante kilometer transformeert nu in rap

tempo van groen in glas. In de kassen wordt tomaat, paprika en witlof gekweekt.

Voor de energievoorziening onderzoekt men de mogelijkheden van aardwarmte.

In de Koekoek treedt eenzelfde bouw- en tuincultuur aan het licht als in Gene-

muiden, maar opzichtiger. Voor de kassen loopt kleinvee, tussen de buxus in de

tuinen is ook wel eens een bloem te zien, en vooral: er wordt heel veel nieuw ge-

bouwd. Tegen een achtergrond van glas trekken de tuinders hun villa’s op. Hun

keuze bestrijkt het hele scala uit de bouwcatalogus. Zij laten het breed hangen.

Melk

De boeren in de polder gelden als de echte Mastenbroekers. Ze houden koeien en

schapen. Ze wonen op terpen. Over het algemeen renderen hun bedrijven goed.

Het Wageningse onderzoeksbureau Alterra noemt de polder een ‘hotspot’, een

plek waar een florerende agrarische sector geconfronteerd wordt met ruimte-

claims voor stedelijke groei, waterberging, recreatie en natuur. Die claims zijn

overigens op de plankaart van het Nationaal Landschap IJsseldelta vrijwel alle-

maal gehonoreerd. De geplande expansie van de bedrijventerreinen van Hasselt

en Genemuiden, van de woonwijken Stadshagen en Achter ’t Tag, de zandwin-

ning achter de Zwolse dijk gaan gewoon door. Alleen bij De Koekoek gaat de

polder op slot. Zo bijzonder is de titel Nationaal Landschap niet. Hier gaat veel

oude wijn in nieuwe zakken. Het is een misvatting dat de polder vooral van bui-

tenaf wordt bedreigd. Hij wordt ook van binnen uitgehold. De boeren vormen

geen harde kern van weerstand. De meesten hebben hun rieten stolpje al inge-

ruild voor een moderne cataloguswoning, hun stal en hooischuur voor een stalen

loods. Ze zijn dan misschien niet van God los, maar wel van hun bouwtraditie.

Een ding moet je ze nageven. Hun koeien grazen nog gewoon in de wei. <

Mooi voorbeeld van een refo-tuin in Mastenbroekfoto Ad Habets

Page 11: OOST 1-2010

11o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Nieuwe tuindersvilla in De Koekoekfoto Ad Habets

Notarettes in Genemuiden. Notarettes zijn een nieuwe

trend in de catalogusbouwfoto Ad Habets

Page 12: OOST 1-2010

12

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010 Red hetcultuur land schap!

Dubbelinterview Jaap Dirkmaat en Tammo Beishuizen

DOOR TRIX BROEKMANS

Page 13: OOST 1-2010

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010 13

Jaap Dirkmaat (links) en Tammo Beishuizenfoto Christiaan Krouwels

Page 14: OOST 1-2010

De directeuren van LTO-Noord en van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap spreken over behoud en herstel

van het cultuurlandschap in Nederland. ‘Iedereen, elk mens, heeft daar een functie in, ook in zijn woonomgeving, ook

in de stad.’ Dubbelinterview

14

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Aan de lommerrijke rand van Beek-Ubbergen, waar

het hoofdkwartier van de Vereniging Nederlands Cul-

tuurlandschap is gevestigd, treffen Tammo Beishuizen

en Jaap Dirkmaat elkaar. De eerste is directeur van

LTO-Noord, die negen provincies boven de rivieren

omvat van deze belangenorganisatie voor de land- en

tuinbouw in Nederland. ‘Maar ook voor veehouders,

varkenshouders, pluimveehouders en noem maar op’,

vult Beishuizen aan. Dirkmaat is directeur van Neder-

lands Cultuurlandschap, voorheen de vereniging Das

en Boom, die is opgeheven nadat het doel van de ver-

eniging, de redding van de das, bereikt was.

Dirkmaat: ‘Wij hebben dezelfde achterban, maar

een nieuwe doelstelling: behoud en herstel van het

cultuurlandschap in Nederland, en dat zien we veel

breder dan alleen het agrarische landschap. Ook zand-

verstuivingen en veengebieden zoals de Weerribben

horen daar bij. Vanuit onze visie heeft iedereen, elk

mens, daar een functie in, ook in zijn woonomgeving,

ook in de stad.’

Beishuizen: ‘Stedelingen vinden het landschap buiten

de stad schitterend, maar ze willen ook met de kinde-

ren, met de wandelwagen in de groene longen in de

stad blijven komen.’

Dirkmaat: ‘Absoluut.’

Beishuizen: ‘Men bouwt de steden steeds meer dicht

en maakt dan ergens buiten groene compensatie,

zodat je de auto nodig hebt om daarheen te rijden.

Maar als mensen de auto moeten pakken, rijden ze lie-

ver door naar de Ardennen of het Zwarte Woud.’

Dirkmaat: ‘Mensen hebben vaak geen oog voor het

exotische in hun eigen omgeving. Steden als Deventer,

Hengelo, Arnhem, Nijmegen, die liggen allemaal in

een prachtig groene omgeving. En neem dit dorp, zes-

duizend inwoners met aan de ene kant de Ooijpolder

en aan de andere kant de heuvelrug, de Duivelsberg.

Schitterend. Maar laatst was de vereniging van huis-

vrouwen hier, en tachtig procent was nog nooit deze

bult op geweest. Nota bene, als ze hun raam openen

kijken ze naar deze heuvel. Voor hen is dat niet meer

dan een decor. Onbegrijpelijk. Dat is dus al te ver.

Maar je kunt het ook naar de mensen toebrengen.

Fruitbomen in de stadsplantsoenen planten. Je kunt

iepen planten, maar waarom geen perenbomen?’

Beishuizen: ‘Of notenbomen.’

Dirkmaat: ‘Ze willen hier in Nijmegen een kinderboer-

derij maken met wat geitjes. Wij zeggen: doe niet zo

kneuterig, zet er wat vleeskoeien bij en zorg dat er echt

geboerd wordt. Als een echt bedrijf. Dan is dat een

mooie etalage voor verderop in de Ooijpolder, waar je

allerlei soorten agrarische bedrijven hebt. Ik zou niet

weten waarom daar geen koeien kunnen rondlopen

waar mensen gewoon tussendoor kunnen lopen. In

natuurgebieden doen ze dat ook met allerlei grote gra-

zers en dat vindt iedereen normaal.’

Beishuizen: ‘In dit land is men nog steeds bezig met

het uitvoeren van twintig jaar oude plannen waarbij

grond van boeren wordt aangekocht en dat moet dan

natuur worden. Ons standpunt is: geef het hiervoor

bestemde geld ook aan de boer, zodat hij in zijn on-

dernemerschap de natuur erbij kan doen. Dat kost veel

minder geld en je krijgt veel meer beleving.’

Dirkmaat: ‘Onder minister Braks is destijds voor de

natuur gekozen, met een strikte scheiding van de land-

bouw.’

Wat betekent dat voor de praktijk?

Dirkmaat: ‘Dat betekent dat het boerenland, voorzover

al niet rücksichtslos uitgekleed door de ruilverkave-

ling, de volgende grote uitkleedbeurt kreeg. Hier in de

Ooijpolder kun je dat zien, daar werden langs Waal,

Rijn en IJssel gronden waarop geboerd werd tot na-

tuur omgevormd. Daar moesten de boeren dus uit,

die kregen de rest van de polder. Maar daar was geen

ruimte meer voor een mooi kantje of een knotwilg of

andere leuke dingen, want de boer had om te overle-

ven alle grond nodig. Voor de boeren was het sowieso

onverteerbaar dat er kostelijke landbouwgrond werd

afgegraven om daar toch weer koeien neer te zetten,

maar dan andere, van die grote grazers.’

Beishuizen: ‘Schotse hooglanders hebben niks met

Nederland te maken. Waarom geen oud-Hollandse

rassen gebruiken zoals blaarkoppen en lakenvelders?’

Dirkmaat: ‘Schotse hooglanders lopen in de Schotse

bergen op graniet, maar hier lopen ze op zachte on-

dergrond, dus de hoefjes moeten steeds gekapt wor-

den. En hun vacht hangt vol klitten en andere troep.

Dat heeft niks met natuur te maken. Net zo min als

het laten verkommeren van dieren zoals in de Oost-

vaardersplassen. Daar hoor je clubs als Wakker Dier

en Lekker Dier nooit over. Maar het gebeurt niet alleen

daar, ook bij Kortenoever langs de IJssel een stuk ui-

terwaard van Staatsbosbeheer, een heggenlandschap.

Er staat een bord bij van: hier behouden wij een mid-

deleeuws agrarisch cultuurlandschap, blati blati. Dat

bestrijkt nog geen vijftien hectare. Daar lagen kalveren

dood in de heg, al tot op de huid verteerd. Toen ik een

brief heb geschreven dat het landschap daar kapot

gaat inclusief de dieren, zeiden ze: dan halen we het

bord wel weg, want dan is het geen middeleeuws land-

schap meer.’

Beishuizen: ‘Weet je waar ik pissig over word? Dat

boeren niet goed worden gecompenseerd voor natuur-

plannen als Natura 2000, Ecologische Hoofdstruc-

tuur, Deltanatuur enzovoort. Bij al deze plannen is de

aankoop van gronden sluitpost van de begroting. Wij-

kende boeren kunnen daardoor niet elders hun bedrijf

voortzetten. En doordat de aankoop van boerenbedrij-

ven over jaren wordt uitgesmeerd, zitten momenteel

meer dan 10.000 boerenbedrijven planologisch op

slot.’

Hoe kan dat dan?

Beishuizen: ‘Nou, ze mogen niks meer, want de

overheid zegt: wij gaan over twintig jaar jouw bedrijf

kopen, en daarom krijg je nu geen vergunningen

meer. Dus de boeren kunnen geen kant op. Het gevolg

is dat veel boeren de natuur als hun vijand zien, die

houden ze zo ver mogelijk van zich af.’

Dirkmaat: ‘Nou ja, de boer heeft zelf ook aan de ruil-

verkaveling meegewerkt. Die ging natte stukken en

bulten en dergelijke opruimen, omdat hij dacht: als

het straks getaxeerd wordt, krijg ik er meer voor zon-

der die bulten en heggen.’

Beishuizen: ‘Zoals de consument zijn huis verft voor-

dat-ie zijn huis verkoopt. Zo zijn boeren dus ook bezig

geweest het landschap te verrampeneren. Maar ja, ze

zouden gek zijn als ze het niet deden. Er zijn ook boe-

ren geweest die het landschap intact hebben gelaten.

Page 15: OOST 1-2010

15o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

En die krijgen dus minder voor hun bedrijf als de over-

heid het komt kopen, want er wordt alleen gekeken of

het up-to-date is.’

Dirkmaat: ‘Ze zouden extra geld moeten krijgen

omdat het dankzij hen zo mooi is.’

Beishuizen: ‘Ik ken voorbeelden, net ten noorden van

Overijssel, waar een landschapsorganisatie een gebied

heeft aangekocht omdat het een prachtig cultuurhis-

torisch landschap is. Maar als ze het dan eenmaal heb-

ben, gaan ze er natuur van maken. Terwijl een boer,

als rentmeester, altijd zal zorgen dat hij zijn grond

productproducerend kan overdragen aan de volgende

generatie. Hij zal de grond niet verpesten.’

Dirkmaat: ‘Nou moet ik even ingrijpen, hoor. De helft

van Nederland heeft een te hoog nitraatgehalte omdat

de nitriet van de kunstmest in het grondwater komt,

en dat komt door de intensieve veehouderij. Gevolg:

waterwinning doen we alleen nog in natuurgebieden.

Ik bedoel, we moeten elkaar geen mietje noemen.

De landbouwer heeft zichzelf ook opgezweept ten

koste van zo ontzettend veel, dat mijn moeder, groot

geworden op een melkveebedrijf in Friesland, zei: als

pake uit zijn graf opstaat en die ziet de koeien het hele

jaar op stal staan, dan vervloekt hij zijn zoon. En in de

weilanden groeit nog maar één soort gras, honderden

planten zijn uitgeroeid om het zover te krijgen. Dat

komt door spuiten. Het grondwater werd vergiftigd,

het oppervlaktewater werd vervuild en dieren worden

steeds meer tegen hun aard gehouden. Ik vroeg eens

aan een eendenfokker: missen de eenden het water

niet? En hij zei: nee hoor, ik durf te wedden dat ze gil-

lend wegrennen als u ze naar een vijver brengt. Deugt

dat? Nee, dat deugt niet. Net zo min als het deugt dat

koeien het hele jaar op stal staan. Daardoor krijgen

ze een bepaalde stof niet binnen. Nou, dan voegen

we dat toe. Dan zijn we toch met zijn allen knettergek

geworden?’

Terug naar Overijssel en Gelderland, heren. Gelderland heeft de

meeste Nationale Landschappen van Nederland, en een derde

van alle gebieden die de Natura 2000-status krijgen ligt in

Gelderland en Overijssel samen. Moeten die provincies daar blij

mee zijn of niet?

Beishuizen: ‘Ik vind het belachelijk. Het is weer het

zoveelste plan dat de bedrijfsvoering van de boeren

bemoeilijkt. Ik heb in mijn eigen woonplaats bij Rot-

terdam al met vijf verschillende plannen te maken. Ik

kan als burger dat niet allemaal volgen, laat staan de

boeren.’

Dirkmaat: ‘Je moet je ook afvragen waarom die

provincies nog zoveel moois hebben. Dat is niet de

verdienste van de bestuurders in de provinciehuizen,

hoor. Dat komt omdat gebieden als de Achterhoek

en Twente als achterafgebieden zijn ontsnapt aan de

egale verdwijntruc elders in Nederland. Dus in deze

provincies ligt nog relatief veel aan leuke dingen,

maar er is al veel verrommeld, met bedrijventerreintjes

overal langs op- en afritten.’

Voorbeelden?

Dirkmaat: ‘Winterswijk had vier keer zo klein moeten

blijven, maar nu ligt het als een groot gezwel in een

prachtig landschap. Ze hebben steeds weer gekozen

voor uitbreiding, terwijl ze de steden- en wegenaanleg

hadden moeten bevriezen. Neem van mij aan: een

Nationaal Landschap in Engeland, daar gaat geen

snelweg doorheen en daar mag geen dorp uitbreiden.

Hier mag elk dorp uitbreiden voor mensen die soci-

aal en economisch gebonden zijn. En zo blijft geen

dorpje meer pittoresk. Als in Frankrijk of Engeland

iets beschermd wordt gaat er een stolp overheen. Wat

zeggen wij? Nee hoor, we kunnen de boel toch niet

op slot doen? O nee? Dat is nou juist de keus, of je er

een museum van maakt of niet. In Engeland wordt dat

gekoesterd, en mensen willen graag in een museum

wonen. Kennelijk loont dat.’

Waar gaat het eigenlijk wél goed?

Dirkmaat: ‘Nergens.’

Beishuizen: ‘Het landschap in Nederland wordt

ingericht door potloodventers. Ze hebben vier

kleurpotloden: rood voor woningbouw, paars voor

industrieterreinen, blauw voor water en groen voor

natuur. De rest van Nederland is wit, en dat willen

die potloodventers ook verder inkleuren. Dat witte

gebied, daar zitten de boeren met een gecombineerd

cultuurlandschap. En daar worden constant stukjes

van ingekleurd.’

Dirkmaat: ‘En vergis je niet, dat witte gebied beslaat

zeventig procent van Nederland.’

Maar valt er echt niks goeds over het landschap in Overijssel en

Gelderland te zeggen?

Dirkmaat: ‘Jawel, er gebeuren heus wel goede dingen.

Overijssel doet relatief het meest aan landschapsbe-

houd. Daar zitten een commissaris van de koningin en

een gedeputeerde die daar oog voor hebben. Dat is een

toevalstreffer, net de goeie personen op de goeie plek.

Maar ook zij moeten toegeven dat ze maar veertig pro-

cent kunnen redden, want voor de rest is er gewoon

geen geld.’

Beishuizen: ‘Ik vind Piet Jansen een van de betere

gedeputeerden van Nederland. Hij zegt tegen de re-

gering: je legt mij verplichtingen op, dan moet je me

daar ook extra geld voor geven. De boeren zijn daar

niet altijd gelukkig mee en de natuurorganisaties ook

niet, maar hij heeft wel oog voor het Overijsselse land-

schap.’

Dirkmaat: ‘Ik heb hem voorgesteld om per hectare

bedrijventerrein dat je aanlegt een ton in een fonds te

storten. Dan komen we eindelijk eens een keer met

grote stappen thuis, want dan kun je geld aan een

nationaal landschap besteden. En dan mogen er voor

mij paardenmaneges in Winterswijk komen en een

boomteler voor mijn part. Mits ze het coulisseland-

schap herstellen. En bijvoorbeeld de paardenman een

streekeigen model voor de paardenstal neerzet.’

Er zijn dus nog plekken waar het landschap deugt?

Dirkmaat: Nee, maar waar wel kansen liggen om het

te redden.’

Beishuizen: ‘Als je het niet regelt, is het over een tijd

weg.’

Jullie zeggen dus niet dat het hele land al verramsjt is.

Dirkmaat: ‘Nee, maar er is nog een heel groot gebied

waar geen keuze is gemaakt. Dat witte gebied.’

Beishuizen: ‘Alleen al de witte kleur geeft aan: daar

moeten we nog een kleur aan geven.’

Jaap Dirkmaat: ‘Ze willen hier een kinderboerderij maken met wat geitjes. Wij zeggen: doe niet zo kneuterig, zet er wat vleeskoeien bij.’

Page 16: OOST 1-2010

16

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Page 17: OOST 1-2010

< Jaap Dirkmaat (links) en Tammo Beishuizen foto Christiaan Krouwels

17o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Het platteland dus.

Dirkmaat: ‘Maar dat is een vreselijke benaming.’ Snauwend: ‘Het plátte

laand! Het ís helemaal niet plat. Als ik hier mensen rond rij raken ze hele-

maal in de war, ze zien alleen maar heuvels. Vragen ze: waar is het platte-

land? Zeg ik: in het westen. In Engeland noemen ze het de countrysite. In

Frankrijk la campagne. Hier: het platteland. Bah.’

Beishuizen: ‘We moeten een goeie naam verzinnen.’

Dirkmaat: ‘Het is schandalig dat het wit, dus kleurloos, wordt genoemd

en dat ze het ook nog met een andere kleur willen invullen. Daarom is de

beste manier om die andere kleurtjes buiten de deur te houden: zorgen

dat het witte gebied status en kwaliteit krijgt.’

Beishuizen: ‘Of een nieuwe kleur verzinnen?’

Dirkmaat: ‘Het is nu een vrij speelveld voor die andere krachten. Ze ge-

bruiken allemaal de smoes van: het mag, want nou is het tóch niks.’

Hoe wit zijn Overijssel en Gelderland?

Dirkmaat: ‘Fifty-fifty ongeveer. Wat overigens een stuk beter is dan Bra-

bant. Dat is een rampgebied, echt waar.’

Het Deltaplan dat de Vereniging Cultuurlandschap heeft opgesteld om het land-

schap te redden is ondertekend door nagenoeg alle landschapsorganisaties, na-

tuurorganisaties, maar ook de LTO. Dus het gaat de goede kant op.

Dirkmaat: ‘Ja, daardoor blijven we in gesprek, maar als we willen winnen,

dan moeten we het onderlinge gekrakeel achterwege laten. Dus hij moet

niet meer zeggen: wij zijn de rentmeesters van het landschap, want dat ís

natuurlijk niet zo. En Natuurmonumenten en collega’s moeten niet zeg-

gen dat ze de redders van het landschap zijn, want ook dát is niet zo. Maar

het is zich in de goede richting aan het ontwikkelen. De visie is nu meer:

cultuurlandschap is hot.’

Echt waar? Na het aanhoren van al jullie eerdere klachten...

Dirkmaat: ‘Jajaja, het is echt waar. Alleen, ik wil dat het beklijft. Ik wil

niet nu een tijdje natuur en dan weer cultuur. Ik wil een goeie consistente

inrichting van het land, geen gezwalk meer. Kijk, het Gelders Landschap

hoefden we dat nooit uit te leggen, die waren al voor cultuurlandschap

in plaats van oernatuur, die hadden een pestpokkenhekel aan Schotse

hooglanders en die zijn consequent doorgegaan met het verpachten van

landerijen, zodat dat boerenland is gebleven. Elders, ook in Overijssel, is

er nog genoeg dat gered kan worden, maar het moet hard en zonder con-

cessies. Ook de Natuurschoonwet zou op veel meer gebieden van toepas-

sing moeten zijn. Zoals bij Twickel is gebeurd, en op Middachten. Onze

visie is: laat de Natuurschoonwet ook op de agrarische bedrijfsvoering van

toepassing zijn.’

Beishuizen: ‘Dan is de boer zijn onroerendgoedbelasting kwijt, en dat

scheelt in zijn bedrijfsvoering. Natuurmonumenten hoeft die belasting

ook niet te betalen.’

Dirkmaat: ‘Kijk, en dán schiet het op.’

Tammo Beishuizen: ‘Geef geld aan de boer, zodat hij in zijn ondernemerschap de natuur erbij kan doen.’

Ideaal Nederland

volgens Tammo Beishuizen, directeur van LTO-Noord

Ik zal mij beperken tot de land- en tuinbouw. De boeren en tuinders in Nederland

moeten in deze toekomst de mogelijkheid krijgen om ondernemer te zijn. Dit

betekent een eerlijke concurrentie en een eerlijke prijs voor hun producten. Eerlijke

concurrentie houdt in dat importproducten aan de zelfde kwaliteitseisen moeten

voldoen als de Nederlandse productie, eisen als bijvoorbeeld duurzaamheid en

voedselveiligheid.

Met een eerlijke prijs bedoel ik een eerlijke winstverdeling door de gehele keten

heen.

Daarnaast moeten de geboden productieomstandigheden de ruimte geven om

het prachtige Nederlandse landschap extra vorm te geven. Onder andere door

fiscale stimulering zal het mogelijk zijn om recreatie en natuur in te passen in de

bedrijfsvoering. Hierdoor zal de overgang tussen stad en platteland vervagen en de

biodiversiteit verder toenemen. Grootschalige aankoop door de overheid voor de

aanleg van nieuwe ‘natuur’ is hierdoor niet meer noodzakelijk. De grote winnaar

is hierbij de consument, de recreant, de natuurliefhebber en natuurlijk de boer en

tuinder.

Ideaal Nederland

volgens Jaap Dirkmaat, directeur van Nederlands Cultuurlandschap

Het is moeilijk om een ideaal beeld te schetsen van een verrommeld Nederland,

nadat zoveel is vernield en verminkt. Toch is het niet te laten om te redden wat er te

redden valt en te helen wat kapot gemaakt is.

Een volwaardige lonende vergoeding voor agrariërs die cultuurhistorisch erfgoed

bezitten, of dit nu gebouwde of groene landschapselementen betreft. Een boer

die met zorg omgaat met zijn monumentale boerderij en bijgebouwen alsmede

landschap, moet financieel beter af zijn dan een boer die daar geen oog voor heeft.

Een prijsvraag voor architectenbureaus om kenmerken te onderscheiden van

streekeigen bouw. Alleen wanneer bij de bouw van huizen en agrarische gebouwen

recht wordt gedaan aan streekeigen bouw en bouwmaterialen, worden de hieruit

voortkomende meerkosten vergoed uit een provinciaal streekfonds. In Nationale

Landschappen zorgt de rijksoverheid voor ten minste 50 procent cofinanciering in

dit streekfonds.

Bank Nederlandse Gemeenten, Waterschapsbank, De Nederlandsche Bank en

Nationaal Groenfonds dragen bij aan de financiering van een nationaal fonds

en twaalf provinciale fondsen. Dit werkt als een streekrekening, waarbij een

percentage van de marktrente over gestald overheidskapitaal wordt geschonken

aan monumenten en landschapsdoelen. Decentrale vermogens worden benut voor

cofinanciering van groen blauwe diensten.

