jonge natuurverkenners

50
Jonge Natuurverkenners Didactische tips en achtergrondinformatie om met jonge kinderen de natuur op een onderzoekende manier te verkennen en ontdekken. Verantwoordelijke: Thomas Remerie en Jozefien Schaffler Illustraties: Femke Desmeytere Met dank aan: Elaine Ost en Magda Polfliet (Natuur- en Milieucentrum De Bourgoyen), docenten van de opleiding Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs, leden van het onderzoeksteam, Onderzoek en dienstverlening Arteveldehogeschool. Project Wetenschapscommunicatie 2011 Bachelor in het Onderwijs: Kleuteronderwijs Campus Sint-Amandsberg J. Gerardstraat 18 9040 Sint-Amandsberg Tel. 09/ 218 72 02 www.arteveldehogeschool.be www.kleutersopverkenning.be Dit begeleidingsinstrument wordt ondersteund binnen het actieplan Wetenschapscommunicatie van de Vlaamse Overheid. @ 2011 Arteveldehogeschool

Upload: phungcong

Post on 11-Jan-2017

241 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

Didactische tips en achtergrondinformatie om met jonge kinderen de natuur op een

onderzoekende manier te verkennen en ontdekken.

Verantwoordelijke: Thomas Remerie en

Jozefien Schaffler

Illustraties: Femke Desmeytere

Met dank aan: Elaine Ost en Magda Polfliet

(Natuur- en Milieucentrum De Bourgoyen),

docenten van de opleiding Bachelor in het

onderwijs: kleuteronderwijs, leden van het

onderzoeksteam, Onderzoek en

dienstverlening Arteveldehogeschool.

Project Wetenschapscommunicatie 2011 Bachelor in het Onderwijs: Kleuteronderwijs Campus Sint-Amandsberg J. Gerardstraat 18 9040 Sint-Amandsberg Tel. 09/ 218 72 02 www.arteveldehogeschool.be www.kleutersopverkenning.be

Dit begeleidingsinstrument wordt ondersteund binnen het actieplan Wetenschapscommunicatie van

de Vlaamse Overheid.

@ 2011 Arteveldehogeschool

Page 2: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

2

Inhoud

Inleiding/Handleiding 3

Begeleidingsinstrument: concrete tips en activiteiten 4

Biotoop het bos 4

Biotoop grasland/wegberm/waterkant 11

Begeleidingsinstrument: achtergrondinformatie en weetjes 15

Katern wegbermplanten 15

Katern bomen en struiken 24

Katern kriebeldieren 31

Katern vogels 36

Bronnen 44

Nuttige websites 47

Verhalen/sprookjes 48

Handige zoekkaarten 48

Bijlage 1: zoekkaart biotoop het bos 49

Bijlage 2: zoekkaart biotoop het grasland/wegberm/waterkant 50

Page 3: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

3

Inleiding/handleiding

De natuur vormt één grote ontdekkingstocht voor kinderen. Gedreven door hun nieuwsgierigheid,

willen ze de wereld om zich heen verkennen en onderzoeken. Als begeleider is het belangrijk dat je

hen daarbij op een speelse manier prikkelt en begeleidt, maar ook op een correcte manier inspeelt

op vragen en ontdekkingen van kinderen.

Dit instrument kan je helpen om jonge kinderen (kleuters – eerste graad lager onderwijs) te

begeleiden tijdens deze actieve ontdekkingstocht. Vaak hoef je niet ver weg te trekken om kinderen

te boeien. Tijdens een wandeling in de (school)tuin, (school)omgeving, nabijgelegen park, … kun je

heel wat natuur ontdekken, zelfs in een stedelijke omgeving. In dit werk vind je enerzijds een

overzicht van concrete activiteiten en tips. Deze zijn gegroepeerd per biotoop: ‘het bos’ of ‘het

grasland/de wegberm/waterkant’. De grote zoekprenten van deze biotopen kunnen een

ondersteuning bieden tijdens je ontdekkingstocht terwijl je samen met de kinderen op stap gaat met

het centrale figuurtje ‘Speur, de slak’. Naarmate je bepaalde

elementen tegenkomt op je tocht (bv. een boomstronk, een hoop

afgevallen bladeren of een vogelnest), kan je Speur verplaatsen op

de prent. Speur helpt je op actieve, zintuiglijke manieren de

omgeving te verkennen. In de lijst met tips en activiteiten kan je

meerdere suggesties vinden om de kinderen te boeien! Denken

jullie eraan ook aandacht te geven aan de eigenschappen van

‘Speur’, het is een slakje dat op een langzame en grondige wijze

haar omgeving verkent. Ze is hierbij heel gevoelig voor veranderingen in de omgeving en draagt

steeds haar onderzoekstas met zich mee waardoor ze meteen op onderzoek kan gaan.

Verderop kan je anderzijds achtergrondinformatie en weetjes terugvinden over een aantal veel

voorkomende planten en dieren. Deze informatie bevat interessante weetjes, typische kenmerken,

verhaaltjes die je de kinderen kan vertellen tijdens je tocht in de natuur. Uiteraard hoef je niet

uitsluitend te focussen op de soorten die in deze bundel genoemd worden. Alle planten of dieren die

je tegenkomt, kunnen een uitdaging zijn om er meer over te weten te komen. We zien de informatie

die je in dit werk kan nalezen als een aanzet om zelf in boeken of op websites op zoek te gaan naar

leuke natuurweetjes die je aan de kinderen kan vertellen.

Ga samen met de kinderen op ontdekking en geef hen voldoende taal zodat ze over hun

ontdekkingen kunnen vertellen. Zoek bijvoorbeeld met hen de juiste naam van de soort.

Zoekkaarten met gekleurde afbeeldingen zijn hierbij een handig hulmiddel. Deze zoekkaarten laten

kinderen vaak toe om op een snelle en eenvoudige manier de dieren of planten de correcte naam te

geven. Daarnaast zal het gebruik van dergelijke zoekkaarten ervoor zorgen dat kinderen

gedetailleerd leren waarnemen. Vind je de naam van het diertje, plantje, … niet terug? Geen

probleem, verzin dan zelf een naam gebaseerd op de typische kenmerken!

TIP: Als je naar buiten trekt, kan je net als Speur een ‘ontdekkingstas of rugzak’ meenemen. Steek

hierin : een kompas, blocnote en potlood, zoekkaartenboek, loepe, pincetten, zakmes, stukje touw,

potjes, zakjes, schepnetje, voelzakje (bv. een oud washandje), …

Page 4: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

4

Begeleidingsinstrument: concrete tips en activiteiten

BIOTOOP: HET BOS

Bomen

Betasten van schors, ruiken aan de boomstam. Welke verschillen zijn er tussen boomsoorten? Boom omhelzen, omtrek meten en vergelijken tussen verschillende bomen. Bij een dikke boom kan je met verschillende kinderen rond de stam gaan staan.

Boomschors en takken bekijken op zoek naar holletjes, gaatjes, nesten, vogels, insecten, spinnen en hun cocons, galappels, mossen en korstmossen, wieren. In de schorsspleten van een eik kan je soms ingeklemde beukennootjes of denappels vinden van vogels die ze op deze manier makkelijker kunnen leegpikken.

Afdruk van de schors met wasco’s (per 2 uitvoeren: één iemand houdt het blad vast

en de andere maakt de afdruk, voor een goed resultaat doe je dit best langzaam), de afdruk vergelijken met andere boomsoorten, ophangen in de boshoek in de klas.

Op boomstammen kan je soms rare vormen van boomknoesten terugvinden (bv. bij een wilg). Teken ze na of neem een foto, verzin er een griezelig of leuk verhaal bij.

Vormen van bomen nabootsen met handen en armen : treurwilg (neerhangende armen), populier (armen recht naar boven), eik (breed gespreide armen). Opdracht: ga op zoek naar je favoriete boom, bekijk hem goed en beeld hem uit.

Naaldboom: naalden bekijken (vorm, grootte, kleur), voelen (stekelig, hard, vettig), ruiken (hiervoor kan je best de naalden breken).

Klimplanten (bv. klimop) bekijken. De klimplant gebruikt soms een boom als ‘ladder’ en met behulp van duizend pootjes (hechtworteltjes).

Begeleidingsinstrument: concrete tips en activiteiten

Dit instrument bestaat uit verschillende fiches met concrete activiteiten en tips. De fiches zijn

gegroepeerd per biotoop: ‘het bos’ of ‘het grasland/de wegberm/waterkant’. Elke fiche is uitgewerkt

rond een element dat je kan terugvinden in de grote zoekprent van elk biotoop. Telkens je een nieuw

element tegenkomt op je ontdekkingstocht kan je het centrale figuurtje, ‘Speur, de slak’, mee

verplaatsen op de zoekprent. Aan de hand van de tips en activiteiten helpt Speur je om op actieve,

zintuiglijke manieren de omgeving te verkennen. Je kan de fiches afprinten en lamineren. Op deze

manier kan je ze steeds, als geheugensteun, in je onderzoekstas meenemen wanneer je op stap gaat

met de kinderen.

Jonge Natuurverkenners

Page 5: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

5

Boomstronk

Zoeken naar en voelen aan de jaarringen, jaarringen tellen.

Met vergrootglas naar mos, paddenstoel, … kijken. Voel aan het mos (zacht, soms vochtig). Herken je verschillende soorten mos (verschillen in vorm van de blaadjes, kleur)? Mos werkt als een spons, dit kan je nagaan door mos uit te knijpen in een papieren zakdoekje.

Op de boomstronk een standbeeld of een boom uitbeelden, de kinderen verwoorden welke boom ze uitbeelden. Zorg voor zo’n divers mogelijk (uitgebeeld) bos!

Liggende boomstam

Nagaan wat er gebeurd is: Wat kan er gebeurd zijn? Zoek naar mogelijke verklaringen (boomtak omgehakt, afgeknakt door de wind, afgestorven, …). Waarin verschillen dode en levende bomen?

Voelen en ruiken aan de schors, wat ontdek je tussen de schors?

Lengte afstappen (aantal kinderstappen) , hoogte meten van de omgevallen boomstam, welke lengte eenheid – lichaamsdeel gebruik je hiervoor?

Op zoek naar beestjes of holletjes, naar paddenstoelen, mossen.

Wortels bekijken van een omgewaaide boom: zijn ze lang of kort ? Dik of dun?

Probeer de wortels uit te trekken. Zou dat lukken?

Over een stam kruipen als een eekhoorn, lopen als een muisje, trippelen als een

vogel, … of een ander dier.

Struiken

Een struik en een boom vergelijken. Staat de struik alleen? Is de struik groter of kleiner dan de bomen? Wie leeft er in, onder, op de struik?

Stekelige struiken = dieren-prik-struiken: voelen aan stekels, doornen,

bladrand (bv. hulst)

Struiken zijn vaak een veilige plek voor vogels: zoek naar vogelnestjes of

sporen van vogels. Maak zelf een nestje in een struik, gebruik materiaal uit de omgeving.

Page 6: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

6

Bladeren

Zoekspel, verschillende vorm en grootte: groot en klein blad, hetzelfde blad, lievelingsblad, blad in de vorm van een hand (esdoorn, plataan), bladrand (glad, gegolfd, gezaagd).

Aan blad voelen (dik, dun, hard, zacht, stekelig, ruw, glad), ruiken, met de

vinger langs de bladrand gaan, bladrand in de lucht tekenen.

Bladeren verzamelen met verschillende bladrand (gegolfd, gezaagd, glad), verschillende vorm, kleur.

Verschil tussen bovenkant en onderkant van een blad bekijken, voelen (lichte of donkere kleur, behaard of niet behaard, ruw of glad). Bladnerven: volgen met vinger, dikke of dunne nerven, in tegenlicht kijken, patroon nervatuur benoemen (veer-, hand-, parallelnervig). Maak een afdruk van de nervatuur met een blad papier en wasco’s (zie ook schorsafdruk van een boom).

