na twintig jaar discussie: een spoedige wettelijke regeling van de orgaandonatie?

1
GEZICHTSPUNT Na twintig jaar discussie: Een spoedige wettelijke regeling van de orgaandonatie? W.R. Kastelein In 1975 bracht de Gezondheidsraad een advies uit inzake de medisch–ethische aspecten van orgaandonatie. De Gezondheidsraad stelde daarin dat de wetgever in het belang van de rechtszekerheid niet in zijn tot dan toe bewaard stilzwijgen mocht volharden. In 1987 bracht de Gezondheidsraad advies uit inzake de algemene trans- plantatieproblematiek waarin gesteld werd dat er drin- gend behoefte was aan een Transplantatiewet waarin onder meer wettelijk geregeld zou moeten zijn: de rechts- geldigheid van het donorcodicil, de consultatie van de nabestaanden, het ziekenhuisprotocol en het toestem- mingsrecht bij minderjarigen. In dat advies werd voor het eerst het voorstel gedaan om een systeem te ontwer- pen waarbij iedere Nederlander zijn/ haar wens met betrekking tot orgaandonatie zou kunnen vastleggen (positief of negatief). In 1990 zond de (toenmalige) Staatssecretaris van WVC een ontwerpvoorstel van Wet inzake Orgaan- donatie voor advies naar de Nationale Raad voor de Volksgezondheid (NRV). In dit ontwerp werd naast de mogelijkheid van het donorcodicil een centraal regi- stratiesysteem voorgesteld, waarin iedere Nederlandse ingezetene zijn toestemming voor of bezwaar tegen orgaandonatie zou kunnen laten registreren. In decem- ber 1990 bracht de NRV een in grote lijnenpositief advies uit over dit wetsvoorstel. Artsen, verpleegkundigen, zie- kenhuizen en patie¨ntenorganisaties waren bij deze advi- sering direct betrokken. Hiermee was een grote mate van overeenstemming bij alle direct betrokkenen ontstaan dat een centraal registratiesysteem waarin toestemming en bezwaar kunnen worden geregistreerd in Nederland een haalbare en voor iedereen acceptabele tussenvorm betekende. Een in 1992 door WVC ingestelde Werkgroep Registratie Orgaandonatie concludeerde met een tame- lijk magere argumentatie dat beter af kan worden gezien van de invoering van een registratiesysteem. De (enige) relevante politieke vraag blijft of we in Nederland zoveel belang hechten aan een goed registra- tiesysteem dat we daarvoor ook bereid zijn de benodigde financie¨le middelen ter beschikking te stellen (de werk- groep schatte het benodigde bedrag op ‘enige tientallen miljoenen’). Een dergelijk systeem is immers zeker op korte termijn duurder dan alleen een toestemmingssys- teem of alleen een bezwaarsysteem (al dan niet met regi- stratie). Mede door de afwijzende rapportage van genoemde werkgroep verdween het registratiesysteem van tafel en werd weer teruggevallen op het oude toe- stemmingssysteem in de vorm van het donorcodicil. Een systeem dat van de grote politieke partijen uiteindelijk alleen nog door de VVD gesteund lijkt te worden. De andere partijen neigden eerder naar het bezwaarsysteem. Daardoor leek er alsnog een politieke meerderheid te zijn voor de weg die het Kabinet nu op wil, namelijk het invoeren van een centraal registratiesysteem naast het (voorlopig) handhaven van het bestaande donorcodicil, met een beslissingsrecht voor nabestaanden als betrok- kene zelf zich niet heeft uitgelaten. Twintig jaar zou toch lang genoeg moeten zijn om in ieder geval voldoende politieke besluitvaardigheid te kunnen opbrengen om de knoop nu door te hakken. Heldere wetgeving is immers een vereiste om de bereid- heid tot donatie te vergroten. De (potentie¨ le) ontvangers van donororganen mogen dat niet alleen verwachten, maar zelfs eisen. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (1995) 19:56 DOI 10.1007/BF03055698 13

Upload: w-r-kastelein

Post on 19-Aug-2016

215 views

Category:

Documents


3 download

TRANSCRIPT

GEZICHTSPUNT

Na twintig jaar discussie: Een spoedige wettelijke regeling van deorgaandonatie?

