oost 1-2009

68
tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel JAARGANG 1 / OKTOBER 2009 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL oost De overkant Achter rivier en spoor Winterswijk Wieden en Weerribben Co Verdaas & Theo Rietkerk

Upload: oost

Post on 22-Mar-2016

243 views

Category:

Documents


11 download

DESCRIPTION

Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel. Jaargang 1 / Oktober 2009 / nr 1 WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

TRANSCRIPT

Page 1: OOST 1-2009

tijdschrift voor ruimte en cultuurin Gelderland en Overijssel

JAARGANG 1 / OKTOBER 2009 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

oo

stO

KTO

BE

R 2009

DE

OV

ER

KA

NT

De overkantAchter rivier en spoor

Winterswijk

Wieden en Weerribben Co Verdaas & Theo Rietkerk

3485 OOSTomslag def-a:Layout 2 03-09-2009 13:48 Pagina 1

Page 2: OOST 1-2009

Aanbod

OOST Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel gaat over de schoonheid van Oost Nederland,uw woon- en werkgebied. Er gebeurt veel. Rivieren worden verbreed, steden breiden uit, nieuwe natuurgebieden worden ingericht, wegen worden verbreed, defensieterreinen krijgen een andere bestemming, er verrijzen megastallen en bedrijven-terreinen. Aan de andere kant: er is veel belangstelling en zorg voor de cultuur, de kunst en het historisch erfgoed, voor architectuur en voor het behoud van natuur en milieu. Allemaalonderwerpen die belangrijk genoeg zijn om te volgen en om een abonnement te nemen op OOST.

AanbodIndien u zich nu abonneert ontvangt u het tweede nummer (dat half november verschijnt) gratis. Tot eind 2010 bent u dan voor €49,50 verzekerd van 7 afleveringen OOST.

Bent u student, dan is het aanbod nog gunstiger. Abonneer uvóór 1 december dan betaalt u tot eind 2010 (7 afleveringen)slechts €24,75 (collegekaart verplicht).

U kunt zich abonneren- via www.tijdschriftoost.nl - door te bellen met 0314 320632- of door een e-mail te sturen aan [email protected]

tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel

Aantrekkelijke kortingen vanaf 10 abonnementenVoor bureaus, bedrijven, overheden, onderwijs-instellingen en bibliotheken gelden aantrekkelijkeprijsregelingen. Bent u geïnteresseerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever (zie colofon).

Natuurmonumenten. Als je van Nederland houdt.

De natuur staat steeds meer onder druk. Natuurmonumenten stelt de natuur veilig. Uw steun is hard nodig. Word lid, dat kan al vanaf € 2,– per maand. Kijk voor meer informatie op www.natuurmonumenten.nl

Samen zorgen voor de natuur

3485 OOSTomslag def-b:Layout 2 09-09-2009 09:50 Pagina 2

Page 3: OOST 1-2009

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Graag willen wij ons voorstellen. OOST gaat over twee provincies die zich

beide bevinden aan de oostkant van Nederland: Gelderland en Overijssel.

Binnen die grenzen bevindt zich een groot en heterogeen gebied, zowel

geografisch als cultureel. Er is in Nederland niet zoiets als een ‘oosterse’ taal

of cultuur; het zijn er een heleboel, van Twente en Salland via de Graafschap

en de Veluwe tot het rivierengebied in het westen van het oosten.

Toch zijn er wel een paar fundamentele eigenschappen die onze provincies

onderscheiden en bijzondere aandacht rechtvaardigen. Het oosten van Neder-

land heeft een eigen geschiedenis, die sterk is bepaald door geografische

componenten. Zandgronden, beekdalen en rivieren, geen kust maar wel op

de oostflank een groot, relatief ongerept grensgebied, en aan de westkant de

Veluwe. Eeuwenlang, op sommige plaatsen nog tot in de twintigste eeuw, werd

de cultuur in grote delen van Twente en de Graafschap bepaald door feodale

verhoudingen: landgoederen, beheerd door meer of minder verlichte baron-

nen, opgevolgd door textielmagnaten. Deze feiten zijn tot op heden zichtbaar

in het landschap met zijn concentratie aan oude bomen en kastelen. Dat land-

schap zelf, grote delen ervan, behoort zelfs na de grote verkavelingen sinds de

jaren vijftig tot het meest gevarieerde en mooiste dat Nederland rijk is. En hoe

waardevol dat bezit is hoef je zelfs geen westerling meer uit te leggen.

OOST is in de eerste plaats bedoeld voor mensen die een bijzondere band met

deze omgeving hebben. Zo wordt het gemaakt: con amore, voor en over een

omgeving die ons dierbaar is. Niet omdat we anderen willen uitsluiten of

onszelf opsluiten in een reservaat van eigenheid, maar omdat we als wereld-

burgers anno tweeduizendnogwat geleerd hebben dat de zorg en liefde voor

de directe omgeving cruciaal zijn in een wereld die verder wordt beheerst door

de digitale snelweg en het transcontinentale vliegverkeer.

Dit besef is relatief nieuw. Sinds de Tweede Wereldoorlog was een begrip als

‘het streekgebondene’ iets waarmee moest worden afgerekend. Het stond in

een reuk van conservatisme, feodalisme en erger: de nazi’s hadden het

streekeigene gemaakt tot een geloofsartikel. Zo begon in de naoorlogse jaren

vijftig tot tachtig het tijdperk van de grote nivellering. Begrippen als ‘provincie’

of ‘traditie’ werden rechtstreeks in verband gebracht met politiek conser-

vatisme, of kleinburgerlijkheid. De toekomst bestond uit rechte lijnen, en daar-

van zijn er in die periode heel veel door het Hollandse landschap getrokken.

Middenin die periode, ergens in de jaren zestig van de twintigste eeuw is het

begrip globalisme geboren. Het was de Amerikaanse filosoof Marshall

MacLuhan die ons ervan probeerde te overtuigen dat de wereld van de toekomst

zou krimpen tot de proporties van een dorp. MacLuhan heeft gelijk gekregen.

Veel van de grenzen die in 1960 nog bestonden, zijn verdwenen, en dat geldt op

praktisch elk gebied. Het internet is de grootste grensvervager die de wereld

ooit heeft gekend.

Maar met het vervagen van de grote afbakeningen, kwamen de kleinere terug.

Een van de onverwachte zegeningen van de mondialisering is een duidelijk

verhoogde belangstelling en respect voor de kleine schaal, en tegelijkertijd voor

de lokale geschiedenis als leidraad voor de toekomst. Mainstream cultuur kan

mooi zijn, maar op de duur biedt het een beperkt dieet.

En er is, simpelweg, de slingerbeweging van de smaak, die zich op elk terrein

van de mensenwereld manifesteert. Om in mondiale termen te spreken: er is de

lash en de backlash. Ook hier in het oosten is dat principe op allerlei manieren

merkbaar. Op de kanalen volgden nieuw gemeanderde beken. Op de verkavelde

graslanden volgde een hernieuwde erkenning van de houtwal en het coulisse-

landschap. De belangstelling en het respect voor het streekgebondene zijn

geëmancipeerd van het tuinkabouterperspectief, en teruggekeerd in een

nieuwe, kosmopolitische jas. In Nederland was waarschijnlijk de beleidsnota

Belvedere uit 1999 de meest markante uiting van deze ontwikkeling. De kern

van deze nota, ondertekend door vier ministeries, was dat cultuurhistorisch

erfgoed een leidraad zou moeten zijn in de oplossing van het steeds nijpender

probleem van de ruimtelijke ordening.

In dit klimaat heeft een blad als OOST, naar wij hopen en verwachten, een kans

om opgemerkt, gelezen en serieus genomen te worden.

MARIËTTE HAVEMAN

foto Jeroen Stumpel

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 3

Page 4: OOST 1-2009

8 52

18

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

3 RedactioneelDOOR MARIËTTE HAVEMAN

6 Ruimtelijk rumoer

8 De Wieden en de Weerribben: oud cultuurlandschap in ere hersteld DOOR ERIC HOOGEWEG

In de Kop van Overijssel herbergt het grootste laagveenmoeras van

West-Europa niet alleen veel zeldzame planten en dieren. Ook de

rietsnijders worden in hun voortbestaan bedreigd, terwijl juist zij een

cruciale rol spelen om de variatie in natuur en landschap te behouden.

14 Vergeten gebouwen (1): Sint Jacobus de Meerdere, Enschede DOOR BERNARD HULSMAN

18 Dubbelinterview:Gedeputeerden Co Verdaas en Theo Rietkerk‘Wij dragen tegenwoordig echt verantwoordelijkheid’DOOR TRIX BROEKMANS

‘Als u vindt dat wij iets niet goed doen, zeg het dan’, zei Co Verdaas op

het symposium over ruimtelijke kwaliteit in Europa dat november 2008

in Nijmegen plaatsvond.

In hun vraaggesprek met Trix Broekmans doen de beide gedeputeerden

van Gelderland en Overijssel opnieuw mooie beloften.

25 Architectuurcentra in Oost-Nederland: DeventerDOOR LAMBERTHE DE JONG

Stadsdossier (1): Winterswijk

50 Inleiding DOOR HARRY HARSEMA

52 Bomen van Winterswijk DOOR AD HABETS

Winterswijk is een dorp tussen de bomen. Dat is vooral zichtbaar in de

zeven nevenkernen: Meddo, Huppel, Henxel, Kotten, Woold, Miste en

Corle. Ze zijn ingebed in een kleinschalig coulisselandschap met zwaar

geboomte, beken en watermolens.

59 ‘Stedenbouw op minuscule schaal, dat is echt Winterswijks’, gesprek met stedenbouwkundig adviseur Andries GeerseDOOR MARK HENDRIKS

60 Het Dorp (1): WelsumDOOR GIJS EIJSING

63 Agenda 65 Publicaties66 Colofon

Gedichten van Ida Gerhardt en Willem Wilmink

Inhoud

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 4

Page 5: OOST 1-2009

37

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Thema De overkant

26 Bezien vanaf de overkant DOOR MARIËTTE HAVEMAN

28 De nieuwe wingewesten aan de overkantDOOR PAUL BAETEN

Zo dichtbij en toch zo ver weg. Hemelsbreed op wandelafstand van het

historische stadscentrum, maar emotioneel vaak mijlenver daarvan

verwijderd. Decennia, en soms zelfs eeuwenlang niet of slechts beperkt

betrokken bij de groei van het stedelijk centrumleven. Maar de gebieden

aan de overkant van het spoor en de rivier zijn nu definitief ontdekt.

37 Beelden van de Veluwe DOOR EVELINE KOOLHAAS-GROSFELD

De hoge Veluwe, ‘een kale rok met een kostelijke rand’ zoals het zeven-

tiende-eeuwse gezegde luidt, is sinds 1935 nationaal erfgoed. De stichting

die toen werd opgericht voor het behoud van dit natuurgebied, werkt nog

steeds vanuit het goed burgerlijk ideaal van het nationaal belang;

de ‘kale rok’ wordt als het ware landelijk gekoesterd.

42 Grenzen scheiden, liefde verbindt. Drie kunstenaars en de overkant DOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN

Ook de kunst houdt van de overkant: daar waar je zelf niet bent, en uitzicht

op hebt vanaf een tijdelijk en onbepaald niemandsland. Aan de oever van

een rivier, een snelweg, of een grensstreek.

48 Gezicht op Arnhem vanuit het zuidwesten: anno 1643 en 2009 DOOR ESTHER DIELTJES

Omslagbeeld:

Laagveenbaggeraar haalt met een emmer aan een steel veen uit het water,

om te laten drogen op de ribben (legakkers), en er daarna turf (brandstof )

van te snijden

28

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 5

Page 6: OOST 1-2009

6 Ruimtelijk rumoer VAN DE REDACTIE

De recessie heeft ook zo z’n goede kanten. In

Gelderland profiteert een aantal cultuurhistorische

projecten van de economische teruggang, nu de

provincie besloten heeft extra geld vrij te maken voor

de bestrijding van de gevolgen van de recessie. Er

komt daardoor 1,6 miljoen euro beschikbaar voor de

restauratie van een begraafplaats in Winterswijk, het

waterradmolengebouw in Heerde, het herstel van

landgoederen aan de Veluwezoom (Gelders Arcadië)

en een landschapspark in Westervoort.

Het ‘recessiegeld’ komt bovenop de 4,4 miljoen euro

die Gelderland eerder dit jaar reserveerde voor het

behoud van cultuurhistorisch en religieus erfgoed.

Hiermee kunnen projecten worden opgepakt als het

herstel van tuinen en tuinhuisjes die beeldbepalend

zijn in de gemeente Hattem. In het Rivierengebied

worden delen van de defensiewerken – forten en

inundatiewerken – van de Nieuwe Hollandse Water-

linie aangepakt en in Gorssel krijgt met deze subsidie

het gerestaureerde stationsgebouw een nieuwe

bestemming als onderkomen voor de oudheid-

kundige vereniging De Elf Marken. In de gemeente

Oude IJsselstreek wordt de enige nog overgebleven

fabrieksschoorsteen van de oude zuivelfabriek

De Hameland gerestaureerd. In totaal omvat het

cultuurhistorische actieplan van Gelderland zeventig

projecten.

De motivatie om ook in het kader van de recessie-

bestrijding geld vrij te maken schuilt in de overwe-

ging dat het restaureren van cultuurhistorisch erfgoed

in directe zin goed is voor de werkgelegenheid in de

bouw en indirect voor de vrijetijdseconomie. Speciaal

punt van aandacht in het Gelders cultuurhistorisch

beleid is het religieus erfgoed. Door teruglopend

kerkbezoek worden onderhoud en restauratie van

kerkgebouwen steeds moeilijker betaalbaar. Een

inventarisatie leerde dat zeker veertig kerkgebouwen

nu al in deerniswekkende staat verkeren.

Recessie goedvoor erfgoed

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Achterhoeks bedrijventerrein landelijk voorbeeld

Het Regionale Bedrijventerrein (RBT) bij Wehl in de

Achterhoek geldt volgens de ministeries van VROM

en Economische Zaken als voorbeeld voor de ontwik-

keling van bedrijventerreinen in de toekomst. Dit

gezamenlijke project van de gemeenten Doetinchem,

Bronckhorst, Montferland en Oude IJsselstreek is

aangewezen als een van de vijf landelijke pilots, omdat

het geldt als een goed voorbeeld van de herstructu -

rering van bestaande bedrijventerreinen in combinatie

met de ontwikkeling van nieuwe. Bovendien is hier

voorbeeldig samengewerkt tussen de betrokken

gemeenten. Het 120 hectare grote terrein komt aan

de snelweg A18 bij de afrit Wehl en wordt mogelijk de

nieuwe thuisbasis voor ijzergieterij Vulcanus en kip-

penslachterij Esbro. Inmiddels klinken er ook geluiden

op om hier het nieuwe stadion voor voetbalclub De

Graafschap te bouwen. Uiteraard is niet iedereen even

blij met het initiatief. ‘Vulcanus, Esbro en De Graaf-

schap; leg alle troep maar voor de deur bij de bewoners

van Wehl en Doetinchem De Huet en Dichteren’,

reageerde een omwonende meteen op een website.

Hoe groot de invloed van een beeldend kunstenaar kan zijn op de visie van

provinciale en gemeentelijke beleidsmakers blijkt uit ‘De uitbreiding van

polder Mastenbroek’, een film van beeldend kunstenaar Sjaak Langenberg

en Theo van den Aker.

In 2002 had de provincie Overijssel, met de gemeenten Zwolle, Kampen en

Zwartewaterland, geassisteerd door SKOR (Stichting Kunst en Openbare

Ruimte), een opdracht laten uitgaan waarin ze kunstenaars opriepen een

kunstwerk te leveren dat ‘een verrassend perspectief zou openen op polder

Mastenbroek en/of haar bewoners.’

Het is een bekend gegeven: stedelijke ambities in de vorm van stadsuitbreiding,

woningbouw, aanleg van bedrijven- en industrieterreinen, oefenen een aan-

houdende druk uit op het landelijk gebied. Geïnspireerd door een van de boeren

uit polder Mastenbroek die tijdens een inspraakbijeenkomst te kennen gaf een

stuk land nodig te hebben, besloot Sjaak Langenberg de zaak eens 180 graden te

keren. In Langenbergs filmproject zijn het de boeren en buitenlui die richting

stad oprukken. Langenberg brengt hun dromen en toekomstplannen in beeld.

Vanuit de weidsheid van de polder ontwikkelen de plattelanders gezamenlijk een

offensieve strategie. We zien boerenwas wapperend in Stadshagen, de grote

nieuwbouwwijk aan het Zwarte Water, waar plots ook koeien in voortuintjes staan

gestald. De boeren richten een eigen wooncoöperatie op. Daardoor kunnen ze

zelf als projectontwikkelaar optreden, om aldus het polderareaal veilig te stellen.

En verder komen allerlei deskundigen op het gebied van de ruimtelijke ordening

aan het woord om onder het oog van de camera mee te denken over ‘polder-

uitbreiding’.

Langenbergs film zette de toon voor het provinciale beleid in Overijssel. De film,

inmiddels in het Engels ondertiteld, werd vertoond op twaalf regionale televisie -

zenders, in diverse kunstinstellingen en bij talloze discussie-bijeenkomsten over

ruimtelijke ordening en de relatie tussen stad en platteland.

www.sjaaklangenberg.nl www.skor.nl

Filmstil uit ‘De uitbreiding van polder Mastenbroek’ van Sjaak Langeberg en Theo van de Aker, 2002-2005foto Sjaak Langeberg/Theo van de Aker

Polderuitbreiding

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 6

Page 7: OOST 1-2009

7

Gezamenlijk cultuurfonds voor Oost-Nederland

Op papier bestond de intentie al veel langer, maar

nu laat ook de praktijk steeds meer voorbeelden

zien waarin de provincies Gelderland en Overijssel

eendrachtig samenwerken. Het nieuwe, gezamen-

lijke subsidiefonds Kunstproducties Oost-Nederland

is daar een mooi voorbeeld van. Jaarlijks stelt dit

fonds een miljoen subsidie beschikbaar voor

‘producties die bijdragen aan de dynamiek, diversiteit

en vitaliteit van de kunstensector in Oost Nederland’.

De subsidie staat open voor professionele producties

in alle kunstdisciplines. Op zich maakt het niet uit of

de initiatieven uit Overijssel of Gelderland komen,

zolang ze maar bijdragen aan een versterking van het

productieklimaat, vernieuwend zijn, uitwisseling

tussen diverse disciplines bevorderen en een nieuw

publiek bij de kunst betrekken. Belangrijk is wel dat

de productie wordt ontwikkeld in Oost-Nederland en

dat minstens de helft van de uitvoeringen / tentoon-

stellingen plaatsheeft in een van beide provincies.

Gelderland experi-menteert met Werk-landschappen

Het begrip Werklandschappen is in omloop gebracht

door de VROM-raad, een adviesorgaan van het rijk,

om een nieuwe denkrichting te ontwikkelen voor de

bedrijventerreinen van de toekomst. In Werkland-

schappen zou bedrijvigheid (weer) gemengd moeten

worden met andere functies, zoals wonen, natuur of

recreëren. Het werklandschap zou de ongebreidelde

groei van nieuwe bedrijventerreinen een halt toe

moeten kunnen roepen, al is van meet af aan duidelijk

dat alleen lichtere vormen van bedrijvigheid in

aanmerking komen om ‘gemengd’ te worden met

bijvoorbeeld wonen.

In Gelderland hebben drie projecten de steun van de

provincie gekregen om het idee van het werkland-

schap verder uit te werken. In Lochem moet het

bedrijventerrein De Hanzeweg (25 hectare)

omgevormd worden tot een woonwerklandschap,

aangevuld met een aantal voorzieningen als een

jachthaven en het nieuwe gemeentehuis. De

Hanzeweg ligt tussen de historische binnenstad van

Lochem en het Twentekanaal. Nijmegen heeft plan-

nen om het bedrijventerrein De Winkelsteeg om te

bouwen tot de Noviotech Campus. Rondom het

onderzoeksgebouw van NXP (het voormalige Philips

Semiconductors) FiftyTwoDegrees moet hier een

aantrekkelijk gebied ontstaan voor ‘kenniswerkers’,

met woningen, kinderopvang, recreatievoorzienin-

gen en restaurants.

In Winterswijk ligt een bedrijventerrein, waar vroeger

het destructiebedrijf Dierlijke AfvalVerwerking (DAV)

gevestigd was, vlakbij een beek van het zogenaamde

Hoogste Ecologische Niveau, de Boven Slinge.

De ambitie is daar deze beek meer ruimte te geven,

bedrijven te plaatsen en een nieuw werklandschap te

laten ontstaan waarin de natuur meer ruimte krijgt.

Natuur legt fluitendeboer het zwijgen op

Natura 2000, de Europese wetgeving voor

bescherming van natuurgebieden, gaat een belang -

rijke rol spelen in de discussie over natuurbehoud en

-ontwikkeling in Oost-Nederland. In Overijssel vallen

25 gebieden onder het Natura 2000-regime, van

de Aamsveen bij Enschede tot het Zwarte Meer bij

Genemuiden. In Gelderland zijn er negentien: van de

polder Arkenheem bij Nijkerk tot de Zuiderlingendijk/

Diefdijk-Zuid tussen Gorichem en Leerdam.

Natuurbeschermers zijn uiteraard blij met de strenge

voorwaarden die Natura 2000 stelt en die niet alleen

ongewenste ontwikkelingen in de gebieden zelf

beperken, maar ook in een strook daaromheen.

Maar het protest tegen Natura 2000 zwelt aan.

Werkgevers organisaties als VNO-NCW bestoken de

provincie besturen en de Tweede Kamer met brand-

brieven over de vermeende beperkingen die de wet-

geving oplegt aan bedrijven. Ook agrariërs maken

zich in toenemende mate druk. Onder het motto

‘Red de fluitende boer’ stuurden verontruste leden

van LTO in juli ruim 600 briefkaarten naar de

Gelderse gedeputeerde Harry Kereweer. Zijn Over-

ijsselse collega Piet Jansen ontving welgeteld 531

protestkaarten waarin de vrees wordt uitgesproken

dat de boer ‘een beschermde bedreigde soort wordt’.

Overigens hebben beide gedeputeerden begrip voor

het protest, vooral omdat de wetgeving nog voor veel

onzekerheid zorgt en zij de boeren ook niet kunnen

vertellen wat er straks nog kan en niet meer kan op

en rond hun bedrijf.

Tegenstanders zullen het ongetwijfeld een eu-

femisme vinden, maar toch is ’compact’ de term

die volgens de gemeente Enschede, de provincie

Overijssel en de rijksoverheid van toepassing is op

de nieuwe luchthaven Twente, de opvolger van de

militaire luchthaven die enkele jaren

geleden door Defensie werd verlaten.

De toekomst van de voormalige

luchtmachtbasis houdt de gemoe -

deren al jaren flink bezig. De over -

heden en het bedrijfsleven vinden

– grofweg samengevat – dat een luchthaven van

groot belang is voor de economische toekomst van

Twente. De hoop is onder andere dat er steeds

meer vluchten verplaatst worden van het overvolle

Schiphol naar regionale vliegvelden als Eind-

hoven, Lelystad en – wellicht – Twente. En uiter-

aard zou ook het regionale bedrijfsleven voor

zakelijke vluchten kunnen gebruikmaken van het

vliegveld.

Tegenstanders waren allang blij toen de laatste

F16’s Twente verlieten en er vanaf 1 januari 2008 –

wegens het vertrek van de (militaire) luchtverkeers -

leiding – ook geen chartervluchten meer aankwa-

men en vertrokken. Velen zien de voormalige basis

liever getransformeerd tot een groen gebied –

eventueel met wat woningbouw – aansluitend

op het landschap van het Lonnerkerland. Tot 11

september konden ze hun bezwaren

tegen het plan voor de ‘compacte

luchthaven in het groen’ kenbaar

maken en dit najaar hakken de

betrokken overheden de knoop door.

Het onlangs gepresenteerde plan is de kleinste van

twee varianten die door de Vliegwiel Maatschappij

Twente waren ontwikkeld. In deze visie wordt de

nieuwe luchthaven geconcentreerd in het noor -

delijke deel van het terrein, dichtbij de A1 en de

spoorlijn en komt er aan de zuidzijde 130 hectare

beschikbaar voor groenontwikkelingen met

mogelijkheden tot versterking van de Ecologische

Hoofdstructuur. Het ruimtebeslag van de lucht-

haven zou beperkt blijven tot elf hectare. Via de

nieuwe luchthaven zouden jaarlijks 1,2 miljoen

passagiers vervoerd moeten worden.

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Overheden kiezen voor ‘compacte’ luchthaven Twente

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:10 Pagina 7

Page 8: OOST 1-2009

8

De Wieden en de Weerribben:

oud cultuurlandschapin ere hersteld

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

DOOR ERIC HOOGEWEG

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 8

Page 9: OOST 1-2009

9o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

pLandschap de Wieden en de Weerribbenfoto Joop van Reekum

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 9

Page 10: OOST 1-2009

10

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

In de Kop van Overijssel herbergt het grootste laagveenmoeras van

West-Europa niet alleen veel zeldzame planten en dieren. Ook de

rietsnijders worden in hun voortbestaan bedreigd, terwijl zij juist een

cruciale rol spelen om de variatie in natuur en landschap te behouden.

