het nationale toneel gebouw

60
1 Atelier Pro Het Nationale Toneel Gebouw

Upload: atelier-pro

Post on 10-Mar-2016

233 views

Category:

Documents


6 download

DESCRIPTION

In 2007 opende het Nationale Toneelgebouw zijn deuren. Hiermee kwamen drie zalen gereed voor bespeling door het Nationale Toneelgezelschap. Samen met de aangrenzende Koninklijke Schouwburg heeft deze bundeling de naam Haags Toneelkwartier gekregen.

TRANSCRIPT

Page 1: Het Nationale Toneel Gebouw

1

AtelierProHetNationale Toneel Gebouw

Page 2: Het Nationale Toneel Gebouw
Page 3: Het Nationale Toneel Gebouw

Atelier Pro / Het Nationale Toneelgebouw

Page 4: Het Nationale Toneel Gebouw

4

Page 5: Het Nationale Toneel Gebouw

5

Inhoud

Voorwoord 5

Maarten Schmitt

Van Franse Opera tot Haags Toneelkwartier 6

Marlies van der Riet

Dialoog in de Schouwburgstraat 16

Interview met Hans van Beek

Cees Boekraad

Tegentonen in het Toneelkwartier 42

Interview met Evert de Jager

Cees Boekraad

Summary 54

Cees Boekraad

Uitzicht vanaf de

derde verdieping

richting Spuikwartier

Page 6: Het Nationale Toneel Gebouw

‘Zonder de schaal van het Ministerie van Financiën over te nemen, reageert het Natio-nale Toneelgebouw er in detaillering en uitstraling op, zodat de straat plotseling weer echt een straat wordt. Het werkt als een katalysator in een ontwikkeling die tien jaar geleden niet voor moge-lijk was gehouden, maar die nu heel vanzelfsprekend lijkt. De Schouwburgstraat wordt opnieuw een kloppende ader in een levendig cultureel stadskwartier.’

Page 7: Het Nationale Toneel Gebouw

7

een ideeënprijsvraag onder drie

architectenbureaus. Uit de voorstel-

len van De Zwarte Hond, Atelier Pro

en de Architectenkombinatie Bos

Rosdorff Wiebing koos een beoorde-

lingsgroep met mensen als Noorda-

nus, Simone Kleinsma, Jeltje van

Nieuwenhoven en Johan Doesburg

van het Nationale Toneel het ontwerp

van Atelier Pro. Toen gingen de pop-

pen aan het dansen.

De locatie ligt in een beschermd

stadsgezicht en valt onder een gevel-

wandregeling. De dienst monumen-

tenzorg voerde een sterk conser-

verend beleid en verzette zich met

hand en tand tegen het nieuwbouw-

plan want men wilde de bestaande

gevel behouden. Men had geen oog

voor de mooie thema’s in het plan

van Pro – een knipoog naar het film-

café en theater van Herman Hertz-

berger aan het Spui – en voor de

krachtige dialoog met de omgeving,

met het ministerie en met het kerkto-

rentje. Het heeft heel lang geduurd

voordat dat doordrong. Ik heb het als

schokkend ervaren dat er in de dis-

cussie met de Rijksdienst Monumen-

tenzorg zoveel argumenten nodig

waren om toestemming te krijgen,

terwijl het plan zelf overliep van over-

tuiging: de overgang van de schaal

van de Koninklijke Schouwburg, die

zo herkenbaar verbouwd is door

Charles Vandenhove, de manier

waarop de inrit van de bevoorrading

wordt ingepast, de prachtige, haast

constructivistische compositie van de

gebouwdelen, en dan de elegante

aanpassing aan de schaal van de

Schouwburgstraat. Zonder de schaal

van het Ministerie van Financiën over

te nemen, reageert de nieuwbouw er

in detaillering en uitstraling op, zodat

de straat plotseling weer echt een

straat wordt. De nieuwbouw van het

Nationale Theater functioneert als

VoorwoordMaarten Schmitt

De Schouwburgstraat lijkt een onder-

geschikt binnenstraatje in het histori-

sche Haagse stadskwartier tussen

Hofvijver en Koekamp, maar schijn

bedriegt. De Casuariestraat, het

Bleijenburg en de Houtstraat bren-

gen dit kwartier al van oudsher tot

leven, waar de Schouwburgstraat in

de negentiende eeuw op een juiste

manier aan werd toegevoegd om de

Koninklijke Schouwburg, die in 1804

zijn deuren aan het Korte Voorhout

opende, ook aan de zij- en achterkant

te kunnen ontsluiten. De bouw van

het Ministerie van Financiën, een op-

vallende schepping van rijksbouw-

meester Jo Vegter in brutalistisch

beton, en de weinig fijngevoelige

verbouwingen en uitbreidingen aan

de achterzijde van de Koninklijke

Schouwburg veranderde de Schouw-

burgstraat na de oorlog in de vorige

eeuw in een weinig aantrekkelijk

straatje. Stap voor stap komt daar de

laatste tien jaar verandering in. Soms

helpt een gelukkige samenloop van

omstandigheden een handje.

Evert de Jager en ik kenden elkaar al

uit onze Groningse tijd, waar ik hem

behulpzaam was bij de verbouwing

van een leegstaande elektriciteits-

centrale tot Theater de Machinefa-

briek. In het zelfde jaar dat ik in

Den Haag werd benoemd tot stads-

stedenbouwer kwam ook Evert de

Jager naar Den Haag en werd direc-

teur van het Nationale Toneel. Al

spoedig kwam hij met voorstellen

om de Guido de Moorzaal te verbou-

wen, maar de overtuiging groeide,

ook bij wethouder Peter Noordanus,

dat een grondiger aanpak – niet op

de laatste plaats vanuit stedenbouw-

kundig oogpunt – wenselijk was. Er

werd geld beschikbaar gesteld voor

een katalysator in een ontwikkeling

die tien jaar geleden niet voor moge-

lijk was gehouden. Op de hoek van de

Casuariestraat en Schouwburgstraat

wordt ruimte gemaakt voor een vesti-

ging van de Leidse Universiteit. Als de

Amerikaanse ambassade vertrekt

kunnen die lelijke barriers uit de stra-

ten. Op de plaats van de Franse

ambassade komt een nieuw gebouw

voor de Hoge Raad. Dus de hele con-

text verandert. Over de toekomst van

de plek waar nu nog de uitbouw aan

het Ministerie van Financiën staat,

heb ik altijd een droom gehad: ik zie

er een autonoom ‘ding’, een campa-

nile, die het hele Voorhout positio-

neert. De uitbouw is ‘losgeweekt’

van Financiën en de discussie erover

is gestart. Het zou niet zozeer een

accent op de hoek moeten zijn, maar

een scharnierpunt die deze uitzon-

derlijke plek in de stad ruimtelijk arti-

culeert.

Met het trefzekere theatergebouw

van Atelier Pro is een opgaande

beweging in gang gezet die nu heel

vanzelfsprekend lijkt. De Schouw-

burgstraat wordt opnieuw een klop-

pende ader in een levendig cultureel

stadskwartier.

Page 8: Het Nationale Toneel Gebouw

8

Van Franse Opera tot Haags Toneelkwartier

Marlies van der Riet

Page 9: Het Nationale Toneel Gebouw

9

In september 2007 werd de pakkende

naam Haags Toneelkwartier gelan-

ceerd. Deze naam doet recht aan de

historie van dit deel van de stad dat

wordt begrensd door Casuaristraat,

Houtstraat, Lange en Korte Voorhout

en dat al drie eeuwen een belangrijk

centrum is in het Haagse toneelleven.

Deze geschiedenis wordt hier belicht,

met speciale aandacht voor de veran-

deringen die het hart van dit gebied

in de loop der tijd heeft ondergaan.

De geschiedenis van het Toneelkwar-

tier gaat terug tot 1709, het jaar dat

de Franse Comedie een voormalige

kaatsbaan aan de Casuaristraat be-

trekt. Vijftig jaar later koopt het pas

getrouwde adellijke paar Carolina en

Karel van Nassau-Weilburg, dat al

twee huizen aan het Korte Voorhout

bezit, hier een drietal provisorisch

samengevoegde panden. Hier houdt

Carolina haar culturele salon. In 1766

verhuist het echtpaar naar een huis

verderop en maakt het provisorische

onderkomen plaats voor de ambiti-

euze nieuwbouw van een groots

stadspaleis. Een ontwerp van de in-

vloedrijke Pieter de Swart, de hofar-

chitect die in Den Haag de rococostijl

introduceerde. Het ontworpen stads-

paleis van Nassau-Weilburg is in maat

en allure écht vorstelijk en wordt

mooi in de stad ingepast.

Plattegrond

van Den Haag,

ingekleurde

gravure (1776)

Volbouwde vleugel

van het huis van de

prins van Nassau-

Weilburg (1767)

Ontwerp van de

eerste verdieping

van het Paleis van

Nassau-Weilburg.

Tekening van J. van

Duifhuijs naar Pieter

de Swart (ca. 1760)

Het erf van Van Nassau-Weilburg

grenst aan ‘het slop van de Comedie’.

Carolina en haar man vertrekken in

1769 definitief naar Weilburg, drie

jaar later overlijdt Pieter de Swart.

Het paleis blijft beperkt tot een corps-

de-logis, een voorgebouw dat vanwe-

ge zijn elegantie en verfijnde symme-

trische voorgevel door menig buiten-

lands bezoeker wordt bejubeld. Het

staatsbewind koopt in 1799 het stads-

paleis en neemt de zeshonderd daar

gelegerde Franse infanteristen op de

koop toe.