De slappe handelswijze in dit land waardoor eeuwigheidswaarden het altijd afleggen

tegen de waan en winst van alledag, maakt plaats voor een herwaardering van het

huis van Thorbecke. Het rijk komt op voor evidente nationale waarden en belangen.

Provincies beschermen waar het rijk niet aan toe komt of onvoldoende belang aan

hecht en gemeentes beschermen de trots en eigenwaarde van hun landstreek.

Voor Gelderland en Overijssel geldt dat zij samen acht nationale landschappen

hebben, waarvoor zij het rijk meer dan verantwoordelijk moeten houden. Daarnaast

zijn provinciale landschappen nodig om kleinere maar niet minder belangrijke

landschappen veilig te stellen en te financieren. Gemeentes kunnen daarbij

participeren.

Page 18: OOST 1-2010

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

18

MEER WETEN? VRAAG HET 276 PAGINA’S DIKKE FALCO GROTE BUITENBOEK AAN. BEL (0546) 55 44 44 OF KIJK OP WWW.FALCO.NL

Ultimo; Ontwerp: KVD, Amsterdam. 55 liter(!)

en gecombineerde deur/binnenbak voor snel

legen. Hooggeplaatste en toch uitnodigende

inwerpopening.

Metropolis; Lichtend voorbeeld van een

wereldse uitstraling.

Flow; Go with the flow... Italiaans, sierlijke

serie met natuurlijke uitstraling en eindeloze

combinatiemogelijkheden.

Eenheid zonder te vervelen...Met de eigen gemaakte Triangel-serie van Falco (overkappingen, banken,

afvalbak, aanleunbeugel, stoelen, verlichting) krijgt uw project samenhang,

maar ook spannende variëteit.

Iets unieks voor uw project? Falco

ontwikkelt en produceert in eigen

beheer en maakt het mogelijk

andere ideeën te bespreken.

Voor de ware Urban Delights by Falco.TRIANGELL

Page 19: OOST 1-2010

19o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

In Gelderland en Overijssel zijn acht architectuurcentra actief als plaatselijk platform voor stedenbouw, architectuur en

landschapsarchitectuur. Deze instellingen organiseren tentoonstellingen, discussies, thema-avonden, workshops en

excursies en stimuleren zo het debat over het lokale architectuurbeleid. Architectuurcentra in Oost-Nederland (3)

‘De Gordiaanse Knoop was ons jaarthema in 2009’, zegt

Edwin Verdurmen, sinds 2004 directeur en mede-

oprichter van CASA. ‘Waarom dit thema? In Arnhem

zijn er tegelijkertijd veel grote stedelijke projecten, zoals

Rijnboog, station Arnhem Centraal, Stadsblokken/

Meinerswijk. Aan de andere kant is er een ingewikkelde

regelgeving, bewonersparticipatie en Europese aanbe-

stedingen. Daardoor worden planningen niet gehaald

en budgetten overschreden. Zo krijgt de ruimtelijke

ordening steeds meer het karakter van een Gordiaanse

Knoop.’

Voordat CASA in 2003 startte, draaide er al zeven jaar

een Architectuurcafé. Deze organisatie droeg in 2001 het

werk over aan twee jonge, enthousiaste architecten, een

kunstenaar en een beleidsadviseur. De afkorting ‘CASA’

ofwel ‘huis’ klonk goed en stond in grote letters op de

voormalige Cobercofabriek, waar het centrum in 2004

het ketelhuis betrok. Sinds maart vorig jaar zit CASA in

‘Showroom Arnhem’, samen met de Kunstenaarsstich-

ting G.A.N.G. en Ontwerp Platform Arnhem.

Creatieve formule

Om creatieve oplossingen voor de ontwikkeling van de

stad te scheppen heeft CASA een formule bedacht: een

excursie gevolgd door diverse workshops en verken-

ningen. Dit bijvoorbeeld toegepast in het project ‘De

achtertuin van Arnhem’ in 2008 over de landschappelijke

noordrand van de stad. Want ligt Arnhem eigenlijk wel

aan de Veluwe? Militaire terreinen en snelwegen vormen

grote barrières.

Binnen het jaarthema Gordiaanse Knoop in 2009 nam

het Rijnboogproject een prominente plek in. Voor dit

gebied worden al 25 jaar plannen gemaakt. CASA vroeg

aan een aantal oud-wethouders en andere betrokkenen

waarom de plannen niet tot uitvoering komen en legde

dit vast in een publicatie.

Het Gelders Genootschap heeft vorig jaar het project

Nieuw Gelders Arcadië bij CASA gepresenteerd, over de

tientallen landgoederen tussen Wageningen en Dieren.

CASA nodigde daarbij ook ontwerpers uit die plannen

maken met respect voor de cultuurhistorische waarden

van dit landschap.

In 2010 gaat het jaarthema over de gevolgen van de fi-

nanciële crisis. Edwin Verdurmen: ‘De recessie brengt

de behoefte mee naar alternatieve manieren van ruim-

telijke ordening, architectonisch ontwerpen, opdracht-

geverschap en marktmechanismes. We moeten niet de

schouders laten hangen, maar als het ware “krimpend

voorwaarts!”’

Sociëteit

De financiering van CASA komt voor de helft van be-

drijfssponsoring, daarnaast van de gemeente en het

Stimuleringsfonds voor Architectuur. CASA heeft een

bestuur, een raad van advies, een breed samengestelde

programmaraad én een sociëteit met ruim tweehonderd

leden.

Met diverse instellingen heeft CASA inmiddels vrucht-

bare contacten opgebouwd: de academies voor beeldende

kunst, bouwkunst, muziek, mode. Uiteraard ook met de

gemeentelijke diensten, corporaties, ontwikkelaars en de

culturele instellingen in de stad. Een kenmerk van CASA

zijn de cross-overs naar andere disciplines.

Eind 2009 organiseerde CASA het project ‘De Gedeelde

Stad’. Edwin Verdurmen: ‘Arnhem is een gedeelde stad,

met een afgeschermde noordkant, een oude binnenstad,

een bijna onzichtbare rivier in het midden en nieuwe

wijken in de Betuwe. Ook gedeeld in de zin van arme en

rijke wijken met eigen kenmerken. Daardoor ontstaan er

tegenstellingen in de stad. CASA wil in workshops ver-

bindingen leggen, grenzen doorbreken en nadenken over

eenheid en diversiteit.’

CASA, Postbus 5020, 6802 EA Arnhem, 026 7850442, www.casa-arnhem.nl

DEPARTEMENT TIJDELIJKE ORDENING

Edwin Verdurmen is als ondernemer – samen met Peter Groot – actief in het in 2009 gestarte project Departement Tijdelijke Ordening (DTO). DTO maakt plannen voor tijdelijk ongebruikte terreinen en gebouwen in Arnhem. Vaak verpauperen zulke locaties en dat is niet goed voor de leefbaarheid in een buurt. De regelgeving voor tijdelijke projecten is minder streng en daardoor is er meer mogelijk in een overgangsfase. In de Vinex-wijk Schuytgraaf in Arnhem werd het idee toegepast op twee nog ongebruikte centrale velden, waar units voor creatieve ondernemers kwamen. DTO start in 2010 met een atelierproject om oplossingen te bedenken voor tijdelijke loca-ties. Werkloze bouwkundestudenten, maar ook andere creatieven die tijdelijk zonder baan zitten, kunnen daar aan de slag.

Centrum voor Architectuur en Stedenbouw ArnhemDOOR LAMBERTHE DE JONG

Edwin Verdurmen, directeur van CASAfoto Ewoud van Arkel

Page 20: OOST 1-2010

20

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

‘Naar de wat?’ vraagt Marleen van Driel verbaasd als ik haar vertel dat ik naar de

Kasbah ga. Van Driel, een dertiger die werkt bij Benthem Crouwel architecten in

Amsterdam, heeft me zojuist rondgeleid door het nieuwe, mede door haar ontwor-

pen popcentrum Metropool in Hengelo. De reactie van Van Driel is typerend. Jonge

architecten, laat staan niet in architectuur geïnteresseerde jongeren, zegt de Kasbah

weinig tot niets meer. Toch was het in de jaren zeventig een beroemde woonwijk,

waar landelijke dagbladen als de Volkskrant paginagrote stukken over publiceerden.

Wat de journalisten toen precies schreven, weet ik niet meer. De artikelen gingen

vermoedelijk over de nieuwe gemeenschap en het bijbehorende nieuwe leven dat in

de Kasbah moest ontstaan.

De Kasbah is een van de belangrijkste uitingen van het structuralisme, de enige

onvervalst Nederlandse bijdrage aan de wereldarchitectuur. Grondlegger van het

structuralisme, een begrip waaraan veel structuralistische architecten zelf een

hekel hadden en dat overigens niets te maken heeft met het structuralisme van de

onlangs overleden Franse antropoloog Claude Lévi-Strauss, is Aldo van Eyck (1918-

1999). Het structuralisme kwam voort uit de kritiek van Van Eyck en andere archi-

tecten zoals Herman Hertzberger op de modernistische architectuur. Die was na de

Tweede Wereldoorlog ontaard, vonden ze. Het modernisme had geleid tot groot-

schalige, technocratische, monotone en daardoor onherbergzame woonwijken.

Van Eyck en de zijnen wilden een architectuur en stedenbouw met een ‘menselijke

maat’, waar de gebruikers zich thuis konden voelen.

Hoewel de structuralisten de opstandige zonen van modernistische pioniers als Le

Corbusier en Walter Gropius waren, bleven ze van hun vaders houden. De liefde en

bewondering voor hun vaders weerhield hen van een bekering tot het traditiona-

lisme van de vijanden van hun vaders. Toch was traditionele architectuur wel een

inspiratiebron voor de structuralisten, maar die moest dan wel van heel ver komen.

Vooral Van Eyck was een bewonderaar van de Afrikaanse Dogon-architectuur,

waaraan hij veel zei te ontlenen voor zijn werk.

Maar het voornaamste kenmerk van het structuralisme, het ‘klein maken’ van ge-

bouwen en woonwijken, is iets dat Van Eyck niet rechtstreeks had ontleend aan de

Dogon-architectuur. Hoe je grote gebouwen klein kon maken liet Van Eyck zien in

zijn beroemde weeshuis in Amsterdam, dat is opgebouwd uit tientallen eenzelfde

elementen met koepeltjes. Het weeshuis bij het Olympisch Stadion staat wel be-

kend als het ‘negerdorp’.

Zoals de naam al zegt, heeft ook de Kasbah, ontworpen door Van Eycks ijverigste

leerling Piet Blom, een verre, traditionele inspiratiebron: de dichtbebouwde wijken

die oude Arabische steden wel kennen. Ook verder is de Kasbah helemaal structu-

ralistisch: Blom ontwierp voor de wijk vijf verschillende types die aaneengeschakeld

werden tot één groot geheel. Met honderd woningen per hectare is dit drie keer zo

dichtbebouwd als de doorsnee Nederlandse buitenwijk.

Noviteit in Bloms ontwerp was dat de woningen niet op de grond kwamen te

staan, maar werden opgetild. Dit idee heeft hij vermoedelijk overgenomen van Le

Corbusier, ‘de architect van de twintigste eeuw’, die vond dat de begane grond niet

geschikt was voor bewoning. Zo vormden de Kasbah-woningen, die grappig ge-

noeg sprekend lijken op Nederlandse rijtjeshuizen, een ‘stedelijk dak’. Hieronder

was niet alleen ruimte voor het parkeren van auto’s, maar ook voor allerlei gemeen-

schappelijke activiteiten van de bewoners. Blom had daar grote verwachtingen

van. Op zijn ontwerptekeningen heeft hij op verschillende plekken in de Kasbah

geschreven wat daar zou kunnen gebeuren: spontane theatervoorstellingen, spelen

uiteraard, buurtfeesten, rommelmarkten enzovoorts.

Toen de gemeente Hengelo Piet Blom in 1970 uitnodigde een woonwijk te ontwer-

pen, was het de bedoeling dat de Kasbah in de binnenstad kwam. Maar dit bleek

uiteindelijk niet mogelijk en dus raakten de 184 woningen van de Kasbah begin

jaren zeventig verzeild aan de rand van een buitenwijk, met aan één kant uitzicht

over een weiland.

Wie nu, 35 jaar na oplevering en na een tocht door een doodnormale buitenwijk,

het opgetilde buurtje bezoekt, staat om verschillende redenen versteld. Eerst bor-

relt er verbazing op over Bloms hooggestemde verwachtingen over de Kasbah. Hoe

heeft hij ooit kunnen denken dat de bewoners zich onder hun woningen zouden

overgeven aan allerlei spontane activiteiten? De meeste ruimtes onder het stedelijk

dak zijn zo laag, duister en bedompt, dat je er niet langer dan strikt noodzakelijk

wilt blijven. En de perkjes in de open, rechthoekige ruimtes tussen de opgetilde

huizen zijn zo beplant, dat je er alleen maar naar kunt kijken.

Het treurigst in de Kasbah is een lange, lage gang langs de achterkanten van

De structuralistische Hengelose jaren zeventig wijk van architect Piet Blom.

Wat was de ontwerpvisie en hoe staat het er nu bij? Vergeten gebouwen (3)

Rock the KasbahDOOR BERNARD HULSMAN

Piet Blom, maquetteontwerp voor Kasbah Hengelo, oktober 1969foto Kasbah Hengelo

Page 21: OOST 1-2010

21o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

winkeltjes en bedrijven. Hier had Blom vermoedelijk een levendig winkelstraatje

bedoeld, maar omdat de winkels hun achterpuien hebben geblindeerd of zelfs

dichtgetimmerd, is het een luguber steegje geworden. Op site van de Kasbah-bewo-

ners (www.kasbah.nu) is dan ook te lezen dat al gauw na de oplevering in 1974 ‘de

ruimte aantrekkelijk bleek voor vandalen en de winkels het er niet lang uithielden.’

Na enig geslenter door de stille Kasbah komt een tweede verbazing op: hoe is het

mogelijk dat het stedelijk dak überhaupt is gebouwd? Als een stedelijk dak al werkt,

dan alleen in een binnenstad waar ook anderen komen dan alleen de bewoners.

In een buitenwijk is een Kasbah volstrekt kansloos. Maar blijkbaar was het legen-

darische enthousiasme van Piet Blom zo groot, dat hij de stadsbestuurders ervan

heeft weten te overtuigen dat ook in een buitenwijk een nieuw, gemeenschappelijk

Kasbah-leven zou ontstaan.

En dan, als je aan de terugweg naar de gewone rijtjeshuizen van de buitenwijk

begint, volgt een derde verbazing. Dan stuit je plotseling toch op een onverwachte

activiteit: tussen de betonnen kolommen waarop hun woning rust hebben bewo-

ners gaas gespannen, waarachter nu kippen rondscharrelen. Vlakbij de spontane

kippenren blijkt een reeks winkeltjes te zitten die cadeaus en tweedehands spullen

verkopen. Het zijn er te weinig om van de Kasbah een levendige buurt te maken,

maar het zijn er genoeg om ten slotte vast te stellen dat Piet Blom toch niet hele-

maal ongelijk had. <

Piet Blom, ontwerptekening Kasbah Hengelo, oktober 1969foto Kasbah Hengelo

Kasbah, Hengelo, 2008foto Erwin Zijlstra

Page 22: OOST 1-2010

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

22

thema:Groei en krimp in Oost-Nederland

Wandelaars in de buurt van De Paasberg nabij Oldenzaal. De Paasberg, een heuvel van bijna tachtig

meter en daarmee een van de hoogste punten in de provincie Overijssel, is een favoriet recreatiedoelfoto Erwin Zijlstra

Page 23: OOST 1-2010

23o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

Page 24: OOST 1-2010

24

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

Krimp envoorspoed

Op oude prentjes kom je hem nog wel tegen: de

levenstrap. Rechts onderaan staat een dreumes, een

trapje hoger staat een kleuter, enzovoorts, tot on-

geveer het vijfendertigste levensjaar. Daarna gaat de

trap weer omlaag. Op de onderste trede staat een oud

besje of baasje, klein en verschrompeld.

Krimp en groei zijn de eb en vloed van het leven.

Alles waar leven in zit, krimpt of groeit. Dit basisprin-

cipe geldt niet alleen voor dieren, mensen, planten en

bomen. Het geldt ook voor bevolkingen.

Maar er is een cruciaal verschil tussen de principes

van groei en krimp bij levende wezens en bij bevol-

kingen. In het eerste geval (levende wezens) gaat het

om een geleidelijke en voorspelbare cyclus die leidt

van de wieg tot het graf. Groei is leven, krimp is ster-

ven. Bij bevolkingen is het principe veel grilliger en

minder eenduidig. Eeuwen van groei kunnen worden

gevolgd door plotselinge periodes van krimp, en die

kunnen weer overgaan in een hernieuwde groeispurt.

Groei is hier ook niet per definitie synoniem met

voorspoed en welvaart. In de achttiende eeuw schreef

de Britse demograaf Thomas Robert Malthus zijn be-

faamde Essay on the Principle of Population. De kern

van dat pamflet was dat bevolkingsgroei een poten-

tieel zelf-vernietigende kracht was. Bevolkingsgroei

loopt per definitie vooruit op die van ons reservoir

aan levensmiddelen. Vroeg of laat zou een keerpunt

worden bereikt dat bekend werd als het ‘Malthusi-

aans plafond’, waarbij de overbevolking zichzelf tot

staan zou brengen door ziekte en hongersnood. Een

betere oplossing volgens Malthus was moral restraint,

morele terughoudendheid. Dezelfde gedachte, anders

geformuleerd is terug te vinden in het eerste Rapport

van de Club van Rome uit 1972. The Limits of Growth:

a Global Challenge. Grenzen aan de Groei, was de

titel van dat rapport.

In een interessante studie van Reinout Rutte in het

tijdschrift Overholland (3, zomer 2006) kun je lezen

hoe de Nederlandse steden tussen 1400 en 1700

een gestage groei doormaakten, die nu nog te trace-

ren valt in de plattegronden. In de achttiende eeuw

kwam daar een tijdelijk eind aan: wijken liepen leeg

en werden gesloopt. Daarna begon er opnieuw een

groei, die tot op heden heeft doorgezet.

In de tijd van Malthus was Oost-Nederland nog een

schaars bewoond stukje van de wereld. Gelderland

had zo’n 300.000 inwoners, Overijssel iets meer dan

de helft. Inmiddels wonen er in Nederland ruim 16

miljoen mensen; drieënhalf miljoen daarvan wonen in

onze twee provincies. De meeste in de steden.

Tijd voor matiging, zou je denken.

Hoewel het woord ‘krimp’ een onheilspellende klank heeft, is het vooral de angst voor een oncontroleer-

bare bevolkingsgroei die tot de meest sombere toekomstvoorspellingen heeft geleid. Het klassieke

voorbeeld daarvan is het Essay on the Principle of Population van de Britse demograaf en anglicaanse

predikant Thomas Malthus (1766-1834). De erfenis van dit invloedrijke essay is bewaard gebleven in de

uitdrukking‘het Malthusiaans plafond’: de maximale omvang die de bevolking kan bereiken in verhouding

tot de beschikbare grond. Anders dan veel utopisten uit zijn tijd, zoals Rousseau en Saint-Simon, geloofde

Malthus niet in sociale hervormingen als middel om de problemen het hoofd te bieden. Het enige dat er

opzat om de catastrofe te voorkomen was morele beheersing. Mensen die geen gezin konden onderhou-

den, dienden ook geen kinderen te krijgen. Malthus vond een twintigste-eeuwse navolger in de persoon

van Paul R. Ehrlich. Zijn in 1967 verschenen boek The Population Bomb vormde een aanleiding tot het

onderzoek van de Club van Rome, dat in 1972 resulteerde in het rapport De grenzen aan de groei.

DOOR MARIETTE HAVEMAN

Page 25: OOST 1-2010

25o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

Toch is dat niet de toon die je tegemoet komt in de

vele krantenberichten over dit onderwerp de afge-

lopen maanden. Spookdorpen, vergrijzing; dichtge-

timmerde gevels, conflicten tussen buurtgemeentes

en economische malaise zetten de toon. Krimp is

een Probleem, is de boodschap. Wélk probleem, dat

weten we nog niet precies. Zelfs het Trendbureau

durft geen echte voorspellingen te doen. Maar er

komen andere, lees moeilijke tijden.

Deze publicitaire tendens gaat over iets dat al jaren

aan de gang is. Al in 2006 verschenen er rapporten

over de te verwachten bevolkingsafname. Toen had

niemand daar belangstelling voor. Nu ineens wel, en

dat heeft natuurlijk alles te maken met de andere be-

tekenis waarin het woord ons de afgelopen maanden

vertrouwd is geraakt; dat van economische krimp.

Dat die twee, economische en demografische krimp,

niet per definitie hetzelfde betekenen weten we al

lang. Bovendien is de krimp van nu voorlopig eerder

een hergroepering dan een feitelijke bevolkingsaf-

name. De steden gaan groeien, het platteland loopt

leeg, zo luidt de boodschap. Op zichzelf is dat een

neutrale constatering. Het betekent dat het platteland

groener en grijzer wordt en de steden roder en zwar-

ter. Hoe je het ook in wilt kleuren, het gaat in feite

vooral om een logistieke verandering. En het is maar

de vraag wie daar het meest last van of baat bij gaan

hebben, de stedelingen of de plattelanders.

Waarom dan die overwegend negatieve klank, zelfs

bij mensen die erop hebben gestudeerd? ‘Alles wat

jong is en dynamiek zoekt, trekt weg’, verklaarde

prof.dr. Jan Latten, bijzonder hoogleraar demografie

aan de Universiteit van Amsterdam onlangs (geciteerd

in De Stentor, begin november 2009). ‘Wie daar niet

in mee kan, blijft achter. In die gebieden waar de

bevolkingskrimp het sterkst is, wordt het dan armer

en ouder.’

Jong-dynamisch-groei versus arm-ouder-krimp; hier is

de levenstrap nieuw leven ingeblazen.

Het bijzondere aan deze uitspraak is dat hij steunt op

neutrale cijfers (groei van steden, krimp van platteland),

en daar bovenop zo tendentieus is. Als we de professor

mogen geloven, is het heil te vinden in de randen van

de steden, daar waar de groei zich immers het sterkst

zal manifesteren. Hier in de groene buitengebieden

staan we voor een ramp. De vraag is alleen: welke?

Achter welke boom moeten we hem zoeken? Wellicht is

het zo’n ziekte die zich pas in het dodelijke stadium zal

openbaren?

De kernvraag is natuurlijk: hoe vreselijk is het als onze

mooiste natuurgebieden – Dinkelland, Montferland, Sal-

land, de Achterhoek – een bevolkingskrimp doormaken?

Schooltjes gaan dicht, bushaltes verdwijnen, win-

keliers verhuizen. Maar ook dat is al vele decennia

aan de gang. Vervelend voor individuen, maar de

omgeving past zich aan. We doen onze boodschappen

wat verderop, de kinderen fietsen wat verder voor

ze hun school bereiken. De kwijnende dorpswinkel

heeft plaatsgemaakt voor een mosterdmakerij. In mijn

omgeving, de Achterhoek, staan vier scholengemeen-

schappen, allemaal op een half uur fietsen van ons

huis. Al die scholen herbergen rond de 1.400 leerlin-

gen. Te veel! Laten ze alsjeblieft een eindje krimpen!

Het woord krimp, dat is duidelijk, kampt met een

imagoprobleem. De levensladder heeft daar alles

mee te maken: wat krimpt is op sterven na dood, is

de associatie. Maar de werkelijkheid kan een heel

ander gezicht trekken. Soms trekt zij zelfs een lange

neus. Laat professor Latten vooral blijven wonen aan

zijn Amsterdamse gracht, en dan af en toe even wat

ramptoerisme komen beoefenen in onze krimpgebie-

den. De rest van het jaar kunnen wij dan tevreden

om ons heenkijken naar ons groene, betrekkelijk dun

bevolkte landschap met zijn bloeiende oude steden.