Overheidssteun geeft het ambacht een nieuwe impuls en maakt van

de rietsnijders natuurbeheerders.

Laagveenbaggeraar aan het werk in de Wiedenfoto Natuurmonumenten

Werkzaamheden aan het riet in de Wieden en Weerribbenfoto Eric Hoogeweg

> De Wieden en Weerribben

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 10

Page 11: OOST 1-2009

11o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

Je zou het soms bijna vergeten te midden van de

natuur en rust van de Wieden en Weerribben: natuur

en landschap zijn niet statisch, maar volop in ontwik-

keling. Dat geldt zeker voor deze gebieden die door

de eeuwen heen ingrijpend zijn veranderd. Dit is

geen natuurlandschap, maar een oer-Hollands

cultuurlandschap, ontstaan door vervening en de

turfwinning die hierop volgde. Wie wandelt,

fietst of vaart in dit grootste laagveenmoeras van

West-Europa kan de rijke historie van turfstekers,

vaarboeren en riets nijders nog duidelijk ervaren.

Verscholen in het afwisselende landschap met open

water, trilveen, riet- en hooiland liggen kleine dorpen

en buurtschappen als Kalenberg, Dwarsgracht, Belt-

Schutsloot en natuurlijk Giethoorn. Alle omgeven

door een doolhof aan plassen, kreken, sloten en

petgaten, ontstaan door het winnen van turf. Een

perfecte leefomgeving voor een grote diversiteit aan

planten en dieren. De Wieden en Weerribben

herbergen alleen al 160 soorten van ‘de rode lijst’

met bedreigde planten en dieren. De purperreiger,

ringslangen, ijsvogels, wilde orchideeën of otters

kun je hier ‘gewoon’ tegenkomen.

Zelf heb ik zes jaar in dit gebied gewoond. Een

intense ervaring om in zo’n rust- en natuurrijk gebied

te leven. Ik kom er nog regelmatig, bijvoorbeeld om

te kanoën in De Wieden. Indrukwekkend zijn, in mei,

de zeeën van bloeiende waterlelies.

Verlanding

Zonder menselijk ingrijpen zou dit soortenrijke

gebied snel veranderen in één groot moerasbos met

enkele meren. Zeker doordat er minder natuurlijke

dynamiek is zonder de invloed van de vroegere

Zuiderzee, na aanleg van de Afsluitdijk en droog -

legging van de aan het gebied grenzende Noordoost-

polder. Ook wordt het grondwaterpeil tegenwoordig

kunstmatig stabiel gehouden, onder andere door het

imposante Stroink-gemaal langs de dijk tussen

Blokzijl en Vollenhove. Om te zorgen voor nieuwe

dynamiek, worden in het gebied nieuwe petgaten

gegraven en schrapen graafmachines de bovenste

laag van de rietlanden. Zo wordt de ‘verlanding’ van

de natte bodem weer teruggezet.

Riettelers spelen een belangrijker rol bij het behoud

van de diversiteit, zeker sinds de turfwinning begin

twintigste eeuw stopte en het riet oprukte. ‘Snijden

en maaien van riet stopt de verlanding niet, maar

vertraagt het proces wel aanzienlijk’, zegt Wessel

Fokkema, beheerder van De Wieden namens Natuur-

monumenten. En graven van nieuwe petgaten zet de

verlanding zelfs helemaal terug. ‘Allemaal essentieel

om de variatie van water, rietland, veenmosrietland,

trilveen, moerasheide en moerasbos in stand te

houden.’

Door concurrentie vanuit China en Oost-Europa is

het zware werk van de ongeveer 250 riettelers in de

Wieden en Weerribben eigenlijk niet meer rendabel.

Secretaris Lute Nederhoed van Riettelersvereniging

De Wieden: ‘Wij focussen op levering van riet dat

voldoet aan alle eisen die dakdekkers stellen en geven

de garantie dat dit ook daadwerkelijk uit De Wieden

komt. Wij kunnen voorzien in zo’n 15 procent van

de Nederlandse vraag, maar financieel kan het

nauwelijks uit. Een Nederlandse rietteler krijgt nog

ongeveer een tientje per uur. Daardoor is het voor

jongeren eigenlijk geen optie meer om nog rietteler

te worden.’

Om dat te veranderen, hebben de rijksoverheid en de

Provincie Overijssel begin 2009 vier miljoen euro

beschikbaar gesteld om het beheer van het gebied

te stimuleren en natuurwaarden te behouden. ‘Riet-

telers krijgen een extra vergoeding per hectare riet-

land. Daardoor wordt de beloning weer rendabel

en is de rietteelt ook voor jongeren weer een optie’,

aldus Nederhoed. Riettelers combineren hun

werkzaamheden vaak met andere activiteiten

zoals (vanouds) de visserij, een boerenbedrijf of

bijvoorbeeld een camping.

Gedwongen band

En zo worden riettelers die oorspronkelijk vooral hun

‘product’ uit de natuur haalden, steeds meer

natuurbeheerders. ‘Een gedwongen band’, stelt

Nederhoed. ‘Maar we hebben elkaar hard nodig’,

typeert regiodirecteur Jan Gorter van Natuur-

monumenten. ‘Het werk van rietsnijders zal op

twee manieren veranderen. Zij gaan meer denken

vanuit natuurvariatie op langere termijn dan alleen

vanuit rietopbrengst. Ook komt er minder rietland

en meer natuurland. We willen onder meer de bijna

verdwenen oude hooilanden en schraallanden laten

terugkeren. Lokale boeren en rietsnijders zijn daar-

voor belangrijk. De subsidie maakt het ook voor hen

mogelijk.’ Beheerder Fokkema: ‘Vroeger was er ook

aanzienlijk minder rietland dan nu.’

Eigenlijk zijn rietsnijders noodgedwongen hun

nieuwe koers al voorzichtig gaan varen. Nederhoed:

‘Door veranderde natuurwetgeving is onze oorspron -

kelijke maaiperiode van half december tot 1 mei

bijvoorbeeld al bijna met een maand verkort, juist

in de meest productieve periode. Ook laten we acht

procent van het riet staan voor de vogels. Eerder

overkwamen wettelijke maatregelen ons, maar nu

zijn wij een volwassen gesprekspartner geworden

om mee te praten over natuurbehoud.’

Eendenkooien

Eerder gingen de bezitters van eendenkooien – de

kooikers zijn al eeuwen vertegenwoordigd in het ge-

bied – de riettelers voor als nieuwe natuurbeheerders.

Want de oudste moerasbossen, vol berken en elzen

waar kamperfoelie en hop rond de boomstammen

kronkelen, liggen rond de eendenkooien zoals de

grote Otterskooi bij Dwarsgracht. Doordat eenden -

kooien als rustgebied zijn aangemerkt, mocht er in

de directe omgeving – meestal een straal van 1.130

meter – niet gejaagd worden. Daarmee waren deze

oude en vaak wat mysterieuze vangplaatsen extra

interessant toen Natuurmonumenten in 1934 de

eerste gebieden in De Wieden aankocht. Het ene

rustgebied raakte soms zelfs dat van een andere

eendenkooi. ‘Het zijn niet alleen parels in het >

Het afgraven van petgatenfoto Willem Miedema

Joh. en Corn. Blaeu, kaart Noordwest Overijssel, zeventiende eeuw Luchtopname gebied de Wieden en Weerribben, Noordwest Overijsselfoto Natuurmonumenten

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 11

Page 12: OOST 1-2009

12

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

gebied, maar ze waren ook strategisch van grote waarde’,

zegt Fokkema. ‘Toen bovendien veel oevers werden

aangekocht zorgde dat voor een rem op ontginnings -

mogelijkheden die natuurontwikkeling in de weg

zouden staan. Toch konden weinigen vermoeden hoeveel

natuur er uiteindelijk zou overblijven. In 1943 werd nog

gespeculeerd over een te behouden natuurgebied van

slechts vijfhonderd hectare.’ De Wieden en Weerribben

beslaan nu samen bijna tienduizend hectare.

Roelof de Jonge uit Belt-Schutsloot stamt uit een familie

van kooikers. Zijn betovergrootvader had in 1879 al een

eendenkooi in Belt-Schutsloot. Zelf trad hij in 1979 in

dienst van Natuurmonumenten dat drie van de vijf over -

gebleven eendenkooien in De Wieden (in De Weerribben

zijn er twee) onderhoudt vanwege hun cultuurhistorische

waarde. ‘Met behulp van vrijwilligers worden ze opge -

knapt en ik verzorg excursies in dit gebied’, vertelt hij in

de voor publiek beperkt toegankelijke Kiersche Wijde -

kooi bij Wanneperveen. ‘Tot halverwege de jaren tachtig

ving ik nog wel veel wilde eenden voor de poelier, maar

tegenwoordig heeft de eendenkooi vooral een educatieve

functie.’ Ook worden eendenkooien nog gebruikt voor

het ringen van zeldzame watervogels zoals slobeenden,

wintertalingen, krakeenden, smienten en pijlstaarten.

Jongeren

Eendenkooien hebben een rijke historie die teruggaat

tot voor de Middeleeuwen. Rond een met rieten matten

afgeschermde plas werden eenden gevangen voor de

consumptie met behulp van tamme lokeenden en een

speciaal kooikershondje. Hiermee werden wilde eenden

naar een van de vangpijpen rond de plas gelokt. De Jonge

doet dit nog steeds samen met zijn kooikershondje

Kuzco. Na enkele jaren ringwerkzaamheden vangt hij

soms nog wat wilde eenden in zijn eigen Klaverskooi.

‘Maar puur hobbymatig. Afgelopen jaar ving ik er veertig,

maar de kosten wegen niet op tegen de opbrengst’, zegt

de kooiker terwijl hij wijst op het nest van een havik vlak

boven een oud kooikershuisje waar vroeger voer voor

de lokeenden werd opgeslagen.

Naast zijn werk voor Natuurmonumenten is De Jonge

ook rietsnijder. Hij verwacht dat de subsidie voor riet -

snijders zeker kan zorgen voor aanwas van jonge riet -

snijders. ‘Mijn zoon Kasper is 22 en zou zeker willen. Hij

heeft alleen hooikoorts en dat maakt het lastig, maar

zonder dat zou de nieuwe regeling het voor hem zeker

mogelijk maken om als rietsnijder aan de slag te gaan.

Een goede zaak.’

Nieuwe ontwikkelingen

Met een prominentere rol voor de rietsnijders als natuur -

beheerders is een flinke stap gezet om de diversiteit van

de natuur in de Kop van Overijssel te behouden, maar

er zijn ook nieuwe veranderingen op komst. Zo kijken

Natuurmonumenten (namens De Wieden) en Staats-

bosbeheer (De Weerribben) naar mogelijkheden om het

nationaal park te verbinden met andere natuurgebieden

in de regio.

Maar ook direct tussen De Wieden en Weerribben is

een sterkere verbinding te leggen om de biodiversiteit

te vergroten. Zo worden de gebieden alleen, maar wel

bijna volledig gescheiden door de rijksweg (N33) van

Steenwijk naar de Noordoostpolder. Alleen een bruggetje

bij Muggenbeet zorgt voor een directe verbinding.

Gorter: ‘Onze grote wens is een tunnel, maar dat lijkt

door de kosten onhaalbaar. Maar we kijken zeker hoe

we de ecologische verbinding kunnen versterken,

bijvoorbeeld met een hoge brug.’

Een ander thema is de mogelijkheid duurzame energie

op te wekken uit de toenemende hoeveelheid plantaardig

materiaal (biomassa) die vrijkomt door het afplaggen,

graven van petgaten en als restmateriaal van riettelers.

Als daar een mogelijkheid voor gevonden wordt, krijgt

het gebied opnieuw de functie als alternatieve energie -

leverancier, net als in 1499 toen een kapverbod voor

bomen de turfwinning op gang bracht.

Energie uit de Wieden en Weerribben is voorlopig

toekomstmuziek. Zeker lijkt al wel dat het nationaal park

verder zal uitdijen. Fokkema: ‘Om de variatie in stand te

houden, is nog steeds nieuw gebied nodig voor nieuw

moeras. Maar met de huidige omvang komt het punt

wel in zicht dat we de motor van het moeras binnen het

bestaande gebied op gang kunnen houden.’ <

Natuurmonumentenbeheerder Roelof de Jong

Eendenkooi Kiersche Wijdekooi bij Wanneperveen, De Wiedenfoto’s Eric Hoogeweg

> De Wieden en Weerribben

ÉÉN NATIONAAL PARK De Wieden en de Weerribben beslaan bijna de gehele Kop van Overijssel, ingeklemd tussen Steenwijk, Zwartsluis,Meppel en de provinciegrens met Friesland in het uiterste noordwesten. Met een oppervlak van respectievelijk 65 en 35 vierkante kilometer vormen zij samen het belangrijkste laagveenmoeras van West-Europa. Sinds januariook samen officieel aangewezen door minister Verburg (LNV) als éénnationaal park (in oprichting). Staatsbosbeheer is verantwoordelijk voor hetnatuurbeheer in De Weerribben, Natuurmonumenten in de Wieden. Bekijkvoor een bezoek aan het gebied de website: www.np-weerribbenwieden.nl.

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 12

Page 13: OOST 1-2009

13o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

foto

’s E

ric H

ooge

weg

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 13

Page 14: OOST 1-2009

14

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Interieur Sint Jacobus de Meerdere kerk, Enschedefoto’s Luuk Kramer

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 14

Page 15: OOST 1-2009

15o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

Sommige gebouwen geven je het gevoel dat het de hoogste tijd is de

architectuurgeschiedenis te herschijven. De Sint Jacobus de Meerdere

kerk in Enschede is zo’n gebouw. Jaren geleden, toen ik aan het einde

van een grijze maandagochtend door de Langestraat liep, werd ik

getroffen door de kerk die daar staat. Aan het begin van een winkel-

straat verwacht je geen kerk, en zeker niet zo een als Sint Jacobus de

Meerdere. Schuin tegenover een andere kerk, de middeleeuwse Grote

Kerk, staat hij, als een soort opmaat voor het plein dat de Oude Markt

heet. Maar ondanks zijn mindere ligging, aan de zijkant van het

plein, is hij mooier dan de romaanse Grote Kerk. Eigenlijk zou de

Sint Jacobus de Meerdere midden op het plein moeten staan.

Bijna alles is ongewoon aan de Sint Jacobus de Meerdere. Dat begint

al met de voorgevel die niet naar het plein staat toegewend, maar naar

de Langestraat. De zeven toegangsbogen, boven aan een brede trap

van een paar treden, zijn zo laag dat het lijkt alsof de kerk wegens

zwaarte in de loop van de tijd een stuk in de grond is gezakt. Ver-

strooid over de bakstenen gevel zitten de grote brokken natuursteen

die de kerk niet alleen nóg zwaarder doen lijken, maar ook knoes-

tiger. De gevel maakt duidelijk wat de negentiende-eeuwse Britse

architectuurtheoreticus John Ruskin bedoelde toen hij beweerde dat

het in de architectuur niet gaat om perfectie, maar juist om imperfec-

tie. De knoestigheid van de Sint Jacobus de Meerdere zorgt voor een

onge -kende levendigheid. Hier zijn echte bouwers aan het werk

geweest die de kerk met aandacht voor detail van grofstoffelijke

natuurstenen en kloostermoppen hebben gemetseld.

De indruk van ongewone zwaarte wordt nog versterkt door de

rechtertoren die maar geen toren wil worden, alsof hij niet is voltooid

om te voorkomen dat het gebouw helemaal in de grond zou zakken.

De lin kertoren is weliswaar iets hoger, maar verdient ook nauwelijks

de naam toren.

Ook vreemd is dat de kerkgevel, anders dan gewoonlijk, niet één

groot venster in het midden heeft maar drie even grote cirkelvormige

ramen met rechthoekige sponningen. Cirkelvormige gaten duiken

ook op in de natuurstenen bovenstukken van de torens.

Ik wilde de kerk binnengaan om te zien wat er was onder de twee

koperen feestmutsen die vanuit de Langestraat nauwelijks zichtbaar

waren. Maar zoals zoveel kerken in Nederland was de Jacobus de

Meerdere op maandagochtend gesloten. Thuisgekomen pakte ik de

gids voor moderne architectuur in Nederland om meer aan de weet te

komen over deze kerk. Maar het gebouw bleek er niet in te staan.

Blijkbaar vinden de samenstellers, Paul Groenendijk en Piet Vollaard,

de kerk niet bijzonder genoeg voor opname in de gids. Misschien

hadden ze gelijk, zo overwoog ik, misschien heeft de Jacobus de

Meerdere alleen een indrukwekkende voorgevel en schuilt daarachter

een stijve, rechttoe-rechtaan ruimte.

Jaren later kreeg ik de kans om de Sint Jacobus de Meerdere van

binnen te zien, toen ik mee kon met een fotograaf die de koepels van

de kerk moest fotograferen. Het interieur bleek even imponerend en

origineel als de voorgevel. De grootste van de twee koepels van bak-

steen, een zogenaamd meloengewelf met 32 ribben, bevindt zich

boven de ruimte achter de galerij met zeven bogen die als ingang

dient. De tweede, kleinere koepel zit boven een ruimte voor in de kerk

waar zich het altaar bevindt. De koepels rusten op gedrongen zuilen,

zes voor de grote, vier voor de kleine, zodat de kerk ongewoon open

is. De koepels beginnen dan ook laag, waardoor het lijkt of ze de

bezoekers beschermen. Meestal bevinden koepels zich in kerken op

grote hoogte, waardoor ze een afstandelijke schoonheid krijgen.

Maar in de Sint Jacobus de Meerdere omarmen ze door hun nabijheid

de gelovigen.

Even origineel als de twee koepels is de plattegrond van de kerk.

Het is een wonderlijke mengeling van twee kerkelijke oertypen, de >

Sint Jacobus de Meerdere,Enschede

H.W. Valk en J.H. Sluijmer, 1931-1933

DOOR BERNARD HULSMAN

Oost gaat over ruimte en cultuur. Op het kruispunt waar deze twee

terreinen elkaar raken, bevindt zich vaak een interessant gebouw.

Immers, gebouwen behoren tot de prominente deelnemers van onze

ruimte, en ook van de cultuurgeschiedenis. Soms zijn zulke gebouwen

wat in de vergetelheid geraakt. Hetzij als gevolg van de veranderde

mode, omdat het in onbruik is geraakt of als gevolg van de oprukkende

omringende bebouwing. In zijn rubriek ‘Vergeten Gebouwen’ zet Bernard

Hulsman in elke aflevering van OOST een dergelijk gebouw opnieuw in

de schijnwerpers. Vergeten gebouwen (1)

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 15

Page 16: OOST 1-2009

Koepel Sint Jacobus de Meerdere kerk, Enschede

16

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 16

Page 17: OOST 1-2009

17o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

centraalbouw en de kruisbasiliek. Aan weers -

zijden van het altaar onder de kleine koepel

zitten twee transepten, maar een koor ont-

breekt. Hierdoor bestaat de achterzijde van

de kerk van buiten uit een imposante ronding,

waartegen nog een smal torentje met een

koperen kegel als dak is gezet. Ook aan de

zijgevels is zichtbaar veel zorg besteed. Hier

zorgen kapelletjes met koperen daken voor

een gevarieerd beeld.

Neobyzantijns wordt de stijl van Sint Jacobus

de Meerdere genoemd, maar deze aanduiding

doet de kerk tekort. Het is een vernieuwende

mengeling van de verschillende grote histo -

rische kerkbouwstijlen als romaans, gotisch

en, inderdaad, byzantijns. Misschien zijn de

uniciteit en originaliteit van de Sint Jacobus

de Meerdere te danken aan het feit dat het

ontwerp het werk is van twee architecten,

H.W. Valk en J.H. Sluijmer. Hoe de architec -

ten bij elkaar kwamen is onbekend. Maar

vermoedelijk werd Valk begin jaren dertig

door het Enschedese kerkbestuur in de arm

genomen omdat hij een bekende katholieke-

kerkenbouwer was en Sluijmer omdat hij de

Het andere land

Zacht is de waterkant

zacht is de groene weide;

maar zachter kleurt het land

ginds aan de overzijde.

Het riet, de oeverrand

fluist’ren te allen tijde

beloften in het land

ginds aan de overzijde.

En staande hand in hand

wij zwijgend turen beiden

naar ’t licht bewaasde land

ginds aan de overzijde.

Zo na ons hart verwant

zo ver van ons gescheiden;

het onbereikbaar land

ginds aan de overzijde.

Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Querido 1992

zoon van een van de bouwheren was. Valk

had wel meer ‘neobyzantijnse’ kerken met

koepels ontworpen, zoals de imposante Sint

Jan de Doper uit 1925. Vermoedelijk dankzij

Sluijmer is de in 1933 voltooide Sint Jacobus

de Meerdere ondanks de geringere omvang

nóg indrukwekkender geworden dan zijn

Waalwijkse broederkerk.

Het is natuurlijk niet moeilijk te raden

waarom de kerk ontbreekt in de Architec tuur -

gids. Nog steeds is het verhaal van de

twintigste-eeuwse Nederlandse architectuur -

geschiedenis dat van het modernisme en zijn

voor- en uitlopers. En dus draait het ook in

de Architectuurgids nog steeds vooral om het

modernisme. Maar godzijdank krijgen de

samenstellers van de gids in de loop der jaren

steeds meer oog voor het twintigste-eeuws

traditionalisme. In elke nieuwe uitgave van

de gids sinds de eerste uit 1987 rukt het

traditionalisme verder op. Het is dan ook

een kwestie van tijd voor de Sint Jacobus de

Meerdere erin staat: het is tenslotte een

hoogtepunt van de Nederlandse twintigste-

eeuwse architectuur. <

> Vergeten gebouwen (1)

Ook de poëzie houdt van de overkant. Zacht is de waterkant zacht is de

groene weide; Maar zachter kleurt het land ginds aan de overzijde, dichtte

Ida Gerhardt in haar gedicht Het andere land. Het is een gedicht over

belofte, over mysterie en over de melancholie van het vergezicht.

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 17

Page 18: OOST 1-2009

18

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

foto’s Christiaan Krouwels

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 18

Page 19: OOST 1-2009

19o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

‘Wij dragen tegenwoordig echt verantwoordelijkheid’

Gedeputeerden Theo Rietkerk en Co Verdaas

DOOR TRIX BROEKMANS

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 19

Page 20: OOST 1-2009

20

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

De begroeting van Co Verdaas en Theo Rietkerk is

amicaal, met vrolijke kwinkslagen over en weer.

Gedeputeerden Verdaas (Gelderland) en Theo Riet -

kerk (Overijssel) kennen elkaar goed. Dat begon in

de Tweede Kamer, waar Verdaas de PvdA en Rietkerk

het CDA vertegenwoordigde. In het mooie Provin-

ciehuis van Overijssel in Zwolle praten beide bestuur-

ders op verzoek van Oost over hun vakgebied: de

verdeling van de ruimte in hun beider provincies.

Verdaas: ‘Wij hebben inhoudelijk heel gevarieerde

landschappen, met stedengroepen enerzijds en plat-

teland anderzijds. Onze provincies hebben samen de

helft van de nationale landschappen: Gelderland

zeven en Overijssel twee. Maar wij hebben geen van

tweeën een echte identiteit, zoals Brabant, Limburg

en Friesland dat wel hebben. Ik ben tenminste nog

nooit ergens ter wereld iemand tegengekomen die

zegt: ik ben een Gelderlander. Dus de Gelderlander

bestaat niet. Onderling zijn er grote verschillen

tussen de landstreken. Maar dat vind ik juist het

mooie: als ik in de Achterhoek ben beginnen we

standaard een half uur te laat en we eindigen altijd

met bier. En op de noordwest-Veluwe is dat totaal

anders.’

Rietkerk: ‘Daar beginnen ze op tijd en gaan ze op tijd

naar bed. Ik ben opgegroeid in het Veluwse, dus dat

ken ik wel. Daarom ben ik in Kampen gaan wonen,

dat is Bourgondischer, al heeft Kampen niet dat

imago. Ik ben een Bourgondische calvinist.’

Rietkerk is met zijn bijna zes jaar ervaring als gede-

puteerde een oude rot vergeleken met Verdaas, die

een kleine twee jaar actief is op hetzelfde terrein.

Rietkerk is een gepassioneerde prater, die soms

kopje onder lijkt te gaan in zijn eigen stortvloed van

woorden, maar hij kan ook goed zwijgen en luisteren

naar Verdaas, die zegt: ‘Ik ben flegmatieker dan

Theo. Theo is meer de draufgänger.’

Rietkerk kwam in 2003 terug naar de provincie, toen

Overijssel een stevige provinciaal bestuurder nodig

had, op zijn vakgebied ruimtelijke ordening, volks -

huisvesting, milieu en energie. ‘Ik wist dat ik op dat

vlak een enorme toegevoegde waarde kon bieden.

Juist omdat de nota Ruimte zei dat het decentraal

moest gebeuren, gemeenten met waterschappen en

provincies samen. Als de vierde nota meer de centra-

listische kant was opgegaan, had ik hier niet gezeten.