Bladskelet maken: bladmoes voorzichtig verwijderen zodat enkel de nerven van het blad overblijven (gebruik hiervoor grote, stevige bladeren, bv. paardenkastanje, tamme kastanje).

Door het herfsttapijt lopen: met voeten snel en traag erdoor gaan, trippelen als muisjes, als een zware olifant stappen, laat de bladeren regenen (welke bladeren dwarrelen of zweven naar beneden, vergelijk verschillende bladeren), voetbal eens met de bladeren en luister naar het geluid, maak een berg van bladeren.

Verkleurde bladeren (herfstkleuren): bladeren sorteren volgens kleur (rood, geel, bruin).

Ruiken en voelen aan de bladeren op de grond (humus = gevormd uit

afgevallen en verrotte bladeren). Wat zou er gebeuren met de bladeren op de grond? Voor wie zijn deze bladeren nuttig?

Page 7: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

7

Zaden en Vruchten

Verzamelen en sorteren: volgens vorm (rond, langwerpig, kegelvormig, …), kleur, aanvoelen: hard/zacht, op grootte (van dezelfde soort)

Verzamelen en sorteren volgens verspreidingswijze, bv. door de wind verspreid: vruchten met vleugels (esdoorn, es, linde), gevleugelde zaadjes tussen de schubben van denappels, pluisjes van distels, paardenbloem; bv. door dieren verspreid: met haakjes (klis), noten (eikels), bessen.

Werp de zaden en vruchten zo ver mogelijk, wat vliegt het verst? Laat de zaden en vruchten van een hoogte naar beneden vallen, wat valt het snelst? Laat de kinderen eerst een voorspelling maken. Zaden van de linde, berk, es, esdoorn (helikopter) hebben een gevleugeld blad en kunnen hierdoor lang ronddraaien of dwarrelen. Probeer zelf zaden te verspreiden op verschillende manieren (vasthangen/kleven aan kledij, werpen, wegblazen, in water gooien, …).

Voelen: hard of zacht, ruw of glad? Verschillen in stekeligheid van de bolsters en napjes ervaren (paardenkastanje, tamme kastanje, beuk, hazelnoot, eik), sommige voelen zachter aan dan ze eruit zien, anderen juist niet.

Ruiken: waar ruiken ze naar?

Zaden en vruchten opensnijden (bv. kastanje, eikel, …). Wat zit erin? Wat kan je herkennen? Wie zou dit lusten? Hoe ruikt het? Kan je vraatsporen van insecten of andere dieren terugvinden? Je kan ze eventueel verzamelen of fotograferen voor in je sporenboek (zie fiche ‘algemene opdrachten’).

Rammelen, schudden met de zaden, vruchten of gedroogde bloemen. Sommige zaden kan je omtoveren in een heus muziekinstrument: een dopfluitje uit het napje van een eikel, een schuddoosje uit de zaaddoos van de papaver, het zaad van de grote ratelaar, peulen van de brem, …

Proeven van beukennootjes, tamme kastanjes, hazelnoten, braambessen, … Let op voor besmetting met de vossenlintworm! Uit voorzorg kan je best enkel bosvruchten verzamelen die 0.5m van de grond hangen, je wast ze best ook grondig voor ze op te eten.

Muzisch werken met zaden en vruchten: tekenen, natuurkunstwerkje,

halsketting, slinger maken.

Page 8: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

8

Paddenstoelen*

* let op voor giftige exemplaren, voor alle zekerheid laat je de paddenstoelen best niet aanraken door kinderen!

Paddenstoelen zoeken. Waar kan je ze overal vinden: op de grond, boomstam, tak (dode of levende boom)? Wanneer kan je ze vinden?

Vorm bekijken: hoed, steel, ring. Welke verschillen kan je vinden, aan wat doet de vorm je denken? Vergelijk verschillende vormen van sporendragers: plaatjeszwam, bekerzwam, buikzwam, … Verzin zelf een naam voor de verschillende paddenstoelen.

Ruiken aan de paddenstoel, let op: voorzichtig hanteren (zie opmerking bovenaan)!

Onderkant van hoed bekijken met een spiegeltje (gaatjes/buisjes of streepjes/plaatjes), of bij een buikzwam op zoek gaan naar de sporen.

Op zoek naar knaag- of knabbelsporen? Wie zou deze paddenstoelen lusten? Je kan een foto nemen voor in je sporenboek (zie fiche ‘algemene opdrachten’).

Op zoek naar een heksenkring. Plaats bij elke paddenstoel een kind, zo krijg je een idee van de omvang en de vorm van de heksenkring. Verzin een verhaal bij de heksenkring (link met sprookjes en fabels).

Ontluikende knoppen en kiemende zaden

Ontluikende knoppen bekijken met vergrootglas (haartjes, knopschubjes), met blote oog (groot, klein, lang, dun, spits, dik, rond, behaard, glad, op steeltjes, met doornen, kleur), knopje voorzichtig openmaken (kleine ineengevouwen blaadjes bekijken: vorm, kleur).

Verschil in knoppen voelen: eerst kleverig, daarna wollig (paardenkastanje), behaarde geurige knoppen (magnolia), propjes watten (wilg), harde knoppen (esdoorn, es, eik), zachte knoppen (vlier, paardenkastanje die net opengaat), halfzacht (els, beuk, hazelaar). Tegen het einde van de winter/begin lente kan je een heuse knoppenroute uitzetten langs verschillende soorten bomen, je hoeft hier helemaal geen uitgebreide bomenkennis voor te hebben!

Bekijk en vergelijk de vorm van de bengelende katjes (hazelaar, els, populier, berk). Wanneer je tegen sommige katjes blaast, krijg je een gouden stofwolk (stuifmeel) te zien. Je kan hetzelfde resultaat bekomen wanneer je tegen de bloeiwijze van een naaldboom tikt. Voel aan het stuifmeel, het blijft kleven aan je vinger, neus, … Soms kan je tekeningen maken in het stuifmeel dat blijft drijven in plassen.

Ruiken aan bloesems. Beschrijf en vergelijk de geur. Je kan de bloemblaadjes van verschillende bloesems verzamelen om een eigen parfum te maken (zie fiche ‘algemene opdrachten’).

Op zoek naar baby-boompjes (kiemplantjes) in de strooisellaag in de nabijheid van de moederboom: ontkiemende eikel, kastanje, jonge esdoorn boompjes.

Page 9: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

9

Kriebeldiertjes

Zoeken naar bodemdieren: onder stenen, tussen boomstronken, in de grond, tussen bladeren op de grond (eventueel met een zeef en emmer zoeken). Zoeken naar kriebeldiertjes in de bomen (onder schors, op stam, op bladeren). Zie fiche‘algemene opdrachten’ en katern kriebeldiertjes voor tips om snel kriebeldiertjes te verzamelen.

Bekijken in loepepotje: vorm en grootte lijf, kleur, veel of weinig poten, voelsprieten/antennes, vorm kop, aantal ogen, monddelen.

Voelen: laat kriebeldiertjes over je hand en arm kruipen; elk diertje voelt een beetje anders (kriebelen, kietelen, lichtjes prikken, zacht, hard, slijmerig, …) bv. pissebed (zachte onderkant, harde bovenkant), regenworm (laten kruipen op hand).

Volg het spoor van kriebeldiertjes op een plant, op de grond, op een boomstam, … Impulsen geven en kijken hoe het diertje reageert (obstakel, voedsel in de weg leggen, plant bewegen, …)

Spinnenweb bekijken (webstructuur, grootte, beweeglijkheid, …) Spin zoeken: grootte, dikte, poten tellen, gedrag, voedsel/eitjes/ cocon in (de buurt van) het web, dauwdruppels op web? Web voorzichtig aanraken (kleverig).

Webtekening natekenen: in de lucht, in zand, op papier.

Page 10: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

10

Algemene opdrachten

Bosparfum: verzamel geurige dingen in een potje (humus, takje met naalden, blaadjes van bomen, kruiden, stukje mos of schors, bloesems, …). Bij sommige planten moet je de blaadjes kneuzen of erover wrijven om de geur vrij te maken, je kan eventueel een beetje water toevoegen. Zoek naar een unieke combinatie van geuren en verzin een naam voor je eigen bosparfum!

Snuifmoment of snuiftocht: stippel vooraf een tocht uit in het bos waarbij je langs verschillende plekken passeert met een duidelijke geur. Wat ruikt lekker, wat is vies? Zijn er gelijkenissen tussen de geuren? Aan wat doet de geur je denken? Om beter te concentreren op de geuren kan je hiervoor een blinddoek gebruiken.

Tip voor het eenvoudig en snel verzamelen van veel kriebeldiertjes, zaden, vruchten, … uit een boom kan je een wit laken op de grond leggen en eens goed aan de boom schudden.

Schilderen met planten, bv. de gele kleurstof van paardenbloemen, de paarse kleur van bramen of vlierbessen, het groen van het blad van hondsdraf of brandnetel. Probeer ook andere planten, mos, bessen, bloemen of wat vochtige aarde uit. Wrijf ermee over een wit vel papier.

Sporentocht: ga op zoek naar sporen van dieren: voetsporen (hoeven, kussentjes), vraatsporen, krabsporen, uitwerpselen, braakballen, slijmspoor, nesten, holletjes, … Leg een sporenboek aan met allerlei bewijsmateriaal dat je bent tegenkomen op je tocht (foto’s, aangevreten blaadjes, zaden, vruchten, …).

Sluipspel: sluipen als een roofdier door het hoge gras, door het bos, door het struikgewas, …

Luistermoment of luisteroefening: geluiden in het bos, geluiden herkennen, lokaliseren (ver of dicht).

Verhalenstok: tijdens je ontdekkingstocht in de omgeving draag je een stok mee waaraan je zaken bevestigt die gelinkt zijn aan de dingen die de kinderen beleven tijdens de tocht (bv. een blaadje, pluimpje, bloemetje, …). Op het einde van de tocht kunnen de kinderen het verhaal van de tocht navertellen a.d.h.v. de zaken die aan de stok vast hangen.

Kimspel (memory): laat de kinderen zelf materiaal verzamelen uit de omgeving en verstop ze onder een doek of jas. Memory per 2:, laat de kinderen 2 identieke materialen zoeken en teken een rooster op de grond, leg de materialen willekeurig in het raster en bedek ze met een groot blad (bv. van een Plataan).

Voelspel met voelzakjes (gebruik hiervoor bv. een oud washandje).

Page 11: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

11

BIOTOOP: GRASLAND/WEGBERM/WATERKANT

Grasveld – weide

Op je buik in het (hoog) gras liggen: wat zie je, hoor je, voel je, ruik je?

Op je rug in het gras liggen: kijken naar de wolken, beschrijf wat je ziet.

Op zoek naar kriebeldiertjes in het gras.

Grassprietjes plukken, maak een grasboeketje met zoveel mogelijk verschillende of identieke grassen.

Verschillen tussen grassen bekijken: vorm stengel (gras: rond, zegge: driehoekig), aan- of afwezigheid van knopen (zie katern achtergrondinformatie wegbermplanten).

Als een dier door het hoge gras kruipen, sluipen, lopen. Wanneer iedereen op 1 lijn blijft, kan je een pad maken in het hoge gras (Indianenpad). Ga zelf op zoek naar sluipsporen van dieren in het gras.

Page 12: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

12

Bloemen

Bloemen met vergrootglas bekijken: meeldraden, stamper (stempel, stijl), deelblaadjes (bv. reflecterende kroonblaadjes van de boterbloem = ‘lantaarn van de kabouters’), vruchtbeginsel, kleur van het stuifmeel

Bloemvormen onderscheiden: schoteltje (bv. boterbloem), klokvorm (bv. klokjesbloem), paraplu (schermbloemigen, bv. fluitenkruid), bloemen met een landingsbaan (lipbloemigen, bv. witte dovenetel, hondsdraf)

Op zoek naar insecten, luisteren naar het gezoem van insecten die op bloemen landen. Welke bloem/plant trekt de meeste insecten aan? Wat is de drukst bezochte bloem?