Trap des Ouderdoms met boeren en boerinnen, toegeschreven aan Pieter Nolpe, circa 1623 tot 1652foto Rijksmuseum Amsterdam

Thomas Robert Malthus

Page 26: OOST 1-2010

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

26

Niet alleen maar narigheidHet zoemt rond en gemeentebesturen slaan alarm: de bevolking krimpt! Minder mensen betekent voor de gemeente ook minder geld, hogere lasten door meer ouderen en dreigende leegstand van woningen. Maar er is ook een andere kant. In de landschappelijk aantrekkelijke Achterhoek biedt de bevolkingskrimp mogelijkheden op het gebied van recreatie en de ontwikkeling van ecologische initiatieven.

DOOR PAUL SCHNABEL

Fotobijschrift

foto ---Leegstand centrum Tielfoto Erwin Zijlstra

Page 27: OOST 1-2010

27o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

Ruim honderd jaar geleden telde Nederland vijf miljoen inwoners, vijftig jaar later

was dat verdubbeld en nog eens vijftig jaar later ruim verdrievoudigd tot meer dan

16 miljoen. Worden dat er nu snel minder? Nee, de bevolking blijft voorlopig nog

groeien. Minder snel dan in het verleden, maar toch met 30. tot 40.000 inwoners

per jaar. Naar schatting zelfs nog tot 2040, wanneer met ruim 17, 5 miljoen inwo-

ners het hoogste punt bereikt zal zijn. Pas daarna wordt echt een daling verwacht.

Dat er nu al over een krimpende bevolking gesproken wordt en dat er al hele

reeksen rapporten over dit fenomeen verschijnen, heeft een andere oorzaak. In

een aantal gemeentes en vooral in de grensgebieden van Zeeland, Groningen en

Limburg loopt het aantal inwoners nu al terug. Delfzijl in het noorden en in het

zuiden Heerlen, Kerkrade en Brunssum zijn gemeentes die al een aantal jaren met

leegloop te kampen hebben. Niet zo erg als op het Franse platteland of in de acht-

tiende eeuw in de steden van Holland, maar voor een belangrijk deel toch wel om

dezelfde reden. Er is te weinig werk voor de jongere generaties.

Bevolkingskrimp is in Nederland voorlopig nog vooral een kwestie van verhuizing

naar gemeentes met meer werk en betere opleidingsmogelijkheden. In Duitsland

is dat ook het geval, maar daar zal in de komende jaren de bevolking ook echt

kleiner worden. Al vele jaren ligt in Duitsland het gemiddelde aantal kinderen

dat een vrouw krijgt meer dan een derde lager dan in Nederland. Het land is ook

al veel meer vergrijsd. Een op de vijf Duitsers is boven de 65 jaar, tegenover een

op de zeven Nederlanders. Pas over ruim tien jaar zijn wij op het punt aangeland

waar de oosterburen nu al zijn.

Grensgebieden van Nederland hebben uiteraard ook grensgebieden als buren.

Vooral in het noorden en het oosten van Nederland zijn dat meestal ook dunbe-

volkte en economisch niet zo sterke regio’s. In het zuiden speelt dat wat minder,

maar het westelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen lijdt onder de slechte verbinding

met de rest van Nederland en in de oude mijnsteden is men meer dan dertig

jaar later het verlies van de economische activiteit, die bijna een eeuw lang juist

mensen daar naar toe trok, nog niet te boven gekomen. Overal is bovendien het

effect zichtbaar van de best of two worlds. In België en Duitsland zijn de huizen

goedkoper dan in Nederland en sinds 2001 is de zeer genereuze Nederlandse

hypotheekrente-aftrek ook van toepassing op wie over de grens gaat wonen. Als

de krant meldt dat de emigratie weer zo is toegenomen, staat daar meestal niet bij

dat het vooral om verhuizingen vijf tot tien kilometer over de grens gaat. Werken,

winkelen en schoolgaan worden gewoon in Nederland gedaan en daar zijn de

buren dan weer niet zo blij mee.

Als vooral jongeren wegtrekken, dan is vergrijzing het eerste dat opvalt in de

krimpgemeentes. De gemiddelde leeftijd neemt toe en vooral het aandeel ouderen.

Voorlopig neemt ook niet het aantal huishoudens, en dus het aantal benodigde

woningen af, maar wel het aantal mensen per huishouden. Inmiddels heeft in de

krimpgemeentes al twee van de vijf huizen nog maar één bewoner. Dat is heel

uitzonderlijk voor kleinere gemeentes en zeker ook voor steden zonder studenten.

Die ene bewoner van dat huis is vaak een weduwe, die als ze echt oud is een

beroep zal moeten doen op zorg en misschien zelfs verpleging. De gemeente is

verantwoordelijk voor de thuishulp en dat kost niet alleen geld, maar daar zijn ook

mensen voor nodig. Jonge mensen en juist die zijn er dan te weinig.

Minder jongeren betekent ook minder behoefte aan scholen. Dat begint bij de

basisscholen en zal tussen nu en 2020 ook merkbaar worden in het voortgezet

onderwijs. Minder jongeren maakt het ook voor bedrijven minder aantrekkelijk

zich in gebieden met bevolkingskrimp te vestigen. De kosten zijn wel lager, maar

hoe kom je aan goed personeel in een tijd waarin bijna altijd man en vrouw al-

lebei een baan hebben. Twee leuke banen hebben krimpregio’s meestal niet

tegelijkertijd te bieden. Dat er in deze regio’s voor een prettige prijs een mooi huis

beschikbaar is, weegt daar niet tegenop. Eerst werk, dan wonen en dat dan weer

liefst in een omgeving waar ook sportief, sociaal en cultureel van alles met en voor

leeftijdgenoten beschikbaar is.

Moeilijk, maar het is gelukkig niet alleen maar narigheid die uit de krimp voort-

komt. In oostelijk Zuid-Limburg, waar de gemeentes zich gezamenlijk als ‘Park-

stad’ presenteren (‘Heuvelstad’ was logischer en juister geweest), is men druk

bezig met verbetering van het woon- en leefklimaat. In het westen van Zeeuws-

Vlaanderen zijn aan de kust nog mogelijk heden voor toerisme, die ook weer meer

werk gelegenheid met zich meebrengen. In de Achterhoek, waar tussen nu en

2025 een krimp in de bevolking van ongeveer 10% verwacht wordt, liggen er ook

op het gebied van toerisme en recreatie voor een vooral nationaal publiek nog in-

teressante ontwikkelings mogelijkheden.

De Achterhoek is een landschappelijk rijk en afwisselend gebied, dat heel aan-

trekkelijk is voor de juist bij wat ouderen steeds populairder wordende fiets- en

wandelvakanties in Nederland. Daar horen goede hotels en restaurants bij. Dat

maakt het gebied ook weer aantrekkelijk voor wie een tweede woning zoekt. Ten

dele in samenhang daarmee en met het toenemende ‘groene’ bewustzijn zou men

zich in de regio ook meer kunnen richten op de biologisch en ecologisch verant-

woorde landbouw. De beste Nederlandse wijnen komen inmiddels al niet meer uit

Zuid-Limburg, maar uit de Achterhoek en Twente. De kwaliteit van de omgeving

en de vergeleken met Oost-Groningen of Zeeuws-Vlaanderen veel gemakkelijkere

bereikbaarheid bieden de Achterhoek een bijzondere kans om de voordelen van

een niet meer groeiende en zelfs wat krimpende bevolking te benutten. Dat vraagt

wel intensieve samenwerking tussen de gemeentes en landschapsbeheer, gericht

op leefbaarheid en belevings waarde. <

Page 28: OOST 1-2010

28

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

De realiteit van de tabellen

Demografische ontwikkelingen in Oost-Nederland: meer drukte in de stad, meer rust in het buitengebied.

DOOR PAUL BAETEN

Nieuwbouwwijk Schuytgraaffoto Erwin Zijlstra

Page 29: OOST 1-2010

29o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

De discussie over de krimp, respectievelijk de af-

vlakking van de groei van de bevolking, is al lang

geen academisch onderonsje meer voor demografen

en planologen. In vele gemeentes leidt de glazen

bol van de bevolkingsprognose tot levendige dis-

cussies over heel concrete zaken als de toekomst

van de polder Mastenbroek bij Zwolle, de noodzaak

voor woningbouw in de IJsselsprong bij Zutphen, de

wenselijkheid om Weerselo (gemeente Dinkelland)

te laten uitgroeien tot een ‘vitale dorpskern’ met

4.000 inwoners, het nut van de verbetering van de

Twenteroute (A18/N18) of de verstedelijking van

het gebied tussen Arnhem en Nijmegen.

Voor- en tegenstanders van dergelijke ontwikke-

lingen slaan elkaar om de oren met de aantallen

inwoners die ‘volgens prognose’ over tien, vijftien

of zelfs dertig jaar de gewraakte gebieden zullen

bevolken. Voorspellingen die aan moeten tonen dat

de geplande bouw van woningen of de aanleg van

bedrijventerreinen en wegen gerechtvaardigd zijn,

of juist niet. En het aardige is: de prognoses kunnen

vaak door zowel de voor- als tegenstanders worden

omarmd. Is de afnemende groei van de bevolking

voor de één reden om duchtig het mes te zetten in

het ambitieuze woningbouwprogramma, een ander

ziet er juist een aansporing in te gaan investeren

in ‘wervende woonmilieus’, om zo de leefbaarheid

en het voorzieningenniveau op peil te houden. Des-

noods ten koste van de buren.

Het CBS voorspelt dat zeker een kwart van alle

Nederlandse gemeentes in de periode tot 2040 in-

derdaad zal krimpen met gemiddeld 2,5 procent. De

cijfers voor Oost-Nederland geven nog een veront-

rustender beeld (of veelbelovender, al naar gelang

’s lezers opvatting). Van de 81 gemeentes in Gelder-

land en Overijssel krijgt volgens de tabellen van het

CBS ruim de helft (48 gemeentes) al in de komende

vijf jaar met een krimp van het aantal inwoners te

maken. Door allerlei bijsturingen – uitvoering van

woningbouwprogramma’s bijvoorbeeld – neemt het

aantal krimpgemeentes in het Oosten af tot 41 in

2025 en 36 in 2040. Maar dat zou nog steeds be-

tekenen dat in ruim 44 procent van alle gemeentes

ernstig rekening gehouden zou moeten worden met

minder inwoners. Dus minder aanmeldingen van

leerlingen voor de basisschool, minder klanten voor

de plaatselijke bakker, lagere uitkeringen uit het

gemeentefonds en een krimpend arbeidspotentieel.

Krimp in het oosten? Hoezo? De bevolking groeit

voorlopig toch nog? Het CBS geeft immers óók te

kennen dat Nederland de komende jaren eerst nog

STERKSTE KRIMPERS

tot 2015 tot 2025 tot 2040

gemeenteaantal

inwoners nu krimp gemeenteaantal

inwoners nu krimp gemeenteaantal

inwoners nu krimp

1 Montferland 34.285 -1451 -4,2% Berkelland 44.943 -2.886 -6,4% Berkelland 44.943 -7.281 -16,2%

2 Voorst 23.282 -809 -3,5% Montferland 34.285 -2.008 -5,9% Oost Gelre 29.684 -3.811 -12,8%

3 Beuningen 25.039 -770 -3,1% Dinkelland 25.617 -1.708 -6,7% Dinkelland 25.617 -3.195 -12,5%

4 Heerde 18.139 -747 -4,1% Oost Gelre 29.684 -1.686 -5,7% Doetinchem 56.341 -2.991 -5,3%

5 Elburg 21.948 -713 -3,2% Heerde 18.139 -1.614 -8,9% Aalten 27.522 -2.657 -9,7%

6 Oude IJsselstreek 39.488 -683 -1,7% Zwartewaterland 21.787 -1.516 -7,0% Montferland 34.285 -2.501 -7,3%

7 Neder-Betuwe 22.033 -662 -3,0% Hof van Twente 35.177 -1.430 -4,1% Bronckhorst 37.599 -2.480 -6,6%

8 Dinkelland 25.617 -640 -2,5% Beuningen 25.039 -1.406 -5,6% Hof van Twente 35.177 -2.414 -6,9%

9 Berkelland 44.943 -610 -1,4% Doetinchem 56.341 -1.253 -2,2% Zwartewaterland 21.787 -2.235 -10,3%

10 Zwartewaterland 21.787 -576 -2,6% Oude IJsselstreek 39.488 -1.239 -3,1% Twenterand 32.815 -2.164 -6,6%

STERKSTE GROEIERS

tot 2015 tot 2025 tot 2040

gemeenteaantal

inwoners nu groei gemeenteaantal

inwoners nu groei gemeenteaantal

inwoners nu groei

1 Nijmegen 163.762 7.233 4,4% Nijmegen 163.762 21.595 13,2% Nijmegen 163.762 27.770 17,0%

2 Zwolle 118.591 7.089 6,0% Zwolle 118.591 17.138 14,5% Zwolle 118.591 21.008 17,7%

3 Arnhem 146.161 3.756 2,6% Arnhem 146.161 6.941 4,7% Overbetuwe 45.358 8.596 19,0%

4 Overbetuwe 45.358 2.549 5,6% Overbetuwe 45.358 5.934 13,1% Barneveld 51.109 8.112 15,9%

5 Hengelo (O.) 82.439 2.390 2,9% Apeldoorn 155.311 5.452 3,5% Harderwijk 43.587 6.794 15,6%

6 Apeldoorn 155.311 2.031 1,3% Barneveld 51.109 5.379 10,5% Ede 107.584 6.503 6,0%

7 Deventer 98.471 2.028 2,1% Harderwijk 43.587 5.149 11,8% Deventer 98.471 6.148 6,2%

8 Almelo 72.820 1.969 2,7% Hengelo (O.) 82.439 5.114 6,2% Hengelo (O.) 82.439 5.953 7,2%

9 Harderwijk 43.587 1.896 4,3% Deventer 98.471 4.715 4,8% Arnhem 146.161 4.936 3,4%

10 Enschede 157.265 1.701 1,1% Ede 107.584 3.823 3,6% Kampen 49.827 4.210 8,4%

kaarten Regionale bevolkings- en huishoudensprognose van het Planbureau voor

Leefomgeving (PBL) en Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Bevolkingsgroei per gemeente 2008 - 2025

Bevolkingsgroei per gemeente 2008 - 2040

Page 30: OOST 1-2010

30

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

een – forse – bevolkingsgroei zal doormaken van

ruim een miljoen inwoners tot een totaal van 17,5

miljoen in 2040. Misschien dat er in uithoeken van

het land als Zuid-Limburg of Noordoost-Groningen

wat ontvolking optreedt. Maar in de dynamische

technology valley van Twente? In het welvarende

Gelderland of het aantrekkelijke Overijssel?

De voorspelling dat ook het oosten te maken zal

krijgen met afvlakkende groei en opkruipende krimp

bevreemdt temeer daar Gelderland en Overijssel

historisch gezien altijd goed konden meezeilen op

de groei van de landelijke bevolking. Het ‘markt-

aandeel’ van Gelderland en Overijssel rond 1900,

toen Nederland nog maar 5,1 miljoen inwoners

telde, lag op 900.000 inwoners. Relatief dus véél.

De grens van 1 miljoen inwoners werd al in 1910

gepasseerd en verdubbelde nog eens na 1960. In

2008 telde het oosten van het land ruim 3,4 miljoen

inwoners op een totaal van 16,4 miljoen en woonde

ruim een op de vijf Nederlanders in Oost-Nederland,

waarvan ruim tweederde in Gelderland.

Oorlogen of economische crises ten spijt; de bevol-

kingsontwikkeling in het oosten volgde decennia-

lang keurig de landelijke trend, net als bijvoorbeeld

Noord-Brabant, en anders dan de noordelijke

provincies, die in de periode 1900-2000 hun aan-

deel zagen zakken van 15 naar 10 procent van het

totaal.

En als in de prognoses de totale bevolking van Ne-

derland nog met ruim één miljoen zal groeien, zou

vanuit een historisch perspectief te verwachten zijn

dat ook Gelderland en Overijssel hierin hun evenre-

dig aandeel nemen.

Maar niets is minder waar, aldus het CBS, het Plan-

bureau voor de Leefomgeving en andere onderzoe-

kers. De groei van de bevolking die ons land nog

te wachten staat, wordt vooral veroorzaakt door

de komst van buitenlandse migranten. En die heb-

ben aantoonbaar een voorkeur voor vestiging in de

Randstad, waar meer werk is te vinden en al vele

voormalige landgenoten wonen.

De verwachting (of hoop) dat op den duur burgers

en bedrijven de overvolle Randstad zullen verlaten

om alsnog te kiezen voor de rust en de ruimte, of

het arbeidsethos in Achterhoek of Veluwe, biedt ook

al geen redding. Van een overloop vanuit de Rand-

stad naar de perifere gebieden, zo hebben verschei-

dene onderzoeken aangetoond, is mondjesmaat

– en zeer lokaal – sprake. De verhuisbereidheid van

de Nederlander is niet groot; een drastische veran-

dering van woongebied wordt vooral gestuurd door

werk, studie of liefde. Bedrijven zijn al even honk-

vast. Wanneer een bedrijf verhuist, is dat in ruim 85

procent binnen de eigen gemeente. Maar liefst 90

procent van de verhuizende bedrijven blijft hoe dan

ook in de eigen arbeidsmarktregio.

Gebieden die te maken krijgen met een bevolkings-

afname hoeven zich niet te verwijten dat ze minder

populair zijn dan andere regio’s, maar krijgen te

maken met de onontkoombare gevolgen van ster-

kere vergrijzing en dalende geboorteoverschotten.

Leg dat maar eens uit aan de plaatselijke bakker die

steeds minder broden verkoopt.

Groei in de steden

Niet dat de groei in het oosten abrupt tot stilstand

komt. Volgens de jongste cijfers van het CBS zal

Oost-Nederland de komende dertig jaar nog groeien

met een kleine 3 procent, wat betekent dat er de

komende decennia voor ruim 92.000 nieuwe inwo-

ners ruimte gezocht moet worden. Een stijgings-

percentage van zo’n 3 procent lijkt heel redelijk

en 92.000 nieuwe inwoners huisvesten, voeden,

scholen en aan werk helpen is geen simpel klusje.

Ook al zinkt het in het niet bij de historische bevol-

kingsgroei die het oosten van het land bijvoorbeeld

in de periode 1950-1980 moest opvangen, in een

Aanpassing en herbestemming bestaande boerderijfoto Erwin Zijlstra

Braakliggend terrein centrum Terborgfoto Erwin Zijlstra

Page 31: OOST 1-2010

31o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

periode van dertig jaar waarin het aantal inwoners

van Gelderland en Overijssel met 969.000 ofwel

35,7 procent toenam.

En met hoeveel onzekerheid de prognoses ook zijn

omgeven, de statistici zijn het erover eens dat de

bevolkingsgroei die de komende jaren nog opge-

vangen moet worden vooral, terecht, zal neerda-

len op de steden. Anders dan in de periode van

suburbanisatie in de jaren zeventig en tachtig – de

tijd waarin de grote nieuwbouwlocaties werden

ontwikkeld in de dorpen rond de steden – wijzen

de demografische ontwikkelingen vooral op een

versterking van de positie van de stad.

Analyse van de CBS-cijfers leert dat het leeuwen-

deel van de groei die het oosten nog zal doormaken

opgevangen zal worden in de twaalf gemeentes in

Gelderland en Overijssel die nu al meer dan 50.000

inwoners tellen. Uitschieters daarbij zijn diensten-

stad Zwolle (+ 17,7 procent in 2040) en univer-

siteitsstad Nijmegen (+ 17 procent in 2040), die

volgens de statistiek ieder meer dan 20.000 extra

inwoners mogen verwelkomen.

Geografisch zal de bevolkingsgroei zich vooral con-

centreren in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, waar

behalve beide naamgevende steden vooral ook het

tussengebied (Overbetuwe en Lingewaard) een be-

langrijke opvangtaak krijgt voor ruim 8.000 nieuwe

inwoners. Met ruim 780.000 inwoners (nu 733.000)

blijft Arnhem-Nijmegen ook in de toekomst veruit de

meest verstedelijkte regio van Oost-Nederland.

Een ander, en relatief onverwacht groeigebied is de

netwerkstad Zwolle-Kampen, die met een groei van

ruim 20.000 uit zal groeien tot een stedelijke con-

centratie met een kleine 200.000 inwoners. Beide

steden worden hierbij ‘geholpen’ door de nu al

voelbare effecten van de verbeterde ligging van het

gebied door de aanleg van de Hanzespoorweg, die

niet alleen de bereikbaarheid vanuit het noorden,

maar ook vanuit de Randstad sterk verbetert.

De drie kernen van de Stedendriehoek, Apeldoorn,

Deventer en Zutphen, staan zowel absoluut als rela-

tief voor een iets minder sterke groeitaak, maar krij-

gen evengoed te maken met een gestage aanwas

van in totaal een kleine 13.000 inwoners tot 2040,

vooral in Apeldoorn. In Twente lijken Almelo (+ 4,2

procent in 040) en Hengelo (+ 7,2 procent in 2040)

naar een maximale omvang uit te groeien van circa

75.000 respectievelijk een kleine 90.000 inwoners.

Voor Enschede wordt een groei voorspeld tot aan

2025, waarna een lichte daling van het inwonertal

kan optreden.

Krimp in Achterhoek en Twente, tenzij…

Demografische krimp lijkt zich vooral te gaan voor-

doen in de Achterhoek en Twente. In de absolute

top tien van sterkste dalers staan niet minder dan

zes Achterhoekse gemeentes die tegen 2040 bijna

10 procent – ruim 21.000 inwoners – krimpen.

Dinkelland, Hof van Twente en Twenterand vormen

het Twentse smaldeel in deze krimptop en raken

volgens de voorspelingen met ruim 7.800 minder

inwoners ruim 8 procent van hun populatie kwijt.

De Achterhoek is ook het gebied waar de krimp zich

als eerste zal manifesteren en reeds in 2015 krijgen

daar drie gemeentes – Montferland, Oude IJssel-

streek en Berkelland – volgens de kille cijfertjes te

maken met een dalende bevolking.

Tenzij. Alle berichten die de afgelopen jaren zijn

verschenen over de demografische ontwikkeling

van Nederland en de gevolgen daarvan voor bij-

voorbeeld de woningbouw, lijken beleidsmakers

vooral te inspireren tot het inzetten van de tegen-

aanval.

Krimp? Maar dan toch niet bij ons! Nog aantrekkelij-

ker bouwen, riant wonen in het groen. Kom Genie-

ten van Denekamp en Haal je Hart op in Heerde!

De formule ‘vraaggericht bouwen voor specifieke

doelgroepen’ lijkt inderdaad soms het tij te kunnen

Nieuwbouwprojecten in Ootmarsumfoto Erwin Zijlstra

Page 32: OOST 1-2010

32

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

keren. Neem Montferland, de circa 35.000 inwoners tellende ge-

meente ten zuiden van Doetinchem met kernen als Didam, Zeddam

en ’s Heerenberg. In alle krimplijstjes – absoluut en relatief – staat

Montferland hoog genoteerd en wordt een krimp voorspeld die kan

oplopen tot ruim 2.500 minder inwoners tegen 2040. In de periode

2005-2007 was deze ‘negatieve trend’ ook duidelijk waarneembaar

in de gemeente en daalde het aantal inwoners zelfs al licht onder

de 35.000.

Maar zie; het wonder geschiedt. In 2008 waren er weliswaar meer

sterfgevallen dan geboortes, maar steeg voor het eerst sinds jaren

het binnenlands vestigingsoverschot waardoor de bevolking toch

groeide. Er ‘lijkt een verband te bestaan met de nieuwbouwwo-

ningen die in dit jaar gereedkwamen’, concludeert de gemeente in

een geactualiseerd woningmarktonderzoek, ‘waardoor de negatieve

trend is doorbroken.’ Krimp bestrijden lijkt wel degelijk mogelijk.

Het tij valt te keren.

Montferland eist nu dan ook zijn plaats op onder de zon, die vooral

lijkt te schijnen in het aangrenzende gebied van Arnhem-Nijmegen.

‘Wij vinden dat de toekomstige groei van de Stadsregio Arnhem-

Nijmegen voor een deel moet worden opgevangen in Montferland.

