het geheim van zionsburg - os, joris van.; maessen, jurriaan

Download Het Geheim Van Zionsburg - Os, Joris Van.; Maessen, Jurriaan

If you can't read please download the document

Upload: casmati

Post on 05-Aug-2015

3.917 views

Category:

Documents


77 download

TRANSCRIPT

Het geheim van Zionsburg Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 001 Voor de serveersters van Cafe Roels in Den Bosch Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 002 J o r i s va n O s e n J u r r i a a n M a e s s e n Het geheim van Zionsburg De Heilige Graal, de Oranjes en de intrige achter een duistere ridderorde

Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 003 Dit boek is gepubliceerd door Tirion Uitgevers BV Postbus 309 3740 AH Baarn www.tirionuitgevers.nl Omslagontwerp: Hans Britsemmer Typografie: Pre Press ISBN 978 90 4391 222 8 NUR 680

2007 Tirion Uitgevers BV, Baarn Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, photocopy, microfilm or any other means without prior written permission from the publisher. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten van derden zo goed mogelijk te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich tot de uitgever wenden. Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 004 I nho ud

Inleiding 11 1 De dood van een vrek 15 De geheimzinnige baron 15 Iedereen in Brabant weet wel iets van Ewald Marggraff 19 Een moordzaak 23

Schatten uit een ver verleden 27 2 In de Germaanse wouden 31 Germanen betreden de geschiedschrijving 31 Romeinen en Germanen 33 Het begin van de Grote Volksverhuizing 35 De avonturen van de Goten

37 De erfopvolgers van Europa 41 Jaren van duisternis 44 3 De Duitse Orde 47 Opkomst van de ridder-monnik 47 De Gouden Eeuw van de kruisridder 51

Het verlies van Palestina 53 De Duitse Orde 55 Hermann von Salza: de macht achter vele tronen 59 De Baltische Kruistocht 61 De ordestaat 65 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L)

Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 005 Gotterdammerung 66 4 De Hanze en het Teutoonse expansieplan 69 Gotlandvaarders 69 De dubbelkoppige adelaar: De band tussen de Hanze en de Duitse Orde 72

De Hanzedag 75 De Hanze in de Nederlanden 79 5 De Duitse Orde in Nederland 83 Teutoonse legenden 83 Opkomst van de hertogen 89 De avonturen van Hendrik de Kruisvaarder

91 De Duitse Orde bemoeit zich met Nederland 95 Hertog Jan I 97 De Slag van Woeringen 102 6 Het raadsel Vught 107 De Duitsers komen 107

Natte voeten 109 Vught als Keltische cultusplaats 111 Het mysterie van de twee kerken 115 Zionsburg en de Duitse Orde in Vught 117 De riddercommanderij van Gemert 121 Reilen en zeilen van de Vughtse Commanderij 123

Het geheim van Vught 126 7 Het pact van Woeringen 131 Het geval Floris V 131 The Usual Suspects 134 De eerste verdachte: Gijsbrecht van Amstel 136 De tweede verdachte: Jan van Cuyk

138 De derde verdachte: Jan van Heusden 140 De vierde verdachte: Jan van Arkel 143 Helias, de Zwaanridder van Kleef 146 6 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 006 Vragen...

147 8 De geheime missie 149 De vijfde verdachte: Dirk van Brederode 149 Brandend ivoor: opkomst van de Zwijnen 150 Crisisjaren 154 Pruisenreizen 158

Zwaanridders uit Kleef 161 De missie 166 De Machutusverering 169 De Bataven 174 Vught als Germaanse cultusplaats 177 Een heilig landschap 180

Missie geslaagd? 183 9 Zwanen en zwijnen 185 Geheime Genootschappen 185 Opkomst van de Broederschap 186 De Illustre Lieve Vrouwe Broederschap 187 Maria Teutonica: Het Mirakelbeeld van de

Zoete Lieve Vrouw van s-Hertogenbosch 191 Cultusplaats van kooplieden 197 Leden van de broederschap 199 Bekende koppen 201 De Zwanenbroeders 204 10 Jheronimus Bosch, de verborgen dissident

209 Criticus van zijn tijd 209 De uil bij Bosch 214 De Bruiloft van Kana 217 De verdwenen stichters 222 Duitsers in het werk van Bosch? 226 11

De schat van Vught in gevaar 231 Kasteel Maurick als onderkomen voor de Duitse Orde 231 7 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 007 De kluis van Vught 233 Een wisseling van de wacht: Brabant en Gelre

238 Maarten van Rossum 241 Van Rossum als pion van Spanje 242 Van Rossum als pion van Gelre 244 De archieven van de Duitse Orde 246 Het Archief van Luther van Brunswijk 247 12

Willem van Oranje 251 Het Huis Oranje 251 De broedertwist: Willem van Oranje-Nassau en Filips II 253 Alva en de Spaanse Furie 258 Geldschieters achter de coulissen 262 Oude en nieuwe verbonden

266 Hendrik van Brederode 269 Filips van Hohenlohe 271 Een gevaarlijke bondgenoot 273 De Tuin der Lusten 275 De Aanbidding der Wijzen 281 Bisschop Sonnius, de spion van Filips

283 Het Pact van Woeringen? 286 Balthazar Gerards, de Lee Harvey Oswald van de Lage Landen 289 Conclusies 303 13 Het geheim van Zionsburg gaat naar Den Bosch 305

Na de brand 305 De Duitse Orde en de Reformatie 308 Albrecht von Brandenburg en zijn missie 315 Floris Maschereel als bewaker van het Geheim 323 Zwarte Ruiters 328 Nieuwsgierige Spanjaarden

330 De kruisheren 332 8 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 008 14 De zoektocht begint 339 Het Beleg van s-Hertogenbosch 339

Kasteel Maurick: het hoofdkwartier van Frederik Hendrik 341 De Oranjes na Willem de Zwijger 344 De verovering van s-Hertogenbosch 345 De Broederschap en haar vijanden 346 Johan Wolfert van Brederode en Cornelis van Cuyk 349

Ruzie 351 De eerste schatzoeker: Victor van Beughem 355 15 Oranje en Pruisen 359 Pruisen na de Reformatie 359 Johan Maurits de Braziliaan 363 De Nieuwe Hanze

364 Nieuwe vergezichten 367 Johan Maurits als Teutoonse ridder 371 Pruisen en Brandenburg 373 16 Zionsburg en de schatzoekers 377 Kuchlinus: de Wachter op Zions muren 377

Bewoners van Zionsburg 383 De tweede schatzoeker: De Dikke Hertog 385 Staatsgrepen van de Oranjes 387 De derde schatzoeker: Willem Arnold Alting Lamoraal von Geusau 391 De vierde schatzoeker: Koning Willem II van Oranje 397

Nog meer Pruisen 400 17 Pruisische spionnen 403 De vijfde schatzoeker: de familie Marggraff 403 Familievetes 408 Oranjes, Pruisen, Zwanenbroeders 409 Een andere Duitse Orde

413 9 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 009 De Duitse Orde en het nazisme 414 De zesde schatzoeker: de nazis 418 De SS in Vught 423 Marggraff en de nazis

427 Na de oorlog 432 18 Imperium mundi 435 De laatste schatzoeker: de Duitse Orde 435 Meer Bilderberg 439 Het Teutoonse Woud in Amerika 442

Een Teutoonse doodscultus 445 De Federal Reserve 446 De anti-Marggraff-campagne 447 De overval 450 19 Een mysterie van twintig eeuwen 453 Een duur stukje serviesgoed

453 Propagandisten van de Duitse Orde 456 De geboorte van het Duitse ridderschap 461 Guillaume dOrange 463 De Duitse Graal 465 20 Het lot van Zionsburg 471

Inferno 471 Zionsburg in de steigers 476 Het Geheim 477 Een Onheilige Graal 479 Noten 481 10 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L)

Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 010 I nle id ing De brand In de ochtend van 7 december 2003, om zeven minuten voor half negen om precies te zijn, kwam bij de Vughtse brandweer het bericht binnen dat er in het centrum van Vught een gebouw in lichterlaaie stond. Het was zondag en menigeen zal de slaap nog in de ogen hebben gehad. Wat was er aan de hand? Een toevallige passant, een dorpsbewoner uit de Kievitstraat, kwam die ochtend uit de nachtdienst en reed met de auto naar huis. Het was een kille, maar zonnige dag. Er lag wat ijle nevel in de velden maar verder was het helder. Op de A2 bij Vught zag hij een vreemde rookpluim omhoog kringelen, niet ver van de oude Lambertuskerk: een

hoekige toren uit 1521 sinds eeuwen beroofd van zijn spits. Hij draaide de N65 op waar een mistige walm over de weg het zicht bemoeilijkte. De stugge witte rook deed hem veronderstellen dat er een naburige matrassenwinkel in brand stond. Omdat het hem inviel dat er op die vroege ochtend maar weinig mensen op de been waren om de brand te zien besloot hij zelf poolshoogte te nemen. Hij verliet de N65 en sloeg de Helvoirtseweg in. Deze straat voerde hem langs het centrum naar de Lambertus, die hij als een donkere toren boven de daken kon zien uitsteken. Daar aangekomen zag hij dat de situatie erger was dan hij dacht. Het ging niet om de matrassenwinkel. Het betrof het monumentale landhuis op de hoek van de Taalstraat en de Helvoirtseweg. Het huis, dat hij vaak gezien had maar waarvan hij de naam niet kende, stond op een weelderig landgoed tegenover de Lambertuskerk. Het werd omgeven door oeroude beukenbomen, Noorse esdoorns en dicht struikgewas, maar de vlammen 11 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L)

Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 011 waren aan de achterkant duidelijk te zien. De benedenverdieping stond in brand en het vuur had twee serres van hun ramen beroofd. Uit het dak stegen hagelwitte rookwolken op. De Vughtenaar reed naar de voorzijde, waar het kasteeltje aan het einde van een lange oprijlaan beter te zien was. Omdat daar nog niemand te bekennen was, pakte hij zijn telefoon en belde het alarmnummer, waar zijn melding om 08.23 uur binnenkwam. Zo goed en zo kwaad als het ging probeerde hij de brandweer uit te leggen om welk huis het ging. Op dat moment zag hij hoe de vlammen zich over het monumentale pand begonnen te verspreiden. Na te hebben opgehangen stapte hij uit en liep het terrein op, waar nu ook andere mensen waren verschenen. Een jogger was een kijkje komen nemen; een vrouw met een hondje kwam het erf opgewandeld. Zij was al verschillende huizen afgelopen

om te bellen, maar er had niemand opengedaan. Verschillende andere mensen verschenen, autos stopten bij de oprijlaan. Of er nog iemand in het huis was wist niemand. Er was geen teken van leven. Op het erf stonden verscheidene autos geparkeerd, maar die zaten onder het mos. Er werd koortsachtig overleg gepleegd: moesten ze proberen de massieve eikenhouten voordeur te forceren? Op dat moment arriveerde de eerste politiewagen. Voordat de agenten de tijd kregen om uit te stappen explodeerden de ramen aan de voorkant en schoten de eerste vlammen uit het dak. De vuurtongen likten aan het kleine, feeerieke torentje aan de oostgevel. Het werd gevaarlijk. De politie dirigeerde de omstanders weg van het huis en toen de brandweer met twee wagens het terrein op kwam rijden werd de brand een zaak van hulpverleners. De brandweer ging direct aan het werk. Er werden pionnen uitgezet, ramptoeristen verjaagd, slangen uitgerold. De waterleidingen in de Taalstraat werden in werking gesteld en al snel kon er met blussen worden begonnen. Op het erf ontstond

consternatie. Nog steeds wist niemand of zich in het huis nog mensen bevonden. Moest de brandweer niet eens een kijkje gaan nemen? Het huis zelf verried niets: de ramen op de begane grond waren donker en niemand had een spoor van de bewoners aangetroffen. Of er ergens licht had gebrand konden de omwonenden niet zeggen. Maar het was zon12 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 012 dagochtend: de bewoners konden in hun bed door de brand zijn verrast. De brandweer nam een moeilijke beslissing: niemand zou het huis betreden. Het instortingsgevaar was te groot. Daarbij maakte de omvang van de brand het onwaarschijnlijk dat zich binnen de muren nog overlevenden bevonden.