Ruiken aan geurende bloemen, bloemblaadjes kneuzen en eraan ruiken, geur omschrijven, vergelijken, aan wat doe de geur je denken? Verzin een naam voor de geur. Geurende bloemblaadjes verzamelen voor je eigen parfum (zie fiche ‘algemene opdrachten’).

Voelen aan bloemen: hoe voelen de bloemblaadjes, stamper,

meeldraden, voel het gele stuifmeel op je vinger.

Proeven van de bloemennectar (bv. honing van witte dovenetel: zie katern achtergrondinformatie wegbermplanten). Let op voor besmetting met de vossenlintworm! Uit voorzorg kan je een flesje water meenemen en de bloem afspoelen vooraleer te proeven.

Polshorloge, halsketting maken van paardenbloemen, madeliefjes.

Pluisbollen van paardenbloem: wegblazen, zo ver of hoog mogelijk in het minst aantal keren blazen. Eén pluisje van dichtbij bekijken.

Voelen aan stengel (rond, hoekig, ruw, glad, hard, zacht), bloem (stevig,

zacht), blad (ruw, glad, harig).

Herbarium aanleggen (d.m.v. foto’s): vindplaats omschrijven (groeit plant in het licht of schaduw), droge of vochtige plek, hoe hoog is de plant, staan er veel van dezelfde soort? De naam van de soort opzoeken in een zoekkaartenboek of natuurgids (zie bronnen) of zelf een passende naam verzinnen voor de soort.

Page 13: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

13

Vogels

Zien we een vogel zingen? Waarom fluiten vogels? Herken je alarmkreten? Luisteren naar vogelzang:, fluiten alle vogels hetzelfde liedje? Sommige roepen hun eigen naam (tjif-tjaf, koekoek), anderen vallen op omwille van hun specifieke zang (koolmees: ‘ti-ti-tu’ net zoals een ziekenwagen, …): zie katern achtergrondinformatie vogels.

Gedrag vogels observeren: fluiten, vliegen: opstijgen en landen , voedsel zoeken, nest maken, jongeren voederen, wassen, rusten, spelen, territorium afbakenen, vechten, …

Watervogels: gedrag observeren en nabootsen (waggelen als een eend, … ), rondzwemmen, duiken, voeden. Typische kenmerken bekijken: bv zwemvliezen tussen tenen, verschil mannetje (= woerd) /vrouwtje (= eend), krulletje in de staartveren.

Snavel: verschillen in vorm bekijken (lang, kort, dik, slank, puntig, haakvormig, zeefsnavel met gezaagde rand). Waarom hebben vogels een verschillende snavel? Zie katern achtergrondinformatie vogels.

Hoe vliegt een vogel? Zweven, fladderen, hoppen, alleen of in groep vliegen, bijna niet kunnen vliegen (fazant, meerkoet).

Een gevonden pluim bekijken (structuur, vorm, kleur), betasten (zacht, hard). Verschil donsveertjes, dekveren, grote slagpennen?

Veertjes in de lucht blazen: welk veertje blijft het langst zweven?

Voelzak met pluimen (slagpennen, donsveren, grote en kleine veren)

Nest zoeken, bekijken aan buitenkant en binnenin, vorm en grootte van het kommetje, materialen ); nest namaken: materiaal zoeken in de omgeving waarmee een nest kan gemaakt worden (gras, dunnen takjes, bladeren, hooi, touw, plastic, draadjes, …).

Page 14: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

14

Kriebeldiertjes

Zoeken naar bodemdieren: onder stenen, tussen boomstronken, in de grond, tussen bladeren op de grond (eventueel met een zeef en emmer zoeken), op bloemen, planten, in het gras.

Bekijken in loepepotje: vorm en grootte lijf, kleur, veel of weinig poten, voelsprieten/antennes, vorm kop, aantal ogen, monddelen.

Voelen: laat kriebeldiertjes over je hand en arm kruipen; elk diertje voelt een beetje anders (kriebelen, kietelen, lichtjes prikken, zacht, hard, slijmerig, …) bv. pissebed (zachte onderkant, harde bovenkant), regenworm (laten kruipen op hand). (andere inhoud dan voorgaande voorbeeld en als gevolg van voorgaande zin

Observeren van een zittende vlinder: kleuren, voelsprieten, roltong (nectar opzuigen), afschrikogen op de vleugels, stand van de vleugels, verschil buitenkant of binnenkant vleugel, verschil dag- of nachtvlinder (zie katern achtergrondinformatie kriebeldiertjes).

Fladderende vlinder volgen, gedrag nabootsen.

Zoeken naar rupsen van vlinders op planten: bv. op brandnetels. Zie je naast etende rupsen ook eitjes? Eten er rupsen van of kan je zelfs eitjes vinden? Zitten de rupsen in groepjes of alleen? Waarom zitten die rupsen hier?

Rups bekijken in loepepotje: kleur, vorm, eigenschappen (stekelig, …) van de haren op het lichaam. Voortbeweging observeren en nabootsen. Let op bij het aanraken van de rupsen: sommigen kunnen bij aanraking irriterend voor de huid zijn, of bij inademen de slijmvliezen irriteren.

Volg het spoor van kriebeldiertjes op een plant, op de grond, op een boomstam, … Impulsen geven en kijken hoe het diertje reageert (obstakel, voedsel in de weg leggen, plant bewegen, …)

Spinnenweb bekijken (webstructuur, grootte, beweeglijkheid, …) Spin zoeken: grootte, dikte, poten tellen, gedrag, voedsel/eitjes/ cocon in (de buurt van) het web, dauwdruppels op web? Web voorzichtig aanraken (kleverig).

Webtekening natekenen: in de lucht, in zand, op papier.

Page 15: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

15

Begeleidingsinstrument: achtergrondinformatie en weetjes

Dit instrument bestaat uit fiches met achtergrondinformatie en weetjes over een aantal veel

voorkomende planten en dieren. Deze informatie bevat interessante weetjes, typische kenmerken,

verhaaltjes die je de kinderen kan vertellen tijdens of na je tocht in de natuur. De

achtergrondinformatie is onderverdeeld in 4 katernen (wegbermplanten, bomen en struiken,

kriebeldieren en vogels) waarin je telkens een uitgebreide omschrijving van een aantal soorten en

een lijst met interessante weetjes kan terugvinden.

Uiteraard hoef je niet uitsluitend te focussen op de soorten die in deze katernen aan bod komen. Alle

planten of dieren die je tegenkomt, kunnen een uitdaging zijn om er meer over te weten te komen.

We zien de informatie die je in de katernen kan nalezen als een aanzet om zelf of samen met de

kinderen in boeken of op websites op zoek te gaan naar achtergrondinformatie of leuke

natuurweetjes.

Katern wegbermplanten

Fiches wegbermplanten:

o Brandnetel o Paardenbloem o Witte dovenetel + andere soorten (paarse, gevlekte dovenetel) o Madeliefje o Boerenwormkruid o Duizendblad o Grassen, Zegge, Rus

Page 16: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

16

Brandnetel

Hoi, ik ben NETELTJE, de brandnetel (Urtica dioica).

Je kent me wel. Ik ben het die in de zomer bultjes (netelblaren) op je

armen en benen tovert wanneer je te dicht langs de wegberm fietst of

erin valt. Ik word daarom soms ook wel prikplant genoemd. Maar …

als je goed kijkt, vind je in mijn buurt vaak een plantje dat de pijn die

ik toebracht verzacht. Speur maar eens onder en langs me, zie je geen

plantje met blauwe bloemetjes en hartvormige blaadjes, Hondsdraf.

Wanneer je de blaadjes van dit plantje kneust en ze op de pijnlijke

plek legt dan verdwijnt de jeuk en de zwelling.

Het zijn de brandharen op mijn stengel en onderkant van mijn ovaalvormige

gezaagde bladeren die de bultjes veroorzaken. Wanneer je mijn stengel

bekijkt onder een sterke loep dan zie je mijn brandharen beter. Aan de top

ervan zit een weerhaakje dat in je huid blijft vastzitten wanneer je mij

aanraakt. Zo breken de kopjes van mijn brandharen af en komen er bijtende

stoffen (mierenzuur) in je huid die een brandend gevoel veroorzaken en

bultjes.

Een leuk weetje: mijn brandharen zijn naar boven gericht, wanneer je dus over mijn stengel en

bladeren van onder naar boven wrijft, word je niet geneteld. Wellicht kennen je vriendjes dit trucje

niet en kan je hen eens goed foppen. Wie durft er mij te aaien?

Ondanks mijn brandharen ben ik een heel nuttige plant. Ik ben een waard of voedselplant voor

verschillende vlindersoorten: de dagpauwoog, kleine vos en atalanta. De rupsen van deze vlinders

leven enkel op mij en voeden zich met mijn bladeren. Snap je nu waarom men mij niet verwijdert uit

wegbermen. Vooral op stikstofrijke gronden woeker ik naar hartenlust en tref je ondergronds

meerdere wortelstokken aan. Niet alleen rupsen vinden mij een delicatesse, ook mensen vinden mij

lekker en gezond. Ik ben vezelrijk, bevat vitamines en mineralen waaronder ijzer. Mijn jonge

blaadjes worden dan ook gebruikt voor soepjes of als spinazie. Rauw ben ik niet te eten, ik ben

bijzonder irriterend.

Ook al zijn ze weinig opvallend, toch draag ik bloemen. Verspreid over verschillende planten zie je

op mijn stengels, van juni tot september, mannelijke en vrouwelijke bloemen. De vrouwelijke

bloemen zijn groenachtig en zitten in kleine trosjes. De mannelijke bloemen zitten in een lange,

hangende aar. Op warme windstille dagen kan je met tussenpozen kleine wolkjes uit mijn

mannelijke aren zien wegpuffen.

Page 17: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

17

Paardenbloem

Bonjour, aangename kennismaking, ik ben Juffrouw Pisbloem (Taraxacum

officinale),

Oeps, jullie kennen mij niet? Ze noemen mij ook wel Paardenbloem. Eet je

mijn blaadjes, dan laat ik je meer plassen, vandaar mijn Vlaamse naam

‘Pisbloem’. Ik ben enorm geliefd bij kinderen en bij verliefden. Waarom?

Laat ons daarvoor een kijkje nemen ter hoogte van mijn bloem. Ik besta uit

tientallen kleine, gele bloemetjes (ook wel lintbloemetjes genoemd) die in

een bloemhoofdje zijn gerangschikt. Mijn bloemhoofdje valt bij kinderen en

geliefden sterk in de smaak. Trek één voor één de lintblaadjes uit en ga na

of hij/zij van je houdt, niet van je houdt, van je houdt, … En … nu duimen

kruisen dat het antwoord positief is.

Na mijn bloeitijd vind je ter hoogte van mijn bloemhoofdje een pluisbol. Mijn pluisbol bestaat uit

verschillende vruchtpluizen. Als je goed kijkt dan zijn het net parapluutjes met onderaan een klein

bolletje (de zaadjes). Op deze manier kunnen mijn zaadjes ver wegwaaien. Mijn pluisbol is voor

kinderen een waar orakel. Blaas je de pluizen in één keer weg, dan ben je een gelukskind en mag je

een wens doen. Wil je weten hoeveel kinderen je zult krijgen? Blaas dan hard en tel de zaadpluizen

die achterblijven.

Mijn bloemhoofdje staat op een lange holle stengel zonder

bladeren. Het sap uit mijn steel is wit en maakt bruine vlekken op

kledij. Pluk je mij dan ben je gewaarschuwd. Je kunt mijn sap wel

gebruiken om te tekenen of te schrijven. Wacht even tot het

witte sap verkleurt en er verschijnt een bruine tekening. Mijn sap

is ideaal als kleefstof, je kunt papier aan elkaar kleven of

bloemetjes op je oren of voorhoofd. Mijn sap is trouwens ook

geneeskrachtig. Stip vijf dagen een wrat aan en ze gaat weg.

