het belang van een sterke basis voor ieder kind

6
Het belang van een sterke basis voor ieder kind ELSE-MARIJE BOSS EN MIREILLE GEMMEKE * Het jeugdstelsel wordt tussen 2012 en 2015 verbouwd. Omdat het huidige jeugdzorgstelsel te versnipperd is, wordt de gehele jeugdzorg overgeheveld naar gemeenten. De transitie moet belangrijke bestaande problemen in de jeugdzorg oplossen zoals ondoorzichtige en langdurige procedures, veelvuldig doorverwijzen, en toenemend zorggebruik. Om te komen tot een échte vernieuwing in het jeugdstelsel is het van belang dat ook een inhoudelijke vernieuwing plaatsvindt, een transformatie. Twee pij- lers van jeugdbeleid dienen daarin beide voldoende aandacht te krijgen. In de eerste pijler gaat het om de ver- betering van de kwaliteit van de leef- omgeving van kinderen en jongeren. De gewone, gezonde, positieve ont- wikkeling en opvoeding van jeugdi- gen staat centraal. Het beleid is ener- zijds gericht op het versterken van de informele steun van sociale netwer- ken en vrijwillige inzet rond gezin- nen, de zogeheten ‘pedagogische civil society’; anderzijds gaat het om het op peil brengen en houden van alge- mene jeugdvoorzieningen zoals kin- deropvang. Een sterke eerste pijler kan het beroep op intensieve hulp hel- pen terugdringen. De tweede pijler heeft als doel om te bouwen aan een samenhangende zorgstructuur, die erop gericht is de opvoeding zoveel mogelijk te verster- ken en dus niet over te nemen. Daar- bij gaat het om drie vormen van hulp die in zwaarte toenemen: 1 het versterken van de pedagogische basiscompetenties van ouders en andere opvoeders: 2 aangevuld met intensievere hulp waar nodig 3 het overnemen van de opvoeding, vanuit een maatregel van jeugd- bescherming of jeugdreclassering (Van Yperen & Van Westering, 2010). Doorgedrongen Een succesvolle transformatie van de jeugdzorg vraagt om een herwaarde- ring van de eerste pijler. Beleidsmatig moet sterker ingezet worden op de kwaliteit van de leefomgeving van * Else Marije Boss is werkzaam als adviseur bij MOVISIE, Mireille Gemmeke is werkzaam als senior adviseur en onderzoeker bij het Nederlands Jeugdinstituut. Reacties? E-mail naar [email protected] of [email protected]. 197 Jeugdbeleid nummer 4, 2012

Upload: mireille-gemmeke

Post on 18-Mar-2017

213 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Het belang van een sterke basis voor ieder kind

Het belang van een sterke basis voorieder kind

ELSE-MARIJE BOSS EN MIREILLE GEMMEKE *

Het jeugdstelsel wordt tussen 2012 en 2015 verbouwd. Omdat het huidige

jeugdzorgstelsel te versnipperd is, wordt de gehele jeugdzorg overgeheveld naar

gemeenten.

De transitie moet belangrijke bestaande problemen in de jeugdzorg oplossen

zoals ondoorzichtige en langdurige procedures, veelvuldig doorverwijzen, en

toenemend zorggebruik.

Om te komen tot een échte vernieuwing in het jeugdstelsel is het van belang

dat ook een inhoudelijke vernieuwing plaatsvindt, een transformatie. Twee pij-

lers van jeugdbeleid dienen daarin beide voldoende aandacht te krijgen.