Page 10: Het Nationale Toneel Gebouw

10

Koninklijke loge

Schouwburgstraat

(ca 1910)

A.J. van der Duyn

van Maasdam;

particuliere woning

met erf; Koninklijke

Schouwburg;

particuliere woning;

Sociëteit De Groote

Club; Houtstraat

Korte Voorhout, litho

gebroeders Van Lier

(1836) vlnr: Paleis

van Prins Frederik;

Gouvernement

van Zuid-Holland;

woning Gouverneur

van Zuid-Holland

Page 11: Het Nationale Toneel Gebouw

11

De negentiende eeuw

Het staatsbewind geeft in 1802 het

stadspaleis van Nassau-Weilburg in

erfpacht aan een vijftal voorname

burgers om er een theater in te vesti-

gen. Achter het gebouw komt een

theaterzaal, die aansluit op de asym-

metrische indeling van het stadspa-

leisje. De tuin links naast en achter

de schouwburg blijft in gebruik als

erf. Daar staat een houtloods, wel-

licht een erfenis uit de kazernetijd.

Eind april 1804 wordt de nieuwe

Haagse schouwburg feestelijk ge-

opend. Vanaf het begin brengt de

schouwburg Franse en Nederlandse

voorstellingen, een dubbelbespeling

die meer dan een eeuw zal duren. In

1830 dragen de aandeelhouders het

schouwburgbeheer over aan de ge-

meente. Willem I steunt het Franse

gezelschap vanaf datzelfde jaar als

zijn hof definitief Brussel verlaat.

Willem II maakt het tot Hoftheater.

Dankzij de koninklijke subsidie wordt

de Haagse schouwburg, na de Parijse

Opéra en het Keizerlijk theater in

Petersburg het derde operahuis in

Europa!

In 1853 doet Willem III het theater

over aan de stad. In deze tijd liep het

steegje langs de voormalige Franse

Comedie in de Casuaristraat dood in

een slop. De doorgang tussen het erf

van de schouwburg en dat van het

pand ernaast wordt in 1863 publieke-

lijk toegankelijk. Dat jaar begon een

grote verbouwing waarbij stadsarchi-

tect Van der Waeyen Pieterszen het

theater zijn definitieve vorm gaf.

Boven het toneel bevestigen de let-

ters SPQH – dat staat voor Senatus

Populesque Haganus – de rol van het

theater voor het bestuur en het volk

van Den Haag. De nieuwe koninklijke

loge en salon kregen een uitgang in de

Schouwburgstraat. Een nauwe straat

zonder trottoirs, die alleen verbreed

kon worden ‘…deels door wegneming

van een deel van de woning en stal-

houderij van den heer Ritzenthaler

en van de daarnevens staande huizen;

deels door aantrekking, voor zoveel

noodig, van den tuin, behoorende

bij het huis naast den tegenwoordige

doorloop van den Schouwburg.’ Het

zou nog een eeuw duren voor dat ge-

beurde.

Schouwburgstraat

vanaf het Bleijenburg,

rechts op de plek

van de voormalige

Franse Schouwburg

de stalhouderij van

Ritzenthaler (ca 1890)

Page 12: Het Nationale Toneel Gebouw

12

Page 13: Het Nationale Toneel Gebouw

13

De Schouwburg Quaestie

Tegen het eind van de negentiende

eeuw is het schouwburggebouw oud,

gevaarlijk en ontoereikend. Het inwo-

nertal van Den Haag groeit drastisch

door de toevloed van ambtenaren,

middenstanders en oud-Indiëgan-

gers. In 1901, na de zoveelste waar-

schuwing van de brandweer, maakt

het decormagazijn op het erf plaats

voor een eigen elektriciteitshuis. De

gemeenteraad benoemt een Raads-

commissie inzake het schouwburg-

vraagstuk. Twee jaar later presen-

teert deze vijf mogelijke locaties

voor een nieuwe schouwburg. Geen

een is acceptabel. In 1910 besluit de

gemeenteraad tot afbraak van de

schouwburg en nieuwbouw op de-

zelfde plek.

In een besloten competitie worden

Europa’s belangrijkste theaterarchi-

tecten gevraagd om ontwerpen te

leveren. Het plan van het Weense

bureau Fellner & Helmer wordt verko-

zen boven dat van het Engelse bureau

Frank Matcham & Co. Er zijn grootse

plannen: Korte Voorhout 1, al gemeen-

tebezit, mag opgaan in het nieuwe

theater. En als perceel Schouwburg-

straat 6 te koop komt, aarzelt de ge-

meente geen moment om de waarde

van haar bezit te vergroten, ‘zelfs al

mocht tot de bouw van een nieuwen

schouwburg op den plaats van de

tegenwoordige niet worden overge-

gaan.’ Bureau Fellner & Helmer ont-

werpt een groots theater voor 1200

stoelen. Architecten, oudheidkundi-

gen en burgers tekenen protest aan.

Emotionele bijeenkomsten en ge-

meenteraadsvergaderingen volgen.

Dan blijken de Weense plannen te

begrotelijk – de zo onvervreemdbaar

Haagse schouwburg blijft bewaard.

Gemeentearchitect J.J. Gort reno-

veert de publieksruimten en geeft de

entree een nieuw aanzien.

Gevel Schouwburg-

straat en perspectief

voorzijde Schouwburg

te ’s Gravenhage.

Ontwerp Bureau

Fellner & Helmer

Wenen (1912).

Bladzijde 10, boven:

vlnr plattegrond

van de bestaande

Schouwburg, die in

het plan van Fellner

& Helmer en van

de schouwburgen

in Amsterdam en

Rotterdam. Met

kleuren zijn het

toneel, de gangen

en de kleedkamers

aangegeven (druk,

1913).

Bladzijde 10, onder:

uitsnede kadastrale

kaart Den Haag met

links de situatie van

de Schouwburg

omstreeks 1907 en

rechts de vergrote

situatie voor een

nieuwe schouwburg.

Page 14: Het Nationale Toneel Gebouw

14

Oorlog, bevrijding en wederop-

bouw

Op 10 mei 1940 valt een bom in de

Casuaristraat. Deze vernielt veel

ruiten, beschadigt het huis van de

directeur, de decorloodsen en de

ontlaadruimte, een schade die rede-

lijk snel kan worden hersteld. Van

1942 tot september 1944 speelt het

Deutsches Theater in den Niederlän-

den in de schouwburg. In de oorlogs-

tijd lijdt de inventaris schade door

vernietiging, verwaarlozing en roof.

Het Gemeenteverslag vermeldt ver-

der de beschadiging van toneel en

het verloren gaan van de verlichtings-

installatie evenals de hele décorvoor-

raad. Maar dat blijkt niets als het

abusievelijk bombardement van

maart 1945 de bebouwing aan het

Korte Voorhout in puin legt. Op de

Koninklijke Schouwburg na.

In 1947 formeert Cees Laseur een

nieuw huisgezelschap, De Haagse

Comedie, waarmee hij samen met

de even vermaarde acteur Paul Steen-

bergen legendarisch theater brengt.

In de jaren zestig herbergt de Konink-

lijke Schouwburg het meest succes-

volle en productieve Nederlandse

gezelschap. Voor het eerst krijgt een

gezelschap een eigen plek. Met het

argument dat de toestand van het

achtergebouw beneden de waardig-

heid van de Haagse Comedie is, subsi-

dieert de gemeente de renovatie van

1967. De drie decormagazijnen aan de

Schouwburgstraat 8 maken plaats

voor repetitielokalen, artiesten- en

directieruimten. Tegelijkertijd verrijst

aan de overkant van de nu verbrede

Schouwburgstraat, op de plek van het

sinds 1945 gapende gat, het moderne

Ministerie van Financiën.

Twee jaar later opent de jonge garde

van de Haagse Comedie het HOT, na-

dat begin jaren zestig enkele jonge-

ren experimenteerden in het Paradijs-

De Haagse Stijl

Vanaf 1914 herbergt Schouwburg-

straat 6 het kantoor van de Directie

en Administratie van de Franse Opera

en de Koninklijke Schouwburg. Enke-

le jaren later betrekt de directeur van

de schouwburg de bovenverdieping.

Tijdens de twee jaar durende verbou-

wing van de schouwburg zag de Haag-

se beau monde op de Herengracht het

‘societytoneel’ van Eduard Verkade.

En aan de overkant, in de nieuwe Prin-

sesse Schouwburg op de hoek van de

Prinsessegracht en het Korte Voor-

hout, speelde diens leerling Cor van

der Lugt Melsert met zijn Hofstad

Tooneel. Beiden zouden hun stempel

drukken op de Koninklijke Schouw-

burg. De Franse Opera had, ondanks

alle steun, de tand des tijd niet door-

staan en gaf de laatste voorstelling in

1919. Nadat Verkade té vernieuwend

en vooruitstrevend bleek, contrac-

teert de schouwburg in 1922 het ge-

zelschap van Van der Lugt Melsert.

De intieme schouwburgzaal lijkt

gemaakt voor het gedistingeerde

ensemblespel en de verzorgde

decors. De Haagse stijl is geboren.

In 1929 wordt ook het achterhuis

gemoderniseerd. De toneeltoren

wordt verhoogd. Op de drie verdie-

pingen hierachter komen kleedka-

mers, een artiestenfoyer en kan-

toren. Bovenin komt het schilders-

atelier, evenals decormagazijnen die

eerst aan weerszijden van het toneel

lagen. Het toneel wordt verbreed en

vier meter verdiept en bovendien

voorzien van een ultramodern draai-

toneel; nuttig bij de changementen

van de zo populaire kamerstukken.

Verbouwing van

het toneel en het

achterhuis (april

1929)

Page 15: Het Nationale Toneel Gebouw

15

theater op de zolder van de

schouwburg. Waar andere gezel-

schappen in deze tijd gedwongen

zijn tot drastische vernieuwing of

stoppen speelt de Haagse Comedie

nog twintig jaar door.

