om, mcculloch, rob r600, rob r800, rob r1000, 2018 ... · nl, nederlands gebruiksaanwijzing rob...

of 56 /56
NL, Nederlands Gebruiksaanwijzing ROB R600, ROB R800, ROB R1000 Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en gebruik de machine niet voordat u de instructies goed hebt begrepen.

Author: others

Post on 26-Jun-2020

11 views

Category:

Documents


0 download

Embed Size (px)

TRANSCRIPT

  • NL, Nederlands

    Gebruiksaanwijzing

    ROB R600, ROB R800, ROB R1000Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en gebruik de machine niet voordat u de instructies

    goed hebt begrepen.

  • Inhoud

    1 Inleiding1.1 Memo..................................................................... 31.2 Productbeschrijving................................................31.3 Productoverzicht.................................................... 51.4 Symbolen op het product....................................... 6

    2 Veiligheid2.1 Veiligheidsdefinities................................................72.2 Algemene veiligheidsinstructies............................. 72.3 Veiligheidsinstructies voor bediening..................... 8

    3 Installatie3.1 Presentatie........................................................... 113.2 Voorbereidingen...................................................113.3 Laadstation...........................................................123.4 De accu laden...................................................... 143.5 Grensdraad.......................................................... 153.6 De begrenzingsdraad aansluiten......................... 193.7 De begeleidingsdraad installeren.........................193.8 De installatie controleren......................................213.9 Ingebruikname en kalibratie................................. 213.10 Het dokken in het laadstation testen.................. 223.11 Bedieningspaneel...............................................223.12 Menustructuur.................................................... 233.13 Timer.................................................................. 233.14 Installatie - ROB R800, ROB R1000.................. 253.15 Veiligheid............................................................263.16 Instellingen......................................................... 273.17 Overzicht menustructuur, ROB R600.................303.18 Overzicht menustructuur, ROB R800, ROBR1000.........................................................................313.19 Voorbeelden van indelingen van tuinen............. 32

    4 Bediening4.1 Hoofdschakelaar.................................................. 364.2 Starten..................................................................364.3 Selectie bedieningsmodus................................... 364.4 Stoppen................................................................374.5 Uitschakelen.........................................................374.6 Timer en Stand-by................................................374.7 Een lege accu opladen.........................................384.8 Maaihoogte aanpassen........................................38

    5 Onderhoud5.1 Introductie - onderhoud........................................ 395.2 Robotmaaier reinigen...........................................395.3 Messen vervangen...............................................395.4 Accu..................................................................... 405.5 Winterbeurt...........................................................41

    6 Problemen oplossen

    6.1 Introductie - problemen oplossen.........................426.2 Meldingen.............................................................426.3 Indicatielampje in het laadstation......................... 456.4 Symptomen.......................................................... 466.5 Breuken in de lusdraad opsporen........................ 47

    7 Vervoer, opslag en verwerking7.1 Transport..............................................................507.2 Winteropslag........................................................ 507.3 Na de winteropslag.............................................. 507.4 Informatie over het milieu.....................................507.5 Accu verwijderen voor recyclen........................... 50

    8 Technische gegevens8.1 Technische gegevens.......................................... 51

    9 Garantie9.1 Garantiebepalingen..............................................53

    10 EG-conformiteitsverklaring10.1 EG-conformiteitsverklaring.................................54

    2 358 - 001 - 21.09.2017

  • 1 Inleiding1.1 MemoSerienummer:

    PIN-code:

    Productregistratiecode:

    De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze codehebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van McCULLOCH of om de robotmaaier teontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op een apart document inde productverpakking.

    Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om McCULLOCH hiervan op de hoogte te stellen. Neem in datgeval contact op met een McCULLOCH-vertegenwoordiger bij u in de buurt en geef het serienummer van de robot-maaier door, zodat hij als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale database. Dat vormt een belang-rijke stap in de diefstalbeveiliging van de robotmaaier en maakt het kopen en verkopen van gestolen robotmaaiersminder aantrekkelijk.

    Het serienummer van het product bestaat uit 9 cijfers en staat op het productplaatje en de productverpakking.

    www.mcculloch.com

    1.2 ProductbeschrijvingGefeliciteerd met uw keuze voor een product vanuitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uwMcCULLOCH-robotmaaier te halen, moet u weten hoehij werkt. Deze gebruikershandleiding bevat belangrijkeinformatie over de robotmaaier, de installatie en hetgebruik van het product. Naast deze gebruiksaanwijzingzijn er aanvullende informatiefilms met instructies tevinden op de website van McCULLOCH,www.mcculloch.com.

    Denk erom dat de gebruiker verantwoordelijk is voorongelukken of beschadigingen van andere mensen ofhun eigendommen.

    McCULLOCH werkt voortdurend aan het verderontwikkelen van zijn producten en behoudt zich hetrecht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen inhet ontwerp, het uiterlijk en de werking van zijnproducten aan te brengen.

    1.2.1 CapaciteitDe robotmaaier is geschikt voor gazons tot de max.capaciteit vermeld in Technische gegevens op pagina51.De grootte van het gebied dat de robotmaaier kanmaaien, is voornamelijk afhankelijk van de toestand vande messen en het type ervan, en de groei en hetvochtgehalte van het gras. Ook de vorm van de tuinspeelt een rol. Wanneer de tuin voornamelijk uit opengazongebieden bestaat, kan de robotmaaier een groteroppervlak per uur maaien dan wanneer de tuin uitdiverse kleine gazons bestaat, die van elkaar wordengescheiden door bomen, bloemperken en doorgangen.

    Een volledig geladen robotmaaier maait 60 tot 80minuten lang, afhankelijk van de staat van de accu enhet gazon. Vervolgens wordt de robotmaaier 50 tot 60minuten opgeladen. De laadtijd is afhankelijk vanfactoren zoals de omgevingstemperatuur.

    1.2.2 MaaitechniekHet systeem van de robotmaaier is efficiënt enenergiezuinig. In tegenstelling tot veel anderestandaardgrasmaaiers snijdt de robotmaaier het gras inplaats van het eraf te slaan. Deze techniek voorregelmatig snijden verbetert de graskwaliteit.Verzameling van gras is niet nodig en kleine stukjesgesneden gras verminderen de behoefte aanmeststoffen. Bovendien komen er geen emissies vrij, isde robotmaaier gebruiksvriendelijk en zal uw gazon eraltijd goed uitzien.

    Voor het beste resultaat wordt aangeraden om derobotmaaier voornamelijk te laten maaien bij droogweer. De robotmaaier kan ook maaien als het regent,maar nat gras blijft makkelijker op de robotmaaiervastzitten en het risico dat de robotmaaier op steilehellingen slipt, is groter.

    358 - 001 - 21.09.2017 Inleiding - 3

  • De messen moeten in goede staat zijn voor de bestemaairesultaten. Houd de messen zo lang mogelijkscherp door het gazon vrij van takken, steentjes enandere objecten te houden.

    Vervang de messen regelmatig voor het bestemaairesultaat. Zie Messen vervangen op pagina 39.

    1.2.3 WerkmethodeDe robotmaaier maait automatisch het gazon. Hierbijwisselen maaien en laden elkaar continu af.

    Wanneer de robotmaaier een obstakel raakt of debegrenzingsdraad nadert, rijdt de maaier achteruit enkiest hij vervolgens een nieuwe richting. Sensoren op devoor- en achterkant van de robotmaaier detecterenwanneer de robotmaaier de begrenzingsdraad nadert.De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaaldeafstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaierkeert. De afstand kan zo nodig worden aangepast aande installatie.

    De STOP-knop op de bovenkant van de robotmaaierwordt voornamelijk gebruikt om de robotmaaier testoppen als deze is ingeschakeld. Wanneer u op deSTOP-knop drukt, wordt de afdekking voor hetbedieningspaneel geopend. Via het bedieningspaneelkunt u alle instellingen van de robotmaaier beheren. DeSTOP-knop blijft ingedrukt totdat de afdekking weerwordt gesloten. In combinatie met de START-knop werktdeze als een startvergrendeling.

    1.2.4 BewegingspatroonHet bewegingspatroon van de robotmaaier iswillekeurig, hetgeen betekent dat een bewegingspatroonnooit wordt herhaald. Met dit maaisysteem wordt hetgazon gelijkmatig gemaaid zonder maaistrepen van derobotmaaier.

    1.2.5 ZoekmethodeDe begeleidingsdraad is een kabel die vanaf hetlaadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel vanhet werkgebied of door een smalle doorgang wordtgelegd. Deze is aangesloten op de begrenzingsdraad enzo kan de robotmaaier het laadstation veelgemakkelijker en sneller vinden. Voor meer informatiezie De begeleidingsdraad installeren op pagina 19.De robotmaaier start met zoeken naar het laadstationwanneer de batterijlading te laag wordt. De robotmaaiermaait niet wanneer hij het laadstation zoekt.

    Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation,zoekt hij eerst ongericht naar de begeleidingsdraad.Vervolgens volgt hij de begeleidingsdraad naar hetlaadstation, keert hij vlak voor het station en rijdt hij erachteruit in.

    4 - Inleiding 358 - 001 - 21.09.2017

  • 1.3 Productoverzicht

    1

    23 5

    16

    17

    6

    18

    1921

    20

    10

    9

    8

    7

    11

    12

    13

    28

    15

    14

    2627

    2523

    22 24

    4

    De nummers in de afbeelding geven het volgende aan:

    1. Behuizing2. Afdekking voor display, toetsenbord en

    maaihoogteafstelling3. Stopknop4. Contactstrips5. LED voor controle van de werking van het

    laadstation, begrenzingsdraad en begeleidingsdraad6. Laadstation7. Handvat8. Batterijdeksel9. Maaischijf10. Chassiskast met elektronica, accu en motoren11. Hoofdschakelaar12. Achterwiel13. Laadcontactpunt14. Toetsenbord

    15. Display16. Lusdraad voor begrenzingslus en begeleidingsdraad17. Laagspanningskabel18. Connector voor het aansluiten van de lusdraad op

    het laadstation19. Schroeven voor bevestiging van het laadstation20. Voeding (het uiterlijk van de voeding kan verschillen

    afhankelijk van de markt)21. Krammen22. Meetlat voor hulp bij het installeren van de

    begrenzingsdraad (de meetlat is losgeraakt uit dedoos)

    23. Koppeling voor de lusdraad24. Kabelmarkers25. Gebruikershandleiding en beknopte handleiding26. Extra messen27. Alarmsticker28. Productplaatje

    358 - 001 - 21.09.2017 Inleiding - 5

  • 1.4 Symbolen op het productDeze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer zezorgvuldig.

    WAARSCHUWING: Lees degebruikersinstructies voordatu de robotmaaier gebruikt.

    WAARSCHUWING: Bediende uitschakelinrichting voor-dat u werkzaamheden aan demachine uitvoert of deze gaatoptillen.

    De robotmaaier kan alleenworden gestart als de hoofd-schakelaar is ingesteld op 1en de juiste pincode is inge-voerd. Stel de hoofdschake-laar in op 0 alvorens inspec-ties en/of onderhoud uit tevoeren.

    WAARSCHUWING: Bewaareen veilige afstand tot de ma-chine wanneer deze in ge-bruik is. Houd uw handen envoeten uit de buurt van de ro-terende messen.

    WAARSCHUWING: Ga nietop de machine zitten. Plaatsuw handen of voeten niet inde buurt van of onder de kap.

    Gebruik nooit een hogedruk-reiniger en zelfs geen stro-mend water om de robotmaai-er schoon te maken.

    Dit product voldoet aan de geldende EG-richtlijnen.