Helemaal onderaan, dicht tegen de grond, vind je mijn bladeren. Ze zijn diep ingesneden tot bochtig

getand en staan in een rozet. Cavia’s en konijnen zijn dol op mijn blaadjes, die je best vers geplukt

aan hen geeft. Maar ook jullie mensen mengen mijn blaadjes door een salade of verwerken ze in

een soep. Ik ben dan ook rijk aan vitamine B en C en bevat veel mineralen. Mijn bitterstoffen

hebben daarnaast een eetlustopwekkende werking. Mijn bloemen worden gebruikt om jam en

siroop te maken.

Ik zit heel goed vast in de grond met een stevige en lange wortel, die tot 30 cm diep kan gaan. Zo

een wortel wordt penwortel genoemd en ik kan er in moeilijke omstandigheden (bij droogte) mee

overleven. Ik kan dus tegen een stootje en zelfs bij een hittegolf zie je me overal staan. Een kleine

wedstrijd: wie trekt mij volledig uit de grond? Wedden dat het jullie niet lukt?

Page 18: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

18

Dovenetel

Euh, wat zeg je, ik versta je niet! ……… Ik ben Witte Dovenetel

(Lamium album) en in tegenstelling tot brandnetel, netel of brand ik

je niet. Vandaar mijn naam ‘Dove- netel’ (= ‘dode netel’), of dacht je

dat ik doof was?

Je vindt mij wel in de buurt van brandnetel terug, alhoewel we totaal

geen familie zijn. Ik ben een lipbloemige. Onze familie heeft

vierkante holle stengels, onze bladeren staan paarsgewijs tegenover

elkaar op de stengel, we zijn behaard en onze bloemen lijken op

lippen. Ze bestaan uit een bloembuis die zich op het uiteinde splitst in

een boven- en een onderlip. Onze bovenlip staat als een afdakje

boven onze bloemingang. Op onze onderlip kan je enkele gekleurde

strepen ontdekken; wegwijzers voor hommels en bijen naar de

nectar. Wanneer een bij of een hommel op de onderlip landt en zich in onze bloem wringt strijkt de

bovenkant van haar achterlijf onherroepelijk langs de helmknoppen en wordt met stuifmeel bedekt. Bij

het bezoek aan een volgende bloem blijft dit dan weer aan de kleverige stempels zitten. Zo helpen

deze insecten ons bij de bestuiving.

Met een loep zijn deze lokstrepen duidelijker te zien. De insecten achterna? Ga via de achteringang.

Neem één van onze bloemetjes, draai om en zuig de nectar eruit. Wat proef je?

Van onze bloemen kan je ook thee zetten, doe dit bij voorkeur ’s avonds, we werken immers

slaapopwekkend. Mijn bloemen zijn wit maar ik heb neven en nichten wiens bloemen andere

kleuren hebben, ze behoren tot een andere soort van onze familie. Ik stel ze straks aan jullie voor.

Onze zaadjes worden door mieren verspreid. En weet je waarom ze dat doen? Aan onze zaadjes zit

een aanhangseltje waar ze dol op zijn. In plantentermen noemen we dat ook wel een

mierenbroodje. Mieren halen de zaadjes rechtstreeks uit onze kelken en doen wat de wind niet kan;

onze zaden vervoeren naar andere oorden.

Mij zie je overal, behalve in het hoge noorden. Via ondergrondse wortelstokken woeker ik sterk en

kan ik een aanzienlijke oppervlakte bedekken. Probeer je mij te plukken dan zal je merken dat je

meerdere bloemenstengels en liggende (steriele) stengels meetrekt. Mijn groene blaadjes zijn

eirond tot hartvormig met een spitse top, zoals ik reeds vermeldde staan ze in paren tegenover

elkaar. Het is mogelijk om mijn bladeren te eten zoals spinazie. Aan de voet van mijn bovenste

blaadjes vind je mijn witte bloemen die in dichte schijnkransen staan. Je ziet mij bloeien van april tot

november.

Mijn nicht, Gevlekte Dovenetel (Lamium maculatum), vind je in Zuid- België terug. Ze bloeit van

maart tot oktober. Ze heeft vooral lichtpaarse bloemen en wordt gekenmerkt door bladeren met

een witachtige, soms rozige vlek langs de middennerf. Net zoals mij heeft ze bladeren die onderaan

een langere steel hebben dan bovenaan. Bovenaan zijn onze bladeren eerder zittend of

kortgesteeld.

Mijn neef, Paarse Dovenetel (Lamium purpureum), is een betrekkelijk klein, geurend plantje. Zijn

onderste bladeren hebben eveneens lange stelen en zijn vaak paars aangelopen. Zoals zijn naam

doet vermoeden heeft mijn neef paarse bloemen. Mijn neef zie je niet alleen op bermen,

graslanden, dijken maar eveneens in tuinen. Hij bedekt daar, als hij ook maar even de kans krijgt

elke lege plek.

Page 19: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

19

Madelief

Hou je van me, of … hou je niet van me? Je moet wel, want ik ben Madelief

(Bellis perennis), wat je kan vertalen als ‘eeuwige schoonheid’). Je kan mij

het hele jaar door plukken. Ik bloei in de winter maar vooral in de zomer.

Mijn bloemen zijn bloemhoofdjes en bestaan in het hart uit tientallen gele

korte buisbloemetjes, die omgeven zijn door witte tot wit-met-roze

lintbloempjes. Vooral meisjes gebruiken mij als liefdesvoorspeller en

trekken mijn witte lintbloempjes los om te weten of ze wel of niet met de

man van hun dromen zullen trouwen. Wil je het ook eens proberen? Of

vlecht je liever kransen van mijn bloempjes? Mijn bloemen met stevige steeltjes zijn makkelijk te

bewerken en ik sta heel mooi aan je hand, aan je hals of op je hoofd. Als het regent dan sluiten mijn bloemetjes en keren zich naar de grond, ook bij zonsondergang kan

je mijn gele hartje niet meer zien. Bij de minste zonnestraal ‘s morgens voel ik mij echter vrolijk en

blij, openen mijn bloemen en richten ze zich naar de zon. Mijn Engelse benaming ‘Daisy’ is hier

trouwens van afkomstig. Languit is het ‘Day’s Eye’ of ‘Oog van de dag’. Mijn Nederlandse naam zou

verwijzen naar de Oud-Nederlandse naam voor weide of grasland; ‘Made’ (Made-liefje: liefje van de

weide).

Je hoeft me niet ver te zoeken, ik groei zowat overal, zelfs in de meeste tuinen. Grasmachines deren

mij niet, ik ben een kampioen in overleven. Rijden ze over mij heen dan kleur ik het gazon een paar

dagen later opnieuw. Ik ben een echte tredplant, ik groei goed in bodems die vast en dichter zijn

geworden door de druk van voeten en fietswielen en ik kan dan ook tegen een voetje of wieltje.

Mijn bladeren staan helemaal onderaan in wortelrozetten, ze zijn eirond tot spatelvormig en

behaard.

Page 20: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

20

Boerenwormkruid

Haha, je hebt me gevonden? Geen wonder ik kom dan ook overal voor, zeg maar in het grootste

deel van Europa en zelfs in een deel van Azië. Ik hou van zanderige gronden. Vroeger werd ik

veelvuldig gebruikt door boeren. Waarom? Zoek dat maar in mijn naam.

Aangenaam, ik ben Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare). Ik verjaag heel wat ongedierte

waaronder wormen, muggen, vliegen, muizen, vlooien, …. Naar wat men mij zegt, werd ik eerst

‘Reinvaren’ genoemd, maar kreeg ik mijn huidige naam om het beroep van den boer eer aan te

doen en omdat ik koeienwormen den duvel aandoe.

De naam ‘Reinvaren’ is niet zo vreemd. Kijk eens goed naar mijn bladeren. Lijken ze niet op de

bladeren van een varen? Ze zijn sterk uitgesneden en veervormig. Vooral in het voorjaar wanneer ik

nog geen bloemen heb, kan je je in mij vergissen. Wanneer mijn bloemen verschijnen is het zomer.

Als je goed kijkt dan zie je dat mijn gele op speldenkussentjes lijkende bloemhoofdjes uit meerdere

buisbloemetjes bestaan. Mijn vlakke bloemhoofdjes vormen aan het eind van de stengel een dichte

schermachtige pluim.

Zag je ook hoe groot ik ben? Ja, ik kan tot 120

cm lang worden. Met mijn knopvormige

bloemen, sterk uitgesneden blaadjes en

rechtopstaande stengel sta ik mooi in een

veldboeket op tafel. Mijn bloemen verwelken

niet vlug, houden hun gele kleur lang en

bovendien blijven vervelende insecten zoals

vliegen uit je huis. Pluk mij dus, in plaats van

boterbloemen of madelieven. Ruik echter eens

goed aan mij. Ik verspreid een kamferachtige

geur die sommigen niet zo aangenaam vinden.

Ook mieren houden niet van mij, om die reden

werd ik vroeger aan de keukendeur geplant. En

… in het kippenhok en de mand van honden of

katten help ik vlooien te verjagen.

Voor het verven van textiel in groene, gele of

bruine tinten kan je mij ook gebruiken. Pluk

daarvoor mijn bloeiende toppen.

Page 21: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

21

Duizendblad Mag ik mij even voorstellen? Achilles, het

duizendblad. Zelf geef ik de voorkeur aan mijn

Latijnse naam, die klinkt als een gedicht, ‘Achillea

millefolium’. Het was Achilles, de dapperste van alle

Griekse helden, die mij ontelbare keren als

bloedstelpend middel gebruikte en daarom ook

voorkomt in mijn wetenschappelijke naam. Mijn

eigenschappen bezorgden mij verschillende

volksnamen waaronder soldatenkruid, herbe aux

carpentier of timmermanskruid.

Millefolium of duizendbladig, kan je achterhalen waar mijn soortnaam vandaan komt? Kijk eens

goed naar mij. Mijn bladeren zijn net kantwerk en het lijkt of ik wel duizend blaadjes heb. Vanaf juni

zie je mij bloeien. Ik heb witte tot wat roze bloemschermen. Met mijn sterk uitgesneden bladeren

en ondergrondse wortelstokken kan ik heel goed tegen de droogte, kou, hitte en vind je mij zowat

overal en vooral langs wegbermen.

In vroegere tijden, toen geesten en heksen het dagelijkse leven beïnvloedde, werd ik in huizen

opgehangen of onder dorpels gelegd. Het kwade werd zo ver weg gehouden.

Page 22: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

22

Grassen

Hallo, ik ben sprietje, een gras! Ik behoor tot één van de

grootste plantenfamilies op aarde (Poaceae), geen

wonder dat je mij bijna overal kan aantreffen. In totaal

zijn we met ongeveer 8000 verschillende soorten.

Je kan ons herkennen aan onze typische bouw, we

bestaan uit een rechtopstaande, rolronde stengel die hol

is. Aan mijn stengel kan je verdikkingen vinden (knopen),

vaak zitten ze een beetje verstopt onder het eerste deel

van mijn blad dat als een kokertje rond de stengel zit

(bladschede).

Verschillende van mijn soorten kan je herkennen aan de

vorm van mijn bloeiwijze. Mijn bloemen zijn helemaal

niet felgekleurd, maar zijn vaak groenig en bestaan uit

aartjes die soms een grote pluim kunnen vormen.

Wanneer ik in bloei sta, zitten mijn aartjes vol stuifmeel

die met de wind verspreid wordt. Veel mensen vinden

het niet prettig wanneer ik in bloei sta, ze moeten dan

veel niezen omdat ze een allergische reactie tegen mijn

stuifmeel ontwikkelen (hooikoorts).