In 1986 besluit de Haagse raad tot de

bouw van een nieuw Theatercentrum

achter de Koninklijke Schouwburg.

Dit ter vervanging van het HOT en het

Theater aan de Haven. In het plan van

architectenbureau Budding en Wilken

zou Schouwburgstraat 6-8 twee

nieuwe zalen krijgen – voor driehon-

derd en honderd bezoekers – evenals

repetitieruimten, decor-, schilders-

en kostuumateliers, kantoren voor

Koninklijke Schouwburg en de Haagse

Comedie en een theatercafé. De raad

prijst het plan dat ‘een optimaal ver-

keer tussen de theater- en productie-

ruimten achter en in de Schouwburg

mogelijk maakt’. Het plan gaat echter

niet door. De raad kiest voor de bouw

van een nieuw cultuurcentrum aan

het Spui.

1986 ontwerp

van Rob Budding,

architectenbureau

Budding en Wilken

voor een Theater-

centrum achter

de Koninklijke

Schouwbrug aan

het Voorhout.

Bijlage Rapport

Bouwcommissie

Theatercentrum

Voorhout, Raads-

voorstel 168-1986

Het Korte Voorhout

na de verwoestende

bommen van 3 maart

1945, links voor lag

de Princesse Schouw-

burg (mei 1945)

Page 16: Het Nationale Toneel Gebouw

16

CAS

UAR

IEST

RAA

T

1

CAS

UAR

IEST

RAA

T

1

CAS

UAR

IES

TRA

AT

1

Radicale transformaties

Eind jaren tachtig is ook het Haagse

toneel toe aan vernieuwing. De

Haagse Comedie maakt plaats voor

Het Nationale Toneel, dat door Atelier

Pro het decoratelier op de eerste ver-

dieping laat uitbreiden – boven de

binnenplaats van de Schouwburg –

tot een eigen repetitielokaal annex

theaterzaal. Het wordt geopend in

1992 en later vernoemd naar de

overleden acteur Guido de Moor.

De gevelrenovatie van 1989 maakt

scherp duidelijk hoe gedateerd de

schouwburg is. Directeur Hans van

Westreenen maakt het tot zijn levens-

werk de Koninklijke Schouwburg ge-

reed te maken voor de eenentwin-

tigste eeuw. Eerst maakt architect

Charles Vandenhove de entree trans-

parant: de zo chaotische begane

grond wordt een ruime hal met een

kassa-aanbouw in de Schouwburg-

straat. Beeldend kunstenaar Sol LeWitt

ontdoet de hal van zijn negentiende-

eeuwse uitstraling. In 1997-1999

wordt vervolgens de toneeltoren ver-

groot door de zijwanden van de zaal

uit 1804 weg te breken, waardoor

ruimte ontstaat voor nieuwe elektri-

sche installaties. In de Schouwburg-

straat komt, naast het toneel een

laad- en losruimte met daarboven

kantoren. Op de grens van de theater-

zaal en het achttiende-eeuwse stads-

paleisje verschijnt een transparant

trappenhuis.

In 1999 treedt Evert de Jager aan als

algemeen directeur bij Het Nationale

Toneel en volgt de transformatie tot

het volwaardige Nationale Toneelge-

bouw aan de Schouwburgstraat.

Zowat driehonderd jaar na de ope-

ning van de Franse Comedie in de

Casuasaristraat, ruim tweehonderd

jaar na de opening van de Schouwburg

aan het Korte Voorhout en bijna hon-

derd jaar na de goede afloop van de

Bebouwing Schouw-

burgstraat 6 en 8

A voor 1990

B na 1992 met de

Guido de Moorzaal

C na 2007 met het

nieuwe Nationale

Toneelgebouw

A

B

C

Page 17: Het Nationale Toneel Gebouw

17

Voornaamste geraadpleegde bronnen en literatuur

1 Gemeenteverslagen 1851 - 1955, Haags Gemeentearchief

2 Verslagen en Handelingen van de Gemeenteraad 1851-2005, Haags Gemeentearchief

3 Archief van het kadaster van de gemeente ’s Gravenhage 1832 - 1987, Haags Gemeentearchief

4 Archieven van de commissies en commissarissen belast met het beheer van de Koninklijke

Schouwburg 1802-1945, Haags Gemeentearchief

5 Archieven van de directie van de Koninklijke Schouwburg en van het Deutsches theater in den

Niederländen, Haags Gemeentearchief

6 Tuja van den Berg, Vorstelijk decor, negentiende eeuwse achterdoeken van de Koninklijke

Schouwburg (Amsterdam 1996)

7 Mr. F.C. Donker Curtius, Proeve eener bijdrage tot verfraaijing der residentie (’s Gravenhage 1864)

8 P. Korenhof (red.) De Koninklijke Schouwburg 1804-2004, een kleine Haagse cultuurgeschiedenis

(Zutphen 2004)

9 Aldo Lieffering, ‘De Franse Comedie in Den Haag 1749-1793: Opera, toneel en het stadhouderlijk hof

in de Haagse stedelijke cultuur’ (academisch proefschrift Utrecht 1999)

10 Marlies van der Riet, ‘De Haagse Schouwburg 1802-1830, de aandeelhouders van de Schouwburg’

in: Jaarboek Die Haghe 2001, p. 88-141

11 André Rutten, Haagse Comedie 40 jaar (Den Haag 1987)

12 F.H. Schmidt, Pieter de Swart, Architect van de Achttiende eeuw (Zwolle / Zeist 1999)

Schouwburg Qaestie maakt dit het

gebied met recht tot het Haagse

Toneelkwartier.

Koninklijke

Schouwburg na de

renovatie (1999) met

wandschilderingen

van Sol LeWitt

Page 18: Het Nationale Toneel Gebouw

18

De ervaring van Atelier Pro met op-

drachten in de Haagse toneelwereld

gaat terug tot de jaren zestig, toen

Hans van Beek samenwerkte met

Sjoerd Schamhart aan de verbouwing

van een kerk tot het Haags Ontmoe-

tingscentrum voor Theaterkunsten

(HOT), dat ruimte bood aan de jonge

garde van de Haagse Comedie. In de

jaren zeventig is de paardentram-

remise in Scheveningen door Van Beek

omgetoverd tot een flexibel theater

voor het gezelschap De Appel. Aan

het eind van de jaren tachtig ver-

nieuwde de Haagse Comedie zich

onder de artistieke leiding van Hans

Croiset en kreeg de naam het Natio-

nale Toneel. In 1990 kreeg Atelier Pro

de opdracht om achter de schouw-

burg een grotere repetitieruimte te

maken. Dat was toen al een ingewik-

kelde puzzel. Er werd een zaal gemaakt

waarvan de vloer tweeënhalve meter

boven het maaiveld lag. Er onder lag

een flinke kruipruimte als berging.

Getuige de woorden van Croiset was

dit een opmerkelijke verbetering voor

het gezelschap. Maar het had ook zijn

beperkingen. Als men elders moest

spelen, moesten alle decors in een

vrachtwagen getakeld worden. De

repetitieruimte leende zich ook goed

tot het geven van voorstellingen,

maar een geschikte publieksaccom-

modatie ontbrak eigenlijk. En de

bezoekers moesten altijd een hoge

trap op.

In 1999 trad Evert de Jager aan als

nieuwe directeur en vanaf dat

moment is er een discussie op gang

gekomen of men zich tevreden moest

stellen met ‘pappen en nathouden’ of

dat er een principieel betere oplos-

sing voor de speel- en oefenruimte

van het Nationale Toneel moest

worden gecreëerd. De keuze viel op

de tweede optie. Deze opgave was

Dialoog in de SchouwburgstraatInterview met Hans van Beek

Cees Boekraad

Schrijven Hans

Croiset aan Hans

van Beek

(november 1992)

Hans Croiset bij

de viering van het

hoogste punt van de

Guido de Moorzaal

(februari 1992)

Page 19: Het Nationale Toneel Gebouw

19

dermate ingewikkeld dat de directie

daarvoor meerdere ideeën wilde

laten ontwikkelen. Er werd een prijs-

vraag uitgeschreven onder drie archi-

tectenbureaus: De Zwarte Hond,

Architektenkombinatie Bos Rosdorff

Wiebing en Atelier Pro. Voor de inpas-

sing van een vrij uitgebreid program-

ma op een historisch beladen en ‘gril-

lige’ locatie werd door Atelier Pro een

vernuftige en heldere oplossing be-

dacht, die werd verkozen als beste

van de drie. Dat plan is in eerste

instantie gebruikt om de gemeente

Den Haag er voor te interesseren en

om de financiering rond te krijgen.

Dat lukte en vervolgens is het plan

uitgewerkt en gelukkig zo dat het

oorspronkelijke idee overeind is

gebleven.

Prijsvraagontwerpen

van boven naar

beneden: Atelier Pro,

Architectenkombi-

natie Bos Rosdorff

Wiebing, De Zwarte

Hond (1999).

Gemaakte ruimte

ten behoeve van de

bouw van de Guido

de Moorzaal

Overzicht van de

bebouwing achter de

toneeltoren van de

Schouwburg (januari

1985)

Page 20: Het Nationale Toneel Gebouw

20

De Schouwburgstraat

voor en na de bouw

van het Nationale

Toneelgebouw. De

horizontale ramen

gaan een ‘gesprek’

aan met het ministe-

riegebouw aan de

overzijde en in een

tegenbeweging

‘speelt’ de glazen

toren met de toren

van de Duitse Kerk.

Page 21: Het Nationale Toneel Gebouw

21

Een unieke kans

De bestaande situatie, waarin Atelier

Pro een decennium eerder de Guido

de Moorzaal had ingevoegd, is in zijn

geheel opgeruimd. Dat is eigenlijk

geheel tegen de gewoonte van het

bureau in, omdat er altijd naar wordt

gestreefd oude, waardevolle elemen-

ten te behouden. In de ogen van Hans

van Beek, samen met Menno Roefs

architect van Het Nationale Toneel-

gebouw, waren er twee redenen

waarom dat in dit geval niet is

gebeurd: ‘Om de puzzel goed te

leggen had je alle stukjes nodig.