    Geluidsemissie naar de omgeving. Deemissies zijn opgenomen in Technischegegevens op pagina 51 en op hetproductplaatje.

    Het is niet toegestaan om dit product alsnormaal huishoudelijk afval af te voeren.Zorg dat het product wordt gerecycledvolgens de lokale wettelijke voorschriften.

    Het chassis bevat onderdelen die gevoeligzijn voor elektrostatische ontlading (ESD).Het chassis moet ook op eenprofessionele manier worden afgedicht.Daarom mag het chassis uitsluitendworden geopend door erkendeservicemonteurs. Een defecte afdichtingkan ertoe leiden dat de volledige garantieof een deel ervan komt te vervallen.

    De laagspanningskabel mag niet wordeningekort, verlengd of gesplitst.

    Gebruik geen trimmer in de buurt van delaagspanningskabel. Wees voorzichtig bijhet knippen van randen waar de kabelsliggen.

    Bedien de uitschakelinrichting voordat uhet product gaat gebruiken of optillen.

    6 - Inleiding 358 - 001 - 21.09.2017

  • 2 Veiligheid2.1 VeiligheidsdefinitiesWaarschuwingen, voorzorgsmaatregelen enopmerkingen worden gebruikt om te wijzen opbelangrijke delen van de gebruikershandleiding.

    WAARSCHUWING: Wordt gebruikt om tewijzen op de kans op ernstig of fataal letsel voorde gebruiker of omstanders wanneer deinstructies in de handleiding niet wordengevolgd.

    OPGELET: Wordt gebruikt indien er een risicobestaat op schade aan het product en andereeigendommen of aan de omgeving wanneer de

    instructies in de handleiding niet wordengevolgd.

    Let op: Geven verdere informatie die nodig is in eenbepaalde situatie.

    2.2 Algemene veiligheidsinstructiesOm het gebruik van de gebruikershandleidingeenvoudiger te maken, wordt gebruik gemaakt van hetvolgende systeem:

    • Cursief gedrukte tekst geeft schermteksten van derobotmaaier aan of is een verwijzing naar een andergedeelte in de gebruikershandleiding.

    • Vet gedrukte tekst geeft de toetsen op hettoetsenbord van de robotmaaier aan.

    • Tekst gedrukt in HOOFDLETTERS en cursieveletters verwijst naar de positie van dehoofdschakelaar en de verschillende bedrijfsmodidie beschikbaar zijn in de robotmaaier.

    2.2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER TE KUNNENRAADPLEGEN

    De gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken met andere mensen of beschadigingen vanhun eigendommen.Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met fysieke, zin-tuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze begeleidingbij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat hebben ontvangen van een persoon dieverantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om erzeker van te zijn dat ze niet met het apparaat spelen.Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere personen dieondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis on-der toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat zijn veilig gebruik te makenvan het apparaat en op de hoogte zijn van alle gevaren. Er kunnen plaatselijke regels zijn metbetrekking tot de minimumleeftijd voor het bedienen van dit apparaat. Kinderen mogen het appa-raat niet zonder toezicht reinigen of onderhouden.Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer beschadigd is. Een ver-sleten of beschadigd snoer verhoogt het risico op een elektrische schok.Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Onjuist gebruik kan leiden tot elektri-sche schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage vanelektrolyt spoelt u deze weg met water/neutralisatievloeistof. Raadpleeg onmiddellijk een arts in-dien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen.Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van hetproduct kan niet worden gegarandeerd met niet-originele accu's. Gebruik geen niet-oplaadbareaccu's.Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd.

    WAARSCHUWING: De robotmaaier kangevaarlijk zijn als u hem verkeerd gebruikt.

    WAARSCHUWING: Gebruik de robotmaaiernooit wanneer personen, met name kinderen, ofhuisdieren zich in het maaigebied bevinden.

    358 - 001 - 21.09.2017 Veiligheid - 7

  • WAARSCHUWING: Houd uw handen en voetenuit de buurt van de roterende messen. Plaatsuw handen of voeten niet in de buurt van ofonder de kap wanneer de motor draait.

    2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening2.3.1 Gebruik• De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras

    op open en vlakke grondoppervlakken. Hij maguitsluitend worden gebruikt in combinatie met doorde fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk andergebruik is onjuist. De instructies van de fabrikantover bediening/onderhoud en reparaties moetennauwkeurig worden gevolgd.

    • Er moeten waarschuwingsborden worden geplaatstrondom het maaigebied van de robotmaaier alsdeze wordt gebruikt in openbare gebieden. Deborden moeten de volgende tekst bevatten:Waarschuwing! Automatische gazonmaaier! Blijf uitde buurt van de machine! Houd toezicht opkinderen!

    Warning!Automatic lawnmower!

    Keep away from the machine!Supervise children!

    Warning!

    Automatic lawnmower!

    Keep away from the machine!

    Supervise children!

    • Gebruik de functie HOME of schakel dehoofdschakelaar uit wanneer personen, vooralkinderen, of huisdieren zich in de maaizonebevinden. Het wordt aanbevolen om de robotmaaierte programmeren voor gebruik tijdens uren wanneerer geen activiteit in het gebied plaatsvindt, bijv. 'snachts. Zie Timer op pagina 23.

    • De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend,onderhouden en gerepareerd door personen dievolledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerkenvan en veiligheidsvoorschriften voor het product.Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig door enzorg ervoor dat u de instructies voor het gebruik vande robotmaaier goed hebt begrepen voordat u hetapparaat gebruikt.

    • Het is niet toegestaan het originele ontwerp van derobotmaaier aan te passen. Alle wijzigingen zijn opeigen risico.

    • Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap,speelgoed of andere voorwerpen op het gazonliggen die de messen kunnen beschadigen.Voorwerpen op het gazon kunnen er ook toe leidendat de robotmaaier hierin vast komt te zitten. Als dat

    gebeurt, kan het nodig zijn om het voorwerp teverwijderen voordat de maaier verder kan gaan metmaaien. Zet de hoofdschakelaar altijd in de stand 0voordat u een verstopping verwijdert.

    • Start de robotmaaier volgens de instructies.Wanneer de hoofdschakelaar is ingesteld op 1, dientu ervoor te zorgen dat u uw handen en voeten uit debuurt van de roterende messen houdt. Steek nooituw handen en voeten onder de robotmaaier.

    • Raak nooit bewegende gevaarlijke onderdelen,zoals de maaischijf, aan voordat de maaier volledigtot stilstand is gekomen.

    • Til de robotmaaier nooit op en draag hem nietwanneer de hoofdschakelaar in stand 1 staat.

    • Sta niet toe dat de robotmaaier wordt gebruikt doorpersonen die niet weten hoe de robotmaaier werkten zich gedraagt.

    • De robotmaaier mag nooit in aanraking komen metpersonen of andere levende wezens. Als eenpersoon of ander levend wezen in de baan van derobotmaaier komt, moet deze onmiddellijk wordengestopt. Zie Stoppen op pagina 37.

    • Zet niets boven op de robotmaaier of hetlaadstation.

    • Zorg ervoor dat de robotmaaier niet kan wordengebruikt als de kap, maaischijf of behuizingbeschadigd is. De maaier mag ook niet wordengebruikt als de messen, schroeven, moeren ofkabels defect zijn. Sluit nooit een beschadigde kabelaan en raak deze ook niet aan voordat de kabel islosgekoppeld van de voeding.

    • Gebruik de robotmaaier niet als de hoofdschakelaarniet werkt.

    • Schakel de robotmaaier altijd uit via dehoofdschakelaar wanneer de maaier niet wordtgebruikt. De robotmaaier kan alleen worden gestartals de hoofdschakelaar op 1 staat en de juiste PIN-code is ingevoerd.

    • Gebruik de robotmaaier nooit terwijl er eengazonsproeier aanstaat. Gebruik de timerfunctie (zie Timer op pagina 23) zodat de robotmaaier ensproeier nooit tegelijkertijd werken.

    • McCULLOCH staat niet garant voor volledigecompatibiliteit tussen de robotmaaier en anderetypen draadloze systemen, zoalsafstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen,ondergrondse elektrische afrasteringen voor dierenof iets dergelijks.

    8 - Veiligheid 358 - 001 - 21.09.2017

  • • Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard geluid.Let op, in het bijzonder wanneer de robotmaaier ineen gesloten ruimte wordt gehanteerd.

    • Metalen voorwerpen in de bodem (zoalswapeningsnetten of antimollennetten) kunnen derobotmaaier tot stilstand brengen. De metalenvoorwerpen kunnen storing van het lussignaalveroorzaken en de robotmaaier tot stilstandbrengen.

    • De robotmaaier mag nooit worden gebruikt bijtemperaturen lager dan 0 °C of hoger dan 50 °C.Hierdoor kan schade aan het product ontstaan.

    2.3.2 Optillen en verplaatsen van de robotmaaierVoor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied:

    1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier testoppen. Als beveiliging is ingesteld op gemiddeld ofhoog niveau (zie Veiligheid op pagina 26), moet dePIN-code worden ingevoerd. De PIN-code bestaatuit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u derobotmaaier voor het eerst start. Zie Ingebruiknameen kalibratie op pagina 21.

    2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.

    3. Draag de robotmaaier aan de hendel onder derobotmaaier met de maaischijf uit de buurt van uwlichaam.

    OPGELET: Til de robotmaaier niet op wanneerdeze in het laadstation is geparkeerd. Dat kanhet laadstation en/of de robotmaaierbeschadigen. Druk op STOP en trek de

    robotmaaier uit het laadstation voordat u hemoptilt.

    2.3.3 OnderhoudWAARSCHUWING: Wanneer de robotmaaierop zijn kop wordt gedraaid, moet dehoofdschakelaar altijd in stand 0 staan.De hoofdschakelaar moet in stand 0 staantijdens alle werkzaamheden aan het chassisvan de maaier, zoals het reinigen of vervangenvan de messen.

    OPGELET: Gebruik nooit een hogedrukreinigeren zelfs geen stromend water om derobotmaaier schoon te maken. Gebruik nooitoplosmiddelen om schoon te maken.

    Inspecteer de robotmaaier elke week en vervangbeschadigde of versleten onderdelen. Zie Onderhoud oppagina 39.

    2.3.4 Bij onweer

    Om het risico op schade aan de componenten in derobotmaaier en het bijbehorende laadstation tebeperken, adviseren we om alle aansluitingen op hetlaadstation (voeding, begrenzingsdraad enbegeleidingsdraden) los te koppelen als er kans oponweer is.

    1. Controleer of de kabels zijn voorzien van debijgeleverde kabelmarkering, om het opnieuwaansluiten te vergemakkelijken. De aansluitingen ophet laadstation zijn gemarkeerd met R, L enGeleiding.

    2. Koppel alle aangesloten kabels en de voeding los.

    358 - 001 - 21.09.2017 Veiligheid - 9

  • 3. Sluit alle kabels en de voeding weer aan als er geenonweer meer dreigt. Het is belangrijk dat elke draadop de juiste plaats wordt aangesloten.

    10 - Veiligheid 358 - 001 - 21.09.2017

  • 3 Installatie3.1 PresentatieDit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewustmoet zijn bij het plannen van de installatie.

    Zorg ervoor dat u vóór aanvang van de installatievertrouwd bent met de inhoud van de doos.

    McCULLOCH ROB R600 / ROB R800 / ROB R1000

    Robotmaaier √

    Laadstation √

    Voeding √

    Lusdraad, m 150/200/200

    Laagspanningskabel √

    Krammen, stuks 200/400/400

    Connectoren, stuks 3 / 3 / 3

    Schroeven laadstation,stuks

    3 / 3 / 3

    Inbussleutel √

    Meter √

    Koppelingen, stuks 5 / 5 / 5

    Gebruikershandleiding enbeknopte handleiding

    Extra bladen, stuks 3 / 3 / 3

    Alarmsticker √

    Kabelmarkers √

    3.1.1 Belangrijkste onderdelen voor de installatieDe installatie van de robotmaaier bestaat uit 4hoofdonderdelen:

    1. Een robotmaaier die het gazon maait door inprincipe te bewegen in een willekeurig patroon.

    2. Een laadstation waarnaar de robotmaaier terugkeertwanneer de batterij bijna leeg is.

    3. Een voeding, die is aangesloten tussen hetlaadstation en een stopcontact van 100 V-240V. Devoeding wordt op het stopcontact en het laadstationaangesloten via een laagspanningskabel van 10 m.Laagspanningskabels met een lengte van 3 m en 20m zijn beschikbaar als optionele accessoires.Onderdelen van de voeding mogen niet wordengewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. Delaagspanningskabel mag bijvoorbeeld niet wordeningekort of verlengd.

    4. De lusdraad wordt langs de randen van het gazongelegd en ook rondom voorwerpen en planten diede robotmaaier niet mag raken. De lusdraad dientzowel als begrenzingsdraad als begeleidingsdraad.De maximaal toegestane lengte voor debegrenzingslus is 400 m.

    3.2 VoorbereidingenLees dit hoofdstuk volledig door voordat u met deinstallatie begint. De wijze waarop de installatie isuitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaierfunctioneert. Het is daarom belangrijk om de installatiezorgvuldig te plannen.

    De planning is gemakkelijker als u een schets maaktvan het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zovindt u eenvoudiger de beste positie voor hetlaadstation, de begrenzingsdraad en debegeleidingsdraad. Geef op de schets aan hoe debegrenzingsdraad en de begeleidingsdraad moetenlopen.

    Kijk op www.mcculloch.com voor meer beschrijvingenen tips voor het installeren.

    1. Als het gras in het werkgebied langer dan 10 cm is,moet u het gras eerst met een gewone gazonmaaiermaaien. Verzamel het gras.

    2. Vul gaten en kuilen op om te voorkomen datregenwater hier plassen vormt. Het product kanbeschadigd raken als het wordt gebruikt inwaterplassen. Zie Garantie op pagina 53.

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 11

  • 3. Lees alle stappen zorgvuldig door voordat u met deinstallatie begint.

    4. Controleer of alle onderdelen voor de installatie zijnmeegeleverd. Zie Presentatie op pagina 11.• Robotmaaier• Laadstation• Lusdraad voor begrenzingslus en

    begeleidingsdraad• Voeding• Laagspanningskabel• Krammen• Aansluitklemmen voor de lusdraad• Schroeven voor het laadstation• Meter• Koppelingen voor de lusdraad• Kabelmarkers

    3.2.1 InstallatiegereedschappenTijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig:

    • Hamer/kunststof moker (om de krammengemakkelijker in de grond te krijgen).

    • Combinatietang voor het knippen van debegrenzingsdraad en het samenknijpen van deconnectoren.

    • Waterpomptang (voor het samenknijpen van dekoppelingen).

    • Kantensteker/rechte spade als de begrenzingsdraadmoet worden ingegraven.

    3.3 LaadstationHet laadstation heeft 3 functies:

    • Controlesignalen door de begrenzingsdraadverzenden.

    • Stuursignalen verzenden door de begeleidingskabelzodat de robotmaaier het laadstation kan vinden.

    • De accu van de robotmaaier opladen.

    3.3.1 Beste locatie voor het laadstationHoud bij het kiezen van de beste locatie voor hetlaadstation rekening met de volgende aspecten:

    • Zorg voor minimaal 3 meter vrije ruimte vóór hetlaadstation.

    • Het moet mogelijk zijn om vanaf het laadstationminimaal 1,5 meter begrenzingsdraad in een rechtelijn naar rechts en links te leggen. Als het laadstationanders wordt geplaatst, kan het gebeuren dat derobotmaaier het laadstation zijdelings binnengaat,waardoor het dokken problemen kan geven.

    • Kies een locatie dicht bij een stopcontact. Debijgeleverde laagspanningskabel is 10 meter lang.

    • Een vlakke ondergrond vrij van scherpe voorwerpenom het laadstation op te plaatsen.

    • Bescherming tegen waternevel van bijvoorbeeld eenbesproeiingsinstallatie.

    • Bescherming tegen direct zonlicht.• Locatie in het lagere deel van een werkgebied met

    een aanzienlijke helling.• Eventuele noodzaak om het laadstation uit het zicht

    van buitenstaanders te houden.

    Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat ervrije ruimte vóór het laadstation is (minstens 3 m). Hetlaadstation moet ook centraal in het werkgebied wordengeplaatst, zodat de robotmaaier het laadstationmakkelijker kan vinden en snel alle gebieden in hetwerkgebied kan bereiken.

    2 m / 7 ft

    3 m / 10 ft

    Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes of in eenhoek. Als dat wel gebeurt, kan de robotmaaier moeitehebben om het laadstation te vinden.

    Het laadstation moet op een redelijk vlakke ondergrondworden geplaatst. De voorkant van het laadstation magniet hoger of lager worden geplaatst dan de achterkant,zoals aangegeven in onderstaande afbeelding.

    12 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • Max 3 cm / 1.2"

    Het laadstation mag niet zodanig worden geplaatst datde grondplaat verbogen kan raken.

    Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in eenwerkgebied met een steile helling, moet het laadstationonder aan de helling worden geplaatst. Dat maakt heteenvoudiger voor de robotmaaier om debegeleidingsdraad naar het laadstation te volgen.

    Plaats het laadstation niet op een eiland omdat hethierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal teleggen. Als het laadstation op een eiland moet wordengeïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook op heteiland worden aangesloten. Lees meer over eilanden in Grenzen binnen het werkgebied op pagina 16.

    3.3.2 Voeding aansluitenHoud bij het bepalen van de locatie voor de voedingrekening met de volgende punten:

    • Dicht bij het laadstation

    • Bescherming tegen regen• Bescherming tegen direct zonlicht

    De voeding moet worden geplaatst op een goedgeventileerde locatie en onder een afdak. Wanneer devoeding op een stopcontact buiten wordt aangesloten,moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruikbuitenshuis. We raden u aan om een aardlekschakelaar(RCD) te gebruiken bij het aansluiten van de voeding ophet stopcontact.

    WAARSCHUWING: Van toepassing voor USA/Canada. Als de voedingseenheid buiten isopgesteld: Risico van elektrische schok. Alleenaansluiten op een afgedekt GFCI-stopcontact(RCD), klasse A, dat voorzien is van eenbehuizing die waterdicht is, ongeacht of de kapvan de aansluitstekker is geplaatst.

    Onderdelen van de voeding mogen niet wordengewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. Delaagspanningskabel mag bijvoorbeeld niet wordeningekort of verlengd. Laagspanningskabels met eenlengte van 3 m of 20 m zijn beschikbaar als optioneleaccessoires.

    De laagspanningskabel mag door het werkgebiedworden gelegd als deze is verankerd aan de grond of isingegraven. De maaihoogte moet zodanig zijn dat demessen nooit in contact komen met delaagspanningskabel.

    De laagspanningskabel mag nooit in een rol wordengelegd of onder de basisplaat van het laadstation omdatdit interferentie kan veroorzaken met de signalen vanhet laadstation.

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 13

  • WAARSCHUWING: Monteer de voeding nooitop een hoogte waarbij het risico bestaat dat hijonder water komt te staan (minimaal 30 cmvanaf de grond). Het is niet toegestaan om devoeding op de grond te plaatsen.

    min 30 cm / 12”

    WAARSCHUWING: Onderdelen van de voedingmogen onder geen beding worden gewijzigd ener mag niet mee worden geknoeid. Delaagspanningskabel mag niet worden ingekortof verlengd.

    WAARSCHUWING: Haal de stekker uit hetstopcontact wanneer u bijvoorbeeld hetlaadstation wilt reinigen of de lusdraad wiltherstellen.

    OPGELET: Plaats de laagspanningskabel enstel de maaihoogte zodanig in dat de messennooit in aanraking kunnen komen met de kabel.

    3.3.3 Het laadstation installeren en aansluiten1. Zet het laadstation op een geschikte plek.2. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation.

    3. Sluit de voedingskabel van de voeding aan op eenstopcontact van 100-240 V. Wanneer de voeding opeen stopcontact buiten wordt aangesloten, moet dit

    stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruikbuitenshuis. Zie Voeding aansluiten op pagina 13.

    4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulpvan de bijgeleverde schroeven. Draai de schroevenzodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.

    OPGELET: Het is niet toegestaan om nieuwegaten in de grondplaat van het laadstation temaken. Alleen de bestaande gaten mogenworden gebruikt om hem in de grond vast tezetten.

    OPGELET: Sta of loop nooit op de grondplaatvan het laadstation.

    3.4 De accu ladenNadat het laadstation is aangesloten, kunt u derobotmaaier opladen. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.Plaats de robotmaaier in het laadstation terwijl debegrenzingsdraad en de begeleidingsdraad wordengelegd.

    Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100minuten om hem volledig te laden.

    WAARSCHUWING: Laad de robotmaaier alleenop met een laadstation dat daarvoor bedoeld is.Onjuist gebruik kan leiden tot elektrischeschokken, oververhitting of lekkage vancorroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkagevan elektrolyt spoelt u deze weg met water.Raadpleeg onmiddellijk een arts indien deelektrolyt in aanraking komt met uw ogen etc.

    Let op: De robotmaaier kan niet worden gebruikt zolangde installatie niet is voltooid.

    14 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • 3.5 GrensdraadDe begrenzingsdraad kan op de volgende manierenworden geïnstalleerd:

    • De draad in de grond vastzetten met krammen.

    Zet de begrenzingsdraad met krammen vast als ude plaatsing tijdens de eerste paar weken van hetgebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zalhet gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoordeze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/kunststof moker en krammen.

    • De draad ingraven.

    Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten, kunt ude begrenzingsdraad het beste ingraven. Waarnodig kunnen beide methoden wordengecombineerd zodat een deel van debegrenzingsdraad is vastgezet met krammen en derest is ingegraven. De draad kan worden ingegravenmet behulp van bijvoorbeeld een kantensteker ofeen rechte spade. Zorg dat u de begrenzingsdraadminimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grondlegt.

    3.5.1 Bepalen waar u de begrenzingsdraad wiltleggenBij het leggen van de begrenzingsdraad geldt hetvolgende:

    • De kabel vormt een lus rond het werkgebied.Gebruik originele begrenzingsdraad. Deze isspeciaal ontworpen om bestand te zijn tegen vochtuit de grond.

    • De robotmaaier mag op geen enkel punt binnen hetvolledige werkgebied meer dan 15 meter verwijderdzijn van de kabel.

    • De draad mag niet langer zijn dan 400 meter.• Zorg dat er 20 cm extra draad beschikbaar is om de

    begeleidingsdraad later op aan te sluiten. Zie Debegrenzingsdraad leggen op pagina 18.

    In de onderstaande afbeelding ziet u hoe debegrenzingsdraad rond het werkgebied en rondobstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverdemeetlat om de juiste afstand te bepalen. Zie Productoverzicht op pagina 5.

    5 cm / 2"

    0 cm

    30 cm / 12"

    20 cm / 8"

    3.5.2 Grenzen van het werkgebiedDe afstand van de begrenzingsdraad tot obstakelsvarieert en is afhankelijk van wat er pal naast hetwerkgebied ligt.

    Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeldeen muur of hek (5 cm of hoger) moet debegrenzingsdraad op 30 cm vanaf het obstakel wordengelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op eenobstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer20 cm van het gazon rond het vaste obstakel zal nietworden gemaaid.

    30 cm / 12"

    > 5 cm / 2"

    Als het werkgebied grenst aan een kleine greppel, eenbloemperk, of een kleine verhoging, zoals een lagestoeprand (1-5 cm), moet de begrenzingsdraad op 20cm binnen het werkgebied worden gelegd. Hiermee

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 15

  • wordt voorkomen dat de wielen in de greppel of op destoep rijden, dit kan namelijk leiden tot overmatigeslijtage van de robotmaaier. Ongeveer 12 cm gras langsde greppel/stoeprand wordt niet gemaaid.

    20 cm / 8"

    1-5 cm / 0.4-2"

    Als het werkgebied grenst aan een tegelpad of ietsdergelijks, dat ongeveer op dezelfde hoogte ligt als hetgazon (+/- 1 cm), is het mogelijk om de robotmaaier eeneindje over het pad te laten rijden. De begrenzingsdraadmoet dan 5 cm vanaf de rand van het pad wordengelegd. Al het gras langs het tegelpad wordt gemaaid.

    5 cm / 2"

    max 1 cm / 0.4"

    Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door eentegelpad dat niet boven het gazon uitsteekt, is hetmogelijk om de robotmaaier over het pad te laten rijden.Het kan een voordeel zijn om de begrenzingsdraadonder de tegels te leggen. De begrenzingsdraad kanook in de voeg tussen de tegels worden gelegd. Zorgervoor dat de tegels op gelijke hoogte zijn met het gazonom overmatige slijtage van de robotmaaier tevoorkomen.

    OPGELET: De robotmaaier mag nooit overgrind, mulch of soortgelijk materiaal rijden,omdat de messen hierdoor kunnen wordenbeschadigd.

    OPGELET: Als het werkgebied aan eenwaterpartij, helling, afgrond of openbare weggrenst, moet behalve de begrenzingsdraad ookeen rand of iets dergelijks worden geplaatst. Die

    moet in dat geval minimaal 15 cm hoog zijn. Datzorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten hetmaaigebied terecht kan komen.

    min. 15 cm / 6"

    3.5.3 Grenzen binnen het werkgebiedGebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen hetwerkgebied te isoleren door eilanden te creëren rondobstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoalsbloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot enrond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keerdan terug langs dezelfde route. Als er krammen wordengebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfdekram worden gelegd. Als de begrenzingsdraden naar envanaf het eiland dicht bij elkaar worden gelegd, kan derobotmaaier over de draad rijden.

    0 cm / 0"

    OPGELET: De begrenzingsdraad mag op hettraject van en naar een eiland niet wordengekruist.

    Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoalsbomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet met debegrenzingsdraad te worden geïsoleerd. De robotmaaierkeert om wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.

    Voor een veilige en stille werking is het echter raadzaamalle vaste voorwerpen in en rond het werkgebied af tegrenzen.

    Obstakels met een lichte helling, bijvoorbeeld stenen ofgrote bomen met bovengrondse wortels, moeten wordengeïsoleerd of verwijderd. De robotmaaier kan anders opzulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messenbeschadigd raken.

    16 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • 3.5.3.1 BijgebiedenAls het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij hetvoor de robotmaaier lastig is om van de ene naar deandere zone te gaan, kunt u beter een bijgebiedcreëren. Voorbeelden hiervan zijn hellingen van 25% ofeen doorgang die smaller is dan 60 cm. Leg debegrenzingsdraad dan rond het bijgebied zodat er eeneiland wordt gevormd buiten het hoofdgebied. Derobotmaaier moet handmatig worden verplaatst tussenhoofd- en bijgebied wanneer het gras in het bijgebiedmoet worden gemaaid.

    Bijgebied

    Hoofdge-

    Hiervoor moet de bedieningsmodus MAN wordengebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen hetbijgebied en het laadstation niet zelfstandig kanafleggen. Zie Selectie bedieningsmodus op pagina 36.In deze modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaannaar het laadstation, maar doorgaan met maaien totdatde batterij leeg is. Wanneer de batterij leeg is, stopt derobotmaaier en verschijnt de melding Moet handmatigladen op het display. Plaats de robotmaaier in hetlaadstation om de batterij op te laden. Als hethoofdgebied meteen na het laden moet wordengemaaid, moet u de START-knop indrukken en debedieningsmodus AUTO kiezen voordat u de klep sluit.3.5.3.2 Doorgangen tijdens het maaienVermijd lang en smalle doorgangen en zones smallerdan 1,5-2 meter. Dan bestaat het risico dat derobotmaaier lang in die doorgang of zone blijft rijden.Het gazon zal er dan geplet uitzien.

    3.5.3.3 HellingenDe robotmaaier kan op hellingen werken. De maximalehelling wordt gedefinieerd als een percentage (%) enwordt berekend als het hoogteverschil in centimeters permeter.

    De begrenzingsdraad kan over een helling met eenhellingsgraad van minder dan 15% worden gelegd.

    0-15%

    0-15 cm / 0-6"

    100 cm / 40"

    De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meerdan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat derobotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaierstopt dan en de foutmelding Buiten maaigebied wordtweergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natteweersomstandigheden, omdat de wielen dan op hetnatte gras kunnen gaan slippen.

    15- %

    >15 cm / >6"

    100 cm / 40"

    De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler dan15% worden gelegd als er een obstakel is waar derobotmaaier tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeldeen omheining of dichte haag.

    Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones meteen helling tot 25% maaien. Gebieden met een grotehellingsgraad moeten met begrenzingsdraad wordengeïsoleerd.

    Als zich aan de buitenrand van het werkgebied hellingenbevinden die steiler zijn dan 15% moet debegrenzingsdraad op een vlakke ondergrond wordengelegd op een afstand van ongeveer 20 cm voor hetbegin van de helling.

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 17

  • 100 cm / 40"

    100 cm / 40"

    100 cm / 40"

    20 cm / 8"

    0-15 cm / 0-6"

    0-25 cm / 0-10"

    15- cm / 6-"

    0-25%

    3.5.4 De begrenzingsdraad leggenAls u de begrenzingsdraad met krammen gaatvastzetten:

    • Maai het gras op de plek waar u de draad gaatleggen heel kort met een gewone gazonmaaier oftrimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grondleggen, waardoor de kans kleiner wordt dat derobotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van dedraad beschadigt.

    • Leg de begrenzingsdraad vlak bij de grond en zet dekrammen dicht bij elkaar. De kabel moet overal vlaktegen de grond liggen, zodat hij niet wordtdoorgesneden voordat de graswortels er overheenzijn gegroeid. De kabelisolatie kan wordenbeschadigd wanneer het gras meteen na deinstallatie te kort wordt gemaaid. Beschadigingenaan de isolatie zorgen soms pas weken of maandenlater voor problemen. Om dit te voorkomen, moet ude eerste weken na het installeren altijd demaximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte

    vervolgens elke tweede week een stap verlagentotdat de gewenste maaihoogte is bereikt.

    • Gebruik een hamer om de krammen in de grond tetikken. Wees voorzichtig bij het inslaan van dekrammen en zorg dat de draad niet te strak komt testaan. Vermijd scherpe bochten in de draad.

    Als u de begrenzingsdraad gaat ingraven:

    • Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm enmaximaal 20 cm onder de grond legt. De draad kanworden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld eenkantensteker of een rechte spade.

    Let op: Leg extra draad niet opgerold buiten debegrenzingsdraad. Dit kan de werking van derobotmaaier verstoren.

    3.5.4.1 Oogje voor het aansluiten van debegeleidingsdraadOm het aansluiten van de begeleidingsdraad op debegrenzingsdraad te vergemakkelijken, is het een goedidee om op het punt waar de begeleidingsdraad laterwordt aangesloten een oogje te maken met behulp vaneen extra stuk begrenzingsdraad van ongeveer 20 cm.Bepaal voordat u begint met het uitleggen van debegrenzingsdraad waar u de begeleidingsdraad wiltplaatsen. Zie De begrenzingsdraad leggen op pagina18.

    3.5.4.2 De begrenzingsdraad lassen

    OPGELET: Een tweeaderige kabel of eenkroonsteentje geïsoleerd met isolatietape levertgeen adequate lassen op. Het vocht in de grondzorgt ervoor dat de draden gaan oxideren,waardoor het circuit na een tijdje wordtonderbroken.

    18 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • Gebruik een originele koppeling wanneer debegrenzingsdraad niet lang genoeg is en moet wordengelast. Die is waterbestendig en garandeert eenbetrouwbare elektrische aansluiting.

    Steek beide draaduiteinden in de koppeling. Controleerof de draden volledig in de koppeling zijn gestoken,zodat de uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtigedeel aan de andere zijde van de koppeling. Duw deknop boven op de koppeling vervolgens helemaal in.Gebruik een waterpomptang om de knop op dekoppeling helemaal in te drukken.

    3.6 De begrenzingsdraad aansluitenOPGELET: De begrenzingsdraad mag zichzelfniet kruisen wanneer deze wordt aangeslotenop het laadstation. Sluit het rechteruiteinde vande draad aan op de pen rechts op hetlaadstation en het linkeruiteinde op de pen links.

    Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op hetlaadstation:

    1. Open de connector en plaats de draad in deuitsparing in de connector.

    2. Druk de aansluitklemmen samen met een tang. Druktotdat u een klik hoort.

    3. Snijd overtollige begrenzingsdraad 1 of 2 centimeterboven elke verbinding weg.

    4. Druk de connector op de metalen pen, druk deconnector op de contactpen, gemarkeerd met L(links) en R (rechts), op het laadstation. Controleerof de connector correct is aangesloten.

    3.7 De begeleidingsdraad installerenDe begeleidingsdraad wordt door de robotmaaiergebruikt om de weg naar het laadstation te vinden, maardient ook om de robotmaaier naar uithoeken van de tuinte leiden.

    Voor de begrenzings- en begeleidingsdraden wordtdezelfde draad gebruikt. De begeleidingsdraad kan netals de begrenzingsdraad met krammen in de grondworden vastgezet of worden ingegraven.

    De robotmaaier werkt op diverse afstanden vanaf debegeleidingsdraad, om de kans op spoorvorming tebeperken. Het gebied naast de draad dat derobotmaaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.Hoe groter de ingestelde doorrijbreedte voor de corridoris, hoe kleiner de kans op spoorvorming is.

    De robotmaaier loopt altijd links van debegeleidingsdraad, gezien in de richting van hetlaadstation. De corridor bevindt zich dus links van degeleidingsdraad. Zorg daarom bij het installeren voor zoveel mogelijk vrije ruimte links van de

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 19

  • begeleidingsdraad, gezien in de richting van hetlaadstation.

    Max.

    afstand

    Min. 2 m / 7 ft

    Min. 30 cm / 12"

    De begeleidingsdraad kan net als de begrenzingsdraadmet krammen in de grond worden vastgezet of wordeningegraven.

    OPGELET: Zorg voor zo veel mogelijk ruimtelinks van de begeleidingsdraad (gezien in derichting van het laadstation). Ook is het niettoegestaan om de begeleidingsdraad op eenafstand van minder dan 30 cm vanaf debegrenzingsdraad te leggen.

    3.7.1 De begeleidingsdraad leggen en aansluiten

    1. Trek de draad door de sleuf in de onderkant van deladerplaat.

    2. Bevestig de connector op de begeleidingsdraad opdezelfde manier als bij de begrenzingsdraad, zoalsbeschreven in De begrenzingsdraad aansluiten oppagina 19. Sluit deze aan op de aansluitpen,gemarkeerd met GELEIDING, op het laadstation.

    3. Laat de begeleidingsdraad minstens 2 meter rechtvanaf de voorste rand van de plaat lopen.Als de begeleidingsdraad in een doorgang moetworden gelegd:

    • De robotmaaier volgt de begeleidingsdraad vanen naar het laadstation altijd aan dezelfde kantvan de draad. Dit betekent dat debegeleidingsdraad zich rechts van derobotmaaier bevindt wanneer de maaier naar hetlaadstation toe gaat, terwijl deze zich links vande maaier bevindt wanneer de maaier van hetlaadstation weggaat.

    • Als de begeleidingsdraad op een steile hellingmoet worden geïnstalleerd, moet de draad bijvoorkeur onder een hoek op de helling wordengelegd. Dat maakt het voor de robotmaaiereenvoudiger om de begeleidingsdraad op dehelling te volgen.

    • Leg de draad niet in scherpe bochten. Hierdoorkan het voor de robotmaaier lastig worden omde begeleidingsdraad te volgen.

    135º

    135º 90º

    4. Leid de begeleidingsdraad naar het punt op debegrenzingsdraad waar eerder een lus was gemaaktom het aansluiten van de begeleidingsdraad tevereenvoudigen.

    20 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • 5. Knip de lus op de begrenzingsdraad door metbijvoorbeeld een draadtang.

    6. Sluit de begeleidingsdraad met behulp van eenkoppeling aan op de begrenzingsdraad:• Steek de begrenzingsdraad in elk van de

    openingen in de koppeling. Het maakt niet uitwelke openingen worden gebruikt voor hetaansluiten van elke begrenzingsdraad. Steek debegeleidingsdraad in de middelste opening in dekoppeling. Controleer of de draden volledig in dekoppeling zijn gestoken, zodat de uiteindenzichtbaar zijn door het doorzichtige deel aan deandere zijde van de koppeling.

    • Gebruik een waterpomptang om de knop op dekoppeling helemaal in te drukken.

    7. Zet de connector met krammen vast in het gazon ofgraaf de connector in.

    OPGELET: De begeleidingsdraad mag debegrenzingsdraad niet kruisen, bijvoorbeeld eenbegrenzingsdraad die naar een eiland loopt.

    OPGELET: Controleer of de begeleidingsdraadwerkt voordat u de robotmaaier gebruikt.

    3.8 De installatie controlerenControleer het lussignaal door te kijken naar hetindicatielampje in het laadstation.

    Zie Indicatielampje in het laadstation op pagina 45 alshet lampje niet constant of knipperend groen brandt.

    3.9 Ingebruikname en kalibratieAls de hoofdschakelaar voor het eerst in stand 1 wordtgezet, moet er een opstartprocedure in het menu van derobotmaaier worden uitgevoerd, naast een automatischekalibratie van het begeleidingssignaal. De kalibratie isook een goede test om te controleren of debegeleidingsdraad zodanig is geïnstalleerd dat derobotmaaier de begeleidingsdraad vanaf het laadstationzonder problemen kan volgen.

    1. Open de klep door op de STOP-knop te drukken.2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.

    Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordtgebruikt, wordt een opstartprocedure gestart. Devolgende gegevens moeten worden ingevoerd:

    • Taal.• Land• De huidige tijd• Datum• 4-cijferige PIN-code. Alle combinaties behalve

    0000 zijn toegestaan.

    Let op: Gebruik de pagina AANTEKENINGEN aanhet begin van de handleiding om de PIN-code tenoteren.

    3. Plaats de robotmaaier in het laadstation wanneerhet display hierom vraagt. Druk op de START-knopen sluit de klep. De robotmaaier zal nu beginnen

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 21

  • met het kalibreren van de begeleiding, door hetlaadstation te verlaten en de begeleidingskabel tevolgen tot het punt waar de begeleidingskabel isverbonden met de begrenzingskabel. Hier begint hijmet maaien. Controleer of de robotmaaier debegeleidingsdraad helemaal kan volgen. Als dit niethet geval is, is de begeleidingsdraad mogelijk nietcorrect geïnstalleerd. Controleer in dat geval of deinstallatie is uitgevoerd volgens de instructie in Debegeleidingsdraad installeren op pagina 19. Voervervolgens een nieuwe kalibratie uit. Zie Kalibreerzoekdraad, ROB R600 op pagina 28 voor ROBR600 en Test instellingen op pagina 26 voor ROBR800, ROB R1000.

    3.10 Het dokken in het laadstation testenControleer voordat u de robotmaaier gebruikt of deze debegeleidingsdraad helemaal kan volgen tot aan hetlaadstation en zonder problemen in het laadstation kandokken. Voer de onderstaande test uit.

    1. Open de klep van het paneel door op de STOP-knopte drukken.

    2. Plaats de robotmaaier dicht bij het punt waar debegeleidingsdraad op de begrenzingsdraad isaangesloten. Plaats de robotmaaier op ongeveer 2m vanaf de begeleidingsdraad, naar debegeleidingsdraad gericht.

    3. Kies de modus HOME door op de toets met hethuissymbool te drukken, en druk op OK wanneer decursor op Home staat. Druk op START en sluit deklep.

    4. Controleer of de robotmaaier de begeleidingsdraadhelemaal volgt tot aan het laadstation en in hetlaadstation dokt. De test is alleen gelukt als derobotmaaier de begeleidingsdraad over het geheletraject naar het laadstation kan volgen en meteen bijde eerste poging dokt. Als het de robotmaaier nietlukt om bij de eerste poging te dokken, probeert hijhet automatisch opnieuw. De installatie is nietgoedgekeurd als de robotmaaier twee of meerpogingen nodig heeft om in het laadstation tedokken. Controleer in dat geval of het laadstation,de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad zijngeïnstalleerd volgens de instructies.

    5. De robotmaaier zal in het laadstation blijven totdatde modus AUTO of MAN wordt gekozen. Zie Selectie bedieningsmodus op pagina 36.Het geleidingssysteem moet eerst zijn gekalibreerdom bovenstaande test met succes te kunnenuitvoeren. Zie Ingebruikname en kalibratie op pagina21.

    3.11 Bedieningspaneel3.11.1 Instructie - bedieningspaneelAlle commando's en instellingen voor de robotmaaiergebeuren via het bedieningspaneel. Alle functies zijntoegankelijk via een aantal menu's.

    Het bedieningspaneel bestaat uit een display en eentoetsenbord. Alle informatie wordt op het displayweergegeven en alles wordt met de knoppen ingevoerd.

    3.11.2 Toetsenbord Het toetsenbord bestaat uit vier groepen knoppen:

    • De START-knop wordt gebruikt om de robotmaaierte activeren. Dit is doorgaans de laatste knop diemoet worden ingedrukt voordat het luik wordtgesloten.

    • De 3 meerkeuzeknoppen bieden verschillendefuncties, afhankelijk van waar u zich in demenustructuur bevindt. De knopfunctie wordtonderaan in het display weergegeven.

    • De numerieke toetsen worden bijvoorbeeld gebruiktvoor het invoeren van de pincode of detijdsinstellingen.

    • De bedieningsmodusknop heeft als symbool eenhuis. Wanneer de knop wordt ingedrukt, wordt degeselecteerde bedieningsmodus weergegeven inhet display.

    3.11.3 DisplayWanneer de STOP-knop is ingedrukt en de klep isgeopend, wordt het bedieningsvenster zichtbaar. Dezetoont de tijd, de geselecteerde bedieningsmodus, hetaantal maaiuren, de accustatus en de timerinstelling.

    • Op de klok staat de huidige tijd.• De huidige datum wordt aangegeven.• Het aantal bedrijfsuren geeft aan hoeveel uur de

    robotmaaier in bedrijf is geweest sinds deproductiedatum. De tijd die de robotmaaier heeftgemaaid of naar het laadstation heeft gezocht, wordtook als rijtijd geteld.

    • AUTO, MAN of HOME geven aan welkebedieningsmodus is geselecteerd. Zie Selectiebedieningsmodus op pagina 36.

    • De accustatus geeft de resterende lading van deaccu aan.

    • Het ECO-symbool wordt weergegeven als derobotmaaier in de ECO-modus is gezet.

    • Het kloksymbool geeft de geprogrammeerdetimerinstellingen aan. Het kloksymbool is zwartwanneer de robotmaaier niet mag maaien vanwegeeen instelling van de timer.

    • De tekst MENU geeft aan dat het hoofdmenutoegankelijk is via de meerkeuzeknop die zich onderde tekst bevindt.

    22 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • 3.11.4 Submenu'sElke optie heeft een aantal submenu's. Alle functiesvoor de instellingen van de robotmaaier zijn via desubmenu's toegankelijk.

    Sommige submenu's bevatten opties die links wordenaangevinkt. Dit houdt in dat deze opties zijngeselecteerd. Plaats of verwijder het vinkje in het vakjedoor te drukken op OK.

    3.12 MenustructuurHet hoofdmenu voor de ROB R600 bevat 3 opties:

    • Timer• Veiligheid• Instellingen

    Het hoofdmenu voor de ROB R800, ROB R1000 bevat 4opties:

    • Timer• Installatie• Veiligheid• Instellingen

    Het volgende gedeelte behandelt de menuopties in hethoofdmenu en geeft meer gedetailleerde informatie overhet gebruik per functie en welke instellingsoptiesbeschikbaar zijn.

    3.12.1 HoofdmenuTimerDe timerfunctie is een ideaal hulpmiddelom te bepalen welke periode derobotmaaier niet mag maaien,bijvoorbeeld als de kinderen in de tuinspelen.

    Installatie (alleen voor ROB R800, ROBR1000)Deze menufunctie wordt gebruikt om deinstallatie klantspecifiek aan te passen.Voor vele werkgebieden is er geennoodzaak tot wijziging van defabrieksinstellingen, maar afhankelijk vande gazoncomplexiteit kan hetmaairesultaat worden verbeterd doorhandmatige instellingen te maken.

    VeiligheidVia dit menu kunt u instellingen metbetrekking tot de beveiliging en deverbinding tussen de robotmaaier en hetlaadstation wijzigen. U kunt kiezen uit 3veiligheidsniveaus: Laag, Midden, Hoog.

    InstellingenVia deze functie kunt u wijzigingenaanbrengen in de algemene instellingenvan de robotmaaier, zoals de datum entijd. U kunt de ECO-modus ook in-/uitschakelen.

    3.13 Timer

    Reset timer

    Werk dagen

    Werk uren 2

    Werk uren 1

    TIMER

    Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet tevaak laten maaien. Als de robotmaaier te veel magmaaien kan het gazon er erg plat uitzien. Bovendien zalde robotmaaier dan onnodig slijten. Als het werkgebiedkleiner is dan de gebiedscapaciteit van de robotmaaier,kan de kwaliteit van het gras verder worden verbeterddoor dit om de andere dag te maaien in plaats vandagelijks enkele uren. Bovendien heeft het gras baat bijeen rustperiode van ten minste drie opeenvolgendedagen per maand.

    De timerfunctie is ook een ideale manier om te bepalenwelke werkuren de robotmaaier niet mag maaien,bijvoorbeeld als de kinderen in de tuin spelen.

    De fabrieksinstelling van de Timer is 07:00-23:00maandag - zondag. Dit is doorgaans een geschikteinstelling voor een werkgebied dat overeenkomt met demaximale capaciteit. Als het werkgebied kleiner is dande maximale capaciteit, dan moet de timer moet wordengebruikt om de slijtage van het gras en de grasmaaier teminimaliseren. Ga er bij het handmatig instellen van detimer van uit dat de robotmaaier ongeveer het in de

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 23

  • tabel Werkcapaciteit vermelde aantal vierkante metersper uur en dag maait. Zie De timer instellen op pagina25.Onderstaande tabel geeft suggesties voor verschillendeinstellingen voor de timer afhankelijk van de grootte vande tuin. De tijden zijn slechts ter indicatie bedoeld.Mogelijk moeten ze worden aangepast aan de tuin enbijvoorbeeld de kwaliteit en groei van het gras tijdenshet seizoen. Gebruik de tabel als volgt:

    • Zoek een werkgebied op dat het beste past bij degrootte van het gazon.

    • Kies een geschikt aantal werkdagen per week (voorsommige werkgebieden zijn mogelijk 7 dagennodig).

    • Werkuren per dag toont hoeveel uren per dag derobotmaaier mag werken voor het gekozen aantalwerkdagen.

    • Voorgesteld tijdsinterval geeft een tijdsinterval aandat overeenkomt met de gewenste werkuren perdag.

    3.13.1 Suggesties voor de timerROB R600

    Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval

    100 m2 5 3 07:00 - 10:00

    7 2,5 07:00 - 9:30

    200 m2 5 6,5 07:00 - 13:30

    7 4,5 07:00 - 11:30

    400 m2 5 13 07:00 - 20:00

    7 9 07:00 - 16:00

    600 m2 6 16 07:00 - 23:00

    7 13,5 07:00 - 20:30

    ROB R800

    Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval

    100 m2 5 3 07:00 - 10:00

    7 2 07:00 - 09:00

    200 m2 5 5,5 07:00 - 12:30

    7 4 07:00 - 11:00

    400 m2 5 11,5 07:00 - 18:30

    7 8 07:00 - 15:00

    600 m2 6 14 07:00 - 21:00

    7 12 07:00 - 19:00

    800 m2 7 16 07:00 - 23:00

    ROB R1000

    Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval

    100 m2 5 3 07:00 - 10:00

    7 2 07:00 - 09:00

    200 m2 5 5,5 07:00 - 12:30

    7 4 07:00 - 11:00

    400 m2 5 11,5 07:00 - 18:30

    7 8 07:00 - 15:00

    600 m2 6 14 07:00 - 21:00

    7 12 07:00 - 19:00

    24 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • ROB R1000

    Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval

    800 m2 7 16 07:00 - 23:00

    1000 m2 7 20 05:00 - 01:00

    3.13.2 De timer instellen• Werkuren 1: Om de start- en stoptijden voor

    Werkuren 1 in te stellen, voert u de vereiste tijden inuren en minuten in en drukt u op OK om deingevoerde tijd te bevestigen.

    • Werkuren 2: Om de start- en stoptijden voorWerkuren 2 in te stellen, voert u de vereiste tijden inuren en minuten in en drukt u op OK om deingevoerde tijd te bevestigen.

    • Werkdagen: Om de werkdagen voor de robotmaaierte selecteren, selecteer de dagen waarop derobotmaaier moet werken

    • Timer resetten: Om de waarden van defabrieksinstellingen te resetten, selecteer Resettimer en druk op OK.

    U kunt Werkuren 1 of Werkuren 2 uitschakelen door detijd 00:00-00:00 in te voeren; de tijd wordt dan geresetnaar --:-- - --:--.

    Wanneer de timerinstellingen zijn ingesteld, wordt op destartpagina een kloksymbool weergegeven. Hetkloksymbool is zwart wanneer de robotmaaier niet magmaaien vanwege een instelling van de timer.

    3.14 Installatie - ROB R800, ROB R1000

    INSTALLATIE

    Op afstand starten 1

    Op afstand starten 2

    Test instellingen

    Rijd over draad

    De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk viadeze selectie in het hoofdmenu.

    • Op afstand starten 1: Om de robotmaaier tebesturen zodat hij gemakkelijker verre uithoeken vande tuin kan bereiken.

    • Op afstand starten 2: Om de robotmaaier tebesturen zodat hij gemakkelijker verre uithoeken vande tuin kan bereiken.

    • Test instellingen: Om de bovenstaande instellingente controleren.

    • Rijdt over draad: Om de afstand in te stellen van debegrenzingsdraad die de robotmaaier moet volgenvoordat deze terugkeert.

    Voorbeelden van tuininstellingen vindt u in Voorbeeldenvan indelingen van tuinen op pagina 32.

    3.14.1 Op afstand starten 1Een belangrijke functie van de begeleidingsdraad is demogelijkheid om de robotmaaier indien nodig naar eenafgelegen deel van de tuin te leiden. Deze functie is ergnuttig in tuinen waar bijvoorbeeld de voor- en achtertuinmet elkaar in verbinding staan via een smalle doorgang.

    Op afstand starten 1 — Aandeel

    Afstand

    3.14.1.1 AandeelWanneer deze functie is geactiveerd (niet is ingesteld opNooit), zal de robotmaaier de begeleidingsdraad vanafhet laadstation altijd volgen naar de afgelegen zone endaar beginnen met maaien.

    Het aantal keren dat de robotmaaier debegeleidingsdraad vanaf het laadstation moet volgen,wordt ingesteld als een percentage van het totale aantalkeren dat hij het laadstation verlaat. Alle andere kerenverlaat de robotmaaier het laadstation op destandaardwijze en begint hij met maaien.

    Zelden

    Midden

    Vaak

    Altijd

    Aandeel — Nooit

    • De volgende vijf opties kunnen worden gekozen:

    - Nooit (0%)- Zelden (circa 20%)- Middel (circa 50%)- Vaak (circa 80%)- Altijd (100%)Kies het percentage dat overeenkomt met deomvang van de afgelegen zone ten opzichte van hettotale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zonebijvoorbeeld minder dan de helft van het totalewerkoppervlak bestrijkt, kiest u Zelden. Wanneer deafgelegen zone bijvoorbeeld de helft van het totalewerkoppervlak bestrijkt, kiest u Middel. Zie devoorbeelden in Voorbeelden van indelingen vantuinen op pagina 32. De standaardinstelling isZelden.

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 25

  • 3.14.1.2 AfstandGeef de afstand in meter langs de begeleidingsdraad,vanaf het laadstation naar de afgelegen zone waar demaaier begint met maaien. Tip! Bepaal via de functieTest UIT hoe groot de afstand tot het gebied is. Deafstand wordt in meters vermeld op het display vanrobotmaaier.

    3.14.2 Op afstand starten 2Indien er in het werkgebied twee gebieden ver uit elkaarliggen moet u de begeleidingsdraad zo leggen dat hijbeide gebieden bereikt. U kunt dan Op afstand starten 1en Op afstand starten 2 combineren om de robotmaaiernaar elk gebied te sturen.

    Voer de instellingen voor Aandeel en Afstand opdezelfde manier uit als voor Op afstand starten 1. Destandaardinstelling is Nooit.Houd er rekening mee dat het totale percentage voorAandeel niet hoger mag zijn dan 100%. Indien Vaak isingesteld voor Op afstand starten 1, kan alleen Nooit ofZelden voor Op afstand starten 2 worden gekozen.

    3.14.3 Test instellingenIn het menu Test instellingen kunnen de instellingenvoor Op afstand starten 1 en Op afstand starten 2worden gecontroleerd op de werking in hetdesbetreffende werkgebied.

    Test instellingen — Test volg draad IN

    Test volg draad UIT

    Test volg draad UIT — Op afstand starten 1

    Op afstand starten 2

    3.14.3.1 Test UITDe functie Test UIT dient voor het testen van deinstallatie en het berekenen van de afstand tussen hetlaadstation en een afgelegen gebied.

    Om de instellingen te testen in Op afstand starten 1:Plaats de robotmaaier in het laadstation en selecteerTest UIT - Op afstand starten 1. De robotmaaier rijdt danonmiddellijk langs de begeleidingskabel weg bij hetlaadstation en begint te maaien nadat de ingesteldeafstand is afgelegd.

    De afstand van het laadstation naar een afgelegen zonemeten:

    Voer een afstand in waarvan u zeker weet dat deze dewerkelijke waarde overschrijdt. De maximale afstand diekan worden ingevoerd is 100 meter. Plaats derobotmaaier in het laadstation en selecteer Test UIT. Derobotmaaier rijdt onmiddellijk weg uit het laadstation. Deafstand wordt in meters vermeld op het display van demaaier terwijl de robotmaaier bezig is met maaien. Stopde robotmaaier op de gewenste plaats en noteer de

    afstand. Voer het weergegeven aantal meter in het veldAfstand in voor het betreffende werkgebied.Als Op afstand starten 2 geactiveerd is, d.w.z. indieneen andere optie dan Nooit is geselecteerd voorAandeel, moeten ook die instellingen getest worden. Detest voor Op afstand starten 2 wordt op dezelfde manieruitgevoerd als voor Op afstand starten 1.3.14.3.2 Test volg draad INDe functie Test IN maakt het mogelijk om te testen of derobotmaaier in het laadstation dokt.

    Let op: Test IN kan alleen worden uitgevoerd als ereerst een Test UIT is uitgevoerd.

    Als u deze functie selecteert, rijdt de robotmaaierrechtstreeks langs de begeleidingsdraad naar hetlaadstation om daar te dokken. De test is enkel geluktals de robotmaaier meteen bij de eerste poging in hetlaadstation dokt. Als het de robotmaaier niet lukt om bijde eerste poging te dokken, probeert hij het automatischopnieuw. De installatie is niet goedgekeurd als derobotmaaier twee of meer pogingen nodig heeft om inhet laadstation te dokken.

    3.14.4 Rijd over draadDe voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaaldeafstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaierkeert. Die afstand is standaard ingesteld op 25 cm, maarkan zo nodig worden gewijzigd. De minimale waarde is20 cm en de maximale waarde is 30 cm. Houd errekening mee dat de gegeven afstand slechts eengeschatte waarde is. In werkelijkheid kan de afstandtussen de robotmaaier en de begrenzingsdraadvariëren.

    Specificeer het aantal centimeters dat de robotmaaiervoorbij de begrenzingsdraad moet rijden en druk op OK.

    3.15 VeiligheidVia deze selectie kunnen instellingen worden verricht inverband met beveiliging en de verbinding tussen demaaier en het laadstation.

    Wijzig PIN-code

    Veiligheidsniveau

    Nieuw lussignaal

    VEILIGHEID

    3.15.1 Wijzig PIN-codeVoer de nieuwe pincode in en druk op OK. Voerdezelfde code nogmaals in en bevestig door op OK tedrukken. Als de PIN-code is gewijzigd, wordt op hetdisplay heel kort de melding PIN-code gewijzigdweergegeven.

    26 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • Maak een notitie van de nieuwe PIN-code op deaangegeven regel in AANTEKENINGEN. Zie Inleidingop pagina 3

    3.15.2 VeiligheidsniveauU kunt kiezen uit 3 veiligheidsniveaus.

    Hoog

    Midden

    LaagVeiligheidsniveau

    Bij de veiligheidsniveaus Laag en Midden is de toegangtot de robotmaaier geblokkeerd als de PIN-codeonbekend is. Bij veiligheidsniveau Hoog klinkt er tevenseen waarschuwingspiepje als er niet binnen eeningestelde termijn de juiste PIN-code wordt ingevoerd.

    Wanneer vijf keer achter elkaar een verkeerde PIN-codewordt ingevoerd, wordt de robotmaaier enige tijdgeblokkeerd. De tijd voor de blokkering wordt bij elkevolgende mislukte poging verlengd.

    Werking Laag Midden Hoog

    Tijdsslot X X X

    PIN-verzoek X X

    Alarm X

    3.15.2.1 TijdsslotDeze functie houdt in dat de robotmaaier na 30 dagenniet meer kan worden gestart tenzij eerst de juiste PIN-code wordt ingevoerd. Na het verstrijken van deze 30dagen blijft de robotmaaier gewoon maaien, maar als deklep wordt geopend, verschijnt de melding Voer pincodein. Voer uw code weer in en druk op OK.3.15.2.2 PIN-verzoekDeze functie houdt in dat de robotmaaier om een PIN-code vraagt wanneer de hoofdschakelaar op 1 wordtgezet en elke keer dat de klep wordt geopend. Om derobotmaaier te kunnen gebruiken, moet de juiste PIN-code worden ingevoerd.

    Wanneer vijf keer achter elkaar een verkeerde PIN-codewordt ingevoerd, wordt de robotmaaier enige tijdgeblokkeerd. De tijd voor de blokkering wordt bij elkevolgende mislukte poging verlengd.

    3.15.2.3 AlarmDeze functie houdt in dat er een alarmsignaal klinktwanneer de pincode niet binnen 10 seconden na hetindrukken van de STOP-knop wordt ingevoerd ofwanneer de robotmaaier om de een of andere reden isopgetild. Een tikkend geluid geeft aan dat de PIN-codemoet worden ingevoerd om te voorkomen dat het alarmafgaat. Het alarm kan op elk moment weer wordenuitgeschakeld door invoer van de juiste PIN-code.

    3.15.3 Nieuw lussignaalHet lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat eenunieke koppeling tussen de robotmaaier en hetlaadstation ontstaat. In zeldzame gevallen kan het nodig

    zijn om een nieuw signaal te genereren, bijvoorbeeld alstwee aangrenzende installaties signalen gebruiken dieerg op elkaar lijken.

    1. Plaats de robotmaaier in het laadstation.2. Selecteer Nieuw lussignaal in het menu.3. Druk op OK en wacht op de bevestiging dat het

    lussignaal is gegenereerd. Dit duurt gewoonlijkongeveer 10 seconden.

    3.16 Instellingen

    INSTELLINGEN

    ECO-modus

    Tijd en datum

    Taal

    Land

    Op afstand starten (alleen R600)

    Zoekdraad kalibreren (alleen R600)

    Reset gebruikersinstellingen

    Over

    3.16.1 ECO-modusDeze functie schakelt het lussignaal van debegrenzingslus, de begeleidingsdraden en hetlaadstation automatisch uit wanneer de robotmaaier nietmaait, d.w.z. wanneer de maaier wordt opgeladen ofniet mag maaien op basis van timerinstellingen.

    De ECO-modus is geschikt voor situaties waarin anderedraadloze apparatuur wordt gebruikt die niet compatibelis met de robotmaaier, zoals bepaalde ringleidingen ofgaragedeuren.

    Als de ECO-modus is geactiveerd, knippert hetindicatielampje op het laadstation groen. In de ECO-modus kan de robotmaaier alleen in het laadstationworden gestart en niet in het werkgebied.

    In de ECO-modus moet altijd op de STOP-knop wordengedrukt voordat de robotmaaier uit het laadstation wordtgehaald. Het is niet mogelijk om de robotmaaier op eenandere manier te starten. Als u de maaier per ongelukuit het laadstation hebt gehaald zonder eerst de STOP-knop in te drukken, moet u de maaier weer in hetlaadstation plaatsen en de STOP-knop indrukken.Alleen dan kan de robotmaaier in het werkgebiedworden gestart.

    Selecteer Gebruik ECO-modus en druk op OK om deECO-modus te activeren.

    Let op: Druk altijd op de STOP-knop alvorens derobotmaaier uit het laadstation te verwijderen. In deECO-modus start de robotmaaier anders niet binnen hetwerkgebied.

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 27

  • 3.16.2 Tijd & datumVia deze functie kunt u de huidige tijd en de gewenstetijdnotatie instellen op de robotmaaier.

    Tijd en datum — Tijdsinstelling

    Ingestelde datum

    Tijdnotatie

    Datumnotatie

    • Tijd instellen: Voer de juiste tijd in en druk op OK omaf te sluiten.

    • Datum instellen: Voer de juiste datum in en druk opOK om af te sluiten.

    • Tijdnotatie: Plaats de cursor bij de gewenstetijdnotatie: 12u/24u. Druk op OK om af te sluiten.

    • Datumnotatie: Plaats de cursor bij de gewenstedatumnotatie:

    JJJJ-MM-DD (jaar-maand-dag)

    MM-DD-JJJJ (maand-dag-jaar)

    DD-MM-JJJJ (dag-maand-jaar)

    Sluit af door op OK te drukken.

    3.16.3 TaalMet deze functie stelt u de taal in.

    Taal selecteren: Zet de cursor bij de gewenste taal endruk op OK.

    3.16.4 LandMet deze functie kunt u het land selecteren waarin derobotmaaier wordt gebruikt.

    Plaats de cursor op het gewenste land en druk op OK.

    3.16.5 Op afstand starten, ROB R600Een belangrijke functie van de begeleidingsdraad is demogelijkheid om de robotmaaier indien nodig naar eenafgelegen deel van de tuin te leiden. Deze functie is ergnuttig in tuinen waar bijvoorbeeld de voor- en achtertuinmet elkaar in verbinding staan via een smalle doorgangwaarin het laadstation niet kan worden geïnstalleerd.

    Op afstand starten — Aandeel

    Zelden

    Midden

    Vaak

    Altijd

    Aandeel — Nooit

    Wanneer deze functie is geactiveerd (niet is ingesteld opNooit), zal de robotmaaier de geleidingsdraad vanaf hetlaadstation volgen tot het punt waar de geleidingsdraadis aangesloten op de grensdraad. Wanneer hij dit puntheeft bereikt, begint hij met maaien. Het aantal kerendat hij de geleidingsdraad vanaf het laadstation moetvolgen, wordt ingesteld als een percentage van hettotale aantal keren dat hij het laadstation verlaat. Alleandere keren verlaat de robotmaaier het laadstation opde standaardwijze en begint hij met maaien.

    De volgende vijf opties kunnen worden geselecteerd:1. Nooit (0%)2. Zelden (ca. 20%)3. Midden (circa 50%)4. Vaak (ca. 80%)5. Altijd (100%)Selecteer het percentage dat overeenkomt met deomvang van de afgelegen zone ten opzichte van hettotale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zonebijvoorbeeld minder dan de helft van het totalewerkoppervlak bestrijkt, kiest u Zelden. Wanneer deafgelegen zone bijvoorbeeld de helft van het totalewerkoppervlak bestrijkt, selecteert u Middel. Zie devoorbeelden in Voorbeelden van indelingen van tuinenop pagina 32De standaardinstelling is Zelden.

    3.16.6 Kalibreer zoekdraad, ROB R600De functie Kalibreer zoekdraad maakt het mogelijk omte testen of de robotmaaier de geleidingsdraad vanuithet laadstation kan volgen.

    Om de geleidingsdraad te testen:1. Plaats de robotmaaier in het laadstation.2. Selecteer Kalibreer zoekdraad en druk op OK. De

    robotmaaier zal het laadstation nu verlaten, voor hetlaadstation een kalibratieprocedure uitvoeren envervolgens de begeleidingskabel volgen tot hetaansluitpunt op de begrenzingskabel, waar hij zalbeginnen met maaien.

    3. Controleer of de robotmaaier de geleidingsdraadhelemaal kan volgen tot aan het aansluitpunt op degrensdraad.

    28 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • De test is mislukt als de robotmaaier de geleidingsdraadniet helemaal kan volgen tot het aansluitpunt op degrensdraad. In dat geval is de installatie waarschijnlijkniet uitgevoerd volgens de instructies in Debegeleidingsdraad installeren op pagina 19.

    Veelvoorkomende fouten zijn bijvoorbeeld dat er linksvan de geleidingsdraad, gezien in de richting van hetlaadstation, niet voldoende vrije ruimte is of dat degeleidingsdraad niet onder een hoek op een steile helingis gelegd. Zie De begeleidingsdraad leggen enaansluiten op pagina 20.Corrigeer de installatie en voer opnieuw een test uit viaKalibreer zoekdraad.

    3.16.7 Reset instellingenMet deze functie kunt u de robotmaaier resetten naar defabrieksinstellingen.1. Selecteer Reset instellingen in het menu en druk op

    OK. Voer de juiste PIN-code in en druk op OK.

    3.16.8 InfoHet menu Info geeft informatie weer over het modelrobotmaaier, het serienummer en de verschillendesoftwareversies.

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 29

  • 3.17 Overzicht menustructuur, ROB R600

    Aandeel

    Kalibreer

    zoekdraad

    Op afstand starten

    Reset

    timer

    Werk

    dagen

    Werk

    uren 2

    Werk

    uren 1

    Timer

    Nieuw

    lussignaal

    Veiligheidsniveau

    Midden HoogLaag

    Wijzig

    PIN-code

    Veiligheid

    Datum notatie

    InfoReset

    instellingen

    LandTaal

    Tijd notatieIngest. datumIngestelde tijd

    Tijd & datumECO-

    modus

    Instellingen

    30 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • 3.18 Overzicht menustructuur, ROB R800, ROB R1000

    Reset

    timer

    Werk

    dagen

    Werk

    uren 2

    Werk

    uren 1

    Timer

    Nieuw

    lussignaal

    Veiligheidsniveau

    Midden HoogLaag

    Wijzig

    PIN-code

    Veiligheid

    Datum notatie

    InfoReset

    instellingen

    LandTaal

    Tijd notatieIngest. datumIngestelde tijd

    Tijd & datumECO-

    modus

    Instellingen

    Rijd over

    draad

    Test

    instellingenOp afstand starten 2

    Aandeel Op afstand

    starten 2

    Op afstand

    starten 1Afstand

    Test IN Test UIT

    AltijdVaakMiddenZeldenNooit

    Op afstand starten 1

    Installatie

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 31

  • 3.19 Voorbeelden van indelingen van tuinenDe werking van de robotmaaier wordt in zekere mate beïnvloed door de gekozen instellingen. Door de instellingenvan de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier makkelijker om alle delenregelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren.

    Voor verschillende indelingen zijn verschillende instellingen nodig. Op de volgende pagina's vindt u enkelevoorbeelden van indelingen met suggesties en instellingen voor de installatie.

    De aanbevolen timerinstellingen in de volgende voorbeelden gelden voor de ROB R600, tenzij anders vermeld.

    Op www.mcculloch.com vindt u nog meer hulp bij de installatie. Selecteer het land en open vervolgens de pagina'smet ondersteuning, voor meer informatie en video's.

    Let op: De standaardinstellingen voor de robotmaaier zijn zodanig gekozen dat deze geschikt zijn voor zo veelmogelijk verschillende tuinen. De instellingen hoeven enkel te worden gewijzigd wanneer er sprake is van specialeinstallatiecondities.

    3.19.1 Open en vlak gebiedGebied 150 m2

    Timer 07:00-17:00maandag, dinsdag,

    woensdag, vrijdag

    Op afstand star-ten -

    Nooit

    AandeelOpmerkingen De timer moet worden gebruikt om te

    voorkomen dat het gras er geplet uit-ziet, omdat het gebied kleiner is dande maximale capaciteit van de robot-maaier.

    3.19.2 Open gebiedGebied 600 m2

    Timer 07:00-23:00 (fabrieksinstelling)maandag-zondag

    Op afstand star-ten -

    Nooit

    AandeelOpmerkingen De fabrieksinstellingen zijn geschikt

    voor deze installatie.

    32 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • 3.19.3 Een aantal eilanden en een helling van 25%Gebied 600 m2

    270˚

    90˚

    Timer 07:00-23:00 (fabrieksinstelling)maandag-zondag

    Op afstand star-ten -

    Zelden (fabrieksinstelling)

    AandeelOpmerkingen Plaats het laadstation in het lagere

    deel van het werkgebied. Leg de be-geleidingsdraad onder een hoek overde steile helling. Zorg ervoor dat debegeleidingsdraad wordt gelegd vol-gens de aanbevelingen in De begelei-dingsdraad leggen en aansluiten oppagina 20

    3.19.4 L-vormige tuin met enkele eilanden en het laadstation geplaatst in het smalle gedeelteGebied 350 m2

    3 m / 10 ft

    Timer 07:00-22:00maandag, dinsdag,

    woensdag, vrijdag

    Op afstand star-ten -

    Vaak

    AandeelOpmerkingen Het grootste deel van het werkgebied

    kan door de robotmaaier makkelijkworden bereikt door de begeleidings-draad vanaf het laadstation te volgen,selecteer daarom Aandeel: Vaak.Zorg ervoor dat de begeleidingsdraadwordt gelegd volgens de aanbevelin-gen in De begeleidingsdraad leggenen aansluiten op pagina 20

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 33

  • 3.19.5 U-vormige tuin verbonden met een smalle doorgangGebied 350 m2

    1,5 m / 5 ft

    Timer 07:00-22:00maandag, dinsdag, woensdag, vrij-dag

    Op afstand star-ten -

    Midden

    AandeelOpmerkingen De begeleidingskabel moet langs de

    smalle doorgang worden geplaatstom ervoor te zorgen dat de robot-maaier het laadstation zonder proble-men kan vinden vanaf de linkerzijdevan het werkgebied. Het aandeel:Middel is geselecteerd omdat het lin-kerdeel van het gebied bijna de helftvan het totale oppervlak bestrijkt.Zorg ervoor dat de begeleidingsdraadwordt gelegd volgens de aanbevelin-gen in De begeleidingsdraad leggenen aansluiten op pagina 20

    3.19.6 Asymmetrisch werkgebied met een smalle doorgang en enkele eilandenGebied 150 m2

    2 m / 7 ft

    Timer 07:00-17:00Maandag, Woensdag,

    Vrijdag

    Op afstand star-ten -

    Zelden (fabrieksinstelling)

    AandeelOpmerkingen De begeleidingsdraad moet langs de

    smalle doorgang worden gelegd omervoor te zorgen dat de robotmaaierhet laadstation zonder problemen kanvinden vanaf de rechterzijde van hetwerkgebied. Selecteer het aandeel:Zelden omdat het rechterdeel van hetgebied slechts een fractie van het to-tale oppervlak bestrijkt. Zorg ervoordat de begeleidingsdraad wordt ge-legd volgens de aanbevelingen in Debegeleidingsdraad leggen en aanslui-ten op pagina 20

    34 - Installatie 358 - 001 - 21.09.2017

  • 3.19.7 Drie gebieden verbonden met twee nauwe doorgangenGebied 600 m2. alleen ROB R800, ROB

    R1000.

    Timer 07:00-23:00Maandag, dinsdag, donderdag, vrij-dag

    Op afstand star-ten 1 -

    Zelden

    AandeelOp afstand star-ten 2 -

    Zelden

    AandeelOpmerkingen Omdat het werkgebied drie gebieden

    en twee nauwe doorgangen heeft,moet u Op afstand starten 1 en Opafstand starten 2 gebruiken voor eengelijkmatig maairesultaat in het helewerkgebied. Beschikbaar in ROBR800, ROB R1000. Zorg ervoor datde begeleidingsdraad wordt gelegdvolgens de aanbevelingen in De be-geleidingsdraad installeren op pagina19

    3.19.8 Een bijgebiedGebied 200 + 50 m2

    Timer 07:00-18:00Maandag, Donderdag,

    Vrijdag

    Op afstand star-ten -

    Zelden (fabrieksinstelling)

    AandeelOpmerkingen Het bijgebied wordt op woensdag en

    zaterdag gemaaid met behulp van demodus MAN.

    358 - 001 - 21.09.2017 Installatie - 35

  • 4 Bediening4.1 Hoofdschakelaar

    WAARSCHUWING: Lees deveiligheidsinstructies zorgvuldig door voordat ude maaier start.

    WAARSCHUWING: Houd uw handen en voetenuit de buurt van de roterende messen. Plaatsuw handen of voeten niet in de buurt van ofonder de kap wanneer de motor draait.

    WAARSCHUWING: Gebruik de robotmaaiernooit wanneer personen, met name kinderen ofhuisdieren, zich in het maaigebied bevinden.

    • Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om derobotmaaier te starten.

    • Zet de hoofdschakelaar in stand 0 als derobotmaaier niet in gebruik is of als er werk,inspectie of onderhoud wordt uitgevoerd.

    Als de hoofdschakelaar in stand 0 staat, kunnen demotoren van de robotmaaier niet starten.

    4.2 Starten1. Druk op de STOP-knop om de klep te openen.2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.3. Voer de PIN-code in.4. Druk op de START-knop.

    5. Sluit de klep binnen 10 seconden.Als de robotmaaier in het laadstation is geparkeerd,verlaat hij het laadstation alleen wanneer de batterijvolledig is geladen en wanneer de timer zodanig isingesteld dat de maaier kan werken.

    Let op: Voordat de maaischijf start, klinken er 5 piepjesgedurende 2 seconden.

    4.3 Selectie bedieningsmodusDe bedieningsselectieknop is voorzien van eenhuispictogram. Wanneer de knop wordt ingedrukt, wordtde geselecteerde bedieningsmodus weergegeven in hetdisplay. Door meerdere malen op de knop te drukkenkunt u kiezen tussen drie verschillende bedieningsmodi.

    1. HOME: Stuurt de robotmaaier naar het laadstation.Hij blijft hier totdat een andere bedieningsmoduswordt geselecteerd. De tekst HOME wordtweergegeven in het bedieningsvenster. Als debatterij volledig geladen is, blijft de robotmaaiergeparkeerd staan in het laadstation. De robotmaaierverlaat het laadstation niet en begint niet opnieuw temaaien totdat de bedieningsselectie wordt gewijzigdin AUTO.De Home-instelling wordt ook gebruikt na eennieuwe installatie of nadat een bestaande installatieis gewijzigd, om te testen of de robotmaaier debegeleidingsdraad kan volgen en in het laadstationkan dokken. Zie Het dokken in het laadstation testenop pagina 22

    2. AUTO: Dit is de standaardmodus met automatischebediening, waarbij de robotmaaier automatischmaait en wordt opgeladen.

    3. MAN: Bij het maaien van bijgebieden (zie Bijgebieden op pagina 17) moet de instelling MANworden gebruikt.

    Wanneer MAN is geselecteerd, maait derobotmaaier net zolang totdat de batterij leeg is.Daarna stopt de maaier en wordt de melding "Moethandmatig laden" weergegeven. De robotmaaiermoet dan handmatig worden teruggebracht naar hetlaadstation en na het laden weer handmatig wordengestart.

    Als de robotmaaier wordt opgeladen in de MAN-modus, wordt deze volledig geladen en rijdt hij 20cm uit het laadstation om vervolgens te stoppen. Ditgeeft aan dat hij volledig is opgeladen en gereed isom te maaien.

    Als het hoofdwerkgebied na het laden moet wordengemaaid, kunt u de bedieningsmodus op AUTOzetten voordat u de robotmaaier in het laadstationplaatst.

    Let op: Druk altijd op de START-knop voordat u de klepsluit om de robotmaaier te starten. Als u niet op de

    36 - Bediening 358 - 001 - 21.09.2017

  • START-knop drukt, hoort u een pieptoon en zal derobotmaaier niet starten.

    4.4 Stoppen1. Druk op de STOP-knop.

    De robotmaaier stopt, de maaimotor stopt en de klepgaat open.

    4.5 Uitschakelen1. Druk op de STOP-knop.2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.

    Schakel de robotmaaier altijd uit met dehoofdschakelaar als de maaier moet wordenonderhouden of buiten het werkgebied moet wordengebracht.

    4.6 Timer en Stand-byGebruik de timerfunctie (zie Timer op pagina 23) om eenal te platgetreden gazon te vermijden.

    4.6.1 Stand-byDe robotmaaier heeft een voorgeprogrammeerde stand-by-tijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden.Deze stand-by-tijd biedt bijvoorbeeld een goedemogelijkheid om het gazon te besproeien of om er op tespelen.

    Model Standby-tijd, minimaalaantal uren per dag

    McCULLOCH ROB R600 11

    McCULLOCH ROB R800 8

    McCULLOCH ROB R1000 4

    4.6.2 Timer instellenGa bij het instellen van de timer ervan uit dat derobotmaaier de vermelde hoeveelheid maait van hetaantal vierkante meters per uur en dag vermeld in detabel Werkcapaciteit.

    Model Geschatte werkcapaciteit,m2 per uur en dag

    McCULLOCH ROB R600 43

    McCULLOCH ROB R800 50

    McCULLOCH ROB R1000 48

    Als het werkgebied bijvoorbeeld 360 m2 groot is, moetde ROB R1000 7,5 uur per dag werken. De tijden zijn bijbenadering en hangen onder meer af van de kwaliteitvan het gras, de scherpte van de messen en de leeftijdvan de batterij.

    WAARSCHUWING: Gebruik de timer om niet telaten maaien wanneer er zich doorgaanskinderen of huisdieren op het gazon bevinden,of voorwerpen die door de draaiende messenbeschadigd kunnen raken.

    De fabrieksinstelling voor de timer is 07:00-23:00 en kanworden gebruikt om elke dag van de week te maaien.Deze instelling is geschikt voor het vermelde maximalewerkgebied.

    Als de omvang van het werkgebied dit toelaat, kan dekwaliteit van het gras verder worden verbeterd door ditom de andere dag te maaien in plaats van dagelijksenkele uren. Bovendien heeft het gras baat bij eenrustperiode van ten minste drie opeenvolgende dagenper maand.

    4.6.3 Voorbeeld 1De tijden in dit voorbeeld gelden voor de ROB R600,maar voor de andere modellen geldt hetzelfde principe.

    Timerinstelling, periode 1: 07:00 - 23:00Actieve periode (A): 07:00-20:00

    In de fabrieksinstelling begint de robotmaaier om 07:00uur met maaien. De maaier is wordt echter vanaf 20:00in de stand-bymodus in het laadstation geparkeerd, enblijft daar tot hij om 07:00 uur weer begint met maaien.

    Als de timerinstelling wordt opgedeeld in 2werkperiodes, kan de rustperiode worden opgedeeld ineen aantal periodes. De minimale rusttijd dient echterovereen te komen met de tabel voor Rusttijden.

    Bed

    ienin

    g

    B A24 uur

    Opl

    aden

    Maaie

    n

    Sta

    nd-b

    y

    358 - 001 - 21.09.2017 Bediening - 37

  • ROB R600

    Bedrijf, A = max. uren 13

    Laden/stand-by, B = min. uren 11

    4.6.4 Voorbeeld 2De tijden in dit voorbeeld gelden voor de ROB R600,maar voor de andere modellen geldt hetzelfde principe.

    Timerinstelling periode 1 (A): 06:00 - 17:00Timerinstelling periode 2 (C): 20:00 - 23:00Actieve periode (A): 06:00 - 17:00

    Actieve periode (C): 20:00 - 22:00

    De robotmaaier maait tussen 06:00 en 17:00. Hij zal om20:00 uur opnieuw gaan werken, maar om 23:00 uurstoppen in de stand-bymodus, totdat hij o