W.R. Kastelein

In 1975 bracht de Gezondheidsraad een advies uit inzake

de medisch–ethische aspecten van orgaandonatie. De

Gezondheidsraad stelde daarin dat de wetgever in het

belang van de rechtszekerheid niet in zijn tot dan toe

bewaard stilzwijgen mocht volharden. In 1987 bracht

de Gezondheidsraad advies uit inzake de algemene trans-

plantatieproblematiek waarin gesteld werd dat er drin-

gend behoefte was aan een Transplantatiewet waarin

onder meer wettelijk geregeld zou moeten zijn: de rechts-

geldigheid van het donorcodicil, de consultatie van de

nabestaanden, het ziekenhuisprotocol en het toestem-

mingsrecht bij minderjarigen. In dat advies werd voor

het eerst het voorstel gedaan om een systeem te ontwer-

pen waarbij iedere Nederlander zijn/ haar wens met

betrekking tot orgaandonatie zou kunnen vastleggen

(positief of negatief).

In 1990 zond de (toenmalige) Staatssecretaris van

WVC een ontwerpvoorstel van Wet inzake Orgaan-

donatie voor advies naar de Nationale Raad voor de

Volksgezondheid (NRV). In dit ontwerp werd naast de

mogelijkheid van het donorcodicil een centraal regi-

stratiesysteem voorgesteld, waarin iedere Nederlandse

ingezetene zijn toestemming voor of bezwaar tegen

orgaandonatie zou kunnen laten registreren. In decem-

ber 1990 bracht de NRV een in grote lijnenpositief advies

uit over dit wetsvoorstel. Artsen, verpleegkundigen, zie-

kenhuizen en patientenorganisaties waren bij deze advi-

sering direct betrokken. Hiermee was een grote mate van

overeenstemming bij alle direct betrokkenen ontstaan

dat een centraal registratiesysteem waarin toestemming

en bezwaar kunnen worden geregistreerd in Nederland

een haalbare en voor iedereen acceptabele tussenvorm

betekende. Een in 1992 doorWVC ingesteldeWerkgroep

Registratie Orgaandonatie concludeerde met een tame-

lijk magere argumentatie dat beter af kan worden gezien

van de invoering van een registratiesysteem.

De (enige) relevante politieke vraag blijft of we in

Nederland zoveel belang hechten aan een goed registra-

tiesysteem dat we daarvoor ook bereid zijn de benodigde

financiele middelen ter beschikking te stellen (de werk-

groep schatte het benodigde bedrag op ‘enige tientallen

miljoenen’). Een dergelijk systeem is immers zeker op

korte termijn duurder dan alleen een toestemmingssys-

teem of alleen een bezwaarsysteem (al dan niet met regi-

stratie). Mede door de afwijzende rapportage van

genoemde werkgroep verdween het registratiesysteem

van tafel en werd weer teruggevallen op het oude toe-

stemmingssysteem in de vorm van het donorcodicil. Een

systeem dat van de grote politieke partijen uiteindelijk

alleen nog door de VVD gesteund lijkt te worden. De

andere partijen neigden eerder naar het bezwaarsysteem.

Daardoor leek er alsnog een politieke meerderheid te zijn

voor de weg die het Kabinet nu op wil, namelijk het

invoeren van een centraal registratiesysteem naast het

(voorlopig) handhaven van het bestaande donorcodicil,

met een beslissingsrecht voor nabestaanden als betrok-

kene zelf zich niet heeft uitgelaten.

Twintig jaar zou toch lang genoeg moeten zijn om in

ieder geval voldoende politieke besluitvaardigheid te

kunnen opbrengen om de knoop nu door te hakken.

Heldere wetgeving is immers een vereiste om de bereid-

heid tot donatie te vergroten. De (potentiele) ontvangers

van donororganen mogen dat niet alleen verwachten,

maar zelfs eisen.

Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (1995) 19:56

DOI 10.1007/BF03055698

13