Veel grassoorten vormen een belangrijke voedselbron voor

grazende dieren (zoals koeien, schapen, …), maar er zijn ook

soorten die we dagelijks in onze brooddoos aantreffen (bv tarwe,

rogge, haver, gerst waarmee men brood maakt) of op ons bord

bij de Chinees (rijst). Andere bekende soorten zijn riet en

bamboe. Hoe het kruipertje (zie foto rechts) aan z’n naam komt,

kan je zelf uittesten! Stop een aartje in je mouw, door te

bewegen zal het aartje met zijn dunnen lange haartjes omhoog

kruipen. Je kan het kruipertje vinden in veel wegbermen,

weilanden en op dijken.

Wist je dat er grassen bestaan die eigenlijk geen grassen zijn, zo heb je de schijngrassen (of

cypergrassen, Cyperaceae) waar zegge een voorbeeld van is of de russenfamilie (Juncaceae) die

maar oppervlakkig op grassen lijken. Zegge kan je herkennen aan zijn gevulde, driehoekige stengel,

terwijl een rus een ronde, volle bies heeft met meestal enkel onderaan bladeren.

Page 23: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

23

Wegbermplanten

Van de stengel van sommige planten kan je makkelijk een fluitje maken? Probeer maar eens

met een stengel van fluitekruid (zie: http://www.over-leven-in-de-natuur.com/pr/subpage.php/pagecode=Subpage_a6a).

Vogelwikke is makkelijk te herkennen. Neem het bloempje uit de kelk en leg het op je hand.

Zie je ook dat het bloempje op een vogeltje lijkt? Planten van de paardenstaartfamilie (zoals holpijp, heermoes en lidrus) worden ook wel

legoplanten genoemd. Ze bestaan uit losse, in elkaar geschoven delen die je - net als legoblokjes - uit elkaar kan halen en opnieuw in elkaar kan steken.

Wist je dat er een plant bestaat die naar look ruikt maar toch geen look is? Inderdaad, het gaat hier om look-zonder-look.

De Engelse vertaling van paardenbloem is dandelion, wat een verbastering is van de Franse

woorden ‘dent de lion’ of ‘leeuwentand’. Het kreeg deze naam omdat men vroeger vond dat de omtrek van de bladeren er als leeuwentanden uitzien.

Page 24: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

24

Katern bomen en struiken

Fiches bomen en struiken:

o Wilg o Vlier o Eik (zomereik, wintereik) o Paardenkastanje o Tamme kastanje

Page 25: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

25

Wilg

Hallo, ik ben wilg, de wilg (Salix)!

Ik ben een veelvoorkomende boom, en ik besta in

verschillende groottes en vormen. Wanneer mijn takken

regelmatig afgezaagd worden dan krijg ik een dikke stam met

daarop jonge scheuten, het lijken wel dunne tenen op een

oude knotvormige boomstam (schietwilg die geknot worden).

Soms laat ik mijn takken hangen en schommelen ze mee in de

wind (treurwilg). Ik sta het liefst met mijn wortels in vochtige

grond en ik heb veel licht nodig. Dus je zoekt mij best langs

natte weilanden, sloten en plassen, maar vaak kan je mij ook in

tuinen en parken vinden.

Mijn schors is grijsachtig en gespleten, mijn bladeren hebben onderaan een zilverachtige grijze kleur

en zijn langwerpig. Wanneer je aan de onderkant van mijn bladeren kijkt, kan je zijdeachtige,

zilverwitte donshaartjes zien.

In het voorjaar pronk ik met mijn bloemen, nog voor er blaadjes aan mijn takken hangen. Het zijn

wollige katjes, met gele meeldraden of grijsgroene stampers. Ze vallen op door hun aangename

geur, geen wonder dat ze door heel wat hommels en bijen bezocht worden. Wanneer je vroeg in het

voorjaar een paar takken afknipt en binnen in het water zet, kan je de veranderingen aan mijn katjes

van dichtbij bewonderen! In de lente (mei/juni) hang ik vol pluisjes, het lijken wel vlokken

schapenwol, dit is het vruchtpluis van de wilgenzaadjes. Ze zorgen ervoor dat ze makkelijk met de

wind kunnen verspreid worden.

Mijn hout is zacht waardoor het goed te bewerken is. Wist je dat mijn hout vroeger gebruikt werd

om klompen te maken? Met mijn takken zijn erg buigzaam waardoor ze kunnen gebruikt worden

om prachtige manden te vlechten.

Page 26: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

26

Vlier

Kom eens hier, ik ben Mijnheer de Vlier (Sambucus

nigra)! Je hebt mij zeker al eens geroken of geproefd.

Ik ben een struik en ik groei langs bosranden en

weilanden, maar vooral in de buurt van mensen (huizen,

stallen, boerderijen). Ze geloven dat ik boze geesten of

onweer op afstand houdt, en dat mijn geur vliegen en

muggen verjaagt. Kneus eens een blaadje of een takje

en je zal merken waarom!

Wanneer ik volwassen ben, heb ik een brede kroon en

overhangende takken. In de winter herken je mij aan

mijn knoestige stam vol ribbels en kurkachtige wratten.

De binnenkant van mijn takken bestaat uit een zacht, sponsachtig, wit merg. Als je erin slaagt om

het merg te verwijderen kan je mijn takken gebruiken om uitstekende fluitjes of blaaspijpjes te

maken!

Mijn bladeren zijn onderverdeeld in 5-7 ellipsvormige deelblaadjes. Vergelijk de onderkant en

bovenkant van mijn blaadjes en je zal een verschil merken: onderaan zijn ze lichtgroen terwijl de

bovenzijde donkergroen is.

Aan het begin van de zomer pronk ik met mijn roomkleurige bloemtuilen met een onmiskenbare

zoete geur die tegen het najaar veranderd zijn in hangende trossen van ronde zwarte bessen. Mijn

bessen zijn een lekkernij voor vele vogels, maar rauw zijn ze giftig. Wanneer je ze kookt zijn ze

bruikbaar voor heel wat lekkers: siroop (tegen winterverkoudheid), limonade (siroop + spuitwater),

confituur, … Ook met mijn bloemen wordt wel eens een lekkere limonade gemaakt! Daarnaast kan

je mijn bessen ook gebruiken als kleurstof, bv. voor het kleuren van wol of textiel (Zie

http://draadjesenpraatjes.blogspot.com/2009/09/vlierbessen-verfrecept.html of

http://www.plantaardigheden.nl/aardig/aardigheden/verfplanten.htm)

Page 27: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

27

Eik (zomereik/wintereik)

Hallo, ik ben een eik (Quercus)! Ik ben een grote boom (soms wel tot 40 m hoog), waar veel magie,

mysterie en symbolische waarde aan verbonden is. Sommigen noemen mij ‘de koning van het bos’.

Omdat ik soms tot wel 1000 jaar oud kan worden, word ik aanzien als het symbool van kracht en

lang leven.

Wanneer je onder mijn kruin staat en naar boven kijkt, vallen mijn breed spreidende, kronkelige

takken op. Je zal merken dat er hierdoor nog veel licht door de kruin kan komen. Mijn stam is recht

en mijn schors ruw met diepe groeven, ze lijken wel een beetje op de rimpels van opa en oma. Vaak

zie je vogels onder mijn schors neuzen naar voedsel, het is immers de favoriete woonplaats van heel

wat spinnetjes, wespen, rupsen en vlinders.

Mijn bladeren hebben een typische vorm, ze zijn ovaalvormig met afgeronde lobben en hebben een

donkergroene kleur. Mijn vruchten zullen je niet onbekend zijn, het zijn eivormige vruchten (eikels)

die in een kleine ‘kommetje’ (napje) vastzitten. Rauw zijn mijn eikels niet eetbaar voor mensen,

paarden, schapen en runderen, maar eekhoorns, vogels en varkens smullen er wel van! Van mij

eikels kan je wel een soort koffie maken. Op mijn napje kan je heel luid fluiten, probeer het maar

eens uit!

Page 28: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

28

Paardenkastanje

Hallo, ik ben een paardenkastanje (Aesculus)! Wanneer

ik oud ben, ben ik een grote, statige boom die wel tot

40m hoog kan worden en waarin je heel wat kan

beleven. Je kan mij herkennen aan mijn handvormige

bladeren, het lijken wel gigantische handen met vijf tot

zeven spits toelopende ‘vingers’. Wanneer mijn

bladeren afvallen laten ze een groot litteken achter op

mijn takken. Ga maar eens op zoek. Aan wat doen ze je

denken? Juist ja, een omgekeerd hoefijzer van een

paard, zelfs de spijkergaatjes zijn duidelijk te zien!

De knoppen aan het eind van mijn takken zijn erg opvallend, ze bestaan uit kleine, glanzende

roodbruine schubben en worden erg kleverig in de winter. In het voorjaar loont het de moeite om

het ontluikingsproces van de knoppen van dichtbij te volgen. Plaats een tak in een vaas met water

en observeer deze regelmatig. De knoppen zwellen op en de schubben buigen om, het wollige pluis

dat de jonge bloempjes en blaadjes tegen de koude beschermt, komt naar buiten piepen. Daarna

ontplooien de opgevouwen blaadjes zich langzaam. Het spektakel begint pas wanneer uit de

grootste knoppen grote witte en roze ‘kaarsen’ ontwikkelen. Deze bloempluimen kunnen tot 30 cm

groot worden en bestaan uit wel honderd afzonderlijke bloemen. Mijn bloemen lokken heel veel

hommels en bijen die verzot zijn op de nectar en het stuifmeel. Om deze insecten de weg te wijzen

naar dit lekkers, staat er een gele of rode vlek op mijn bloemen (honingmerk). Wist je dat het

honingmerk van geel naar rood verkleurt wanneer de bloem reeds bezocht is door een bij?

Hierdoor geven ze aan de bijen aan dat ze reeds bestoven zijn en hoeven die geen tweede keer

langs te komen. In de herfst verschijnen mijn zaden, deze rijpen in een stekelige groene bolster. Per

bolster kunnen tot 3 gladde, roodbruine zaden zitten. Vroeger werden mijn zaden gebruikt om zeep

te maken, dus je eet ze best niet op. Everzwijnen, varkens en herten lusten ze wel!

Page 29: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

29

Tamme kastanje

Ondanks mijn naam, ben ik geen familie van de Paardenkastanje

(Castanea sativa)! Kijk eens goed naar mijn bladeren en je kan heel wat

verschillen merken. Ik heb smalle, langwerpige bladeren met een getande

bladrand. De bovenzijde van mijn bladeren is glanzend donkergroen,

terwijl de onderzijde ietsje lichter is.

Ik heb zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. De mannelijke bloemen

zitten als een parelsnoer aan rechtopstaande, lange katjes. Vaak blijven

ze aan de rijpe (stekelige) vrucht hangen wanneer die rijp zijn. De

vrouwelijke bloemen zijn kleiner en omgeven door groene, schubachtige

blaadjes, ze staan aan de basis van de katjes. De geur van mijn bloemen

lokt kevertjes, vliegen en bijen. Als beloning krijgen ze een zoetsmakend druppeltje nectar dat ze op

de stempel van mijn (vrouwelijke) bloemen vinden. Mijn vruchten bestaan uit leerachtige,

glanzende bruine nootjes (kastanjes), die meestal per 3 in een groene tot geelbruine, stekelig napje

zitten (dat vaak, onjuist, als een bolster wordt omschreven). Met de stekels probeer ik ervoor te

zorgen dat vogels en eekhoorns minder snel gaan lopen met mijn vruchten! Probeer maar eens mijn

kastanjes uit het napje te halen zonder je te prikken. In tegenstelling tot de stekelige buitenkant van

de vrucht, is de binnenkant bezet met witte, zijdeachtige aangedrukte haartjes. Ze zorgen voor een

zacht bedje voor mijn kastanjes.

Page 30: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

30

Bomen en struiken

Beukennootjes zijn vers niet geschikt voor het eten van grote hoeveelheden, ze bevatten namelijk een klein beetje giftig blauwzuur. Eentje proeven kan geen kwaad. Door ze te roosteren wordt het gif verwijderd. De vruchten zijn zeer geliefd bij eekhoorns, gaaien en spechten.