De vlammen lieten zich moeilijk bedwingen, ook nadat er meer politie en meer brandweer was gearriveerd. De sinister opdoemende gevel leek het oplaaiende vuur te verdedigen tegen de waterstralen. Het was alsof het huis wilde dat wat zich binnen de hoge muren bevond, in de vlammen ten onder ging. Het huis, zo moet het de brandweerlieden zijn voorgekomen, wilde afbranden. Om een uur of negen moest er een hoogwerker aan te pas komen om de inmiddels uitslaande brand van bovenaf te bestrijden. Zelfs daarna duurde het karwei nog uren. Om kwart over negen hield de doodvermoeide Vughtenaar uit de Kievitstraat het voor gezien. Hij stapte in zijn auto en reed naar huis. Later zou hij te horen krijgen dat er wel iemand in het huis was geweest. 13 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist

24/09/2007 Pg. 013 Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 014 Hoofdstuk 1 De dood van een vrek De geheimzinnige baron Het buitengoed Zionsburg stamde uit het einde van de negentiende eeuw. Het verving een landhuis met dezelfde naam dat daar eeuwen had gestaan en in de loop der tijd in verval was geraakt. De eerste steen werd op 16 augustus 1882 gelegd door Lodewijk Loke Marggraff, het vierjarige zoontje van Johan Lodewijk, de jurist en grootgrondbezitter die het een

jaar eerder bij opbod had gekocht. In de beginjaren van de twintigste eeuw was Taalstraat 149 een idyllisch, bijna sprookjesachtig kasteel met een prachtige tuin en een door hoge lindebomen omgeven oprijlaan. Het indrukwekkende grachtenstelsel, aangelegd door Johan Marggraff zelf, werd beschaduwd door de overvloedige bladerkronen van eiken, ceders, beuken en paardekastanjes. Ansichtkaarten uit die tijd laten het huis zien als een parmantige, bijna barokke woning in neorenaissancestijl, blakend in het gouden licht van het fin de sie`cle. De twee serres zijn weelderig begroeid met klimop en haagwinde. Op het terras staan palmen. Een van de architecten, verantwoordelijk voor het feitelijke ontwerp, was de befaamde Haagse architect J.J. van Nieukerken. Van Nieukerken had zijn faam opgebouwd met het hoofdkantoor van Shell in Den Haag, het Badpaviljoen van Domburg en het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam. Op de originele geveltekeningen verschijnen nog twee namen: die van vader en zoon Stracke, twee van de grootste beeldhouwers en meubelmakers van hun tijd. Een voormalige tuinman beweert dat het huis rijkelijk

versierd was met symbolen uit bijbelse mythen 15 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 015 en de vrijmetselarij. Zionsburg was zon wijdverbreid begrip dat het daadwerkelijke adres in de loop der jaren in onbruik raakte. Het visitekaartje van Lodewijk vermeldde enkel de naam van het Huis. Het landgoed besloeg zon 8 hectare en bestond naast het kasteeltje uit een koetshuis en dienstbodewoning, stallen, garage en een oranjerie. Griekse goden van sneeuwwit marmer uit de zeventiende eeuw sierden de gazons. Zionsburg zelf bevatte hoge, luxueuze kamers met gesneden houtwerk, uitgebreide lambrisering en kristallen kroonluchters. Een journalist die halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw een kijkje mocht nemen maakt gewag van nissen met fluwelen zitbankjes, schitterende lampen, serviezen, vazen, pronte kasten en originele schilderijen.1 Er was een immense bibliotheek

met kostbare werken van honderden jaren oud. Naar de collectie kunstwerken kan alleen worden gegist. Vijftig jaar lang woonde in dit huis, dat steeds meer tot een spookachtige rune verviel, een eenzame en mysterieuze multimiljonair, Ewald Marggraff genaamd. Het huis stond tegenover een oude kerktoren, de Sint Lambertus. De Lambertuskerk is het oudste monument van Vught en mogelijk een van de eerste gebouwen in het dorp. Bij restauraties werden sporen gevonden van een oeroude tufstenen kerk die vermoedelijk tot de negende eeuw is terug te voeren. In 1562 zette een bliksemschicht in de kerktoren (ook wel de Vughtertoren genoemd) de spits en het dak in vlammen. In 1601, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, brandde het kerkgebouw achter de toren nog een keer in zijn geheel af. Ook het eerste huis op het landgoed Zionsburg werd door een brand verwoest: in 1542 was het door Gelderse roofridders in de as gelegd. Branden zijn Vught niet vreemd. Beide gebouwen, Zionsburg en de Lambertuskerk, zijn een straatlengte verwijderd van het Vughtse centrum. Het dorp zelf ligt even ten zuiden van s-Hertogenbosch en is op zich niet bijzonder

interessant. Het is vooral een rustieke, landelijke forensengemeente. Een slaapstadje waar voor de uitgaande jeugd niet bijster veel te beleven is en dat het moet hebben van de pastorale rust en de nabijheid van een Bourgondische stad. Het is een aangename, bos16 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 016 rijke gemeente die naast plaatsen als Bloemendaal en Wassenaar voortdurend figureert op lijsten van rijkste gemeenten van Nederland. Enkele jaren geleden werd het verkozen tot meest aantrekkelijke dorp van het land. Dit was echter niet altijd het geval. Vught is ook een oud dorp met een bewogen verleden. Ondanks de relatief onbelangrijke positie die het in de geschiedenis inneemt, bevond het zich vrijwel voortdurend op het grensgebied van strijdende partijen. Altijd lag het in de vuurlinie. Van de eindeloze conflicten tussen de graafschappen Brabant en Gelre tot aan Operatie

Market Garden: steeds scheen het zich ongelukkigerwijs tussen twee vuren te bevinden. Iedere keer als het nabije s-Hertogenbosch onder beleg kwam te liggen maakten de belegeraars het zich gerieflijk in de Vughtse periferie. Het naburige kasteel Maurick diende meer dan eens als onderkomen voor illustere figuren als Prins Maurits, opperbevelhebber van het staatse leger en zoon van Willem van Oranje, en Generaal Pichegru, aanvoerder van de Fransen in dienst van de Revolutie. Het dorp is vaker in de as gelegd dan Rome. Door een bizarre speling van het lot is Vught door de jaren heen het decor geweest van een concentratiekamp, een krankzinnigengesticht en een gevangenis. Het mag zich vandaag de dag verheugen in het feit de zwaarst beveiligde gevangenis van het land te bezitten: drugsbaronnen, maffiabonzen, Al Ouaidaterroristen, ze hebben er allemaal gezeten. Een bekende plaatselijke kunstenaar beschreef Vught als getekend door de drie Vs: Voorburg (het gesticht), Vosseveld (de gevangenis) en Kamp Vught (het concentratiekamp). Toch is het over het geheel genomen een wat slaperig plaatsje waarmee op het

eerste gezicht niet veel aan de hand is. Maar schijn bedriegt. De Marggraffs waren van meet af aan, dat wil zeggen het moment dat zij Huize Zionsburg betrokken, de vreemde eend in de bijt. Over de familie was toen al weinig bekend. Een Marggraff was in de negentiende eeuw burgemeester van Vught geweest, maar veel meer wist men over het van oorsprong Pruisische geslacht eigenlijk niet te vertellen. Voor de Vughtenaren waren de Marggraffs een 17 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 017 bron van allerlei indianenverhalen. Zowel de familie als het huis zelf lokte de fraaiste geruchten uit. Om te beginnen wist men niet zeker hoe de juristenfamilie aan haar geld was gekomen. Het excessieve grondbezit het verhaal ging dat je over de gronden van Marggraff

naar Frankrijk of Duitsland kon lopen riep sappige vertelsels op over schimmige transacties en uitbuitingspraktijken. Het feit dat de familie zich in toenemende mate terugtrok uit het publieke leven versterkte het beeld dat er op Zionsburg iets niet pluis was. Had Marggraff I nog een redelijk actieve rol gespeeld in het dorpsleven, zijn zoon Loke werd met het slijten van de jaren een beruchte recluse. Hoofdoorzaak schijnt zijn oorlogsverleden te zijn geweest. Lodewijk Marggraff zou zich schuldig hebben gemaakt aan Duitse sympathieen en collaboratie. Er zou sprake zijn van een NSB-lidmaatschap. Zionsburg was een verradersnest dat met regelmaat hoge SSofficieren had mogen verwelkomen. Loke zou zijn geld hebben verdiend aan lucratieve contractjes met de nazis enzovoort. Na de oorlog was de fiscus er kind aan huis, hetgeen de verdenking voedde dat de familie op een oneerlijke, misschien zelfs onethische manier aan haar geld was gekomen. Geen van deze verdachtmakingen is ooit bewezen. Wel moet gezegd worden dat de Marggraffs zelf weinig hebben bijgedragen aan het ontzenuwen van de praatjes. Met

name de derde Marggraff, geboren in 1923, was een kluizenaar en een misantroop die zich jarenlang opsloot in zijn eigen burcht. Zelfs goedbedoelende dorpelingen kwamen maar weinig te weten over de eenzame grondeigenaren. Veel buurtbewoners herinneren zich het kasteeltje als een plek waar je niet in de buurt mocht komen. Een hoge afrastering en een steeds dichter wordende haag van bomen en onkruid onttrok de kapitale villa aan het zicht. In 1954 ging het landgoed over op de volwassen kinderen van Lodewijk: vier dochters en en zoon. Een tweede zoon overleed op jonge leeftijd aan een verkeerde inenting met koepokstof. De overlevende zoon, Ewald Marggraff (Marggraff III), kocht zijn zusters uit zodat het erfgoed niet zou worden opgedeeld. Op 31-jarige leeftijd kwam hij daarmee in bezit van een astronomische erfenis, waar hij de rest van zijn leven als een bloedhond over zou waken. 18 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L)

Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 018 Het was vooral deze derde Marggraff waaromheen de wildste geruchten ontstonden. Iedereen in Brabant weet wel iets van Ewald Marggraff Ewald Marggraff was een krenterige, giftige, vermoedelijk homoseksuele baron met de Monegaskische nationaliteit, die zich bij voorkeur als vrouw verkleedde, zijn geld in dubbele wanden in zijn huis bewaarde en die zijn uitgestrekte landerijen liet verloederen om de gemeente een hak te zetten. Dit vat wel een beetje samen hoe er de afgelopen vijftig jaar naar Marggraff gekeken is. Sommige dingen zijn waar (hij had de Monegaskische nationaliteit), andere dingen niet (de travestie is vermoedelijk niet waar), maar veruit het meeste is nog altijd een mysterie. Wie was hij? Om te beginnen was hij geen baron. De familie was niet van adel. Baron was een bijnaam, geen titel. Zijn

achternaam komt van Markgraaf, een adellijke graad die vooral in Duitsland veel aanzien had. De Hohenzollerns van Brandenburg waren markgraven voordat zij koningen werden. De Mark, werd Ewald door zijn pachters wel genoemd. Zijn voornaam, een Germaanse tweestammige naam, betekent ironisch genoeg de naar de wet heersende. Zelf beweerde hij genoemd te zijn naar een oudoom: een vrederechter uit s-Hertogenbosch, maar het is ook denkbaar dat hij zijn naam te danken heeft aan de geheimzinnige Wilhelm Ewald von Glockmann, een vriend van de familie. Een Von Glockmann was de ontwerper van het familiewapen. Dit wapen, een blauw schild met drie gouden klokjes, werd in recente jaren ongeveer synoniem aan Verboden Toegang. Waar het bekende gele hekwerk verscheen, voorzien van het wapenschild, daar was het uitkijken geblazen. Over zijn vermogen lopen de schattingen zo ver uiteen dat het ondoenlijk is er een gemene deler uit te halen. Sommigen beweren dat hij multimiljardair was, anderen menen dat hij slechts enkele miljoenen had. Marggraff

hing een beetje de Prins Bernhard uit wanneer men naar zijn banksaldo informeerde. Hij gaf dan erg 19 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 019 bescheiden schattingen en deed het soms voorkomen alsof hij aan de rand van een faillissement verkeerde. Ook nu nog is het giswerk. Voorzichtige schattingen maken van Ewald Marggraff meervoudig miljonair. Zijn geld zat niet in dubbele wanden van zijn huis. Het stond op bankrekeningen verspreid over verschillende landen als Zwitserland, Monaco, Luxemburg en de Kaaimaneilanden. Zijn vermogen was gespreid over banken, fondsen en aandelen. Iets meer is bekend over zijn grondbezit. Het zou vervelend worden om de lange lijsten van onroerend goed op te sommen (alleen rond Den Bosch bezat hij al 21 landgoederen) maar we kunnen volstaan met te zeggen dat hij het equivalent van zon 1200 voetbalvelden bezat. En dat waren alleen

nog maar zijn binnenlandse bezittingen. Afgezien van de liquide middelen en de hectaren waren er de schatkamers van Zionsburg zelf. Spaarzame bezoekers werden geconfronteerd met kamers volgepropt met onbetaalbare kunstvoorwerpen. Een buurvrouw die soms te gast was zag op een keer stapels schilderijen, ingepakt met bruin papier, tegen de muren staan. Het waren kostbare werken die Marggraff naar een restaurateur had laten brengen maar nooit had uitgepakt. Marggraff voegde er bij die gelegenheid nogal achteloos aan toe dat hij op zolder nog een stel Rembrandts en Van Dijcks had staan. Dit kan grootspraak zijn geweest, maar gevreesd mag worden dat hij de waarheid sprak. Dat waren geen kopietjes, verzekerde de buurvrouw. Met zijn huisraad sprong Ewald net zo gedachteloos om als met de vele huizen die hij her en der liet verpauperen. De buurvrouw herinnerde zich een incident waarbij de grondbezitter zijn hondje aan een blikje sardientjes liet likken. Maar meneer Marggraff, reageerde ze, dat is toch gevaarlijk; die blikjes zijn vlijmscherp. Marggraff pakte

het blikje zonder te antwoorden op en smeet het achter zich op een kast. Een spotprent uit de jaren tachtig toont Marggraff als een vampier, zittend op een troon van schedels. Twee andere prenten hebben het gemunt op zijn beleid monumentale panden in zijn bezit te laten verloederen. Op een ervan is een spookachtige oprijlaan (van 20 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 020 Zionsburg?) getekend met griezelige monsters in de bomen. Een onderschrift luidt: Spoken, geesten en vampiers bestaan niet meer.... Een volgende tekening laat een nachtelijk kerkhof zien. De tekst leest: ...Marggraven echter wel. Op de drie kruizen staat Kaathoven, Parva Domus en Elzenburg; drie van de historische buitengoedjes die onder beheer van

Marggraff ter ziele zijn gegaan. Parva Domus (Klein Huisje) stond honderden jaren lang op het landgoed Zionsburg totdat Marggraff het vervallen huis in 1993 na een lange strijd met de gemeente liet slopen. De oorspronkelijke naam was In den Prince van Orangien, naar Willem van Oranje, wiens secretaris het huis in de zestiende eeuw bewoonde. Waarom liet hij zijn vele bezittingen verpauperen? Groeiden ze hem boven het hoofd? Zijn hele leven lang was Marggraff in een verbeten strijd verwikkeld met de gemeente Vught, die hij er onder andere van beschuldigde zijn oudoom de burgemeester te hebben weggepest, en die zijn familie op tal van manieren had dwarsgezeten. Ewald was van huis uit jurist en wist onteigeningsprocedures tot in het oneindige uit te stellen. Het verwaarlozen van zijn bezittingen was voor hem een spel. Desgevraagd verklaarde hij natuurlijk aan kapitaalvernietiging te doen. Het tuig van de overheid moet op de knieen,

was een van zijn gevleugelde uitspraken. Om de een of andere reden koesterde hij tevens een vreselijke haat jegens katholieken. De geestelijkheid moest worden opgeknoopt. Hijzelf kwam van een overwegend protestantse familie uit het Pruisische Maagdenburg. Ook zijn eigen kasteel verwaarloosde hij. Bezoekers zagen de gaten in de muren zitten. Naarmate Marggraff zich meer en meer uit de wereld terugtrok veranderde zijn landgoed langzaam in een oerwoud. Het park werd overwoekerd door hoog gras en onkruid. De door mos aangetaste Griekse beelden kwijnden weg in het struweel of vielen om. Het koetshuis en de oranjerie verzakten tot runes waar de wind doorheen gierde. De toegangspoort met natuurstenen pijlers uit het begin van de negentiende eeuw bood na verloop van tijd enkel nog toegang tot een naargeestig huis dat er meestentijds verlaten bij lag. 21 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L)

Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 021 Marggraff werd mensenschuw en was over het algemeen niet gediend van pottenkijkers of ongewenste bezoekers. De Vughtse jeugd kon daarover meepraten. Een jongen uit het dorp die het waagde beukennootjes op te rapen van de oprijlaan werd door Marggraff in de kraag gegrepen en hardhandig weggewerkt. Hij had geluk: Marggraff stond erom bekend overtreders met een geladen geweer van zijn land te jagen. Zelfs zijn hondje Fokkie was volgens sommigen gemeen. Krakers van zijn leegstaande panden liet hij er door knokploegen uitzetten. Toen een groepje archeologen zich op de Kopse Hof bij Nijmegen op zijn land begaf omdat hier Romeinse vondsten waren gedaan dreigde hij hen met een bulldozer weg te schoffelen. De Romeinen konden wat hem betreft het schompes krijgen. Prehistorische grafheuvels moesten wijken voor de bouw van zestig luxe villas. Daarnaast was hij de

gesel van boeren en pachters die zijn land bewerkten. Wanneer hij hen niet met uitzetting dreigde liet hij de boerderijen zodanig verpauperen dat de meeste huurders de moed opgaven. Hij werd ervan beschuldigd illegaal mest te dumpen (volgens de berichten met medeweten van zijn vriend, motelmagnaat Gerrit van der Valk) zodat zijn pachters in feite op een mestvaalt woonden. Reagerend op de beschuldigingen verviel Marggraff in een van zijn legendarische tirades en brulde dat de varkensboeren, de gemeente, de boeren en de Pachtwet het op hem hadden voorzien. In latere jaren bezocht hij zijn verwilderde landgoederen niet meer. Ook zijn appartement in Monaco, waar hij naar verluidt Prins Rainier wel eens tegen het lijf liep, zag hem in de loop der tijd steeds minder. Uiteindelijk, zo wil de legende, werd Marggraff een anachronisme: een feodale herenboer die zich in de twintigste eeuw probeerde staande te houden. Ondanks zijn gewiekste juridische vossenstreken leek hij weinig op te hebben met de moderne tijd. Zo verdween hij uit het zicht: hij teerde weg in zijn burcht en leek samen met

het geheimzinnige landhuis weg te zakken in het laatste stukje middeleeuwse grond van Nederland. In november 2003 trad hij voor het laatst in de openbaarheid. In het achtste deel van de Vughtse Historische Reeks werd een artikel 22 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 022 gewijd aan Zionsburg; hij verscheen met zijn zus op de presentatie in het Historisch Museum. Op die zesde november was het de hierboven genoemde buurvrouw die de laatste foto nam van Ewald. Merkwaardig genoeg is er op deze foto een omineuze veeg te zien; een onverklaarbare lichtflits die Marggraff, zittend in zijn stoel, bijna onzichtbaar maakt. Precies een maand later, in de nacht van 6 op 7 december, brak er door een onbekende oorzaak brand uit in Zionsburg.

Toen deze in de late namiddag van de volgende dag eindelijk was geblust, werd op de begane grond, in de hal naast de trap, het levenloze lichaam van de Vughtse baron gevonden. Zijn identiteit kon alleen door zijn gebit worden bevestigd. Naast hem lag zijn hondje Fokkie. Marggraff was 80 jaar en de laatste mannelijke telg van zijn lijn: met hem stierf de naam uit. Zijn bezittingen, de schilderijen en de roemruchte bibliotheek, waren in vlammen opgegaan. Willem Frederik Ewald Marggraff, door een enkeling geliefd en door velen gehaat, was dood. Nederland juichte: Prinses Maxima beviel diezelfde dag van een dochtertje. Zij werd Amalia genoemd, naar de vrouw van Stedendwinger Frederik Hendrik van OranjeNassau. Het feit dat Frederik Hendrik en een aantal van zijn nazaten tijd hebben doorgebracht op Zionsburg was niet de laatste van een lange reeks toevalligheden in dit verhaal. Een moordzaak Gezien Marggraffs geheimzinnige reputatie tijdens zijn

leven is het misschien niet verwonderlijk dat er na zijn dood verschillende geruchten de ronde deden over de wijze waarop hij was gestorven. Maar deze keer kwamen de verhalen niet alleen van babbelzieke Vughtenaren. Onze broer is vermoord, riepen de nog levende zusters Marggraff. In de maanden na de brand kwamen er omstandigheden boven tafel die zijn plotselinge dood verdacht maakten en die de toedracht van de ramp met nieuwe feiten een andere wending gaven. 23 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 023 Omwonenden wisten er opeens meer van. Marggraffs tuinman en duvelstoejager kwam met boude beweringen. Men was niet vergeten dat de grootgrondbezitter in de jaren negentig een keer in zijn eigen woning was gemolesteerd. Die gebeurtenis was

nooit opgehelderd. Ook wisten de zusters te melden dat Ewald in het jaar voor zijn dood door onbekenden was bedreigd: Hij kreeg een jaar geleden een dreigbrief. Een man wilde 50.000 gulden van hem. Als Ewald niet zou betalen, zou zijn huis in de fik worden gestoken. Die man heeft het gedaan. Er zijn ook andere mensen die ons verteld hebben dat ze dit zeker weten. Maar de politie doet er niets mee. Onze broer werd een paar jaar geleden ook al aangevallen in zijn huis. Hij werd vreselijk toegetakeld door de daders. Ook toen wilde de politie niet luisteren.2 Het bedoelde incident vond plaats in de nacht van 27 op 28 april 1994. Het gebeurde een maand nadat Marggraff een reeks openhartige interviews had gegeven aan een journalist van het Brabants Dagblad. Een onbekend aantal personen drong rond half een s nachts het huis binnen en bond de baron aan handen en voeten vast. De volgende ochtend om half tien werd hij door een werknemer bewusteloos aangetroffen. Marggraff werd vervolgens met ernstige hoofdwonden

overgebracht naar het ziekenhuis. Volgens de politie zou het gaan om een roofoverval, hoewel er tot op de dag van vandaag niet bekend is wat er is meegenomen als er al iets is meegenomen. Het huis zou van onder tot boven doorzocht zijn, maar er zouden slechts wat sieraden zijn ontvreemd. Ondanks het feit dat de overvallers de complete woning overhoop haalden, zagen ze de onbetaalbare kunstwerken die door het huis verspreid lagen over het hoofd. Aangezien het slachtoffer urenlang (ruim negen uur volgens de krant) gekneveld en bewusteloos op de vloer had gelegen, hadden de daders alle kans gehad om de veronderstelde Rembrandts weg te slepen. Hier werd echter nooit melding van gemaakt. Ook werden er geen sporen gevonden van inbraak, hetgeen tot de veronderstelling leidde dat Marggraff de daders zelf had binnengelaten. Ewald ontkende dit met klem. Volgens de buurvrouw beweerde Marggraff dat hij in zijn salon in een stoel zat en 24 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L)

Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 024 plotseling een klap op zijn hoofd kreeg. Hij zou van de hele overval niets hebben meegemaakt. Kende Marggraff de daders? De baron stond erom bekend zelfs buren en kennissen niet binnen te laten. Zou hij de deuren dan hebben geopend voor een stel vreemden? Midden in de nacht? De indruk ontstond dat het wel degelijk bekenden betrof en dat Zionsburg met een specifieke reden was doorzocht, alsof de daders ergens naar op zoek waren. Maar wat? Door deze overval uit 1994 kwam de brand in een ander licht te staan. Allereerst waren er de omstandigheden rond de ramp zelf. Er kwam zware kritiek op de besluiten van de brandweer, die had geweigerd het pand te betreden. Nog afgezien van de oorzaken van de brand beweerden de gezusters Marggraff dat zijn dood in de vlammen niet nodig was geweest. De brandweer heeft niet alles gedaan om het

te voorkomen, beweerden ze. De klusjesman was er op tijd bij, hij had de sleutel van de voordeur. Maar van de brandweer mocht hij die niet openmaken. Ewald lag net achter de voordeur, hij had gered kunnen worden. De brandweer pareerde de aanval met de bewering dat de brand al te veel om zich heen had gegrepen om een reddingspoging te verantwoorden. Een woordvoerder zei: Gelet op de felheid van de brand was overleven in dit pand niet meer mogelijk. Bovendien was rond half negen niet duidelijk of er iemand in het pand aanwezig was. Omstanders gaven aan dat de heer Marggraff mogelijk in Monaco zou verblijven.3 Gezien het feit dat Marggraff al jaren niet meer in Monaco kwam, is dit niet waarschijnlijk. En wat de felheid van de brand betreft, getuigen verklaren dat de brand zich hoofdzakelijk op de eerste verdieping afspeelde. De bovenverdieping stond in brand maar de begane grond niet. Op fotos die tijdens het blussen genomen zijn is inderdaad te zien hoe de brand zich op de eerste etage bevindt; de ramen op de begane grond

zijn donker en intact. Toch werd het lichaam van Marggraff op luttele meters van de voordeur gevonden. Als hij beneden was geweest tijdens de brand, waarom had hij dan de deur niet bereikt? 25 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 025 Was Marggraff al dood voordat de brand uitbrak? Of was hij bedwelmd en voor dood achtergelaten? De hoog oplaaiende emoties leidden enkele weken later op dinsdag 23 december tot een bijeenkomst in de Vughtse brandweerkazerne. Daar gaf de brandweer toe klusjesman Emile van Uden de toegang te hebben ontzegd. Het gevaar voor een eventuele flashover maakte het onverantwoord om het pand binnen te gaan. Hoewel brandweercommandant Van der Vossen de

toedracht van minuut tot minuut opsomde wist hij de argwaan van het publiek niet weg te nemen. Die argwaan was nog groter waar het de mogelijkheid van een misdrijf betrof. De politie sloot dit aanvankelijk uit. Bij onderzoek van de technische recherche werden er geen vluchtige stoffen aangetroffen die op brandstichting wezen. De patholoog-anatoom voegde daaraan toe dat er op het lichaam van Marggraff geen uitwendig letsel was geconstateerd: wel inwendig letsel veroorzaakt door koolmonoxide. Het slachtoffer was dus door rookverstikking om het leven gekomen. Een getuige wist te vermelden dat Marggraff de laatste jaren vaak in een stoel op de benedenverdieping sliep. Een buurtbewoner wist zeker dat de brand daar ook begonnen was, en wel in de keuken. Lijnrecht tegenover deze verklaringen staan de beweringen van nabestaanden. Marggraff zou in de jaren tot aan zijn dood meerdere malen zijn bedreigd. Twee jaar na de brand kwam ene B.R.4, een persoonlijke vriend

van Ewald, met opzienbarende getuigenissen. B.R., die aan zijn voormalige werkgever een uitgebreide website heeft gewijd, verklaarde uit angst voor represailles gezwegen te hebben, maar nu was hij bereid het een en ander uit de doeken te doen. Zijn woorden brachten de zaak opnieuw aan het rollen. B.R. kwam naar eigen zeggen in 1989 als tuinman in dienst van het landgoed en ontwikkelde zich in de daaropvolgende jaren tot een trouwe huisvriend. Ik weet al geruime tijd dat er meer is voorafgegaan aan de brand, vertelde hij op 23 november 2005 aan het 26 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 026 Brabants Dagblad. De grootgrondbezitter zou zijn afgeperst. De tuinman zelf zou door onbekende lieden zijn klemgereden en bedreigd. Bovendien zou hij door onverlaten benaderd zijn om hem bij een overval te betrekken. Gesteund door deze beweringen eisten de

erven van Marggraff dat het onderzoek zou worden heropend. De Brabantse politie voelde daar niets voor, dus zocht B.R. het hogerop. De minister moest er aan te pas komen en op 15 maart van het daaropvolgende jaar kon het Brabants Dagblad melden dat er inderdaad nieuw onderzoek op poten stond. Dit was gebeurd op voorspraak van commissaris van de koningin Hanja Maij-Weggen, die door B.R. persoonlijk was aangeschreven. Het verhaal dat de brand door een defecte kachel was ontstaan verdween voorlopig in de kast. Tot nu toe heeft dit tweede onderzoek, voor zover bekend, geen nieuwe feiten opgeleverd. Marggraff zelf ligt sinds 5 maart 2004 begraven op eigen grond. Een kronkelend bospad, ontoegankelijk voor het publiek, voert naar een stille plek in het park. Daar, binnen een ring van taxusbomen, staat een ruw bewerkte betonnen zuil zonder naam of epitaaf. Het was de plaats waar de Marggraffs hun honden begroeven. Sinds 2004 ligt de grootgrondbezitter er zelf. Zijn begrafenis schiep een precedent: inwoners van Vught en Cromvoirt met een flinke lap grond kunnen

zich voortaan in de eigen achtertuin laten begraven. Het tekstloze graf verraadt niets over het leven van de Vughtse baron. Had hij zijn geheimen hierin meegenomen? Schatten uit een ver verleden Het is zeer wel mogelijk dat B.R. het een en ander verzint (al wekt hij niet die indruk). We hebben als schrijvers niet de pretentie een moord op te lossen. Het is niet zozeer de persoon Marggraff die ons onderzoek zal tekenen, als wel het landgoed dat hij bewoonde. Een paar aspecten van de zaak zijn echter zo geheimzinnig dat het ons tot onderzoek aanspoorde. Het mysterie Marggraff eindigt niet bij 27 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 027 zijn geheimzinnige dood. Er is meer te vertellen over de

baron en zijn landgoed. Zo waren de Marggraffs lid van de geheimzinnige Zwanenbroeders in Den Bosch, een middeleeuwse organisatie waarvan allerlei hoogwaardigheidsbekleders (niet in de laatste plaats het koningshuis) nog steeds contribuant zijn. Na de oorlog werden zij plotseling van de ledenlijst geschrapt. Daarnaast kwamen we erachter dat de geruchten rond Zionsburg niet met de familie Marggraff begonnen waren. Het landgoed is al veel langer een plek van raadsels en geheimen. Vele eeuwen lang deden er verhalen de ronde over grote schatten, vreemde godsdienstige rituelen en onderaardse gangen. Waar kwamen die verhalen vandaan? Zionsburg, zo bleek, was in de Middeleeuwen een commandeurshuis van de Duitse Orde: na de tempeliers en de hospitaalridders de derde grote ridderorde uit de tijd van de kruistochten. Net als bij de tempelridders zijn er over de Duitse ridders talloze legenden in omloop: over verborgen kruisvaardersschatten, Germaanse heiligdommen en de Heilige Graal zelf. We kwamen erachter dat de meest succesvolle van de drie

orden evenveel (zoniet meer) aanspraak maakt op het bezit van deze legendarische voorwerpen. De naam Zionsburg zou verwijzen naar de berg in Jeruzalem, waar de Duitse kruisridders enige tijd hebben doorgebracht. Daarnaast bleek het voormalige commandeurshuis meer geheimen te herbergen dan we hadden kunnen vermoeden. Zionsburg speelde in de geschiedenis een grote rol van betekenis: steeds weer verschijnt het in de kijker van uiteenlopende historische figuren. Koningen en schatzoekers blijken door de eeuwen heen buitengewoon genteresseerd in het landhuis. Het komt nadrukkelijk voor in geheime rapporten van de Gestapo. De geruchten dat het tijdens de bezetting een hoofdkwartier van de SS was blijven hardnekkig. Ook de aanwezigheid van de Bossche Zwanenbroeders en die van invloedrijke adellijke families in de streek bleek geen toeval. Vught lijkt een gewoon slaperig Brabants dorp, maar er is iets niet in de haak. Waarom bijvoorbeeld, zijn er twee parochiekerken? Kan dit te maken hebben met de aanwezigheid van de geheimzinnige ridderorde die als eerste het landgoed Zionsburg be28

Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 028 woonde? Wat had deze in Vught te zoeken? Waarom waren de ridders tegelijkertijd pastoors van de nabije Lambertuskerk, die door een ondergrondse gang met Zionsburg verbonden was? En waarom bleven ze bestaan toen de Duitse Orde in Europa al geen rol van betekenis meer speelde? Werd er in Zionsburg oorlogsbuit of een ander geheim bewaard? We zullen in het verloop van dit verhaal veel over het Geheim van Zionsburg speculeren. Naarmate er meer feiten en incongruenties boven tafel kwamen, gingen we onszelf prikkelende vragen stellen: kon er een verband zijn tussen deze zaken uit een roemrucht verleden en de meer recente ontwikkelingen? Johan Marggraff liet het eerste Zionsburg in 1880 slopen. Hij gaf echter de nadrukkelijke opdracht dat bepaalde delen van het oude huis moesten blijven staan en liet in de koopakte

opnemen dat alle op het terrein gevonden schatten zijn eigendom werden. Waarom deed hij dat? Was het om dezelfde reden dat Ewald in zijn testament wilde zetten dat er tot 99 jaar na zijn dood niets aan Zionsburg mocht veranderen? Wat was er in de kelder verstopt? En wat stond er in de archieven die na de brand heimelijk uit het huis zijn weggehaald? Om deze vragen te beantwoorden moesten we terug in het verleden, niet alleen in dat van Vught, maar ook in dat van de Duitse ridderorde. Met Zionsburg als leidraad begonnen we aan een onthullende zoektocht in de geschiedenis. Om te ontdekken wie de Teutonen waren en hoe zij zich konden ontwikkelen tot een vreeswekkende kruisvaardersgrootmacht gingen we ons bezighouden met de oude Germanen. Het beeld dat langzaam uit deze zoektocht naar voren kwam was niet zelden verbluffend. In die apocalyptische brand van december 2003 ging wellicht veel meer verloren dan kroonluchters, Chinese vazen en kostbare Rembrandts. Marggraff zat misschien

wel op een van de grootste geheimen uit de geschiedenis. 29 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 029 Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 030 Hoofdstuk 2 In de Germaanse wouden Germanen betreden de geschiedschrijving

Het lijkt misschien overdreven om voor het oplossen van een eenentwintigste-eeuws mysterie tweeduizend jaar terug te gaan in de tijd. De Germanen ontpopten zich echter als een steeds terugkerende factor in onze zoektocht, en om tot een goed begrip van de latere Duitse Orde te komen is het noodzakelijk wat meer over hen te weten. Voor de oorsprong van deze Noord-Europese stammen kunnen we oneindig ver teruggaan in de geschiedenis, naar de Keltische en Indo-europese volkeren uit de Oudheid, maar een handig beginpunt vormen de annalen van Romeinse geschiedschrijvers als Tacitus, Lucanus en zelfs Julius Caesar. Het is een ongelukkig maar onvermijdelijk gegeven dat de geschiedenis van beschavingen ten tijde van de antieke Oudheid werd geschreven door de overwinnaars, dus door degenen die hen door hun culturele en militaire overwicht de baas waren. Rond het begin van de jaartelling waren dat onbetwistbaar de Romeinen. Het Romeinse rijk strekte zich uit van de Europese westkust tot aan de Aziatische steppen, en in het zuiden tot aan

de Sahara. De Romeinen hadden in hun veroveringsdrift vrijwel alle Europese volken aan zich weten te onderwerpen. Over de Kelten weten we het een en ander omdat de Romeinse veldheer Julius Caesar een verslag schreef over zijn militaire campagnes tegen dit volk. Dat deze verslagen vrijwel altijd uitpakken in het voordeel van de Romeinen hoeft ons niet te verbazen. Daarbij komt nog dat de Germanen tot aan de derde eeuw na Christus 31 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 031 een mondelinge overlevering kenden, en geen schrift. Wanneer we iets te weten willen komen over de vroegste geschiedenis van de Kelten en de Germanen, zitten we dus opgescheept met de eenzijdige verklaringen van geletterde beschavingen, zoals die van de Grieken en de Romeinen.

Toch kunnen wij, dankzij recente opgravingen en onderzoeken, wel het een en ander over de Germanen aan de weet komen. En wat we zeker weten is dat het juist Germanen waren die over het Romeinse rijk het laatste woord hadden. Het waren de Westgoten, een Germaans volk, die in het jaar 410 Rome veroverden en daarmee een einde maakten aan de Romeinse beschaving. En het zijn dezelfde Germaanse stammen die Europa gevormd hebben tot wat het vandaag is. Hun invloed op de Europese beschavingsgeschiedenis kan nauwelijks worden onderschat. Aan die verovering ging wel het nodige vooraf. Waar het woord Germanen vandaan komt is niet bekend. Als een Germaanse reiziger door een passant als Germaan was aangesproken had hij waarschijnlijk fronsend achteromgekeken. Germanen noemden zichzelf niet zo, maar het is waarschijnlijk dat de Keltische volkeren die naam hebben bedacht (en niet, zoals wel gedacht wordt, de Romeinen). Geopperd is dat de naam Germani zoveel betekent als vreemde buren. De Gallische (Franse) Kelten noemden de

Germanen ook wel naar de stam waarmee ze het meest in contact stonden: de Alemannen, waarin we nu nog het woord Allemagne herkennen. Tijdens de Gallische Oorlogen nam Caesar de naam Germani over en voor het gemak duidde hij daarmee alle volken ten oosten van de Rijn aan, ze daarmee onderscheidend van de Kelten. Aldus werd een bevolkingsgroep samengepakt waarover men eigenlijk heel weinig wist; misschien was het ook maar beter er niet te veel over te weten. Hoewel de pakweg twee miljoen Germanen veel overeenkomsten vertoonden in gebruiken en levensstijl, zagen zij zich evenmin als Germanen als Peruanen, Brazilianen en Argentijnen zich vandaag de dag ZuidAmerikanen zouden noemen. We kunnen wel stellen dat ze door zowel de Kelten als de Romeinen gevoeglijk 32 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 032

over en kam werden geschoren. Maar er was niet zoiets als een collectieve volkswil, nog niet. Vermoedelijk waren de Germanen voornamelijk barbaarse, vervaarlijke lieden, en waren de meeste mensen blij dat zij zich achter het ondoordringbare Europese woud verstopten. Romeinen en Germanen Het was vooral Julius Caesar die de Germanen een stem gaf door in zijn De Bello Gallico over hen te schrijven. Daarin vertelt hij over zijn roemruchte campagnes tegen de Kelten tussen 58 en 51 voor Christus. Zijn kroniek was feitelijk niet meer dan een propagandastunt voor hemzelf en verbloemde op slinkse wijze het opportunisme van de onderneming. Na Caesar is het hek van de dam. Allerlei historici wagen zich aan een beschrijving van deze schrikaanjagende noorderburen die zelfs Caesar niet had kunnen bedwingen, en kort daarop doen alle mogelijke geruchten de ronde. Een bekend citaat van de onvermijdelijke leunstoelantropoloog Tacitus die

feitelijk alles van horen zeggen had is als volgt: Wat de Germanen zelf betreft, ik denk dat het aannemelijk is dat zij een inheems volk zijn en dat er zeer weinig buitenlands bloed is gentroduceerd door invasies of door vriendelijke betrekkingen met naburige volken. (...) Wie zou er, nog afgezien van de gevaren van die vreselijke en onbekende zee, Azie, Afrika of zelfs Italie willen verlaten om naar Germanie te trekken met dat onherbergzame landschap en zijn woeste klimaat? Voor iedereen die er niet is geboren, is dat onvruchtbare oord een treurig land om in te wonen en zelfs om te zien.5 Maar Tacitus, Lucanus en anderen kunnen niet maskeren dat ze over de noordelijke volkeren eigenlijk heel weinig weten. Sterker nog, lange tijd vermoeden Grieken en Romeinen dat de ondoordringbare noordelijke wouden bevolkt worden door wezens met paardenhoeven en reusachtige oren. Zij hebben geen superlatieven genoeg om de barbaarsheid van de

noorderlingen te benadrukken. 33 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 033 Halve wilden die in de lange winternachten niets beters te doen hebben dan zich ongecontroleerd voort te planten. Dollemannen met weinig of geen impulsbeheersing die met de billen bloot door de velden rennen en die je liever niet in het donker tegen het lijf loopt. Recentelijk is dit beeld bijgesteld in het voordeel van de Germanen, die er al heel vroeg een nauwkeurige kalender en een uitgebreid wetboek op nahielden. Maar het beeld dat beklijft is dat van angstaanjagende barbaarse troepen die moordend en plunderend de grenzen van het Rijk binnenstormen, of die in het beste geval de duistere wouden in het noorden bevolken. De beruchte Varusslag in het jaar 9 na Christus geldt als

voorbeeld van de ondoordringbaarheid van het Germaanse woud. De Romeinse keizer Augustus zag in de Germanen een belediging voor de Romeinse overheersing en probeerde Germanie wel degelijk bij het Romeinse rijk te annexeren. Hij stoorde zich aan het feit dat de noordelijke grens van het rijk niet een zee was, zoals in het westen, en stuurde zijn veldheer Quintilius Varus naar het noordelijke woud om af te rekenen met het Germaanse stamhoofd Arminius en zijn Cherusken. Varus onderschatte de Germanen danig. Arminius, die in het Romeinse legioen gediend had, wist Varus in een hinderlaag te lokken. Toen de keizer daarop het afgehakte hoofd van Varus kreeg opgestuurd, gooide hij het in een vlaag van woede door de kamer en riep: Quinctili Vare, legiones redde! (Quinctilius Vares, geef mij mijn legioenen terug!). Nog jaren daarna trof de Romeinse aanvoerder Germanicus in het Teutoburgerwoud6 de gruwelijke sporen aan van de vernietigende slag: verbleekte geraamten, doorkliefde schedels en de rottende lichamen van gesneuvelde soldaten die in de bomen waren opgehangen. Na die slag waren de

opeenvolgende keizers opeens van mening dat Germanie de moeite niet waard was en dat het land ten noorden van de Rijn niets te bieden had wat voor de Romeinen interessant was. 34 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 034 Het begin van de Grote Volksverhuizing Aan het begin van onze jaartelling landden de Goten uit Skanza (Scandinavie) op de kust van Polen, waarna ze gestaag naar het zuiden trokken. Net als hun voorgangers kregen ze daar met andere volkeren te maken,7 en het was niet zonder slag of stoot dat de Goten zich op het Europese vasteland wisten te vestigen. Maar het waren uiteindelijk weer de Romeinen met wie de grootste conflicten werden

uitgevochten. Ondanks de vele pogingen van de Romeinen om de Germaanse stammen te beteugelen, in te dammen en tegen elkaar uit te spelen kwamen de Germanen uiteindelijk toch naar het zuiden. Het voornaamste motief hiertoe was het zoeken naar nieuwe landbouwgronden, niet de val van het Romeinse imperium. Ze staken de Rijn en de Donau over, doorbraken de Romeinse verdedigingslinies en stroomden in groten getale het rijk binnen. Goten en Vandalen in het oosten, de Franken en Saksen in het westen en daar tussenin de Alemannen, de Burgunden en de Langobarden. Het was de tijd van grote Germaanse allianties en stamverbonden, en die luidden de ondergang van het Romeinse rijk in. Dit klinkt spectaculair, alsof van de ene op de andere dag hele horden Germaanse krijgers aan de horizon opdoemden, maar in werkelijkheid vond deze volksverhuizing veel geleidelijker plaats. Het kostte de Goten zon tweehonderd jaar om etappegewijs de afstand af te leggen. Ze trokken per keer zon dertig, veertig kilometer naar het zuiden, vestigden zich ergens, en trokken verder wanneer de gronden waren uitgeput of

wanneer de bevolkingsconcentratie te groot werd. De hele tocht duurde generaties. In 175 na Christus zakten ze verder af naar het zuiden. Net als de Kimbren tweehonderd jaar eerder gingen ze eerst naar het zuidoosten, waar ze in 257 de Zwarte Zee bereikten. Ze vestigden zich in de huidige Oekrane en bleven van daaruit de Romeinen bestoken. In tegenstelling tot de opgejaagde Kimbren vonden ze hier een thuis. Ze wisten zich er eeuwenlang te handhaven, en halverwege de achttiende eeuw werd hier nog Gotisch gesproken. Zij waren de eersten die (door tussen35 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 035 komst van bisschop Wulfila) met het christendom in aanraking kwamen. Over Wulfila zullen we het later nog hebben. Zoals gezegd was het expanderende front tegen de Romeinen op zich geen motief om de barre tocht naar het zuiden te ondernemen. De Germanen

werden in het noorden van Europa grotendeels met rust gelaten, dus een massale Germaanse campagne tegen een ver verwijderd Rome lijkt uiterst onwaarschijnlijk. Ze maken eerder de indruk van een in het nauw gedreven kat, die briesend en klauwend uithaalt naar zijn belagers. Als de Germanen Rome bestormen, is dat omdat ze als zigeuners door het hele continent gejaagd zijn en geen andere keus meer hebben dan zich op de uitstralingshaard van alle vervolging te storten. Maar ook in deze opinie, die in veel opzichten zeker steekhoudend is, kunnen we te ver doorschieten. Het is modieus geworden om de Germanen van hun strijdlust te beroven, hun martiale vlechten te kortwieken en hen als vredelievende nomaden af te schilderen die bijna per ongeluk over de Romeinse puinhopen struikelen. De plunderende Westgotische horde onder leiding van de beruchte Alarik wordt naar moderne maatstaven een kudde inschikkelijke christenen die verbaasd met de ogen knipperend door de straten van een reeds verloren beschaving slenteren. Zeker waren de Germanen agrariers die een betere

toekomst probeerden te bereiden voor hun geslacht, maar zij waren ook krijgers en veroveraars. Een effectief oorlogsapparaat zoals de Romeinen dat door de eeuwen heen hadden opgezet wordt niet zomaar onder de voet gelopen. Het gaat misschien te ver om de Germanen in hun expansiewoede van een vooropgezet plan te voorzien een agenda zullen ze er misschien niet op na hebben gehouden. Maar dat wil niet zeggen dat de Germanen bij het aanbreken van de vierde eeuw totaal gespeend waren van eendracht en doelgerichtheid. Wat we zien is dat zich tijdens die omzwervingen nieuwe sociale klassen gaan vormen. De gewelddadige verovering van een vreemd en vijandelijk gebied dat bovendien een hoog beschavingsniveau bezit, gaat niet zonder slag of stoot. Een geslaagde invasie vergt, dat wisten ook de Romeinen heel goed, organisatie en tactisch inzicht. Dat wil zeggen dat de Germanen lang niet zo 36 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist

24/09/2007 Pg. 036 verdeeld en onbesuisd waren als vaak wordt gedacht. Van een Germaanse eenheid is bij de aanvang van de volksverhuizing wellicht geen sprake geweest, maar de lange reis naar het zuiden en de vele aanvaringen met vreemde volkeren hebben van de Germanen een ondernemend en zelfbewust volk gemaakt. De avonturen van de Goten Wat de zich groeperende Germanen ook goed uitkwam was het feit dat Rome door interne strubbelingen verdeeld werd. Waren het eerst de Germaanse stammen geweest die door inwendige verdeeldheid geen vuist konden maken tegen de Romeinse bezetter, nu waren het de Romeinen zelf die gebukt gingen onder burgeroorlogen en machtspolitieke ontwikkelingen. Onder bewind van onder andere de wijze koning Athanarik begonnen de eens verspreide noordelijke stammen de underdogpositie van zich af te schudden. Een soevereine houding ten opzichte van Rome was niet

langer ondenkbaar. Zo rond het jaar 270 is er sprake van een opsplitsing van de Gotische immigranten. Voor het gemak wordt er een onderscheid gemaakt tussen de Oostgoten (of Ostrogoten) in de Oekrane en de Westgoten (of Visigoten) dichter bij huis in het Donaugebied. De oorspronkelijke benaming had niets met hun woongebied te maken, maar omdat de Westgoten in de loop der tijd naar het westen trokken en zich in de zesde eeuw in Spanje en Frankrijk vestigden, wordt deze naam gehandhaafd. Aanvankelijk verging het beide volkeren dus goed, ondanks de onevenwichtige verhouding met de Romeinen. Er werd lustig handel gedreven en de Oostgoten lieten zich gaandeweg kerstenen. Vanaf de derde eeuw werden sommige Germanen zelfs in het Romeinse rijk opgenomen op voorwaarde dat zij de grenzen verdedigden tegen andere barbaarse stammen. Er zijn voorbeelden te over van Goten en Franken die hoge posities bekleden binnen de staat. Het

indrukwekkende beschavingsniveau van met name de Goten in het oosten van Europa is te danken aan hun nauwe be37 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 037 trekkingen met de Romeinen, en aan de vruchtbare gronden die zij deelden met geciviliseerde buren als de Scythen, de Bastarnen en zelfs de Grieken. Het kan niet anders of het cultuurrijke gebied dat al eeuwen bezocht werd door kooplieden, reizigers en denkers van uiteenlopende beschavingen heeft zjin vruchten afgeworpen. De Oostgermanen toonden zich leergierig en namen gretig nieuwe vondsten en technieken over. Het Gotische schrift werd voor het eerst hier in gebruik gesteld. Stamhoofden werden koningen, hutten werden paleizen: de zogenaamde Gotenburchten die in de rotsen werden uitgehakt. Het is in het zuiden van Rusland en daaromtrent dat de Germanen ophouden

natuurvolken te zijn. Maar de rust was van korte duur. Net toen er in 369 een wankele vrede werd bereikt tussen de Westgoten en de Romeinen dook er een nieuwe vijand op in het oosten die roet in het eten gooide: de Hunnen. De Hunnen, de gesel van de Goten waren een OostAziatisch ruitervolk. Hoewel we hebben gezien dat de Noord-Europese volkeren zich al vor het begin van de jaartelling door het continent gaan begeven, zijn het toch de Hunnen die verantwoordelijk worden gesteld voor de Grote Volksverhuizing tussen de vierde en de zevende eeuw na Christus. In het kort komt het erop neer dat de Hunnen, aan Turken verwante nomaden die de steppen in Middenen Oost-Azie bevolkten, Europa binnenvielen en daar de aanwezige Germaanse volksstammen opjaagden. Maar wat minder bekend is, is dat de Hunnen op hun beurt werden verdreven door andere Aziatische volken die zich in de vierde eeuw in westelijke richting begaven. De bewoners van de Euraziatische laagvlakten

waren bij de Grote Muur door de Chinezen verslagen en ze hadden geen andere keus dan zich al vechtend een weg naar Europa te banen. Er ontstond simpel gezegd een domino-effect waarbij het ene volk door het andere werd verjaagd en er een soort stoelendans ontstond tussen Kelten, Germanen, Slaven en anderen. De eersten die de Hunnen tegenkwamen, waren natuurlijk de Oostgoten. De ontmoeting verliep desastreus: het rijk van de Goten 38 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 038 werd op een afschuwelijke manier onder de voet gelopen. Koning Ermanarik (die onder de naam Jormunrek zou voortleven in de Edda8) werd volgens sommige lezingen vermoord, volgens andere pleegde hij zelfmoord.9 Slechts een handjevol Goten overleefde de apocalyps; zij trokken zich terug in een kleine kolonie in het zuiden van de Krim, waar zij tot in de achttiende

eeuw standhielden. De Westgoten hadden geen keus dan zich westwaarts op Romeins gebied te begeven. Daar werden ze echter door de Romeinen tegengehouden. Toch leek de val van het Romeinse rijk onvermijdelijk. Roemruchte tijdgenoten, waaronder de Gotische koning Alarik, zouden het onvermijdelijke bespoedigen. Keizer Theodosius geldt als degene die een laatste krampachtige poging deed om Rome in zijn oude grootheid te herstellen. Bij zijn dood in 395 verdeelde hij het rijk onder zijn twee (incompetente) zonen, wat erop neerkwam dat het eens machtige Romeinse imperium in twee stukken werd geslagen: het Oost-Romeinse en het West-Romeinse rijk. Aangezien Theodosius er niet in slaagde een mondige en capabele nakomeling op de troon te zetten (zijn zoon Arcadius was zo goed als achterlijk) werd de macht in Rome min of meer overgedragen aan Flavius Stilico, de hoogste legeraanvoerder. Een wrang en saillant feit was dat Stilico, die dus de taak kreeg Rome tegen de Germanen te beschermen, een geromaniseerde Vandaal en dus een Germaan was. Het was Stilico die het opnam tegen de grote Westgotische koning Alarik: twee Germanen

dus, met een vreemde fascinatie voor elkaar, die elkaar op Romeins grondgebied bevochten. De een vocht voor de Goten, de ander voor Rome. Alarik kwam uit een Westgotisch koningsgeslacht. Hij was beslist geen barbaars stamhoofd van de oude stempel, maar een verlicht aanvoerder die het christendom had omhelsd. Zijn geslacht stond in zon hoog aanzien dat hij al bij zijn aantreden kon rekenen op de steun van alle onderhorige Gotische stammen. Alarik was er al in geslaagd om vrijwel zonder enige moeite het kansloze Griekenland aan zich te onderwerpen, toen hij verder naar het westen trok, nog altijd op zoek naar een eigen koninkrijk. Alarik 39 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 039 liet Oost-Europa voor wat het was (een enclave van schijnbaar onhandelbare en onverslaanbare Hunnen) en

zocht de strijd met Rome. Hij had een belangrijke les geleerd: vreedzame agrarische volkeren worden onder de voet gelopen, het waren de vooruitstrevende, oorlogvoerende plunderaars die kregen wat ze wilden. Zijn volk, de Germanen, kon zich in het Europa van de vijfde eeuw niet langer in de wouden verschuilen. Vroeg of laat zou er een volk komen de Sarmaten, de Franken, de Hunnen dat hen uit hun woongebied zou verdrijven. Als de Germanen geen opgejaagde nomaden en parias wilden blijven moesten zij zich de eigenschappen van oorlogszuchtige veroveraars eigen maken: daadkracht, ambitie, intrige, opportunisme en Realpolitik. De oude goden voldeden niet meer. Oude gebruiken en gewoonten moesten worden afgelegd. Als het christendom de nieuwe machtsfactor zou worden, dan werden de Goten christenen. De Goten moesten volwassen en alert worden, wilden zij een rol van betekenis gaan spelen. Alarik begreep dat hij in een cruciale tijd leefde. Het Romeinse rijk was aan het verbrokkelen: maar wie zouden de brokken onder elkaar verdelen? Het ging om de erfopvolging van Europa, en niet minder. De Germanen mochten onder

geen beding de geslagen hond zijn. Zijn volk moest zich, door een overwogen mengeling van geweld en diplomatie, een stuk van de aangesneden Europese taart toeeigenen. Zij die vragen, worden overgeslagen. Dit had een verwarrende tijd tot gevolg: een schoorvoetende oorlog vertroebeld door wisselende verbonden en loyaliteitsconflicten. Jarenlang speelden Alarik en Stilico een soort kat-en-muisspel; toen, in 410, moest Rome er eindelijk aan geloven. Stilico werd door verwikkelingen binnen Rome vermoord en de stad was rijp voor de val. De Goten trokken Italie binnen. Alarik belegerde de verdeelde stad twee jaar voor hij definitief toesloeg. In een zet waar Hermann von Salza later trots op zou zijn, wees hij een Romeinse tegenkeizer aan die aanhang onder het volk verwierf alvorens de poort voor hem te openen. Na nog wat politiek gekonkel werd de daad voltrokken die al tientallen jaren in het verschiet had gelegen: Rome werd veroverd door de Westgoten. 40 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L)

Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 040 Christenen of niet, de veroveraars gedroegen zich als echte plunderaars en de Eeuwige Stad werd drie dagen lang geteisterd door verkrachtingen, vernielingen en andere misdaden. Maar na die drie dagen verliet Alarik de stad en trok verder Italien. Slechts een paar weken later stierf hij, aan een ziekte of vergiftigd door een vrouw. Om zijn graf tegen ontheiliging te beschermen verlegden zijn kameraden tijdelijk het riviertje de Busento, begroeven hem in de bedding en lieten het graf vervolgens overstromen. De slaven die zijn grafkuil gegraven hadden, werden verdronken. Het lichaam van de grote koning der Germanen is nooit gevonden.10 De erfopvolgers van Europa Wat gebeurde er vervolgens? Hoe werd Europa verdeeld? Het Romeinse rijk, met name het West-Romeinse deel,

modderde nog een aantal jaren voort. De laatste WestRomeinse keizer, die in 476 de troon besteeg, was zelfs de moeite van het vermoorden niet meer waard. Het Oost-Romeinse rijk, met Constantinopel als nieuwe hoofdstad, had minder te kampen met invallende Germanen en bleef tot 1453 in gewijzigde vorm bestaan. Maar in wezen was Rome de overleden oom om wiens erfenis nog lange tijd fel gestreden werd. In een poging een uiterst ondoorzichtig tijdsgewricht samen te vatten kunnen we stellen dat het verloop van de vijfde eeuw uitmondde in een getouwtrek tussen de overgebleven Romeinen, de nog altijd ontzagwekkende Hunnen en vooral de verschillende Germaanse volkeren als de Franken, Burgunden, Sueven, Vandalen en Goten. In het noordoosten speelden heidense Germaanse stammen als de Langobarden en de Bajuwaren nog een rol. De Vandalen, de Germanen die het westen van Polen bewoonden, waren al in 406 in gezelschap van de Sueven de Rijn overgestoken. Na een kort verblijf in Gallie stootten ze door naar Spanje en vervolgens naar het noorden van Afrika. De Sueven bleven in het Spaanse achter en verbleven rond het jaar

526 ongeveer in het huidige Portugal. De Vandalen, onder leiding van ko41 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 041 ning Geiserik, veroverden het legendarische Carthago in Tunesien stichtten in Noord-Afrika hun eigen rijk. Van daaruit speelden ze het klaar om het westelijke Middellandse-Zeegebied onder hun bewind te brengen en in het jaar 455 nog eens de stad Rome te plunderen. Dat de Vandalen sindsdien hun naam hebben gegeven aan iedereen die een zinloze vernieling begaat, zegt in dit opzicht genoeg. Andere Noord-Duitse stammen de Angelen, de Juten en de Saksen, zochten de oversteek naar Engeland en beleefden in hun nieuwe Angelsaksische koninkrijk avonturen die een heel andere mythische overlevering voort zou brengen.

De rol van de Hunnen was snel uitgespeeld: zelfs onder aanvoering van de verschrikkelijke Attila konden de Aziatische ruiters niet meer op tegen de Europese volken die zich tegen hen begonnen te verdedigen. De Oostgoten die zich aanvankelijk aan hun zijde hadden geschaard, trokken zich uit de coalitie terug en begonnen hun eigen belangen na te streven. In 451 vielen de Hunnen Gallie binnen, bereikten Parijs, maar werden in een vermeende slag op de Catalaunische Velden11 door een gecombineerde leger van Westgoten en Romeinen teruggedrongen. Attilas zonen konden het niet eens worden over de erfopvolging en het rijk der Hunnen stortte na 454 ineen. De Oostgoten hielden zich nog een tijd staande door Italie binnen te vallen en daar een eigen keizer in het zadel te helpen: Theodorik de Grote. Daar bleven ze totdat de Longobarden, zelf verdreven uit het noorden van Europa, het land rond 560 in bezit namen. De Longobarden waren de hekkensluiters van de Grote Volksverhuizing. De stoelendans was voorbij. William Manchester schrijft over dit slotakkoord: In de jaren

daarna werden [de Hunnen] in de vernietiging van de laatste resten beschaving geholpen door Goten, Alanen, Bourgondiers, Thuringi, Friezen, Gepiden, Sueven, Alemannen, Angelen, Saksen, Juten, Longobarden, Heruliers, Quaden en Magyaren. De etnische stormvloed kwam toen in de veroverde landen tot rust; duisternis daalde neer over het verwoeste, roerige continent, een duisternis die pas verdreven 42 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 042 werd toen veertig generaties middeleeuwers hun meelijwekkende bestaan geleden hadden, en waren heengegaan.12 Wie hebben we nog over? De Westgoten, die onder Alarik de stad Rome hadden veroverd en nog steeds in Italie zaten. Het verhaal over

hen gaat min of meer als volgt: de Westgoten verlieten Italie twee jaar na de dood van Alarik en gingen naar Gallie. Daar veroverden zij verschillende steden en slaagden erin een eigen koninkrijk op te richten. Het Tolosaanse rijk, met de stad Toulouse als hoofdstad, was jammer genoeg geen erg lang leven beschoren. Maar ditmaal waren het geen Romeinen of Slavische steppenvolken die het feest kwamen versjteren, maar de Germaanse Franken. De Franken, afkomstig van Germaanse stammen aan de Rijn, hadden zich in de voorgaande vier eeuwen nog niet echt laten gelden. Maar het feit dat Gallien de loop der eeuwen Frankrijk zou gaan heten verraadt al wat er op het punt stond te gebeuren. Vor de val van Rome hadden de Franken zich voornamelijk verdienstelijk gemaakt in het Romeinse leger. De Frankische veldheer Arbogast verdedigde in dienst van de Romeinse keizers Gallien Spanje tegen de usurpator Maximus. Dit had tot gevolg dat Arbogast in feite grote delen van het West-Romeinse rijk onder zijn bewind had. De Franken waren het dus gewend om

in WestEuropa de scepter te zwaaien. Hadden de Goten via talloze omzwervingen en onder de grootste ontberingen eindelijk een rustig plekje gevonden, de Franken waren simpelweg de Rijn overgestoken om zich op het Gallische grondgebied te nestelen. Het zijn de Franken (en misschien de Angelsaksen) die als de winnaars van de Volksverhuizing worden gezien. In de tweede helft van de vijfde eeuw breidden ze onder leiding van Clovis hun macht in Gallieit ten koste van de Westgoten. De Goten dreigden de enigen te zijn die geen stoel hadden toen in het midden van de vijfde eeuw de muziek werd uitgezet. In een verwoede poging Gallie te behouden gingen de Franken de strijd aan met zo ongeveer alle naburige Germaanse stammen. De Alemannen, de Thuringen, de Burgunden en de Westgoten 43 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 043

moesten het ontgelden. De laatsten moesten hun ZuidFranse grondgebieden prijsgeven en zich in Spanje terugtrekken. In het jaar 507 maakten ze een terugtrekkende beweging over de Pyreneeen, waarna hen niets anders restte dan van Spanje hun thuis te maken. Toledo, niet Toulouse, werd de nieuwe residentie van de Westgotische koningen; het Tolosaanse rijk werd het Toledaanse rijk. In Spanje waren de Goten de eersten om een eigen natie te stichten, een koninkrijk dat enerzijds naar Romeins model gemaakt was, maar dat vooral een voorafschaduwing vormde van hoe de middeleeuwse koningen zich zouden presenteren. Het verhaal gaat dat Koning Leodevild als eerste de Germaanse pels afwierp om zich in het purper te hullen, een voorrecht dat alleen aan de Romeinse keizers was voorbehouden. Leodevild plaatste zich op een troon en liet gouden munten slaan met zijn beeltenis. Daar bleef het niet bij: van de Westgotische koningen stamt het idee dat de koning na God de opperste heerser op aarde was, een begrip dat pas door de guillotines van de Franse Revolutie ongedaan werd gemaakt. In Spanje werden voor het

eerst steden gebouwd, en niet alleen maar ingenomen. Gelet op de talloze archeologische vondsten kunnen we zeggen dat deze steden belangrijke internationale handelscentra waren. De Westgotische monarchie bleef overeind tot het gebied in 711 door invallende Moren werd overrompeld. En met die gebeurtenis kwam er een einde aan de geschiedenis van de Goten. Althans voorlopig. Jaren van duisternis Rest ons nog de Franken. De Franken (hun naam betekent de Vrijen) deden hun naam eer aan. Zij slaagden er ondanks de oprukkende islamitische strijders in hun rijk te behouden. Tijdens de Volksverhuizing hadden zij zich nog opportunistischer betoond dan hun andere Germaanse broeders, en misschien ligt in het feit dat zij zich regelmatig bij de Romeinen aansloten wel de sleutel tot hun succes. De Frankische 44

Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 044 invasie verliep bijna stilletjes. Zo stilletjes dat het wellicht beter is om van een integratie te spreken in plaats van een invasie. Waar de Goten met een hoop kabaal het Romeinse rijk waren binnengedrongen, daar slopen de Franken haast op hun tenen de beschaving binnen. Het leek erop dat zij zich genoeglijk in het Gallische gebied hadden genesteld toen de Romeinen die hun handen vol hadden aan de Gotische stammen even niet opletten. Hoe dan ook, de Frankische stammen zaten waar ze wilden en gingen nergens meer naartoe. Onder koning Clovis (482-511), die uit het geslacht van de Merowingen stamde, werden de verschillende stammen verenigd. Het Merowingische koningschap legde de fundering voor de verdere geschiedenis van Frankrijk, en daarmee Europa. Clovis was net als Alarik en

Leodevild een pragmaticus die heel goed inzag in welke richtingen de machtspolitieke ontwikkelingen zich gingen bewegen. De Franken namen het christendom van de kerk over en Frankrijk werd katholiek. Twintig jaar na de ondergang van het Westgotische rijk versloeg de Frankische leider Karel Martel de Moren bij Poitiers. In 768 trad er een Frankische koning op om wie niemand meer heen kon: Karel de Grote (of Charlemagne 742-814) de kleinzoon van Karel Martel. In 774 onderwierp hij de Langobarden. In 785 zaaide hij onder de Germaanse stammen ten noorden van Frankrijk dood en verderf, en wel op zon ongekende schaal dat de vrome koning voor altijd bekend zal staan als de Saksenslachter. Om een voorbeeld te stellen liet hij op en dag niet minder dan 45.000 gevangengenomen Saksen onthoofden. Hij breidde zijn rijk naar het noorden toe uit en stichtte bisdommen waaronder Paderborn, Osnabruck, Munster en Bremen. In het jaar 772 verklaarde een officiele christelijke alliantie onder de Frankische keizer Karel de Grote de in NoordDuitsland woonachtige stammen de oorlog. De Franken hadden een heuse

etnische zuivering in gang gezet, waarbij onnoemelijk veel Saksen het leven lieten. Hoewel dit wordt beschouwd als het begin van het einde van de Saksische onafhankelijkheid, bleef regionaal verzet tegen de Frankische overheersers schering en inslag. Tien jaar en vele veldslagen later, werd Saksen eindelijk gean45 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 045 nexeerd, alhoewel regionaal verzet bleef bestaan tot zeker 804. Karel zelf werd in het jaar 800 in Rome tot keizer gekroond. Het leed geen twijfel wie het in het nieuwe Europa van de achtste eeuw voor het zeggen had. Als we over de Grote Volksverhuizingen lezen, krijgen we soms de indruk dat er na de ondergang van de Gotische rijken aan de Middellandse Zee geen

Germaan meer over is. Alle boeken praten over de Germanen die uit Duitsland weggingen, maar we lezen niets over wie er achterbleven. We vernemen over verlaten dorpen en over noordelijke woongebieden waaruit zo ongeveer iedereen vertrokken was. Was Germanieen niemandsland geworden? Wie zaten er eigenlijk nog in Duitsland? Bestonden er wel Duitsers, of waren het allemaal Franken geworden, gedwongen vazallen van het Grote Karolingische Rijk? Zo ja, wat gebeurde er dan tussen 700 en 1160, toen de Duitsers met het oprichten van de Hanze een nieuwe wereldmacht werden? Wat gebeurde er tussen de slachtpartij van Karel de Grote en de opkomst van de eerste Hanzesteden? Wie waren de Duitse ridders die slechts een paar jaren na die oprichting met koggeschepen naar de Orient voeren? Het stellen van deze vragen, alsmede het onderzoek naar het Germaanse hiaat tussen 700 en 1160, zou ons op het spoor brengen van een onthutsende en omvangrijke intrige. 46

Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 046 Hoofdstuk 3 De Duitse Orde Opkomst van de ridder-monnik In de tweede helft van de twaalfde eeuw maakten de Germanen een indrukwekkende comeback. Nadat ze in de achtste eeuw door de Franken verslagen en vernederd waren, doken ze in 1189 tegen ieders verwachting op voor de kust van Palestina. Op de een of andere manier waren ze hun verdeeldheid en hun onderworpenheid te boven gekomen en verenigden ze zich onder de officieuze verzamelnaam Teutonen. Hoewel de Duitse kruisvaardersvloot in eerste instantie slechts enkele koopvaardijschepen betrof, zou de organisatie die de Germanen op het punt stonden op te

richten, onvoorstelbare proporties aannemen. De Duitse Orde behoort, samen met de orde van de tempeliers en de hospitaalridders of johannieters tot de drie grootste geestelijke ridderorden uit de westerse geschiedenis. Ze wordt vaak gezien als het ondergeschoven Pruisische broertje van de tempelridders, hoewel de Duitse Orde op veel manieren een langer leven beschoren was dan haar grote broer. De eerste vermelding van de Duitse Orde, voluit de Fratres Domus Hospitalis Sanctae Mariae Teutonicorum, vinden wij in de annalen van de kruistochten, waarin gesproken wordt over de vestiging van een veldhospitaal, in 1189, opgericht door inwoners van Bremen en Lubeck in het Heilige Land (in kronieken wordt zowel gesproken van kooplieden en edelen, als van ridders, en er is bijzonder weinig te vinden over de identiteit van deze eerste immigranten). Van oorsprong was deze orde, net als haar twee voorgangers, een zogenoemd geeste47 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L)

Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 047 lijke hospitaalbroederschap. Twee jaar later bevestigde paus Clementius III deze broederschap als de Fratrum Theutonicorum Ecclesiae S. Mariae Hiersolymitanae. In de loop van de strijd om het Heilige Land werden verschillende orden opgericht, waarvan er drie uiteindelijk standhielden. Zo was er dus de befaamde orde der tempeliers, waarover inmiddels bibliotheken zijn volgeschreven. Ook was daar de orde van Sint Johannes, een op liefdadigheid gerichte organisatie met het oog op armenzorg. En ten slotte was daar de Duitse Orde. Het idee van een geestelijke ridderorde (dus een kloosterorde waarvan de leden het ridderschap combineren met het ambt van clericus) levert naar huidige maatstaven een vreemd beeld op: dat van de vechtende monnik. Hoewel de katholieke kerk zelden van ruimdenkendheid is beticht en altijd een strijdbare

houding heeft gekend ten opzichte van andere religies, schijnen zelfs de weinig fijnbesnaarde Middeleeuwen gewetensbezwaren te hebben gehad bij het idee van een bloedvergietende geestelijke. Maar daar kwam in de twaalfde eeuw verandering in. De tempelridders waren de eerste danig gedisciplineerde en geencadreerde strijdmachten in West-Europa sinds de Romeinen.13 Over de eerste successen in de Orient zullen we niet te veel uitwijden. In juli 1099 bestormden de kruisvaarders Jeruzalem en maakten daarmee een begin met een westerse hegemonie die eeuwenlang zou duren. Expedities naar het Heilige Land waren half idealistisch en half commercieel. Zo ook de kruistochten. Voor veel Franse kruisvaarders (Franken) werd Palestina een nieuw thuis. Menige kruisvaarder was op pad gestuurd als boetedoening voor begane misdaden, en veel van de achterblijvers in Palestina waren misdadigers die zich er wel voor hoedden om terug te keren naar het land dat

hen in de boeien had geslagen. Palestina bood hen een heel nieuwe wereld, een piratennest ver van de wetsdienaren van Frankrijk. Toen Boudewijn II in 1118 het koningschap over Jeruzalem erfde van Boudewijn I, kreeg hij een land te besturen dat veel weg had van het Wilde Westen. 48 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 048 Boudewijns opluchting dat iemand zich met de zaak komt bezighouden was bijna voelbaar toen hij ene Hugo de Payens en zijn kompanen in Jeruzalem ontving. Het plan van Hugo: de oprichting van een broederschap van ridders die de pelgrims in het Heilige Land tegen onverlaten zou beschermen. De geschiedenis van deze ridders is zo vaak beschreven dat wij ons ervan afmaken met een karige samenvatting. Het aanbod van

de negen avonturiers bracht de koning in zon jubelstemming dat hij bevel gaf een vleugel van zijn paleis, de al-Aqsa moskee, te ontruimen en er de ridders in onder te brengen. De al-Aqsa moskee werd verondersteld gebouwd te zijn op de resten van de legendarische tempel van Salomo, het onderkomen van de Ark des Verbonds, en deze veronderstelling gaf de broederschap haar naam: de Orde van de Arme Ridders van Christus en de Tempel van Salomo, kortweg Tempelridders of Tempeliers. Een document uit 1123 noemt Hugo de Payens als de Magister Militum Templi: Meester van de Tempelridders. De negen vrijbuiters met hun armetierige lompen en stoffige voorkomen hadden zich geen beter onderkomen kunnen wensen. Hun avonturen werden voortaan gesubsidieerd door zowel de koning als de patriarch van Jeruzalem. Al vor de kruistocht was er een aan Sint Johannes de Almonieter gewijd hospitaal voor pelgrims in Jeruzalem, vlakbij de Heilige Grafkerk. Een hospitaal moeten we zien als meer dan alleen een ziekenzaal voor zieken en

gewonden. Het had veel weg van een gasthuis, een ontmoetingsplek voor christenen, een soort onskentons, een home away from home. Dit eerste hospitaal was al in 1070 opgericht door kooplieden uit Amalfi die vermoedelijk een gat in de markt hadden ontdekt. In het jaar 1100 wordt ene frater Gerard, over wie verder weinig bekend is, als Meester genoemd. Toen het veroverde Jeruzalem na 1099 begon vol te stromen met enthousiaste bedevaartgangers, speelde Gerard handig in op de groeiende behoefte van bezoekers en immigranten. Als een echte pr-man reorganiseerde hij de nieuwe orde, verruilde Sint Johannes de Almonieter voor de beter in de markt liggende Johannes de Doper en speelde het klaar dat het hospitaal binnen een jaar of 49 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 049 tien uitgroeide tot een gerespecteerde orde die in 1113

de speciale bescherming van de paus genoot. Het is niet ondenkbaar dat de ridders van Hugo de Payens werden ingezet om dit en andere als paddestoelen uit de grond schietende hospitalen te verdedigen. 14 Het groeien van de hospitalen, alsmede de groeiende schare pelgrims, maakte een uitbreiding van de ridderorde noodzakelijk. In tegenstelling tot frater Gerard schijnen Hugos ambities op dit gebied enigszins bescheiden te zijn geweest. De tempeliers begonnen zichzelf pas als een volwaardige religieuze orde te zien toen zij een bezoek brachten aan Bernard van Clairvaux, een van de meest invloedrijke geestelijken van zijn tijd. Hugo had sterke banden met Bernard en zijn aanvankelijke verzoek was niet gering: kon de abt niet oproepen tot een nieuwe kruistocht, zodat zijn clubje van ridders de beschikking kreeg over nieuwe rekruten? Wat hij kreeg was meer dan alleen militaire versterking. Het verzoek schijnt Bernard op een lumineus idee te hebben gebracht. Het door hem geschreven pamflet: De Laude Novae Militiae, kan zo ongeveer gezien worden als het geboortebewijs van de

riddermonnik, de strijdende geestelijke. Niet alleen beschreef Bernard de nieuwe, op de cistercienzers gestoelde leefregels voor de orde, waarmee hij zowel de tempelridders als de kruisvaarders van een raamwerk voorzag, hij legitimeerde eigenhandig het hele idee van een heilige oorlog. Het verdelgen van Saracenen en andere heidenen was niet alleen een noodzaak, maar zelfs een heilige plicht. Dit staaltje christelijke propaganda sprak zozeer tot de verbeelding dat de riddermonnik bijna van de ene op de andere dag een geaccepteerd, zelfs bejubeld beeld werd. Bernard voorzag de hele onderneming van een moreel substraat dat zo invloedrijk werd dat zelfs de Duitse Orde zich er in zijn Baltische kruistocht nog door gesteund zag: Wie tegen ons vecht, vecht tegen Christus, was het motto. Het idee van strijders die door bloedvergieten het rijk Gods deelachtig worden vindt tot in onze tijd weerklank, zowel in het MiddenOosten als in de moderne westerse samenleving aan weerszijden van de Atlantische Oceaan. Het gaat vermoedelijk niet te ver wanneer we stellen dat de meeste geestelijke

ridderorden uit de 50 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 050 twaalfde eeuw hun legitimatie te danken hadden aan het pamflet van de eerbiedwaardige abt. Het directe gevolg was dat de tot dan toe door armoede en bescheidenheid gekenmerkte tempelridders als helden gelauwerd werden, en Hugo de Payens kon zich vanaf dat moment verheugen in een toestroom van belangstellenden. De uitbreiding van de ridderorde kwam gestaag op gang en groeide in de daaropvolgende eeuw uit tot een indrukwekkend en wijdverbreid instituut. De alternatieve hierarchie van de commanderijen en de toegekende privileges waren zo omvangrijk dat er wel gesproken is van een kerk binnen een kerk, een staat binnen een staat.15

De Gouden Eeuw van de kruisridder Een onverwacht neveneffect van de nieuwe kruistochten was dat de tempeliers zich vanaf 1136 (het jaar waarin Hugo de Payens stierf) geflankeerd zagen door een geduchte concurrent: de orde der hospitaalridders. Inderdaad betrof het hier de orde van frater Gerard, die onder leiding van zijn opvolger frater Raymond du Puy een explosieve groei had doorgemaakt. Bedolven onder privileges en geruggensteund door het pamflet van Bernard van Clairvaux wisten zij in recordtijd uit te groeien tot een orde die in 1187 maar liefst twintig grote bolwerken in de Orient bezat. Hadden de tempelridders een sneeuwwitte mantel met een rood kruis, de hospitaalridders gingen gehuld in een habijt bestaande uit een zwarte mantel met een wit kruis. Hun hierarchische structuur begon in de loop van de twaalfde eeuw ook steeds meer te lijken op dat van hun rivalen in de Tempel. Hun rivaliserende verhouding is misschien enigszins te vergelijken met die tussen Coca Cola en Pepsi Cola: beide serveren dezelfde bruine

priklimonade maar de kleurtjes op de verpakking zijn net iets anders. In het voetspoor van deze nieuwe ridderorden volgden talloze kleinere en minder succesvolle genootschappen die allemaal min of meer hetzelfde doel voor ogen hadden. Een kleine tweehonderd jaar verging het beide orden goed. De 51 Tirion Literair Klassiek 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist 24/09/2007 Pg. 051 gelofte van armoede werd zo handig genterpreteerd dat er ongekende rijkdommen konden worden verzameld, en in de jaren die volgden op het decreet van Bernard en de door Innocentius II uitgevaardigde bul (die stelde dat de ridders van de Tempel alleen aan Rome onderhorig waren) werd de orde tot een bekend Europees verschijnsel.

De ridderorden werden handig in het regelen van hun eigen zaakjes. In plaats van Arabieren in de pan te hakken, zoals het een fatsoenlijk christen betaamde, begonnen ze handel te drijven met hun mohammedaanse tegenstanders. De ridders leerden Arabisch, namen kennis en vaardigheden over van de moslims en brachten die kennis tot uitvoer. Er is in de loop der tijd veel geschreven over de legendarische schatten van de tempeliers, een idee dat beelden oproept van vergaarde kostbaarheden, opgeslagen in grotten en tempels, ongeveer zoals de schat in Ali Baba en de veertig rovers. Het geld van de tempelridders is wel gezien als een verborgen piratenschat, een berg goud die, als je de schatkaart maar had, gevonden en opgegraven kon worden met de magische spreuk Sesam open u. Maar als de ridderorden uit de twaalfde eeuw iets geleerd hadden was het wel dat geld moet rollen. Geld brengt geld voort. Een onuitgesproken motto zou Murphys Gouden Regel geweest kunnen zijn: hij die het Goud heeft maakt de Regels.

De arme ridders die naar Palestina waren gereisd om pelgrims te beschermen en de Wil van God te doen, ontpopten zich ter plaatse als bankiers, financiers, investeerders en uiteindelijk als renteniers. Zelfs Arabische kooplieden stortten hun geld in de kluizen van de tempelridde