In de eerste pijler gaat het om de ver-betering van de kwaliteit van de leef-omgeving van kinderen en jongeren.De gewone, gezonde, positieve ont-wikkeling en opvoeding van jeugdi-gen staat centraal. Het beleid is ener-zijds gericht op het versterken van deinformele steun van sociale netwer-ken en vrijwillige inzet rond gezin-nen, de zogeheten ‘pedagogische civilsociety’; anderzijds gaat het om hetop peil brengen en houden van alge-mene jeugdvoorzieningen zoals kin-deropvang. Een sterke eerste pijlerkan het beroep op intensieve hulp hel-pen terugdringen.De tweede pijler heeft als doel om tebouwen aan een samenhangendezorgstructuur, die erop gericht is deopvoeding zoveel mogelijk te verster-

ken en dus niet over te nemen. Daar-bij gaat het om drie vormen van hulpdie in zwaarte toenemen:1 het versterken van de pedagogische

basiscompetenties van ouders enandere opvoeders:

2 aangevuld met intensievere hulpwaar nodig

3 het overnemen van de opvoeding,vanuit een maatregel van jeugd-bescherming of jeugdreclassering(Van Yperen & Van Westering,2010).

DoorgedrongenEen succesvolle transformatie van dejeugdzorg vraagt om een herwaarde-ring van de eerste pijler. Beleidsmatigmoet sterker ingezet worden op dekwaliteit van de leefomgeving van

* Else Marije Boss is werkzaam als adviseur bij MOVISIE, Mireille Gemmeke is werkzaam alssenior adviseur en onderzoeker bij het Nederlands Jeugdinstituut. Reacties? E-mail [email protected] of [email protected].

197

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

Page 2: Het belang van een sterke basis voor ieder kind

kinderen. Daarin is onder andere hetversterken van de netwerken van soci-ale steun rond gezinnen van belang.Opvoeden is de afgelopen decenniasteeds meer een privéaangelegenheidgeworden, die vooral plaatsvindt bin-nen de muren van het gezin. Hetwordt niet meer gewoon gevonden omde opvoeding te delen in het socialenetwerk, terwijl dit juist een bron vansteun kan vormen voor ouders en kin-deren.Dit is ook doorgedrongen tot gemeen-ten, die doelen op het gebied van soci-ale netwerken en de pedagogischecivil society in hun beleidsplannen ennota’s over het toekomstig jeugdbe-leid hebben opgenomen. In het Be-leidsplan CJG 2012-2016 van de gemeente’s-Hertogenbosch staat bijvoorbeeld:‘Het CJG zal zich inzetten op het ver-sterken van de directe leefomgevingvan gezinnen. En daarmee dus hetversterken van de ‘pedagogische civilsociety’ met de daarbij behorende pro-fessionals. Daarnaast stimuleren weinformele netwerken, zodat ouders enkinderen elkaar ontmoeten. De wij-ken moeten uitnodigen tot sociale in-teractie en participatie.’

De praktijkHoe aan deze doelstelling handen envoeten te geven, is een vraagstukwaar in Den Bosch − zoals in veel an-dere gemeenten − nog mee geworsteldwordt. Dit gebeurt tot nu toe metname door vrijwilligers in te zettenbinnen het CJG. Die samenwerkingmet vrijwilligers is nog incidenteel enongericht. Uit Tien cases uit de pedagogi-sche civil society: professionals en vrijwilligerswerken samen van het Verwey-JonkerInstituut (2012: 61-69) blijkt dat de be-roepskrachten die werkzaam zijn bin-nen het CJG niet goed weten wat zijvan vrijwilligers kunnen vragen.

De afgelopen jaren is er op veel plaat-sen − met name in het kader van hetprogramma ‘Vrijwillige Inzet voor

Transformatie vereist her

-

waardering van de eerste

pijler

endoor Jeugd en Gezin’ van ZonMw −geëxperimenteerd met het versterkenvan sociale netwerken en de inzet vanvrijwilligers rond gezinnen. In dielokale praktijken is ook zicht verkre-gen op wat vanuit de overheid wel enniet mogelijk is als het gaat om hetbevorderen van vrijwillige inzet. Watis er nodig voor een succesvolle sa-menwerking tussen beroepskrachtenen vrijwilligers in de pedagogischecivil society? Waar liggen kansen enwat zijn de randvoorwaarden? De ver-kregen lessen en dilemma’s biedenaanknopingspunten voor de manierwaarop het CJG actiever werk kanmaken van het betrekken en het ver-sterken van sociale netwerken en vanvrijwilligers (-organisaties). Drie vande geleerde lessen lichten we hiertoe.