Het kan niet zo zijn dat de hele regio groeit en dat er gemeentes

zijn die door een dalende bevolking in kernen en dorpen problemen

krijgen met de leefbaarheid en het draagvlak voor de voorzienin-

gen’, luidt het standpunt van de gemeente.

Interessant is dan te zien waar de onverwachte groei van de bevol-

king in deze Gelderse gemeente uiteindelijk aan te danken was. En

wat meteen duidelijk wordt zodra we de cijfers bekijken, is dat er

vooral sprake is van een omvangrijke uitwisseling binnen de regio:

mensen die de omliggende steden Doetinchem, Arnhem en Nijme-

gen graag verruilen voor een woning in dit wandel- en fietspara-

dijs, versus degenen die Montferland juist verlaten om zich in een

van deze steden te vestigen. De steden trekken daarbij overigens

per saldo aan het langste eindje.

Het positieve vestigingsoverschot heeft Montferland uitsluitend te

danken aan mensen afkomstig uit de gemeente Duiven, Rijnwaar-

den, Bronkhorst en Rheden. En laten deze gemeentes nu ook alle

vier te boek staan als toekomstige krimpgemeentes. Met andere

woorden; het probleem van de krimp is niet afgewend maar afge-

schoven naar de buren.

Dit is precies waar de provincie Gelderland begin dit jaar in een

notitie over krimp en groei voor waarschuwde. ‘Het is een mis-

verstand te denken dat door de bouw van meer woningen minder

jongeren weg zullen trekken, meer mensen van buitenaf zullen

worden aangetrokken en dat zodoende de bevolkingskrimp kan

worden voorkomen.’ Dit leidt volgens de provincie tot ‘contrapro-

ductieve concurrentie waarbij er alleen maar verliezers zijn.’ Het is

maar zeer de vraag of dergelijke waarschuwingen veel effect zul-

len hebben. De vooruitzichten van de statistiek moedigen voorlopig

vooral aan tot meer woningbouw, en alles wat daarbij hoort in de

termen van de regionale marketing: de ontwikkeling van ‘wervende

woonmilieus’, ‘creatieve steden met een kosmopolitisch karakter’,

’vernieuwende woon- en werkconcepten’ of ‘verbetering van de

toeristische en recreatieve aantrekkingskracht van de regio’.

Krimp in het oosten? Het oosten geeft nog geen krimp. <

Recreatie in historisch centrum Ootmarsum, bij H.H. Simon en Judaskerkfoto Erwin Zijlstra

Page 33: OOST 1-2010

Landschap Overijssel beheert en ontwikkelt natuur&landschap in heel Overijssel. Niet alleen in onze eigen natuurterreinen, maar ook bij particuliere eigenaren en agrariërs in het landelijk gebied. Zo adviseren wij in de hele provincie gemeenten en particulieren over natuurbeheer en groene diensten, zoals het herstel en onderhoud van houtwallen, lanen, boomgaarden en streekeigen erven. Wij communiceren over de waarde en schoonheid van natuur&landschap en begeleiden duizenden vrijwilligers die in dit veld actief zijn. Landschap Overijssel is een van de partners van Atelier Overijssel en wij zijn actief in de concretisering van ruimtelijke kwaliteit in de groene ruimte. Kortom, wij werken aan alles wat onze achtertuin zo waardevol maakt.

De kwaliteit van het landschapEen belangrijke kenmerk en kwaliteit van Overijssel is het gevarieerde natuurlandschap en agrarisch cultuurlandschap. Van rivierlandschap, open poldergebieden, veenontginningen en natuurgebieden tot en met het kleinschalige cultuur-landschap. Dit landschap wordt door de bewoners en bezoekers van Overijssel hoog gewaardeerd. Bewoners verbinden de identiteit van Overijssel nadrukkelijk aan het landschap. Deze kwaliteiten zijn in onze kenniseconomie een belangrijke vestigingsfactor.

De kosten en baten van het landschapDe kwaliteit van het landschap wordt al tientallen jaren aangetast. De duidelijke oorzaken zijn de oprukkende bebouwing voor wonen en bedrijven, de aanleg van infrastructuur en de vele uitgevoerde ruilverkavelingen. Maar ook het gebrek aan onderhoud van kenmerkende landschapselementen die het landschap vormen, is een belangrijke factor. De landschapselementen zijn in de loop der tijd gevormd, omdat ze een nutsfunctie hadden voor de agrariërs en andere buitenlui. In de huidige tijd hebben ze evenwel niet meer een bedrijfseconomische functie en kosten ze de individuele grondeigenaar vooral geld. Landschapselementen moeten onderhouden worden en dat brengt onderhoudskosten met zich mee. Ook nemen

landschapselementen ruimte in beslag en ze bepalen maat en schaal van de productieverkavelingen, waardoor productieverlies wordt geleden.Het landschap heeft echter ook veel baten, maar de opbrengst daarvan komen niet ten goede van het landschap maar aan anderen (ozb, recreatiebedrijven) of is niet beprijsd (gratis kunnen wandelen en fietsen in het landschap). Het landschap is kortom een collectief goed.

Groene en blauwe dienstenIn Overijssel wordt sterk ingezet op behoud, herstel en ontwikkeling van het landschap. Hiervoor is door de provincie het systeem van Groene en Blauwe Diensten ontwikkeld. Eigenaren van landschapselementen ontvangen voor onderhoud en herstel een vergoeding. Zij leveren immers een maatschappelijke dienst door het collectieve goed ‘mooi landschap’ te onderhouden. Landschap Overijssel voert, samen met Natuurlijk Platteland Oost, het werk van de stichting Groene en Blauwe Diensten Overijssel uit.

Vitaal landschap in een tijd van bevolkingskrimp Krimpende bevolking betekent voor natuur&landschap meer ruimte of minder aantasting. Maar de spagaat is dat het landschap, als collectief goed, financieel afhankelijk is van ruimtelijke ontwikkelingen of inwoneraantallen, zeker nu wij in een fase zitten dat de structurele collectieve financiering nog in ontwikkeling is. Daarnaast neemt de druk op de landschapselementen niet af, want het agrarisch grondgebruik wordt niet minder. Om ons landschap blijvend vitaal te houden, kan in de toekomst niet verwacht worden dat de relatief dunbevolkte plattelandsgemeenten alleen het onderhoud van het landschap financieren. Ook de dichtbevolkte gebieden zullen moeten gaan bijdragen, omdat ook die bevolking geniet van het mooie en waardevolle Overijsselse landschap. Landschap Overijssel voelt zich verantwoordelijk voor zowel het praktische onderhoud en herstel van het landschap als voor het ontwikkelen van beleid voor de nieuwe uitdagingen waarvoor wij komen te staan.

Uw achtertuin is

groter dan u denkt

Page 34: OOST 1-2010

34

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

‘ We zitten midden in een achter-stands wijk!’In het oosten is de bevolkingsontwikkeling er meer een van herschikking dan van absolute krimp. Groene gebieden worden groener, rode gebieden roder. Tussen Arnhem en Nijmegen ligt een van de grote gebieden waar de bevolking gaat toenemen. Maar die ontwikkeling moet wel worden gestuurd en begeleid. Groei is goed, maar ongecontroleerde groei leidt tot woekering. Een voorbeeld is de gloednieuwe Arnhemse wijk Schuytgraaf. Over de bouwrijpe kavels scharrelen alweer patrijzen en fazanten tussen het onkruid.

DOOR MARTIN PIETERSE

Nieuwbouwwijk Schuytgraaffoto Erwin Zijlstra

Page 35: OOST 1-2010

35o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

Misschien bestaan ze toch: die kleine groene man-

netjes, die in hun vliegende schotels rond de aarde

vliegen, op zoek naar een plaats om te landen? Het

zou zomaar kunnen dat ze hun begerige blikken op

de Arnhemse nieuwbouwwijk Schuytgraaf laten val-

len. Vanuit het heelal gezien is Schuytgraaf immers

een prima plek om je UFO te parkeren: het terrein is

keurig vlak gemaakt, maar er staan amper huizen.

Ruimte zat!

Iedereen die op Google Maps de satellietfoto van

de wijk aanklikt, krijgt een idee hoe Schuytgraaf

er momenteel bijligt. Hoewel de foto op Google al

wat ouder is, en dus achterhaald, geeft hij een tref-

fend sfeerbeeld van een lege wijk die maar niet wil

groeien, en die daardoor in feite verschrompelt nog

voordat hij goed en wel wortel heeft geschoten.

Ooit, eind vorige eeuw, besloot de gemeente Arn-

hem om uit te breiden op een stuk boerenland

tussen het Betuwse dorp Driel en de spoorlijn van

Arnhem naar Nijmegen. Maagdelijke grond, waar

alles mogelijk scheen. ‘Schuytgraaf’ moest deze bij-

zondere woonplek gaan heten. De plannen waren

spectaculair. ‘Wonen’ was een te simpel begrip voor

de belevenis die de aanstaande burgers van Schuyt-

graaf te wachten stond.

De buurtjes van Schuytgraaf zouden verschillende

thema’s krijgen, met bijpassende architectuurstijlen

en sfeer. Zelfs de postmoderne straatnamen sug-

gereerden een urbane totaalbeleving van een niet

eerder vertoonde soort. Schuytgraaf zou een steden-

bouwkundig en architectonisch schouw toneel wor-

den, waarop de hippe stedeling van de toekomst

zijn spannende leven zou leven. Voor eens en voor

altijd zou Arnhem laten zien dat het in staat was om

vorm te geven aan de stad van de eenentwintigste

eeuw.

Er zou door de hele wijk een gracht worden aan-

gelegd, niet slechts om het regenwater af te voe-

ren, maar nadrukkelijk ook om er ’s winters op

te schaatsen. Bij elke bocht in de gracht zou de

schaatser verrast worden door spannende vista’s en

romantische doorkijkjes. De leuke koek-en-zopie-

tentjes wilde de gemeente er eventueel zelf wel bij

bedenken.

En natuurlijk: kunst! Kunst in de wijk, als visite-

kaartje en als markeringspunt. En dan geen bronzen

beelden in het onderhoudsarm gemeentestruweel,

maar bijzondere kunst: geluidsfragmenten die via

transponders op de autoradio’s van voorbijrijdende

auto’s zouden worden uitgezonden. Zoiets. Totaal

anders, alles was immers mogelijk in Schuytgraaf.

Armetierige perkjes

Onlangs is de hele Arnhemse kunstcommissie op-

gestapt, mede omdat de kunst in Schuytgraaf na

tien jaar soebatten maar niet van de grond wilde

komen. Er kwam wel meer niet van de grond in

Schuytgraaf, vanaf het prille begin. Gemeente en

projectontwikkelaars bleken al snel hun huiswerk

niet te hebben gemaakt. Het ontbrak aan regie. De

lijst met klachten begon, zodra de eerste bewoners

de sleutel in hun nieuwe voordeur staken.

De smalle ontsluitingsweg kon het verkeer niet aan,

bus- en treinverbindingen ontbraken of waren on-

voldoende. Er waren nauwelijks winkels en andere

voorzieningen. Op de artist impression in de folder

stond veel meer groen getekend dan de armetierige

perkjes die de gemeente daadwerkelijk aanlegde.

Zelfs de te schel brandende straatlantarens verpest-

ten de sfeer in de smalle straatjes van Schuytgraaf,

dat zo zijn best deed om op een knus Betuws dorp

te lijken.

Bijna elke week stonden er verhalen in de krant

van bewoners die meer van Schuytgraaf hadden

verwacht. In 2008 konden de Schuytgravers hun

klachten zelfs kwijt op een speciale internetsite met

de omineuze titel www.spuigraaf.nl. Hoorzittingen

met boze bewoners eindigden steevast in cynisch

gegrom. Dat was geen goede reclame voor Schuyt-

graaf. De aanvankelijke groeispurt doofde snel uit.

Projectontwikkelaars begonnen hun eisen naar

beneden bij te stellen. Woningcorporaties raakten

de dure koophuizen aan de straatstenen niet kwijt,

waarna het onverkochte gedeelte werd omgelabeld

tot ‘sociale huurwoningen’. Mensen die voor veel

geld een exclusieve woning op een toplocatie dach-

ten te hebben gekocht, kregen ineens te maken met

luidruchtige gribusburen en vernielzuchtige hang-

jongeren. ‘We zitten midden in een achterstands-

wijk!’, verzuchtte een koper op een bijeenkomst van

teleurgestelde bewoners.

Nu de kredietcrisis aan zijn tweede jaar is begon-

nen en de woningmarkt is ingestort, wordt alles

alleen maar erger. Om toch nog huizenkopers naar

Schuytgraaf te lokken, geven de woningcorporaties

sinds kort zelfs garanties dat de oude woningen die

de mensen elders achterlaten worden aangekocht.

Veel projecten zijn voor onbepaalde tijd in de ijskast

gezet.

Als Schuytgraaf iets laat zien, is het wel dat een

groeiwijk een strakke regie behoeft. Je kunt als ge-

meente niet zomaar een stuk land verkavelen, ach-

ter een bureau sprookjesachtige plannen bedenken,

en het echte werk vervolgens ruimhartig overlaten

aan calculerende projectontwikkelaars. Het is naïef

van bestuurders om te denken dat alles wel goed

komt. Groeien is goed, maar ongecontroleerde groei

leidt tot woekering. Intussen kijken veel Schuytgra-

vers uit over bouwkavels die langzamerhand wor-

den overwoekerd door brandnetels en struikgewas,

waartussen patrijzen en fazanten rondscharrelen.

Ook mooi, die ongerepte natuur. <

Nomaden hebben hun eigen woon- en werkplek gevonden in de

nieuwe wijk Schuytgraaffoto Erwin Zijlstra

Page 36: OOST 1-2010

DOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN

36

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

‘Moedig voorwaarts!’Dagtocht naar het Ruhrgebied

Uitzicht op het Landschapspark in het Rurhgebied vanaf gasometer Oberhausenfoto Fotografie 21Lux

Page 37: OOST 1-2010

37o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

In Oost-Nederland zijn groei en krimp relatieve begrippen. Maar hemelsbreed amper veertig kilometer verwijderd van onze oostgrens bevindt zich een gebied dat mag gelden als een laboratorium van zowel groei als krimp: het Ruhrgebied. De Arnhemse kunstenaar Hans Jungerius maakte er een langdurig project van.

Veelzeggend is het feit dat zijn eigen verzameling

nauwelijks foto’s bevat van de onbetwiste hoogte-

punten van het industrieel erfgoed – des te meer

van het typische, door industrie uitgeputte land-

schap van de Ruhrstreek. Beeldend kunstenaar Hans

Jungerius zwerft al twintig jaar door dit gebied.

Sinds kort woont hij niet alleen in Arnhem maar ook

in Oberhausen. Hij houdt van plekken die toeristen

doorgaans mijden, maar zijn werk getuigt van een

missie om daar verandering in te brengen. Althans:

om onze aandacht te vestigen op een gebied met

een interessante biografie, waarvan de sporen goed

zichtbaar zijn gebleven. Het is een fascinatie die

hij deelt met Rob Groot Zevert met wie hij Stich-

ting G.A.N.G. runt, ‘platform voor beeldende kunst’,

standplaats Arnhem. En met zijn kompanen van het

aan G.A.N.G. gekoppelde RUHRBURO: Boris Sieverts

(beeldend kunstenaar, Keulen), Mustafa Tazeoglu

(film- en televisiemaker, Essen) en Dirk Haas (geo-

graaf en stedenbouwkundige, Essen). Belangrijkste

doelstelling vormt hun streven de bekendheid van

het Ruhrgebied in Nederland te vergroten. En om

culturele vormen van samenwerking en uitwisse-

ling in de grensregio tot stand te brengen. Eén van

hun vele plannen is project Bootschaft: de aankoop

van een duwbak die voorzien van een tentoonstel-

lingsruimte en auditorium het Ruhrgebied binnen

zal varen. Een drijvende ambassade op tournee die

en passant reclame maakt voor de kandidaatstel-

ling van stadsregio Arnhem-Nijmegen als culturele

hoofdstad 2018. Een andere manier om de Ruhr-

streek onder de aandacht te brengen, vormen de

dagtrips.

Het zwarte goud

Na een inleiding van Hans Jungerius in de rol van

reisleider, afgesloten met de woorden ‘Moedig voor-

waarts!’, kruipt de bus een van de hoogste afvalber-

gen in de regio op. Even later staan we, de Kaffee

und Kuchen moeten worden verdiend, koukleumend

op de skipiste van het Alpinecentrum in Bottrop.

Met 640 meter de langste indoor-skihelling ter

wereld. Per dag kunnen hier 2.000 mensen terecht

om te skiën en te sleeën, óók als de mussen van het

dak vallen. Het hooggelegen terras van de in Alpen-

Hans Jongerius foto Marie-José van Beckhoven

Hans Jongerius leidt de excursiegroep rond foto Anne ten Ham

Page 38: OOST 1-2010

38

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

hutstijl ingerichte horecagelegenheid biedt uitzicht

op het landschap. De zon schijnt en uit de grootste

kolenvergasser van Europa ontsnappen schilderach-

tige bloemkoolwolken.

Het Ruhrgebied, in deelstaat Nordrhein-Westfalen,

vormt een zeer markant voorbeeld van wat over-

haaste groei en krimp in een gebied kunnen be-

werkstelligen. Het gaat om grofweg zo’n 80 bij 50

kilometer, in het zuiden begrensd door het riviertje

de Ruhr en in het noorden door de Lippe. Westgrens

vormt de Rijn tussen Duisburg en Dinslaken en de

steden Hamm en Hagen markeren de oostrand.

Midden in dit gebied tussen de laatste heuvels

van het Rheinische Schiefergebirge stroomt de

Emscher. Ruim 150 jaar geleden was dit nog een

dunbevolkte en armzalige, agrarische streek met

heidevelden en zandgronden. Toen rond 1830 de

diepere steenkoollagen toegankelijk werden, brak

de Industriële Revolutie aan. De vette steenkool

die bij de Emscher werd bovengehaald was zeer

geschikt voor de productie van cokes, de brand-

stof voor de ijzerwinning. Aldus voegde zich bij de

mijnbouw de staalindustrie. Deze beide takken van

zware industrie, met later nog de elektrotechnische

en chemische industrie erbij, zouden karakter en

aanzien van het gebied drastisch wijzigen. Zo ver-

anderde het landelijke gebied in rap tempo in de

grootste industriemetropool van Europa. Chaotisch

groeiend klonterden dorpjes en stadjes samen tot

één agglomeratie, waar op het hoogtepunt zes mil-

joen mensen woonden. Ruw geschat zo’n 1.150 in-

woners per km2, bijna tweeënhalf keer zoveel als in

het dichtbevolkte Nederland! Rond de jaren zestig

keerde het tij en kwam de klad in de zware indus-

trie. De vraag naar steenkool kelderde. Bovendien

werd het simpelweg veel goedkoper om het zwarte

goud, dat in steeds diepere aardlagen verborgen

zat, per schip aan te voeren. Van de 600 mijnen

zijn er nu nog maar enkele in bedrijf en die zullen

naar verwachting uiterlijk 2018 dicht gaan. Ook

de meeste hoogovencomplexen sloten de poorten.

Fabrieken raakten in verval en fabrieksterreinen

kwamen braak te liggen. De werkloosheid groeide

schrikbarend en de mensen begonnen weg te trek-

ken. Over die teloorgang rollen vergrijzing en de

huidige, wereldwijde recessie.

Over krimp gesproken: inmiddels is het bevolkings-

aantal met bijna één miljoen gedaald. In Oberhau-

sen, zonder hogescholen of universiteit, verlaten

vandaag nog naar schatting 5 tot 8.000 mensen per

jaar de stad. Alle steden zijn failliet en staan onder

curatele van Düsseldorf, vertelde Jungerius ons. Zijn

‘Moedig voorwaarts!’, begon een andere klank te

krijgen.

Surrealistisch decor

Maar niet alleen demografische krimp en econo-

mische teruggang kenschetsen de recente historie

van het Ruhrgebied. Met een zeldzame stoutmoe-

digheid heeft men die ontwikkelingen het hoofd

geboden en oplossingen gevonden in ‘herbestem-

ming’ en ‘herstructurering’. In deze grootschalige

metamorfose speelde de Internationale Bauausstel-

lung (IBA) Emscherpark 1989-1999 een cruciale

rol. De IBA vormde de schakel in de fondswerving

en zorgde voor de noodzakelijke regionale plan-

ning en samenhang tussen de talloze projecten in

een gebied van 800 km2, met zeventien steden en

twee miljoen inwoners. Opzienbarend in dit hele

proces is de omgang met de industriële erfenis. In

het Emscher Landschaftspark, echt een nieuw type

park, is die overal zichtbaar en feitelijk bepalend

voor sfeer en beeld. Voormalige industriegebouwen

verdwijnen hier niet rücksichtslos onder de sloop-

hamer, zoals in Nederland op heel veel plekken is

gebeurd. Een groot aantal kreeg inmiddels de sta-

tus van beschermd monument. Zeche Zollverein in

Essen (Zeche = mijn), ook bezoekerscentrum van de

toeristische Route der Industriekultur, staat zelfs op

de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Andere ge-

bouwen kregen een tweede leven als wetenschaps-

centrum of bedrijfsonderkomen, zoals het prachtige

hoofdgebouw van mijncomplex Zeche Nordstern in

Gelsenkirchen. En veel nieuwe bestemmingen wor-

den gevonden in de kunst- en cultuursector, of in de

sport en recreatie. Zo werd de voormalige gashou-

der in Landschaftspark Duisburg-Nord gevuld met

water. Dat verklaarde ook de plotselinge aanwezig-

heid op de parkeerplaats van mannen met duik-

pakken en gasflessen onder de arm. De plek van

de ertsbunkers heet er nu Klettergarten (klimtuin).

In een surrealistisch decor van massief betonnen,

metershoge wanden bungelen bergbeklimmers aan

hun touwen. Zo werd de Ruhr een landschappelijk

monument voor het aanpassingsvermogen van de

mens aan zijn omgeving – en vice versa.

Adembenemende onderneming

Jungerius’ voorliefde voor de esthetiek van ste-

delijke ruis, voor de contrasten en de ‘achterkant’

van de publieke ruimte tekent de route. We krijgen

niet alleen de vriendelijke arbeidershuisjes van

Gartenstadt Weltheim uit het begin van de twin-

tigste eeuw te zien. De bus rijdt er ook langs het

dorpspleintje met de metershoge Luftschutzbunker,

Verlaten fabriek Landschaftspark Duisburgfoto Anne ten Ham

Alpenblokhut onder de skihelling van Alpinezentrum, Halde Bottrop foto Hans Jongerius

Page 39: OOST 1-2010

39o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

gebouwd ter bescherming van een nabijgelegen

terrein waar de nazi’s kolen tot benzine vergasten.

We bezoeken niet alleen de industriële monumen-

ten. Hans Jugerius wijst ons even enthousiast op

de karakteristieke drankkioskjes, de bovenmatig

vele bouwmarkten en tuincentra en op de Aldi’s

en Lidl’s met onafzienbare parkeerplaatsen. Soms

houdt de bus halt op plekken waar ‘niks’ te zien is.

Zoals het braakliggend terrein bij Oberhausen, dat

tot het faillissement eigendom was van de Gutehoff-

nungshütte (Hütte = hoogoven). Daarna kreeg het

de veelbelovende naam Zukunftspark en werden er

voortvarend wegen en rotondes aangelegd, maar de

werkelijkheid hield geen rekening met groeiprog-

noses. In plaats van bedrijven bloeien er nu vlinder-

struiken en berken, de pioniers van het plantenrijk

die niet malen om sintels, beton en zwaar vervuilde

grond. Ook wortelden er allerlei exoten, meegevoerd

met de ijzererts uit Brazilië. We struinen dwars

door deze Industrienatur richting CentrO, het me-

gawinkelcentrum dat als een luchtspiegeling boven

de dorre planten zweeft. Dwars door het winke-

lend publiek bereiken we, via de achteruitgang

(!), de uitgaansstrip met talloze cafés, restaurants,

een bioscoopcomplex, muziektheater en pretpark.

