mag omdat het moet

84
omdat het moet

Upload: frivista

Post on 30-Mar-2016

226 views

Category:

Documents


3 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

Page 1: Mag omdat het moet

omdat het moet

Page 2: Mag omdat het moet

als je hem of haar raakt, dan gaat er iets gebeuren, hoe dan ook

Page 3: Mag omdat het moet

als je hem of haar raakt, dan gaat er iets gebeuren, hoe dan ook

Page 4: Mag omdat het moet

Voorin de mond

Raak me en ik voel. Tussen de ogen, in het hart. Raak me en ik lach of huil, grijns of wend

mijn hoofd af, word woedend of zacht, heb slapeloze nachten of geniet extra van een koud

witbier. Maar raak me, want anders wordt het allemaal van hetzelfde en val ik in slaap, word

ik gevoelloos, prikkelloos, ontzield. Een automatische piloot voelt niets maar doet omdat het

krijgt opgedragen. Maar word je geraakt, dan kan het alle kanten op gaan. Het hart is geen

wetmatigheid, gevoel geen rechte lijn, een impuls nooit voorspelbaar. Laten we onszelf meer raken, openstellen

voor de extremen in het leven en ons minder badderen in het warme, behaaglijke water waarin wij ons

bevinden. Van waaruit we vaak zeggen dat alles om ons heen beter moet en dat we wat moeten gaan doen om

vervolgens weer het hoofd in het lauwe water te laten zinken. Nee, laat het water pijnlijk heet worden door het

leed dat mensen om ons heen treft, of verfrissend koel door de pracht en praal van een wereld met betrokken

mensen.

Raak me. Dat deed een oude vrouw in Ugunda in oktober vorig jaar, vlakbij het stadje Masaka. In de maand

dat ik daar vrijwilligerswerk deed, kwam ik haar tegen bij haar huis. Haar huid vertelde het leven dat ze tot dan

toe had geleid. Taai. Gerimpeld. Geschilferd. Geleefd. Ze was ouder dan negentig en woonde alleen. Haar

man en kinderen waren allang gestorven. Aids. Als je geen kinderen hebt die voor je zorgen als je oud bent,

heb je het moeilijk in Uganda. Geen aanleunwoningen, geen tafeltje-dek-je, geen rustige oude dag. Soms kreeg

ze eten van buren, soms ook niet. Ze was mager, keek hol uit haar ogen, keek naar iets wat achter haar ogen

leefde. Toen ik wegging had ze met mij gesproken zonder letterlijk iets te zeggen. Het was een gesprek over de

onmogelijkheid om iedereen te helpen en tegelijkertijd de mogelijkheid om haar te helpen.

Geraakt worden in de mogelijkheden van alle

onmogelijkheden. Het is mogelijk dat mensen in de goot

liggen terwijl anderen erover heen stappen met onmogelijke

passen. Dat er een genocide plaatsvindt in Birma en het

Westen zichzelf vervloekt door er veel te weinig aan te doen.

Het is mogelijk dat we ons materieel vermaak boven een

kind in Darfur stellen. En ja, het is verdoemend mogelijk

om te leven in een cocon van vrienden, gezin, werk en

vakantie en het daarbij te houden. Geraakt worden is niet zo

gemakkelijk als het klinkt. Ook organisaties die goede doelen

en prachtige projecten hebben, zullen

dit moeten beamen. Fondsenwerving en

communicatieplannen worden bedacht,

uitgevoerd, gemeten en geëvalueerd.

Aantallen, nummers, getallen, statistieken:

dat zijn de woorden die het raken

van mensen moeten aantonen. Meer

vrijwilligers? Dan zal de visie en missie

wel aanslaan! Meer fondsen gekregen?

Dan hebben we de juiste toon gevoerd!

En meer actieve ambassadeurs? Dan

moet de boodschap wel overgekomen

zijn! De goochelhoed van marketing,

communicatie, fondsenwerving,

draagvlakversterking en open sources

tovert veel successen tevoorschijn. Maar

hoe meten we de hartslag die langzamer

of sneller slaat bij een doel van het goede

doel, bij de vraag van de duurzame

Page 5: Mag omdat het moet

op zo’n manier dat jouw missie, jouw visie, jouw bewogenheid met je doel de

ander raakt. Want als je hem of haar raakt, dan gaat er iets gebeuren, hoe dan

ook. Dat is 1:1.

Johnny Cash zingt met een van zijn laatste zuchten in het nummer Hurt “I

hurt myself today, to see if I still feel”. Dat is pas waarheid, als je het mij vraagt:

raak maar eens opzettelijk de scherpe randen van het leven aan met je vingers,

snijd jezelf aan de haken en ogen die anderen weerhouden te leven, pijnig

je hersenen aan het onrecht dat bestaat, stoot je hoofd tegen de muur van de

onmogelijkheden om te helpen. Je zult zien dat je dan weer gaat voelen waar

het om gaat. Boos wordt, heilig verontwaardigd, huilt, ontploft.

Weet waarom je doet wat je doet. Waar het om moet gaan. Dat is

in eerste instantie niet om de cijfers, targets, hoeveelheid, bekende

namen, in the picture, keurmerken of prijzen. Er is wel eens gezegd

dat het goed is dat de non-profitorganisaties verzakelijken. Zeker,

op het gebied van organisatie en management is dit absoluut

een pluspunt. Maar laten we niet de aanbidding van de cijfers in

deze verzakelijking meenemen. Anders wordt duurzaamheid een

marketingtool, ontwikkelingshulp een industrie en de donateur een

pinautomaat.

Is dit een preek, moralistisch hiërarchisch gedonder? Ach, het

is geen preek en de donder zal persoonlijk geëvalueerd moeten

worden. Laten we zeggen dat het meer een oproep is aan mezelf

en aan ons eigen bureau. We leven in een tijdperk waarin we alles

kunnen delen: Facebook, Twitter, Hyves, Linkedin, blogs, mails,

smsjes, telefoontjes en het ouderwetse gesprek. Ik wil dit graag delen

met jou. De slotzin laat ik over aan Leonard Cohen, iemand die

mij altijd raakt en verwoordt dat de actie van een boodschap bij de

ontvanger ligt:

“If it be your will, That I speak no more, And my voice be still,

As it was before, I will speak no more, I shall abide until,

I am spoken for, If it be your will.”

Folkert Rinkema,

oprichter en mede-eigenaar van Frivista,

bureau voor communicatie en fondsenwerving.

oplossing of bij de oproep om

echt om te kijken naar de man die

eenzaam zijn laatste dagen slijt op

vierhoog?

In fondsenwervingsplannen en in

bijna elke workshop die gaat over

draagvlakversterking kunnen we

het hebben over instrumenten,

metingen, foefjes, trucs en de

magische slogan om mensen te

binden aan je organisatie en je

doel. Strategisch plannen, want we

willen allemaal zo graag weten over

hoeveel jaar het er allemaal zo gaat

uit zien. Maar hoe plannen we de

hartsbetrokkenheid van mensen?

Hoe halen we het hart van mensen

binnenboord? Door allerlei boeken

te lezen over hoe je mensen moet

bereiken? Door (wel) heel erg hip te

zijn met 2.0 als het gaat om social

networking? Hoe 2.0 we ook willen

zijn, het blijft uiteindelijk gaan om

dat ene: het bereiken van hem of haar

Page 6: Mag omdat het moet

86pag

ina’

s

Page 7: Mag omdat het moet

865 columns1 voorwoord9 artikelen langer dan 3 pagina’s6 advertenties71 foto’s24 boektitels8 dvd’s1 colofon

pag

ina’

s

Page 8: Mag omdat het moet

Speel

Page 9: Mag omdat het moet

Speel

Page 10: Mag omdat het moet

in op de emoties van

de achterban

maar houd ze niet voor

dom

Page 11: Mag omdat het moet

Als je aan Marieke vraagt wat draagvlak precies is, volgt er een uitgebreide defi-

nitie. Het begrip draagvlak is niet zo gemakkelijk te vatten en bovendien is het

heel breed. Maar het is niet alleen daarom dat Marieke de tijd neemt draagvlak

te definiëren; ze hecht ook groot belang aan het uitleggen van de complexiteit

in de relatie tussen ontwikkelingsorganisatie en achterban. Draagvlak is volgens

Marieke de betrokkenheid van overheid,

organisaties en burgers bij mondiale

vraagstukken. “En betrokkenheid bestaat

dan uit kennis, houding en gedrag. Dan

gaat het er dus om dat je er iets vanaf

weet, dat je er positief tegenover staat en

dat je bereid bent om je er actief voor in

te zetten.”

Ze geeft een voorbeeld om de complexi-

teit te illustreren: “Ik heb wel eens een

organisatie gesproken die zei: we doen

een heleboel structurele opbouwdin-

gen in de derde wereld, maar dat is te

ingewikkeld om uit te leggen aan onze

achterban, dus we communiceren dat we

aan noodhulp doen. Dat is lekker mak-

kelijk en verkoopt. Ik vind dat niet kun-

nen. Ten eerste is het niet eerlijk dat de

achterban iets anders financiert dan hij

denkt. Maar veel belangrijker: je houdt je

achterban voor dom. Je houdt mensen in

de waan dat het met noodhulp alleen wel

goed komt, terwijl je juist moet uitleggen

dat als je niet aan structurele oplossingen

werkt, je ieder jaar aan noodhulp kunt

blijven doen maar dat dat over dertig jaar

nog geen zoden aan de dijk zet. Je moet

de balans vinden tussen het vertellen van

een concreet verhaal en het uitleggen van

de complexiteit.”

Koenders’ notaNee, we moeten niet denken dat Marieke vindt dat het zo slecht gesteld is met

de draagvlakversterkende activiteiten van ontwikkelingsorganisaties, zeker niet,

Ze is een spraakwaterval wanneer het over haar vak

gaat. Vol passie spreekt ze, krachtig alsof iedere zin de

belangrijkste is. ‘Ze’ is Marieke Hart (1979). Haar vak

is consultant draagvlak bij Context, international

cooperation, een sociale onderneming met als missie capaciteitsversterking voor

ontwikkelingsorganisaties. Dus als iemand iets over draag-

vlakversterking kan vertellen, is zij het wel. “Zo slecht is het

niet gesteld met de draagvlak-versterkende activiteiten van

ontwikkelingsorganisaties,” vertelt ze, “maar het kan

altijd beter.”

Page 12: Mag omdat het moet

maar het kan altijd beter. Hetzelfde geldt voor de in 2009

verschenen beleidsnota van minister Bert Koenders van

ontwikkelingssamenwerking (op moment van schrijven af-

getreden minister, red.). Hij besloot de subsidie voor draag-

vlak te halveren en de functie van de Nationale Commissie

voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwik-

keling (NCDO) te veranderen van subsidieverlener naar

kenniscentrum. De belangrijkste verandering in zijn beleid

is volgens Marieke dat hij vertrekt vanuit een mondiaal

perspectief en beargumenteert dat ook ‘hier’ veranderingen

nodig zijn om ‘daar’ ontwikkeling te stimuleren. “Daar-

mee geeft Koenders aan dat mondiaal burgerschap heel

belangrijk is in ontwikkelingssamenwerking. Bovendien

maakt hij in zijn nieuwe beleid scherp onderscheid tussen

de verschillende objecten van draagvlak, oftewel ‘waarvoor’

draagvlak wordt versterkt.” En die opheldering was hard

nodig, vindt Marieke.

Een andere verandering is dat meetbaarheid van het effect

van draagvlakversterking een criterium wordt voor subsidie-

verlening. Het doel daarvan, namelijk efficiënt werken en

je als organisatie meer bewust zijn van je doelen, is goed,

vindt ze, maar om daarvoor meetbaarheid als financierings-

criterium te hanteren - daarover is ze minder enthousiast.

“Ik denk dat het heel terecht is dat hij de conclusie trekt dat

evalueren van draagvlakversterking in de kinderschoenen

staat. Want dat is ook zo. Maar Koenders kondigt nu aan

dat hij alleen nog activiteiten gaat financieren die concrete,

meetbare resultaten opleveren. Hij zegt niet: je moet doen

wat je belangrijk vindt en daarna gaan we kijken of en hoe

we het kunnen meten. Nee, hij zegt: als je het niet kan

meten, dan financier ik het niet. Zo stimuleert hij dat orga-

nisaties kleine, simpele en concrete campagnes gaan doen,

en daar is op zich niets mis mee. Maar het risico bestaat

dat organisaties het meest complexe en noodzakelijke werk

links laten liggen. Terwijl dat uiteindelijk belangrijker is.”

Civic driven changeAls Marieke Hart het over draagvlak heeft, komt ze al snel

op de term civic driven change. Dat wordt gedefinieerd als

Page 13: Mag omdat het moet

Dat betekent niet dat je niet aan internationale samenwerking moet doen, maar dat je de rol anders moet invullen en actieve, lokale burgers moet onder s t eunen

veranderingsprocessen die opgezet en geleid worden

door de mensen zelf. Niet de staat of de markt, maar

burgers zijn de belangrijkste ‘drijvers’ voor verande-

ring. “In feite gaat het er om dat burgers zich inzetten

voor solving common problems: gemeenschappelijke

problemen die het persoonlijke of individuele belang

overstijgen en die zowel ‘hier’ als ‘daar’ terug te zien

zijn en op te lossen zijn. Actieve mondiale betrokken-

heid van Nederlanders is dus ook een uiting van civic

driven change,” licht Marieke toe. Het is een ontwik-

keling die zich al enkele jaren voortzet, en die ze

alleen maar toe kan juichen. “Maar daardoor moet je

de rol van ontwikkelingsorganisaties ook anders gaan

zien. Mensen in ontwikkelingslanden zijn in staat om

hun eigen situatie te verbeteren. Dat betekent niet dat

je niet aan ontwikkelingssamenwerking moet doen,

maar dat je de rol ervan anders moet invullen en

actieve, lokale burgers moet ondersteunen.”

Dit is geen nieuwe ontwikkeling maar wel eentje die

nog steeds actueel is en daarom de moeite van het

noemen waard. “We denken nog steeds teveel vanuit

ons oude referentiekader. Ook wanneer je het hebt

over draagvlak vind ik dat je het minder noord-zuid

moet bekijken. Context laat zich nu bijvoorbeeld

inspireren door E-Motive dat aan omgekeerde ontwik-

kelingssamenwerking doet. (E-Motive is een initiatief

van Oxfam Novib met als motto ‘Nederland leert

van ontwikkelingslanden’. Kennis en ervaring van

mensen uit ontwikkelingslanden worden ingezet om

Nederlandse organisaties verder te helpen, red.) In

Zuid-Afrika bijvoorbeeld, schijnen ze veel beter te

zijn in campagne voeren. Dus zorgt E-Motive ervoor

dat mensen uit Zuid-Afrika Nederlandse organisaties

adviseren en begeleiden over hoe wij campagnes

moeten voeren. Dat draagt bij aan een andere beeld-

vorming van ontwikkelingslanden. En dat is nodig,

want we blijven denken dat wij het beter weten. We

moeten ons eens bescheidener gaan opstellen.”

Houding en gedragEen andere belangrijke ontwikkeling is de rol van

kennis in draagvlakversterking, vertelt Marieke. Ze

haalt Patrick Develtere aan, onderzoeker bij de Katho-

lieke Universiteit van Leuven. Hij definieert draagvlak

Page 14: Mag omdat het moet

als ‘de al dan niet door kennis gedragen houding en het gedrag’

ten aanzien van in dit geval ontwikkelingssamenwerking. “Hij zegt

hiermee,” legt Marieke uit, “dat de kern bij houding en gedrag ligt

en niet bij kennis. Want allerlei onderzoek wijst uit dat meer ken-

nis niet per definitie zorgt voor een gedragsverandering.

In de jaren 70 draaide draagvlakversterking wel om educatie. Toen

was de gedachte dat als mensen er maar meer vanaf wisten ze van-

zelf wel goede dingen gingen doen. Maar dat bleek niet te werken.

Je moet zorgen dat je meer aansluit bij wat mensen raakt, op hun

emotie inspelen en handelingsperspectief bieden zodat mensen

zelf iets kunnen doen. De Groene Sint van Oxfam Novib is een

goed voorbeeld. Je kocht een eerlijke chocoladereep met Sinter-

klaas en op de verpakking las je ook iets over cacao en problemen

met handelsbarrières. De volgorde is omgedraaid. Kennis is, en

dat vind ik ook, nog steeds een belangrijk element, maar het wordt

niet langer gezien als voorwaarde voor draagvlakversterking.

Het heeft wel een keerzijde. Persoonlijk vind ik dat kennis soms

wel erg achterwege gelaten wordt. Het draagvlak kan gaan uithol-

len als je helemaal van dat kennisverhaal wegblijft en je het

oppervlakkig houdt. Mensen zouden in ieder geval de grote lijnen

moeten weten van de fundamentele, structurele problemen in de

wereld.” Hier komt de complexiteit waarover Marieke het al eerder

had, weer om de hoek kijken: “Het is allemaal leuk, zo’n chocola-

dereep kopen, maar uiteindelijk heb je het dan nog niet over waar

het echt om gaat: wat er structureel mis is in de wereld. Daarom

was bij de Groene Sint juist de koppeling met lobby richting cho-

colade fabrikanten zo sterk.”

Marieke Hart is sinds 2007 werkzaam voor Context, international cooperation, een sociale onderneming die zich voornamelijk bezighoudt met onderzoek, facilitatie, training en publicatie op het gebied van internationale samenwer-king. Marieke is onder andere verantwoordelijk voor de Con-text MasterClass, een leer-traject voor ontwikkelingsor-ganisaties op het gebied van draagvlakversterking. Verder doet ze onderzoek op dit ge-bied. Hiervoor werkte Marieke als onderzoeker en docent aan de Universiteit van Utrecht bij de studie algemene sociale wetenschappen en studeerde ze af in de communicatiewe-tenschappen en op beleid, organisatie en samenleving.

Zie verder:www.contextmasterclass.nlwww.developmenttraining.org

Page 15: Mag omdat het moet

Onrecht“Er is veel onrecht in de wereld,” plachtte mijn

onderwijzer in de vijfde klas met licht spottende

blik te antwoorden, wanneer wij - een jaar of tien

jong en al erg mondig - weer eens op hoge toon

betoogden dat we echt teveel huiswerk konden ma-

ken. Het bleek een uitermate effectieve manier om

ons de mond te snoeren. Zelfs wij begrepen dat de

honger in Biafra van een andere orde was dan een

half uurtje minder buitenspelen. Het leerde ons -

onbewust - ook relativeren, en zoals bekend: jong

geleerd is oud gedaan.

Er is inderdaad veel onrecht in de wereld en ik

heb inmiddels een beroep waarbij het berichten

daarover dagelijkse kost is. Nog letterlijker: het

is mijn broodwinning, ik eet ervan. En goed ook,

ik laat het mezelf smaken, ondanks alle honger in

de wereld. Er is, naast onrecht, overigens weinig

wat mij meer irriteert dan de vragen die de

redactie van dit blad mij vroeg te beantwoorden:

in hoeverre raak je als journalist afgestompt?

Hoe geef je het onrecht dat je in je werk tegen-

komt een plek? Ik ben meteen geneigd een tegen-

vraag te stellen: hoe zit dat eigenlijk met de

vragensteller, de krantenlezer, televisiekijker,

de lezer van ‘MAG’? Raakt die afgestompt? Hoe

geeft die het een plek?

We hebben allemaal onze eigen manier om om te

gaan met ons schuldgevoel. Of met onze betrok-

kenheid. Of met het schuldgevoel dat we betrok-

kenheid noemen. Ik ben journalist geworden omdat

ik me interesseer voor de wereld om me heen, hoe

onrechtvaardig ook. Omdat ik me interesseer voor

de onder- of achterliggende machinaties en oorza-

ken van wat zich zoal afspeelt. En om die bloot te

(helpen) leggen, als dat even kan. Om ‘het pu-

bliek’ in staat te stellen zich daarover een me-

ning te vormen. En om bij te dragen aan een recht-

vaardiger wereld wellicht? Ach, mijn pretenties

zijn bescheiden. Mijn illusies nog bescheidener.