Een haag met beuken is niet hetzelfde als een haagbeuk. Een gewone beuk en een haagbeuk zijn immers andere soorten (haagbeuk behoort tot de berkenfamilie,een gewone beuk tot de napjesdragers familie). In de herfst wordt het verschil tussen beide soorten duidelijk. De bladeren van de haagbeuk worden opvallend geel waarna ze snel afvallen. Bij de gewone beuk heeft een zeer mooie herfstkleur (van geel naar warm rood).

De overblijfselen van de vrouwelijke bloemen (katjes) van een els noemt men elzenpropjes. In de zomer zijn ze groen en zitten ze vol zaadjes die door vogels, zoals sijsjes en putters worden gegeten. In de herfst/winter worden ze donkerbruin en gaan de schubben open staan, het lijken dan mini-denappeltjes.

De stevige takken van een berk kan je gebruiken als een prima wandelstok. Heksen maken bezems van de fijne takjes.

Wanneer je in het voorjaar een gaatje in de stam van een berk maakt, vloeit er sap uit: lekker zoet en goed voor je gezondheid!

Page 31: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

31

Katern kriebeldieren

Fiches kriebeldiertjes:

o Lieveheersbeestje o Pissebed o Vlinder (koolwitje, kleine vos)

Page 32: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

32

Lieveheersbeestje

Ik ben een rood, bol kevertje met veel of weinig zwarte stippen, wie ben ik? Ik ben een

lieveheersbeestje (Coccinella)!

Ken je het verhaal achter mijn stippen? Hoe meer stippen, hoe ouder het lieveheersbeestje vertelde

men vroeger, maar dit is een fabeltje (lieveheersbeestjes leven ongeveer 1 jaar)! Elk

lieveheersbeestje wordt met al zijn stippen geboren, het aantal stippen varieert tussen verschillende

soorten. Er bestaan wel 60 verschillende soorten! Ga eens op zoek in je omgeving en wie weet kom

je mij tegen met meer of minder stippen of in een andere kleur (oranje, bruin, geel, zwart). Het

zevenstippelige lieveheersbeestje komt het vaakst voor, wist je dat deze soort in feite 8 stippen

heeft? Op elk dekschild staan 4 stippen, maar omdat de 2 middelste stippen naast elkaar staan, lijkt

het alsof dit één grote stip is.

Vogels zullen mij niet snel opeten, mijn kleur (rood of geel met zwart) verraadt dat ik vies smaak. Je

bent gewaarschuwd! Wanneer ik mij bedreigd voel dan scheid ik een gele, zure en branderige

vloeistof af die erg stinkt en bitter smaakt, ideaal om mijn vijanden af te schrikken. Je kan dit

uitlokken door mij in de hand te nemen en zachtjes tegen mijn lijfje te tikken. Wie durft mij aan?

Daarnaast ben ik een zeer goede toneelspeler. Bij gevaar draai ik mij soms op mijn rug en trek mijn

pootjes en antennes in alsof ik dood ben. Wanneer het gevaar voorbij is, draai ik mij om en vlieg ik

gewoon weg!

Wist je dat ik erg nuttig ben in de tuin of de landbouw? Ik ben, als roofdier,

namelijk dol op bladluizen (vooral Aziatische lieveheersbeestjes). Ook mijn

larven lusten bladluizen, je hebt veel kans dat je ze ook aantreft op planten die

aangetast zijn door bladluizen. Ga maar eens op zoek, ze zijn zwart tot

donkergrijs met gele/oranje vlekken. Mijn larven ontstaan uit eitjes die ik vaak

op een plant leg met veel bladluizen. Op deze manier komen mijn larven als het

ware ‘midden op tafel’ uit en hoeven ze maar toe te tasten. Mijn larven kunnen

gedurende 6 weken wel meer dan honderd bladluizen verorberen.

Page 33: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

33

Pissebed

Hé wat een gekke naam heb ik: ‘pissebed’ (Porcellio scaber)! Weet

je waarom men mij zo noemt? Wel, de meningen zijn hierover nogal verdeeld! Vroeger geloofden

sommigen dat je gedroogde pissebedden kon vermalen en in bed strooien wanneer je het

bedplassen bij kinderen wou verhelpen. Anderen denken dat men mij in de Middeleeuwen

gebruikte om het plassen (pissen) te bevorderen. Verzamel een aantal pissebedden en ruik er eens

aan, aan wat doet de geur je denken? Juist ja, urine! In de volksmond noemt men mij ook soms

keldermot, muurluis of muurvarken omdat ik graag op donkere en vochtige plaatsen zit.

Wist je dat ik eigenlijk een schaaldier ben (zoals garnalen en kreeften) dat op land leeft? Mijn

lichaam bestaat uit verschillende (rug)plaatjes en achteraan heb ik een staartje, net zoals bij

kreeften! Bij elke rugplaat horen een paar poten, ik heb er 14 in totaal. Op mijn achterste poten

zitten kieuwen waarmee ik kan ademen, daarom zal je mij nooit vinden op droge plaatsen.

Spinnen, vogels en spitsmuizen zijn mijn grootste vijanden, wanneer ik onraad voel dan rol ik mij op

om mij te beschermen (andere soort: oprolpissebed). Duw eens zachtjes met je vinger tegen mijn

rugplaten en je zal merken hoe snel ik dit kan! Zelf lust ik het liefst rottend hout en andere rottende,

plantaardige materialen (zoals groenten en fruit, maar ook oud karton), ik ben de opruimer van

dienst!

Page 34: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

34

Vlinders (koolwitje, kleine vos)

Hallo, ik ben één van de kleurrijkste en mooiste fladderende insecten, een vlinder! Ik ben een echte

zonneklopper, je kan mij vaak in de zon vinden met m’n vleugels wijd uiteen. Zonder zonnewarmte

kan ik niet vliegen, daarom zal je mij niet zien vliegen wanneer het regent, waait of koud is. Dan zit

ik liever op een beschutte plek, zoals onder bladeren, in een holle boom of op een zolder. In een

groot weiland zonder bomen en struiken zal je mij ook niet snel vinden, want dan heb ik het moeilijk

om mij te oriënteren en durf ik nogal snel verdwalen! Daarom blijf ik graag binnen mijn eigen

territorium. Wist je dat er soorten (bv Kleine vos, Aglais urticae) zijn die hun territorium echt

verdedigen? Wanneer een indringen hun territorium durft te overschrijden zullen ze die in volle

vlucht achtervolgen.

Ik ben verzot op de nectar uit bloemen, daarom fladder ik van de ene bloem naar de andere om met

mijn lange roltong dit zoete sap uit de bloemen te zuigen. Wanneer ik op een bloem zit moet je eens

aandachtig naar mijn vleugels kijken. Ze bestaan uit kleine schubjes en zijn opvallend gekleurd. De

kleuren zorgen ervoor dat verschillende soorten elkaar herkennen, maar ze kunnen ook vijanden

(zoals vogels) schrik aanjagen of in verwarring brengen, of er net voor zorgen dat ik bijna niet opval

(camouflage).

In het voorjaar, na de paring, leggen de wijfjes hun eieren op de onderkant van een plant (bv.

brandnetels: ‘kleine vos’ en ‘atalanta’, bladeren van koolsoorten: ‘koolwitje’). Dit noemen we de

waardplant en het is meteen ook het lievelingseten van de rupsen die uit deze eitjes kruipen. Mijn

rupsen variëren sterk van vorm en kleur, sommige zijn sterk gekleurd of hebben gele strepen op de

rug, andere hebben stekelachtige haartjes die kunnen irriteren, je raakt ze dus best niet aan.

Wanneer mijn rupsen hun buikje volgegeten hebben, zoeken ze een rustig plekje om te verpoppen.

Als pop hangt de rups stil, hij kan niet eten en niet rondkruipen. Wanneer je de pop voorzichtig

aanraakt, zal hij ‘kwispelen’ om dieren die hem willen opeten te laten schrikken. Binnen in de pop

krijgt de rups vleugels, voelsprieten en een roltong. In de zomer kruipt de nieuwe vlinder uit zijn

pop.

Niet alle vlinders die je overdag ziet zijn dagvlinders! Ook overdag kan je nachtvlinders tegenkomen,

deze zijn vaak minder opvallend van kleur en houden in rust hun vleugels plat over hun lijf.

Daarnaast ontbreekt het typische knotsje op het einde van hun voelsprieten, die je wel bij

dagvlinders kan vinden, maar zijn hun voelsprieten waaiervormig.

Page 35: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

35

Kriebeldiertjes

Wanneer je rode bosmieren een beetje plaagt, spuiten ze een zuur omhoog om zich te verdedigen. Een zelfde soort stof (zuur)wordt ook gebruikt in producten voor toiletreiniging.

Net zoals vogels, zijn er ook vlinders die trekken; bv. de Atalanta overwintert in de lente in het Middellandse Zeegebied,en fladdert in de lente bij ons rond waar ze zich voortplanten (Noord-Europa). Hun nakomelingen keren in de herfst terug naar het zuiden.

Er zijn mensen die geloven dat je een wens mag doen als een lieveheersbeestje op het topje van je wijsvinger zit en van daar wegvliegt.

Wanneer een wesp rond je hoofd hangt, maak je best geen drukke bewegingen (slaan, meppen) want daar worden ze alleen maar lastiger van. Loop rustig een eindje weg en verdwenen is de wesp!

Na de zomer gaan alle wespen dood, behalve de koninginnen. Die wachten op een rustig plekje tot het lente wordt, om dan alleen aan een nieuw volk te beginnen.

Bijen zitten de hele winter in een dichte tros bij elkaar, wanneer het buiten warmer wordt dan tien graden,worden ze wakker. Dan komen ze rond de middag met z’n allen een uurtje naar buiten.

Libellen zijn echte supervliegers, ze razen soms wel met een snelheid van 40 km per uur langs takken en rietstengels. Voor ze rondvliegen, leven ze als larve in het water. De larven van bepaalde soorten kunnen soms wel 5 jaar lang onder water leven!

Met een insectenzuiger kan je eenvoudig kriebeldiertjes verzamelen zonder ze te beschadigen. Meer info over hoe je zelf een insectenzuiger kan maken: http://diertjesronddeschool.web-log.nl/diertjesronddeschool/2006/03/de_insectenzuig.html

Page 36: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

36

Katern vogels

Fiches vogels:

o Merel o Roodborstje o Canadese gans o Houtduif o Blauwe Reiger o Winterkoninkje

Page 37: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

37

Merel

Hallo, ik ben mijnheer Merel (Turdus merula)!

Jullie kennen me wel, die zwarte vogel die ook in

je tuin rond hupt! Je herkent mij aan mijn

glanzend zwarte verenkleed, donkere

kraaloogjes met een geel randje en een felgele

bek. En heb je mijn vrouwtje al gezien? Zij is

ongeveer even groot als mij, maar niet zo mooi

zwart. Ze is bruin, zodat ze goed verstopt zit op

haar nest, tussen de bruine takken.

Vroeger woonden wij merels in het bos. Maar omdat er steeds minder bossen waren, zijn we op

zoek gegaan naar andere plekjes om te wonen. En in het park of een tuin vinden we ook heel wat

lekkers! Mijn favoriete maaltijd is een lekker sappige regenworm. Je ziet mij dan ook vaak met mijn

snavel in de grond wroeten. Als ik trappel met mijn pootjes komen de regenwormen sneller naar

boven; ze denken dan dat het regent!

Samen met mijn vrouwtje krijgen we elk jaar heel wat kleintjes. Tot 2-4 keer per jaar hebben we een

nest met eieren. Onze kleintjes moeten wel heel goed oppassen voor katten, want die lusten wel

zo’n rondhuppend mereljong. Het nest waarin onze eitjes liggen is door mijn vrouwtje gemaakt.

Hiervoor heeft ze niet alleen gras, mos, veertjes en andere natuurlijke materialen gebruikt, maar

soms ook plastic, touw,… Als de eitjes uitkomen is het mijn beurt. Dan ga ik op zoek naar lekkers

voor onze kleintjes, terwijl mijn vrouwtje al snel aan een nieuw nest begint.