Een ‘verstoring’ daarin zou de zaak

uit balans hebben gebracht. Aan de

andere kant was dat ook niet nodig

omdat er geen heel bijzondere,

karakteristieke onderdelen waren.

Sterker nog, het was een wat schle-

mielig gebouw, hokkerig en naar de

straat toe absoluut gesloten.’ Archi-

tect en gebruiker waren van mening

dat er een dubbelslag geslagen moest

worden. Er moesten niet alleen goede

repetities en voorstellingen mogelijk

zijn, maar ook de uitstraling naar

buiten toe, de zichtbaarheid van het

gezelschap, moest veel prominenter

worden. Vanuit de stad gezien viel er

ook genoeg te winnen. De Schouw-

burgstraat was ’s avonds wat donker

en obscuur. Het toevoegen van een

levendige functie zou een directe ver-

betering aldaar betekenen. Het was

niet moeilijk om de stedenbouwkun-

digen ervan te overtuigen dat hier

een kans lag om met een modern

gebouw weer een balans te krijgen in

het straatje. Bij de dienst monumen-

tenzorg ging dat evenwel, herinnert

zich Hans van Beek, alles behalve

gemakkelijk: ‘Het is een langdurig

gevecht geweest. Bij deze dienst

vond men ten eerste dat er in de bin-

nenstad al genoeg gesloopt is en ook

dat er genoeg te grote gebouwen

waren die geen rekening houden met

de schaal in de binnenstad.

Dat moest maar eens stoppen. Men

nam dus een principieel standpunt in,

waar eigenlijk niet over viel te praten.

Ons standpunt is steeds geweest dat

het vernieuwen van het Nationale

Toneelgebouw juist een unieke kans

was om de verknipte straat weer in

het stedelijk weefsel op te nemen.

Er lagen aan de ene kant nog enkele

kleinschalige rudimenten en aan de

andere kant een ongelooflijk groot

brutalistisch ministeriegebouw, dat

zich in het geheel niets aantrekt van

de schaal van de stad. Het wordt

momenteel gerenoveerd en het zal

naar mijn mening opmerkelijk verbe-

teren. Het wordt minder brutaal,

transparanter en opener, maar het

blijft een groot, horizontaal gebouw.

Het opnieuw vullen van het gat achter

de schouwburg bood een unieke

gelegenheid om de balans te herstel-

len door een trait d’union aan te bren-

gen tussen de grote maat en horizon-

taliteit van het ministerie en de klein-

schaligheid van de binnenstad. Er is

in het nieuwe gebouw daarom niet

alleen maar met verticale ramen

gewerkt, zoals je in historiserende

architectuur vaak ziet, maar we

hebben willens en wetens een deel

met horizontale ramen uitgevoerd

om ‘het gesprek’ met de overkant

aan te kunnen. Als tegenhanger

daarvoor is er een verticaal element

toegevoegd, waarin niet alleen een

functioneel noodtrappenhuis is op-

genomen, maar dat tevens drager is

van het beeldmerk van het Nationale

Toneel en markering van de entree.

Als men nu vanaf de Amerikaanse

Ambassade aan het Korte Voorhout

de Schouwburgstraat inkijkt valt op

dat deze glazen toren inderdaad dat

gesprek aangaat met de spits van de

oude Duitse kerk, die wat verderop in

de straat staat. En binnenkort, als

de verbouwing van het Ministerie

van Financiën gereed is, is de Schouw-

burgstraat een aangename, open

publieke ruimte geworden die ook

’s avonds iets te vertellen heeft.’

Bladzijde 20-21:

Levendige publieke

ruimte in de Schouw-

burgstraat

Bladzijde 22-23:

Open kijk van buiten

in de feestelijk

verlichte foyer

van het Nationale

Toneelgebouw

Page 22: Het Nationale Toneel Gebouw

22

Page 23: Het Nationale Toneel Gebouw

23

Page 24: Het Nationale Toneel Gebouw

24

Page 25: Het Nationale Toneel Gebouw

25

Page 26: Het Nationale Toneel Gebouw

26Aanzicht Schouwburgstraat

23400

12

3

5

4

67

3

8

9

10

2

12

11

Begane grond

A

B

AD

D

Eerste verdieping

0 5 10 15 20 25

B

CC

11

Page 27: Het Nationale Toneel Gebouw

27

1 hal

2 foyer

3 opslag

4 laad-en loszone

5 zaal 1

6 entree/berging

7 tuin

8 greenroom

9 zaal 2

10 vide

11 lift

12 kantoren

13 kleedruimte

14 dakterras

15 werkplaatsen

16 cabine licht en geluid

17 zaal 3

18 rekwisietenopslag

19 brug

13

12

19

17

18

15

16

14

12

10

9

2

12

12

3

12

Tweede verdieping

Derde verdieping

Doorsnede CC

11

11

Page 28: Het Nationale Toneel Gebouw

28

Historische verwevenheid

Voor de relatie tussen de Koninklijke

Schouwburg en het Nationale Toneel-

gebouw is het van belang te weten

dat de schouwburg in het begin van

de twintigste eeuw serieus nieuw-

bouw heeft overwogen, omdat het

gebouw te klein werd voor het groei-

ende publiek. Amsterdam en Rotter-

dam hadden al de weg gewezen met

kloeke nieuwe schouwburgen. Dat is

uiteindelijk een eeuw later gebeurd,

maar op een totaal andere wijze dan

men zich toen kon voorstellen, in een

periode dat men de Koninklijke

Schouwburg helemaal wilde slopen

en vervangen door een tweemaal zo

grote opvolger. Hans van Beek ziet

voordelen in deze ontwikkeling: ‘De

laatste jaren zie je een tendens dat

grote bioscoopzalen compleet met

hammondorgel – waar het Haagse

Metropool een voorbeeld van was –

plaatsmaken voor een pluriforme ver-

zameling van zalen. Met het nieuwe

Nationale Toneelgebouw is er een

complex gekomen waarvan de mooie

schouwburg, die inmiddels prachtig

opgeknapt is, onverminderd deel uit

maakt. Ondanks de naar de eisen van

deze tijd te kleine toneelopening, is

het nog steeds geschikt voor speci-

fieke stukken. Maar anderzijds was

het meer en meer een knellend

keurslijf voor een modern toneelge-

zelschap. De aanwinst van drie nieu-

we repetitie- en uitvoeringszalen

zorgt voor een prachtig nieuw en-

semble met een diversiteit aan zalen

en uitvoeringsmogelijkheden.’

Hierbij kan aangetekend worden dat

het Nationale Toneel nog steeds de

2 foyer

3 opslag

5 zaal 1

7 tuin

12 kantoren

13 kleedruimte

15 werkplaatsen

17 zaal 3

18 rekwisietenopslag

19 brug 15

5

13

19

12

3

5

1517

12

12

Langsdoorsnede AA over zaal 1

Dwarsdoorsnede BB over zaal 1

belangrijkste bespeler is van de

Koninklijke Schouwburg, maar dat

het in feite twee autonome organisa-

ties zijn, die wel dicht bij elkaar zitten

en elkaar goed aanvullen. Er zijn dan

ook verbindingen tussen het Natio-

nale Toneelgebouw en de Koninklijke

Schouwburg. Een van de ateliers

waarover men beschikte, de vroegere

Chris Kobuszaal, is verlengd door een

aantal spanten toe te voegen en is

Zaal 3 geworden. Deze is nu van twee

kanten te bereiken en te gebruiken.

Er is ook nog een glazen verbindings-

brug tussen het Nationale Toneelge-

bouw en de Koninklijke Schouwburg

aangebracht, die aansluit op de

kleed- en grimekamers, die dus ook

bij bepaalde voorstellingen in het

Nationale Toneelgebouw gebruikt

kunnen worden.

2

3

Page 29: Het Nationale Toneel Gebouw

29

stelling worden gekeken. De trap,

de vide en de gang op de verdieping

doen op die manier ruimtelijk en qua

luchtvolume mee om de beperkte

hoogte van de foyer te compenseren.’

Een ander groot verschil met de oude

situatie heeft te maken met prakti-

sche logistieke eisen. De Guido de

Moorzaal stond op paaltjes, waardoor

eronder plaats was voor een kelder-

achtige berging. In verband met het

laden en lossen van decors werd de

eis gesteld dat de zaal op maaiveld-

hoogte moest komen te liggen. Dat

gaf aanleiding tot een radicale omke-

ring. De rekwisietenberging en de

werkplaatsen liggen nu boven de

grote zaal. Dat is echter niet zonder

risico omdat je daarmee geluidsbron-

nen pal boven de zaal legt. Dat is op-

gelost door de nodige akoestische

maatregelen te treffen.

Een hart voor het gezelschap

De weg die moest worden afgelegd

om van het programma naar een uit-

gekristalliseerd concept van het Nati-

onale Toneelgebouw te komen ver-

liep niet linea recta, maar is gaande-

weg ontdekt. Anders dan destijds bij

de Guido de Moorzaal, waar het ge-

bruik als uitvoeringszaal later werd

ontdekt en toegevoegd, was het nu

nadrukkelijk een van de randvoor-

waarden dat tenminste de grote zaal

ook voor voorstellingen gebruikt zou

moeten worden. In een later ont-

werpstadium ging voor de tweede

zaal hetzelfde gelden. De foyer, die

hieronder ligt, vervult de dubbelfunc-

tie van bedrijfscantine. Daar is intuï-

tief door Atelier Pro aan toegevoegd

dat de foyer goed zichtbaar moest

zijn van buiten, waardoor immers de

straat veel levendiger zou worden.