Dan had ik voor elk wissewasje naar Dan Haag

gemoeten. Terwijl je nu als provinciaal bestuurder

kwaliteit kunt maken en uitvoeren. Dat is winst.’

Verdaas: ‘Na vier jaar Kamerlidmaatschap kwam deze

portefeuille uit Gelderland langs. Dat was op

maandagavond en woensdag werd ik voorgedragen.

Ik denk dat provincies meer in trek komen. Het is

gewoon hartstikke leuk voor mensen die passie voor

het vak hebben. Wij dragen tegenwoordig echt ver-

antwoordelijkheid. De nieuwe generatie bestuurders

moeten dat ook waarmaken. Jij Theo, jij bent daar al

aardig mee bezig.’

Vertel!

Verdaas: ‘Ooit van de IJsseldelta gehoord? Nou, als je

IJsseldelta zegt zeg je Theo Rietkerk. Hij heeft zich

met zijn volle gewicht en naam eraan verbonden,

iedereen in het vak weet dat. Hij trekt dat project

persoonlijk. Hij is ook de ambassadeur.’

Rietkerk loopt naar de kaart van zijn provincie en

wijst: ‘Hier, tussen Zwolle, Kampen en Hasselt ligt

een van de oudste polders van Nederland, de Masten-

broekerpolder. Dat was een wit gebied, daar is jaren

niks gebeurd, qua beleid. De tapijtindustrie van

Genemuiden werd steeds groter, Zwolle wilde de

polder in met de Vinex-wijk Stadshagen en de

tuinbouw hier, dit blokje, wilde van tweehonderd

naar vijfhonderd hectare. Verder had je ook nog de

randweg die erdoor heen moest. Iedereen deed zijn

eigen ding vanuit zijn eigen belang. Toen hebben we

gezegd: we moeten de intrinsieke waarde van die

polder behouden, met zijn Mondriaan-achtige

verkaveling, temidden van de Hanzesteden Hasselt,

Zwolle en Kampen. Toen hebben we iets gedaan dat

tot dan toe ongebruikelijk was: vanuit het platteland

naar de stedelijke ontwikkeling gekeken in plaats van

andersom. Er is altijd vooral gekeken naar de

stedelijke ontwikkeling van open ruimten, terwijl

onze stelling is: je moet ook andersom durven kijken.

En natuurlijk moet je dan keuzen maken, want het is

niet alléén maar kijken vanuit groen en open, de stad

moet ook dynamiek hebben.We hebben een film

laten maken waarin niet de dynamiek van de stad,

maar ook de kwaliteiten van dat landelijk gebied aan

bod komen. NRCV en KRO hebben die uitgezonden.

En dat betekende een ware bewustwording voor de

mensen daar in die polder.’

Als ik even mag onderbreken: Wie zijn ‘wij’?

Rietkerk: ‘De provincie. Samen met het waterschap

en de drie steden hebben wij die film laten maken

om die mensen in de polder, en dat zijn vooral

boeren en dorpsbewoners – die hebben ook zelf

meegespeeld in die film – te laten beseffen dat zij iets

waardevols te verdedigen hadden. We hebben dus de

cultuurhistorische waarde van de open ruimte belicht

en dat heeft enorm geholpen.’

Want?

Rietkerk: ‘Wij hebben onze tanden laten zien. Tegen

de tuinbouw gezegd: het is hier even genoeg

geweest. Er is ook nog Emmen, Luttelgeest. Dat was

kwetsbaar, want tuinbouw is big business. We

hebben de omslag kunnen maken door te zeggen:

wij gaan van jullie een energiebedrijf maken, voor

energie aan toekomstige woonwijken en aan jezelf.

En tegen Zwolle met dat plan voor de Vinex-wijk

hebben we gezegd: er zijn grenzen. De (Provinciale)

Staten hebben ons daarin gelukkig gesteund.’

Verdaas: ‘In Gelderland loopt een project waarbij ik

de aanpak een beetje van Theo heb afgekeken. Ik vind

dat nooit erg om te zeggen hoor, dat je goede voor-

beelden nodig hebt in het leven. Zoals Theo zich zeer

persoonlijk heeft verbonden met dat de IJsseldelta,

zo doe ik dat bij ons met Park Lingezegen, en dat

gaan we ook doen met Waalweelde.’

En wat behelzen die?

Verdaas: ‘Park Lingezegen is een regionaal park in

aanleg tussen Arnhem en Nijmegen en biedt ruimte

aan mens, water, landbouw en natuur. Er was al tien

jaar discussie over en op zeker moment werd mij het

voorzitterschap van de stuurgroep gegund. Dan heb

je dus de bestuurlijke regie. Na afloop van de eerste

vergadering die ik voorzat was ik helemaal op. Er

waren alleen maar irritaties voorbijgekomen, het was

‘Als u vindt dat wij iets niet goed doen, zeg het dan’, zei Co Verdaas op het symposium over ruimtelijke

kwaliteit in Europa dat november 2008 in Nijmegen plaatsvond.

In hun vraaggesprek met Trix Broekmans doen de beide gedeputeerden van Gelderland en Overijssel

opnieuw mooie beloften. Het is de eerste uit een reeks interviews waarin het woord wordt gegund aan

mensen die hun stempel drukken op de oosterse ruimte en cultuur . Theo Rietkerk en Co Verdaas zien

zichzelf vooral als regisseurs van een ingewikkeld proces: het verdelen van onze kostbare ruimte aan alle

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 20

Page 21: OOST 1-2009

21o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

‘Wij zeggen: wij hebben straks het echte groene hart indat gebied van de IJsseldelta, omdat wij tegen de tuin-bouw, de woningbouw en de industrie gewoon hebbengezegd: stop. Maar er zijn actiegroepen die tegen elkesteen zijn, daar kun je niet tegenop roeien.’

partijen die daarin een rol spelen. Dat wil zeggen de natuurorganisaties, de steden, de boeren en de

industrie. De trefwoorden ‘ruimteli jke kwaliteit’ klinken daarbij de laatste jaren steeds vaker. Wat

daaronder precies verstaan mag worden blijft in het vage. Dat is prettig voor de regisseurs, maar het

maakt wel dat hun handel en wandel door ons, bewoners van deze kostbare hectaren met grote

belangstelling zal worden gevolgd. En hun beloften aan de realiteit worden getoetst.

Dubbelinterview

één groot energielek. Wat bleek? Ze hadden nog

nooit met de kaart erbij strepen getrokken: huppe-

kee, hier komt dat park. Dat was mijn eerste actie. Ik

zei: ik wil pas verder praten als we weten waar het

park begint en waar het ophoudt. Dat is gebeurd. Dat

is het voor deel van iemand met een verse kijk op de

dingen. En wat ook heel erg helpt: in het contact met

Den Haag en met de minister is dat park vervolgens

rijksbufferzone geworden. (Een rijksbufferzone is

door de rijksoverheid aangewezen is om stedelijke

gebieden ruimtelijk te scheiden. Nederland telt

negen rijksbufferzones die zijn gevrijwaard van

grootschalige bebouwing, TB.)

Dus is het voor de regio ook helder: dat is niet

zomaar een hobby van een paar gemeenten en een

provinciaal bestuurder, nee, met de benoeming tot

rijksbufferzone is het verankerd. Dat is in de twee

jaar dat ik dit werk mag doen een concreet resultaat.’

Heeft Rietkerk op zijn beurt met de IJsseldelta ook bepaalde

inspiratiebronnen?

Rietkerk: ‘Nou, ik ben meer geïnspireerd door mijn

zes jaar in Den Haag waardoor ik zag dat de vierde

en de vijfde nota ruimtelijke ordening niet lukte.

En dat het duidelijk werd dat je dat regionaal moest

verankeren om echt tot scherpte te kunnen komen.

Want anders gaat het zijn organische gang en dan

zou dat mooie poldergebied vanuit Kampen, Zwolle

en Hasselt gewoon vollopen. Dus toen er hier in 2003

een bestuurder wegging, kwam minister Sybilla

Dekker met een nieuw beleidsvoorstel waarin werd

gezegd dat er voorbeeldprojecten nodig waren voor

de nieuwe nota ruimte. Toen heb ik naar Overijssel

gekeken en zag daar twee opgaven liggen: de IJssel -

delta en het gebied langs de A1 – niet de verbreding

van het asfalt, maar het hele gebied. Daarop heb ik

ingezet als voorbeeldproject voor Overijssel. Uit-

eindelijk is door de gebiedsontwikkeling IJsseldelta

Zuid uit voortgekomen en de aanwijzing van het

noordelijke deel van de IJsseldelta tot Nationaal

Landschap.’

Wat was die persoonlijke inzet?

Verdaas: ‘Jij hebt als provinciaal bestuurder alle

partijen bij elkaar gebracht.

Rietkerk: ‘Elf overheidspartijen. Zeven gemeenten,

twee provincies, Staatsbosbeheer, twee waterschap-

pen en drie vertegenwoordigers van VROM, Verkeer

& Waterstaat en LNV. Daarin heb ik de regie

genomen.’

Verdaas: ‘Jij hebt je kop boven het maaiveld uit-

gestoken. Ik mag hopen dat provincies in dat soort

situa ties die rol allemaal oppakken. Ik probeer dat in

Gelderland ook te doen.’

Rietkerk: ‘Als ik dat niet had gedaan, hadden we geen

Nationaal Landschap gehad,’

Verdaas: ‘Dan was het een groot gevecht geworden

tussen alle verschillende centrale machten.’

Rietkerk: ‘Zonder die afstemming was bijvoorbeeld

de Hanzelijn op een andere hoogte aangelegd dan de

N50 en dat had later met heel veel kosten weer gelijk

getrokken moeten worden. Ik weet nog heel goed,

dat is het voordeel van ons Kamerwerk: de ministers

hadden geen tijd, maar na het bewindsliedenoverleg

op donderdagavond is er altijd tijd. En toen hebben

we met Karla Peijs en Sybilla Dekker een deal

gesloten voor dertig miljoen. Tien miljoen kon ik

meenemen naar de provincie, tien miljoen van VROM

en tien miljoen van Verkeer & Waterstaat. En toen is

het tracébesluit aangepast. Terwijl het uiteindelijke

besluit over het totale project dit jaar valt. Je moet

dus risico’s durven nemen en anticiperen op de

toekomst.’

Rietkerk zwijgt even en zegt dan: ‘Drie woorden zijn

belangrijk: visie, lef en een rechte rug.’

Is Verdaas het daarmee eens?

Verdaas: Als je ergens in gelooft, als je een visie hebt,

dan is die rechte rug vanzelfsprekend. Als je de inner-

lijke overtuiging hebt dat dit de goeie aanpak is, dan

gaan de mensen om je heen erin mee.’

Rietkerk: ‘Vasthouden aan je visie is belangrijk, want

je hebt te maken met partners die verkiezingen

hebben, zoals de gemeenteraad elke vier jaar, en de

waterschappen hebben ook weer net verkiezingen

gehad. Als je populistische verkiezingen krijgt, dan

worden onderwerpen als dit vermalen. Wij kijken

twintig jaar vooruit. Dat is niet gemakkelijk.’

Verdaas: ‘Ik zie dat ook in Gelderland met het project

Waalweelde. Dat is van onderop ontstaan, vanuit

mensen die oprecht betrokken zijn bij het veiliger en

mooier en breder maken van de Waal. In het begin is

iedereen dolenthousiast. Maar uiteindelijk moet je

besluiten waar de geul komt en het bedrijvigheids -

cluster en moet je het antwoord geven op de vraag

welke gemeente nog wat rood (=woningbouw) mag >

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 21

Page 22: OOST 1-2009

22

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Co Verdaas (links) en Theo Rietkerk

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 22

Page 23: OOST 1-2009

23o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

‘Wij hebben alle bewindslieden van het vorige kabinethier tussen de strobalen en op het water gehad, omte laten zien wat er nodig is.’

ontwikkelen. En nu zie je, een jaar voor de gemeente -

raadsverkiezingen, hoe zo’n project een speelbal

wordt van de politiek. Dus ga ik zelf met gemeente-

raadsleden praten, en ik haal Cees Veerman van de

Deltacommissie erbij en die zegt: mensen, ben blij

met deze gedeputeerde, want als hij zich niet verant-

woordelijk voelt voor die hele Waal, dan gaan over

een paar jaar andere mensen het voor u bedenken.

Ik weet niet hoe dat met jou is, Theo, maar ik haal

ook de hoogste ambtenaren van VROM en van LNV

en van V&W naar Gelderland en die neem ik mee op

excursie langs de Waal. Dat helpt allemaal om het op

het netvlies te krijgen.’

Rietkerk: ‘Wij hebben alle bewindslieden van het

vorige kabinet hier tussen de strobalen en op het

water gehad, om te laten zien wat er nodig is.

Kamerleden, de Directeur-generaal Water, we hebben

iedereen op de goeie momenten hierheen gehaald.

En wat ik een geweldige omslag vond in ons proces

was dat we in een volle, kolkende zaal in Kampen uit

verschillende varianten moesten kiezen van de water-

loop en dat de mensen, dus de bevolking, zeiden: dit

gaat ons de kop te boven, wij hebben niet die

deskundigen die jullie hebben. En toen was ik zo ad

rem om te zeggen: dan krijgt u het hele team van

deskundigen, tien mensen, plus de secretaris om

alles vast te leggen. Vervolgens hebben zij de zesde

variant bedacht, een combinatie van de verschillende

mogelijkheden. Daarop kwamen maar 23 bezwaren,

in plaats van duizend. Daar is de omslag ontstaan. Ze

zeiden: kennelijk gunt hij ons zijn vertrouwen.

We moeten nu nog veertien procedures doorlopen.

Veertien procedures! Want er zit een waterspitsmuis

in dat gebied. Of twee.’

Rietkerk windt zich op: ‘Er komt daar meer dan

honderd hectare nieuwe natuur en iedereen zegt:

fantastisch. De karekiet en de roerdomp komen

terug. Maar er zitten twee waterspitsmuizen. Ik zal

niet zeggen hoe ze daar gekomen zijn, maar er zijn

foto’s gemaakt van twee mensen op een fietsje die

daar de muizen hebben uitgezet. Die muizen staan

op een lijst van beschermde diersoorten, dus wij

mogen dat project daar eigenlijk niet uitvoeren. Maar

gelukkig is de regelgeving inmiddels wat opgerekt.

Wij kunnen verder gaan, mits we compenseren.

Wat niet wegneemt dat wij nog drie jaar procedures

moeten doorlopen, zodat in januari 2013 de schop

in de grond kan. Drie Jaar Lang!’

Verdaas: ‘En 95 procent van de mensen zit te

wachten: begin nou! Het korenwolfverhaal. Een klein

groepje houdt het tegen voor de massa. De wetgeving

wordt gebruikt voor sabotage. Ik kan burgers niet

meer uitleggen waarom iets wat je met zijn allen wilt

toch nog drie jaar op uitvoering moet wachten.’

En wat dat niet kost…

Verdaas: ‘Daar moet je bij mij al helemáál niet over

beginnen, want dan praat ik alleen nog maar

dáárover. Maar het is een feit dat je miljoenen kwijt

bent aan procedures die je ook meteen in het gebied

had kunnen investeren.’

Rietkerk: ‘Het zijn actievoerders, die willen dat

Nederland stilstaat. Dat er helemaal niks meer

gebeurt. Kijk, wij moeten zuinig met de kwalitatieve

ruimte omgaan. Maar in zo’n gebied moet je nu

eenmaal alvast een aantal woningen reserveren, of

dat nou voor 2020 of 2030 ervan komt, dat maakt

niet uit, maar dat moet je sturen. Dat is wat wij

ruimtelijke ordening noemen. Wij zeggen: wij

hebben straks het echte groene hart in dat gebied van

de IJsseldelta, omdat wij tegen de tuinbouw, de

woningbouw en de industrie gewoon hebben

gezegd: stop. Maar er zijn actiegroepen die tegen

elke steen zijn, daar kun je niet tegenop roeien.’

Iets anders: werken jullie veel samen op bepaalde

onderwerpen?

Verdaas: ‘Als er grensoverschrijdende vraagstukken

zijn bel ik Theo op, of mijn Brabantse collega, en ik

heb ook raakvlakken met het Utrechtse.

Rietkerk: ‘Heel pragmatisch. Dat doe ik ook.’

Verdaas: ‘Het is ook een kwestie van vertrouwen. Wij

kenden elkaar al en dan zijn de contacten makkelijk.

En verder hebben we een gezonde competitie. Het is

bestuurders eigen om ambassadeurs van projecten te

zijn. Als je een goeie lobby hebt met het rijk, weet je

heel goed dat dat ten koste gaat van andere projecten

elders.’

Is dat wel eens gebeurd?

Verdaas: ‘Nee, maar wij zijn professioneel genoeg

om te weten dat als je ruzie gaat maken, je het

kabinet het argument geeft om geen van tweeën iets

te gunnen. Wij zijn beter af door te zeggen: nu steun

ik jou, steun jij mij de volgende keer. Dan zijn we

allebei beter af dan dat we twee keer niks krijgen.

Prachtig voorbeeld: het Nationaal Historisch

Museum.’

Rietkerk: ‘Dat zou ofwel in de Randstad belanden of

een van de landsdelen zou het faciliteren. In dit

gebied waren dat in ieder geval Enschede en Arnhem,

naast nog een paar steden. Toen hebben we gezegd:

als we niet tot één optie komen, gaat het niet in

Oost-Nederland landen. We gaan met zijn allen voor

Arnhem.’ >

> Dubbelinterview

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 23

Page 24: OOST 1-2009

Verdaas: ‘Dat heeft geholpen. En dan is het heel prettig als je van

elkaar weet: Overijssel steunt nu de komst naar Arnhem, bij gelegen-

heid zullen wij iets voor Overijssel steunen.’

Nog meer mooie voorbeelden?

Rietkerk: ‘In het kader van de investeringsagenda over mobiliteit,

ruimte en vaarwegen hebben Gelderland en Overijssel een voorover-

leg, met als doel zo veel mogelijk voor Oost-Nederland eruit te halen.

We kijken in het voortraject heel kritisch naar elkaars business cases.

Want we weten dat we straks tegenover het kabinet zitten met een

delegatie uit het landsdeel oost, en dan moet je daar goed uitkomen.’

Verdaas: ‘De laatste keer hebben we zelfs het experiment gedaan dat

Theo de projecten van Gelderland toelichtte en ik een aantal proces -

punten. Dat is veel krachtiger dan ieder je eigen ding doen.’

Hebben jullie dat uitvoerig doorgesproken?

Rietkerk: ‘Ik krijg geen drie A4’tjes van Co met wat hij wil dat ik ga

zeggen. Wij weten heel snel in een paar zinnen door de telefoon dat

we op dezelfde lijn zitten: neem jij dat deel en ik doe de projectenlijst

namens Gelderland en Overijssel. En als er de volgende keer een

delegatieleider moet komen, zeg ik: laat dat Marijke van Haaren

maar zijn, van Gelderland. Als het maar duidelijk is. Ik heb liever

duidelijkheid dat je kunt acteren met elkaar dan dat je ieder overlegje

zelf doet. Ik vind het veel sterker dat je dat vanuit een gezamen-

lijkheid doet. Maar dat is niet overal voor nodig.’

Dus een samenvoeging van Gelderland en Overijssel is nog niet aan de orde?

Rietkerk: ‘Wat niet is kan komen.’

Verdaas: ‘Ik raak er nooit zo opgewonden van, als mensen daarover

beginnen. Sommigen denken dat ze ons kunnen provoceren door te

zeggen we gaan jullie provincies opheffen. Nou, moet je doen, joh.

Pfff.’

Rietkerk: ‘Wij hebben heel veel maatschappelijke opgaven op het

moment, dingen die moeten gebeuren, en daar moet je gewoon de

goeie schaal bij zoeken. Er zijn heel veel dingen waar we Gelderland

niet voor nodig hebben en Gelderland ons niet. Maar er is een aantal

zaken die we op een paar hoofdthema’s hebben gebundeld in een

Oost-Nederland-programma en dan zie je dat ze in Den Haag

zeggen: goh.’

Verdaas: ‘Wij werken samen vanuit de inhoud. Je kunt er één grote

provincie van maken, de provincie Oost-Nederland, maar dat gaat

heel veel energie en geld kosten. En als je dat dan eenmaal hebt

gedaan, krijg je meteen daarna de discussie van: waar komt het

hoofdkantoor? In Zwolle.’

Rietkerk, lachend: ‘Of in Deventer…’

Verdaas: ‘En dan gaat Tiel natuurlijk piepen van: wij willen hier een

regiokantoor. Dus ik stop daar nul energie in. Zolang die structuur is

zoals ’ie is, werk ik vandaaruit.’

Hebben gedeputeerden tegenwoordig meer macht dan vroeger?

Rietkerk: Ik zeg liever dat ik meer mogelijkheden en instrumenten

heb om beleid te realiseren. En als dat niet lukt, kan ik niet weg-

duiken. Ik kan niemand anders de schuld geven. Dat vind ik mooi.’

Verdaas: ‘Precies. Daarom wordt het leuker om gedeputeerde te zijn.’

Rietkerk: ‘Als ik de Duitse grens over ben noem ik mijzelf trouwens

geen gedeputeerde. Dan zeg ik: ik ben de minister van de regio

Over ijssel, en dat snappen ze. En dat is eigenlijk wat wij zijn.’ <

24

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

> Dubbelinterview

Begrenzing van natuur zorgt voorveel discussieIn het vraaggesprek met Trix Broekmans belijden de twee gedeputeerden hun

loyaliteit aan het ‘andersom denken’: niet vanuit de stad naar de natuur maar

vanuit de natuur naar de stad. Maar is die visie ook waar te maken?

Keuzen maken tussen stedelijke ontwikkeling en natuur. Denken vanuit het groen

in plaats van vanuit het rood. De bestuurlijke ambitie van Gelderse en Overijsselse

gedeputeerden voor ruimtelijke ordening is helder, maar afgelopen zomer werden

ze beiden weer eens geconfronteerd met de vaak heftige tegenstellingen in het

debat over de verdeling van de ruimte in Oost-Nederland. Zowel Theo Rietkerk

(Overijssel) als Co Verdaas (Gelderland) moesten een stevig politiek debat aangaan

over hun visie op ruimtelijke ordening en natuurbehoud.

Co Verdaas verdedigde in juli – uiteindelijk met succes – een zwaar geattaqueerd

voorstel voor een nieuwe begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in

Gelderland, waarin per saldo 3.000 hectare aan de EHS wordt onttrokken om

ruimte te maken voor (woning)bouwactiviteiten. Actiegroepen en politieke partijen

liepen te hoop tegen de plannen om bijvoorbeeld in het Kastanjedal in Beek-

Ubbergen bij Nijmegen de bouw van twee villa’s mogelijk te maken. Vergeefs

werden pogingen ondernomen om terreinen als De Buzerd in de Gelderse Vallei,

Riverstone en Rhederhof in Rheden en de uiterwaarden van het Pannerdensch

Kanaal in de EHS te krijgen of te behouden. Volgens gedeputeerde Verdaas waren

al toezeggingen gedaan aan gemeenten dat er gebouwd kon worden op deze

locaties en zal de onttrekking van deze gebieden (totaal 3.000 hectare) aan de EHS

geen ingrijpende aantasting van het totaal aan natuurgebieden in Gelderland

betekenen.

De grenscorrecties in de Gelderse natuur leidden tot een stevig debat, ook met

zijn partijgenoten van de PvdA, maar uiteindelijk steunden Provinciale Staten

– zij het met een minimale meerderheid – het beleid van de gedeputeerde. Dit

heeft overigens ook tot gevolg dat de plannen voor de verhoging van de grond -

waterstand (vernatting) van de Overasseltse en Hatertse Vennen, de Empense en

Tondense Heide, de Nieuwe Zuiderlingedijk, de Wildenborch en het Zwarte Broek

voorlopig in de ijskast gaan.

Omgevingsvisie

Theo Rietkerk kreeg in dezelfde maand, eveneens na een aantal pittige discussies,

een ruime meerderheid van de Overijsselse Staten achter ‘zijn’ Omgevingsvisie,

waarin het toekomstig beleid voor de ruimtelijke ordening, het milieu, het verkeer

en de waterhuishouding voor de provincie wordt vastgelegd.

Ook hier veel discussie over de begrenzing van de EHS, waarbij vooral recreatie -

bedrijven en agrarische ondernemers vrezen beperkt te worden in hun mogelijk -

heden. Anderzijds vinden milieuorganisaties in Overijssel dat de plannen voor

de concrete uitvoering van de EHS nog te vrijblijvend zijn. Rode draad in de

Overijsselse Omgevingsvisie zijn de begrippen ‘duurzaamheid’ en ‘ruimtelijke

kwaliteit’. In de inspraakronden voorafgaand aan het Statendebat was daar veel

commentaar op gekomen. Het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ zou te vaag zijn en

aanleiding geven tot uitgebreide discussies en ingewikkelde bezwarenprocedures.

Rietkerk blijft van mening dat er voldoende nieuwe instrumenten zijn om te

bepalen wat onder ruimtelijke kwaliteit verstaan mag worden. Er is een uitge-

breide Catalogus Gebiedskenmerken opgesteld, waarin behoorlijk gedetailleerd

wordt beschreven aan welke normen nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen. Zo

draagt een bouwplan voor een van de Overijsselse Esdorpen pas bij aan ruimtelijke

kwaliteit, ‘wanneer de verdichtingsmogelijkheden in de flank van de es worden

benut en het kenmerkende dorpssilhouet met kerktoren en beeldbepalende

agrarische gebouwen wordt behouden’.