Er is tenslotte veel onrecht in de wereld.

Clairy Polak,

presentatrice en journalist

Page 16: Mag omdat het moet
Page 17: Mag omdat het moet

UZontmoet jouw betere wereld

Op 21 januari vond de eerste UZ plaats in Seats2Meet te Utrecht. Met € 0,- kregen de initiatiefnemers Be More, 1ProcentClub en Frivista ruim 200 bezoekers op dit event. Via vraag en aanbod en workshops konden orga-nisaties en particulieren elkaar ontmoeten en helpen met vrijwilligerswerk, ideeën en nieuwe inzichten. Visitekaartjes werden rondgedeeld, daarna het bekende maar oh-zo leuke hapje en drankje en iedereen ging met een goed gevoel en meer contacten naar huis. Ze hadden hun betere wereld ontmoet. Check www.jijbent.uz wanneer er weer een UZ plaatsvindt.

Page 18: Mag omdat het moet

De toekomst of illusie?

Pioniers in de duurzame landbouw, vee- en fruitteelt

Biefstuk van de EemlandhoeveHet is een druilerige woensdagmiddag. De mist wil maar niet weg-

trekken en met moeite kun je de Eemlandhoeve in het Utrechtse

Bunschoten zien liggen, de ‘brede’ boerderij van Jan Huijgen.

“Òf je werd heel groot, zoals mijn buurman, òf je redde het niet.

Het was in die tijd dat ik zei: nee, er moet ook nog een andere mo-

gelijkheid zijn.” En zo ontstond de Eemlandhoeve in Bunschoten.

Jan Huijgen, filosoof en boer van huis uit, wilde een boerderij waar

cultuur centraal zou staan. Cultuur in de vorm van zorg voor de na-

tuur en de bodem, en educatie aan kinderen en omwonenden. Dat

vertaalt zich praktisch in het houden van vleeskoeien, een boerderij-

Er wordt steeds kritischer naar de grootschalige

landbouw en veehouderij gekeken. Het milieu en

het dierenwelzijn worden belangrijker, en de af-

hankelijkheid van import baart ons juist zorgen. Is duurzame landbouw het

alternatief? Op bezoek bij drie pioniers.

Page 19: Mag omdat het moet

winkel, vergadercentrum voor bedrijven en een zorgboerderij voor

mensen die niet op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag kunnen.

De boerderij krijgt zo weer een centrale rol in de omgeving. Inder-

daad, net als vroeger, al wil Huijgen niet teruggaan in de tijd. “Ik

ben niet alleen een idealist maar ook een pragmatist, een onder-

nemer. Ik wil breder kijken dan alleen productie en een directe

verbinding maken met de cultuur eromheen.”

Huijgen draagt een belangrijke reden aan om zijn hoeve op deze

wijze te houden en ieder jaar verder uit te breiden. Zo legt hij uit

dat het voedsel van Nederlandse boeren naar slechts drie inkopers

gaat, en van daaruit naar de consument. Een zeer smalle trechter,

‘van de zotte’ vindt hij het. “Boer en consument raken hierdoor

De toekomst of illusie?

Pioniers in de duurzame landbouw, vee- en fruitteelt

Page 20: Mag omdat het moet

nog verder van elkaar verwijderd. Ook worden we

als consument meer en meer afhankelijk van de

grote partijen en dat is lang niet altijd positief,” zegt

Huijgen, “dat zagen we tijdens de economische crisis

ook op andere gebieden.”

De Eemlandhoeve is een voorbeeld voor veel andere

boerderijen op het gebied van multifunctionele en

duurzame landbouw. Zo krijgt Huijgen al sinds 1993

- het jaar dat de Eemlandhoeve van start ging - veel

politieke aandacht. Hij onderhoudt contact met

Arie Slob van de ChristenUnie en met voormalig

CDA-landbouwminister Cees Veerman, en heeft

inmiddels ook op Europees niveau contacten. In

2007 ontving Huijgen zelfs als eerste Nederlander de

internationale Mansholtprijs, een prijs voor belang-

rijke pioniers in de landbouw. En naast zijn werk-

zaamheden op de hoeve is Huijgen ook initiator van

de Taskforce Multifunctionele Landbouw, ingesteld

door Gerda Verburg (demissionair landbouwminister

op moment van schrijven). Doel van de Taskforce is

‘werken aan versnelling, verbinding en vernieuwing

van initiatieven in de multifunctionele landbouw’.

Je kunt wel stellen dat Huijgen een belangrijke speler

is in de huidige ontwikkelingen van de landbouw.

Wat denkt hij: heeft deze landbouw de toekomst?

Eten we straks alleen nog maar biologische koeien

uit de streek, of blijven we afhankelijk van de mas-

savleesproductie zoals we die van na de Tweede We-

reldoorlog kennen? “We moeten niet òf-òf denken.

De diversiteit van het levensweb is de kracht. Je kunt

niet alleen maar mikken op de grootschalige land-

bouw. Het is een kwestie van balans vinden tussen

regiospecifieke en grootschalige landbouw.”

Het contact met zijn buurman, die net nieuwe

schuren heeft gebouwd met ruimte voor vierhon-

derd melkkoeien en bij wie alles op de boerderij is

gemechaniseerd, is daar een goed voorbeeld van. De

boeren leven letterlijk naast elkaar en vullen elkaar

in bepaalde opzichten juist aan. Zo had Huijgen in

de zomer een grote grasmaaier nodig en kon hij die

lenen van zijn buurman, en andersom gebruikte de

buurman bij de opening van zijn uitgebreide boer-

derij de tientallen stoelen die Huijgen heeft staan

in zijn vergadercentrum. “En ik zat ook te denken,”

gaat Huijgen verder, “dat het een win-win-situatie

kan worden. De nieuwe schuren van mijn buurman

hebben enorme daken. Daar kunnen prima zonne-

panelen op.”

Appels van Willem & DreesTwee mannen van begin dertig, voorheen werkzaam

bij Unilever waar ze zich dagelijks met eten bezig-

hielden, vroegen zich altijd al af: waar belanden al

die groenten die ik in het land zie staan eigenlijk? In

de winkel kunnen we vooral veel producten van over

de grens kopen, maar waarom kopen we niet meer

lokaal in? De twee mannen, Willem Treep en Drees

Peter van den Bosch, raakten er met elkaar over aan

de praat, en betrokken supermarkten bij hun ideeën.

Was het mogelijk om een schap met lokale produc-

ten te verkopen aan een supermarkt? Begin 2009

mochten ze dat acht weken proberen bij de Plus in

Amersfoort. In korte tijd sloten tien andere winkels

zich hierbij aan en sinds eind juni 2009 is het bedrijf

Willem & Drees een feit.

Voorafgaande klinkt nonchalanter dan het werkelijk

was. Want wat deze twee mannen deden was een

stabiele baan bij Unilever opgeven voor het onzekere

ondernemerschap. Het is dan ook niet zomaar een

bevlieging, maar vooral bevlogenheid die de man-

nen drijft. “Ik wil in mijn maatschappelijke carrière

een bijdrage leveren aan een betere wereld,” zegt

Drees Peter van den Bosch. “Mijn hart ligt bij de Ne-

derlandse landbouw en ik geloof in korte, overzichte-

lijke voedselketens. Die zijn namelijk goed voor het

milieu en zorgen voor een verbinding tussen boer en

burger.”

Het bedrijf Willem & Drees doet wat supermarkten

zelf niet kunnen: verse, lokale producten verkopen

Page 21: Mag omdat het moet

We moeten anders gaan denken

in de supermarkt. Een te kleine markt voor de grote

ketens, en daarom een gat in de markt voor de twee

oud-Unilever-medewerkers. Drie keer per week

rijden ze naar de boeren en vertrekken ze met een

vrachtwagen vol groente en fruit naar de supermarkt.

Bestellen hoeft niet, want de medewerker van de

groenteafdeling kiest ter plekke. De eisen die Willem

& Drees stelt aan de producten zijn dat ze uit een

straal van maximaal veertig kilometer komen en van

het seizoen zijn, en dus niet uit een verwarmde kas

komen. Daarbij moet de kwaliteit goed zijn, de boer

zichtbaar zijn en moet er rekening worden gehouden

met het milieu door bijvoorbeeld te denken aan

duurzame teeltwijzen. Een succesformule, want

inmiddels zijn ook de Jumbo, Spar en Super de Boer

aangesloten bij de groenteverkopers.

Wat het belang is van lokale landbouw? Daarover

hoeft Van den Bosch niet lang na te denken. “Toen

de aanslagen werden gepleegd op de metro in Lon-

den in 2005 vroegen mensen zich af: hoe kwetsbaar

zijn we eigenlijk? Als er bijvoorbeeld drie dagen

geen vliegtuigen kunnen landen is er niet voldoende

voedsel en krijgen de Britten honger.” Het is dan

ook niet voor niets dat Van den Bosch verwacht dat

supermarkten meer en meer aandacht zullen krijgen

voor de herkomst van producten op hun groente- en

fruitafdeling.

“Producten die je goed kunt bewaren, zoals sinaas-

appels en bananen, en je dus milieuvriendelijk per

schip kunt vervoeren zullen gewoon blijven. Aardbei-

en uit Egypte in de winter zullen wel verdwijnen. Of

we nog vlees eten? Ik denk het wel, al zal het meer

een delicatesse zijn.” Volgens Van den Bosch moeten

we anders gaan denken, want als we zo verder gaan

overleven we het niet in de toekomst. “Ik geloof niet

dat we teruggaan in de tijd, maar ik geloof dat we

anders gaan eten. Want mensen willen niet terug in

hun welstandsniveau,” vult hij aan, “maar ze willen

wel bewuste keuzes maken. En daarvoor moet je het

ze gemakkelijk maken.”

Avocado uit Zuid-AfrikaBananen uit Colombia, rijst uit Thailand en avo-

cado’s uit Zuid-Afrika. We zien ze allemaal regelma-

tig in de supermarkt liggen. Maar hoe zit het in die

landen nu precies? Is er in ontwikkelingslanden ook

sprake van lokale landbouw? Een interessante vraag,

zeker gezien de uitbreiding van lokale landbouw in

Nederland waardoor die landen misschien wel meer

concurrentie krijgen. Edith van Walsum, direc-

teur van Ileia, weet daar meer van af. Ileia is een

organisatie die zich bezighoudt met kleinschalige

landbouw in ontwikkelingslanden. Je zou Ileia een

kenniscentrum kunnen noemen, want de mensen

die er werken verzamelen en verspreiden kennis

over kleinschalige, duurzame landbouw. Zij geloven

namelijk in deze landbouwvorm, en niet alleen in

Nederland maar ook in bijvoorbeeld India, China,

Peru en Senegal.

Van Walsum vertelt: “Ileia heeft partnerorganisaties

op veel plaatsen in de wereld. We zien dat de moder-

nisering van de landbouw in de lift zit: schaalvergro-

ting, specialisatie, steeds meer export. Het heeft een

impuls gekregen door de globalisering, waar boeren

van kunnen profiteren. Maar tegelijkertijd is er ook

een grote groep die niet mee kan profiteren van deze

nieuwe kansen. Meer dan de helft van de ruim een

miljard kleine boeren op de wereld heeft geen of

slechte toegang tot markten en produceert op land

dat niet geschikt is voor moderne landbouwmetho-

den. Deze categorie boeren is gebaat bij een goede

toegang tot lokale afzetmarkten en bij het spreiden

van risico’s.” Bovendien is er ook van de consumen-

tenzijde weer vraag naar lokaal geproduceerd voed-

sel zagen we al bij Willem & Drees. Van Walsum

bevestigt dit. “Je ziet overal dat het contact tussen

consument en producent weer steeds belangrijker

wordt.”

Behalve dat grootschalige landbouw voor kleine

boeren vaak niet mogelijk is, moet je een land ook

steunen in het voorzien van eigen voedsel, vindt Van

Page 22: Mag omdat het moet

Walsum. “Op die manier kun je een land uit de ar-

moede helpen. Kijk bijvoorbeeld naar Senegal, waar

twee jaar geleden voedselrellen waren. Het land is

afhankelijk van rijstimport uit Thailand. Vanwege

een slechte oogst in Thailand was de rijst in Senegal

ineens twee keer zo duur.”

Als Edith van Walsum praat, kun je niet om haar en-

thousiasme heen. Ze oefent haar vak duidelijk gepas-

sioneerd uit en bezit veel kennis over kleinschalige

landbouw. “Wij willen dan ook de discussie voeren:

wat voor landbouw willen we nu eigenlijk? In tegen-

stelling tot wat veel mensen denken, is kleinschalige

landbouw in principe efficiënter dan grootschalige

moderne landbouw en, mits goed gemanaged, beter

voor het milieu,” zegt Van Walsum.

Maar eerst nog even terug naar het probleem:

waarom maakt Senegal zich zo afhankelijk van

een ander land en is het niet zelfvoorzienend?

“Het landbouwbeleid van Senegal richt zich op het

vergroten van export, want de gedachte daarachter

is dat je met al die inkomsten weer goedkope rijst

in Thailand kunt kopen,” legt Van Walsum uit.

“Zo wordt er bijvoorbeeld niet geïnvesteerd in de

infrastructuur naar lokale voedselmarkten waardoor

boeren het niet redden. Onze insteek is om kleine

boeren in marginale gebieden de kans te geven

om hun kracht te benutten en om hen onder de

aandacht te brengen. Dan kun je zeggen: kleinscha-

lig, marginaal. Maar samen is dat heel groot, en dat

wordt vaak vergeten.”

En hoe zit het dan met Thailand, als belangrijke

exporteur voor Senegal in rijst, om weer even terug

te komen op het voorbeeld dat Van Walsum aan-

haalde. Wat is er nu precies mis met de export? “Je

ziet in Aziatische landen, waar op grote schaal rijst

en tarwe geproduceerd wordt met moderne produc-

tiemethoden, ook een stagnatie in de productie. Dat

heeft te maken met veelvuldig gebruik van pestici-

den en kunstmest. De grond is uitgeput. En steeds

meer pesten en plagen worden resistent tegen pesti-

ciden. Dat is eigenlijk het westerse productiemodel:

een enorme sprong in productie en een dip in de

diversiteit, landschapsschoonheid en het gemengde

bedrijf waar er steeds minder van over zijn.”

Goed, een duidelijk verhaal. Maar waarom zou

kleinschalige landbouw nog meer het alternatief

kunnen zijn? “Kleinschalige landbouw is per defini-

tie divers en dus worden de risico’s gespreid. En dat

laatste krijgt een extra belang bij sterke klimaatwis-

selingen.” Van Walsum haalt een voorbeeld aan van

lokale landbouw en klimaatveranderingen: “Veel

boeren uit tropische gebieden zijn al gewend aan

onvoorspelbare weersomstandigheden,” vertelt ze,

“hun strategie richt zich op het omgaan met risico’s.

Ik bezocht in Bangladesh eens een project. Daar

werd een mengvorm van landbouw met bomen sterk

gestimuleerd. Vrouwen hadden daar veel ideeën

over; behalve vruchtbomen en bomen die construc-

tiehout opleveren wilden zij ook een soort boom op

hun erf waar ze gemakkelijk in kunnen klimmen als

het water stijgt. Dat is iets waar wij nooit op waren

gekomen.”

Kleinschalige landbouw naast grootschalige land-

bouw. Het is wat Jan Huijgen ambieert en uitvoert,

idem dito voor Willem & Drees en Ileia. Een alter-

natief dus, maar dan wel een stevig en realistisch

alternatief met belangrijke pioniers voorop. “Want

de diversiteit van het levensweb is de kracht,” zei Jan

Huijgen. En Van den Bosch’ visie op de ontwikke-

lingen in het voedselaanbod: “Ik geloof niet dat we

teruggaan in de tijd, maar ik geloof dat we anders

gaan eten.” Edith van Walsum, tot slot, over klein-

schalige landbouw in ontwikkelingslanden: “Als je

op zoek gaat naar de mogelijkheden die er zijn zul

je er veel vinden. Kleinschalige en multifunctionele

landbouw heeft de toekomst.”

Meer weten? Kijk op www.eemlandhoeve.nl,

www.willemendrees.nl en www.ileia.org.

Page 23: Mag omdat het moet

De kledingindustrie zit steeds meer op het

goede spoor qua duurzaamheid

en fair trade. Vier voorbeelden

die navolging verdienen.

Page 24: Mag omdat het moet

attuneshirts.com Wat : Attune

Wie : Erik Akse

Waarom : “Ik was bij de Jonge Socialisten (PvdA) al bezig met thema’s als eerlijke handel en ontwikkelings-

samenwerking. Toen ik daarmee moest stoppen omdat ik te oud werd voor de organisatie, dacht ik:

het wordt tijd voor concrete actie.”

Hoe : Met het leveren en bedrukken van promotiekleding die verantwoord is geproduceerd en vanaf 2010

ook met kleding voor de consument.

Sinds : 2005

“We willen graag kleding maken die je gewoon naar je werk en naar een feestje

kunt dragen.”

Page 25: Mag omdat het moet

suite69.eu Wat : Suite69

Wie : Dennis van der Zande

Waarom : “Mijn partner Linda en ik werkten al in de kledingbranche en wilden graag iets voor onszelf begin-

nen. Er is veel mis in deze sector, dus we wilden het graag verantwoord doen.”

Hoe : De T-shirts, vesten en sweaters voor winkels en de Suite69-webshop zijn verantwoord geproduceerd.

Hetzelfde geldt voor de promotieshirts voor organisaties. Bovendien gaat van ieder kledingstuk 69

cent naar een goed doel.

Sinds : 2005

“De ontwikkelingen zijn positief en dat maakt ons blij. De vraag stijgt explosief en duurzaamheid

krijgt gelukkig steeds meer aandacht.”

Page 26: Mag omdat het moet

alchemist.cc Wat : Alchemist

Wie : Caroline Mewe

Waarom : “Het behoud van de planeet kan geen trend of hype zijn, en ik miste mooie én verantwoorde

kleding voor vrouwen.”

Hoe : Verantwoord geproduceerde dameskleding die zoveel als mogelijk van biologische materialen is

gemaakt.

Sinds : 2005

“Het gaat goed, er zit een gestage en flinke groei in de verkoop. En het mooie is dat niet alleen

de eco-winkels bij ons inkopen.”

Page 27: Mag omdat het moet

mudjeans.nl Wat : Mud Jeans

Wie : Tim van Looijen

Waarom : “Omdat groen niet saai en duur hoeft te zijn, maar ook modieus, bereikbaar en betaalbaar voor een

grote groep mensen.”

Hoe : Kleding voor mannen en vrouwen die op een verantwoorde manier geproduceerd is.

Sinds : 2008

“Ik word er blij van als ik iets moois kan kopen dat ook verantwoord

is geproduceerd.”

Page 28: Mag omdat het moet

Linkervoet van David Hartog, maat 41, directeur van drukkerij de Bunschoter.

Advertentie

Page 29: Mag omdat het moet

Is ontwikkelingssamenwerking nog nodig? De laatste tijd is er veel kritiek. Het Westen heeft sinds de Tweede Wereldoorlog ruim 2.500 miljard dollar gestoken in hulp aan de derde wereld. Maar met name in Afrika is de meeste hulp op niets uitgedraaid. Daar zijn honderden miljarden verspild. Grootschalige projecten die door (ook de Nederlandse) overheden, werden uitgevoerd, misluk-ten vaak omdat er te weinig oog was voor de specifieke lokale context. De investeringen van IMF en Wereldbank werden te vaak gedreven door westers eigenbelang, zodat sommige Afrikaanse landen meer betalen aan rente en aflossing van oude leningen dan ze aan hulp ontvan-gen. Veel landen staan er nu slechter voor dan rondom de jaren 60, toen zij onafhankelijk werden.