Het oude gebouw was hokkering,

je kwam elkaar nauwelijks tegen en

men werkte daardoor langs elkaar

heen. Dat moest volgens Hans van

Beek veranderen: ‘In het nieuwe

gebouw hebben we geprobeerd het

andere uiterste te bereiken. Waar je

ook werkt, je bent betrokken bij het

gebeuren van het gezelschap. Op het

moment dat je binnenkomt sta je al

in de foyer en heb je ook oogcontact

met de ruimte waaraan de kantoren

liggen. Het gaat er immers niet alleen

om het programma te huisvesten,

maar om het gezelschap een hart te

geven, een centrale ruimte die ver-

bindend werkt met alles wat zich er

verder afspeelt. De ruimte onder de

tweede zaal, de foyer met een uitloop

naar de tuin van Bas van Pelt, heeft

een zekere beperking in de hoogte.

Maar het aardige is dat die ruimte

geruisloos overgaat in de publieks-

trap omhoog. Daar kan informeel op

gezeten worden, maar ook op een

zondagmiddag naar een kindervoor-

Op de derde verdie-

ping loopt men tus-

sen de werkplaat-

sen (links) en de

rekwisietenberging

naar de toegang van

Zaal 3

Page 30: Het Nationale Toneel Gebouw

30

‘Waar je ook werkt, je bent betrokken bij het gebeuren van het gezelschap. Op het moment dat je binnenkomt sta je al in de foyer en heb je ook oogcontact met de ruimte waaraan de kantoren liggen. Het gaat er immers niet alleen om het program-ma te huisvesten, maar om het gezelschap een hart te geven, een centrale ruimte die verbindend werkt met alles wat zich er verder afspeelt.’

Page 31: Het Nationale Toneel Gebouw

31

Page 32: Het Nationale Toneel Gebouw

32

Blz 30-33:

‘De ruimte onder de tweede zaal, de foyer met een

uitloop naar de tuin, heeft een zekere beperking

in de hoogte. Maar het aardige is dat die ruimte

geruisloos overgaat in de publiekstrap omhoog.

Daar kan informeel op gezeten worden, maar ook

op een zondagmiddag naar een kindervoorstelling

worden gekeken. De trap, de vide en de gang op

de verdieping doen op die manier ruimtelijk en qua

luchtvolume mee om de beperkte hoogte van de

foyer te compenseren.’

Page 33: Het Nationale Toneel Gebouw

33

Page 34: Het Nationale Toneel Gebouw

34

Page 35: Het Nationale Toneel Gebouw

35

Page 36: Het Nationale Toneel Gebouw

36

Page 37: Het Nationale Toneel Gebouw

37

9

2

Links de aluminium

platen rondom Zaal 2

en rechts boven de

bekleding van de

kleedkamers op de

tweede verdieping

Trap naar de boven-

foyer met zicht naar

de tuin

Doorsnede DD

2 foyer

9 zaal 2

Page 38: Het Nationale Toneel Gebouw

38

Page 39: Het Nationale Toneel Gebouw

39

Autonomie én continuïteit

De bijzondere architectonische kwali-

teit van het Nationale Toneelgebouw

is dat er met drie in principe dichte

zalen toch een enorme ruimtelijkheid

is bereikt. Hoe is dat bereikt? Hans

van Beek: ‘Toen vaststond dat de

grote zaal op het maaiveld moest

worden gelegd, was er maar één plek

waar dat kon, namelijk daar waar de

oude Guido de Moorzaal lag, die dus

moest worden gesloopt. Voor de

tweede zaal hebben we de oplossing

gevonden om die als een autonoom,

gaaf doosje in het hele conglomeraat

te hangen. En dat werkt! Het volume

van de zaal werkt zich letterlijk los van

de vloer, maar ook van de zijkanten.

Al van buiten kun je daardoor aflezen

wat er binnen gebeurt. Het was echt

puzzelen op de centimeter. Het paste

als we de doos één meter door de

rooilijn konden schuiven. Bovendien

was dat mooi ten opzichte van de

openheid van de onderkant en tege-

lijk functioneerde het als een ‘uit-

hangbord’ in de straat. Maar vanuit

de historische stad gezien was het

juist weer discutabel. We hebben

dat toch verdedigd, omdat het bij

de toneeltoren van de Koninklijke

Schouwburg ook het geval was. Door

dit – nu niet op het maaiveld, maar in

de hoogte – te herhalen, verbind je de

nieuwe invulling met de schouwburg.

Nog een argument was dat we dit

soort ‘brutaliteiten’ nodig hadden om

tenminste enig tegenwicht te bieden

vis-à-vis de overkant.’

Tegelijkertijd laat Atelier Pro het nieu-

we gebouw via een vulstuk aansluiten

op de kleine korrel van het bestaande

pandje. Aan de kant van de aanslui-

ting op de Koninklijke Schouwburg

riep de verlangde continuïteit van de

straatwand een probleem op. Er lag

tussen beide gebouwen een soort

achterterrein, afgesloten door een

hek, dat grenst aan de straat. Hoe

kleiner de spleet gemaakt zou kun-

nen worden hoe beter, maar de laad-

en loszone moest wel bereikbaar

blijven voor vrachtwagens. Dit is

opgelost door op de begane grond

ruimte te houden, maar op de ver-

dieping de kantoorvleugel zo dicht

mogelijk tegen de schouwburg door

te laten lopen. De opening tussen

beide gebouwen heeft daardoor én

door middel van de verbindingsbrug

op de tweede verdieping een intrige-

rende plastiek gekregen.

Wat betreft de materialisatie is er aan

de ene kant gekozen voor een materi-

aal dat van oudsher in binnensteden

overheerst, namelijk metselwerk in

een wat ruwe, rustieke steen. Door

stootvoegloos te metselen ontstaat

er een horizontale nerf. Door dit met-

selverband krijgt deze ‘nostalgische’

steen een modern uiterlijk. Voor het

zaaltje heeft Pro daarentegen nadruk-

kelijk gezocht naar een verbijzondering:

‘Omdat het een los volume is dat uit-

steekt wilden we het aan alle kanten

bekleden met hetzelfde materiaal.

Dat werden platen van geponst alu-

minium. In een omgeving waar je

eigenlijk historiserend moet bouwen

is dat best heftig, maar vanuit de

functie is het een goede greep.

Tegenover de ‘overkant’ heb je dit

soort middelen ook nodig.’ Aan de

straatzijde torent het ‘opgepiekte’

glazen noodtrappenhuis uit boven

de ingang, waardoor deze geaccen-

tueerd wordt als wegwijzer naar het

theater. In de toren trekt ’s avonds

bewegend, programmeerbaar en

kleurrijk licht de aandacht, een kunst-

werk van de lichtkunstenaar Reinier

Tweebeeke, die ook de verlichting in

de foyer heeft ontworpen, op zo’n

manier dat de sfeer kan worden aan-

gepast aan de voorstelling die op dat

moment te zien is.

Toren als marke-

ring van de entree

en stralend baken

met wisselende

kleurbeelden

Bladzijde 36:

Intrigerende ruimte

tussen het Nationale

Toneelgebouw en de

Schouwburg met een

erker op de eerste

verdieping en een

verbindingsbrug op

derde verdieping.

Page 40: Het Nationale Toneel Gebouw

40

Zicht vanaf de

verbindingsbrug

in de richting van

het Nationale

Toneelgebouw

Page 41: Het Nationale Toneel Gebouw

41

Gangen en werk-

ruimten in de

kantoorvleugel

Zicht op de

verbindingsbrug en

Schouwburg op de

derde verdieping van

de kantoorvleugel

Page 42: Het Nationale Toneel Gebouw

42

Zaal 1 heeft een

reeks openingen

in de wanden

ten dienste van

flexibiliteit in het

gebruik. De ruimte

rond de zaal kan

op die manier deel

worden van een

voorstelling.

Page 43: Het Nationale Toneel Gebouw

43

‘Een goed zittend pak’

Nu het gebouw een jaar in gebruik is

kunnen de eerste ervaringen worden

opgevangen. Medewerkers vinden

het een ‘goed zittend pak’, waar je

van opfleurt. De acteurs ontdekken

nieuwe speelmogelijkheden, waar

een zeer gemêleerd publiek op af-

komt. Er zijn in dit eerste jaar mooie

voorstellingen geweest, waarmee

het gebouw heeft laten zien waar het

voor ontworpen is, namelijk om crea-

ties uit de lokken die de architect niet

van te voren heeft kunnen bedenken,

maar die wel mogelijk zijn omdat er

de faciliteiten voor zijn aangebracht,

met name in en om de grote zaal. Het

publiek, maar ook de toneelspelers,

kunnen de zaal op heel veel manieren

benaderen, zowel op de begane

grond als via de brede trap vanuit de

foyer en zelfs over de trappen naar de

kantoorruimten. Dat wil zeggen dat

het gebied rond de zaal onderdeel

van de voorstelling of het toneel kan

zijn. Dat heeft al tot verrassende op-

lossingen geleid. Doordat de zaal een

flexibele stoelopstelling heeft kan er

van alles gemaakt worden. In plaats

van een vaste toneeltoren zijn er in de

zalen de nodige INP-hoofddraagpro-

fielen gemonteerd, waaraan middels

loopkatten en trussliggers de decors

naar ieder punt in de zaal gebracht

kunnen worden. Van wat kan is pas

het begin ontdekt.