Vlak daarachter bevindt zich de 120 meter hoge

Gasometer Oberhausen, in gebruik als tentoonstel-

lingsruimte. Een glazen lift voert naar het 120 meter

hoge dak. Het laatste stuk moet op spierkracht: voor

de medemens met hoogtevrees een adembene-

mende onderneming, vandaag des te meer dankzij

de wind die giert rond het open trappenhuis. Maar

het uitzicht is spectaculair. De groen- en oranjekleu-

rige gifluchten opgeslagen in mijn jeugdherinnerin-

gen zijn onvindbaar, maar de forse rookpluimen her

en der doen de benaming Ruhrpott toch eer aan.

Onvermoeibaar wijst onze gids ons op het dichte

netwerk van verkeers-, spoor- en vaarwegen. Op

de koeltorens en industriecomplexen, de oude

mijnschachten en de dominant in het landschap

aanwezige Halden (= stortbergen van de mijnen).

We verbazen ons erover dat dit zo dichtbevolkte,

verstedelijkte industrielandschap zo onwaarschijn-

lijk groen is. Een paar decennia geleden was dat

nog heel anders, maar nu maakt zelfs natuurschoon

behoedzaam zijn rentree. <

www.ruhrburo.nl

Route der Industriekultur: www.rvr-online.de

www.iba.nrw.de

Verlaten terrein bij voormalige Zeche Bismarck, Landschaftspark Duisburgfoto Hans Jongerius

Gasometer in Landschaftspark Duisburg-Nordfoto Hans Jongerius

Excursiegroep tijdens bezoek aan Ruhrgebiedfoto Anne ten Ham

Page 40: OOST 1-2010

40

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

Krimp in Dinkelland,groei in Barneveld

In het oosten volgen de demografische ontwikkelingen een eigen dynamiek. In sommige gebieden krimpt de bevolking, in andere groeit ze. Ook hebben deze ontwikkelingen hier een heel eigen, verassend gezicht.

DOOR MARK HENDRIKS

Pittoresk straatbeeld met vakwerkhuizen, Ootmarsumfoto Erwin Zijlstra

Page 41: OOST 1-2010

41o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

Krimp in Dinkelland

De provinciale weg naar Denekamp leidt door het glooiende Twentse land. Tus-

sen de herfstkleurige bossen strekken grazige essen zich uit. In de verte een

kerktoren, dichtbij het rode dak van een markante boerderij.

In het dorp Denekamp is het gezellig druk. De wekelijkse markt is neergestre-

ken op het plein voor de dertiende-eeuwse zandstenen kerk. Oudere echtparen,

enkele toeristen en moeders met kinderen struinen langs de kramen met vis,

brood, groente en vleeswaren. Het historische hart van het dorp heeft deze

koude woensdagochtend een frisse aanblik. Het plein is schoon en verzorgd. De

traditionalistische nieuwbouw van het gemeentehuis huisvest een restaurant en

feestzaal en aan de overkant herbergt een gloednieuw gebouw het postkantoor,

een makelaarsbureau en een grand café. In de wel onderhouden panden aan de

Grotestraat zitten kledingzaken, interieurwinkels en beautysalons.

Niets in dit kleine dorp, gelegen in het uiterste noordoosten van Twente op

slechts elf kilometer van het Duitse Nordhorn, biedt aanknopingspunten voor de

werkelijke reden van het bezoek: een zoektocht naar de eerste verschijnselen

van bevolkingskrimp. Want dat is wat de cijfers voorspiegelen. In de gemeente

Dinkelland – waartoe Denekamp behoort – daalt de bevolking volgens de bere-

keningen van het Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid de komende

zes jaar met 2,5 procent. Het totale aandeel jongeren neemt tot 2019 af met

meer dan 24 procent, terwijl het percentage ouderen blijft groeien.

De vrijpostige koopman van vishandel Wekking reageert argeloos wanneer

hij geconfronteerd wordt met de harde getallen: ‘U moet weten, ik sta hier al

heel wat jaren op de markt. Ik heb nooit iets gemerkt van minder mensen of

aanloop.’ Ook de etalage van de plaatselijke makelaar doet niet vermoeden dat

bevolkingskrimp aanstaande is. De aangeboden woningen staan allemaal in het

naburige Duitsland, op een vrijstaand huis van bijna drie ton in Noord-Deurnin-

gen na. Wie Dinkelland bezoekt, hoeft niet te rekenen op typische krimpver-

schijnselen als dichtgetimmerde ramen of tal van bordjes met ‘Te koop’ in de

voortuinen. Zelfs de gehuchten in de buurt ogen levendig met luxe kledingzaken

(Tiggelte), een villawijk en basisschool (Noord-Deurningen) en een vlijtig bedrij-

venterrein (Rossum).

Wandelend en rondrijdend ontstaat de overtuiging dat bevolkingsdaling de

kracht van Dinkelland – wonen, recreëren en leven in een magnifiek landschap

– juist kan versterken. Zoals onderzoeker en krimpkenner Wim Derks in het re-

gionale dagblad Tubantia zei: ‘Krimp is mooi, want drukte vinden we niet leuk.’

Enkele constateringen onderweg bevestigen dit. Langs de zuidelijke ‘ringweg’

(N342) van Denekamp hebben bewoners van een pas gebouwd wijkje uitzicht

over het Twentse land van boerderijen, weiden en essen, bossen en houtwallen.

Op weg naar het in de bossen verscholen Beuningen valt op hoe de stedelijke

ruis van bedrijvendozen, tankstations, opgedirkte boerderettes, uitspanningen

en billboards vrijwel overal ontbreekt. De smalle Paasbergweg richting het

buurtschap Echeria passeert sprookjesachtige boerderijen tegen een achtergrond

van bosranden en weidse vergezichten. Wandelaars maken zich in een bleek

zonnetje gereed voor een weldadige wandeling over paden en lanen. Tijdens

de lunch valt in het lokale krantje te lezen dat de inwoners van Dinkelland trots

mogen zijn: na zonsondergang is hun gemeente de donkerste van Nederland.

De invloed van krimp heeft raakvlakken met actueel beleid. Dinkelland ligt in

Nationaal Landschap Noordoost-Twente, wat onder meer inhoudt dat het migra-

tiesaldo nul moet zijn. Dit betekent simpelweg dat de instroom van bewoners

van buiten de gemeente niet groter mag zijn dan de uitstroom. Geen probleem

voor Dinkelland, waar het migratiesaldo -0,39 is. Verder presenteerde de ge-

meente onlangs een woonvisie voor de periode tot 2020. Hierin is speciale

aandacht voor de huisvesting van ouderen en het behoud van jonge starters.

Denekamp, Ootmarsum en Weerselo zijn terecht aangewezen als verzorgingsker-

nen, terwijl de kleinere plaatsen zich volgens de visie ‘moeten ontwikkelen tot

aantrekkelijke woonkernen in het groen’. Tot slot wil de gemeente meer inves-

Karakteristiek beeld met boerderijen op het platteland gemeente Dinkellandfoto Erwin Zijlstra

Verlaten winkelpand in de winkelstraat Grotestraat in

Ootmarsum, waar eerder de ambachtelijke slager zatfoto Erwin Zijlstra

Page 42: OOST 1-2010

42

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

krimpgroeiDe groei en krimp van Denekamp

In 1855 was Denekamp een klein dorp rondom de kerken en de brink.

Inmiddels is Denekamp uitgegroeid tot een dorp met circa 8.800 inwoners.

In het komende decenia zal Denekamp te maken krijgen met krimp.

© MUST stedenbouw Bronnen: Grote Historische Atlas van Nederland, Oost-Nederland 1830-1855.

Wolters-Noordhoff Atlasproducties (1990) Diverse websites

1855Klooster Zusters FranciscanessenR.K. Sint. NicolaaskerkNed. Hervormde kerkHavezathe Huis SingravenHet Sterrebos, park op het landgoed SingravenWatermolens van Singraven1925 1953 1984 1998 2010

prognose tot 2015: bevolkingsdaling -2,5%prognose tot 2025: bevolkingsdaling - 6,7%prognose tot 2040: bevolkingsdaling - 12,5

Page 43: OOST 1-2010

43o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

teren in recreatie om toekomstige financiële lacunes – krimp kost immers geld

– op te vullen. Daar is afgezien van een handjevol boerencampings nog weinig

van te zien, al worden her en der evenementen aangekondigd, zoals een woon-

beurs, de Twentse herfstfair, een antiekmarkt en een Schlagerfest.

Aan het einde van de tocht lijkt de krimp zowaar zichtbaar. In het pittoreske

Ootmarsum – de toeristische trekpleister van de regio getuige de grote parkeer-

plaats en lichtkrant bij binnenkomst – staat op de hoek van de hoofdwinkel-

straat het verlaten winkelpand van de lokale slager. Is hij vertrokken vanwege

te weinig klandizie of verhuisd naar een beter en moderner onderkomen?

Groei in Barneveld

Bruusk staan ze in het strenge landschap van de Gelderse Vallei, de twee

splinternieuwe kerkgebouwen aan de rand van Barneveld. Het ene pand –

roodbruine steen, crèmekleurige pilaren, kopergroene toren – is van de Ge-

reformeerde Gemeente in Nederland en biedt plaats aan 2.500 kerkgangers,

de ander is wat kleiner en behoort tot de Gereformeerde Gemeente. De twee

gemeentes waren een, totdat de Gereformeerde Gemeente in Nederland zich in

1953 afsplitste.

De nieuwe gebedshuizen zijn gebouwd omdat de bestaande kerken in het

centrum van Barneveld te klein werden, vertelt koster Wout Hazeleger van de

Gereformeerde Gemeente in Nederland. De zonnige woensdagmiddag gebruiken

hij en zijn zoon om op het uitgestrekte parkeerterrein de witte touringcar van de

kerk in de was te zetten. ‘Het oude gebouw kon de groei van onze kerkgemeen-

schap niet meer aan. De zalen waren overvol en het parkeerterrein te klein.

Daarom besloten we een nieuw gebouw te betrekken aan de rand van het dorp.

De oude kerk wordt in de toekomst gesloopt voor woningbouw.’ Volgens Haze-

leger is de groei van de kerk symbolisch voor de ontwikkeling van Barneveld

in het algemeen. ‘Je ziet dat de toename van het aantal reformatorische Barne-

velders (de rechterflank van het protestantisme, MH) gelijke tred houdt met de

algehele bevolkingstoename. Er zijn voorspellingen dat de bevolking toeneemt

tot 60.000 inwoners. Je kunt dus gerust zeggen dat wij van krimp geen last

hebben.’

Terwijl het grootste deel van Nederland ontkerkelijkt, zijn hier dus op nog geen

honderd meter van elkaar, midden in het landelijk gebied, twee reusachtige

kerkgebouwen verrezen. De boerderijen aan weerszijden verbleken bij zoveel

religieus vertoon.

Zonder verklaringen te zoeken in recente ruimtelijke ontwikkelingen, de soci-

aal-economische situatie of het actuele beleid van de gemeentepolitiek, mag

de christelijke signatuur van de Gelderse gemeente als een motor achter de

voortgaande bevolkingstoename – 15 procent volgens het Kenniscentrum voor

Bevolkingsdaling en Beleid – worden gezien. Volgens koster Hazeleger over-

stijgt de natuurlijke aanwas de komst van mensen van buiten ruimschoots. Een

tendens die te verklaren is door de forse omvang van de meeste Barneveldse

huishoudens.

Er zijn meer signalen voor de groei van Barneveld – dat vooral bekendheid

geniet om zijn pluimvee en computerfirma Baan. Wie vanaf de A1 de afslag

richting het dorp neemt, belandt op het gigantische bedrijventerrein Harselaar,

ooit een lieflijk buurtschap, nu het domein van loodsen, hallen en kantoren. De

stedelijke ruis die vanmorgen in Dinkelland ontbrak, is hier volop aanwezig. Op-

vallend zijn enkele dichtgetimmerde woonhuizen langs de Stationsweg, wegge-

stopt tussen billboards, benzinestation, transferium, silo’s van mengvoergigant

Rijnvallei, bowlingcentrum, gezondheidspraktijk en sporthal. Richting Lunteren

De nieuwe kerk Gereformeerde Gemeente, de Adullamkerk, Barneveldfoto Erwin Zijlstra

De nieuwe kerk Gereformeerde Gemeente in Nederland, de Hoeksteen, Barneveldfoto Erwin Zijlstra

In het zuidoosten van Barneveld is de nieuwe woonwijk Veller in aanbouwfoto Erwin Zijlstra

Page 44: OOST 1-2010

44

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

in het zuiden wordt gebouwd aan de 450 woningen van de nieuwe

wijk Veller. Het gemeentelijk beleid is erop gericht hier eerst jonge

Barnevelders te huisvesten, voordat mensen van buitenaf een kans

maken.

Steeds meer mensen geloven dat de oostelijke grens van de Rand-

stad inmiddels bij Barneveld ligt. In de vorig jaar verschenen Struc-

tuurvisie Randstad 2040 belijdt het kabinet deze zienswijze door het

gebied rondom Barneveld aan te wijzen als mogelijke woningbouw-

locatie voor Randstedelingen uit Almere en elders.

Rijdend door de Gelderse gemeente – in oppervlak een van de

grootste gemeentes van het land – valt op hoe groot het contrast is

met het vanochtend bezochte, schilderachtige Dinkelland. Komend

vanuit het oosten is Barneveld inderdaad de poort naar de Randstad,

compleet met de uitwassen die bij een dergelijke status horen. Agra-

rische enclaves als Stroe en Kootwijkerbroek zijn onderhevig aan

catalogusbouw, anonieme bedrijventerreinen, zielloze winkelcentra

en kitscherige villa’s aan de rand. Zelfs de veestallen zijn uniform en

hebben niets van wat deze streek zou moeten typeren. Bevolkings-

groei mag dan economisch meer opleveren – meer geld in het ge-

meentefonds, werkgelegenheid enzovoort – garantie voor ruimtelijke

en landschappelijke kwaliteit is het geenszins.

Pas tegen de avond is ten oosten van Barneveld in het buurtschap

Essen op een driesprong van wegen een plekje gevonden: zo ver-

stild, zo mooi, met aan de horizon van het vergeelde maïsveld de

contouren van het Veluwemassief. Het doet de bezoeker beseffen

dat niet alleen de Randstad dichtbij is, maar ook de uitgestrekte

wouden van ’s lands grootste natuurgebied. <

Boerderijen in agrarische enclave Kootwijkerbroek zijn onderhevig aan catalogusbouwfoto Erwin Zijlstra

Page 45: OOST 1-2010

45o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

De een z’n verval is de ander z’n bloei: zo kan het er uitzien in de openbare ruimte. Dat geldt des te sterker wanneer buurgemeentes van oudsher niet zoveel gemeen hebben. Ulft, Silvolde en Terborg liggen rond een grote groene ruimte met de Oude IJssel als verbindend element: het groene midden van Oude IJsselstreek. Historische en culturele verschillen hebben hun sporen nagelaten, waardoor Terborg kon vervallen en Ulft bloeide. Maar er gloort hoop.

Tegenstellingenin deOude IJsselstreekDOOR TON VERSTEGEN

Voormalige DRU-fabriekscomplex, Ulft. Het complex is herontwikkeld

en heeft nieuwe woon-, werk en culturele bestemmingen gekregen foto Erwin Zijlstra

Page 46: OOST 1-2010

46

oo

stF

EB

RU

AR

I 2010

Ulft

Als alles even hard zou krimpen is er niets aan de hand. Niemand merkt er wat

van, de krimp wordt evenredig verdeeld. Krimp is echter een relatief verschijn-

sel, net als groei overigens. Groei op de ene plaats gaat vaak gepaard met krimp

elders, of minder groei, wat ook een vorm van krimp genoemd kan worden. Re-

latief houdt verband met relatie, vandaar ook dat de gedachte kan opkomen dat

de lust en last van groei en krimp gezamenlijk gedeeld zouden moeten worden,

regionaal bijvoorbeeld. Dat is lastig wanneer regio’s geen bestuurlijke eenhe-

den zijn. Maar door gemeentelijke herindeling is menige regio of streek tot zo’n

eenheid gepromoveerd. De solidariteit wordt opgelegd, ofschoon onderhuids

oude gevoeligheden kunnen blijven bestaan. Dit zien we bijvoorbeeld bij de

twee kernen Terborg en Ulft, die in 2005 opgingen in de gemeente Oude IJs-

selstreek. Ulft hoorde bij de gemeente Gendringen, Terborg samen met Silvolde

en Varsseveld bij de gemeente Wisch. Ulft en Terborg danken hun geschiedenis

en welvaren voor een belangrijk deel aan de ijzerindustrie langs de Oude IJssel.

Vulcaansoord in Terborg werd echter al in de jaren tachtig van de vorige eeuw

opgeheven, terwijl de DRU-fabrieken in Ulft in 2003 dichtgingen. Dat tijdsverschil

is belangrijk. In Terborg werd het fabriekscomplex langs de Oude IJssel gesloopt

en opgevuld met rommelige bedrijvigheid. In Ulft wordt het bedrijventerrein en

directe omgeving als één project herontwikkeld met als belangrijkste partijen de

gemeente Oude IJsselstreek, Klaassen Vastgoed Ontwikkeling, woningcorporatie

Wonion en stichting BOEi ( Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en

Exploitatie van Industrieel Erfgoed). Aan de rand van het terrein komen nieuwe

woonwijkjes, het monumentale centrumgebied (de Cité Industrielle) blijft behou-

den. Zeven fabrieksgebouwen die zijn bestempeld tot industrieel erfgoed krijgen

op de gerestaureerde watertoren na, nieuwe bestemmingen. Het Portierscomplex

is inmiddels grondig verbouwd en werd eind oktober 2009 geopend. In ruimtes

waar zich vroeger de portiersruimte bevond of het schaftlokaal, zijn nu een biblio-

theek, een poppodium, een theaterzaal, een conferentiezaal annex raadszaal, een

Turkse culturele stichting en een grand café ondergebracht. In andere gebouwen

wordt druk getimmerd. BOEi is bezig in de Badkuipenfabriek riante woonwerklofts

te realiseren. Woningbouwvereniging Wonion verbouwt de zuidvleugel van de

vroegere emailleerfabriek – naar de architect het Beltmancomplex genoemd – tot

grondgebonden woningen in drie lagen. In de noordvleugel vestigt zich Wonion

zelf met zijn zestig medewerkers. In de Afbramerij waar de tentoonstelling ‘IJzer

in de regio’ staat opgesteld, inclusief DRU-producten zoals de beroemde oranje

braadpannen, komt het Nederlands IJzermuseum.

Nog voor de opening is het hippe Schaftlokaal, ingericht door M+R interieurar-

chitecten uit Eindhoven, op een doordeweekse dag tijdens lunchtijd al redelijk

vol. De nieuwe cultuurfabriek lijkt een succes te worden en een regionale trekker

van belang. Maar er is ook nog een nauwe band met Ulft. Peter van Toor, lid van

de oudheidkundige vereniging die ons rondleidt over het terrein, vertelt dat het

bezoek aan de gemeentelijke bibliotheek die uit het centrum van Ulft naar het ver-

bouwde portierscomplex is verplaatst, met twintig procent is toegenomen.

Terborg

Ulft, Silvolde en Terborg liggen rond een grote groene ruimte met de Oude IJssel

als verbindend element. Het is het groene midden van Oude IJsselstreek. In Ter-

borg loop je vanuit de Hoofdstraat langs kasteel Wisch, dat beperkt voor publiek

toegankelijk is. Het beeld op de kop van de Hoofdstraat is onthullend: deftige

maar vervallen panden tegen het machtige groene decor van Paasberg en kasteel

Wisch. DRU-fabriek versus kasteel-voor-de-stad, het zegt ook iets over de ver-

houdingen in het verleden. Terborg met 4.500 inwoners heeft als enige kern van

de gemeente Oude IJsselstreek stadsrechten en een eigen wapen. Hier is nog iets

voelbaar van wat men Achterhoeks Chic noemt. De binding met de ijzerindustrie

was ook zwakker dan in Ulft. Peter van Toor: ‘Heel Ulft werkte bij de DRU, maar de

arbeiders bij Vulcaansoord kwamen uit Gaanderen.’

Maar elders in het stadje is het met de chic gedaan. ‘In Terborg weten ze van

armoe geen raod, want daar hebben ze maar een straot’, zei men in de streek. Die

straat, de Hoofdstraat, ooit een levendige winkelstraat, ligt er nu troosteloos bij. De

klanten vertrokken naar Doetinchem, de Terborgse ondernemers zagen het gela-

ten aan. Pas met de opkomst van Ulft lijkt men wakker te worden. Ondernemings-

vereniging Terborg Centraal verweet de gemeente Oude IJsselstreek alleen maar

aandacht en geld te besteden aan Ulft en in het bijzonder aan de DRU-fabriek. De

ondernemers klaagden opnieuw toen bleek dat Rijkswaterstaat op de verkeers-

borden langs de A18 bij Doetinchem de naam Terborg had vervangen door die

van Ulft. Ulft is groter, reageerde Rijkswaterstaat laconiek.

Niet iedereen had begrip voor de klachten. ‘Alsof het verloederen van het cen-

De gebouwen zijn vanaf 1850 geleidelijk in de plaats gekomen van de am-

bachtelijke gieterij de Olde Hut uit 1754. Ze zijn ontworpen door Gerrit en

(zoon) Arend Beltman, die naam hebben gemaakt met ontwerpen voor de

Twentse textielindustrie, maar ook voor Philips in Eindhoven. De oudste delen

van het Portierscomplex en de Watertoren zijn in verwante stijl gebouwd,

met dezelfde decoraties in gele steen. In de latere toevoegingen overheerst

de zakelijkheid, zoals in het met sheddaken overdekte binnenterrein van het

Beltmancomplex (1913). Arend Beltman specialiseerde zich in het ontwerpen

van fabrieken met verschillende verdiepingen en met een skelet van gewapend

beton. De hele Cité is in dubbele zin een monument: niet alleen als specimen

van industriële architectuur maar ook door de toepassing van DRU-producten,

zoals fraaie gietijzeren kozijnen, muurankers en kolommen, die nu met liefde

worden gerestaureerd.Toren voormalige DRU-fabriekscomplex, Ulftfoto Ad Habets

Interieur fabriekshal voormalige DRU- fabriekscomplex, Ulftfoto Ton Verstegen

Page 47: OOST 1-2010

47o

ost

FE

BR

UA

RI 2

010

trum van Terborg niet juist aan de ondernemers ligt’, was een van de reacties. Elly

Dings, oud-CDA-wethouder en voorzitter van winkeliersvereniging Terborg Cen-

traal trok het zich aan. Tegen het dagblad Trouw zei ze: ‘De eigenaren hebben veel

panden laten verkrotten, daar geneer ik me voor. Maar het heeft geen zin om terug

te kijken en schuldigen aan te wijzen, we gaan er wat aan doen.’ In 2008 werd

de Stichting Stadsherstel in het leven geroepen waarin de gemeente Oude IJssel-

streek, de woningcorporatie Wonion, vastgoedeigenaren en ondernemers samen-

werken. Wonion neemt een bijzondere positie in. De corporatie is in 2008 ontstaan

uit een fusie van de corporaties Parès uit Ulft en WischWonen uit Terborg. Wonion

gaat zich vestigen in de DRU-fabriek, maar is alleen al door zijn afkomst verplicht

zich nadrukkelijk te vertonen in Terborg. Ze is betrokken bij de meeste bouwplan-

nen die in het centrum zijn uitgevoerd of op stapel staan. De gemeenschappelijke

noemer van de plannen is zoals Wonion-manager Harm Kuiper zegt, de leefbaar-

heid. Nu kun je leefbaarheid nog op verschillende manieren opvatten. Het heeft te

maken met bevolkingsaantallen, nodig om de gewenste voorzieningen op de been

te houden. Maar het heeft ook met kwaliteit te maken, met sfeer, een zekere trots

en verbondenheid met een plaats. Het kan niet anders dan dat de achteruitgang

dit gevoel bij veel Terborgenaren, jong en oud, heeft aangetast.