Critici geven de Afrikanen zelf de schuld omdat ze vol-gens hen corrupt, lui en oorlogszuchtig zijn. Koren op de molen van (voormalig) politici als Arend-Jan Boekesteijn van de VVD, die de hulp wil halveren, of Geert Wilders, die vindt dat we er maar helemaal mee moeten stoppen. Maar ook de Zambiaanse econome Dambisa Moyo, die aan de Harvard University en in Oxford studeerde, meent in haar geruchtmakende boek ‘Dead Aid’ dat de hulp aan Afrika moet worden stopgezet. Het continent is volgens haar te afhankelijk geworden van donaties uit het Westen en hulp werkt de corruptie alleen maar in de hand, zegt zij. Ik vind niet dat we moeten stoppen met de hulp aan Afrika. Integendeel, we moeten onze inspanningen opvoeren. Het moet alleen anders. Het Westen moet zich niet langer superieur opstellen, en de Afrikanen moeten zich niet langer opstellen als de ‘ontvangers’ van hulp en dus werken aan een mentaliteitsverandering. Wat zijn de alternatieven? Ik wil drie zaken noemen. Het privé-initiatief, kleinschalige projecten die door Nederlandse particulieren zijn opgezet, is het eerste alternatief. Dat is de enige sector binnen de Nederlandse ontwikkelings-samenwerking die echt succesvol is en groeit. Zij zijn succesvoller dan de overheid en de grote hulpclubs, omdat ze drijven op persoonlijke betrokkenheid en directe contacten. Elke cent wordt direct in hulp omgezet.

Het tweede alternatief is het verstrekken van micro-

kredieten via plaatselijke banken, maar vooral ook door particulieren via het internet. Zeer effectief. Kijk eens op een site als www.myc4.com en er gaat een wereld voor u open.

Ten derde wil ik ervoor pleiten op te houden met het opleggen van westerse denkmodellen en juist meer reke-ning te houden met de Afrikaanse traditie. In 2007 kocht ik in Kaapstad een oude auto en reed ermee naar Cairo. Zes maanden, 25.000 kilometer. Ik logeerde bij gewone mensen en met hen praatte ik over de toekomst van hun geliefde Afrika. Een aantal van hen kwam met zeer werk-bare oplossingen die hun wortels hebben in de Afrikaanse traditie. Oplossingen voor kleine, lokale problemen, maar ook voor de grote kwesties op het gebied van oorlog, mi-lieu, ziekte en corruptie die op het hele continent spelen. Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse problemen zijn een goede manier om het continent vooruit te helpen, omdat zij aansluiten op de plaatselijke cultuur en worden herkend en gedragen door de gewone bevolking.

Ik pleit ervoor dat westerse landen geld vrijmaken in hun ontwikkelingsbudget om een gezamenlijk programma op te zetten. De Afrikanen (antropologen, historici, journalis-ten, politici maar ook dorpshoofden en stamoudsten) zul-len het onderzoek en de uitvoering zelf moeten doen. Zij zijn volwaardige partners en moeten zich ook als zodanig gaan gedragen. De nieuwe generatie is hier absoluut toe in staat en zullen dat de komende tijd moeten bewijzen. Afrika is nu zelf aan zet.

Ton van der Lee (1956) woonde elf jaar in Afrika. Hij studeerde literatuurwetenschap-pen in Amsterdam, werkte als journalist voor diverse kranten en tijdschriften en schreef zeven boeken over Afrika. Ook maakte hij verschillende documentaires over het continent voor binnen- en buitenlandse omroepen. Zijn boek ‘De Afrikaanse Weg’ kwam in 2007 uit bij uitgeverij Balans. Zie verder: www.tonvanderlee.nl

Afrika is aan zetTon van der Lee

journalist en auteur

Page 30: Mag omdat het moet

Persona non grata Venezuela, 2007Fabio Wuytack

Negentig minuten lang kijk je niet naar, maar belééf je het leven van priester, rebel en artiest Frans Wuytack. De documentaire, gemaakt door zijn zoon en film-maker Fabio, brengt je vooral naar het Venezu-ela van de jaren zestig, waar Frans als priester naar toe reisde om de mensen uit de sloppen-wijken te helpen. Niet met een zak geld, maar door de bevolking te leren kennen en samen met hen de strijd aan te gaan. Frans ontke-tende een sociale en culturele revolutie en werd door de regering verbannen, maar liet zich de toegang tot wat hij ‘de universiteit van het leven’ noemde niet ontzeggen. Bijzondere documentaire over een bijzondere man.

Osama Afghanistan, 2003Siddiq Barmak

Dit is de eerste Af-ghaanse film na de val van de Taliban en geeft de kijkers een kritisch beeld van het leven onder dit regime. Alleen daarom al de moeite van het kijken waard. In de film moet een twaalfjarig meisje zich voordoen als jongen om te overleven. Ze heeft geen vader of broers, en voor vrouwen is het ten tijde van de taliban streng verboden om naar school te gaan, te werken of alleen de straat op te gaan. De constante angst om ont-dekt te worden is niet geacteerd, aangezien de jonge actrice zelf op de vlucht was voor de taliban. Erg indrukwek-kend neergezet, de hopeloze blik van het meisje houdt je tot het einde vast.

Hunger Engeland en Ierland, 2008Steve McQueen

Met ‘Hunger’ levert kun-stenaar Steve McQueen een prachtige, artistie-ke, maar ook afschuwe-lijke debuutfilm af. De grotendeels in beelden vertelde film neemt je mee naar de Noord-Ierse Maze-gevangenis, begin jaren tachtig. IRA-gevangenen weigeren om gevangeniskleding te dragen, zich te wassen en hun haar te laten knippen om op die manier een status als politiek gevangene af te dwingen. De bewaarders proberen de gevangenen met grof geweld te wassen en hun haar te knip-pen en dat leidt tot harde confrontaties. De gebeurtenissen in Abu Ghraib en Guantánamo Bay maken deze film in één klap actueel. In het tweede deel van de film staat IRA-leider Bobby Sands centraal. Sands begint als eerste van de groep een hongersta-king, de volgende stap in de strijd om een poli-tieke status. Je volgt de aftakeling van Sands op de voet en dit zijn zowel gruwelijke, als prachtig gefilmde beelden van McQueen.

Fighting the SilenceCongo, 2007Femke en Ilse van Velzen

‘Fighting the Silence’ is gemaakt door de twee-lingzussen Femke en Ilse van Velzen (1980): selfmadedocumentaire-makers met een passie. Geraakt door een korte documentaire van het tv-programma Net-werk, reisden ze af naar Congo en legden ze de schrijnende verhalen van verkrachte vrouwen vast. De verkrachtingen zijn een machtsmiddel dat vrouwen niet alleen immens vernedert, maar dat er ook voor zorgt dat hun mannen hen verlaten en de samen-leving hen verstoot. Het is een taboe, een enorm taboe. En dat moet worden doorbro-ken, vinden steeds meer Congolese vrouwen. De zussen ook: zij gebrui-ken deze documentaire nu als voorlichtingsfilm in Congo. In 2009 verscheen een vervolg op deze documentaire, ‘Weapon of War’ over de motieven van de daders.

Page 31: Mag omdat het moet

Sing for DarfurSpanje, 2008Johan Kramer

Een Brit loopt over de straten van Barcelona en belt met een vriend over het internationale concert vanavond in de stad: Sing for Darfur. “Ja, ik ben het helemaal met je eens. De hele cri-sis in Darfur is afgrijse-lijk.” En of hij vanavond tijd heeft? Nee, want hij moet twee facelifts en een schaamhaarlaserbe-handeling doen. “But anyway, tell me, how are you?” Zijn gesprekspart-ner blijkt onlangs ge-scheiden en peilt of zijn vriend dan misschien een andere keer tijd heeft. “Nee volgende week lukt echt niet, de kliniek is zo druk. Maar mail mijn secretaresse anders even.”Het is een scène uit de speelfilm ‘Sing for Dar-fur’, gemaakt door de reclameman Johan Kra-mer. Een film die onze betrokkenheid bij Darfur en daarmee ook andere ontwikkelingsvraag-stukken bekritiseert. Prachtig gefilmd, fijne muziek en bovendien non-profit. Moet je zien. Kijk ook eens op www.singfordarfur.org.

Das leben der anderenDuitsland, 2007Florian Henckel von Donnersmarck

Typisch zo’n film waar je niet over moet schrij-ven, maar die je moet zien. Het onderwerp, de grove lijn van het ver-haal en de acteurs moe-ten voldoende zijn om je over te halen deze goede film te kijken.Onderwerp: de DDR in de jaren 80 en het Ministerium für Staats-sicherheit (Stasi) en hun afluisterpraktijken.Grove lijn van het ver-haal: Stasi-agent Wiesler luistert de toneelschrij-ver Georg Dreyman en zijn geliefde af. Hij raakt door het volgen van hun leven in een moreel dilemma en vindt het steeds lastiger zich loyaal op te stellen tegenover de staat.Acteurs: Martina Ge-deck als Christa-Maria Sieland, Ulrich Mühe - geschapen voor de rol van Stasi-agent Weisler - en Sebastian Koch als de toneelschrijver (en inderdaad van Zwart-boek).

The Gods must be crazy Botswana en Zuid-Afrika, 1980Jamie Uys

Van een tijdje terug alweer, deze film, en dat zie je. Toch de moeite van het kijken waard, want het schudt je weer even wakker uit je druk-ke, westerse bestaan. Xi, de hoofdrolspeler, is een Bosjesman en heeft het met zijn stam prima voor elkaar in de woestijn Kalahari. Tot iemand een colaflesje uit het vliegtuig boven hen laat vallen en dit onbekende, westerse voorwerp voor veel ophef zorgt. Veel slap-stickelementen en daar moet je van houden, en ook niet elke verhaallijn is even interessant, maar deze film moet je gezien hebben.

Burma VJ – Reporting From a Closed CountryNoorwegen, Zwe-den, Denemarken, Engeland, 2008Anders Østergaard

‘Burma VJ’ toont het werk van videojourna-listen in Birma (Myan-mar), een land waar de militaire dictatuur hard optreedt tegen alles en iedereen die het niet eens is met hen. Het verhaal speelt zich grotendeels af in september 2007 als de monniken de straat op gaan om te protesteren tegen het bewind. De VJ’s werken undercover voor de Democratic Voice of Burma, een oppositiezender. De beelden zijn des te aangrijpender omdat bekend is hoe tragisch het afloopt. Ook die afloop filmen de VJ’s: het brute neerslaan van de protesten door het leger, de dood van een Japanse toerist, politie en knokploegen en de overvallen op de kloos-ters. ‘Burma VJ’ is een documentaire, maar ook een getuigenis van een opstand die de junta verborgen wilde houden en die de wereld dankzij de moed van de VJ’s en vele andere Birmese journalisten en burgers toch te zien kreeg.

Page 32: Mag omdat het moet

De moed om uit te spreken dat je elkaar

Page 33: Mag omdat het moet

De moed om uit te spreken dat je elkaar

De naam Paul Rusesabagina zal bij veel mensen onbekend zijn. Zijn daden niet. Rusesabagina is namelijk de man op wiens leven de film Hotel Rwanda is gebaseerd. Tijdens de genocide in Rwanda in 1994 was Rusesabagina hotelmanager van Hôtel des Mille Collines. Terwijl de strijd tussen de Hutu’s en de Tutsi’s weer oplaaide en er een miljoen mensen werden vermoord, gaf Rusesabagina onderdak aan zowel Hutu’s en Tutsi’s en heeft zo het leven van zo’n twaalfhonderd mensen gered. Ten tijde van het interview woont Rusesabagina (1954) alweer dertien jaar in Brussel. Omdat hij veel kritiek heeft op de huidige Rwandese overheid en deze kritiek niet onder stoelen of banken steekt, is een terugkeer naar Rwanda volgens Rusesabagina te gevaarlijk.

Page 34: Mag omdat het moet

“Ik mis mijn land. Ik mis de plek waar ik geboren en

getogen ben. De boerderij van mijn vader, met alle

dieren. De school waar ik naar toe ging, dertien jaar

lang. Ik mis de bergen waar ik vaak kwam en je een

prachtig uitzicht over het noorden hebt. Ik mis mijn

mensen, mijn familie, ik mis alles in Rwanda. Het

is mijn grote wens om terug te kunnen, maar ik ben

verbannen door de Rwandese overheid. Ik haat het

woord verbannen. Ik ga er tegenin, ik moet ervoor

vechten, want iemand anders heeft mijn rechten en ik

wil ze terug.”

StrijdPaul Rusesabagina neemt de tijd om zijn verhaal te

vertellen. Met zijn wijsvinger in de lucht onderstreept

hij belangrijke woorden en de strijdlust glanst in zijn

ogen. Af en toe lacht hij zelfs, al geeft zijn verhaal

daar weinig aanleiding toe. Maar het laat zien dat

hij geen verbitterd man is, de strijdlust wint. Strijd

omdat er volgens hem nog veel dingen mis gaan in

Rwanda en ook in andere landen, en hij de situatie

wil verbeteren. Hij heeft daarvoor in 2005 The Hotel

Rwanda Rusesabagina Foundation opgericht, een

stichting die voort wil bouwen op de lessen die er

van de genocide in Rwanda geleerd zijn en zo in de

toekomst genocide wil voorkomen.

We zitten bij elkaar op witte, nepleren banken in

zijn sobere woonkamer in Brussel. Het huis van een

held, maar ook een huis dat je zo drie keer voorbij

Page 35: Mag omdat het moet

zou lopen. Geen mooie auto voor de deur, nergens

overdreven luxe spullen. Alleen een grote foto van

hem en de voormalig president van de Verenigde

Staten, George W. Bush, valt op. De foto is genomen

in 2005 tijdens de uitreiking van de hoogste

burgeronderscheiding die er bestaat in de Verenigde

Staten: The Presidential Medal of Freedom. Een

contrast met de rest van het huis. Rusesabagina geeft

ons een rondleiding en laat meteen de sporen van

inbraak zien. Want er wordt met enige regelmaat

bij hem ingebroken, vertelt hij, waarschijnlijk door

vijanden uit Rwanda. Volgens Rusesabagina dezelfde

vijanden die hem van de weg probeerden te rijden

een paar jaar geleden. Hij vertelt het onbewogen. Er

is waarschijnlijk weinig wat hem nog bang maakt na

alle gebeurtenissen. Volgens Rusesabagina vinden

er ook twijfelachtige bijeenkomsten plaats tussen

Rwandese jongeren en de Rwandese ambassadeur

in Brussel. Bijna elke dag, vertelt hij, kun je tussen

tien en twaalf uur ’s avonds Rwandese jongeren

richting de ambassade zien lopen. Wat er besproken

wordt weet Rusesabagina niet. Maar al die zaken bij

elkaar zorgden er wel voor dat hij zijn kinderen naar

scholen in Amerika heeft gestuurd. Ook zelf is hij

een verhuizing aan het voorbereiden. Maar bang om

te praten over de situatie in Rwanda is Rusesabagina

zeker niet.

Boodschap“Hotel Rwanda was een film, maar vooral een

boodschap. Elke dag werden er duizenden mensen

vermoord buiten de muren van ons hotel. Bijna een

miljoen mensen in drie maanden tijd; met zeven

miljoen inwoners is dat vijftien procent van de

Page 36: Mag omdat het moet

Rwandese bevolking. Ik was getraumatiseerd door

alles wat ik had gezien, had last van nachtmerries.

Maar ik sprak niet over de situatie in Rwanda, dus

niemand schoot er iets mee op. De internationale

gemeenschap had ons verlaten, had ons overgeleverd

aan dieven, gangsters, criminelen. Ik was een

ooggetuige van wat er gebeurde, ik had een

boodschap te vertellen. Dus ik begon te praten. Veel

mensen wilden die boodschap ook horen, ze wilden

weten wat er gebeurd is in Rwanda. Dus nu reis ik

met mijn stichting de wereld rond om mijn verhaal te

vertellen.”

MoedRusesabagina is net terug van een van deze reizen.

Hij sprak in Belfast, Noord-Ierland, zijn hoop uit

dat de Hutu’s en Tutsi’s ooit zo ver komen als de

katholieken en protestanten daar. Volgens hem zijn

de problemen tussen deze groepen vergelijkbaar met

de situatie in zijn thuisland. “Ze vechten beiden al

eeuwen om de macht. Maar in Noord-Ierland hebben

ze nu een stap vooruit gezet. Ze zitten nu met elkaar

om de tafel, kijken elkaar in de ogen en hebben de

moed om uit te spreken dat ze elkaar haten, maar dat

ze wél met elkaar moeten leven. Daar proberen ze

een manier voor te vinden, voor de toekomst, voor

hun kinderen. In Rwanda, maar ook in Burundi,

Oost-Congo, Tanzania en West-Uganda, zijn we

nog lang niet zo ver. Je kunt nooit spreken over vrede

zolang er nog ongelijke rechten zijn. Of zolang er

nog meer dan twee miljoen mensen in ballingschap

leven in omringende landen. In 1959 waren

tweehonderdvijftigduizend Tutsi’s verbannen en die

kwamen dertig jaar later vechtend terug. Vandaag

hebben we twee miljoen verbannen mensen. Hoe

kun je dan spreken over vrede?”

LeugensHard is Rusesabagina in zijn oordeel over de

Rwandese overheid. “De Rwandese gemeenschap is

gebaseerd op leugens. Mensen worden de verkeerde

dingen verteld en ze vertellen de internationale

gemeenschap de verkeerde dingen. Tutsi’s zetten

zichzelf bijvoorbeeld na de genocide van ‘94 neer

als slachtoffer, maar Tutsi-rebellen begonnen al

eerder, op 1 oktober 1990, een burgeroorlog. Ze

vermoordden toen veel Hutu’s en lieten een leegte

achter. Massa’s mensen vertrokken, vluchtten. Een

ware exodus. Eind ’93 was Kigali, de hoofdstad

van Rwanda, omringd door meer dan een miljoen

vluchtelingen. Ze sliepen in de open lucht in de

meest vreselijke omstandigheden en die situatie

wakkerde de haat tegen de Tutsi’s aan. Toen de

Hutu-president Juvénal Habyarimana op 6 april

1994 werd vermoord laaide het vuur nog hoger op.

In de genocide die volgde zijn een miljoen mensen

afgeslacht, maar in Rwanda leven helemaal geen

miljoen Tutsi’s, dus veel onder hen waren Hutu’s.

Westerse media brachten het eenzijdig: Hutu’s

vermoorden Tutsi’s. Maar er was een burgeroorlog

gaande, zowel de Hutu’s als de Tutsi’s hadden een

eigen leger en waren aan het moorden. En de burgers

waren de slachtoffers. De Front Patriotique Rwandais

(FPR), de Tutsi-partij die nu aan de macht is, met

Tutsi Paul Kagame als president, accepteert het niet

als je dit hardop zegt. Dan noemen ze je de vijand

van het land. Ik verdedig de Hutu’s niet, en ontken

hun misdaden ook niet, maar we moeten ook laten

zien dat er al eerder misdaden plaatsvonden. Dit

waren óók oorlogsmisdaden tegen de mensheid, maar

die worden verzwegen. Ik sta niet aan één kant, ik sta

in het midden. Ik ben niet voor de overheid, ik ben

voor mensenrechten.”

Verenigde Naties-syndroomOorlogsmisdaden waar het Westen de ogen voor

sloot. Toen er in augustus 1993 sprake was van

een vredesakkoord tussen de Tutsi-rebellen en de

Rwandese overheid, stuurden de Verenigde Naties

vijfentwintighonderd soldaten. In Rwanda vertrouwde

Page 37: Mag omdat het moet

iedereen erop dat het moorden nu zou stoppen en

mensen die eerder gevlucht waren durfden weer terug

naar huis. Ook Rusesabagina keerde terug naar huis

nadat hij lange tijd in het Hôtel des Mille Collines,

het hotel waar hij manager was, had gelogeerd. Maar

toen werd de Rwandese president Habyarimana

vermoord en de dag erna tien Belgische VN-

soldaten die de nieuwe Hutu-president en voormalig

minister-president, Agathe Uwilingiyimana, moesten

beschermen. Rusesabagina: “Toen begon de genocide

pas echt, maar de hele wereld liet Rwanda in de

steek. Meer dan tweeduizend soldaten werden

teruggetrokken en tweehonderdzestig soldaten bleven

over. Terwijl we zeker vijfduizend soldaten nodig

hadden om de genocide te stoppen. Dat begrepen we

niet en zullen we nooit begrijpen. Ik noem het het

‘Verenigde Naties-syndroom’. Je kunt het vergelijken

met wanneer we een auto op een kind zien afrijden,

dan sluiten we onze ogen en oren, want we willen

het niet zien.” Rusesabagina laat foto’s zien van wat

Ik sta niet aan één kant, ik sta in het midden. Ik ben niet voor de overheid, ik ben voor mensenrechten.