Tenslotte, ook installatietechnisch is

het gebouw geheel up to date en ont-

vlochten van de installaties van de

Koninklijke Schouwburg. Op de bin-

nenplaats is daartoe een nieuwe

ondergrondse stadsverwarmingskel-

der aangelegd, waarin warmtewisse-

laars zijn geplaatst. De nieuwbouw is

voorzien van een luchtbehandelings-

techniek met een energieterugwin-

ning van negentig procent. De zalen

hebben individueel regelbare klimaat-

installaties. Ook de kantorengroep

heeft een dergelijk koelbalans venti-

latiesysteem, dat na kantoortijd kan

worden benut voor de foyer, waarvan

de vloer bovendien is aangesloten op

een koudwatermachine om voor koe-

ling te kunnen zorgen. De energiezui-

nige verlichting is in het hele gebouw

centraal bedienbaar en controleer-

baar.

Kortom er is een professioneel en

veelzijdig toneelgebouw bijgekomen,

dat niet alleen het toneelleven maar

ook deze plek in stad tot nieuwe luis-

ter kan brengen en zo samen met de

Koninklijke Schouwburg kan op-

bloeien tot een echt Theaterkwartier.

Page 44: Het Nationale Toneel Gebouw

44

‘Er is ruimte voor andere impulsen, gedachten en kijk-methoden, aansluitend op de huidige samenleving. Dat dit kan is dankzij het gebouw. Dit is echt een cadeau. De tijd was er rijp voor. Je merkt nu dat de mensen zich er thuis voelen. Je kunt er daadwerkelijk ‘tegen-tonen’ maken. Daarmee is in feite het Toneelkwartier ge-boren, waar de gevestigde bovenklasse, ‘gewone’ men-sen en vooral een jongere ge-neratie elkaar kunnen vinden en met elkaar in dialoog gaan.’

Page 45: Het Nationale Toneel Gebouw

45

Voor Evert de Jager naar Den Haag

kwam vervulde hij in Groningen een

vergelijkbare functie. Hij deed er er-

varingen op, die ook voor zijn functie

als directeur van het Nationale Toneel

waardevol zijn gebleken. ‘In Gronin-

gen had het bestuur de vooruitstre-

vende visie dat er op strategische

punten in de stad gebouwen moes-

ten worden neergezet, waarvoor ver-

volgens een functie moest worden

bedacht. De wethouders hadden

oog voor cultuur en wij kregen de

opdracht om die gebouwen ‘te laten

swingen’. Het opbergen van culturele

functies in een willekeurige ‘doos’

werkt niet. Allereerst moet je erover

nadenken hoe de stad in elkaar zit,

waar zich welke functies bevinden en

hoe die kunnen verschuiven. Ik ont-

dekte op een indertijd nog vrij doods

oud industrieterrein, Ciboga aan de

rand van de binnenstad, een leeg-

staande fabriek van rond 1900. Die

is toen met medeweten van burge-

meester Ouwerkerk gekraakt. In die

Machinefabriek zijn we toneelvoor-

stellingen en festivals gaan organise-

ren. Het is het begin geweest van een

enorme opbloei van de hele buurt. Ik

begon te merken dat een gebouw,

dat wordt geladen met culturele acti-

viteiten, een sneeuwbaleffect kan

hebben op andere functies. Zo is de

hele stad gaan bloeien door het Gro-

ninger Museum. Dergelijke specifieke

gebouwen, waarin culturele activitei-

ten plaatsvinden, zijn van wezenlijk

belang voor het functioneren van een

stad. Sociale functies hebben bij uit-

stek een menselijke dimensie. Het

gaat erom of je daarin een dynamiek

kunt aanbrengen, afgestemd op de

uiteenlopende bevolkingsgroepen

die een stad telt. In Groningen is dat

op geschikte kruispunten, soms let-

terlijk, gebeurd. Maarten Schmitt was

daar nauw bij betrokken en hij doet

de laatste tien jaar iets vergelijkbaars

nu in Den Haag. Ik doe daar graag aan

mee in de overtuiging dat gebouwen

met culturele functies een grote

meerwaarde kunnen hebben voor

een stad.’

Zoeken naar één herkenbare plek

Maar Den Haag is in vele opzichten

een totaal andere stad dan Goningen.

De Jager geeft van de situatie die hij

aantrof in 1999 een scherpe analyse:

‘Uniek is uiteraard de vertederende

Koninklijk Schouwburg, vanouds een

conventioneel bastion. Dat is het nog

steeds een beetje, een ontmoetings-

plek van de bourgeoisie – dat bedoel

ik niet negatief – die in een stad als

Den Haag nog steeds leeft. Dat is een

factor die je niet mag veronachtza-

men, maar ik vond geen plek waar ik

de ‘anarchie’, de tegendraadsheid,

de ‘tegentonen’ kon organiseren.

Daarvoor was eigenlijk Theater aan

het Spui bedoeld, een politiek be-

stuurlijk compromis voor de opvolger

van het HOT dat immers was afgebro-

ken. Overigens heb ik zelf als acteur

nog in het HOT gespeeld. Het stond

op de plek waar nu de Hoftoren, het

Ministerie van OCW, staat. Er waren

in de jaren tachtig plannen om nieu-

we zalen achter de schouwburg te

bouwen, maar er was een sterke

lobby om de concertzaal, danszaal

én het theater aan het Spuiplein te

leggen. Die cultuurcluster is daar

niet zo helder terecht gekomen, dat

iedere Hagenaar blindelings weet

waar hij moet zijn. Het Theater aan

het Spui en de Koninklijke Schouw-

burg werden door het zelfde gezel-

schap bespeeld. Maar die twee zijn

niet te mixen.’

Dat riep de vraag op hoe die situatie is

ontstaan en hoe die kon worden ver-

beterd, bijvoorbeeld door naar goede

voorbeelden te kijken. De Jager heeft

een plausibel antwoord gevonden: ‘Er

is geen land ter wereld waar het toneel-

bestel zo is georganiseerd als in Ne-

derland, waar de gezelschappen geen

gebouwen hebben en de gebouwen

geen gezelschappen. Dat zijn twee

gescheiden eenheden. Dat is ooit zo

ontstaan in de jaren vijftig na de oor-

log, vanuit een sociaal-democratische

opvatting over cultuurspreiding. Dat

heeft zijn goede kanten gehad, maar

is nu achterhaald. We gaan terug naar

stedenculturen en het invoeren van

stadsgezelschappen is daarin een hele

goede stap. Wat in Den Haag werkt is

dat een gebouw en een gezelschap

aan elkaar worden gekoppeld. Kijk

naar het gezelschap en het theater De

Appel, een concept dat al veertig jaar

werkt. In het geval van het Nationale

Toneel vond ik dat we uit moesten

gaan van de herkenbaarheid van het

gezelschap op één plek in de stad: de

Koninklijke Schouwburg. Direct ver-

bonden met de Koninklijke Schouw-

burg is er aan de achterzijde een plek

gevonden om de nodige ‘tegentonen’

te organiseren, het Nationale Toneel-

gebouw. Samen vormen die gebou-

wen het Toneelkwartier.’

Om de juiste ‘tegentonen’ te vinden

moet je volgens De Jager uitgaan van

de sociale gelaagdheid van de stad:

Tegentonen in het ToneelkwartierInterview met Evert de Jager

Cees Boekraad

Page 46: Het Nationale Toneel Gebouw

46

Page 47: Het Nationale Toneel Gebouw

47

‘Den Haag heeft een brede middle

class met een politieke component,

een internationale component en een

gegoede burgerij. Maar we mogen

het overige deel van de bevolking niet

overslaan. Er zijn grote tegenstellin-

gen in de stad. Rij eens met de tram

van Station Hollands Spoor naar Sche-

veningen: de kleur van de reizigers

verschiet haast per halte. Dat wijst op

de dynamiek, de zenuw van de stad,

die je niet moet ontkennen. Ik wil in

het nieuwe gebouw ook het tegen-

draadse, het andere repertoire bren-

gen met een andere kijk op de wereld,

een jonger wereldbeeld. Wij zijn vijfti-

gers met een bepaalde levensvisie,

maar iemand van tweeëntwintig kijkt

heel anders, ziet andere dingen, rea-

geert op andere impulsen. De beeld-

taal is anders, meer gefragmenteerd,

associatiever. Ouderen hebben nog

narratieve en causale verbanden

nodig. Dat is voor een nieuwe genera-

tie minder aan de orde. Dat uit zich in

een andere vormgeving, in een ande-

re beleving van het theater dan vanuit

het pluche naar een postzegel kijken

die het toneelhuis heet. Je moet er ín

zitten.’

Ruimte voor ‘tegentonen’

Het scheppen van ruimte voor ‘tegen-

tonen’ heeft onvermijdelijk gevolgen

voor de architectuur van het nieuwe

toneelgebouw. De Jager wijst er op

dat je uit moet gaan van een ervaring

die eigenlijk al begint op het moment

dat de mensen de deur in stappen:

Daar begint de voorstelling. Ze heb-

ben een verwachtingspatroon en een

manier van opereren. Dus is de ruim-

te, het voorportaal van de zaal, waarin

je hen ontvangt van wezenlijk belang.

Het klinkt misschien stichtelijk of

mystiek, maar als het publiek zich bij

binnenkomst unheimisch voelt gaat

het niet goed de zaal in.

Bij de besprekingen over het ontwerp

met Atelier Pro heb ik gezegd dat het

gebouw een menselijke maat moet

hebben, zodat men zich er thuis voelt.

De plafonds mogen niet te hoog zijn,

het moet een open sfeer ademen,

want de bezoeker wil niet het idee

hebben dat hij in een dichte doos

moet. Hij wil naar buiten kunnen

kijken en door het gebouw heen

kunnen lopen. Dus veel glas aan de

straatkant en een uitloop naar een

tuin aan de achterkant.’