Onlangs is door het CBS becijferd dat de Achterhoek de komende dertig jaar zo

snel vergrijst dat de bevolking krimpt met 30.000 personen, een afname van vijf

procent. De gemeente Oude IJsselstreek wil echter dwars ertegenin de komende

decennia groeien van 41.000 naar 50.000 inwoners. Dan moet er gebouwd

worden, vooral voor starters en senioren. Voor Terborg wordt dit programma ge-

koppeld aan de poging iets van Achterhoeks Chic terug te brengen. In het beeld-

kwaliteitsplan voor het centrum (2008) is de term Achterhoeks of Terborgs Chic

zelfs tot beleid verheven. Wethouder Gerard van Balveren, Terborgenaar en met

in zijn portefeuille zowel centrumplan Ulft als Terborg, denkt aan de architectuur

van een vestingstadje: forse panden, tikje monumentaal, maar wel afzonderlijk

herkenbaar.

Iets daarvan zien we al in het plan Nij’e Borch dat in 2008 werd opgeleverd. De

straatwand met poort aan de Walstraat is volgens het pandje-pandjeprincipe op-

gebouwd uit meerdere aaneengeschakelde herenhuizen, elk met een eigen vorm,

gevel en kleur. Dit keert terug in het op stapel staande plan Walstaete op de kop

van de Hoofdstraat. Hier worden op een braakliggend terrein diverse soorten ap-

partementen gebouwd in combinatie met een supermarkt en een parkeerterrein.

De supermarkt zal straks schuilgaan achter individuele geveltjes, waarbij de pand-

breedte van zes meter wordt aangehouden.

Maar de echte testlocatie voor de Terborgse heropleving ligt pal hiernaast, tus-

sen de rooms-katholieke en Nederlands-hervormde kerk, waar verval en chic

heftig botsen. Hier moet alles bij elkaar komen. Oude kwesties, deels oorzaak

van het verval, moeten worden bijgelegd. Eigenaar Kaak Vastgoed gaat het voor-

name maar vervallen pand Deurvorst restaureren en op de plaats van het lelijke

Trinitypand – voormalige discotheek – een zorgcomplex bouwen dat volgens de

instructies aan de architect (Friso Woudstra Architecten) iets van een klooster mag

hebben. De bewoners kijken straks uit op het landgoed; de kerkgebouwen komen

weer tot hun recht en langs het Gravenpad dat is vernieuwd en opengesteld kan

de Terborgse burger weer zijn ommetje maken. Op de grens van het eitje, zoals

men het centrum liefkozend noemt, en het kasteelpark is het straks aangenaam

flaneren zoals vroeger op de geslechte stadswal. Dit plan moet niet alleen de par-

tijen samenbrengen, het kan er ook toe bijdragen dat Terborg straks stijlvol zijn

plek kan innemen rond het groene midden van Oude IJsselstreek. <

Interieur Cultuurfabriek DRU-fabriek in voormalig DRU-fabriekscomplex, Ulft. De DRU-fabriek her-

bergt meerdere functies als theater, filmhuis, bibliotheek, muziekschool, restaurant, café en poppodiumfoto Erwin Zijlstra

De Hoofdstraat in Terborg, ooit een levendige winkelstraat, had tot voor kort lege etalages,

verkrotte panden en braakliggend terrein. Herstel- en nieuwbouwplannen zijn in uitvoeringfoto Erwin Zijlstra

Vervallen monumentaal pand in de Hoofdstraat, nabij de toegangspoort van Kasteel Wisch. Voor het

historische centrum is in 2008 een beeldkwaliteitsplan opgesteldfoto Erwin Zijlstra

Page 48: OOST 1-2010

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

48

De provincies Gelderland en Overijssel hebben een bevolking van zo’n drie miljoen

mensen, en een groot deel van hen woont in de steden. Deze steden vormen

van oudsher een markant onderdeel van de ruimtelijke inrichting, met een eigen

schoonheid, traditie, en stedenbouwkundige problematiek. Wat onderscheidt de

steden van het oosten? Welke oplossingen worden gevonden voor de problemen

die zich voordoen, en in hoeverre zijn goede bedoelingen terug te vinden in het

resultaat? Stadsdossier (3)

Page 49: OOST 1-2010

49o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Tiel

Tiel aan het water, met op de achtergrond het gerechtsgebouw Bellevue en de Maartenskerkfoto Erwin Zijlstra

Page 50: OOST 1-2010

50

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Veel groen, oude huizen met bomen erom heen; zo was Tiel voor de oorlog.

Van dat Tiel is weinig meer over. Pleidooi voor een herstel van de oude allure.

Bij ons thuis in Amsterdam hing in mijn kindertijd op de schoorsteen

een ets van de Grote Kerk te Tiel, in een fraaie smalle lijst waarvan de

donkerbruine kleur terugkwam in de lijnen op het papier. Je kon als

kind fantaseren dat je door een raam in de schoorsteenmantel een

andere, oudere wereld inkeek waar die kerk stond. Kleinere vensters

werden dan gevormd door twee prentjes, ook in mooie lijstjes maar

daarbinnen nog gevat in zwarte, rode en gouden lijntjes op de snede

van de passe-partout, die op de wand tegenover de schoorsteen

hingen. Door die raampjes keek je van de overkant van de rivier op

de stad zoals die twee eeuwen geleden was. Later erfde ik er van een

tante nog twee bij. Toen wist ik dat het gravures waren, achttiende-

eeuws en zorgvuldig met de hand ingekleurd. Op de ene zag je piep-

klein de wallen met de Waterpoort, rode daakjes waar de kerk hoog

bovenuit stak, in de verte een schip met volle zeilen. Op de andere

zag je (zie ik nu weer) links op de voorgrond twee heren met hoeden

op het hoofd; ze staan op een smal dijkje met aan beide kanten water.

Achter hen twee mannen in een bootje, daarachter de wallen van

Tiel met geduchte torens en steunberen en vooral weer een mooie

poort. Op de wallen staan hoge bomen. Onder de afbeelding de tekst:

‘Westluidensche Poort te Tiel. 1737.’

Het Tiel dat ik door die gefantaseerde ramen kon zien, kende ik beter

dan het echte. Ik had de ets en de gravuretjes eindeloos nagetekend

in mijn tekenboek, en soms geprobeerd mij voor te stellen waar de

huizen van alle ooms en tantes stonden achter de wallen. Naar het

echte Tiel konden we niet meer toe, omdat het oorlog was. En vóór de

oorlog was ik te klein, mijn herinneringen aan die tijd waren vaag en

onbetrouwbaar. Ik wist niet meer wat ik echt gezien en gehoord had

en wat ik uit verhalen kende. Ik wist dat de huisarts van mijn groot-

moeder dokter Ter Braak heette, omdat mijn vader graag vertelde dat

hij met zijn koetsje op visites kwam en altijd een sigaret tussen zijn

lippen had. Ik wist dat een beroemde mevrouw Mary Dresselhuys

heette omdat mijn moeder over haar praatte. Verder had ik herinne-

ringen aan veel groen, oude huizen met hoge bomen eromheen, een

plotseling helder beeld van mijn grootmoeder met bloemen en plan-

ten op de markt – maar dat was het wel zo’n beetje.

Toen we na de oorlog konden gaan kijken, was er van dat oude Tiel

Eén keer schieten voor drie eierenDOOR WILLEM VAN TOORN

Resten van de oude stadswallen met in de achtergrond de toren van de Maartenskerk, Tielfoto Erwin Zijlstra

Westluidense Poort, Tiel, 1737foto Stichting Hertogenwijk

Page 51: OOST 1-2010

51o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

maar weinig meer over. We liepen van het station af door straten

waar geen huizen meer aan stonden, maar waarlangs het puin van die

huizen keurig op hopen was geschoven. De Waterpoort was weg, op

de kwekerij liepen we over knarsende velden van glasscherven waar

de kassen hadden gestaan, de geallieerden hadden van de overkant af

net zo lang op een vermeende Duitse uitkijkpost op de kerktoren ge-

schoten, dat er van kerk en omgeving weinig meer over was. Een oom

beweerde stellig dat boerenjongens aan de overkant voor drie eieren

één keer een schot op de stad hadden mogen afvuren.

Wie nu met een kritisch oog door het oude deel van Tiel loopt, ziet

waar de snelle wederopbouw tot revolutiebouw heeft geleid, tot goed-

bedoelde maar droevig stemmende invullingen uit de jaren veertig en

vijftig en op nogal wat plaatsen tot verkrotting. Een van de treurigste

gebieden van de stad is het immense parkeerterrein dat tussen de res-

ten van de oude wallen met de gerestaureerde Waterpoort en de rivier

ligt. Ik ken geloof ik geen andere stad die zo totaal fantasieloos om-

springt met haar zicht op de rivier: in plaats van een promenade, die

de stad grote aantrekkingskracht zou kunnen geven, is wat vroeger

‘de kaai’ heette een zandvlakte met rommelige rijen auto’s geworden.

Maar wat kun je verwachten van een stad waar ten tijde van de dijkver-

zwaringen het gemeentebestuur hoopte achter een nieuwe, zware dijk

op diezelfde plek een nieuwbouwwijk te bouwen. De rechtgetrokken

dijk is niet doorgegaan, maar tot een visie op de Waalkade heeft dat

niet mogen leiden.

Ik vind dat steden als Tiel, die het zo zwaar te verduren hebben

gehad, nog altijd recht hebben op ons aller steun bij de stadsvernieu-

wing. We kunnen de boerenjongens die indertijd voor drie eieren

een granaat mochten afvuren niet meer aansprakelijk stellen – als ze

überhaupt nog in leven zijn – maar omdat ze in zekere zin ons allen

vertegenwoordigen, vind ik dat Tiel een grote financiële bijdrage van

ons, van de rijksoverheid dus, hoort te krijgen om de dode plekken in

de oude stad weer tot leven te brengen. En dat natuurlijk niet met nos-

talgische retroarchitectuur, maar met bijdragen van de beste moderne

architecten die er in Nederland te vinden zijn. Ik zie op de website van

een cultureel adviesbureau een plan voor een bioscoopcomplex in de

Westluidense Poort. Bouwen, zou ik zeggen, maar dan ook met al-

lure, zodat er weer iets van het magische Tiel uit de kijkdoos van mijn

herinnering kan terugkeren. <

Stadsgezicht Tielfoto Nederlands Scheepvaartmuseum

Groot parkeerterrein tussen de resten van de oude stadswallen en de rivier, Tielfoto Erwin Zijlstra

Page 52: OOST 1-2010

De Tielse nieuwbouwwijk Passewaaij ligt welbe-

schouwd een beetje buiten Tiel, van de stad afge-

schermd door het Inundatiekanaal, omgeven door

boerenland, boomgaarden en de wetlands aan de

Waal. Passewaaij is een stadje op zich, midden in

het groen. In Passewaaij lijkt Tiel zich als het ware

opnieuw te hebben uitgevonden. Passewaaij is zoals

het hedendaagse Tiel zou willen zijn: een vriendelijk,

overzichtelijk stadje aan de Waal, waar de hectische

eenentwintigste eeuw nog even op een afstand blijft.

Zelfs de plattegrond van Passewaaij doet denken aan

een middeleeuwse stad: in het midden een winkel-

centrum, scholen en andere voorzieningen, quasi als

een oude stadskern, met daaromheen een web van

straten dat het grondpatroon van oude grachten en

stadswallen lijkt te volgen. Heel overzichtelijk en fiets-

vriendelijk. Wie het beeldkwaliteitplan leest voor buurt

7, de nieuwste uitbreiding van Passewaaij, constateert

duidelijk een voorkeur voor bruine bakstenen, pan-

nendaken, ligusterhagen en straatklinkers. De illus-

traties voor het plan hebben het karakter van een mood

board, waarop beeldend een landelijke idylle onder de

kastanjebomen wordt geschetst.

Natuurlijk is Passewaaij geen middeleeuws stadje,

maar een eigentijdse woonwijk. Desondanks lijkt de

hele wijk één grote goedmaker voor alle dingen die

in de recente geschiedenis misgingen met het oor-

spronkelijke Tiel. Vóór de Tweede Wereldoorlog was

Tiel immers een echt pittoresk Waalstadje, spontaan

in de loop der eeuwen gegroeid, zomaar in het wild.

Meer dan een pittoresk WaalstadjeDOOR MARTIN PIETERSE

In Tiel houden ze van meesmuilen. ‘Tiel is niet viel’ is een gevleugeld gezegde onder de oerbewoners. ‘Veel te veel

beton’, klagen ze, en treuren al jaren over elke verdwenen kloostermop. Desondanks is Tiel beslist geen hopeloos

geval. In de stad wordt open gesproken over oplossingen en nieuwe kansen.

52

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Nieuwbouwwijk Passewaaij, Tielfoto Erwin Zijlstra

Page 53: OOST 1-2010

Och, wat zouden de huidige Tielenaren ervoor over

hebben om dat oude Tiel terug te krijgen! Wat zouden

ze de middeleeuwse panden mooi opknappen, en wat

zouden er een boel toeristen op afkomen, op die parel

aan de Waal!

Helaas lag Tiel in de laatste maanden van de oorlog in

de frontlinie, en werd grondig verwoest. Na de oorlog

waren er op korte termijn tienduizenden nieuwe wo-

ningen nodig, die vervolgens in recordtijd uit de grond

werden gestampt. Tiel herrees uit zijn eigen as, maar

die titanische bouwproductie in een zeer korte tijd

wierp wel zijn schaduw vooruit, tot in onze tijd.

Nu, een halve eeuw na de wederopbouw, beginnen de

frisse doorzonwijkjes van weleer de nodige slijtplek-

ken te vertonen. Omdat de naoorlogse wijken vrijwel

gelijktijdig werden gebouwd, begint de slijtage boven-

dien overal op hetzelfde moment. En dan zijn er nog

de problemen met de brede gordel van zeer middel-

matige woonwijken, die in de jaren zestig, zeventig en

tachtig achteloos om het centrum is opgetrokken. De

onafzienbare rijen flats en fantasieloze eengezinswo-

ninkjes zien er inmiddels groezelig een uitgeleefd uit.

Net als in andere steden in ons land zijn afbladderende

verf en kruimelend beton in Tiel de coulissen voor al-

lerlei sociale problemen.

Gezien de grote hoeveelheid oude en versleten buur-

ten, en daarmee de schaal van de problemen, komen

er grote uitdagingen af op het bestuur en de bevolking

van Tiel. Het is duidelijk: Tiel staat de komende jaren

voor ingrijpende keuzes.

Alles op zijn beloop laten is geen optie. Om klaar te

zijn voor de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw,

zijn er flinke aanpassingen nodig. Het oude nieuwe

Tiel van na de oorlog, op sommige plekken lelijk

misschien, maar ook vertrouwd, zal flink worden

opgeschud. Dat zal pijn doen. Wie de discussie op de

53o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Waalkade Tiel, met voor de resten van de oude stadswallen een groot parkeerterreinfoto Erwin Zijlstra

Flats uit wederopbouwperiode Tielfoto Erwin Zijlstra

Page 54: OOST 1-2010

diverse fora volgt, voelt nu al de weerzin van veel Tie-

lenaren tegen de veranderingen die hun levens op de

kop gaan zetten.

Stadsbeeld Tiel

Gelukkig is Tiel niet de enige stad in ons land, die na

de oorlog in korte tijd geheel vernieuwd is, en nu in

snel tempo versleten raakt. Tiel is niet de enige stad

die moeilijke keuzes moet maken. Inmiddels lijken er

scenario’s te ontstaan, hoe je veranderingsprocessen

zo pijnloos mogelijk kunt laten verlopen. Kernpunt

in die scenario’s is steeds: het direct betrekken van de

bevolking bij de besluitvorming. Laat mensen mee-

praten, en laat ze actief meegroeien met de verande-

ringen. Tiel heeft in ieder geval vol ingezet op een zo

publiek mogelijke besluitvorming.

Onder de titel Stadsbeeld Tiel is de gemeente dit jaar

begonnen met het uithoren van de Tielenaren. Hoe

beleven ze hun stad? Wat vinden ze belangrijk om te

behouden? Wat kan er met een gerust hart worden af-

gebroken? Wat moet er verbeterd worden? In juli 2009

is de Tielse bevolking voor het eerst ondervraagd,

middels een vragenformulier op internet. Aan de hand

van de reacties is onder andere een heuse top tien van

mooie en lelijke plekken en gebouwen samengesteld.

In september volgde een tweede bevraging, die uitein-

delijk nog in 2009 tot een doortimmerde Nota Stads-

beeld moet leiden, over het nieuwe welstandsbeleid in

de stad.

De top tien van de mooiste en lelijkste plekken de-

monstreert overduidelijk wat de doorsnee Tielenaar

graag aan de buitenwereld laat zien: de Waalkade met

de Waterpoort en Bellevue, het Gerechtsgebouw, de

fraaie Lingedijk, de kloeke Bernardsluizen en uiteraard

de middeleeuwse Sint Maartenskerk aan het Kerk-

plein. Het andere, lelijke Tiel bestaat uit ellenlange

geluidsschermen, reclamezuilen, industrieterreinen

en kale gribusplekken zoals de parkeerplaats aan de

achterzijde van de Agnietenhof.

Naar aanleiding van de eerste peiling zijn vier ‘gezich-

ten van Tiel’ samengesteld, waarover de Tielenaren

in de tweede ronde vragen krijgen voorgelegd. Welk

toekomstig stadsbeeld past het beste bij Tiel?, vraagt

de enquête. Is dat het stadsbeeld van de ‘historische

stad aan de Waal’, met een zichtbare historische struc-

tuur als getuige van een roemrucht verleden, en veel

verstilde, autoluwe plekjes? Of is er een voorkeur voor

Tiel als ‘voorzieningenstad voor de regio’, met ruime

wegen en voldoende parkeerplaatsen, met faciliteiten

voor activiteiten, evenementen en openbare functies?

Wie voor dit stadsbeeld kiest, moet niet afkerig zijn

van een hoge flat hier en daar, als dat functioneel is.

Het derde profiel is dat van een ‘moderne werkstad

nabij transportassen’. In deze opzet moet de ontwik-

keling van transport en logistiek zorgen voor nieuwe

bedrijvigheid, gepresenteerd in een moderne, zake-

lijke vormgeving. Het vierde stadsbeeld is dat van

‘de groene woonstad in het rivierenlandschap’. In

dit stadsbeeld spelen duurzaamheid en ecologie een

belangrijke rol: een groen landschap met laagbouw,

waar ruimte is voor rust en recreatie.

Voldongen feiten

De Tielenaren mogen kiezen! Dat klinkt natuurlijk

leuk, en heel democratisch, maar het is de vraag of

Tiel echt wat te kiezen heeft. Elke stad is immers ook

steeds een verzameling voldongen feiten. Tiel is wat

het in de loop van de afgelopen decennia is gewor-

den. Ondanks de verwoesting van de oorlog zal Tiel

54

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Middeleeuwse Sint Maartenskerk, Tielfoto Erwin Zijlstra

Page 55: OOST 1-2010

altijd een historische stad aan de Waal blijven. Er is

veel gered en opgeknapt. Het is terecht dat de Tielse

bevolking trots is op haar verleden, en dat ze tot nu

toe haar overweldigende steun aan het historische Tiel

uitspreekt.

Maar de kalme vriendelijkheid van een oud stadje aan

de Waal is slechts één zijde van de medaille. Tiel heeft

inmiddels vele gezichten, waar geen gemeentebestuur

of bevolking veel aan kan veranderen. Door de urbani-

satie van het gebied is Tiel inmiddels ook een voorzie-

ningenstad voor de regio geworden, helemaal vanzelf.

Door de toegenomen bedrijvigheid is het al lang een

moderne werkstad in een web van transportassen,

en op sommige plekken is Tiel zeker ook een groene

woonstad in het rivierenlandschap. Tiel is alles tege-

lijk, simpelweg omdat de tijd niet heeft stilgestaan, en

elke stad in de eenentwintigste eeuw, ook Tiel, veel ka-

rakters in zich verbindt. Dat is niet mooi overzichtelijk

en eenduidig, eerder complex en verwarrend, maar het

is wel de werkelijkheid van dit moment.

Al die elementen van de stad samenbinden tot één

geheel, zodanig dat de meeste bewoners tevreden zijn,

zal nog een grote jongleertoer worden. Dat kan alleen

slagen, als er in de discussie een stukje idealisme blijft

meespreken. Ontwikkelingen elders in het land geven

aan dat het bij vernieuwingsplannen vaak mis gaat

als de belanghebbenden in een vroeg stadium in hun

loopgraven duiken, en er een uitputtingsslag uitbreekt

over elke vierkante meter en elke te besteden euro.

De bevraging van de Tielse bevolking is in ieder geval

een hoopvolle aanzet. Bewoners dromen graag over

hun stad, en die dromen moeten een plaats krijgen.

Maar die dromen gaan verder dan het herformuleren

van welstandseisen. Dromen zijn van vluchtig spul ge-

maakt, dat in de politieke spelletjes in de raad en in de

commissies snel verdampt. Een visie op de toekomst

is meer dan het aanwijzen van lapjes bouwgrond door

een ambtelijk apparaat.

In die zin zijn de eerste discussies in Tiel over het toe-

komstige stadsbeeld weinig hoopgevend. Er spreekt

veel achterdocht uit, en angst voor verandering. Er

wordt veel gefocust op details, en te weinig op het bre-

dere plaatje. Veel zal in de toekomst afhangen van de

samenwerking tussen de gemeente en de projectont-

wikkelaars. Bij de ontwikkelaars gaat het immers altijd

over geld en vierkante meters: het moet wel worden

verkocht. Of iedereen het mooi vindt, lijkt soms min-

der belangrijk. In deze economisch moeilijke tijden

winnen de vierkante meters en de euro’s het vaak van

de dromen. Dan kunnen dromen ontaarden in nacht-

merries. <

55o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Gerestaureerde Waterpoort in de oude stadswal, Tielfoto Erwin Zijlstra

De lange en gesloten geluidswal langs de snelwegen rond Tielfoto Erwin Zijlstra

Page 56: OOST 1-2010

Stadsgezicht Hattem aan de IJsselfoto Erwin Zijlstra

56

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Hollandse kunstenaars hebben van oudsher graag hun schetsboeken meegenomen om de steden in het verre

Gelderland en Overijssel vast te leggen. Van de overzijde van de rivier tekende de contour van de stad zich het mooist

af tegen het Oost-Nederlandse zwerk. Deze schilderijen behoren tot de parels van het Nederlandse kunstbezit. In elke

aflevering van OOST beschrijft Esther Dieltjes zo’n parel. Hoe was het vroeger en hoe is het nu? Gezicht op

DOOR ESTHER DIELTJES

vanaf de Geldersedijk omstreeks 1900 en 2010

Hattem

Page 57: OOST 1-2010

57o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Op een natuurlijke zandrug, die enkele meters boven de omgeving van de noorde-

lijke Veluwe uitsteekt, ligt het mooie Hattem. Dit plaatsje stond al in de negende

eeuw vermeld in de archieven als Hatheim en kreeg in 1299 stadsrechten. On-

danks de destijds piepkleine doorsnede werd het wegens de strategische ligging

op een kruispunt van wegen en aan de rivier de IJssel van stevige stadsmuren en

poorten voorzien.

Nadat Hattem zich in de Middeleeuwen had aangesloten bij de Hanze, brak een

periode van groei en bloei aan. Buiten de muren verrezen het fraterhuis Hulsber-

gen en het klooster Claarwater, die echter verwoest zijn tijdens de Tachtigjarige

Oorlog. Binnen de muren, in de Hoenwaard, mocht men koeien laten grazen en

stenen bakken. Deze stenen werden verkocht tot ver in het land. In Hattem zelf

konden grote stenen bouwwerken worden opgericht, zoals de burcht Sint Lucia,

een klein hertogelijk kasteel met de dikste muren van Nederland, die in de volks-

mond Dikke Tinne werd genoemd. In 1626 werd deze deels afgebroken en opge-

nomen in de nieuwe stadsmuur.