Page 38: Mag omdat het moet

er vermoedelijk gebeurde in april 1995. Tutsi-rebellen

hadden het land overgenomen en zouden in de

vluchtelingenkampen van Kigali vijfentachtighonderd

mensen hebben vermoord in vier dagen tijd. Op de

foto’s zie je VN-soldaten tussen de lijken staan. “Het

wordt stil gehouden. Maar de mensen die dit doen

zouden gestraft moeten worden. Deze lijken zijn

mensen. We kunnen dit niet voor altijd verborgen

houden. Het Internationale Gerechtshof kreeg de

missie om alle Rwandezen die zich schuldig hadden

gemaakt aan misdaden tegen de mensheid naar de

rechtbank te brengen. Maar de oorlogsmisdadigers

lopen nog vrij rond. Gerechtigheid heeft gefaald.”

Manipulatie

“Dit verhaal moet verteld worden. Wat je nu van

Afrika ziet is allemaal gemanipuleerd. We hebben

de media nodig om het hele plaatje aan de mensen

te laten zien zodat ze zich bewust worden van de

situatie en zodat de westerse overheid stopt met het

ondersteunen van dictators. Het zijn doodgewone

mensen die in Afrika de macht grijpen. Binnen drie

maanden zijn ze miljonair en binnen een paar jaar

biljonair. Ze durven te stelen van hun eigen mensen,

geld waarmee het Westen probeert te helpen. Dat

geld komt nooit op de juiste plek terecht. Er wordt

maar een kleine groep mensen mee geholpen

om andere mensen te onderdrukken. En na het

vermoorden van hun eigen mensen vluchten de

dictators en gaan ze relaxen aan de Côte d’Azur.

In het Westen leggen ze rode tapijten uit om ze te

verwelkomen. Dit is een schande voor de westerse

grootmachten. Dat mag niet kunnen, dictators

moeten weten dat ze niet boven de regels en wetten

staan, maar dat ze op een dag terecht zullen staan

voor hun misdaden.”

Empty suitDe rol van de Verenigde Naties laat Rusesabagina

niet los. Een rol waarin ze gefaald hebben volgens

hem. “De Verenigde Naties zijn een empty suit. Of

een maatpak voor één persoon, één of twee landen.

Want het zijn maar een paar landen die alles regelen

in de VN. En ze doen nooit het juiste. Heb je ze

ooit één conflict zien oplossen? Elf jaar na Rwanda

ging ik naar Darfur. De geschiedenis herhaalde zich.

Daar gebeurde precies hetzelfde. Mensen worden

verkracht, hebben geen onderdak, voedsel en geen

onderwijs. En dan hoor ik elke westerse leider tijdens

de herdenking van de Holocaust zeggen dat dit nooit

meer mag gebeuren. Never and again. Dat zijn de

meest misbruikte woorden ter wereld. Als ze wilden

De film Hotel Rwanda (2004) is gebaseerd op het leven van Paul Rusesabagina tijdens de genocide in Rwanda in 1994. Op 6

april dat jaar werd het vliegtuig neergeschoten waarin de presidenten van Rwanda en Burundi zaten. Tutsi’s werden verantwoordelijk

gehouden en de strijd tussen de Hutu’s en Tutsi’s, de twee grootste bevolkingsgroepen van Rwanda, laaide weer op. Honderd

dagen later waren bijna een miljoen mensen vermoord. Voor 1994 kende Rwanda al een lange geschiedenis van strijd om macht

tussen de Hutu’s en de Tutsi’s. Tijdens de kolonisatie van België, vanaf 1918, werden de Tutsi’s door de Belgen tot een elitegroep

verheven die de Hutu’s (die 85 procent van de Rwandese bevolking uitmaken) onderdrukten. Op 1 juli 1962 werd Rwanda

onafhankelijk, maar daarmee verdwenen de spanningen tussen de bevolkingsgroepen niet. De Hutu’s verdreven de Tutsi-elite en

namen de macht over. De Tutsi’s probeerden in de daaropvolgende jaren de macht terug te krijgen. In 1990 viel het door Tutsi’s

geleide Front Patriotique Rwandais Rwanda binnen om de macht over te nemen. Dit leidde tot gevechten, maar de Hutu-president

bleef overeind. Tot 6 april 1994. Hutu’s werden na de aanslag via de radio opgehitst tegen de ‘Tutsi-kakkerlakken’.

Rusesabagina was tijdens de volkerenmoord die er op volgde hotelmanager van Hôtel des Mille Collines en heeft in die positie

het leven van 1268 mensen veilig gesteld, zowel Hutu’s als Tutsi’s. Rusesabagina: “Ik zie mezelf niet als held. Ik zie mezelf als

een doodgewone man, iemand die in een buitengewone situatie geen partij koos maar zichzelf bleef en zijn taak als hotelmanager

volbracht. Ik had geen wapens, wel woorden. Daar vocht ik mee van het begin tot het eind.”

Page 39: Mag omdat het moet

hadden ze de oorlog kunnen stoppen, maar dat

deden ze niet. De VN-soldaten komen geen vrede

bewaren, ze komen staan kijken hoe mensen elkaar

afmaken en sturen aan het eind van de dag een

verslag naar New York. Er mankeert heel veel aan

de VN. Ze moeten nodig hervormen en versterken,

de grootmachten moeten er weer deel van gaan

uitmaken. Nu kunnen de VN niet snel beslissen, ze

horen van een conflict maar de volgende vergadering

is pas een volgende maand. Dan wachten ze gerust en

besluiten pas tijdens die vergadering dat ze moeten

ingrijpen. Vervolgens vragen ze elk land om wat

soldaten en dan hebben ze bijvoorbeeld drieduizend

soldaten bij elkaar geraapt, maar die soldaten komen

uit minstens dertig verschillende landen, ze spreken

verschillende talen, hebben nooit samengewerkt en

moeten dat dan ineens gaan doen. De VN moeten

veranderen willen zij echt van betekenis zijn.”

Nalatenschap“Het zal de mooiste dag uit mijn leven zijn als Hutu’s

en Tutsi’s op een dag rond de tafel gaan zitten, elkaar

in de ogen durven te kijken en elkaar de waarheid

zeggen. ‘Ik haat je en ik weet dat je mij haat, maar

we moeten samenleven dus hoe gaan we dat doen?’

Net als in Noord-Ierland. Je hoeft niet van elkaar te

houden, maar je moet wel goede buren zijn. Iedereen

heeft zijn rechten. Ik doe wat ik kan zodat never again

ook echt betekent: nooit meer. Met mijn stichting

organiseer ik deze gesprekken om ervoor te zorgen

dat er in de toekomst nooit meer burgeroorlogen zijn.

Om ervoor te zorgen dat er een stap vooruit wordt

gezet en er vrede kan zijn voor de volgende generatie.

Ik heb mijn hele leven gevochten, ik wil niet dat

mijn kinderen dat gevecht aan moeten gaan en mijn

kleinkinderen opgroeien met haat en gebrek aan

geloof in de ander. Ik wil iets nalaten. Ik geloof nog

steeds in Afrika. Ik geloof dat we het kunnen maken,

als we de wil maar hebben. Als er de wil is, dan is er

een weg.”

Ik geloof

nog steeds

in Afrika.

Ik geloof dat we

het kunnen maken, als we de wil maar

hebben. Als er de wil is, dan is er een

Page 40: Mag omdat het moet

Shahied Badoella (ChristenUnie)

1. De Bijbel

2. Eindelijk thuis Henri NouwenDit inspirerende boek heeft mijn houding en gedrag ten opzichte van naastenliefde en sociale gerechtigheid ingrijpend beïnvloed. Geen oordeel, geen verwijt en geen afkeu-ring, maar juist bereid zijn de ander hoger te achten dan jezelf. Ik wil iedereen aanraden dit ontroerende boek te lezen en je te laten inspireren door de kracht van een ontmoe-ting. Begroet elkaar met open armen en ontmoet elkaar met af-fectie, genegenheid en onbevangenheid.

3. Wie heeft mijn kaas gepikt Spencer Johnson & Kenneth Blanchard

Michel Groenenstijn (Be More)

1. Shadow of the sun Ryszard Kapuscinsk

2. How to be good Nick HornbyEen ontzettend grappig en herkenbaar boek, met een goede bood-schap over ‘doorschie-ten’ in het goed doen. Ik wil in mijn enthou-siasme nog wel eens doorslaan in waar ik mee bezig ben, maar mede dankzij dit boek let ik inmiddels veel be-ter op waar het uitein-delijk echt om draait.

3. Lord of the Rings Tolkien

Ewout Suithoff (ZOA-Vluchtelingenzorg)

1. The Shack William P. Young

2. Dromen, Durven, Doen Ben Tiggelaar

3. De 7 gewoonten Stephen R. CoveyVoor iedereen die zich-zelf en zijn omgeving verder wil ontplooien is dit een prachtig boek, en een must voor iedere manager die leidinggeven serieus neemt. Volgens Covey moet je eerst jezelf aanpakken voor je met je omgeving aan de slag kunt. Het boek leert je leiding te geven aan jezelf zodat je een effectief leider vananderen kunt zijn. Prak-tisch en goed toepas-baar.

Henk van Stokkom (VanStokkom)

1. Africa, a biography of the continent John ReaderReader is de zoon van een Londense taxi-chauffeur die in 1955 richting Afrika vertrekt en door wie dit boek in 1997 is geschreven. Na veertig jaar schrijft hij een doorwrochte bio-grafie over Afrika; het continent dat zo groot is dat je het boek alleen al moet hebben van-wege het fantastische kaartje achterin. Daarop wordt namelijk duidelijk dat de oppervlakte van Afrika met gemak de oppervlakte van China, de Verenigde Staten, India, Europa, Argenti-nië en Nieuw Zeeland kan bevatten. Een must read voor iedereen die Afrika als continent beter wil leren kennen en doorgronden. 2. Binnen is het don-ker, buiten is het licht Dick Wittenberg (fotografie Jan Ban-ning) 3. Fooled by randomness Nassim Nicholas Taleb

Page 41: Mag omdat het moet

Otto Kamsteeg (Frivista)

1. Wat is de wat Dave Eggers Deze indrukwekkende roman vertelt het levensverhaal van Va-lentino Achak Deng. Valentino is een jongen die op zesjarige leeftijd op de vlucht sloeg voor de oorlog in Zuid-Sudan. Shockerend en confronterend om al lezend te ontdekken welke genocide er heeft plaatsgevonden onder de ogen van mij en mijn generatie. En welke verwachtingen Valen-tino van het Westen had, en hoe ‘wij’ hem hierin teleurstellen. Het verhaal is zo krachtig dat het de manier ver-andert waarop je naar je eigen leven en dat van anderen in bijvoor-beeld Afrika kijkt. Groot respect voor Dave Eggers.

2. Welvaart voor de wereld Jeffrey D. Sachs

3. In alle redelijkheidTim Keller

Guido de Vries(ZOA-Uganda)

1. Guns, Germs and Steel Jared DiamondFascinerend boek over hoe de mens zich heeft verspreid en ontwikkeld in de afgelopen 13.000 jaar. Hoe wilde planten, zaden en dieren voor menselijk gebruik ge-schikt werden gemaakt en hoe dat uitmondde in Europese naties die andere (wereld)delen veroverden en popula-ties uitroeiden. De titel verwijst naar de manie-ren waarop dat gebeur-de; dat vooral geografi-sche en klimatologische omstandigheden hierbij een doorslaggevende rol speelden is een eye-opener.

2. Leven met Jezus van dag tot dag Juan Carlos Ortiz

3. The bottom billion Paul Collier

Hagar Prins (Frivista)

1. Ik was een kindsoldaat China Keitetsi

2. De gifhouten bijbel Barbara KingsolverEen dikke pil en in het begin is het even door-zetten, maar dit boek is oh-zo de moeite waard. Op meeslepende wijze vertelt Kingsolver het verhaal van Nathan Price die met zijn gezin afreist naar Belgisch Congo om de bevol-king tot het christen-dom te bekeren. Door zijn fanatieke gedrag kan Nathan echter op weinig sympathie van de bevolking rekenen. Kingsolver groeide zelf op in Congo en dat merk je. Haar beel-dende beschrijvingen voeren je weg naar Afrika, haar boosheid over de politieke situ-atie in het land voel je en haar onbegrip over de westerse inmenging begrijp je. Een boek dat mij leerde dat goed-doen helemaal niet zo gemakkelijk is.

3. Relationship fundraising Ken Burnett

Edith van Walsum(Ileia)

1. The God of small thingsArundhati Roy

2. La parole aux negressesAwa Thiam Dertig jaar geleden kwam ik voor het eerst in Afrika, en kocht in Lome (Togo) het boekje ‘La parole aux négres-ses’. De journaliste Awa Thiam had een dertigtal vrouwen geïnterviewd in verschillende West-Afrikaanse landen. Over elke vrouw schreef zij een hoofdstuk in dit prachtige en voor mij schokkende boek. Verhalen van jonge en oude vrouwen, van vrouwen op het plat-teland en in de grote stad. Verhalen over de relaties die deze vrouwen hadden met hun mannen, kinderen, familie. Over hoe het was om hun man te delen met vijf andere vrouwen. Vrouwen die verlaten en bedrogen waren, die kinderen in hun eigen armen zagen sterven, die hun dochters lieten besnij-den. Maar de verhalen gingen ook over kracht, solidariteit, wijsheid, hoop, humor.

3. An unquiet mindKay Redfield-Jamison

Page 42: Mag omdat het moet

Wat een mooi blad, denkt u. En zo goed geschreven ook.

Dat vinden wij ook. Elke druppel inkt moet de moeite waard zijn. Een goede, mooie en foutloze tekst: daar houden we van. Net als u. Met veel liefde werkten we mee aan dit mooie blad. Omdat het mocht én omdat het moet.

An & Erica, tekstschrijvers www.verzinsels.com

Erica [email protected]

06 29 14 20 00

verzinsels in tekst v.o.f.creatief tekstbureau

www.verzinsels.com

creatief tekstbureau

Advertentie

Page 43: Mag omdat het moet

Als je een beetje bekend bent van tv, word je heel vaak gevraagd voor goede

doelen. En het liefst hebben die je als ambassadeur. Dat je het gezicht

wordt van een organisatie. Ik vind dat altijd een beetje vreemd. Hoe kun je

nu het gezicht zijn van iets, wat je niet zelf bestuurt? Dat je bekende kop

niet weet wat de rest van je lijf doet. Is verrekte lastig. Moet je bij fietsen

eens proberen. Lig je zo op je bekende gezicht. Andersom lijkt me ook

onhandig trouwens. Dat je als organisatie opeens je gezicht in compromit-

terende toestand aantreft. Dan voel je je toch ook een kip zonder kop.

Toen ik gevraagd werd om mee te werken aan een spotje voor Cordaid,

heb ik dan ook gezegd dat ik dat graag wilde doen, maar dan wel eenmalig.

Voor één campagne dus. En dat ik mijn eigen gezicht voor mezelf mocht

houden.

Opeens vond ik mezelf terug in Malawi, in een heus Afrika van lemen

hutjes, rieten daken en vrouwen met een kruik op hun hoofd. Het rook ook

zo naar Afrika. Naar dampende grond. Iedereen was blij, en voor ik het wist

stond ik te dansen met stralende vrouwen in prachtig gebatikte doeken.

Iedereen was aardig, de projecten liepen gesmeerd, het leek bijna een aards

ie almaar riep hoe prachtig het werd en hoe goed ik het deed, rausde ik

Ik leerde veel mensen kennen en het klikte met hen. Ik had bedongen dat

mogelijk zouden filmen, zodat we niet de schijn tegen ons hadden dat we

decadent een beetje vakantie hielden. Achteraf vind ik het bijna jammer

dat we zo ijverig waren en alleen maar gewerkt hebben. Eigenlijk had ik

nog wel een tijd door dat land willen reizen. Het nog beter leren kennen.

Ook de slechte kanten zien. Het is nu een zoete herinnering, die langzaam

vervaagt. Maar goed, gelukkig heb ik het filmpje nog!

Bekend gezichtJoris Linssen, tv-presentator

Ik voelde me Kuifje in Afrika. paradijs. Achtervolgd

door een snelle crew, d over de Afrikaanse

markten en stofwegen. we zo veel

Page 44: Mag omdat het moet

‘Ik schaam me voor mijn huis’

Het is zaterdagochtend, kwart voor negen. De meeste mensen genieten van hun vrije dag en liggen nog in bed, maar voor een flat in het Amersfoortse Liendert staan al vijf vrijwilligers van Stichting Present klaar met emmers en schoonmaakspullen. Klaar om een verwaarloos-de flat weer leefbaar te maken. Straks zullen ze de taken verdelen en gaan twee vrijwilligers aan de slag in de keuken. Een ander zal zich met schoonmaakspullen terugtrekken in de badkamer en ook zal iemand met afval en af-gedankte spullen heen en weer lopen tussen de flat en de vuilniscontainer. Het opruimen van de overgebleven spullen zal door vrijwilliger nummer vijf worden gedaan. Later die dag zul-len ze de kamers stofzuigen en dweilen zodat de flat niet alleen opgeruimd, maar ook weer schoon en fris is.

Sociaal isolementDe flat is het thuis van Marianne van Veen, een alleenstaande vrouw van

37 jaar. Marianne heeft last van een laag zelfbeeld, depressieve gevoelens

en lichamelijke problemen die haar belemmeren goed te functioneren

in de maatschappij. Ze fladdert van het ene baantje naar het andere,

maar het lukt haar niet iets aan te pakken of vast te houden. Ze krijgt

hiervoor al vanaf haar vijftiende psychische hulp, maar werd telkens

zonder diagnose naar huis gestuurd. Tot twee jaar geleden, toen het echt

mis ging. Er werd door een instantie van de Gemeente Amersfoort een

verkeerde inschatting gemaakt waardoor Marianne weer aan het werk

moest. Marianne: “Ik ben toen helemaal ingestort. Ik wilde graag werken

Page 45: Mag omdat het moet

‘Ik schaam me voor mijn huis’

Stichting Present ruimt op bij Marianne

Page 46: Mag omdat het moet

en deed heel erg mijn best maar

het lukte gewoon niet. De instantie

nam me niet serieus en ik raakte in

paniek. Ik begon dingen te zien die

er niet waren en wilde tegen een

boom rijden. Opnieuw kwam ik op

de psychiatrische afdeling van het

ziekenhuis terecht en weer werd ik

naar huis gestuurd met de bood-

schap dat ze niet wisten wat me

mankeerde. Dat werd me teveel. Ik

sloot me op in huis en nam de tele-

foon niet meer op. Gelukkig belden

vriendinnen de crisisdienst en na

meer onderzoek kwam er eindelijk

een diagnose. Ik bleek borderline te

hebben, een persoonlijkheidsstoor-

nis.”

Sinds maart zit Marianne full-

time in therapie en leert ze inzien

waarom ze dingen op een bepaalde

manier doet. En waarom ze dingen

niet doet, zoals het opruimen en

schoonmaken van haar huis. Door

haar psychische en lichamelijke

klachten heeft ze haar huis de

afgelopen jaren verwaarloosd. Afval

en spullen stapelden zich op terwijl

haar twee katten voor nog meer

rommel zorgden. Langzaam maar

zeker stond het hele huis vol. Zo

vol dat Marianne op de bank in de

woonkamer moest slapen. Marian-

ne: “Ik schaam me voor mijn huis.