Inzetten op ontmoetingEen voorbeeld dat al vaker de belang-stelling heeft gewekt, is het CJGBeijum: op deze CJG-locatie in Gronin-gen worden de standaard CJG-functiesgecombineerd met een inlooppuntwaar allerlei activiteiten plaatsvindenvoor en door ouders, kinderen enjeugd: samen koken, een kinder-kledingruilwinkel, de start en finishvan een fietsles voor allochtone vrou-wen etc. Zodoende is het een laag-drempelige plek waar vaders en moe-ders in de wijk met elkaar in contactkomen, over opvoeden praten en ietsvoor elkaar betekenen.De beroepskrachten zijn er om indiennodig hulp en advies te bieden, maarkijken eerst of ouders zelf tot oplos-singen kunnen komen: wat kunnenouders zelf doen en voor elkaar bete-kenen. Op die manier geven beroeps-

Transformatie

vereist herwaar-

dering van de

eerste pijler

198

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

krachten begrippen als presentie enaanboren van eigen kracht meerbody.De les die van Beijum kan worden ge-leerd is dat samenwerking rond vrij-willige inzet met organisaties moge-lijk is, maar ook met individuele en-thousiaste buurtbewoners. Mensendie vaker komen, wordt gevraagd ofze iets als vrijwilliger willen doen.Soms bieden ze uit zichzelf aan eenactiviteit te organiseren, waar danweer nieuwe contacten ontstaan. Danwordt er niet te lang aan plan-ontwikkeling besteed. De coördinatorvan het CJG zegt tegen de enthousias-te buurtbewoner: ‘Schrijf maar kortop wat je wilt, dan kun je beginnen.’Hiervoor zijn flexibiliteit van beroeps-krachten en mandaat vanuit de ge-meente van groot belang.

Inzet van onderafDe Family Factory is een netwerk vanouders, die elkaar ontmoeten, inspi-reren en waar nodig een handje hel-pen. Family Factory biedt vanuit eenlandelijk team groepen ouders hand-vatten en ondersteuning bij het orga-niseren van netwerkactiviteiten endraagt hierdoor bij aan het verduurza-men van initiatieven van individueleouders. Ook CJG’s kunnen gebruikmaken van de diensten van het teamvan de Family Factory, om deblikrichting te helpen verschuivenvan een Centrum voor jeugd en gezinnaar een Centrum van jeugd en gezin.Uit de ervaringen van de Family Fac-tory is een belangrijke les te leren tenaanzien van de maakbaarheid vandergelijke initiatieven en inzet vanouders: informele steun en inzet vanouders kan niet van bovenaf gecreëerdworden. Sommige CJG’s die de FamilyFactory inschakelden om een netwerkvan ouders voor hen op te richten,

zijn niet in hun opzet geslaagd. Deslagingskans en aantrekkingskrachtvan deze initiatieven en netwerkenhangen af van de mate waarin het CJGerin slaagt ouders werkelijk bij ditinitiatief te betrekken. Zo trok eennetwerkavond vanuit het CJG om ou-ders met elkaar in contact te brengenna wekenlange voorbereiding en uit-gebreide wervingsacties een tientalouders, terwijl een gezinspicknick dietwee ouders spontaan organiseerdenbinnen een middag zestig man op debeen bracht.

Van een Centrum voor naarvan jeugd en gezinAls CJG is het van belang om goeddoordacht positie te bepalen: ben jeinitiatiefnemer of ondersteun je deinitiatiefnemers, heb je een eigenagenda of bied je vrijwilligers deruimte hun eigen plan te trekken, stelje vooraf allerlei voorwaarden of stelje je vooral volgend op? Soms maak jede kans dat activiteiten groeien enblijven bestaan groter door er als CJGmet de handen vanaf te blijven inplaats van er nadrukkelijk een eigenstempel op te willen zetten. Hier ken-merkt zich de ongrijpbare dynamiekvan vrijwillige inzet en informele be-trokkenheid. Voor een gemeente bete-kent dat: probeer minder te sturen opkwantitatieve output (aantal bereikteouders) en meer op inspanningen omde initiatieven te laten ontstaan.

Elkaar aanvullenVrijwilligers van Home-Start bezoe-ken wekelijks een gezin met eenondersteuningsvraag. Home-Startwerkt vraaggericht: de ouders bepalende doelen, activiteiten en ook de duurvan de ondersteuning. De inzet vanvrijwilligers heeft effect, zo blijkt uitonderzoek. Waarschijnlijk stimuleerthet feit dat het een vrijwilliger betreftouders om zelf actief te blijven, ensamen met de vrijwilliger op zoek te

Van een Cen-

trum voor naar

van jeugd en

gezin

199

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

Page 3: Het belang van een sterke basis voor ieder kind

kinderen. Daarin is onder andere hetversterken van de netwerken van soci-ale steun rond gezinnen van belang.Opvoeden is de afgelopen decenniasteeds meer een privéaangelegenheidgeworden, die vooral plaatsvindt bin-nen de muren van het gezin. Hetwordt niet meer gewoon gevonden omde opvoeding te delen in het socialenetwerk, terwijl dit juist een bron vansteun kan vormen voor ouders en kin-deren.Dit is ook doorgedrongen tot gemeen-ten, die doelen op het gebied van soci-ale netwerken en de pedagogischecivil society in hun beleidsplannen ennota’s over het toekomstig jeugdbe-leid hebben opgenomen. In het Be-leidsplan CJG 2012-2016 van de gemeente’s-Hertogenbosch staat bijvoorbeeld:‘Het CJG zal zich inzetten op het ver-sterken van de directe leefomgevingvan gezinnen. En daarmee dus hetversterken van de ‘pedagogische civilsociety’ met de daarbij behorende pro-fessionals. Daarnaast stimuleren weinformele netwerken, zodat ouders enkinderen elkaar ontmoeten. De wij-ken moeten uitnodigen tot sociale in-teractie en participatie.’

De praktijkHoe aan deze doelstelling handen envoeten te geven, is een vraagstukwaar in Den Bosch − zoals in veel an-dere gemeenten − nog mee geworsteldwordt. Dit gebeurt tot nu toe metname door vrijwilligers in te zettenbinnen het CJG. Die samenwerkingmet vrijwilligers is nog incidenteel enongericht. Uit Tien cases uit de pedagogi-sche civil society: professionals en vrijwilligerswerken samen van het Verwey-JonkerInstituut (2012: 61-69) blijkt dat de be-roepskrachten die werkzaam zijn bin-nen het CJG niet goed weten wat zijvan vrijwilligers kunnen vragen.

De afgelopen jaren is er op veel plaat-sen − met name in het kader van hetprogramma ‘Vrijwillige Inzet voor

Transformatie vereist her

-

waardering van de eerste

pijler

endoor Jeugd en Gezin’ van ZonMw −geëxperimenteerd met het versterkenvan sociale netwerken en de inzet vanvrijwilligers rond gezinnen. In dielokale praktijken is ook zicht verkre-gen op wat vanuit de overheid wel enniet mogelijk is als het gaat om hetbevorderen van vrijwillige inzet. Watis er nodig voor een succesvolle sa-menwerking tussen beroepskrachtenen vrijwilligers in de pedagogischecivil society? Waar liggen kansen enwat zijn de randvoorwaarden? De ver-kregen lessen en dilemma’s biedenaanknopingspunten voor de manierwaarop het CJG actiever werk kanmaken van het betrekken en het ver-sterken van sociale netwerken en vanvrijwilligers (-organisaties). Drie vande geleerde lessen lichten we hiertoe.

Inzetten op ontmoetingEen voorbeeld dat al vaker de belang-stelling heeft gewekt, is het CJGBeijum: op deze CJG-locatie in Gronin-gen worden de standaard CJG-functiesgecombineerd met een inlooppuntwaar allerlei activiteiten plaatsvindenvoor en door ouders, kinderen enjeugd: samen koken, een kinder-kledingruilwinkel, de start en finishvan een fietsles voor allochtone vrou-wen etc. Zodoende is het een laag-drempelige plek waar vaders en moe-ders in de wijk met elkaar in contactkomen, over opvoeden praten en ietsvoor elkaar betekenen.De beroepskrachten zijn er om indiennodig hulp en advies te bieden, maarkijken eerst of ouders zelf tot oplos-singen kunnen komen: wat kunnenouders zelf doen en voor elkaar bete-kenen. Op die manier geven beroeps-

Transformatie

vereist herwaar-

dering van de

eerste pijler

198

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

krachten begrippen als presentie enaanboren van eigen kracht meerbody.De les die van Beijum kan worden ge-leerd is dat samenwerking rond vrij-willige inzet met organisaties moge-lijk is, maar ook met individuele en-thousiaste buurtbewoners. Mensendie vaker komen, wordt gevraagd ofze iets als vrijwilliger willen doen.Soms bieden ze uit zichzelf aan eenactiviteit te organiseren, waar danweer nieuwe contacten ontstaan. Danwordt er niet te lang aan plan-ontwikkeling besteed. De coördinatorvan het CJG zegt tegen de enthousias-te buurtbewoner: ‘Schrijf maar kortop wat je wilt, dan kun je beginnen.’Hiervoor zijn flexibiliteit van beroeps-krachten en mandaat vanuit de ge-meente van groot belang.

Inzet van onderafDe Family Factory is een netwerk vanouders, die elkaar ontmoeten, inspi-reren en waar nodig een handje hel-pen. Family Factory biedt vanuit eenlandelijk team groepen ouders hand-vatten en ondersteuning bij het orga-niseren van netwerkactiviteiten endraagt hierdoor bij aan het verduurza-men van initiatieven van individueleouders. Ook CJG’s kunnen gebruikmaken van de diensten van het teamvan de Family Factory, om deblikrichting te helpen verschuivenvan een Centrum voor jeugd en gezinnaar een Centrum van jeugd en gezin.Uit de ervaringen van de Family Fac-tory is een belangrijke les te leren tenaanzien van de maakbaarheid vandergelijke initiatieven en inzet vanouders: informele steun en inzet vanouders kan niet van bovenaf gecreëerdworden. Sommige CJG’s die de FamilyFactory inschakelden om een netwerkvan ouders voor hen op te richten,

zijn niet in hun opzet geslaagd. Deslagingskans en aantrekkingskrachtvan deze initiatieven en netwerkenhangen af van de mate waarin het CJGerin slaagt ouders werkelijk bij ditinitiatief te betrekken. Zo trok eennetwerkavond vanuit het CJG om ou-ders met elkaar in contact te brengenna wekenlange voorbereiding en uit-gebreide wervingsacties een tientalouders, terwijl een gezinspicknick dietwee ouders spontaan organiseerdenbinnen een middag zestig man op debeen bracht.

Van een Centrum voor naarvan jeugd en gezinAls CJG is het van belang om goeddoordacht positie te bepalen: ben jeinitiatiefnemer of ondersteun je deinitiatiefnemers, heb je een eigenagenda of bied je vrijwilligers deruimte hun eigen plan te trekken, stelje vooraf allerlei voorwaarden of stelje je vooral volgend op? Soms maak jede kans dat activiteiten groeien enblijven bestaan groter door er als CJGmet de handen vanaf te blijven inplaats van er nadrukkelijk een eigenstempel op te willen zetten. Hier ken-merkt zich de ongrijpbare dynamiekvan vrijwillige inzet en informele be-trokkenheid. Voor een gemeente bete-kent dat: probeer minder te sturen opkwantitatieve output (aantal bereikteouders) en meer op inspanningen omde initiatieven te laten ontstaan.

Elkaar aanvullenVrijwilligers van Home-Start bezoe-ken wekelijks een gezin met eenondersteuningsvraag. Home-Startwerkt vraaggericht: de ouders bepalende doelen, activiteiten en ook de duurvan de ondersteuning. De inzet vanvrijwilligers heeft effect, zo blijkt uitonderzoek. Waarschijnlijk stimuleerthet feit dat het een vrijwilliger betreftouders om zelf actief te blijven, ensamen met de vrijwilliger op zoek te

Van een Cen-

trum voor naar

van jeugd en

gezin

199

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

Page 4: Het belang van een sterke basis voor ieder kind

gaan naar oplossingen. Home-Startwerkt vanuit duidelijke kaders en uit-gangspunten, en dit maakt het moge-lijk om succesvol samen te werken

Gemeente moet meer opinitiatieven dan op output

sturen

met de professionele inzet voor jeugden gezin. Ongeveer 30 procent van deHome-Start-gezinnen doet ook eenberoep op hulpverlening. In deze ge-vallen zorgt de Home-Start-coördina-tor voor duidelijke afspraken over wiewat doet. De vrijwilliger steunt de ou-ders, en heeft daarmee een andere rolen verantwoordelijkheid dan eenhulpverlener. De coördinator zorgtervoor dat dit helder is voor alle be-trokkenen en ook zuiver blijft. Op ver-zoek van de ouders kan Home-Startaanwezig zijn bij gesprekken methulpverleners. Home-Start praat ech-ter met ouders en niet over ouders, enzal daarom nooit informatie over eengezin verstrekken aan verwijzers ofhulpverleners. De uitgangspuntenvan Home-Start zorgen op deze ma-nier voor duidelijkheid in de samen-werking met professionele zorg voorgezinnen.Een belangrijke les die door de erva-ringen vanuit Home-Start wordt geïl-lustreerd, is het belang van uitwisse-ling tussen beroepsmatige en vrijwil-lige inzet om begrip en inzicht te creë-ren over hun wederzijdse expertise enervaringsdeskundigheid. Ook het Ver-wey-Jonker Instituut komt vanuit on-derzoek naar de voorwaarden voorsuccesvolle samenwerking tussen vrij-willigers en beroepskrachten met eenvergelijkbare aanbeveling: stimuleereen goede onderlinge band tussenvrijwilligers en beroepskrachten enzorg voor een gelijkwaardige relatie,ieder werkt immers vanuit eigen des-kundigheid en betrokkenheid aanhetzelfde doel.

Herwaardering eerste pijlerHoe kan een gemeente concreet han-den en voeten geven aan haar doel-stellingen in het jeugdbeleid om dedirecte leefomgeving van gezinnen teversterken en informele netwerken testimuleren?Bovenstaande drie voorbeelden lateneen aantal belangrijke voorwaardenzien om daadwerkelijk de ontwikke-ling van een pedagogische civil socie-ty te ondersteunen: formuleer eenvisie en richting op de bijdrage vanvrijwilligers en informele inzet vanouders en burgers aan de doelstellin-gen van het CJG. Creëer kansen voorontmoeting en geef individuele buurt-bewoners de ruimte om activiteiten teontplooien. Als het CJG daadwerkelijkmet vrijwilligers wil werken, zorgdan ook voor de goede randvoorwaar-den, zoals een vrijwilligersbeleid.Geef de beroepskrachten binnen hetCJG voldoende ruimte en mandaat omaan te laten sluiten bij dat wat er ge-beurt – binnen en buiten de organisa-tie. Zorg ervoor dat zij flexibel kun-nen werken en snel kunnen schake-len, zonder elke stap vooraf te hoevenverantwoorden. Zorg voor ontmoetingen uitwisseling van beroepskrachtenmet vrijwilligers, zodat zij beter in-zicht krijgen in elkaars expertise enervaringsdeskundigheid en elkaarbeter weten te vinden en er eenattitudeverandering plaats vindt bijberoepskrachten ten aanzien van demeerwaarde van informele steun eninzet.Op die manier werkt een gemeentedaadwerkelijk aan een herwaarderingvan de eerste pijler en dus naar eentransformatie van de jeugdzorg.

LiteratuurKlein, Marian van der (2012). Genoeg

geflirt met de burger, nu werken

Gemeente moet

meer op initia-

tieven dan op

output sturen

200

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

aan relatie met

vrijwilligersorganisaties! In: H.

Jumelet & J. Wenink (red.). Zorg voor

onszelf? Eigen kracht van jeugdigen,

opvoeders en omgeving , grenzen en

mogelijkheden voor beleid en praktijk.

Amsterdam: SWP.

Yperen, T. van & Y. van Westering

(2010). Pijlers voor nieuw jeugdbeleid.

Naar een versterking van de

pedagogische leefomgeving van

jeugdigen en meer samenhang in de

aanpak van jeugdproblematiek.

Utrecht: Nederlands

Jeugdinstituut.

201

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

Page 5: Het belang van een sterke basis voor ieder kind

gaan naar oplossingen. Home-Startwerkt vanuit duidelijke kaders en uit-gangspunten, en dit maakt het moge-lijk om succesvol samen te werken

Gemeente moet meer opinitiatieven dan op output

sturen

met de professionele inzet voor jeugden gezin. Ongeveer 30 procent van deHome-Start-gezinnen doet ook eenberoep op hulpverlening. In deze ge-vallen zorgt de Home-Start-coördina-tor voor duidelijke afspraken over wiewat doet. De vrijwilliger steunt de ou-ders, en heeft daarmee een andere rolen verantwoordelijkheid dan eenhulpverlener. De coördinator zorgtervoor dat dit helder is voor alle be-trokkenen en ook zuiver blijft. Op ver-zoek van de ouders kan Home-Startaanwezig zijn bij gesprekken methulpverleners. Home-Start praat ech-ter met ouders en niet over ouders, enzal daarom nooit informatie over eengezin verstrekken aan verwijzers ofhulpverleners. De uitgangspuntenvan Home-Start zorgen op deze ma-nier voor duidelijkheid in de samen-werking met professionele zorg voorgezinnen.Een belangrijke les die door de erva-ringen vanuit Home-Start wordt geïl-lustreerd, is het belang van uitwisse-ling tussen beroepsmatige en vrijwil-lige inzet om begrip en inzicht te creë-ren over hun wederzijdse expertise enervaringsdeskundigheid. Ook het Ver-wey-Jonker Instituut komt vanuit on-derzoek naar de voorwaarden voorsuccesvolle samenwerking tussen vrij-willigers en beroepskrachten met eenvergelijkbare aanbeveling: stimuleereen goede onderlinge band tussenvrijwilligers en beroepskrachten enzorg voor een gelijkwaardige relatie,ieder werkt immers vanuit eigen des-kundigheid en betrokkenheid aanhetzelfde doel.

Herwaardering eerste pijlerHoe kan een gemeente concreet han-den en voeten geven aan haar doel-stellingen in het jeugdbeleid om dedirecte leefomgeving van gezinnen teversterken en informele netwerken testimuleren?Bovenstaande drie voorbeelden lateneen aantal belangrijke voorwaardenzien om daadwerkelijk de ontwikke-ling van een pedagogische civil socie-ty te ondersteunen: formuleer eenvisie en richting op de bijdrage vanvrijwilligers en informele inzet vanouders en burgers aan de doelstellin-gen van het CJG. Creëer kansen voorontmoeting en geef individuele buurt-bewoners de ruimte om activiteiten teontplooien. Als het CJG daadwerkelijkmet vrijwilligers wil werken, zorgdan ook voor de goede randvoorwaar-den, zoals een vrijwilligersbeleid.Geef de beroepskrachten binnen hetCJG voldoende ruimte en mandaat omaan te laten sluiten bij dat wat er ge-beurt – binnen en buiten de organisa-tie. Zorg ervoor dat zij flexibel kun-nen werken en snel kunnen schake-len, zonder elke stap vooraf te hoevenverantwoorden. Zorg voor ontmoetingen uitwisseling van beroepskrachtenmet vrijwilligers, zodat zij beter in-zicht krijgen in elkaars expertise enervaringsdeskundigheid en elkaarbeter weten te vinden en er eenattitudeverandering plaats vindt bijberoepskrachten ten aanzien van demeerwaarde van informele steun eninzet.Op die manier werkt een gemeentedaadwerkelijk aan een herwaarderingvan de eerste pijler en dus naar eentransformatie van de jeugdzorg.

LiteratuurKlein, Marian van der (2012). Genoeg

geflirt met de burger, nu werken

Gemeente moet

meer op initia-

tieven dan op

output sturen

200

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

aan relatie met

vrijwilligersorganisaties! In: H.

Jumelet & J. Wenink (red.). Zorg voor

onszelf? Eigen kracht van jeugdigen,

opvoeders en omgeving , grenzen en

mogelijkheden voor beleid en praktijk.

Amsterdam: SWP.

Yperen, T. van & Y. van Westering

(2010). Pijlers voor nieuw jeugdbeleid.

Naar een versterking van de

pedagogische leefomgeving van

jeugdigen en meer samenhang in de

aanpak van jeugdproblematiek.

Utrecht: Nederlands

Jeugdinstituut.

201

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012

Page 6: Het belang van een sterke basis voor ieder kind

Het Museum

RENÉ CLARIJS*

Het ‘collectieve geheugen’ van de jeugdsector is bij slechts nog een zonderling

aanwezig. Dat is ineffectief. Beleidsmakers en politici weten onvoldoende wat

er in het recente verleden al geprobeerd is, en zij zijn niet op de hoogte dat

menige beleidsinnovatie helemaal niet zo nieuw is. Om hun een spiegel voor te

houden, opent de redactie in elk nummer van Jeugdbeleid de deuren van Het

Museum, waar directe voorgangers van dit tijdschrift te weten De Koepel, Mozaiëk

en het Tijdschrift voor Jeugdhulpverlening de bezoeker inwijden in of herinneren aan

het sectorale verleden.

In elk nummer van Jeugdbeleid kijken we terug wat er 50 en 25 jaar geleden in

onze voorgangers voor interessants te vinden is. We gaan terug naar de jaren

1962 en 1987.

50 jaar geledenIn het tijdschrift De Koepel van oktober1962 komt de vraag aan de orde vanPaul Drillich: ‘Is het beroep vaninrichtingsopvoeder geestelijk hygië-nisch verantwoord?’ Misschien is hetgoed op te merken dat er vijftig jaargeleden heel wat anders onder determ ‘geestelijk hygiënisch’ werd ver-staan dan nu; toen werd er vooral ge-doeld op wat we nu goed personeels-beleid zouden noemen.Drillich kijkt terug naar de ontwikke-ling van het beroep inrichtingsop-voeder. De vroegere situatie waar eendirectie of een regentencollege destrak gecentraliseerde leiding in han-den had, leidde tot het beroep van‘suppoost’ of het latere ‘surveillant’,die nauwelijks enige initiatiefruimteen geen recht op eigen beslissingenhadden. Het was de tijd waarin een

gesprek, laat staan een discussie nietmogelijk was. De behandeling wasvooral gedragsdressuur; de kinderenmoesten weer gecorrigeerd worden inhun gedrag om zich aan te passen aaneen statische maatschappij. De taakvan de surveillant beperkte zich tothet verzorgen en surveilleren plus hetrapporteren wanneer er van de ge-dragscode afwijkingen geconstateerdwerden. ‘Op deze afwijkingen beston-den sancties, te decreteren door dehogere leiding’, zo schrijft Drillich.Stuffers spreekt in Dwangopvoeding(1947) over de periode tussen de tweewereldoorlogen ook over ‘porders’ inplaats van surveillanten (een porderwas iemand die, voor de komst vanwekkers, ’s morgens langs de deurenging om mensen te wekken. Dit ge-beurde meestal doordat de porder metzijn stok op de deur of tegen het

* René Clarijs is hoofdredacteur van Jeugdbeleid.

203

Jeu

gd

bel

eid

nu

mm

er4,

2012