Nu het gebouw in gebruik is genomen

constateert De Jager dat het uitste-

kend werkt: ‘Als je binnenkomt sta je

in één klap op de hoofdkruising in het

gebouw. Dat heeft Hans van Beek bril-

jant gedaan: alles wijst zich op een

vanzelfsprekende manier. Het is ver-

volgens aan de theatermakers om het

in de zalen waar te maken. Er zijn alle

condities geschapen om daar op een

andere manier mee aan de slag te

gaan dan volgens de conventionele

methoden. Nu het gebouw één jaar

open is kan geconstateerd worden

dat de zalen een fantastische bezet-

ting van negentig procent hebben

gehaald. Dat betekent dat er blijkbaar

een behoefte aan was. Nog een con-

statering is dat de acteurs op het ge-

bouw reageren. Deze interactie is

zeer belangrijk voor de ontwikkeling

van het theater en voor de perceptie

en beleving van de toeschouwer van

de voorstelling. De opdracht aan de

theatermaker is om aan de toeschou-

wer het idee te geven dat hij ieder

moment in een andere ruimte kan

stappen. Het gaat om de verhouding

van de tribune tot het toneelbeeld.

Dat kan soms conventioneel zijn,

maar soms totaal onverwachts, bij-

voorbeeld een geheel witte ruimte in

plaats van een donkere. Er is ruimte

voor andere impulsen, gedachten en

kijkmethoden, aansluitend op de hui-

dige samenleving. Dat dit kan is dank-

zij het gebouw. Dat is echt een cadeau.

De tijd was er rijp voor. Alle wethou-

ders, nadat zij waren komen kijken in

de oude potdichte Guido de Moorzaal

zonder publieksfuncties, vonden dat

het zo niet verder kon en ook dat de

nieuwbouw tegen de schouwburg

aan moest plaatsvinden. Het idee

daarover is dus bij de politiek in twin-

tig jaar radicaal veranderd! Je merkt

nu dat de mensen zich er inderdaad

thuis voelen. Je kunt er daadwerkelijk

‘tegentonen’ maken. Daarmee is in

feite het Toneelkwartier geboren,

aangezien er niet alleen maar voor-

stellingen voor de gevestigde boven-

klasse worden gegeven, maar ook

voor ‘gewone’ mensen en vooral een

jongere generatie. Die moeten elkaar

vinden en met elkaar in dialoog gaan.

Dat is naar mijn idee de enige manier

– een puur idealistisch standpunt –

om enige progressie in de samenle-

ving te krijgen.’

Een toneelgebouw met een eigen

leven

Over de ruimtelijke configuratie van

het gebouw en de zalen is De Jager

uitgesproken: ‘Behalve dat het

gebouw architectonische kruispun-

ten heeft, heeft het ook in de tijd van

de ochtend tot de avond kruispunten.

Dat is mooi. Maar het gebouw moet

wel ‘veroverd’ worden. Het wordt wel

van ons en van de bezoekers, maar

het is weerbarstig. Het reageert ook

net alsof het een eigen leven leidt.

Om het voor elkaar te krijgen was heel

spannend. Jan Nies, de projectleider

van de gemeente, heeft dat uitste-

kend gedaan. Hij werd van die thea-

termensen af en toe helemaal gek: zij

wilden het nooit hebben zoals men

dacht dat het moest, maar altijd

anders.

Page 48: Het Nationale Toneel Gebouw

48

Schetsen van Marcos

Viñals Bassols voor

de decors van Red

Rubber Balls, waarbij

Zaal 1 is opgedeeld

in twee gescheiden

zalen

Bladzijde 44:

De ruimtelijke

configuratie heeft

kruispunten in

ruimte en tijd

Page 49: Het Nationale Toneel Gebouw

49

Ieder van de drie zalen

biedt aan de decorbou-

wers specifieke mogelijk-

heden om voor elk toneel-

stuk een passend en ver-

rassend decor te ontwer-

pen. Voorbeelden uit het

eerste seizoen zijn:

Bladzijde 48-49:

Decor Hollandse Spoor

in Zaal 1

Bladzijde 50-51:

Uitvoering Dagelijks Brood

in Zaal 2

Bladzijde 52-53:

Uitvoering Springtij

in Zaal 3

De verhoudingen en maten van de

twee zalen zijn goed, maar verschil-

lend. Als je in Zaal 2 zit heb je een heel

andere ervaring dan in Zaal 1. In Zaal 1

kun je op een theatrale manier uitpak-

ken op een manier als in de grote zaal

van de schouwburg. De breedte van

veertien meter van het toneel is let-

terlijk overgenomen in Zaal 1. Thea-

traal gezien moet je lange looplijnen

kunnen maken en ze zo kunnen be-

lichten dat je geen spots in je blikveld

ziet. Dat wil zeggen dat je daarvoor

genoeg hoogte moet hebben. Er

moet een ‘slootje’ van circa drie

meter zitten tussen de rand van het

speelvlak en de eerste rij stoelen. Dat

betekent opgeteld een zaallengte van

zevenentwintig meter, een ervaring

die ik al in de Machinefabriek had op-

gedaan. Je hebt zo de theatrale moge-

lijkheden van een grote zaal, maar de

intimiteit van een kleine. Je hebt die

lengte ook nodig om de acteurs onder

een juiste hoek te zien en niet vanaf

steile tribunes op hun voorhoofden.

Gelukkig trekken theatermakers zich

daar weer niets van aan en maken ook

opstellingen in de breedte.

Wij kunnen echt in serie spelen en dat

geeft ongekende voordelen. Het

gebouw geeft aanleiding om het in

‘Den Haag’ te laten zijn, die functie

in de stad waar te maken en niet met

decors door het hele land te hoeven

slepen. Daardoor wordt de decoront-

werper heel gelukkig: het hoeft niet

licht en demontabel te zijn. Hij kan

zijn dromen en fantasieën veel meer

uitleven dan bij een decor voor een

reisvoorstelling. Wij hadden bijvoor-

beeld Red Rubber Balls met een dark-

room nooit kunnen maken, evenmin

als Dagelijks Brood met die witgeverf-

de wanden en tientallen lampen, als

het op reis had gemoeten. Hollandse

Spoor: idem.’

Verantwoording voor de plek in de

stad

Hoe verloopt nu het gezamenlijk ge-

stalte geven aan het Toneelkwartier?

Evert de Jager is helder over de rolver-

deling: ‘Oscar Wibaut, de directeur

van de Koninklijke Schouwburg, heeft

zijn eigen programmering. Wij spre-

ken het aantal avonden af dat wij per

seizoen in de schouwburg spelen, ge-

middeld zo’n honderd. Daarmee ver-

zorgen wij een substantieel deel van

de bespeling van de schouwburg.

Soms spelen we er maanden achter

elkaar. We zijn de backbone van de

schouwburg, maar er is ook een

andere programmering. We overleg-

gen regelmatig hoe zich die tot elkaar

verhouden. Het is voor mij een tame-

lijke luxe dat deze schouwburg een

toneelschouwburg is, dus hoef ik niet

meer uit te leggen dat toneel belang-

rijk is, waar ik tussen de Urban Kids

Couperus moet zien te brengen. De

profilering van de schouwburg loopt

over in de profilering van het gezel-

schap en andersom. De samenwer-

king met de schouwburg is cruciaal,

maar de programmering ervan doe

ik niet. Het bijt elkaar niet, dat is van

belang. Bij het lanceren van het To-

neelkwartier hebben we geroepen

dat er vijfhonderd voorstellingen per

jaar worden gehouden. Tweehon-

derdvijfig daarvan zijn van ons. Wij

zijn daarmee grootaandeelhouder

van deze plek. Dat legt de verant-

woording op je iets met de plek in

de stad te gaan doen.’

Page 50: Het Nationale Toneel Gebouw

50

Page 51: Het Nationale Toneel Gebouw

51

Page 52: Het Nationale Toneel Gebouw

52

Page 53: Het Nationale Toneel Gebouw

53

Page 54: Het Nationale Toneel Gebouw

54

Page 55: Het Nationale Toneel Gebouw

55

Page 56: Het Nationale Toneel Gebouw

56

Summary

by Cees Boekraad

The Foreword by the city architect

Maarten Schmitt places the National

Theatre’s new building in its urban

context. The development that has

been set in motion in this area, which

was badly damaged during the war,

would not have been thought possi-

ble a decade ago. The renovation of

Ministry of Finances opposite, the

relocation of the American Embassy,

the expansion of an auxiliary branch

of Leiden University and new buil-

dings intended for the Supreme Court

will give the area a better appearance.

An important and contemporary sti-

mulus for this is given by the apposite

National Theatre building. Now that it

has been completed it is difficult to

understand, says Schmitt, why so

many arguments were needed to

convince the Department for the Pre-

servation of Monuments and Historic

Buildings of its appropriateness.

In September 2007 the arresting

name Hague Theatre Quarter was

launched for the neighbourhood

between the Casuaristraat and the

Korte Voorhout, which has functio-

ned for more than three centuries as

a centre of theatre life in The Hague.

Marlies van der Riet sheds light on

this eventful history, which goes back

to 1709, the year in which the French

Comedy moved into a former fives

court on the Casuaristraat. Fifty years

later, Carolina and Karel van Nassau-

Weilburg purchased lots on the adja-

cent Korte Voorhout in order to build

an ambitious city palace according to

a design by the Court architect Pieter

de Swart. Because of the aristocratic

couple’s departure for Weilburg, the

ted church and launched the HOT,

which in the 1980s moved to the new

Theatre on the Spui.

In the late-1980s the Haagse Comedie

was replaced by the National Theatre.

Architect Charles Vandenhove radi-

cally restored the Royal Theatre to

make it ready for the 21st century.

In 1999 Evert de Jager took office as

manager at the National Theatre and

started thinking about radically trans-

forming its space at the rear of the

Royal Theatre.

It is noteworthy that in the early

1990s Atelier Pro had already fitted

in a rehearsal and performance audi-

torium at the site to be occupied by

the new National Theatre building.