Ik nodig ook nooit mensen uit want

dan moeten ze hink-stap-sprong

mijn huis door. Als het net is op-

geruimd wil het nog wel een tijdje

lukken om het zo te houden, maar

op een gegeven moment wordt de berg te groot en gaat het weer mis.

Ik krijg het gewoon niet voor elkaar.” Anne Ettema van de Gemeente

Amersfoort helpt Marianne haar leven weer op de rit te krijgen. Ze

kennen elkaar goed. Zij was ook degene die Stichting Present inscha-

kelde om zo een stap in de goede richting te zetten.

Anne: “Als het huis straks op orde is kunnen we huishoudelijke

ondersteuning proberen te regelen zodat het schoon en netjes blijft.

Iemand die samen met Marianne de boel aanpakt en haar motiveert

zodat het niet bij deze dag alleen blijft.”

Nieuwe startTerug naar zaterdag. Marianne staat in de deuropening en probeert

rustig te blijven als de groep binnenkomt en bezit neemt van haar

omgeving. Al snel worden er spullen heen en weer gesleept. De

spanning op haar gezicht neemt toe. De controle loslaten is moeilijk

voor haar. Straks gaan er dingen weg die niet weg mogen of stuk die

niet stuk mogen... De afgelopen dagen heeft ze een aantal dingen

gestickerd dat echt niet weg mag. Ook heeft ze het afval bij elkaar

proberen te verzamelen. Nu de groep binnen is pakt ze snel haar jas

om ergens anders heen te gaan. Ook voor morgen heeft ze wat leuks

op de planning staan zodat ze niet meteen alles gaat doorzoeken.

“Het liefste zou ik zeggen ‘laat alle vuilniszakken maar staan’ dan

kijk ik die nog even na. Maar ik moet het loslaten. Want ik ben heel

blij met de hulp. Heerlijk dat alles straks schoon is, dat is heel lang

geleden. Ik hoop echt op een nieuwe start.”

Een week later vertelt ze hoe het met haar gaat na de invasie van

afgelopen zaterdag. En is het huis nog steeds netjes? “Eh, het is al

iets rommeliger dan afgelopen weekend,” lacht ze, “want het was

wel heel leeg en ongezellig. Maar schoon is het nog wel. Ik probeer

het bij te houden maar de huishoudelijke ondersteuning laat nog

even op zich wachten.” Sommige dingen waren ook iets te goed

opgeruimd. “Ik heb me rot gezocht naar de afstandsbediening en er

waren ook wat dingen weggegooid die ik liever gehouden had. Maar

ik ben erg blij met de hulp. Ik vond het niet leuk, al die mensen over

de vloer, want zoals ik al vertelde schaam ik me voor mijn huis, maar

het scheelde dat het onbekenden waren, want die zie ik nooit meer

als het goed is,” lacht ze.

De naam Marianne is om privacyredenen gefingeerd

‘Het liefste zou ik zeggen ‘laat alle vuilniszakken maar staan’ dan kijk ik die nog even na’

Page 47: Mag omdat het moet

Stichting Present Stichting Present mobiliseert jaarlijks honderden vrijwilligers die hun tijd en mogelijkheden inzetten om mensen die dat nodig hebben te helpen. Present werkt samen met maatschappelijke orga-nisaties omdat die weten welke mensen in de samenleving de hulp van vrijwilli-gers kunnen gebruiken. In het geval van Marianne werkte Present bijvoorbeeld samen met de Gemeente Amersfoort en Stichting Altrecht. Leden van een Bij-belstudiegroep van de christelijk gere-formeerde kerk uit Amersfoort hadden zich aangemeld als vrijwilligers. Zij doen dit jaarlijks om iets te kunnen betekenen voor hun naasten en tegelijkertijd elkaar beter te leren kennen. André, één van de vrijwilligers, was onder de indruk toen hij bij Marianne binnenstapte: “Bizar dat het in je eigen stad gebeurt dat iemand op de bank moet slapen vanwege de rom-mel in huis. Ik schrok er gewoon van en ben blij dat we haar met deze dag op weg kunnen helpen.” Harmen van Zwol is coördinator bij Stich-ting Present Amersfoort. Hij constateerde dat er twee typen mensen actief waren in het vrijwilligerswerk: de ‘geitenwollen-sokkentypes’ en de mensen met veel tijd. Maar voor de middengroep met mensen die wel iets willen doen maar niet weten hoe zij dat in hun drukke leven vorm moe-ten geven, was er niets. Stichting Present speelde daar op in. Harmen: “Ik zie dat het past bij de moderne wereld dat je zelf bepaalt wanneer je een dagje vrijwilli-gerswerk kunt doen. Het zou mooi zijn als het niet blijft bij een dagje goed-doen en het echt een maatschappelijke beweging wordt die vorm krijgt in de samenleving. Het zijn namelijk niet alleen de klusjes, maar ook het gevoel van eigenwaarde dat de hulpontvangers terugkrijgen. Ze zien zo dat er wel degelijk mensen zijn die hen willen helpen en die hen belangrijk vinden.”

‘Het liefste zou ik zeggen ‘laat alle vuilniszakken maar staan’ dan kijk ik die nog even na’

Page 48: Mag omdat het moet

‘Elke keer als ik wakker word denk ik: joh, we zijn gewoon te moeilijk bezig’Wubbo Ockels: iedereen kent

hem als de eerste Nederlandse

ruimtevaarder. Maar dat was

1985. Vijfentwintig jaar later is

Ockels hoogleraar duurzame

technologie aan de TU Delft, en

zet hij zijn kennis en energie in

voor het bedenken en ontwikke-

len van duurzame ideeën. Dat is

nodig, aangezien Nederland qua

duurzaamheid een behoorlijke

achterstand heeft ten opzichte

van omringende landen. Toch

wordt Ockels door de regering

niet met open armen ontvangen.

“De laatste jaren ga ik me steeds

meer ergeren. In Nederland

heerst een zieke mentaliteit.”

Als je Wubbo Ockels vraagt naar

zijn beste duurzame ideeën -

die eigenlijk allang uitgevoerd

hadden moeten worden - is hij

wat terughoudend. “Ik kan veel

ideeën hebben, maar ik weet niet

of ze werken. Ik heb er natuurlijk

wel vertrouwen in, maar je kunt

gewoon niet goed inschatten of

het lukt, of het gebeurt. In de

jaren 50 dachten we bijvoorbeeld

dat we naar een atoomtijdperk

zouden gaan, dat is niet gebeurd.

In de jaren 80 zou er een water-

stofeconomie komen, dat is ook

niet gebeurd. Nu denken we al

veertig jaar lang dat kernfusie de

oplossing is, maar dat is ook nog

niet gebeurd. Dingen blijken toch

moeilijker te zijn dan ze in eerste

instantie lijken.”

Dat geldt ook voor zijn beste idee:

energie opwekken door middel van

vliegers. “Waarom weet ik eigen-

lijk niet. Elke keer als ik wakker

word denk ik: joh, we zijn gewoon

te moeilijk bezig. Kijk naar buiten,

zie hoe de wolken bewegen, wat

een energie! Als je daar een vlieger

hangt kun je er zoveel uithalen,

het is zonde dat we die energie

niet gebruiken.”

Er heerst een zieke mentaliteit

Het is moeilijk niet onder de

indruk te raken van Ockels. Hij

neemt de tijd om dingen uit te

leggen en maakt het niet nodeloos

ingewikkeld. Hij is zo inventief

en bevlogen bezig om Nederland

duurzamer te krijgen; daar word je

vanzelf enthousiast van. Maar dat

enthousiasme neemt de regering

nog niet over. Dus kaart Ockels de

klimaatproblematiek regelmatig

aan in de media. Het beleid van

de regering schommelt volgens

Ockels namelijk alle kanten op

door een gebrek aan kennis en een

heldere koers.

Page 49: Mag omdat het moet

‘Elke keer als ik wakker word denk ik: joh, we zijn gewoon te moeilijk bezig’

Hoogleraar Wubbo Ockels over duurzaamheid

Page 50: Mag omdat het moet

Ockels’ drie beste ideeën

1. Vliegerenergie “Vliegers fascineren mij omdat ze zo ontzettend veel mogelijkheden heb-ben.” Dit is een innovatief idee om gebruik te maken van windenergie op grote hoogten, waar het over het alge-meen harder waait en de luchtstroom gelijkmatiger is. Dit gebeurt door mid-del van een laddermolen met vliegers eraan.

2. Ecolution Een zeilboot die zijn eigen elektrici-teit opwekt: dat is het zero-emission zeilschip de Ecolution. Een dag zeilen geeft vijf dagen levensenergie. Midden juni 2010 gaat de boot het water in. “Veel mensen denken: leuk zo’n bootje, maar die hebben niet door dat dit een expeditie is, een levensexpeditie.”

3. SuperbusEen combinatie tussen de flexibiliteit van een auto en een hogesnelheids-trein. Deze elektrische autobus biedt plaats aan twintig à dertig personen en rijdt buiten de steden op een betonnen geleidingsbaan. De bus kan 250 kilo-meter per uur en bestaat uit meerdere compartimenten die elk via hun eigen deur bereikbaar zijn. Het prototype is bijna af. “De Superbus is waanzinnig! Dat is echt wat ik noem een megaknal-ler.”

Page 51: Mag omdat het moet

“Kennis en innovatie worden

helemaal niet gestimuleerd in

Nederland. Dat is heel jammer.

Het aanvragen van subsidie voor

onderwijs en onderzoek is veel te

ingewikkeld gemaakt. Daarbij is

de waardering voor vernieuwing

niet groot, want er heerst eerder

angst voor vernieuwing, risico’s

worden gezien als slecht. Maar

iemand die vernieuwend bezig

is zoekt juist die risico’s op, daar

zit het spannende.” Dat innova-

tie niet wordt toegejuicht wordt

ook duidelijk als we Ockels’ idee

over vliegerenergie als voorbeeld

nemen. Ockels bedacht dit idee al

meer dan tien jaar geleden, maar

hij kreeg van het ministerie van

economische zaken geen subsidie.

Jaren later werd er in Duitsland

eenzelfde idee ontwikkeld, en toen

werd het idee serieuzer genomen.

Rotterdam kwam toen met een

miljoen euro over de brug.

“Ja, daar raak je soms wel een

beetje gefrustreerd van. De

laatste jaren ga ik me steeds meer

ergeren. In Nederland heerst een

zieke mentaliteit, en dat heeft

alles te maken met de insteek dat

je het eigenlijk niet weet, maar

er wel over mee wilt praten. Dat

gebeurt vooral in de politiek,

waardoor er dus een groot deel van

ons belastinggeld verkeerd wordt

uitgegeven. Ik kan er niet meer zo

goed tegen. Dat heeft misschien te

maken met die handelsmentaliteit.

Je hoeft niet eerlijk, oprecht of

verantwoord te zijn, als het maar

winst maakt.

Net als dat polderen. Dat is

prachtig voor sociale vraagstukken,

maar voor technische vraagstuk-

ken over duurzaamheid moet je

gewoon experts in huis hebben.

In de medische wetenschap doe je

ook alleen maar iets als je daarvoor

bewijs hebt. Hier hebben we een

doelstelling, dan een regel, en dan

gebeurt er wat, maar of het werkt!?

Dat doet er niet toe. En dat is niet

goed. We moeten evidence-based

gaan regeren. Want als we alleen

maar aan het polderen zijn en

iedereen mag zijn mening uiten,

dan komen we in een hele vlakke

maatschappij terecht. In zo’n maat-

schappij wordt het moeilijk een

zeker recht van spreken op te eisen

omdat jij het weet, omdat de ander

niet kan beoordelen of jij het weet

want die heeft weer geen kennis.

Ik heb geen respect voor onze re-

gering. Als je ziet hoe die mensen

zich uiten als ze het over duur-

zaamheid hebben, dan denk ik:

jongens waar haal je dat toch van-

daan? Waarom beweert voormalig

minister van onderwijs, cultuur en

wetenschap Maria van der Hoeven

(op moment van schrijven demis-

sionair minister van economische

zaken, red.) dat we kolencentrales

nodig hebben voor elektrisch

rijden, terwijl er rapporten zijn die

aangeven dat die niet nodig zijn?

Ze praat gewoon een lobbygroep

na. Er is wel kennis, maar er wordt

niet gestudeerd. Politici besteden

het gewoon uit aan een consultant

en kunnen dus ook geen verant-

woordelijkheid nemen. En zo wor-

den we een kennisloos land terwijl

we een kennisland wilden zijn.”

We hebben een leider nodig

Ockels zit ondertussen niet stil.

Al bijna twintig jaar is hij hoog-

leraar aan de Technische Uni-

versiteit Delft en in die tijd heeft

hij meerdere projecten bedacht

en uitgewerkt. Zo heeft Ockels

studenten geholpen de zonne-auto

Nuna te bouwen, en binnenkort

wordt de laatste hand gelegd aan

het zero-emission zeilschip de

Ecolution (zie kader voor toelich-

ting). “Ik denk regelmatig: wat is

dat een mooi project! Geweldig

interessant om op je eigen boot

onderzoek te doen en colleges te

geven. Dan plaats ik die filmpjes

weer op YouTube en zo wordt zo’n

schip een verhaal. En van het ene

verhaal komt het andere verhaal

en kun je je leven verrijken met

de dingen die op je pad komen.

Maar die dingen komen dus op je

pad omdat je ook op die manier

bezig bent. Dat klinkt een beetje

taoïstisch misschien,” lacht Ockels,

“maar het is in de praktijk wel zo.”

Naast de Ecolution is Ockels al

een tijd bezig met de zogenaamde

Superbus, een elektrische autobus.

“Het concept van de Superbus

is zo voor de hand liggend dat ik

denk: waarom is het er nog niet?

Page 52: Mag omdat het moet

Je hoeft niet eerlijk, oprecht of verantwoord te zijn als je maar winst maakt

Ik heb er nooit een studie van

gemaakt, maar iets groots als het

openbaar vervoer, waar veel van

elkaar afhankelijk is, heeft een

hele sterke drager nodig. Daar-

voor is iemand nodig die zegt: wij

gaan dat doen en dat gaan we zo

financieren. Zoals John F. Ken-

nedy er toentertijd voor zorgde dat

Amerika naar de maan ging. Dat is

zo on-Nederlands, dat kennen wij

niet. Wij kunnen alleen maar en-

thousiast worden van buitenlandse

ideeën. We hebben een leider no-

dig als we onze achterstand willen

inhalen. Iemand die de echtheid

weer naar boven haalt. We hebben

in Nederland een hele intelligente

bevolking, dat is aangetoond, maar

waarom besteden we dan geen

aandacht aan het onderwijs en zijn

de leraren niet de belangrijkste

mensen in onze maatschappij? We

moeten meer gaan werken met

competities, bijvoorbeeld alle be-

drijven die zonnepanelen bouwen

uitdagen met een groot tv-pro-

gramma en 100.000 euro prijsgeld

van de regering voor wie de beste

en goedkoopste panelen bouwt.

Daar profiteren we van want het

wordt voor iedereen bereikbaar,

iedereen ziet het.

Het is ook belangrijk dat de jeugd

meer geld krijgt om dingen te

doen. Er bestaat ontzettend veel

wil. Ik heb daarom een voorstel

gedaan om tien procent van het

innovatiegeld naar de jeugd te

laten gaan, want we hebben het

toch over de toekomst? En de

jeugd ís de toekomst. Maar ik werd

door politici neergezet als een

sinterklaas die geld wilde strooien

over de jeugd. Nee, zei ik, ik ben

iemand die water geeft aan alle

zaadjes. Waar ben je mee bezig als

je in een rijk land als Nederland

denkt: ben ik wel goed bezig als je

geld geeft aan de jeugd? Iedereen

die een klein beetje nadenkt kan

hooguit zeggen dat die tien pro-

cent te weinig is, niet teveel.

Lokaal, regionaal en bij bedrijven

wordt er gelukkig ontzettend veel

gedaan aan duurzaamheid. Want

duurzaamheid leeft wel, er is veel

pit in Nederland, er zijn heel veel

mensen die heel veel doen. De

provincie Friesland is bijvoorbeeld

lekker aan de weg aan het tim-

meren, daar mankeert niets aan.

Wat er mankeert is dat de regering

het maar niet voor elkaar krijgt

om bestaande belangen en lob-

bies opzij te schuiven en met een

strakke strategie naar de toekomst

te gaan. Daarvoor hebben ze steun

nodig en dat kan maar van één

kant komen volgens mij: van de

burgers.”

En om die burgers te bereiken

heeft Ockels een beweging

opgericht die eist dat Nederland

in 2050 honderd procent schoon

is. “Ik geloof dat de mens wakker

gemaakt moet worden om door

te krijgen dat je recht hebt op een

schone toekomst, dat het een bur-

gerrecht is, zeker in zo’n welvarend

land als Nederland. De mensen

zijn zich wel bewust van het recht

op vrije meningsuiting en van het

recht op onderwijs, maar niet van

het recht op een duurzame toe-

komst. Iedereen wil het wel, maar

dat vertaalt zich nog niet in dat we

het eisen van de democratie. Ik

hoopte op één miljoen leden op 8

maart 2010 zodat ik daarmee naar

de regering kon stappen, maar er

hebben zich niet genoeg mensen

aangemeld.

Men vindt het te lastig. Ze kijken

wel op de site maar melden zich

niet aan. Ik ga nu naar andere

wegen zoeken om dezelfde bood-

schap te vertellen.

Ja, ik wil het ook!

In Nederland zijn we zo ver

weggeraakt van het gevoel van

democratie. Ik reis elke dag met

de trein en dan praat ik vaak met

mensen over de problematiek

en vraag ik hen of ze denken dat

ze daar wat aan kunnen doen.

Nou nee, dan moet je op partijen

Page 53: Mag omdat het moet

stemmen, hoor je dan, is er iets

anders? Misschien werkt het niet

meer, die partijen. Zeker niet ten

aanzien van duurzame ontwik-

keling, want die partijen zitten

tegen elkaar in te harken. Terwijl

de problematiek algemeen is en

niets te maken heeft met links of

rechts, of wel of niet religieus. Het

gevoel van democratie is weg. Ik

zou dolgraag een beetje van dat

gevoel terug zien. Zeker met de

huidige communicatiemiddelen

is het zo gemakkelijk. Morgen kan

iedereen zeggen: ja, ik wil het ook!

En als mensen dat zeggen heeft de

regering een opdracht. Maar ook

een kracht, want dan heb je het

ergens over, Nederland wil echt

dat we dit doen.”

Door deze uitspraken ontstaat

vanzelf de vraag of Ockels niet

zelf de politiek in wil. “Ik heb er

wel over nagedacht, maar ik ben

er bang voor. Ik ken veel politici

nog van voor ze de politiek in

gingen, en pff, je wordt gemangeld

in die wereld. Ik vraag me dan af

wanneer ik meer kan bereiken. En

misschien is dat wel op de manier

waarop ik mijn eigen ik ben met

mijn ideeën. Ik kan mensen

begeisteren als leider, maar heb

waarschijnlijk niet de bestuurlijk

eigenschappen die nodig zijn. Ik

ben geen Obama.”

Je hoeft niet eerlijk, oprecht of verantwoord te zijn als je maar winst maakt

Page 54: Mag omdat het moet

van geen zingeving

Page 55: Mag omdat het moet

van geen zingeving

Leven met het

Page 56: Mag omdat het moet

Bij Thailand denk je niet meteen aan vluchtelingen. Eerder aan jungletochten, prachtige eilanden, blauwe zee en snorkelen totdat je trek hebt in spicy food and cold beer. Maar in het westen van Thailand, aan de grens met Birma, zie je als je goed zoekt al snel verschillende grote vluchtelingenkampen, tjokvol mensen uit Birma. Bezaaid met huisjes van bamboe die elkaar net niet raken en vergeven van een gif

dat mensen leeg maakt: het onbreken van zingeving.

