oost 1-2009
DESCRIPTION
Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel. Jaargang 1 / Oktober 2009 / nr 1 WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NLTRANSCRIPT
tijdschrift voor ruimte en cultuurin Gelderland en Overijssel
JAARGANG 1 / OKTOBER 2009 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL
oo
stO
KTO
BE
R 2009
DE
OV
ER
KA
NT
De overkantAchter rivier en spoor
Winterswijk
Wieden en Weerribben Co Verdaas & Theo Rietkerk
3485 OOSTomslag def-a:Layout 2 03-09-2009 13:48 Pagina 1
Aanbod
OOST Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel gaat over de schoonheid van Oost Nederland,uw woon- en werkgebied. Er gebeurt veel. Rivieren worden verbreed, steden breiden uit, nieuwe natuurgebieden worden ingericht, wegen worden verbreed, defensieterreinen krijgen een andere bestemming, er verrijzen megastallen en bedrijven-terreinen. Aan de andere kant: er is veel belangstelling en zorg voor de cultuur, de kunst en het historisch erfgoed, voor architectuur en voor het behoud van natuur en milieu. Allemaalonderwerpen die belangrijk genoeg zijn om te volgen en om een abonnement te nemen op OOST.
AanbodIndien u zich nu abonneert ontvangt u het tweede nummer (dat half november verschijnt) gratis. Tot eind 2010 bent u dan voor €49,50 verzekerd van 7 afleveringen OOST.
Bent u student, dan is het aanbod nog gunstiger. Abonneer uvóór 1 december dan betaalt u tot eind 2010 (7 afleveringen)slechts €24,75 (collegekaart verplicht).
U kunt zich abonneren- via www.tijdschriftoost.nl - door te bellen met 0314 320632- of door een e-mail te sturen aan [email protected]
tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel
Aantrekkelijke kortingen vanaf 10 abonnementenVoor bureaus, bedrijven, overheden, onderwijs-instellingen en bibliotheken gelden aantrekkelijkeprijsregelingen. Bent u geïnteresseerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever (zie colofon).
Natuurmonumenten. Als je van Nederland houdt.
De natuur staat steeds meer onder druk. Natuurmonumenten stelt de natuur veilig. Uw steun is hard nodig. Word lid, dat kan al vanaf € 2,– per maand. Kijk voor meer informatie op www.natuurmonumenten.nl
Samen zorgen voor de natuur
3485 OOSTomslag def-b:Layout 2 09-09-2009 09:50 Pagina 2
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Graag willen wij ons voorstellen. OOST gaat over twee provincies die zich
beide bevinden aan de oostkant van Nederland: Gelderland en Overijssel.
Binnen die grenzen bevindt zich een groot en heterogeen gebied, zowel
geografisch als cultureel. Er is in Nederland niet zoiets als een ‘oosterse’ taal
of cultuur; het zijn er een heleboel, van Twente en Salland via de Graafschap
en de Veluwe tot het rivierengebied in het westen van het oosten.
Toch zijn er wel een paar fundamentele eigenschappen die onze provincies
onderscheiden en bijzondere aandacht rechtvaardigen. Het oosten van Neder-
land heeft een eigen geschiedenis, die sterk is bepaald door geografische
componenten. Zandgronden, beekdalen en rivieren, geen kust maar wel op
de oostflank een groot, relatief ongerept grensgebied, en aan de westkant de
Veluwe. Eeuwenlang, op sommige plaatsen nog tot in de twintigste eeuw, werd
de cultuur in grote delen van Twente en de Graafschap bepaald door feodale
verhoudingen: landgoederen, beheerd door meer of minder verlichte baron-
nen, opgevolgd door textielmagnaten. Deze feiten zijn tot op heden zichtbaar
in het landschap met zijn concentratie aan oude bomen en kastelen. Dat land-
schap zelf, grote delen ervan, behoort zelfs na de grote verkavelingen sinds de
jaren vijftig tot het meest gevarieerde en mooiste dat Nederland rijk is. En hoe
waardevol dat bezit is hoef je zelfs geen westerling meer uit te leggen.
OOST is in de eerste plaats bedoeld voor mensen die een bijzondere band met
deze omgeving hebben. Zo wordt het gemaakt: con amore, voor en over een
omgeving die ons dierbaar is. Niet omdat we anderen willen uitsluiten of
onszelf opsluiten in een reservaat van eigenheid, maar omdat we als wereld-
burgers anno tweeduizendnogwat geleerd hebben dat de zorg en liefde voor
de directe omgeving cruciaal zijn in een wereld die verder wordt beheerst door
de digitale snelweg en het transcontinentale vliegverkeer.
Dit besef is relatief nieuw. Sinds de Tweede Wereldoorlog was een begrip als
‘het streekgebondene’ iets waarmee moest worden afgerekend. Het stond in
een reuk van conservatisme, feodalisme en erger: de nazi’s hadden het
streekeigene gemaakt tot een geloofsartikel. Zo begon in de naoorlogse jaren
vijftig tot tachtig het tijdperk van de grote nivellering. Begrippen als ‘provincie’
of ‘traditie’ werden rechtstreeks in verband gebracht met politiek conser-
vatisme, of kleinburgerlijkheid. De toekomst bestond uit rechte lijnen, en daar-
van zijn er in die periode heel veel door het Hollandse landschap getrokken.
Middenin die periode, ergens in de jaren zestig van de twintigste eeuw is het
begrip globalisme geboren. Het was de Amerikaanse filosoof Marshall
MacLuhan die ons ervan probeerde te overtuigen dat de wereld van de toekomst
zou krimpen tot de proporties van een dorp. MacLuhan heeft gelijk gekregen.
Veel van de grenzen die in 1960 nog bestonden, zijn verdwenen, en dat geldt op
praktisch elk gebied. Het internet is de grootste grensvervager die de wereld
ooit heeft gekend.
Maar met het vervagen van de grote afbakeningen, kwamen de kleinere terug.
Een van de onverwachte zegeningen van de mondialisering is een duidelijk
verhoogde belangstelling en respect voor de kleine schaal, en tegelijkertijd voor
de lokale geschiedenis als leidraad voor de toekomst. Mainstream cultuur kan
mooi zijn, maar op de duur biedt het een beperkt dieet.
En er is, simpelweg, de slingerbeweging van de smaak, die zich op elk terrein
van de mensenwereld manifesteert. Om in mondiale termen te spreken: er is de
lash en de backlash. Ook hier in het oosten is dat principe op allerlei manieren
merkbaar. Op de kanalen volgden nieuw gemeanderde beken. Op de verkavelde
graslanden volgde een hernieuwde erkenning van de houtwal en het coulisse-
landschap. De belangstelling en het respect voor het streekgebondene zijn
geëmancipeerd van het tuinkabouterperspectief, en teruggekeerd in een
nieuwe, kosmopolitische jas. In Nederland was waarschijnlijk de beleidsnota
Belvedere uit 1999 de meest markante uiting van deze ontwikkeling. De kern
van deze nota, ondertekend door vier ministeries, was dat cultuurhistorisch
erfgoed een leidraad zou moeten zijn in de oplossing van het steeds nijpender
probleem van de ruimtelijke ordening.
In dit klimaat heeft een blad als OOST, naar wij hopen en verwachten, een kans
om opgemerkt, gelezen en serieus genomen te worden.
MARIËTTE HAVEMAN
foto Jeroen Stumpel
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 3
8 52
18
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
3 RedactioneelDOOR MARIËTTE HAVEMAN
6 Ruimtelijk rumoer
8 De Wieden en de Weerribben: oud cultuurlandschap in ere hersteld DOOR ERIC HOOGEWEG
In de Kop van Overijssel herbergt het grootste laagveenmoeras van
West-Europa niet alleen veel zeldzame planten en dieren. Ook de
rietsnijders worden in hun voortbestaan bedreigd, terwijl juist zij een
cruciale rol spelen om de variatie in natuur en landschap te behouden.
14 Vergeten gebouwen (1): Sint Jacobus de Meerdere, Enschede DOOR BERNARD HULSMAN
18 Dubbelinterview:Gedeputeerden Co Verdaas en Theo Rietkerk‘Wij dragen tegenwoordig echt verantwoordelijkheid’DOOR TRIX BROEKMANS
‘Als u vindt dat wij iets niet goed doen, zeg het dan’, zei Co Verdaas op
het symposium over ruimtelijke kwaliteit in Europa dat november 2008
in Nijmegen plaatsvond.
In hun vraaggesprek met Trix Broekmans doen de beide gedeputeerden
van Gelderland en Overijssel opnieuw mooie beloften.
25 Architectuurcentra in Oost-Nederland: DeventerDOOR LAMBERTHE DE JONG
Stadsdossier (1): Winterswijk
50 Inleiding DOOR HARRY HARSEMA
52 Bomen van Winterswijk DOOR AD HABETS
Winterswijk is een dorp tussen de bomen. Dat is vooral zichtbaar in de
zeven nevenkernen: Meddo, Huppel, Henxel, Kotten, Woold, Miste en
Corle. Ze zijn ingebed in een kleinschalig coulisselandschap met zwaar
geboomte, beken en watermolens.
59 ‘Stedenbouw op minuscule schaal, dat is echt Winterswijks’, gesprek met stedenbouwkundig adviseur Andries GeerseDOOR MARK HENDRIKS
60 Het Dorp (1): WelsumDOOR GIJS EIJSING
63 Agenda 65 Publicaties66 Colofon
Gedichten van Ida Gerhardt en Willem Wilmink
Inhoud
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 4
37
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Thema De overkant
26 Bezien vanaf de overkant DOOR MARIËTTE HAVEMAN
28 De nieuwe wingewesten aan de overkantDOOR PAUL BAETEN
Zo dichtbij en toch zo ver weg. Hemelsbreed op wandelafstand van het
historische stadscentrum, maar emotioneel vaak mijlenver daarvan
verwijderd. Decennia, en soms zelfs eeuwenlang niet of slechts beperkt
betrokken bij de groei van het stedelijk centrumleven. Maar de gebieden
aan de overkant van het spoor en de rivier zijn nu definitief ontdekt.
37 Beelden van de Veluwe DOOR EVELINE KOOLHAAS-GROSFELD
De hoge Veluwe, ‘een kale rok met een kostelijke rand’ zoals het zeven-
tiende-eeuwse gezegde luidt, is sinds 1935 nationaal erfgoed. De stichting
die toen werd opgericht voor het behoud van dit natuurgebied, werkt nog
steeds vanuit het goed burgerlijk ideaal van het nationaal belang;
de ‘kale rok’ wordt als het ware landelijk gekoesterd.
42 Grenzen scheiden, liefde verbindt. Drie kunstenaars en de overkant DOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN
Ook de kunst houdt van de overkant: daar waar je zelf niet bent, en uitzicht
op hebt vanaf een tijdelijk en onbepaald niemandsland. Aan de oever van
een rivier, een snelweg, of een grensstreek.
48 Gezicht op Arnhem vanuit het zuidwesten: anno 1643 en 2009 DOOR ESTHER DIELTJES
Omslagbeeld:
Laagveenbaggeraar haalt met een emmer aan een steel veen uit het water,
om te laten drogen op de ribben (legakkers), en er daarna turf (brandstof )
van te snijden
28
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 5
6 Ruimtelijk rumoer VAN DE REDACTIE
De recessie heeft ook zo z’n goede kanten. In
Gelderland profiteert een aantal cultuurhistorische
projecten van de economische teruggang, nu de
provincie besloten heeft extra geld vrij te maken voor
de bestrijding van de gevolgen van de recessie. Er
komt daardoor 1,6 miljoen euro beschikbaar voor de
restauratie van een begraafplaats in Winterswijk, het
waterradmolengebouw in Heerde, het herstel van
landgoederen aan de Veluwezoom (Gelders Arcadië)
en een landschapspark in Westervoort.
Het ‘recessiegeld’ komt bovenop de 4,4 miljoen euro
die Gelderland eerder dit jaar reserveerde voor het
behoud van cultuurhistorisch en religieus erfgoed.
Hiermee kunnen projecten worden opgepakt als het
herstel van tuinen en tuinhuisjes die beeldbepalend
zijn in de gemeente Hattem. In het Rivierengebied
worden delen van de defensiewerken – forten en
inundatiewerken – van de Nieuwe Hollandse Water-
linie aangepakt en in Gorssel krijgt met deze subsidie
het gerestaureerde stationsgebouw een nieuwe
bestemming als onderkomen voor de oudheid-
kundige vereniging De Elf Marken. In de gemeente
Oude IJsselstreek wordt de enige nog overgebleven
fabrieksschoorsteen van de oude zuivelfabriek
De Hameland gerestaureerd. In totaal omvat het
cultuurhistorische actieplan van Gelderland zeventig
projecten.
De motivatie om ook in het kader van de recessie-
bestrijding geld vrij te maken schuilt in de overwe-
ging dat het restaureren van cultuurhistorisch erfgoed
in directe zin goed is voor de werkgelegenheid in de
bouw en indirect voor de vrijetijdseconomie. Speciaal
punt van aandacht in het Gelders cultuurhistorisch
beleid is het religieus erfgoed. Door teruglopend
kerkbezoek worden onderhoud en restauratie van
kerkgebouwen steeds moeilijker betaalbaar. Een
inventarisatie leerde dat zeker veertig kerkgebouwen
nu al in deerniswekkende staat verkeren.
Recessie goedvoor erfgoed
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Achterhoeks bedrijventerrein landelijk voorbeeld
Het Regionale Bedrijventerrein (RBT) bij Wehl in de
Achterhoek geldt volgens de ministeries van VROM
en Economische Zaken als voorbeeld voor de ontwik-
keling van bedrijventerreinen in de toekomst. Dit
gezamenlijke project van de gemeenten Doetinchem,
Bronckhorst, Montferland en Oude IJsselstreek is
aangewezen als een van de vijf landelijke pilots, omdat
het geldt als een goed voorbeeld van de herstructu -
rering van bestaande bedrijventerreinen in combinatie
met de ontwikkeling van nieuwe. Bovendien is hier
voorbeeldig samengewerkt tussen de betrokken
gemeenten. Het 120 hectare grote terrein komt aan
de snelweg A18 bij de afrit Wehl en wordt mogelijk de
nieuwe thuisbasis voor ijzergieterij Vulcanus en kip-
penslachterij Esbro. Inmiddels klinken er ook geluiden
op om hier het nieuwe stadion voor voetbalclub De
Graafschap te bouwen. Uiteraard is niet iedereen even
blij met het initiatief. ‘Vulcanus, Esbro en De Graaf-
schap; leg alle troep maar voor de deur bij de bewoners
van Wehl en Doetinchem De Huet en Dichteren’,
reageerde een omwonende meteen op een website.
Hoe groot de invloed van een beeldend kunstenaar kan zijn op de visie van
provinciale en gemeentelijke beleidsmakers blijkt uit ‘De uitbreiding van
polder Mastenbroek’, een film van beeldend kunstenaar Sjaak Langenberg
en Theo van den Aker.
In 2002 had de provincie Overijssel, met de gemeenten Zwolle, Kampen en
Zwartewaterland, geassisteerd door SKOR (Stichting Kunst en Openbare
Ruimte), een opdracht laten uitgaan waarin ze kunstenaars opriepen een
kunstwerk te leveren dat ‘een verrassend perspectief zou openen op polder
Mastenbroek en/of haar bewoners.’
Het is een bekend gegeven: stedelijke ambities in de vorm van stadsuitbreiding,
woningbouw, aanleg van bedrijven- en industrieterreinen, oefenen een aan-
houdende druk uit op het landelijk gebied. Geïnspireerd door een van de boeren
uit polder Mastenbroek die tijdens een inspraakbijeenkomst te kennen gaf een
stuk land nodig te hebben, besloot Sjaak Langenberg de zaak eens 180 graden te
keren. In Langenbergs filmproject zijn het de boeren en buitenlui die richting
stad oprukken. Langenberg brengt hun dromen en toekomstplannen in beeld.
Vanuit de weidsheid van de polder ontwikkelen de plattelanders gezamenlijk een
offensieve strategie. We zien boerenwas wapperend in Stadshagen, de grote
nieuwbouwwijk aan het Zwarte Water, waar plots ook koeien in voortuintjes staan
gestald. De boeren richten een eigen wooncoöperatie op. Daardoor kunnen ze
zelf als projectontwikkelaar optreden, om aldus het polderareaal veilig te stellen.
En verder komen allerlei deskundigen op het gebied van de ruimtelijke ordening
aan het woord om onder het oog van de camera mee te denken over ‘polder-
uitbreiding’.
Langenbergs film zette de toon voor het provinciale beleid in Overijssel. De film,
inmiddels in het Engels ondertiteld, werd vertoond op twaalf regionale televisie -
zenders, in diverse kunstinstellingen en bij talloze discussie-bijeenkomsten over
ruimtelijke ordening en de relatie tussen stad en platteland.
www.sjaaklangenberg.nl www.skor.nl
Filmstil uit ‘De uitbreiding van polder Mastenbroek’ van Sjaak Langeberg en Theo van de Aker, 2002-2005foto Sjaak Langeberg/Theo van de Aker
Polderuitbreiding
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 6
7
Gezamenlijk cultuurfonds voor Oost-Nederland
Op papier bestond de intentie al veel langer, maar
nu laat ook de praktijk steeds meer voorbeelden
zien waarin de provincies Gelderland en Overijssel
eendrachtig samenwerken. Het nieuwe, gezamen-
lijke subsidiefonds Kunstproducties Oost-Nederland
is daar een mooi voorbeeld van. Jaarlijks stelt dit
fonds een miljoen subsidie beschikbaar voor
‘producties die bijdragen aan de dynamiek, diversiteit
en vitaliteit van de kunstensector in Oost Nederland’.
De subsidie staat open voor professionele producties
in alle kunstdisciplines. Op zich maakt het niet uit of
de initiatieven uit Overijssel of Gelderland komen,
zolang ze maar bijdragen aan een versterking van het
productieklimaat, vernieuwend zijn, uitwisseling
tussen diverse disciplines bevorderen en een nieuw
publiek bij de kunst betrekken. Belangrijk is wel dat
de productie wordt ontwikkeld in Oost-Nederland en
dat minstens de helft van de uitvoeringen / tentoon-
stellingen plaatsheeft in een van beide provincies.
Gelderland experi-menteert met Werk-landschappen
Het begrip Werklandschappen is in omloop gebracht
door de VROM-raad, een adviesorgaan van het rijk,
om een nieuwe denkrichting te ontwikkelen voor de
bedrijventerreinen van de toekomst. In Werkland-
schappen zou bedrijvigheid (weer) gemengd moeten
worden met andere functies, zoals wonen, natuur of
recreëren. Het werklandschap zou de ongebreidelde
groei van nieuwe bedrijventerreinen een halt toe
moeten kunnen roepen, al is van meet af aan duidelijk
dat alleen lichtere vormen van bedrijvigheid in
aanmerking komen om ‘gemengd’ te worden met
bijvoorbeeld wonen.
In Gelderland hebben drie projecten de steun van de
provincie gekregen om het idee van het werkland-
schap verder uit te werken. In Lochem moet het
bedrijventerrein De Hanzeweg (25 hectare)
omgevormd worden tot een woonwerklandschap,
aangevuld met een aantal voorzieningen als een
jachthaven en het nieuwe gemeentehuis. De
Hanzeweg ligt tussen de historische binnenstad van
Lochem en het Twentekanaal. Nijmegen heeft plan-
nen om het bedrijventerrein De Winkelsteeg om te
bouwen tot de Noviotech Campus. Rondom het
onderzoeksgebouw van NXP (het voormalige Philips
Semiconductors) FiftyTwoDegrees moet hier een
aantrekkelijk gebied ontstaan voor ‘kenniswerkers’,
met woningen, kinderopvang, recreatievoorzienin-
gen en restaurants.
In Winterswijk ligt een bedrijventerrein, waar vroeger
het destructiebedrijf Dierlijke AfvalVerwerking (DAV)
gevestigd was, vlakbij een beek van het zogenaamde
Hoogste Ecologische Niveau, de Boven Slinge.
De ambitie is daar deze beek meer ruimte te geven,
bedrijven te plaatsen en een nieuw werklandschap te
laten ontstaan waarin de natuur meer ruimte krijgt.
Natuur legt fluitendeboer het zwijgen op
Natura 2000, de Europese wetgeving voor
bescherming van natuurgebieden, gaat een belang -
rijke rol spelen in de discussie over natuurbehoud en
-ontwikkeling in Oost-Nederland. In Overijssel vallen
25 gebieden onder het Natura 2000-regime, van
de Aamsveen bij Enschede tot het Zwarte Meer bij
Genemuiden. In Gelderland zijn er negentien: van de
polder Arkenheem bij Nijkerk tot de Zuiderlingendijk/
Diefdijk-Zuid tussen Gorichem en Leerdam.
Natuurbeschermers zijn uiteraard blij met de strenge
voorwaarden die Natura 2000 stelt en die niet alleen
ongewenste ontwikkelingen in de gebieden zelf
beperken, maar ook in een strook daaromheen.
Maar het protest tegen Natura 2000 zwelt aan.
Werkgevers organisaties als VNO-NCW bestoken de
provincie besturen en de Tweede Kamer met brand-
brieven over de vermeende beperkingen die de wet-
geving oplegt aan bedrijven. Ook agrariërs maken
zich in toenemende mate druk. Onder het motto
‘Red de fluitende boer’ stuurden verontruste leden
van LTO in juli ruim 600 briefkaarten naar de
Gelderse gedeputeerde Harry Kereweer. Zijn Over-
ijsselse collega Piet Jansen ontving welgeteld 531
protestkaarten waarin de vrees wordt uitgesproken
dat de boer ‘een beschermde bedreigde soort wordt’.
Overigens hebben beide gedeputeerden begrip voor
het protest, vooral omdat de wetgeving nog voor veel
onzekerheid zorgt en zij de boeren ook niet kunnen
vertellen wat er straks nog kan en niet meer kan op
en rond hun bedrijf.
Tegenstanders zullen het ongetwijfeld een eu-
femisme vinden, maar toch is ’compact’ de term
die volgens de gemeente Enschede, de provincie
Overijssel en de rijksoverheid van toepassing is op
de nieuwe luchthaven Twente, de opvolger van de
militaire luchthaven die enkele jaren
geleden door Defensie werd verlaten.
De toekomst van de voormalige
luchtmachtbasis houdt de gemoe -
deren al jaren flink bezig. De over -
heden en het bedrijfsleven vinden
– grofweg samengevat – dat een luchthaven van
groot belang is voor de economische toekomst van
Twente. De hoop is onder andere dat er steeds
meer vluchten verplaatst worden van het overvolle
Schiphol naar regionale vliegvelden als Eind-
hoven, Lelystad en – wellicht – Twente. En uiter-
aard zou ook het regionale bedrijfsleven voor
zakelijke vluchten kunnen gebruikmaken van het
vliegveld.
Tegenstanders waren allang blij toen de laatste
F16’s Twente verlieten en er vanaf 1 januari 2008 –
wegens het vertrek van de (militaire) luchtverkeers -
leiding – ook geen chartervluchten meer aankwa-
men en vertrokken. Velen zien de voormalige basis
liever getransformeerd tot een groen gebied –
eventueel met wat woningbouw – aansluitend
op het landschap van het Lonnerkerland. Tot 11
september konden ze hun bezwaren
tegen het plan voor de ‘compacte
luchthaven in het groen’ kenbaar
maken en dit najaar hakken de
betrokken overheden de knoop door.
Het onlangs gepresenteerde plan is de kleinste van
twee varianten die door de Vliegwiel Maatschappij
Twente waren ontwikkeld. In deze visie wordt de
nieuwe luchthaven geconcentreerd in het noor -
delijke deel van het terrein, dichtbij de A1 en de
spoorlijn en komt er aan de zuidzijde 130 hectare
beschikbaar voor groenontwikkelingen met
mogelijkheden tot versterking van de Ecologische
Hoofdstructuur. Het ruimtebeslag van de lucht-
haven zou beperkt blijven tot elf hectare. Via de
nieuwe luchthaven zouden jaarlijks 1,2 miljoen
passagiers vervoerd moeten worden.
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Overheden kiezen voor ‘compacte’ luchthaven Twente
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 7
8
De Wieden en de Weerribben:
oud cultuurlandschapin ere hersteld
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
DOOR ERIC HOOGEWEG
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 8
9o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
pLandschap de Wieden en de Weerribbenfoto Joop van Reekum
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 9
10
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
In de Kop van Overijssel herbergt het grootste laagveenmoeras van
West-Europa niet alleen veel zeldzame planten en dieren. Ook de
rietsnijders worden in hun voortbestaan bedreigd, terwijl zij juist een
cruciale rol spelen om de variatie in natuur en landschap te behouden.
Overheidssteun geeft het ambacht een nieuwe impuls en maakt van
de rietsnijders natuurbeheerders.
Laagveenbaggeraar aan het werk in de Wiedenfoto Natuurmonumenten
Werkzaamheden aan het riet in de Wieden en Weerribbenfoto Eric Hoogeweg
> De Wieden en Weerribben
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 10
11o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
Je zou het soms bijna vergeten te midden van de
natuur en rust van de Wieden en Weerribben: natuur
en landschap zijn niet statisch, maar volop in ontwik-
keling. Dat geldt zeker voor deze gebieden die door
de eeuwen heen ingrijpend zijn veranderd. Dit is
geen natuurlandschap, maar een oer-Hollands
cultuurlandschap, ontstaan door vervening en de
turfwinning die hierop volgde. Wie wandelt,
fietst of vaart in dit grootste laagveenmoeras van
West-Europa kan de rijke historie van turfstekers,
vaarboeren en riets nijders nog duidelijk ervaren.
Verscholen in het afwisselende landschap met open
water, trilveen, riet- en hooiland liggen kleine dorpen
en buurtschappen als Kalenberg, Dwarsgracht, Belt-
Schutsloot en natuurlijk Giethoorn. Alle omgeven
door een doolhof aan plassen, kreken, sloten en
petgaten, ontstaan door het winnen van turf. Een
perfecte leefomgeving voor een grote diversiteit aan
planten en dieren. De Wieden en Weerribben
herbergen alleen al 160 soorten van ‘de rode lijst’
met bedreigde planten en dieren. De purperreiger,
ringslangen, ijsvogels, wilde orchideeën of otters
kun je hier ‘gewoon’ tegenkomen.
Zelf heb ik zes jaar in dit gebied gewoond. Een
intense ervaring om in zo’n rust- en natuurrijk gebied
te leven. Ik kom er nog regelmatig, bijvoorbeeld om
te kanoën in De Wieden. Indrukwekkend zijn, in mei,
de zeeën van bloeiende waterlelies.
Verlanding
Zonder menselijk ingrijpen zou dit soortenrijke
gebied snel veranderen in één groot moerasbos met
enkele meren. Zeker doordat er minder natuurlijke
dynamiek is zonder de invloed van de vroegere
Zuiderzee, na aanleg van de Afsluitdijk en droog -
legging van de aan het gebied grenzende Noordoost-
polder. Ook wordt het grondwaterpeil tegenwoordig
kunstmatig stabiel gehouden, onder andere door het
imposante Stroink-gemaal langs de dijk tussen
Blokzijl en Vollenhove. Om te zorgen voor nieuwe
dynamiek, worden in het gebied nieuwe petgaten
gegraven en schrapen graafmachines de bovenste
laag van de rietlanden. Zo wordt de ‘verlanding’ van
de natte bodem weer teruggezet.
Riettelers spelen een belangrijker rol bij het behoud
van de diversiteit, zeker sinds de turfwinning begin
twintigste eeuw stopte en het riet oprukte. ‘Snijden
en maaien van riet stopt de verlanding niet, maar
vertraagt het proces wel aanzienlijk’, zegt Wessel
Fokkema, beheerder van De Wieden namens Natuur-
monumenten. En graven van nieuwe petgaten zet de
verlanding zelfs helemaal terug. ‘Allemaal essentieel
om de variatie van water, rietland, veenmosrietland,
trilveen, moerasheide en moerasbos in stand te
houden.’
Door concurrentie vanuit China en Oost-Europa is
het zware werk van de ongeveer 250 riettelers in de
Wieden en Weerribben eigenlijk niet meer rendabel.
Secretaris Lute Nederhoed van Riettelersvereniging
De Wieden: ‘Wij focussen op levering van riet dat
voldoet aan alle eisen die dakdekkers stellen en geven
de garantie dat dit ook daadwerkelijk uit De Wieden
komt. Wij kunnen voorzien in zo’n 15 procent van
de Nederlandse vraag, maar financieel kan het
nauwelijks uit. Een Nederlandse rietteler krijgt nog
ongeveer een tientje per uur. Daardoor is het voor
jongeren eigenlijk geen optie meer om nog rietteler
te worden.’
Om dat te veranderen, hebben de rijksoverheid en de
Provincie Overijssel begin 2009 vier miljoen euro
beschikbaar gesteld om het beheer van het gebied
te stimuleren en natuurwaarden te behouden. ‘Riet-
telers krijgen een extra vergoeding per hectare riet-
land. Daardoor wordt de beloning weer rendabel
en is de rietteelt ook voor jongeren weer een optie’,
aldus Nederhoed. Riettelers combineren hun
werkzaamheden vaak met andere activiteiten
zoals (vanouds) de visserij, een boerenbedrijf of
bijvoorbeeld een camping.
Gedwongen band
En zo worden riettelers die oorspronkelijk vooral hun
‘product’ uit de natuur haalden, steeds meer
natuurbeheerders. ‘Een gedwongen band’, stelt
Nederhoed. ‘Maar we hebben elkaar hard nodig’,
typeert regiodirecteur Jan Gorter van Natuur-
monumenten. ‘Het werk van rietsnijders zal op
twee manieren veranderen. Zij gaan meer denken
vanuit natuurvariatie op langere termijn dan alleen
vanuit rietopbrengst. Ook komt er minder rietland
en meer natuurland. We willen onder meer de bijna
verdwenen oude hooilanden en schraallanden laten
terugkeren. Lokale boeren en rietsnijders zijn daar-
voor belangrijk. De subsidie maakt het ook voor hen
mogelijk.’ Beheerder Fokkema: ‘Vroeger was er ook
aanzienlijk minder rietland dan nu.’
Eigenlijk zijn rietsnijders noodgedwongen hun
nieuwe koers al voorzichtig gaan varen. Nederhoed:
‘Door veranderde natuurwetgeving is onze oorspron -
kelijke maaiperiode van half december tot 1 mei
bijvoorbeeld al bijna met een maand verkort, juist
in de meest productieve periode. Ook laten we acht
procent van het riet staan voor de vogels. Eerder
overkwamen wettelijke maatregelen ons, maar nu
zijn wij een volwassen gesprekspartner geworden
om mee te praten over natuurbehoud.’
Eendenkooien
Eerder gingen de bezitters van eendenkooien – de
kooikers zijn al eeuwen vertegenwoordigd in het ge-
bied – de riettelers voor als nieuwe natuurbeheerders.
Want de oudste moerasbossen, vol berken en elzen
waar kamperfoelie en hop rond de boomstammen
kronkelen, liggen rond de eendenkooien zoals de
grote Otterskooi bij Dwarsgracht. Doordat eenden -
kooien als rustgebied zijn aangemerkt, mocht er in
de directe omgeving – meestal een straal van 1.130
meter – niet gejaagd worden. Daarmee waren deze
oude en vaak wat mysterieuze vangplaatsen extra
interessant toen Natuurmonumenten in 1934 de
eerste gebieden in De Wieden aankocht. Het ene
rustgebied raakte soms zelfs dat van een andere
eendenkooi. ‘Het zijn niet alleen parels in het >
Het afgraven van petgatenfoto Willem Miedema
Joh. en Corn. Blaeu, kaart Noordwest Overijssel, zeventiende eeuw Luchtopname gebied de Wieden en Weerribben, Noordwest Overijsselfoto Natuurmonumenten
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 11
12
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
gebied, maar ze waren ook strategisch van grote waarde’,
zegt Fokkema. ‘Toen bovendien veel oevers werden
aangekocht zorgde dat voor een rem op ontginnings -
mogelijkheden die natuurontwikkeling in de weg
zouden staan. Toch konden weinigen vermoeden hoeveel
natuur er uiteindelijk zou overblijven. In 1943 werd nog
gespeculeerd over een te behouden natuurgebied van
slechts vijfhonderd hectare.’ De Wieden en Weerribben
beslaan nu samen bijna tienduizend hectare.
Roelof de Jonge uit Belt-Schutsloot stamt uit een familie
van kooikers. Zijn betovergrootvader had in 1879 al een
eendenkooi in Belt-Schutsloot. Zelf trad hij in 1979 in
dienst van Natuurmonumenten dat drie van de vijf over -
gebleven eendenkooien in De Wieden (in De Weerribben
zijn er twee) onderhoudt vanwege hun cultuurhistorische
waarde. ‘Met behulp van vrijwilligers worden ze opge -
knapt en ik verzorg excursies in dit gebied’, vertelt hij in
de voor publiek beperkt toegankelijke Kiersche Wijde -
kooi bij Wanneperveen. ‘Tot halverwege de jaren tachtig
ving ik nog wel veel wilde eenden voor de poelier, maar
tegenwoordig heeft de eendenkooi vooral een educatieve
functie.’ Ook worden eendenkooien nog gebruikt voor
het ringen van zeldzame watervogels zoals slobeenden,
wintertalingen, krakeenden, smienten en pijlstaarten.
Jongeren
Eendenkooien hebben een rijke historie die teruggaat
tot voor de Middeleeuwen. Rond een met rieten matten
afgeschermde plas werden eenden gevangen voor de
consumptie met behulp van tamme lokeenden en een
speciaal kooikershondje. Hiermee werden wilde eenden
naar een van de vangpijpen rond de plas gelokt. De Jonge
doet dit nog steeds samen met zijn kooikershondje
Kuzco. Na enkele jaren ringwerkzaamheden vangt hij
soms nog wat wilde eenden in zijn eigen Klaverskooi.
‘Maar puur hobbymatig. Afgelopen jaar ving ik er veertig,
maar de kosten wegen niet op tegen de opbrengst’, zegt
de kooiker terwijl hij wijst op het nest van een havik vlak
boven een oud kooikershuisje waar vroeger voer voor
de lokeenden werd opgeslagen.
Naast zijn werk voor Natuurmonumenten is De Jonge
ook rietsnijder. Hij verwacht dat de subsidie voor riet -
snijders zeker kan zorgen voor aanwas van jonge riet -
snijders. ‘Mijn zoon Kasper is 22 en zou zeker willen. Hij
heeft alleen hooikoorts en dat maakt het lastig, maar
zonder dat zou de nieuwe regeling het voor hem zeker
mogelijk maken om als rietsnijder aan de slag te gaan.
Een goede zaak.’
Nieuwe ontwikkelingen
Met een prominentere rol voor de rietsnijders als natuur -
beheerders is een flinke stap gezet om de diversiteit van
de natuur in de Kop van Overijssel te behouden, maar
er zijn ook nieuwe veranderingen op komst. Zo kijken
Natuurmonumenten (namens De Wieden) en Staats-
bosbeheer (De Weerribben) naar mogelijkheden om het
nationaal park te verbinden met andere natuurgebieden
in de regio.
Maar ook direct tussen De Wieden en Weerribben is
een sterkere verbinding te leggen om de biodiversiteit
te vergroten. Zo worden de gebieden alleen, maar wel
bijna volledig gescheiden door de rijksweg (N33) van
Steenwijk naar de Noordoostpolder. Alleen een bruggetje
bij Muggenbeet zorgt voor een directe verbinding.
Gorter: ‘Onze grote wens is een tunnel, maar dat lijkt
door de kosten onhaalbaar. Maar we kijken zeker hoe
we de ecologische verbinding kunnen versterken,
bijvoorbeeld met een hoge brug.’
Een ander thema is de mogelijkheid duurzame energie
op te wekken uit de toenemende hoeveelheid plantaardig
materiaal (biomassa) die vrijkomt door het afplaggen,
graven van petgaten en als restmateriaal van riettelers.
Als daar een mogelijkheid voor gevonden wordt, krijgt
het gebied opnieuw de functie als alternatieve energie -
leverancier, net als in 1499 toen een kapverbod voor
bomen de turfwinning op gang bracht.
Energie uit de Wieden en Weerribben is voorlopig
toekomstmuziek. Zeker lijkt al wel dat het nationaal park
verder zal uitdijen. Fokkema: ‘Om de variatie in stand te
houden, is nog steeds nieuw gebied nodig voor nieuw
moeras. Maar met de huidige omvang komt het punt
wel in zicht dat we de motor van het moeras binnen het
bestaande gebied op gang kunnen houden.’ <
Natuurmonumentenbeheerder Roelof de Jong
Eendenkooi Kiersche Wijdekooi bij Wanneperveen, De Wiedenfoto’s Eric Hoogeweg
> De Wieden en Weerribben
ÉÉN NATIONAAL PARK De Wieden en de Weerribben beslaan bijna de gehele Kop van Overijssel, ingeklemd tussen Steenwijk, Zwartsluis,Meppel en de provinciegrens met Friesland in het uiterste noordwesten. Met een oppervlak van respectievelijk 65 en 35 vierkante kilometer vormen zij samen het belangrijkste laagveenmoeras van West-Europa. Sinds januariook samen officieel aangewezen door minister Verburg (LNV) als éénnationaal park (in oprichting). Staatsbosbeheer is verantwoordelijk voor hetnatuurbeheer in De Weerribben, Natuurmonumenten in de Wieden. Bekijkvoor een bezoek aan het gebied de website: www.np-weerribbenwieden.nl.
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 12
13o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
foto
’s E
ric H
ooge
weg
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 13
14
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Interieur Sint Jacobus de Meerdere kerk, Enschedefoto’s Luuk Kramer
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 14
15o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
Sommige gebouwen geven je het gevoel dat het de hoogste tijd is de
architectuurgeschiedenis te herschijven. De Sint Jacobus de Meerdere
kerk in Enschede is zo’n gebouw. Jaren geleden, toen ik aan het einde
van een grijze maandagochtend door de Langestraat liep, werd ik
getroffen door de kerk die daar staat. Aan het begin van een winkel-
straat verwacht je geen kerk, en zeker niet zo een als Sint Jacobus de
Meerdere. Schuin tegenover een andere kerk, de middeleeuwse Grote
Kerk, staat hij, als een soort opmaat voor het plein dat de Oude Markt
heet. Maar ondanks zijn mindere ligging, aan de zijkant van het
plein, is hij mooier dan de romaanse Grote Kerk. Eigenlijk zou de
Sint Jacobus de Meerdere midden op het plein moeten staan.
Bijna alles is ongewoon aan de Sint Jacobus de Meerdere. Dat begint
al met de voorgevel die niet naar het plein staat toegewend, maar naar
de Langestraat. De zeven toegangsbogen, boven aan een brede trap
van een paar treden, zijn zo laag dat het lijkt alsof de kerk wegens
zwaarte in de loop van de tijd een stuk in de grond is gezakt. Ver-
strooid over de bakstenen gevel zitten de grote brokken natuursteen
die de kerk niet alleen nóg zwaarder doen lijken, maar ook knoes-
tiger. De gevel maakt duidelijk wat de negentiende-eeuwse Britse
architectuurtheoreticus John Ruskin bedoelde toen hij beweerde dat
het in de architectuur niet gaat om perfectie, maar juist om imperfec-
tie. De knoestigheid van de Sint Jacobus de Meerdere zorgt voor een
onge -kende levendigheid. Hier zijn echte bouwers aan het werk
geweest die de kerk met aandacht voor detail van grofstoffelijke
natuurstenen en kloostermoppen hebben gemetseld.
De indruk van ongewone zwaarte wordt nog versterkt door de
rechtertoren die maar geen toren wil worden, alsof hij niet is voltooid
om te voorkomen dat het gebouw helemaal in de grond zou zakken.
De lin kertoren is weliswaar iets hoger, maar verdient ook nauwelijks
de naam toren.
Ook vreemd is dat de kerkgevel, anders dan gewoonlijk, niet één
groot venster in het midden heeft maar drie even grote cirkelvormige
ramen met rechthoekige sponningen. Cirkelvormige gaten duiken
ook op in de natuurstenen bovenstukken van de torens.
Ik wilde de kerk binnengaan om te zien wat er was onder de twee
koperen feestmutsen die vanuit de Langestraat nauwelijks zichtbaar
waren. Maar zoals zoveel kerken in Nederland was de Jacobus de
Meerdere op maandagochtend gesloten. Thuisgekomen pakte ik de
gids voor moderne architectuur in Nederland om meer aan de weet te
komen over deze kerk. Maar het gebouw bleek er niet in te staan.
Blijkbaar vinden de samenstellers, Paul Groenendijk en Piet Vollaard,
de kerk niet bijzonder genoeg voor opname in de gids. Misschien
hadden ze gelijk, zo overwoog ik, misschien heeft de Jacobus de
Meerdere alleen een indrukwekkende voorgevel en schuilt daarachter
een stijve, rechttoe-rechtaan ruimte.
Jaren later kreeg ik de kans om de Sint Jacobus de Meerdere van
binnen te zien, toen ik mee kon met een fotograaf die de koepels van
de kerk moest fotograferen. Het interieur bleek even imponerend en
origineel als de voorgevel. De grootste van de twee koepels van bak-
steen, een zogenaamd meloengewelf met 32 ribben, bevindt zich
boven de ruimte achter de galerij met zeven bogen die als ingang
dient. De tweede, kleinere koepel zit boven een ruimte voor in de kerk
waar zich het altaar bevindt. De koepels rusten op gedrongen zuilen,
zes voor de grote, vier voor de kleine, zodat de kerk ongewoon open
is. De koepels beginnen dan ook laag, waardoor het lijkt of ze de
bezoekers beschermen. Meestal bevinden koepels zich in kerken op
grote hoogte, waardoor ze een afstandelijke schoonheid krijgen.
Maar in de Sint Jacobus de Meerdere omarmen ze door hun nabijheid
de gelovigen.
Even origineel als de twee koepels is de plattegrond van de kerk.
Het is een wonderlijke mengeling van twee kerkelijke oertypen, de >
Sint Jacobus de Meerdere,Enschede
H.W. Valk en J.H. Sluijmer, 1931-1933
DOOR BERNARD HULSMAN
Oost gaat over ruimte en cultuur. Op het kruispunt waar deze twee
terreinen elkaar raken, bevindt zich vaak een interessant gebouw.
Immers, gebouwen behoren tot de prominente deelnemers van onze
ruimte, en ook van de cultuurgeschiedenis. Soms zijn zulke gebouwen
wat in de vergetelheid geraakt. Hetzij als gevolg van de veranderde
mode, omdat het in onbruik is geraakt of als gevolg van de oprukkende
omringende bebouwing. In zijn rubriek ‘Vergeten Gebouwen’ zet Bernard
Hulsman in elke aflevering van OOST een dergelijk gebouw opnieuw in
de schijnwerpers. Vergeten gebouwen (1)
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 15
Koepel Sint Jacobus de Meerdere kerk, Enschede
16
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 16
17o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
centraalbouw en de kruisbasiliek. Aan weers -
zijden van het altaar onder de kleine koepel
zitten twee transepten, maar een koor ont-
breekt. Hierdoor bestaat de achterzijde van
de kerk van buiten uit een imposante ronding,
waartegen nog een smal torentje met een
koperen kegel als dak is gezet. Ook aan de
zijgevels is zichtbaar veel zorg besteed. Hier
zorgen kapelletjes met koperen daken voor
een gevarieerd beeld.
Neobyzantijns wordt de stijl van Sint Jacobus
de Meerdere genoemd, maar deze aanduiding
doet de kerk tekort. Het is een vernieuwende
mengeling van de verschillende grote histo -
rische kerkbouwstijlen als romaans, gotisch
en, inderdaad, byzantijns. Misschien zijn de
uniciteit en originaliteit van de Sint Jacobus
de Meerdere te danken aan het feit dat het
ontwerp het werk is van twee architecten,
H.W. Valk en J.H. Sluijmer. Hoe de architec -
ten bij elkaar kwamen is onbekend. Maar
vermoedelijk werd Valk begin jaren dertig
door het Enschedese kerkbestuur in de arm
genomen omdat hij een bekende katholieke-
kerkenbouwer was en Sluijmer omdat hij de
Het andere land
Zacht is de waterkant
zacht is de groene weide;
maar zachter kleurt het land
ginds aan de overzijde.
Het riet, de oeverrand
fluist’ren te allen tijde
beloften in het land
ginds aan de overzijde.
En staande hand in hand
wij zwijgend turen beiden
naar ’t licht bewaasde land
ginds aan de overzijde.
Zo na ons hart verwant
zo ver van ons gescheiden;
het onbereikbaar land
ginds aan de overzijde.
Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Querido 1992
zoon van een van de bouwheren was. Valk
had wel meer ‘neobyzantijnse’ kerken met
koepels ontworpen, zoals de imposante Sint
Jan de Doper uit 1925. Vermoedelijk dankzij
Sluijmer is de in 1933 voltooide Sint Jacobus
de Meerdere ondanks de geringere omvang
nóg indrukwekkender geworden dan zijn
Waalwijkse broederkerk.
Het is natuurlijk niet moeilijk te raden
waarom de kerk ontbreekt in de Architec tuur -
gids. Nog steeds is het verhaal van de
twintigste-eeuwse Nederlandse architectuur -
geschiedenis dat van het modernisme en zijn
voor- en uitlopers. En dus draait het ook in
de Architectuurgids nog steeds vooral om het
modernisme. Maar godzijdank krijgen de
samenstellers van de gids in de loop der jaren
steeds meer oog voor het twintigste-eeuws
traditionalisme. In elke nieuwe uitgave van
de gids sinds de eerste uit 1987 rukt het
traditionalisme verder op. Het is dan ook
een kwestie van tijd voor de Sint Jacobus de
Meerdere erin staat: het is tenslotte een
hoogtepunt van de Nederlandse twintigste-
eeuwse architectuur. <
> Vergeten gebouwen (1)
Ook de poëzie houdt van de overkant. Zacht is de waterkant zacht is de
groene weide; Maar zachter kleurt het land ginds aan de overzijde, dichtte
Ida Gerhardt in haar gedicht Het andere land. Het is een gedicht over
belofte, over mysterie en over de melancholie van het vergezicht.
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 17
18
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
foto’s Christiaan Krouwels
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 18
19o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
‘Wij dragen tegenwoordig echt verantwoordelijkheid’
Gedeputeerden Theo Rietkerk en Co Verdaas
DOOR TRIX BROEKMANS
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 19
20
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
De begroeting van Co Verdaas en Theo Rietkerk is
amicaal, met vrolijke kwinkslagen over en weer.
Gedeputeerden Verdaas (Gelderland) en Theo Riet -
kerk (Overijssel) kennen elkaar goed. Dat begon in
de Tweede Kamer, waar Verdaas de PvdA en Rietkerk
het CDA vertegenwoordigde. In het mooie Provin-
ciehuis van Overijssel in Zwolle praten beide bestuur-
ders op verzoek van Oost over hun vakgebied: de
verdeling van de ruimte in hun beider provincies.
Verdaas: ‘Wij hebben inhoudelijk heel gevarieerde
landschappen, met stedengroepen enerzijds en plat-
teland anderzijds. Onze provincies hebben samen de
helft van de nationale landschappen: Gelderland
zeven en Overijssel twee. Maar wij hebben geen van
tweeën een echte identiteit, zoals Brabant, Limburg
en Friesland dat wel hebben. Ik ben tenminste nog
nooit ergens ter wereld iemand tegengekomen die
zegt: ik ben een Gelderlander. Dus de Gelderlander
bestaat niet. Onderling zijn er grote verschillen
tussen de landstreken. Maar dat vind ik juist het
mooie: als ik in de Achterhoek ben beginnen we
standaard een half uur te laat en we eindigen altijd
met bier. En op de noordwest-Veluwe is dat totaal
anders.’
Rietkerk: ‘Daar beginnen ze op tijd en gaan ze op tijd
naar bed. Ik ben opgegroeid in het Veluwse, dus dat
ken ik wel. Daarom ben ik in Kampen gaan wonen,
dat is Bourgondischer, al heeft Kampen niet dat
imago. Ik ben een Bourgondische calvinist.’
Rietkerk is met zijn bijna zes jaar ervaring als gede-
puteerde een oude rot vergeleken met Verdaas, die
een kleine twee jaar actief is op hetzelfde terrein.
Rietkerk is een gepassioneerde prater, die soms
kopje onder lijkt te gaan in zijn eigen stortvloed van
woorden, maar hij kan ook goed zwijgen en luisteren
naar Verdaas, die zegt: ‘Ik ben flegmatieker dan
Theo. Theo is meer de draufgänger.’
Rietkerk kwam in 2003 terug naar de provincie, toen
Overijssel een stevige provinciaal bestuurder nodig
had, op zijn vakgebied ruimtelijke ordening, volks -
huisvesting, milieu en energie. ‘Ik wist dat ik op dat
vlak een enorme toegevoegde waarde kon bieden.
Juist omdat de nota Ruimte zei dat het decentraal
moest gebeuren, gemeenten met waterschappen en
provincies samen. Als de vierde nota meer de centra-
listische kant was opgegaan, had ik hier niet gezeten.
Dan had ik voor elk wissewasje naar Dan Haag
gemoeten. Terwijl je nu als provinciaal bestuurder
kwaliteit kunt maken en uitvoeren. Dat is winst.’
Verdaas: ‘Na vier jaar Kamerlidmaatschap kwam deze
portefeuille uit Gelderland langs. Dat was op
maandagavond en woensdag werd ik voorgedragen.
Ik denk dat provincies meer in trek komen. Het is
gewoon hartstikke leuk voor mensen die passie voor
het vak hebben. Wij dragen tegenwoordig echt ver-
antwoordelijkheid. De nieuwe generatie bestuurders
moeten dat ook waarmaken. Jij Theo, jij bent daar al
aardig mee bezig.’
Vertel!
Verdaas: ‘Ooit van de IJsseldelta gehoord? Nou, als je
IJsseldelta zegt zeg je Theo Rietkerk. Hij heeft zich
met zijn volle gewicht en naam eraan verbonden,
iedereen in het vak weet dat. Hij trekt dat project
persoonlijk. Hij is ook de ambassadeur.’
Rietkerk loopt naar de kaart van zijn provincie en
wijst: ‘Hier, tussen Zwolle, Kampen en Hasselt ligt
een van de oudste polders van Nederland, de Masten-
broekerpolder. Dat was een wit gebied, daar is jaren
niks gebeurd, qua beleid. De tapijtindustrie van
Genemuiden werd steeds groter, Zwolle wilde de
polder in met de Vinex-wijk Stadshagen en de
tuinbouw hier, dit blokje, wilde van tweehonderd
naar vijfhonderd hectare. Verder had je ook nog de
randweg die erdoor heen moest. Iedereen deed zijn
eigen ding vanuit zijn eigen belang. Toen hebben we
gezegd: we moeten de intrinsieke waarde van die
polder behouden, met zijn Mondriaan-achtige
verkaveling, temidden van de Hanzesteden Hasselt,
Zwolle en Kampen. Toen hebben we iets gedaan dat
tot dan toe ongebruikelijk was: vanuit het platteland
naar de stedelijke ontwikkeling gekeken in plaats van
andersom. Er is altijd vooral gekeken naar de
stedelijke ontwikkeling van open ruimten, terwijl
onze stelling is: je moet ook andersom durven kijken.
En natuurlijk moet je dan keuzen maken, want het is
niet alléén maar kijken vanuit groen en open, de stad
moet ook dynamiek hebben.We hebben een film
laten maken waarin niet de dynamiek van de stad,
maar ook de kwaliteiten van dat landelijk gebied aan
bod komen. NRCV en KRO hebben die uitgezonden.
En dat betekende een ware bewustwording voor de
mensen daar in die polder.’
Als ik even mag onderbreken: Wie zijn ‘wij’?
Rietkerk: ‘De provincie. Samen met het waterschap
en de drie steden hebben wij die film laten maken
om die mensen in de polder, en dat zijn vooral
boeren en dorpsbewoners – die hebben ook zelf
meegespeeld in die film – te laten beseffen dat zij iets
waardevols te verdedigen hadden. We hebben dus de
cultuurhistorische waarde van de open ruimte belicht
en dat heeft enorm geholpen.’
Want?
Rietkerk: ‘Wij hebben onze tanden laten zien. Tegen
de tuinbouw gezegd: het is hier even genoeg
geweest. Er is ook nog Emmen, Luttelgeest. Dat was
kwetsbaar, want tuinbouw is big business. We
hebben de omslag kunnen maken door te zeggen:
wij gaan van jullie een energiebedrijf maken, voor
energie aan toekomstige woonwijken en aan jezelf.
En tegen Zwolle met dat plan voor de Vinex-wijk
hebben we gezegd: er zijn grenzen. De (Provinciale)
Staten hebben ons daarin gelukkig gesteund.’
Verdaas: ‘In Gelderland loopt een project waarbij ik
de aanpak een beetje van Theo heb afgekeken. Ik vind
dat nooit erg om te zeggen hoor, dat je goede voor-
beelden nodig hebt in het leven. Zoals Theo zich zeer
persoonlijk heeft verbonden met dat de IJsseldelta,
zo doe ik dat bij ons met Park Lingezegen, en dat
gaan we ook doen met Waalweelde.’
En wat behelzen die?
Verdaas: ‘Park Lingezegen is een regionaal park in
aanleg tussen Arnhem en Nijmegen en biedt ruimte
aan mens, water, landbouw en natuur. Er was al tien
jaar discussie over en op zeker moment werd mij het
voorzitterschap van de stuurgroep gegund. Dan heb
je dus de bestuurlijke regie. Na afloop van de eerste
vergadering die ik voorzat was ik helemaal op. Er
waren alleen maar irritaties voorbijgekomen, het was
‘Als u vindt dat wij iets niet goed doen, zeg het dan’, zei Co Verdaas op het symposium over ruimtelijke
kwaliteit in Europa dat november 2008 in Nijmegen plaatsvond.
In hun vraaggesprek met Trix Broekmans doen de beide gedeputeerden van Gelderland en Overijssel
opnieuw mooie beloften. Het is de eerste uit een reeks interviews waarin het woord wordt gegund aan
mensen die hun stempel drukken op de oosterse ruimte en cultuur . Theo Rietkerk en Co Verdaas zien
zichzelf vooral als regisseurs van een ingewikkeld proces: het verdelen van onze kostbare ruimte aan alle
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 20
21o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
‘Wij zeggen: wij hebben straks het echte groene hart indat gebied van de IJsseldelta, omdat wij tegen de tuin-bouw, de woningbouw en de industrie gewoon hebbengezegd: stop. Maar er zijn actiegroepen die tegen elkesteen zijn, daar kun je niet tegenop roeien.’
partijen die daarin een rol spelen. Dat wil zeggen de natuurorganisaties, de steden, de boeren en de
industrie. De trefwoorden ‘ruimteli jke kwaliteit’ klinken daarbij de laatste jaren steeds vaker. Wat
daaronder precies verstaan mag worden blijft in het vage. Dat is prettig voor de regisseurs, maar het
maakt wel dat hun handel en wandel door ons, bewoners van deze kostbare hectaren met grote
belangstelling zal worden gevolgd. En hun beloften aan de realiteit worden getoetst.
Dubbelinterview
één groot energielek. Wat bleek? Ze hadden nog
nooit met de kaart erbij strepen getrokken: huppe-
kee, hier komt dat park. Dat was mijn eerste actie. Ik
zei: ik wil pas verder praten als we weten waar het
park begint en waar het ophoudt. Dat is gebeurd. Dat
is het voor deel van iemand met een verse kijk op de
dingen. En wat ook heel erg helpt: in het contact met
Den Haag en met de minister is dat park vervolgens
rijksbufferzone geworden. (Een rijksbufferzone is
door de rijksoverheid aangewezen is om stedelijke
gebieden ruimtelijk te scheiden. Nederland telt
negen rijksbufferzones die zijn gevrijwaard van
grootschalige bebouwing, TB.)
Dus is het voor de regio ook helder: dat is niet
zomaar een hobby van een paar gemeenten en een
provinciaal bestuurder, nee, met de benoeming tot
rijksbufferzone is het verankerd. Dat is in de twee
jaar dat ik dit werk mag doen een concreet resultaat.’
Heeft Rietkerk op zijn beurt met de IJsseldelta ook bepaalde
inspiratiebronnen?
Rietkerk: ‘Nou, ik ben meer geïnspireerd door mijn
zes jaar in Den Haag waardoor ik zag dat de vierde
en de vijfde nota ruimtelijke ordening niet lukte.
En dat het duidelijk werd dat je dat regionaal moest
verankeren om echt tot scherpte te kunnen komen.
Want anders gaat het zijn organische gang en dan
zou dat mooie poldergebied vanuit Kampen, Zwolle
en Hasselt gewoon vollopen. Dus toen er hier in 2003
een bestuurder wegging, kwam minister Sybilla
Dekker met een nieuw beleidsvoorstel waarin werd
gezegd dat er voorbeeldprojecten nodig waren voor
de nieuwe nota ruimte. Toen heb ik naar Overijssel
gekeken en zag daar twee opgaven liggen: de IJssel -
delta en het gebied langs de A1 – niet de verbreding
van het asfalt, maar het hele gebied. Daarop heb ik
ingezet als voorbeeldproject voor Overijssel. Uit-
eindelijk is door de gebiedsontwikkeling IJsseldelta
Zuid uit voortgekomen en de aanwijzing van het
noordelijke deel van de IJsseldelta tot Nationaal
Landschap.’
Wat was die persoonlijke inzet?
Verdaas: ‘Jij hebt als provinciaal bestuurder alle
partijen bij elkaar gebracht.
Rietkerk: ‘Elf overheidspartijen. Zeven gemeenten,
twee provincies, Staatsbosbeheer, twee waterschap-
pen en drie vertegenwoordigers van VROM, Verkeer
& Waterstaat en LNV. Daarin heb ik de regie
genomen.’
Verdaas: ‘Jij hebt je kop boven het maaiveld uit-
gestoken. Ik mag hopen dat provincies in dat soort
situa ties die rol allemaal oppakken. Ik probeer dat in
Gelderland ook te doen.’
Rietkerk: ‘Als ik dat niet had gedaan, hadden we geen
Nationaal Landschap gehad,’
Verdaas: ‘Dan was het een groot gevecht geworden
tussen alle verschillende centrale machten.’
Rietkerk: ‘Zonder die afstemming was bijvoorbeeld
de Hanzelijn op een andere hoogte aangelegd dan de
N50 en dat had later met heel veel kosten weer gelijk
getrokken moeten worden. Ik weet nog heel goed,
dat is het voordeel van ons Kamerwerk: de ministers
hadden geen tijd, maar na het bewindsliedenoverleg
op donderdagavond is er altijd tijd. En toen hebben
we met Karla Peijs en Sybilla Dekker een deal
gesloten voor dertig miljoen. Tien miljoen kon ik
meenemen naar de provincie, tien miljoen van VROM
en tien miljoen van Verkeer & Waterstaat. En toen is
het tracébesluit aangepast. Terwijl het uiteindelijke
besluit over het totale project dit jaar valt. Je moet
dus risico’s durven nemen en anticiperen op de
toekomst.’
Rietkerk zwijgt even en zegt dan: ‘Drie woorden zijn
belangrijk: visie, lef en een rechte rug.’
Is Verdaas het daarmee eens?
Verdaas: Als je ergens in gelooft, als je een visie hebt,
dan is die rechte rug vanzelfsprekend. Als je de inner-
lijke overtuiging hebt dat dit de goeie aanpak is, dan
gaan de mensen om je heen erin mee.’
Rietkerk: ‘Vasthouden aan je visie is belangrijk, want
je hebt te maken met partners die verkiezingen
hebben, zoals de gemeenteraad elke vier jaar, en de
waterschappen hebben ook weer net verkiezingen
gehad. Als je populistische verkiezingen krijgt, dan
worden onderwerpen als dit vermalen. Wij kijken
twintig jaar vooruit. Dat is niet gemakkelijk.’
Verdaas: ‘Ik zie dat ook in Gelderland met het project
Waalweelde. Dat is van onderop ontstaan, vanuit
mensen die oprecht betrokken zijn bij het veiliger en
mooier en breder maken van de Waal. In het begin is
iedereen dolenthousiast. Maar uiteindelijk moet je
besluiten waar de geul komt en het bedrijvigheids -
cluster en moet je het antwoord geven op de vraag
welke gemeente nog wat rood (=woningbouw) mag >
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 21
22
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Co Verdaas (links) en Theo Rietkerk
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 22
23o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
‘Wij hebben alle bewindslieden van het vorige kabinethier tussen de strobalen en op het water gehad, omte laten zien wat er nodig is.’
ontwikkelen. En nu zie je, een jaar voor de gemeente -
raadsverkiezingen, hoe zo’n project een speelbal
wordt van de politiek. Dus ga ik zelf met gemeente-
raadsleden praten, en ik haal Cees Veerman van de
Deltacommissie erbij en die zegt: mensen, ben blij
met deze gedeputeerde, want als hij zich niet verant-
woordelijk voelt voor die hele Waal, dan gaan over
een paar jaar andere mensen het voor u bedenken.
Ik weet niet hoe dat met jou is, Theo, maar ik haal
ook de hoogste ambtenaren van VROM en van LNV
en van V&W naar Gelderland en die neem ik mee op
excursie langs de Waal. Dat helpt allemaal om het op
het netvlies te krijgen.’
Rietkerk: ‘Wij hebben alle bewindslieden van het
vorige kabinet hier tussen de strobalen en op het
water gehad, om te laten zien wat er nodig is.
Kamerleden, de Directeur-generaal Water, we hebben
iedereen op de goeie momenten hierheen gehaald.
En wat ik een geweldige omslag vond in ons proces
was dat we in een volle, kolkende zaal in Kampen uit
verschillende varianten moesten kiezen van de water-
loop en dat de mensen, dus de bevolking, zeiden: dit
gaat ons de kop te boven, wij hebben niet die
deskundigen die jullie hebben. En toen was ik zo ad
rem om te zeggen: dan krijgt u het hele team van
deskundigen, tien mensen, plus de secretaris om
alles vast te leggen. Vervolgens hebben zij de zesde
variant bedacht, een combinatie van de verschillende
mogelijkheden. Daarop kwamen maar 23 bezwaren,
in plaats van duizend. Daar is de omslag ontstaan. Ze
zeiden: kennelijk gunt hij ons zijn vertrouwen.
We moeten nu nog veertien procedures doorlopen.
Veertien procedures! Want er zit een waterspitsmuis
in dat gebied. Of twee.’
Rietkerk windt zich op: ‘Er komt daar meer dan
honderd hectare nieuwe natuur en iedereen zegt:
fantastisch. De karekiet en de roerdomp komen
terug. Maar er zitten twee waterspitsmuizen. Ik zal
niet zeggen hoe ze daar gekomen zijn, maar er zijn
foto’s gemaakt van twee mensen op een fietsje die
daar de muizen hebben uitgezet. Die muizen staan
op een lijst van beschermde diersoorten, dus wij
mogen dat project daar eigenlijk niet uitvoeren. Maar
gelukkig is de regelgeving inmiddels wat opgerekt.
Wij kunnen verder gaan, mits we compenseren.
Wat niet wegneemt dat wij nog drie jaar procedures
moeten doorlopen, zodat in januari 2013 de schop
in de grond kan. Drie Jaar Lang!’
Verdaas: ‘En 95 procent van de mensen zit te
wachten: begin nou! Het korenwolfverhaal. Een klein
groepje houdt het tegen voor de massa. De wetgeving
wordt gebruikt voor sabotage. Ik kan burgers niet
meer uitleggen waarom iets wat je met zijn allen wilt
toch nog drie jaar op uitvoering moet wachten.’
En wat dat niet kost…
Verdaas: ‘Daar moet je bij mij al helemáál niet over
beginnen, want dan praat ik alleen nog maar
dáárover. Maar het is een feit dat je miljoenen kwijt
bent aan procedures die je ook meteen in het gebied
had kunnen investeren.’
Rietkerk: ‘Het zijn actievoerders, die willen dat
Nederland stilstaat. Dat er helemaal niks meer
gebeurt. Kijk, wij moeten zuinig met de kwalitatieve
ruimte omgaan. Maar in zo’n gebied moet je nu
eenmaal alvast een aantal woningen reserveren, of
dat nou voor 2020 of 2030 ervan komt, dat maakt
niet uit, maar dat moet je sturen. Dat is wat wij
ruimtelijke ordening noemen. Wij zeggen: wij
hebben straks het echte groene hart in dat gebied van
de IJsseldelta, omdat wij tegen de tuinbouw, de
woningbouw en de industrie gewoon hebben
gezegd: stop. Maar er zijn actiegroepen die tegen
elke steen zijn, daar kun je niet tegenop roeien.’
Iets anders: werken jullie veel samen op bepaalde
onderwerpen?
Verdaas: ‘Als er grensoverschrijdende vraagstukken
zijn bel ik Theo op, of mijn Brabantse collega, en ik
heb ook raakvlakken met het Utrechtse.
Rietkerk: ‘Heel pragmatisch. Dat doe ik ook.’
Verdaas: ‘Het is ook een kwestie van vertrouwen. Wij
kenden elkaar al en dan zijn de contacten makkelijk.
En verder hebben we een gezonde competitie. Het is
bestuurders eigen om ambassadeurs van projecten te
zijn. Als je een goeie lobby hebt met het rijk, weet je
heel goed dat dat ten koste gaat van andere projecten
elders.’
Is dat wel eens gebeurd?
Verdaas: ‘Nee, maar wij zijn professioneel genoeg
om te weten dat als je ruzie gaat maken, je het
kabinet het argument geeft om geen van tweeën iets
te gunnen. Wij zijn beter af door te zeggen: nu steun
ik jou, steun jij mij de volgende keer. Dan zijn we
allebei beter af dan dat we twee keer niks krijgen.
Prachtig voorbeeld: het Nationaal Historisch
Museum.’
Rietkerk: ‘Dat zou ofwel in de Randstad belanden of
een van de landsdelen zou het faciliteren. In dit
gebied waren dat in ieder geval Enschede en Arnhem,
naast nog een paar steden. Toen hebben we gezegd:
als we niet tot één optie komen, gaat het niet in
Oost-Nederland landen. We gaan met zijn allen voor
Arnhem.’ >
> Dubbelinterview
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 23
Verdaas: ‘Dat heeft geholpen. En dan is het heel prettig als je van
elkaar weet: Overijssel steunt nu de komst naar Arnhem, bij gelegen-
heid zullen wij iets voor Overijssel steunen.’
Nog meer mooie voorbeelden?
Rietkerk: ‘In het kader van de investeringsagenda over mobiliteit,
ruimte en vaarwegen hebben Gelderland en Overijssel een voorover-
leg, met als doel zo veel mogelijk voor Oost-Nederland eruit te halen.
We kijken in het voortraject heel kritisch naar elkaars business cases.
Want we weten dat we straks tegenover het kabinet zitten met een
delegatie uit het landsdeel oost, en dan moet je daar goed uitkomen.’
Verdaas: ‘De laatste keer hebben we zelfs het experiment gedaan dat
Theo de projecten van Gelderland toelichtte en ik een aantal proces -
punten. Dat is veel krachtiger dan ieder je eigen ding doen.’
Hebben jullie dat uitvoerig doorgesproken?
Rietkerk: ‘Ik krijg geen drie A4’tjes van Co met wat hij wil dat ik ga
zeggen. Wij weten heel snel in een paar zinnen door de telefoon dat
we op dezelfde lijn zitten: neem jij dat deel en ik doe de projectenlijst
namens Gelderland en Overijssel. En als er de volgende keer een
delegatieleider moet komen, zeg ik: laat dat Marijke van Haaren
maar zijn, van Gelderland. Als het maar duidelijk is. Ik heb liever
duidelijkheid dat je kunt acteren met elkaar dan dat je ieder overlegje
zelf doet. Ik vind het veel sterker dat je dat vanuit een gezamen-
lijkheid doet. Maar dat is niet overal voor nodig.’
Dus een samenvoeging van Gelderland en Overijssel is nog niet aan de orde?
Rietkerk: ‘Wat niet is kan komen.’
Verdaas: ‘Ik raak er nooit zo opgewonden van, als mensen daarover
beginnen. Sommigen denken dat ze ons kunnen provoceren door te
zeggen we gaan jullie provincies opheffen. Nou, moet je doen, joh.
Pfff.’
Rietkerk: ‘Wij hebben heel veel maatschappelijke opgaven op het
moment, dingen die moeten gebeuren, en daar moet je gewoon de
goeie schaal bij zoeken. Er zijn heel veel dingen waar we Gelderland
niet voor nodig hebben en Gelderland ons niet. Maar er is een aantal
zaken die we op een paar hoofdthema’s hebben gebundeld in een
Oost-Nederland-programma en dan zie je dat ze in Den Haag
zeggen: goh.’
Verdaas: ‘Wij werken samen vanuit de inhoud. Je kunt er één grote
provincie van maken, de provincie Oost-Nederland, maar dat gaat
heel veel energie en geld kosten. En als je dat dan eenmaal hebt
gedaan, krijg je meteen daarna de discussie van: waar komt het
hoofdkantoor? In Zwolle.’
Rietkerk, lachend: ‘Of in Deventer…’
Verdaas: ‘En dan gaat Tiel natuurlijk piepen van: wij willen hier een
regiokantoor. Dus ik stop daar nul energie in. Zolang die structuur is
zoals ’ie is, werk ik vandaaruit.’
Hebben gedeputeerden tegenwoordig meer macht dan vroeger?
Rietkerk: Ik zeg liever dat ik meer mogelijkheden en instrumenten
heb om beleid te realiseren. En als dat niet lukt, kan ik niet weg-
duiken. Ik kan niemand anders de schuld geven. Dat vind ik mooi.’
Verdaas: ‘Precies. Daarom wordt het leuker om gedeputeerde te zijn.’
Rietkerk: ‘Als ik de Duitse grens over ben noem ik mijzelf trouwens
geen gedeputeerde. Dan zeg ik: ik ben de minister van de regio
Over ijssel, en dat snappen ze. En dat is eigenlijk wat wij zijn.’ <
24
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
> Dubbelinterview
Begrenzing van natuur zorgt voorveel discussieIn het vraaggesprek met Trix Broekmans belijden de twee gedeputeerden hun
loyaliteit aan het ‘andersom denken’: niet vanuit de stad naar de natuur maar
vanuit de natuur naar de stad. Maar is die visie ook waar te maken?
Keuzen maken tussen stedelijke ontwikkeling en natuur. Denken vanuit het groen
in plaats van vanuit het rood. De bestuurlijke ambitie van Gelderse en Overijsselse
gedeputeerden voor ruimtelijke ordening is helder, maar afgelopen zomer werden
ze beiden weer eens geconfronteerd met de vaak heftige tegenstellingen in het
debat over de verdeling van de ruimte in Oost-Nederland. Zowel Theo Rietkerk
(Overijssel) als Co Verdaas (Gelderland) moesten een stevig politiek debat aangaan
over hun visie op ruimtelijke ordening en natuurbehoud.
Co Verdaas verdedigde in juli – uiteindelijk met succes – een zwaar geattaqueerd
voorstel voor een nieuwe begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in
Gelderland, waarin per saldo 3.000 hectare aan de EHS wordt onttrokken om
ruimte te maken voor (woning)bouwactiviteiten. Actiegroepen en politieke partijen
liepen te hoop tegen de plannen om bijvoorbeeld in het Kastanjedal in Beek-
Ubbergen bij Nijmegen de bouw van twee villa’s mogelijk te maken. Vergeefs
werden pogingen ondernomen om terreinen als De Buzerd in de Gelderse Vallei,
Riverstone en Rhederhof in Rheden en de uiterwaarden van het Pannerdensch
Kanaal in de EHS te krijgen of te behouden. Volgens gedeputeerde Verdaas waren
al toezeggingen gedaan aan gemeenten dat er gebouwd kon worden op deze
locaties en zal de onttrekking van deze gebieden (totaal 3.000 hectare) aan de EHS
geen ingrijpende aantasting van het totaal aan natuurgebieden in Gelderland
betekenen.
De grenscorrecties in de Gelderse natuur leidden tot een stevig debat, ook met
zijn partijgenoten van de PvdA, maar uiteindelijk steunden Provinciale Staten
– zij het met een minimale meerderheid – het beleid van de gedeputeerde. Dit
heeft overigens ook tot gevolg dat de plannen voor de verhoging van de grond -
waterstand (vernatting) van de Overasseltse en Hatertse Vennen, de Empense en
Tondense Heide, de Nieuwe Zuiderlingedijk, de Wildenborch en het Zwarte Broek
voorlopig in de ijskast gaan.
Omgevingsvisie
Theo Rietkerk kreeg in dezelfde maand, eveneens na een aantal pittige discussies,
een ruime meerderheid van de Overijsselse Staten achter ‘zijn’ Omgevingsvisie,
waarin het toekomstig beleid voor de ruimtelijke ordening, het milieu, het verkeer
en de waterhuishouding voor de provincie wordt vastgelegd.
Ook hier veel discussie over de begrenzing van de EHS, waarbij vooral recreatie -
bedrijven en agrarische ondernemers vrezen beperkt te worden in hun mogelijk -
heden. Anderzijds vinden milieuorganisaties in Overijssel dat de plannen voor
de concrete uitvoering van de EHS nog te vrijblijvend zijn. Rode draad in de
Overijsselse Omgevingsvisie zijn de begrippen ‘duurzaamheid’ en ‘ruimtelijke
kwaliteit’. In de inspraakronden voorafgaand aan het Statendebat was daar veel
commentaar op gekomen. Het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ zou te vaag zijn en
aanleiding geven tot uitgebreide discussies en ingewikkelde bezwarenprocedures.
Rietkerk blijft van mening dat er voldoende nieuwe instrumenten zijn om te
bepalen wat onder ruimtelijke kwaliteit verstaan mag worden. Er is een uitge-
breide Catalogus Gebiedskenmerken opgesteld, waarin behoorlijk gedetailleerd
wordt beschreven aan welke normen nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen. Zo
draagt een bouwplan voor een van de Overijsselse Esdorpen pas bij aan ruimtelijke
kwaliteit, ‘wanneer de verdichtingsmogelijkheden in de flank van de es worden
benut en het kenmerkende dorpssilhouet met kerktoren en beeldbepalende
agrarische gebouwen wordt behouden’.
PAUL BAETEN
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 24
25o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
In Deventer is al jaren veel te doen op het gebied van de
architectuur. In de historische binnenstad wil de
gemeente een modern (omstreden) stadskantoor
realiseren; voor de vroegere ijsbaan is nog geen keus
gemaakt uit vijf bijzondere hoogbouwplannen. In de
nieuwbouwwijk De Vijfhoek zijn tientallen kleine
en grote projecten en in het buitengebied vragen
uitbreiding in dorpen, agrarische veranderingen
(rood-voor-rood) en de herinrichting van het land-
schap de aandacht. Ook het landelijk project
‘Ruimte voor de rivier’ maakt veel los. Het Rondeel
wil dit debat onderdak bieden.
Na de oprichting door architecten werd er gestart in
een rondeel of waltoren van een stadsmuur. In 2000
kwam er ruimte in het zogenaamde ‘Kunstenlab’, maar
half september verhuist het centrum naar een grotere
expositieruimte in de binnenstad, waar veel aanloop
wordt verwacht. Het Rondeel is van dinsdag t/m
zondag geopend tussen 13 en 17 uur. Het organiseert
veel activiteiten: van exposities tot films, van school-
projecten tot een architectuurcafé. Er is veel mogelijk,
dankzij ruim 35 sponsoren, gemeentelijke en provin-
ciale subsidie, een bijdrage van het Stimuleringsfonds
voor Architectuur, maar vooral door de inzet van tien-
tallen vrijwilligers, donateurs en ‘vrienden’ en vaste
coördinator Marion Lanting. Zij heeft het Rondeel
organisatorisch vanaf het begin op de kaart gezet.
De tienkoppige programmaraad onder voorzitterschap
van architect Wim Maas, verzamelt bij voorkeur actuele
ideeën voor exposities. Dat gebeurt in brainstorm-
sessies, samen met de vrijwilligers die exposities
ont wikkelen en bouwen. De vormgeving en benadering
zijn vaak origineel. Voor een discussie en expositie over
de inrichting van het buitengebied werd bijvoorbeeld
de kaart van de gemeente Deventer op een groot tapijt
gedrukt, zodat iedereen kon zien om welke plek het
ging. De ruimten in de expositie over particulier
opdrachtgeverschap (tot 21 juni) met de titel ‘de
touwtjes in handen’ ontstaan door gordijnen van meer
dan 17.000 touwtjes. Het onderwerp dakbegroeiing en
daktuinen met als vraagstelling ‘zijn deze esthetisch,
functioneel of pure noodzaak?’ werd gekoppeld aan
een buitenexcursie.
De exposities duren meestal zes tot acht weken en
gaan gepaard met druk bezochte openingen waar
zowel professionals als particulieren komen. De sfeer
is open en enthousiast en contacten worden dan
gemakkelijk gelegd. Ook leken voelen zich welkom.
Het soort bezoekers wisselt sterk. Bij de opening
van de expositie over de grote, beeldbepalende IJssel-
hoeven was er een ander publiek dan bij de lezing over
lichtontwerpen in de binnenstad. Daardoor heeft het
Rondeel een groot bereik in Deventer.
In 2008 koos het bestuur voor een nieuwe koers
met meer activiteiten voor een breed publiek. Zowel
Cinema Rondeel (in april over Rem Koolhaas) in het
plaatselijk filmhuis als het tweemaandelijks architec -
tuurcafé Dok H2O/Havenkwartier zijn drukbezocht. En
in samenwerking met de BNA Kring Stedendriehoek
maken 150 scholieren ‘drijvende’ bouwwerken aan de
IJsseloever op de Dag van de Architectuur (28 juni).
Na de verhuizing heropent het Rondeel in september
tot 11 november met ‘Bouwsporen in Deventer 2’.
Het gaat over de tien beste architectuurprojecten in
Deventer sinds 1950. Welke dat zullen zijn, geeft nu
intern al veel discussie. <
Tientallen architectuurcentra – van Alkmaar tot Zwolle – draaien als plaatselijk platform voor stedenbouw,
architectuur en landschapsarchitectuur. Deze instellingen organiseren tentoonstellingen, discussies,
thema-avonden, workshops en excursies en stimuleren zo het debat over het lokale architectuurbeleid.
In Gelderland en Overijssel zijn acht centra actief. Een van hen is Architectuurcentrum Rondeel
in Deventer. Architectuurcentra in Oost-Nederland
INFORMATIE
Architectuur Lokaal (landelijk kenniscentrum voorcultureel opdrachtgeverschap en architectuurbeleid/www.arch-lokaal.nl – met een lijst van alle architectuur-centra in Nederland
ARCHITECTUURCENTRA IN GELDERLAND
EN OVERIJSSEL
Architectuur Lokaal (landelijk kenniscentrum voorcultureel opdrachtgeverschap en architectuurbeleid /www.arch-lokaal.nl – met een lijst van alle architectuur-centra in NederlandApeldoorn Bouwhuis: Centrum voor mens
en gebouwde omgeving / www.architectuurcentrumbouwhuis.nl
Arnhem Centrum voor Architectuur en Steden-bouw Arnhem (CASA) / www.casa-arnhem.nl
Deventer Architectuurcentrum Rondeel, Deventer /www.rondeeldeventer.nl
Eefde Regionaal Architectuurinitiatief Achter-hoek (RAiA) / nog geen eigen website
Enschede Architectuurcentrum Twente /www.architectuurcentrumtwente.nl
Nijmegen Architectuurcentrum Nijmegen (ACN) / www.architectuurcentrumnijmegen.nl
Wageningen Architectuurcentrum Ahoi / www.ahoilandinzicht.nl
Zwolle Zwols Architectuur Podium (ZAP) /www.stichtingzap.nl
Architectuurcentrum Rondeel DOOR LAMBERTHE DE JONG
Marion Lantink van architectuurcentrum Rondeelfoto Ewoud van Arkel
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 25
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
26
foto Karianne Bueno
thema: de overkant
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:20 Pagina 26
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
27
Bezien vanaf de overkantEeuwenlang, en in veel opzichten nog steeds, waren wij in het oosten
zelf de overkant: het andere. Dat gold zowel geografisch als in de meer
overdrachtelijke, poëtische zin. Kunstenaars trokken naar de Veluwe en
verder oostwaarts om het onbekende te vinden. ‘Het oosten’ was het
gedeelte van Nederland dat voor de Hollander alleen met moeite
bereikt kon worden. Nog twee eeuwen nadat Ruysdael zijn gezicht op
Deventer schilderde, was de IJssel alleen over te steken met behulp
van bootjes of een veerpont. Zo vertelt Wim Coster in zijn boek Baron
op Klompen hoe de onderhavige baron dagen onderweg was om vanuit
Overijssel zijn zetel in de Tweede Kamer in te nemen. Tot ver in de
negentiende eeuw waren bruggen over de grote rivieren onmogelijk
omdat de rivieren voortdurend buiten hun oevers traden. Je had schip-
bruggen, en veerpontjes zoals deze bij Deventer. Wilde iemand vanuit
Den Haag, Amsterdam of Rotterdam naar het oosten des lands, dan
moest hij of zij de IJssel over, of de Veluwe trotseren, ‘niemandsland
tussen Oost- en West- Nederland, woest en onherbergzaam’, zoals
Eveline Koolhaas elders in deze aflevering van OOST schrijft.
Maar elke overkant heeft ook weer zijn eigen overkant.
Wij oosterlingen zelf hebben vanzelfsprekend onze eigen kijk op de
wereld. Ons perspectief is niet dat van de kunstenaar die zijn ezel of
statief op de westelijke oever van de rivier prikt om de verre steden en
dat verre sprookjeslandschap aan het tijdelijke te ontrukken. Wij zien
elke ochtend de zon opkomen in ons eigen oosten. Wij kennen het
van binnenuit. Wij weten hoe het hier ruikt, klinkt en er uitziet.
Daarbij gaat het binnen onze bladzijden niet alleen over de tegen-
stelling tussen ‘het westen’ en ‘het oosten’. Ook de provinciegrens
tussen Gelderland en Overijssel loopt als een slagader door ons blad.
Het kloppende hart van deze tweezijdige eenheid is te beluisteren in
het vraaggesprek met de twee gedeputeerden die belast zijn met de
verantwoordelijkheid over de ruimtelijke inrichting van onze provincies.
En het is ook voelbaar in de rubriek Het Dorp van Gijs Eijsink, die opent
met een klein portret van het Overijsselse dorp Welsum, dat gezien zijn
ligging op de westkant van de IJssel bij Gelderland zou moeten horen.
Grenzen bepalen de contouren van dit tijdschrift, geografisch maar ook
inhoudelijk. Op de ene pool zitten kunstenaars, beeldhouwers, dichters
en fotografen die zich bezig hebben gehouden met het Oost-Neder-
landse landschap. Op het andere uiteinde vormt het begrip ‘overkant’
een planologisch kernprobleem waarin landschapsarchitecten, beleids-
makers en stedenbouwers elkaar tegenkomen. Tussen de steden
en landschappen die onze omgeving uitmaken loopt een fijnvertakt
netwerk van iets dat wordt aangeduid als de infrastructuur: wegen en
spoorlijnen, rivieren en kanalen. Deze spoorlijnen, rivieren et cetera
bepalen een van de grootste vraagstukken waar de mensen die zich
beroepshalve bezighouden met de inrichting van de ruimte voor
worden geplaatst. Neem het fenomeen van de riviersprong. Veel van
onze steden zijn gebouwd aan een rivier. En al die steden zien zich
vroeg of laat gesteld voor de vraag: wat doen we met de overkant?
Laten we de oude, vaak mooie niemandslanden die daar liggen intact,
of moeten ook die gebieden worden beoordeeld op hun mogelijkheden
tot stadsuitbreiding? Hetzelfde geldt op weer een andere manier voor
de spoorlijnen die elke stad doorsnijden. ‘De andere kant van het
spoor’ was vanouds een minder gewild gebied. Vaak lagen daar
fabrieken en arbeiderswoningen, sinds de jaren tachtig gemarkeerd
door schotelantennes. Tegenwoordig zijn het gebieden waar veel leeg-
stand en verval heerst. Voor stedenbouwkundigen is er geen mooier
opgave dan de vraag: wat gaan we met die oude, vermoeide en uitge-
woonde stadswijken doen? Is daar een mooi, aantrekkelijk woongebied
te realiseren? Kan het gras aan de overkant van het spoor inder -
daad weer groen worden, of neigt het per definitie een beetje tot geel?
Ook dit concrete probleem, en de mogelijke antwoorden daarop,
wordt in deze aflevering aangesneden.
OOST zal zich ontwikkelen tussen de oevers van ruimte en
cultuur.
Het gaat hier niet om een tegenstelling, maar om twee elementen die
elkaar aanvullen en elkaar voeden. Dat geldt voor heel Nederland,
waarin immers nagenoeg elk landschap een cultuurlandschap is. En
het geldt op een bijzondere manier voor onze oostelijke provincies,
met hun oude en nieuwe landgoederen, dito steden, natuurgebieden
en cultuurlandschappen. In het oosten bestaat geen nieuw zonder
een oud, en geen oud zonder een nieuw. Op elk ruimtelijk probleem
schijnt het licht van de continuïteit. Het besef van de verwevenheid
van cultuur en ruimte daarbij is ook op het niveau van het beleid en
de planologie sterk gegroeid, zo lijkt het wanneer we ons in de
plannen en voornemens verdiepen. Deze ontwikkelingen volgen,
bezien welke beloften worden gedaan, welke plannen worden
ontwikkeld en op welke gronden die worden uitgewerkt, is een
opgave die wij ons in deze bladzijden stellen. MARIËTTE HAVEMAN
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:20 Pagina 27
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
28
Denieuwewingewesten aandeoverkant
Zo dichtbij en toch zo ver weg. Hemelsbreed op wandelafstandvan het historische stadscentrum, maar emotioneel vaakmijlenver daarvan verwijderd. Decennia, en soms zelfseeuwenlang niet of slechts beperkt betrokken bij de groei vanhet stedelijk centrumleven. Maar de gebieden aan de overkantvan het spoor en de rivier zijn nu definitief ontdekt. The wrongside of the railroad track mag, nee, móet een belangrijke rolgaan spelen in de stedelijke ontwikkeling. En de oever aangene zijde lonkt als nooit tevoren. Niet tot ieders genoegen,overigens.
DOOR PAUL BAETEN
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:20 Pagina 28
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
De IJsselsprong van Zutphen, de Stadsblokken en de polder Meiners -
wijk in Arnhem, de spoorzones van Nijmegen, Enschede en Zwolle.
De lijst van voorbeelden is ook in Gelderland en Overijssel nog
gemakkelijk verder uit te breiden. Overkanten, ontstaan door de
fysieke barrière van het water of de rails. Lange tijd ‘vergeten’ als
potentiële groeirichting van de stad. Herontdekt, nu de grenzen
van de fysieke omvang van de steden onderhand zijn bereikt, de
binnenstedelijke vernieuwing en verdichting in de praktijk lastiger
blijkt dan gedacht, de gezinsverdunning alsmaar toeneemt en
daarmee de vraag naar woningen en appartementen hoog blijft.
De regering moedigt de gemeenten aan de potenties van dergelijke
gebieden te benutten. Het kabinet streeft naar een woningbouw-
productie van 80.000 tot 83.000 woningen per jaar, waarvan 25 tot
40 procent gerealiseerd moet worden in bestaand stedelijk gebied.
Minister Jacqueline Cramer van Ruimtelijke Ordening herhaalde die
boodschap onlangs nog maar eens op een conferentie over spoor-
zones, waarbij ze onder andere Nijmegen en Zwolle aanwees als
landelijke voorbeeldprojecten. De overkanten zijn de nieuwe
wingewesten, waar nog volop plaats lijkt voor een nieuwe vorm van
binnenstedelijke ontwikkeling. Barrières zoals een rivier of een
spoorlijn zijn er om geslecht te worden, net als in het verleden de
stadswallen werden gesloopt, de grachten gedempt en de steden
zo de ruimte kregen voor hun groei.
Maar vrijwel overal waar bestuurders, stedenbouwkundigen en
architecten in een zekere staat van opwinding geraken over de
grote ‘potenties’ van het gebied ‘aan de overkant’, ontstaat ook
een tegenbeweging die juist pleit voor het behoud van de historisch
gegroeide status quo.
Neem Zutphen. In het kader van de hoogwaterbestrijding (‘Ruimte
voor de Rivier’) kwam het rijk aan het begin van de nieuwe eeuw met
een reeks voorstellen voor de ‘flessenhals’ waar de IJssel ter hoogte
van Zutphen doorheen stroomt en daar bij hoogwater problemen op
kan leveren. De oplossingen die bedacht werden zijn een dijkverleg-
ging bij Cortenoever (Brummen) en bij de Voorsterklei (Voorst) plus
– op lange termijn – een hoogwatergeul om De Hoven. De betrokken
gemeenten Zutphen, Brummen en Voorst willen deze water-
staatkundige ingrepen aanpassen en aanwenden om een reeks >
29
Zutphen aan de IJssel, gezien vanuit het westenfoto projectbureau IJsselsprong
Plan IJsselsprong, Zutphenfoto projectbureau IJsselsprong
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:20 Pagina 29
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
30 > De nieuwe wingewesten aan de overkant
Integrale plankaart IJsselsprong Brummen, Voorst, Zutphen, januari 2009foto projectbureau IJsselsprong
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 30
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
andere wensen te realiseren: extra recreatiemogelijkheden door
de verbreding van het stroombed van de IJssel (‘Breed Water’)
bij Zutphen, meer natuurontwikkeling, maar ook een forse (3.000)
woningbouwproductie bij de nu nog wat geïsoleerd liggende wijk
De Hoven. Nieuwe woningen die, volgens het gemeentebestuur,
‘goed aansluiten bij de huidige stad en daardoor het kwetsbare
platteland niet belasten’. De overkant biedt ook ruimte voor de
aanleg van rondwegen bij Voorst, De Hoven en Leuvenheim ‘die
de dorpskernen van verkeersdrukte ontlasten’.
Het verzet tegen deze IJsselsprong is heftig en wordt aangevoerd
door meer en minder bekende Zutphenaren als televisiepresentator
Harm Edens en zangeres/presentatrice Marlies Claasen. Alle zakelijke
argumenten die voor de ontginning van de overkant van de IJssel zijn
aangevoerd worden fel bestreden (woningbouw op die schaal is
niet nodig, het brede water is onveilig, de rondweg lost de verkeers -
problemen niet op), maar de achtergrond van het verzet is vooral de
liefde voor de schoonheid van het IJssellandschap, die stadsdichter
Ton Luijten inspireerde tot de volgende regels:
Stel – als deze ruimte nog smaller en dunner wordt
en langzaam onderuitzakt in over-vloed
van water of woningen
zonder een toevallige landweg, zonder zon,
en de verte van het land vervreemdt
Stel dat je dan staat op die smalle strook
wat zul je dan nog zeggen:
dat dit gedicht het landschap was
of het landschap een gedicht
verzonken in water of nieuwbouwland…
Een vergelijkbare strijd speelt zich af in Arnhem
Arnhem was een van de eerste steden in dit deel van het land die in
de loop van de twintigste eeuw tegen zijn fysieke grenzen aanliep,
nadat de woonbebouwing de heilige grens van de Schelmseweg – en
daarmee de natuurgebieden van de Veluwe – had bereikt. Kort voor
de Tweede Wereldoorlog maakte de stad al een riviersprong door
de ontwikkeling van Malburgen aan de zuidzijde van de Nederrrijn.
Maar deze woonwijk werd absoluut niet gezien als een onderdeel
van het stadscentrum aan de overzijde en bleef ‘onder aan de dijk’
zelfs vrijwel onzichtbaar vanuit de stad.
Centrumfuncties werden voor Malburgen niet nodig geacht. Een
buitenwijk met z’n eigen winkels, kerken en scholen, maar Arnhem-
Zuid moest zeker geen spiegel worden van het stadshart. Tussen de
bebouwing aan de zuidzijde van de rivier en het centrum van de
Gelderse hoofdstad (zelf overigens niet aan de Rijn ontstaan – die
is pas in de loop van de zestiende eeuw door de mens naar het
noorden verlegd) bleef tot op de dag van vandaag een brede strook
van de oever vrijwel ongebruikt. In dit gebied – Stadsblokken/
Meinerswijk – handhaaft zich al decennia het buurtschapje
De Praets als het kleine dorpje van Asterix dat manmoedig weerstand
weet te bieden tegen de oprukkende bebouwing.
Er is hier een even fraai als merkwaardig niemandsland ontstaan.
De polder Meinerswijk heeft zich ontwikkeld tot een natuurgebied
en recreatieoord, een ruige variant op het beroemde Sonsbeekpark
dat ook al vlak tot aan het stadscentrum reikt. De Stadsblokken,
het terrein van een voormalige scheepswerf, ligt tussen beide
Rijnbruggen recht tegenover het historische centrum van de stad als
een soort groene vrijstaat, domein van stadsnomaden en alternatieve
houseparties. Een spontaan opgebloeide groene buffer die het
zuidelijke deel van Arnhem – waar inmiddels de helft van de
bevolking woont – zowat aan het oog onttrekt.
Ook deze overkant staat – overigens al vanaf halverwege de jaren
tachtig van de vorige eeuw – volop in de belangstelling van steden-
bouwkundigen, architecten, politici en ontwikkelaars. In die periode
ontstond de gedachte, ‘dat je van de ene oever naar de andere naar
elkaar moest kunnen zwaaien.’ Inspiratie kwam er destijds vanuit
Rotterdam, waar Riek Bakker de Kop van Zuid wakker kuste en
Maastricht waar de ontwikkeling van het Spinx-Céramiqueterrein de
rive droite tot leven wekte. De overkant van de rivier als verlengstuk
van de binnenstad en als schakel tussen de bijna extreem uit elkaar
gedreven beide helften van de Gelderse hoofdstad. Want ondanks >
31
Arnhem aan de rivier, vanaf het zuidenfoto’s Arnhem/Gerard van Bree, VVB fotografie
Gebied aan de overkant: Stadsblokken-Meinerswijk, Arnhem
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 31
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
alle stimuleringscampagnes, drie kloeke bruggen en
investeringen in allerlei voorzieningen is Arnhem-
Zuid altijd ‘de andere kant’ van de stad gebleven,
met tegenwoordig zelfs een eigen politieke partij,
opgericht ‘omdat dit stadsdeel jarenlang als twee -
derangs werd behandeld.’ Van de dozijnen plannen
die op de Arnhemse zuidoever in de loop der jaren
zijn geprojecteerd, is er overigens niet één tot ont -
wikkeling gebracht. Het gebied ligt er nog steeds
nagenoeg hetzelfde bij als dertig jaar geleden, naar
tevredenheid van degenen die zich tegen de ver -
stedelijking van Stadsblokken en (vooral) Meinerswijk
verzetten en tot frustratie van de plannenmakers die
andere potenties van de zuidoever hoger inschatten.
Het laatste woord is ook hier nog niet gesproken.
Grote delen van het gebied worden al jaren heen
en weer verhandeld tussen verschillende project -
ontwikkelaars die hier hun kans ruiken. De gemeente
Arnhem doet het nu wat kalmpjes aan en tast in
een uitgebreid participatietraject de ontwikkelings -
mogelijkheden af. Het lijkt erop, dat de voorstanders
van het behoud van (zo veel mogelijk) groen aan de
zuidoever terrein winnen en de eventuele bebouwing
zeer beperkt zal blijven.
Nog even los van de discussie of de ontwikkeling van
dergelijke overkanten stedenbouwkundig wenselijk
is, speelt in veel van deze ontwikkelingen een ander
vraagstuk: kan de overkant, die zo lang verstoken
bleef van de binnenstedelijke groei en dynamiek,
ooit echt aansluiting vinden bij de oude stad en
actief deel gaan uitmaken van het centrumgebied
waarbij het zo nabij is gelegen? Op papier kunnen
stedelijke functies en dynamiek gemakkelijk naar
elkaar gebracht worden, maar werkt het ook in de
praktijk?
Ik leg de vraag onder andere voor aan Chantal
Teunissen die zich, als inwoonster van het toen nog
zelfstandige dorpje Lent, jarenlang fel verzet heeft
tegen de stadsuitbreiding van Nijmegen aan de
noordoever van de Waal: de Waalsprong. Vanuit deze
actieve rol in het Waalsprong-verzet – ze stond nog
cactusjes uit te delen op de Waalbrug om passanten
te wijzen op de nadelen van deze sprong – is ze in
de politiek gerold en inmiddels verkozen tot lijst-
trekker van het CDA in de Keizerstad. Ze heeft haar
verzet tegen de Waalsprong in zoverre opgegeven,
dat ze nu hartstochtelijk pleitbezorgster is van een
‘volwaardige’ Waalsprong, ‘een wijk met een eigen
identiteit, waar iedereen zich veilig en prettig voelt
en waar voldoende voorzieningen zijn.’ Ze vertelt dat
Nijmegenaren die de oversteek hebben gemaakt naar
de noordkant van de Waal, heel goed geaccepteerd
worden door de bevolking van de oude dorpskernen
van Lent en Oosterhout, lid worden van de carnavals -
vereniging en daar hun kinderen op school laten
gaan. En ja, de Waalsprong is een echt Nijmeegse
wijk, maar zeker geen onderdeel van het Nijmeegse
centrum. En dat zal het in haar ogen ook nooit
worden. Ze gelooft dan ook niet in de gedachte dat
Nijmegen zal veranderen van een stad aan de Waal
naar een stad waar de Waal doorheen stroomt, zoals
de gemeentelijke ambitie is verwoord. De discussie
in Nijmegen spitst zich nu toe op de omvang en de
situering van het nieuwe ‘stedelijk hart’ voor de
Waalsprong, de Citadel die pal aan de Waal is
geprojecteerd, schuin tegenover de Nijmeegse oude
binnenstad, waarmee aan beide oevers van de rivier
een vibrerend stedelijk hart zou moeten ontstaan.
Geen goed idee, oordeelt Teunissen. Zo’n zwaar
opgetuigd nieuw stadshart zal het oude centrum
alleen maar concurrentie aandoen. De Waalsprong
moet een volwaardig deel van de stad worden, maar
geen kopie van het stadscentrum.
De onafhankelijke stedenbouwkundige Wim Lavooij
uit Arnhem deelt de scepsis over de mogelijkheid
zo’n nieuw te ontginnen overkant volledig te
betrekken bij de oude stad. Pogingen om aan de
32 > De nieuwe wingewesten aan de overkant
Luchtopname Waalsprong bij Nijmegenfoto gemeente Nijmegen
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 32
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
overkant een tweede centrum te laten ontstaan typeert hij als een
‘historische leugen’.
‘Echte dubbelsteden zoals Boedapest of Parijs met min of meer
volwaardige nederzettingen aan beide zijden van de rivier, zijn in
Nederland nauwelijks ontstaan. Veel steden, ook in Oost-Nederland,
ontstonden en kwamen tot bloei aan de hoge en veilige kant van
de rivier. De andere oever? Ach, daar groeide een gehucht, lag een
scheepshelling en was wat agrarische activiteit. Drassige gronden
die meermalen per jaar overstroomden. Niet echt aantrekkelijk om
de groei van de stad in die richting te dirigeren, zeker niet zolang er
aan de andere kant nog voldoende ruimte was. Nu die overkanten
wel deel gaan uitmaken van de stedelijke ontwikkeling bieden ze
allerlei mogelijkheden, maar niet als kunstmatige uitbreiding van het
centrumgebied. We zouden op een andere manier moeten nadenken
over wat centrumfuncties nu eigenlijk zijn. Misschien leent zo’n
overkant zich uitstekend voor een concentratie van kunst, of
onderwijs of creatieve bedrijvigheid. Maar probeer er geen kopie
van je oude stadshart neer te zetten. Dat is tot mislukken gedoemd.’
Is het ontstaan van de overkant van de rivier vooral geomorfologisch
bepaald, de overkant van het spoor is ontstaan door de stedenbouw -
kundige keuzen die eind negentiende eeuw zijn gemaakt bij de
aanleg van de spoorwegen. De geslechte stadswallen en gedempte
grachten boden de ruimte om vlakbij het centrum van de stad dit
nieuwe transportmiddel aan te bieden. In veel steden herhaalt zich
hetzelfde patroon: het station is met de oude stad verbonden met een
statige laan. Aan de achterzijde van het spoor was volop ruimte
voor het spooremplacement, de werkplaatsen, de opslagloodsen en
de bodecentra, van waaruit de goederen van en naar de stad werden
gebracht. Vaak ontstonden daarachter weer eenvoudige arbeiders -
wijken voor het spoorwegpersoneel. Het spoor stond met z’n
– fraaie – gezicht naar de oude stad, wierp meteen een harde
barrière op voor de verdere stadsuitbreiding en verslofte aan de
achterkant.
Achter het spoor is in veel steden niet de beste plek om te wonen.
In een gesprek dat ik daarover voerde met de Nijmeegse wethouder
Paul Depla, zette hij de sociale tegenstelling die het spoor heeft
veroorzaakt nog wat scherper aan. In Nijmegen is het ruim twee
kilometer lange spooremplacement dat dwars door de stad loopt niet
minder dan de scheiding tussen de ‘have’s en de have-not’s, tussen
de kansrijken en de kansarmen in deze stad’, aldus Depla.
Woorden die doen denken aan Tracy Chapmans lied over de
‘verkeerde kant van het spoor’.
Across the lines
Who would dare to go
Under the bridge
Over the tracks
That separates whites from blacks. >
33
Luchtopname Waalsprong bij Nijmegenfoto gemeente Nijmegen
Stedenbouwkundige uitgangspunten Citadel (centrumgebied van Nijmegen-Noord), Nijmegenwww.waalsprong.nl
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 33
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
Al vanaf 1995 probeert de gemeente Nijmegen het gebied achter het spoor te verbeteren.
Maar, zoals de bouwkundige Fanny Ritt in 2003 al in haar afstudeerscriptie constateerde,
de ontwikkeling van spoorzones is een akelig complex traject. ‘Projectontwikkelaars, de NS,
buurtbewoners, de gemeente: bij dergelijke projecten is er sprake van een kluwen van
belangen, strategieën en machtsmiddelen. Het omtoveren van achteruithollende stations -
buurten in stedenbouwkundige parels lijkt op topdiplomatie. Eén uitglijer en je kunt het
vertrouwen verliezen van een speler die onmisbaar is om vooruitgang te boeken. Eén
verkeer getimed voorstel en het kleed kan zo onder je vandaan getrokken worden.’
In Nijmegen werd, zoals in vele steden halverwege de jaren negentig, de spoorzone aan-
vankelijk nog vooral gezien als een ideale locatie om kantoren te concentreren. Daar zat ook
een stevige portie ideologie achter. De gedachte was om de personeelsintensieve, zakelijke
dienstverlening te concentreren in de nabijheid van het openbaar vervoer, waardoor het
kantoorpersoneel spontaan de auto zou laten staan. Om die reden werd het aantal parkeer-
plaatsen in al de spoorgebieden dan ook heel zuinigjes ingetekend. Dit zogenaamde
locatiebeleid heeft niet gewerkt, zo erkent inmiddels ook het – linkse – stadsbestuur van
Nijmegen. De kantorenbouwers lieten zich niet dwingen om bovenop het station te gaan
zitten. Nijmegen zet nu voor zijn spoorzone in op een levendige mix van wonen, werken,
winkelen, onderwijs en cultuur. En die benadering lijkt navolging te vinden.
34
Luchtfoto spoorzone Nijmegenfoto gemeente Nijmegen
Gemeente Nijmegen, structuurschets spoorzone Nijmegen gepresenteerd in nieuw het ‘Schetsboek voor een masterplan Spoorzone’, december 2003plan Gemeente Nijmegen
Zwolle bijvoorbeeld, dat na de voltooiing van de Hanzelijn nog
belang rijker zal worden als spoorwegknooppunt, heeft nog geen
definitieve keuzen gemaakt, maar strooit met termen als ‘leefbaarheid’,
‘aantrekkelijkheid’, ‘groen’ en het ‘Zwolse karakter’ om de toekomst
van het eveneens vlak bij het oude centrum gelegen spoorgebied te
typeren. In Enschede wordt het nu nog rommelige en deels braak-
liggende deel van de Spoorzone rond de Molenstraat en Deurninger-
straat eveneens beschouwd als het toekomstige uitbreidingsgebied
van de binnenstad (het ‘Ei’) en ook hier gaan de eerste gedachten uit
naar een mix van wonen, werken, horeca en detailhandel.
Of de diverse spoorzones snel tot ontwikkeling zullen komen mag,
zeker gezien de huidige economische crisis, worden betwijfeld.
Het zijn zonder twijfel aantrekkelijke locaties, maar ook hele
ingewikkelde, waar complexe en dure grondsaneringen en rail-
aanpassingen nodig zijn en de tafel met belanghebbenden steeds
verder uitgeschoven moet worden. Fysieke nabijheid is geen garantie
voor een snel resultaat. De overkant komt weliswaar steeds meer
onder handbereik, maar is nog lang niet binnenboord. <
> De nieuwe wingewesten aan de overkant
Gemeente Enschede en Ton Schaap, gebiedsontwikkeling
Oostelijke Spoorzone Enschedefoto gemeente Enschede
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 34
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
35
Spoorzone Zwollefoto studiojoz
Ontwikkeling spoorweg Zwolle, eind negentiende eeuwfoto Bureau Jo Coenen & Co
Jo Coenen, schets stedenbouwkundige invulling Spoorzone Zwolle, oktober 2007foto Bureau Jo Coenen & Co
Jo Coenen, stedenbouwkundig plan Spoorzone Zwolle opgedeeld in plangebiedenfoto Bureau Jo Coenen & Co
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 35
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 36
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
37
Beelden van de VeluweDe hoge Veluwe, ‘een kale rok met een kostelijke rand’ zoals hetzeventiende-eeuwse gezegde luidt, is sinds 1935 nationaal erfgoed. Destichting die toen werd opgericht voor het behoud van dit natuurgebied,werkt nog steeds vanuit het goed burgerlijk ideaal van het nationaalbelang; de ‘kale rok’ wordt als het ware landelijk gekoesterd. Dat is weleens anders geweest. De woeste Veluwe heeft lange tijd in eenverdomhoekje gezeten, totdat in de late negentiende eeuw schrijvers,archeologen en landschapschilders een nieuwe visie ontwikkelden. >
DOOR EVELINE KOOLHAAS-GROSFELD
Tetrachia Ducatus Gelriae Arnhemiensis, sive Velaviauitsnede uit kaart in de Atlas Van Loon, 1664
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 37
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
In vroegere tijden vormde de Veluwe vooral een soort niemandsland
tussen Oost- en West-Nederland, woest en onherbergzaam. Bijna ‘een
Arabische heide’, schreef Arend van Slichtenhorst (1616-1657) in zijn
Geldersse Geschiedenissen, waaraan ook de uitdrukking ‘kale rok’ is
ontleend. Op de landkaart in dit boek staan bomen, maar wat het
meest opvalt zijn de bergjes die de gebieden met zandverstuivingen
aanwijzen, vanuit het oosten belicht. Tussen de zandbergjes door
loopt een wirwar van zandwegen, met alleen hier en daar op een
kruispunt een dorp. Geen erg aanlokkelijk beeld voor de reiziger
die per (post)koets, paard en wagen of te voet vanuit het westen
richting Duitsland moest, of andersom. Toch had Van Slichtenhorst,
een geboren Nijkerker, er ook wel wat goeds over te zeggen. Die
zandwegen bijvoorbeeld, hadden het voordeel dat zij het hele jaar
door begaanbaar waren, in tegenstelling tot de lemen wegen in
de Betuwe, waar ’s winters of bij nat weer ‘de klei, als taaie lijm aan
de voeten blijft hangen.’
38
Constantijn Huygens jr., de oude nederzetting Pampelt, nu midden op de Hoge Veluwe, 9 oktober 1677foto Teylers Museum, Haarlem
Zes kaarten (uitsnedes uit de kaart
van Nederland) tonen in tijdsprongen van dertig jaar
systematisch het veranderendegrondgebruik op de Veluwe:
toename van bos, afname van stuifzanden en woeste
gronden en oprukkende verstedelijking en recreatie
– vooral in een kring rondom de Veluwe.
MUST stedebouw, 2004
> Beelden van de Veluwe
1860 1890 1920
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 38
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
39
Het beeld van een oosterse woestijn kwam ook de populaire, doops-
gezinde dichter Claes Bruin (1670-1732) voor de geest, toen hij in
1716 voor een plezierreisje naar Kleef, vanuit Amsterdam per koets
door de Veluwe trok. Hem deed het kale landschap specifiek denken
aan de door God vervloekte woestijnen uit het Oude Testament:
‘Maar hoe: waar doolen wij op akelige weegen?
Zou ’t woeste Libia hier ook wel zijn geleegen?
Wat woestenij is dit? Is ’t Sin, of Barseba? [...]
O neen, mijn angst verdwijnt, het zal de Veluw wezen,
Die met zijn bergen van het een, aan ’t ander end,
Geen and’re schuilplaats dan van makke schapen kent.’
Bruin adviseerde zijn medereizigers om voorlopig maar niet terug te
denken aan het gastvrij onthaal dat hun op het eerste deel de reis in
het rijke Holland regelmatig ten deel was gevallen. Want op de heide
of in een van de Veluwse gehuchten viel voor een reiziger weinig te
verwachten. De dichter overdreef natuurlijk, zijn opmerkingen zijn ook
niet vrij van provinciaal chauvinisme; maar dat een Hollander die voor
het eerst van zijn leven op de Veluwe kwam het gevoel had een
vreemd land te betreden, valt te begrijpen.
Ook op andere fronten werd het verschil tussen het rijke Holland en
het minder welvarende Gelderland in de literatuur flink aangedikt. Zo
kreeg Gelderland van de achttiende-eeuwse Amsterdamse historicus
Jan Wagenaar een oorlogsmentaliteit toegedicht. In de Tegenwoor -
dige staat der Vereenigde Nederlanden bracht hij dit als volgt onder
woorden: ‘In Holland zijn de Koopluiden bij elk, en bij de Regeeringe
in agting. In Gelderland heeft men veel op met den Adel. [...] Sommig
Provincien, als Gelderland en anderen verlangen naar den Oorlog.
Haare Edelluiden hebben in vredestijden geen weerwerk. De
Hollanders, Zeeuwen en Vriezen daarentegen dringen altoos op
het voortzetten der Vredehandelingen.’
Dit soort beeldvorming hielp niet erg mee om de verschillen tussen
Oost en West te overbruggen. De wens hier serieus iets aan te doen
ontstond eerst in de jaren zeventig van de achttiende eeuw, met de
opkomst van de verlicht patriotse hervormingsbeweging die zich
inzette voor meer saamhorigheidsgevoel in de Republiek. In dit prille
stadium van cultureel nationalisme speelde de predikant-schrijver
Johannes Florentius Martinet (1729-1795) een prominente rol. Martinets
meest gelezen werk, de Katechismus der natuur, is het eerste boek
dat Nederlanders op een nieuwe manier naar de Veluwe leert kijken.
De Katechismus der natuur is geschreven in de vorm van dialogen
tussen een leraar en zijn pupil, een jongen uit Holland die gewend is
aan het vlakke land. Zij voeren hun gesprekken tijdens wandelingen
in de omgeving van Zutphen, de plaats waar Martinet in 1775
beroepen was. Metereologische verschijnselen, geografie, planten en
dieren – alles wordt uitgebreid besproken. Martinet wilde met zijn
Katechismus meerdere dingen tegelijk: de lezers gevoeliger maken
voor de natuur, vooral de natuur van het eigen land, en langs die weg
meer eerbied bijbrengen voor de schepping. God had het beste met
de mensen voor, legt de verlichte dominee uit; alles wat mooi in de
natuur of indrukwekkend, is ook nuttig, en alles wat nut heeft is ook
mooi. Dit gaat zelfs op voor woeste gronden. Tijdens een van de wan-
delingen, als het gesprek over ‘land en water’ gaat, vraagt de leerling
zich verbaasd af hoe de leraar kan genieten van het uitzicht op de
Veluwe of op de duinen. De jongen weet niet beter dan dat bergen
als misvormingen van de aarde worden gezien. De leraar kijkt er heel
anders tegenaan. De ‘bergen’ verwekken niet alleen ‘grootse
denkbeelden in het hart’, zegt hij, maar zij geven ook het gevoel van
veiligheid: ‘Wat stuit de inbreuken der schuimende Zuiderzee? ’t Is de
Veluwe! Wat slaat de aanvallen der woeste Noordzee af? ’t Zijn de
duinen!’
Met andere woorden: ook de woeste gronden dienen het nationaal
belang. Zo bekeken kon de Veluwe in plaats van een obstakel, een >
1950 1980 2010
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 39
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
bindmiddel worden tussen Oost en West. Dat Martinet een brug wilde
slaan blijkt ook uit het gesprek ‘over de bosschen en boomen onzes
vaderlands.’ De leraar en leerling nemen de weg die van het dorp
Eerbeek naar boven gaat en op een hoog punt aangekomen, bewon-
deren zij eerst het uitzicht over de ‘Veluwse Bergen.’ Daarna moet de
jongen zich omdraaien om van het uitzicht aan de andere kant te
genieten. De leraar wijst hem alles aan: Zutphen en de omliggende
dorpen, de papiermolens, hooi-, rogge- en boekweitvelden, huizen,
kortom de bewoonde wereld. Vervolgens gaan zij zitten om de beide
uitzichten nog een op meer filosofische manier met elkaar te verge -
lijken. Wijzend op de Veluwe en op Zutphen zegt de leraar: ‘Maak nu
een denkbeeld van den vroegen staat onzes Vaderlands en vergelijk
er bij den tegenwoordigen. Oudstijds bestondt hetzelve uit woeste
bosschen, schorren, en verdronken landen: nu ziet gij het in een
paradijs verkeerd.’
De Veluwe als oertijd van het vaderland – het was een origineel idee;
deze historische dimensie zou een nationaal sentiment kunnen op -
roepen. Maar zo snel ging het niet. De achttiende-eeuwse Hollanders
lieten zich niet gemakkelijk afbrengen van de eeuwenoude overtuiging
dat hun geschiedenis begon met de Batavieren, een redelijk
beschaafd volk, naar men dacht, dat de grond bewerkte en hutten
bouwde. Bovendien was men sterk gehecht aan het exclusieve beeld
van het ‘vaderlands’ landschap als een zelf geschapen paradijs. Dit
alles veranderde omstreeks 1800 met de opkomst van de Germaanse
oudheidkunde, een nieuwe tak van archeologie die uitging van
bodemvondsten in plaats van schriftelijke overlevering. De aandacht
van de onderzoekers richtte zich op hunebedden, terpen en wierden.
Langzaam maar zeker brak het besef door dat Nederland wel degelijk
een uiterst primitief, pre historisch tijdperk had gekend. Dit nieuwe
archeologisch onderzoek werd vanuit de overheid ondersteund met
de oprichting van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden in 1818,
dus kort na de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden. De
nationale saamhorigheid werd nu van hogerhand gestimuleerd,
zo’n prestigieuze instelling kon daarbij goede diensten bewijzen.
In dit kader van Germaanse oudheidkunde en culturele natievorming
begon zich halverwege de negentiende eeuw een meer dan lokale
belangstelling voor het ‘kale’ gedeelte van de Veluwe te ontwikkelen.
Voor een belangrijk deel was dit te danken aan Heinrich Gottfried
Haasloop Werner, een van de pioniers van het archeologisch onder-
zoek op de Veluwe. Geboren in Kleef in 1792, vestigde hij zich na een
succesvolle carrière als militair in 1842 in Elburg, op het landgoed
Hare van zijn schoonouders. Nog datzelfde jaar publiceerde hij in de
Geldersche Volks-Almanak het eerste van een lange reeks artikelen
over Veluwse oudheden en volksgebruiken. Uren en dagen heeft
Haasloop Werner hiervoor rondgezworven, zo lezen we in zijn
Veluwse wandelingen (1845 en 1852), op zoek naar oude ‘gedenk -
stukken van vroegere volkeren’. Zijn verzameling potscherven, stenen
bijlen en andere Veluwse ‘oudheden’ ging na zijn dood in 1864 als
nationaal erfgoed naar het Rijksmuseum van Oudheden.
Haasloop Werner wandelde niet altijd alleen, op sommige tochten
werd hij vergezeld door de predikant en filantroop Ottho Gerhard
Heldring (1804-1876), die al evenzeer bezield was door de wens
om ‘nieuw licht op de vaderlandsche geschiedenis te werpen.’
Heldring vond dat wandelen overigens geen onverdeeld genoegen.
‘Verschrikkelijk’, schrijft hij, ‘die eeuwige vlakten, waar men uren
doolt en geene hut vindt.’ Haasloop Werner daarentegen, die als
militair wel wat gewend was, deelt nuchter mee: ‘de Veluwe, vroeger
door wilde dieren als wolven, beeren en zwijnen bevolkt, door
roovers en landloopers onveilig gemaakt, kan nu zonder eenig
gevaar worden bereisd.’ Dat er zelden ‘vreemdelingen’ naar de
Veluwe kwamen was volgens hem te wijten aan ‘hare verwijderde
ligging van de groote communicatiewegen.’ Misschien dat zijn
40 > Beelden van de Veluwe
De lege Veluwefoto Jeroen Musch
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 40
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
geruste gemoed Haasloop Werner ook ontvankelijk
heeft gemaakt voor de schoonheid van het Veluwse
landschap zoals het was, ‘stout en wild’, zo oer als
op de eerste dag van de schepping. Hij wist er
lyrische beschrijvingen van te geven (ook in dit
opzicht was Haasloop Werner een pionier), maar
het liefst had hij dat Nederlanders van elders zelf
kwamen zien: ‘hoe schoon, hoe schilderachtig vele
dorpen en gehuchten dáár zijn gelegen; hoe ongelijk
en golvend er de grond is [...] hij zal verbaasd staan
over die uitgestrekte heide [...] en niet zonder be-
langstelling zal hij die eeuwenheugende wouden
aanstaren, die zich als ware het nog in hun oor-
spronkelijken natuur staat bevinden. En hoe vele
boeijende overleve ringen zijn niet verbonden aan
dien belangwekkenden bodem; hoe vele herinnerin-
gen uit lang vervlogen dagen doemen dáár op voor
onze verbeelding.’
Anders dan Martinet honderd jaar terug, was
Haasloop Werner geen roepende in de woestijn. Zijn
beeld van de Veluwe als een schilderachtig herinne-
ringslandschap komt niet alleen terug bij literatoren
als de Rotterdammer Jacobus Craandijk (1834-1912)
en de Haarlemmer Frederik van Eeden senior (1829-
1901), maar ook bij de Utrechtse landschapschilder
schilder Johannes Warnardus Bilders (1811-1890), die
jarenlang in Oosterbeek heeft gewoond. Schilderend
in het bos- en heidegebied rondom Wolfheze, met
zijn eeuwenoude ‘Wodans eiken’, voelde Bilders zich
eeuwen teruggezet in de tijd. In Bilders’ kielzog
kwam ’s zomers ook de jongere generatie landschap-
schilders vanuit Den Haag, Amsterdam of elders in
Holland naar Oosterbeek, om in het ongekunstelde
Veluwse landschap nieuwe inspiratie op te doen.
Onder hen bevonden zich Gerard Bilders, Willem
Roelofs, Anton Mauve, Jacob Maris, later beroemd
geworden als schilders van de Haagse School. Het
idee van herinneringslandschap hoefde voor deze
unstenaars niet meer, zij hadden genoeg aan de
schilderachtigheid van de Veluwe. Die schilderden zij
dan ook van een ongekende natuurgetrouwheid en
intensiteit. Dat de woeste Veluwe eindelijk, tegen het
einde van de negentiende eeuw, naast de polders
een volwaardige plaats in het algemene beeld van
het Nederlandse landschap heeft gekregen, is in
belangrijke mate aan deze landschapschilders te
danken. Juist toen de materiële communicatiewegen
werden verbeterd hebben zij een emotionele
verbinding tussen Oost en West tot stand gebracht.
Echter, de grondontginning was inmiddels in gang
gezet (het oerbos Beekbergerwoud was 1880 geheel
gekapt), en zou ongetwijfeld op grote schaal zijn
doorgezet als niet het echtpaar Kröller-Müller, en
na hen de Stichting Hoge Veluwe, zich over grote
gebieden hadden ontfermd. <
41
De overkant
Aan de overkant van deze straat,
aan de overkant van deze brede straat,
daar is heel wat méér te doen:
een terras is daar, en een plantsoen.
’t Licht voor voetgangers dat springt op groen,
het beschijnt een lopend mannetje in groen,
en dat sein geldt ook voor mij:
oude heer, het zebrapad is vrij.
Alle mensen lopen me voorbij,
links en rechts gaan hele rijen me voorbij.
Mij is de afstand veel te groot:
na vijf stappen staat het licht op rood.
Als je doorloopt, ben je als de dood,
want uit tijdsbesparing rijden ze je dood.
’t Is voor mij allang te laat
voor de overkant van deze straat.
Willem Wilmink, Verzamelde liedjes en gedichten, Bert Bakker 2006
SELECTIE VAN LITERATUUR:
C. Bruin, Kleefsche Arkadia, 1716De Veluwe. Een wandeling van O.G. Heldring en R.H. Graadt Jonckers, Arnhem 1841Wandelingen over de Veluwe van O. G. Heldring, predikant te Hemmen en G. Haasloop Werner, gepens. Kapitein te Elburg, ‘ten voordele der school teHoenderloo’, Arnhem 1845J. Craandijk, ‘Twee dagen op de Veluwe’ in: Wandelingen door Nederland, Haarlem 1880F. van Eeden sr., ‘Herinneringen aan de Veluwe’ in: Album der Natuur 29 (1880)A. van der Woud, De Bataafse hut. Verschuivingen in hetbeeld van de geschiedenis (1750-1850), Amsterdam 1990V. Hefting, Schilders in Oosterbeek, Zutphen 1981R. de Leeuw e.a. (red.), De Haagse School, Den Haag 1983
Een heel andere toonzetting en een ander soort overkant vind je in
Willem Wilminks gedicht De overkant: Aan de overkant van deze straat,
Aan de overkant van deze brede straat, Daar is heel wat méér te doen: Een terras
is daar, en een plantsoen. Toch gaat het over hetzelfde: het onbereikbare
land aan de overzijde. ’t Is voor mij allang te laat voor de overkant van
deze straat.
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 41
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
42
Ilya Kabakov, Wortlos (2 delen), 1999, grens Gramsbergen- Laar (D)foto Ingrid Oosterheerd
Grenzen scheiden,liefde verbindtDOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 42
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
43
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 43
Het beste is om van niets te weten. Het dijkje
op te wandelen, het platgetreden gras
tussen het hoge riet te volgen om dan plots
tegenover dat bijzondere kunstwerk te staan.
Het woord ‘beeld’ klinkt al te massief voor
deze driedimensionale tekening van gelast
dun draadwerk en lege ruimte. Je kijkt er
gewoon recht door heen en ziet dan de
Vecht, meanderend door de weilanden. Er
tekent zich een vrouwenfiguur af, met een
‘kanten kraag’ zoals je die op oude schilderijen
ziet. In waardige houding zit ze op een zetel.
Maar waarom volgt haar blik niet de loop
van het riviertje richting horizon? Met haar
meekijkend, ontdek je aan de overkant
ineens nog zo’n draadfiguur. We zijn er nu
toch en hebben de tijd. Na een wandel-
tochtje door het gehuchtje Laar, blijkt de
draadfiguur op de andere oever een man te
zijn. Hij draagt een baret met veer op het
hoofd en net als zij zetelt hij op zijn stoel van
draadwerk alsof het een troon is. Hij staart
naar de vrouw aan de overkant. Als de twee
koningskinderen uit het middeleeuwse lied:
‘Sy hadden malkander soo lief; Sy konden
bijeen niet komen, Het water was veel te diep.’
Als geen ander kent Ilya Kabakov het thema
van de overkant. Rus van geboorte (1933,
Dnepropetrovsk), vertrok hij midden jaren
tachtig naar het westen en woont nu aan de
overkant van de Atlantische Oceaan in New
York. Begonnen als illustrator van kinder-
boeken ontwikkelde hij zich tot één van de
belangrijkste na-oorlogse Russische kunste-
naars. Hij tekent, schildert, maakt albums en
bouwt wereldwijd omvangrijke installaties.
Zijn werk waaruit een scherpe blik én gevoel
voor humor spreekt, gaat eigenlijk altijd over
communicatie en menselijke onmacht.
De plek die Ilya en zijn vrouw Emilia
Kabakov voor hun kunstwerk kozen, ligt in
de grensstreek. Daar waar de Vecht Neder-
land binnenstroomt bij het Duitse Laar en
niet ver van het Overijsselse Gramsbergen.
Een landelijk en kalm gebied, maar met een
bewogen geschiedenis. Al vanaf de mid-
deleeuwen is er met de grens heen en weer
geschoven, dikwijls met het nodige wapen-
gekletter. Kabakovs vrouwenfiguur staat op
Nederlands grondgebied, de man op Duitse
bodem. ‘Grenzen scheiden, liefde verbindt’,
zei Kabakov en gaf zijn kunstwerk de
veelzeggende titel Wortlos.
Het is één van de zestien kunstwerken,
opgeleverd in het jaar 2000 van Kunstwegen.
Een project in bovengenoemde grensstreek,
waarvoor befaamde curatoren als Jan Hoet,
Saskia Bos, Harald Szeeman en Zdenik Felix
internationaal bekende kunstenaars
voorstelden. Het gelijknamige boek waarin
ze allemaal staan vermeld, is een mooi
sprookjesboek. Het beschrijft een (fiets-)route
van wel 150 kilometer van het Duitse plaats -
je Nordhorn, niet ver van de grens, west-
waarts naar Zwolle. Het geeft, in het Duits en
Nederlands, uitgebreid en wetenswaardig in-
formatie over cultuur, kunst en natuur in dit
gebied. Een plek op aarde waar altijd de zon
schijnt, met enkel zomersgroene bossen en
velden en alleen maar pittoreske gebouwen.
Geen woord noch beeld over gure maartse
hagelbuien. Of over het feit dat hoog in de
bomen van het Gramsberger bosje, waar
we het gevoelige vliegerkunstwerk van de
Chinese kunstenaar Cai Guo-Giang (1957,
Quanzhou) zochten, ook een enorme kolonie
grote zwarte vogels woont – en we hadden
al ondervonden dat het een geliefd honden -
uitlaatbosje is. Ook niets over het fenomeen
dat al die schilderachtige huizen, boerderijen
en gebouwen zijn gefotografeerd met de rug
naar veel doodgewone lelijkheid: een rom-
melig bedrijventerrein, een boerderette of
droefgeestig flatgebouw van vier verdiepin-
gen. Om maar te zwijgen over die gekke
paaltjes met bedrading rond het kunstwerk
van de Kabakovs. Ongetwijfeld goedbedoeld,
riep het onvervaard de kunstbeschermer in
ons wakker, vandalistische neigingen incluis:
‘Ruk die paaltjes uit de grond!’
Iemand die de harde werkelijkheid zeker niet
de rug toekeert, is de maker van het
geheimzinnige gebouwtje rechts naast de
Eldenseweg, richting Nelson Mandelabrug
in Arnhem. De titel zegt het al: Double View.
En hoewel Rob Sweere in veel van zijn
prachtige SilentSKYprojects de blik van de
beschouwer-deelnemers hemelwaarts richt,
heeft hij hier voor een heel aards uitzicht
gekozen. Was bij Kabakov de trucage van de
toeristische idylle voor het beeld gekropen,
bij Double View ging m’n eigen fantasie op
de loop. ‘Als ik een zwerver was, zocht ik
hier m’n toevlucht… toch heel wat beter dan
onder de rododendrons in Sonsbeekpark’, >
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
44
Ilya Kabakov, ontwerptekening Wortlos, 1999
Ook de kunst houdt van de overkant: daar waar jezelf niet bent, en uitzicht op hebt vanaf een tijdelijken onbepaald niemands land. Aan de oever van eenrivier, een snelweg, of een grensstreek.
Drie kunstenaars en de overkant
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 44
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
45
Rob Sweere, Double View (aluminium golfplaten, grasdak, stalen basis), Arnhem, 2008foto Roel Elbers
Rob Sweere, uitzicht Double View, Arnhem
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 45
had ik in het voorbijgaan in schemerdonker gedacht. Maar bij nadere beschouwing
blijkt dat helemaal niet te kunnen. Naïef ook, achteraf. Dat zou geen overheids -
commissie ooit goed vinden. Stel je voor, wat er allemaal wel niet. En die horizon-
tale opening doet toch ook wel heel sterk denken aan schietgaten van bunkers.
Nadat er al een paar keer medeweggebruikers aan de bumper hingen, wild
gebarend en claxonerend, besloot ik een OV-fiets te huren. Het geheimzinnig
gebouwtje, strak en helder vormgegeven, blijkt een hybride object: beeld,
bouwwerkje en uitkijkpost tegelijk. Ga je het trapje op, dan belandt je hoofd
op een plek waar je door een opmerkelijk smal en verticaal uitgesneden opening,
circa 20 bij 400 centimeter, zicht hebt op een kaarsrechte waterloop waarnaast
de nieuwbouwwijk van Malburgen ver -rijst. Draai je een half pirouetje dan krijg je
een even smal, maar horizontaal uitzicht over de autoweg heen op het polder-
landschap van Meinerswijk. En als je het hoofd nog wat naar rechts draait, dan
volgt je blik vanzelf diezelfde weg en zie je de stadsrand van Arnhem aan de
overzijde van de Rijn. Als toeristisch fotograaf zou je hier toch hele rare toeren uit
moeten halen om een romantisch vergezicht van enkel water en struweel te
creëren. Auto’s, bussen, verkeers borden, vangrail, de bovendraden en palen van
de trolleybus: alleen fotoshoppen biedt nog redding. Zoals een vogeluitkijkpost
met houten balkwerk en dito schutkleur zich als natuur vermomt, zo kreeg deze
observatiepost de camouflagekleuren en bijpassend materiaal van het stedelijk
landschap van verkeerswegen. De aluminium golfplaten voegen
zich wonderlijk naar de weersomstandigheden en variëren van loodgrijs tot licht-
stralend zilver. In tegenstelling tot de vogelaar echter, blijft hier de bespieder be-
spied. Hoofd en bovenlichaam mogen dan wel verdwenen zijn, benen en voeten
blijven zichtbaar voor de passerende fietser en automobilist, alsook voor de hier
vrij zeldzame wandelaar.
Die laatste treft men vaker, in mijmering verwijlend bij de diverse beelden, in de
tuin van het nabije Museum van Moderne Kunst. De plek stuurt de blik. Zou je in
een park aan het kunstwerk van Fortuyn / O’Brien zoetjes voorbij kuieren
– ‘Mooie boog, nu de klimrozen nog’ – in een museumtuin weet je dat er vast meer
aan de hand is. In elk geval is het al onmogelijk om er onderdoor te lopen. Even
transparant als Kabakovs Wortlos is hier nog subtieler en dubbelzinniger gebruik
gemaakt van de lege ruimte. De boog omvat een blauw, kozijnachtig frame met een
doorzichtige plaat kunststof met daarin nog een perspectivisch doordachte opening.
Het object staat strategisch opgesteld: ‘Ach, kom toch eens kijken, wat een uitzicht!’
Je kunt er natuurlijk ook gewoon naast kijken, maar dit kunstwerk lijst het uitzicht
voor je in. Het maakt het vergezicht met de lagergelegen rivier tot schilderij. En
daar het museum blijkbaar al lang niet meer met een emmertje sop is rondgegaan,
heeft de tijd zijn werk mogen doen en is het schilderij fraai bemost geraakt.
The owl and the pussycat went to see luidt de poëtische titel van dit kunstwerk
naar het bijna gelijknamige gedicht van Edward Lear. Omstreeks 1965 com-
poneerde Igor Stravinsky, hij was toen 84 jaar, bij dit slaapliedje voor kinderen
een kort muziekstuk voor sopraan en piano. Het was bestemd voor zijn vrouw
voor wie dit het eerste Engelse gedicht was dat zij uit haar hoofd leerde. Het ver-
schil schuilt in de letter ‘a’. Bij Lear gaan de uil en de poes niet op stap om eens
een kijkje te nemen. ‘They went to sea.’ Ze zeilen weg in een bootje, trouwen en
leven vast lang en gelukkig, want op het eind dansen ze in het maanlicht. ‘The
moon, the moon, They danced by the light of the moon.’ Kabakov zei het al. <
www.kunstwegen.org; www.vechtdalvvv.nl; www.robsweere.nl; www.nonsenselit.org/lear/ns/pussy.html
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
46
Fortuyn/O’Brien, The owl and the pussycat went to see (metaal, hout, perspex), 1986,
beeldentuin Museum voor Moderne Kunst Arnhemfoto Marie-José van Beckhoven
> Drie kunstenaars en de overkant
Rob Sweere, STYX, Lent, 2008foto’s Rob Sweere
Rob Sweere, Silent SKYproject#1, Winkelcentrum Kronenburg Arnhem, 22 juni 2004,
10.30 – 11.00 uur
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:22 Pagina 46
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
09
47
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:22 Pagina 47
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
48
Hollandse kunstenaars hebben van oudsher graag hun schetsboeken meegenomen om de steden in het
verre Gelderland en Overijssel vast te leggen. Van de overzijde van de rivier tekende de contour van de
stad zich het mooist af tegen het Oost-Nederlandse zwerk. Deze schilderijen behoren tot de parels van
het Nederlandse kunstbezit. In elke aflevering van OOST beschrijft Esther Dieltjes zo’n parel. Hoe was
het vroeger en hoe is het nu? Gezicht op
Arnhemvanuit het zuidwesten: anno 1643 en 2009
Arnhem aan de rivierfoto Arnhem/Gerard van Bree, VVB fotografie
DOOR ESTHER DIELTJES
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:22 Pagina 48
oo
st0
KT
OB
ER
20
09
Op Hollandse kunstenaars maakte het heuvelachtige
en bosrijke Gelderland een uitheemse indruk. De
route langs de Rijn naar het Kleefse land werd dan
ook druk bewandeld. Ook Arnhem was vanwege haar
ligging al in de Gouden Eeuw een geliefd motief.
Vele malen werd de Gelderse hoofdstad vastgelegd,
vaak vanaf de splitsing tussen Bovenover en Onder-
langs. Zo zag men haar als het ware beneden liggen
met rechts de slingerende Rijn en in de voorgrond de
beboste heuvels. Arnhem kende omstreeks 1650 een
kortstondige economische bloeiperiode en telde zo’n
6.500 inwoners. Door toedoen van prins Maurits was
de stad bovendien tot een vesting getransformeerd.
Kenmerkend waren de bastions in de stadswal met
daarvoor een serie verdedigingswerken.
Een grote meester als Jan van Goyen (1596-1656)
koos Arnhem als uitgangspunt voor ruim twintig
schilderijen. Deze kenmerken zich door horizontale,
weloverwogen composities en grootse, bijna lyrische
wolkenluchten. Hij schilderde de stad gezien vanaf de
Utrechtseweg, de Rijn en vanuit de Betuwe, altijd in
goudbruine of grijsgroene tonen. De talloze krijt-
tekeningen die de fervente tekenaar maakte tijdens
zijn zomerse wandelingen en boottochtjes langs de
Veluwezoom dienden als inspiratiebron. Wanneer hij
in zijn Haagse atelier deze vlotte impressies verwerkte,
liet hij zijn fantasie de vrije loop. Van Goyen streefde
in zijn schilderijen naar een zuivere uitbeelding van
licht, lucht en ruimte. Hierin wilde hij de stemming
en schoonheid van het landschap weergeven,
topografische juistheid was niet zijn streven. Ter wille
van de compositie werd wel eens een kerk verhoogd,
verplaatst of zelfs helemaal weggelaten.
Ook het mooie atmosferische stadsgezicht van
Arnhem uit 1643 is geen exacte weergave van de
werkelijkheid. Op een bijzonder rond paneel toont
het de stad onder een indrukwekkende wolkenlucht,
geschilderd in warme tinten met losse, lichte toetsen.
In de voorgrond zijn figuren bezig op de kade en in
de boten op het water. Daarachter ligt de stad met
prominent in het midden de gotische Eusebiuskerk.
Van Goyen toont de situatie van voor 1650, toen de
toren verhoogd werd tot 97 meter. Als hoogste
gebouw in de wijde omgeving kwam de Eusebius -
kerk op veel beeltenissen voor. Links schilderde Van
Goyen de St. Janskerk. Deze deels romaanse, deels
gotische kerk raakte in de achttiende en negentiende
eeuw in verval en werd daarom geheel afgebroken.
Alleen namen als Jansplaats en Jansplein herinneren
nu nog aan wat ooit het pronkstuk was van de
Commanderij van Sint Jan.
Anno 2009 ziet Arnhem er vanuit het zuidwesten
totaal anders uit. De meeste oude kerken en
gasthuizen, die Van Goyen in 1643 schilderde, zijn in
de negentiende eeuw afgebroken. De Eusebiuskerk
heeft door verbouwingen en restauraties een ander
aanzien. In 1829 werd de sloop van de binnenwal,
de stadsmuren en de poorten ingezet, alleen de
Sabelspoort bleef over. De buitenste verdedigings -
werken van de stad werden veranderd in wandel-
promenades. Ten zuiden van Arnhem zorgde een
schipbrug sinds 1603 voor een snellere oversteek
van de Rijn. Nu zijn er de John Frostbrug, Nelson
Mandelabrug en de Pleybrug. Deze verbinden de
binnenstad sinds decennia met Arnhem-Zuid.
Naast de negentiende-eeuwse moderniseringen is
uiteraard ook de Slag om Arnhem in 1944 beeld-
bepalend geweest. De stadskern werd grotendeels
verwoest, waarna Arnhem in de jaren vijftig een
metamorfose onderging. Tegenwoordig moet de
Eusebiustoren zijn prominente positie als baken in
de skyline delen met het pasgebouwde stadskantoor
aan de Eusebiusbuitensingel en meer nog met de
kantoortorens bij het Centraal Station. Huidige
plannen als de Rijnboog zullen Arnhem in de nabije
toekomst wederom een geheel nieuw aangezicht
geven.
Edwin Verdurmen, directeur CASA: “De Nederrijn heeft
het landschap bij Arnhem gevormd tot wat het van-
daag de dag is. Het water markeert de ontmoeting
tussen verschillende sferen en landschappen. De lome,
brede uiterwaarden van de Betuwe versus de steil
oprijzende stuwwal van het Veluwe - massief. Het
traag stromende water versus het snel verkeer over de
stadsbruggen. Het contrast tussen stad en landschap,
cultuur en natuur, silhouet en horizon.
Maar wat heeft Arnhem vandaag de dag met zijn
rivier? Blijft de rol van het water beperkt tot een
mooi uitzicht vanuit het stadsappartement of liggen
er kansen voor lokaal creatief ondernemerschap, voor
diversiteit en subculturen, voor mijmeren, dwalen en
ontdekken? Het water in de uiterwaarden schept en
overspoelt, biedt kansen en staat toe. Dit vraagt om
een gepaste wijze van gebruik. Niet hard en stug,
maar flexibel, licht en veranderlijk als de rivier.” <
49
Jan Josefsz. van Goyen,
Gezicht op Arnhem vanuit het zuidwesten, 1643foto Instituut Collectie Nederland
3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:22 Pagina 49
50
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Winterswijk
We kennen Winterswijk natuurlijk van de Scholtenboeren. Die ‘soort van adel’ die lang de
dienst uitmaakte in de regio en met hun Scholtengoederen – imposante erven met grote
statige boerderijen, tal van bijgebouwen en een stoere beplanting – het landschap nog
steeds een voornaam aanzien geven. Of we kennen Winterswijk van het coulisselandschap
van heggen, hout wallen en hakhoutbosjes, van de beken die door het oude landschap
van plateaus, zandruggen, essen, kampen snijden – slingerende beekdalen, kleinschalig
en gevarieerd, met om de zoveel meter een verrassend gezicht. Of anders wel van de
kleine gehuchtjes rondom Winterswijk, zoals Miste, of Meddo, klonten van boerderijen
en een enkele woning op zo’n plateau. Tezamen vormen ze een krans, ver weg in de
Achter hoek, dicht bij de Duitse grens. Een Nationaal Landschap is het, een boeren -
landschap, van zeldzame schoonheid.
Maar de plaats zelf? Het stadje dat steeds maar geen stadsrechten kreeg omdat het de
moeite niet waard was? Lang was het niet meer dan een kruispunt van drie wegen die bij
de grote Jacobskerk bijeen kwamen – dezelfde kerk die Piet Mondriaan later inspireerde
tot zijn ‘gezicht’. Heel langzaam werd het meer. Met textiel die via de thuis -wevers ook
hier tot verdere ontplooiing kwam. De Willinks – als familie al in de achttiende eeuw actief
als linnenreder – raakten aangetrouwd met de Twentse familie Ten Cate en toen was het
hek van de dam. In fabrieken als de Batavier en de Witstroom ratelden in de tweede helft
van de negentiende eeuw vele tientallen weefgetouwen. Er werden onder andere sarongs
gemaakt voor Nederlands-Indië. Het bekendste is de Tricot, een klein fabriekje in 1887
dat uitgroeide tot een industrieel complex waar jaren later meer dan 1.100 arbeiders
werkten. Tricootje – een ander woord voor ondergoed – werd een begrip, een imperium.
De provincies Gelderland en Overijssel hebben een bevolking van zo’n drie miljoen mensen, en een groot
deel van hen woont in de steden. Deze steden vormen van oudsher een markant onderdeel van de
ruimtelijke inrichting, met een eigen schoonheid, traditie, en stedenbouwkundige problematiek. Wat
onderscheidt de steden van het oosten? Welke oplossingen worden gevonden voor de problemen die zich
voordoen, en in hoeverre zijn goede bedoelingen terug te vinden in het resultaat? Stadsdossier (1)
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 50
51o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
Revolutionaire betonskeletbouw deed zijn intrede in Winterswijk. Jan Will ink van de
Batavier deed ook in spoorlijnen – dat was in die tijd iets van particulier initiatief. Willink
wilde het geïsoleerde plaatsje voorzien van goede verbindingen met het westen van het
land maar ook met het zich snel ontwikkelende Ruhrgebied in Duitsland. Hij slaagde
daarin en realiseerde drie li jnen die rond 1880 werden geopend. Enkele jaren later
kwamen daar als inbreng van anderen nog twee lijnen bij en zo lagen er aan het eind van
de negentiende eeuw maar liefst vijf lijnen en was Winterswijk een internationaal station.
Inmiddels is Winterswijk een dorps stadje als vele anderen, met zijn uitbreidingen en
winkelstraten vol reclame. Natuurlijk is er nog de Jacobskerk, een rots in de branding. Van
de betonfabrieken van De Tricot kon een deel ternauwernood worden gered van de
slopers hamer. En zo zijn er nog wat authentieke situaties: nauwe gangetjes die je van de
winkelstraten zomaar naar groene weiden leiden. Een holte, noemt Ad Habets zo’n weide.
Hij ging in dit eerste Stadsdossier van oost op reportage, nam een kijkje bij enkele
nieuwbouwprojecten en werd vooral geraakt door de bomen. Hij trof er ‘schaduwrijk
lover’, maar ook ‘kitschbomen’ en ‘schraalhanzen’.
Mark Hendriks sprak met Andries Geerse, de stadsbouwmeester die in tal van nieuwe
projecten ‘interactieve’ stedenbouw op minuscule schaal probeert te bedrijven. ‘Je moet
het lot van een gemeente niet in de handen van slechts een buitenstaander leggen.’HARRY HARSEMA
(Bron: Cultuurhistorische routes in Nederland. nr. 60, Winterswijk. RACM)
Gezicht op Winterswijk zoals ook Piet Mondriaan het schilderde in 1898.
Het Mondriaanraam is een kunstwerk van Vic Hulshof en Bert Nijman uit 1996,
gebaseerd op een werk van Piet Mondriaan uit 1922, Compositie in blauw, geel en rood
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 51
52
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
foto Ewoud van Arkel
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 52
53o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
Mondriaan
In 1898 en 1899 is Piet Mondriaan regelmatig in
Winters wijk. Hij heeft zijn studie aan de Rijksacade-
mie voor Beeldende Kunst in Amsterdam voltooid
maar krijgt weinig opdrachten. Tijdens een reis naar
Engeland loopt hij longontsteking op, dezelfde
ziekte waaraan hij op 71-jarige leeftijd zou overlijden.
Voor herstel verblijft hij enige maanden in zijn ouder-
lijk huis aan de Zonnebrink. Het is nog winter en
vanachter het raam tekent en schildert hij een serie
gezichten op het dorp. Meest opmerkelijk is een
gouache die de Jacobskerk toont in het midden van
het blad, maar gezien door een dicht takkenbos.
Ruim driekwart van het doek is doortrokken van dit
op het eerste gezicht grillig kronkelend, maar bij
nader inzien boogvormig rond de kerk gecon-
strueerde vlechtwerk van takken. In de haag op de
voorgrond lichten vogels op. De schildering is een
‘hemelgewelf ’ van takken, dat de kerk in het
centrum plaatst en zinspeelt op het interieur met
zijn spitsbogen. Het doet denken aan Van Goghs
‘Hervormde Kerk te Nuenen’. Zelfde concept, andere
compositie. Dat dit beeld voor Mondriaan meer is
dan een toevallig tafereeltje vanuit zijn slaapkamer
blijkt uit de versregels die hij erbij schrijft. Zij laten
het takkenbos op Bijbelse wijze spreken:
Bomen van WinterswijkDOOR AD HABETS
Gezicht op de Jacobskerk, Winterswijk, Piet Mondriaan, 1898Collectie Ver. Het Museum/Stg. Mondriaan Winterswijk, foto Vic Hulshof
foto
gem
eent
e W
inte
rsw
ijk
Vindt Mondriaan de schildering niet sterk genoeg om
het te kunnen stellen zonder verbale onderstreping?
Zeker is dat hij zijn onderwerp niet zomaar kiest en
naschildert, maar het diep doorvoelt en op papier
opnieuw componeert. De gouache is te zien in
streekmuseum Freriks. De Winterswijkse historicus
Wim Scholtz wijst dit werk aan als startpunt van
Mondriaans weg naar abstractie. Die verloopt via
steeds verdere stilering van een beperkt aantal
motieven, waaronder de boom en de (kerk)toren.
Mondriaan is één van de ‘unique selling points’ van
Winterswijk waar in het belang van Winterswijk meer mee
gedaan kan worden. Deze zin staat in een recente nota
aan B en W Winterswijk over de toekomst van het
noodlijdende streekmuseum Freriks. Dit is handels-
jargon. Mondriaan is een merk geworden, dat je er-
gens op kunt plakken zodat het beter verkoopt, een
huidcrème, een T-shirt of een dorp, dat maakt niet
uit. De schilder heeft het er natuurlijk ook naar
gemaakt. Als je schildert tot het niets meer voorstelt,
moet je niet raar staan kijken als je kleurcomposities
door de warenmarkt worden gepikt en opduiken als
theedoek of vlaggetje van de VVV Winterswijk/ >
- En de takjes van de jonge boompjes
jubelden op
tot ze samenkwamen met die reeds in rust
van de grijze lucht
neerhingen van de groote bomen
en daaronder
de zwijgende groene vlakte -
En de kerk rees hoog, boven ’t dorp uit.
M.
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 53
54
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Mondriaanland. Dit dorp doet aan citymarketing.
Het wil meer volk over de vloer.
Bomencultuur
Winterswijk is een dorp tussen de bomen. Dat is
vooral zichtbaar in de negen nevenkernen die in een
krans om het moederdorp liggen: Meddo, Huppel,
Henxel, Ratum, Brinkheurne, Kotten, Woold,
Miste en Corle. Ze zijn ingebed in een kleinschalig
coulisselandschap met zwaar geboomte, beken en
watermolens, zoals zich dat alleen nog in enkele
uithoeken van Nederland heeft kunnen handhaven.
Vanwege die zeldzaamheid wordt de omgeving van
Winterswijk sinds 2007 beschermd als Nationaal
Landschap. Dat heeft ook een keerzijde.
Wim Scholtz, die betrokken is bij vrijwel iedere actie
tot behoud van cultureel erfgoed, denkt dat Winters -
wijk zó verwend is met bomen buiten het dorp, dat aan
de bomen in het dorp onverschilligheid ten deel valt.
Daar zit wat in. Er zijn genoeg dorpen waar pas bij
verlies van het laatste oude huis stemmen opgaan
tegen sloop. Het lijkt wel of men eerst iets moet
missen voordat men het als waardevol ziet. Daarom
is het goed als een dorp zijn gratiën kent en
cultiveert. Het zou Winterswijk ten goede komen
als het zijn karakter van bomendorp juist verder zou
ontwikkelen. Daarin past ook de schilder (niet het
merk) Mondriaan. Hij maakte hier zijn vroegste
werk: dorpsgezichten en bomen van Winterswijk.
Dat zal nog niet meevallen. Het gezicht van Winters -
wijk is geschonden door lelijke uitbreidingen, brutale
verkeerswerken en vooral door veel sloop. De straten
van de dorpskern zijn aangevreten door winkelpuien
en opdringerige middenstandsreclames. Gerrit
Komrij, andere bekende Winterswijker, weet wel
waarom: ‘Omdat het dorp aan de Duitse grens ligt, is
’t één grutters bedrijf geworden. En om de grutters niet te
ontrieven haalden de socialisten elk stukje steen of hout dat
maar éven ouder dan vijfentwintig jaar leek, elk hoekje dat
nog warmte uitstraalde, elk muurtje dat een béétje naar
hoger beschaving rook schielijk neer. Want de grutters-
klanten kwamen van over de grenzen met hun auto’s,
en auto’s hadden plaats nodig. Auto’s dienen pal naast
de supermarkt te staan en geen meter verder. Daar hadden
de grutters aan het socialisme een goeie. Als ’t om parkeer-
plaatsen ging, bleef geen steen op de andere.’
De Wooldstraat en de Misterstraat zijn geheel in
gruttershanden. Het laatste dorpsschoon – een
waardige gevel, een grote boom – verdwijnt hier in
een zee van banaliteit. De Markt waar deze straten
samenkomen verterrast, zoals elk oud stadsplein
tegenwoordig zijn vrije ruimte inwisselt voor plastic
palmen in potten en betalende tafels en stoelen.
Deze Markt is trouwens niet echt een aangename
ruimte. Hij is zo groot dat er ook nog tientallen
auto’s op kunnen. Ze staan tot tegen de muren van
de Jacobskerk. Die ligt er verweesd bij sinds de
omringende bebouwing werd gesloopt. Nieuw
geplante kastanjes, die de terrassenplaatsen scheiden
van de parkeerplaatsen, lichten in stil protest hun
roosters uit het plaveisel. Bomen in openbaar gebied
hebben een lage levensverwachting. In dorpen staan
de oudste bomen in particuliere tuinen. Op straat
komt er al snel een moment dat ze in de weg staan en
worden gekapt.
Notaristuin
Op nog geen steenworp afstand van de Markt, achter
Meddosestraat, een van de winkelstraten richting de Marktfoto gemeente Winterswijk
Informele terreinen achter de winkelstraten, nabij de Marktfoto gemeente Winterswijk
Terras op de Markt met zicht op Jacobskerkfoto Ad Habets
Historische opname van de Notaristuinfoto gemeente Winterswijk
> Bomen van Winterswijk
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 54
55o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
de winkels van Misterstraat en Wooldstraat, liggen de resten van
een oude tuin, de Notaristuin. Hij biedt ontsnapping uit de drukke
winkelstraten. Je hoort er vogels. Het huis van de notaris bestaat niet
meer. De tuin wordt nu begrensd door lelijke nieuwbouwwoningen
en achteruitbouwen van winkels als de Hema. Er worden zelfs
auto’s geparkeerd. De tuin zelf ligt er nog best redelijk bij, maar de
beslotenheid ontbreekt. Er staat een tiental grote bomen en de
paden zijn schoon en begaanbaar. De gemeente wil er weer een
tuin van maken, dus de beslotenheid terugbrengen. Maar als je
de plannen leest wordt er gekapt, verhard, bebouwing toegevoegd,
verlichting geplaatst en horeca toegelaten. Minder groen en meer
reuring dus. Het zal de sfeer van de tuin geen goed doen. Een idee
uit de plannen is wel goed: een muur om de tuin en ’s avonds
afsluiten.
Aan de noordkant van de kerk ontspringen Winterswijks mooiste
straten. De schilderachtige Nieuwstraat en Lappenbrink waren
vroeger een buurt van thuiswevers. De Meddosestraat slingert
met een fraaie dubbele bocht noordwaarts tussen een gemengde
bebouwing van woningen en winkels. Hier geen filialen van grote
ketens, maar individuele neringen, waarvan de welvarendheid
soms twijfelachtig is, maar daardoor juist extra sympathiek. De
Meddosestraat zwenkt fraai ten einde, maar tussen dichtgetimmerde
panden. Het is te hopen dat ze stuk voor stuk worden opgeknapt of
vervangen door nieuwbouw met dezelfde graad van individualisme
als de huidige, anders dus dan de homogene seriebouw in het begin
van de straat. De nieuw geplante zuileikjes zijn misplaatst. Zij zullen
gelukkig snel afsterven in hun plantgat van twee tegels breed. In deze
straat horen geen bomen. Hij is al mooi genoeg door zijn verloop. >
Notaristuin achter de Hema, voelbaar door monumentale bomenfoto Ad Habets
LINKS
Huidige situatie Notaristuin en
omgeving
Andries Geerse stedenbouw-
kundige en gemeente Winters-
wijk, stedenbouwkundige
randvoorwaarden voor restau-
ratie en reconstructie Notaris-
tuin, 2008
foto’s gemeente Winterswijk
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 55
foto Ewoud van Arkel
56
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
foto Ewoud van Arkel
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 56
57o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
Door een gelukkig toeval is achter de Nieuwstraat nooit gebouwd. Er
ligt een grote open wei met een paar bomen en een beek die onder de
grond verdwijnt. Van daaruit zie je, bijna zoals Mondriaan honderd
jaar geleden, de kerk en de dorpskern liggen. Je moet wel oogkleppen
opzetten, want de karakterloze nieuwbouw is niet ver. Deze holte in
het dorp heet Scholtenbrug. Hij is vrij van bebouwing gebleven mede
dankzij de lage ligging langs de Wheme. Zulke dorpen zijn er niet
veel, met 23.000 inwoners en toch nog een authentiek silhouet. Het
wordt terecht gekoesterd.
Tricot
Als je de Meddosestraat uitkomt sta je voor een wat vervallen villa.
Hier woonde vroeger de familie Willink, eigenaren van drie stoom-
gedreven textielfabrieken, plaatselijk bekend als de Witstoom, de
Zwartstoom (of de Batavier) en de Breistoom (of Tricot). De Batavier
lag naast het ouderlijk huis van Mondriaan. Hij werd in 1982
gesloopt en vervangen door een deprimerend woning bouw complex.
De Tricotfabriek werd gebouwd in Willinks achtertuin door een
van de zonen, die uit Frankrijk een nieuwe machinale breimethode
meebracht en er ondergoed mee ging maken. Zijn fabriek groeide uit
tot meer dan duizend werknemers en werd een begrip in Nederland.
Een ‘tricotje’ was synoniem voor ondergoed. Het is nu nauwelijks
nog voorstelbaar dat Winterswijk tot ver na de oorlog werd beheerst
door textielfabrieken. Er is nog maar een fractie van over. Na 25 jaar
leegstand en dankzij de vasthoudendheid van actiegroepen staan
nu achter de villa enkele schitterende voorbeelden van fabrieks-
architectuur uit de negentiende en twintigste eeuw. >
Bocht in de Meddosestraat, met recent geplante zuileikenfoto Ad Habets
Andries Geerse stedenbouwkundige en gemeente Winterswijk, stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de her-
ontwikkeling van vijf locaties in Winterswijk: Spekende (1), Siloterrein (2), Notaristuin (3), Spoorhoek (4) en de
Spoorzone (5), 2008 foto gemeente Winterswijk
12
3
4
5
> Bomen van Winterswijk
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 57
58
n
e
> Bomen van Winterswijk
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
In de voormalige Spoelerij is een galerie gevestigd,
maar de verkoop van appartementen en bedrijfs-
ruimten wil niet erg vlotten. De gebouwen zijn stuk
voor stuk fraai gerestaureerd. Toch oogt het complex
als geheel steriel. Net zoals de Jacobskerk is het uit
zijn omgeving losgemaakt. De Spoelerij ligt erbij als
Sneeuwwitje in de glazen kist, mooi maar dood.
Eromheen een designerige tuin met strakke gazons
en rechte paden, open naar de drukke Groenloseweg.
Naast het gebouw boompjes in reuzenbloempotten
keurig op een rij. Monumentenzorg en de geest van
Mondriaan baarden een couveusekind.
Gemeentekantoor
Tegenover het treinstation van Winterswijk ligt de
grote garageloods van Mennink-Veldboom, een taxi -
bedrijf met Esso-tankstation. Daarnaast staat sinds
kort een kloek bakstenen gebouw, waarin de
gemeente haar ambtenaren heeft ondergebracht.
Het gemeentebestuur blijft gevestigd in het oude
Raadhuis. Het gebouw vormt de korte wand van een
toekomstig stationsplein dat is gedacht op de plaats
van het tankstation. De baksteen is een prachtige
bruine handvormsteen met gele nuancen, gemaakt
van klei uit de buurt bij de plaatselijke steenfabriek
De Vlijt. Hij is met zorg gemetseld. De ambtenaren
bevolken de eerste drie lagen. Erboven wordt
gewoond in grote kantelen. Dat is een novum, een
publiek gebouw met privé appartementen erop.
Bewoners is dan ook verboden de was buiten te
hangen. In de koppen van het blok zitten monumen-
tale openingen in de vorm van omgekeerde schiet-
gaten, de entrees. Zelfs de mezekouw is niet
vergeten. Het mag dan wat op een burcht lijken, de
ambtenaren zitten er onbeschut. Vanaf de straat kun
je op hun computerschermen meelezen. Leuk gebaar,
maar hoe lang houden ze dat vol?
Dat vraag je je ook af bij de zuileikjes (alweer), die
naast het gebouw zijn geplant. Anorexia is hot in
bomenland. Bolesdoorns, dakplatanen, zuiliepen en
leilinden, overal zie je deze schraalhanzen opduiken.
Ze zijn gekweekt om altijd slank te blijven en te
dienen als schaamgroen bij steenstapels. Ze zijn een
dorp onwaardig, zeker dit dorp met zijn landschap
van volle inheemse bomenpracht.
Het is wel duidelijk, de steenboeren hebben het hier
voor het zeggen. Een gewoon huis wordt in het
centrum niet meer gebouwd, het zijn altijd apparte-
menten, in meervoud. Het bestand aan oude bomen,
een van Winterswijks belangrijkste kapitaalgoederen,
gaat langzaam teloor. Er komen kitschbomen voor
terug.
Wie nu uit de trein stapt op eindstation Winterswijk,
moet nog even op de tanden bijten voor hij troost vindt
onder het schaduwrijke lover waarvoor hij kwam. <
De Architekten Cie., De Tricot (restauratie en hergebruik
voormalige Spoelerij en Wilhelmina fabriek), Wilhelmi-
nastraat/Groenloseweg, 2001-2005foto linksboven Allard van der Hoek
Gemeentekantoor aan
toekomstig stationsplein,
met erboven appartementenfoto’s Ad Habets
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 58
59o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
Bestuurders in Winterswijk zien hem graag als de
stadsbouwmeester, Andries Geerse noemt zich liever
een stedenbouwer die de Achterhoekse stad adviseert
en bijstaat.
‘Het gevaar van het predicaat stadsbouwmeester is
dat veel gemeenten denken dat de komst van een
buitenstaander automatisch tot stedenbouwkundige
en architectonische verbeteringen leidt. Terwijl ik
vind dat je het lot van de stad niet in de handen van
slechts een buitenstaander moet leggen. De gehele
gemeentelijke organisatie moet streven naar
kwaliteit, ambtenaren en politici. Ik sta dus niet
vanaf de zijlijn plannen te becommentariëren, nee, ik
doe zelf mee. In Winterswijk begeleid ik nu achttien
projecten, in nauwe samenwerking met de
gemeente.’
Andries Geerse heeft een stedenbouwkundig bureau
in Rotterdam en werd twee jaar geleden door het
Winterswijkse college gevraagd mee te werken aan
een aantal omvangrijke initiatieven in de binnenstad.
Geerse was opgemerkt wegens zijn interactieve
aanpak van stedenbouwkundige vraagstukken, een
methode die hij eerder in Doetinchem toepaste.
‘Winterswijkers houden niet van plannen die van
bovenaf worden opgelegd. Dit komt omdat velen van
hen een eigen stukje grond bezitten, ook midden in
de stad. Hierdoor hebben ze een directe en intense
relatie met hoe de stad zich ontwikkelt. Daar moet je
in de plannenmakerij rekening mee houden.’
Bij aanvang stelde Geerse daarom voor de afgesloten
planningsmachine open te breken en voor elk project
driedaagse workshops te houden. Daarmee wil
Geerse de rijkdom aan kennis ontsluiten. ‘Bewoners,
ondernemers, kunstenaars, historische verenigin-
gen: er lopen genoeg mensen rond met goede ideeën
over het gebied. Die ideeën moet je een kans geven,
door mensen te mobiliseren in het planproces.
Bovendien leer je zo de verhalen achter een plek
kennen. Verhalen die je moet kennen voordat je aan
het ontwerpen slaat, voordat je aan het bouwen gaat.’
Tekenend en bouwend aan maquettes zijn inmiddels
voor vijf locaties plannen gemaakt – waarvan er twee
al in uitvoering zijn. Een project is de negentiende-
eeuwse notaristuin, vlakbij de markt. Over de
herinrichting van deze rommelige en sleetse plek is
tientallen jaren gediscussieerd. Door in de workshop
de dertig betrokken grondeigenaren te betrekken,
ligt er nu een breed gedragen herstelplan. ‘En het
mooie is dat rondom de tuin tien kleinere projecten
worden gestart, afwisselend van nieuwbouw tot
restauratie van oude panden’, vertelt Geerse.
‘Allemaal afzonderlijke ingrepen met verschillende
architecten, maar wel met de tuin als het centrale
bindmiddel. Dit is echt Winterswijks, dit is steden-
bouw op minuscule schaal.’
De workshops leveren posters op met stedenbouw -
kundige voorwaarden voor het betreffende project.
Volgens Geerse werkt dat vele malen beter dan dikke
boekwerken en rapporten. Bovendien worden de
posters officieel vastgesteld in de gemeenteraad.
Een bijkomend voordeel van de zeer interactieve
werkwijze is volgens Geerse dat initiatiefnemers hun
idee met hun stadgenoten moeten delen. ‘Toen ik
begon, was er een projectontwikkelaar die een toren
van zeventig meter wilde bouwen, in een historisch
stadje als Winterswijk een doodzonde. Normaal
gesproken zou zo’n ontwikkelaar de gemeente het
slechte nieuws laten brengen, maar wij hebben deze
ontwikkelaar het plan zelf laten toelichten. Je begrijpt
wel, dat plan heeft het bij de Winterswijkers niet
gehaald.’ Geerse vervolgt: ‘In die zin werken die
workshops heel zuiverend. De goede ideeën blijven
over, de slechte gaan eruit.’
Tot slot nog een zeer bijzonder kenmerk van de stad.
‘In Winterswijk heb je zeventig nauwe gangetjes,
waardoor je van de alledaagse winkelstraten naar
verborgen groene weiden wordt geleid. Het kan dan
zomaar gebeuren dat je het ene moment op de markt
staat en vijftig meter verder de schapen ziet grazen.’ <
Gesprek met stedenbouwkundig adviseur Andries Geerse
‘Stedenbouw op minuscule schaal, dat is echt Winterswijks’
Winterswijkers houden niet van plannen die van bovenaf worden opgelegd. Dit komt omdat velen van hen
een eigen stukje grond bezitten, ook midden in de stad. Hierdoor hebben ze een directe en intense
relatie met hoe de stad zich ontwikkelt. Daar moet je in de plannenmakerij rekening mee houden.’
DOOR MARK HENDRIKS
foto Christiaan Krouwels
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 59
60
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
‘Je moet even een stukje deze kant oplopen’, zegt de vrouw, ‘dan kun
je Olst nog beter zien.’ Zij en haar zoon bestieren een grote boerderij
in Welsum. Hun woonhuis, pal gelegen aan de IJsseldijk, deed
vroeger dienst als café De Brabandse Wagen. Het schild boven de
voordeur houdt de herinnering levend.
Ze wil mij een mooier uitzicht aanbevelen op Olst dat aan de andere
kant van de rivier ligt. De IJssel vormt de natuurlijke grens tussen
Overijssel en Gelderland, maar niet bij Welsum. Daar gaat de grens
dwars door mooie, vlakke weilanden achter het dorpje dat echter toch
bij Olst hoort en dus ook bij de provincie Overijssel.
In 2004 is er nog eens een enquête geweest onder de dorpelingen.
Het zou toch mooier zijn dat alles wat stroomopwaarts gezien aan de
linkerkant van de IJssel ligt, bij Gelderland hoort. ‘Kan wel wezen’,
zeiden de autochtone Welsummers, ‘maar wij willen bij Olst blijven
horen. Zo is het altijd geweest en we hebben nooit klachten daarover
gehad.’
Alles bleef dus, zoals het was. ‘Gelukkig’, zegt de voormalige uitbater
van De Brabandse Wagen. ‘Voor ons is dat veel beter. Voor agrarische
zaken en zo kon je altijd goed in Olst terecht en met de pont ben je er
in een paar minuten. Veel problemen met vergunningen hebben we
nooit gehad. Kom je ineens onder de hoede van vreemde gemeenten
als Voorst of Epe, dan kun je dat wel schudden.’
We draaien ons om en kijken vanaf de dijk naar het dorpje beneden
ons. In een brede strook van honderd meter staan de Nederlands-
hervormde kerk uit 1500 met er tegenover een brede boerenhoeve met
een rieten dak. Op de witte toegangspoort staat de naam ‘Hemelrijk’.
Iets verderop is de oude molen een markant punt. ‘De molenaar
bracht vroeger het meel langs de boeren. Hij had ook nog een
fruitbedrijf en zes koeien. De molen wordt niet meer gebruikt, de
emeritus dominee woont erin.’ Een kind rijdt rondjes met zijn blin-
kende fietsje, haren rechtop het hoofd, geen voortanden, spijker-
broek, zwart jackje. Hij stopt in de verte bij een weiland met schapen,
lammetjes en tientallen roeken. Dat is Welsum. Het is alsof je een lift
hebt genomen naar de vorige eeuw. Iets verderop begint echter een
wijk met nieuwe woningen. Dat is de import van Welsum.
We lopen op de dijkweg. Motoren, auto’s en wielrenners racen ons
op deze zonnige dag in het vroege voorjaar met enige regelmaat voor-
bij, maar ze brengen ons niet van de wijs, want we genieten zeer van
het rustieke uitzicht. ‘Als we zondags wel eens naast ons huis zitten,
hebben we wel last van die motoren, maar verder wonen we hier
goed, ook al is het kort aan de weg’, zegt de vriendelijke vrouw. ‘Ik
ben 89 en weet niet anders. Elke dag geniet ik nog van de boten die
voorbijvaren en van al die vogels in de uiterwaarden. Het water heeft
wel eens tot onder aan de heg gestaan. Dan is het toch gauw een
meter of vijf gestegen. Vaak stond alles hier blank. En zomers liep
dan weer het roodbonte vee op de uiterwaarden, iets wat je jammer
genoeg sinds een jaar of zeven niet meer ziet. Alleen af en toe een
paar pinken. Wat is nou mooier dan een grote koppel roodbonte
koeien?’ Weinig, dat zal iedere liefhebber van het platteland beamen.
Een man met rode sportjas laat zijn honden uit op de binnendijk van
de IJssel, een wulp zoekt met zijn lange kromme snavel in het natte
gras naar insecten, een vlucht ganzen strijkt neer op een plas, maar
een speedboot ontregelt even later de prachtige eenvoud van het
uitzicht. Ook Olst heeft een molen. En een kerk en een watertoren.
De vrouw en haar zoon wijzen me op ‘Het Baken van Overijssel’, een
golvende, stalen kolom met een hoogte van twaalf meter. De kolom
is omgeven door een grote letter O. Is het de O van Olst, of is het de
O van Overijssel? Daar zet het felgele veerpontje tientallen keren per
dag mensen af, die naar Olst willen of vandaaruit de provincie in. Ze
krijgen een welkomstgroet in staal. Maar veel van die passagiers
weten niet dat de opstapplaats van de pont aan de Welsumse kant ook
gewoon in Overijssel ligt. Mijn energieke gastvrouw-voor-twintig-
minuten vertelt dat ze meestal één keer per week de pont neemt naar
Olst voor de reguliere boodschappen. ‘In Welsum hebben we helaas
geen winkels meer, geen slager, geen warme bakker, geen kruidenier,
helemaal niks. Dat is wel jammer. Het kan niet uit in een dorpje met
vijfhonderd zielen. Meer dan de helft is nog import ook. Die vrouwen
werken ergens anders en brengen de boodschappen mee.’ Op de
vraag of de ‘import’ goede dorpelingen zijn, antwoordden moeder
en zoon tegelijk en overtuigend met nee.
‘De nieuwelingen doen nergens aan mee’, vertellen ze met droeve
ogen. ‘Ze komen niet op je verjaardag, met oud en nieuw zie je ze
niet, ze informeren nergens naar. Sommigen steken vriendelijk hun
hand op als je ze passeert, maar daar blijft het bij. Dat gemoedelijke,
dat gewone, het meeleven met elkaar, dat was nou juiste het mooie
van Welsum’, zegt de zoon. Hij neemt afscheid en geeft zijn oude,
maar zeer vitale moeder een arm. ‘In augustus word ik negentig’,
roept ze nog. ‘Als ik het mag beleven.’ Dat zit wel goed. <
WelsumDOOR GIJS EIJSINK
Iedereen die wel eens de fiets pakt weet hoe essentieel de dorpen zijn voor het landschap
en de ruimte in het oosten. In de dorpen wonen de herinneringen aan hoe het vroeger
was, en daar zijn de sporen van vernieuwing het meest direct zichtbaar. Gijs Eijsink
bezoekt in elke aflevering van Oost een dorp, en praat met de bewoners. Het dorp (1)
De uiterwaarden van de IJssel bij Olst
Wachten op de pont bij Het baken van Overijssel
(kunstwerk Lolke van der Bij)
foto’s Riet Vos
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 60
61o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 61
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 62
63o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9Agenda MARIANNE LAHR
Arnhem, Museum voor Moderne KunstArnhem + andere locatiesFestival Made in Arnhem INVITES
Tijdens het kunstfestival Made in Arnhem INVITES
wordt de stad ondergedompeld in spraakmakende en
frisse kunst. Arnhem staat bekend als broedplaats
van jong talent en is de tweede stad in Nederland met
het grootste aantal mensen die werkzaam zijn in de
creatieve sector. Dit festival geeft het publiek de kans
kennis te maken met de diverse culturele instellingen
en kunstenaars. Tegelijkertijd worden internationaal
succesvolle Arnhemse kunstenaars uitgelicht en
jonge kunstenaars bekendheid gegeven.
12 SEPTEMBER-25 OKTOBER 2009
WWW.MMKARNHEM.NL; WWW.MADEINARNHEM.NL
Apeldoorn, CODA Vakantie op de Veluwe
Vakantie op de Veluwe geeft een beeld van het
toerisme zoals dat zich de laatste 150 jaar heeft
voorgedaan op de Veluwe. Een speelse, nostalgische
en ‘blije’ tentoonstelling vol foto- en filmbeelden,
objecten en verhalen die voor veel mensen herken-
baar zijn.
20 JUNI-25 OKTOBER 2009
WWW.CODA-APELDOORN.NL
Deventer, Architectuurcentrum RondeelIn Deventer - architectuur vanaf 1950
Na de verhuizing naar de Stromarkt 18, start het
Rondeel met een expositie ‘In Deventer - architectuur
vanaf 1950’.
VANAF OKTOBER 2009
WWW.RONDEELDEVENTER.NL
Deventer, Historisch Museum IJssel meer of minder – Ruimte voor de Rivier bij Deventer
De expositie toont uiteenlopende ideeën om
het water te kanaliseren, en de gevolgen voor de
omgeving. Foto’s, artist impressions en een maquette
visualiseren de toekomstplannen, bij hoog én bij laag
water. Een honderd meter brede geul ter hoogte
van de jachthaven en twee nevengeulen bij de Worp
zorgen er straks voor dat de Deventenaar zijn voeten
droog houdt. Behalve het water krijgen ook de flora
en fauna de ruimte. Het recreatief gebruik van de
IJssel krijgt een extra stimulans.
30 MEI 2009-JANUARI 2010
WWW.DEVENTER.NL/HISTORISCHMUSEUM
Enschede, Rijksmuseum TwenteDe Bazel tot Eek
Karel de Bazel
(1869-1923) en Piet
Hein Eek (1967):
twee veelzijdige
ontwerpers die het
begin van de
twintigste en de
overgang naar de
21ste eeuw mar-
keren. Zij blijken
niet alleen ex-
clusieve en kostbare objecten te hebben ontworpen,
maar ook gebruiksvoorwerpen. Er is tevens meubi-
lair, glas en keramiek te zien van onder anderen
Mathieu Lauweriks, Lambertus Nienhuis, Gerrit
Rietveld, Andries Copier, Marcel Breuer, Charles en
Ray Eames, Arne Jacobsen en Jan van der Vaart.
Duidelijk wordt dat ontwerpers, hoe verschillend
ook, al meer dan honderd jaar lang worstelen met
dezelfde vragen: hoe geef je een gebruiksvoorwerp
een meerwaarde die het alledaagse overstijgt?
En hoever wil je daarin gaan?
20 JUNI-25 OKTOBER 2009
WWW.RIJKSMUSEUMTWENTHE.NL
Enschede, Architectuurcentrum Twenteir. Gijsbert Friedhoff: zijn architectuur, kunst en leven
Gijsbert Friedhoff (1892-1970) is de architect van het
uit 1933 daterende stadhuis van Enschede. Friedhoff
was rijksbouwmeester (1946-1958) en heeft in die
functie in 1951 de éénprocentsregeling ingesteld,
waarbij één procent van de bouwkosten van een
overheidsgebouw voor toegepaste/toegevoegde
kunst wordt gereserveerd. Het Enschedese stadhuis
is een voorbeeld van integratie van bouwkunst en
beeldende kunst. Op basis van onderzoek door
architectuurhistorica Pauline van Roosmalen bevat
de tentoonstelling drie thema’s: het werk van
Friedhoff, het fenomeen Gesamtkunstwerk, en een
inventarisatie van de toegepaste eenprocentsregeling
in Enschedese (overheids)gebouwen.
Locatie: Rijksmuseum Twenthe
25 SEPTEMBER 2009 - 10 JANUARI 2010
WWW.ARCHITECTUURCENTRUMTWENTE.NL
Hattem, Voerman Museum Permanente expositie Jan Voerman Sr.
In het Voerman Museum Hattem is een permanente
expositie Jan Voerman Sr. (1857-1941) te zien. Deze
schilder woonde en werkte in Hattem en is bekend
vanwege zijn vele IJssel-schilderijen.
WWW.VOERMANMUSEUMHATTEM.NL
Heino/Wijhe, Museum De Fundatie, Kasteel het NijenhuisFranse landschapschilders en meesters van de Haagse
School - Realisten en pre-impressionisten uit Frankrijk en
Nederland circa 1825-1875
Naast de vaste collectie vormt Kasteel het Nijenhuis
dit najaar het decor voor een kleine zestig werken van
realisten en pre-impressionisten uit Frankrijk en
Nederland. De
wanden van de
kasteelzalen
hangen vol met
schilderijen,
aquarellen en
grafiek van
grootse namen
uit de Franse en
Nederlandse
kunstgeschiede-
nis tussen circa
1825 en 1875,
maar ook met
tijdgenoten
die juist meer
bekendheid verdienen. Centraal staat de ontwikke-
ling van het landschap, waarbij de overgang van het
neoclassicistische, gecomponeerde landschap via
romantische tendensen naar een meer realistische
schilderwijze duidelijk wordt gemaakt.
12 SEPTEMBER 2009-24 JANUARI 2010
WWW.MUSEUMHSF.NL
Bernard Heesen, Leerdam 1958, Hersenpanvaas
Jacob Maris, De strandvisser
foto: Yvonne Zijp
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 63
64
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
Nijmegen, Architectuur CentrumArchitecten Estafette: Langbroek Architekten, Beuningen
Elke twee maanden presenteert een architecten-
bureau uit de regio Nijmegen zich. Het bureau
Langbroek Architekten heeft ruim 35 jaar ervaring
en werkt zowel op lokaal als landelijk niveau. De
opdrachten variëren van kleine verbouwingen tot
appartementencomplexen, en van woningbouw tot
utiliteitsbouw en bedrijfs- en kantoorgebouwen.
Daarnaast richt het bureau zich op renovatie, restau-
ratie en stedenbouwkundige projecten. Donderdag
1 oktober en 5 november van 19.00 – 21.00 uur is de
architect ook aanwezig om persoonlijk toelichting te
geven bij de expositie.
30 SEPTEMBER-29 NOVEMBER 2009
Locatie Lent - decor van een transformatie
Een kunstproject waarbij beeldend kunstenaars en
ontwerpers, bewoners en andere betrokkenen in
woord, schrift en beeld reageren op het proces van
de gebiedsontwikkeling in Lent. Naast het werk van
kunstenaars/ontwerpers besteed het ACN aandacht
aan de stedenbouwkundige ontwikkeling van Lent
door de jaren heen.
9 SEPTEMBER T/M 18 OKTOBER 2009
WWW.ARCHITECTUURCENTRUMNIJMEGEN.NL;
WWW.LOCATIELENT.NL
Nijmegen, Museum Het ValkhofDe wereld van Katherina. Devotie, demonen en dagelijks
leven in de 15e eeuw
Het belangrijkste vijftiende-eeuwse manuscript uit
de Noordelijke Nederlanden is nu te zien: het Getij-
denboek van Katherina van Kleef (circa 1440). Dit
topstuk uit de collectie van The Morgan Library &
Museum uit New York wordt eenmalig uit elkaar
genomen, zodat circa honderd bladen in Nijmegen
ieder afzonderlijk getoond kunnen worden. Naast de
bladen uit het Getijdenboek, wordt een groot deel
van het wereldwijd verspreide oeuvre van de Meester
van Katherina van Kleef in de Nijmeegse minia-
turententoonstelling samengebracht.
10 OKTOBER 2009 - 3 JANUARI 2010
WWW.MUSEUMHETVALKHOF.NL
Otterlo, Kröller-Müller MuseumBrancusi en Co
Het museum toont alle werken van Constantin
Brancusi (1876-1957) in de collectie. Brancusi
wordt gezien als de pionier van de moderne beeld-
houwkunst. Aanleiding voor de tentoonstelling is de
recente aankoop van een bijzondere tekening van de
kunstenaar uit een privé verzameling. De tekening
bestaat uit de sterk gestileerde kop van een vrouw,
uitgevoerd met potlood op grof papier.
11 JULI-1 NOVEMBER 2009
WWW.KMM.NL, WWW.HOGEVELUWE.NL
Zwolle, Stedelijk MuseumBert de Wilde
De uit Zwolle afkomstige, maar in Enschede
woonachtige beeldend kunstenaar Bert de Wilde laat
een beknopt overzicht zien van zijn omvangrijke
oeuvre (schilderijen en tekeningen). De tentoon-
stelling vindt plaats in samenwerking met Galerie
Beeld en Aambeeld in Enschede die in het najaar
2009 precies dertig jaar bestaat.
4 OKTOBER-15 NOVEMBER 2009
Gijs Dragt
In de loop van de tijd heeft Gijs Dragt vooral bekend-
heid gekregen door de vormgeving van vele boeken
en publicaties. Daarnaast krijgen zijn grafisch werk
en zijn schilderijen een steeds belangrijker plaats in
het bestaan van deze beeldend kunstenaar.
5 OKTOBER-NOVEMBER 2009
WWW.STEDELIJKMUSEUMZWOLLE.NL
Zwolle, Museum De FundatieHerman Gordijn - Binnenstebuiten
Centraal staan Gordijns nieuwste schilderijen en een
serie van tien nieuwe etsen, waarbij Gerrit Komrij
tien gedichten schreef. Herman Gordijn (Den Haag,
1932) is bij het grote publiek bekend vanwege zijn
schilderijen van vrouwen, die meestal niet beant -
woorden aan het gangbare schoonheidsideaal. In
deze tentoonstelling zijn hoofdzakelijk schilderijen
van mannen te zien.
12 SEPTEMBER 2009 T/M 3 JANUARI 2010
WWW.MUSEUMHSF.NL
VARIA
Enschede, Architectuurcentrum TwenteACT toert over de rails
De NS is een van Nederlands grootste grootgrond-
bezitters en heeft daarmee natuurlijk veel invloed op
de inrichting van de ruimte. Het Architectuur-
centrum Twente wil per trein een rit door Twente
maken om zo aan het uitgenodigde, meereizende
publiek tekst en uitleg geven over de inrichting van
de omgeving van het spoor; niet alleen de stations
maar ook de gebouwen die langs deze nieuwe
A-locaties zijn verrezen.
OKTOBER 2009
WWW.ARCHITECTUURCENTRUMTWENTE.NL
Zutphen, diverse locatiesHuiskamerfestival ‘Gast in Zutphen’
Stichting Post Zutphen
Fraaie huiskamers, ongekende zolders en andere
markante locaties zoals het Stedelijk Museum
vormen het podium voor originele voorstellingen.
In het kader van ‘Zutphen Stroomt Vol’ hebben dit
jaar verschillende optredens een IJssel-tintje: dans
met uitzicht op de IJssel, muziek in een prachtig
zeilschip in de Vispoorthaven, poëzie op de Berkel
of theater in een vrachtschip aan de IJsselkade.
4 oktober 2009, van 11.00 tot 17.30 uur, in diverse
huiskamers, schepen Houthaven/Museumhaven,
Filmtheater Luxor, Stedelijk Museum
WWW.GASTINZUTPHEN.NL
> Agenda
Locatie Lent, kas, foto Norbert Voskens
Herman Gordijn, Mooi
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 64
65o
ost
OK
TO
BE
R 2
00
9
Villatuinen in Nederland 1900-1940Erik Blok, Birgit Lang
Dit boek beoogt de cultuur -
historische waarde van villa-
tuinen uit de eerste helft van
de twintigste eeuw
nauwkeuriger dan voorheen
vast te stellen. Veel typische
stijlkenmerken en elementen
worden beschreven, waar-
door het herkennen en
duiden van deze tuinen wordt vereenvoudigd. Het
boek richt zich op overheden, erfgoedinstellingen,
monumentendiensten, tuin- en landschaps -
architecten, hoveniersbedrijven en eigenaren als
belangrijke spelers bij het in stand houden van deze
bijzondere categorie van groen erfgoed.
156 P., ISBN 978-90-76046-57-0, € 19,50
RACM, SBU
Op locatie. Enschede na de vuurwer k -ramp. Kroniek van de wederopbouw 3Bernard Colenbrander, Arie Lengkeek
Derde deel in de kroniek
over de wederopbouw
van Roombeek, na de vuur-
werkramp van 2000. De
kroniek analyseert hoe
Roombeek tot een voorteken
is geworden van een ander
soort planologie, gebaseerd
op een verscheidenheid van
coalities tussen publieke,
semipublieke en private partijen. Particulieren waren
vrijer in het bouwen van een woning naar eigen wens
dan in Nederland gebruikelijk is. Door de inrichting
van de publieke ruimte en de reeks voorzieningen aan
weerszijden van het centrale assenkruis, werd het
karakter van Roombeek ook ongewoon stedelijk.
Eerste twee delen: Nieuw Roombeek. Enschede na de vuur-
werkramp (2003), en Het spel en de spelers. Enschede na de
vuurwerkramp. Kroniek van de wederopbouw 2 (2004)
120 P., ISBN 978 90 6450 626 0, € 19,50
UITGEVERIJ 010
Baron op klompen. Mr. B.W.A.E. baron Sloettot Oldhuis (1807-1884): aan de hefboom totwelvaart. Historia Agriculturae 40Wim Coster
‘Als men het aristocratisch beginsel wil beamen, dat
ieder in zijnen stand verblijven moet, dan predikt
men een doodend beginsel in de burgeljke zamen -
leving, een regt Indisch kasten-beginsel.’ Deze uit-
spraak typeert de hoofdpersoon van dit bijzondere
boek. Sloet was een volkshoeder met een dubbele
naam zoals er wel meer
waren in de vroege negen-
tiende eeuw. Daarbij is hij
een bijzondere representant
van de verlichte landadel, die
in het oosten van Nederland
goed vertegenwoordigd was:
in zijn geloof in sociale mo-
biliteit en kennis als leidende
principes, en vooral de
energie waarmee hij zich op elk denkbaar
maatschappelijk vlak roerde, desnoods tegen de
stroom in. Geïnspireerd door zijn twee geestelijke
leidsmannen, Martinet en Adam Smith, hielp hij de
voorwaarden scheppen van de sociaal democratie.
Coster citeert enkele bronnen die Sloet niet de credits
geven die hem toekomen. Baron op Klompen is
een overtuigend eerherstel voor een typisch Oost-
Nederlands, bij uitstek vroeg-negentiende-eeuws
fenomeen: de verlichte edelman die zijn maatschap-
pelijke positie, zijn oren en ogen gebruikte om de
wereld, zijn eigen en de grotere, te helpen verbeteren.
416 P., ISSN 0439-2027; 40, ONLINE:
HTTP://LIBRARY.WUR.NL/WDA/DISSERTATIONS/DIS4511.PDF
Kunst, katoen en kastelen. J.H. van Heek1873-1957 Wim H. Nijhof
Deze biografie schetst het
leven van de Twentse
textielfabrikant Jan van Heek,
afgezet tegen de destijds
actuele sociale en culturele
ontwikkelingen. Het is onder
meer geïllustreerd met fraaie
tekeningen van Jan van Heek
zelf. Van Heek was de voor-
man van de Oost-Neder-
landse textielindustrie in de crisisjaren dertig van de
vorige eeuw. Van 1930 tot 1956 was
hij honorair-directeur van het met familiekapitaal
gestichte Rijksmuseum Twenthe in Enschede, en een
nationaal erkende verzamelaar van laatmiddeleeuwse
kunst, liefhebber van vroege Italiaanse meesters,
Vlaamse Primitieven en vroege Hollanders.
606 P., ISBN 978 90 400 8555 0, € 29,95
UITGEVERIJ WAANDERS
Gebaren. Atmos-ferische waarnemingen architectuurTon Verstegen
Met gebaren bedoelt Ton
Verstegen suggesties, aan -
wijzingen of hints die door
mensen in een alledaagse
situatie weliswaar worden gesignaleerd, maar niet be-
wust worden waargenomen. Door middel van gebaren
ontstaat interactie tussen mensen en hun omgeving.
Deze interactie wordt verkend vanuit verschillende
invalshoeken, zoals de sociologie en de ecologie.
Architectuur speelt binnen deze interactie een
speciale rol. Ton Verstegen licht dit toe aan de hand
van het werk van verschillende architecten, zoals
Neutelings Riedijk Architecten, Wiel Arets, Lars
Lerup, Peter Wilson en Peter Zumthor.
160 P., ISBN-13 9789089101181, € 19,95
ARTEZ PRESS, D’JONGE HOND
De hofreisWillem van Toorn
De stad en het landschap
spelen een grote rol in het
werk van dichter, schrijver en
vertaler Willem van Toorn.
Zo ook in zijn nieuwe dicht-
bundel De hofreis. Wie de
cycli La città ideale en De hof-
reis leest, reist met hem mee
over de plattegrond van de
stad naar buiten, om daarna
terug te keren en thuis te
komen – alsof je niet bent weg
geweest, terwijl de wereld onherstelbaar is veranderd.
56 P., ISBN: 978 90 214 3537 4, € 16.95
QUERIDO
Een bijzonder energiek ondernemerRento Wolter Hendrik Hofstede Crull(1863-1938): pionier van de elek-triciteitsvoorziening in NederlandJaap Tuik
Rijk geïllustreerde
publicatie, in
samenwerking
met Techniekmu-
seum HEIM, het
HCO en de Willem
Willink Stichting,
over een van
pioniers van Oost-Nederland op het gebied van de
elektriciteit aan het begin van de twintigste eeuw.
Hofstede Crull maakte kennis met moderne tech-
nieken in Duitsland en Amerika, en richtte vanaf
1894 talrijke bedrijven en elektriciteitscentrales in
Nederland op. Met ingenieur Willem Willink stond
hij aan de wieg van de Hengelosche Electrische en
Mechanische Apparaten-Fabriek (HEEMAF). Hij
zorgde met zijn ondernemingen en uitvindingen voor
enorme veranderingen in het maatschappelijk leven.
144 P., ISBN90 5730 640 9, € 19,95
WALBURG PERS, HISTORISCH CENTRUM OVERIJSSEL
Publicaties
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 65
66
oo
stO
KT
OB
ER
20
09
HOOFDREDACTIE Mariëtte HavemanEINDREDACTIE Marianne LahrBEELDREDACTIE Ingrid OosterheerdREDACTIE ALGEMEEN Paul Baeten
Marie-José van BeckhovenHarry Harsema
AAN DIT NUMMER Trix Broekmans, Esther Dieltjes, Gijs Eijsink, Ad Habets, Mark Hendriks,WERKTEN VERDER MEE Eric Hoogeweg, Bernard Hulsman, Pieter Jannink, Lamberthe de Jong,
Eveline Koolhaas-Grosfeld
FOTOGRAFIE Ewoud van Arkel, Theo van de Aker, Marie-José van Beckhoven, Gerard van Bree, Karianne Bueno, Roel Elbers, Ad Habets, Allard van der Hoek, Eric Hoogeweg, Vic Hulshof, Luuk Kramer, Christiaan Krouwels, Sjaak Langeberg, Willem Miedema, Jeroen Musch, Ingrid Oosterheerd, Joop van Reekum, Jeroen Stumpel, Rob Sweere, Studiojoz, Riet Vos, Norbert Voskens, Yvonne Zijp
VORMGEVING designGenerator, Arnhem
UITGEVER Ewoud van Arkel
MARKETING Ellen Spaltman
REDACTIE e [email protected]
UITGEVER t 06 53170798 / e [email protected]
ALGEMEEN POSTADRES Hakkertsweg 27, 7451 LR Holten
ADVERTENTIEWERVING Acquire Media, ZwolleMichiel Noordzij / t 038 4606384 / e [email protected] te sturen aan [email protected]
DRUK PlantijnCasparie, Zwolle
ABONNEMENTEN Jaarabonnement (6 afleveringen): €49,50 (incl. btw, incl. verzendkosten) Jaarabonnement voor studenten: €24,75 (incl. btw, incl. verzendkosten; collegekaart verplicht)Losse aflevering: €9,50 (incl. btw, excl. verzendkosten)Abonnementen kunnen op elk gewenst moment ingaan voor de duur van minimaal één jaar, te rekenen vanaf het moment van de maand van de gewenste eerste aflevering. Abonnementen worden vóóraf gefactureerd voor de volledige abonnements-periode, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Opzegging van een betaald abonnement dient schriftelijk te gebeuren, minimaal vier weken vóór de aanvang van de nieuwe abonnementsperiode. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met één jaar verlengd.
ABONNEMENTEN- EN PinBizz, DoetinchemBESTELADMINISTRATIE Vragen over abonnementen en bestellingen kunt u richten aan
de afdeling klantenservice. Dagelijks telefonisch bereikbaar van 8.30 uur tot 17.00 uurt 0314 320362 / f 0314 320639 / e [email protected] OOST, Postbus 359, 7000 AJ Doetinchem
Colofon> Publicaties
OOST wordt uitgeven door de stichting Oost.
OOST is een initiatief van Gelders Genootschap en Het Oversticht. Uitgave is financieel mede mogelijk gemaakt door de provincies Gelderland en Overijssel
© 2009 – Stichting OostVoor het overnemen van bijdragen uit deze uitgave dient men contact op te nemen met de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. het Besluit van27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijke vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB te Hoofddorp. Auteurs van artikelen geven toestemming voor verveelvoudiging en openbaar-making van hun artikelen via het maandblad en via elektronische weg, tenzij anders vermeld.
ISSN 1877-8763
Het bedwongen bos. Nederlanders & hun natuurDik van der Meulen
Sinds de oertijd hebben de inwoners van de
Lage Landen geworsteld met water, drijfzand
en stuifzand. In 1870 werd het omhakken van
het laatste Nederlandse oerbos als een triomf
gevierd. Tot voor kort werden ook de andere
sporen van het oorspronkelijke landschap
systematisch uitgewist: meren zijn
drooggelegd, beken gekanaliseerd en
moerassen gedempt. Tegenwoordig laten
we polders onderlopen, planten we nieuwe
oerbossen aan en maken we de beken weer krom. De natuur is aan
voortdurende verandering onderhevig, en de weerslag daarvan vinden
we ook in de kunst en de literatuur. Het bedwongen bos gaat over de
Nederlanders en hun natuur, van de oertijd tot vandaag.
400 P., ISBN 9789085067047, €24.50
UITGEVERIJ BOOM & SUN
Atlas van de snelwegomgeving. Handreiking bij deStructuurvisie voor de Snelwegomgevingmust stedebouw, Inge Paeßens, Wouter Veldhuis
Een naslagwerk voor iedereen die is betrok -
ken bij en geïnteresseerd is in de inrichting
en het ontwerp van de Nederlandse snelweg
en de omgeving van de snelweg. De Atlas
bevat veel informatie over de ruimte lijke
verschijningsvorm van Nederland, het karak-
ter van de Nederlandse snelwegen en de te
verwachten transformaties in de omgeving
van snel wegen. Kaarten vormen de belang -
rijke basis van de Atlas. Verder zijn er veel foto’s opgenomen om de
informatie uit de abstracte kaarten te vertalen naar het niveau van de
feitelijke waarneming.
224 P., ISBN 978-90-814455-1-1
MUST STEDEBOUW
De Collectie, bijzondere stationsgebouwen in NederlandCrimson Architectural Historians, Urban Fabric, fotografie: Rob ‘t Hart
De Nederlandse Spoorwegen
ontwikkelden zich na de Tweede
Wereldoorlog op architectuur -
gebied tot een van de meest vooruit-
strevende en productieve opdracht-
gevers van ons land. De vijftig
stations die in dit boek zijn
opgenomen, vormen samen De Collectie, een door de spoorsector
benoemde verzameling die een goed beeld geeft van het gebouwen-
bezit van de Nederlandse Spoorwegen en ProRail. Het gaat om bijzon-
dere gebouwen die een hedendaagse cultuurhistorische visie vertegen -
woordigen en die architectonisch unieke, representatieve eigenschap-
pen hebben – gebouwen die de moeite waard zijn om te behouden.
176 PAGINA’S, ISBN 978-90-5662-648-8, € 34,50
NAI UITGEVERS
3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 66
Aanbod
OOST Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel gaat over de schoonheid van Oost Nederland,uw woon- en werkgebied. Er gebeurt veel. Rivieren worden verbreed, steden breiden uit, nieuwe natuurgebieden worden ingericht, wegen worden verbreed, defensieterreinen krijgen een andere bestemming, er verrijzen megastallen en bedrijven-terreinen. Aan de andere kant: er is veel belangstelling en zorg voor de cultuur, de kunst en het historisch erfgoed, voor architectuur en voor het behoud van natuur en milieu. Allemaalonderwerpen die belangrijk genoeg zijn om te volgen en om een abonnement te nemen op OOST.
AanbodIndien u zich nu abonneert ontvangt u het tweede nummer (dat half november verschijnt) gratis. Tot eind 2010 bent u dan voor €49,50 verzekerd van 7 afleveringen OOST.
Bent u student, dan is het aanbod nog gunstiger. Abonneer uvóór 1 december dan betaalt u tot eind 2010 (7 afleveringen)slechts €24,75 (collegekaart verplicht).
U kunt zich abonneren- via www.tijdschriftoost.nl - door te bellen met 0314 320632- of door een e-mail te sturen aan [email protected]
tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel
Aantrekkelijke kortingen vanaf 10 abonnementenVoor bureaus, bedrijven, overheden, onderwijs-instellingen en bibliotheken gelden aantrekkelijkeprijsregelingen. Bent u geïnteresseerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever (zie colofon).
Natuurmonumenten. Als je van Nederland houdt.
De natuur staat steeds meer onder druk. Natuurmonumenten stelt de natuur veilig. Uw steun is hard nodig. Word lid, dat kan al vanaf € 2,– per maand. Kijk voor meer informatie op www.natuurmonumenten.nl
Samen zorgen voor de natuur
3485 OOSTomslag def-b:Layout 2 09-09-2009 09:50 Pagina 2
tijdschrift voor ruimte en cultuurin Gelderland en Overijssel
JAARGANG 1 / OKTOBER 2009 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL
oo
stO
KTO
BE
R 2009
DE
OV
ER
KA
NT
De overkantAchter rivier en spoor
Winterswijk
Wieden en Weerribben Co Verdaas & Theo Rietkerk
3485 OOSTomslag def-a:Layout 2 03-09-2009 13:48 Pagina 1