PAUL BAETEN

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 24

Page 25: OOST 1-2009

25o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

In Deventer is al jaren veel te doen op het gebied van de

architectuur. In de historische binnenstad wil de

gemeente een modern (omstreden) stadskantoor

realiseren; voor de vroegere ijsbaan is nog geen keus

gemaakt uit vijf bijzondere hoogbouwplannen. In de

nieuwbouwwijk De Vijfhoek zijn tientallen kleine

en grote projecten en in het buitengebied vragen

uitbreiding in dorpen, agrarische veranderingen

(rood-voor-rood) en de herinrichting van het land-

schap de aandacht. Ook het landelijk project

‘Ruimte voor de rivier’ maakt veel los. Het Rondeel

wil dit debat onderdak bieden.

Na de oprichting door architecten werd er gestart in

een rondeel of waltoren van een stadsmuur. In 2000

kwam er ruimte in het zogenaamde ‘Kunstenlab’, maar

half september verhuist het centrum naar een grotere

expositieruimte in de binnenstad, waar veel aanloop

wordt verwacht. Het Rondeel is van dinsdag t/m

zondag geopend tussen 13 en 17 uur. Het organiseert

veel activiteiten: van exposities tot films, van school-

projecten tot een architectuurcafé. Er is veel mogelijk,

dankzij ruim 35 sponsoren, gemeentelijke en provin-

ciale subsidie, een bijdrage van het Stimuleringsfonds

voor Architectuur, maar vooral door de inzet van tien-

tallen vrijwilligers, donateurs en ‘vrienden’ en vaste

coördinator Marion Lanting. Zij heeft het Rondeel

organisatorisch vanaf het begin op de kaart gezet.

De tienkoppige programmaraad onder voorzitterschap

van architect Wim Maas, verzamelt bij voorkeur actuele

ideeën voor exposities. Dat gebeurt in brainstorm-

sessies, samen met de vrijwilligers die exposities

ont wikkelen en bouwen. De vormgeving en benadering

zijn vaak origineel. Voor een discussie en expositie over

de inrichting van het buitengebied werd bijvoorbeeld

de kaart van de gemeente Deventer op een groot tapijt

gedrukt, zodat iedereen kon zien om welke plek het

ging. De ruimten in de expositie over particulier

opdrachtgeverschap (tot 21 juni) met de titel ‘de

touwtjes in handen’ ontstaan door gordijnen van meer

dan 17.000 touwtjes. Het onderwerp dakbegroeiing en

daktuinen met als vraagstelling ‘zijn deze esthetisch,

functioneel of pure noodzaak?’ werd gekoppeld aan

een buitenexcursie.

De exposities duren meestal zes tot acht weken en

gaan gepaard met druk bezochte openingen waar

zowel professionals als particulieren komen. De sfeer

is open en enthousiast en contacten worden dan

gemakkelijk gelegd. Ook leken voelen zich welkom.

Het soort bezoekers wisselt sterk. Bij de opening

van de expositie over de grote, beeldbepalende IJssel-

hoeven was er een ander publiek dan bij de lezing over

lichtontwerpen in de binnenstad. Daardoor heeft het

Rondeel een groot bereik in Deventer.

In 2008 koos het bestuur voor een nieuwe koers

met meer activiteiten voor een breed publiek. Zowel

Cinema Rondeel (in april over Rem Koolhaas) in het

plaatselijk filmhuis als het tweemaandelijks architec -

tuurcafé Dok H2O/Havenkwartier zijn drukbezocht. En

in samenwerking met de BNA Kring Stedendriehoek

maken 150 scholieren ‘drijvende’ bouwwerken aan de

IJsseloever op de Dag van de Architectuur (28 juni).

Na de verhuizing heropent het Rondeel in september

tot 11 november met ‘Bouwsporen in Deventer 2’.

Het gaat over de tien beste architectuurprojecten in

Deventer sinds 1950. Welke dat zullen zijn, geeft nu

intern al veel discussie. <

Tientallen architectuurcentra – van Alkmaar tot Zwolle – draaien als plaatselijk platform voor stedenbouw,

architectuur en landschapsarchitectuur. Deze instellingen organiseren tentoonstellingen, discussies,

thema-avonden, workshops en excursies en stimuleren zo het debat over het lokale architectuurbeleid.

In Gelderland en Overijssel zijn acht centra actief. Een van hen is Architectuurcentrum Rondeel

in Deventer. Architectuurcentra in Oost-Nederland

INFORMATIE

Architectuur Lokaal (landelijk kenniscentrum voorcultureel opdrachtgeverschap en architectuurbeleid/www.arch-lokaal.nl – met een lijst van alle architectuur-centra in Nederland

ARCHITECTUURCENTRA IN GELDERLAND

EN OVERIJSSEL

Architectuur Lokaal (landelijk kenniscentrum voorcultureel opdrachtgeverschap en architectuurbeleid /www.arch-lokaal.nl – met een lijst van alle architectuur-centra in NederlandApeldoorn Bouwhuis: Centrum voor mens

en gebouwde omgeving / www.architectuurcentrumbouwhuis.nl

Arnhem Centrum voor Architectuur en Steden-bouw Arnhem (CASA) / www.casa-arnhem.nl

Deventer Architectuurcentrum Rondeel, Deventer /www.rondeeldeventer.nl

Eefde Regionaal Architectuurinitiatief Achter-hoek (RAiA) / nog geen eigen website

Enschede Architectuurcentrum Twente /www.architectuurcentrumtwente.nl

Nijmegen Architectuurcentrum Nijmegen (ACN) / www.architectuurcentrumnijmegen.nl

Wageningen Architectuurcentrum Ahoi / www.ahoilandinzicht.nl

Zwolle Zwols Architectuur Podium (ZAP) /www.stichtingzap.nl

Architectuurcentrum Rondeel DOOR LAMBERTHE DE JONG

Marion Lantink van architectuurcentrum Rondeelfoto Ewoud van Arkel

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:11 Pagina 25

Page 26: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

26

foto Karianne Bueno

thema: de overkant

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:20 Pagina 26

Page 27: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

27

Bezien vanaf de overkantEeuwenlang, en in veel opzichten nog steeds, waren wij in het oosten

zelf de overkant: het andere. Dat gold zowel geografisch als in de meer

overdrachtelijke, poëtische zin. Kunstenaars trokken naar de Veluwe en

verder oostwaarts om het onbekende te vinden. ‘Het oosten’ was het

gedeelte van Nederland dat voor de Hollander alleen met moeite

bereikt kon worden. Nog twee eeuwen nadat Ruysdael zijn gezicht op

Deventer schilderde, was de IJssel alleen over te steken met behulp

van bootjes of een veerpont. Zo vertelt Wim Coster in zijn boek Baron

op Klompen hoe de onderhavige baron dagen onderweg was om vanuit

Overijssel zijn zetel in de Tweede Kamer in te nemen. Tot ver in de

negentiende eeuw waren bruggen over de grote rivieren onmogelijk

omdat de rivieren voortdurend buiten hun oevers traden. Je had schip-

bruggen, en veerpontjes zoals deze bij Deventer. Wilde iemand vanuit

Den Haag, Amsterdam of Rotterdam naar het oosten des lands, dan

moest hij of zij de IJssel over, of de Veluwe trotseren, ‘niemandsland

tussen Oost- en West- Nederland, woest en onherbergzaam’, zoals

Eveline Koolhaas elders in deze aflevering van OOST schrijft.

Maar elke overkant heeft ook weer zijn eigen overkant.

Wij oosterlingen zelf hebben vanzelfsprekend onze eigen kijk op de

wereld. Ons perspectief is niet dat van de kunstenaar die zijn ezel of

statief op de westelijke oever van de rivier prikt om de verre steden en

dat verre sprookjeslandschap aan het tijdelijke te ontrukken. Wij zien

elke ochtend de zon opkomen in ons eigen oosten. Wij kennen het

van binnenuit. Wij weten hoe het hier ruikt, klinkt en er uitziet.

Daarbij gaat het binnen onze bladzijden niet alleen over de tegen-

stelling tussen ‘het westen’ en ‘het oosten’. Ook de provinciegrens

tussen Gelderland en Overijssel loopt als een slagader door ons blad.

Het kloppende hart van deze tweezijdige eenheid is te beluisteren in

het vraaggesprek met de twee gedeputeerden die belast zijn met de

verantwoordelijkheid over de ruimtelijke inrichting van onze provincies.

En het is ook voelbaar in de rubriek Het Dorp van Gijs Eijsink, die opent

met een klein portret van het Overijsselse dorp Welsum, dat gezien zijn

ligging op de westkant van de IJssel bij Gelderland zou moeten horen.

Grenzen bepalen de contouren van dit tijdschrift, geografisch maar ook

inhoudelijk. Op de ene pool zitten kunstenaars, beeldhouwers, dichters

en fotografen die zich bezig hebben gehouden met het Oost-Neder-

landse landschap. Op het andere uiteinde vormt het begrip ‘overkant’

een planologisch kernprobleem waarin landschapsarchitecten, beleids-

makers en stedenbouwers elkaar tegenkomen. Tussen de steden

en landschappen die onze omgeving uitmaken loopt een fijnvertakt

netwerk van iets dat wordt aangeduid als de infrastructuur: wegen en

spoorlijnen, rivieren en kanalen. Deze spoorlijnen, rivieren et cetera

bepalen een van de grootste vraagstukken waar de mensen die zich

beroepshalve bezighouden met de inrichting van de ruimte voor

worden geplaatst. Neem het fenomeen van de riviersprong. Veel van

onze steden zijn gebouwd aan een rivier. En al die steden zien zich

vroeg of laat gesteld voor de vraag: wat doen we met de overkant?

Laten we de oude, vaak mooie niemandslanden die daar liggen intact,

of moeten ook die gebieden worden beoordeeld op hun mogelijkheden

tot stadsuitbreiding? Hetzelfde geldt op weer een andere manier voor

de spoorlijnen die elke stad doorsnijden. ‘De andere kant van het

spoor’ was vanouds een minder gewild gebied. Vaak lagen daar

fabrieken en arbeiderswoningen, sinds de jaren tachtig gemarkeerd

door schotelantennes. Tegenwoordig zijn het gebieden waar veel leeg-

stand en verval heerst. Voor stedenbouwkundigen is er geen mooier

opgave dan de vraag: wat gaan we met die oude, vermoeide en uitge-

woonde stadswijken doen? Is daar een mooi, aantrekkelijk woongebied

te realiseren? Kan het gras aan de overkant van het spoor inder -

daad weer groen worden, of neigt het per definitie een beetje tot geel?

Ook dit concrete probleem, en de mogelijke antwoorden daarop,

wordt in deze aflevering aangesneden.

OOST zal zich ontwikkelen tussen de oevers van ruimte en

cultuur.

Het gaat hier niet om een tegenstelling, maar om twee elementen die

elkaar aanvullen en elkaar voeden. Dat geldt voor heel Nederland,

waarin immers nagenoeg elk landschap een cultuurlandschap is. En

het geldt op een bijzondere manier voor onze oostelijke provincies,

met hun oude en nieuwe landgoederen, dito steden, natuurgebieden

en cultuurlandschappen. In het oosten bestaat geen nieuw zonder

een oud, en geen oud zonder een nieuw. Op elk ruimtelijk probleem

schijnt het licht van de continuïteit. Het besef van de verwevenheid

van cultuur en ruimte daarbij is ook op het niveau van het beleid en

de planologie sterk gegroeid, zo lijkt het wanneer we ons in de

plannen en voornemens verdiepen. Deze ontwikkelingen volgen,

bezien welke beloften worden gedaan, welke plannen worden

ontwikkeld en op welke gronden die worden uitgewerkt, is een

opgave die wij ons in deze bladzijden stellen. MARIËTTE HAVEMAN

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:20 Pagina 27

Page 28: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

28

Denieuwewingewesten aandeoverkant

Zo dichtbij en toch zo ver weg. Hemelsbreed op wandelafstandvan het historische stadscentrum, maar emotioneel vaakmijlenver daarvan verwijderd. Decennia, en soms zelfseeuwenlang niet of slechts beperkt betrokken bij de groei vanhet stedelijk centrumleven. Maar de gebieden aan de overkantvan het spoor en de rivier zijn nu definitief ontdekt. The wrongside of the railroad track mag, nee, móet een belangrijke rolgaan spelen in de stedelijke ontwikkeling. En de oever aangene zijde lonkt als nooit tevoren. Niet tot ieders genoegen,overigens.

DOOR PAUL BAETEN

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:20 Pagina 28

Page 29: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

De IJsselsprong van Zutphen, de Stadsblokken en de polder Meiners -

wijk in Arnhem, de spoorzones van Nijmegen, Enschede en Zwolle.

De lijst van voorbeelden is ook in Gelderland en Overijssel nog

gemakkelijk verder uit te breiden. Overkanten, ontstaan door de

fysieke barrière van het water of de rails. Lange tijd ‘vergeten’ als

potentiële groeirichting van de stad. Herontdekt, nu de grenzen

van de fysieke omvang van de steden onderhand zijn bereikt, de

binnenstedelijke vernieuwing en verdichting in de praktijk lastiger

blijkt dan gedacht, de gezinsverdunning alsmaar toeneemt en

daarmee de vraag naar woningen en appartementen hoog blijft.

De regering moedigt de gemeenten aan de potenties van dergelijke

gebieden te benutten. Het kabinet streeft naar een woningbouw-

productie van 80.000 tot 83.000 woningen per jaar, waarvan 25 tot

40 procent gerealiseerd moet worden in bestaand stedelijk gebied.

Minister Jacqueline Cramer van Ruimtelijke Ordening herhaalde die

boodschap onlangs nog maar eens op een conferentie over spoor-

zones, waarbij ze onder andere Nijmegen en Zwolle aanwees als

landelijke voorbeeldprojecten. De overkanten zijn de nieuwe

wingewesten, waar nog volop plaats lijkt voor een nieuwe vorm van

binnenstedelijke ontwikkeling. Barrières zoals een rivier of een

spoorlijn zijn er om geslecht te worden, net als in het verleden de

stadswallen werden gesloopt, de grachten gedempt en de steden

zo de ruimte kregen voor hun groei.

Maar vrijwel overal waar bestuurders, stedenbouwkundigen en

architecten in een zekere staat van opwinding geraken over de

grote ‘potenties’ van het gebied ‘aan de overkant’, ontstaat ook

een tegenbeweging die juist pleit voor het behoud van de historisch

gegroeide status quo.

Neem Zutphen. In het kader van de hoogwaterbestrijding (‘Ruimte

voor de Rivier’) kwam het rijk aan het begin van de nieuwe eeuw met

een reeks voorstellen voor de ‘flessenhals’ waar de IJssel ter hoogte

van Zutphen doorheen stroomt en daar bij hoogwater problemen op

kan leveren. De oplossingen die bedacht werden zijn een dijkverleg-

ging bij Cortenoever (Brummen) en bij de Voorsterklei (Voorst) plus

– op lange termijn – een hoogwatergeul om De Hoven. De betrokken

gemeenten Zutphen, Brummen en Voorst willen deze water-

staatkundige ingrepen aanpassen en aanwenden om een reeks >

29

Zutphen aan de IJssel, gezien vanuit het westenfoto projectbureau IJsselsprong

Plan IJsselsprong, Zutphenfoto projectbureau IJsselsprong

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:20 Pagina 29

Page 30: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

30 > De nieuwe wingewesten aan de overkant

Integrale plankaart IJsselsprong Brummen, Voorst, Zutphen, januari 2009foto projectbureau IJsselsprong

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 30

Page 31: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

andere wensen te realiseren: extra recreatiemogelijkheden door

de verbreding van het stroombed van de IJssel (‘Breed Water’)

bij Zutphen, meer natuurontwikkeling, maar ook een forse (3.000)

woningbouwproductie bij de nu nog wat geïsoleerd liggende wijk

De Hoven. Nieuwe woningen die, volgens het gemeentebestuur,

‘goed aansluiten bij de huidige stad en daardoor het kwetsbare

platteland niet belasten’. De overkant biedt ook ruimte voor de

aanleg van rondwegen bij Voorst, De Hoven en Leuvenheim ‘die

de dorpskernen van verkeersdrukte ontlasten’.

Het verzet tegen deze IJsselsprong is heftig en wordt aangevoerd

door meer en minder bekende Zutphenaren als televisiepresentator

Harm Edens en zangeres/presentatrice Marlies Claasen. Alle zakelijke

argumenten die voor de ontginning van de overkant van de IJssel zijn

aangevoerd worden fel bestreden (woningbouw op die schaal is

niet nodig, het brede water is onveilig, de rondweg lost de verkeers -

problemen niet op), maar de achtergrond van het verzet is vooral de

liefde voor de schoonheid van het IJssellandschap, die stadsdichter

Ton Luijten inspireerde tot de volgende regels:

Stel – als deze ruimte nog smaller en dunner wordt

en langzaam onderuitzakt in over-vloed

van water of woningen

zonder een toevallige landweg, zonder zon,

en de verte van het land vervreemdt

Stel dat je dan staat op die smalle strook

wat zul je dan nog zeggen:

dat dit gedicht het landschap was

of het landschap een gedicht

verzonken in water of nieuwbouwland…

Een vergelijkbare strijd speelt zich af in Arnhem

Arnhem was een van de eerste steden in dit deel van het land die in

de loop van de twintigste eeuw tegen zijn fysieke grenzen aanliep,

nadat de woonbebouwing de heilige grens van de Schelmseweg – en

daarmee de natuurgebieden van de Veluwe – had bereikt. Kort voor

de Tweede Wereldoorlog maakte de stad al een riviersprong door

de ontwikkeling van Malburgen aan de zuidzijde van de Nederrrijn.

Maar deze woonwijk werd absoluut niet gezien als een onderdeel

van het stadscentrum aan de overzijde en bleef ‘onder aan de dijk’

zelfs vrijwel onzichtbaar vanuit de stad.

Centrumfuncties werden voor Malburgen niet nodig geacht. Een

buitenwijk met z’n eigen winkels, kerken en scholen, maar Arnhem-

Zuid moest zeker geen spiegel worden van het stadshart. Tussen de

bebouwing aan de zuidzijde van de rivier en het centrum van de

Gelderse hoofdstad (zelf overigens niet aan de Rijn ontstaan – die

is pas in de loop van de zestiende eeuw door de mens naar het

noorden verlegd) bleef tot op de dag van vandaag een brede strook

van de oever vrijwel ongebruikt. In dit gebied – Stadsblokken/

Meinerswijk – handhaaft zich al decennia het buurtschapje

De Praets als het kleine dorpje van Asterix dat manmoedig weerstand

weet te bieden tegen de oprukkende bebouwing.

Er is hier een even fraai als merkwaardig niemandsland ontstaan.

De polder Meinerswijk heeft zich ontwikkeld tot een natuurgebied

en recreatieoord, een ruige variant op het beroemde Sonsbeekpark

dat ook al vlak tot aan het stadscentrum reikt. De Stadsblokken,

het terrein van een voormalige scheepswerf, ligt tussen beide

Rijnbruggen recht tegenover het historische centrum van de stad als

een soort groene vrijstaat, domein van stadsnomaden en alternatieve

houseparties. Een spontaan opgebloeide groene buffer die het

zuidelijke deel van Arnhem – waar inmiddels de helft van de

bevolking woont – zowat aan het oog onttrekt.

Ook deze overkant staat – overigens al vanaf halverwege de jaren

tachtig van de vorige eeuw – volop in de belangstelling van steden-

bouwkundigen, architecten, politici en ontwikkelaars. In die periode

ontstond de gedachte, ‘dat je van de ene oever naar de andere naar

elkaar moest kunnen zwaaien.’ Inspiratie kwam er destijds vanuit

Rotterdam, waar Riek Bakker de Kop van Zuid wakker kuste en

Maastricht waar de ontwikkeling van het Spinx-Céramiqueterrein de

rive droite tot leven wekte. De overkant van de rivier als verlengstuk

van de binnenstad en als schakel tussen de bijna extreem uit elkaar

gedreven beide helften van de Gelderse hoofdstad. Want ondanks >

31

Arnhem aan de rivier, vanaf het zuidenfoto’s Arnhem/Gerard van Bree, VVB fotografie

Gebied aan de overkant: Stadsblokken-Meinerswijk, Arnhem

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 31

Page 32: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

alle stimuleringscampagnes, drie kloeke bruggen en

investeringen in allerlei voorzieningen is Arnhem-

Zuid altijd ‘de andere kant’ van de stad gebleven,

met tegenwoordig zelfs een eigen politieke partij,

opgericht ‘omdat dit stadsdeel jarenlang als twee -

derangs werd behandeld.’ Van de dozijnen plannen

die op de Arnhemse zuidoever in de loop der jaren

zijn geprojecteerd, is er overigens niet één tot ont -

wikkeling gebracht. Het gebied ligt er nog steeds

nagenoeg hetzelfde bij als dertig jaar geleden, naar

tevredenheid van degenen die zich tegen de ver -

stedelijking van Stadsblokken en (vooral) Meinerswijk

verzetten en tot frustratie van de plannenmakers die

andere potenties van de zuidoever hoger inschatten.

Het laatste woord is ook hier nog niet gesproken.

Grote delen van het gebied worden al jaren heen

en weer verhandeld tussen verschillende project -

ontwikkelaars die hier hun kans ruiken. De gemeente

Arnhem doet het nu wat kalmpjes aan en tast in

een uitgebreid participatietraject de ontwikkelings -

mogelijkheden af. Het lijkt erop, dat de voorstanders

van het behoud van (zo veel mogelijk) groen aan de

zuidoever terrein winnen en de eventuele bebouwing

zeer beperkt zal blijven.

Nog even los van de discussie of de ontwikkeling van

dergelijke overkanten stedenbouwkundig wenselijk

is, speelt in veel van deze ontwikkelingen een ander

vraagstuk: kan de overkant, die zo lang verstoken

bleef van de binnenstedelijke groei en dynamiek,

ooit echt aansluiting vinden bij de oude stad en

actief deel gaan uitmaken van het centrumgebied

waarbij het zo nabij is gelegen? Op papier kunnen

stedelijke functies en dynamiek gemakkelijk naar

elkaar gebracht worden, maar werkt het ook in de

praktijk?

Ik leg de vraag onder andere voor aan Chantal

Teunissen die zich, als inwoonster van het toen nog

zelfstandige dorpje Lent, jarenlang fel verzet heeft

tegen de stadsuitbreiding van Nijmegen aan de

noordoever van de Waal: de Waalsprong. Vanuit deze

actieve rol in het Waalsprong-verzet – ze stond nog

cactusjes uit te delen op de Waalbrug om passanten

te wijzen op de nadelen van deze sprong – is ze in

de politiek gerold en inmiddels verkozen tot lijst-

trekker van het CDA in de Keizerstad. Ze heeft haar

verzet tegen de Waalsprong in zoverre opgegeven,

dat ze nu hartstochtelijk pleitbezorgster is van een

‘volwaardige’ Waalsprong, ‘een wijk met een eigen

identiteit, waar iedereen zich veilig en prettig voelt

en waar voldoende voorzieningen zijn.’ Ze vertelt dat

Nijmegenaren die de oversteek hebben gemaakt naar

de noordkant van de Waal, heel goed geaccepteerd

worden door de bevolking van de oude dorpskernen

van Lent en Oosterhout, lid worden van de carnavals -

vereniging en daar hun kinderen op school laten

gaan. En ja, de Waalsprong is een echt Nijmeegse

wijk, maar zeker geen onderdeel van het Nijmeegse

centrum. En dat zal het in haar ogen ook nooit

worden. Ze gelooft dan ook niet in de gedachte dat

Nijmegen zal veranderen van een stad aan de Waal

naar een stad waar de Waal doorheen stroomt, zoals

de gemeentelijke ambitie is verwoord. De discussie

in Nijmegen spitst zich nu toe op de omvang en de

situering van het nieuwe ‘stedelijk hart’ voor de

Waalsprong, de Citadel die pal aan de Waal is

geprojecteerd, schuin tegenover de Nijmeegse oude

binnenstad, waarmee aan beide oevers van de rivier

een vibrerend stedelijk hart zou moeten ontstaan.

Geen goed idee, oordeelt Teunissen. Zo’n zwaar

opgetuigd nieuw stadshart zal het oude centrum

alleen maar concurrentie aandoen. De Waalsprong

moet een volwaardig deel van de stad worden, maar

geen kopie van het stadscentrum.

De onafhankelijke stedenbouwkundige Wim Lavooij

uit Arnhem deelt de scepsis over de mogelijkheid

zo’n nieuw te ontginnen overkant volledig te

betrekken bij de oude stad. Pogingen om aan de

32 > De nieuwe wingewesten aan de overkant

Luchtopname Waalsprong bij Nijmegenfoto gemeente Nijmegen

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 32

Page 33: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

overkant een tweede centrum te laten ontstaan typeert hij als een

‘historische leugen’.

‘Echte dubbelsteden zoals Boedapest of Parijs met min of meer

volwaardige nederzettingen aan beide zijden van de rivier, zijn in

Nederland nauwelijks ontstaan. Veel steden, ook in Oost-Nederland,

ontstonden en kwamen tot bloei aan de hoge en veilige kant van

de rivier. De andere oever? Ach, daar groeide een gehucht, lag een

scheepshelling en was wat agrarische activiteit. Drassige gronden

die meermalen per jaar overstroomden. Niet echt aantrekkelijk om

de groei van de stad in die richting te dirigeren, zeker niet zolang er

aan de andere kant nog voldoende ruimte was. Nu die overkanten

wel deel gaan uitmaken van de stedelijke ontwikkeling bieden ze

allerlei mogelijkheden, maar niet als kunstmatige uitbreiding van het

centrumgebied. We zouden op een andere manier moeten nadenken

over wat centrumfuncties nu eigenlijk zijn. Misschien leent zo’n

overkant zich uitstekend voor een concentratie van kunst, of

onderwijs of creatieve bedrijvigheid. Maar probeer er geen kopie

van je oude stadshart neer te zetten. Dat is tot mislukken gedoemd.’

Is het ontstaan van de overkant van de rivier vooral geomorfologisch

bepaald, de overkant van het spoor is ontstaan door de stedenbouw -

kundige keuzen die eind negentiende eeuw zijn gemaakt bij de

aanleg van de spoorwegen. De geslechte stadswallen en gedempte

grachten boden de ruimte om vlakbij het centrum van de stad dit

nieuwe transportmiddel aan te bieden. In veel steden herhaalt zich

hetzelfde patroon: het station is met de oude stad verbonden met een

statige laan. Aan de achterzijde van het spoor was volop ruimte

voor het spooremplacement, de werkplaatsen, de opslagloodsen en

de bodecentra, van waaruit de goederen van en naar de stad werden

gebracht. Vaak ontstonden daarachter weer eenvoudige arbeiders -

wijken voor het spoorwegpersoneel. Het spoor stond met z’n

– fraaie – gezicht naar de oude stad, wierp meteen een harde

barrière op voor de verdere stadsuitbreiding en verslofte aan de

achterkant.

Achter het spoor is in veel steden niet de beste plek om te wonen.

In een gesprek dat ik daarover voerde met de Nijmeegse wethouder

Paul Depla, zette hij de sociale tegenstelling die het spoor heeft

veroorzaakt nog wat scherper aan. In Nijmegen is het ruim twee

kilometer lange spooremplacement dat dwars door de stad loopt niet

minder dan de scheiding tussen de ‘have’s en de have-not’s, tussen

de kansrijken en de kansarmen in deze stad’, aldus Depla.

Woorden die doen denken aan Tracy Chapmans lied over de

‘verkeerde kant van het spoor’.

Across the lines

Who would dare to go

Under the bridge

Over the tracks

That separates whites from blacks. >

33

Luchtopname Waalsprong bij Nijmegenfoto gemeente Nijmegen

Stedenbouwkundige uitgangspunten Citadel (centrumgebied van Nijmegen-Noord), Nijmegenwww.waalsprong.nl

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 33

Page 34: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

Al vanaf 1995 probeert de gemeente Nijmegen het gebied achter het spoor te verbeteren.

Maar, zoals de bouwkundige Fanny Ritt in 2003 al in haar afstudeerscriptie constateerde,

de ontwikkeling van spoorzones is een akelig complex traject. ‘Projectontwikkelaars, de NS,

buurtbewoners, de gemeente: bij dergelijke projecten is er sprake van een kluwen van

belangen, strategieën en machtsmiddelen. Het omtoveren van achteruithollende stations -

buurten in stedenbouwkundige parels lijkt op topdiplomatie. Eén uitglijer en je kunt het

vertrouwen verliezen van een speler die onmisbaar is om vooruitgang te boeken. Eén

verkeer getimed voorstel en het kleed kan zo onder je vandaan getrokken worden.’

In Nijmegen werd, zoals in vele steden halverwege de jaren negentig, de spoorzone aan-

vankelijk nog vooral gezien als een ideale locatie om kantoren te concentreren. Daar zat ook

een stevige portie ideologie achter. De gedachte was om de personeelsintensieve, zakelijke

dienstverlening te concentreren in de nabijheid van het openbaar vervoer, waardoor het

kantoorpersoneel spontaan de auto zou laten staan. Om die reden werd het aantal parkeer-

plaatsen in al de spoorgebieden dan ook heel zuinigjes ingetekend. Dit zogenaamde

locatiebeleid heeft niet gewerkt, zo erkent inmiddels ook het – linkse – stadsbestuur van

Nijmegen. De kantorenbouwers lieten zich niet dwingen om bovenop het station te gaan

zitten. Nijmegen zet nu voor zijn spoorzone in op een levendige mix van wonen, werken,

winkelen, onderwijs en cultuur. En die benadering lijkt navolging te vinden.

34

Luchtfoto spoorzone Nijmegenfoto gemeente Nijmegen

Gemeente Nijmegen, structuurschets spoorzone Nijmegen gepresenteerd in nieuw het ‘Schetsboek voor een masterplan Spoorzone’, december 2003plan Gemeente Nijmegen

Zwolle bijvoorbeeld, dat na de voltooiing van de Hanzelijn nog

belang rijker zal worden als spoorwegknooppunt, heeft nog geen

definitieve keuzen gemaakt, maar strooit met termen als ‘leefbaarheid’,

‘aantrekkelijkheid’, ‘groen’ en het ‘Zwolse karakter’ om de toekomst

van het eveneens vlak bij het oude centrum gelegen spoorgebied te

typeren. In Enschede wordt het nu nog rommelige en deels braak-

liggende deel van de Spoorzone rond de Molenstraat en Deurninger-

straat eveneens beschouwd als het toekomstige uitbreidingsgebied

van de binnenstad (het ‘Ei’) en ook hier gaan de eerste gedachten uit

naar een mix van wonen, werken, horeca en detailhandel.

Of de diverse spoorzones snel tot ontwikkeling zullen komen mag,

zeker gezien de huidige economische crisis, worden betwijfeld.

Het zijn zonder twijfel aantrekkelijke locaties, maar ook hele

ingewikkelde, waar complexe en dure grondsaneringen en rail-

aanpassingen nodig zijn en de tafel met belanghebbenden steeds

verder uitgeschoven moet worden. Fysieke nabijheid is geen garantie

voor een snel resultaat. De overkant komt weliswaar steeds meer

onder handbereik, maar is nog lang niet binnenboord. <

> De nieuwe wingewesten aan de overkant

Gemeente Enschede en Ton Schaap, gebiedsontwikkeling

Oostelijke Spoorzone Enschedefoto gemeente Enschede

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 34

Page 35: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

35

Spoorzone Zwollefoto studiojoz

Ontwikkeling spoorweg Zwolle, eind negentiende eeuwfoto Bureau Jo Coenen & Co

Jo Coenen, schets stedenbouwkundige invulling Spoorzone Zwolle, oktober 2007foto Bureau Jo Coenen & Co

Jo Coenen, stedenbouwkundig plan Spoorzone Zwolle opgedeeld in plangebiedenfoto Bureau Jo Coenen & Co

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 35

Page 36: OOST 1-2009

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 36

Page 37: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

37

Beelden van de VeluweDe hoge Veluwe, ‘een kale rok met een kostelijke rand’ zoals hetzeventiende-eeuwse gezegde luidt, is sinds 1935 nationaal erfgoed. Destichting die toen werd opgericht voor het behoud van dit natuurgebied,werkt nog steeds vanuit het goed burgerlijk ideaal van het nationaalbelang; de ‘kale rok’ wordt als het ware landelijk gekoesterd. Dat is weleens anders geweest. De woeste Veluwe heeft lange tijd in eenverdomhoekje gezeten, totdat in de late negentiende eeuw schrijvers,archeologen en landschapschilders een nieuwe visie ontwikkelden. >

DOOR EVELINE KOOLHAAS-GROSFELD

Tetrachia Ducatus Gelriae Arnhemiensis, sive Velaviauitsnede uit kaart in de Atlas Van Loon, 1664

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 37

Page 38: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

In vroegere tijden vormde de Veluwe vooral een soort niemandsland

tussen Oost- en West-Nederland, woest en onherbergzaam. Bijna ‘een

Arabische heide’, schreef Arend van Slichtenhorst (1616-1657) in zijn

Geldersse Geschiedenissen, waaraan ook de uitdrukking ‘kale rok’ is

ontleend. Op de landkaart in dit boek staan bomen, maar wat het

meest opvalt zijn de bergjes die de gebieden met zandverstuivingen

aanwijzen, vanuit het oosten belicht. Tussen de zandbergjes door

loopt een wirwar van zandwegen, met alleen hier en daar op een

kruispunt een dorp. Geen erg aanlokkelijk beeld voor de reiziger

die per (post)koets, paard en wagen of te voet vanuit het westen

richting Duitsland moest, of andersom. Toch had Van Slichtenhorst,

een geboren Nijkerker, er ook wel wat goeds over te zeggen. Die

zandwegen bijvoorbeeld, hadden het voordeel dat zij het hele jaar

door begaanbaar waren, in tegenstelling tot de lemen wegen in

de Betuwe, waar ’s winters of bij nat weer ‘de klei, als taaie lijm aan

de voeten blijft hangen.’

38

Constantijn Huygens jr., de oude nederzetting Pampelt, nu midden op de Hoge Veluwe, 9 oktober 1677foto Teylers Museum, Haarlem

Zes kaarten (uitsnedes uit de kaart

van Nederland) tonen in tijdsprongen van dertig jaar

systematisch het veranderendegrondgebruik op de Veluwe:

toename van bos, afname van stuifzanden en woeste

gronden en oprukkende verstedelijking en recreatie

– vooral in een kring rondom de Veluwe.

MUST stedebouw, 2004

> Beelden van de Veluwe

1860 1890 1920

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 38

Page 39: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

39

Het beeld van een oosterse woestijn kwam ook de populaire, doops-

gezinde dichter Claes Bruin (1670-1732) voor de geest, toen hij in

1716 voor een plezierreisje naar Kleef, vanuit Amsterdam per koets

door de Veluwe trok. Hem deed het kale landschap specifiek denken

aan de door God vervloekte woestijnen uit het Oude Testament:

‘Maar hoe: waar doolen wij op akelige weegen?

Zou ’t woeste Libia hier ook wel zijn geleegen?

Wat woestenij is dit? Is ’t Sin, of Barseba? [...]

O neen, mijn angst verdwijnt, het zal de Veluw wezen,

Die met zijn bergen van het een, aan ’t ander end,

Geen and’re schuilplaats dan van makke schapen kent.’

Bruin adviseerde zijn medereizigers om voorlopig maar niet terug te

denken aan het gastvrij onthaal dat hun op het eerste deel de reis in

het rijke Holland regelmatig ten deel was gevallen. Want op de heide

of in een van de Veluwse gehuchten viel voor een reiziger weinig te

verwachten. De dichter overdreef natuurlijk, zijn opmerkingen zijn ook

niet vrij van provinciaal chauvinisme; maar dat een Hollander die voor

het eerst van zijn leven op de Veluwe kwam het gevoel had een

vreemd land te betreden, valt te begrijpen.

Ook op andere fronten werd het verschil tussen het rijke Holland en

het minder welvarende Gelderland in de literatuur flink aangedikt. Zo

kreeg Gelderland van de achttiende-eeuwse Amsterdamse historicus

Jan Wagenaar een oorlogsmentaliteit toegedicht. In de Tegenwoor -

dige staat der Vereenigde Nederlanden bracht hij dit als volgt onder

woorden: ‘In Holland zijn de Koopluiden bij elk, en bij de Regeeringe

in agting. In Gelderland heeft men veel op met den Adel. [...] Sommig

Provincien, als Gelderland en anderen verlangen naar den Oorlog.

Haare Edelluiden hebben in vredestijden geen weerwerk. De

Hollanders, Zeeuwen en Vriezen daarentegen dringen altoos op

het voortzetten der Vredehandelingen.’

Dit soort beeldvorming hielp niet erg mee om de verschillen tussen

Oost en West te overbruggen. De wens hier serieus iets aan te doen

ontstond eerst in de jaren zeventig van de achttiende eeuw, met de

opkomst van de verlicht patriotse hervormingsbeweging die zich

inzette voor meer saamhorigheidsgevoel in de Republiek. In dit prille

stadium van cultureel nationalisme speelde de predikant-schrijver

Johannes Florentius Martinet (1729-1795) een prominente rol. Martinets

meest gelezen werk, de Katechismus der natuur, is het eerste boek

dat Nederlanders op een nieuwe manier naar de Veluwe leert kijken.

De Katechismus der natuur is geschreven in de vorm van dialogen

tussen een leraar en zijn pupil, een jongen uit Holland die gewend is

aan het vlakke land. Zij voeren hun gesprekken tijdens wandelingen

in de omgeving van Zutphen, de plaats waar Martinet in 1775

beroepen was. Metereologische verschijnselen, geografie, planten en

dieren – alles wordt uitgebreid besproken. Martinet wilde met zijn

Katechismus meerdere dingen tegelijk: de lezers gevoeliger maken

voor de natuur, vooral de natuur van het eigen land, en langs die weg

meer eerbied bijbrengen voor de schepping. God had het beste met

de mensen voor, legt de verlichte dominee uit; alles wat mooi in de

natuur of indrukwekkend, is ook nuttig, en alles wat nut heeft is ook

mooi. Dit gaat zelfs op voor woeste gronden. Tijdens een van de wan-

delingen, als het gesprek over ‘land en water’ gaat, vraagt de leerling

zich verbaasd af hoe de leraar kan genieten van het uitzicht op de

Veluwe of op de duinen. De jongen weet niet beter dan dat bergen

als misvormingen van de aarde worden gezien. De leraar kijkt er heel

anders tegenaan. De ‘bergen’ verwekken niet alleen ‘grootse

denkbeelden in het hart’, zegt hij, maar zij geven ook het gevoel van

veiligheid: ‘Wat stuit de inbreuken der schuimende Zuiderzee? ’t Is de

Veluwe! Wat slaat de aanvallen der woeste Noordzee af? ’t Zijn de

duinen!’

Met andere woorden: ook de woeste gronden dienen het nationaal

belang. Zo bekeken kon de Veluwe in plaats van een obstakel, een >

1950 1980 2010

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 39

Page 40: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

bindmiddel worden tussen Oost en West. Dat Martinet een brug wilde

slaan blijkt ook uit het gesprek ‘over de bosschen en boomen onzes

vaderlands.’ De leraar en leerling nemen de weg die van het dorp

Eerbeek naar boven gaat en op een hoog punt aangekomen, bewon-

deren zij eerst het uitzicht over de ‘Veluwse Bergen.’ Daarna moet de

jongen zich omdraaien om van het uitzicht aan de andere kant te

genieten. De leraar wijst hem alles aan: Zutphen en de omliggende

dorpen, de papiermolens, hooi-, rogge- en boekweitvelden, huizen,

kortom de bewoonde wereld. Vervolgens gaan zij zitten om de beide

uitzichten nog een op meer filosofische manier met elkaar te verge -

lijken. Wijzend op de Veluwe en op Zutphen zegt de leraar: ‘Maak nu

een denkbeeld van den vroegen staat onzes Vaderlands en vergelijk

er bij den tegenwoordigen. Oudstijds bestondt hetzelve uit woeste

bosschen, schorren, en verdronken landen: nu ziet gij het in een

paradijs verkeerd.’

De Veluwe als oertijd van het vaderland – het was een origineel idee;

deze historische dimensie zou een nationaal sentiment kunnen op -

roepen. Maar zo snel ging het niet. De achttiende-eeuwse Hollanders

lieten zich niet gemakkelijk afbrengen van de eeuwenoude overtuiging

dat hun geschiedenis begon met de Batavieren, een redelijk

beschaafd volk, naar men dacht, dat de grond bewerkte en hutten

bouwde. Bovendien was men sterk gehecht aan het exclusieve beeld

van het ‘vaderlands’ landschap als een zelf geschapen paradijs. Dit

alles veranderde omstreeks 1800 met de opkomst van de Germaanse

oudheidkunde, een nieuwe tak van archeologie die uitging van

bodemvondsten in plaats van schriftelijke overlevering. De aandacht

van de onderzoekers richtte zich op hunebedden, terpen en wierden.

Langzaam maar zeker brak het besef door dat Nederland wel degelijk

een uiterst primitief, pre historisch tijdperk had gekend. Dit nieuwe

archeologisch onderzoek werd vanuit de overheid ondersteund met

de oprichting van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden in 1818,

dus kort na de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden. De

nationale saamhorigheid werd nu van hogerhand gestimuleerd,

zo’n prestigieuze instelling kon daarbij goede diensten bewijzen.

In dit kader van Germaanse oudheidkunde en culturele natievorming

begon zich halverwege de negentiende eeuw een meer dan lokale

belangstelling voor het ‘kale’ gedeelte van de Veluwe te ontwikkelen.

Voor een belangrijk deel was dit te danken aan Heinrich Gottfried

Haasloop Werner, een van de pioniers van het archeologisch onder-

zoek op de Veluwe. Geboren in Kleef in 1792, vestigde hij zich na een

succesvolle carrière als militair in 1842 in Elburg, op het landgoed

Hare van zijn schoonouders. Nog datzelfde jaar publiceerde hij in de

Geldersche Volks-Almanak het eerste van een lange reeks artikelen

over Veluwse oudheden en volksgebruiken. Uren en dagen heeft

Haasloop Werner hiervoor rondgezworven, zo lezen we in zijn

Veluwse wandelingen (1845 en 1852), op zoek naar oude ‘gedenk -

stukken van vroegere volkeren’. Zijn verzameling potscherven, stenen

bijlen en andere Veluwse ‘oudheden’ ging na zijn dood in 1864 als

nationaal erfgoed naar het Rijksmuseum van Oudheden.

Haasloop Werner wandelde niet altijd alleen, op sommige tochten

werd hij vergezeld door de predikant en filantroop Ottho Gerhard

Heldring (1804-1876), die al evenzeer bezield was door de wens

om ‘nieuw licht op de vaderlandsche geschiedenis te werpen.’

Heldring vond dat wandelen overigens geen onverdeeld genoegen.

‘Verschrikkelijk’, schrijft hij, ‘die eeuwige vlakten, waar men uren

doolt en geene hut vindt.’ Haasloop Werner daarentegen, die als

militair wel wat gewend was, deelt nuchter mee: ‘de Veluwe, vroeger

door wilde dieren als wolven, beeren en zwijnen bevolkt, door

roovers en landloopers onveilig gemaakt, kan nu zonder eenig

gevaar worden bereisd.’ Dat er zelden ‘vreemdelingen’ naar de

Veluwe kwamen was volgens hem te wijten aan ‘hare verwijderde

ligging van de groote communicatiewegen.’ Misschien dat zijn

40 > Beelden van de Veluwe

De lege Veluwefoto Jeroen Musch

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 40

Page 41: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

geruste gemoed Haasloop Werner ook ontvankelijk

heeft gemaakt voor de schoonheid van het Veluwse

landschap zoals het was, ‘stout en wild’, zo oer als

op de eerste dag van de schepping. Hij wist er

lyrische beschrijvingen van te geven (ook in dit

opzicht was Haasloop Werner een pionier), maar

het liefst had hij dat Nederlanders van elders zelf

kwamen zien: ‘hoe schoon, hoe schilderachtig vele

dorpen en gehuchten dáár zijn gelegen; hoe ongelijk

en golvend er de grond is [...] hij zal verbaasd staan

over die uitgestrekte heide [...] en niet zonder be-

langstelling zal hij die eeuwenheugende wouden

aanstaren, die zich als ware het nog in hun oor-

spronkelijken natuur staat bevinden. En hoe vele

boeijende overleve ringen zijn niet verbonden aan

dien belangwekkenden bodem; hoe vele herinnerin-

gen uit lang vervlogen dagen doemen dáár op voor

onze verbeelding.’

Anders dan Martinet honderd jaar terug, was

Haasloop Werner geen roepende in de woestijn. Zijn

beeld van de Veluwe als een schilderachtig herinne-

ringslandschap komt niet alleen terug bij literatoren

als de Rotterdammer Jacobus Craandijk (1834-1912)

en de Haarlemmer Frederik van Eeden senior (1829-

1901), maar ook bij de Utrechtse landschapschilder

schilder Johannes Warnardus Bilders (1811-1890), die

jarenlang in Oosterbeek heeft gewoond. Schilderend

in het bos- en heidegebied rondom Wolfheze, met

zijn eeuwenoude ‘Wodans eiken’, voelde Bilders zich

eeuwen teruggezet in de tijd. In Bilders’ kielzog

kwam ’s zomers ook de jongere generatie landschap-

schilders vanuit Den Haag, Amsterdam of elders in

Holland naar Oosterbeek, om in het ongekunstelde

Veluwse landschap nieuwe inspiratie op te doen.

Onder hen bevonden zich Gerard Bilders, Willem

Roelofs, Anton Mauve, Jacob Maris, later beroemd

geworden als schilders van de Haagse School. Het

idee van herinneringslandschap hoefde voor deze

unstenaars niet meer, zij hadden genoeg aan de

schilderachtigheid van de Veluwe. Die schilderden zij

dan ook van een ongekende natuurgetrouwheid en

intensiteit. Dat de woeste Veluwe eindelijk, tegen het

einde van de negentiende eeuw, naast de polders

een volwaardige plaats in het algemene beeld van

het Nederlandse landschap heeft gekregen, is in

belangrijke mate aan deze landschapschilders te

danken. Juist toen de materiële communicatiewegen

werden verbeterd hebben zij een emotionele

verbinding tussen Oost en West tot stand gebracht.

Echter, de grondontginning was inmiddels in gang

gezet (het oerbos Beekbergerwoud was 1880 geheel

gekapt), en zou ongetwijfeld op grote schaal zijn

doorgezet als niet het echtpaar Kröller-Müller, en

na hen de Stichting Hoge Veluwe, zich over grote

gebieden hadden ontfermd. <

41

De overkant

Aan de overkant van deze straat,

aan de overkant van deze brede straat,

daar is heel wat méér te doen:

een terras is daar, en een plantsoen.

’t Licht voor voetgangers dat springt op groen,

het beschijnt een lopend mannetje in groen,

en dat sein geldt ook voor mij:

oude heer, het zebrapad is vrij.

Alle mensen lopen me voorbij,

links en rechts gaan hele rijen me voorbij.

Mij is de afstand veel te groot:

na vijf stappen staat het licht op rood.

Als je doorloopt, ben je als de dood,

want uit tijdsbesparing rijden ze je dood.

’t Is voor mij allang te laat

voor de overkant van deze straat.

Willem Wilmink, Verzamelde liedjes en gedichten, Bert Bakker 2006

SELECTIE VAN LITERATUUR:

C. Bruin, Kleefsche Arkadia, 1716De Veluwe. Een wandeling van O.G. Heldring en R.H. Graadt Jonckers, Arnhem 1841Wandelingen over de Veluwe van O. G. Heldring, predikant te Hemmen en G. Haasloop Werner, gepens. Kapitein te Elburg, ‘ten voordele der school teHoenderloo’, Arnhem 1845J. Craandijk, ‘Twee dagen op de Veluwe’ in: Wandelingen door Nederland, Haarlem 1880F. van Eeden sr., ‘Herinneringen aan de Veluwe’ in: Album der Natuur 29 (1880)A. van der Woud, De Bataafse hut. Verschuivingen in hetbeeld van de geschiedenis (1750-1850), Amsterdam 1990V. Hefting, Schilders in Oosterbeek, Zutphen 1981R. de Leeuw e.a. (red.), De Haagse School, Den Haag 1983

Een heel andere toonzetting en een ander soort overkant vind je in

Willem Wilminks gedicht De overkant: Aan de overkant van deze straat,

Aan de overkant van deze brede straat, Daar is heel wat méér te doen: Een terras

is daar, en een plantsoen. Toch gaat het over hetzelfde: het onbereikbare

land aan de overzijde. ’t Is voor mij allang te laat voor de overkant van

deze straat.

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 41

Page 42: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

42

Ilya Kabakov, Wortlos (2 delen), 1999, grens Gramsbergen- Laar (D)foto Ingrid Oosterheerd

Grenzen scheiden,liefde verbindtDOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 42

Page 43: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

43

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 43

Page 44: OOST 1-2009

Het beste is om van niets te weten. Het dijkje

op te wandelen, het platgetreden gras

tussen het hoge riet te volgen om dan plots

tegenover dat bijzondere kunstwerk te staan.

Het woord ‘beeld’ klinkt al te massief voor

deze driedimensionale tekening van gelast

dun draadwerk en lege ruimte. Je kijkt er

gewoon recht door heen en ziet dan de

Vecht, meanderend door de weilanden. Er

tekent zich een vrouwenfiguur af, met een

‘kanten kraag’ zoals je die op oude schilderijen

ziet. In waardige houding zit ze op een zetel.

Maar waarom volgt haar blik niet de loop

van het riviertje richting horizon? Met haar

meekijkend, ontdek je aan de overkant

ineens nog zo’n draadfiguur. We zijn er nu

toch en hebben de tijd. Na een wandel-

tochtje door het gehuchtje Laar, blijkt de

draadfiguur op de andere oever een man te

zijn. Hij draagt een baret met veer op het

hoofd en net als zij zetelt hij op zijn stoel van

draadwerk alsof het een troon is. Hij staart

naar de vrouw aan de overkant. Als de twee

koningskinderen uit het middeleeuwse lied:

‘Sy hadden malkander soo lief; Sy konden

bijeen niet komen, Het water was veel te diep.’

Als geen ander kent Ilya Kabakov het thema

van de overkant. Rus van geboorte (1933,

Dnepropetrovsk), vertrok hij midden jaren

tachtig naar het westen en woont nu aan de

overkant van de Atlantische Oceaan in New

York. Begonnen als illustrator van kinder-

boeken ontwikkelde hij zich tot één van de

belangrijkste na-oorlogse Russische kunste-

naars. Hij tekent, schildert, maakt albums en

bouwt wereldwijd omvangrijke installaties.

Zijn werk waaruit een scherpe blik én gevoel

voor humor spreekt, gaat eigenlijk altijd over

communicatie en menselijke onmacht.

De plek die Ilya en zijn vrouw Emilia

Kabakov voor hun kunstwerk kozen, ligt in

de grensstreek. Daar waar de Vecht Neder-

land binnenstroomt bij het Duitse Laar en

niet ver van het Overijsselse Gramsbergen.

Een landelijk en kalm gebied, maar met een

bewogen geschiedenis. Al vanaf de mid-

deleeuwen is er met de grens heen en weer

geschoven, dikwijls met het nodige wapen-

gekletter. Kabakovs vrouwenfiguur staat op

Nederlands grondgebied, de man op Duitse

bodem. ‘Grenzen scheiden, liefde verbindt’,

zei Kabakov en gaf zijn kunstwerk de

veelzeggende titel Wortlos.

Het is één van de zestien kunstwerken,

opgeleverd in het jaar 2000 van Kunstwegen.

Een project in bovengenoemde grensstreek,

waarvoor befaamde curatoren als Jan Hoet,

Saskia Bos, Harald Szeeman en Zdenik Felix

internationaal bekende kunstenaars

voorstelden. Het gelijknamige boek waarin

ze allemaal staan vermeld, is een mooi

sprookjesboek. Het beschrijft een (fiets-)route

van wel 150 kilometer van het Duitse plaats -

je Nordhorn, niet ver van de grens, west-

waarts naar Zwolle. Het geeft, in het Duits en

Nederlands, uitgebreid en wetenswaardig in-

formatie over cultuur, kunst en natuur in dit

gebied. Een plek op aarde waar altijd de zon

schijnt, met enkel zomersgroene bossen en

velden en alleen maar pittoreske gebouwen.

Geen woord noch beeld over gure maartse

hagelbuien. Of over het feit dat hoog in de

bomen van het Gramsberger bosje, waar

we het gevoelige vliegerkunstwerk van de

Chinese kunstenaar Cai Guo-Giang (1957,

Quanzhou) zochten, ook een enorme kolonie

grote zwarte vogels woont – en we hadden

al ondervonden dat het een geliefd honden -

uitlaatbosje is. Ook niets over het fenomeen

dat al die schilderachtige huizen, boerderijen

en gebouwen zijn gefotografeerd met de rug

naar veel doodgewone lelijkheid: een rom-

melig bedrijventerrein, een boerderette of

droefgeestig flatgebouw van vier verdiepin-

gen. Om maar te zwijgen over die gekke

paaltjes met bedrading rond het kunstwerk

van de Kabakovs. Ongetwijfeld goedbedoeld,

riep het onvervaard de kunstbeschermer in

ons wakker, vandalistische neigingen incluis:

‘Ruk die paaltjes uit de grond!’

Iemand die de harde werkelijkheid zeker niet

de rug toekeert, is de maker van het

geheimzinnige gebouwtje rechts naast de

Eldenseweg, richting Nelson Mandelabrug

in Arnhem. De titel zegt het al: Double View.

En hoewel Rob Sweere in veel van zijn

prachtige SilentSKYprojects de blik van de

beschouwer-deelnemers hemelwaarts richt,

heeft hij hier voor een heel aards uitzicht

gekozen. Was bij Kabakov de trucage van de

toeristische idylle voor het beeld gekropen,

bij Double View ging m’n eigen fantasie op

de loop. ‘Als ik een zwerver was, zocht ik

hier m’n toevlucht… toch heel wat beter dan

onder de rododendrons in Sonsbeekpark’, >

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

44

Ilya Kabakov, ontwerptekening Wortlos, 1999

Ook de kunst houdt van de overkant: daar waar jezelf niet bent, en uitzicht op hebt vanaf een tijdelijken onbepaald niemands land. Aan de oever van eenrivier, een snelweg, of een grensstreek.

Drie kunstenaars en de overkant

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 44

Page 45: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

45

Rob Sweere, Double View (aluminium golfplaten, grasdak, stalen basis), Arnhem, 2008foto Roel Elbers

Rob Sweere, uitzicht Double View, Arnhem

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:21 Pagina 45

Page 46: OOST 1-2009

had ik in het voorbijgaan in schemerdonker gedacht. Maar bij nadere beschouwing

blijkt dat helemaal niet te kunnen. Naïef ook, achteraf. Dat zou geen overheids -

commissie ooit goed vinden. Stel je voor, wat er allemaal wel niet. En die horizon-

tale opening doet toch ook wel heel sterk denken aan schietgaten van bunkers.

Nadat er al een paar keer medeweggebruikers aan de bumper hingen, wild

gebarend en claxonerend, besloot ik een OV-fiets te huren. Het geheimzinnig

gebouwtje, strak en helder vormgegeven, blijkt een hybride object: beeld,

bouwwerkje en uitkijkpost tegelijk. Ga je het trapje op, dan belandt je hoofd

op een plek waar je door een opmerkelijk smal en verticaal uitgesneden opening,

circa 20 bij 400 centimeter, zicht hebt op een kaarsrechte waterloop waarnaast

de nieuwbouwwijk van Malburgen ver -rijst. Draai je een half pirouetje dan krijg je

een even smal, maar horizontaal uitzicht over de autoweg heen op het polder-

landschap van Meinerswijk. En als je het hoofd nog wat naar rechts draait, dan

volgt je blik vanzelf diezelfde weg en zie je de stadsrand van Arnhem aan de

overzijde van de Rijn. Als toeristisch fotograaf zou je hier toch hele rare toeren uit

moeten halen om een romantisch vergezicht van enkel water en struweel te

creëren. Auto’s, bussen, verkeers borden, vangrail, de bovendraden en palen van

de trolleybus: alleen fotoshoppen biedt nog redding. Zoals een vogeluitkijkpost

met houten balkwerk en dito schutkleur zich als natuur vermomt, zo kreeg deze

observatiepost de camouflagekleuren en bijpassend materiaal van het stedelijk

landschap van verkeerswegen. De aluminium golfplaten voegen

zich wonderlijk naar de weersomstandigheden en variëren van loodgrijs tot licht-

stralend zilver. In tegenstelling tot de vogelaar echter, blijft hier de bespieder be-

spied. Hoofd en bovenlichaam mogen dan wel verdwenen zijn, benen en voeten

blijven zichtbaar voor de passerende fietser en automobilist, alsook voor de hier

vrij zeldzame wandelaar.

Die laatste treft men vaker, in mijmering verwijlend bij de diverse beelden, in de

tuin van het nabije Museum van Moderne Kunst. De plek stuurt de blik. Zou je in

een park aan het kunstwerk van Fortuyn / O’Brien zoetjes voorbij kuieren

– ‘Mooie boog, nu de klimrozen nog’ – in een museumtuin weet je dat er vast meer

aan de hand is. In elk geval is het al onmogelijk om er onderdoor te lopen. Even

transparant als Kabakovs Wortlos is hier nog subtieler en dubbelzinniger gebruik

gemaakt van de lege ruimte. De boog omvat een blauw, kozijnachtig frame met een

doorzichtige plaat kunststof met daarin nog een perspectivisch doordachte opening.

Het object staat strategisch opgesteld: ‘Ach, kom toch eens kijken, wat een uitzicht!’

Je kunt er natuurlijk ook gewoon naast kijken, maar dit kunstwerk lijst het uitzicht

voor je in. Het maakt het vergezicht met de lagergelegen rivier tot schilderij. En

daar het museum blijkbaar al lang niet meer met een emmertje sop is rondgegaan,

heeft de tijd zijn werk mogen doen en is het schilderij fraai bemost geraakt.

The owl and the pussycat went to see luidt de poëtische titel van dit kunstwerk

naar het bijna gelijknamige gedicht van Edward Lear. Omstreeks 1965 com-

poneerde Igor Stravinsky, hij was toen 84 jaar, bij dit slaapliedje voor kinderen

een kort muziekstuk voor sopraan en piano. Het was bestemd voor zijn vrouw

voor wie dit het eerste Engelse gedicht was dat zij uit haar hoofd leerde. Het ver-

schil schuilt in de letter ‘a’. Bij Lear gaan de uil en de poes niet op stap om eens

een kijkje te nemen. ‘They went to sea.’ Ze zeilen weg in een bootje, trouwen en

leven vast lang en gelukkig, want op het eind dansen ze in het maanlicht. ‘The

moon, the moon, They danced by the light of the moon.’ Kabakov zei het al. <

www.kunstwegen.org; www.vechtdalvvv.nl; www.robsweere.nl; www.nonsenselit.org/lear/ns/pussy.html

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

46

Fortuyn/O’Brien, The owl and the pussycat went to see (metaal, hout, perspex), 1986,

beeldentuin Museum voor Moderne Kunst Arnhemfoto Marie-José van Beckhoven

> Drie kunstenaars en de overkant

Rob Sweere, STYX, Lent, 2008foto’s Rob Sweere

Rob Sweere, Silent SKYproject#1, Winkelcentrum Kronenburg Arnhem, 22 juni 2004,

10.30 – 11.00 uur

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:22 Pagina 46

Page 47: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

09

47

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:22 Pagina 47

Page 48: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

48

Hollandse kunstenaars hebben van oudsher graag hun schetsboeken meegenomen om de steden in het

verre Gelderland en Overijssel vast te leggen. Van de overzijde van de rivier tekende de contour van de

stad zich het mooist af tegen het Oost-Nederlandse zwerk. Deze schilderijen behoren tot de parels van

het Nederlandse kunstbezit. In elke aflevering van OOST beschrijft Esther Dieltjes zo’n parel. Hoe was

het vroeger en hoe is het nu? Gezicht op

Arnhemvanuit het zuidwesten: anno 1643 en 2009

Arnhem aan de rivierfoto Arnhem/Gerard van Bree, VVB fotografie

DOOR ESTHER DIELTJES

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:22 Pagina 48

Page 49: OOST 1-2009

oo

st0

KT

OB

ER

20

09

Op Hollandse kunstenaars maakte het heuvelachtige

en bosrijke Gelderland een uitheemse indruk. De

route langs de Rijn naar het Kleefse land werd dan

ook druk bewandeld. Ook Arnhem was vanwege haar

ligging al in de Gouden Eeuw een geliefd motief.

Vele malen werd de Gelderse hoofdstad vastgelegd,

vaak vanaf de splitsing tussen Bovenover en Onder-

langs. Zo zag men haar als het ware beneden liggen

met rechts de slingerende Rijn en in de voorgrond de

beboste heuvels. Arnhem kende omstreeks 1650 een

kortstondige economische bloeiperiode en telde zo’n

6.500 inwoners. Door toedoen van prins Maurits was

de stad bovendien tot een vesting getransformeerd.

Kenmerkend waren de bastions in de stadswal met

daarvoor een serie verdedigingswerken.

Een grote meester als Jan van Goyen (1596-1656)

koos Arnhem als uitgangspunt voor ruim twintig

schilderijen. Deze kenmerken zich door horizontale,

weloverwogen composities en grootse, bijna lyrische

wolkenluchten. Hij schilderde de stad gezien vanaf de

Utrechtseweg, de Rijn en vanuit de Betuwe, altijd in

goudbruine of grijsgroene tonen. De talloze krijt-

tekeningen die de fervente tekenaar maakte tijdens

zijn zomerse wandelingen en boottochtjes langs de

Veluwezoom dienden als inspiratiebron. Wanneer hij

in zijn Haagse atelier deze vlotte impressies verwerkte,

liet hij zijn fantasie de vrije loop. Van Goyen streefde

in zijn schilderijen naar een zuivere uitbeelding van

licht, lucht en ruimte. Hierin wilde hij de stemming

en schoonheid van het landschap weergeven,

topografische juistheid was niet zijn streven. Ter wille

van de compositie werd wel eens een kerk verhoogd,

verplaatst of zelfs helemaal weggelaten.

Ook het mooie atmosferische stadsgezicht van

Arnhem uit 1643 is geen exacte weergave van de

werkelijkheid. Op een bijzonder rond paneel toont

het de stad onder een indrukwekkende wolkenlucht,

geschilderd in warme tinten met losse, lichte toetsen.

In de voorgrond zijn figuren bezig op de kade en in

de boten op het water. Daarachter ligt de stad met

prominent in het midden de gotische Eusebiuskerk.

Van Goyen toont de situatie van voor 1650, toen de

toren verhoogd werd tot 97 meter. Als hoogste

gebouw in de wijde omgeving kwam de Eusebius -

kerk op veel beeltenissen voor. Links schilderde Van

Goyen de St. Janskerk. Deze deels romaanse, deels

gotische kerk raakte in de achttiende en negentiende

eeuw in verval en werd daarom geheel afgebroken.

Alleen namen als Jansplaats en Jansplein herinneren

nu nog aan wat ooit het pronkstuk was van de

Commanderij van Sint Jan.

Anno 2009 ziet Arnhem er vanuit het zuidwesten

totaal anders uit. De meeste oude kerken en

gasthuizen, die Van Goyen in 1643 schilderde, zijn in

de negentiende eeuw afgebroken. De Eusebiuskerk

heeft door verbouwingen en restauraties een ander

aanzien. In 1829 werd de sloop van de binnenwal,

de stadsmuren en de poorten ingezet, alleen de

Sabelspoort bleef over. De buitenste verdedigings -

werken van de stad werden veranderd in wandel-

promenades. Ten zuiden van Arnhem zorgde een

schipbrug sinds 1603 voor een snellere oversteek

van de Rijn. Nu zijn er de John Frostbrug, Nelson

Mandelabrug en de Pleybrug. Deze verbinden de

binnenstad sinds decennia met Arnhem-Zuid.

Naast de negentiende-eeuwse moderniseringen is

uiteraard ook de Slag om Arnhem in 1944 beeld-

bepalend geweest. De stadskern werd grotendeels

verwoest, waarna Arnhem in de jaren vijftig een

metamorfose onderging. Tegenwoordig moet de

Eusebiustoren zijn prominente positie als baken in

de skyline delen met het pasgebouwde stadskantoor

aan de Eusebiusbuitensingel en meer nog met de

kantoortorens bij het Centraal Station. Huidige

plannen als de Rijnboog zullen Arnhem in de nabije

toekomst wederom een geheel nieuw aangezicht

geven.

Edwin Verdurmen, directeur CASA: “De Nederrijn heeft

het landschap bij Arnhem gevormd tot wat het van-

daag de dag is. Het water markeert de ontmoeting

tussen verschillende sferen en landschappen. De lome,

brede uiterwaarden van de Betuwe versus de steil

oprijzende stuwwal van het Veluwe - massief. Het

traag stromende water versus het snel verkeer over de

stadsbruggen. Het contrast tussen stad en landschap,

cultuur en natuur, silhouet en horizon.

Maar wat heeft Arnhem vandaag de dag met zijn

rivier? Blijft de rol van het water beperkt tot een

mooi uitzicht vanuit het stadsappartement of liggen

er kansen voor lokaal creatief ondernemerschap, voor

diversiteit en subculturen, voor mijmeren, dwalen en

ontdekken? Het water in de uiterwaarden schept en

overspoelt, biedt kansen en staat toe. Dit vraagt om

een gepaste wijze van gebruik. Niet hard en stug,

maar flexibel, licht en veranderlijk als de rivier.” <

49

Jan Josefsz. van Goyen,

Gezicht op Arnhem vanuit het zuidwesten, 1643foto Instituut Collectie Nederland

3485 OOSTbinnenwerk-overkantNW vdef 03-09-2009 13:22 Pagina 49

Page 50: OOST 1-2009

50

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Winterswijk

We kennen Winterswijk natuurlijk van de Scholtenboeren. Die ‘soort van adel’ die lang de

dienst uitmaakte in de regio en met hun Scholtengoederen – imposante erven met grote

statige boerderijen, tal van bijgebouwen en een stoere beplanting – het landschap nog

steeds een voornaam aanzien geven. Of we kennen Winterswijk van het coulisselandschap

van heggen, hout wallen en hakhoutbosjes, van de beken die door het oude landschap

van plateaus, zandruggen, essen, kampen snijden – slingerende beekdalen, kleinschalig

en gevarieerd, met om de zoveel meter een verrassend gezicht. Of anders wel van de

kleine gehuchtjes rondom Winterswijk, zoals Miste, of Meddo, klonten van boerderijen

en een enkele woning op zo’n plateau. Tezamen vormen ze een krans, ver weg in de

Achter hoek, dicht bij de Duitse grens. Een Nationaal Landschap is het, een boeren -

landschap, van zeldzame schoonheid.

Maar de plaats zelf? Het stadje dat steeds maar geen stadsrechten kreeg omdat het de

moeite niet waard was? Lang was het niet meer dan een kruispunt van drie wegen die bij

de grote Jacobskerk bijeen kwamen – dezelfde kerk die Piet Mondriaan later inspireerde

tot zijn ‘gezicht’. Heel langzaam werd het meer. Met textiel die via de thuis -wevers ook

hier tot verdere ontplooiing kwam. De Willinks – als familie al in de achttiende eeuw actief

als linnenreder – raakten aangetrouwd met de Twentse familie Ten Cate en toen was het

hek van de dam. In fabrieken als de Batavier en de Witstroom ratelden in de tweede helft

van de negentiende eeuw vele tientallen weefgetouwen. Er werden onder andere sarongs

gemaakt voor Nederlands-Indië. Het bekendste is de Tricot, een klein fabriekje in 1887

dat uitgroeide tot een industrieel complex waar jaren later meer dan 1.100 arbeiders

werkten. Tricootje – een ander woord voor ondergoed – werd een begrip, een imperium.

De provincies Gelderland en Overijssel hebben een bevolking van zo’n drie miljoen mensen, en een groot

deel van hen woont in de steden. Deze steden vormen van oudsher een markant onderdeel van de

ruimtelijke inrichting, met een eigen schoonheid, traditie, en stedenbouwkundige problematiek. Wat

onderscheidt de steden van het oosten? Welke oplossingen worden gevonden voor de problemen die zich

voordoen, en in hoeverre zijn goede bedoelingen terug te vinden in het resultaat? Stadsdossier (1)

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 50

Page 51: OOST 1-2009

51o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

Revolutionaire betonskeletbouw deed zijn intrede in Winterswijk. Jan Will ink van de

Batavier deed ook in spoorlijnen – dat was in die tijd iets van particulier initiatief. Willink

wilde het geïsoleerde plaatsje voorzien van goede verbindingen met het westen van het

land maar ook met het zich snel ontwikkelende Ruhrgebied in Duitsland. Hij slaagde

daarin en realiseerde drie li jnen die rond 1880 werden geopend. Enkele jaren later

kwamen daar als inbreng van anderen nog twee lijnen bij en zo lagen er aan het eind van

de negentiende eeuw maar liefst vijf lijnen en was Winterswijk een internationaal station.

Inmiddels is Winterswijk een dorps stadje als vele anderen, met zijn uitbreidingen en

winkelstraten vol reclame. Natuurlijk is er nog de Jacobskerk, een rots in de branding. Van

de betonfabrieken van De Tricot kon een deel ternauwernood worden gered van de

slopers hamer. En zo zijn er nog wat authentieke situaties: nauwe gangetjes die je van de

winkelstraten zomaar naar groene weiden leiden. Een holte, noemt Ad Habets zo’n weide.

Hij ging in dit eerste Stadsdossier van oost op reportage, nam een kijkje bij enkele

nieuwbouwprojecten en werd vooral geraakt door de bomen. Hij trof er ‘schaduwrijk

lover’, maar ook ‘kitschbomen’ en ‘schraalhanzen’.

Mark Hendriks sprak met Andries Geerse, de stadsbouwmeester die in tal van nieuwe

projecten ‘interactieve’ stedenbouw op minuscule schaal probeert te bedrijven. ‘Je moet

het lot van een gemeente niet in de handen van slechts een buitenstaander leggen.’HARRY HARSEMA

(Bron: Cultuurhistorische routes in Nederland. nr. 60, Winterswijk. RACM)

Gezicht op Winterswijk zoals ook Piet Mondriaan het schilderde in 1898.

Het Mondriaanraam is een kunstwerk van Vic Hulshof en Bert Nijman uit 1996,

gebaseerd op een werk van Piet Mondriaan uit 1922, Compositie in blauw, geel en rood

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 51

Page 52: OOST 1-2009

52

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

foto Ewoud van Arkel

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 52

Page 53: OOST 1-2009

53o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

Mondriaan

In 1898 en 1899 is Piet Mondriaan regelmatig in

Winters wijk. Hij heeft zijn studie aan de Rijksacade-

mie voor Beeldende Kunst in Amsterdam voltooid

maar krijgt weinig opdrachten. Tijdens een reis naar

Engeland loopt hij longontsteking op, dezelfde

ziekte waaraan hij op 71-jarige leeftijd zou overlijden.

Voor herstel verblijft hij enige maanden in zijn ouder-

lijk huis aan de Zonnebrink. Het is nog winter en

vanachter het raam tekent en schildert hij een serie

gezichten op het dorp. Meest opmerkelijk is een

gouache die de Jacobskerk toont in het midden van

het blad, maar gezien door een dicht takkenbos.

Ruim driekwart van het doek is doortrokken van dit

op het eerste gezicht grillig kronkelend, maar bij

nader inzien boogvormig rond de kerk gecon-

strueerde vlechtwerk van takken. In de haag op de

voorgrond lichten vogels op. De schildering is een

‘hemelgewelf ’ van takken, dat de kerk in het

centrum plaatst en zinspeelt op het interieur met

zijn spitsbogen. Het doet denken aan Van Goghs

‘Hervormde Kerk te Nuenen’. Zelfde concept, andere

compositie. Dat dit beeld voor Mondriaan meer is

dan een toevallig tafereeltje vanuit zijn slaapkamer

blijkt uit de versregels die hij erbij schrijft. Zij laten

het takkenbos op Bijbelse wijze spreken:

Bomen van WinterswijkDOOR AD HABETS

Gezicht op de Jacobskerk, Winterswijk, Piet Mondriaan, 1898Collectie Ver. Het Museum/Stg. Mondriaan Winterswijk, foto Vic Hulshof

foto

gem

eent

e W

inte

rsw

ijk

Vindt Mondriaan de schildering niet sterk genoeg om

het te kunnen stellen zonder verbale onderstreping?

Zeker is dat hij zijn onderwerp niet zomaar kiest en

naschildert, maar het diep doorvoelt en op papier

opnieuw componeert. De gouache is te zien in

streekmuseum Freriks. De Winterswijkse historicus

Wim Scholtz wijst dit werk aan als startpunt van

Mondriaans weg naar abstractie. Die verloopt via

steeds verdere stilering van een beperkt aantal

motieven, waaronder de boom en de (kerk)toren.

Mondriaan is één van de ‘unique selling points’ van

Winterswijk waar in het belang van Winterswijk meer mee

gedaan kan worden. Deze zin staat in een recente nota

aan B en W Winterswijk over de toekomst van het

noodlijdende streekmuseum Freriks. Dit is handels-

jargon. Mondriaan is een merk geworden, dat je er-

gens op kunt plakken zodat het beter verkoopt, een

huidcrème, een T-shirt of een dorp, dat maakt niet

uit. De schilder heeft het er natuurlijk ook naar

gemaakt. Als je schildert tot het niets meer voorstelt,

moet je niet raar staan kijken als je kleurcomposities

door de warenmarkt worden gepikt en opduiken als

theedoek of vlaggetje van de VVV Winterswijk/ >

- En de takjes van de jonge boompjes

jubelden op

tot ze samenkwamen met die reeds in rust

van de grijze lucht

neerhingen van de groote bomen

en daaronder

de zwijgende groene vlakte -

En de kerk rees hoog, boven ’t dorp uit.

M.

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 53

Page 54: OOST 1-2009

54

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Mondriaanland. Dit dorp doet aan citymarketing.

Het wil meer volk over de vloer.

Bomencultuur

Winterswijk is een dorp tussen de bomen. Dat is

vooral zichtbaar in de negen nevenkernen die in een

krans om het moederdorp liggen: Meddo, Huppel,

Henxel, Ratum, Brinkheurne, Kotten, Woold,

Miste en Corle. Ze zijn ingebed in een kleinschalig

coulisselandschap met zwaar geboomte, beken en

watermolens, zoals zich dat alleen nog in enkele

uithoeken van Nederland heeft kunnen handhaven.

Vanwege die zeldzaamheid wordt de omgeving van

Winterswijk sinds 2007 beschermd als Nationaal

Landschap. Dat heeft ook een keerzijde.

Wim Scholtz, die betrokken is bij vrijwel iedere actie

tot behoud van cultureel erfgoed, denkt dat Winters -

wijk zó verwend is met bomen buiten het dorp, dat aan

de bomen in het dorp onverschilligheid ten deel valt.

Daar zit wat in. Er zijn genoeg dorpen waar pas bij

verlies van het laatste oude huis stemmen opgaan

tegen sloop. Het lijkt wel of men eerst iets moet

missen voordat men het als waardevol ziet. Daarom

is het goed als een dorp zijn gratiën kent en

cultiveert. Het zou Winterswijk ten goede komen

als het zijn karakter van bomendorp juist verder zou

ontwikkelen. Daarin past ook de schilder (niet het

merk) Mondriaan. Hij maakte hier zijn vroegste

werk: dorpsgezichten en bomen van Winterswijk.

Dat zal nog niet meevallen. Het gezicht van Winters -

wijk is geschonden door lelijke uitbreidingen, brutale

verkeerswerken en vooral door veel sloop. De straten

van de dorpskern zijn aangevreten door winkelpuien

en opdringerige middenstandsreclames. Gerrit

Komrij, andere bekende Winterswijker, weet wel

waarom: ‘Omdat het dorp aan de Duitse grens ligt, is

’t één grutters bedrijf geworden. En om de grutters niet te

ontrieven haalden de socialisten elk stukje steen of hout dat

maar éven ouder dan vijfentwintig jaar leek, elk hoekje dat

nog warmte uitstraalde, elk muurtje dat een béétje naar

hoger beschaving rook schielijk neer. Want de grutters-

klanten kwamen van over de grenzen met hun auto’s,

en auto’s hadden plaats nodig. Auto’s dienen pal naast

de supermarkt te staan en geen meter verder. Daar hadden

de grutters aan het socialisme een goeie. Als ’t om parkeer-

plaatsen ging, bleef geen steen op de andere.’

De Wooldstraat en de Misterstraat zijn geheel in

gruttershanden. Het laatste dorpsschoon – een

waardige gevel, een grote boom – verdwijnt hier in

een zee van banaliteit. De Markt waar deze straten

samenkomen verterrast, zoals elk oud stadsplein

tegenwoordig zijn vrije ruimte inwisselt voor plastic

palmen in potten en betalende tafels en stoelen.

Deze Markt is trouwens niet echt een aangename

ruimte. Hij is zo groot dat er ook nog tientallen

auto’s op kunnen. Ze staan tot tegen de muren van

de Jacobskerk. Die ligt er verweesd bij sinds de

omringende bebouwing werd gesloopt. Nieuw

geplante kastanjes, die de terrassenplaatsen scheiden

van de parkeerplaatsen, lichten in stil protest hun

roosters uit het plaveisel. Bomen in openbaar gebied

hebben een lage levensverwachting. In dorpen staan

de oudste bomen in particuliere tuinen. Op straat

komt er al snel een moment dat ze in de weg staan en

worden gekapt.

Notaristuin

Op nog geen steenworp afstand van de Markt, achter

Meddosestraat, een van de winkelstraten richting de Marktfoto gemeente Winterswijk

Informele terreinen achter de winkelstraten, nabij de Marktfoto gemeente Winterswijk

Terras op de Markt met zicht op Jacobskerkfoto Ad Habets

Historische opname van de Notaristuinfoto gemeente Winterswijk

> Bomen van Winterswijk

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 54

Page 55: OOST 1-2009

55o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

de winkels van Misterstraat en Wooldstraat, liggen de resten van

een oude tuin, de Notaristuin. Hij biedt ontsnapping uit de drukke

winkelstraten. Je hoort er vogels. Het huis van de notaris bestaat niet

meer. De tuin wordt nu begrensd door lelijke nieuwbouwwoningen

en achteruitbouwen van winkels als de Hema. Er worden zelfs

auto’s geparkeerd. De tuin zelf ligt er nog best redelijk bij, maar de

beslotenheid ontbreekt. Er staat een tiental grote bomen en de

paden zijn schoon en begaanbaar. De gemeente wil er weer een

tuin van maken, dus de beslotenheid terugbrengen. Maar als je

de plannen leest wordt er gekapt, verhard, bebouwing toegevoegd,

verlichting geplaatst en horeca toegelaten. Minder groen en meer

reuring dus. Het zal de sfeer van de tuin geen goed doen. Een idee

uit de plannen is wel goed: een muur om de tuin en ’s avonds

afsluiten.

Aan de noordkant van de kerk ontspringen Winterswijks mooiste

straten. De schilderachtige Nieuwstraat en Lappenbrink waren

vroeger een buurt van thuiswevers. De Meddosestraat slingert

met een fraaie dubbele bocht noordwaarts tussen een gemengde

bebouwing van woningen en winkels. Hier geen filialen van grote

ketens, maar individuele neringen, waarvan de welvarendheid

soms twijfelachtig is, maar daardoor juist extra sympathiek. De

Meddosestraat zwenkt fraai ten einde, maar tussen dichtgetimmerde

panden. Het is te hopen dat ze stuk voor stuk worden opgeknapt of

vervangen door nieuwbouw met dezelfde graad van individualisme

als de huidige, anders dus dan de homogene seriebouw in het begin

van de straat. De nieuw geplante zuileikjes zijn misplaatst. Zij zullen

gelukkig snel afsterven in hun plantgat van twee tegels breed. In deze

straat horen geen bomen. Hij is al mooi genoeg door zijn verloop. >

Notaristuin achter de Hema, voelbaar door monumentale bomenfoto Ad Habets

LINKS

Huidige situatie Notaristuin en

omgeving

Andries Geerse stedenbouw-

kundige en gemeente Winters-

wijk, stedenbouwkundige

randvoorwaarden voor restau-

ratie en reconstructie Notaris-

tuin, 2008

foto’s gemeente Winterswijk

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 55

Page 56: OOST 1-2009

foto Ewoud van Arkel

56

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

foto Ewoud van Arkel

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 56

Page 57: OOST 1-2009

57o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

Door een gelukkig toeval is achter de Nieuwstraat nooit gebouwd. Er

ligt een grote open wei met een paar bomen en een beek die onder de

grond verdwijnt. Van daaruit zie je, bijna zoals Mondriaan honderd

jaar geleden, de kerk en de dorpskern liggen. Je moet wel oogkleppen

opzetten, want de karakterloze nieuwbouw is niet ver. Deze holte in

het dorp heet Scholtenbrug. Hij is vrij van bebouwing gebleven mede

dankzij de lage ligging langs de Wheme. Zulke dorpen zijn er niet

veel, met 23.000 inwoners en toch nog een authentiek silhouet. Het

wordt terecht gekoesterd.

Tricot

Als je de Meddosestraat uitkomt sta je voor een wat vervallen villa.

Hier woonde vroeger de familie Willink, eigenaren van drie stoom-

gedreven textielfabrieken, plaatselijk bekend als de Witstoom, de

Zwartstoom (of de Batavier) en de Breistoom (of Tricot). De Batavier

lag naast het ouderlijk huis van Mondriaan. Hij werd in 1982

gesloopt en vervangen door een deprimerend woning bouw complex.

De Tricotfabriek werd gebouwd in Willinks achtertuin door een

van de zonen, die uit Frankrijk een nieuwe machinale breimethode

meebracht en er ondergoed mee ging maken. Zijn fabriek groeide uit

tot meer dan duizend werknemers en werd een begrip in Nederland.

Een ‘tricotje’ was synoniem voor ondergoed. Het is nu nauwelijks

nog voorstelbaar dat Winterswijk tot ver na de oorlog werd beheerst

door textielfabrieken. Er is nog maar een fractie van over. Na 25 jaar

leegstand en dankzij de vasthoudendheid van actiegroepen staan

nu achter de villa enkele schitterende voorbeelden van fabrieks-

architectuur uit de negentiende en twintigste eeuw. >

Bocht in de Meddosestraat, met recent geplante zuileikenfoto Ad Habets

Andries Geerse stedenbouwkundige en gemeente Winterswijk, stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de her-

ontwikkeling van vijf locaties in Winterswijk: Spekende (1), Siloterrein (2), Notaristuin (3), Spoorhoek (4) en de

Spoorzone (5), 2008 foto gemeente Winterswijk

12

3

4

5

> Bomen van Winterswijk

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 57

Page 58: OOST 1-2009

58

n

e

> Bomen van Winterswijk

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

In de voormalige Spoelerij is een galerie gevestigd,

maar de verkoop van appartementen en bedrijfs-

ruimten wil niet erg vlotten. De gebouwen zijn stuk

voor stuk fraai gerestaureerd. Toch oogt het complex

als geheel steriel. Net zoals de Jacobskerk is het uit

zijn omgeving losgemaakt. De Spoelerij ligt erbij als

Sneeuwwitje in de glazen kist, mooi maar dood.

Eromheen een designerige tuin met strakke gazons

en rechte paden, open naar de drukke Groenloseweg.

Naast het gebouw boompjes in reuzenbloempotten

keurig op een rij. Monumentenzorg en de geest van

Mondriaan baarden een couveusekind.

Gemeentekantoor

Tegenover het treinstation van Winterswijk ligt de

grote garageloods van Mennink-Veldboom, een taxi -

bedrijf met Esso-tankstation. Daarnaast staat sinds

kort een kloek bakstenen gebouw, waarin de

gemeente haar ambtenaren heeft ondergebracht.

Het gemeentebestuur blijft gevestigd in het oude

Raadhuis. Het gebouw vormt de korte wand van een

toekomstig stationsplein dat is gedacht op de plaats

van het tankstation. De baksteen is een prachtige

bruine handvormsteen met gele nuancen, gemaakt

van klei uit de buurt bij de plaatselijke steenfabriek

De Vlijt. Hij is met zorg gemetseld. De ambtenaren

bevolken de eerste drie lagen. Erboven wordt

gewoond in grote kantelen. Dat is een novum, een

publiek gebouw met privé appartementen erop.

Bewoners is dan ook verboden de was buiten te

hangen. In de koppen van het blok zitten monumen-

tale openingen in de vorm van omgekeerde schiet-

gaten, de entrees. Zelfs de mezekouw is niet

vergeten. Het mag dan wat op een burcht lijken, de

ambtenaren zitten er onbeschut. Vanaf de straat kun

je op hun computerschermen meelezen. Leuk gebaar,

maar hoe lang houden ze dat vol?

Dat vraag je je ook af bij de zuileikjes (alweer), die

naast het gebouw zijn geplant. Anorexia is hot in

bomenland. Bolesdoorns, dakplatanen, zuiliepen en

leilinden, overal zie je deze schraalhanzen opduiken.

Ze zijn gekweekt om altijd slank te blijven en te

dienen als schaamgroen bij steenstapels. Ze zijn een

dorp onwaardig, zeker dit dorp met zijn landschap

van volle inheemse bomenpracht.

Het is wel duidelijk, de steenboeren hebben het hier

voor het zeggen. Een gewoon huis wordt in het

centrum niet meer gebouwd, het zijn altijd apparte-

menten, in meervoud. Het bestand aan oude bomen,

een van Winterswijks belangrijkste kapitaalgoederen,

gaat langzaam teloor. Er komen kitschbomen voor

terug.

Wie nu uit de trein stapt op eindstation Winterswijk,

moet nog even op de tanden bijten voor hij troost vindt

onder het schaduwrijke lover waarvoor hij kwam. <

De Architekten Cie., De Tricot (restauratie en hergebruik

voormalige Spoelerij en Wilhelmina fabriek), Wilhelmi-

nastraat/Groenloseweg, 2001-2005foto linksboven Allard van der Hoek

Gemeentekantoor aan

toekomstig stationsplein,

met erboven appartementenfoto’s Ad Habets

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:13 Pagina 58

Page 59: OOST 1-2009

59o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

Bestuurders in Winterswijk zien hem graag als de

stadsbouwmeester, Andries Geerse noemt zich liever

een stedenbouwer die de Achterhoekse stad adviseert

en bijstaat.

‘Het gevaar van het predicaat stadsbouwmeester is

dat veel gemeenten denken dat de komst van een

buitenstaander automatisch tot stedenbouwkundige

en architectonische verbeteringen leidt. Terwijl ik

vind dat je het lot van de stad niet in de handen van

slechts een buitenstaander moet leggen. De gehele

gemeentelijke organisatie moet streven naar

kwaliteit, ambtenaren en politici. Ik sta dus niet

vanaf de zijlijn plannen te becommentariëren, nee, ik

doe zelf mee. In Winterswijk begeleid ik nu achttien

projecten, in nauwe samenwerking met de

gemeente.’

Andries Geerse heeft een stedenbouwkundig bureau

in Rotterdam en werd twee jaar geleden door het

Winterswijkse college gevraagd mee te werken aan

een aantal omvangrijke initiatieven in de binnenstad.

Geerse was opgemerkt wegens zijn interactieve

aanpak van stedenbouwkundige vraagstukken, een

methode die hij eerder in Doetinchem toepaste.

‘Winterswijkers houden niet van plannen die van

bovenaf worden opgelegd. Dit komt omdat velen van

hen een eigen stukje grond bezitten, ook midden in

de stad. Hierdoor hebben ze een directe en intense

relatie met hoe de stad zich ontwikkelt. Daar moet je

in de plannenmakerij rekening mee houden.’

Bij aanvang stelde Geerse daarom voor de afgesloten

planningsmachine open te breken en voor elk project

driedaagse workshops te houden. Daarmee wil

Geerse de rijkdom aan kennis ontsluiten. ‘Bewoners,

ondernemers, kunstenaars, historische verenigin-

gen: er lopen genoeg mensen rond met goede ideeën

over het gebied. Die ideeën moet je een kans geven,

door mensen te mobiliseren in het planproces.

Bovendien leer je zo de verhalen achter een plek

kennen. Verhalen die je moet kennen voordat je aan

het ontwerpen slaat, voordat je aan het bouwen gaat.’

Tekenend en bouwend aan maquettes zijn inmiddels

voor vijf locaties plannen gemaakt – waarvan er twee

al in uitvoering zijn. Een project is de negentiende-

eeuwse notaristuin, vlakbij de markt. Over de

herinrichting van deze rommelige en sleetse plek is

tientallen jaren gediscussieerd. Door in de workshop

de dertig betrokken grondeigenaren te betrekken,

ligt er nu een breed gedragen herstelplan. ‘En het

mooie is dat rondom de tuin tien kleinere projecten

worden gestart, afwisselend van nieuwbouw tot

restauratie van oude panden’, vertelt Geerse.

‘Allemaal afzonderlijke ingrepen met verschillende

architecten, maar wel met de tuin als het centrale

bindmiddel. Dit is echt Winterswijks, dit is steden-

bouw op minuscule schaal.’

De workshops leveren posters op met stedenbouw -

kundige voorwaarden voor het betreffende project.

Volgens Geerse werkt dat vele malen beter dan dikke

boekwerken en rapporten. Bovendien worden de

posters officieel vastgesteld in de gemeenteraad.

Een bijkomend voordeel van de zeer interactieve

werkwijze is volgens Geerse dat initiatiefnemers hun

idee met hun stadgenoten moeten delen. ‘Toen ik

begon, was er een projectontwikkelaar die een toren

van zeventig meter wilde bouwen, in een historisch

stadje als Winterswijk een doodzonde. Normaal

gesproken zou zo’n ontwikkelaar de gemeente het

slechte nieuws laten brengen, maar wij hebben deze

ontwikkelaar het plan zelf laten toelichten. Je begrijpt

wel, dat plan heeft het bij de Winterswijkers niet

gehaald.’ Geerse vervolgt: ‘In die zin werken die

workshops heel zuiverend. De goede ideeën blijven

over, de slechte gaan eruit.’

Tot slot nog een zeer bijzonder kenmerk van de stad.

‘In Winterswijk heb je zeventig nauwe gangetjes,

waardoor je van de alledaagse winkelstraten naar

verborgen groene weiden wordt geleid. Het kan dan

zomaar gebeuren dat je het ene moment op de markt

staat en vijftig meter verder de schapen ziet grazen.’ <

Gesprek met stedenbouwkundig adviseur Andries Geerse

‘Stedenbouw op minuscule schaal, dat is echt Winterswijks’

Winterswijkers houden niet van plannen die van bovenaf worden opgelegd. Dit komt omdat velen van hen

een eigen stukje grond bezitten, ook midden in de stad. Hierdoor hebben ze een directe en intense

relatie met hoe de stad zich ontwikkelt. Daar moet je in de plannenmakerij rekening mee houden.’

DOOR MARK HENDRIKS

foto Christiaan Krouwels

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 59

Page 60: OOST 1-2009

60

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

‘Je moet even een stukje deze kant oplopen’, zegt de vrouw, ‘dan kun

je Olst nog beter zien.’ Zij en haar zoon bestieren een grote boerderij

in Welsum. Hun woonhuis, pal gelegen aan de IJsseldijk, deed

vroeger dienst als café De Brabandse Wagen. Het schild boven de

voordeur houdt de herinnering levend.

Ze wil mij een mooier uitzicht aanbevelen op Olst dat aan de andere

kant van de rivier ligt. De IJssel vormt de natuurlijke grens tussen

Overijssel en Gelderland, maar niet bij Welsum. Daar gaat de grens

dwars door mooie, vlakke weilanden achter het dorpje dat echter toch

bij Olst hoort en dus ook bij de provincie Overijssel.

In 2004 is er nog eens een enquête geweest onder de dorpelingen.

Het zou toch mooier zijn dat alles wat stroomopwaarts gezien aan de

linkerkant van de IJssel ligt, bij Gelderland hoort. ‘Kan wel wezen’,

zeiden de autochtone Welsummers, ‘maar wij willen bij Olst blijven

horen. Zo is het altijd geweest en we hebben nooit klachten daarover

gehad.’

Alles bleef dus, zoals het was. ‘Gelukkig’, zegt de voormalige uitbater

van De Brabandse Wagen. ‘Voor ons is dat veel beter. Voor agrarische

zaken en zo kon je altijd goed in Olst terecht en met de pont ben je er

in een paar minuten. Veel problemen met vergunningen hebben we

nooit gehad. Kom je ineens onder de hoede van vreemde gemeenten

als Voorst of Epe, dan kun je dat wel schudden.’

We draaien ons om en kijken vanaf de dijk naar het dorpje beneden

ons. In een brede strook van honderd meter staan de Nederlands-

hervormde kerk uit 1500 met er tegenover een brede boerenhoeve met

een rieten dak. Op de witte toegangspoort staat de naam ‘Hemelrijk’.

Iets verderop is de oude molen een markant punt. ‘De molenaar

bracht vroeger het meel langs de boeren. Hij had ook nog een

fruitbedrijf en zes koeien. De molen wordt niet meer gebruikt, de

emeritus dominee woont erin.’ Een kind rijdt rondjes met zijn blin-

kende fietsje, haren rechtop het hoofd, geen voortanden, spijker-

broek, zwart jackje. Hij stopt in de verte bij een weiland met schapen,

lammetjes en tientallen roeken. Dat is Welsum. Het is alsof je een lift

hebt genomen naar de vorige eeuw. Iets verderop begint echter een

wijk met nieuwe woningen. Dat is de import van Welsum.

We lopen op de dijkweg. Motoren, auto’s en wielrenners racen ons

op deze zonnige dag in het vroege voorjaar met enige regelmaat voor-

bij, maar ze brengen ons niet van de wijs, want we genieten zeer van

het rustieke uitzicht. ‘Als we zondags wel eens naast ons huis zitten,

hebben we wel last van die motoren, maar verder wonen we hier

goed, ook al is het kort aan de weg’, zegt de vriendelijke vrouw. ‘Ik

ben 89 en weet niet anders. Elke dag geniet ik nog van de boten die

voorbijvaren en van al die vogels in de uiterwaarden. Het water heeft

wel eens tot onder aan de heg gestaan. Dan is het toch gauw een

meter of vijf gestegen. Vaak stond alles hier blank. En zomers liep

dan weer het roodbonte vee op de uiterwaarden, iets wat je jammer

genoeg sinds een jaar of zeven niet meer ziet. Alleen af en toe een

paar pinken. Wat is nou mooier dan een grote koppel roodbonte

koeien?’ Weinig, dat zal iedere liefhebber van het platteland beamen.

Een man met rode sportjas laat zijn honden uit op de binnendijk van

de IJssel, een wulp zoekt met zijn lange kromme snavel in het natte

gras naar insecten, een vlucht ganzen strijkt neer op een plas, maar

een speedboot ontregelt even later de prachtige eenvoud van het

uitzicht. Ook Olst heeft een molen. En een kerk en een watertoren.

De vrouw en haar zoon wijzen me op ‘Het Baken van Overijssel’, een

golvende, stalen kolom met een hoogte van twaalf meter. De kolom

is omgeven door een grote letter O. Is het de O van Olst, of is het de

O van Overijssel? Daar zet het felgele veerpontje tientallen keren per

dag mensen af, die naar Olst willen of vandaaruit de provincie in. Ze

krijgen een welkomstgroet in staal. Maar veel van die passagiers

weten niet dat de opstapplaats van de pont aan de Welsumse kant ook

gewoon in Overijssel ligt. Mijn energieke gastvrouw-voor-twintig-

minuten vertelt dat ze meestal één keer per week de pont neemt naar

Olst voor de reguliere boodschappen. ‘In Welsum hebben we helaas

geen winkels meer, geen slager, geen warme bakker, geen kruidenier,

helemaal niks. Dat is wel jammer. Het kan niet uit in een dorpje met

vijfhonderd zielen. Meer dan de helft is nog import ook. Die vrouwen

werken ergens anders en brengen de boodschappen mee.’ Op de

vraag of de ‘import’ goede dorpelingen zijn, antwoordden moeder

en zoon tegelijk en overtuigend met nee.

‘De nieuwelingen doen nergens aan mee’, vertellen ze met droeve

ogen. ‘Ze komen niet op je verjaardag, met oud en nieuw zie je ze

niet, ze informeren nergens naar. Sommigen steken vriendelijk hun

hand op als je ze passeert, maar daar blijft het bij. Dat gemoedelijke,

dat gewone, het meeleven met elkaar, dat was nou juiste het mooie

van Welsum’, zegt de zoon. Hij neemt afscheid en geeft zijn oude,

maar zeer vitale moeder een arm. ‘In augustus word ik negentig’,

roept ze nog. ‘Als ik het mag beleven.’ Dat zit wel goed. <

WelsumDOOR GIJS EIJSINK

Iedereen die wel eens de fiets pakt weet hoe essentieel de dorpen zijn voor het landschap

en de ruimte in het oosten. In de dorpen wonen de herinneringen aan hoe het vroeger

was, en daar zijn de sporen van vernieuwing het meest direct zichtbaar. Gijs Eijsink

bezoekt in elke aflevering van Oost een dorp, en praat met de bewoners. Het dorp (1)

De uiterwaarden van de IJssel bij Olst

Wachten op de pont bij Het baken van Overijssel

(kunstwerk Lolke van der Bij)

foto’s Riet Vos

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 60

Page 61: OOST 1-2009

61o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 61

Page 62: OOST 1-2009

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 62

Page 63: OOST 1-2009

63o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9Agenda MARIANNE LAHR

Arnhem, Museum voor Moderne KunstArnhem + andere locatiesFestival Made in Arnhem INVITES

Tijdens het kunstfestival Made in Arnhem INVITES

wordt de stad ondergedompeld in spraakmakende en

frisse kunst. Arnhem staat bekend als broedplaats

van jong talent en is de tweede stad in Nederland met

het grootste aantal mensen die werkzaam zijn in de

creatieve sector. Dit festival geeft het publiek de kans

kennis te maken met de diverse culturele instellingen

en kunstenaars. Tegelijkertijd worden internationaal

succesvolle Arnhemse kunstenaars uitgelicht en

jonge kunstenaars bekendheid gegeven.

12 SEPTEMBER-25 OKTOBER 2009

WWW.MMKARNHEM.NL; WWW.MADEINARNHEM.NL

Apeldoorn, CODA Vakantie op de Veluwe

Vakantie op de Veluwe geeft een beeld van het

toerisme zoals dat zich de laatste 150 jaar heeft

voorgedaan op de Veluwe. Een speelse, nostalgische

en ‘blije’ tentoonstelling vol foto- en filmbeelden,

objecten en verhalen die voor veel mensen herken-

baar zijn.

20 JUNI-25 OKTOBER 2009

WWW.CODA-APELDOORN.NL

Deventer, Architectuurcentrum RondeelIn Deventer - architectuur vanaf 1950

Na de verhuizing naar de Stromarkt 18, start het

Rondeel met een expositie ‘In Deventer - architectuur

vanaf 1950’.

VANAF OKTOBER 2009

WWW.RONDEELDEVENTER.NL

Deventer, Historisch Museum IJssel meer of minder – Ruimte voor de Rivier bij Deventer

De expositie toont uiteenlopende ideeën om

het water te kanaliseren, en de gevolgen voor de

omgeving. Foto’s, artist impressions en een maquette

visualiseren de toekomstplannen, bij hoog én bij laag

water. Een honderd meter brede geul ter hoogte

van de jachthaven en twee nevengeulen bij de Worp

zorgen er straks voor dat de Deventenaar zijn voeten

droog houdt. Behalve het water krijgen ook de flora

en fauna de ruimte. Het recreatief gebruik van de

IJssel krijgt een extra stimulans.

30 MEI 2009-JANUARI 2010

WWW.DEVENTER.NL/HISTORISCHMUSEUM

Enschede, Rijksmuseum TwenteDe Bazel tot Eek

Karel de Bazel

(1869-1923) en Piet

Hein Eek (1967):

twee veelzijdige

ontwerpers die het

begin van de

twintigste en de

overgang naar de

21ste eeuw mar-

keren. Zij blijken

niet alleen ex-

clusieve en kostbare objecten te hebben ontworpen,

maar ook gebruiksvoorwerpen. Er is tevens meubi-

lair, glas en keramiek te zien van onder anderen

Mathieu Lauweriks, Lambertus Nienhuis, Gerrit

Rietveld, Andries Copier, Marcel Breuer, Charles en

Ray Eames, Arne Jacobsen en Jan van der Vaart.

Duidelijk wordt dat ontwerpers, hoe verschillend

ook, al meer dan honderd jaar lang worstelen met

dezelfde vragen: hoe geef je een gebruiksvoorwerp

een meerwaarde die het alledaagse overstijgt?

En hoever wil je daarin gaan?

20 JUNI-25 OKTOBER 2009

WWW.RIJKSMUSEUMTWENTHE.NL

Enschede, Architectuurcentrum Twenteir. Gijsbert Friedhoff: zijn architectuur, kunst en leven

Gijsbert Friedhoff (1892-1970) is de architect van het

uit 1933 daterende stadhuis van Enschede. Friedhoff

was rijksbouwmeester (1946-1958) en heeft in die

functie in 1951 de éénprocentsregeling ingesteld,

waarbij één procent van de bouwkosten van een

overheidsgebouw voor toegepaste/toegevoegde

kunst wordt gereserveerd. Het Enschedese stadhuis

is een voorbeeld van integratie van bouwkunst en

beeldende kunst. Op basis van onderzoek door

architectuurhistorica Pauline van Roosmalen bevat

de tentoonstelling drie thema’s: het werk van

Friedhoff, het fenomeen Gesamtkunstwerk, en een

inventarisatie van de toegepaste eenprocentsregeling

in Enschedese (overheids)gebouwen.

Locatie: Rijksmuseum Twenthe

25 SEPTEMBER 2009 - 10 JANUARI 2010

WWW.ARCHITECTUURCENTRUMTWENTE.NL

Hattem, Voerman Museum Permanente expositie Jan Voerman Sr.

In het Voerman Museum Hattem is een permanente

expositie Jan Voerman Sr. (1857-1941) te zien. Deze

schilder woonde en werkte in Hattem en is bekend

vanwege zijn vele IJssel-schilderijen.

WWW.VOERMANMUSEUMHATTEM.NL

Heino/Wijhe, Museum De Fundatie, Kasteel het NijenhuisFranse landschapschilders en meesters van de Haagse

School - Realisten en pre-impressionisten uit Frankrijk en

Nederland circa 1825-1875

Naast de vaste collectie vormt Kasteel het Nijenhuis

dit najaar het decor voor een kleine zestig werken van

realisten en pre-impressionisten uit Frankrijk en

Nederland. De

wanden van de

kasteelzalen

hangen vol met

schilderijen,

aquarellen en

grafiek van

grootse namen

uit de Franse en

Nederlandse

kunstgeschiede-

nis tussen circa

1825 en 1875,

maar ook met

tijdgenoten

die juist meer

bekendheid verdienen. Centraal staat de ontwikke-

ling van het landschap, waarbij de overgang van het

neoclassicistische, gecomponeerde landschap via

romantische tendensen naar een meer realistische

schilderwijze duidelijk wordt gemaakt.

12 SEPTEMBER 2009-24 JANUARI 2010

WWW.MUSEUMHSF.NL

Bernard Heesen, Leerdam 1958, Hersenpanvaas

Jacob Maris, De strandvisser

foto: Yvonne Zijp

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 63

Page 64: OOST 1-2009

64

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

Nijmegen, Architectuur CentrumArchitecten Estafette: Langbroek Architekten, Beuningen

Elke twee maanden presenteert een architecten-

bureau uit de regio Nijmegen zich. Het bureau

Langbroek Architekten heeft ruim 35 jaar ervaring

en werkt zowel op lokaal als landelijk niveau. De

opdrachten variëren van kleine verbouwingen tot

appartementencomplexen, en van woningbouw tot

utiliteitsbouw en bedrijfs- en kantoorgebouwen.

Daarnaast richt het bureau zich op renovatie, restau-

ratie en stedenbouwkundige projecten. Donderdag

1 oktober en 5 november van 19.00 – 21.00 uur is de

architect ook aanwezig om persoonlijk toelichting te

geven bij de expositie.

30 SEPTEMBER-29 NOVEMBER 2009

Locatie Lent - decor van een transformatie

Een kunstproject waarbij beeldend kunstenaars en

ontwerpers, bewoners en andere betrokkenen in

woord, schrift en beeld reageren op het proces van

de gebiedsontwikkeling in Lent. Naast het werk van

kunstenaars/ontwerpers besteed het ACN aandacht

aan de stedenbouwkundige ontwikkeling van Lent

door de jaren heen.

9 SEPTEMBER T/M 18 OKTOBER 2009

WWW.ARCHITECTUURCENTRUMNIJMEGEN.NL;

WWW.LOCATIELENT.NL

Nijmegen, Museum Het ValkhofDe wereld van Katherina. Devotie, demonen en dagelijks

leven in de 15e eeuw

Het belangrijkste vijftiende-eeuwse manuscript uit

de Noordelijke Nederlanden is nu te zien: het Getij-

denboek van Katherina van Kleef (circa 1440). Dit

topstuk uit de collectie van The Morgan Library &

Museum uit New York wordt eenmalig uit elkaar

genomen, zodat circa honderd bladen in Nijmegen

ieder afzonderlijk getoond kunnen worden. Naast de

bladen uit het Getijdenboek, wordt een groot deel

van het wereldwijd verspreide oeuvre van de Meester

van Katherina van Kleef in de Nijmeegse minia-

turententoonstelling samengebracht.

10 OKTOBER 2009 - 3 JANUARI 2010

WWW.MUSEUMHETVALKHOF.NL

Otterlo, Kröller-Müller MuseumBrancusi en Co

Het museum toont alle werken van Constantin

Brancusi (1876-1957) in de collectie. Brancusi

wordt gezien als de pionier van de moderne beeld-

houwkunst. Aanleiding voor de tentoonstelling is de

recente aankoop van een bijzondere tekening van de

kunstenaar uit een privé verzameling. De tekening

bestaat uit de sterk gestileerde kop van een vrouw,

uitgevoerd met potlood op grof papier.

11 JULI-1 NOVEMBER 2009

WWW.KMM.NL, WWW.HOGEVELUWE.NL

Zwolle, Stedelijk MuseumBert de Wilde

De uit Zwolle afkomstige, maar in Enschede

woonachtige beeldend kunstenaar Bert de Wilde laat

een beknopt overzicht zien van zijn omvangrijke

oeuvre (schilderijen en tekeningen). De tentoon-

stelling vindt plaats in samenwerking met Galerie

Beeld en Aambeeld in Enschede die in het najaar

2009 precies dertig jaar bestaat.

4 OKTOBER-15 NOVEMBER 2009

Gijs Dragt

In de loop van de tijd heeft Gijs Dragt vooral bekend-

heid gekregen door de vormgeving van vele boeken

en publicaties. Daarnaast krijgen zijn grafisch werk

en zijn schilderijen een steeds belangrijker plaats in

het bestaan van deze beeldend kunstenaar.

5 OKTOBER-NOVEMBER 2009

WWW.STEDELIJKMUSEUMZWOLLE.NL

Zwolle, Museum De FundatieHerman Gordijn - Binnenstebuiten

Centraal staan Gordijns nieuwste schilderijen en een

serie van tien nieuwe etsen, waarbij Gerrit Komrij

tien gedichten schreef. Herman Gordijn (Den Haag,

1932) is bij het grote publiek bekend vanwege zijn

schilderijen van vrouwen, die meestal niet beant -

woorden aan het gangbare schoonheidsideaal. In

deze tentoonstelling zijn hoofdzakelijk schilderijen

van mannen te zien.

12 SEPTEMBER 2009 T/M 3 JANUARI 2010

WWW.MUSEUMHSF.NL

VARIA

Enschede, Architectuurcentrum TwenteACT toert over de rails

De NS is een van Nederlands grootste grootgrond-

bezitters en heeft daarmee natuurlijk veel invloed op

de inrichting van de ruimte. Het Architectuur-

centrum Twente wil per trein een rit door Twente

maken om zo aan het uitgenodigde, meereizende

publiek tekst en uitleg geven over de inrichting van

de omgeving van het spoor; niet alleen de stations

maar ook de gebouwen die langs deze nieuwe

A-locaties zijn verrezen.

OKTOBER 2009

WWW.ARCHITECTUURCENTRUMTWENTE.NL

Zutphen, diverse locatiesHuiskamerfestival ‘Gast in Zutphen’

Stichting Post Zutphen

Fraaie huiskamers, ongekende zolders en andere

markante locaties zoals het Stedelijk Museum

vormen het podium voor originele voorstellingen.

In het kader van ‘Zutphen Stroomt Vol’ hebben dit

jaar verschillende optredens een IJssel-tintje: dans

met uitzicht op de IJssel, muziek in een prachtig

zeilschip in de Vispoorthaven, poëzie op de Berkel

of theater in een vrachtschip aan de IJsselkade.

4 oktober 2009, van 11.00 tot 17.30 uur, in diverse

huiskamers, schepen Houthaven/Museumhaven,

Filmtheater Luxor, Stedelijk Museum

WWW.GASTINZUTPHEN.NL

> Agenda

Locatie Lent, kas, foto Norbert Voskens

Herman Gordijn, Mooi

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 64

Page 65: OOST 1-2009

65o

ost

OK

TO

BE

R 2

00

9

Villatuinen in Nederland 1900-1940Erik Blok, Birgit Lang

Dit boek beoogt de cultuur -

historische waarde van villa-

tuinen uit de eerste helft van

de twintigste eeuw

nauwkeuriger dan voorheen

vast te stellen. Veel typische

stijlkenmerken en elementen

worden beschreven, waar-

door het herkennen en

duiden van deze tuinen wordt vereenvoudigd. Het

boek richt zich op overheden, erfgoedinstellingen,

monumentendiensten, tuin- en landschaps -

architecten, hoveniersbedrijven en eigenaren als

belangrijke spelers bij het in stand houden van deze

bijzondere categorie van groen erfgoed.

156 P., ISBN 978-90-76046-57-0, € 19,50

RACM, SBU

Op locatie. Enschede na de vuurwer k -ramp. Kroniek van de wederopbouw 3Bernard Colenbrander, Arie Lengkeek

Derde deel in de kroniek

over de wederopbouw

van Roombeek, na de vuur-

werkramp van 2000. De

kroniek analyseert hoe

Roombeek tot een voorteken

is geworden van een ander

soort planologie, gebaseerd

op een verscheidenheid van

coalities tussen publieke,

semipublieke en private partijen. Particulieren waren

vrijer in het bouwen van een woning naar eigen wens

dan in Nederland gebruikelijk is. Door de inrichting

van de publieke ruimte en de reeks voorzieningen aan

weerszijden van het centrale assenkruis, werd het

karakter van Roombeek ook ongewoon stedelijk.

Eerste twee delen: Nieuw Roombeek. Enschede na de vuur-

werkramp (2003), en Het spel en de spelers. Enschede na de

vuurwerkramp. Kroniek van de wederopbouw 2 (2004)

120 P., ISBN 978 90 6450 626 0, € 19,50

UITGEVERIJ 010

Baron op klompen. Mr. B.W.A.E. baron Sloettot Oldhuis (1807-1884): aan de hefboom totwelvaart. Historia Agriculturae 40Wim Coster

‘Als men het aristocratisch beginsel wil beamen, dat

ieder in zijnen stand verblijven moet, dan predikt

men een doodend beginsel in de burgeljke zamen -

leving, een regt Indisch kasten-beginsel.’ Deze uit-

spraak typeert de hoofdpersoon van dit bijzondere

boek. Sloet was een volkshoeder met een dubbele

naam zoals er wel meer

waren in de vroege negen-

tiende eeuw. Daarbij is hij

een bijzondere representant

van de verlichte landadel, die

in het oosten van Nederland

goed vertegenwoordigd was:

in zijn geloof in sociale mo-

biliteit en kennis als leidende

principes, en vooral de

energie waarmee hij zich op elk denkbaar

maatschappelijk vlak roerde, desnoods tegen de

stroom in. Geïnspireerd door zijn twee geestelijke

leidsmannen, Martinet en Adam Smith, hielp hij de

voorwaarden scheppen van de sociaal democratie.

Coster citeert enkele bronnen die Sloet niet de credits

geven die hem toekomen. Baron op Klompen is

een overtuigend eerherstel voor een typisch Oost-

Nederlands, bij uitstek vroeg-negentiende-eeuws

fenomeen: de verlichte edelman die zijn maatschap-

pelijke positie, zijn oren en ogen gebruikte om de

wereld, zijn eigen en de grotere, te helpen verbeteren.

416 P., ISSN 0439-2027; 40, ONLINE:

HTTP://LIBRARY.WUR.NL/WDA/DISSERTATIONS/DIS4511.PDF

Kunst, katoen en kastelen. J.H. van Heek1873-1957 Wim H. Nijhof

Deze biografie schetst het

leven van de Twentse

textielfabrikant Jan van Heek,

afgezet tegen de destijds

actuele sociale en culturele

ontwikkelingen. Het is onder

meer geïllustreerd met fraaie

tekeningen van Jan van Heek

zelf. Van Heek was de voor-

man van de Oost-Neder-

landse textielindustrie in de crisisjaren dertig van de

vorige eeuw. Van 1930 tot 1956 was

hij honorair-directeur van het met familiekapitaal

gestichte Rijksmuseum Twenthe in Enschede, en een

nationaal erkende verzamelaar van laatmiddeleeuwse

kunst, liefhebber van vroege Italiaanse meesters,

Vlaamse Primitieven en vroege Hollanders.

606 P., ISBN 978 90 400 8555 0, € 29,95

UITGEVERIJ WAANDERS

Gebaren. Atmos-ferische waarnemingen architectuurTon Verstegen

Met gebaren bedoelt Ton

Verstegen suggesties, aan -

wijzingen of hints die door

mensen in een alledaagse

situatie weliswaar worden gesignaleerd, maar niet be-

wust worden waargenomen. Door middel van gebaren

ontstaat interactie tussen mensen en hun omgeving.

Deze interactie wordt verkend vanuit verschillende

invalshoeken, zoals de sociologie en de ecologie.

Architectuur speelt binnen deze interactie een

speciale rol. Ton Verstegen licht dit toe aan de hand

van het werk van verschillende architecten, zoals

Neutelings Riedijk Architecten, Wiel Arets, Lars

Lerup, Peter Wilson en Peter Zumthor.

160 P., ISBN-13 9789089101181, € 19,95

ARTEZ PRESS, D’JONGE HOND

De hofreisWillem van Toorn

De stad en het landschap

spelen een grote rol in het

werk van dichter, schrijver en

vertaler Willem van Toorn.

Zo ook in zijn nieuwe dicht-

bundel De hofreis. Wie de

cycli La città ideale en De hof-

reis leest, reist met hem mee

over de plattegrond van de

stad naar buiten, om daarna

terug te keren en thuis te

komen – alsof je niet bent weg

geweest, terwijl de wereld onherstelbaar is veranderd.

56 P., ISBN: 978 90 214 3537 4, € 16.95

QUERIDO

Een bijzonder energiek ondernemerRento Wolter Hendrik Hofstede Crull(1863-1938): pionier van de elek-triciteitsvoorziening in NederlandJaap Tuik

Rijk geïllustreerde

publicatie, in

samenwerking

met Techniekmu-

seum HEIM, het

HCO en de Willem

Willink Stichting,

over een van

pioniers van Oost-Nederland op het gebied van de

elektriciteit aan het begin van de twintigste eeuw.

Hofstede Crull maakte kennis met moderne tech-

nieken in Duitsland en Amerika, en richtte vanaf

1894 talrijke bedrijven en elektriciteitscentrales in

Nederland op. Met ingenieur Willem Willink stond

hij aan de wieg van de Hengelosche Electrische en

Mechanische Apparaten-Fabriek (HEEMAF). Hij

zorgde met zijn ondernemingen en uitvindingen voor

enorme veranderingen in het maatschappelijk leven.

144 P., ISBN90 5730 640 9, € 19,95

WALBURG PERS, HISTORISCH CENTRUM OVERIJSSEL

Publicaties

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 65

Page 66: OOST 1-2009

66

oo

stO

KT

OB

ER

20

09

HOOFDREDACTIE Mariëtte HavemanEINDREDACTIE Marianne LahrBEELDREDACTIE Ingrid OosterheerdREDACTIE ALGEMEEN Paul Baeten

Marie-José van BeckhovenHarry Harsema

AAN DIT NUMMER Trix Broekmans, Esther Dieltjes, Gijs Eijsink, Ad Habets, Mark Hendriks,WERKTEN VERDER MEE Eric Hoogeweg, Bernard Hulsman, Pieter Jannink, Lamberthe de Jong,

Eveline Koolhaas-Grosfeld

FOTOGRAFIE Ewoud van Arkel, Theo van de Aker, Marie-José van Beckhoven, Gerard van Bree, Karianne Bueno, Roel Elbers, Ad Habets, Allard van der Hoek, Eric Hoogeweg, Vic Hulshof, Luuk Kramer, Christiaan Krouwels, Sjaak Langeberg, Willem Miedema, Jeroen Musch, Ingrid Oosterheerd, Joop van Reekum, Jeroen Stumpel, Rob Sweere, Studiojoz, Riet Vos, Norbert Voskens, Yvonne Zijp

VORMGEVING designGenerator, Arnhem

UITGEVER Ewoud van Arkel

MARKETING Ellen Spaltman

REDACTIE e [email protected]

UITGEVER t 06 53170798 / e [email protected]

ALGEMEEN POSTADRES Hakkertsweg 27, 7451 LR Holten

ADVERTENTIEWERVING Acquire Media, ZwolleMichiel Noordzij / t 038 4606384 / e [email protected] te sturen aan [email protected]

DRUK PlantijnCasparie, Zwolle

ABONNEMENTEN Jaarabonnement (6 afleveringen): €49,50 (incl. btw, incl. verzendkosten) Jaarabonnement voor studenten: €24,75 (incl. btw, incl. verzendkosten; collegekaart verplicht)Losse aflevering: €9,50 (incl. btw, excl. verzendkosten)Abonnementen kunnen op elk gewenst moment ingaan voor de duur van minimaal één jaar, te rekenen vanaf het moment van de maand van de gewenste eerste aflevering. Abonnementen worden vóóraf gefactureerd voor de volledige abonnements-periode, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Opzegging van een betaald abonnement dient schriftelijk te gebeuren, minimaal vier weken vóór de aanvang van de nieuwe abonnementsperiode. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met één jaar verlengd.

ABONNEMENTEN- EN PinBizz, DoetinchemBESTELADMINISTRATIE Vragen over abonnementen en bestellingen kunt u richten aan

de afdeling klantenservice. Dagelijks telefonisch bereikbaar van 8.30 uur tot 17.00 uurt 0314 320362 / f 0314 320639 / e [email protected] OOST, Postbus 359, 7000 AJ Doetinchem

Colofon> Publicaties

OOST wordt uitgeven door de stichting Oost.

OOST is een initiatief van Gelders Genootschap en Het Oversticht. Uitgave is financieel mede mogelijk gemaakt door de provincies Gelderland en Overijssel

© 2009 – Stichting OostVoor het overnemen van bijdragen uit deze uitgave dient men contact op te nemen met de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. het Besluit van27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijke vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB te Hoofddorp. Auteurs van artikelen geven toestemming voor verveelvoudiging en openbaar-making van hun artikelen via het maandblad en via elektronische weg, tenzij anders vermeld.

ISSN 1877-8763

Het bedwongen bos. Nederlanders & hun natuurDik van der Meulen

Sinds de oertijd hebben de inwoners van de

Lage Landen geworsteld met water, drijfzand

en stuifzand. In 1870 werd het omhakken van

het laatste Nederlandse oerbos als een triomf

gevierd. Tot voor kort werden ook de andere

sporen van het oorspronkelijke landschap

systematisch uitgewist: meren zijn

drooggelegd, beken gekanaliseerd en

moerassen gedempt. Tegenwoordig laten

we polders onderlopen, planten we nieuwe

oerbossen aan en maken we de beken weer krom. De natuur is aan

voortdurende verandering onderhevig, en de weerslag daarvan vinden

we ook in de kunst en de literatuur. Het bedwongen bos gaat over de

Nederlanders en hun natuur, van de oertijd tot vandaag.

400 P., ISBN 9789085067047, €24.50

UITGEVERIJ BOOM & SUN

Atlas van de snelwegomgeving. Handreiking bij deStructuurvisie voor de Snelwegomgevingmust stedebouw, Inge Paeßens, Wouter Veldhuis

Een naslagwerk voor iedereen die is betrok -

ken bij en geïnteresseerd is in de inrichting

en het ontwerp van de Nederlandse snelweg

en de omgeving van de snelweg. De Atlas

bevat veel informatie over de ruimte lijke

verschijningsvorm van Nederland, het karak-

ter van de Nederlandse snelwegen en de te

verwachten transformaties in de omgeving

van snel wegen. Kaarten vormen de belang -

rijke basis van de Atlas. Verder zijn er veel foto’s opgenomen om de

informatie uit de abstracte kaarten te vertalen naar het niveau van de

feitelijke waarneming.

224 P., ISBN 978-90-814455-1-1

MUST STEDEBOUW

De Collectie, bijzondere stationsgebouwen in NederlandCrimson Architectural Historians, Urban Fabric, fotografie: Rob ‘t Hart

De Nederlandse Spoorwegen

ontwikkelden zich na de Tweede

Wereldoorlog op architectuur -

gebied tot een van de meest vooruit-

strevende en productieve opdracht-

gevers van ons land. De vijftig

stations die in dit boek zijn

opgenomen, vormen samen De Collectie, een door de spoorsector

benoemde verzameling die een goed beeld geeft van het gebouwen-

bezit van de Nederlandse Spoorwegen en ProRail. Het gaat om bijzon-

dere gebouwen die een hedendaagse cultuurhistorische visie vertegen -

woordigen en die architectonisch unieke, representatieve eigenschap-

pen hebben – gebouwen die de moeite waard zijn om te behouden.

176 PAGINA’S, ISBN 978-90-5662-648-8, € 34,50

NAI UITGEVERS

3485 OOSTbinnenwerk-algemeenNW v5 03-09-2009 12:14 Pagina 66

Page 67: OOST 1-2009

Aanbod

OOST Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel gaat over de schoonheid van Oost Nederland,uw woon- en werkgebied. Er gebeurt veel. Rivieren worden verbreed, steden breiden uit, nieuwe natuurgebieden worden ingericht, wegen worden verbreed, defensieterreinen krijgen een andere bestemming, er verrijzen megastallen en bedrijven-terreinen. Aan de andere kant: er is veel belangstelling en zorg voor de cultuur, de kunst en het historisch erfgoed, voor architectuur en voor het behoud van natuur en milieu. Allemaalonderwerpen die belangrijk genoeg zijn om te volgen en om een abonnement te nemen op OOST.

AanbodIndien u zich nu abonneert ontvangt u het tweede nummer (dat half november verschijnt) gratis. Tot eind 2010 bent u dan voor €49,50 verzekerd van 7 afleveringen OOST.

Bent u student, dan is het aanbod nog gunstiger. Abonneer uvóór 1 december dan betaalt u tot eind 2010 (7 afleveringen)slechts €24,75 (collegekaart verplicht).

U kunt zich abonneren- via www.tijdschriftoost.nl - door te bellen met 0314 320632- of door een e-mail te sturen aan [email protected]

tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel

Aantrekkelijke kortingen vanaf 10 abonnementenVoor bureaus, bedrijven, overheden, onderwijs-instellingen en bibliotheken gelden aantrekkelijkeprijsregelingen. Bent u geïnteresseerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever (zie colofon).

Natuurmonumenten. Als je van Nederland houdt.

De natuur staat steeds meer onder druk. Natuurmonumenten stelt de natuur veilig. Uw steun is hard nodig. Word lid, dat kan al vanaf € 2,– per maand. Kijk voor meer informatie op www.natuurmonumenten.nl

Samen zorgen voor de natuur

3485 OOSTomslag def-b:Layout 2 09-09-2009 09:50 Pagina 2

Page 68: OOST 1-2009

tijdschrift voor ruimte en cultuurin Gelderland en Overijssel

JAARGANG 1 / OKTOBER 2009 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

oo

stO

KTO

BE

R 2009

DE

OV

ER

KA

NT

De overkantAchter rivier en spoor

Winterswijk

Wieden en Weerribben Co Verdaas & Theo Rietkerk

3485 OOSTomslag def-a:Layout 2 03-09-2009 13:48 Pagina 1