Een dag in het kamp Ma Lae is als een hele koude douche; je wordt lichamelijk te snel wakker terwijl je geestelijk nog niet aanwezig bent. Er lopen 40.000 Birmezen rond, maar ze zijn er met hun gedachten niet bij. Die zijn elders, bij hun thuisland, bij de wreedheden die

ze hebben gezien, bij het verlies van geliefden. Het helpen van deze mensen is moeilijk omdat ze getraumatiseerd zijn, heimwee hebben naar huis en haard, vrij willen zijn, een leven willen hebben waarin nut, blijdschap en perspectief aanwezig zijn en dat op dit moment niet blijvend verholpen kan worden. De Birmeze junta (sinds de jaren zestig al in het zadel) zit niet te wachten op al die minderheden die meer onafhankelijkheid willen. Dus worden er grootschalige militaire campagnes uit de kast gehaald, gecombineerd met een wreedheid die het bloed doet stollen. Inwoners van dorpjes worden verjaagd en gedwongen om door hun eigen landerijen te lopen of rennen. Daarin krioelt het van de landmijnen. Alle kampen kennen dan ook een werkplaats voor het vervangen en repareren van kunstarmen, kunstbenen en kunstvoeten. Alles voor een gekunsteld bestaan. Dat geldt ook voor de kinderen en jongeren die zijn geboren in de kampen. Ver weg van het dorp van hun ouders, moeten zij het doen met de glorieuze droom van verzet, en hopen op een regering ergens in deze wereld die hen een verblijfsvergunning wil bieden. Amerika pikt alle intelligente mensen eruit,

dus als je dom bent heb je echt een probleem. Als je dat al niet had. Want elke dag bedenken wat je met je leven moet doen en daarop geen echt antwoord weten is slecht voor je geest. Dus gaan de vluchtelingen maar massaal onderwijs volgen: beroepstrainingen en landbouwklasjes. Maar als je al jaren en jaren in een kamp zit ben je òf heel geleerd òf heel moe. En wat moet je met een IQ van boven het gemiddelde wanneer je niet kunt excelleren? Wanneer je niet in vrijheid kunt gaan en staan waar je wilt? Wanneer de wereld niet verder komt dan sancties, in Irak en Afghanistan wel dictaturen wil omgooien, maar Birma ongemoeid laat qua militaire interventie?Nu is het Westen sowieso geestelijk en daadkrachtig gehandicapt als het gaat om dictaturen, genocide en het verstaan van de schreeuw van mensen. Mensen die schijnbaar die vraag om hulp niet samen met olie en andere grondstoffen weten mee te brengen. Dus is de situatie van de Birmeze vluchtelingen een status quo die henzelf het meeste treft. Want de wereld draait wel door.

Meer informatie: www.burmacentrum.nl

Page 57: Mag omdat het moet
Page 58: Mag omdat het moet

Bond tegen het vloeken

Focus op (groen) verzenden | www.euromail.nl

Advertentie

Onze verpakkingsfolie.

PROFITVOOR

NON PROFITpersoonlijke aandacht in media-advies

www.svbmedia.nl

Page 59: Mag omdat het moet

Wij behoren tot de eerste generatie die op een

indringende manier ervaart dat wij als wereldbe-

volking een gezamenlijk lot delen. In het Westen

en in Nederland beseffen wij meer en meer dat ons

individueel en collectief (consumptie)gedrag een

grote, mogelijk zelfs desastreuze invloed heeft op het

welzijn van de aarde en de bewoners ervan.

Maar dat lijkt nu nog vooral anderen aan te gaan

die ver weg wonen. En het raakt weliswaar bij tijd

en wijle ons hart en onze portemonnee, maar het

krenkt ons rechtvaardigheidsgevoel niet. We worden

ook niet in ons diepste mens-zijn geraakt. Hoe komt

dat? Gebrek aan kennis? Ik geloof er niets van. Het

verhaal is simpel en al eeuwenoud: de ene mens telt,

het andere niet. Some people are more equal than

others. Alle (internationale) solidariteit en naas-

tenliefde ten spijt: het evolutionaire proces lijkt de

gang te bepalen. The survival of the fittest. Of is the

survival of the lucky een betere benaming?

In de laatste decennia heeft dat in de westerse cul-

tuur bizarre vormen aangenomen. Was er eerst nog

het algemeen belang van de groep waartoe je be-

hoorde, nu gaat het in de kern om het belang van het

individu. Het leven is een project, een instrument

voor eigen geluk en gelijk. En dat dient beschermd

te worden. Tegen elke prijs. Zowel macro, maar dat

staat nog maar al te vaak voor ‘ver weg’, als micro:

als consument gaan voor de trends en de koopjes

op allerlei terreinen, dondersgoed wetend dat de

verborgen kosten moeten worden betaald door

mensen elders, zonder macht en invloed. De bonus-

en graaicultuur is niet begonnen op Wall Street,

maar in Main Street. In onze eigen straat. In ons

eigen huis. In ons eigen hart. Maar inmiddels weten

ons hoofd en hart dat dit consumptiegedrag ook

ons leven zal treffen, en dat van onze kinderen, de

volgende generaties. De voedselcrisis, de watercrisis,

de grondstoffencrisis, de klimaatcrisis en de financi-

ele crisis geven aan dat een aantal seinen op rood is

gesprongen langs onze hoge snelheidslijn.

Als christelijk wereldburger heeft bij mij niet

wanhoop maar hoop het laatste woord. Hoop is niet

maakbaar, je ontvangt het. Net als liefde. Naar mijn

overtuiging gaan hoop en liefde altijd samen met

de wil en de verantwoordelijkheid de ander recht te

doen. En daarvoor de prijs te betalen. Daarbij gaat

het niet in de eerste plaats om geld, maar om integri-

teit. Ben je uit één stuk en waar ga je dan voor?

Recht doen zijn woorden waaruit Bijbelse integriteit

spreekt. De toets daarbij is in hoeverre je recht doet

aan mensen die niet in tel zijn, die je eigenlijk alleen

maar wat lijken te kosten. Tegenover the survival of

the fittest zegt het Bijbelboek Spreuken dat God zich

juist in het bijzonder verbindt met de gemarginali-

seerden: “Wie een verschoppeling onderdrukt, bele-

digt zijn schepper, wie zich over een arme ontfermt,

eert hem.”

Kortom, met je houding ten opzichte van kwetsbaren

vloek je of eer je de schepper. ‘Kom op!’ zou ik tegen

een ieder willen zeggen, maar in het bijzonder tegen

christenen. Stop met vloeken op macro- en microni-

veau. Sluit wereldwijd een bond tegen het vloeken.

Doe recht, wees trouw, want dat zijn wegen waarop

God wandelt.

Bond tegen het vloeken

Mar

nix

Nie

mei

jer,

dir

ecte

ur T

ear.

Page 60: Mag omdat het moet

dit is voor hen die in onze wereld onzichtbaar worden gemaakt

Page 61: Mag omdat het moet

dit is voor hen die in onze wereld onzichtbaar worden gemaakt

Page 62: Mag omdat het moet

Help de donateur praat

terug, wat nu?

Page 63: Mag omdat het moet

Traditiegetrouw ligt er bij veel goede doelen een grote

focus op het werven van nieuwe donateurs. Nieuwe

donateurs worden vaak gezien als het instrument om

meer inkomsten te realiseren. Is de nieuwe donateur

eenmaal ‘binnen’, dan verdwijnt deze vaak uit het

zicht van het goede doel. Op een paar standaard

mailings per jaar na, lijkt de interesse om te bouwen

aan een (h)echte relatie met de gever ver te zoeken.

Relaties worden onderhouden op basis van eenrich-

tingsverkeer en dat resulteert op de lange termijn in

afstandelijke, niet betrokken relaties of relaties die te

vroeg eindigen. En dat is jammer, want het werven

van een nieuwe donateur kost vele malen meer dan

het behouden van een bestaande relatie. Bovendien

levert een trouwe donateur op de lange termijn altijd

meer op, in geld of andere vormen van betrokken-

heid. Daarnaast zijn het vaak de loyale donateurs

die hun goede doel onder de aandacht brengen bij

vrienden en bekenden en daarmee hun goede doel

ingangen bieden bij nieuwe doelgroepen. Genoeg

redenen, zou je zeggen, om ook te investeren in het

onderhouden van de relatie.

Authenticiteit Volgens Edwin Venema, hoofdredacteur van FM,

tijdschrift voor filantropie en bestuur, en program-

mamanager van het Civil Society Congres voor

fondsenwervers, is de randvoorwaarde voor loyale

donateurs een authentieke organisatie. “Door de

crisis zijn we klaar met inhoudsloze massaconsump-

tie, communicatie waar je niet om gevraagd hebt.

Er is een brede maatschappelijke behoefte ontstaan

aan een terugkeer naar duurzame, oprechte en pure

dingen in het leven.” Volgens Venema moeten veel

goede doelen hun authenticiteit weer herontdek-

ken. “Een goed merk heeft een authentiek verhaal te

vertellen, een oprecht verhaal dat mensen aanspreekt

omdat ze in het verhaal iets van zichzelf herkennen of

omdat ze iets bewonderen of denken: ‘dat is goed’. Bij

veel goede doelen is authenticiteit vaak overwoekerd

door kenmerken die ze hebben overgenomen van

bedrijven en de overheid. Dan kun je denken aan de

eigenschappen groot, ambtelijk en log. Dat zie je ook

terug in de fondsenwerving. Goede doelen gebruiken

vaak instrumenten die ook door bedrijven worden

gebruikt, zoals telemarketing.” Volgens Venema heeft

dat een negatief effect op de relatie tussen goede

doelen en het publiek. “Mensen willen geen goed

doel steunen dat te veel op een bedrijf of de overheid

‘Loyale donateurs bestaan niet meer.’ Tegenwoordig zul je bijna geen fondsenwerver meer tegenkomen die deze uit-spraak niet in de mond neemt. Ook als we de vakmedia moeten geloven behoren loyale donateurs tot een uitstervend ras. Wat gaat er mis? Slagen goede doelen er niet meer in om hun gevers aan zich te binden of zijn de donateurs van deze tijd echt zo wispelturig? De ontwikkelingen vormen aanlei-ding voor goede doelen om hun relatie met gevers eens goed onder het licht te houden. Het moet en kan anders, maar dat stelt goede doelen wel voor nieuwe uitdagingen. Vier profes-sionals en hun visie op donateursloyaliteit.

Page 64: Mag omdat het moet

lijkt. Goede doelen die zich in zo’n positie gemanoeu-

vreerd hebben, hebben een groot probleem, want het

publiek wil zich herkennen in een burgerinitiatief.”

Venema is ervan overtuigd dat een betere balans tus-

sen professionaliteit en passie bij goede doelen leidt

tot loyalere donateurs. “Dat is de grootste uitdaging

voor goede doelen. Aan beide kanten is veel werk te

verzetten. Sommige organisaties moeten hun passies

van vroeger weer herontdekken, anderen moeten juist

op het gebied van professionaliteit enorme sprongen

maken.” In het opbouwen van een goede relatie met

de donateur vindt Venema het essentieel dat organisa-

ties steeds weer hun toegevoegde waarde laten zien.

Venema: “Ik vind dat een maatschappelijke organisa-

tie, en dat is een goed doel, maatschappelijke winst

moet maken. Als je alleen maar als een tussenstation

fungeert zonder dat je iets toevoegt aan de keten dan

doe je iets niet goed. Die maatschappelijke waarde

moet je elke keer heel scherp definiëren en bewaken.

Als je daarin namelijk een scherp en goed profiel

hebt, kun je ook je donateurs op langere termijn

borgen. Dat is heel belangrijk. Op het moment dat je

niet meer goed kunt uitleggen wat het verschil is of je

er nu wel of niet was, als je daar geen draagvlak voor

kunt creëren, dan werkt de markt ook heel simpel en

verdwijn je vanzelf.”

KloofVenema ziet naast het gebrek aan authenticiteit bij

goede doelen nog een factor die goede doelen kan

belemmeren in het opbouwen van een goede relatie

met hun donateurs: de kloof tussen goede doelen en

het publiek. “Het publiek verwacht van goede doelen

dat ze nog steeds opereren als vrijwilligersorganisatie.

De discussie van een aantal jaar geleden over het

salaris van de directeur van de Hartstichting vind ik

Renée Steenbergen: adviseur, onderzoeker en publicist op het gebied van Mecenaat en major donors in de kunsten

“In het bouwen aan een goede relatie met grotere gevers is dankzegging de alfa en de omega en dat kan in allerlei vormen. Het is wel belangrijk om dankzegging zo symbolisch mogelijk te houden en zo min mogelijk materiële tegenprestaties te beloven. De enige oplossing daarvoor is persoonlijke aandacht, met daarbij als stelregel ‘hoe meer je geeft, des te persoonlijker de aandacht’. Het is een vreemde aanname dat mensen niet bedankt zouden willen worden. Als je iets krijgt, zeg je netjes dan-kuwel en als iemand afzegt dan zeg je ook ‘bedankt voor uw bijdrage’. Dat zijn gewoon beleefdheids-vormen! Soms lijkt het wel alsof er bij goede doelen een angst is om persoonlijk contact te hebben met de gever. Behalve goede omgangsvormen is het in de relatie met gevers ook belangrijk dat je ze kent. Ik moet wel eens tegen mensen zeggen: een gever is niet de prins op het witte paard die toevallig met een zak geld voorbij komt rijden. Het is meestal iemand die je al kent, maar die je nog niet als zodanig hebt geïdentificeerd en aan wie nog niet op het juiste moment, door de juiste persoon of op het juiste niveau - qua bedrag - de geefvraag is gesteld. Hij is misschien vriend, terwijl hij ook major donor kan zijn. Zoiets weten vereist netwerkonderzoek. Iemand die daarbij voor jouw organisatie een soort am-bassadeursrol wil vervullen is van net zo groot belang als gevers zelf. Zeker als kleine organisatie heb je dat hard nodig, want je kunt het niet allemaal zelf.” www.ReneeSteenbergen.com

Goede doelen moeten in de hoofden van donateurs op de bekende pijndossiers vooruitgang boeken

Page 65: Mag omdat het moet

Goede doelen moeten in de hoofden van donateurs op de bekende pijndossiers vooruitgang boeken

daarin heel kenmerkend. Ik denk dat toen pas duide-

lijk werd dat goede doelen soms hoge kosten moeten

maken om de kwaliteit van de organisatie in stand te

houden.” Venema vindt dat goede doelen beter hun

best moeten doen om deze kloof te dichten. Dat zorgt

uiteindelijk ook voor loyalere, meer betrokken dona-

teurs. “Ik ben groot voorstander van een sectorbrede

voorlichtingscampagne. Goede doelen moeten in de

hoofden van donateurs op de bekende pijndossiers

vooruitgang boeken. De strijkstok, salarissen, verspil-

ling, onderlinge concurrentie. Je hoort veel van dit

soort verhalen op feestjes omdat men vindt: dat hoort

niet met mijn geld. En daar hebben goede doelen

gewoon een goed antwoord op te formuleren.”

IllusieDe snel veranderende samenleving dwingt goede

doelen anders te kijken naar hun relatie met hun

gevers. “De donateur van deze tijd heeft andere

behoeftes, de loyale donateur is een uitstervend ras

geworden. Daar komt bij dat er veel veranderd is op

het gebied van communicatie door de opkomst van

web 2.0. Met de flexibiliteit en dynamiek die nu in

onze samenleving zit, hebben de goede doelen ook

te maken,” aldus Venema. “Het verbaast me dat veel

organisaties daar niet goed op zijn ingericht. Veel

goede doelen denken nog steeds ongelofelijk 1.0 over

hun taak in deze wereld. Als het er op aan komt,

weten ze eigenlijk niet wat ze terug moeten zeggen

tegen hun donateurs.” Venema wil het heersende

beeld over het groeiend aantal kritische donateurs

overigens wel nuanceren. “Ik denk dat een overgrote

meerderheid van donateurs nog steeds in de ‘trust

me-fase’ zit. Voor hen is het voldoende om een goed

gevoel te hebben bij hun gift. Verder willen ze er

niet teveel mee lastig worden gevallen. Volgens mij

is de kritische groep niet veel groter geworden, maar

wel veel manifester en luidruchtiger. De huidige mo-

gelijkheden op het internet bieden daar natuurlijk

alle mogelijkheden voor. De donateur kan op een

2.0 manier heel erg actief zijn in allerlei netwerken,

en informatie ophalen en uitwisselen.”

Die ontwikkeling is volgens Venema van grote

invloed op de relatie met de donateur: “De illusie van

totale regie over de relatie met je donateur zul je prin-

Hans Kramer: communicatiemanager bij Dunck Loyalty Marketing en eind-redacteur van kennisplatform Loyalty Facts

“Spontane loyaliteit komt bijna niet voor. Wil je echt loyale relaties hebben, dan moet je daar hard voor werken. Een goed loyalityprogramma voldoet voor ons aan tenminste drie voorwaarden: het programma is oprecht, passend bij je merk en product en substantieel, het voegt wat toe. Bij passend moet je denken aan: ‘is het logisch dat deze organisatie mij dit aanbiedt?’ Voor goede doelen zit het verkrijgen van loyaliteit niet in het weggeven van cadeautjes, eerder in programma’s waarmee je emotionele betrokkenheid creëert via bij-voorbeeld een community of club. We hebben onlangs zoiets ontwikkeld voor NRC Media. Veel abonnees hou-den van het goede leven en zijn lid van een wijnclub. Als een soort exclusiviteit voor deze abonnees stelt NRC nu informatie aan hun beschikbaar over goede wijnen. Zoiets zal door deze ontvangers als substantieel worden ervaren, ze hebben er echt iets aan. Veel marketeers bepalen of iets passend of substantieel is op basis van hun eigen ge-voel, maar meestal is dat geen goede graadmeter. Het valt ons op dat veel organisaties hun klanten nauwelijks kennen en al hun klanten hetzelfde behandelen. Maar veel klanten willen gediscrimineerd worden, zeker als zij in het topsegment zitten. Ik geloof niet dat dit voor gevers anders ligt. Organisaties kunnen, naast het geven van erkenning, ook investeren in relaties door meer te luisteren naar hun klanten. Bij-voorbeeld via Twitter en de sociale netwerken. Wat wordt er over je organisatie gezegd en hoe reageer je daarop? Ook dat is investeren in een relatie. Zie bedreigingen daarbij ook als een mogelijkheid om te werken aan loyali-teit, draai een negatieve ervaring om. Bijvoorbeeld als je klachten ontvangt over het salaris van de directeur. Rea-geer niet met een standaardreactie per brief, maar laat de directeur bijvoorbeeld zelf bellen. Laat hem zijn kant van het verhaal uitleggen en ga het gesprek aan. Daar win je harten mee.”

Page 66: Mag omdat het moet

cipieel moeten opgeven. De ontvangers zijn door de

nieuwe werking van het internet beslissers geworden,

dat is een omkering van de macht. Je kunt je daar

tegen verzetten en proberen om op een ouderwetse

manier die regie toch weer terug te pakken, maar dat

gaat je niet lukken. Je kunt beter zeggen ‘we accepte-

ren dat er een nieuwe realiteit is ontstaan en daarbin-

nen proberen we als organisatie overeind te blijven’.

Breng in kaart: hoe kunnen wij van mensen in ons

netwerk ambassadeurs maken? Hoe kunnen we onze

invloed doen gelden in die netwerken? En hoe kun-

nen we in die netwerken medespeler worden in plaats

van regisseur. Dat laatste is echt een verloren strijd.”