Om mijn nestplekje te kunnen houden zing ik de hele dag. Zo weten mij buurmannen dat dit plekje

van mij is. En mijn vrouwtje, die vindt mijn gezang heel mooi. Waarschijnlijk heb je mij al horen

zingen. Ik zoek altijd het hoogste plekje uit, en zing dan zo luid ik kan. Ik begin ’s morgens al heel

vroeg. Misschien heb ik je al eens wakker gemaakt!

Page 38: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

38

Roodborstje

Tik, tik, mijn naam is Roodborst

(Erithacus rubecula). Gek eigenlijk,

want mijn borst is eigenlijk oranje.

‘Oranjeborstje’ zou me beter passen!

Ik sta hoog op mijn smalle pootjes, en

kijk met zwarte kraaloogjes in het

rond. Wij dames zien er hetzelfde uit

als onze heren.

Wij zijn soms echte driftkoppen. We

kunnen ons heel boos maken, en zijn

niet snel bang. Vooral in de winter

komen veel roodborstjes veel vaker

voor in tuinen, dicht bij de mensen.

Dit zijn meestal onze soortgenoten die vanuit het koude Noorden komen. Wij zitten dan lekker

warm in het bos, of gaan naar een warmer land, want dan vinden wij het hier te koud.

Bij de meeste vogels is vooral het mannetje de zanger, maar wij zingen allebei! In de winter zingen

we om onze voedselplekjes te verdedigen, in de zomer vooral om ons nest te beschermen.

Ik maak 1 of 2 keer per jaar een mooi nest, waarin ik een 5-tal mooie witte eieren met roest-bruine

vlekken leg. Ik broed de eieren uit. Gelukkig is mijn rug bruin, net zoals het nest en de takken van de

boom of struik waarin ik zit. Anders zou ik een vogel voor de kat zijn Ik ben vooral een insecteneter,

dat zie je aan mijn fijne snavel. Wanneer er te weinig insecten zijn, eet ik zaadjes en vruchten of

allerlei kleine kriebeldiertjes. Na 2 weken komen onze jongen uit het ei. Samen met mijn man zorg ik

voor de kinderen. Maar als die uitvliegen, gaan wij uit elkaar. En het volgende jaar zoeken we elk

een nieuw liefje!

Een leuk weetje: in Engeland wordt de postbode soms wel eens roodborstje genoemd, door zijn

rode uniform. Wij roodborstjes staan ook vaak op kerstkaarten, omdat de postbode-roodborstjes

die rondbrengen. (http://www.beesies.nl/animals/roodborst.htm )

Page 39: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

39

Canadese gans Met mijn sierlijke nek lijk ik een beetje op een zwaan, maar vergis je niet, ik ben een echte gans! Een

Canadese gans (Branta canadensis), want ik ben afkomstig uit het verre Noord-Amerika.

Lang geleden brachten rijke mensen ons vanuit Amerika mee naar hier, waar ze in hun tuinen en

parken met ons pronkten. Ze vonden onze lange zwarte hals met witte keelvlek prachtig. Daarnaast

vonden ze ons vlees ook heel lekker, dus belandden we wel eens op tafel… Zo nu en dan kon er

echter wel eens een gans ontsnappen, en sindsdien komen we hier met steeds meer voor.

Niet iedereen ziet mij even graag komen. We zijn namelijk grazers, net als de koe eten we

voornamelijk gras en andere kleine plantjes. Die graslanden vind je hier vooral terug in beschermde

natuurgebieden. Daarom noemen sommige natuurliefhebbers ons ‘de koeien van het

natuurreservaat’. Als we met z’n allen een dag lang op een wei grazen, is die tegen de avond

veranderd in een woestenij. Daarnaast kunnen we behoorlijk agressief uit de hoek komen, en zijn

veel inheemse diersoorten bang van ons.

Een ander probleem waar we voor zorgen, is de grote hoeveelheid ganzenpoep (tot 800 gr per dag,

per gans!!). Mensen vinden het niet leuk om op een grasveld of speelplein tussen de ganzendrollen

te moeten stappen. En aangezien we bijna altijd in groep blijven, laten we er heel wat achter!

In het land waar we vandaan komen moeten we opletten voor beren, coyotes en andere rovers,

maar hier hebben we niet veel vijanden. Daarom zijn we hier met zoveel.

Toen ik 2 jaar was, ben ik op zoek

gegaan naar een wijfje. En we zijn nog

altijd bij elkaar! Elk jaar hebben we

een nest met 3 tot 8 jongen. Hoewel

we samen voor de eieren zorgen, zit

mijn vrouwtje toch vaker op het nest.

Onze jongen zijn lekker zacht en

donzig, echte snoesjes! Als ze 2 jaar

zijn, kunnen ze zelf een nestje maken.

Mijn neven en nichten in Amerika

trekken in de winter naar het Zuiden,

maar wij Europeanen blijven meestal op dezelfde plaats. Als er echt niet genoeg eten is, gaan we

elders op zoek naar voedsel.

Page 40: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

40

Houtduif

Hoi, ik ben Harry de houtduif (Columba palumbus).

Misschien vind je mij niet zo mooi, maar je kent me

vast wel. Wij duiven komen zowat overal voor, van in

de stad tot in het bos. Heb je mij al eens horen

koeren? Dat gaat als volgt: Roe-koe-koe koe-koe. Doe

maar eens mee!

Je kan me gemakkelijk herkennen aan mijn witte

halsvlek en de witte streep op mijn vleugels. Vooral

als ik vlieg zie je die heel goed. Ik ben een stevige

vogel, met een zware borst. Ik zie er best stoer uit!

Schrik niet als ik opvlieg, want dan klappen mijn

vleugels hard tegen elkaar. Dit geluid alarmeert

meteen de andere vogels van mijn groep.

De meesten onder ons zijn standvogels, dat wil zeggen dat we het hele jaar door op dezelfde plaats

blijven. Maar er zijn ook trekkers. In de winter hebben we vaak duiven van Noord- en Oost-Europa

op bezoek.

Je ziet ons meestal in grote groepen. Met z’n allen gaan we op zoek naar voedsel. Boeren zien ons

niet zo graag komen op hun velden, want we kunnen behoorlijk wat schade aanrichten. We eten

liefst zaden en bessen, en af en toe eens een kriebeldiertje. Om die harde zaden te kunnen

vermalen, pikken we soms kleine steentjes op.

Ons nest bestaat meestal uit een los en slordig bosje takken, hoewel we ook graag in gebouwen

nestelen. Mijn vrouwtje legt meestal 2 witte eieren. We zorgen samen voor onze jongen. En raad

eens wat onze jongen als voedsel krijgen? Melk! Dat lijkt misschien gek voor een vogel, maar toch is

het zo. Duivenmelk is een kaasachtige stof die wij maken in onze krop, waar het voedsel

voorverteerd wordt. De melk braken wij uit, recht in de snavel van onze jongen.

Page 41: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

41

Blauwe reiger Aangename kennismaking, ik ben Dhr.

Langnek, de blauwe reiger (Ardea

cinerea). Je herkent me aan mijn grijs-

blauwe kleur, witte kop met zwarte

band en mooie kuif. Mijn vrouwtje ziet

er net hetzelfde uit.

Ik stap als een koning statig tussen het

riet. Urenlang sta ik aan de waterkant,

te turen in het water, op zoek naar

een lekker visje of kikkertje.

Maar waarom zou ik zo’n lange poten

nodig hebben, denk je? Kijk maar eens

waar ik loop: in een drassige wei, een

modderige waterplas, een sloot,… Met

korte pootjes zou ik tot aan mijn buik

in de modder zakken!

En weet je waarom ik zo’n lange

snavel heb? Je weet toch dat ik vissen

vang? Als ik maar een kort snaveltje zou hebben, zou ik steeds met mijn hoofd onder water moeten

vissen. En dat lijkt me maar niets!

Ik woon samen met mijn familie en vrienden, altijd in de buurt van een waterplas. Je kan ons vinden

door goed naar de grond te kijken. Zie je onze witte uitwerpselen? Of vind je braakballen met restjes

van visgraten? Of hoor je ons snavelgeklepper, of de krassende geluidjes van onze jongen? Als je

dan naar boven kijkt, zie je ons misschien zitten op onze nesten, hoog in de bomen.

Ik ben gemakkelijk te herkennen als ik vlieg. Je kan de S-vorm van mijn lange nek, die bovenop mijn

rug gebogen is, goed zien. Mijn poten steken achter mijn lichaam uit.

Visliefhebbers zien mij niet zo graag komen, want ik pak maar al te graag de vissen uit hun vijver. Ze

proberen me op allerlei manieren te verjagen: met een reiger van plastic, een net over de vijver, een

fontein die water spuit als ik in de buurt land,…

Page 42: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

42

Winterkoninkje Trrrrrr, herken je de trillers in mijn lied? Mijn luide

gezang doet een beetje denken aan een alarmsignaal.

Het is bijna niet te geloven dat een klein vogeltje als ik

zoveel lawaai kan maken, maar toch is het zo. Ik ben het

winterkoninkje (Troglodytes troglodytes)!

Ik lijk wel een bolletje met een rechtopstaand staartje.

Verder zie ik er heel onopvallend uit. Ik ben helemaal

bruin, je kan me dus moeilijk terug vinden tussen de

takken van de struiken waar ik vertoef.

Het liefst eet ik spinnetjes, insecten en slakken, hoewel ik ook wel eens een besje lust. In de lente

maak ik nestjes. Om de vrouwtjes te imponeren, maak ik er soms een heleboel (tot wel 8 nesten).

Daarna zing ik op elk nest mijn prachtige lied, in de hoop dat er een vrouwtje voor mij kiest. Als ik

eindelijk geluk heb, en een vrouwtje mij hoort, wordt elk van mijn nesten grondig geïnspecteerd. Ze

kiest er het beste nest uit, en legt er tot 7 eieren in. In een goed jaar, als er veel voedsel voorradig is,

kan ze zelfs tot 16 eitjes leggen (gespreid over 2-3 nesten)! We heb 2 of 3 legsels per jaar. Als man is

het mijn taak om ons territorium te beschermen. Dat doe ik door heel veel te zingen.

Soms laat ik een tweede vrouwtje in een van mijn andere

nesten ook eitjes leggen. Maar dan moet ik hard werken om

beide nesten van voldoende voedsel te voorzien.

Ik maak heel mooie, bolvormige nesten, met aan de zijkant

een ingang. Ik ben dan ook een holenbroeder. Ik zorg voor

het grove werk, maar mijn vrouwtje maakt het binnen

gezellig en zacht, met mos, veertjes, plukjes wol,…

Ik blijf ’s winters meestal hier. Dat heeft zo zijn nadelen, want als het echt koud is, moeten we goed

opletten! Dan gaan we op zoek naar ander voedsel en maken we ons bol zodat de luchtlaag tussen

ons pluimpjes voor een warm jasje zorgt. Zo krijgen we het wat warmer.

Er bestaat een mooie legende over mijn naam. Lang geleden wilden de vogels een nieuwe koning

aanduiden. De vogel die het hoogst kon vliegen zou koning worden. De arend vloog zo hoog hij kon,

en iedereen dacht dat hij zou winnen. Tot het winterkoninkje, dat zich tussen de veren van de arend

verstopt had, uit zijn schuilplaats tevoorschijn kwam en net iets hoger vloog dan de arend. Hij mocht

dus koning worden. Heel wat vogels vonden echter dat de koning ook het diepst in de aarde moest

geraken. Dus kroop het winterkoninkje in een muizenhol, en won hierdoor opnieuw. Een uil

probeerde hem nog te vangen, maar viel in slaap voor het muizenhol. Sindsdien durft de uil zich

overdag niet meer te laten zien, en blijft het winterkoninkje wat op zijn hoede in het struikgewas.