But now a much more radical solution

was chosen. Because of the complex-

ity of the proposed assignment and

given the difficult location, three

architectural offices were asked to

supply a draft design. Pro won the

competition.

There were two major preoccupations

that had to be dealt with, one regar-

ding the programme and one regar-

ding how it would look from the

outside After careful consideration,

Atelier Pro opted for a modern buil-

ding, seeing as this would enable a

traite d’union to be introduced be-

tween the large size of the Ministry

opposite and the small-scale, adja-

cent buildings. For this reason part

of the building was deliberately given

horizontal windows, with a powerful

vertical element added as a counter-

part. This contains not only the emer-

gency staircase, but also bears the

logo of the National Theatre at the

top and marks the entrance. In this

way a ‘conversation’ is entered into

with the other side of the street and

with the tower of the old German

Church further along the street.

construction of the palace remained

limited to a corps-de-logis, an elegant

prefatory building. Prominent citizens

added a theatre auditorium at the

rear of the building in 1804, where

Dutch plays and French opera were

performed.

Its great success meant that by 1863

adaptations to and around the thea-

tre were needed. A passageway crea-

ted between the grounds of the thea-

tre and those of the adjacent building

became accessible to the public in

1863 as the Schouwburgstraat.

Towards the end of the nineteenth

century the theatre building again

became inadequate. It was not until

1910 that the city council decided to

demolish the theatre and to construct

a new building on the same site.

A competition was held and the Vien-

nese firm of Fellner & Helmer emer-

ged with the winning scheme. They

were grandiose plans: 1 Korte Voor-

hout and 6 Schouwburgstraat were

supposed to merge into the new

theatre. But then the Viennese plans

turned out to be too expensive - the

so inalienable Hague theatre was pre-

served.

During the period 1940-45 the con-

tents suffered damage through des-

truction, neglect and theft. The mis-

taken bombardment of March 1945

left almost all the buildings on the

Korte Voorhout in ruins. Apart from

the Royal Theatre. After the war a new

house company, De Haagse Comedie,

was launched. In the 1960s the Royal

Theatre accommodated the most

successful and productive Dutch com-

pany, which for the first time now had

its own home. On the other side of the

finally broadened Schouwburgstraat

arose the colossal Ministry of Finan-

ces, built in the modern style.

In 1969 the younger members of the

Haagse Comedie occupied a renova-

Page 57: Het Nationale Toneel Gebouw

57

according to conventional methods.

Now that the building has been open

for a year we see that the auditoriums

have achieved a fantastic occupation

of ninety percent. This means that

there was apparently a need for it.

Another observation is that the actors

respond to the building, an interac-

tion that is very important for the

development of the theatre and for

the spectator’s perception and expe-

rience of the performance.’

The measurements and proportions

of Auditorium 1 and Auditorium 2 are

different. In Auditorium 1 you can be

theatrically lavish because of its

length and breadth. Furthermore,

runs of plays can also be put on and

this enables it to fulfil its function of

focussing on The Hague. The scenery

builder also has many more possibili-

ties, as the performances of the last

year have shown. There is good colla-

boration with the Royal Theatre. With

100 performances a year the National

Theatre is the backbone of the thea-

tre, accounting for half of the 500 per-

formances in the Theatre Quarter.

That also creates, says Evert de Jager,

the responsibility to really do some-

thing with this place in the city.

and the Royal Theatre was a yard, a

loading and delivery zone for the two

theatres. This ‘crevice’ was narrowed

on the upper floors by situating the

offices as close as possible to the

theatre.

In 1999, Evert de Jager was appointed

director of the National Theatre in The

Hague. Before this he had fulfilled a

similar function in Groningen. In his

experience, specific buildings in

which cultural events take place are

of essential importance for the func-

tioning of a city.

De Jager came across no place in The

Hague, besides the familiar, rather

conventional Royal Theatre, where he

could organise ‘counter tones’. The

Theatre on the Spui was supposed to

replace the demolished HOT Theatre.

De Jager found that he had to take as

his basis a single recognisable place in

the city for the National Theatre. A

place at the rear of the Royal Theatre

and directly connected to it has now

been found for organising ‘counter

tones’. The social contrasts in The

Hague are enormous, and this produ-

ces a great dynamism. De Jager also

points to the fact that the young

generation responds very differently

from people in their fifties, for exam-

ple. This has consequences for the

architecture of the new building. The

space should not be unfriendly, the

public should feel at home. The buil-

ding should exude an open atmos-

phere with views to the outside and

an extension towards a garden. De

Jager feels that Hans van Beek has

succeeded excellently in this: ‘On en-

tering the building you are immedia-

tely standing at its junction. It is then

up to the theatre makers to live up to

this in the auditoriums. All the condi-

tions have been created to get crac-

king with this in a different way than

It took a great deal of effort to persu-

ade the Department for the Preserva-

tion of Monuments and Historic Buil-

dings, which generally takes up a con-

servative stand regarding building in

the inner city, of the validity of these

choices.

The old building was closed and po-

key. People were working there obli-

vious of each other. That had to be

completely different. Hans van Beek:

‘As soon as you enter the building you

are already in the foyer and you have

eye-contact with the space contai-

ning the offices. It was not just a ques-

tion of accommodating the program-

me, but of giving the company a

heart, a central space that effectively

establishes a link with everything else

going on there. The space under the

second auditorium, the foyer with an

extension leading to the neighbour’s

garden, has a certain limitation in

terms of height. But this space

quietly proceeds to the public stair-

case upwards, where you can sit infor-

mally.’ Another novelty is that the

props department and the workshops

are situated above the large audito-

rium. This necessitated certain acous-

tical measures. Auditorium 1 lies

exactly at the spot formerly occupied

by the Guido de Moor Hall, but now,

in connection with logistical demands,

on the ground floor. Auditorium 2 is

suspended in space as an autono-

mous ‘box’. It sticks out a metre from

the building line and thus functions as

a ‘signboard’ in the street. It is clad all

round in punched aluminium sheets.

This contrasts with the office wing,

which is clad with raw, rustic brick-

work. The glazed emergency stair-

case, under which lies the entrance,

sticks out above everything and at-

tracts attention at night with a colour-

ful work of light art. On the street be-

tween the National Theatre building

Page 58: Het Nationale Toneel Gebouw

58

Colofon

Deze uitgave is een initiatief van:

Atelier Pro

en mede mogelijk gemaakt door:

Het Nationale Toneel

Gemeente Den Haag

Stichting Koninklijke Schouwburg

Hillen en Roosen bv

Peutz bv

Adviesbureau beton en staal constructies Broersma

Krimpen’s adviesburo Energique bv

Steegman Elektrotechniek

Technisch Bureau Massier bv

uitgever Atelier Pro

redactie Cees Boekraad

tekstbijdragen Marlies van der Riet,

Ferry Bloemendaal, Maarten Schmitt

vormgeving Atelier Pro (Joeri van Beek)

i.s.m. Bureau Piet Gerards

vertaling Michael Gibbs

druk Ando bv, Den Haag

© Atelier Pro architekten

Den Haag, september 2008

www.atelierpro.nl

isbn 978 90 809551 6 5

nur-code 648

adres

Schouwburgstraat 6-8, Den Haag

ontwerp/bouwperiode

2004-2007

opdrachtgever

Dienst Onderwijs Cultuur & Welzijn,

Gemeente Den Haag

gebruiker

Het Nationale Toneel

architect

Atelier Pro architekten:

Hans van Beek en Menno Roefs

(projectleiding: Fred Alebregtse;

prijsvraagontwerp: Hans van Beek

en Hans Kalkhoven)

bouwdirectie

Atelier Pro architekten

(Ernstjan Cornelis)

Herkomst illustraties

Architectenkombinatie Bos Rosdorff Wiebing 17(bm)

Atelier Pro 14, 17(b), 18(b), 24, 25, 26, 35(b)

Deen van der Meer 50,51

De Zwarte Hond 17 (bo)

Fran van der Hoeven 17(ro)

Haags Gemeentearchief 6t/m 13, 17(lo)

Hans Koreman omslag

Hans van Beek 16(b), 30, 35, 38 (b)(m), 39(b)(o), 40(o)

Joeri van Beek 40(b)

Leo van Velzen 31(b)

Marcos Viñals Bassols 46

Marsel Loermans 15

Peter de Ruig 2, 18, 20, 21, 22, 23, 27, 29, 31(o), 32, 33,

34, 36, 37, 38, 39(r), 44, 48, 49, 52, 53

Theo Böhmers 16(o)

l= links

r=rechts

b= boven

o= onder

m= midden

Met dank aan: Evert de Jager, Tom Schenk, Lena

Muller, Marcos Viñals Bassols, Emma van der Maarel,

Anouk Goorman, Architectenkombinatie Bos Rosdorff

Wiebing, De Zwarte Hond.

adviseur W/E installaties

installatie bouwdirectie

Krimpen’s adviesburo Energique bv

adviseur constructies

Adviesburo beton- en staalconstructies

Broersma

adviseur akoestiek

Peutz bv

hoofdaannemer

Hillen & Roosen bv

aannemer W-installaties

Technisch Bureau Massier bv

aannemer E-installaties

Steegman Elektrotechniek

aannemer liftinstallaties

Kone bv

Page 59: Het Nationale Toneel Gebouw
Page 60: Het Nationale Toneel Gebouw

60

Den Haag is sinds eeuwen een theaterstad, die zich steeds heeft vernieuwd. In 2007 opende het Nationale Toneelgebouw zijn deuren. Hiermee kwamen drie zalen gereed voor bespeling door het Nationale Toneelgezelschap. Samen met de aangrenzende Koninklijke Schouwburg heeft deze bundeling de naam Haags Toneelkwartier gekregen. De Hofstad heeft hiermee een culturele injectie gekregen die zijn vruchten zal afwerpen voor een veelkleurig dynamisch leven in de hele stad.