DNADe donateur is veranderd en daarmee de relatie en

de wijze waarop een donateur betrokken wil zijn bij

een goed doel. Dat plaatst goede doelen voor nieuwe

uitdagingen, stelt Venema. “Gelukkig is het niet meer

zo dat als een donateur een organisatie belt omdat

hij iets wil doen de standaard reactie is ‘maak maar

geld over’. Je ziet steeds meer dat goede doelen op

zoek gaan naar manieren om deze mensen een plek

te geven in de organisatie of verder te helpen. Maar

wil je als organisatie de betrokkenheid van mensen

stimuleren, dan vraagt dat wel een wezenlijke andere

instelling dan een aantal jaar geleden. Het betekent

dat je als goed doel niet alleen om geld vraagt maar

mensen ook op andere niveaus betrekt. Dat heeft

gevolgen voor de manier waarop je je organisatie

opbouwt en het vraagt ook een andere organisatiecul-

tuur; een openheid om oprecht in dialoog te gaan en

niet te vervallen in een soort van kunstmatig beleefd

antwoorden. De vraag is: ben je echt bereid je anders

op te stellen, zit het in je DNA? Je moet het niet

alleen voor een mooie buitenkant doen. Bij veel orga-

nisaties zie je nog steeds reacties als ‘help de donateur

praat terug, wat nu?’. Het moet wel oprecht je intentie

zijn om op een andere manier aan draagvlak voor je

doelen te werken.”

Ilja de Coster: adviseur Fondsenwerving EthiCom en redacteur van vakblad Fondsenwerving

“Fondsenwervers praten nauwelijks met hun gevers. Veel organisaties denken dat ze hun fondsenwerving goed geregeld hebben door enkel en alleen iemand achter de computer te zetten die alles aanstuurt zonder dat ze daarbij persoonlijk contact hebben met gevers. Organisaties die zo denken hebben een probleem. Fondsenwerving is tijdsintensief, je moet je daarin geen illusies maken. Het gaat over mensen en het gaat over relaties. Echt luisteren naar en in gesprek gaan met de schenkers doen we amper. Dat heeft consequenties voor de trouw van je donateur en de mate waarin zij zich herkennen in je organisatie. Het verklaart deels ook de opkomst en het succes van de particuliere initiatieven: daar zie je veel meer dat persoonlijke tussen de vrager en de gever en blijkt dat mensen dat echt wel waarderen. Ik ben er van overtuigd dat het bouwen aan een goede relatie met je gevers niet kan zon-der het kwalitatief inschakelen van vrijwilligers. Wat je bij veel organisaties ziet is dat vrijwilligers vaak alleen maar goed zijn voor het plakken van postzegels, maar ik geloof dat het tijd wordt om die angst te overwinnen. Ook bestuurders spelen een belangrijke rol. Ik adviseer bestuurders van organisaties altijd om wekelijks vijf gevers te bellen, gewoon om hen te bedanken voor hun betrokkenheid. Dat is misschien een uurtje werk, maar het verbetert de kwaliteit van de relatie enorm. Vaak loop ik met dit advies tegen de mentaliteit aan van bestuurders en organisaties. Die zeggen ‘dat is toch niet onze taak’ of ‘mensen worden niet graag gebeld’, en meer van dat soort vooroordelen.

Fondsenwervers hebben vaak hun budget voor werven scherp gedefinieerd, maar wat mag het behoud van een donateur kosten? Er wordt gezegd dat je van donateurbehoud moeilijk kunt voorspellen wat het oplevert. Daar ben ik het niet mee eens. Wat dat betreft zit er niet zoveel verschil tussen werving en behoud. Het is vooral experimenteren, acties naast elkaar testen, leren en veel met gevers praten: hoe ervaren zij het contact? Na twee jaar testen en contacten onderhouden met je gevers kun je dan echt wel een goed programma opzetten en inschatten wat je investering je oplevert.”

Page 67: Mag omdat het moet

de juiste ringtone

Advertentie

downloadable via www.christal.nl/ringtone

Page 68: Mag omdat het moet

17 april 2010

Page 69: Mag omdat het moet

Aan de muren van een oude kerk en een school in

het Ugandese dorpje Nakyenyi hingen op 17 april

2010 negentien grote foto’s van mensen uit dit dorp.

Organisatoren van deze expositie waren Frivista en

de Ugandese organisatie Lwengo Rural Development

and Support Organisation. Zo’n 1.500 mensen uit het

district Lwengo zagen de foto’s en kregen gratis te eten,

terwijl scholen en vrouwengroepen zongen, dansten,

kortom: zorgden voor een feestelijke stemming.

De foto’s zijn in oktober 2009 gemaakt door Folkert

Rinkema (zie foto). De geportretteerde mensen kregen

tijdens de opening van de expositie een ereplaats en

mochten als eerste de foto’s bekijken. Dit zorgde voor

verschillende emoties: sommigen lachten, anderen

huilden en vaker nog waren mensen stil. Stil, om naar

de foto’s kijken. Ja, het was een speciale dag, die 17e

april. Niet alleen omdat de foto’s op dezelfde dag ook

op het station in Amersfoort te zien waren, maar ook

omdat Frivista daarmee haar eerste stap zette om actief

aan de slag te gaan in Uganda. Missie: het opzetten van

een creatief ontmoetingscentrum in de stad Masaka,

samen met de organisatie Be More. Duurzaamheid,

uitwisseling van kennis en ervaring en innovatie zullen

in dit centrum centraal staan. Zo worden er in het

centrum onder meer workshops gegeven over onder-

werpen die lokaal worden aangedragen en zal Be More

met een toegesneden reisaanbod zorgen voor ontmoe-

tingen tussen vakgenoten uit Nederland en uit Uganda.

Denk bijvoorbeeld aan theater, kunst, landbouw en

geneeskunde. Daarnaast wil Frivista in Uganda een

nieuwe vestiging openen: Freevista Uganda, een

commercieel creatief communicatiebureau mét een

opleidingstak. Verschillende creatieve modules worden

nu op maat ontwikkeld voor groepen en organisaties in

Uganda. De winst uit Freevista Uganda wil Frivista in-

zetten voor het ondersteunen van onder andere lokale

organisaties die ouderen, HIV-patiënten en straatkinde-

ren helpen.

Meer informatie: www.exposeervooruganda.nl, www.frivista.com

17 april 2010

Page 70: Mag omdat het moet
Page 71: Mag omdat het moet

Als je de vertrouwde roze 75

grams-reep van Verkade uit het

supermarktschap trekt, hoef je

je niet meer schuldig te voelen.

In elk geval niet over oneerlijke

handel. Chocoladefabrikant

Verkade stapte in 2008 namelijk

als eerste A-merk over op het Max

Havelaar-keurmerk. “Verkade

chocolade is met liefde gemaakt

van fair trade-ingrediënten. Heer-

lijk omdat deze fair trade Verkade

chocolade nu nog lekkerder is.

Honderd procent eerlijk omdat de

boeren in ontwikkelingslanden

een eerlijke prijs hebben gekregen

voor hun cacao en rietsuiker,”

lees ik op de verpakking. Ik word

daar blij van. Want ik kan nu met

een gerust hart de Verkade choco-

lade eten, zoveel ik wil.

Maar waarom deed Verkade dit,

vraag ik mij af. Waarom ging juist

deze fabrikant over op de eerlijke

(en duurdere!) cacaobonen? En

waarom pas in 2008 en niet

eerder? Want de misstanden in de

cacaosector zijn al jaren bekend.

Kortom: hoe eerlijk zijn de mo-

tieven van Verkade? Een lastige

vraag vind ik dat. Aan de ene

kant wil ik alleen maar aanmoe-

digen dat een grote fabrikant als

Verkade dit risico neemt, aan de

andere kant wil ik kritisch blijven

en niet meegaan in de ‘hallelu-

jah-journalistiek’ van de meeste

kranten. Wie eerlijk pretendeert

te zijn, moet ook eerlijk zijn over

zijn motieven.

Ik besluit eens te bellen naar

Zaandam, waar de chocolade-

fabriek al sinds de start in 1886

gevestigd is. Ik wil een afspraak

maken met de directeur, maar dat

blijkt nog niet zo gemakkelijk. Di-

recteur Bart Merkus mag ik niet

rechtstreeks bellen en commu-

nicatiemedewerker Sylvia Brand

zit ‘in een meeting’. Ik word twee

dagen later teruggebeld. Een

lange discussie volgt, want een

afspraak maken of bellen blijkt

niet mogelijk. De oplage van

‘MAG, omdat het moet’ is te laag en

bovendien richt het zich niet op

dezelfde doelgroep als Verkade,

legt Brand uit. Mailen mag wel.

Uiteindelijk ga ik akkoord, ik

kan immers niet anders. Al weet

ik nu al dat mailcontact niet de

uitgebreide antwoorden op mijn

vragen zal opleveren die ik wil.

Verkade maakt eer-lijke chocolade. Als eerste A-merk heeft

het bedrijf in 2008 de grote stap gemaakt.

Internationaal zie je dezelfde beweging, want Mars en Cad-

bury hebben ook beloofd fair trade te

gaan. Maar wat zit daar nu precies ach-ter? Een idealistisch

hart of goed commer-cieel inzicht?

Eerlijke Verkade

Het commerciële alternatief

Page 72: Mag omdat het moet

De juiste boonZo. Mail opgesteld en verstuurd

en in de tussentijd ga ik maar

eens verhaal halen bij Oxfam No-

vib en Max Havelaar. Met de eer-

ste partij werkte Verkade samen

voor de kennis en de publiciteit,

de tweede verleent het keurmerk

aan de chocoladefabriek.

Via de persvoorlichter van Oxfam

Novib heb ik na een paar dagen

Gine Zwart aan de telefoon. Zij

is beleidsmedewerker bij Oxfam

Novib en deed onderzoek naar

de cacaoboeren voor Verkade.

“Wij hebben kennis en contacten

met West-Afrika in huis. Zowel

Verkade als Max Havelaar heb-

ben concurrenten en wij konden

daarin dus een neutrale rol

spelen. Daarnaast hebben we een

rol gespeeld bij de communicatie

aan het einde van het traject. Het

was voor Verkade natuurlijk ook

prettig dat wij daarbij betrokken

waren.” Aha. Dus zo liggen de

verhoudingen. Oxfam Novib was

goed voor het imago van Verkade

en ging tegelijkertijd op zoek

naar de juiste cacaobonen. Las-

tige kwestie, want waar haal je

ineens jaarlijks 1500 ton eerlijke

cacao vandaan? Uit Ghana en

Ivoorkust blijkt, want daar was er

voldoende. “Er moet natuurlijk

wel een goede balans zijn tussen

vraag en aanbod,” licht Zwart

toe. “Ons belang is uiteindelijk,

als je het terugredeneert, armoe-

debestrijding. Feit is dat je in

cacaoproducerende landen veel

armoede ziet. En dat hoeft niet

nodig te zijn,” zegt ze. En wat

is volgens Zwart het belang van

Verkade? “Bij hen zal meespelen

dat het goed is voor het imago

van Verkade om zich duurzaam

neer te zetten. Consumenten, en

wij ook, stellen vragen als: hoe

weet je of de cacao eerlijk is? En

wat je kun je eraan doen eerlijker

te produceren? Verkade geeft

met het kiezen voor dit keurmerk

antwoord op deze vragen.”

Ja, dat is zeker waar. Maar wie

wordt er nu het rijkste van? Er

valt een lange stilte als ik Zwart

deze vraag stel. “De cacaoboe-

ren worden er beter van, maar

om nu te zeggen dat ze er rijk

van worden, dat is een stap te

ver. Verkade verdient met deze

stap wel geld, en het keurmerk

verbetert bovendien de concur-

rentiepositie.”

Gine Zwart is wel blij met de

stap van Verkade: “Het heeft veel

voeten in de aarde gehad, ik vind

het dapper.” Volgens Zwart is er

sprake van een nieuwe ontwik-

keling in de cacaosector. “Je ziet

het bijvoorbeeld ook bij Cadbury

(Engeland) en Mars (Verenigde

Staten). Zij beloven fair trade te

gaan. Het zullen geen directe

volgers zijn, maar ze letten wel

op elkaar. Kijk, als er één over de

streep is, volgen er waarschijnlijk

meer.”

Verkade is stoerGoed nieuws dus. Wie weet is

over tien jaar alle chocolade

wel eerlijk. Ook eens bellen

Choc feitenEen Nederland eet zo’n vijf kilo chocolade per jaar; dat is de helft van het aantal kilo’s dat een ge-

middelde Engelsman eet. Het Nederlandse bedrijf Verkade verkoopt ieder jaar 12 miljoen repen

chocolade (dat is ongeveer 900 ton chocolade) en daarvoor importeert de chocoladefabriek onge-

veer 1500 ton cacao per jaar. De cacao in Verkade-repen komt uit Ghana en Ivoorkust, dat is voor

Verkade altijd zo geweest. Verschil is dat de cacao nu van traceerbare boerderijen komt en de boer

een eerlijke prijs krijgt voor zijn cacao. Ivoorkust is, met 43 procent van de totale cacao, het land waar

de meeste cacao vandaan komt. En het is tegelijkertijd het land waar zich de grootste wantoestan-

den voordoen. Duizenden kinderen werken er onder slechte omstandigheden op de plantages en

helaas wordt ook kindslavernij vaak in verband verbracht met de cacao.

Page 73: Mag omdat het moet

met Max Havelaar, waar ik na

veel telefoontjes en voicemails

de enthousiaste persvoorlichter

Jochum Veerman aan de telefoon

krijg. “Ik vind het heel stoer dat

Verkade duurzaam is geworden,”

zegt hij. “Wij hopen natuurlijk

dat er nog veel meer A-merken

zullen volgen en promoten dat

zelf ook bij bedrijven. Ja, we zijn

heel blij met deze stap.”

Max Havelaar is bij uitstek een

organisatie die inzicht heeft in de

cacaoleveranciers. Is hij niet bang

dat er straks onvoldoende cacao

is als iedereen fair trade gaat?

“Nee, want het kan. Er is genoeg

cacao.” En dan die ene vraag

die al lange tijd op mijn lippen

brandt: heeft Verkade deze stap

alleen gezet vanuit commercieel

oogpunt? “Het is een combinatie

van imagoversterking, duurzaam

ondernemen en een commercië-

le, slimme zet die goed is voor de 

cacaosector in het algemeen.

Verkade doet deze investering

niet alleen omdat het hip is.”

Oxfam Novib gesproken en

ook de kant van Max Havelaar

gehoord. Nu graag die van Bart

Merkus. Want de Verkade-direc-

teur heeft na twee weken terug-

gemaild. Met een zeer vriendelijk

mailtje waarin hij alle vragen

beantwoordt. Maar inhoudelijk

geven ze me weinig bevrediging.

Hij gaat vooral in op wat Verkade

allemaal al deed voor een betere

wereld, het drinken van eerlijke

koffie op kantoor bijvoorbeeld.

Maar het motief om deze stap

te zetten vertelt hij me niet, net

zoals hij niets loslaat over de

keuze voor het jaar 2008 en niet

al eerder. Enigszins gefrustreerd

besluit ik het Verkade-verhaal

maar even te laten liggen.

Tot tien tellen Er zijn alweer twee maanden

voorbij wanneer ik mijn aanteke-

ningen voor het Verkade-verhaal

er weer eens bij pak. Ik heb lang

getwijfeld over het slagen van dit

verhaal. Maar ik ben inmiddels

weer gemotiveerd en besluit nog

maar eens te bellen met commu-

nicatiemedewerker Brand. Mis-

schien kan ik na deze radiostilte

toch nog even langskomen of

bellen.

Vier telefoontjes en twee weken

later zegt Brand dat ik alsnog

vijftien minuten met hem mag

bellen. We plannen een afspraak

en ik heb mijn pen al in de hand

om zijn telefoonnummer te

noteren, wanneer ze zegt dat het

wel de bedoeling is dat hij mij

belt. Meneer Merkus is nogal

druk namelijk. Tot tien tellen,

dank je wel zeggen, en wachten

tot hij belt. Ja, dat is het enige wat

er in zit.

Hij belt. Exact op de afgesproken tijd en

ik krijg een goed gehumeurde, beleefde

heer aan de lijn.

Internationale chocolade

Het Initiatief Duurzame Handel

(IDH) wil wereldwijd zorgen voor

eerlijke chocolade. Onder andere

Oxfam Novib, Utz Certified (ook

een keurmerk voor eerlijke produc-

ten, bijvoorbeeld voor Café Oké) en

Solidaridad (een organisatie voor

duurzame handel die onder andere

Max Havelaar oprichtte) hebben de

handen ineen geslagen om grote

stappen te zetten in de fair trade-

wereld. Binnen de IDH werken

bedrijven, brancheorganisaties,

vakbonden, maatschappelijke orga-

nisaties en de ministeries van ont-

wikkelingssamenwerking, economi-

sche zaken en landbouw, natuur en

voedselkwaliteit samen. Het heeft

een breed draagvlak dus. Net zoals

het inmiddels bij grote chocoladefa-

brikanten als Mars, Nestlé, Cargill,

Ecom, Heinz en Ahold draagvlak

heeft gevonden. Want die hebben

beloofd ook eerlijke chocolade te

gaan produceren.

Page 74: Mag omdat het moet

Duurzame hulp voor

Haïti?

Meneer Merkus, we hebben weinig

tijd dus laat ik direct met de deur in

huis vallen. Wat was het moment

waarop u dacht: we gaan fair trade?

“Nou, u moet weten dat we in

ons bedrijf regelmatig met elkaar

spreken over plannen voor de

toekomst. We vragen ons dan

af: waarmee kunnen we onze

consumenten blij maken? En in de

zomer van 2006 spraken we over

de plannen voor 2007 en zeiden

we: zou het niet mooi zijn als

we fair trade zouden gaan en we

eerlijke cacao in onze chocolade

kunnen verwerken? Het was voor

ons een logische vraag, want wij

zijn altijd al bezig geweest met

dit soort zaken. We willen als

bedrijf rekening houden met zowel

people, planet als profit. Daarom

drinken we hier ook alleen maar

eerlijke koffie, doen we er alles aan

om onze CO2-uitstoot te reduce-

ren en maakten we in november

bekend dat we helemaal overstap-

pen op duurzame palmolie. Maar

het is dus niet zo dat we ineens

een helder inzicht hadden, of

iets tegenkwamen waardoor we

deze keuze maakten. Het was een

logische vraag en het begin van

een reis.”

Het kostte dus twee jaar, maar in

de tussentijd was de chocolade nog

wel fout.

“Het lastigste was de smaak. We

wilden niet dat mensen de cho-

colade niet meer zouden kopen

omdat ze het niet meer lekker

vonden. De smaak is voor Verkade

altijd erg belangrijk geweest.”

En u wilt uw kinderen ook recht in

de ogen kunnen blijven kijken.

“Ja. Je wilt niet thuis komen en al-

leen maar zeggen: nou, papa heeft

weer heel veel chocoladerepen

verkocht vandaag. Want het is ook

mooi als je kunt zeggen dat papa

ook nog iets heeft gedaan voor een

eerlijke wereld.”

Maar blijft de vraag: waarom is

Verkade niet al veel en veel eerder

overgestapt op fair trade?

“Ik kan alleen maar zeggen dat wij

in 2006 de kansen reëel inschat-

ten. Het zou moeten kunnen,

dachten we toen. Want je moet je

bij dit soort zaken altijd afvragen

of het economisch haalbaar is.

Bovendien is het geen stap die je

zomaar even zet. Het enige wat wij

kunnen doen is zorgen dat zoveel

mogelijk mensen een chocolade-

reep van Verkade kopen. Dat ze

zeggen: heb jij geen chocoladelet-

ter van Verkade gekregen, want die

is eerlijk.”

En de vijftien minuten zijn om.

Directeur Merkus gaat weer

verder met het verkopen van zijn

eerlijke repen. En ik probeer mijn

conclusie te trekken. Dat vind ik

niet eenvoudig. Een commerci-

ele zet is het zeker, economische

haalbaarheid was belangrijk - zo

niet het belangrijkste. Ik vind

Verkade verder niet duidelijk over

de motieven, afgezien van Merkus’

uitspraak over people, planet en

profit. Goed doen hoef je blijk-

baar niet te verantwoorden. Maar

oké, laat ik me aansluiten bij het

enthousiasme van Max Havelaar,

en dit zien als een opening naar

fair trade als norm. Want een ver-

keerde stap is het zeker niet.

...het is dus niet zo dat we ineens een helder inzicht hadden...

Page 75: Mag omdat het moet

Haïti schijnt een grotere ramp te zijn dan de tsunami. Nederland heeft 100,6 miljoen opgehaald voor Haïti. Een geweldig resultaat voor zo’n klein land en daar ben ik als Nederlandse trots op. Maar tegelijkertijd heb ik vraagtekens. Draagt het geld bij aan duurzame oplossingen voor Haïtianen? Hebben wij nog oog voor deze mensen wanneer de ‘gewone’ armoede weer terugkeert? Wat dragen wij bij aan hun duurzame ontwikkeling tot ze ondernemend en zelfvoorzienend worden? Haïti is een land dat rijk is aan vruchtbare grond, maar Haïti was al voor de ramp het op drie na armste land ter wereld. Natuurlijk heeft dit alles te maken met corrupt regeringsbeleid en gebrek aan leiderschap, maar los van de aardbeving zijn ook wij onderdeel van het armoedeprobleem.

En als wij onderdeel zijn van dat probleem, zijn wij ook onderdeel van de oplossing. Wij consumeren goederen en diensten op basis van grondstoffen die vaak oneerlijk worden ingekocht in ontwikkelingslanden met schending van het milieu. Armen bijstaan met noodhulp vanuit hulporganisaties is geweldig, maar armoede echt bestrijden vraagt om meer.

Een hulporganisatie kan een groter verschil maken

door duurzaamheid in haar kernactiviteiten te integreren. Zij kan het goede voorbeeld geven door duurzaam in te kopen en door effectiever in de keten samen te werken met ondernemers die duurzame oplossingen kunnen bieden voor een betere infrastructuur, of door mensen te begeleiden bij het deelnemen aan het economische verkeer. Hulporganisaties kunnen, net als ondernemingen, met inkoop en bedrijfsvoering in meer of mindere mate bijdragen aan duurzame ontwikkelingen. Ik wil dat mijn geld niet alleen naar noodhulp gaat, maar ook wordt uitgegeven door een organisatie die zelf het goede voorbeeld geeft in duurzaamheid. Mensen die hun handen graag uit de mouwen steken voor zwakkeren en tegelijkertijd naar hun eigen gedrag durven te kijken en een positieve impact op person (op henzelf), people (andere betrokkenen zoals leveranciers, collega’s), planet (milieu) en prosperity (welvaart, continuïteit en organisatie) weten te genereren. Duurzame hulp aan anderen begint bij uw organisatie!

Vindt u dat non-profitorganisaties ook zelf duurzaam moeten worden, en waarom vindt u dat? Stuur uw reactie naar [email protected].

Anastasia Kellerman,

schrijfster en directeur van 2Lead4Us

Duurzame hulp voor

Haïti?

Page 76: Mag omdat het moet

De bomen in het bos van de papierindustrie; welk hout snijdt FSC?

Het FSC-keurmerk is voor steeds meer bedrijven, organisaties en overheden de duurzame optie voor printpapier, brief-papier en enveloppen. Het marktaandeel van Forest Stewardship Council in Ne-derland is de afgelopen tien jaar al van drie naar twintig procent gestegen. Maar hoe groen is FSC-papier nu echt? Papier bestaat gemiddeld maar voor een kwart uit nieuw hout, en tropisch hardhout is er bovendien ongeschikt voor. Snijdt FSC-papier wel hout?

Arjan Alkema, hoofd communicatie van FSC-Ne-

derland, vertelt hoe het allemaal is begonnen: “Tien

jaar geleden wilden we FSC in Nederland op de kaart

zetten voor de houtproductie in de bouw. Toen dat

eenmaal van de grond was gekomen, kwam de roep

vanuit het bedrijfsleven of het niet mogelijk was te

voorzien in een keurmerk voor eerlijk papier.” En na

vijf jaar FSC-Nederland was het zover. “We hebben

als belangrijkste doel dat het nieuwe hout traceerbaar

is. Een bijkomstig doel daarbij is het uitbreiden van

de naamsbekendheid van FSC, en daarmee het op

gang brengen van het bewustwordingsproces bij een

nieuwe, zeer grote doelgroep.”

Dat lukt steeds beter, want inmiddels is zo’n acht

procent van het papieraandeel FSC-gecertificeerd,

en voor hout is dat zelfs twintig procent. Over drie

jaar hoopt deze ambitieuze organisatie zelfs een derde

van de markt te kunnen certificeren. FSC richt zich

bewust op het bedrijfsleven omdat daar de grootste

afnemers zitten. “De particuliere markt is klein en

daardoor wordt het product in verhouding duur. Je

kunt dan alleen de zeer bewuste consument bereiken,

de consument die offers wil brengen.”

Duurzaam bosbeheerZijn die offers wel nodig? Want welke grondstoffen

worden er voor papier gebruikt en hoeveel kan er fout

gaan zonder het toepassen van het strenge FSC-keur-

merk? Een zoektocht op het internet leert dat voor de

papierproductie dunhout gebruikt wordt. Dat zijn bo-

men, dennen, sparren en loofbomen die niet geschikt

zijn om door te laten groeien omdat ze krom zijn, of

de kans niet krijgen groot te worden tussen alle an-

dere bomen. Ook houtafval wordt gebruikt. Het hout

dat voor Nederlands papier gebruikt wordt komt voor

driekwart uit Europese bossen. Hoe belangrijk is het

hiervoor een keurmerk in te stellen?

“Wij willen weten waar het vandaan komt en of het

onder goede omstandigheden is geproduceerd,” legt

Alkema uit. “Dat geldt voor alle import, want we

moeten niet denken dat Europa het altijd veel beter

doet dan de rest van de wereld. Ook hier moet wor-

den gewerkt aan duurzamer bosbeheer. In Rusland

bijvoorbeeld bestaat het risico dat oerbossen worden

weggekapt en langs de Barentszzee staan papierfabrie-

ken waar arbeiders onder zeer matige arbeidsomstan-

digheden hun werk doen. En de Scandinavische lan-

Page 77: Mag omdat het moet

De bomen in het bos van de papierindustrie; welk hout snijdt FSC?

den kunnen verbeteren op het punt van biodiversiteit.

Meer dode bomen voor dieren en planten en af en toe

een bosbrand zijn noodzakelijk voor het voortbestaan

van deze bossen. De natuur reguleert zichzelf, tenzij

de mens te veel ingrijpt en nette parkjes van het bos

maakt, en daar zet FSC zich wereldwijd voor in.”

Een ander argument voor een keurmerk vindt Alkema

het feit dat we te maken hebben met een vrije markt.

“Zowel de grondstoffen als het eindproduct - het enve-

lopje of printpapier - hoeven niet afkomstig te zijn van

Nederlandse of zelfs Europese bodem, maar komen

ook vaak uit China, Japan of Zuid-Amerika vanwege

de lage prijs. Het keurmerk biedt de consument de

mogelijkheid te kiezen voor een gegarandeerd goede

afkomst.”

AlternatievenMaar hoe duurzaam is het om papier te maken van

hout? Papier kan ook gemaakt worden van oud-papier,

wat misschien nog milieuvriendelijker is. Waar

staat FSC dan nog voor? “Inderdaad, FSC verkoopt

een volledig gerecyclede papiervariant. Het keur-

merk moet dan eigenlijk een wassen neus genoemd

worden,” geeft Alkema toe, “maar je wilt alle moge-

lijkheden kunnen aanbieden in het assortiment. Van

volledig nieuw hout tot mixed sources, tot volledige

recycling. De waarde van FSC bij de laatste variant

zit ‘m hooguit in de manier van produceren. Het is

overigens niet zo dat we oud-papier eeuwig kunnen

recyclen, want na zes keer moet er nieuw materiaal

bij. FSC hoopt door eerlijke, nieuwe vezels toe te voe-

gen, uiteindelijk de hele papierketen zuiver te krijgen.

Volgens de statistieken van de Vereniging Nederland-

se Papierindustrie vermindert het papiergebruik licht,

maar stijgt het gebruik van oud-papier. Het gaat dus

langzaam de goede kant op.”

Harald van den Akker, beheerder bij Natuurmonu-

menten in Gelderland, vraagt zich af of het inmiddels

niet tijd is andere vezels dan hout te gebruiken voor

papier- en kartontoepassingen. “Onze natuurterreinen

leveren een grote hoeveelheid grasafval die lang niet

altijd gebruikt kan worden voor agrarische doelein-

den,” legt Van den Akker uit. “Nu blijkt gras prachtige

vezels te bevatten die hout kunnen vervangen. Ik ben

in gesprek met een karton- en verpakkingsfabrikant

om deze vezels steeds meer in te gaan zetten. Het

heeft vele voordelen, want zo worden we minder af-

hankelijk van de ondoorgrondelijke markt voor de cel-

lulosevezels, produceren we op eigen bodem en wordt

er dus weinig CO2 uitgestoten. Bovendien maken we

zo van afval een duurzame grondstof, want grasvezel

blijkt ook nog eens sterk en waterafstotend te zijn.” En

het mooie is, volgens Van den Akker, dat dit financi-

eel uiteindelijk ook beter uitpakt. “Wat de portemon-

nee raakt, weegt voor de gemiddelde consument altijd

zwaarder dan welk milieuargument ook.”

ProductieprocesHeeft FSC ook iets in te brengen als het gaat om

het productieproces? Alkema onderkent dat er geen

Page 78: Mag omdat het moet

toezicht is op het proces tussen houtoogst en druk-

ker. “De meeste Europese fabrieken voldoen aan

de strenge, nieuwste Europese milieueisen, en we

hopen natuurlijk dat ons eerlijke papier niet met

chloor gebleekt wordt. Maar controleren doen we

dat niet. Onze verantwoordelijkheid houdt op bij het

certificeren van de grondstof.” Om zekerheid te krij-

gen over het duurzame productieproces zijn er weer

andere keurmerken, zoals Milieukeur of de Duitse

variant Der Blaue Engel. Deze worden dus bovenop

het FSC-keurmerk gegeven en geven aan dat er op

de reguliere productie van papier nog best wat aan te

merken valt.

ImagoToch lijkt het erop dat heel duurzaam ondernemend

Nederland overtuigd is van de FSC-principes, ook

voor papier. Steeds meer grote bedrijven gaan over op

FSC-papier en op drukwerk van overheden, banken

en de spoorwegen prijkt nadrukkelijk het imagover-

stevigende FSC-keurmerk. Alkema is er trots op dat

FSC doordringt in het bedrijfsleven. “Maar het mag

niet zo zijn dat FSC het enige duurzaamheidaspect

van een bedrijf is. Gelukkig wordt greenwashing aan-

gepakt. En aan de andere kant is het prima je imago

te onderstrepen met een geaccepteerd keurmerk.”

Volgens Alkema zit de kracht van FSC in de combi-

natie van voorwaarden die aan de bosbouwer gesteld

worden. Niet alleen milieu, niet alleen fair trade,

en niet alleen arbeidsomstandigheden, maar het

hele pakket wordt aan strenge normen onderwor-

pen. “FSC is het enige keurmerk dat door allerlei

grote, internationale bedrijven en organisaties zoals

Greenpeace en WNF wordt geaccepteerd omdat het

een onafhankelijk en waterdicht certificeringsysteem

heeft. FSC controleert volgens het people-, planet-,

profit-gedachtegoed. Op die gebieden is nog veel

winst te behalen. Mede door het grote internationale

netwerk blijkt FSC de afgelopen jaren een veilig

merk te zijn geworden.”

Certificering in de praktijk“FSC is zonder meer de strengst controlerende or-

ganisatie die ik ken,” zegt Harald van den Akker van

Natuurmonumenten. “Wij hebben ook te maken met

EKO en Milieukeur, maar FSC gaat veel verder.”

Vijf jaar geleden wilde Van den Akker Natuurmo-

numenten als één van de laatste grootgrondbezit-

tende natuurbeheerders van Nederland klaarstomen

voor FSC. De organisatie kon hierin natuurlijk niet

achterblijven, al was het maar vanwege haar voor-

beeldfunctie als natuurbeschermer. Van den Akker is

hier erg blij mee, want de stap heeft ook Natuurmo-

numenten gestimuleerd om nog duurzamer te werk

te gaan.

“Wij dachten dat wij strengere eisen stelden dan

FSC, maar dat ging alleen over onze visie op het bos

en de natuur. FSC komt ieder jaar de hele boekhou-

ding controleren en gaat daadwerkelijk het bos in.

FSC schrijft niets voor, maar wil wel controleren dat

wat wij zeggen, ook waar is. En er worden werkelijk

sancties opgelegd bij onderprestaties en die wil je

niet, want die zijn slecht voor je imago en dus voor

de natuur. Controleurs worden vervolgens ook op

hun beurt weer gecontroleerd. Ja, wij hebben door

FSC geleerd dat je moet doen wat je zegt en zeggen

wat je doet,” vertelt hij. Praktisch betekende dat: pro-

tocollen maken over personeelsbeleid en arbeidsom-

standigheden, en communicatie met de vrijwilligers,

leden en burgers over het beleid. “Daar zijn we veel

professioneler in geworden. Het kost een duit om tot

certificering te komen, maar uiteindelijk levert het

ons ook veel op,” aldus Van den Akker.

Nadeel van de certificering is dat de werkbaarheid

soms gevaar loopt, vindt hij. “Niet alleen wij, maar

ook onze zakenpartners moeten door onze certifice-

ring aan strengere eisen voldoen. Als reactie hierop

merken we dat onze partners zich gaan indekken

tegen eventuele calamiteiten. Dat is geen goede ont-

wikkeling waar FSC wel mee aan de slag moet.”

Page 79: Mag omdat het moet

De gecertificeerde drukkerijVeel papier komt uiteindelijk terecht bij de drukkerij.

David Hartog, directeur van drukkerij De Bun-

schoter, vertelt dat hij al ruim vijftien jaar geleden

is begonnen met verduurzamen. “Sinds 2007 hoort

daar ook het FSC-certificaat bij. In de jaren 90

ging de discussie over chloorvrij-papier en zijn we

begonnen te experimenteren met bio-inkten. Het was

duurder maar vooral kwalitatief veel minder goed,

het gaf bovendien ook extra troep in de drukkerij en

de machines slibden eerder dicht. We zijn er daarom

weer mee gestopt. Maar inmiddels hebben we de

draad weer opgepakt, mede vanwege de FSC-certi-

ficering. De ontwikkeling heeft niet stilgestaan en

nu gebruiken we alleen nog maar inkt op basis van

natuurlijke grondstoffen. Soms moet je dus even af-

wachten voordat duurzame ontwikkelingen ook echt

duurzaam worden. Je ziet dat het duurzaamheids-

denken de laatste jaren veel breder wordt gedragen.

Dat stimuleert. In eerste instantie lijkt duurzaam ook

duurder, maar na drie jaar FSC is de prijs gelijk aan

dat van keurloos papier. We moeten met z’n allen dus

overschakelen van het korte- naar het langetermijn-

denken.”

DuurzaamheidsdenkenFSC lijkt al met al een goed begin van het verkleinen

van onze ecologische voetafdruk. Het FSC-keurmerk

blijkt betrouwbaar voor wat betreft de herkomst van

hout. Strenge controles op bosbeheer, eerlijke han-

del, ecologische aspecten en milieuaspecten tijdens

de houtproductie zorgen voor balans in het proces.

Maar er wordt te gemakkelijk vanuit gegaan dat FSC

op alle fronten groen en oké is. Want het keurmerk

zegt niets over de kwaliteit van het papier, noch over

het productieproces.

Eisen stellen aan de houtindustrie en papierverwer-

kende industrie zorgt ervoor dat de hele productie-

keten waterdicht gecertificeerd zou kunnen worden

volgens dezelfde normen als de houtproductie. We

zien aan de voor- en achterkant van de totstand-

koming van papier strenge controle, want ook de

drukker van FSC-papier moet aan voorwaarden

voldoen. Dus waarom zou je dat ook niet vragen van

de verwerkende industrie? Want vooralsnog zijn ook

andere keurmerken voor milieu noodzakelijk, naast

het FSC-keurmerk.

De inzet van oud-papier blijft belangrijk, maar Van

den Akker gaf al aan dat ook andere vezels gebruikt

kunnen worden. Misschien moet FSC het keurmerk

voor papier in de toekomst uitbreiden naar andere

grondstoffen dan hout? Zaken om goed over na te

denken, want FSC heeft belangrijke invloed op het

duurzaamheidsdenken. Het is een merk dat aan de

weg timmert, betrouwbaarheid waarborgt en profes-

sionaliteit in werken bevordert.

Meer informatieForest Stewardship Counsil Nederland: www.FSC.nl

Vereniging voor de Nederlandse Papierindustrie:

www.vnp.nl

MVO-Nederland: www.mvonederland.nl

Natuurmonumenten: www.natuurmonumenten.nl

Page 80: Mag omdat het moet

Advertentie

Met een flinke dosis passie komt u ver. Maar soms is passie alleen niet genoeg.

Met de quick scan van Frivista krijgt u een objectieve analyse van de

opbouw van uw achterban, de sterktes en zwaktes van uw draagvlak-,

relatiebehoud- en wervingsactiviteiten en de organisatie van uw database

en inkoop. Daarmee krijgt u inzicht in nieuwe kansen, besparingsmogelijk-

heden en verbeterpunten.

Meer weten? Mail of bel met Hagar Prins: [email protected], 033 448 00 00.BURE

AU V

OOR

COM

MUN

ICAT

IE &

(FO

NDS

EN) W

ERVI

NG

Hoe wint u het hart van uw donateur?

Page 81: Mag omdat het moet

omdat het moet is een uitgave van Frivista: bureau voor communicatie en [fondsen]werving

Redactie:Folkert Rinkema (hoofdredacteur)An Naezer en Erica Bouma van verZINsels (eindredactie)Otto KamsteegHagar Prins

Aan dit nummer werkten verder mee:Annemiek NijeboerTineke VerhoeffRonald SmaalDaniëlle KnotMarieke DuijstLuuk Janssen

Teksten:Marieke Hart: interview Folkert Rinkema, tekst Erica Bouma | Duurzame landbouw: interviews Otto Kamsteeg en Erica Bouma, tekst Erica Bouma | Duurzame kleding: interviews en tekst Erica Bouma | Filmrecensies: An Naezer, Erica Bouma en Folkert Rinkema | Paul Rusesabagina: interview Folkert Rinkema, tekst An Naezer | Stichting Present: interviews en tekst An Naezer | UZ: tekst Folkert Rinkema | Wubbo Ockels: interview An Naezer en Folkert Rinkema, tekst An Naezer | Help, de donateur praat terug: interviews en tekst Hagar Prins | Eerlijke Verkade: interviews en tekst Erica Bouma | FSC: interviews en tekst Annemiek Nijeboer

FotografieLeendert Jan Bergwerff | www.eljee.com | fotografie duurzame modeJan Willem Groen | www.fotografiegroen.nl | fotografie UZOtto Kamsteeg | fotografie Folkert met geportretteerde in UgandaverZINsels | www.verzinsels.com | fotografie opruimen huis PresentFolkert Rinkema | www.folkertrinkema.com | overige fotografie (min aangeleverde portretten voor diverse columns en verhaal fondsenwerving)

Vormgeving:Folkert Rinkema | www.frivista.com

Druk en techniek:Drukkerij De Bunschoter | www.debunschoter.nl

Oplage:MAG is een exclusieve uitgave in een gelimiteerde oplage van 500 exemplaren.

Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door:Drukkerij De Bunschoter | www.debunschoter.nlChristal Teleservice | www.christal.nlEuromail Den Bosch | www.euromail.nlSVB Media | www.svbmedia.nlVerzinsels | www.verzinsels.com

Wij danken de volgende personen voor hun gastbijdrage:Anastasia Kellerman Ewout SuithoffTon van der Lee Edith van WalsumJoris Linssen Shahied BadoellaMarnix Niemeijer Michel GroenestijnClairy Polak Guido de VriesHenk van Stokkom

colo

fon

Page 82: Mag omdat het moet

HELLELUJAH

Page 83: Mag omdat het moet

HELLELUJAH

Page 84: Mag omdat het moet

omdat het mag