Page 43: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

43

Vogels

Staartmezen leven in groepen, vooral ’s winters. ’s Zomers helpen exemplaren die niet broeden soms een ander koppeltje bij het zoeken naar voedsel voor de jongen. Bij de koolmees draagt het mannetje een brede zwarte das, het vrouwtje een dunnere. De roep klinkt als een piepende fietspomp of een ziekenwagen:’ tietu-tietu-tietu’.

Een spreeuw kan heel wat geluiden imiteren, zowel van andere vogels als van de mens. Zo kan hij onder andere heel goed de roep van een buizerd nabootsen, maar net zo goed een gsm.

Een mannetjeseend heeft mooie krullen aan zijn staart: hoe meer krullen en hoe groter, hoe meer succes hij heeft bij de wijfjes.

Na het broedseizoen gaan de eenden in de rui. Dan verliezen ze al hun slagpennen

(prachtkleed), waardoor ze enkele weken niet kunnen vliegen. In die periode hebben ze een

bruin verenkleed (= eclipskleed), zodat ze niet opvallen.

Let op als eenden veel duiken! In een oude volkslegende wordt beweerd dat het dan spoedig

zal regenen. ‘Duikt en snatert eend of gans, dan is er voor regen veel kans.’ Als ze hun veren

poetsen en heftig met de vleugels slaan, zal er wind opsteken.

“Ik ben zwart als roet, met een witte snoet, ik ben een … meerkoet.”

De meerkoet heeft lange tenen met lobben; zo kan hij gemakkelijker onder water duiken, en

op een modderige ondergrond rondstappen.

Zie je een vogel over het veld scheren, met duidelijk afgeronde vleugels? Dan zie je een

kievit!

Mussen nemen graag een stofbad. Dit doen ze om insecten te weren uit hun verenkleed. Een

waterbadje vinden ze ook wel leuk. Zet je een ondiepe schaal met water in je tuin, dan kan je

er misschien eens van meegenieten.

Een ekster start al in januari met het bouwen van zijn nest. Als hij later zou beginnen, zou het

niet klaar zijn tegen het broedseizoen, zo groot is het. Het jaar erna bouwt hij zijn nest er

gewoon bovenop!

Vroeger dacht men dat de ekster ongeluk bracht. Hij heeft deze naam waarschijnlijk

gekregen omdat hij gefascineerd is door glanzende voorwerpen, zoals zilverpapier, sieraden,

glas,…

Page 44: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

44

Bronnen

Begeleidingsinstrument: Concrete tips en activiteiten

Boogmans, J. (2010). Rupsen horen poepen, praktijkgids natuurbeleving. Zeist : KNNV.

Cornell, J.B. (1986). Beleef de natuur met kinderen. Rijswijk : Elmar.

de Jongh, H., van Bussel, F. & Groenendaal, W. (2009). Natuur en techniek geven : praktische

vakdidactiek voor het basisonderwijs. Assen : Van Gorcum.

Jeugdbond voor Natuur en Milieu vzw (JNM). (2010). Waarom vossen op egels plassen, en andere

natuurweetjes, met kinderen op tocht in de natuur. Gent: JNM vzw.

Leufgen, W. & Van Lier, M. (2007). Vrij spel voor natuur en kinderen. Utrecht : Van Arkel.

Lommers, T. (2009). Dat prikt! Stukjes verwondering aan wilde planten. Zuid Holland: DKV – IVN.

Lommers, T. (2009). Schrikdraad! Ideeën voor een actieve, avontuurlijke natuurverkenning. Zuid

Holland: DKV – IVN.

Watson, C. (1995). Speuren in de natuur, onderzoeken, experimenteren, uitvinden. Haarlem : Schuyt.

Achtergrondinformatie wegbermplanten

Grey-Wilson, C. (1995). Wilde planten van Noordwest-Europa. Baarn: Uitgeverij Bosch & Keuning.

Houdret, J. (2002). Kruiden kweken en gebruiken. Veltman uitgevers.

Iven, W. & Meussen A. (1992). De kleine plantengids. Amsterdam: Ploegsma.

Lommers, T. (2009). Dat prikt! Stukjes verwondering aan wilde planten. Zuid Holland: DKV – IVN.

Achtergrondinformatie bomen en struiken

Dijkstra, K. Wilde planten in Nederland en België. [online]. (2001-2011). Geraadpleegd op 11 juli,

2011, op: http://Wilde-planten.nl/beuk.htm

Houdret, J. (2002). Kruiden kweken en gebruiken. Veltman uitgevers.

Veraghtert, W. (2010) Natuurpunt soort van de maand: Hazelaar. Gedonwload 11 juli, 2011, van

http://www.natuurpunt.be/nl/natuurbehoud/educatie/soort-van-de-maand_1739.aspx

Wikipedia. Berk. (2011). Geraadpleegd op 11 juli, 2011, op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Berk

Wikipedia. Haagbeuk. (2011). Geraadpleegd op 11 juli, 2011, op:

http://nl.wikipedia.org/wiki/Haagbeuk

Achtergrondinformatie kriebeldieren

Klinting, L. (2003). De kleine insektengids. Amsterdam: Ploegsma.

Page 45: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

45

Bingham, C. (2011). Het dierenrijk, de kleine wetenschappers onderzoeken. Vianen : The House of

Books.

Achtergrondinformatie vogels

Elphick, J. (2010). Capitool Naturgidsen: Vogels. Houten : Van Reemst.

Klinting, L. (2003). De kleine vogelgids. Amsterdam: Ploegsma.

Afbeeldingen

Brandnetel (p16) http://imageshack.us/photo/my-images/16/brandnetel.gif/ http://www.vcbio.science.ru.nl/virtuallessons/pollenallergy/ Paardenbloem (p17) http://www.sintnicolaasschool.nl/paardenbloem.html http://www.marketingcommunicatieenzo.nl/x-plore.php Dovenetel (p18) http://www.knaagdieren.net/categories/227.html#article_199 Madelief (p19) http://madeliefthomassen.hyves.nl/ Boerenwormkruid (p20) http://www.knaagdieren.net/categories/222.html#article_150 Duizendblad (p21) http://www.tirol-design.at/abc/images/duizendblad.JPG Grassen (p22) http://www.vob-ond.be/TES/Determinatie%20(final)/Data/Determinatie%20grassen/Gras/bouw.html Kruipertje (p22) http://footo.nl/userphotos/2010/0729/4231oo41105990805.jpg Wilg (p25) http://biologiepagina.nl/1/Planten/bomenoefenen/wilg.jpg http://www.outevents.nl/ambachten/images/mandenvlechter.01.JPG Vlier (p26) http://www.houtwal.be/fruitteelt_images/sambucusnigra3.jpg Zomereik (p27) http://www.zwinstreek.eu/zs/images/stories/natuur/struyf/tekeningen/zomereik.jpg Paardenkastanje (p28) http://t3.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcTFj8IAy6AvpcYBE48HUox4QwDQO_5brinHDVd5pZ2B3WPOFJxZoSzNNyKz Tamme kastanje (p29) http://www.bovenschutte.nl/images/Pictures/HW%20-%20FransKast1.jpg Lieveheersbeestje (p32) http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/d/de/BIEDRONA.JPG/230px-BIEDRONA.JPG http://www.2metdenatuur.nl/larve%20lieveheersbeestje%20300.jpg Pissebed (p33) http://www.betavak.nl/biologie/pissebed.jpg Koolwitje (p34) http://www.vlindernet.nl/images/kl/Pierbras_15271_kl.jpg

Page 46: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

46

Kleine vos (p34) http://www.pylgeralmanak.nl/afbeeldingen/image_phpoNXAJX.jpg Merel (p37) http://eu.art.com/products/p13062760-sa-i2262814/posters.htm Roodborstje (p38) http://www.visualphotos.com/paint/2x4010206/trfagf00289.jpg Canadese gans (p39) http://nathistoc.bio.uci.edu/birds/anseriformes/Branta%20canadensis/index.htmHoutduif Houtduif (p40) http://en.wikipedia.org/wiki/File:Columba_palumbus_-garden_post-8.jpg Blauwe reiger (p41) http://www.birdingintaiwan.com/grayheron.htm Winterkoninkje (p42) http://www.ivnvechtplassen.org/ivn_vogels_park_bos/Winterkoning_Troglodytes-troglodytes.html http://www.vildaphoto.net/photo/15420

Page 47: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

47

Nuttige websites (online determineren, foto’s)

Algemeen http://www.soortenbank.nl/determinatie.php Planten & bomen Plantengids: http://www.kuleuven-kortrijk.be/bioweb/ http://www.boombastik.nl http://wilde-planten.nl/ http://www.bioplek.org/organismen/planten/1klas_plantenlijst.html Bomengids: http://www.bomengids.nl/index.html Interactieve determinatietabel bomen: http://www.koentimmers.be/determinatie/ Determineren bomen: http://www.vob-ond.be/TES/Determinatie%20(final)/Data/Determinatie%20bomen/Bomen/bomen/index.html Determineerkaart bomen: http://www.nme-achtkarspelen.nl/pages/kidspagina.aspx?id=766b4347-03d4-484b-b710-92a436b73a6b&s=1 Bomengids van Europa: http://books.google.be/books?id=ESNIhP0f50QC&printsec=frontcover&dq=bomengids#v=onepage&q&f=false Fiches bomen (‘wie is het’ spel, Week van het bos): http://vbv.be/weekvanhetbos/bestanden/wieishet/ http://www.natuurvereniging-ridderkerk.nl/bomen/ http://www.stemderbomen.nl/pages/artikelen/art_paardekastanje.htm Grassen determineren: http://www.vob-ond.be/TES/Determinatie%20(final)/Data/Determinatie%20grassen/Gras/index.html Insecten Vlinders http://www.vlinderambassade.nl/ http://www.vlinderstichting.nl/ http://www.vlinderstichting.nl/pdf/buiten1_2.pdf http://www.vlinderstichting.nl/pdf/koolwitjes1en2.pdf http://www.vlindermee.be/ http://www.vlindernet.nl/vlinderzoeken.php Libellen http://www.libellennet.nl/ Lieveheersbeestjes: http://stippen.nl/ Zoekkaart: http://www.digischool.nl/po/community12/?page=custom&file=kriebelbeestjes.html#zoekkaart Determinatie bodemdiertjes: http://www.vob-ond.be/TES/Determinatie%20(final)/Bodemdieren%20determinatie/Bodemdieren/index.html Vogels Europese vogelgids: http://www.aviflevoland.nl/ Online vogelgids (eenvoudig!): http://www.idnatuur.nl/ Merel voert jongen: http://www.youtube.com/watch?v=YlLQ7KHlpOU

http://www.beesies.nl/animals/roodborst.htm

Page 48: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

48

Verhalen/sprookjes Brandnetel (neteldoek): Sprookje HC Andersen ‘De wilde zwanen’ http://www.luisterrijk.nl/luisterboek/404/de-wilde-zwanen http://www.beleven.org/verhaal/de_wilde_zwanen Vlier: het verhaal van vrouwtje Holle, Grimm http://grimmstories.com/nl/grimm_sprookjes/vrouw_holle Hazelaar: De hazelaar en de adder: http://natuurverhalen.nl/pages/nl/32/014-december-2004-de-

hazelaar-en-de-adder.html

Merel: Natuursprookje merel:

http://www.ivn.nl/detail_page.phtml?&[email protected]&password=9999&groups=IVN&ban

ner=6&province=ZH&region=leiden&page=sprook38

Handige zoekkaarten Zoekkaartenboek van Veldwerk Nederland (http://www.veldwerkwinkel.nl/ ) Bestellen via: http://www.jnm.be/index.php?a=118&pag=&cat=070000&type=catpag

Page 49: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

49

Bijlage 1: Zoekkaart biotoop ‘het bos’

Page 50: Jonge Natuurverkenners

Jonge Natuurverkenners

50

Bijlage 2: Zoekkaart biotoop ‘het grasland/de

wegberm/waterkant’