Het begin van de zeventiende eeuw betekende voor de Hanzestad een bloeiperi-

ode. Veel van de grote monumentale panden, evenals het carillon en het meubi-

lair in de Grote Kerk, dateren van toen. Destijds kwam ook de papiermakerij op,

Hattem telde drie door waterkracht aangedreven papiermolens. De malaise in de

landbouw, pestepidemie en bezettingen die volgden, maakten echter een einde

aan het welvaren van de stad. Sindsdien had het niet meer die uitstraling van wel-

eer. Er werd in de achttiende en negentiende eeuw meer moois afgebroken dan

opgebouwd. Zo besloot het gemeentebestuur in 1778 tot het slopen van wat restte

van de Dikke Tinne om de stenen te verkopen.

Desondanks werd Hattem in de loop van de negentiende eeuw door enkele

westerse kunstenaars ontdekt als aantrekkelijk schilderkunstig motief. Johan-

nes Bosboom (1817-1891) schilderde al in 1861 het interieur van de Grote Kerk

en rond 1887 werkten er onder meer Piet Meiners (1857-1903), Willem Witsen

(1860-1923) en Richard Roland Holst (1868-1938). Echtgenote van laatstge-

noemde schreef: ‘De stad was in hoge mate schilderachtig en dan de unieke lig-

ging! Van de wallen af had men uitzicht over de haast onafzienbare meent, die

zich tot aan de IJssel uitstrekte en waar honderden koeien graasden. Ja, Voerman

wist wel wat hij deed, toen hij daar heen toog.’

Deze Jan Voerman (1857-1941) werd verliefd op Hattem, waar hij zich in 1889

vanuit Amsterdam vestigde. In talloze tekeningen, aquarellen en schilderijen

heeft hij dit pittoreske plaatsje weergegeven. Soms speelt het daarin de hoofdrol,

maar vaak ook is slechts de omtrek ervan te zien in de verte, als een vanzelfspre-

kende en immer aanwezige. Aanvankelijk woonde Voerman met zijn gezin in de

Kerkstraat, maar in 1896 verhuisde hij naar een zelfgebouwd huis aan de Gel-

dersedijk. Het atelier aan de voorzijde bood uitzicht over de brede uiterwaarden

op Hattem, met daarachter – niet zichtbaar – de IJssel. Het silhouet van de stad

werd van links naar rechts bepaald door de Dijkpoort, de Grote Kerk, de Gerefor-

meerde kerk en molen ‘De Fortuin’ op de Noordwal.

Vooral in de aquarellen die Voerman rond 1900 maakte, is de omtrek van de stad

duidelijk zichtbaar, vaak gelegen onder volumineuze stapelwolken tegen een

blauwe hemel. Deze werken in aquarelverf en dekverf op papier zijn opgebouwd

uit egale en omlijnde decoratieve vlakken waartegen de koeien, paarden en vege-

tatie als een soort appliqué afsteken. Voerman wilde op deze manier de rust en

stilte van de natuurlijke omgeving uitdrukken. Hij had zich destijds afgekeerd

van het impressionisme en ging onder invloed van de Franse Nabis – onder wie

Paul Sérusier (1863-1927) – op zoek naar een vastere vormgeving in meer zuivere,

maar veelal onnatuurlijke kleuren.

In veel van Voermans olieverfschilderijen van Hattem speelt de lucht de hoofd-

rol: een groot spektakel boven een kleine stad dat zich dromerig spiegelt in de

watervlakte ervoor. Ingeklemd tussen lucht en water krijgt het stadje iets van een

luchtreflectie, alsof het elk moment zou kunnen oplossen in het omringende

natuurgeweld. Het meest herkenbaar is de Grote- of Andreaskerk, genoemd naar

de beschermheilige van de stad en te herkennen aan het speelse opengewerkte

carillon in de toren. Niet afgebeeld is molen ‘De Fortuin’, waarvoor de basis in

1816 werd gelegd. In 1852 kreeg hij een onderbouw en tot op de dag van vandaag

is deze grote korenmolen niet alleen maalvaardig, maar ook samen met de Dijk-

poort en Grote Kerk beeldbepalend voor het mooie Hattem, dat sinds 1972 geheel

terecht een beschermd stadsgezicht heeft. <

Jan Voerman sr. (Kampen 1857- Hattem 1941), De IJssel

bij Hattem, z.j.Herkomst Particuliere collectie, voorheen collectie Simonis & Buunk, Ede

Page 58: OOST 1-2010

58

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Een tamelijk oude man scharrelt wat rond bij de ingang

van de Sint Joriskerk. We bevinden ons op het meer

dan schattige marktpleintje in Bredevoort. Ik vraag de

man of de kerk van rooms-katholieke signatuur is of

van protestantse. ‘Nederlands-hervormd. Hier staat

het.’ Met zijn wandelstok wijst hij naar een bordje met

wat gegevens over de kerk. De fundamenten dateren al

uit 1316, zo staat er onder meer te lezen.

Als je meer wilt weten over het aangename boeken-

stadje Bredevoort, hoef je niet per se het internet te

bezoeken of de plaatselijke VVV. Als je geluk hebt, stuit

je op een vriendelijke bewoner of een geïnformeerde

toerist. Tot de laatste categorie behoort de man die met

veel plezier een gratis minicollege geeft over de be-

scheiden pracht en praal van Bredevoort. ‘Ik ben in de

jaren dertig geboren en getogen in Amsterdam. Vanaf

mijn dertigste woon ik in Bern’, vertelt hij. ‘Elk jaar ga

ik twee keer twee weken terug naar Nederland en doe

dan steevast een middagje Bredevoort.’ Hij zegt het met

een stem die overduidelijk genegenheid uitstraalt. ‘Bre-

devoort? Ja. Ik heb nergens in Nederland een mooier

dorp gezien. Nee, stadje moet ik zeggen. Bredevoort is

al sinds 1388 een stad, ook al heeft het maar 1.500 in-

woners. Ga rond en overtuig je. Zelf ga ik nu met mijn

vriend de boekwinkels in. Als voormalig huisarts ben ik

namelijk steeds weer op zoek naar oude boeken over de

geneeskunde.’

Hij vertelt nog over de talloze fraaie panden die in de

jaren vijftig-zestig de slopershamer ontliepen. In het

naburige Aalten zijn destijds tientallen karakteristieke

huizen en gebouwen afgebroken. Toen Bredevoort –

dat tot de gemeente Aalten behoort – aan de beurt was,

was de belangstelling voor historische panden inmid-

dels gegroeid. Zo ontstonden er plannen om de panden

op te knappen in plaats van ze te slopen, met de Stich-

ting Monumentenzorg als voorname compagnon. ‘Ja’,

doceert hij, ‘Bredevoort heeft geboft. Alles is hier in

stijl opgeknapt.’ Hij attendeert ons met zijn wandelstok

op een oude fabriekspijp van zo’n twintig meter hoog.

We lopen erlangs. De pijp staat er een beetje eenzaam

tussen uitgebloeide hortensia’s en lavendel. De boter-

fabriek die erbij hoorde en eveneens de knopenfabriek

Dutch Button Works die verderop stond, zijn weg. ‘Wel

jammer’, zegt mijn gelegenheidsgids, ‘vooral de kno-

penfabriek was een prachtig pand.’

Als zijn metgezel terug is van een blokje om, scheiden

onze wandelingen. Het is op deze herfstmiddag niet

druk in het boekenstadje. De exploitant van ‘Anti-

quariaat Boek en Zo’ spreekt even later dan ook liever

niet over klanten, maar over boektoeristen. Liefheb-

bers komen er snuffelen en kopen zelden een stapel

boeken. ‘Ze komen hier ook om te wandelen door de

mooie straatjes of over het terrein tussen de gracht en

Sint Bernardus, het gebouw dat er in de achttiende

eeuw neergezet is voor de rentmeester van Prins Wil-

lem V. Het is nu een bejaardencentrum. Daar moet je

zeker nog even naar toe gaan. Als kind moest ik daar de

hond al uitlaten’, lacht de boekverkoper die vervolgens

midden op de middag zijn zaak sluit en in het portiek

voor de ingang een kast met boeken plaatst met op een

plank in hanenpoten de meer dan heldere tekst: ‘Ge-

lieve per uitverkocht boek vijftig cent in de brievenbus

te werpen.’ Door het raam ernaast zien we de chaos

aan boeken voor, op, in en onder kasten van allerhande

vorm en grootte.

’t Zand heet het mooi bestrate plein dat vol ligt met de

bladeren die de Amerikaanse eiken hier hebben laten

vallen. Een jonge moeder komt haastig aanlopen. Ze

roept haar peuter die een belendend straatje in rent. Hij

moet voor hun huis blijven spelen, zo commandeert ze

met strenge stem. Je zou haast vergeten dat in het his-

torische stadje ook nog mensen wonen.

De blikvangers op ’t Zand zijn het herenhuis met de

naam Zandlust, een voormalig schoolgebouw ge-

naamd Boek op ’t Zand en bejaardencentrum Sint

Bernardus. Dit opvallende, witte gebouw met diverse

aanbouwen was dus 250 jaar geleden de woning van

de rentmeester en daarna van de burgemeester, toen

Bredevoort voor de Franse tijd nog het bestuurscen-

trum van de regio was. Vanaf 1902 deed het een tijdlang

dienst als sanatorium voor tbc-patiënten. Er tegenover

staat op een bescheiden sokkeltje het standbeeld van

Hendrikje Stoffels, die in 1626 in Bredevoort geboren

werd en later naar Amsterdam verhuisde. Daar zou ze

bekendheid krijgen als huisvrouw en geliefde van Rem-

brandt van Rijn zelf.

Bredevoort is boeken, bouwkunst, historie, schit-

terende eenvoud. En dan moeten we de tip nog na-

komen om het bosperceeltje en de tuinen achter Sint

Bernardus te bezoeken. Het blijkt een bonus te zijn die

zijn. Zie de eenvoudige groene, houten huisjes waar

honderd jaar geleden de patiënten van het sanatorium

zich bij mooi weer wat mochten vermaken. Zie het

bijgebouw waar de zusters woonden en het theehuisje

aan de gracht. En, al een jaar lang staan langs de paden

eenvoudige ijzeren stellages die een grote kunstzinnige

kleurenfoto omklemmen met daaronder een gedicht

van een Tachtiger. Willem Kloos opent de serie. Fre-

derik van Eeden, Albert Verwey en – meerdere keren –

Jacques Perk volgen. Steeds vormen poëzie en foto een

eenheid. Herman Gorter sluit de rij met ‘De stille weg’.

Als twee eksters ergens anders ruzie gemaakt zouden

hebben, als het geluid van de verre autoweg door de

wind de andere kant opgestuurd was, dan was dit

gedicht op dit vredige moment ten volle op zijn plaats

geweest. De boomen de zoo stil oudgeworden boomen… Daar,

in Bredevoort achter Sint Bernardus, op ’t Zand en

verderop, overal staan ze. Het water het zachtbespannen

tevreë water. Dat is de stadsgracht van het hemelse stadje

Bredevoort. Terug naar Kloos – ter afsluiting – als de

avond al gaat vallen. Alle geluid, dat nog van verre sprak,

verstierf – de wind, de wolken, alles gaat al zacht en zachter. <

BredevoortDOOR GIJS EIJSINK

Iedereen die wel eens de fiets pakt weet hoe essentieel de dorpen zijn voor het landschap en de ruimte in het oosten.

In de dorpen wonen de herinneringen aan hoe het vroeger was, en daar zijn de sporen van vernieuwing het meest direct

zichtbaar. Gijs Eijsink bezoekt in elke aflevering van OOST een dorp, en praat met de bewoners. Het dorp (3)

Page 59: OOST 1-2010

59o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Sint Bernardus, ‘t Zand, Bredevoortfoto Smily

Boekwinkel Bredevoortfoto Smily

Boekenmarkt in Bredevoortfoto Geoff Coupe

Typisch straatbeeld met zicht op Sint Joriskerk, Bredevoortfoto Erwin Zijlstra

Page 60: OOST 1-2010

60

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Hanz Mirck heeft een lichte maar doelbewuste tred. Zijn halflange haar veert mee

met elke stap. Ineens, halverwege een pad, wijst hij naar links, naar een steile bult

met houten balken als traptreden. ‘Laten we tussendoor even proberen. Misschien is

het korter.’ Zegt het iets over hem? Met een grote stap neemt hij de eerste tree.

We lopen in het Arnhemse Park Sonsbeek van zijn ene favoriete schrijfplek, de Telle-

genbank, naar de andere, de Apostelberg. Vanuit zijn appartement om de hoek komt

hij hier een keer in de week om te schrijven. In een klein zwart notitieboekje maakt

hij aantekeningen voor zijn gedichten, zijn proza, maar ook andere, dagboekachtige

notities. ’s Zomers vaker en langer, ’s winters vooral om te wandelen. Een rondje

duurt een uur. De onbekende route die wij nu nemen is steil. Voorzichtig lopen we

achter elkaar omhoog. Zegt het iets over hem? Glimlachend kijkt hij opzij, als we

boven weer naast elkaar lopen. ‘Dat denk ik wel. Het gaat om het experiment. De

rest is al bekend.’

Als het al erg zou zijn, verdwalen is moeilijk in Park Sonsbeek. ‘De paden maken

het gestructureerd. Het is meer bos dan je bij een park zou verwachten, en meer

park dan je bij een bos zou verwachten’, beschrijft Mirck. ‘Ik voel me er thuis. Ik zou

wel in een bos kunnen overleven, denk ik. Het moment in mijn jeugd waarop ik dat

ontdekte, kan ik me nog goed herinneren. Met scouting deden we een spel in het

bos waarbij iedereen zich moest verstoppen. Ik zat onder een struik. Twee mannen

liepen met lantaarns om mij heen, maar ze zagen me niet. Het heeft te maken met

opgaan in je omgeving, en geduld.’ De schrijver is gelukkig in zijn groene streek.

‘Als ik in Amsterdam loop, bekruipt me vaak de vraag wat ik bij te dragen heb. Hier

kan je gewoon zijn wie je bent.’

Dieper in het park is het stil. De jonge stelletjes en gezinnen blijven deze middag lie-

ver vooraan het park, waar ze uitkijkend over de glooiende weilanden zich nog even

in de zon kunnen warmen. Wij zitten bovenop de Apostelberg. Onder ons ruisen

de auto’s op de Apeldoornseweg, boven ons de bladeren. Naast elkaar op de hard-

stenen bank valt op hoe licht Mircks stem is, met een zachte, haast hese ondertoon.

‘Het is een heel romantisch beeld: een dichter in een park. Maar het klopt niet. Ik

voel me heel anders dan een recreant. Ik kan hier niet slenteren. Ik ben op weg, en zo

loop ik ook. Ik kom hier om te werken, en om mijn faalangst te overwinnen. Thuis

probeer ik eraan te ontsnappen. Eerst de vaatwasser uitruimen, nog even stofzuigen.

Als ik het park in loop, komt het wél. Ik snap niet hoe het kan, maar dat vind ik ook

wel mooi. Dat maakt het een wondertje. Ik moet er op vertrouwen. Ik zoek steun bij

het park. Als ik de deur achter me dicht trek, betekent het dat ik op weg ga naar een

gedicht.’ <

Het dorp voorbij

Ik schrijf met het zwartwaarvan nacht is gemaakt weet van het bos sinds de tak door mijn hand - voor mijn oog - is geraakt

Wij vermoedden een pad in de stiltemaar vielen omlaag naar dit donkere diepeverblind door het blaffen van honden, ketting-gerinkel, woedende wolven

Dagen later zie ik mijn roepenvingers van schrik, beet in mijn armNiets in dit bos loopt of staat, keert

op zijn tellen terugzonder het woord dat deze plek verlicht

Hans Mirck, Wegsleepregeling van kracht, Prometheus 2006

DOOR TIM PARDIJS

De openbare ruimte wordt soms voorgesteld als een anonieme omgeving, waarop woorden als ‘infrastructuur’ en

‘herindeling’ van toepassing zijn. Maar iedereen heeft wel een plek, een plein of een park waar hij of zij zich mee

verbonden voelt. In elke aflevering van OOST voert Tim Pardijs een gesprek met zo iemand: een markante oosterling,

op een markante plek van zijn of haar keuze. De geliefde plek (1)

Hanz Mirck

Page 61: OOST 1-2010

61o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Hanz Mirck op de Tellegenbank in Park Sonsbeek, Arnhemfoto Rein Lammers

Page 62: OOST 1-2010

62

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Arnhem, Historisch Museum‘Ik heb een steen verlegd…’

De IJssel van Arnhem tot Zutphen

De tentoonstelling neemt de bezoeker mee van Arn-

hem tot Zutphen en laat de veranderingen op en langs

de IJssel in de loop van de eeuwen zien aan de hand van

cultuurhistorische, economische en toeristische the-

ma’s. Arnhem wordt altijd direct in verband gebracht

met de Rijn, en minder met die andere rivier: de IJssel.

Slechts vier kilometer van Arnhem splitst de Rijn zich

in de Neder-Rijn en de IJssel. Dit is het begin van de

bijna 125 kilometer lange rivier die via Zutphen, Deven-

ter en Kampen uitmondt in het Ketelmeer, respectieve-

lijk IJsselmeer. De titel is afgeleid van het lied De Steen

van Bram Vermeulen: ‘Ik heb een steen verlegd in een

rivier op aarde, het water

gaat er anders dan voor-

heen (...)’. In de expositie

wordt gebruikgemaakt

van schilderijen, prenten

en tekeningen, foto’s,

ansichtkaarten, films, in-

terviews en citaten uit ge-

dichten en reisverhalen.

24 APRIL 2009 - 4 APRIL 2010

WWW.HMARNHEM.NL

Arnhem, Museum voor Moderne Kunst Arnhem Edgar Fernhout modernist. ‘De sprong is nu gemaakt’

De overzichtstentoonstelling brengt aan de hand van

een honderdtal werken Fernhouts sprong van realisme

naar abstractie in beeld. Deze tentoonstelling is een

vervolg op de tentoonstelling ‘Edgar Fernhout neo-

realist’ (2002-2003, Museum voor Moderne Kunst

Arnhem). Hierin werd het jeugdwerk van het wonder-

kind Eddy belicht. ‘Edgar Fernhout modernist’ laat nu

zien hoe Fernhout zich geleidelijk ontwikkelde van een

schilder die de zichtbare werkelijkheid weergaf tot een

schilder die zijn eigen werkelijkheid zichtbaar maakte;

van een schilder die licht schilderde in een ruimte tot

een schilder van ruimtescheppend licht.

14 NOVEMBER 2009 - 14 FEBRUARI 2010

Het Nieuwe Versieren -

Nederlandse sieraden van 1965 tot nu

Rond 1965 vond in Nederland een ware revolutie

plaats op sieradengebied. Jonge edelsmeden als

Gijs Bakker en Emmy van Leersum gingen sieraden

maken waarbij het concept het uitgangspunt werd

voor de vormgeving en materiaalkeuze. Er werd

geëxperimenteerd met het gebruik van niet-edele

materialen als textiel, aluminium en perspex. In de

jaren tachtig ging het meer om de mens en met name

om het sieraad in relatie tot het menselijke lichaam.

De sieraden uit die tijd zijn vaak sterk verhalend,

figuratief en symbolisch. In de laatste twee decennia

zijn er geen eenduidige stijlen waar te nemen. Het

hedendaagse werk is individualistisch en heeft een

conceptuele inslag. Werk van onder anderen: Gijs

Bakker, Emmy van Leersum, Nicolaas van Beek, LAM

de Wolf, Nel Linssen, Ruudt Peters, Herman Herm-

sen, Maria Hees, Felieke van der Leest en Ted Noten.

4 DECEMBER 2009 - 28 FEBRUARI 2010

WWW.MMKARNHEM.NL

Apeldoorn, CODADe aard van het beest - Dieren als spiegel van de ziel

Een overzicht van Nederlandse beeldend kunstenaars

die dieren in hun beelden hebben verwerkt en gebruik

maken van een grote verscheidenheid aan materialen

en technieken. Samengesteld door gastcurator en

beeldend kunstenaar Jos van Doorn. Werk van o.a. Jos

van Doorn, Guido Geelen, Marjolein Mandersloot,

Peter Zwaan, Sylvia Evers, Ralph Lamberts, Idiots geeft

een visie van de kunstenaar op de rol die het dier speelt

als metafoor voor menselijke drijfveren. Lezingen en

debatten over de hedendaagse beeldende kunst, de

symboliek en ethiek van het dier: zie website.

7 NOVEMBER 2009 - 7 FEBRUARI 2010

Woudreuzen en Fluisterheggen

De geschiedenis van Apeldoorners wordt verteld door

mensen die er in de loop van de jaren kwamen wonen,

op zoek naar werk, rust, natuur en veiligheid. Die

menselijke zoektocht weerspiegelt zich in de vorm

van de tentoonstelling: een modern doolhof waar de

bezoeker kan dwalen om zijn eigen route te kiezen.

‘Woudreuzen’ verwijst naar het oorspronkelijke on-

ontgonnen landschap, naar het ‘wild en byster land’

dat de Veluwe lange tijd was, en natuurlijk ook naar

het laatste oerbos van Nederland: het Beekberger

Woud. ‘Fluisterheggen’ duidt op de mensen die hun

eigen weg zochten in dit landschap, het in cultuur

brachten, er boerderijen en kastelen bouwden, een

dorp stichtten, een stad, met lanen, parken en tuinen.

DOORLOPENDE TENTOONSTELLING

WWW.CODA-APELDOORN.NL

Deventer, Architectuurcentrum Rondeel In Deventer - architectuur vanaf 1950

In de afgelopen zestig jaar is de stad Deventer meer

dan verdubbeld. De expositie in het onlangs geopende

nieuwe architectuurcentrum aan de Stromarkt laat

zowel de stedenbouwkundige als de architectonische

Agenda MARIANNE LAHR

Q.M.R. Verhuell, De IJssel bij Rhederoord,

collectie Gelders Archief

Edgar Fernhout, In Chinese Jas, 1950

Page 63: OOST 1-2010

63o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

ontwikkelingen in Deventer zien. Vanaf 1950 kregen

alle ‘nieuwe’ wijken zoals de wederopbouwwijken

Zandweerd, Borgele, Keizerslanden en de Rivieren-

buurt, maar ook de latere uitbreidingen Colmschate

en de Vijfhoek, stuk voor stuk een eigen identiteit.

Ook is er aandacht voor de stadsvernieuwingsprojec-

ten in de historische binnenstad, voor de architectuur

langs de As Binnenstad-Colmschate, en voor inciden-

tele utiliteitsprojecten op bedrijventerreinen.

19 NOVEMBER 2009 - 24 JANUARI 2010

WWW.RONDEELDEVENTER.NL

Enschede, TwentseWelleDDR, impressies van een verdwenen republiek

Twintig jaar na het einde van de DDR besteedt

TwentseWelle aandacht aan dat verdwenen land en aan

het leven dat de burger daar leidde tijdens de veertig

jaar dat de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands

(SED) het land in zijn greep hield. De mens en het da-

gelijkse leven in de voormalige DDR zijn het uitgangs-

punt. Van het puin tot de Plattenbau, van Stalinallee tot

Sandmänchen, van Trabant tot Teletips, marcherende

jongeren en paraderende militairen. In totaal zullen er

meer dan duizend bruiklenen worden tentoongesteld,

onder meer uit het Deutsch Historisches Museum in

Berlijn, de Berlinische Galerie, de Stiftung Haus der

Geschichte (Bonn en Leipzig). Ook een negen meter

hoog standbeeld van Vladimir Iljitsj Lenin is naar En-

schede vervoerd met speciaal transport.

2 OKTOBER 2009 - 28 FEBRUARI 2010

WWW.TWENTSEWELLE.NL

Enschede, Rijksmuseum TwentheRed Storm

Werken van tien jonge Chinese kunstenaars komen uit

een omvangrijke particuliere collectie die het museum

onlangs in bruikleen kreeg. De tentoonstelling toont

circa dertig schilderijen

van onder andere Li

Songsong, Guo Jin, Luo

Fahui, Liu Xiqodong,

Shen Xiaotong en Zhao

Nengzhi, die meestal

nog niet eerder in een

Nederlands museum

te zien zijn geweest.

