nl eindrapportdomeinnaamdebat · 2016-03-21 · in deze cctld best practices wordt onder meer een...
TRANSCRIPT
.nl Eindrapport Domeinnaamdebat
Projectteam Domeinnaamdebat
in opdracht van de Stichting Internet
Domeinregistratie Nederland
November 2001
Colofon
Publicatie van het Projectteam Domeinnaamdebat
Ontwerp en realisatie
Firmato, Haarlem
Marlies Out en Veerle Blaauw
Drukwerk
Papyrus Diemen bv, Diemen
Aan de Voorzitter van de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
de lokale internetgemeenschap
Amsterdam, 22 november 2001
Hierbij bieden wij u het Eindrapport Domeinnaamdebat aan.
Het Projectteam Domeinnaamdebat heeft met de publicatie van het Eindrapport de van
sidn verkregen opdracht volbracht. Door de gekozen opzet van het Domeinnaamdebat
heeft de gehele lokale internetgemeenschap de gelegenheid gehad te participeren in het
debat. Het Projectteam heeft zich ingespannen de lokale internetgemeenschap actief bij
het Debat te betrekken. Gelet op de mogelijkheid tot inspraak gedurende het Debat mag
het Projectteam ervan uitgaan dat de gedane aanbevelingen breed gedragen worden.
Het Projectteam heeft ervoor gekozen het Eindrapport aan te bieden aan sidn, die met
het Reglement voor Registratie het meest geëigende middel in handen heeft om de
aanbevelingen van het Projectteam uit te voeren, en voorts aan de overheid en de lokale
internetgemeenschap.
Het Projectteam is van mening dat de in het Eindrapport gedane aanbevelingen door sidnzouden moeten worden uitgevoerd. Gezien de Nota Toetsing gaat het Projectteam ervan
uit dat de overheid sidn daarbij op het gebied van de oprichting en de instandhouding
van een adr zal ondersteunen.
Namens het Projectteam,
de voorzitter
Het Projectteam Domeinnaamdebat bestond uit:
dr. H.J. M. van Zon (voorzitter)
mr. F.B. Falkena
mr. K. Gilhuis
drs. R. Mensink
mr. H. W. Wefers Bettink
mw. A.J.M. Zomerdijk
D.M. Muls (adviserend lid)
mr. drs. B.J. Boswinkel (adviserend lid)
Stichting
Internet
Domeinregistratie
Nederland
.nl Eindrapport Domeinnaamdebat
Het Eindrapport van het Domeinnaamdebat is het resultaat van een in opdracht van de
Stichting Internet Domeinregistratie Nederland opgezet consultatieproces door het
Projectteam Domeinnaamdebat. De World Intellectual Property Organization (wipo) is
nauw bij de totstandkoming van het Eindrapport betrokken geweest.
Het Projectteam Domeinnaamdebat bestond uit de volgende leden:
mr. F.B. Falkena
mr. K. Gilhuis
drs. R. Mensink
mr. H. W. Wefers Bettink
mw. A.J.M. Zomerdijk
dr. H.J.M. van Zon (voorzitter)
Als adviserende leden hadden zitting in het Projectteam:
D.M. Muls (wipo)
mr. drs. B.J. Boswinkel (sidn)
Het Projectteam is in het Domeinnaamdebat geadviseerd door de Adviesraad, welke
bestond uit de volgende leden:
mw. mr. P.F.C. Ancion-Kors
mr. A.J.M. van Bellen
drs. K. Bouma
drs. J.J. Borkink
drs. A. Eisner
prof. mr. H. Franken
mr. B.A. Kist
mw. drs. S. Nas
mr. C.B. van de Net
drs. J.W. Stumpel
mr. D.J.G. Visser
Voor meer informatie over de leden van het Projectteam en de leden van de
Adviesraad zie Annex 1 en 2a (te lezen op de bij het rapport gevoegde CD-rom
en op www.domeinnaamdebat.nl).
Inhoud
1 Inleiding 9
1.1 Achtergrond Domeinnaamdebat 91.1.1 Belang van domeinnamen 91.1.2 Domain Name System 91.1.3 sidn 101.1.4 centr Best Practices 101.1.5 wipo cctld Best Practices 101.1.6 Nota Toetsing sidn 111.1.7 Zelfregulering 11
1.2 Onderwerpen Domeinnaamdebat 111.2.1 Inleiding 111.2.2 Domeinnaamgeschillen 121.2.3 Territoriale beperkingen 121.2.4 Privé-personen 121.2.5 whois en privacy 13
1.3 Opzet debat 13
1.4 Verloop debat 14
1.5 Opbouw Eindrapport 14
2 Alternatieve geschillenbeslechting 17
2.1 Vraagstelling 17
2.2 Inleiding 172.2.1 Achtergrond 172.2.2 Internationale ontwikkelingen 172.2.3 udrp-procedure 182.2.4 Nederlandse situatie 182.2.5 Kenmerken kort geding 182.2.6 Bodemprocedure 202.2.7 Beslag 20
2.3 De keuze voor een adr 212.3.1 Inleiding 21
2.4 Uitgangspunt 22
2.5 Overwegingen 222.5.1 Inleiding 222.5.2 Snelheid 222.5.3 Transparantie (laagdrempelig, informeel en begrijpelijk) 23
2.5.4 Zorgvuldigheid 232.5.5 Deskundigheid 232.5.6 Afdwingbaarheid 232.5.7 Kosten 232.5.8 Aanbeveling Eindrapport 25
2.6 Inrichting van de adr 252.6.1 Beperken reikwijdte adr 252.6.1.1 Uitgangspunt 262.6.1.2 Overwegingen 262.6.1.3 Aanbeveling Eindrapport 272.6.2 Mogelijke vorderingen adr 272.6.2.1 Uitgangspunt 272.6.2.2 Overwegingen 282.6.2.3 Aanbeveling Eindrapport 282.6.3 Verplicht karakter adr-procedure 292.6.3.1 Uitgangspunt 292.6.3.2 Overwegingen 292.6.3.3 Aanbeveling Eindrapport 312.6.4 Vorm van adr / Verhouding tot de rechter 312.6.4.1 Uitgangspunt 312.6.4.2 Overwegingen 312.6.4.3 Aanbeveling Eindrapport 34
2.7 Procedureregels adr 342.7.1 Uitgangspunt 342.7.2 Overwegingen 352.7.2.1 Aanbeveling Eindrapport 352.7.2.2 Aanbeveling Eindrapport 362.7.2.3 Aanbeveling Eindrapport 362.7.2.4 Aanbeveling Eindrapport 362.7.2.5 Aanbeveling Eindrapport 372.7.2.6 Aanbeveling Eindrapport 37
2.8 adr-instituut en scheidslieden 372.8.1 Uitgangspunt 372.8.2 Overwegingen 382.8.3 Aanbeveling Eindrapport 38
2.9 Financiering adr 39
3 Territoriale beperkingen 43
3.1 Vraagstelling 43
3.2 Inleiding 43
3.3 Uitgangspunt 44
3.4 Overwegingen 44
3.5 Aanbevelingen Eindrapport 45
4 De positie van de natuurlijke personen 49
4.1 Vraagstelling 49
4.2 Inleiding 49
4.3 Uitgangspunt 50
4.4 Overwegingen 514.4.1 Particulieren en tweede leveldomeinnamen 514.4.2 Consequenties toelaten particulieren op het tweede level 524.4.3 Persoonsdomeinnaamsysteem 52
4.5 Aanbevelingen Eindrapport 53
5 whois en privacy 55
5.1 Vraagstelling 55
5.2 Inleiding 55
5.3 Overwegingen 565.3.1 Achtergrond 565.3.2 whois en wbp 575.3.3 Persoongegevens 585.3.4 Wettelijke grondslag whois 595.3.5 Positie privé-personen 615.3.6 Beperken misbruik whois 62
5.4 Aanbevelingen Eindrapport 63
6 Overzicht van alle aanbevelingen 67
6.1 Overzicht aanbevelingen hoofdstuk 2 67
6.2 Overzicht aanbevelingen hoofdstuk 3 68
6.3 Overzicht aanbevelingen hoofdstuk 4 68
6.4 Overzicht aanbevelingen hoofdstuk 5 68
Veel voorkomende afkortingen 71
Annexen eindrapport Domeinnaamdebat 72
8
9
1 Inleiding
1.1 Achtergrond Domeinnaamdebat
1.1.1 Belang van domeinnamen
1 Het internet heeft in een korte periode een belangrijke plaats gekregen in de
samenleving. Het wordt door bedrijven en particulieren wereldwijd gebruikt om zaken
te doen, informatie te verzamelen en, meer in het algemeen, te communiceren. Bij de
communicatie speelt de domeinnaam een centrale rol.
2 Een domeinnaam is feitelijk niet meer dan een aanduiding van een locatie op het
internet, een gemakkelijk te onthouden lettercombinatie afgebeeld op een ip-adres (een
meercijferige notatie) van de host (of server) waarop de domeinnaamhouder zijn website
heeft gezet of waaraan zijn mailbox is gekoppeld. De domeinnaam bevordert de communi-
catie op het internet door een plaats op het internet te identificeren op een eenvoudig te
onthouden wijze.
3 Aanvankelijk werden domeinnamen uitsluitend gezien als een technisch middel
om het gebruik van het internet te vereenvoudigen. Met de opkomst van het World Wide
Web na 1992 en, met name, het beschikbaar komen van de eerste browser (mosaic) in
1993, werd het mogelijk het internet op grote schaal te gebruiken voor (op websites
gebaseerde) commerciële activiteiten, waarbij de betekenis van de domeinnaam als
uithangbord van deze activiteiten in de loop der jaren sterk is toegenomen. Tegenwoordig
wordt de domeinnaam vooral ook gezien als een (vaak commercieel waardevol) onder-
scheidingsteken dat zowel afzonderlijk als in samenhang met een onderneming veel geld
waard kan zijn.
4 Het belang van domeinnamen kan geïllustreerd worden aan de hand van de
exponentiële stijging van het aantal .nl-domeinnamen. Waren er eind 1995 nog slechts
10.000 .nl-domeinnamen uitgegeven, medio oktober 2001 reeds meer dan 667.0001.
1.1.2 Domain Name System
5 Domeinnamen zijn opgenomen in het Domain Name System (dns) dat een
centrale functie vervult bij het gebruik van het internet.
6 In het dns zijn domeinnamen verdeeld over twee categorieën Top Level Domains
(tld’s), te weten generieke tld’s of gtld’s (zoals .com, .org en .net) en landen-tld’s
of Country Code-tld’s (cctld’s) (zoals .nl). Dit Domeinnaamdebat heeft betrekking op
domeinnamen onder het .nl-cctld.
7 Het beheer van de dns en de uitgifte van ip-adressen is toebedeeld aan de Internet
Corporation for Assigned Names and Numbers (icann) op grond van een Memorandum
of Understanding (mou) tussen icann en het Ministerie van Handel van de Verenigde
Staten. icann heeft deze bevoegdheid overgenomen van de Internet Assigned Numbers
Authority (iana). In 1986 heeft iana de bevoegdheid om .nl-domeinnamen uit te geven
gedelegeerd aan het Centrum voor Wiskunde en Informatica (cwi) van de Universiteit van
10
Amsterdam. In 1996 is deze delegatie met instemming van iana door het cwi overgedra-
gen aan de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (sidn).
1.1.3 sidn
8 Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (sidn) is een stichting zonder
winstoogmerk. Sinds haar oprichting in 1996 stelt sidn zich ten doel domeinnamen die
eindigen op .nl betrouwbaar, snel en goedkoop uit te geven en de registratie te onderhou-
den. Daarnaast wil zij de samenwerking tussen deelnemers op het gebied van
internetdomeinregistratie op nationaal en internationaal niveau bevorderen.
9 Om haar doel te bereiken, heeft sidn een aantal taken:
• opstellen van regels voor de uitgifte van internetdomeinnamen. Deze regels zijn
openbaar, inzichtelijk en niet-discriminatoir;
• zorgen voor de uitgifte van domeinnamen onder .nl;
• bewaken van de kwaliteit van de domeinregistratie in Nederland;
• bevorderen van de coördinatie en standaardisatie bij de uitgifte van domeinnamen op
nationaal en internationaal niveau;
• jaarlijks het vaststellen van tarieven voor deelname en uitgifte;
• overleg voeren met deelnemers over verdergaande vormen van samenwerking op het
gebied van domeinregistratie.
10 Het beleid van de stichting wordt bepaald door het bestuur. Het bureau van sidnzorgt voor de voorbereiding en uitvoering daarvan, terwijl kema in Arnhem alle operatio-
nele werkzaamheden uitvoert. Daarnaast is er een Raad van Deelnemers. Deze adviseert het
bestuur. Er zijn twee categorieën deelnemers. Deelnemers categorie I mogen de registratie
van domeinnamen verzorgen en hebben adviesrecht, deelnemers categorie II hebben alleen
adviesrecht.
1.1.4 centr Best Practices
11 sidn is, als Registry voor .nl-domeinnamen, een van de oprichters geweest van de
Council of European National Top-Level Domain Registries (centr), de organisatie van
cctld’s in de Europese Unie. sidn is actief betrokken geweest bij het opstellen van de
centr Best Practice Guidelines for cctld managers. Dit document is bedoeld om als
richtsnoer te dienen voor het administreren van een cctld. Het document kan gezien
worden als een gedragscode voor de bij centr aangesloten cctld-registraties. Guideline
2.11 geeft de volgende richtlijn met betrekking tot domeinnaamgeschillenbeslechting:
“The cctld managers should define and publish their domain name dispute resolution
policies and procedures, in consultation with the local internet community.”
1.1.5 wipo cctld Best Practices
12 Onlangs heeft de World Intellectual Property Organization (wipo)2 in het kader
van haar cctld-Program de “cctld Best Practices for the Prevention and Resolution of
Intellectual Property Disputes” uitgegeven. Dit document is tot stand gekomen naar aanlei-
ding van een verzoek aan wipo van een aantal van haar lidstaten om ter ondersteuning van
cctld-Registries een aantal richtlijnen te geven voor het ontwikkelen van beleid ter voor-
koming van “abusive and bad faith”-registraties van door intellectuele eigendomsrechten
beschermde namen als domeinnaam en voor het beslechten van geschillen over domein-
namen. In deze cctld Best Practices wordt onder meer een aantal handvatten aangereikt
aan cctld’s voor het opstellen van een alternatieve geschillenregeling op cctld-niveau3.
11
1.1.6 Nota Toetsing sidn
13 Het belang van het debat over een alternatieve geschillenregeling is ook bevestigd
in de begin juli 2001 door het kabinet aan de Tweede Kamer aangeboden Nota Toetsing
Werkwijze Stichting Internet Domeinregistratie Nederland. In de nota is het resultaat
weergegeven van de toetsing van de werkwijze van sidn. De conclusie is dat het kabinet
van mening is dat sidn grotendeels functioneert op een wijze die verwacht mag worden
van een orgaan dat een publieke dienst verleent op basis van zelfregulering. Op een aantal
punten doet het kabinet sidn aanbevelingen om tot verbetering te komen. Het kabinet
onderkent in deze nota het cruciale belang van een goed functioneren van de technische
infrastructuur voor het internet in Nederland. Het voegt daaraan toe dat sidn deze taak
altijd goed heeft uitgevoerd.
14 Het kabinet constateert dat geschillen tussen houders van domeinnamen en derden
hoofdzakelijk worden beslecht door de kort geding-rechter. Het kabinet verwacht dat
zowel door het toegenomen maatschappelijk belang van domeinnamen alsmede door de
liberalisatie van het beleid van sidn van medio november 2000 er een toenemend aantal
geschillen zal ontstaan. Een laagdrempelige procedure voor geschillenbeslechting zou een
rem kunnen geven op het aantal geschillen dat voor de rechter komt. In dit kader wordt
overwogen dat de toepassing van alternatieve geschillenbeslechting in internationaal
verband steeds meer aandacht krijgt.
15 Naar aanleiding van deze conclusie beveelt het kabinet het bestuur van sidn aan
een alternatieve procedure voor geschillenbeslechting te ontwikkelen en te implementeren.
De regels van deze alternatieve procedure voor geschillenbeslechting zouden op maat
kunnen worden gemaakt voor de behoefte van de gebruikers van het .nl-domein. Daarbij is
het aan te bevelen dat er zoveel mogelijk geschillen voor afdoening via deze alternatieve
geschillenbeslechting in aanmerking komen. Bij het ontwikkelen en implementeren van
deze procedure voor geschillenbeslechting zou uitgegaan moeten worden van de reeds
beschikbare Uniform Dispute Resolution Procedure (udrp) in de internationale context.
1.1.7 Zelfregulering
16 Deze ontwikkelingen zijn voor sidn een belangrijke aanleiding geweest om het
Domeinnaamdebat te entameren. Aangezien de uitgifte van .nl-domeinnamen door sidngeschiedt op basis van zelfregulering, wil sidn ook zelf voorzien in een betere beslechting
van .nl-domeinnaamgeschillen en voorts haar beleid zelf aanpassen aan de wensen van de
lokale internetgemeenschap4. De lokale internetgemeenschap is door sidn door middel
van het in haar opdracht door een onafhankelijk projectteam opgezette Domeinnaamdebat
betrokken bij de besluitvorming.
1.2 Onderwerpen Domeinnaamdebat
1.2.1 Inleiding
17 Het hoofdonderwerp voor het Domeinnaamdebat is de vraag of er een eigen
geschillenregeling voor .nl-domeinnamen dient te komen en, zo ja, hoe deze er uit zou
moeten zien. Een eigen geschillenregeling zal mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan
het terugdringen en voorkomen van domeinnaamkaping.
12
18 sidn heeft in de aanloop van het Domeinnaamdebat vastgesteld dat dit een goede
gelegenheid biedt om ook enkele andere aan domeinnamen gerelateerde onderwerpen aan de
orde te stellen, waarover binnen en buiten sidn wordt gediscussieerd, dit zijn, de vraag of
registratie van .nl-domeinnamen beperkt blijven tot in Nederland gevestigde ondernemingen
en instellingen en in Nederland woonachtige privé-personen, de vraag of het privé-personen
moet worden toegestaan eveneens tweede leveldomeinnamen, die nu nog voor ondernemin-
gen en instellingen zijn gereserveerd, te registreren en tot slot de vraag of uit privacy oogpunt
beperkingen moeten worden gesteld aan de openbaarmaking van gegevens van de domein-
naamhouder door middel van de whois (de openbare database van registratiegegevens van
domeinnaamhouders).
19 sidn heeft het Projectteam daarom verzocht ook deze onderwerpen in het
Domeinnaamdebat aan de orde te stellen en zij worden ook in dit Eindrapport behandeld.
1.2.2 Domeinnaamgeschillen
20 Met het aantal geregistreerde .nl-domeinnamen is ook het aantal geschillen tussen
partijen over domeinnamen de afgelopen jaren toegenomen5. Verschillende tld’s hebben
speciaal voor deze geschillen een procedure alternatieve geschillenbeslechting, ook wel adr(alternatieve dispute resolutionprocedure) genoemd6, in het leven geroepen. Dit is gedaan
mede met het doel om gevallen van domeinnaamkaping te voorkomen en terug
te dringen.
21 De meeste geschillen gaan over de vraag of de domeinnaam inbreuk maakt op
rechten van een derde. In veel van deze gevallen heeft de domeinnaamhouder de betreffende
domeinnaam uitsluitend geregistreerd met het doel deze met winst te verkopen. Inmiddels
zijn goede resultaten geboekt met de – naar aanleiding van de uitkomsten van het eerste wipoInternet Domain Name Process ingestelde – Uniform Dispute Resolution Procedure (udrp)
voor geschillen over .com-, .org- en .net-domeinnamen. Van de ruim 3000 geschillen die
tussen 1 januari 2000 en 1 augustus 2001 onder de udrp aanhangig zijn gemaakt was op 1
augustus 2001 87% beslecht of ingetrokken. België heeft in december 2000 voor .be-domein-
namen een alternatieve geschillenregeling ingesteld7.
1.2.3 Territoriale beperkingen
22 Door buitenlandse partijen – voornamelijk Belgische ondernemingen – is kritiek geuit
op het gesloten karakter van het .nl-domein. Op dit moment kunnen .nl-domeinnamen
slechts gehouden worden door in Nederland woonachtige natuurlijke personen of hier geves-
tigde ondernemingen. Er is echter een tendens (zeker binnen de Europese Unie) dergelijke
territoriale beperkingen af te schaffen. Zo heeft België het .be-domein in december 2000
opengesteld voor buitenlanders, hetgeen heeft geleid tot een groot aantal registraties door
(met name) Nederlandse ondernemingen8. Recentelijk heeft een Belgische onderneming
bij de Europese Commissie een klacht ingediend dat de territoriale beperkingen van het
.nl-domein in strijd zijn met het Europees mededingingsrecht. Eén en ander is voor sidnaanleiding geweest in het Domeinnaamdebat de vraag voor te leggen of de bestaande
territoriale beperkingen voor registraties onder .nl moeten worden opgeheven.
1.2.4 Privé-personen
23 Sinds 15 november 2000 kunnen ook natuurlijke personen, niet handelend in de uitoe-
fening van een beroep of bedrijf, .nl-domeinnamen aanvragen. Deze groep kan echter slechts
een persoonsdomeinnaam aanvragen. Dit is een domeinnaam bestaande uit een combinatie
van een naam of woord (op het derde level) en een driecijferig getal op het tweede level
(jansen.123.nl, sigaar.735.nl). Van verschillende kanten is kritiek geuit op dit systeem dat
13
onaantrekkelijk zou zijn en op het feit dat particulieren niet, zoals bedrijven, tweede level-
domeinnamen kunnen aanvragen. sidn heeft daarom in het Domeinnaamdebat de vraag
voorgelegd of natuurlijke personen tweede level .nl-domeinnamen aan moeten kunnen
vragen en of het huidige persoonsdomeinnaamsysteem overigens moet worden gewijzigd.
1.2.5 whois en privacy
24 Van oudsher is een deel van de gegevens van een domeinnaamhouder openbaar
en door middel van verschillende applicaties opvraagbaar via de whois-functie, waarbij
gebruik gemaakt wordt van het standaard whois-protocol. Mede gezien de toenemende
zorg over bescherming van de persoonlijke levenssfeer van internetgebruikers is de vraag
opgekomen of beperking van het aantal via de whois opvraagbare gegevens wenselijk en
mogelijk is. Ook is de vraag gerezen of het wenselijk is dat de mate van opvraagbaarheid
van whois-gegevens beperkt wordt. Daar komt bij dat op 1 september 2001 de Wet
Bescherming Privacygegevens (wbp) in werking is getreden.
1.3 Opzet debat
25 sidn heeft in februari 2001 een Projectteam Domeinnaamdebat geformeerd9 dat
de opdracht heeft gekregen aanbevelingen te doen over de genoemde onderwerpen. sidnheeft het Projectteam voorts opdracht gegeven daartoe een consultatieproces, waarbij de
lokale internetgemeenschap wordt betrokken, op te zetten.
26 sidn heeft voorgesteld het consultatieproces te enten op het door de World
Intellectual Property Organization (wipo) georganiseerde eerste wipo Internet Domain
Name Process. De World Intellectual Property Organization heeft zich bereid verklaard als
adviserend lid in het Projectteam deel te nemen. In overleg met sidn heeft het Projectteam
Domeinnaamdebat een Adviesraad samengesteld10 11, vergelijkbaar met het Panel of Experts
in het wipo-proces. De taak van de Adviesraadleden was, zonder last en ruggespraak, een
persoonlijke deskundige visie te geven op de verschillende onderwerpen en de door het
Projectteam gemaakte documenten.
27 Het Projectteam heeft zich zeer ingespannen om zo veel mogelijk belanghebbenden
te betrekken bij het Domeinnaamdebat. Daartoe is allereerst aan een ieder de mogelijkheid
geboden commentaren in te dienen op de op de website “domeinnaamdebat.nl” gepubli-
ceerde documenten12. Voorts is een discussieforum op de website geplaatst, waarop tot
de publicatie van het Tussenrapport (rfc3) vrijelijk kon worden gediscussieerd. Daarnaast
heeft het Projectteam drie landelijke bijeenkomsten georganiseerd waarop belangstellen-
den mondeling hun standpunten naar voren konden brengen. Ook heeft het Projectteam
een bezoek gebracht aan onder meer de Europese Commissie en aan de Registratiekamer.
28 Het Projectteam heeft het Domeinnaamdebat verder onder de aandacht van de
lokale internetgemeenschap gebracht door verschillende intermediaire organisaties,
internet service providers, advocaten, bedrijfsjuristen, merkengemachtigden, universitaire
medewerkers, politici, ministeries en andere belangstellenden actief te benaderen. Voorts
heeft zij belangstellenden de gelegenheid geboden zich aan te melden voor de mailinglist,
waardoor zij op de hoogte worden gehouden van de voortgang van het proces13. Het
Projectteam heeft actief verschillende belangenorganisaties, waaronder de Consumenten-
bond, vno-ncw, mkb-Nederland, politieke partijen, en instellingen als de Registratie-
kamer en verschillende ministeries benaderd om te participeren in het Domeinnaamdebat.
Het Projectteam heeft tenslotte een enquête georganiseerd onder advocaten, bedrijfs-
juristen en merkengemachtigden, over hun ervaringen met .nl-domeinnaamgeschillen14.
14
1.4 Verloop debat
29 Het Domeinnaamdebat omvatte vier rondes. Voor een overzicht van het
Consultatieproces, zie ook Annex 21. In de eerste ronde is een concept-document gepre-
senteerd aan de Adviesraad met vragen die tezamen het referentiekader vormen voor het
project en de uit te brengen aanbevelingen. In dit document (nl-rfc1 genaamd) is tevens
een voorstel gedaan voor de te volgen procedure.
30 Het openbare debat – de tweede ronde – is op 5 april 2001 aangevangen met een
bijeenkomst in Media Plaza te Utrecht. Op diezelfde datum is nl-rfc115 voor commentaar
op de website “domeinnaamdebat.nl”16 gepubliceerd.
31 De input van de Adviesraad, de ontvangen commentaren en het mondeling com-
mentaar tijdens de bijeenkomst op 5 april 2001 hebben de basis gevormd voor de vaststel-
ling van de Terms of Reference, die zijn neergelegd in het document nl-rfc217, dat bestaat
uit een inleiding op de onderwerpen en een aantal vragen per onderwerp. nl-rfc2 is
gepubliceerd op 30 mei 2001.
32 Met de publicatie van nl-rfc2 ving de derde ronde van het Domeinnaamdebat
aan. In de derde ronde is de lokale internetgemeenschap verzocht een reactie te geven aan
de hand van de in nl-rfc2 voorgelegde vragen. Om belangstellenden de gelegenheid te
geven ook mondeling hun mening over de verschillende onderwerpen te geven, heeft het
Projectteam op 19 juni 2001 in Media Plaza te Utrecht een hearing georganiseerd. Tijdens
de hearing heeft een vrije discussie over de vier onderwerpen plaatsgevonden18.
33 Mede op basis hiervan maar ook op basis van de schriftelijke commentaren19 en de
input van de Adviesraad, heeft het Projectteam het Tussenrapport (nl-rfc3)20 opgesteld.
Met de publicatie hiervan op 6 september 2001 begon de vierde en laatste ronde van het
Domeinnaamdebat. Rondom de publicatie van het Tussenrapport heeft zowel de schrijven-
de pers als de radio aandacht besteed aan het Domeinnaamdebat21.
34 In deze vierde ronde heeft het Projectteam een groot aantal schriftelijke commen-
taren ontvangen22. Daarnaast heeft het Projectteam opnieuw een hearing georganiseerd.
Tijdens deze hearing op 25 september 2001 in Media Plaza te Utrecht heeft het Projectteam
een toelichting gegeven op het Tussenrapport en hebben belangstellenden de gelegenheid
gehad mondeling hun mening over de aanbevelingen in het Tussenrapport naar voren te
brengen23. Dit heeft geleid tot een concept-Eindrapport dat op 24 oktober 2001 aan de
Adviesraad is voorgelegd. De adviezen van de Adviesraad zijn door het Projectteam mee-
genomen bij de opstelling van het definitieve Eindrapport. Dit Eindrapport is op 22 novem-
ber 2001 aangeboden aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Monique de Vries
en de voorzitter van sidn, Hans Kraaijenbrink.
1.5 Opbouw Eindrapport
35 In het Eindrapport worden achtereenvolgens de vier hierboven genoemde onder-
werpen behandeld. Per onderwerp wordt eerst de initiële vraagstelling gepresenteerd.
Vervolgens wordt de achtergrond van het onderwerp geschetst. Daarop worden de
uitgangspunten zoals opgenomen in het Tussenrapport (rfc3) summier weergegeven.
Dan worden de overwegingen met betrekking tot het betreffende onderwerp gegeven,
hetgeen uitmondt in een aanbeveling van het Projectteam. In hoofdstuk 6 worden tot slot
alle aanbevelingen nog eens op een rijtje gezet.
15
1 Zie www.sidn.nl/statistieken.html en Annex 12. Nb! Alle annexen waarnaar in dit rapport verwezen wordt zijn
te lezen op de bijgevoegde cd-rom.
2 De World Intellectual Property Organization (wipo) is een intergouvermentele organisatie met 177 lid-staten.
Haar lid-staten hebben wipo opgericht teneinde de bescherming van intellectuele eigendomsrechten wereld-
wijd te bevorderen. wipo biedt zowel aan haar lid-staten als aan personen en ondernemingen die ingezetenen
zijn van haar lid-staten diensten aan. Onderdeel van de diensten die wipo aanbiedt aan haar lid-staten is het
aanbieden van een forum voor de ontwikkeling en implementatie van intellectueel eigendomsbeleid op inter-
nationaal niveau door middel van verdragen en andere beleidsinstrumenten. Deel van de diensten die wipoprivate partijen aanbiedt maakt uit het administreren van geschillenbeslechtingsprocedures van intellectuele
eigendomsconflicten door het wipo Arbitration and Mediation Center, en het administreren van systemen die
het mogelijk maken om octrooien, merken, modellen en geografische aanduidingen in verschillende landen te
kunnen beschermen door een enkele internationale procedure. Het opereren van wipo wordt voor negentig
procent gefinancierd door ontvangen gelden voor verleende diensten aan private partijen, en voor tien procent
door bijdragen van haar lid-staten.
3 Zie http://ecommerce.wipo.int/domains/cctlds/bestpractices/index.html.
4 In de centr cctld Best Practices is “Local Internet Community” in guideline 1.8 als volgt gedefinieerd: “The
Internet industry and users and the government and authorities of the state or territory with which the cctldis associated.”
5 Zie verder hoofdstuk 2.
6 In dit document zal de term adr gebezigd worden waar “een alternatieve procedure voor geschillenbeslechting”
had kunnen staan.
7 Ook Denemarken, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk kennen een alternatieve geschillenregeling voor .dk-,
.gr-, respectievelijk .uk-domeinnamen.
8 Ook in Denemarken (.dk), Duitsland (.de), Luxemburg (.lu), Oostenrijk (.at), het Verenigd Koninkrijk (.uk),
Griekenland (.gr) en Italië (.it) kunnen buitenlanders domeinnamen registreren.
9 Zie Annex 1 voor de samenstelling van het Projectteam.
10 Zie voor de samenstelling van de Adviesraad Annex 2a.
11 Zie voor een nadere beschrijving van de taak, de positie en de rol van de Adviesraad Annex 2b.
12 Zie Annex 6, 7 en 8 voor een overzicht van de ingediende commentaren.
13 Zie Annex 9 voor een overzicht van de aanmeldingen.
14 Zie voor de resultaten van de enquête: [www.domeinnaam.nl/enquete] en Annex 12.
15 Zie Annex 3.
16 Te vinden op www.domeinnaam.nl.
17 Zie Annex 4.
18 Zie Annex 10 voor de lijst van deelnemers bij de hearing van 19 juni 2001.
19 Zie Annex 7.
20 Zie Annex 5.
21 Zie www.domeinnaamdebat.nl/achtergrond.pers.
22 Annex 18, lijst met ontvangen commentaren.
23 Annex 11, lijst met aanwezigen hearing 25 september 2001.
16
17
2 Alternatievegeschillenbeslechting
2.1 Vraagstelling
1 In rfc2 is de vraag gesteld of het, gelet op de uitgangssituatie in Nederland,
wenselijk is dat er een alternatieve geschillenbeslechtingsregeling (adr) in het leven wordt
geroepen voor .nl-domeinnaamgeschillen. Daarnaast is een aantal vragen gesteld over de
opzet van deze adr, voor welke geschillen en partijen deze adr zou moeten openstaan,
welke vorderingen mogelijk zouden moeten zijn en tot welke resultaten deze procedure
zou moeten kunnen leiden. Tot slot is een aantal vragen voorgelegd met betrekking tot de
vorm, de formele regels en de inrichting van de adr.
2.2 Inleiding
2.2.1 Achtergrond
2 Het aantal geschillen over .nl-domeinnamen is de laatste jaren toegenomen.
Dat blijkt allereerst uit de hoeveelheid in de juridische vakpers gepubliceerde uitspraken
in domeinnaamgeschillen. Zijn er in het jaar 1996 slechts twee domeinnaamuitspraken
gepubliceerd, het jaar 2000 levert meer dan zestig gepubliceerde domeinnaamuitspraken
op1. Per 1 november 2001 waren meer dan dertig uitspraken uit 2001 gepubliceerd2.
3 Het aantal gepubliceerde uitspraken is slechts het topje van de ijsberg. Uit onder-
zoek van het Projectteam is gebleken dat in veel gevallen conflicten niet aan de rechter
worden voorgelegd, maar onderling tussen partijen worden geregeld3. Het Projectteam
heeft een enquête uitgevoerd onder bedrijfsjuristen, merkengemachtigden en advocaten
over hun ervaringen met domeinnaamgeschillen. Uit deze enquête blijkt dat minder dan
30% van de domeinnaamgeschillen uiteindelijk leidt tot een gerechtelijke procedure. In
de meeste gevallen wordt de domeinnaam tegen betaling overgedragen.
4 Een belangrijke reden om het geschil niet aan de rechter voor te leggen lijkt te zijn
gelegen in de kosten van een gerechtelijke procedure. Volgens de resultaten van de enquête
bedragen de gemiddelde kosten (inclusief advocaatkosten) voor een kort geding ƒ 15.000
(¤ 6.806,70), variërend van ƒ 4.500 (¤ 2.042,01) tot ƒ 30.000 (¤ 13.613,41), terwijl het
gemiddelde bedrag dat voor een overdracht van een domeinnaam in het kader van een
minnelijke regeling werd betaald ƒ 1.500 (¤ 680,87) is.
2.2.2 Internationale ontwikkelingen
5 Ook in internationaal verband is het aantal domeinnaamgeschillen sterk toege-
nomen. Voor beslechting van deze geschillen ontbrak tot 1 januari 2000 een uniforme
18
procedure, waardoor deze voor uiteenlopende nationale rechters werden gebracht. Dit
heeft ertoe geleid dat de World Intellectual Property Organization (wipo) in 1998 met
instemming van haar lidstaten het eerste wipo Internet Domain Name Process heeft
opgezet om te onderzoeken of een effectieve alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure
voor deze geschillen kon worden opgezet. Naar aanleiding van het Eindrapport van wipodat in april 1999 is verschenen4, heeft icann (de Internet Corporation for Assigned Names
and Numbers) in december 1999 de Uniform Dispute Resolution Procedure (udrp)
ingesteld5. Deze procedure is sinds 1 januari 2000 verplicht voor alle houders van domein-
namen onder .com, .org en .net.
6 Inmiddels heeft ook een aantal cctld’s (zoals .nu, .mx, .tv en .tt) de udrp aan-
vaard. In andere landen waaronder België (.be), Denemarken (.dk), Griekenland (.gr) en
het Verenigd Koninkrijk (.uk) is een eigen alternatieve geschillenregeling voor domein-
namen tot stand gebracht, in sommige gevallen geënt op de udrp6.
2.2.3 udrp-procedure
7 De udrp-procedure is beperkt tot evidente gevallen van inbreuk op een merkrecht7.
Op verzoek van haar lidstaten heeft wipo in 2001 onderzocht of ook andere geschillen
onder de udrp kunnen worden gebracht. Daarin is geconcludeerd dat uitbreiding van de
geschillenbeslechting tot gevallen van inbreuk op handelsnamen, namen van (bekende)
personen en geografische aanduidingen niet goed mogelijk is, gezien de grote verschillen
in juridische behandeling van deze onderwerpen in de verschillende landen. Het Eind-
rapport van dit tweede wipo Internet Domain Name Process is op 3 september 2001
gepubliceerd8.
8 Wereldwijd zijn vier instellingen geaccrediteerd als adr-instituut voor het admini-
streren van de udrp, waaronder wipo. Zij zorgen voor benoeming van de scheidslieden
(panelists), die op basis van hun deskundigheid zijn geselecteerd. De procedure duurt
relatief kort (8 tot 12 weken van het indienen van een klacht tot het vonnis) en de kosten
voor de gebruiker van de udrp zijn relatief laag gehouden (bij wipo usd 1.500 bij één
panelist tot usd 3.000 bij drie panelists)9. Daar komen wel de kosten van rechtsbijstand
bij, die iedere partij in de udrp zelf moet dragen. Partijen zijn overigens niet verplicht zich
te laten vertegenwoordigen door een advocaat, maar mogen de procedure zelf voeren.
Sinds 1 januari 2000 zijn meer dan 4500 geschillen in behandeling genomen. Volgens de
statistieken van icann is in ongeveer 80% van de gevallen de merkhouder in het gelijk
gesteld en overdracht van de domeinnaam bevolen10.
2.2.4 Nederlandse situatie
9 In Nederland worden vrijwel alle domeinnaamgeschillen die voor de rechter
komen in kort geding beslecht11 12. De keuze voor het kort geding is eenvoudig te verklaren,
omdat het een effectief middel blijkt te zijn om in korte tijd de overdracht of doorhaling
van een domeinnaam te realiseren. Het kort geding leidt relatief snel tot een uitspraak
(veelal 6 tot 8 weken). Ter vergelijking: een gewone (of bodem-) procedure duurt al gauw
6 tot 10 maanden. Indien de eiser gelijk krijgt, kan de beslissing doorgaans ook meteen
worden uitgevoerd. Weliswaar kan in kort geding alleen een voorlopige voorziening
worden verkregen, maar dat doet aan de populariteit van het kort geding niet af.
2.2.5 Kenmerken kort geding
10 Het kort geding, zoals Nederland dat kent, is in de internationale context uniek13.
Hoewel het in vele andere landen mogelijk is om voor bepaalde gevallen een voorlopige
maatregel aan de rechter te vragen, kent men buiten Nederland geen procedure op tegen-
19
spraak14 die zo snel tot een ingrijpende voorlopige maatregel leidt. Indien de eiser gelijk
krijgt, kan de beslissing doorgaans ook meteen worden uitgevoerd. Het kort geding blijkt
daardoor een redelijk effectief middel voor een rechthebbende om – zeker in gevallen van
domeinnaamkaping – een domeinnaam “terug” te krijgen.
11 De kort geding-procedure kan worden gevoerd bij één van de presidenten van de
19 arrondissementsrechtbanken. De procedure wordt in beginsel ingeleid door een
dagvaarding, die de deurwaarder aan de gedaagde uitbrengt. In een kort geding kunnen
slechts zaken worden behandeld met een spoedeisend karakter; de eiser moet het spoed-
eisend belang bij zijn vordering aantonen. De eisende partij die een kort geding zal willen
voeren, zal eerst aan de president van de betreffende arrondissementsrechtbank een datum
moeten vragen waarop de mondelinge behandeling van dit geding plaats kan vinden. De
duur van de procedure hangt vooral af van de spoedeisendheid van de vorderingen en de
beschikbaarheid van de president van de rechtbank (of een van zijn aangewezen plaats-
vervangers) voor het houden van een zitting. Tijdens de zitting worden eiser en gedaagde
in de gelegenheid gesteld hun standpunten mondeling naar voren te brengen (doorgaans
aan de hand van vooraf opgestelde pleitnotities). In de regel doet de president binnen twee
weken na de zitting uitspraak in het kort geding.
12 De vaste kosten voor partijen15 van een kort geding bestaan uit deurwaarderskosten
(gemiddeld ƒ 120, ¤ 54,45)16 en griffiegeld (minimaal ƒ 400, ¤ 181,51)17. De belangrijkste
kostenpost voor partijen in een kort geding wordt gevormd door de kosten van juridische
bijstand. De eiser is verplicht een advocaat te nemen, de gedaagde doet dat vaak ook. Uit de
enquête is naar voren gekomen dat de gemiddelde kosten van juridische bijstand in
domeinnaam-kort gedingen circa ƒ 15.000 (¤ 6.806,70) bedragen18. Hoewel de verliezer
van een kort geding de proceskosten aan de winnaar zal moeten vergoeden, is de kosten-
veroordeling doorgaans een fractie van de werkelijke kosten, omdat deze volgens een vaste
tabel door de rechter wordt vastgesteld (gemiddeld ƒ 1.500, ¤ 680,67).
13 Een belangrijke reden voor de effectiviteit van het kort geding voor domeinnaam-
geschillen is gelegen in het feit dat niet alleen een verbod kan worden opgelegd op het
gebruik van de domeinnaam, maar de gedaagde daarnaast kan worden bevolen de domein-
naam aan de eiser over te dragen. Een dergelijk verbod en bevel worden doorgaans versterkt
met een dwangsom die verbeurd wordt bij overtreding. Omdat sommige domeinnaam-
houders desondanks onwillig bleven om een domeinnaam over te dragen, zijn rechters
ertoe overgegaan in het vonnis op te nemen dat het vonnis in de plaats treedt van de toe-
stemming van de gedaagde. Zo kan de eiser, met het vonnis in de hand, ook zonder mede-
werking van de domeinnaamhouder de overdracht van de domeinnaam realiseren. Ook
vorderingen tot doorhaling van de registratie van een .nl-domeinnaam en tot re-routing
van een domeinnaam komen voor.
14 Het kort geding leent zich niet voor het verkrijgen van een beslissing inzake
schadevergoeding. De Hoge Raad heeft bepaald dat alleen in bijzondere gevallen in kort
geding (bijvoorbeeld onzekerheid over de toekomst van de onderneming van gedaagde)
een voorschot op schadevergoeding kan worden toegewezen19 20. Omdat voorts de proces-
kostenveroordeling, zoals aangegeven, doorgaans slechts 10 - 20% dekt van de werkelijk
gemaakte kosten, is het kort geding dus een relatief kostbare methode om een beslissing
inzake een domeinnaam te krijgen.
15 In het gros van de Nederlandse domeinnaamprocedures baseert de eiser zijn
vordering op een inbreuk op zijn merkenrechten en/of handelsnaamrechten. Bij gebreke
van een dergelijk recht (en bij onzekerheid of dit de doorslag zal geven) baseert de eiser
zich doorgaans op de figuur van de onrechtmatige daad, omdat de registratie (en het
gebruik) van de betreffende domeinnaam door gedaagde ofwel misleidend was, ofwel de
eiser de mogelijkheid ontnam de betreffende domeinnaam zelf te registreren.
20
16 Tegen een uitspraak in kort geding is hoger beroep (appèl) mogelijk en tegen de
uitspraak in hoger beroep is cassatie bij de Hoge Raad mogelijk. Slechts in een klein aantal
gevallen blijkt appèl te worden ingesteld. In veel gevallen leggen partijen zich bij een
uitspraak in eerste aanleg neer en soms wordt de zaak alsnog geschikt. Veel partijen zien
ook vanwege de kosten en de tijdsduur van een appèl af. Bij gewoon appèl duurt het 18 tot
24 maanden voor er een uitspraak is. In geval van zogenaamd spoedappèl duurt het in de
regel nog altijd 4 tot 6 maanden.
17 Hoewel het kort geding, zoals aangegeven, leidt tot een voorlopige maatregel,
blijkt uit de domeinnaamjurisprudentie dat kort geding-rechters er geen moeite mee
hebben de doorhaling of de overdracht van een domeinnaam te bevelen, ondanks het feit
dat dit een maatregel is met een tamelijk definitief karakter. Overdracht of doorhaling
betekent immers dat de website en het e-mailadres van de voormalige domeinnaamhouder
niet meer functioneren, hetgeen ingrijpende gevolgen kan hebben. In de gepubliceerde
jurisprudentie zijn echter geen voorbeelden aangetroffen waarin om die reden een
gevraagd gebod tot overdracht of doorhaling door de kort geding-rechter wordt afgewezen.
Een kort geding-vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is kan door de winnende partij ten-
uitvoergelegd worden (zonodig met behulp van een deurwaarder). De afdwingbaarheid
kent wel beperkingen bij buitenlandse gedaagden. De situatie kan zich voordoen dat de
Nederlandse kort geding-rechter zich niet bevoegd acht als de domeinnaamhouder niet in
Nederland woont of gevestigd is. Ook kunnen er complicaties ontstaan bij de tenuitvoer-
legging van een vonnis gewezen in kort geding tegen de buitenlandse gedaagde. Met name
is dit laatste het geval als de buitenlandse gedaagde veroordeeld wordt tot het verrichten
van een prestatie, zoals het betalen van de proceskosten of van een verbeurde dwangsom21.
2.2.6 Bodemprocedure
18 Uiteraard staat ook het middel van de gewone (bodem)procedure ter beschikking
voor domeinnaamgeschillen22. Als de President oordeelt dat er geen spoedeisend belang
is of de zaak te complex is om in kort geding genoegzaam te worden toegelicht is een
bodemprocedure zelfs noodzakelijk. In de meeste domeinnaamgeschillen moet een kort
geding worden gevolgd door een bodemprocedure in verband met artikel 50, lid 6, trips-
verdrag23. Ook kan de verliezende partij in een kort geding de zaak aan de bodemrechter
voorleggen. De bodemrechter is niet gebonden aan de uitspraak van de kort geding-rechter.
19 De bodemprocedure is doorgaans duurder dan het kort geding en duurt, zoals
aangegeven, aanmerkelijk langer. Een merkhouder zal het zich vaak niet kunnen veroor-
loven gedurende vele maanden lang een inbreuk op zijn rechten door een domeinnaam
te laten voortbestaan. Uit de gepubliceerde jurisprudentie blijkt dan ook dat de bodem-
procedure zelden of nooit als primair middel wordt gebruikt om een einde te maken aan
de (vermeende) inbreuk op rechten door een domeinnaamhouder of om overdracht van
een bepaalde domeinnaam te verkrijgen.
2.2.7 Beslag
20 Om te voorkomen dat de domeinnaam vlak voor de zitting in het kort geding aan
een ander wordt overgedragen, zijn eisers er toe overgegaan voorafgaande aan het aanhan-
gig maken van een kort geding conservatoir beslag te leggen op de betreffende domein-
naam. Om beslag te kunnen leggen op een domeinnaam moet eerst verlof gevraagd
worden bij de President van de betreffende arrondissementsrechtbank. Na verlening van
dit verlof – zo mogelijk op dezelfde dag waarop het is gevraagd – kan dit beslag door een
deurwaarder gelegd worden. Om het gelegde beslag in stand te houden, dient de beslag-
leggende partij binnen een door de President te bepalen termijn (meestal 14 dagen) de
hoofdzaak, veelal een gerechtelijke procedure, te starten. Deze termijn kan op verzoek door
de President worden verlengd.
21
2.3 De keuze voor een adr
2.3.1 Inleiding
21 In Nederland zijn stemmen opgegaan om, naast (of in plaats van) de gang naar
de (kort geding-)rechter, een adr-procedure in te stellen voor .nl-domeinnaamgeschillen.
22 Dit lijkt mede te zijn ingegeven door de relatief positieve eerste ervaringen met
de geschillenbeslechting onder de udrp. De udrp is – mede dankzij de specifieke des-
kundigheid van de scheidslieden – effectief gebleken in gevallen van domeinnaamkaping.
Ook het Nederlandse kabinet heeft onlangs in zijn hierboven besproken Nota over de
werkwijze van sidn aanbevolen een adr met betrekking tot domeinnaamgeschillen over
.nl-domeinnamen te ontwikkelen en in te stellen24.
23 adr is een verzamelnaam voor procedures die dienen als alternatief voor de
geschillenbeslechting via een gerechtelijke procedure. De keuze voor adr wordt vast-
gelegd in een overeenkomst tussen de betrokken partijen. Een veelgebruikte vorm van adris arbitrage. Arbitrage is beslechting van geschillen door arbiters of scheidslieden die niet
in een rechterlijk ambt maar krachtens een bijzondere opdracht rechtspreken. Een andere
vorm van adr is het ‘bindend advies’. Het bindend advies vertoont sterke gelijkenis met
arbitrage. Een verschil tussen arbitrage en bindend advies is dat, na een bindend advies-
procedure de gang naar de gewone rechter nog in beperkte mate open staat. Daarnaast
bestaan er enkele procedures voor geschillencommissies die leiden tot niet-bindende
adviezen, waarna de gang naar de gewone rechter nog open staat. Een relatief jonge vorm
van adr is ‘mediation’. Bij mediation trachten partijen door inschakeling van een onafhan-
kelijke deskundige (mediator) zelf hun conflict op te lossen. Door onderhandelingen helpt
de mediator partijen tot een vrijwillige oplossing te komen.
24 adr-procedures kunnen sneller en goedkoper zijn dan gerechtelijke procedures,
maar dat is mede afhankelijk van de complexiteit van het geschil en de voortvarendheid
waarmee partijen de procedure voeren. Een voordeel van een adr-procedure kan zijn dat
gebruik kan worden gemaakt van scheidslieden met specifieke deskundigheid. Een adr-
procedure kan bovendien transparanter en informeler zijn, zodat de procedure eenvou-
diger is en het niet-gespecialiseerde betrokkenen mogelijk maakt zonder inschakeling van
een advocaat de procedure zelf te voeren.
25 Voorbeelden van adr-instituten binnen de Nederlandse samenleving zijn de Raad
van Arbitrage voor Bouwbedrijven in Nederland, de Stichting Geschillenoplossing
Automatisering en de Reclame Code Commissie.
26 De verwachting is dat een adr voor domeinnaamgeschillen een bijdrage kan
leveren aan het terugdringen en wellicht zelfs het voorkomen van gevallen van domein-
naamkaping. De legitimatie van het instellen van een adr is primair daarin gelegen.
Weliswaar is de groei in het aantal domeinnaamgeschillen (net als de groei in domein-
namen) inmiddels afgezwakt, maar dat neemt niet weg dat zich nog altijd een aanzienlijk
aantal geschillen voordoet en dat nog altijd domeinnamen gekaapt worden25. Daarnaast
moet rekening worden gehouden met een toename van het aantal domeinnaamgeschillen,
indien het .nl-domein opengesteld wordt voor niet-Nederlanders26 en daarnaast particu-
lieren tot het tweede level worden toegelaten27. Uiteraard is een adr-regeling geen
panacee. Het voorkomen van domeinnaamkaping met andere instrumenten is echter niet
eenvoudig. De ervaringen met controle vooraf (zoals die onder het oorspronkelijke Regle-
ment voor Registratie plaatsvond) zijn niet positief. Tot oktober 1996 kon een .nl-domein-
naam alleen worden geregistreerd tegen overlegging van een bewijs van een merkregi-
stratie of een inschrijving van de handelsnaam in het Handelsregister. Gebleken is dat de
controle daarop niet sluitend kan zijn, omdat ontwijking mogelijk is. Bij registratie van een
merk wordt immers niet gecontroleerd of dit inbreuk maakt op rechten van een derde.
22
Bovendien zijn dergelijke controles tijdrovend, wat leidt tot substantiële vertraging in de
registratie. Tenslotte is een systematische controle kostbaar omdat deze niet elektronisch
kan plaatsvinden, en omdat daarvoor deskundigen nodig zijn.
2.4 Uitgangspunt
27 In het Tussenrapport heeft het Projectteam geconcludeerd dat het mogelijk is een
adr-procedure in te richten die voordelen heeft boven een kort geding-procedure. Het
Projectteam heeft dan ook de aanbeveling gedaan een dergelijke adr in te stellen. In dit
Eindrapport zijn de elementen daarvan nader uitgewerkt.
2.5 Overwegingen
2.5.1 Inleiding
28 Een adr hoeft niet op alle relevante punten beter te zijn dan de kort geding-
procedure, maar wel als “totaalpakket” beter voorzien in de behoefte aan beslechting van
.nl-domeinnaamgeschillen. Het gaat dan om een combinatie van de volgende eisen op
het gebied van:
• snelheid
• transparantie (laagdrempelig, informeel en begrijpelijk)
• zorgvuldigheid
• deskundigheid
• afdwingbaarheid
• kosten
2.5.2 Snelheid
29 Het Projectteam is van mening dat het mogelijk is een adr-procedure zodanig in
te richten dat deze kan worden afgerond binnen hetzelfde tijdsbestek als een kort geding-
procedure, met inbegrip van de beslaglegging28. De adr-procedure kan eenvoudig zodanig
worden ingericht dat het aanhangig maken van een adr-procedure leidt tot bevriezing van
de domeinnaam, zodat een voorafgaande beslag-procedure (veelal) overbodig is. Een
belangrijke voorwaarde is het hanteren van een uniform tijdschema voor alle procedures,
met zeer beperkte mogelijkheden van uitstel29. Ook moet de procedure helder en eenvoudig
zijn, zodat procedurele complicaties zoveel mogelijk worden vermeden. Om de scheids-
lieden in staat te stellen in relatief korte tijd tot een gemotiveerd oordeel te komen is het
noodzakelijk al te complexe gevallen vooralsnog buiten de adr-procedure te houden.
Dat betekent een beperking van de soort geschillen die in de adr-procedure aan de orde
kunnen komen en van de vorderingen die ingesteld kunnen worden30.
30 De voorgestelde adr-procedure kan zo worden ingericht dat anders dan bij een
kort geding-vonnis een eventuele bodemprocedure daarna in beginsel niet meer aan de
orde is. Ook daardoor kan de adr-procedure (veel) tijdwinst opleveren.
23
2.5.3 Transparantie (laagdrempelig, informeel en begrijpelijk)
31 Op deze punten zal de adr-procedure duidelijke voordelen hebben ten opzichte
van de kort geding-procedure. De adr-procedure zal toegankelijker en informeler zijn
doordat in plaats van een dagvaarding te doen uitbrengen door een deurwaarder, volstaan
kan worden met het schriftelijk indienen van een eis, volgens een in de adr-regels
omschreven vast stramien.
32 De transparantie en eenvoud wordt ook bevorderd doordat bij het aanhangig
maken van de procedure de domeinnaam in kwestie automatisch wordt bevroren. Een
beslaglegging na verlof van de President van de Rechtbank – waarbij een advocaat en een
deurwaarder moet worden ingeschakeld – kan achterwege blijven.
33 Voorts zullen een uniform tijdschema, eenvoudige en duidelijke procedureregels en
vaste formulieren voor eis en verweer ertoe bij kunnen dragen dat de procedure voor partij-
en transparanter zal zijn. Bovendien zal het partijen in een aantal gevallen ook daadwerke-
lijk in staat stellen de procedure zelf (zonder bijstand van advocaat) te kunnen voeren.
2.5.4 Zorgvuldigheid
34 Het is van groot belang dat de adr-procedure met voldoende processuele waar-
borgen voor partijen is ingericht en voldoet aan het beginsel van fair trial in de zin van
artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (evrm). Uiteraard
moeten voldoende waarborgen voor een eerlijke procedure worden opgenomen in de
adr-procedure31. Voorkomen moet worden dat de gewenste snelheid ten koste gaat van
de zorgvuldigheid van de procedure. Partijen moeten op basis van gelijkwaardigheid hun
standpunten naar voren kunnen brengen. Uiteraard moet het geschil beslecht worden
door onafhankelijke en onpartijdige scheidslieden.
2.5.5 Deskundigheid
35 Voor beslechting van domeinnaamgeschillen is een speciale expertise vereist. Niet
alleen is kennis van het intellectuele eigendomsrecht van belang, maar ook van het internet
(meer in het bijzonder van het Domain Name System). Weliswaar hebben op het ogenblik
enkele Nederlandse kort geding-rechters een dergelijke expertise opgebouwd, maar gezien
de vaste gewoonte bij rechtbanken rechters regelmatig te laten rouleren, is het gevaar reëel
dat deze persoonsgebonden expertise wegvalt. Voor de adr-procedure kunnen deskundige
scheidslieden hun reeds opgebouwde en in de adr-procedure uit te bouwen expertise in
beginsel voor langere tijd ter beschikking stellen.
2.5.6 Afdwingbaarheid
36 Ten aanzien van beslissingen over de status van de domeinnaam (doorhaling, over-
dracht) kan in de adr-regeling worden vastgelegd dat sidn deze beslissingen zal uitvoe-
ren. Overige beslissingen door de adr-scheidslieden (bijvoorbeeld een verbod met dwang-
som, proceskostenveroordeling) zullen meer of minder afdwingbaar zijn, afhankelijk van
de vorm van adr die wordt gekozen.
2.5.7 Kosten
37 Zoals hierboven aangegeven wordt een relatief groot aantal domeinnaamgeschillen
niet aan de rechter voorgelegd in verband met de kosten van een gerechtelijke procedure.
Volgens de resultaten van de enquête bedragen de gemiddelde kosten (inclusief advocaat-
24
kosten) voor de eiser voor een kort geding ƒ 15.000 (¤ 6.806,70), variërend van ƒ 4.500
(¤ 2.042,01) tot ƒ 30.000 (¤ 13.613,41). De winnende partij kan via een kort geding slechts
een fractie van deze kosten vergoed krijgen. Het gemiddelde bedrag dat voor de overdracht
van een domeinnaam in het kader van een minnelijke regeling werd betaald bedraagt
daarentegen ƒ 1.500 (¤ 680,87).
38 Hoewel nauwkeurige gegevens voor een deel ontbreken is het naar de mening van
het Projectteam mogelijk een kwalitatieve, indicatieve vergelijking uit te voeren tussen de
kosten en de financiering van het kort geding-stelsel en het adr-stelsel.
39 De eiser in een kort geding-procedure betaalt voor het aanspannen daarvan griffie-
recht en deurwaarderskosten. Het griffierecht is een geringe bijdrage in de werkelijke
kosten van het organiseren van de procedure: rechters, ambtelijk apparaat en gebouwen
worden bij een kort geding en andere civiele procedures grotendeels door de overheid
betaald (het griffierecht is de bijdrage van partijen in deze kosten). Voor het leggen van
beslag moeten ook deurwaarderskosten worden betaald. Hetzelfde geldt voor de tenuit-
voerlegging van een eventueel veroordelend vonnis. De eiser in een kort geding is immers
verplicht zich te laten bijstaan door een advocaat. De eiser dient er daarbij rekening mee te
houden dat het grootste gedeelte van zijn kosten voor rechtsbijstand voor eigen rekening
komen, zelfs als hij in het gelijk wordt gesteld omdat de kort geding-rechter bij de proces-
kostenveroordelingen slechts een klein deel (10 - 20%) van deze kosten aan de in het gelijk
gestelde partij toewijst.
40 Een adr-procedure zou wel voordelen kunnen bieden aan partijen op het gebied
van de kosten van rechtsbijstand, indien de eisende partij – in tegenstelling tot in kort
geding – niet verplicht is zich te laten bijstaan door een advocaat. Het is juist dat partijen in
een aantal (ingewikkelde) gevallen zich toch zullen laten bijstaan door een advocaat32. Dit
neemt echter niet weg dat er eveneens gevallen zullen zijn die zich er uitstekend voor lenen
dat partijen zelf hun standpunt naar voren brengen.
41 Door de adr-procedure transparant en helder in te richten kan het aantal gevallen
waarin een advocaat moet worden ingeschakeld worden verminderd. Ook kan dit de kosten
van rechtsbijstand beperkt houden als wel een advocaat wordt ingeschakeld. Het gebruik
van standaard modellen, ontworpen voor het instellen van een adr-procedure en het
verweer en het beperken van de complexiteit van de domeinnaamgeschillen en het aantal
vorderingen dat toewijsbaar is kan dezelfde effecten teweeg brengen.
42 De kosten voor de eiser wegens het aanhangig maken, de (eventuele) beslaglegging
en het ten uitvoerleggen van de uitspraak zullen gezamenlijk hoger zijn bij het kort geding
dan in de adr-procedure. Het aanhangig maken van een adr-procedure zal immers
zonder een deurwaarder kunnen geschieden, terwijl geen beslagkosten meer gemaakt
worden wanneer in de adr-procedure geregeld wordt dat het aanhangig maken van een
adr-procedure de betreffende domeinnaam bevriest. De kosten voor het ten uitvoerleggen
van een uitspraak zullen bij de adr-procedure vermoedelijk in ieder geval niet hoger zijn
dan bij een kort geding.
43 Bij het bovenstaande moet wel een kanttekening worden geplaatst. De financiering
van de systeemkosten – die bij een kort geding voor het overgrote deel voor rekening van
de Staat komen – zal bij de adr op een andere wijze geschieden33. Verschillende scenario’s
zijn denkbaar. Een eerste scenario zou zijn dat systeemkosten die zijn toe te rekenen aan
een bepaalde adr-procedure deels of geheel door de in het ongelijk gestelde partij dienen
te worden betaald. Een tweede scenario zou zijn dat de systeemkosten in beginsel aan de
eiser worden toegerekend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de udrp. Ook is een scenario
denkbaar waarbij sidn en/of de overheid (een deel van) de systeemkosten voor haar
rekening nemen. Hierop zal nader worden ingegaan onder 2.9.
25
44 Tenslotte wordt opgemerkt dat de adr op het punt van de kosten nog een voordeel
kan hebben ten opzichte van het kort geding als een proceskostenveroordeling mogelijk
wordt gemaakt binnen de adr-procedure, waarbij de in het gelijkgestelde partij een reëlere
kostenvergoeding toegewezen krijgt dan in kort geding.
2.5.8 Aanbeveling Eindrapport
45 Het Projectteam beveelt aan een adr te ontwikkelen en in te stellen voor .nl-domein-naamgeschillen.
2.6 Inrichting van de adr
46 Bij de inrichting van de adr-procedure zullen de hierboven in 2.5 genoemde
criteria eveneens vooropstaan. Bij het bepalen van de meest wenselijke inrichting van de
adr-procedure zal een zekere spanning bestaan tussen de doelmatigheid van de procedure
en de processuele waarborgen die de adr-procedure moet bevatten. Enerzijds is immers
het doel van de adr-procedure dat deze op een efficiënte wijze tot een beslechting van
domeinnaamgeschillen leidt en gevallen van domeinnaamkaping terugdringt. Anderzijds
zal de adr-procedure een procedure moeten zijn die beslecht wordt na deugdelijk hoor en
wederhoor en in een setting, waarin beide partijen op basis van gelijkwaardigheid hun
standpunten naar voren kunnen brengen.
2.6.1 Beperken reikwijdte adr
47 Om te komen tot een efficiënte procedure verdient het aanbeveling de adr-proce-
dure (althans in eerste instantie) te beperken tot bepaalde, veel voorkomende gevallen,
grondslagen en vorderingen.
48 Het Projectteam heeft in deze de overwegingen van wipo in zijn cctld Best
Practices for the Prevention and Resolution of Intellectual Property Disputes ter harte
genomen. Daarin wordt overwogen dat het verstandig kan zijn een adr in eerste instantie
te beperken tot enkele (veel voorkomende) gevallen. Wanneer met de adr ervaring is opge-
daan, kunnen (mogelijk) meer gevallen onder de adr-regeling worden gebracht.
Daarnaast wordt in de wipo cctld Best Practices ook overwogen dat er internationaal
steeds meer steun ontstaat voor adr-procedures die openstaan voor een bredere categorie
van geschillen. Ook het Nederlandse Kabinet heeft zich in meergenoemde Nota Toetsing
op het standpunt gesteld dat de ontwikkelde adr voor .nl-domeinnaamgeschillen open
zou moeten staan voor zoveel mogelijk gevallen34.
49 Kijkend over de grenzen, kan geconstateerd worden dat in de meeste adr’s voor
domeinnaamgeschillen in het buitenland het aantal gevallen dat kan worden voorgelegd
eveneens is beperkt. De udrp is beperkt tot gevallen van domeinnaamkaping, waarvan
sprake is als aan de drie volgende criteria is voldaan:
1 De geregistreerde domeinnaam is identiek aan of stemt verwarringwekkend overeen
met het merk van de eiser;
2 De domeinnaamhouder heeft geen recht of gerechtvaardigd belang bij de domeinnaam;
3 De domeinnaam is te kwader trouw geregistreerd en gebruikt35.
50 De reikwijdte van de .be-geschillenregeling is vergelijkbaar met die van de udrp,
met dien verstande dat deze zeer recent is uitgebreid en ook open staat voor geschillen
waarin de domeinnaam inbreuk maakt op handelsnamen, maatschappelijke benamingen,
26
geografische aanduidingen, benamingen van oorsprong, herkomstaanduidingen,
persoonsnamen of benamingen van een geografische entiteit. Onder de .be-geschillen-
regeling worden echter slechts vorderingen van rechthebbenden toegewezen als sprake is
van een domeinnaamregistratie te kwader trouw. Medio oktober 2001 waren onder deze
regeling zeven geschillen behandeld.
51 De nieuwe .uk-geschillenregeling, die medio september 2001 is ingevoerd, staat
open voor gevallen van beweerdelijke inbreuk op een naam of een merk. Ook hier geldt dat
slechts vorderingen van rechthebbenden kunnen worden toegewezen als sprake is geweest
van een “abusive registration”.
52 De .dk-geschillenregeling staat open voor geschillen met als inzet de vraag of het
gebruik van of de registratie van een .dk-domeinnaam, welke na 22 februari 2000 is geregi-
streerd36, in strijd is met het Deense recht of de registratieregels. Medio oktober 2001
waren er dertig zaken door het Deense adr-instituut behandeld, waarvan vrijwel alle
behandelde zaken betrekking hadden op een beweerdelijke merk- of handelsnaaminbreuk.
2.6.1.1 Uitgangspunt53 Het Projectteam heeft in het Tussenrapport aanbevolen de adr te beperken tot
geschillen over domeinnamen die (beweerdelijk) inbreuk maken op een Benelux merk
(waaronder ook begrepen een gemeenschapsmerk) of een Nederlandse handelsnaam
ongeacht de vraag of het om een geval van misbruik van de domeinregistratie gaat of niet.
Nadat enige ervaring opgedaan zal zijn met deze adr, zal het wellicht mogelijk zijn de
adr ook tot andere gevallen uit te breiden, zoals een vordering uit onrechtmatige daad.
2.6.1.2 Overwegingen54 Conform de aanbevolen werkwijze in de wipo cctld Best Practices is het Project-
team van mening dat het verstandig is te beginnen met een beperkte procedure, die moge-
lijk uitgebreid kan worden tot andere onderwerpen.
55 Uit het oogpunt van efficiency lijkt er één en ander voor te zeggen om de adr-
procedure te beperken tot gevallen waarin misbruik is gemaakt van de domeinnaamregi-
stratie. In dit kader is opgemerkt dat het beter is ingewikkelde gevallen aan de gewone
rechter over te laten37.
56 Het Projectteam is van mening dat deskundige scheidslieden goed in staat zijn
met inachtneming van de aanbevolen korte beslisperiode ook ingewikkelder gevallen te
beslechten, zeker indien de adr is beperkt tot een bepaald type geschillen. Nadeel van
een dergelijke beperking is bovendien dat de bevoegdheid van scheidslieden afhankelijk is
van een in dit kader binnen het Nederlandse recht niet gebruikelijk begrip als “misbruik”.
Dit leidt ertoe dat een partij die een adr-procedure aanhangig wil maken tevoren moet
inschatten of scheidslieden zullen oordelen dat van “misbruik” sprake is. Bij twijfel zal
dan worden gekozen voor de gang naar de civiele rechter en niet voor de adr-procedure.
Daardoor bestaat het risico dat de adr-procedure in veel gevallen niet wordt gebruikt,
waar dat wel mogelijk zou zijn.
57 Het Projectteam is overigens wel van mening dat het uit oogpunt van snelheid,
kostenbesparing en transparantie van belang is dat de adr-procedure (in eerste instantie)
beperkt wordt tot specifieke, veel voorkomende gevallen. Nu gebleken is uit de analyse van
de domeinnaamjurisprudentie en de uitgevoerde enquête dat de meeste domeinnaam-
geschillen die door de kort geding-rechter zijn beslist, waren gebaseerd op inbreuk op een
Benelux merkrecht, een Gemeenschapsmerk of een Nederlands handelsnaamrecht, ligt
een beperking tot die gevallen voor de hand.
58 Door als criteria te nemen inbreuk op merk of handelsnaam kunnen arbiters het
oordeel vormen aan de hand van bestaande rechtsnormen, zoals die zijn vastgelegd respec-
tievelijk ontwikkeld in wet en rechtspraak. Partijen weten bovendien welke gevallen kunnen
27
worden voorgelegd, zodat er geen twijfel kan ontstaan of de adr-procedure in een bepaald
geval wel kan worden gebruikt.
59 Nadat enige ervaring opgedaan is met de adr-procedure in deze beperkte vorm,
zou de adr-procedure uitgebreid kunnen worden tot andere gevallen. Daarbij kan met
name worden gedacht aan vorderingen uit onrechtmatige daad. De belangrijkste categorie
daarvan betreft gevallen waarin een domeinnaam verwarring oplevert met de naam van een
(bekende) persoon. Uit de rechtspraak zijn verder gevallen bekend waarin een domein-
naam misleidend kan zijn38. Tenslotte kan worden gedacht aan domeinnamen die de naam
van een gemeente, een provincie of waterschap omvatten39.
60 Voor deze gevallen geldt dat er meer uiteenlopende (en vaak niet eenduidige) regel-
geving en rechtspraak bestaat. Van onrechtmatige daad kan sprake zijn in gevallen van zeer
diverse aard, waardoor het enerzijds voor scheidslieden lastiger is snel tot een beslissing te
komen en het anderzijds minder eenvoudig is een heldere, eenvoudige procedure te ont-
werpen. Om redenen van snelheid en transparantie wordt het derhalve raadzaam geacht
vooralsnog deze geschillen buiten de adr-procedure te houden. Het Projectteam is wel van
mening dat het aanbeveling verdient, nadat een adr-procedure is ingesteld, de resultaten
regelmatig te evalueren en in dat kader te onderzoeken of een eventuele uitbreiding van de
reikwijdte van de adr-procedure wenselijk is.
61 Van belang is nog op te merken dat de reikwijdte van de adr-procedure in begin-
sel beperkt zal zijn tot geschillen over domeinnamen die sidn uitgeeft, dat wil zeggen
tweede levelbedrijfsdomeinnamen en derde levelpersoonsdomeinnamen. Alleen op deze
domeinnamen heeft sidn greep, zodat uitspraken tot doorhaling of overdracht van de
betreffende domeinnaam ook daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd door sidn.
Daarnaast zou de mogelijkheid moeten worden onderzocht op welke wijze ook geschillen
over aanduidingen op lagere levels (bijvoorbeeld bekendmerk.really.sucks.nl) of achter
de “slash” (jansen.nl/koopnietbijbekendmerk) onder de reikwijdte van de adr kunnen
worden gebracht. Dat dit laatste een lastige kwestie is, blijkt reeds uit overweging 294 uit
het Tweede wipo rapport.
2.6.1.3 Aanbeveling Eindrapport62 Het Projectteam beveelt aan de adr-procedure in eerste instantie te beperken totgeschillen over .nl-domeinnamen die (beweerdelijk) inbreuk maken op een Benelux merk,een Gemeenschapsmerk of een Nederlandse handelsnaam. Het Projectteam beveelt voortsaan, na instelling van een adr-procedure, actief te onderzoeken of uitbreiding van deze ADR-procedure wenselijk is.
2.6.2 Mogelijke vorderingen adr
63 Voor de effectiviteit van de adr-procedure is het ook wenselijk het aantal toewijs-
bare vorderingen te beperken. Naarmate meer vorderingen toegelaten worden, zal de duur
en de onoverzichtelijkheid van de procedure kunnen toenemen.
64 Ook in dit opzicht is de udrp een nuttige referentie. In het kader van de udrp kan
de eiser alleen overdracht of doorhaling van een domeinnaam vorderen.
2.6.2.1 Uitgangspunt65 In het Tussenrapport heeft het Projectteam aanbevolen de adr-procedure te
beperken tot beslissingen met betrekking tot de status van de domeinnaam (doorhaling en
overdracht) en een verbod op het registreren van vergelijkbare domeinnamen, eventueel
onder oplegging van een dwangsom. Daarnaast heeft het Projectteam aanbevolen dat het
mogelijk moet zijn de verliezer van een adr-procedure in de proceskosten te veroordelen.
28
2.6.2.2 Overwegingen66 Het Projectteam is van mening dat ook hier het uitgangspunt moet zijn dat het
verstandig is in eerste aanleg een beperkt aantal vorderingen toe te staan, met de mogelijk-
heid dit later uit te breiden. Dit betekent dat de adr-procedure in dit opzicht voldoende
‘schaalbaar’ moet zijn.
67 Het lijkt – mede in het licht van voornoemd uitgangspunt – op dit moment niet
wenselijk de adr-procedure open te stellen voor schadevergoedings-vorderingen, omdat
deze een procedure aanzienlijk kunnen compliceren en langer en kostbaarder kunnen
maken. Wel kunnen binnen de context van het toepasselijke Nederlandse recht meer vor-
deringen worden toegestaan dan onder de udrp, waarin alleen doorhaling of overdracht
van een domeinnaam kan worden gevorderd. Zo lijkt het wenselijk dat, om te voorkomen
dat een domeinnaamkaper na een uitspraak opnieuw een variant registreert op de hem
ontnomen domeinnaam, de adr-regeling de mogelijkheid kent aan de verliezende partij
een verbod op te leggen op registratie en gebruik van andere – soortgelijke – inbreuk-
makende domeinnamen. Indien dit verbod versterkt kan worden met een dwangsom die
wordt verbeurd bij iedere overtreding van het verbod, zal de adr-regeling ook in dat
opzicht gelijkwaardig zijn aan het kort geding.
68 In het Tussenrapport heeft het Projectteam daarnaast voorgesteld dat de adr de
mogelijkheid zou moeten bieden de verliezer te laten veroordelen in de proceskosten. In
dat kader heeft het Projectteam aanbevolen dat deze proceskostenveroordeling de werkelijk
gemaakte kosten van de winnaar zou moeten benaderen. Van deze realistische proces-
kostenveroordeling zal mogelijk in die zin een preventieve werking uitgaan dat gevallen
van domeinnaamkaping worden teruggedrongen dan wel voorkomen.
69 In het debat over het Tussenrapport is naar voren gebracht dat ook een proces-
kostenveroordeling opgelegd moet kunnen worden aan de eiser die de adr-procedure
verliest40 en dat een proceskostenveroordeling “op maat” moet kunnen worden gesneden41.
70 Van belang is dat voorkomen wordt dat het risico van een proceskostenveroordeling
partijen die te goeder trouw een domeinnaam hebben geregistreerd ervan weerhoudt in
een aangespannen procedure verweer te voeren. Het lijkt daarom wenselijk dat de proces-
kostenveroordeling alleen tot het beloop van de werkelijke kosten wordt gegeven indien de
scheidslieden van oordeel zijn dat de domeinnaamhouder zich bewust was of had moeten
zijn van het feit dat de domeinnaam inbreuk maakt op de rechten van derden. In gevallen
waarin niet vast te stellen is dat de verliezende in deze zin te kwader trouw is geweest, kan
de proceskostenveroordeling worden gematigd. Het ligt voor de hand dat de scheidslieden
de vrijheid zullen hebben te bepalen – daarbij de omstandigheden van het geval mee-
wegend – welke proceskostenveroordeling gerechtvaardigd is. In geval van dwingende
bepalingen dienaangaande zou het niet mogelijk zijn een proceskostenveroordeling “op
maat” te snijden.
71 Uiteraard moet ook aan de verliezende eisende partij die te lichtzinnig een domein-
naamhouder in een adr-procedure heeft betrokken een proceskostenveroordeling kunnen
worden opgelegd. Ook hier geldt dat afhankelijk van de omstandigheden van het geval
een proceskostenveroordeling ter hoogte van de werkelijke kosten van de winnaar dan
wel een gematigde proceskostenveroordeling zal kunnen worden opgelegd. De hoogte
van een proceskostenveroordeling op basis van de te benaderen werkelijk gemaakte
kosten, zou kunnen worden gemaximeerd tot een bedrag van ƒ 10.000,- à ƒ 15.000,-
(¤ 4.500,- à ¤ 7.000,-)42.
2.6.2.3 Aanbeveling Eindrapport72 Het Projectteam beveelt aan de adr-procedure open te stellen voor vorderingen metbetrekking tot de status van de domeinnaam (doorhaling en overdracht van de domeinnaam) en een verbod op het registreren van vergelijkbare domeinnamen, eventueel versterkt dooreen dwangsom.
29
73 Ook beveelt het Projectteam aan dat het mogelijk moet zijn de verliezer (eiser of verweerder) van de adr-procedure te veroordelen in de kosten van de procedure. De hoogtevan deze kostenveroordeling zal door de scheidslieden moeten worden bepaald aan de handvan de omstandigheden van het geval, met een maximum van ƒ 10.000 à ƒ 15.000 (€ 4.500 à € 7.000).
2.6.3 Verplicht karakter adr-procedure
74 De effectiviteit van de adr-procedure zal mede afhankelijk zijn van het al dan niet
verplichte karakter van de adr-procedure. Domeinnaamhouders zouden verplicht moeten
zijn zich te onderwerpen aan de adr-procedure. Derden kunnen daartoe niet worden
verplicht omdat een adr-regeling er niet toe kan leiden dat – in afwijking van de wet – alle
domeinnaamgeschillen worden voorbehouden voor de adr-procedure.
2.6.3.1 Uitgangspunt75 Het Projectteam heeft in het Tussenrapport aanbevolen het Reglement voor
Registratie zodanig aan te passen dat houders van .nl-domeinnamen (zowel bestaande
als nieuwe) verplicht zijn zich te onderwerpen aan de adr-regeling wanneer een derde
op basis daarvan een geschil over de betreffende domeinnaam aanhangig maakt.
2.6.3.2 Overwegingen76 Het Projectteam is van mening dat een adr-procedure alleen gebruikt zal worden
als deze niet een te vrijblijvend karakter heeft. Teneinde dit te bewerkstelligen dient het
Reglement voor Registratie zodanig te worden aangepast dat iedere houder van een .nl-
domeinnaam verplicht is zich te onderwerpen aan de adr-regeling, wanneer een derde
op basis daarvan een geschil aanhangig maakt. Indien domeinnaamhouders zich aan de
adr-procedure zouden kunnen onttrekken, zou de effectiviteit van deze procedure immers
sterk aan kracht inboeten. Uiteraard is het – zonder wetswijziging – niet mogelijk derden
te verplichten de adr-procedure te gebruiken bij beslechting van een domeinnaamgeschil.
Zij zullen vrij zijn in hun keuze om dit geschil aan de gewone rechter voor te leggen dan
wel aan de adr-scheidslieden.
77 Door enkelen is in dit verband de vraag naar voren gebracht of het zich met artikel
17 van de Grondwet verdraagt dat een domeinnaamhouder door acceptatie van het Regle-
ment voor Registratie gehouden is zich te onderwerpen aan de adr-procedure43. Dit artikel
bepaalt: “Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem
toekent.” Artikel 17 van de Grondwet schrijft niet voor hoe de wil van partijen om een
geschil aan een ander dan de rechter te onderwerpen moet worden geuit. Aangenomen
mag worden dat in beginsel geen sprake is van het tegen de wil afgehouden worden van de
gewone rechter als partijen een overeenkomst sluiten waarbij is afgesproken de beslech-
ting van het geschil aan een ander dan de gewone rechter wordt opgedragen. In dit kader is
van belang dat het Reglement voor Registratie kan worden gezien als algemene voorwaar-
den. De vraag is dan of in de voorgestelde opzet, waarbij de domeinnaamhouder middels
aanvaarding van het Reglement de adr-procedure accepteert voor geschillen over zijn
domeinnaam, er sprake is van een overeenkomst tussen de domeinnaamhouder en de
derde die hem aanspreekt. Een tweede vraag is of iemand door aanvaarding van een beding
in algemene voorwaarden waarin voor adr wordt gekozen tegen zijn wil van de rechter
wordt afgehouden.
78 Met betrekking tot de vraag of een rechtsgeldige overeenkomst tot het voorleggen
van een bepaald domeinnaamgeschil aan de adr-regeling tussen de derde en de domein-
naamhouder tot stand is gekomen, overweegt het Projectteam als volgt. Op het moment
van registratie van een domeinnaam is nog onduidelijk of en zo ja, welke eventuele derde
de domeinnaamhouder in een adr-procedure zou wensen te betrekken. Door acceptatie
van het Reglement voor Registratie (inclusief het beding zich te onderwerpen aan de adr-
regeling) onstaat in eerste instantie een overeenkomst tussen de domeinnaamhouder en
30
sidn. De verplichting om zich te onderwerpen aan de adr-regeling, wanneer een derde
op basis daarvan een geschil aanhangig maakt, kan gezien worden als een derdenbeding
tussen de domeinnaamhouder en de (nog onbekende) derde. De derde zal bij het aan-
hangig maken van een adr-procedure nog een zogenaamde akte van compromis moeten
tekenen, waarmee ook deze zich verbindt tot de adr-regeling. Voor zover het beding in
het Reglement voor Registratie als een beding ten behoeve van een nog onbekende derde
(eiser) kan worden aangemerkt, zal het aanhangig maken (en tekenen van de akte van
compromis) als het aanvaarden van dat derdenbeding kunnen worden gezien. Hoewel
geen “directe” overeenkomst bestaat waarin de derde en de domeinnaamhouder zich
onderwerpen aan de adr-regeling, ontstaat aldus deze overeenkomst wel in twee etappes.
Het Projectteam is van mening – en is in die mening gesterkt door analyse van de
bestaande jurisprudentie44 – dat deze “overeenkomst in twee etappes” voldoende zal zijn
om te kunnen komen tot het oordeel dat rechtsgeldig een overeenkomst tot stand is
gekomen.
79 Uit de jurisprudentie blijkt dat de Hoge Raad van mening is dat een beding in
algemene voorwaarden waarin voor arbitrage wordt gekozen, in beginsel niet in strijd
wordt geacht met artikel 17 van de Grondwet45. Anders gezegd: de partij die dat beding
door aanvaarding van algemene voorwaarden accepteert, wordt niet tegen zijn wil afgehou-
den van de rechter die de wet hem toekent. De vraag of een domeinnaamhouder in strijd
met artikel 17 van de Grondwet van de gewone rechter afgehouden wordt, speelt met name
wanneer als vorm van adr voor arbitrage wordt gekozen. Na het doorlopen van een arbi-
trale procedure kunnen partijen immers niet meer naar de gewone rechter. Wanneer voor
andere vormen van adr wordt gekozen, speelt deze kwestie in mindere mate, omdat na
het doorlopen daarvan hetzelfde geschil nog aan de gewone rechter voorgelegd kan
worden. Daarbij moet echter wel de kanttekening geplaatst worden dat deze in de meeste
gevallen de uitspraak van de adr-scheidslieden slechts marginaal zal toetsen (zie ook
2.6.4 hierna).
80 Wanneer zou worden besloten particulieren toe te laten tot het tweede level (zie
hoofdstuk 4 hierna) kan zich in dit verband nog een ander probleem voordoen. Artikel 6:
236 sub n bw, waarop alleen particulieren een beroep kunnen doen, bepaalt dat een
beding in algemene voorwaarden “dat voorziet in de beslechting van een geschil door een
ander dan hetzij de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, hetzij één of meer arbi-
ters... onredelijk bezwarend wordt geacht.” Uit de tekst van deze bepaling blijkt dat een
keuze voor arbitrage niet onredelijk bezwarend wordt geacht. Indien echter voor een
andere vorm van adr wordt gekozen, zal het beding wel als onredelijk bezwarend kunnen
worden aangemerkt46.
81 De bovenstaande discussie kan worden vermeden als het adr-instituut krachtens
een daartoe strekkende wet zou worden aangewezen als bevoegde instantie voor de
beslechting van domeinnaamgeschillen. Dat lijkt een eenvoudige oplossing, maar de erva-
ring leert dat wetgeving een langdurig proces kan zijn, nog los van de vraag of de wetgever
bereid zou zijn een dergelijke wet tot stand te brengen. Vooralsnog gaat het Projectteam er
daarom vanuit dat de adr-procedure in het kader van zelfregulering tot stand moet
komen.
82 Door enkelen is naar voren gebracht dat het verplichten van domeinnaamhouders
zich te onderwerpen aan de adr-procedure mogelijk in strijd zou zijn met artikel 6 evrm47,
dat bepaalt dat partijen recht hebben op een “fair trial”. Wanneer de adr-procedure in de
vorm gegoten wordt van arbitrage, hetgeen betekent dat processuele regels van artikel 1020
e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn, valt niet in te zien dat
sprake van strijd met artikel 6 evrm is. Ook indien voor een andere vorm dan arbitrage
gekozen wordt, is het Projectteam van mening dat geen sprake van een schending van
artikel 6 evrm zal zijn, wanneer voldoende processuele waarborgen worden ingebouwd
voor het eerlijk en evenwichtig verlopen van de procedure.
31
2.6.3.3 Aanbeveling Eindrapport83 Het Projectteam beveelt aan dat het Reglement voor Registratie zodanig wordt aan-gepast dat domeinnaamhouders verplicht zijn zich te onderwerpen aan de adr-procedure,indien zij daarin door een derde worden betrokken.
2.6.4 Vorm van adr / Verhouding tot de rechter
84 Bij de vraag naar de vorm van de adr is in beginsel een keuze mogelijk tussen
arbitrage, bindend advies en een administratieve procedure zoals de udrp48. Het kenmerk
van arbitrage is dat partijen na het doorlopen van een arbitrage hetzelfde geschil niet meer
aan de rechter voor kunnen leggen49. Bij een bindend advies geven scheidslieden een advies
aan partijen en dit advies wordt op voorhand als een partij-afspraak aangemerkt. Na afloop
van de bindend advies-procedure kunnen partijen slechts op beperkte gronden het advies
aan het oordeel van de rechter onderwerpen50.
85 De udrp-procedure is een op zichzelf staande regeling die er vanuit gaat dat
beide partijen voor, tijdens en na afloop van de udrp-procedure het betreffende domein-
naamgeschil nog aan de rechter kunnen voorleggen51. Uit het udrp-reglement blijkt
echter dat de uitspraak wordt uitgevoerd als de verliezende partij de zaak niet binnen tien
dagen na de uitspraak aan een gewone rechter voorlegt. In de praktijk blijkt dat in slechts
zeer weinig gevallen de verliezende partij in een udrp het domeinnaamgeschil alsnog
aan de rechter voorlegt52.
86 In Nederland bestaan adr-procedures die op het punt van de toegang tot de
gewone rechter te vergelijken zijn met de udrp, zoals de Reclame Code Commissie en
de Vaste Commissie Plagiaat van Buma / Stemra. Na het doorlopen van procedures bij
deze commissies is nog een beroep op de gewone rechter mogelijk. Deze commissies
maken zowel juridische als normatieve afwegingen. De “aanbevelingen” van deze
commissies kunnen door de rechter in volle omvang getoetst worden. In de praktijk
blijkt echter dat de rechter dergelijke aanbevelingen slechts marginaal toetst.
87 Binnen de Nederlandse context is het mogelijk een Domeinnaam Code Commissie
op te zetten die niet-bindende aanbevelingen doet die naderhand alsnog aan de gewone
rechter kunnen worden voorgelegd. In de adr-regeling kan worden vastgelegd dat,
wanneer de verliezende partij het betreffende geschil niet binnen de bepaalde periode
aan de gewone rechter voorlegt, sidn de beslissing van de Domeinnaam Code Commissie
dient uit te voeren, voor zover die betrekking heeft op doorhaling of overdracht van een
domeinnaam. Dit laatste is echter alleen mogelijk met betrekking tot beslissingen waarvan
het in de macht van de Registry ligt om deze uit te voeren, te weten beslissingen met
betrekking tot de status van de domeinnaam.
2.6.4.1 Uitgangspunt88 In het Tussenrapport heeft het Projectteam aanbevolen de adr-procedure in de
vorm van arbitrage te gieten, met een mogelijkheid van hoger beroep.
2.6.4.2 Overwegingen89 Naar aanleiding van de aanbeveling in het Tussenrapport van het Projectteam
hebben enkele adviesraadleden hun voorkeur uitgesproken voor de variant die hiervoor is
aangeduid als de Domeinnaam Code Commissie. Dit is voor het Projectteam aanleiding
geweest de voor- en nadelen van arbitrage en een dergelijke Commissie nader in kaart te
brengen.
90 Onder 2.5 is aangegeven dat de vraag of een adr als “totaalpakket” beter voorziet
in de beslechting van .nl-domeinnaamgeschillen dan de kort geding-procedure, beant-
woord moest worden aan de hand van een toetsing op een zestal criteria: snelheid, trans-
parantie, zorgvuldigheid, deskundigheid, afdwingbaarheid en kosten. Hieronder zullen
32
de vormen “arbitrage” en “Domeinnaam Code Commissie” op dezelfde wijze tegen elkaar
worden afgezet. Bezien zal worden welk van de beide vormen op basis van genoemde
criteria als totaal beter voorziet in de beslechting van .nl-domeinnamengeschillen53.
91 In dit verband is door enkele leden van de Adviesraad geopperd dat het steeds
mogelijk moet zijn na of tegelijk met een adr-procedure een civiele procedure aanhangig
te maken. Gesuggereerd is dat dit de mate waarin de adr-procedure wordt gebruikt
positief zou beïnvloeden. Of dit juist is valt in dit stadium niet of nauwelijks vast te stellen.
Wel kan worden geconstateerd dat hierdoor een extra laag aan de geschillenbeslechting
wordt toegevoegd, wat leidt tot kostenverhoging voor alle partijen. De definitieve beslech-
ting van het geschil wordt er bovendien in beginsel door uitgesteld. Bovendien moet de
adr-regeling door de kwaliteit van de beslissingen en van de procedure zelf de keuze voor
de adr-procedure afdwingen. Als die keuze afhankelijk is van de mogelijkheid tevens naar
de gewone rechter te gaan is de vraag gerechtvaardigd of de adr-procedure wel voldoende
toegevoegde waarde heeft en de daarmee gemoeide inspanningen en investeringen recht-
vaardigt.
Snelheid92 Op het gebied van snelheid lijkt de balans in eerste instantie niet duidelijk in het
voordeel van arbitrage of een Domeinnaam Code Commissie door te slaan. De vorm van
de adr-regeling is niet van invloed op de snelheid waarmee een eerste uitspraak verkregen
kan worden. Na het doorlopen van een arbitrage is het echter niet meer mogelijk hetzelfde
geschil nog aan de rechter voor te leggen. Na een uitspraak van de Domeinnaam Code
Commissie kan hetzelfde geschil nog wel aan de rechter worden voorgelegd.
93 Het Projectteam heeft in het Tussenrapport aanbevolen ter bevordering van de
rechtseenheid van de domeinnaambeslissingen (en daarmee de rechtszekerheid) hoger
beroep binnen de arbitrage-procedure mogelijk te maken54. Dit betekent dat een arbitrage
in twee rondes beslecht kan worden. Na dit arbitrale appèl kan het geschil echter niet meer
aan de burgelijke rechter worden voorgelegd. In de variant van de Domeinnaam Code
Commissie kan het geschil nog worden voorgelegd aan verschillende rechterlijke instan-
ties (Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad). In beginsel kan het geschil aan deze rechter-
lijke instanties worden voorgelegd zowel in een kort geding als ook in een (latere) bodem-
zaak. Dit betekent dat het bij gebruikmaking van deze rechtsmiddelen lang kan duren
voordat een definitieve uitspraak wordt verkregen.
94 In de eerste “ronde” zijn er op het gebied van snelheid derhalve geen grote
verschillen tussen arbitrage en een Domeinnaam Code Commissie. Wanneer voor arbitrage
wordt gekozen komt een domeinnaamgeschil wel eerder tot een definitieve (een onher-
roepelijke) uitspraak. Men moet zich in dit kader echter realiseren dat het in gevallen van
cybersquatting niet erg waarschijnlijk is dat de verliezende partij nog verder zal willen
procederen. De domeinnaamkaper zal in dat geval immers zelf extra kosten moeten
maken.
Transparantie95 Er lijken geen doorslaggevende redenen te zijn waarom één van de beide vormen
duidelijke voordelen zal hebben ten opzichte van de ander op het gebied van transparantie.
Beide procedures kunnen zodanig worden ingericht dat zij toegankelijker en informeler
zijn dan een procedure bij de gewone rechter.
Zorgvuldigheid96 Het is van groot belang dat in de adr-procedure voldoende processuele waar-
borgen voor beide partijen worden geschapen. In dit kader is van belang dat op een
arbitrage de procedureregels, zoals neergelegd in boek iv van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtvordering van toepassing zijn. Voor een Domeinnaam Code Commissie
bestaat een dergelijk set regels niet. Uiteraard zal een procedure bij de Domeinnaam Code
Commissie ook zodanig ingericht kunnen worden dat voldoende processuele waarborgen
33
voor beide partijen ingebouwd zijn. Dit neemt niet weg dat het een (licht) voordeel
van arbitrage is dat de procedureregels van boek iv van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering integraal, behoudens afwijkingen in het adr-reglement, van
toepassing zijn.
Deskundigheid97 Zowel voor arbitrage als voor een Domeinnaam Code Commissie kunnen
deskundige scheidslieden worden aangezocht. In beide varianten kunnen de scheids-
lieden hun reeds opgebouwde en door de adr-procedure uit te bouwen expertise voor
langere tijd ter beschikking stellen. Ook op dit punt is er geen duidelijk voordeel voor een
van beide vormen van adr.
Afdwingbaarheid98 Een arbitraal vonnis levert een (zogenaamde) executoriale titel op, wat betekent
dat het arbitrale vonnis zonder het doorlopen van een procedure bij de rechter kan
worden uitgevoerd55. Bovendien kan, na het doorlopen van een arbitrage, de verliezende
partij het geschil niet meer aan de rechter voorleggen.
99 Beslissingen ten aanzien van de domeinnaam (overdracht of doorhaling)
kunnen ook in de variant van de Domeinnaam Code Commissie na de uitspraak worden
uitgevoerd, wanneer in het adr-reglement vastgelegd wordt dat sidn beslissingen ten
aanzien van de domeinnaam van de Domeinnaam Code Commissie uitvoert. In dit kader
is denkbaar dat (evenals in de udrp) uitvoering pas plaats vindt als niet binnen een
bepaalde periode het betreffende geschil aanhangig is gemaakt bij de gewone rechter.
Het is niet ondenkbaar dat in een dergelijk systeem in de periode na de uitspraak van de
Domeinnaam Code Commissie, wanneer de verliezende partij nog de gelegenheid heeft
het geschil aan de rechter voor te leggen, onzekerheid zal ontstaan. Pas nadat deze
periode verstreken is, kan sidn een uitspraak tot doorhaling of overdracht van de
domeinnaam uitvoeren. Wanneer de verliezende partij binnen de te bepalen periode het
geschil voorlegt aan de rechter blijft eveneens onzeker wat er met de domeinnaam zal
geschieden56.
100 Als de verliezende partij zich niet vrijwillig bij deze uitspraak neerlegt, zal de
winnende partij de zaak nog aan de rechter moeten voorleggen om een executoriale titel
te verkrijgen. Dit nadeel geldt met name met betrekking tot een eventuele proceskosten-
veroordeling of op te leggen verbod (versterkt met een dwangsom).
101 Wanneer ook buitenlanders wordt toegestaan .nl-domeinnamen te registreren
(zie ook hoofdstuk 3 hierna), geldt dat de voordelen van arbitrage op het gebied van
afdwingbaarheid groter worden ten opzichte van uitspraken van de Domeinnaam Code
Commissie. In geschillen met in het buitenland gevestigde domeinnaamhouders zal
immers ten dele de beslissing in het buitenland moeten worden uitgevoerd. Een arbitraal
vonnis kan in bijna alle landen ter wereld worden uitgevoerd zonder dat de lokale rechter
de zaak opnieuw beoordeelt57. Een uitspraak van de Domeinnaam Code Commissie kan
(evenmin als in Nederland) in het buitenland niet ten uitvoer worden gelegd. Dit betekent
dat de winnende partij de zaak nog aan een buitenlandse rechter zal moeten voorleggen
om een executoriale titel te krijgen, hetgeen de nodige kosten met zich kan brengen. Dit
nadeel moet in die zin gerelativeerd worden dat uitspraken met betrekking tot de status
van de domeinnaam wel uitgevoerd kunnen worden door sidn. De buitenlandse rechter
is wel noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging als de verliezende partij een kostenveroor-
deling moet betalen of omdat deze een dwangsom heeft verbeurd door zich niet aan een
verbod te houden.
102 De conclusie is dat, wanneer wordt gekozen voor de mogelijkheid van kosten-
veroordeling en verboden met dwangsommen, arbitrage een duidelijke voordeel heeft
boven een Domeinnaam Code Commissie. Dat voordeel is er niet als de adr-procedure
beperkt blijft tot beslissingen met betrekking tot de status van de domeinnaam.
34
Kosten103 Evenals bij snelheid geldt dat de kosten van het voeren van een adr-procedure in
de vorm van arbitrage of een Domeinnaam Code Commissie niet veel zullen verschillen.
Doordat na een uitspraak van de Domeinnaam Code Commissie de mogelijkheid bestaat
door te procederen binnen het gerechtelijke systeem kunnen de totale kosten echter
oplopen wanneer de verliezende partij zich niet neerlegt bij de uitspraak van de Domein-
naam Code Commissie. Bij arbitrage kan de arbitrale uitspraak slechts nog worden
voorgelegd aan de arbitrale appèlinstantie.
Conclusie104 Gelet op de hierboven uitgevoerde vergelijking van arbitrage met een Domein-
naam Code Commissie op de punten van snelheid, transparantie, zorgvuldigheid,
deskundigheid, afdwingbaarheid en kosten, handhaaft het Projectteam haar in het
Tussenrapport uitgesproken voorkeur voor arbitrage. Het Projectteam is van mening
dat de adr-procedure naast beslissingen over de domeinnaam zou moeten kunnen
leiden tot een proceskostenveroordeling en tot geboden en verboden versterkt met
dwangsommen. Deze zijn bij arbitrage wel en bij een Domeinnaam Code Commissie
niet afdwingbaar zonder tussenkomst van de rechter. Het punt van de afdwingbaarheid
krijgt des te meer gewicht als de adr-procedure in de toekomst met andere gevallen
en, vooral, met andere vorderingen zou worden uitgebreid.
105 Wanneer ervoor wordt gekozen – in afwijking van de aanbeveling van het
Projectteam onder 2.6.2.3 – de adr-procedure te beperken tot beslissingen over de
status van de domeinnaam, dan speelt het probleem van de afdwingbaarheid niet. In
dat opzicht kan een Domeinnaam Code Commissie een goed alternatief zijn voor arbi-
trage. Het Projectteam is evenwel van mening dat het ontbreken van de mogelijkheid
van een kostenveroordeling (en in mindere mate van een verbod versterkt met een
dwangsom) een nadeel zou zijn. Deze veroordelingen (en de dreiging die daarvan
uitgaat) kunnen immers effectieve middelen zijn ter voorkoming en bestrijding van
domeinnaamkaping. Om die reden ligt een keuze voor arbitrage voor de hand.
2.6.4.3 Aanbeveling Eindrapport106 Het Projectteam beveelt aan de adr-Regeling in de vorm van arbitrage in te richten,met de mogelijkheid van een hoger beroep.
2.7 Procedureregels adr
107 Van belang is dat de procedureregels (zowel materieel als formeel) zodanig zijn
dat de adr enerzijds gebruikt kan worden als een effectieve procedure ter beslechting
van domeinnaamgeschillen en dat anderzijds voldoende processuele waarborgen
ingebouwd zijn, om partijen gelijke kansen te bieden.
2.7.1 Uitgangspunt
108 In het Tussenrapport heeft het Projectteam aanbevolen dat geschillen onder
de adr-regeling moeten worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse recht.
109 Het Projectteam heeft voorts een concept-adr-reglement op hoofdlijnen
gepresenteerd in het Tussenrapport.
35
110 Het Projectteam heeft in dit kader diverse aanbevelingen gedaan:
• De adr-procedure dient volgens een uniform tijdschema te verlopen, waaraan zowel
partijen als scheidslieden zich moeten houden. De totale duur zou in beginsel ten
hoogste vijfenveertig dagen moeten bedragen. Als partijen een zitting wensen kan
deze periode worden verlengd met ten hoogste vijftien dagen.
• Het aanspannen van een adr-procedure moet ertoe leiden dat de betreffende domein-
naam gedurende de procedure niet kan worden overgedragen, doorgehaald of verhuisd
(naar een andere provider).
• Voor het aanspannen van een adr-procedure is het sturen van een voorafgaande
sommatiebrief geen vereiste. Wel kan het achterwege laten van het zenden van een
sommatiebrief ertoe leiden dat geen proceskostenveroordeling ten gunste van de
eisende partij wordt toegekend.
• De mogelijkheid moet worden geschapen voor class actions. Zowel geschillen van
één rechthebbende met meerdere domeinnaamhouders als geschillen van meer recht-
hebbenden tegen één domeinnaamhouder moeten onder de adr mogelijk zijn.
• Nader moet worden onderzocht hoe kan worden bewerkstelligd dat de adr-procedure
zoveel mogelijk on-line kan worden gevoerd. Daarbij is aangegeven dat, als een partij
daarom gemotiveerd verzoekt, een zitting zal worden gehouden.
• Een verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat zou geen vereiste moeten
zijn voor het – als eisende of verwerende partij – voeren van een adr-procedure.
2.7.2 Overwegingen
111 De udrp is alleen bedoeld voor gevallen van misbruik van de domeinnaamregi-
stratie. Dat is uitgewerkt aan de hand van materiële criteria, op grond waarvan de scheids-
lieden besluiten de domeinnaam al dan niet door te halen of te doen overdragen. De udrpbiedt daarnaast de mogelijkheid in aanmerking komende nationale rechtsregels op het
geschil toe te passen. Tijdens het Domeinnaamdebat is de vraag gerezen of een dergelijke
benadering in de Nederlandse context ook tot optimale resultaten leidt. In Nederland
betreffen de meeste domeinnaamconflicten inbreuken op een merk- of handelsnaamrecht.
Deze worden beoordeeld door de rechter aan de hand van de bestaande wetgeving, waar-
onder de Beneluxmerkenwet en de Handelsnaamwet. Het Projectteam is van mening dat
binnen de Nederlandse context een beoordeling aan de hand van het Nederlands recht het
meest aangewezen is.
2.7.2.1 Aanbeveling Eindrapport112 Het Projectteam beveelt aan geschillen onder de adr-regeling te beoordelen aan dehand van het Nederlands recht.
113 Om redenen van effectiviteit lijkt het wenselijk dat het aanhangig maken van een
adr-procedure -net als bij de udrp- leidt tot het bevriezen van de status van de betreffende
domeinnaam. Deze maatregel voorkomt chicanes tijdens de aanhangige procedure (over-
dracht, doorhaling) en maakt daarnaast het leggen van beslag op de domeinnaam vooraf-
gaand aan de procedure overbodig.
36
2.7.2.2 Aanbeveling Eindrapport114 Het aanspannen van een adr-procedure moet ertoe leiden dat de betreffende domein-naam gedurende de loop van die procedure niet kan worden overgedragen of doorgehaald.
115 In rfc2 is de vraag voorgelegd of het verplicht zou moeten zijn om een sommatie-
brief te sturen aan de wederpartij alvorens een adr te beginnen. Het voordeel van een
dergelijke verplichting is dat partijen op die wijze ertoe gedwongen worden eerst de moge-
lijkheden van een schikking te onderzoeken. Nadeel (voor de eiser) is dat de domeinnaam-
houder gewaarschuwd wordt en -als deze kwaad wil- snel voor het aanhangig maken van
een adr-procedure de domeinnaam aan een derde kan overdragen. In dit kader is naar
voren gebracht dat de Gedragsregels 1, 3 en 19 voor advocaten zich niet zouden verdragen
met het achterwege laten van een sommatiebrief, alvorens een adr-procedure aanhangig
te maken58. Vooropgesteld moet worden dat de genoemde gedragsregels slechts voor
advocaten gelden, niet-advocaten zijn hier niet aan gebonden. Het Projectteam is evenwel
van mening dat de te kiezen strategie van partijen voorafgaande aan de adr-procedure
door partijen zelf zal moeten worden bepaald -indien bijgestaan door een advocaat, al
dan niet indachtig de gedragsregels- en dat het ongewenst is een verplichting op te leggen
op het versturen van een sommatiebrief dan wel in het adr-reglement sancties voor te
schrijven bij het achterwege laten van een sommatiebrief.
2.7.2.3 Aanbeveling Eindrapport116 Het Projectteam beveelt aan dat het verzenden van een sommatiebrief voorafgaandeaan het aanhangig maken van een adr-procedure aan de beoogde gedaagde niet moetworden voorgeschreven.
117 Met het oog op de effectiviteit van de adr-procedure is het van belang dat de
adr-procedure een beperkte tijdsduur kent. Om dit te realiseren is het van belang de
procedure aan een uniform tijdsschema te onderwerpen en ook de duur van de procedure
aan een maximale termijn te binden. In dat kader zouden termijnen moeten worden
gesteld aan beide partijen, maar ook aan scheidslieden. Van belang is echter bij het vast-
stellen van dit uniforme tijdsschema dat niet uit het oog wordt verloren dat de gedaagde
partij voldoende in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn verweer naar voren te
brengen. Ook scheidslieden moeten voldoende tijd krijgen om tot een inhoudelijk goed
oordeel te kunnen komen. Enkelen hebben naar voren gebracht dat de maximale tijdsduur
van vijfenveertig á zestig dagen die het Projectteam in het Tussenrapport heeft genoemd
wellicht te ambitieus zou zijn59. Met name in bepaalde (ingewikkelde) gevallen kan de
beoogde termijn te krap zijn. Zeker nu de adr-procedure moet leiden tot een beslissing
ten gronde, zijn de termijnen zoals gesteld in het Tussenrapport wellicht niet altijd te
realiseren. Het Projectteam is evenwel van mening dat een termijn van de adr-procedure
zonder zitting van zesenvijftig dagen en met zitting van zeventig dagen in de regel haalbaar
moet worden geacht.
2.7.2.4 Aanbeveling Eindrapport118 Het Projectteam beveelt aan dat de adr-procedure volgens een uniform tijdsschemaverloopt, waaraan partijen en scheidslieden zich in beginsel hebben te houden. Er zal naargestreefd moeten worden dat de totale duur van een procedure zesenvijftig dagen bedraagt.In het geval dat een zitting plaatsvindt, zal een uitspraak binnen zeventig dagen na aanvangvan de procedure de streefnorm zijn.
119 Het on-line voeren van een adr-procedure over domeinnaamgeschillen past
goed bij de internetcontext van de geschillen. Ook de udrp is (grotendeels) opgezet als
een on-line dispute resolution procedure60. Alleen in bijzondere gevallen, waneer de
udrp-scheidslieden dit zinvol achten, wordt een zitting (een mondelinge behandeling)
gehouden.
37
120 Het is van belang dat kan worden vastgesteld dat de gedaagde partij op de hoogte
is van het aanhangig maken van een adr-procedure. Met het oog daarop lijkt niet wense-
lijk dat de gedaagde partij slechts per e-mail op de hoogte wordt gesteld van het aanhangig
maken van de procedure. Het aanhangig maken van een adr-procedure zal daarnaast ook
schriftelijk moeten geschieden. Bij gebreke van een emailadres van verweerder zal de adr-
procedure ook slechts schriftelijk aanhangig kunnen worden gemaakt61.
121 Artikel 6 evrm schrijft voor dat partijen in de gelegenheid worden gesteld hun
standpunten mondeling naar voren te brengen, wanneer zij daar prijs op stellen. De
adr-regeling zal deze mogelijkheid dus moeten bevatten.
2.7.2.5 Aanbeveling Eindrapport122 Het Projectteam beveelt aan dat de adr-procedure partijen zoveel mogelijk in staatstelt de adr-procedure on-line te voeren. Het aanhangig maken van een adr-geschil zal plaatskunnen vinden per e-mail en een schriftelijke bevestiging daarvan danwel bij gebreke van eene-mailadres van verweerder, schriftelijk. Als een partij daarom gemotiveerd verzoekt zal eenzitting (een mondelinge behandeling) dienen te worden gehouden.
123 In de zomer van 2000 hebben grote groepen eisers procedures gevoerd tegen Name
Space c.v., dat vele duizenden domeinnamen had gekaapt. De Rechtbank Amsterdam
voerde daarop de regel in dat slechts zes eisers per procedure konden optreden in een
domeinnaamgeschil. Een adr-procedure hoeft deze beperking niet te kennen en kan dus
de mogelijkheid bieden dat een groep eisers optreedt tegen één gedaagde, die van ieder van
hen één of meer domeinnamen heeft gekaapt. Dit kan de kosten van een procedure per
eiser aanzienlijk beperken. Daarnaast zou de mogelijkheid onderzocht moeten worden of
één rechthebbende een adr-procedure zou kunnen voeren tegen meerdere domeinnaam-
houders die (beweerdelijk) inbreuk maken op zijn of haar rechten.
2.7.2.6 Aanbeveling Eindrapport124 Het Projectteam beveelt aan de mogelijkheid te scheppen voor het voeren van eenadr-procedure door meer rechthebbenden tegen één domeinnaamhouder. Ook zou onder-zocht moeten worden of het voeren van een adr-procedure door één rechthebbende tegenmeerdere domeinnaamhouders mogelijk zou kunnen zijn.
125 In annex 1562 treft u een overzicht aan van de belangrijkste procedureregels die de
bouwstenen zullen zijn voor het uiteindelijke adr-reglement. In dit adr-reglement zijn
ook andere dan de hierboven genoemde kwesties geregeld. Onder meer komt hierin naar
voren dat de uitspraak van de scheidslieden openbaar moet zijn. Op die manier kunnen
ook anderen dan partijen lering trekken uit eerdere uitspraken. Deze adr-jurisprudentie
kan zo duidelijk zijn, dat zij partijen beweegt domeinnaamgeschillen (meer dan op dit
moment het geval is) te schikken.
126 Ook in de overige procedureregels is getracht een evenwicht te bereiken tussen
de effectiviteit van de procedure en het scheppen van voldoende waarborgen voor beide
partijen.
2.8 adr-instituut en scheidslieden
2.8.1 Uitgangspunt
127 In het Tussenrapport heeft het Projectteam aanbevolen, één arbitrage-instituut
aan te wijzen, indien het .nl-domein gesloten blijft voor niet-Nederlanders. Mochten ook
niet-Nederlanders worden toegelaten tot het .nl-domein, dan dient ook een tweede (niet-
38
Nederlands) arbitrage-instituut te worden aangewezen. Daarbij zou gedacht kunnen
worden aan het wipo Arbitration and Mediation Center.
128 Voorts is aanbevolen dat geschillen in beginsel door één of drie scheidslieden
kunnen worden beslecht.
2.8.2 Overwegingen
129 Zolang alleen Nederlanders domeinnamen kunnen registreren en domeinnamen-
geschillen derhalve alleen tussen Nederlandse partijen zullen worden beslecht, kan worden
volstaan met het aanwijzen van één, in Nederland gevestigd adr-instituut. In wipo’s
cctld Best Practices wordt overwogen dat het wenselijk kan zijn om twee adr-instituten
aan te wijzen voor geschillen over domeinnamen geregistreerd binnen één cctld: één
lokaal instituut en een ander instituut, met een meer internationaal karakter, dat zaken
waarbij buitenlandse partijen betrokken zijn zou kunnen beslechten. Zouden ook niet-
Nederlanders worden toegelaten tot het .nl-domein, dan is het aan te bevelen een tweede
adr-instituut aan te wijzen dat de zaken met een internationale partij in behandeling doet
nemen. Gedacht zou kunnen worden aan het wipo Arbitration and Mediation Center dat
al veel expertise in het administreren van domeinnaamprocedures heeft opgebouwd.
Hierdoor wordt de indruk vermeden dat buitenlandse partijen een nationaal, Nederlands
instituut krijgen opgedrongen. Dit is voor de internationale acceptatie van de adr-regeling
van belang. De aanwijzing van een tweede instituut zal niet tot extra kosten leiden.
Uiteraard zullen de geschillen steeds op basis van het Nederlands recht (inclusief Benelux
merkenrecht) worden beslist. wipo zal derhalve moeten beschikken over een lijst met arbi-
ters met deskundigheid op dit terrein. Op de lijsten van beide adr-instituten kunnen
dezelfde scheidslieden staan.
130 Geschillen zullen in beginsel door één scheidspersoon worden beslecht, tenzij één
van beide partijen uitdrukkelijk verzoekt om beslechting door een panel van drie scheids-
lieden. Het is van groot belang dat niet één der partijen een overwegende invloed heeft op
de benoeming van de scheidslieden. Bij beslechting door drie scheidslieden kan ieder der
partijen een persoon voordragen die op de lijst van scheidslieden van het adr-instituut
staat. Deze beide scheidslieden kunnen dan tezamen de voorzitter kiezen. Ook bij beslech-
ting van geschillen door één scheidspersoon zullen partijen in de gelegenheid moeten
worden gesteld suggesties te doen63. Uiteraard moet de mogelijkheid bestaan om scheids-
lieden te kunnen wraken bij eventuele belangenconflicten. In plaats van een systeem waar-
bij partijen de keuze maken of hun geschil door één of drie scheidslieden wordt beslecht,
kan de regel worden gesteld dat het adr-instituut zelfstandig – afhankelijk van de aard van
de zaak – bepaalt of een zaak door één of drie scheidslieden wordt beslecht. Van groot
belang is in elk geval dat de benoemingsprocedure van de scheidslieden transparant zal zijn.
131 Onder 2.6.4.3 is aanbevolen ook hoger beroep mogelijk te maken binnen de adr-
procedure. Bij een op te richten appèlkamer of appèlinstituut zou dezelfde benoemings-
wijze als in eerste aanleg kunnen plaatsvinden. Een appèl dient altijd door drie scheids-
lieden beslecht te worden. Indien ervoor wordt gekozen twee eerste aanleg adr-instituten
op te richten, verdient het aanbeveling dat ieder instituut scheidslieden kan voorstellen die
op de lijst van het appèlinstituut komen te staan.
132 Een periodieke evaluatie van de adr-instituten door een onafhankelijke instantie
lijkt zinvol.
39
2.8.3 Aanbeveling Eindrapport
133 Het Projectteam beveelt aan één adr-instituut op te richten, indien het .nl-domeingesloten blijft. Mocht het .nl-domein opengesteld worden voor niet in Nederland wonende/gevestigde (rechts)personen, dan beveelt het Projectteam aan daarnaast een (niet-Nederlands)adr-instituut aan te wijzen, waarbij gedacht zou kunnen worden aan het wipo Arbitrationand Mediation Center.
134 Een periodieke evaluatie door een nader aan te wijzen onafhankelijke instantie dientplaats te vinden.
135 Geschillen dienen in beginsel door één of drie scheidspersonen te worden beslecht.De benoemingsprocedure zal transparant moeten zijn en partijen zullen tevens in de gelegenheid moeten worden gesteld suggesties te doen ten aanzien van het aantal en depersoon van de te benoemen arbiter(s).
2.9 Financiering adr
136 In paragraaf 2.5.7 is bij het onderdeel kosten reeds aangegeven dat er voor de finan-
ciering van de systeemkosten van de adr (bestaande uit de administratieve kosten van
het adr-instituut alsmede de beloning van de scheidslieden) verschillende financierings-
modellen mogelijk zijn. Denkbaar zijn zowel modellen waarbij deze kosten in beginsel
voor rekening van de eiser komen en die waarbij deze in beginsel voor rekening van de
verliezende partij komen. Ook is het mogelijk dat derden (een deel van) de systeemkosten
voor hun rekening nemen.
137 Bij de implementatie van de aanbevelingen van het Domeinnaamdebat zal aan deze
kwestie nog nader aandacht besteed moeten worden. Nu de domeinnaamuitgifte onder .nl
door zelfregulering geschiedt en ook door zelfregulering een adr-procedure wordt opge-
zet, zouden er overwegingen kunnen zijn voor sidn om een deel van de systeemkosten van
het adr-instituut voor haar rekening te nemen. In de Nota Toetsing heeft het Kabinet
sidn aanbevolen een adr voor domeinnaamgeschillen in het leven te roepen. Gelet op
deze aanbeveling, is het denkbaar dat de overheid het op te richten adr-instituut eveneens
voor een deel zal subsidiëren.
40
1 Zie overzicht en analyse van de domeinnaamjurisprudentie op www.domeinnaamdebat.nl en individuele
uitspraken op www.domeinnaam-jurisprudentie.nl.
2 Zie www.domeinnaam-jurisprudentie.nl.
3 Zie Annex 12.
4 The Management of Internet Names and Addresses: Intellectual property issues. Zie ook http://wipo2.wipo.int
5 Zie Annex 13 voor de Policy en de Rules van de udrp.
6 Zie Annex 14 voor een beschrijving van de adr in België, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.
7 Deze keuze was onder meer ingegeven door het feit dat merkinbreuk de meest voorkomende vorm van cyber-
squatting is. Er is voor gekozen om eerst een alternatieve geschillenregeling op te tuigen die een oplossing
biedt voor de meest voorkomende en meest duidelijke domeinnaamgeschillen. Daar komt bij dat het merken-
recht wereldwijd veel meer geharmoniseerd is dan bijvoorbeeld het handelsnaamrecht en het recht inzake
geografische aanduidingen.
8 Zie wipo2.wipo.int/process2. Zie Annex 22.
9 wipo houdt deze kosten laag door zelf bij te dragen in de systeemkosten van het organiseren van een
procedure.
10 Zie www.icann.org/udrp/proceedingsstats. De eerste ervaringen met de udrp zijn onder meer beschreven door
H.W. Wefers Bettink, Domeinnaamarbitrage onder de udrp (Mediaforum 2001/2, p.42 ev), S. Jones, A Child’s first
steps: the first six months of operation- The icann dispute resolution procedure for bad faith registration of
domain names (eipr 2001/2, p.66 ev.); Dr. Milton Mueller, Rough Justice, An analysis of icann’s Uniform Dispute
Resolution Procedure Policy, (Entertainment Law Review 2001/3).
11 Zie onder meer de resultaten van de door het Projectteam uitgevoerde enquête en www. domeinnaam-juris-
prudentie.nl.
12 Daarnaast hebben zich geschillen voorgedaan naar aanleiding van een weigering van sidn om een bepaalde
domeinnaam te registreren. Op basis van artikel 8.1. van het oude reglement voor registratie had sidn hier een
aantal redenen voor. Sinds de liberalisatie van 15 november 2000 kan sidn domeinnaamaanvragen slechts om
technische redenen weigeren. Het lijkt dan ook aannemelijk dat minder domeinnaamaanvragen geweigerd
zullen worden. Tot 15 november 2000 kon beroep tegen bepaalde beslissingen van sidn worden ingesteld bij
het College van Beroep. Dit College is inmiddels vervangen door het College voor Klachten en Beroep.
13 Zie onder meer X.E. Kramer. Het kort geding in internationaal perspectief (Deventer 2001) .
14 D.w.z. waarbij ook de gedaagde partij in de gelegenheid is gesteld verweer te voeren.
15 De werkelijke kosten van het organiseren van een kort geding zijn veel hoger. Het grootste gedeelte van de
kosten wordt echter door de staat gedragen.
16 Indien meer dan een partij gedagvaard wordt, zullen deze kosten hoger uitvallen.
17 De hoogte van het griffiegeld voor de gedaagde bedraagt ƒ 400 (€ 181,50), voor de eiser is het afhankelijk van de
ingestelde vordering.
18 Uit de enquête blijkt dat deze variëren van (ƒ 4.500, € 2.042,01 tot ƒ 30.000, € 13.613,41).
19 Zie onder meer hbs/Danestyle, hr 14 april 2000, nj 2000/489.
20 Wil een eiser zijn schadevergoeding vergoed krijgen, dan moet hij dus een bodemprocedure voeren. Dit brengt
extra kosten met zich.
21 Dit laatste ook gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie van de eg. Zie ook Hoge Raad 8 december 1995,
nj 1999, 338 (Van Uden).
22 De bodemprocedure wordt in sommige gevallen gebruikt om schadevergoeding toegekend te krijgen, hetgeen
in kort geding een veel geringere kans van slagen heeft.
23 Op grond van artikel 50, zesde lid, trips-verdrag (Treaty on Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights)
kunnen voorlopige maatregelen (zoals een kort geding-vonnis) met betrekking tot inbreuken op intellectuele
eigendomsrechten op verzoek van de verliezende partij worden herroepen, indien geen bodemprocedure
aanhangig is gemaakt binnen een door de President bepaalde redelijke termijn. In de praktijk lijkt dit overigens
zelden voor te komen.
24 Zie Nota Toetsing Werkwijze sidn, juli 2001, p. 23.
25 Zie de resultaten van de enquête (Annex 12) en www. domeinnaam-jurisprudentie.nl.
26 Zie verder hoofdstuk 3.
27 Zie verder hoofdstuk 4.
28 Gemiddeld 8 tot 10 weken, als de tijd gemoeid met het beslag wordt meegerekend. In de praktijk zal het niet
altijd mogelijk zijn binnen die periode tot een uitspraak te komen. Ook in de udrp blijkt de feitelijke duur van de
procedure doorgaans langer te zijn dan de 45 dagen die er formeel voor staan.
29 De udrp bevat een helder en uniform tijdschema met vaste termijnen voor partijen en scheidslieden waardoor
een snelle uitspraak gewaarborgd is.
30 Ook is de udrp ingericht voor een beperkt aantal gevallen en een beperkt aantal vorderingen.
31 Zie onder meer F. de Jong, M. Schneiders en R. Broekman in hun commentaar op RFC3.
32 Zie onder meer B. Kist tijdens de hearing van 25 september 2001.
33 Bij de systeemkosten van het kort geding gaat het om alle kosten die nodig zijn om een kort geding te kunnen
laten plaatsvinden. Daarbij moet onder meer gedacht worden aan kosten verbonden aan het inrichten en in
stand houden van een rechterlijk college, waaronder de personeelskosten en de vaste kosten. Het kort geding
kan gebruikt worden voor zaken van zeer diverse aard. Het zal duidelijk zijn dat een stelsel dat volledig is toege-
spitst op de afhandeling van (een bepaald soort) domeinnaamgeschillen flexibeler en efficiënter kan worden
ingericht, waardoor op het niveau van de systeemkosten voordelen te behalen zijn. Ook zal het eenvoudiger zijn
de systeemkosten per individuele zaak toe te rekenen.
34 Zie de Nota Toetsing.
35 Van kwade trouw is bijvoorbeeld sprake wanneer de domeinnaamhouder getracht heeft de betreffende
domeinnaam te verkopen, te verhuren, of over te dragen aan de merkhouder voor een bedrag dat niet in
verhouding staat tot de registratiekosten, wanneer met een winstoogmerk getracht wordt internetgebruikers
naar de aan de domeinnaam hangende website te leiden door verwarring te veroorzaken met de merken van
de merkhouder, of wanneer de registratie van de domeinnaam enkel en alleen heeft plaatsgevonden om te
voorkomen dat de merkhouder de domeinnaam kon registreren of met het doel een concurrent dwars te zitten.
41
36 Dit is de datum waarop de geschillenregeling in werking is getreden.
37 Zie onder meer B. Kist tijdens de hearing van 25 september 2001.
38 Zie bijvoorbeeld betuwe-route.nl, Pres. Rb Amsterdam 1 maart 2001 en Pres. Rb Utrecht 12 april 2001;
grootewielen.nl, Pres. Rb ’s Hertogenbosch 10 april 2001; kamer.nl, Pres. Rb Rotterdam 17 augustus 2000;
leefbaarhilversum.nl, Pres. Rb Utrecht 21 juni 2001; ministers.nl, Pres. Rb Utrecht 11 januari 2001; prinsjesdag.nl,
miljoenennota.nl, regering.nl e.a., Pres. Rb Amsterdam 12 oktober 2000; slachtofferhulp.nl, Pres. Rb Groningen 23
november 2001; staten-generaal.nl, Pres. Rb Amsterdam 3 augustus 2000; alle te vinden op www.domeinnaam-
jurisprudentie.nl.
39 In hoofdstuk 6.4 van de Nota Toetsing pleit het kabinet voor het incorporeren van deze gevallen in de adr.
Inmiddels blijken vrijwel alle gemeente, provincie- en waterschapsnamen door de overheid geregistreerd te zijn.
sidn heeft toegezegd met de overheid in overleg te treden over de domeinnamen die overeenkomen met
gemeentenamen die wel bij derden terecht zijn gekomen.
40 Zie onder meer C. de Waard tijdens de hearing van 25 september 2001.
41 Zie onder meer B. Kist tijdens de hearing van 25 september 2001.
42 Met het doel domeinnaamkaping te ontmoedigen zouden ook boetes opgelegd kunnen worden aan partijen
die zich hieraan schuldig maken. Een dergelijke boete lijkt niet te sporen met het Nederlands recht als deze
boetes naast of bovenop een schadevergoeding zou worden opgelegd. Wel is het denkbaar dat in het
Reglement voor Registratie wordt opgenomen dat de domeinnaamhouder een boete verbeurt, indien deze
misbruik maakt van de domeinnaamregistratie. Deze boetes zullen moeten worden gebruikt om de vaste lasten
van de adr voor partijen te beperken.
43 Zie onder meer enkele leden van de Adviesraad.
44 Zie onder meer Hoge Raad 27 oktober 1967, nj 1968, 3 en 1 juli 1993, nj 1994, 461.
45 Zie onder meer Hoge Raad 27 oktober 1967, nj 1968, 3, en 1 juli 1993, nj 1994, 461.
46 Anders dan bij bindend advies achtte de wetgever de kwaliteit en onpartijdigheid bij arbitrage voldoende
gewaarborgd. Zie Memorie van Antwoord II, Parlementaire Geschiedenis Invoeringswet Boek 6 bw, pagina 718.
47 Zie onder meer R. Broekman in zijn commentaar rfc3.
48 Naar hun aard lenen domeinnaamgeschillen zich minder goed voor mediation (bemiddeling), een andere vorm
van adr. Hiermee is ervaring opgedaan in het Verenigd Koninkrijk. Omdat iedere domeinnaam uniek is, is het
moeilijker strijdende partijen tot een vergelijk te brengen, nu maar één van beide de domeinnaam tot zijn
beschikking kan krijgen.
49 Op verzoek van de verliezende partij kan de rechter een arbitrale uitspraak slechts vernietigen wanneer een
aantal limitatief opgesomde fundamentele beginselen geschonden zouden zijn. Zie artikel 1065 Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering.
50 Het bindend advies zal niet in stand blijven als de wijze van totstandkoming onjuist was of het afdwingen apert
onredelijk is jegens de andere partij.
51 Zie Rule 18 en de Policy onder 4 k van de udrp.
52 Uit een overzicht van udrplaw.net blijkt dat er 33 bekende gevallen zijn waarin een udrp-uitspraak nog aan de
rechter voorgelegd is.
53 In het Tussenrapport heeft het Projectteam aangegeven dat bindend advies een minder adequate vorm voor
het beslechten van domeinnaamgeschillen is. Enerzijds kent het bindend advies ten opzichte van arbitrage het
nadeel dat een uitspraak van een bindend adviseur niet tot een executoriale titel leidt, hetgeen betekent dat
nog een gang naar de gewone rechter gemaakt moet worden. Anderzijds heeft het bindend advies ten opzichte
van een Domeinnaam Code Commissie het nadeel dat de rechter een bindend advies dat aan hem zal worden
voorgelegd nog slechts marginaal kan toetsen, terwijl de rechter een aanbeveling van de Domeinnaam Code
Commissie in beginsel nog ten volle mag toetsen.
54 Dit biedt partijen eveneens de mogelijkheid om fouten of verzuimen in de eerste aanleg alsnog te herstellen.
55 Wel moet toestemming gevraagd worden voor de ten uitvoerlegging bij de President van de Rechtbank.
Deze toestemming wordt slechts geweigerd wanneer de arbitrale uitspraak in strijd komt met fundamentele
rechtsbeginselen.
56 Hieraan zou wellicht tegemoet gekomen kunnen worden door de beslissingen ten aanzien van de domeinnaam
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, hetgeen betekent dat sidn de uitspraak ten aanzien van de domeinnaam
toch direct zou mogen uitvoeren. Het is echter de vraag of een dergelijke uitvoerbaar bij voorraad verklaring van
een niet-bindend advies passend is en of dit niet kort gedingen daarover uitlokt.
57 Zie het Verdrag over de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechtelijke uitspraken 1958,
gesloten op 10 juni 1958 te New York (Trb. 1959, 58). Bij dit verdrag zijn thans 127 landen aangesloten.
58 Zie onder meer F. de Jong in zijn commentaar op rfc3.
59 Zie onder meer B. Kist tijdens de hearing van 25 september 2001 en R. Broekman in zijn commentaar op rfc3.
60 Partijen hebben op grond van artikel 2b van de udrp de vrije keuze of zij hun “communications” elektronisch of
anderszins aan de wederpartij verzenden. De “complaint” moet op grond van artikel 3b zowel in hardcopy als
elektronisch worden aangeleverd aan het adr-instituut.
61 Dit laatste kan mogelijk zijn in het geval dat de houder van een persoonsdomeinnaam een verzoek heeft inge-
diend tot afscherming van zijn registratiegegevens in de whois-database.
62 Deze annex is evenals de andere annexen te lezen op de bij het rapport gevoegde cd-rom.
63 Denkbaar is een systeem waarbij het adr-instituut partijen een lijst van vijf potentiële scheidslieden voorlegt.
Partijen zullen vervolgens punten kunnen toekennen aan de aan hen voorgelegde potentiële scheidslieden.
Degene die van beide partijen tezamen de meeste punten krijgt, wordt door het adr-instituut benoemd.
42
43
3.1 Vraagstelling
1 In rfc2 heeft het Projectteam de vraag voorgelegd of het wenselijk is de territoriale
beperkingen voor registratie van .nl-domeinnamen geheel of gedeeltelijk (beperkt tot de
Europese Unie) op te heffen.
3.2 Inleiding
2 Domeinnamen onder .nl kunnen, op basis van het huidige Reglement van sidn,
uitsluitend worden gehouden door in Nederland woonachtige natuurlijke personen of door
ondernemingen of instellingen die in Nederland zijn gevestigd1. Een dergelijke beperking
heeft vanaf het begin van het .nl-domein bestaan en is in 1996 door sidn in haar Regle-
ment gehandhaafd vanwege de specifieke binding van het .nl-domein met Nederland en
met het oog op de handhaafbaarheid van het Reglement. Ook heeft een rol gespeeld dat
het openstellen van het .nl-domein voor buitenlanders er sneller toe zal kunnen leiden dat
een schaarste aan nieuwe .nl-domeinnamen ontstaat.
3 Aanvankelijk kenden de meeste lid-staten van de Europese Unie een vergelijkbare
beperking. In de afgelopen jaren zijn de territoriale beperkingen echter geheel opgeheven
in België (.be), Denemarken (.dk), Duitsland (.de), Luxemburg (.lu), Verenigd Koninkrijk
(.uk), Oostenrijk (.at) en deels in Griekenland (.gr) en Italië (.it), waar nog wel is vereist
dat de aanvrager is gevestigd in een eu-lidstaat. Sinds de openstelling van het .be-domein
in 2000 hebben met name Nederlandse ondernemingen van de mogelijkheid gebruik
gemaakt als buitenlandse onderneming een .be-domeinnaam te registeren.
4 Van verschillende buitenlandse ondernemingen heeft sidn verzoeken gekregen
tot aanvragen van .nl-domeinnamen, welke steeds zijn afgewezen. In februari 2001 heeft
een Belgische onderneming naar aanleiding daarvan, een klacht ingediend bij de Europese
Commissie. Daarin wordt het standpunt verdedigd dat sidn doordat zij in haar Reglement
van een domeinnaamaanvrager vergt dat deze een vestiging in Nederland heeft, misbruik
van haar machtspositie maakt in de zin van artikel 82 van het eg-Verdrag. Naar aanleiding
van deze klacht heeft de Europese Commissie een onderzoek gestart2. Ook tegen Europese
zusterorganisaties van sidn met een gesloten karakter zijn vergelijkbare klachten
ingediend.
5 Op het moment bestaat geen duidelijk inzicht in het concrete aantal buitenlandse
ondernemingen dat geïnteresseerd is in een .nl-domeinnaam. Wel is bekend dat een
aanzienlijk aantal buitenlandse ondernemingen via Nederlandse trustees .nl-domein-
namen heeft aangevraagd. In deze constructie is de Nederlandse trust de houder, maar
houdt deze de betreffende domeinnaam ten behoeve van het buitenlandse bedrijf.
3 Territoriale beperkingen
44
3.3 Uitgangspunt
6 In het Tussenrapport heeft het Projectteam aanbevolen de bestaande territoriale
beperkingen voor registratie van een .nl-domeinnaam af te schaffen en aanvragers uit de
gehele wereld toe te laten tot het .nl-domein. Tevens heeft het Projectteam aanbevolen dat
dientengevolge het vereiste van het overleggen van een kvk-uittreksel bij registratie zou
kunnen vervallen.
3.4 Overwegingen
7 Voorop staat dat er bij (met name) buitenlandse ondernemingen behoefte bestaat
aan het registreren van een .nl-domeinnaam. Door in het bezit te zijn van een .nl-domein-
naam kunnen zij zich (beter) op de Nederlandse markt richten. Deze behoefte zou met
name sterk leven bij Belgische bedrijven, omdat zij zich met dezelfde Nederlandstalige
website (maar met twee verschillende domeinnamen) zouden kunnen richten op twee
markten, te weten de Vlaamse en de Nederlandse3.
8 Weliswaar is het ook mogelijk om via een in een ander top-level domein dan .nl
geregistreerde domeinnaam zich te richten op de Nederlandse markt. Dat neemt niet weg
dat er valide redenen zijn waarom buitenlandse partijen over een .nl-domeinnaam willen
beschikken. Voor een partij die zich richt op de Nederlandse markt kan het immers zekere
voordelen hebben om over een .nl-domeinnaam te beschikken.
9 De territoriale beperkingen hebben ertoe geleid dat buitenlandse ondernemingen
gebruik maken van Nederlandse ondernemingen als tussenpersonen bij het registreren
van .nl-domeinnamen4. Dit leidt tot een verhoging van de kosten voor buitenlandse onder-
nemingen, terwijl het doel van de territoriale beperkingen -binding van het .nl-domein met
Nederland; handhaafbaarheid reglement- wordt ontdoken. Dit is een onwenselijke situatie,
die een belemmering vormt voor buitenlandse partijen en bovendien kostenverhogend
werkt5. In dit kader geldt voorts dat er ook Europeesrechtelijke argumenten aan te voeren
zijn waarom de territoriale beperkingen de Europese interne markt ongunstig beïnvloeden.
Gesteld kan immers worden dat de territoriale beperkingen het vrije verkeer van diensten
belemmeren en daarnaast niet-Nederlandse partijen discrimineren6. Daar komt bij dat de
territoriale beperkingen de transparantie van het .nl-domein niet bevorderen.
10 Daarnaast is binnen de Europese Unie een duidelijke tendens waarneembaar om
cctld’s open te stellen voor buitenlanders. Zes van de acht betreffende cctld’s hebben
bovendien alle bestaande territoriale beperkingen afgeschaft7.
11 Voorts gaan de argumenten op grond waarvan sidn in 1996 bewust voor terri-
toriale beperkingen heeft gekozen niet meer (volledig) op. De gedachte dat een cctld is
gebonden aan of voorbehouden voor de gebruikers binnen de territoriale grenzen van
een bepaald land is inmiddels in een groot aantal landen (waaronder de genoemde acht
eu-landen) verlaten. De heersende opvatting lijkt veeleer dat een cctld niet zozeer
gebonden is aan de geografische grenzen van een land, maar veeleer aan de markt van het
betreffende land. Die markt is uiteraard niet beperkt tot partijen die in het betreffende land
zijn gevestigd, maar omvat alle ondernemingen die hun activiteiten op de betreffende
geografische markt richten.
12 De beschreven tendens in een groot aantal landen wordt onderstreept door het feit
dat Nederlandse ondernemingen eveneens veelvuldig gebruik maken van .com-, .net- en
.org-extensies, veelal gekoppeld aan websites die (ook) in het Nederlands zijn opgesteld.
45
Het past in het streven van sidn naar verdergaande liberalisatie om zich bij deze tenden-
sen aan te sluiten.
13 Het gevaar dat het openstellen van het .nl-domein zal leiden tot schaarste van .nl-
domeinnamen lijkt niet erg groot. Wanneer men zich realiseert dat er onder .com medio
2001 reeds meer dan achtentwintig miljoen domeinnamen geregistreerd waren tegen zes-
honderdvijftigduizend .nl-domeinnamen, kan geconcludeerd worden dat nog voldoende
ruimte beschikbaar is in het .nl-domein.
14 Bij het instellen van sommige nieuwe gtld’s lijkt een tegengestelde tendens te
bespeuren, omdat deze een beperkt uitgiftebeleid zullen gaan kennen. Zo zullen bijvoor-
beeld .museum-domeinnamen slechts door musea kunnen worden aangevraagd en .aero-
domeinnamen slechts door personen of bedrijven die werkzaam zijn in de luchtvaart-
branche (in de breedste zin van het woord). Deze gtld’s zijn echter in het leven geroepen
met het oog op een specifieke branche, hetgeen bij cctld’s-domeinnamen niet het geval is8.
15 De invloed van openstelling van het .nl-domein op handhaafbaarheid van het
Reglement lijkt gering. Voor het uitoefenen van de belangrijkste sancties onder het Regle-
ment – het bevriezen en ontnemen van de domeinnaam – maakt het geen verschil waar de
domeinnaamhouder is gevestigd. sidn kan immers deze sancties zonder medewerking
van de domeinnaamhouder uitvoeren als niet aan de betreffende vereisten van het Regle-
ment is voldaan. Ook als een domeinnaamhouder niet diegene blijkt te zijn voor wie deze
zich uitgeeft, kan sidn deze sancties toepassen. Daarnaast zal de niet-Nederlandse aan-
vrager van een .nl-domeinnaam uiteraard ook een vrijwaringsverklaring moeten tekenen.
16 Complicaties kunnen er wel zijn bij het handhaven van de bestaande verplichting
dat een bedrijfsdomeinnaamhouder bij registratie een uittreksel uit het Kamer van Koop-
handelregister dient over te leggen. Voor sidn (en haar deelnemers) zal de controle van de
authenticiteit en juistheid van een kvk-uittreksel uit bijvoorbeeld Finland of Japan aanzien-
lijk lastiger zijn dan nu het geval is met uittreksel uit de door sidn erkende (Nederlandse)
registers9.
17 Het kvk-uittreksel heeft onder het huidige uitgiftebeleid een tweeledige functie:
• nagaan of een bedrijf in Nederland gevestigd is en;
• nagaan of de aanvrager een bedrijf dan wel een particulier is10.
18 Opgemerkt kan worden dat één van de twee doelen die het overleggen van een
kvk-uittreksel diende vervalt wanneer het .nl-domein opengesteld wordt voor niet-Neder-
landers. Het tweede doel vervalt wanneer naast bedrijven en instellingen ook particulieren
op het tweede level worden toegelaten. In hoofdstuk 4 zal het Projectteam aanbevelen dat
particulieren ook tot het tweede level toegelaten moeten worden. Door het vervallen van
de twee genoemde doelen lijkt het niet meer nodig een kvk-uittreksel te verlangen bij
registratie. Wanneer sidn de aanbevelingen van het Projectteam overneemt, kan het ver-
eiste van het overleggen van een kvk-uittreksel bij registratie komen te vervallen11.
19 De bovengenoemde aanbeveling doet er niet aan af dat het voor deelnemers van
sidn desalniettemin wenselijk kan zijn een document te verlangen van haar klanten (lees:
domeinnaamhouders) als bewijs van de identiteit van deze klant. Deelnemers riskeren
immers gelet op de Scientology-rechtspraak aansprakelijk gehouden te worden voor
onrechtmatig daden gepleegd door hun klanten, indien de deelnemer niet aan de verplich-
ting kan voldoen de gegevens van deze klant door te geven12. Mocht sidn er daadwerkelijk
toe overgaan het vereiste van het kvk-uittreksel te schrappen, dan geeft het Projectteam
sidn in overweging haar deelnemers te adviseren – mede gelet op genoemde aansprake-
lijkheidsrisico’s – toch een bewijs van identiteit van haar klanten te verlangen.
20 Het toelaten van buitenlandse domeinnaamhouders betekent wel dat het moeilijker
kan worden voor rechthebbenden om op te treden tegen inbreukmakende domeinnamen13.
46
Voorschriften van Nederlands en internationaal procesrecht kunnen hierbij tot vertraging
leiden bij het dagvaarden van een buitenlandse partij. Ook kan het voorkomen dat tegen
een buitenlandse domeinnaamhouder alleen in het buitenland kan worden geprocedeerd,
wat ook vertragend en kostenverhogend werkt. Deze aspecten spelen ook als sidn op
basis van de vrijwaringsverklaring een buitenlandse partij in een Nederlandse procedure
in vrijwaring oproept. Dit tast de waarde van de vrijwaringsverklaring, die een centrale rol
speelt in het Reglement voor Registratie, aan.
21 Het Projectteam meent dat aan deze bezwaren op twee manieren tegemoet kan
worden gekomen. Enerzijds voor geschillen gebaseerd op een beweerdelijke merk- of
handelsnaaminbreuk door de voorgestelde adr-regeling. Anderzijds voor overige geschil-
len door daarnaast in het Reglement voor Registratie te bepalen dat de aanvrager van een
domeinnaam terzake van geschillen over de domeinnaam14:
• domicilie kiest in Nederland (wellicht bij sidn te Arnhem) zodat daar dagvaardingen
kunnen worden uitgebracht;
• toepasselijkheid van Nederlands recht op dat geschil aanvaardt;
• de Nederlandse rechter bij uitsluiting bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
3.5 Aanbevelingen Eindrapport
22 Het Projectteam beveelt aan de bestaande territoriale beperkingen voor registratievan een .nl-domeinnaam af te schaffen en aanvragers uit de gehele wereld toe te laten tothet .nl-domein.
23 Naar aanleiding van deze aanbeveling beveelt het Projectteam aan het vereiste vanhet overleggen van een kvk-uittreksel bij registratie te laten vervallen.
24 Naast het instellen van een adr voor .nl-domeinnaamgeschillen langs de lijnen zoalsaanbevolen in hoofdstuk 2, beveelt het Projectteam aan dat in het Reglement voor Registratieeen bepaling opgenomen wordt dat de aanvrager van een .nl-domeinnaam terzake vangeschillen over de betreffende domeinnaam: domicilie kiest in Nederland, de toepasselijkheidvan Nederlandse recht op dat geschil aanvaardt en voorts dat de Nederlandse rechter bevoegdis, wanneer het adr-instituut niet bevoegd is.
47
1 Zie artikel 3 Reglement voor Registratie.
2 Zie Case No. comp/c-1/38.080.
3 Ter illustratie wordt gewezen op de grote hoeveelheid Nederlandse ondernemingen die een
.be-domeinnaam hebben geregistreerd, nadat het Belgische domeinnaamuitgiftereglement
daartoe de gelegenheid bood.
4 In zijn commentaar rfc3 stelt C. Fousert zich op het standpunt dat dit een te billijken situatie is.
5 Met name in de grensstreek tussen België en Nederland werken de territoriale beperkingen
belemmerend.
6 Ook is verdedigd dat sidn door het stellen van een vestigingseis misbruik zou maken van
machtspositie in de zin van artikel 82 eu-verdrag.
7 Zo zijn bijvoorbeeld in België in december 2000 deze beperkingen opgeheven, teneinde tegemoet
te komen aan de roep van het bedrijfsleven om een minder restrictief beleid in het algemeen,
maar ook in het bijzonder op dit punt.
8 Binnen de Europese Unie bestaat het voornemen een .eu-tld in te voeren. Uit de verordening
betreffende de invoering van het “.eu”-topniveaudomein voor internet (com (2000) 827) blijkt dat
het de bedoeling is het .eu-domein alleen open te stellen voor ingezetenen van de Europese Unie.
9 Daar komt bij dat veel landen niet een vergelijkbaar kvk-systeem hebben als in Nederland.
Daarnaast speelt een ander probleem. Op dit moment erkent sidn ook een aantal andere regis-
ters dan het handelsregister. Het zal praktisch onmogelijk zin om dit ook voor andere landen te
doen.
10 Het kvk-uittreksel wordt op dit moment niet gebruikt om na te gaan of een bedrijf rechtsgeldig
vertegenwoordigd wordt. Het administratieve contact-adres in de whois-database is degene die
de houder met betrekking tot kwesties aangaande de domeinnaam binden.
11 Dit zal als neveneffect hebben dat het handelsregister aan zuiverheid wint. Uit het commentaar
van T. de Waard en W. van Dijk namens de Kamer van Koophandel blijkt dat recentelijk vele
inschrijvingen in het handelsregister gedaan zijn met als doel een .nl-domeinnaam te kunnen
registreren.
12 Zie Arrondissementsrechtbank Den Haag 9 juni 1999, ier 1999/47.
13 Het kan lastig kan zijn in een (domeinnaam)geschil met een buitenlandse partij spoedig tot
een uitspraak te komen. Het dagvaarden van een buitenlandse partij is aan formele vereisten
gebonden, die een kort geding kunnen vertragen. Ook bevoegdheidsvragen (is de Nederlandse
rechter bevoegd over het geschil te oordelen?) en vragen over het toepasselijk recht kunnen bij
buitenlandse gedaagden tot complicaties en vertraging leiden. Ook de tenuitvoerlegging van
een Nederlands vonnis in het buitenland kan op problemen stuiten, die tot vertraging van de
uitvoering van het vonnis kunnen leiden, of zelfs tot een nieuwe procedure in het buitenland.
14 Dit zou zowel geschillen tussen derden en domeinnaamhouders, gebaseerd op andere grond-
slagen dan merk- en handelsnaamrecht en geschillen tussen sidn en een domeinnaamhouder
kunnen betreffen.
48
49
4 De positie van natuurlijke personen
4.1 Vraagstelling
1 De primaire vraag die in dit kader in het Domeinnaamdebat aan de lokale internet-
gemeenschap is voorgelegd is of natuurlijke personen, niet handelend in de uitoefening
van een beroep of bedrijf, een .nl-domeinnaam zouden moeten kunnen registreren op het
tweede level. Daarnaast is de vraag gesteld of er een alternatief zou moeten komen voor de
“123”-persoonsdomeinnaam.
4.2 Inleiding
2 Sinds 15 november 2000 kunnen particulieren ook een .nl-domeinnaam registre-
ren1. Daartoe is bij de laatste wijziging van het Reglement de persoonsdomeinnaam
geïntroduceerd, die zich, in tegenstelling tot de bedrijfsdomeinnaam, op het derde level
bevindt. De aanvrager is vrij in de keuze van de domeinnaam (eigennaam of een lettercom-
binatie), waarbij voor het tweede level een volgnummer van drie cijfers kan worden aan-
gevraagd of door sidn wordt toegewezen (jansen.123.nl, fietsbel.358.nl, evenweg.102.nl).
Domeinnamen op het tweede level (sidn.nl of ikhouvansport.nl) kunnen alleen geregi-
streerd worden door ondernemingen (waaronder natuurlijke personen die handelen in de
uitoefening van een beroep of bedrijf ) en instellingen.
3 De persoonsdomeinnaam is ingevoerd om tegemoet te komen aan de – in consul-
taties van sidn naar voren gekomen – wens van particulieren om de eigen naam als .nl-
domeinnaam te kunnen registreren. Naar aanleiding van deze wens heeft sidn de lokale
internetgemeenschap en een aantal organisaties destijds geraadpleegd. Uit schaalbaar-
heids- en herkenbaarheidsoverwegingen heeft sidn er vervolgens voor gekozen – mede
gelet op de reacties vanuit de lokale internetgemeenschap – om voor particulieren een
aparte persoonsdomeinnaam te creëren op het derde level.
4 Hierbij speelde een belangrijke rol dat sidn er rekening mee moest houden dat alle
Nederlanders een persoonsdomeinnaam zouden willen aanvragen. Men vreesde dat dit tot
schaarste op het tweede level zou kunnen leiden. Wellicht nog belangrijker was dat veel
Nederlanders hun eigen naam niet meer op het tweede level zouden kunnen registreren
omdat deze al vergeven was aan een bedrijf met dezelfde naam, of omdat een persoon met
dezelfde naam hem was voor geweest. Bovendien zou door het aangebrachte onderscheid
tussen persoons- en bedrijfsdomeinnamen reeds door de domeinnaam duidelijk zijn
voor de internetgebruiker of een bepaalde url of e-mailadres een particulier danwel een
onderneming of instelling betrof.
50
5 Er is een aantal belangrijke verschillen in de regeling van persoonsdomeinnamen
en bedrijfsdomeinnamen. Gezien de gesignaleerde behoefte de eigen naam als persoons-
domeinnaam te registreren is besloten dat particulieren slechts één persoonsdomeinnaam
per persoon mogen aanvragen. Om het onderscheid met bedrijfsdomeinnamen inhoud te
geven is verder bepaald dat persoonsdomeinnamen niet voor commerciële doeleinden
mogen worden gebruikt. Voorts is, omdat alleen een particulier houder van een persoons-
domeinnaam kan zijn, aan persoonsdomeinnaamhouders uit privacyoverwegingen de
mogelijkheid geboden sidn te verzoeken de persoonsgegevens van de houder niet weer te
geven in de openbare database van domeinnaamhouders, de whois. De persoonsgegevens
van de houder worden dan vervangen door de gegevens van de deelnemer/registrar van de
houder en zijn slechts kenbaar voor sidn.
6 Sinds de introductie van de persoonsdomeinnaam zijn iets meer dan 650 persoons-
domeinnamen uitgegeven. Afgezet tegen de ruim 667.000 bedrijfsdomeinnamen die medio
oktober 2001 waren uitgegeven, is duidelijk dat de behoefte aan de “123”-persoonsdomein-
naam niet erg groot is. Daarentegen heeft sidn geconstateerd dat er bij particulieren wel
behoefte bestaat aan domeinnamen op het tweede level. Zo is gebleken dat een aantal
particulieren met behulp van deelnemers een tweede level-domeinnaam in gebruik heeft.
De deelnemer is in die gevallen zelf houder van de betreffende domeinnaam, die in licentie
is uitgegeven aan de particulier2. Daarbij is gebleken dat niet alleen in de gtld’s .com, .org
en .net, maar (inmiddels) ook in een aantal cctld’s in de Europese Unie (.be (België), .at
(Oostenrijk), .de (Duitsland), .lu (Luxemburg), .it (Italië) en .ie (Ierland)), particulieren
tweede leveldomeinnamen kunnen registreren. Ook het Kabinet is van mening dat het
besluit om particulieren niet toe te laten op het tweede level heroverwogen zou kunnen
worden3.
4.3 Uitgangspunt
7 In het Tussenrapport heeft het Projectteam aanbevolen particulieren toe te laten
tot het tweede level.
8 Consequentie is dat ook het vereiste van artikel 4 van het Reglement om bewijs
over te leggen dat de aanvrager een onderneming of instelling is (bijvoorbeeld door een
uittreksel uit het Handelsregister) moet vervallen. Ook de eis die nu aan particulieren op
het derde level wordt gesteld, te weten dat zij een kopie van hun paspoort, rijbewijs of
een uittreksel uit het bevolkingsregister moeten overleggen, hoeft op het tweede level
niet meer aan particulieren gesteld te worden. Op het tweede level zullen particulieren in
beginsel aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen als ondernemingen en instellingen.
Uiteraard zullen particulieren op het tweede level ook een vrijwaringsverklaring moeten
tekenen.
9 Het Projectteam beval in het Tussenrapport aan het huidige persoonsdomeinnaam-
systeem daarnaast te laten voortbestaan. Dit systeem kan met name in een behoefte voor-
zien voor niet-commercieel gebruik door particulieren.
51
4.4 Overwegingen
4.4.1 Particulieren en tweede leveldomeinnamen
10 Afgaande op de ingediende commentaren lijkt er een (sterke) behoefte te bestaan
bij particulieren om tweede leveldomeinnamen te kunnen registreren4. Niet alleen bestaat
er een behoefte, veel particulieren voelen zich ook “afgescheept” met de onaantrekkelijke
persoonsdomeinnaam, voelen zich “tweederangs internetburgers”5.
11 Dit wordt ondersteund door het feit dat een aanzienlijk aantal Nederlandse
particulieren een tweede level .com- of .nu-domeinnaam heeft geregistreerd en de praktijk
dat particulieren via licentieconstructies met de deelnemers in sidn gebruik maken van
tweede leveldomeinnamen. Dit aspect lijkt in de overwegingen die hebben geleid tot de
keuze voor het huidige systeem van persoonsdomeinnamen op het derde level geen rol
(van betekenis) te hebben gespeeld.
12 Voorts is het de vraag of inderdaad – zoals destijds werd gevreesd – bij toelating van
particulieren tot tweede leveldomeinnamen (eerder) schaarste zal ontstaan. In theorie is
dat zeker het geval, maar vastgesteld kan worden dat de stijging van het aantal domein-
naamaanvragen vanaf oktober 2000 sterk is afgevlakt. Reeds daarom ligt het (anders dan in
2000) niet in de lijn der verwachtingen dat het aantal domeinnaamaanvragen exponentieel
zal stijgen als gevolg van de toelating van particulieren. Dat geldt temeer omdat de meeste
“mooie” namen reeds vergeven zijn. Daar komt bij dat de behoefte aan een eigen domein-
naam bij particulieren niet zo groot is, omdat veel particulieren een website of e-mailadres
hebben via hun deelnemer (bijvoorbeeld [email protected] of tiscali.nl/devries). De angst
dat er geen domeinnamen meer overblijven als particulieren worden toegelaten, lijkt dan
ook ongegrond.
13 Bovendien zal schaarste niet snel optreden. Op dit moment zijn reeds meer dan
28 miljoen .com-domeinnamen geregistreerd, tegen ruim 667.000 .nl-domeinnamen op
het tweede level medio oktober 2001. Er is dus nog veel ruimte voor nieuwe .nl-domein-
namen. Die ruimte is er ook, omdat een domeinnaam uit maximaal 63 tekens (letters +
cijfers) mag bestaan. Wat betreft het risico van schaarste kan er tenslotte nog op worden
gewezen dat dit andere landen er niet van heeft weerhouden particulieren toe te staan
tweede level domeinnamen te registreren (.be (België), .at (Oostenrijk), .de (Duitsland),
.lu (Luxemburg), .it (Italië) en .ie (Ierland)). Op gtld-niveau is dit ook het geval bij .org,
.net en .com. De conclusie is daarom gerechtvaardigd dat de genoemde ontwikkelingen
aantonen dat schaarste geen goede reden is om particulieren niet toe te laten tot registratie
van tweede leveldomeinnamen.
14 Ook het argument dat een onderscheid tussen bedrijfs- en persoonsdomeinnamen
de herkenbaarheid bevordert lijkt in de praktijk minder kracht te hebben dan werd aan-
genomen, omdat veel bedrijfsdomeinnamen voor niet-commerciële doeleinden worden
gebruikt. Dit is bovendien een onderscheid dat niet in andere “grote” extensies wordt
gehanteerd – en met name niet bij .com – zodat het ook om die reden de vraag is of het
publiek het bedoelde onderscheid ook waarneemt. Dit blijkt wanneer men de ontwikkeling
van bepaalde initiatieven van particulieren in andere extensies bekijkt. Waren deze aanvan-
kelijk niet-commercieel, soms zijn deze dat na verloop van tijd wel geworden.
15 Dit argument negeert bovendien de behoefte van particulieren aan een tweede
leveldomeinnaam. Die behoefte blijkt, zoals betoogd, wel degelijk te bestaan. Daarbij
moet worden vastgesteld dat het ongewenst is dat in deze behoefte wordt voorzien door
licentieconstructies die juridisch zwak zijn (zodat particulieren bij faillissement van de
deelnemer/licentiegever de domeinnaam kwijt zijn) en, waardoor sidn geen greep heeft
op de “werkelijke” houder en die kosten verhogend werken voor de particulier. Toelating
van particulieren op het tweede level komt tegemoet aan deze belangen.
52
16 Wanneer particulieren op het tweede level worden toegestaan dienen deze in
beginsel te voldoen aan dezelfde voorwaarden als ondernemingen en instellingen. Het
Projectteam meent dat er geen goede grond is voor uitzonderingen voor particulieren.
Met name zullen zij ook een vrijwaringsverklaring moeten afgeven, inhoudende dat
registratie en gebruik van de aangevraagde domeinnaam geen inbreuk maakt op rechten
van derden.
17 Wanneer particulieren ook op het tweede leveldomeinnamen kunnen registreren,
rijst de vraag of zij daarbij tevens onder hetzelfde privacy-regime dienen te vallen als de
huidige bedrijfsdomeinnaamhouders. Deze vraag wordt verder behandeld in hoofdstuk 5.
4.4.2 Consequenties toelaten particulieren op het tweede level
18 De consequentie van het toelaten van particulieren op het tweede level is dat niet
meer van tweede leveldomeinnaamaanvragers gevergd hoeft te worden een uittreksel uit
een van de door sidn erkende registers (bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel) over te
leggen. Op dit moment wordt van de aanvragers van een persoonsdomeinnaam verlangd
dat zij een kopie van hun paspoort, identiteitskaart, rijbewijs of een uittreksel van het
bevolkingsregister overleggen6. Deze eis hoeft niet meer gesteld te worden voor particu-
lieren die op het tweede level willen registreren7. Ook hier dient opgemerkt te worden dat
het voor deelnemers – ter voorkoming van eventuele aansprakelijkheden – evenwel aan
bevelenswaardig is toch een dergelijk document van de aanvrager te verlangen8. Mocht
sidn er daadwerkelijk toe overgaan geen kopie van een persoonlijk identiteitbewijs te
verlangen van particulieren die op het tweede level registreren, dan geeft het Projectteam
sidn in overweging haar deelnemers te adviseren – mede gelet op genoemde aansprake-
lijkheid – risico’s toch een bewijs van identiteit van haar klanten te verlangen.
4.4.3 Persoonsdomeinnaamsysteem
19 Het “123”-persoonsdomeinnamensysteem richt zich vooral op particulieren die
hun achternaam willen registreren als domeinnaam. Uit de commentaren blijkt dat veel
particulieren daar op deze wijze geen interesse in hebben.
20 Uit de commentaren komt naar voren dat de bezwaren tegen het huidige persoons-
domeinnamensysteem niet worden ondervangen door de driecijferige code (die steen des
aanstoots lijkt te zijn) op het tweede level te vervangen door “.naam” of “.pers” of “.priv”.
Overigens lijkt het ook onwenselijk om naast de bestaande twee soorten domeinnamen
nog een derde categorie te introduceren. Een reorganisatie van het gehele .nl-domein-
naamsysteem, waarbij iedere domeinnaam in een categorie op het tweede level wordt
ondergebracht (zoals .co.uk in Engeland voor onderneming), is praktisch niet uitvoerbaar,
nu (medio oktober 2001) al meer dan 667.000 domeinnamen op het tweede level zijn
uitgegeven.
21 Indien ervoor gekozen wordt particulieren toe te staan om tweede leveldomein-
namen te registreren is het twijfelachtig9 – mede gezien het geringe aantal geregistreerde
persoonsdomeinnamen – of nog behoefte bestaat aan een afzonderlijk persoonsdomein-
naamsysteem. Het Projectteam is echter van mening dat een dergelijk systeem met name
in een behoefte kan voorzien voor niet-commercieel gebruik door particulieren. Ook de
mogelijkheid de eigen persoonsgegevens af te schermen kan een reden zijn voor particu-
lieren om voor een persoonsdomeinnaam te kiezen. Het Projectteam beveelt daarom aan
dit systeem vooralsnog te laten bestaan.
53
4.5 Aanbevelingen Eindrapport
22 Het Projectteam beveelt aan particulieren toe te laten tot het tweede level.
23 De consequentie hiervan is dat op het tweede level van aanvragers niet meer gevraagdhoeft te worden een kvk-uittreksel dan wel een kopie van hun paspoort, rijbewijs, etc. te over-leggen. Het Projectteam beveelt voorts aan dat voor particulieren en bedrijven/instellingen ophet tweede level dezelfde registratieregels gelden.
24 Het Projectteam beveelt voorts aan vooralsnog het persoonsdomeinnaamsysteem telaten voortbestaan.
1 Zie art. 4 Reglement voor Registratie.
2 Deze constructie leidt tot het ongewenste gevolg dat sidn geen enkele rechtsverhouding heeft met de particu-
lier. Dit kan tot grote problemen leiden wanneer de deelnemer die officieel houder is, onverhoopt niet aan zijn
verplichtingen voldoet of zou kunnen voldoen jegens sidn. De licentiehouder kan in dat geval zijn domeinnaam
zo maar kwijtraken.
3 Zie Nota Toetsing, paragraaf 6.6.
4 Zie onder meer de commentaren op rfc3 van P. Kloosterboer, C. Fousert, E. Nouwen, S. Aarts en R. Veenstra.
5 Zie onder meer het commentaar van S. Aarts op rfc3: “Het is absurd dat een “democratisch” medium als het
internet particulieren verbannen worden naar de buitenwijken 100 t/m 999, terwijl het centrum van het
nl-domein enkel uit industrieterreinen en winkelcentra bestaat.”
6 Zie art. 4-a2 Reglement voor Registratie.
7 Op het derde level, dat voorbehouden blijft voor particulieren, zal deze eis wel gesteld moeten blijven worden.
8 Zie ook het commentaar van R. Veenstra op rfc3 en zie ook nr. 19, hoofdstuk 3.
9 Zie ook het commentaar van E. Nouwen op rfc3.
54
55
5 whois en privacy
5.1 Vraagstelling
1 In het kader van dit onderdeel van het Domeinnaamdebat is een aantal vragen aan
de orde gesteld die de huidige balans tussen de openbaarheid van registratiegegevens en
de (eventuele) privacybelangen van domeinnaamhouders raken. In de eerste plaats is de
vraag voorgelegd welke gegevens openbaar beschikbaar zouden moeten zijn in de whois.
Moeten bijvoorbeeld ook het telefoonnummer en het faxnummer van de houder in de
whois worden opgenomen? Of moeten juist minder gegevens worden opgenomen in de
whois dan nu het geval is1?
2 Daarnaast is de vraag voorgelegd of de bescherming van persoonsgegevens vol-
doende is voor houders van bedrijfsdomeinnamen, houders van persoonsdomeinnamen en
voor particulieren die tweede leveldomeinnamen registreren, mocht dit mogelijk worden.
3 Ook is de vraag voorgelegd of een kwantitatieve beperking moet worden gesteld
aan het aantal bevragingen in de whois dat uitgevoerd kan worden door één ip-nummer.
Op dit moment kunnen 500 “queries” bevragingen gemaakt worden per dag via één
ip-nummer.
4 Tot slot is de vraag voorgelegd hoe sidn om moet gaan met afgeschermde
gegevens, wanneer een derde vraagt om inzage van deze gegevens. In dit kader is de vraag
voorgelegd of het wenselijk is een “filterinstituut” (een instituut dat toetst of verzoeken tot
verkrijging van afgeschermde gegevens van domeinnaamhouders gerechtvaardigd zijn en
slechts in gerechtvaardigde gevallen registratie vrijgeeft aan een verzoeker) op te richten.
5.2 Inleiding
5 Bij dit onderwerp gaat het erom twee deels tegenstrijdige belangen met elkaar in
balans te brengen, te weten de openbaarheid van registratiegegevens en de privacy van
domeinnaamhouders. Op het ogenblik kunnen door middel van de whois-functie
bepaalde gegevens over domeinnaamhouders worden opgevraagd2. De whois is een
openbare “searchable” database, die te gebruiken is om de identiteit van de domeinnaam-
houder, de technische contactpersoon en de administratieve contactpersoon verbonden
met de domeinnaamhouder te bepalen. In deze database kan slechts op domeinnaam
gezocht worden (en dus niet op houder).
6 Op het ogenblik zijn de volgende gegevens van de houder van een domeinnaam
opgenomen in de whois:
• naam, adres, woonplaats houder (onderneming, instelling of natuurlijke personen3)
• naam, telefoonnummer, e-mailadres technisch contact;
• naam, telefoonnummer, e-mailadres administratief contact.
56
7 De verplichting voor sidn tot het onderhouden van een openbare whois vloeit
mede voort uit rfc1591, een document over de structuur van het Domain Name System
en de verplichtingen van de instanties belast met de uitgifte van domeinnamen4.
8 Van de whois kan de “is”-functie onderscheiden worden. De “is” kan geraad-
pleegd worden om na te gaan of een bepaalde naam nog beschikbaar is. Voorts kunnen
derden die voornemens zijn een naam als domeinnaam te registreren bezien of vergelijk-
bare namen reeds geregistreerd zijn, teneinde inbreuken op de rechten van andere domein-
naamhouders te voorkomen. Bij de is-functie wordt slechts weergegeven of een bepaalde
domeinnaam reeds geregistreerd is en niet wie de houder van deze naam is.
9 Uiteraard moet zoveel mogelijk voorkomen worden dat van de whois een zodanig
gebruik wordt gemaakt dat onnodig inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van de met naam vermelde natuurlijke personen. Dit speelt bij persoonsdomeinnamen,
maar het kan ook spelen met betrekking tot een aantal gegevens die vermeld zijn in de
whois bij een bedrijfsdomeinnaam. Met name bestaat de zorg dat derden, door het
systematisch opvragen van gegevens, een bestand kunnen aanleggen voor een geheel
ander doel dan waarvoor de whois in het leven is geroepen, bijvoorbeeld het ongevraagd
toezenden van reclame per post of e-mail. sidn is op grond van het onlangs in werking
getreden artikel 13 wbp gehouden maatregelen te nemen om onnodige verzameling en
verdere verwerking van persoonsgegevens uit de whois te voorkomen5.
10 Onder het huidige reglement kan de houder van een persoonsdomeinnaam (vooraf-
gaande aan de aanvraag of later) sidn verzoeken zijn naw-gegevens af te schermen6. In
dat geval kunnen, in plaats van de gegevens van de houder, de naw-gegevens van zijn
deelnemer (de provider die voor hem deze domeinnaam bij sidn heeft geregistreerd)
worden vermeld. De niet in de whois getoonde gegevens van de houder worden wel in
het besloten deel van het register van sidn opgenomen. Deze gegevens zijn echter slechts
kenbaar voor sidn.
5.3 Overwegingen
5.3.1 Achtergrond
11 Bij de beantwoording van de vraagstelling met betrekking tot dit onderwerp is het
van belang goed in het oog te houden op welke wijze en waarvoor domeinnamen gebruikt
worden. Weliswaar is de website de meest in het oog springende gebruikswijze van een
domeinnaam, dit is echter slechts één van de vele toepassingsmogelijkheden van een
domeinnaam. Een domeinnaam kan voorts gebruikt worden om e-mail te verzenden en te
ontvangen. Daarnaast zijn veel domeinnamen slechts geregistreerd zonder dat daar een
website of e-mailadres “aan hangt”. Ook zijn er vele domeinnamen in gebruik voor andere
applicaties dan “web” of e-mail. Te denken valt aan servers voor File transfer (ftp), direct
access (telnet, ssh), timeservers (ntp) en uiteraard ook in het dns protocol zelf.
12 De whois-functie dient verschillende doelen. In verschillende documenten zijn
(voorbeelden van) deze doelen naar voren gebracht7. De whois-functie dient enerzijds een
technisch doel. Door de openbaarheid van bepaalde gegevens van de domeinnaamhouder
kan de betreffende domeinnaamhouder gewaarschuwd worden indien er van buitenaf
waarneembare problemen zijn met de activiteiten die onder de domeinnaam worden
gevoerd. Ook kunnen domeinnaamhouders op de hoogte worden gesteld van netwerk-
problemen of een bijdrage leveren aan de eventuele opsporing van hacking “attacks”.
Ook is direct duidelijk welke persoon verantwoordelijk is voor het ontstaan van technische
problemen.
57
13 Daarnaast biedt de whois-functie derden die van mening zijn dat een bepaalde
domeinnaam (of het gebruik van een bepaalde domeinnaam) inbreuk maakt op hun intel-
lectuele eigendomsrechten (merkrecht, handelsnaamrecht of auteursrecht), de mogelijk-
heid na te gaan wie zij daarop kunnen aanspreken en, zonodig, in een gerechtelijke
procedure kunnen betrekken. De whois-functie biedt voorts derden de mogelijkheid
na te gaan welke domeinnaamhouder verantwoordelijk is voor ongewenste activiteiten
(bijvoorbeeld de verzending van ongewenste e-mails, het ontplooien van onrechtmatige
of illegale activiteiten op websites).
14 De whois biedt deelnemers in het geval van overdrachten en verhuizingen van
domeinnamen voorts de gelegenheid de gegevens van de betreffende domeinnaamhouder
te controleren.
15 In haar Best Practices adviseert wipo de cctld-registries ook met betrekking tot de
whois-problematiek. Aan de cctld-registries wordt aanbevolen dezelfde policy te hante-
ren als de open gtld’s, tenzij zij daarvan weerhouden worden door nationale privacywet-
geving. In de open gtld’s zijn naast de gegevens die in de whois van sidn beschikbaar
zijn tevens “on a real-time basis” direct het e-mailadres, het telefoonnummer (en voor
zover aanwezig het faxnummer) van de houder opgenomen8. wipo benadrukt het belang
van merkhouders, auteursrechthebbenden en andere intellectuele-eigendomsrecht-
hebbenden dat deze slagvaardig op kunnen treden tegen inbreuken op hun intellectuele
eigendomsrechten op het internet (met inbegrip van het Domain Name System). wipowijst erop dat het in dit kader van groot belang is dat de cctld-registries erop toezien dat
de gegevens in de whois juist zijn.
16 De International Working Group on Data Protection in Telecommunications
heeft in de “Common Position on Privacy and Data Protection aspects of the Registration
of Domain Names” onder meer benadrukt dat slechts die registratiegegevens openbaar
gemaakt zouden moeten worden waarvan dit gezien het doel van de openbaarmaking
noodzakelijk is. Overige registratiegegevens zouden alleen openbaar gemaakt mogen
worden na ondubbelzinnige toestemming van de domeinnaamhouder. Daarnaast wordt
naar voren gebracht dat technische maatregelen genomen moeten worden door de Registry
om ongerechtvaardigde verdere verwerking van registratiegegevens tegen te gaan.
5.3.2 whois en wbp
17 Om vast te stellen of er reden is om de gegevensverwerking door middel van de
whois aan te passen binnen de Nederlandse context is allereerst van belang welk gebruik
van de whois-functie op grond van de Nederlandse Privacywetgeving is toegestaan.
Op 1 september 2001 is de Wet Bescherming Persoongegevens (wbp) in werking getreden.
Deze wet biedt het relevante kader voor hetgeen toegestaan is in het kader van de whois-
functie voor zover het de verwerking van persoongegevens betreft.
18 Het lijkt niet aannemelijk dat ook de Telecommunicatiewet in dit kader een rol
speelt 9. Als in dit kader al wordt aangenomen dat een domeinnaam een nummer is in de
zin van artikel 4.1 van de Telecommunicatiewet10, dan nog lijkt het niet aannemelijk dat de
bijzondere privacyregels van artikel 11.6 van de Telecommunicatiewet van toepassing zijn
op de whois-problematiek. Het enkele aanbieden door sidn van een domeinnaam lijkt
immers niet aangemerkt te kunnen worden als een “Telecommunicatiedienst” in de zin
van artikel 11.6 van de Telecommunicatiewet. Daarnaast lijkt het ook niet aannemelijk dat
sidn kan worden aangemerkt als een partij die een “algemeen beschikbare telefoongids
uitgeeft of een algemeen beschikbare abonneedienst” aanbiedt in de zin van artikel 11.6
Telecommunicatiewet. De whois is immers niet bedoeld om te dienen als middel om de
houder van een domeinnaam te bereiken via een telecommunicatiedienst. Hierin verschilt
de whois van een telefoongids. De whois kan ook niet gezien worden als een abonnee-
informatiedienst.
58
19 Op grond van artikel 1 sub a van de wbp wordt “persoonsgegeven” gedefinieerd als
“elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon”. Op
grond van artikel 6 van de wbp mogen persoonsgegevens slechts in overeenstemming met
de wet en op een behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerkt worden. Onder “verwerking
van persoonsgegevens” wordt onder meer verstaan het verzamelen, vastleggen, ordenen,
bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken of versprei-
den van gegevens.
20 Artikel 8 wbp geeft aan op grond van welke redenen persoonsgegevens verwerkt
mogen worden op grond van de wbp:
a. indien de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft
verleend;
b. indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeen-
komst waarbij de betrokkene partij is, of voor handelingen die op verzoek van de
betrokkene worden verricht en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeen-
komst;
c. indien de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te
komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is;
d. indien de gegevensverwerking noodzakelijk is ter bestrijding van ernstig gevaar voor
de gezondheid van de betrokkene;
e. indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een
publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuurs-
orgaan waaraan de gegevens worden verstrekt; of
f. indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerecht-
vaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens
worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de
betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
prevaleert.
21 Artikel 9 wbp bepaalt dat persoonsgegevens niet verder worden verwerkt dan op
een wijze die verenigbaar is met de doeleinden waarvoor zij zijn verkregen. Uit dit artikel
vloeit voort dat sidn in ieder geval de verplichting heeft misbruik van de whois tegen
te gaan. Uit artikel 13 wbp vloeit voor sidn de plicht voort – voor zover dit redelijk
voorkomt – maatregelen te nemen om de registratiegegevens te beveiligen en verdere
verwerking tegen te gaan.
5.3.3 Persoonsgegevens
22 Van belang is allereerst dat vastgesteld wordt welke gegevens van domeinnaam-
houders persoonsgegevens zijn. Op grond van de hierboven aangehaalde definitie van
persoongegevens in de wbp is “elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identifi-
ceerbaar natuurlijke persoon” een persoonsgegeven. Het lijdt geen twijfel dat de
naw-gegevens van een persoonsdomeinnaamhouder persoonsgegevens zijn. Mochten
particulieren ook op het tweede level worden toegelaten, dan blijven deze gegevens
persoonsgegevens. Het feit dat op het tweede leveldomeinnamen wel commercieel
gebruikt mogen worden, en op het derde level niet verandert daar niets aan.
23 Ook de naw-gegevens van eenmanszaken kunnen onder omstandigheden ook
persoonsgegevens zijn, omdat deze kunnen leiden tot een identificeerbaar natuurlijke
persoon. Hetzelfde geldt voor de naw-gegevens van natuurlijke personen met een vrij
beroep die op het tweede level een bedrijfsdomeinnaam hebben geregistreerd.
24 Men mag ervan uitgaan dat de gegevens van een technisch of administratief contact
geen persoongegevens in de zin van de wbp zijn, behalve indien een natuurlijk persoon die
domeinnaamhouder is zelf technisch en/of administratief contact is. Wanneer een werkne-
mer van de domeinnaamhouder of een derde voor de domeinnaamhouder als administra-
59
tief of technisch contact fungeert, mag men er immers van uitgaan dat deze contact-
persoon ervan op de hoogte is dat zijn gegevens in de whois-database zullen worden
opgenomen (en daarmee instemt).
5.3.4 Wettelijke grondslag whois
25 De verwerking van bepaalde persoonsgegevens door sidn is noodzakelijk voor de
uitvoering van de overeenkomst tussen sidn en de domeinnaamhouder. Op basis van
artikel 8 sub b wbp heeft sidn een grondslag om de betreffende gegevens die in dit kader
noodzakelijk zijn te verwerken. Daarbij gaat het onder het huidige Reglement voor Regi-
stratie onder meer over uittreksel uit het handelsregister van bedrijfsdomeinnaamhouders
en kopieën van paspoorten van persoonsdomeinnaamhouders. Daarnaast zal sidn om
technische en administratieve overwegingen bekend moeten zijn met de naw-gegevens
van de houder en voorts diens technisch en administratief contact.
26 De grondslag voor de openbaarmaking door middel van de whois-functie (een
verdere verwerking in de zin van de wbp) ligt in artikel 8 sub f wbp, voor de persoons-
gegevens waarvoor dit gerechtvaardigd is. Artikel 8 sub f wbp bepaalt dat een verdere
verwerking van persoonsgegevens gerechtvaardigd is wanneer deze verdere verwerking
noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van (in casu) sidn en
derden aan wie de gegevens worden verstrekt, zonder dat hierdoor de persoonlijke levens-
sfeer van de betrokkenen onevenredig wordt geschaad.
27 Terecht heeft het College Bescherming Persoonsgegevens (cbp) in dit kader
opgemerkt dat bij de beslissing of het gerechtvaardigd is dat bepaalde gegevens in de
whois openbaar gemaakt worden de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit
een belangrijke rol spelen11. Het staat buiten kijf dat het niet noodzakelijk is gezien de
bovengenoemde doelen die de whois dient, dat kopieën van paspoorten, paspoort-
nummers, uittreksels van Kamer van Koophandel-inschrijvingen en dergelijke verder
verwerkt worden. Deze informatie is op dit moment overigens ook niet via de whoisbeschikbaar.
28 Het Projectteam is van mening dat de doelen die de whois dient het in ieder geval
rechtvaardigen dat de naw-gegevens van de domeinnaamhouder toegankelijk zijn12.
Zou dit niet zo zijn, dan zou een derde op wiens rechten door een domeinnaamhouder
inbreuk worden gemaakt niet in de gelegenheid zijn op korte termijn op te treden tegen
deze domeinnaamhouder, reeds om de reden dat hij niet kan achterhalen met wie hij van
doen heeft13. Ditzelfde belang geldt met betrekking tot het voorkomen van technische
problemen. Door beschikbaarheid van naw-gegevens van de houder en telefoonnummer
en e-mailadres van een technisch contact kunnen enerzijds domeinnaamhouders snel
gewaarschuwd worden als er problemen zijn met de activiteiten die onder hun domein-
naam worden gevoerd, anderzijds kunnen domeinnaamhouders die technische problemen
veroorzaken snel opgespoord en aangesproken worden. Daarnaast hebben deelnemers van
sidn een gerechtvaardigd belang bij de naw-gegevens van de houder en het e-mailadres
en het telefoonnummer van het administratief en technisch contact. Deze gegevens zijn
onder meer nodig ter controle bij verhuizingen van domeinnamen.
29 Het Projectteam is van mening dat de belangen van (intellectuele eigendoms-)
rechthebbenden en de technische belangen zodanig zijn dat de betreffende gegevens via
de whois direct (“on a real-time basis”) in de whois opvraagbaar moeten zijn14. Immers,
indien er technische problemen zijn met een bepaalde domeinnaam is het van belang,
mede gelet op de sneeuwbaleffecten die zich voor kunnen doen op internet, dat zo spoedig
mogelijk de domeinnaamhouder hierover wordt geïnformeerd. Om die reden is direct de
beschikbaarheid van bepaalde registratiegegevens noodzakelijk. Dit belang bestaat tevens
voor de rechthebbenden (op intellectuele eigendomsrechten) die op korte termijn een
einde moet kunnen maken aan een inbreuk op zijn rechten door (het gebruik van) een
60
domeinnaam. Gelet op deze belangen is het Projectteam van mening dat het noodzakelijk
en ook proportioneel is dat sidn genoemde registratiegegevens openbaar maakt15.
30 Het Projectteam is van mening dat de belangen die openbaarheid van bepaalde
registratiegegevens vergen in beginsel zwaarder wegen dan de rechten van de betrokken
domeinnaamhouders16.
31 Het is ook om deze reden dat het Projectteam geen voorstander is van het instellen
van een filterinstituut. Een filterinstituut zou gecombineerd kunnen worden met een
zogenaamde ”blinde” whois. Dit filterinstituut zou gegevens van een domeinnaamhouder
pas prijsgeven, indien de verzoeker van deze gegevens heeft aangetoond een gerechtvaar-
digd belang te hebben bij deze gegevens. Het Projectteam is van mening dat het instellen
van een filterinstituut een te zwaar middel is. Voorgesteld moet worden dat de gegevens die
kenbaar zijn via de whois geen gevoelige gegevens betreffen, zoals medische gegevens,
maar in veel gevallen gegevens zijn die ook op een andere wijze kenbaar zijn17. Het instellen
van een filterinstituut is enerzijds kostbaar, anderzijds zal de bij de filtering horende
vertragingen in het beschikbaar komen van gegevens tot onaanvaardbare schade kunnen
leiden voor de internetgemeenschap.
32 Uitbreiding van de gegevens in de whois met het telefoon- en faxnummer van de
houder lijkt evenwel niet gewenst. Deze gegevens zijn immers via (een uittreksel uit) het
handelsregister of de telefoongids te achterhalen. Daar komt bij dat op grond van artikel
11.6 van de Telecommunicatiewet houders van een telefoonnummer het recht hebben op
een geheim nummer. Dit recht zou doorkruist worden als in de whois een geheim
nummer openbaar zou moeten worden gemaakt. Het toegankelijk maken van telefoon-
en faxnummer van de domeinnaamhouder aan derden via de whois lijkt dan ook niet
gewenst en is voorts niet noodzakelijk gelet op de doelen die de whois dient. Ook de
openbaarheid van het e-mailadres van de houder lijkt in de huidige situatie vooralsnog
niet noodzakelijk, nu het e-mailadres van het administratief contact openbaar is. Men kan
zich evenwel afvragen of wanneer een adr ingesteld wordt die ook on-line gevoerd moet
kunnen worden het niet ook noodzakelijk is dat het e-mailadres van de houder openbaar is.
33 Door het College Bescherming Persoonsgegevens (cbp) is naar voren gebracht
dat de noodzaak van openbaarheid van bepaalde registratiegegevens in de whois minder
noodzakelijk zou worden door de verplichtingen voor elektronische handelaren, zoals
gesteld in de Wet koop op afstand en de E-commerce-richtlijn18. Deze veronderstellling
miskent echter dat de website slechts één van de vele gebruiksmogelijkheden van de
domeinnaam is. Aan veel domeinnamen hangt geen website, hetgeen betekent dat de
verplichting in de bovengenoemde wetgeving geen hulp biedt bij opsporing van de
domeinnaamhouder. Daar komt bij dat – ook al is er wel een website – onder talloze web-
sites geen diensten worden aangeboden (zeker niet wanneer particulieren houders zijn),
waardoor deze verplichtingen niet gelden. Daarnaast moet opgemerkt worden dat het in
veel gevallen niet zo is dat degene die diensten aanbiedt ook dezelfde partij is als de
domeinnaamhouder. Soms is het immers zo dat bepaalde domeinnamen ondergebracht
worden in een aparte b.v. of dat diensten worden aangeboden door een leverancier. Ook is
het zo dat verscheidene domeinnaamhouders websites ter beschikking stellen van derden,
die daar diensten op zouden kunnen aanbieden. Het Projectteam is dan ook van mening
dat de noodzaak van de openbaarheid van bepaalde registratiegegevens in de whois niet
minder pregnant wordt door de verplichtingen volgend uit de E-commerce-richtlijn.
34 Het cbp heeft voorts naar voren gebracht dat het haar niet duidelijk is wat de
whois met het oog op het oplossen of voorkomen van technische problemen toevoegt
aan de ripe-database19. In dat verband kan opgemerkt worden dat de whois-database een
ander doel dient dan de ripe-database. Het doel van de ripe-database is om gebruikers
de mogelijkheid te geven routeringstabellen te checken en op te bouwen. Daar komt bij
dat de beschikbare gegevens in de ripe-database van een geheel andere orde zijn dan de
gegevens in de whois-database. De ripe-database bevat gegevens over ip-bereik. In
61
deze database kan men zoeken op ip-nummer. De ripe-database bevat echter alleen
ip-nummers die worden gehost in Europa, het Midden Oosten en Noordelijk Afrika. Dit
betekent dat alle onder .nl uitgegeven ip-nummers niet noodzakelijkerwijs opgenomen
zijn in deze database. Het is immers heel goed mogelijk dat de server die een bepaald
ip-nummer host zich bijvoorbeeld in de Verenigde Staten bevindt.
35 Daar komt bij dat – ook al zou degene die de ripe-database raadpleegt op de
hoogte zijn van het ip-nummer dat correspondeert met een bepaalde domeinnaam – de
ripe-database slechts aangeeft wie de internet serviceprovider (deelnemer) met betrekking
tot het betreffende ip-nummer is. De database bevat doorgaans geen koppeling met
domeinnamen, laat staan dat daarin gegevens van domeinnaamhouders zijn opgenomen.
Dit betekent echter niet dat de provider die in de database genoemd wordt de direct verant-
woordelijke is voor de server. Het ip-nummer kan immers weer in handen zijn van een
re-seller van de provider. Uit de ripe-database blijkt in ieder geval niet wie de houder van
de domeinnaam is. De ripe-database is dan ook geen effectief middel met het oog op
snelle oplossing of voorkoming van technische problemen binnen het .nl-domein.
36 Ten overvloede is het goed om te benadrukken dat sommige cctld’s de ripe-data-
base als de operationele database van hun whois gebruiken20. Dit betekent dat de ripe-
database een kopie van de whois-gegevens van de cctld heeft. sidn heeft de ripe-data-
base nooit gebruikt als operationele database21.
5.3.5 Positie privé-personen
37 Er vanuit gaande dat sidn op grond van artikel 8 sub f wbp bevoegd is tot het
verder verwerken door middel van het toegankelijk maken van persoonsgegevens in de
whois, gaat het huidige beleid inzake persoonsdomeinnamen van sidn verder dan
waartoe zij verplicht is op grond van de wbp. Op grond van artikel 40 wbp moet sidnverzoeken van particulieren tot afscherming van persoonsgegevens toewijzen, wanneer
deze gegrond zouden zijn. sidn honoreert deze nu echter bij voorbaat, wat uit oogpunt
van bescherming van de persoonlijke levenssfeer valt toe te juichen22.
38 Wanneer particulieren op het tweede level worden toegelaten, hebben zij het recht
op grond van artikel 40 wbp afscherming van bepaalde persoonsgegevens te verzoeken.
Dit recht bestaat in beginsel eveneens voor natuurlijke personen die als eenmanszaak of in
het kader van een vrij beroep een bedrijfsdomeinnaam hebben geregistreerd. Het is echter
– mede met het oog op een gelijke behandeling ten opzichte van andere domeinnaam-
houders op het tweede level – gewenst dat sidn een dergelijk verzoek wel toetst op de in
artikel 40 wbp voorgeschreven wijze. In dit verband is van belang dat de domeinnamen
– anders dan persoonsdomeinnamen – wel commercieel mogen worden gebruikt, zodat
de belangen van derden bij gegevens van de houder moeten prevaleren. Daar komt bij dat
de gegevens die via de whois openbaar worden gemaakt niet erg gevoelig zijn. Het gaat
bijvoorbeeld niet om medische gegevens of paspoortnummers. Wanneer particulieren
ook op het tweede level worden toegelaten, zullen in beginsel hun registratiegegevens
toegankelijk zijn via de whois.
39 Op basis van artikel 40 wbp kunnen particulieren echter een verzoek indienen
tot afscherming van deze gegevens. In tegenstelling tot bij persoonsdomeinnamen zullen
dergelijke verzoeken niet automatisch gehonoreerd moeten worden, maar zal een belan-
genafweging moeten plaatsvinden tussen de individuele belangen van de domeinnaam-
houder en de algemene belangen die gemoeid gaan met openbaarheid van de whois.
62
5.3.6 Beperken misbruik whois
40 Uitgangspunt zal moeten zijn dat sidn zoveel mogelijk moet voorkomen dat van
de openbaar gemaakte gegevens in de whois een zodanig gebruik gemaakt wordt dat
onnodig inbreuk wordt gemaakt op persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De zorg
bestaat dat derden openbaar gemaakte gegevens in de whois gebruiken voor andere
doelen dan waarvoor zij bedoeld zijn. Daarbij kan gedacht worden aan het gebruiken van
deze gegevens voor spamming, maar ook aan het “leegmelken” van de whois-database
door het systematisch opvragen van gegevens.
41 Uit artikel 9 wbp vloeit voort dat sidn in ieder geval de verplichting heeft misbruik
van de whois tegen te gaan. Uit artikel 13 wbp volgt dat sidn, voor zover dit redelijk
voorkomt en technisch mogelijk is, maatregelen moet nemen om verdere verwerking van
de whois-gegevens tegen te gaan. Daarnaast rust op sidn de verplichting, gelet op artikel
33 wbp, de betrokkenen wiens persoonsgegevens in de whois-database worden opgeno-
men, hierover te informeren.
42 Het Projectteam is in de eerste plaats van mening dat sidn domeinnaamhouders
nadrukkelijker dan op het moment het geval is, moet informeren over de registratiegege-
vens die in de whois worden opgenomen en dus voor iedereen opvraagbaar zijn. Daarbij
zal tevens moeten worden aangegeven voor welke doelen deze gegevens voor derden
toegankelijk zijn. Daarnaast zal sidn duidelijker moeten aangeven hoe (zorgvuldig) zij
met deze gegevens omgaat. sidn zal ook, wanneer zij klachten krijgt over bepaalde
gebruikers van de whois, -voor zover mogelijk- tegen deze misbruikmakers op moeten
treden. Dit doet zij reeds. Daarnaast zal sidn nadrukkelijk moeten aangeven dat zij de
registratiegegevens van de houders vernietigt bij beëindiging van de registratie.
43 Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft in haar commentaar op rfc3
de vraag geopperd of er geen minder zwaar middel voor handen is om tegemoet te komen
aan de doelen die de whois dient zonder dat de whois volledig openbaar is. Het Project-
team deelt de mening van het College Bescherming Persoonsgegevens dat sidn alle
(redelijke en technisch mogelijke) maatregelen zal moeten trachten te nemen teneinde
onnodige verwerkingen van de persoonsgegevens in de whois tegen te gaan. In dit kader
is het van belang dat men zich realiseert dat de whois-functie gebaseerd is op het whois-
protocol. Beperkingen van de toegankelijkheid van de whois-functie zouden dan ook
moeten plaatsvinden door middel van het whois-protocol. Het whois-protocol is echter
een transactieloos protocol, hetgeen betekent dat de mogelijkheden tot het aanbrengen van
beperkingen in de toegankelijkheid van de whois-functie beperkt zijn tot twee: ofwel de
whois-functie is voor in ieder toegankelijk, dan wel voor niemand. Andere beperkingen
via het whois-protocol zijn niet mogelijk.
44 Het whois-protocol is een protocol dat wereldwijd gebruikt wordt. Het is dan
ook niet aan te bevelen dat sidn voor .nl een “eigen” afwijkend protocol gaat gebruiken.
Op internationaal niveau is een discussie gaande over mogelijke aanpassing dan wel
vervanging van het whois-protocol. Het is van belang dat sidn deze discussie nauwlet-
tend volgt en – voor zover mogelijk – daaraan meedoet. Mocht uit deze discussie naar
voren komen dat een aangepast of nieuw protocol wereldwijd gebruikt gaat worden, dan
wordt het wellicht wel mogelijk een tussenweg te bewandelen tussen een “open” en een
“blinde” whois. Wellicht wordt het met een nieuw protocol wel mogelijk om degene die
gebruik willen maken van de whois-functie, alvorens hun toegang te verschaffen, een
privacystatement te laten accepteren23.
45 Het cbp heeft in haar commentaar op rfc3 voorts haar voorkeur uitgesproken
voor een systeem waarbij sidn logt welke gebruiker een “query” heeft gedaan in de
whois, zodat achteraf eventuele controle op misbruik mogelijk is. Het Projectteam is van
mening dat het een goed idee is om een log te maken van elke query die gedaan wordt (en
deze gedurende een bepaalde tijd te bewaren). Dit doet sidn overigens al op dit moment.
63
Hierdoor wordt duidelijk vanuit welk ip-nummer deze query is verricht. Dit maakt bij het
constateren van misbruik maatregelen met betrekking tot de toegang tot de whois-data-
base vanuit het betreffende ip-nummer mogelijk. Dit betekent echter nog niet dat (in alle
gevallen) te achterhalen is welke persoon deze query gedaan heeft vanaf een bepaald
ip-nummer.
46 Van belang is namelijk te realiseren dat zolang er geen nieuw protocol bestaat,
misbruik van de whois-gegevens niet te voorkomen is. Hooguit kan er naar gestreefd
worden misbruik moeilijker te maken. Het Projectteam is van mening dat sidn in de
eerste plaats gebruikers die de whois-functie raadplegen daartoe nadrukkelijker zou
moeten wijzen op de doelen waarvoor deze gegevens verwerkt mogen worden en voorts
nadrukkelijker moet waarschuwen dat tegen misbruik opgetreden zal worden.
47 Op dit moment is het mogelijk om vanuit één ip-adres vijfhonderd queries per dag
te doen. Het Projectteam is van mening dat het aantal queries dat vanuit één ip-nummer
per dag in de whois gedaan kan worden drastisch beperkt moet worden tot ongeveer tien
queries per dag24. Partijen die een aantoonbaar gerechtvaardigd belang bij meer queries
hebben, zouden op bepaalde voorwaarden van sidn een ontheffing moeten kunnen
krijgen. Een ontheffing zal slechts in een beperkt aantal gevallen verstrekt dienen te
worden25. Een aantoonbaar belang kan slechts gelegen zijn in de reeds genoemde doelen
die de whois dient. Deze partijen zullen echter een door sidn opgestelde privacy policy
moeten accepteren, waarin zij verklaren waarom zij belang hebben bij het maken van meer
queries. Een gebruik (en dus ook een misbruik) daarvan kan achteraf gecontroleerd
worden.
48 Met het beperken van het aantal mogelijke queries wordt het “leegmelken” van
de whois lastiger gemaakt. Men dient zich echter te realiseren dat deze maatregel het
leegmelken van de whois niet feitelijk onmogelijk maakt26.
49 Tot slot lijkt het gewenst dat sidn haar domeinnaamhouders nadrukkelijk wijst op
een klachtenmogelijkheid, ofwel een klachteninstituut opricht, waar men terecht kan met
klachten over eventuele misbruik van de whois.
50 Niet alleen over de vervanging/aanpassing van het whois-protocol is internatio-
naal een discussie gaande, ook over de whois in het algemeen wordt in verschillende
internationale fora gediscussieerd, waaronder de icann dnso, centr, wipo en de ietf.
Het verdient aanbeveling dat sidn deze internationale discussies nauwlettend volgt en
daarin – waar mogelijk – actief participeert.
5.4 Aanbevelingen Eindrapport
51 Het Projectteam beveelt aan de gegevens van de aanvrager van een domeinnaam die momenteel in de whois zijn opgenomen te handhaven, te weten:• naam, adres, woonplaats van houder;• naam, telefoonnummer, e-mailadres administratief contact;• naam, telefoonnummer, e-mailadres technisch contact.
52 Het Projectteam beveelt aan het telefoonnummer en het faxnummer van de houderniet toegankelijk te maken via de whois. Het Projectteam ziet vooralsnog geen noodzaak omhet e-mailadres van de houder en het faxnummer van het technisch en administratief contactin de whois op te nemen. Wanneer een adr wordt ingesteld die een on-line procedure moge-lijk maakt, wordt het wellicht wel noodzakelijk het e-mailadres van de houder in de whois opte nemen.
64
53 Het Projectteam beveelt sidn aan domeinnaamhouders beter te informeren overwelke registratiegegevens in de whois openbaar toegankelijk zullen zijn en voor welk doeldeze verwerking plaatsvindt.
54 Het Projectteam beveelt sidn voorts aan gebruikers van de whois beter te wijzen opwelk gebruik van de whois gerechtvaardigd is en nadrukkelijker te waarschuwen dat tegenmisbruik zal worden opgetreden.
55 Het Projectteam beveelt voorts aan dat sidn logs maakt van alle queries (en deze gedurende een bepaalde tijd bewaart).
56 Het Projectteam beveelt sidn aan een loket te bieden voor klachten over misbruik vande whois. Naar aanleiding van klachten over misbruik zal sidn – indien mogelijk – op moetentreden.
57 Het Projectteam beveelt sidn aan het aantal queries dat per dag vanuit één ip-adresgedaan kan worden te beperken van vijfhonderd tot tien. Partijen die aantoonbaar belanghebben bij meer queries, kunnen een ontheffing krijgen van deze limiet, nadat zij een doorsidn opgestelde privacy policy hebben geaccepteerd. Dit belang zal moeten worden aan-getoond.
58 Het Projectteam beveelt sidn aan de internationale discussie die gaande is oververvanging dan wel aanpassing van het huidige whois-protocol nadrukkelijk te volgen (en – indien mogelijk – daarin actief te participeren). Mocht een nieuw of aangepast whois-proto-col het mogelijk maken om meer maatregelen te nemen ter bestrijding van misbruik van dewhois, dan zal sidn de maatregelen die in redelijkheid van haar gevergd kunnen wordenmoeten nemen.
65
1 Deze vragen hebben ook de belangstelling van een aantal internationale fora, waaronder de icann Domain
Name Supporting Organization (dnso), wipo, centr en de Internet Engineering Task Force (ietf)
2 De whois-database kan via verschillende applicaties geraadpleegd worden waaronder telnet en de website
van sidn.
3 Bij persoonsdomeinnamen.
4 Slechts enkele kleinere registries, zoals .nu, .gg en .je, wijken af van rfc1591 door een zogenaamde blinde whoiste hanteren. Dit is een niet openbaar toegankelijke database met registratiegegevens van domeinnaamhouders.
5 Artikel 13 wbp bepaalt: “De verantwoordelijke legt passende technische en organisatorische maatregelen ten
uitvoer om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking.
Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en kosten van de tenuitvoerleg-
ging, een passend beveiligingsniveau gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van te beschermen
gegevens met zich meebrengen. De maatregelen zijn er mede op gericht onnodige verzameling en verdere
verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.”
6 Een houder van een bedrijfsdomeinnaam heeft deze mogelijkheid niet. Persoonsdomeinnamen bevinden zich
op het derde level.
7 Zie de dnso Names Council whois Survey van icann, die voorbeelden van deze doelen beschrijft.
(http://www.icann.org/dnso/whois-survey-en-10jun01.html), de wipo cctld Best Practices
(http://ecommerce.wipo.int/domains/cctlds/bestpractices/index.html) en de centr position on whois(www.centr.org/docs/statements/centr-position-on-whois.html).
8 Zie http://ecommerce.wipo.int/domains/cctlds/bestpractices/index.html.
9 Door N. van Eijk is geopperd dat de specifieke privacybepalingen zoals neergelegd in de Telecommunicatiewet
ook van toepassing zouden zijn.
10 Zie de discussie hierover in Nico van Eijk, Domeinnamen zijn nummers!, Mediaforum 2000-11/12 en Wolter
Wefers Bettink en Karsten Gilhuis, Domeinnamen zijn geen nummers!, Mediaforum 2001/1.
11 Zie het commentaar van het College Bescherming Persoonsgegevens op rfc3.
12 Zie in gelijke zin B.P. Aalberts, J.E.J. Prins en E. Schreuders in “nl-domeinnamen van en voor particulieren”, p.22.
13 In haar commentaar op rfc3 stelt het cbp dat de whois geen toegevoegde waarde heeft naast de gebruikelijke
middelen om rechtsmaatregelen te nemen. Dit lijkt een misvatting. De gegevens van de houder zijn op dit
moment immers alleen te achterhalen via de whois.
14 Zie in gelijke zin B.P. Aalberts, J.E.J. Prins en E. Schreuders in “nl-domeinnamen van en voor particulieren”, p.22.
15 In dit kader is van belang, gelet op de doelen die de whois-functie dient, dat houders verplicht zijn wijzigingen
in hun registratiegegevens door te geven. Houders moeten ook gehouden zijn hun daadwerkelijke vestigings-
plaats opgeven en kunnen niet volstaan met een postbus.
16 In specifieke gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld wanneer en domeinnaamhouder gestalkt wordt of een
“blijf van mijn lijf” huis is.
17 Bijvoorbeeld in het handelsregister of in het telefoonboek.
18 Zie het commentaar op rfc3 van het College Bescherming Persoonsgegevens.
19 Zie het commentaar op rfc3 van het College Bescherming Persoonsgegevens.
20 ripe wil hier graag vanaf.
21 Tot vier jaar geleden bevatte de ripe-database wel een kopie van de .nl-whois. Sindsdien is dit niet meer het
geval, omdat sidn het niet wenselijk achtte dat een kopie van de .nl-whois in omloop was.
22 Het is in het licht van de wbp niet nodig een ‘opt in’ tot uitgangspunt te nemen.
23 Dit is met het huidige whois-protocol technisch onmogelijk.
24 Het aantal queries dat in de zogenaamde “is” kan worden gedaan, hoeft niet beperkt te worden.
25 Gedacht kan worden aan deelnemers, sommige bedrijfsjuristen en advocaten.
26 Zie onder meer C. de Waard tijdens de hearing van 25 september 2001. Het Projectteam is op de hoogte van
activiteiten van bepaalde partijen in de markt die vanuit meerdere ip-nummers tegelijk queries doen, teneinde
de gehele database leeg te melken. Uiteraard is dit (theoretisch) nog altijd mogelijk, ook wanneer het aantal
queries is teruggebracht van vijfhonderd tot tien, het zal alleen veel meer moeite en kosten vergen. Ditzelfde
geldt voor partijen die gebruik maken van zogenaamde “dynamic ip-nummers”.
66
67
Het Projectteam beveelt aan een adr te ontwikkelen en in te stellen voor .nl-domeinnaam-geschillen.
Het Projectteam beveelt aan de adr-procedure in eerste instantie te beperken tot geschillenover .nl-domeinnamen die (beweerdelijk) inbreuk maken op een Benelux merk, een Gemeen-schapsmerk of een Nederlandse handelsnaam. Het Projectteam beveelt voorts aan, na instel-ling van een adr-procedure, actief te onderzoeken of uitbreiding van deze adr-procedurewenselijk is.
Het Projectteam beveelt aan de adr-procedure open te stellen voor vorderingen met betrek-king tot de status van de domeinnaam (doorhaling en overdracht van de domeinnaam) en eenverbod op het registreren van vergelijkbare domeinnamen, eventueel versterkt door eendwangsom.
Ook beveelt het Projectteam aan dat het mogelijk moet zijn de verliezer (eiser of verweerder) van de adr-procedure te veroordelen in de kosten van de procedure. De hoogte van dezekostenveroordeling zal door de scheidslieden moeten worden bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval, met een maximum van ƒ 10.000 à ƒ 15.000 (€ 4.500 à € 7.000).
Het Projectteam beveelt aan dat het Reglement voor Registratie zodanig wordt aangepastdat domeinnaamhouders verplicht zijn zich te onderwerpen aan de adr-procedure, indien zijdaarin door een derde worden betrokken.
Het Projectteam beveelt aan de adr-Regeling in de vorm van arbitrage in te richten, met demogelijkheid van een hoger beroep.
Het Projectteam beveelt aan geschillen onder de adr-regeling te beoordelen aan de hand van het Nederlands recht.
Het aanspannen van een adr-procedure moet ertoe leiden dat de betreffende domeinnaamgedurende de loop van die procedure niet kan worden overgedragen of doorgehaald.
Het Projectteam beveelt aan dat het verzenden van een sommatiebrief voorafgaande aan hetaanhangig maken van een adr-procedure aan de beoogde gedaagde niet moet worden voor-geschreven.
Het Projectteam beveelt aan dat de adr-procedure volgens een uniform tijdsschema verloopt,waaraan partijen en scheidslieden zich in beginsel hebben te houden. Er zal naar gestreefdmoeten worden dat de totale duur van een procedure zesenvijftig dagen bedraagt. In het gevaldat een zitting plaatsvindt, zal een uitspraak binnen zeventig dagen na aanvang van de proce-dure de streefnorm zijn.
6 Overzicht van alleaanbevelingen
6.1 Overzicht aanbevelingen hoofdstuk 2 (adr)
68
Het Projectteam beveelt aan dat de adr-procedure partijen zoveel mogelijk in staat stelt deadr-procedure on-line te voeren. Het aanhangig maken van een adr-geschil zal plaats kunnenvinden per e-mail en een schriftelijke bevestiging daarvan danwel bij gebreke van een e-mail-adres van verweerder, schriftelijk. Als een partij daarom gemotiveerd verzoekt zal een zitting(een mondelinge behandeling) dienen te worden gehouden.
Het Projectteam beveelt aan de mogelijkheid te scheppen voor het voeren van een adr-procedure door meer rechthebbenden tegen één domeinnaamhouder. Ook zou onderzochtmoeten worden of het voeren van een adr-procedure door één rechthebbende tegenmeerdere domeinnaamhouders mogelijk zou kunnen zijn.
Het Projectteam beveelt aan één adr-instituut op te richten, indien het .nl-domein geslotenblijft. Mocht het .nl-domein opengesteld worden voor niet in Nederland wonende/gevestigde(rechts)personen, dan beveelt het Projectteam aan daarnaast een (niet-Nederlands) adr-instituut aan te wijzen, waarbij gedacht zou kunnen worden aan het wipo Arbitration andMediation Center.
Een periodieke evaluatie door een nader aan te wijzen onafhankelijke instantie dient plaats te vinden.
Geschillen dienen in beginsel door één of drie scheidspersonen te worden beslecht. De benoe-mingsprocedure zal transparant moeten zijn en partijen zullen tevens in de gelegenheidmoeten worden gesteld suggesties te doen ten aanzien van het aantal en de perso0n van dete benoemen arbiter(s).
6.2 Overzicht aanbevelingen hoofdstuk 3(Territoriale beperkingen)
Het Projectteam beveelt aan de bestaande territoriale beperkingen voor registratie van een.nl-domeinnaam af te schaffen en aanvragers uit de gehele wereld toe te laten tot het.nl-domein.
Naar aanleiding van deze aanbeveling beveelt het Projectteam aan het vereiste van hetoverleggen van een KvK-uittreksel bij registratie te laten vervallen.
Naast het instellen van een adr voor .nl-domeinnaamgeschillen langs de lijnen zoals aan-bevolen in hoofdstuk 2, beveelt het Projectteam aan dat in het Reglement voor Registratie eenbepaling opgenomen wordt dat de aanvrager van een .nl-domeinnaam terzake van geschillenover de betreffende domeinnaam: domicilie kiest in Nederland, de toepasselijkheid vanNederlandse recht op dat geschil aanvaardt en voorts dat de Nederlandse rechter bevoegd is,wanneer het adr-instituut niet bevoegd is.
6.3 Overzicht aanbevelingen hoofdstuk 4 (Natuurlijke personen)
Het Projectteam beveelt aan particulieren toe te laten tot het tweede level.
De consequentie hiervan is dat op het tweede level van aanvragers niet meer gevraagd hoeftte worden een KvK-uittreksel dan wel een kopie van hun paspoort, rijbewijs, etc. te overleggen.
69
Het Projectteam beveelt voorts aan dat voor particulieren en bedrijven/instellingen op hettweede level dezelfde registratieregels gelden.
Het Projectteam beveelt voorts aan vooralsnog het persoonsdomeinnaamsysteem te latenvoortbestaan.
6.4 Overzicht aanbevelingen hoofdstuk 5 (whois en privacy)
Het Projectteam beveelt aan de gegevens van de aanvrager van een domeinnaam die momenteel in de whois zijn opgenomen te handhaven, te weten:• naam, adres, woonplaats van houder;• naam, telefoonnummer, e-mailadres administratief contact;• naam, telefoonnummer, e-mailadres technisch contact.
Het Projectteam beveelt aan het telefoonnummer en het faxnummer van de houder niettoegankelijk te maken via de whois. Het Projectteam ziet vooralsnog geen noodzaak om hete-mailadres van de houder en het faxnummer van het technisch en administratief contact inde whois op te nemen. Wanneer een adr wordt ingesteld die een on-line procedure mogelijkmaakt, wordt het wellicht wel noodzakelijk het e-mailadres van de houder in de whois op tenemen.
Het Projectteam beveelt sidn aan domeinnaamhouders beter te informeren over welkeregistratiegegevens in de whois openbaar toegankelijk zullen zijn en voor welk doel dezeverwerking plaatsvindt.
Het Projectteam beveelt sidn voorts aan gebruikers van de whois beter te wijzen op welkgebruik van de whois gerechtvaardigd is en nadrukkelijker te waarschuwen dat tegenmisbruik zal worden opgetreden.
Het Projectteam beveelt voorts aan dat sidn logs maakt van alle queries (en deze gedurendeeen bepaalde tijd bewaart).
Het Projectteam beveelt sidn aan een loket te bieden voor klachten over misbruik van dewhois. Naar aanleiding van klachten over misbruik zal sidn – indien mogelijk – op moetentreden.
Het Projectteam beveelt sidn aan het aantal queries dat per dag vanuit één ip-adres gedaankan worden te beperken van vijfhonderd tot tien. Partijen die aantoonbaar belang hebben bij meer queries, kunnen een ontheffing krijgen van deze limiet, nadat zij een door sidnopgestelde privacy policy hebben geaccepteerd. Dit belang zal moeten worden aangetoond.
Het Projectteam beveelt sidn aan de internationale discussie die gaande is over vervangingdan wel aanpassing van het huidige whois-protocol nadrukkelijk te volgen (en – indien mogelijk – daarin actief te participeren). Mocht een nieuw of aangepast whois-protocol hetmogelijk maken om meer maatregelen te nemen ter bestrijding van misbruik van de whois,dan zal sidn de maatregelen die in redelijkheid van haar gevergd kunnen worden moetennemen.
70
71
Veel voorkomende afkortingen
adr Alternative Dispute Resolutioncctld country code Top Level Domaincentr Council of European National Top-Level Domain Registriesdgtp Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Postdns Domain Name Systemeex-verdrag Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszakeneu-verdrag Verdrag betreffende de Europese Uniegtld generic Top Level Domainiana Internet Assigned Numbers Authorityietf Internet Engineering Task Forceicann Internet Corporation for Assigned Names and Numbersip Internet Protocolnl-rfc1 Request for Comments 1 van het Domeinnaamdebatnl-rfc2 Request for Comments 2 van het Domeinnaamdebatnl-rfc3 Tussenrapport Domeinnaamdebatsidn Stichting Internet Domeimnaamregistratie Nederlandtld Top Level Domainudrp Uniform Dispute Resolution Procedurewbp Wet Bescherming Persoonsgegevenswipo World Intellectual Property Organization
72
Annexen eindrapport Domeinnaamdebat
Annex 1 Samenstelling ProjectteamAnnex 2a Samenstelling AdviesraadAnnex 2b Notitie Taak en Positie AdviesraadAnnex 3 rfc1Annex 4 rfc2Annex 5 Tussenrapport (rfc3)Annex 6 Ontvangen commentaren nav rfc1 Annex 7 Ontvangen commentaren nav rfc2Annex 8 Ontvangen commentaren nav rfc3Annex 9 Mailinglist DomeinnaamdebatAnnex 10 Lijst van deelnemers hearing van 19 juni 2001Annex 11 Lijst van deelnemers hearing van 25 september 2001Annex 12 Resultaten enquête domeinnaamgeschillenAnnex 13 Rules and Policy van de udprAnnex 14a Geschillenregeling BelgiëAnnex 14b Geschillenregeling DenemarkenAnnex 14c Geschillenregeling Verenigd Koninkrijk (oud)Annex 14d Geschillenregeling Verenigd Koninkrijk (nieuw)Annex 15 Overzicht van de voornaamste procedureregels adrAnnex 16 Beschrijving van de nul-situatie van het DomeinnaamdebatAnnex 17 Overzicht en analyse van de domeinnaamjurisprudentieAnnex 18 Perspublicaties over of naar aanleiding van het DomeinnaamdebatAnnex 19 Sfeerimpressie van de hearing van 19 juni 2001Annex 20 Sfeerimpressie van de hearing van 25 september 2001Annex 21 Overzicht van het tijdspad van het DomeinnaamdebatAnnex 22 Het Eindrapport van het Tweede wipo Process
De annexen zijn te lezen op de bijgevoegde CD-rom en op www.domeinnaamdebat.nl.