Verschillende aspecten

van de jongste Chinese

hedendaagse kunst worden getoond, die pas vanaf de

jaren negentig tot ontwikkeling kon komen. Gaven

kunstenaars aanvankelijk op een ingetogen wijze hun

visie op de samenleving, de huidige generatie kunste-

naars geeft op veel expressievere manier uiting aan

gevoelens en schuwt niet om volop gebruik te maken

van kleur, dynamiek en confronterende beelden.

5 SEPTEMBER 2009 - 14 FEBRUARI 2010

Gedroomd papier, tekeningen en prenten 1850-1935

Met tweehonderd werken uit eigen collectie geeft

deze expositie een beeld van de teken- en prentkunst

uit de periode 1850-1935. Er zijn tekeningen, etsen,

litho’s en houtsnedes te zien van o.a. Matthijs Maris,

George Hendrik Breitner, Jan Toorop, Piet Mondri-

aan, Jan Sluijters, Leo Gestel, Charley Toorop, Jan

Mankes, Dick Ket, Herman Kruyder, Samuel Jesserun

de Mesquita en Carel Willink. Gedroomd papier

geeft niet alleen inzicht in de ontwikkeling van de

teken- en prentkunst tussen 1850 en 1935, maar legt

ook talloze verbanden bloot, tussen kunstwerken en

ook tussen hun makers. Verbanden die soms vanzelf-

sprekend zijn maar vaak ook verrassend.

6 FEBRUARI T/M 12 SEPTEMBER 2010

WWW.RIJKSMUSEUMTWENTHE.NL

Heino/Wijhe Museum De Fundatie, Kasteel het NijenhuisJeroen Krabbé – Unknown Horizons

Presentatie van een vijftigtal nieuwe werken van

Krabbé, die hij maakte op zijn reizen door Zuid-

Afrika (Transkei), Réunion, Mauritius en Argentinië.

Op locatie maakt hij schetsen, werkt die op zijn ho-

telkamer uit tot aquarellen, en vervaardigt terug in

Nederland zijn schilderijen. Deze verschillende fases

zijn te zien op de tentoonstelling, waardoor inzicht

in de werkwijze van de kunstenaar geboden wordt.

29 NOVEMBER 2009- 14 MAART 2010

Nijmegen, Architectuur CentrumCees Pouderoyen (1912-1993), architect en

stedenbouwkundige in dienst van de wederopbouw

Een expositie over het werk van Cees Pouderoyen (1912-

1993), architect en stedenbouwkundige die veel heeft

betekend voor de wederopbouw van diverse steden. Hij

werkte in de oorlogsjaren aan de Noordoostpolder en

verwierf landelijke bekendheid met wederopbouwplan-

nen voor onder meer Rhenen, Groningen en Hengelo.

In 1948 kwam Pouderoyen naar Nijmegen waar hij

zich associeerde met George Deur. In het centrum van

Nijmegen verrezen onder meer het klooster aan de Dod-

dendaal (deels gesloopt), de bekende winkelpanden

Van de Werff en Van Haaren, de Apotheek Burchtstraat

en – samen met Deur – de Raad van Arbeid aan het

Keizer Karel plein. Ter afsluiting van de expositie houdt

Dick Pouderoyen op zondag 24 januari om 15.00 uur

een lezing rond het thema architectuur en muziek in het

ACN. Toegang gratis, aanmelden via website.

3 DECEMBER T/M 24 JANUARI 2010

WWW.ARCHITECTUURCENTRUMNIJMEGEN.NL

Otterlo, Kröller-Müller MuseumEen stoet van beelden - tien Nederlandse beeldhouwers

Gastconservatoren Rudi Fuchs en Maarten Bertheux

hebben een keuze gemaakt uit werk van tien Neder-

landse (of in Nederland werkende) beeldhouwers van

de generatie die in en rondom de Tweede Wereldoorlog

is geboren. Het gaat om figuratieve, abstracte en vooral

recente werken van Adam Colton, Jeroen Henneman,

Michael Jacklin, Jos Kruit, Jan Maaskant, Avery Prees-

man, Shinkichi Tajiri, Piet Tuytel, Peer Veneman en Leo

Vroegindeweij.

Fuchs en Bertheux plaatsen sculpturen naast en tegen-

over elkaar in een zorgvuldige mise-en-scène, die de

bezoeker uitnodigt tot vergelijken. Al rondwandelend

door de tentoonstellingszalen waant de bezoeker zich

in een paradijselijke binnentuin gevuld met beelden,

reliëfs en tekeningen.

11 SEPTEMBER 2009 - 14 MAART 2010

Club Mama Gemütlich

Een overzichtstentoonstelling van de Nederlandse kun-

stenaar Christiaan Bastiaans (Amsterdam, 1951) volgt

het architectonische ontwerp van het klassieke Japanse

Noh Theater, waarin op symbolische wijze vorm gege-

ven wordt aan de relatie tussen de wereld van de doden

en die van de levenden. Langs dertien plekken wordt de

bezoeker naar het hoofdtoneel geleid, waar de film Club

Mama Gemütlich te zien is. De film speelt in de fictieve

Club Mama Gemütlich: deels lazaret, deels zendings-

post en deels nachtclubpodium, waar door toedoen van

de hoofdrolspeelster in de film, vertolkt door Jeanne Mo-

reau, hoop, troost en warmte nog steeds aanwezig zijn.

30 OKTOBER 2009 – 21 FEBRUARI 2010

Jeroen Krabbé, Hell-Bourg cascade, Réunion 2008, Foto Henni van Beek

Li Songsong, Conversation, 2008

Page 64: OOST 1-2010

64

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

Expose, de allermooiste werken op papier

Via een digitale selectie uit het museumdepot hebben

bezoekers zelf deze tentoonstelling samengesteld: de

vijftig meest gekozen werken worden geëxposeerd.

Het museum heeft een bijzonder deel van zijn col-

lectie tekeningen en etsen hiervoor ter beschikking

gesteld, die vanwege hun kwetsbaarheid zelden ge-

toond worden.

7 FEBRUARI – 14 APRIL 2010

WWW.KMM.NL

WWW.HOGEVELUWE.NL

Otterloo, Nederlands TegelmuseumHollandse schaatswinters

Een winterexpositie met behalve tegels en tableaus

een bijzondere collectie antieke sledes, schaatsen

en prenten uit een particuliere collectie. De prenten

tonen net als de tegeltableaus, tal van winterland-

schappen met schaatsers.

19 DECEMBER 2009 T/M 28 FEBRUARI 2010

WWW.NEDERLANDSTEGELMUSEUM.NL

Zutphen, Museum Henriette PolakArie Kater - de Kater komt later

Nova van Dijk, kleindochter van Arie Kater, heeft

in opdracht van de NPS een film gemaakt over Arie

Kater. De film is aanleiding voor deze tentoonstel-

ling. Om de mens en de kunstenaar Kater te ontdek-

ken, interviewt zij haar moeder en vijf kunstenaars

die Arie Kater persoonlijk hebben gekend. Katers

carrière verloopt in eerste instantie voorspoedig. In

de jaren zestig heeft hij zitting in diverse in diverse

kunstadviescommissies en geniet hij aanzien als por-

trettist. In 1971 wordt hij benoemd tot hoogleraar aan

de Rijksakademie van Beeldende Kunsten. Het artis-

tieke en maatschappelijke succes geeft Kater echter

geen blijvende voldoening, hetgeen hij ook niet vond

in zijn intense relaties met vrouwen en in de drank.

‘De kater komt later’ is dan ook meer dan een woord-

speling. Als kunstenaar bracht Arie Kater trefzeker

de worsteling in beeld van mensen om overeind te

blijven in relaties en de maatschappij. De film is in

verkorte vorm te zien in het museum gedurende de

looptijd van de tentoonstelling.

10 OKTOBER 2009 TOT EN MET 7 FEBRUARI 2010

WWW.MUSEUMHENRIETTEPOLAK.NL

Zwolle, Stedelijk MuseumMieke Vahl keramiek

Mieke Vahl toont platen, kannen en vazen in flinke

formaten. Het gaat steeds om aardewerk voorzien

van een dekkende glazuur en vervolgens betekend/

beschilderd met een donkere opglazuur. Hoewel

zij vroeger wel kleur gebruikte, is het recente werk

voornamelijk sober zwart op wit, de vormen expres-

sief en krachtig. De geometrische grondvormen,

vierkant, driehoek en cirkel spelen steeds een rol. De

beschildering is intiem van karakter. Simpele bijna

archaïsche vormen van mens, vogel, huis en hond

duiken op tussen abstracte lijnen, stippen, vierkanten

en rondjes. Dit alles in de broze lijnen van haar per-

soonlijk handschrift.

13 DECEMBER 2009 - 6 FEBRUARI 2010

WWW.STEDELIJKMUSEUMZWOLLE.NL

Zwolle, Museum De Fundatie - Paleis a/d BlijmarktMarte Röling – Portretten van een Liefde

Vijftig portretten van bijna twee bij twee meter van

Henk Jurriaans vormen het middelpunt van deze

tentoonstelling. Henk Jurriaans en Marte Röling

waren 36 jaar samen toen Jurriaans in 2005 overleed.

Marte Röling schilderde zijn portretten in de jaren

daarna, als haar persoonlijke relaas van een grote

liefde, in felle kleuren en verschillende poses. Het

verlies van Jurriaans sloeg een grote wond. Door tel-

kens weer zijn portret te schilderen ‘kan ik me lekker

op hem concentreren’ merkte Röling in De Groene

Amsterdammer op. De tentoonstelling omvat naast

de portrettenreeks

van kunstenaar en

psycholoog Henk

Jurriaans een uit-

gebreide keuze van

recente schilderijen.

Het is de eerste keer

sinds lange tijd dat

Marte Röling in een

museum haar werk

tentoonstelt.

19 JANUARI T/M 23 MEI 2010

WWW.MUSEUMDEFUNDATIE.NL

VARIA

Sporen door Twente

De NS is een van Nederlands grootste grootgrondbe-

zitters en heeft daarmee natuurlijk veel invloed op de

inrichting van de ruimte. Het Architectuurcentrum

Twente wil per trein een rit door Twente maken om

zo aan het meereizende publiek tekst en uitleg te

geven over de inrichting van de omgeving van het

spoor; niet alleen de stations maar ook de gebouwen

die langs deze nieuwe A-locaties zijn verrezen. Af-

hankelijk van mogelijke afspraken met de NS, zal ge-

kozen worden voor het definitieve traject, de omvang

van beschikbare capaciteit en de dienstregeling. Voor

nadere informatie, zie website van Architectuurcen-

trum Twente.

4 FEBRUARI 2010

WWW.ARCHITECTUURCENTRUMTWENTE.NL.

> Agenda

Henk Jurriaans

Page 65: OOST 1-2010

65o

ost F

EB

RU

AR

I 2010

Cultuurhistorische Atlas WinterswijkJan Neefjes, Nico Willemse

Deze Atlas is het

resultaat van vernieu-

wend landschapshis-

torisch onderzoek.

De bureaus Overland

(landschapshis-

torie) en RAAP (archeologie) hebben consequent

alle bekende informatie over bodem, archeologie,

monumenten en geologie bij elkaar gevoegd in een

geografisch informatiesysteem. Daarnaast werd een

kaart gemaakt van historische landschapstypen en

-elementen.

De atlas vertelt met vele kaarten en foto’s het verhaal

achter het landschap. Gedetailleerde kaarten geven

de historische kenmerken van het Winterswijkse

grondgebied weer. Allerlei nieuwe, historische

elementen kwamen aan het licht. Bijvoorbeeld de

wallen, die ooit dienst deden als veekering rond de

akkers, maar ook als landweer in de militaire verde-

diging tegen de bisschop van Münster. Uit de atlas

blijkt ook dat zelfs de meest natuurlijke landschap-

pen in Winterswijk door de mens zijn aangeraakt. De

slingerende beken in het bos zijn ooit als weteringen

gegraven en juist in de verlaten veenmoerassen ver-

raden vegetatiepatronen de graafwerkzaamheden van

vroegere veendelvers.

200 p., isbn 978-90-5372-115-5, 49,50

Gemeente Winterswijk

Ons boerenlandJan Bieleman e.a. (red.)

In de afgelopen

anderhalve eeuw

veranderde het Ne-

derlandse boeren-

bedrijf ingrijpend.

Kleine bedrijven

maakten plaats voor

grootschalige on-

dernemingen, GPS-

gestuurde trekkers

verschenen en Ne-

derlandse zwart- en

roodbonte koeien stonden aan de wieg van de inter-

nationale fokkerij. Niet dat die veranderingen pas in

de laatste jaren werden ingezet. De Nederlandse boer

volgde de innovaties al eeuwenlang nauwgezet. Ons

boerenland schetst in begrijpelijke bewoordingen de

belangrijkste boerenthema’s: veehouderij, mechani-

satie, tuinbouw, bestuur, zuivel et cetera. Prachtige

illustraties uit de belangrijkste archieven complete-

ren het beeld van een dynamische sector.

400 p., isbn 978 90 400 8656 4, 39,95

Waanders Uitgevers

De nieuwe traditie - The New TraditionHans Ibelings, Vincent van Rossem

Beschrijving van de geschiedenis van de traditie in

architectuur en stedenbouw in Nederland. Deze

ontwikkeling is in de Nederlandse architectuur en

stedenbouw vrijwel altijd bewust en onbewust ont-

kend. Het Modernisme is lang het ideaalbeeld voor

de ontwikkeling van de Nederlandse woonomgeving

geweest: staalconstructies, beton, socialistische

woningbouw en avant-garde architectuur. Tegen-

woordig vinden we woonwijken als Bijlmer, Bos en

Lommer en Alexanderpolder saai en eendimensio-

naal. De auteurs bieden een nieuwe visie op de archi-

tectuur van de negentiende en de twintigste eeuw,

en bespreken in dit boek niet alleen werk van heden-

daagse ‘traditionele’ architectenbureaus zoals Soe-

ters & Van Eldonk, Scala, Molenaar & Van Winden,

Krier & Kohl en Mulleners

& Mulleners, maak ook

architecten die minder in

de spotlights staan zoals

Diederik Six, Friso Woud-

stra, Peter Verschuren en

Pim Hienkens.

288 p., isbn 9789085066927,

34,50

SUN Architecture

Atlas Nieuwe Hollandse WaterlinieRita Brons, Bernard Colenbrander (red.)

De Nieuwe Hollandse Waterlinie is cartografisch uit-

gewerkt aan de hand van vier thema’s: de ligging van

het landschap, het inundatiesysteem, het strategische

stelsel en recente ontwikkelingen. De linie openbaart

zich als een wijdvertakt militair verdedigingssysteem

van forten, groepsschuilplaatsen en bij oorlogsdrei-

ging te inunderen polders. De kaarten tonen de sa-

menhang van de linie als strategisch-landschappelijk

bouwwerk. Ze laten de topografische opbouw van

dit bouwwerk zien in lagen en onderdelen. De meer

gedetailleerde kaarten van de forten etaleren de

rijkdom aan historische plekken, landschappelijke

inpassingen en inrichtingselementen. De atlas biedt

bestuurders houvast en

ontwerpers vrijheid. Een

goed vertrekpunt voor

het opnieuw op de kaart

zetten van dit unieke

nationale landschap. Es-

says plaatsen de Nieuwe

Hollandse Waterlinie

in een historisch per-

spectief. Vormgever

Joost Grootens kreeg de

Rotterdam Designprijs

2009 voor vier atlassen die hij tussen 2003 en 2008

ontwierp: over het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, de

Limes, Vinexwijken en de Metropolitan World Atlas.208 p., isbn 978 90 6450 608 6, 45,00

010 Uitgevers

De avontuurlijke architectuur van coutingMartine Bakker, Cathelijne Nuijsink

Honderd jaar geleden waren scoutinggroepen al blij

met een dak boven het hoofd, maar het avontuurlijke

allegaartje van blokhutten, afgedankte directie¬keten

en in onbruik geraakte forten wordt langzaam maar

zeker aan¬gevuld met onder architectuur vervaar-

digde voorzieningen. Deze nieuwe scoutinggebou-

wen geven de filosofie van het vrije spelen een heel

eigen gezicht. Ze bewijzen ook dat een klein budget

wel degelijk ambitie en vernieuwing toelaat. Scouting

realiseert zijn onder¬komens wars van trends. De

clubhuizen zijn afgestemd

op de belevingswereld van

kinderen en staan in di-

recte relatie met de buiten-

ruimte. Architecten krijgen

alle ruimte voor ongebrui-

kelijke plattegronden en

gevels.

160 p., isbn 987-90-75271-35-5,

26,50

Uitgeverij Blauwdruk

Handreiking ruimtelijke kwaliteit voor de Waal, Rijn en IJsselTerra Incognita, Bureau Stroming, SAB, Alterra/Bosch

Slabbers

In opdracht van provincie Gelderland en ministeries

van V&W en VROM wordt getoond wat de kwalitei-

ten van de ruimte rond Waal, Rijn en IJssel zijn, als

hulpmiddel voor discussie over de voorstellen tot

inrichting van

het rivierenland-

schap. De hoge

waterstanden

van 1993 en

1995 leidden tot

een drastische

heroverweging

van het tot dan toe gevoerde beleid: Ruimte voor de

Rivier. Voor hoogwaterveiligheid, natuurontwikke-

ling, bedrijvigheid, bereikbaarheid, cultuurhistorie

en recreatie zijn integrale oplossingen nodig. Publi-

caties bieden praktische ondersteuning voor plan-

nenmakers, projectleiders, beleidsmede¬werkers en

bestuurders.

138/121 p., IJssel:http://provincie.overijssel.nl/contents/

pages/96357/handreidingruimtelijkekwaliteitijssel.pdf

Publicaties

Page 66: OOST 1-2010

66

oo

st FE

BR

UA

RI 2

010

HOOFDREDACTIE Mariëtte HavemanEINDREDACTIE Marianne LahrBEELDREDACTIE Ingrid OosterheerdREDACTIE ALGEMEEN Paul Baeten Marie-José van Beckhoven Ad Habets Harry Harsema

AAN DIT NUMMER Trix Broekmans, Esther Dieltjes, Gijs Eijsink, Mark Hendriks, Bernard Hulsman,WERKTEN VERDER MEE Pieter Jannink, Lamberthe de Jong, Tim Pardijs, Martin Pieterse, Paul Schnabel,

Willem van Toorn, Ton Verstegen

FOTOGRAFIE 2012 Architecten, Ewoud van Arkel, Marie-José van Beckhoven, Geoff Coupe,Ferdi de Gier, Fotografie 21Lux, Ad Habets, Anne ten Ham, Harry Harsema, Hans Jongerius, Christiaan Krouwels, Rein Lammers, Smily, Jeroen Stumpel, Ton Verstegen, Erwin Zijlstra

VORMGEVING designGenerator, Arnhem

UITGEVER Ewoud van Arkel

MARKETING Ellen Spaltman

REDACTIE e [email protected]

UITGEVER t 06 53170798 / e [email protected]

ALGEMEEN POSTADRES Hakkertsweg 27, 7451 LR Holten

ADVERTENTIEWERVING Acquire Media, Zwolle Michiel Noordzij, Raymond le Fevre / t 038 4606384 / e [email protected]; [email protected] / Advertentiemateriaal te sturen aan [email protected]

DRUK Thieme MediaCenter, Zwolle

ABONNEMENTEN Jaarabonnement (6 afleveringen): € 49,50 (incl. btw, incl. verzendkosten) Jaarabonnement voor studenten: € 24,75 (incl. btw, incl. verzendkosten; collegekaart verplicht) Losse aflevering: € 9,50 (incl. btw, excl. verzendkosten) Abonnementen kunnen op elk gewenst moment ingaan voor de duur van minimaal

één jaar, te rekenen vanaf het moment van de maand van de gewenste eerste aflevering. Abonnementen worden vóóraf gefactureerd voor de volledige abonnements-

periode, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Opzegging van een betaald abonnement dient schriftelijk te gebeuren, minimaal vier weken vóór de aanvang van de nieuwe abonnementsperiode. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met één jaar verlengd.

ABONNEMENTEN- EN PinBizz, DoetinchemBESTELADMINISTRATIE Vragen over abonnementen en bestellingen kunt u richten aan

de afdeling klantenservice. Dagelijks telefonisch bereikbaar van 8.30 uur tot 17.00 uur

t 0314 320632 / f 0314 320639 / e [email protected] Tijdschrift OOST, Postbus 359, 7000 AJ Doetinchem

Colofon

OOST wordt uitgeven door de stichting Oost.

OOST is een initiatief van Gelders Genootschap en Het Oversticht. Uitgave is financieel mede mogelijk gemaakt door bijdragen van de provincies

Gelderland en Overijssel, het Stimuleringsfonds voor Architectuur / Regeling Projectsubsidies Belvedere, Landschap Overijssel en Must stedebouw

© 2009 – Stichting Oost Voor het overnemen van bijdragen uit deze uitgave dient men contact op te nemen met de uitgever. Voor zover het

maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijke vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB te Hoofddorp. Auteurs van artikelen geven toestemming voor verveelvoudiging en openbaar- making van hun artikelen via het maandblad en via elektronische weg, tenzij anders vermeld.

ISSN 1877-8763

Page 67: OOST 1-2010

Aanbod

OOST Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel gaat over de schoonheid van Oost Nederland, uw woon- en werkgebied. Er gebeurt veel. Rivieren worden verbreed, steden breiden uit, nieuwe natuurgebieden worden ingericht, wegen worden aangelegd, defensieterreinen krijgen een andere bestemming, er verrijzen megastallen en bedrij-venterreinen. Aan de andere kant: er is veel belangstelling en zorg voor de cultuur, de kunst en het historisch erfgoed, voor architectuur en voor het behoud van de natuur en milieu.

Bent u ook geïnteresseerd in en betrokken bij uw omgeving? Wilt u ook op de hoogte blijven van de ontwikkelingen? Neem dan nu een abonnement op OOST.

Neem een abonnement!Indien u zich abonneert, ontvangt u voor €49,50 de komende 6 afleveringen OOST (tot eind 2010) thuis. Zo kunt u blijven volgen wat er speelt in Oost Nederland op het gebied van ruimte en cultuur.Bent u student, dan is het abonnement nog gunstiger. U betaalt slechts €24,75 (collegekaart verplicht).

U kunt zich abonneren- via www.tijdschriftoost.nl - door te bellen met (0314) 320632- of door een e-mail te sturen aan [email protected]

Aantrekkelijke kortingen vanaf 10 abonnementenVoor bureaus, bedrijven, overheden, onderwijs-instellingen en bibliotheken gelden aantrekkelijke prijsregelingen. Bent u geïnteresseerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever (zie colofon).

oo

st G

RO

EI E

N K

RIM

P IN

OO

ST-N

ED

ER

LAN

D

JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel

Groei en krimp in Oost-NederlandRock the KasbahStadsdossier: Tiel

Polder Mastenbroek: bevindelijk landschap

Jaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek

OKRA LANDSCHAPSARCHITECTEN BV OUDEGRACHT 23 | 3511 AB UTRECHT

T. +31 (0)30 273 42 49 | F. +31 (0)30 273 51 [email protected] | WWW.OKRA.NL

RUIMTE VOOR DE VECHTMASTERPLAN

IN OPDRACHT VAN:PROVINCIE OVERIJSSEL

GEMEENTE ZWOLLEGEMEENTE DALFSENGEMEENTE OMMEN

GEMEENTE HARDENBERGWATERSCHAP REGGE EN DINKELWATERSCHAP GROOT SALLANDWATERSCHAP VELT EN VECHT

OVERIJSSELS PARTICULIER GRONDBEZITREGIONAAL BUREAU VOOR TOERISME

STAATSBOSBEHEER

Page 68: OOST 1-2010

oo

st G

RO

EI E

N K

RIM

P IN

OO

ST-N

ED

ER

LAN

D F

EB

RU

AR

I 2010

JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel

Groei en krimp in Oost-NederlandRock the Kasbah

Stadsdossier: Tiel

Polder Mastenbroek: bevindelijk landschapJaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek