handleiding praktikum werktuigkundige meettechniek voor nascholing … · handleiding praktikum...
TRANSCRIPT
Handleiding praktikum werktuigkundige meettechniekvoor nascholing MTO lerarenCitation for published version (APA):Struik, K. G., & Theuws, G. J. (1987). Handleiding praktikum werktuigkundige meettechniek voor nascholingMTO leraren. (TH Eindhoven. Afd. Werktuigbouwkunde, Vakgroep Produktietechnologie : WPB; Vol. WPA0508-1). Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven.
Document status and date:Gepubliceerd: 01/01/1987
Document Version:Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can beimportant differences between the submitted version and the official published version of record. Peopleinterested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit theDOI to the publisher's website.• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and pagenumbers.Link to publication
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, pleasefollow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne
Take down policyIf you believe that this document breaches copyright please contact us at:
providing details and we will investigate your claim.
Download date: 02. May. 2019
Handleiding
Praktikum Werktuigkundige Me.tteohniek
voor na5choling MTO leraren
Door: K.Struik
G.J.Theuw5
November 1987
WPA 0508
OIC,IMA TIC " INDICATOAJ Handleiding B
,FJJ Praktikum Werktuigkundige Meettechniek
voor nascholin~ MTO leraren 3
i I 11-----1,1
11
q! I
Door: Ing. K. Struik
G.J. Theuws
November 1987
II Praktiktun l.i!rktuigkundiqe Meettechniek·l!
PraktikUJTha.ndleiding beborende bij de I'It'O cursus
lteettechniek ~ bet Reqionaal Centrtun Eindhouen.
Samengesteld door Ing.H. Struik
G.J. Theuws
IKro-cursus Meettechniek uoor bet Reqionaal Centrtun Eindbouen I I
Inleiding.
Tijdens bet praktikmn \1Drdt een groat gedeelte van de tbeorie aan
de hand van metingen nader uitgewerkt. Daar de meeste zo niet
aHe cursisten enige meetervaring bebben opgedaan,zal de nadruk
niet gelegd \1Drden op bet meten van grate aantallen werkstukken.
Er zal echter zoueel nngeUjk ingegaan \1Drden op de diwrse
meetprincipes.meetnngelijkheden,bereikbare meetnauWkeurigbeid.
contrale van bet meetinstrument en de speeifieke nngelijkbeden
van de verschillende instrumenten. Ook zal w.ar nngelijk de
nauWkeurigbeid van bet bellaalde meetresultaat \1Drden geanlyseerd,
zowel van de systenatische als de toevalHge a£wijking.
Bij deze praktikumhandleiding zijn korte stukken tbeorie
opgenomen en is vaak een korte beschrijving van bet meetapparaat
aan de opdracht bijgeuoegd.
Waar nngeUjk \1Drdt in de beschrijving van de opdracht een korte
ui teenzett ing van de meting geget.Jen.
Copyright uitsluitend bestend voor gebruik voor nascholing aan
Im>-leraren wrbonden aan de St iOOt iog Beg ianaal Centrmn
Werktuigkunde Eindhoven.Kiets van deze inhoud _g \1Drden
vermeniguuldigd,openbaar ge_akt of in de handel gebracht.
Eindhoven 19871124
Il11'O-cursus I1eettechniek voor bet Begionaal Centrmn Eindhot.Jen I 11
Proef
lnhoudsopgave
Pagina
A aa.n\tliJzigi~en ................ lit ......... ................ A.!
TecJm.i sellE! \\E'rlken .............................. A. 2
Fouten arlaly5e' ........................................... A. '5
Gebruik van ~arschijnlijkheidspapier •••••••• A.16
1 Dik teJlEt i~ ........................................... ... 1. 1
~acht ............................................. •• 1.3
Digitale schroe£maat ••••••••••••••••••••••••• l.4
Dig il1'Bt ic J)Il-l ...................... '" .... '" ............ 1.5
2 Ilr'" ie D-net i~ ................................................ 2 .. 1
~toJMiracht ........................................... 2 .. 5
Stuk theorie Ilr"'ie D-techniek ••••••••••••••••• 2.6
Demonstratie Ilr"'ie D Mitutoyo FN-90S •••••••••• 2.20
3 III:x::M;t te1'1'l! tel"'.. • • .. • .. .. • • .. .. .. • .. .. .. .. .. .. • • .. • .. .. .. • .. • .. .. .. .. • .. .. 3.. 1
~tDJMiracht ..................................................... 3 .. 3
Handleiding ~tutoyo III:x::M;ttemeter ••••••••••••• 3.6
4 BechtllE! id ......................................................... 4 . 1
<lJ:MJa'Wn ............................ . . ........ . 4.10
5 ~id ............................ . . ........ . 5.1
Handleidinq Rondheidstester RA-? ••••••••••• S.?
6 ~id .............. II ............................. 6 .. 1
Bedieninq Pert hen ruwheidsmeter •••••••••••••• 6.B
~achten .......... " ............................. 6.13
? S~r11Bat ...................... III .............. III ...... 7 .. 1
~achten ••••• II ............ * ........ III ............ 7.4
Hor1zontale meetmachine 1 m lengte ••••••••••• ?6
Handleidinq voltmeter •••••••••••••••••••••••• ?!!
B Vlalc.J1.etid ........................................ 8.1
~achten .................................... B. 1
fteetstrategie •••••••••••••••••••••••••••••••• 8.14
Vlalc.J1.et1d bedieninq ~nilevel A10 ••••••••••••• 8.1B
DIN 876 .......................................... 8.26
Kro-cursus fteettechniek 'JDOl" llE!t Begionaal Centrum Eindhoven
III
C>J:Mirachten ....................................... 9 .. 7
J't2rcl1aJli sch neten ............................. II 9. 12
Handleiding ~tutuyo digitale schroe£maat •••• 9.15
10 Schroefdraadmetingen •••••••••••••••••••••••••• 10.1
C>J:Mirachten .................. II ••••••••• II • II II ••• 10.5
Co:rrectie t~l ••••••••••••••••••••••••••••• 10.6
Kim en Kegel-methode •••••••••••••••••••••••• 10.?
11 In\tlltlllClig 1II!ten •••••••••••••••••••••••••••••••• l1.1
VornafwijkilKjen ••••••••• II •••••••••• II •••••••• 11.3
IKro-cursus I'Ieettechniek ~ bet Beqionaal CentrUm Eindhoven I IV
1. Algeft1!ne aanwi jzingen
De scOOling van de bij bet R.C. betrokken leraren zal
plaatsvinden op de data: n&andag 30 November 19B7
w:Jensdag 2 December 19B?
donderoag 3 Decenber 19B?
Plaats van bandeUng: ~tkaft1!r TOE II-hal nabij bet Regionaal
CentrtDII
9 uur
\Jerkwi jze
lees de handleiding van de oroef die U dient uit te voeren.
aandachtig door en beantwoord de daarin gesteJde vragen.
(Voorzover U dit al niet tijdens de voorbereiding heeft gedaan).
Uaarschuw hierna de assistent. Deze zal U de antwoorden geven, zodat
U zelf de vragen kunt nakijken. Zijn er nu nog onduidelijkheden dan
"unt U die met de assistent bespreken. Nu kunt U met de uitvoering
van de opdrachten beginnen. Van de 2e of de 4e proef (afhankr.lijk van
Uw plaats in het rooster) die U moet uitvoeren dient U een verslag
te schrijven; van de andere proeven hoeft U aIleen de waarnemingsbladen
en de antwoorden behorende bij de proef in te leveren.
Inwrband ft1!t roest'UOrming van blanke delen door zuur van de
handen vragen wi j u deze ft1!t een doek schoon te trr i jwn en 1 ioht
in te olien? De instructeurs zijn u dankbaarf
Alle gebruikte instrumenten moeten aan bet eind van de middag
Wlrden ui tgescha.keld.
Inro-oursus ~ttechniek 'fJODr bet Regionaal CentrtDII Eindhown I Pagina A.l
2. Technische wenken
2. I. Het instellen van een optische instrument
De bedoeling van het scherpstellen is, dat men tegelijkertijd het te meten voorwerp en een instelmerk - bijv. een kruisdraad - scherp
ziet en weI met ongeaccomodeerd oog. (Dit is ontspannen oog).
Voor scherpstellen op het voorwerp is meestal een of andere ins tel
knop aanwezig, die bij een microscoop vaak de gehele tubus ver
plaatst; voor scherpstelling op de kruisdraad wordt bijna steeds
een ksrtelrand van het oculair versteld. Omdat deze laatste. de
oculairinstelling,de afbeelding in het meetobject beinvloedt. moet
eerst de kruisdraadafbeelding met de oculairinstelling worden
scherpges teld.
Oat gaat het beste als men het meetobject niet ziet doordat dit veg
genomen of afgedekt is, of heel onscherp gesteld. Vervolgens gaat
men als voIgt te werk.
a. Schroef het oculair geheel uie.
b. Richt het oog op een veraf gelegen punt (ongeaccomodeerd oog).
c. Kijk vervolgens in het oculair en draai het in tot de maximale
scherpte juist is verkregen (niet door de scherpste stand heen
draaien). Hierdoor bereikt men, dat met ongeaccomodeerd oog wordt
waargenomen.
Dsarna stelt men het object fcherp met de scherpstelknop (bij de
Wild-Theodoliet is ook de objectscherpstelling een kartelring die
zich verder van het oculair af bevindt, zie de handleiding).
Als dit alles met zorg is gebeurd valt het tttussenbeeld" van het
instrument. dit is het door het objectief van het voorwerp gevormde
beeld. samen met de kruisdraad.
Bij niet juist scherpstellen ontstaan parallaxfouten. Dit is te
controleren door het hoofd zijdelings te bewegen, waarbij dan het
kruisdraadbeeld verschuift ten opzichte van de invangdraden. Bij
juist scherp stellen staat het beeld stil ten opzichte van de
invangdraden en kan geen parallaxfout optreden.
IMI'O-ctJrsus It!ettechniek voor bet Re;ionaal Centrmn Eindhouen I Pagina A.2
2.2. Dode gang
Bij een aantal instrumenten ~dode gang in het afleesmechanisme aanwe
zig. Dit kan men onschadelijk maken door steeds van een kant te meten.
2.3. Behandeling van eindmaten
a. Onderhoud Elke eindmaat voor gebruik zorgvuldig ontvetten met
_en zeemleren lap en eventueel met petroleum ether. De meetvlak
ken zo weinig mogelijk met de vingers aanraken. De eindmaten
neerieggen op een zeemleren lap. Na gebruik eerst schoonmaken,
daarna invetten en op zijn plaats in de doos leggen.
N.B. [en doos eindmaten kwaliteit 0 kost ruim ! 1.000,-.
b. Samenstellen. Controleer of de samen te stellen vlakken goed
schoon zijn. Leg de vlakken zo op elkaar, dat de eindmaten een
hoek van 900 met elkaar maken
\
Uitgangspositie bij
samenstellen van eindmaten.
(zie figuur) en druk ze aan. Draai
vervolgens de eindmaten.langzaam
over elkaar.
In de goede stand dienen de eind
maten aan elkaar te hechten. Bij
beschadiging der eindvlakken lukt
dat niet. Om verdere beschadiging
te voorkomen mag niet geforceerd
worden. Bij goed aangesprongen eind
maten bedraagt de dikte der lucht-
laag minder dan 0, J ~ nl.
Itrro-cursus It!ettechniek \IOCr bet Reg ionaal Centrum EindholJlen I Pagina A.3
2.4. Nauwkeurigheidsklassen van eindmaten
Nauwkeurigheidssraad Toelaatbare afwijking v.d. nominale maat
00 :t (0,05 + 0,00) . 1.) \.lm
0 :t (0,10 + 0,002 1.) \.lm
1 .± (0,20 + 0,004 L) pm
11 t (0,40 + 0,008 L) 11m
Tabel I.
L • maximale nominale maat veer ieder nominaal bereik in rom.
De toelaatbare afwijkingen van eindmaten worden vaak verwerkt sIs
toevallige afwijkingen.
S . d a toelaatbare afwijking/2. eln maat
Irrro-cursus tfeettechniek voor bet Regionaal Centrum EindhotJenl
Pagina A.4
3. FOUTENANALYSE IN MET MEETPROCES.
Inleiding.
De te behandelen aeetprocessen zullen toegespits z~Jn op de aeting van werktuigbouwkundige onderdelen. Ha een algemene beschrijving van het aeetproees wQrden de standaard- en systematische afwijkingcn behandeld. V~~r we onderzoeken wat de invloed van verschillende afwijkingen op het aeetresultaat is, dienen we deze afwijkingen eerst te bepalen. Daarna worden aan de hand van een aantal praktijkptoblemen hun invloed op het aeetresultaat onderzoch~, De gebruikte terminoloqie is in overeenstemming met NEH 3114.
3.1, Wat is meten?
Meten koat altijd neer op het vergelijken van het meetobjekt aet een standaard. Het resultaat is een vethouding, dus een dimensieloos getal. Oit resultaat met de bij de standaard behorende eenheiel noemt aen de maat. Zie figuur 1.
waarnemer
Figuur 1. Meten is vergelijking van een meetobjekt met een standaard.
In de praktijk treden invloeden van buiten op. Hierdoor kunnen waarnememingsfouten ontstaan. Hieronder verstaat men niet aIleen fouten die de Waatnemer aaakt, en welke hij misschien bij een zorgvuldigere uitvoering had kunnen vermijden, aaar ook fouten die aan de waarneminq inherent zijn. Zie tiguur 2.
Il1l'O-curSUS I'Ieettecmiek 'UOOr bet Begionaal Centrum Eindhoven I Pagina A.5
Lltwendige in v loeden
Figuu'r 2. ui twendige beinvloedinq van de ma8t.
Denk hierbi; bi;voorbeeld aan temperatuuIsschommelingen. Vaak xunnen zelfs de oorzaken van de valiaties in de meetuitkomsten niet duidelijk worden weergegeven. De waarnemeI krijgt er een extra taak bi;, hij moet de meetgegevens analyser en en interpreteren. Zie figuur 3.
Fiquur 3. Interpretatie van de waarnemingen.
Het zal dan blijken dat het resuitaat onjuist is en het afwijkingen vertoont. Het is linvol hierbij twee aspekten duidelijk te onderscheiden. Op de eerste plaats blijkt bet dat de meetuHkomsten na herhaling niet overeenstemmen. Deze afwijking wordt aanqeduid met ·precisie- en wordt
IKIO-cursus l'i!ettechniek \IIOOr bet Regionaal Centrmn Einihoven I Pagina A.6
kwantitatief beschreven door een statistische spreidingsmaat, de standaard afwijking genoemd. De aeetwaarden voldoen aan een normale verdeling. In figuur 4 is de verdelingsfunctie van een normale verdeling weergcgeven.
P()( )
Figuur 4. Normale verdelinq.
Op de tweede plaats zijn er de afwijkingen die constant Zl)n of langzaam varieren in de tijd. Dit zijn de zogenaamde systematische afwijkingen. Dit zijn de gevaarlijkste afwijkingen in een aeetproces. In principe is voor deze afwijkingen te corrigeren, daar zij nagenoeg constant zijn. Deze afwijkingen kunnen o.a. ontstaan door een niet juiste meetprocedure, afwijkingen in de temperatuut of door een fout in de standaard. In principe kunnen zij aIleen door kalibratie worden bepaald.
3.2. Omschrijving van enkele begrippen.
Gezochte waarden.
Nominale waarde. Meetllethode.
Meetuitkolllst.. Gelliddelde aeetuitkomst.
Meetverwachting.
Xg De waarde die aan.de te meten grootheid wordt toegedacht. De waarde volqens tekening. De wijze waarop en de omstandigheden waaronder de aetingen worden verricht. .
~i Door een meting verkregen waarde. x Bet rekenkundig gemiddelde van n meetuitkoasten.
9' t Xn .. 1 ? x. n i= t 1
1
~ De waarde waar i toe nadert bij een toenellend aantal metingen.
IKI'O-curSUS I'Jeettechniek ~r bet Regionaal Centrmn Eindhoven I Pagina A.?
Uitschieter.
Gemeten standaard afwijking.
Standaardafwijking van het gemiddelde.
Betrouwbaarheidsinterval.
5-x
Een ongewoon grote afwijking, b.v. een afleesfout. Deze wordt weggelaten in de berekening. De theoretische standaardafwijking kan worden benaderd door Sx' Te berekenen volgens:
"'\/1 -2 -2 -2 Sx = Vn=1 «(x,-x) + (x2-x ) + .. (xn-x)
~ '..A ~ (x·-i)2 II : V n- I i=1 1
Sx wordt in de praktijk standaard afwijking genoemd. Dit is een maat voor de spreidingsbreedte van x en
s WOldt berekend volgens Si = ~. Een interval dat met een vastgestelde tans de meetverwachting bevat. Deze wordt voor een normale verdeling berekend volgens:
De waarde van t is afhankelijk van het aantal meting en en de betrouwbaarheid. Zie tabel 1. In de geometrische meettechniek werkt men meestal met een betrouwbaarheid van 95\ en neemt men onafhankelijk van het aantal waarnemingen t=2 zodat we krijgen x-2Sx(~(xt2Sx' Dus de meetverwachting ~ ligt met een tans van 95\ in het interval
IV
Bijzonder geval. Men heeft 1 enkenvoudige meetuitkomst, dus n=1. Uit eerdere qeliiksoortige metingen kent men Sx' Het betrouwbaarheidsinterval voor de meetverwachtinq wordt nu gevonden vol gens
V
Systematische afwijkinq.6 = ~ -xg . Bet vetschil tussen de meetverwacbtinq en de gezocnte waaIde. Hoe we deze kunnen berekenen zien we in het hoofdstuk waar de systematische afwijkingen bchandeld worden.
Corlectie. Een bedrag dat bij de meetuitkomst alqebraisch wordt opgeteld om een bekend deel van de onzuiverheid van een meetmethode in Iekening te brenden. Correcties kunnen worden bepaald uit kalibraties of soms worden bClelwnd uit 9f'geVCns dit' betrckking hebben op de omstandigheden waaronder de mcting plaats vindt,
MIO-cursus l'i?et techniek voor bet Reg ionaa 1 Centrum EindholJen
Pagina A.S
b.v. temperatuuI, kantelfout enz. 'Dit zijn in het algemeen de systematische afwijkingen.
Voor een normale verdeling kan een benaderde waarde voor S gevonden worden uit de spreidingsbreedte, volgens Sx= Wdn in goede benadering kan men S=~ aanhouden. Met W=Xmax-Xmin,n = aantal waarnemingen, dn wordt met behulp van de volgende tabel bepaald.
.n ~
2 0,9 3 0,6 4 0,5 5 0,45 6 0,4 1 . 0,37 8 0,35 9 0,33 10 0,32
Qpmerking: De ftlrmule Sx= Wd n mag alleen gebruikt worden voor n<10, omdat anders te weini; informatie uit de waarnemingen wordt gehaald. Kies voor het bepalen van standaardafwijkingen steeds n=9.
MAUll krouwburh.lc:! (In %) ................ r---to ~J-··"~a··· - • '. ~..,.---
2 6.31 12.7 63.7 318 a 2,92 4,30 9,93 22,3 4 2.35 3,18 5,14 10.2 .5 2,13 2.78 4.60 7.17
• 2.az 2.57 4,03 5.J9
7 1,M 2.45 3.71 5.21
• 1.90 2.31 3~ 4.79 t 1.16 2,31 3,36 4~
10 1.al 2.26 3.2S 4,30 11 1.61 2.23 3.17 4.14
12 1 ,eo 2.20 3.11 4.03 13 1.71 2.1& 3,06 3.93 14 1,n 2.16 3.01 3.85 11 1.76 2.U 2.9& 3.79 ,. 1.7S 2.13 2.95 3.13
17 1.75 2.12 2.92 3.69 ,. 1,74 2.11 2,90 3,65
" 1,73 2.10 2.M 3.61 20 1,73 2.09 2.86 3~ 21 1.'73 2M 2.as 3,55
31 1)0 2.D4 2.7S 3.39
GO 1,65 1.96 2.5& 3.09
TdL~l 1. TaLe) v~n t-waarJcn.
rm>-cursus It!ettechniek ~r bet Reqionaal Centrum Eindhoven
Pagina A.9
3.3. "Bepaling van de standaardafwijking (s.a.).
Bereken het gemiddelde en de s.a. van een serie waarnemingen. Li in mm. 0,015; 0,014; -0,057; -0,087; 0,011. 0,030; 0,081; -0,042; 0,058.
Vol gens vormule I berekenen we eerst t = ~.f Ll' = - 0,0103 am, afgerond " :1 1=1
t = -0,01 am, en SL berekenen we volgens formule II
SL =Vi.! (Xi - 0,0103)2= 0,0536 am, afgerond SL= 0,05 am. 1-1 .
De toevallige afwijking in de enkele w88rneming kan worden vastgesteld door een interval van ± 25 te nemen. Dit betekent voor een normale verdeling een betrouwbaarheid van 95\. De standaardafwijking van het gemiddelde van n waarnemingen is bij
S benadering volgens formule III St = 7i (zie ook p.2.2 van het collegedictaat).
S Dus St = 7t = 0,~5, afgerond St = 0,02 mm.
3.4. Foutenvoortplanting.
- Toevallige afwijkingen. Van een grootheid q = f (a, b, c .... ) wordt. ais a, b, c .... onafhankelijke aeetwaarden zijn met bijbehorende standaardafwijkingen 5a 'Sb'SC' ....• de .tandaardafwijking van het resultaat bepaald door de ralatie:
5 2 ~ (~)2 5 2 + (~)2 Sb2 + (~)2 5c2 + ..... q 0a a 0b o~
VI
3.4.1. Voorbeelden.
L1 L2 L1 L2 L1 L2
Figuut 5.
IKro-cursus It:!ettechniek ~r bet Regionaal Centrum Eindho1J'en I
Pagina A.10
,. Bepaling van de lengte uit 2 aflezingen. L1 en L2 volgens figuur 5 .
•. L1 a -0,013 en L2 '" 9,032 am. De lengte L '" L2-L1 = ',019 mm. Berekening van 5L vol gens bovenstaande regel.
S 2 S 2+ SL,2 of SL2", 2S2 L;: L2
SL= 125 = 1,.1 x 0,0536 ;: 0,0757 mm. (We nemen hier de berekende standaardafwijking uit 3.3).
Volgens vor.ule V vinden we nu voor bet resultaat: L = 9,019 ± 0,152 am, afgerond L ;: 9,02 i 0,'5 am.
b. Om meetfouten tengevolge van uitschieters te vermijden bepalen we nu L1 en L2 uit 3 S:O,053 mm. voIgt: L1 ;: 0,006; L2 = 9.033;
!.=t'2-tT
waarnemingen. De s.a. is weer bekend en is gelijk aan De berekening van L met zijn tolerantie verioopt nu als
-0,005; 0,034. 9;012; 9,035. Waarden in am.
Vol~ens formule III vinden we:
. s St'2 ;: =H '" ~: B~ ;: 0,039 mm. = 5t'2
Volgens formule I berekenen we de gemiddele waarden. tT : 0,012 en
~ ;: 9,027 dus L ;: 9,015 am .
• n St =V 5r;/ + s;2 ·VO ..... ,-0-30-9-2-t-O-,-03-0-9-2;: 0,0437 mm.
Het resultaat volgens foraule IV geeft L '" 9,015 ± 0,087 am.
c. Het kan ook zo zijn dat de s.a. van de .etingen verschillen, zoals bij het meten van een blokje. Zie figuur 6. LO=0,011; 0,012; 0,010; 0,013; 0,012; 0,011; 0,013. Lm=9,024; 9,029; 9,023; 9,030; 9,025; 9,021; 9,026; ',018; 9,027.
taster taster
tafe{ WS"kstuk
tate{
Figuur 6. Bepaling nul stand LO Bepaling meetstand Lm
l'ItO-cursus lti!ettechniek voor bet Reg ionaa 1 Centrum EindhotJen
Pagina A.ll
De berekening gaat nu ais voIgt:
to = 0,0117 5LO= 0,0011 5~ = 0,0004.
ti = 9,0247 SL.= 0,0037 5ri = 0,0012.
L :0 tiD - to en StV 5 2+ S 2' tiii ~
Meetresuitaat L = 9,013 ~ 0,0025 am.
2. Bet resultaat is gelijk aan het produkt of quotient van een aantal Iletingen.
a. Bepaal de hartafstand van 2 gaten. Zie figuur 7.
Q
L1 L2 L3 L4
FiguUI 7.
De standaardafwijking van de meting is bepaald in 3.3 en is S. De hartafstand a van beide gaten is:
Met behuip van formule VI vinden we VOOl Sa:
5a2= ~ 5L4
2+ ~ 5L32+ ~ 5L2
2+ ~ 5L,2 met 5L,=SL2=5L3=5L4=5
Dus ~a= S.
b. Bij lengtemeting op de lengtemeetbank moet men corrigeren voor het temperatuurverschil tussen aachine en het te aeten objekt. Vooral bij grotere lengten kan dete correctie aantienlijk zijn. Bij eindmaten en
I'IIO-cursus Meettechniek \lOCH' bet Reqionaal Centrum Eindhoven
Pagina A.12
speermaten geeft men de lengte op bij 20°C. Dit levert bij de lengtemeetbank dan de volgende formule:
1 = gemeten lengte. 6'sp= currectieterm voor de lengteverandering van het gemeten objekt. 61m = correctieterm voor de lengteverandering van de machine.
Waarbij de 61 termen volgen uit de formule voor de uitzetting
61 = L c(t-20)
Zodat voor 561 voIgt:
S612= L2c 2s't2+ tL(t-20)}2Sc2+ ic(t-20»)2S1 2
3.5. Systematische afwijkingen.
V~~r systematische afwijkingen geldt de volgende relatie: 6q = (Si) . 6a + (!fi) . 6b + (~) . 6c + ...
De afwijkingen behouden hun teken + of -, ze kunnen elkaar zowel mee als tegenwerken. Uitgebreide voorbeelden hiervoor staan in het collegedictaat Meten en Controleren. Hoofdstuk 3.
3.6. Instrument nauwkeurigheid.
De onbekende systematische afwijking van een meetapparaat of standaard wordt vaak als een toevalliye afwijking beschouwd. De toevallige afwijking van &tn aantal metingen op eeo eindmaat is dan als voIgt gegeveo:
Se = onbekende systematische afwijking als toevallige afwijking beschouwd, (voor grootte zie 2.4). Sm = toevallige afwijking van eeo meting op de eiodmaat, n = aantal metingen.
3.7. Methode van de kleinste kwadraten.
We willen het verband wetcn tussen een afhankelijke variabele y, en de onafhankelijke variabele x. Daartoe meten we y als funktie van x. Dit levert
hrro-ctlrsus It!ettechniek ~r bet Begionaal Centrtml Eindhouenl
Pagina R.13
een meetserie: (x"y,); (x2'Y2'; ... (xn,Yn' OPe Is ex een lineair verband tussen deze variabelen dan geldt hiervoor de relaty y=axib. Volgens de aethode van de kleinste kwadraten wOldt de gezochte rechte gevonden door te eisen dat:
n )2 .. l' i;,(Ygemeten- Yberekend mlnlmaa ~s.
Y gemeten • Y i
Yb I. d· a.x. + b er .... en :I.
n I (Yi - a.xi - b)2 minimaal.
i-I
Aandne eis wordt voldaan, als:
[ n 2- I DB . I . 1-
(y.-a.x.-b)2] • 1. :I.
0
~ [ n - I ab i-I
(y.-a.x.-b)2J '" :I. 1
0
Dit Ievert voor a en b:
N Ix. y. - (Exi) (IYi) 1 1 xy - X Y a • •
N LX. 2 2 .. i 2 (rx .) x'" -:I. :I.
(1:)"i) (1:Xi2) - (b.y.) (Ix. ) i;2 - xy b -
1 1 1 X '"
N Ix. 2 - Chi)2 -;2 - x2 1.
Vit voorgaande evee formuies voIgt
b • Y - a i
De standaardafwijking van a en b wordt gegeven door
S 2 Ns 2 S 2 52 1: 2
~ '" T en b '" --t.--x;,J.;-
met tJ • N I 2 2 x. - 0: x.)
1 :I.
of S 2 • ,2
5 2 I 52 i 2 en '" -a
N (~ - x2) b N ';2 - i 2
vaarin s 2 • I N 2 2 I (a x .... b-y. )
N - i-I 1 1
met a en b de vaarden toals hierboven berekend.
Kro-o .... !iUS I'Ieettechniek 1JOOr bet Reg ionaa 1 Centrmn Eindhooen
Pagina A.14
Voorbeeld.
a _ xy - x y
;Z-x2
2 x· 1 y.
1. xiYi x. 1
0 4 0 0
5 22 110 25
10 44 440 100
15 67 1005 225
20 85 1700 400
25 107 2675 625
30 128 3870 900
Ix.-I05 l:y.-457 rx.y.-9770 2 2275 Ix. -1. 1 1 1.
X • 15 ,-65,3 xy-J395
1395 - 975 420 4,20 a • 325-225 ---100
- -b • Y - ax - 65,3 - 63 • 2,3
2 I 2 J .. - t (ax.+b-y.) --n-2 1 1 n-2
S 2. 52 1 .9 - -• N (;2-12) 7. 100
-2 S.-S.IO -0,05
dU5 • - 4,2 ! 0,1
1
,72.325
t Z.2 • 1
27 . )0-4
2 I 1 2 i 2 1.9.325 Sb - N ~2 - 7. 100 • 0.83
x -x
dus b - 2,3! 1.9
9,5 -5-
Z-a.x.+b-y. 1 1
Z.2 1
-1,7 2,9
1,3 ' •• 7
0,3 0,1
-) .7 2,9
I ,3 I ,6
0,3 0,1
0,3 0, I
IZ. 2-9,5 1
8 1 .9
IKro-cW"5U5 I1eettl!Cbni~k uoor bet Begionaal Centrmn EindhofJlen I Pagina a.15
3.8. Het gebruik van waarschijnlijkheidspapier
Wat is waarschijnlijkheidspapier?
Om te onderzoeken of waarnemingsuitkomsten van een steekproef geacht
kunnen worden afkomstig te zijn uit een populatie, die door een kromme
van Gauss beschreven kan worden kan men als voIgt te werk gaan. De
methode komt erop neer, dat men van de frekwentieverdeling van de
waarnemingsuitkomsten in de steekproef eerst een z9n. relatieve
cumulatieve frekwentieverdeling maakt, en deze daarna uitzet op
waarschijnlijkheidspapier. Oit waarschijnlijkheidspapier (zie fig. 1)
is een speciaal soort grafiekpapier. waarbij de ene as een gewone
lineaire schaalverdeling bezit, terwijl de andere as van een zogenaamde
waarschijnlijkheidsverdeling is voorzien. Als men nu de relatieve
frekwentieverdeling van een normale verde! ing op dit papier tekent,
ontstaat een rechte lijn. Omgekeerd kan men wanneer men een rechte
lijn verkrijgt de conclusie trekken, dat de steekproef dan geacht
kan worden afkomstig te zjjn uit een normaal verdeelde popu!atie.
Cumulatieve frekwent ieverdel jng.
Zij gegeven de volgende frekwentietabel van de diameters in mm van in
micaplaatjes geponsde gaten:
diameter
1.55<1,60
1,60<1.65
1,65<1.70
1 ,70< 1 ,75
1,75<1,80
1,80<1,85
1,85<1,90
aanta! gaten
5
14
24
21
4
n • 70
cumulatief aantal
6
20
44 65
69
70
relatieve curnulatieve klasse frekwentie in procenten midden
1,575
9 1,625
28 1,675
63 1.725
93 1.775
93 1,825
100 1,875
Uit de tabel zien we dat 28% van de waarnemingsuitkomsten van de steek
proef kleiner is dan 1.70 mm. Dit getal (28%) noemt men de relatieve
,umulatieve frekwentie van de derde klasse.
'JfJ'O-cur5US I'Ieettecbniek ~ lEt Begionaal Centrmn EindhDlJen I Pagina 4.16
·F i g: 1.
11 tfl
.IS t, I • • e
t;r 1-.~
--1, ,'-X
t,1 7S
t, III -x- fa 1,1 75
.. -- -- -
!- _. -_.
--- .. --",
" 1
./ V
~ - -- - .. - --- -- -- - -_. ~ I
/' J
/ I I
~ I -- 1-- -- -- I
/ fI"
. V I r
I I
V I I -~ I I ,/ I I
I I I I I
I L J
2 5 I) 2t 40 lOll .. II IS _. ••
cumullltillve ',e._nUe ( in '% )
Vanneer men de relatieve cumulatieve frekwentie van aile klassen be-
paald ontstaat de cumulatieve frekwentieverdeling. Zet men deze nu uit
op waarschijnlijkheidspapier dan levert dit een nagenoeg rechte lijn
op.
Afwijkingen t.o.v. de rechte I ijn kan duiden op afwijkingen van het
InormaJe" karakter van de verdeling. Oit hoeft niet altijd het geval
te zijn. Met moet trouwens zeer voorzichtig zijn met het besluiten
tot het aanwezig zijn van afwijkingen. In ons voorbeeld geven de pun
ten van de op het waarschijnlijkheidspapier uitgezette somkromme al
onregelmatigheden te zien. die twijf~1 doen rijzen aan het IInormaa!"
zijn van de populatieverdeling.
Gezien echter het geringe aantal waarnemingsuitkomsten per klasse (rna-I
ximaal 24) zijn de gekonstrateerde afwijkingen-van de punten van de
somkromme ten opzichte van de getrokken rechte lijn in grote mate
waarschijnl ijk. I
Vooral de uiteinden van de sccnkromme op het waarsc:hijnlijkheidspapier I
geven in dit opzicht nog wei een moeiI ijkheden. omd~t het aental punter
per interval daar relatief gering is. Men kan daar enigszins rekening
mee houden door bij het tekenen van de rechte lijn door de punten van
de somkromme meer waarde toe te kennen aan de punten. naarmate deze
mcer in het midden I iggen. Verder is het moge Ii jk om in de graf iek het,
95% gebied aan te geven. Oit gebied geeft aan dat 95t van het aantal I waarnemingen ligt in x - 1.96S < x < X + 1,965. In de lengtemeting .
neemt men 25 i.p.v. 1.965. Oit gebied wordt ook vaak aangeduid met de naam IIproduktiespreiding".
bno-cursus !feettecmiek ~ bet Regionaal Centrmn EindhDuenl
Pagina A.I?
Diktemetinq en kennismaking met moderne meetnuddelen met gegevens
uerwerking.
Deze opstell inq bestaat ui t hee onderdelen, n.l. een zel£standig
meetsysteem met gegevens uer\IErkinq (een zogenaand stand alone
systeem) en als tweede onderdeel een aantal l1eetinstrunenten
gekoppeld aan een Personal Conputer.
Deze P.C. wrdt gebruikt \JOOr de vastlegging en verslaggeving van
de net ingen en bet berekenen van de resul taten.
Ais eerste lI.orden een aantal metingen gedaan net bet stand alone
systeem. De meetopstelling bestaat uit een digitale meetklok
Wilaraan een presetter is gekoppeld voor bet invoeren van de
tolerantie grenzen. Voor bet vastleggen 1.Jan dO? netingen en het
uitvoeren van de b~rekeningen en bet resultaat zichtbaar maken,
is ~n zogenaamie OPt uerlf.erkings eenheid aangesloten.
Een beknopte handleidinq voor de bediening van deze instrunenten
is gegeven op pag ina 1. 5 •
Voor de uitvoering van de neetopdracht is nodig dat een vJakke
taster ~rdt gebruikt.
Met meetvlak van de taster meet dus zaer geed e\~nwijdig staan
aan bet vlak van bet meetstatie£,daar dit anders aanleidinq geeft
tot grote neetCouten.
Bet nadeel van dit systeem is dat slechts een opnener aangesloten
kan ~rden.en dat er anders niets anders mee gedaan kan \\Drden.
Ais tweede meetopstelling is een P.C. via een interlace qekoppeld
aan een tW!etal neetinstrumenten. Bet voordeel van deze
opstellinq is dat meerdere neetinstr~~nten aan de
uer1.erkinqseenheid (in dit geval een P.C.) gekoppeld ktmnen
..roen.l'Iet behulp van deze P.C. ktmnen de netingen b.v. voor
later gebruik ~rden opgeslagen, en naar eigen inzichten wrden
berekend. Een nadeel is \lEI dat nen dan zeIt de sof'tWilre hiervoor
1IDIitt schrijuen.
WeI een voordeel 1& in dit geval dat de P.C. oak voor andere
doeleinden gebruikt kan tiDrden.
Il11'O-cursus I1eettechniek uoor bet Reqionaal Centrmn Eindhoven I Pagina 1.1
Bij al1e berekeninqen wordt er '}anuit geqaan dat de netingen
nornaal uerdeeld zijn (Gauss-uerdeling).
De test,op bet nornaal uerdeeld zijn van een aantal
neetuitkomsten kan; o.a. uitgevoerd worden door de \\Barnemingen
uit te zetten op \\Barschijnlijkheids papier zie pagina 9.16 .Een
t\Eede DEthode is m.b.v. de zogenaam::le chi-k\\Bdraat functie.
Athankelijk van bet aantal DEt ingen ftDet de ui tkomst van deze
funetie kleiner zijn dan een bepaalde waarde.
De waarde van deze chi -k\'8draat Eunet ie wordt ook door de
konputer uitgerekend.
2 A (H E (i) - F (i»2 DeE: chi-kwadraat = H = E
-------~~~~---1=1 N r (i)
Bier is: N : Net aantal \\Barnemingen.
E (i) F'requentie bi j normale uerdeling • . F (i) Frequentie bij bescho1..l\>de verde 1 ing •
i lUasse nummr.
9 Rantal klassen.
Er mogen per klasse niet minder dan vier neetuitkomsten zijn.
Op deze netbode gaan wi j hier niet venier in.
(KI'O-cursus Jteettechniek voor bet Regionaal Centrum Eindhoven I Pagina 1.2
Qpdracht
, 1 tontroleer de digitale neetklok net een aantal eindmaten.
2 Bepaal de meetspreiding van de digitale meetklok uit Degen
meetuitkomsten aan betzelfde object.
3 Stel de tolerantie grenzen in net de presetter,en meet daarna
de lengte van alle aluminium busjes en verwerk de gegevens net
behulp van de DP 1.
4 Bepaal de neetspreiding van de meetsclu-oe£ .Verwerk daartoe de
netingen net de meetschroe£ zeU'.
Op pagina 1.4 is de £unc:tie van de dhJerse knoppen beschreven.
5 .Meet nu aIle nessing asjes en verwerk de Iletingen'm.b.v. de
P.C.
Bij deze metinqen hoe£t u geen toleranties in te \~ren.
Volg de aan\·1i.jzingen in bet prograntra en kontroleer achter op
de ~-50 of de schroefmaat op poort 1 zit i.v.ro. de uoeding.
Il'ITO-cursus .Meettechniek uoor bet Regionaal Centrum Eindhoven I Pagina 1.3
Meten met.de dlgitale schroefmaat en
direkt oproepen van statistische informatie
Dlrekt aflezen :
IONI ,spindel aandraaien, [W • [@ absoluut nuJpunt (zonder Ijkmaat) :
absoJuut nulpunt (met Ijkmaat) : ION] ,spindel aahdraaien met ijkmaat ertussen,
nulJen (wiIJekeung)
vasthouden meetuitkomst :
Grensmaten instellen :
meetuitkomsten anbrengen :
m,G)
Uil, opheffen, IAl r:g , opheffen, ~
1.1 MODEl, er verschijnt 2 en ••
2. J e grensmaat instelJen, [SJ .3. 2e grensmaat instellen, (£]
na elke meetultkomst, [£) max. 250 in het geheugen
Statistische informatie oproepen vanaf de schroefmaat :
rn 0 0 Gl [tJ aantal gr.mE'E't- kl.meet- gemlddelde standaard-meetultkom- ultkomst ultkomst meetultkomst afwijking sten
Printen van meetuitkomsten gemeten met de digitate schroefmaat.
(6l uitgangs-posltie .
Schroefmadt verbinden met de printer en de prtnter aanslulten op de netvoeding.
Printer inschakelen : [Q@ en op, [ MODE 21 Na elke meetuitkomst (PRINT I DATA]
Prlnten van meetultkomsten en verwerkmg tot statistlsche informatie na het instelJen
van de grensmaten op de schroefmaat.
Meetuitkomsten inbrengen : na elke meetuitkomst, Ii:] Statische informatie.: na de laatste meetultkomst, ~,lN,0,mm[OJ
I1I'O-ctrsus h:oettechniek uoor bet Regionaal Centrum Eindhoven
Pagina 1.4
"DIGIMATIC" Mini-Processor Model DP-1 Hr. 2&4-500 is een funktionele gegevensverwerker die bestemd Is voor de volgende elektronlsche dlgltale meetInstrumenten welke zijn voorzien van een uitgang voor de u'tv~er van gegevens.
• .OIGIMATIC· schuifmaat (CD-M) • .OIGIMATIC· hoogtemeter
(HDC-M) • .DIGIMATlC· ,ndic1teur (ID-M) • L.ineair meetappa,aat (L.G) • .DIGIMATIC· micrometer
(MO-M)
Aangesloten op een van de genoernde instrument en levert de .DIGIMATIC· mini-processor de volgende mogelijkheden:
, Invoer en 8fdNkken van de meet;egevena
2 Statlatl8Che verwertdng van m .. tgegeven. en afdNkken van de re.uttaten
N: aantal uitgevoerde metmgen
MAX: maximum waarde MIN: minimum waarde
X: gemiddelde waarde 0: standaardafwijking
3 Inbren; van de toleranUe. en afdNkken van toterantleoverachrtjdlngen
A· + NG merk .: - NG merk
• Het maken yan hl.togrammen
,--____________ Aanslultlng voor afstands
bedlening (afdruk commando)
.--__ Alansluitlng voor net adapter
;; .... ... . ...... ; , ; .,
. -: ~1J1 • •
.... Y\;I • •
LED r L.icht rood op als de tolerantle-
meting wordt Ingebrecht. Ucht groen op als metlngen worden uitgevoerd un wer1tStukken.
~ TOL UMIT Blj Instelllng van de meetwijze waarbij de tolerantiegrenzen worden bepeald (L.ED IIcht rood op), un de onder- en bovengrenl van de tolerantie worden Ingesteld met eindmaten. Om de grenswaarden in te voeren wordt op de PRINT/DATA
11~~I~~lllllm~ knop gedrukt. _CE Hiermee worden de laatst Ingevoerde gegevens gewtst.
_CL Met deze knop worden aile Itattstlsch. gegevens utt het geheugen gewlst.
_FEED Papiertransport
13=1111111~" PRINT/DATA Wordt gebrulkt om meet·
/ STAT Voor statistische verwerking van meetgegevens. Deze worden 8utomatisch na elkasr afgedrukt.
gegevens in te voeren bll toepasslng van de tolerantle· grens· (L.ED Is rood) of de normale meetmethode (L.ED II groen).
trrO-cursus I'Ieettectmiek uoor bet Beqionaal Centrmn Eindhot.Jen
Pagina 1.5
Pnnten van meetuitkomsten en verwerking tot' HISTOGRAM.
Pnnter :
Grensmaten vastJeggen
Informatie printen :
MeetUltkomsten vastJeggen :
HISTOGRAM
II J ,)(~
" ... ::.(,:; 11
MIN :::.(1))4 1"1
::. (fl: 11
f 0. th)~ " 'HI:>T(t~F .. n u ----_ .... _--_.
~I'" 4'11
H· ...... tB ......... 101 ........ 11 ....... IU ........
4'" 'HI" S ....
L -.... ----------• • ~ .. UP OIJT • .. Lv (.I)T • " UFF£F :::. (t:: " L(·I·E'
t.'liHt
:::.(1):: " (I. ('('1-) "
(MODE II @ I (TOLLIMIT] eontroJeer op rood heM
- Ie grensmaat instelJen, vastlelgen OR de schroe!maat en overnemen, (PRINT (DAT~
- 2e grensmaat IOstellen, vastJelgen Oil de schroefmaat ~n overnemen, IPRINT (DATAl
[TOLLIMITI I1cht geeft green na elke meetultkomst. ~(P~R~IN~T~I~D"'!A"'!T~A~1
na de Jaatste meetuitkomst: I STA T/
(clear entry) • Na een foutleve IOput [eEl Wist aIleen het 'aatst IOgebrachte •.
r£Y Wist het hele geheugen. (clear all)
l1TO-cursus I'rE!ettechniek uoor bet Regionaal Centrum Eindhouen
Pagina 1.6
Meten met de digitate meetklok
• meetld:::l: moet vertlcaa! staan.
DJrekt aflezen :
NulJen :
Crootste waarde vasthouden :
KJeinste waarde vasthouden :
aansJuiten op netvoedmg daarna IONI er verschijnt
, en 00,000. Bij het ingaan teJt de mo!etklok op
Door te drukken op ill verschljnt ~ en telt
bij net mgaan af.
al of nu~t met ijkmaat I I ZEROI
IMODE) er verschijnt max.
[MODEl er verschijnt min.
Door te drukken tijdens MAX of MIN op
wordt de stand t.o.v. 00,000 weergegeven.
De max. c.q. mm. waarde wordt dan gewist.
II'ITO-ctrsus It!etteclmiek \IIOOr bet Regionaal Centrum Eindhoven I Paqina 1.7
Prmten van meetUltkomsten en stattstlsche informatie
I 2J.ZZ!- " 2 ~J.':::5 1'1
~ 21. !45 1'1 .. :~.441 " $ :1,441 " 6 : •. 6:5 1'1 ., '::'.1:4 ,. ~ ::.12. ., ~ :~.l':: " 18 ~:.12: 1'1
H It' .. ,,~; 22.625 " rotH :1. :.:~ " :; .. I. '!I!o'!l " a e.47" "
Prmten meetkJok verbmden met printer en printer aansluiten
Statlstlsche mformatle
op netvoedmg. betde IQHl Daarna printer op (MODE II en fell Na elke meetUltkomst IPRINT 7 DATAl
na de laatste meetultkomst (STATI
.. printer op (MODE 21 dan worden aJleen de meetultkomsten geprint •
I'ITO-cursus Pl!ettechniek \lQOr bet Regionaal Centrum Eindhoven
Pagina loB
Controleren met meetkJok na insteJJen grensmaten.
0000 DODD 0000
ODD 0000
PRESETTt.H
D DOD DOD
OP.,
SJUlt presetter aan op de netvoedmg en de meetklok op de presetter IN gang.
ControJeren bljvoorbeeld :
Nominale maat invoeren :
N · •• ommaJe maat nullt"'n : -===
Max. afwljklng invoeren :
Mm. afwijking invoeren :
.0,03
+0,03 10,4 -0,08
De maat 10,4 -0,08 kan nu worden gecontroleerd. Door te drukken OPt (PASS] , functio-
neert de meetklok weer zonder mgestelde tolerantlegrenzen.
'fIaarden oproepen : door :(PSETI nominale maat, [lOAnt
(USE] max. afwijking, (LOAD)
(lSETI mm.afwijking, (LOAD)
KrO-cursus It!ettechniek tJDOr bet Regionaal Centrum Eindhoven
Pagina 1.9
Pnnten grensmatcn meetuitkomsten en HISTOGRAM
.0,0) • voorbeeJd 10,4 -0,08, meetklok genuld op 10,4 ijkmaat.
Slult printer aan op netvoedmg, de pre setter INgang op de meetkJok en de presetter OUT
gang aan de pr In ter •
Printer en meetkiok m Prmter (MODEl) t [£Y ,en t TOL-LIMIT] , controJeer
op rood licht.
Presetter IpSETI , nominale maat 10.4 invoeren, ILOADl
TU5(i1 ,max. grensm~voeren, [LOAPI
[LSET) , min. grensma~oeren, [LOAi5l
Prmter (TOL.L1MIT) print grensmaten en licht geeft groen.
Na elke meetultkomst (DATAl, op de presetter of I PRINT/DATA) op
de printer.
Na de laatste meetultkomst :
Atdrukvoorbeeld van de OP-\ (NT 264-500)
t.E.1 ~; n j T (.':'1':' TOleranhefunk!.e
',HE'
L j"EJ
t.· , • iH"
" "IN
. ... BovenSle en onaelSle Q'l!nsw.I;)lde I ~ ;.,.~ tt J-1". ~:t' tI
I';' Aanlal de' klassen en } ae t-Iassetlft;eclle van he!
(I. ( ... :.(. 11 a'gedlv~.Ie tllslog,am
:~.~~1 tI
H. "~., N ,-4 . ~; ":' f'~
I". ~~~ ~I
:" •• :.. tl
I! • ~:t(l! n 1~,llln
Meellunkt,e (max ,ngave = 1000 meetwaarden)
Voortg:l3nrte nllmmf'.tl1g van 0<: mec!wJaloo?n
A.)IHJlJtt1U1V t)lj t,lh'l;lflltf·lhlt"
SCnlljd.r'\V 14 - U"vo:n 01.' m"Jt .. - onoel ae maa!)
Statrstrsche berekenlng
::;~, _ Aanlal dt'. opge~!agen meelwaa'oen
I! , ~ I: ,,- Hoog51t' mt'etwaalde lof • ;. ';".; II - laagsle meetwaarCle
I ~ . '~~. 11 - Gem.odeloe waa'de
ii, toO; II - Slanoaa'Oalw'lk,ng 101
III ;. ... 4 ... ..
S ..... . ~ •• I ... I ....... : .. 11 211. III
Afgedrulcle histogram
Het hIstogram WOldt ,n hen gel.,ke delen velCleeld. wllarvoor de (Olelanllt!bleedte dOOr 10 wOfOt gec/ee/(J en afgedlukt
". ~f aantel werkslukken per l -----------,/' ~hlnoek WOldt automahsch
• • 1 Yerwe,kt en weergegeven
UP IjU T • I L Alkeur. verdt'eld tn + en - over· L.j (II;T • 1 J schllf(llnQ. WOldt aangegevt'n
trro-cursus I1E!ettechniek \IOOr .bet Begionaal Centrum Eindhouen
Pagina 1.10
Paqina 1.11
3D - ..... ten.
Drie ditrensionale nE!'etJl&chines l1Bken bet 1IDgelijk om een \erkstuk
in zijn geheel in &-en opspanning te controleren. Dos aUe
atnetingen \C)rden in de ruimte qeneten. zooat nen niet beperkt is
tot bet .. ten in 2 dillltnsies (neetmicrosoopen en projeotoren) at
1 dinensie (hoogtetreters). VOor ~t treten in 3 dinensies geldt
ewnzo 81$ vocr 2 dinensies dat niet aan bet Abbe -principe kan
\IOrden voldaan. In principe is een em (coOrdinaten neetnachine)
dus een conninatie van clrie onderlinge haakse linealen t Ulerbij
van een punt de coOrdinaats\earde op elk del" assen kim \lDrden
afgelezen. De clrie assen vor\l'en de X-, Y- en Z-as. De haakse
stand en de be\·;eging langs de assen m::Jet heel naU\4teurig zijn,
ondat ah/ijkingen hiervan een grate invloed heb.ben op bet
nE!'etresul taa t. Deze ahri jk ingen veroorzaken een Ie orde
conparatorfout. £en hoekuerdraaiing van 5 boogseconden tussen 2
standen van een rechtgeleiding geert op 200 1IIll van de lineaal een
afwijking van 200 * 5 * 5 * 10-' : 5 pm. (2ie figuur 1).
Fig.l
200 mn
\ ~
t. V' = 5"
Controle mogelijkbeden vocr 3D - machines \lDJ"den in de theorie
uitgebreid behandeld.
Ais taster wordt neestal een mechani~ch tastsysteem gebruikt, dat
uit &-en of meerdere robijnen kogels bestaat. Ubor bet uerrichten
van de metingen dienen eerst de diameters en de positie van de
ltaqels t.o.v. elkaar bepaald te \IOrden 1II!t een .iJkbol. Tljdens
bet praktikum ~Drdt hiervocr een stalen koge! gebruikt. Tijdens
bet ui t\JOeren van een II.tiog geeft de schallelende taster een
signaal naar de colllluter, W:larop deze de positie van de sleden op
HIO-cursus lfeettechniek voor bet Begionaal Centrum EiDdhouen
Pagina 2.1
de respectievelijke K, Y en Z assen bepaald. De door de computer
ingenonen JJEehaarden kOn'E'n otJereen n'E't bet middelpunt van de
tastkogel, zodat VODr de juiste aanraking van de taster aan bet
wrkstuk veer de koge15traal gecorrigeerd dient te Wlrden. Om in
de juiste richting te kunnen corrigeren meet de computer de
nornaa~ (een lijn loodrecht) op bet oppervlak "wten" am in de
juiste richting te kunnen corrigeren. Zie figuur 2.
nDmBal / JJ ~(/jB
;'" Aanrakinqspunt '
Fig.2
De in bet praktiktDn gebruikte nachine is haldgestuurd en heeEt
geen autonatische richtingsberkenning. dus am te _ten at punt 09,
dan W!l punt B bedoeld w:Jrdt zie f iguur 2 is een extra neetpunt
ncdig (zie o.a. de verkorte handleiding in appendix 09). Doordat
een computer gekoppeld is, is bet niet neer nodig om bet wrkstuk . voor de 1IE'tingen geheel uit te richten, 1IE'n ka.n dit door middel
van software in de computer Iaten ui tuoeren. Di t gaat op
500rtgelijke wijze ais in de praktikunproef ou.r de
&etmicroscoop behandeld is. Ui teraard is bet biJ de 3D
-meetnachine wat inge\,likkeid ondat bet wtrkstuk willekeurig in de
ruinrte op de machine geplaatst kan lIIDrden.
De 1IDgelijkheden om een wrkstuk assenkruis te bepalen lIIDrden
door de software mgeliJk genaakt. De _chine in bet jx-aktikum
kan tlet hi jbeborende software op dr ie zeer strak vcorgeschf'even
wijze bet W!rkstuk coardinatenstelsel bepalen. De uitgegeuen
neet\earden zijn nu steeds in bet wrkstuk coOrdinaten stelsel.
Itn'O-oursus ~ttechniek VDOr bet Regionaal Centrum Eindhownl
Pagina 2.2
De neet- en berekeningsDDgelijkheden van een3D neetmachine
~rden niet alleen bepaald door de constructie' en de toe te
passen tastsysterren, maar ~rden voor een qroot gedeelte oak
bepaald door de gekoppelde corrputer n1?t bijbehorende so£t'NiU'e.
F.en ander belanqrijk punt van de gekoppelde oorrputer is de
DDgeliJkbeid tot bet snel controleren van vorrren en
plaatstoleranties, claar de computer snel aIle noodzakelijke
berekeningen kan uitvoeren (Dit is niet DDgelijk net de in bet
praktikmll beschikbare Micropak 100).
Ook bij bet TlEten van rreerdere gelijke \'.:erkstukken kan zinvol van
de conputer gebruik \\Orden gemaakt. Met is hierbij DDgelijk om
aIle toetsindrukkingen die TlEn meet doen om een werkstuk te neten
door de conputer u1 t te laten veeren. [)enk hierbij aan de oproep
van de verschillende progralll1Bs en gegeven verwerking. Hiervoor
moeten de handelingen in de LEARN rrDde eerst voor gedaan ~rden,
\Iilarna deze 'UOor de volgende keren autorratisch uitgevoerd \\Orden.
~n hoeft nu aIleen rraar de taster net de hand in de juiste
volgorde de te meten elernenten aan te laten tasten.
Tijdens bet praktikmn gaan we eerst de haaksheicl van de X en Y
assen controleren door de leDg'te van een eindrraat te neten in
twee standen zeals in tiquor 3 is aangegeven.
y
X
Fig.3
Door de IeDg'te van de eindmaat in beide standen te neten kunnen
we de haaksheid afwijking tussen de K en de Y as als voIgt
berekenen:
Neem aan dat de hoek tout tussen de K en Y as gelijk is aan a. Zie
liquor 4. '
I'ITO-cursus 1'I:!ettechniek voor bet Regionaal Centrmn Eindhoven
Pagina 2.3
S" J.
Fig.4 A en B
a.a S' J.
A" 2
x J
A' a 2 a.a
S
De afstand A1Bl w:>rdt berekend \lIOlgens:
A1Bl = { a 2 + { a + aa )2 } 1/2
(Phytagoras in .6 AB1 'B l \\IB.llt bet COJllluterprograTmB gaat er van
uit dat X en Y loodrecht op elkaar staan. De afstand A2B2 in
fiquor 4B \lIOlgt uit:
A2B2 = { a 2 + ( a - aa )2 ) 1/2
Gebruik makend van:
( J. ! I) ) in = 1 :! n6 + n_(~n_+_l_)_1)2 :! n ( n+J. ) ( n+2 ) 1)3
2 6
VoIgt \X)C)r bet verschi 1 :
.6 = AlB 1 - A2B2
= ( 1/ .2 ( J. + a2 )2 + 0;2) 2
II: a { ( 2 + 2a + 0;2 )'/2 - (
_t a 2 ver\'aarloosbaar gat dit:
- (
2 -
a 2 + a 2 ( 1 - 0; )2 ) 1/2
2a + 0;2 ) 1/2 }
_t j 1 + 0; = 1 + ~ 2
a 2 geett di t .6 = a.1.2 * 0;
.6 ot a = a.i2
Hro-cursus l'i:!ettechniek \lIODr bet Heglonaal Centrtml EindholJen
Pagina 2.4
Voorbeeld: a = 250 1tllI
iJ=2pm
2 * 10-3
a = = 5 * 10-' rad = 1 bqsec. 250 * .12
DeM! beaksMid .'wijkinq is natuurlijk oak op andere wij_ tit
neten.
Voor u aan de opdrachten beqint dient u eerst de verkorte
handleiding van de machine te besttderen. Deze is in appendiJr A
bijgeuoegd. Hoe u geprogramreerd kunt neten is in appendix B
beschreven.
Ui teraard bent u na bet ui tuoeren van bet praktikum geen ervaren
3D neettechnicus,en kent u niet aIle mogelijkheden van bet
micropak systeem, near bet zal u zeker een indruk geven van ....at
3D neten inboud.
ft!.etopdracht.
1. Bepaal de grootste conparator rout in bet XV vlalt van de Y
beW!ging. ~t hiertoe de lengte van en eindmaat in 2
posi ties in bet XV ulak. Bepaal bet \Erkstuk coordinaten
systeem uolgens A zie appendix A.
2. Bepaal de haaksbeid fout Ret de hieruoor beschreuen nethode.
Bepaal ook hier bet coord ina ten systeem volgens A.
3. Veer oefening 1 uit zeals op de uolgende pagina beschreven.
4. Indien voldoende tijd aam·.ezig is gaan \E nag geprogramreerd
_ten. Volgens de beschrijving in appendiJr B.
II'II'O-cursus ti!ettechniek \IOCr bet Regionaal CentrtDn Eindhouenl
Pagina 2.5
Stull theor ie Dr ie D-techniek.
Voor de len;te.eettechniek i. de hier aanqeqeven 3D-aeettecbniek een 9rote .pron9 voorvaarts: door koppelinq van de co.puter aan de .eetaachine kan anel -ruiatelijt- ferekend worden 6an de aeetuitkoasten va.rdoor het b.v. a0geli;k vordt binnen enkele .inuten de hoek tussen twee vlakken te bepalen of de littin9 van een cilinderas vast te le9gen alsaede de geaid4e14e dia.eter. Haa.t dit tii4, en du. financiile a.pekt, .peelt nog een tveede a.pekt een belan9rijke rol. Meetuitko.sten, verla.eld .an een ruiatelijk .eetobjekt, oaletten in aeetwaarden ia dikwijl. een aatheaatisch 1.stige aaat en derhalve niet geschikt voor de aeetteebnicu •. Nu wordt een aoftvarepakket optezet door speeialisten vaarna dit aan de aachine via oproepbare procedure. door de aeettecbnicus tan vorden toegepast. Daar de aacbine het instelpunt bepaalt vorden de aeetvaarden nauwelijks beinvloed door de aeettechnicus va.rdoor een boge aate van objettiviteit vordt
. bereikt, oot bij langdurige aetinten. Een gevol; van een 90ed optezet softv.repakket tan ook liin dat aetingen die vroeger op diverse aacbine • .oesten vorden uitfevoerd nu op ~&n 3D-aeetaachine feschieden.
lierna 'al aandacht vorden besteed aan de principe. en opbouv van deze aeetaachine. vaarna bedieninq en proqra .. ering zullen worden bekeken. Ook de aeetnauwkeuriqheid koat royaal aan de orde oadat vooral bier het aeetproces door vele foutenbronnen beinvloed ken worden.
Conltructieyor.en,
~en sche •• t~sch overzicht Van aoqelijke constructievoraen voor aeetaachines 11 gegeven 1n Fig. 4.13. lij bet construeren van .eet.achines is een belan9rijk qeqeven bet Abbe-principe; dit is ecbter bij 3D-.eetaachines Diet vebeel te realiseten, hooqltens vOGr een .eetas .
•• u ...... ........ 'i.lI.'.e;
~ ~ ~ I'OU.AL
. ,
~ ~ . t·
CO •• U.lHlflll ~ ......
•
"'." •• LI m ltt .ttl 'IrJ -In t· ~. .UY".,.lOuw ~ ~ ~ ~ IOOIU'CHt'.U 6 J ~ IIIUT ..... ~ ~ .. '
~ ....
Fi9. 4.13.
JHl'O-our5U5 It!ettechniek ooor bet Regionaal Centrmn EindhotJen I Pagina 2.6
Ret &al duide1ijk &ijn dat bii grote .eet.achines waar niet voor aIle aSsen aan bet principe ken worden voldaan de .eetnauwkeurigheid in hoge .ate beinvloed wordt door de kantelfouten. Men zoekt het hier dan in stijve constructie •• et zeer peciele rechtgeleidingen die leer goed haaks op elkaar .oeten .taan. Reltfouten tunnen in loaaige gevallen via de software worden gecorrigeerd boewel dat veini9 vordt uitgevoerd. De figuren 4.14a t/a 4.14e geven een aantal koorkoaende bou.vor.en van aoderne .eetaachines.
Fig. 1.148. Kolo •• eeta.chine.
Fig. 4.14c. 8evevend portaal.
rl,. 4.14e. 8tu9vor •.
Fi9. 1.14b. Horizontale .r.~uw.
Fig. 4.144. Stilstaand portaal.
De protaal- en bru9vor •• eetaachine. zijn bet ••• at populair. Deze eonstructiea koppelen een ,root aeetvoluae aan een boge .eetn&uvteurigbeid.
(l1I'O-cursus It:!ettechniek. \ltK)r bet Regionaal Centrmn EindJ:loven I Pagina 2.7
MeetsvstCieD.
In principe kunnen bij deze aachinea zovel direkte ala indirette aeetaysteaen worden toegepast aaar door de thans bereitte aeetnauwkeuritheid van de dirette aeetayateaen worden vrijwel aIleen deze n09 toegepaat. Hieraee wordt oak het - tOltbare - zeer nauwleuri9 verv.arditen van schroefspil-aoer constructie. veraeden. De aeest populaire aeetaysteaen vaar inbouv in 3D-aeetaachines zijn de aptiach-increaentele .ysteaen van het Moire-fringe type en het inductosyn aysteea. He' "oite-fringe type levert in de vora waarin o.a. Zeiaa het produceert een hoge abaolute aeetnauvleuritheid vaarbij de afvijkingen beperkt blijven tot enkele ~.,. bij een oploaaend veraoten van 0,1 - 0,5 ~a. Vanvege de ~evoeligheid voor verontreini9ingen dienen deze ayateaen .fgescherad te worden bij inbouv. let inductoayn aysteea heeft ainder laat van verontreiniting aaar bereitt een ainder hoge absolute aeetnauvkeurigheid bi; een lager oplossend veraogen. Het zal duidelijl zijn dat bij inbouw van de aeetaysteaen bijzondere aandacht dient te vorden besteed aan de plaata van de aeet.y.tea.n daar hun af.tand tot het te •• ten obj.tt de 9rootte van de lantelfout bepaalt. Voor de aeelt nauwkeuri,. aeetaachines woldt ainds kort gebruit qeaaakt van afstand •• eting .et laseraeet.y.teaen, dit teat in boofd.tuk , .an de orde.
tostsYlte1en .
Boewel bi; het vaarneaen van een aeetobjekt in de lenqteaeettechniek zeer veel gebruik wordt ,eaaakt van optische systemen, vordt bi; het vaarneaen in de 3D-aeettechniek vrijwel uitaluitend van aechanische aiddelen (aantastaYlteaen) gebruit geaaalt. Men aag echter niet stellen dat volledig is afgeltapt van bet optisch vaarneaen: aet nale het waarneaen via videosysteaen aet beeldanalyse-apparatuur is in ontwikkeling. De verwachting is dat op niet al te lange teraijn aantastsysteaen van 4it type op de aarlt zullen kOlen. "en kan de aecbanische tastsysteaen verdelen in een aantal 9roepen als scheaatisch i. aangegeven in Fig. 4.19. Roewel aen in principe elk van de bouwvoraen tan tegenkoaen, speciaal bij oudere aeetaachines, WOldt tegenwoordiq hoofdzakelijk gebruik ,e.aalt van twee typen tastsy.teaen t.w. deze aangeduid onder 19c, het sChake lend tastsysteea en deze vallende onder 19F, en 19'2' bet aetende tastsysteel .
............ .......... . i ~ Bi ~ I" ...... f •••• i '."' ..
~
••••••• •• t ........ -...................... _ .......................
~ .... --......... . ....... , .................. . :=~ .. :. 1':.-:-: :=~ .. .:.= ... ~ .............. ::;::--- ....... " .......... .. -..
'I .. , ................. ... --.... ...........
-............... , .. ~
.. t ........... , ...........
.. ..
S ................ ~ .. , ........ ...... , ....
'* FiV .•. '9. ta.terbouVYoraen.
IMro-curftuft It!ettechniek uoor bet Regionaal Centrmn Eindhoven I Pagina 2.8
Met schakelend tastsysteem be.taat uit een ta.tkop met daaraan bevestigd een of a •• rcler. tnt.tiften .an het uiteinde, cl.l.kwijla vooni'en van een tastltOCIJel.
A s
•
8: contactpunten c: schakelcontact ,ekop
peld .et taster $: tuter
Fig. 4.20. Schakelend taataysteea.
Raakt een kogel bet aeetobjekt dan wordt een strooakring geopend vaarbij een signaal vordt afgeCIJeven vaaraee de uitlezing van de aeetayateaen wordt gestart. Het ia aan te bevelen tasters te gebruiken die in drie loodrechte asrichtingen kunnen scbakelen daar de tasters anders Gagebouwd aceten worden tijdens bet aeetproces wat tijdrovend is en de aeetonnauwkeurigbeid verhoogt. Tegenwoordig vorden veel van de sehakelende tastsyst .. en door een fabrikant vervaardigd en wel zodanig univeraeel dat ze op verschillende "u8e-aeet- en verspaningsaaehines kunnen worden ingezet. 8ij ,oede schakeleDde aantastsysteaen blijft de fout bij aantasten binnen 1 pa.
trrO-cursus I'Ieettechniek ~r bet Regionaal Centrum Eindhoven
Pagina 2.9
De aeest nauwkeurige aantastsysteaen 113n de aetende Iyateaen die in drie coordinaatassen een co.pleet induktief aeetsysteea aet nulstandblokkering en autoaatische aeetkrachtinstelling betitten. De induktieve aeetsysteaen worden bij a.nt •• ten in de nulpositie gestuurd vanuit de aachineaandrijfsysteaen. Rierna vordt dan een signaal uitgegeven vaaraee de .eetsyateaen vorden uitgelezen. Het apreekt van:elf dat dele .eetsYlteaen een langere insteltijd vereisen dan de schakelende syste.en. aaar :ij leveren een hogere 'natelnauwkeurigheid. Een fabritant heeft :oals is opgeaerkt een seanningssfsteea ingebouvd vaaraee tovel de tasteraeetsysteaen als de aachineaeetsysteaen vorden uitgelezen waarna, DA digitalisering van bet tastersignaal, beide .etingen vorden vecoabineerd tot de uiteindeliike .eetuitkoast. Wanneer een .eetrichting vordt •• ngetaat li;n de andere aantastrichtingen geblokkeerd in de nulatand. De aeetkracbt is per as instelbaar op een paar discrete vaarden b.y.: 0,1 N, 0,2 N en 0,4 N. Dit type tasteraysteea is sche.atisch weergegeven in rig. 4.21.
1,--11-1..,
I
3 -""'t-!o
1: bladveersysteea 2: induktief sy.tee. 3: nulstandkleaaing 4: aeetkrachtinstelling 5: opnaae taststiften 6: gewichtscoapensatie
tutstiften
fig. 4.21. Metend tastsysteea.
trro-cursus tteettechniek ~r bet Regionaal Centrmn Eindhoven
PAgina 2.10
Alvoren. aen aet het verkelilke aeetproce. kan aanvangen aoet bij coaputergetoppelde .eetaachines betend zijn welke tastatiften aan bet ta.t.yateea aijn bevestigd en vat preciel de ruiatelijke positie van de ta.tk0gel. 1 •. Hiertoe vordt op de aachine een ijknoraaal. dikwijls een preciaiekogel, geplaatlt waarna door herh.ald aantaaten .et elke ta.tkogel de ruiatelijke positie van deae t.o.v. de eerste k0gel, het nul punt , kan warden bepaald (Fig. 4.22). Daarna aoet .en dan bij .etingen de aachine aelden .et velke kogel e.n aeting i. uitgevoerd vaarna dan de coaputer de o.rekening k&n verzorten.
4.l.3. Bedieniogsaogelijkbeden 3D-.eetaachinel aet loftvare-overzicht.
IndeHDq
In principe lija bij de 3D-.eetaachine drie Diveau'. van bedienin9 te onderacheiden t.v.: a. yoll.dig bADdbeGiend. Hierbij bediend de operator de aandrijvingen en positioneert bet tastsyateea tegen het aeetobjekt. De uitleaing van de aeetwaarden gescbiedt door de aeettechnicu. vanaf de di.plays van de aeetaystea.n. Een coaputer WOldt hierbij .eestal niet ingeaet. h. HAndbesturin,, De be.turing van de aachine vOldt door de .eettechnicu. badiend waarbij de aachine autoaatiscb stopt bij aantasting waarbij dan via de coaputer de aeetwaarden worden uitgelezen. Rier WOldt uitgebreid gebruik geaaakt van softwareprocedures die bij de coaputer aanwezig zijn. c. CHC-bcsturinq. 8ij deze vor. van acten vordt de aacbine vooraf geprograaaeerd yoor bet te doorlopen aeetproces waarna de aacbine volautoaatiscb de aeetsyclus ~en of aeerdere aalen uitvoert. Ook hier kunnen weer gewenste softwareproeedures °ingelast" worden die yooral voor bereteningen en uitvoer worden gebruikt.
Roewel de onder a. genoeade handbediening DOg wei voortoat aoet deze toch als verouderd worden beschouwd zedat hier aileen aan de onder b. en c. tenoeade besturingen en .ogelijtbeden aandacbt wordt besteed.
Randbesturinq eD software toepasliD9.
Bij de handbe.turing heeft de aeettechnicus de be.cbikking over een bedieningspaneel. ditvijls voorzien van kleine .tuurknuppels Vaaraee de aandrijving van de coOrdinaata.sen kan worden bediend. De aandrijvinv.k4rakteri.tiek is loa. proVlessief zedat act toeneaende uitwijking van de stuurknuppel de .tuurlnelheid aeer dan lineair toeneeat. 10 kan de .nelheid van eokele pa/I tot enige .. /s geregeld worden. Alvoren.
11'ITO-cur5U5 I'I:!ettechniek uoor bet Regionaal Centrmn Eindho1.len I Paqina 2.11
aet bet eigenlijke aeetproces kan worden gestart worden de volgende ,tappen doorlopen: a) Tastercoabinatie saaenstellen en aonteren. De tastkop kan aeesta)
aeerdere seta taststiften opneaen, aoas tot een totaal van 25 tastatiften.
b) Poaitie tastkogels bepalen. De co.puter dient te ·weten" wat de ruiatelijke positie van aIle tastkogels is. Hiertoe wOldt gebruit veaaakt van een ijknoraaal die aet elke kogel een aantal aalen wOldt aangetaat (zie Fig. 4.22). Oit de aeetwaarden wordt •. b.v. de software de ta.tkogeldiaaeter en de 1199inv van het aiddelpunt bepaald t.o.V. de eerste kotel die als nulpunt woldt .an9~duid .
~ .. .. -. ...... , .. , I ... I.
., ,tI,
, ., ~,I,.O
Fig. 4.22. Taststiftencoabinatie aet ijtnor.aal.
c) Bepaling van de positie van bet aeetobjekt t.o.V. de aachinecoOrdinaten. Bij niet coaputervekoppelde .eetaachines is het gebruikelijk het aeetobjekt uit te richten d.w.l. het coordinatensysteem (tartesisch) van het objekt evenwijdig aan bet aachinecoordinatensysteea. Oit is een tijdrovende laak terwijl daarbij onnauwkeurigheden optreden die direkt doorwerken in bet uiteindelijke .eetreaultaat. De .eeste tabrikanten bieden daaroa in bet .oftvarepakket een procedure ean vaaraee het objekt rekentechni.ch wOldt uitgericht. In wezen wordt de po.itie van het .eetobjekt vastgelegd in draaiingsaatrices en een ver.chuivin9lvektor die voor de nulpuntsverlcbuiviftg lorgt. Yoor de verla.eling van dele gegeven.
I'ITO-cursus Pfeettecbniek voor bet Regionaal Centr1.D1l Eindho~lIl!m
Pagina 2.12
wordt aan het objekt een ruiate-a. bepaald. b.Y. de noraaal op een vlak of de •• van een cilinder of kegel, die vordt v.stgelegd in tvee hoek en t.w.: - de boek , aet de dichtsbijzijnde aachine-as.
- d. hoek _ die de proj.ktie van de ruiat.-as aaakt ~en van de tv.e andere aachine-a •• en (zie Fig. 4.23).
z
~----....;...----y
rig. 4.23. Politie fuiate-a. t.o.b. aachinecoOrdinaten.
Draaiing X&A de ruiate-a. kan plaat.vinden via draaien over a en daarna over •. De •• th.aatiek blijft daarbi; eenvoudig. Draaiing AI de ruiate-a •• oet nu nog worden uitgevoerd door b.Y. tv.e aantastpunten aan een vlak te gebruiken voor de d.finitie van een liin die daarna oa de ruiat.-as kan worden ,eroteerd.
draaiing ruiate-as draaiing AI ruiate-as
eD @ @ 0- -~ V .,. ,
,-
~ ~ ~ g- ~ ~. ~. .... ,~
Fi9. 2.24. Mogelijkheden ter be,.l!ng yan li9ging ruiate-as en draaiing oa ruiate-as.
'trrO-cursus ft!ettecbniek voor bet Begionaal Centrum EindhDtJen 1 Pagina 2.13
In Fig. 2.24 zijn een •• ntal .ogelijkheden geschetlt waaruit .en de gegevens yoor deze tvee oper.ties t.n Yerkrijgen. Vi. een extra aantal .antastpunten kan 001 de ligging van het objekt-nulpunt bepaald vorden.
Ha deze procedures kan het .eetproces geltart worden: elk .eetpunt wordt hierna oagerelend in objeltcoOrdinaten. Uit de aeetpunten lunnen nu a.h.Y. de coaputer de aeetwlarden vorden berelend. Hoevel tussen de onderlinge .oftvarepakketten, die ter belchikking staan oa aeetwlarden te berekenen en uit te Yoeren, ver.chillen bestaan zijn deze toch niet zo groot dat deze afzonderlijk besproken dienen te worden. DBaroa wordt hier in bet kort .en overzicht gegeven van het loftwarepallet yan een fabrikant (Zei.,) die een leidende rol speelt in bet 3D-aeetgebeuren. Dit .oftvarepakket kent een ,root aantal procedures die op drie aanieren kunnen vorden opgeroepen t.w.: a. via "druk op de knop", b. via geadre.seerde progr .... ·., c .• peci.le .eetprogr .... • ••
•. "Otuk op de tnop· procedures. Hier.ee worden een aantal ba.i.- en koppelingoprocedurea opgeroepen. Na oproep voIgt een eenvoudige dialoogprogra .. ering vaarbij de aeetgegeyens worden ingevoerd waarna de berekeningen ter bepaling van de aeetwaarden worden uitgevoerd. De aeetwaarden worden via printer of beeldschera uitgegeven. rig. 4.25 geeft de basi.procedures die op dete aanier zijn op te roepen.
~ r ...., .,.
... -.-. ....... -. .' . )( .' If.,,,, .-.-.-..... . ....
..... -----... . ' .,.:----....... ..... ,/
\Jnt vlak ~i..!~L ell Ips
" •
© • I " • • • · l · .... ... ... --- - ... ..! ... .. · .
kOllel 1\ in ci I inder kegel
Fi9. 4.25. 8asis.eetprocedures.
II'ITO-curSUs lti!ettechniek voor bet Begio~al Centrum Eindho\len I Pagina 2.14
Elke procedure eist een .1Dlau. aantal aantastpunten vaarna de gewenste struktuur die door deze punten is valtgelegd vordt berekend. Meer dan het ainlaua aantal aantastpunten geeft de aoqelijkheid de bestpassende fiquur te beretenen all aede de standaardafvijtinq en extreeavaarden. De koppelinq.procedures kunnen worden toegepast op eerder qeaeten geoaetrische ele.enten. Ter beschikking staan de procedures: snijpunt, sy •• etrie, afstand en loodlijn. Deze koppelinlsprocedure. kunnen b.v. worden lebruikt bij bet berekenen van de .fstand tussen tvee punten, bet snijpunt van een lijn aet een vlak, bet syaaetrlevlak tuslen tvee qeaeten vlakken etc. In Fig. 4.26 zijn deze aoqelijkbeden in een tabel opqenoaen.
koppelingsprogramma'slsni jpunt I I ixnmetriel I ahtand [Ioodl i in
comblnaties
punt IiJn vlak c.irkel
[ ahtand I I aFstano I punt
I s xnwne t ri !J (Ioodl i In I Iloodl iJn ] I sxnwnetr iel Isnl iount I 1':"I]~D"r I
Ii jn Ilooan in I (ixnwnetrle I l'ooiJllJn I
[s lnwne t ,. e I llooaTi in I I sn; jpunt Innwnetr'e I I
vlak Ilooolijn I ~snrJeunt ~ -I)gggl i ill I [ looiJlljn I
I ardana I I ahEana' I --Isni ipunt ! cirkel I S :i!!!!!U ria I s Xnrne t r i e I
Fiq. 4.26. Mogelijkheden koppelinqsprocedures.
Haast een procedure voor het teruqroepen van eerder bepaaide aeetvaarden zijn nov procedures aanvezig voor het o.rekenen naar pool coOrdinaten, bet berekenen van boeken uit a.etvaarden, bet bepalen van vora- en plaat.tolerantie. en bet uitprinten van een a.etprotocol. ft. protocolhoofd aet inforaatie over het aeetobjekt vorden de aeetvaarden qeprint. Ret is .oqelijk vooraf de noainale vaarden in te geven al •• ede bet tolerantiegebied vaarna bij uitprinten wordt aangeqeven boe de ligginq is van de .. etvaarde t.o.v. de noainale vaarde.
I'IID-cursus l1eettechniek voor bet Regionaal Centrum EindhotJen
Pag-ina 2.15
4.3.4. Meetnauwkeurigheid 3D-aeetaachine •.
loal. al in het voorgaande in uiteengezet il door het inzetten van 30-aeetaachinea een enorae reduktie van aeettijd bereikt terwijl door het juiat inletten van de loftware, aeetprobleaen kunnen worden aangepakt die tootheen vrijwel onoplo.baar waren of ain.tens leer veel aeettijd vroegen. Dit aIle. i. vrij interel.ant doch niet voldoende: de aeetnauwkeuri9heid aoet toereilend lijn. Daar bet bier 9aat oa kapitale .aehines vaat een 9rote .artt voor ii, doen fabrik.nten bun uiter.te best hieraan te voldoen. In de folders vindt aen dan oot leer acceptabele vaarden voor Grote aeetvoluae •. Reali.atie in'de prattijk blijkt echter heel aoeilijk. £en onderloet in een bedrij! aet 80! aeetaachines heeft uitgevezen dat veel aachines Diet 6an de specifieaties voldeden, speciaal de ainder nauwkeurige aeetaaehines. Bet is daaroa noodlalelijk, aeer nog dan bij produttieaachines, na te 9aan of de Ipeeifieaties in de praktijk vorden gehaald. oaar eehter, in tegenltelliAg tot de produktieaaebines, de 3D-aeetaachines -jon9- lijn is aen er tot op heden Aiet in geslaavd internationaal afnaaenoraen vast te leggen. Vel vordt er in veel laboratoria gevertt .an aethoden en testobjekten voor de atn&ae van 3D-aeetaaehines. Oa eni9 inlicht in de problematiet te vertrijgen vordt nu eerst in het tort .and.cht aan de foutenbronnen besteed vaarna enige testaethoden vorden besproken.
Foutenbrpnnen.
Men kan bij het 3D-aeetproces een vroot aantal foutenbronnen onderacheiden die lijn onder te verdelen ala in Fig. 4.28 is aangegeven. De foutenbronnen lijn grofwev onder te verdelen in: - apparaat vebonden bronnen, • Aiet-appar •• t gebonden bronnen. "iet-appar.at gebonden bronnen lijn 0 .•. teaperatuursinvloeden op de aaehinestruktuur. Met naae temperatuursgradienten lullen vOlaveranderingeD in 0 .•. de geleidingen veroollaken.
... twaarde v.rWerklng
dl 9 I tal i sering' - Interpolatle - software
Tastsysteem - nul punt . • ka I ibrat Ie - omkeerfout • reproduceerbaar
CoHrd inatensys teem - haaksheld - rechtheld'
Taster ~~~~~~1 - .ech. gedrag
- e last lei tel t
amgev I ng is I nv I oed Mee ts y $temen - temperatuur - trllllngen - yoeht
Fi9. 4.28. Foutenbronnen bij 3D-aeetaaehines.
- doorbuiging
Objekt - oppervlak - hardheld - gewieht .
I'Iro-ctrsus It!ettechniek l}OOr bet Beg ionaa 1 Centrmn Eindbot.Jf!n
Pagina 2.16
Yocbt van buiten op de tafeloppervlakte eebracht levert een oppervlaktelpanning waardoor ook voraafwijkingen in bet tafeloppervlak ontstaan die van delelfde grootte-orde kunnen zi;n. Ook de aeetatrategie speelt hi; bet nauwkeuri9 aeten van voraen een 9rote rol. liest aen de aantaspunten te kort bi; elkaar. b.v. bi; bet aeten van een bolvora, dan lal de door de aantastpunten berekende bestpassende bol geen nauwkeurige dia.eteraeting opleveren. Soas zal aen deae onnauwkeurigheid echter aoeten accepteren daar bet te aeten oppervlak klein ia. Ook de gevolgde rekenprocedure. zoals deze in de software is vastgelt9d, tan in bepaaldt situatiel probleaen opleveren en zelfs instabiel worden waardoor 9rote afwijkingen kunnen ontataan.
Het 9rootlte dee I VAn de foutenbronnen ia echter aet de aeeta.cbine zelf verbonden. Afwijkingen kunnen o.a. resulteren uit: - afwijkin,en in de atetsy.teaen, - afwijkingen bi' elektroniacbe interpolatie, - kantelingeD van bewegende delen waaraan bet taltsysteea is bevestivd, - afwijkin,en hij bet aaDtalten, - baaklheid van de aachine-alsen. De eerste tvee bronnen ,1jn op te sporen door nauvkeur1ge kalibratie lan9s de aeetassen a.b.v. een laserinterferoaeter. Vel dient aen op de boede te llin voor extra afwiikingen t.,.v. kantelingen die hier all derde zijn opgevoerd a.ar soas gesuperponeerd ziin op .fwijkingen uit de eerlte groep.
z·
Fi9. 4.2' Foutenbronnen t.9.V. rechtheid- en haeksbeidafwijkinqen.
Ooor op verschillende plaatsen te kalibzeren kan .en de afvijkingen scheiden. Naast de afwijkinqen t.,.v. kantelingen levert bet niet baak. zijn van de .. chine-assen ver,elijkbare afwijkingen. In rig. 4.29 liin dele .fwijkin"yoraen lan,s de coordinaatas.en van de atetaachine tescbetat. Ret niet baaks zijn Yan de assen koat tot uitinq in de assen Y' en z' aet boeken at _ en 1 t.o.v. de ideale situatie. oa dele as.en treden t.,.Y. bet niet recht Ilin van de ,eleidingen rota ties op: voor elke a.richtinq tvee rotaties oa de andere .ssen terwijl d14r de rotatie oa de elqen as noq bl,koat. In 4lt tader 1. bet Diet aogelijk al deze arwijkingen te berekenen, vel ,al au yoor een a., de y-a., in het kort een opso .. inq Yan de r.sulterende afwijkingen vorden ,eleven. De storin9.bronnen lijn: - alwijkin9 in de baaksbeid a
Il'fI'O-cursus It!ettechniek voor bet Beg ionaal Centrmn Eindhoven I P&gina 2.17
- rotatie rond X-as 'xr - rota tie rond I-as 'IY
rotatie oa d, V-a' '" • Ievert tvee afwijkingen t.w.: (voor kleine hoeken) - voor de x-richting Ax • ya - voor de y-richting 6, • J .2
'vv veroorla.kt fouten in de x- en I-richting en de grootte is afhankelijk van de afstand R(x,z) van bet aeetpunt tot bet rotatiepunt. Voor de xfiebting voIgt hier: Ax • R lin. '" en voor de z-riehting: 61 = R cos. "V' • il de hoek die R(x,z) in het x-z viat .. akt aet bet x-V vlak.
'" geeft ook twee afwijtingen: - voor de ,-richt~ng 6y • "i' 2
voor de z-richt1ng 61 • Z ~
Tenslotte geeft ',y de volgende afwijkingen: - voor de ,-riehting 6, • ".,
d .. X'~y2 - voor e .-f1chtlng Ax •
Met de waarden x, , en z worden de verpIaatsiDgen bedoeld bij de optredende boeken a, 'x, en 'IY en lullen dus i.h.a. Diet gelijk lijn aan de coordinaatwaar4en van de aeetsrsteaen. Oit dele korte analyse lal dui4elijk zijn dat de toutenstruktuur Van deze bronnen al zeer geco.pliceerd is voor drie assen. Ock de atvijkingen optredende bij bet aantasten dienen nog in de beschouwing te worden betrokken. Hiertoe beboren .chakelfouten bij sChakelende tastsysteaen en aeet- en instelfouten (ook oakeerfouten) bij aetende tasts,steaen. De afwijkingen die bij bet aantasten van een objekt ontstaan worden veroorlaatt door doorbuiging en .fplatting van de tasterara en -kogel. De dOQrbyiqinq vordt berekend uit de volgende relatie:
Al = ~ Hierin is F de aeetkracht, I de tasterlengte voor doorbuiging, E de eltisticiteitsaodulus en 1 bet polair traagheidsaoaent van de tasterstaaf. Voor een ronde staaf is I te berekenen uit I c rl d4 aet d de dia.eter van de staaf. De aeetkracht F is aeestal instelbaar en Ii9t tussen 0,' en 5 N. It zij opgeaerkt dat voor bepaalde aeetsituaties 4e doorbuiging precies even groot is als bij de tasterkalibratie en derhalve niet doorverkt in bet .eetresultaat. De afplattinq is aet de formules van Hertz te berekenen (zie o.a. Dubbel, pag. 214). Deze heeft afgeleid vat de nedering is tussen tvee objekten ala deze aet een kracht F op elkaar worden gedrukt. Rier g&at het oa de tasterkogel die tegen bet objektoppervlak gedrukt wordt. De nedering bangt van F at, de kroatestralen van tasterkoge1 en objekt, de elastieiteitsaoduli en de Poi •• on constanten. Voor ftaster« robjektkan de nadering W beretend worden uit:
2 2 " • 1 u! (~ + ~]2 Iir 1 2
Hierin is d de diaaetet van de tastetlogel, 6 • 1-a2 aet a de PoissoncoDstante (a • 0,3), E de elasticiteit.aodulus.
De fabrikanten ,even de toegestane aeetfouten ditwijis op al. een constant tedeelte plus een leDgte-afhankelijk deeI: AL • A + IL, hierin ia L bet aeettr_jekt. De beste aeetaacbines bereiken een opgegeven teeleatbate voluaeaeetafvi;kiD9:
AL = (1,5 + ~ pm) L ift ..
in een aeetvoluae van 0,35 a3.
Itm>-cursus Jteettechniek voor bet Regianaal Centrum Eindhown I Pagina 2.18
Kalibtatie yan3D-meetlachiDes.
Uit bet vooIgaande zal het duidelijk lijn geworden dat de kalibratie van 3D.eet~achines tijdena afnaae aaar oot tijdens gebruik een noodzaak in. 8et is dan ook Diet verwonderlijk dot over de gehele wereld pogingen worden ondernolen 01 te kOlen tot een alveleen geaccepteerde kalibratie-opzet voor 3D-Ieetlachine •. Tot nu toe is aen hierin echter niet ge.laagd. Vel lijn in West-Duit.land (VOl/YDE-co •• issie) en de VS werktroepen gestart let bet doel in die landen te komen tot een kalibratieprocedure. Men is bet er wel over eena dat het gedrag tijdens verplaatsingen evenwijdi; aan de asriehtingen het beat kan worden gemeten met een laserintetfetoaeter. Ret is aet de laserinterferoaeter mogeliit zowel de X; y all z-as aeetsyateaen te kalibreten en daatoaast logelijke effekten van tantelfouten op te sporen door op verschillende plaatsen in het leetvoluae te leten. Gok kan de inlte)nauwkeuri,heid worden gekalibreerd via herhaald leten van dezellde positie. Bij het kalibreren van de leetsyate.en kan bet aantal te nelen .eetplinten n op de leeUentte L een punt van (Hscussie lijn. Een redelijke
Iteekproef tan lijn n • It aet L in aa. Oe aeetwaarden kunnen bijvoorbeeld vorden opgezocht in een randoltabel.
Voor talibraties langs diagonalen wordt ,ebruik gelaakt van objekten aet betende lengte loals eindaatenaets en kogelstaven. Voor het testen van de reproduceerbaarheid van de aeetaaehine in het gebele aeetvoluae zijn een aantal aeetobjekten ontvitteld waaraan op de leetplaatsen dikwijls kogels lijn bevestigd daar deze rekenteehni.ch een goed te hepalen struktuur bezitten. De togels vorden op atstand gehouden door staven aet een lage lineaire inzettingacoefficient (l.u.c.). Oitwijls wordt biervoor aet toolstorvezels versterkte tunstltor toe,epast. Wanneer de vezels in de lengterichting lijn aangebracht bedraagt de l.u.c. a _ 10-1k- 1. Ter orientatie: voor staal is dit a • 10-5t- 1. Fi,. 4.30 geeft een schets van een .antal ontvorpen testobjekten.
Fig. 4.30. Testobjekten voor kalibratie lO-leetaaehines.
Il1TO-cursus It!ettechniek vaor bet Reqionaal Centrum Eindho~n , Paqina 2.19
Bescilrij"ing van de handeUngen om een bestaand progral'l'lT& op te
starten en te laten lopen op de FN-905
De 11£htdruk uoor de lrohtlagers D'Det grater dan 4 Bar zijn.
Di tis 1 inks in bet midden onder aan de zl jkant van de nBchine te
controleren.
Stop de startdiskette (*1) in de linker drive unit (drive 0).
De diskette waarop staat "regionaal centrtDn" bevat bet \IoE'rkstuk
progranua en DDet in de rechter drive gestopt Wlrden (drive 1).
Zet de schakelaar op de slot aan en start direct daarna de
neetnBchine door de sleutel op de stuurkast rechtsom te draaien.
op bet numerieke display op de stuurunit'(direct hoven de
sleutel) geeft nu ABS0 (absoluut 0).
Dit wi! zeqgen als u op bet brandende lanpje "start" van de
a£standsbediening drukt gaat de nBchine in bet coordinaten
nulpunt staan ,kijk of er niets in de weg staat want de nBchine
loopt dan naar de 1 inkerbouenhoek achter.
De startschij£ is inmiddels opgestart en W'aagt nu om de dattDn
(geer nu de datum in. de dagen, nBanden en jaren gescbeiden door
een punt), en de tijd in. ledere inUDer naar de corrputer DDet
Wlrden argesloten door de knop "E>l'I'EE" in te drukken.
Stop na bet uitnemen van de startdiskette de proqrammadiskette
(*2) in drive nul.
Als deze disk is opgestart, verschijnt bet beeld zeals is
\IoE'ergeqeuen in f iq 1.
I!'ITO-cUl'SUs I'Ieettechniek 'ODOr bet Reqionaal Centrum Eindhoven I Pagina 2.20
1.3. OIALOOG TUSSEN DE COMPUTER EN DE MEETTECHNICUS
Na het inlezen van de software wordt op het beeldSCherm aen gratiak waargagavan. dia de maettachnicus alia informatia ovar da toastand van hat pro· gramma op dat oganblik geeft.
WITUTOVO GEOPAK200-1 MAND. Veld 1
velCl2
Veld 3
VelCl 5 Eci11:or 3613 NAmm Alplla
Vetel 8 KOOrO.
Fiq. 1 Taster
Veld 1 Aanduiding van da software en de machine·uitvoer (Handbediend of KMM.cNC).
. Veld '2 Aanduidlng van de programmastappen die worden uttgevoerd. Als de programmastappen an de gegevens verder tarugliggen in de programmavoortgang en niet meer in deze dialooggrafiek zlchteaar zijn, dan kunnen ze door hat draaien van een draaisehijf op de computer worden teruggespoeld.
V.,d 3 . "'glfta van hat funktiamenu in de basisuitvoering. Blj het oproepen van de hoofdfunkties met hulpfunk· tie8 worden daze aanslultand aangegaven. Aangazien zowat het funktiemanu als het manu mat hulpfunktias meer ruimte innaman dan baschjkbaar is kunnen ze door da toetsen K5 en Kg. die zieh linksbOven op het toetsancora bevinden. voor- en aehtar· ull wordan gablaaerd. Tekstuitvoer via het beeldscherm wordt ook in het wid aangegeven.
Va/d4 Hier wordt de meettachnicus intormatie aver de toestand van het programma verschaft: in de aerste ragel da bedrijfsfunktie (enkelvoudig-, letr·, herhaal, 01 editaer·funktia); H.t until neg beschikbare regals in de leer- of adj· .. er1unktie. de N·puntmeting en de meeteenheid (mm . of inch), absoluut of incrementaal; in de tweede regel de prOflrammanaam in de leer·, hlrt\aal· of de editaerfunktie: in de derde regel staat hel kOOrdlnatansystaemnummer, oat opgeslagen en In gebruik is. evenals de Ultveer van de gegevens in kartesiscne, polaire of cWnderkOOrdinaten;
.veld 4 , 0 ·Kart. , 1 XY Vial< -
velCl 7
in de vierde regel bevindt Zich de in gebruikzijnde taster en het proiektievlak waarin de projektie plaats· vindt (aileen bij een opgeroepen taster en ean ingeschakalde projaktie) .
Veld 5 . Aanduiding van de laatst opgeroepen funktie of een gestelde vraag bij een toegevoegde invcer voor de hulpfunktjes. Veld 8 Invoerveld: Hier wordt de tekst weergegeven voor het briefhootd van hat meerrapport of de gelallen· waarde bij de moetzljn-is-vergelijking. die na invoer bf rt aan van het programma met de CONTINUE ·toets vastgeJegd moet worden.
Veld 7 Oialoogveld: Na het oproepen van een geometriseh element wor· den het regelnummer. het element. het meetpunt en het totaal aantal meetpunten aangegeven.
, aij de repeteerfunktie worden aanvuUend de nummers van het repeteerverloop aangegeven.
rrro-cursus tleettechniek \ltIOr bet Beg ionaal Centrum Eindho\Jt:m
Pagina 2.21
*1 startdiskette --- D-486
*2 prcqrammadisk
Geopac 00( 13, 1) Nl.
startdisk
etc.
D-2484
Geopac 200 (13,6) NL
Program disk
etc.
No is de nachine in bedrijrskla.re toestand.
Plaats bet \erkstuk op de tarel zeals is \eergegeven in fig 2.
De juiste taster cotrbinatie dient nu gekozen te W)rden.
De verschillende runeties W)rden door t\ee toetsaanslagen
opgeroepen, en door "continue" toets afgesloten, in di t geval.
TA en daarna een 2 QDDJ" de tasterdata van disk.
Kies nu de taster met:
TW en daarna 1 voor tasternummr 1.
Het bestaande meetprogramma kan nu opgestart W)rden met:
HF Wilt voor berhaal funetie staat.
No ~t de programma naam gevraagd.
Dem is Fr-003
Toets nu &en aantal nalen "continue" in en veer de qevraagde
metingen uit uolgens fig 3
V lak A , 3 meetpunten
Li In B I 2 meetpunten
Li In C ,2 ueetpunten
Kies uoor de meetpunten de JUiste positie zeals in de fiquor 3 is
.... rgegeven.
I'fro-ctrsus it:!ettecbniek voor bet Regionaal Centrum Eindhot.Jen
Pagina 2.22
I I ",-+_..1
Fig.2
Fiq .3
Itm>-cursus l'i!ettechniek 'UDOr bet Reqionaal CentrlDR EindhouenI
Pagina 2.23
fb?gteneter
In dit prakUkmn onderdeel lIBken tr2 kennis net de sterk in
opkomst zijn de boogteneter. De uituoeringen varieren van
onnam4leurige en eenvoudige tot nam.ic.eurige en ingewikkelde
lll!etapparaten net auto11Btische gegeuens \'Iertr2rking, soms zelfs
net een aangekoppelde conputer. In \'.EZeft is de boogte neter sanen
net de vlakplaat traarop hij gebruikt t«Jrdt te \'Iergelijken net een
schui£naat. De vaste bek \'IDf'dt door de vlakplaat gerealiseerd en
de be1ilEgende schui£ door de be1ilEgende slede net de taster.
Iedere in de handel uerkrijgbare boogteneter heett zijn eigen
specifieke gebruiksaanwijzing,de handleiding van de boogteneter
die in bet praktikmn \'IOrdt gebruikt is hierna in uerkorte vorm
opgellD1ll!n.
Enkele aparte invloeden die de naU\4(eurigbeid van de netingen
kurmen beinvloeden, t«Jrden hierna kart behandeld.
1. De vlakplaat \'I8.arD\'Ier de hoogteneter beleegt 1IIJet zeer vlak
zijn, zodat bij bet \'Ierschui\'len van de hoogteneter de Ie oreIe
kantelfout klein blijft. VOorbeeld: Als de rotatie van de uoet
2·' is en de uitlading van de taster tot bet midden van de veet
e = 150 l1li1, dan geeft dit een boogte variatie op h van
Aih = 150 * 10-5 DIn = 1,5 pm.
Fig.!
r I
t-,
I t
1
4:- ...
IKI'O-cursus lteettecmiek voor bet Beqionaal Centrmn Eindhoven I Pagina 3.1
2. De I¥xMjJteneter is verplaatsbaar over de vlaktafel door een
aantal lu:::htlagers van lu:::htdruk te voorzien. Hierdoor Wlrdt
de I¥xMjJteneter in b:Joqte opget i Id en kan zo nakke 1 i jk over de
vlaktafel Wlrden verschoven. Voor de allernamAleurigste
netingen dient de I¥xMjJteneter vast op de vlakta£el te staan.
zodat de lu:::htlagers dan uitgeschakeld aoeten zijn.
3. De rechtbeid van de geleiding is zeer belangrijk. Als tijdens
bet be\egen van de WiCJf!n over de geleiding ratatie a£wijkingen
ontstaan leiden deze ook \eer tot Ie orde kantel£outen, zoals
in f iquur 1 aangegeven.
4. ft!t de hoogteneter is bet vaak 1IIJqelijk om haaksheden te
neten. De haaksbeid van de hoogteneter ligt in de orde QrOOtte
van 5 tot 20 pm over 500 tot 800 RID lengte. (Frontaal en
zijdelings SOmli verschillend). Voor de DDr1lBie netingen is
deze haaksheid atwijking niet erg belangrijk. ondat deze leidt
tot een 2e orde atwijking, W?lke over bet algeneen
ver\1Barloosbaar is. Bij de haaksheidneUng zelf J'lDet u hiernee
rekening houden.
5. De neetkracht Wlrdt neestal door bet apparaat zel£ bepaald.
Zorg echter dat niet net te hoge snelheden aangetast Wlrdt,
omdat dan door de grate 1IBssa die vertraagd aoet Wlrden tach
grate dynanU.sche neetkrachten kunnen ontstaan. Hierdoor is bet
~rkvlak vaalc. al beschadigd terplaatse 'tBar later de neting
wordt uitgevoerd.
IlffO-ct.rsus i'leettecmiek voor bet Regionaal Centrum Eindhoven I Pagina 3.2
Opdrachten:
1. Controle van de haaksheid.
TiJdens de haaksheidneting "-Drdt gebruik geDBakt van de
biJbehorende indllJtieue opnener. Controleer de haaksheid net
de haaksbeidzuil. sanen net de analyse nethoele (zie proef
Eetmicroscoop pag ina 9.8).
2. Plaats een kOCJeltaster en kalibreer deze.
3. Iontroleer de lineairiteit net een aantal eindnaten. Bereken
oak de invloed van de eindnaat (Gebruik eindnaten kwaliteit
1 toleranties pagina A.3 en A.4).
4. Veer netingen uit aan \erkstuk 1 en 2 en vul de naten in.
5. Controleer frees\erkstuk FR-e01
6. Verricht een aantal netingen aan de autozuiger.
a. fti!et de Ugging van bet gat uoor de zuigerpen t.o.v. bet
koplak van de zuiger.Bepaal oak de euenwijdigheid van bet
gat net bet kopvlak.OnnatMteurigheid 0.02 ml'l.
b. fti!et ook de dianeter en de hoagte van de zuiger.
~tMteurigheid van de dianeter 0.01 DIn. Ibogte 0.5 DIn.
IPDO-cursus I'IE!ettechniek voor bet Regionaal Centrum Eindhoven I Pagina 3.3
Werkstuk 1
/,
Werkstuk 2
l1TO-cursus tleettechniek \QJr bet Regionaal Centrum EindbDuen
Pagina 3.4
ITeesW!rkstuk FR-001
FREZEN OPDRACHT RC-mto 1
C'---~----__ ~--------__ ~-r_ L _ _ _______ __ "
C~~ ________________________ ___
N
o 4. 40 1680
o -.+X -.. 42
+Z V I
"' I
-~ ... ·~--·t·-·+-·- . -~ ~ I
I , I 0
'h I
J
I
71
t ol.t 0.1 mat: aluminium 51 ST
IMO-cursus I'Ieettechniek 'VOOr bet Beg ionaal Centrum Eindhouen I Pagina 3.5
II HANDLEIOIHG l1i tutoyo Hoogteneter II
Operation/Measurement
The Linear Height is equipped with two measurement modes, ABS ("Absolute"), and INC ("I ncremental"). enabling the setting of two different origins for measurement. The ABS/INC mode key can be used not only for measurement in either mode, but also for recalling the origin of the other mode .
• For details, refer to section 2.3.1 (2) .
• After power is switched ON, the machine in its initial state will show the ABS mode setting.
tm:>-cursus tl!ettechniek voor bet Regionaal Centrmn Eindho'.Jen
Pagina 3.6
2.1 Functions and Operation of Main Unit Components
Fine feed knob
Slider cl.mp knob
[~J\ 000
OO~O DOll .. ...
Fast feed Iwitch
Rotarv $witch
2.1.1 Slider drive function
( 1) Rotary switch
Illustration
-f'~O" 5tt)f'- '
1----.....vt--"' •
"';"D"O\ :} tt'.... . , . "'--,
", o , • 0 0 0 0= HOlD ASS INC 10
o mm
Function
eActivates motor to drive the slider up or down and halt It.
elnputs measurement values to the counter ilnd holds displayed values
simultaneuusly.
Motor drive function is off
Slider moves up
Slider moves down
. eMeasuring sptltld will be 10mmlsec with the slider moving up or down.
When the probe comes into contact with the workpillce al this speed. it
constant measuring force is applied to the workpiece Irefer to 2.1.2
P14): The rotary switch in the t position sets the mode tor ball diameter com· pensation. with the mode LED lightiny on the counter. Refer to item 2.1.3, P15 for details.
(I"fro-cursus I'l!ettechniek vaor bet Reqionaal Centrmn Eindhcruen I Pagina 3.7
Illustration
-;~. ..... 1-' ......
to- Buzzer)
Function
-With the prohfl in contact with the!
workpiece. set the Rotary switch to INPUT (t for under work surface measurement. , for upper surface measurement). The buzzer sounds. display is held and measurement values are input .
-When the switch is set to any other position. HOLD mode will be released and the machine will enter the
normal counting state.
Be sure to loosen the slider clamp screw when slider travel is required. The slider can be moved manually with the Rotary switch set in any position, but must be motor driven when applying the probe to a workpiece.
(2) Slider clamp and fine feed knobs
Ulustration
Clamp
Slider clemp knob
Slider moves down S'ider moves up
(~) Fine feed knob
Function
-Fine feeding of slider
Clamp the slider by tightening the slider clamp knob.
Turning the fine feed knob one rotation clockwise or counterclockwise will make the slider move up or down respectively in O.Smm increments. Fine feeding of the slider after clamping is possible over a distance of 12mm.
11'!rO-our5u5 It!ettechniek voor bet .Regionaal Centrum Eirxlhouen I •
Pagina 3.8
(3) Fast feed switch
Illustration Function
• <."". ,,:, .. , ... U , -, \
• Rotary sWitch at 'or , will spoon Ul.lliliUtll trawl tllruugh motor drive.
Rotarv switch at t Or I
FAST--Q
With the Rotary switch at tor, and the fast k'()d switch deprl!ssed, slider travel will speed up to approx. 40mm/sec.
Be careful when operating the slider not to hit it against uilhur its upper or lowur stopper.
2.1.2 Constant measuring force
When the Rotary switch is set at t or I , the slider travels at about 10mm/sec measuring speed. The probe coming into contact with the workpiece at this speed exerts a uniform measuring force automatically to carry out measurement. When, as in the diagram. the probe is brought into contact with and applies measuring force to the curved work surface (with the Rotary switch at I ). and the workpiece or Linear Height are made to slide horizontally, the probe will trace the surface at constant measuring force. In this way, the MIN (lowest) and MAX (highest) points of curvature and parallelism can be measured.
z i
)( c( :E
____________ .....:I-________ -'_Origin point
Ilfi'O-cursus lteettechniek 'ODOr bet Reqionaal Centrum EindhD\lenf
Pagina 3.9
a
b
2.1.3 Probe ball diameter compensation
A normal measurement with a linear Height would consist, as in Table a, of the display and input of the measured distance from the underside of a probe ball il) contact with an upper surface of a workpiece to the origin. In Table b, on the other hand, where height measurement is carried out with the probe set at an under surface of the workpiece, the value displayed and input must be a sum of normal measurement value and probe ball diameter. Thus, ball diameter compensation can be defined as the automatic addition of ball diameter limited to cases where measuring force is applied in an down-lo-up direction on the workpiece. To make use of this function, probe ball diameter must be input in advance. Refer to item (1 I, section 2.3.1 "Ball diameter input" on P.17.
Measuring conditions Rotary switch set
Display loperation
II> => iV >
11 >-.. -a ..
is
J/ Ball diameter
T
& :~~
-Ball diameter compensatton mode indication is unlit.
+g. _UT
-Measurement value from underside of probe ~
Origin ball taken without change.
&t1
~~ -~ - Ball diameter compensation mode indication
t- is lit.
SlOP " ,"
i~ 11
ji I
,"Put •
Origin -Ball diameter compensation is counted.
(1) As ball diameter compensation is always performed through setting of the Rotary switch. compensation will not be effected with the Rotary switch at STOP. even when measuring force is manually applied in an upward direction.
(2) When the Rotary switch is at f to drive the slider in that direction, the counter will enter the ball diameter compensation mode automatically. In this case the height of a probe is counted and displaved with ball diameter compensated, even when the pro~ is not in contact with the workpiece.
Irrro-cursus I'I!ettechniek voor bet Regionaal CentrtDn Eindho~"iml Pagina 3.10
2.2 Counter Functions and Mode Operation
2.2.1 Counter control panel LEO Inch indication - (For export model onlvl
FOIoIr Intever dillitl Thr •• ~c:lm.1 digiti
mm indil:llion
inch Indic:atlon
8888.888 88.88888 ----- Oilplay
• Two int.r digits Fiw _imlll digiti
This shows a maximum of 7 digits for the slider displacement counted or for values set bV the Digital switCh. A - sign can be displayed (but not a ... sign) as well as the 7 digits.
+ 123.45 (mm)
Z>
Mode LED indications The indil;C;ltors light in response to mode key oporation.
Mode keys U:.<"J lUI p"':il!III1I\J ,111<1 't:It'!il,IlIlI!J v.lhlt:~
and for selecting measurement modes.
Buuer
inch/mm Inch/mm selection switch IFor export model onlvl
Digital switch This provides the +/- signs and 1 digits which can be used for setting values. The dial is turned by pressing on one of the small buttons provided on both sides of tkll:h dldl. 1 htl SWitch dOt!'S 1101 have d
decimal point dial, but a fixed decimal point is maintained in mm or inch displav mode.
+23.45675 (inch) -ll,
In the case of inch display, the last digit (i.e. in 5th decimal place) set by the Digital switch can be rounded in the following manner:
: ] raisect to 10
For example. +2345678 as set by the Diyital switch willuocomc 23.4b680.
L~~ l3.'1 S68G )
hm:.>-cursus tteettechniek ~ bet Regionaal Centrum Eindho\lenl
Pagina 3.11
2.3 Input/Operation by Each Mode
2.3.1 Preparations before operation
Be sure to input ball diameter and set origin before starting measurement operations.
(1) Ball diameter input
This mode inputs probe ball diameter in advance for ball diameter compensation (refer to p. ·15). There are 2 methods which can be used with this mode. CD Input of values with the Digital switch ® MCilsuromcnt input through use of a reference
block (special accessory).
Q) Input with Digital switch
Illustration
BAll ,<..
~D--'l
xx.xxx
Operation
-Depress to enter the BALL mode. The BALL mode LED lights.
If ball diameter is already input. that value will be displayed.
2 [I + I 0 I 0 I 0 I 8 I 0 I 0 I 0 II -Set the probe ball diameter on the
Digital switch.
Dial setting example: Smm (+00080001
3 -Depress to set the diameter. The DIA mode LED goes off when input is complete,
--------------------~-------------------4 BALL
~D
B.GGG
- Depress again to call the input on the display. Ball diameter is displayed (as 8.000. for example).
II'II'O-curSU5 lteettechniek VDOr bet Regionaal Centrum Eindho'Uen I Pagina 3.12
1
2
® Input with referenc~ block measurement
Illustration
BALL rt-
~D-·~
I xx.xxx J
Rotary switch
,[)
-'0 t -- . ..... -,---,. . (Input) Reference block
IBuZler sounds)
Operation
- Depress to ellter the Ball mode. The Ball mode LED lights.
If there is a ball diameter .value al· ready input, that value is displayed.
-Measure point A. Set the Rotary switch to, and measure point A.
Reset the Rotary switch to INPUT to input the measured value.
The measured value is held. -------------------- ---------------------3
t jof"," -
B.GGG
p: o (Unlitl
-Measure point B. Set the Rotilr y swi!eh to t and measure point B.
Reset the Rotary switch 10 INPUT 10
input the measured value.
Ball.diameter is displayed.
elnput the ball diameter value. Setting the Rotary switch to a posi· tion other than INPUT will input the ball diameter villue turning off the mode LED lamp, and ordinary measurement mode is resumed.
-Ball diameter will remain stored in memory even when power is turned OFF after diameter input.
-As flltli;lSUrelllent wilh Ihtl luloluncc uluck lIloons thaI valid ball diameter input can inClude any error due to probe wobble elc .. input of ball diameter should be made with the reference block. rather than with input by the Digital switch, to obtain strict accuracy when measuring.
fMro-cursus li!ettechniek QQOr bet Regionaal Centrum Eindhouen I Pagina 3.13
(2) Setting the origin
The origin can be established by zerosetting or presetting in either the ABS or INC mode. Select a desired measurement mode and set the origin.
Operation
-Select the measurement mode.
<D ASS/INC - Two origin points and the way to set them
The ASS and I NC modes are set alternately each time their mode key is depressed.
Either the ASS or INC measurement modes can be selected and measurement based on the origin set for either can be carried out.
After power is switched on, the machine in its initial state will be rn the ASS mode.
<I> Zerosetting.
The origin is established by zerosetting the meas-
Illustration
'" • ASS
'MC
urement point chosen. Indication LED will light for either mode.
Illustration Operation
-;'.1;)_ .. ',It.'
1 "",,--...-
ZERO
~D x.xxx
11000
Illustration
"";~D-·-· 5lQfl- ,
,---- "" _., I~
Ball diameuit, compenution mode LED is lit.
URO
~D x.xxx ]
( 0.000
.Sets as origm an optional point to which probe is applied. Move notary switch to • position to set probe on upper surface of workpiece. Depress lero switch. Then the display is reset to zero and the origin is set there.
Operation
.~ts as oriyin an OPiiOlldl point where ball diameter compensation is necessary. Move Rotary switch to t position to set prolle on under suridCtl of work· piece in the ball diameter compensa· tion mode. Depres~ lero SWItch to set oflyin.
ItIJ'O-oursus I'INttechniek VIDOr bet Reg ionaal Centrum Eindhoven I
Pagina 3.14
4 ~A I~.DDD ] ,
('II /( 0.000 ] ...
---I . 10.000 ]
-Where it is desired to set the origin at either MAX (highest point), MIN (lowest point) or CENTER (center point; refer to the section on the modes tor eachl. this can be done bV depressing the ZERO switch when one of these values is displayed.
@ Presetting
This mode sets the origin at an optional distance
from a measured point by entering the distance on the Digital switch.
To set the origin. use an accurate master of known dimensions such as a gauge block.
-Probe movement after zero setting and the display changes.
'0 tt n_[ I I.SDD ) 10"'" "" , --.... , .
( 0.000 ) Ball diameter compen$llllon
'0 " "( • 16.'100 J .. ~ ,"' \
-, -When the standard ball probe with 46mm vertical
hntc.kol is to hn 'used to !int thp. oriqin at the !1raplatp. surface, Simply place the ball on the surface and press ZERO set key.
[EXAMPLE 1] Setting the origin on a surface plate using 50mm reference block
The origin can be set by using the standard ball prohe with 46mm vertical bracket by placing the ball on th~ sur lace plate and pressing the lero· set key. Presetting method is used to set the origin when the ball is unable to reach the surface plate due to probe and its position.
Illustration Operation
SYrflCe plate lorigin)
-Set 50mm on the Digital switch.
-Set the Rotary switch at 1 and place the probe on the upper side of the reference block. Press the PRESET key and the origin is set on the sur· face plate.
n=
( 5"0"" u. uu
PRESET x.xxx E J I, v
~D
SO.DOD
E .n 'It
[ M N - 1~3.'1SG
E ~'//1
~ ~
SurflCe plate lorigin I
-Work pieces can be measured with the origin point set at the surface plate.
IMrO-curSus I'feettechniek uoor bet Reg ianaa! Centrum Eindhown I Pagina 3.15
[EXAMPLE 2] Set the origin so that the measured point is located at 12.25mm above the surface plate.
Illustration
1801£ 11 1 2 / 2TIl§J1
Origin let
PRESET x.xxx ~D V
:~.~ SO
Illustration
Operation.
-Set +0012250 on the DigitClI SwitCh.
(
The currently mt:!asured point IS~ + 12.25mm from the Origin to be . set.
-Move the Rotary switch to ... to set the probe on the workpiece. Depress PRfS[T koy In prose I thu dislanc.o. and origin is set as Indicated.
.Probe movement after origins have been set, and the display changes.
-~ II~" ..... /
II'l I"! N --( I· - S.~SD
_T'
[EXAMPLE 31 Set the origin so that the meas-Operation ured point is located at -8.76mm.
--------------------------+------------------------/1-1 0 I 0 I §iiI7 I 6 I 0 II
-;~. II .. , ...-ul _.
Ball diameter compensation mode lEO is lit.
Ongin let
\
PRESET
~D
[
t
x.xxx ,n, v
-8.'160 1
eSet -0008760 on the Digital switch.
(The currently measured point is\ -8.76mm from the origlO. )
-MAX (highest point). MIN (lowest point) and CENTER (center point) can also be preset.
To preset these values, set the measured value of each mode on the Digital switch and press PRESET key. By this operation, these values are preset as the distance from the ongln.
eMove the Rotary switch to f to set the probe on the workpiece. Depress PRESET key to preset the origin above the measured point.
eProbe movement after presetting and the display changes. , ~ .. [ 3.~DD
Origin ~'''---__
7~--..... ., .... , WUT •
IKrO-cursus tleet tecbniek ucor bet 1!=9 ionaa 1 Centrum Eindhot.lelll
Pagina 3.16
2.3.2 Measurement operation
(1) Hold mode
This mode holds the counter display. However, if the slider moves even while the display is held,
the changed position of the probe (in terms of height from origin) will be displayed when hold is released, since the counter will have registered that movement.
Illustration
-i Hold mode HOlD
Mode LEO is lit HOLD
~D
____ 0
Release HOLD
Unlit
i HOlD
ZERO
~D
HOLD
~D Co
HOlD
Mode LEO is unlit
(2) CENTER measurement
This mode can be used to find the centers between points by depressing the CENTER mode key after continuous measurement and input of 2 different workpiece locations.
(Ex.)
Given below is an example. of determining the center where A-B and B-C ~enters of a workpiece is measured.
Operation
-Hold mode and release are set alternately each time the HOLD mode key is depressed. When the HOLD mode is set. the display at that moment is held or "frolen". Mode goes oft when released and probe position display is resumed.
.A value in the HOLD mode can be set as the origin by depressing either thl:! ZERO key.
-Depress the HOLD key again to return to ordinary rneasureltltmt mode after zerosettiny.
(J
Origin
Illustration Operation
1 -"'0 ' t ' ..... ,;~
.Measure and input the two locations, A and B.
_., t 0 Sit .. .. -_. '
Point A ml8tU~ent
-"0 11 "
.... , / A - '"_ ....
Measure point A and input the value . _. POlot 8 measurement
70"--.... ' . - ,,/ _. I
t.::r
B
auzz. IOUnds for point A measurement input. BuZZer sounds for point B measurement
Measure point B and input the value. input.
IKI'O-cursus lteettechniek 'UDOr bet Begiemaal CentrtDD Eindhovenl
Pagina 3.17
2
3
4
'Illustration
CENTER
~ 0 it
CENTER moot! LED is lit
POint (.; ..... Wlwn .. "1
-'t) f-11"" - _
t-· . _. It:r
BUlzel sounds for poinl C measurement mput.
CENTER
~D o
CENTER mode LED goes off
Operation
-Measure the center point value between points A and 8. Return the Rotary switch to a position oth~r Ihcin INPUT and dcpr~!is the CENTER mode key. The Center value of A and B IS displayed (and held).
(to wlurn to ordinary lIIeasurement mode immediately after this,depress the CENTE R key again).
-Measure the center point value be· tween points Band C, With the center value of A and B held, set the Rotary switch at "to 'lU~'!.Ijlll PIIIIII 1.,11"'" !illl II,,, rlIII,lrY
sWitch to INPUT adjacent to " .
C~n\(Jr Value of B alld C is displayed (and held).
-To return to ordinary measurement mode. Set the Rotary switch to any posi· tion other than INPUT and press the CENTER key.
-Calculation can only be done for 2 points input at a time priur to depressiny the CENTER mode key. Thus, in the example above, i1 0 is measured after the center value for Band C is held, the center value for C and D will be displayed.
-To set a center value as the origin, depress the ZERO key when that center value is held. The value is thtm leloset and the origin IS Stit at a point ifldicawd by the Value.
IKro-cursus It!ettecbniek war bet Reqionaal CentrtDII EindholJenl
Pagina 3.18
1
2
(3) Measuring internal and external width
This mode can be used to find the distance (or width) between 2 measured points of a workpiece by depressing the WI DTH mode key after continuous measurement and input of those locations.
Given below is an example of .width measuring where A-B and B-C widths of a workpiece
measured.
IC-BI
IB-AI
Illustration ()peration
-- -r:; .! ?:::\ .!~ • V 1'-
....." M'U' .. -
B h:::r
-Measure and input the two locations, A and B. Measure point A and input the value. Then measure point B and input the value.
C
B
()
Am
c(
Origin
-As with the CENTER mode, calculation can only be done for 2 points input al a time prior to depressing the WIDTH mode key.
WIDTH
~D WIDTH mode LED is IiI
B-A
-Determine the distance (width) be· tween A and B (width). Set the Rotary switch at a position other than INPUT and depress the WIDTH key. B - A width is displayed (held)_
(
WIDTH ~+ ) (to return to ordinary mode, press ~ 0 0 WIDTH key again).
WIDTH mode LED goes off
~- -------------------------------------------3 ..... ,
~OiO
C-B
-Determme the distana.; (WIdth) be·
tween Band C (width)_ Measure and IOflul fluent C while lhe B - A width value is still being held.
-Measurement values obtaineo with the MAX/MIN (highest and lowt!st point) and DIA (diameter) modes ctn be input as pertaining to CENTER or WIDTH values also. For example, highest and lowest point measuremen] can provide !"'idth or center values. Thus the center line height of a circular workpiece and the distance be· tween 2 such workpiece cemers are also obtainable.
C - B width is dlsplayt!d (hdld).
---------------------4 WIDTH
~D o
_ To return to ordinary mode, Set the Rotary switch at a position other than INPUT and dt!pre5s the
WIDTH mode LEDgOftOIf WIDTH key.
IIU'O-cur5U5 lfeettechniek uoor bet Regionaal Centrmn EindhD'Oen I Paqina 3.19
MAXIMIN
~D
MAX/MIN
~D
'""
(4) MAX (highest point)/M I N (lowest point) measurement
These modes are used to measure respectively the highest or lowest point of a work surface with convex or concave curvature; the probe is applied to the surface and the workpiece or Linear Height moved.
'lIIustration Operation
-How to set the requiroo mode.
~:. MAX mode indication DI!prcss the MAXIMIN mode key once for the MAX mode ready state. LEO blinks
t .:..:. MIN mode indication
LEO blinks
Depress the mode key again for the
MIN ready state.
MAX/MIN
~D t t Mode LEOs go off Depress the mode key once more to resume ordinary measurement mode.
-~ t . $I(WO.
l, . .. or
(6:)
MAX mode LEO i$ lit
MIN mooe LEO is lit
*"tIl ----,
t "(WO , 1fIrWU' ~.
(cr)
Normal counting can be carried out in the mode ready (waiting for input) state.
- To measure and input. Setting the Rotary switch to INPUT when the mode LEOs indicate "mode ready" will change the MAX or MIN mode LED from blinking to the lit state.
The relevant mode (MAX: highest point; MIN: lowest point) wilt be detected and the measurement value automatically held.
Itrro-cursus lleettecbniek voor bet Beqiemaal Centrmn Eindhoven I Pagina 3.20
•
1
3
4
b
Illustration
MAX mode LED blinking
h::::r BUller ,ounds
MAX mode LED islit
(1) Example of MAX mode measurement
An example of detectinQ the highest point of a workpiece with peaks "a" and "b" is given in the diagram below.
Operation
.To set to MAX mode ready state. Set the Rotary switch to STOP and depress the MAX/MIN mode key once.
.Detect the highest point "a".
Place the probe at point A. Set the Rotary switch to INPUT and set to MAX mode.
The probe is made to trace the upper surface of the workpiece from point "A" to point "S" through movement of the Linear Height or workpiece.
Highest point "a" is detected and il5 value held until another value exceeding it is detected ---+1 u.u.1.U.lJu.w~'!------Drigin (see diagram below) .
..J Counl Count Itlrt
MAX
. ~ .. ~ -'".:
Hold Count Hold
o
MAX mode LEO goes off
Hold
Origin
• Detect the highest point "b" .
Count restarts when a value exceeding that of highest point "a" is detected.
IIi!Jhc~1 poi II I "u" I.C. the highest point of the overall SUf
face - is detected and that value held.
.'nput the MAX value. (MAX mode indica~ion goes off. Ordinary measurement mode is resumed.) When the probe is at point "S" after the overall highest point has been detected. reset the Rotary switch to a position other than INPUT, the MAX value will be input and ordinary measurement mode resumed.
l.tfro-ctrsus ti!ettechniek 'UDOr bet Regionaal Centrum EindbcrcJen I Pagina 3.21
1
2
3
..
Illustration _. t{) MAXIMIN '; -- ~ 0 21iiJ _ Depress twice
Mode LEO goes off
IIIil 211il Once Twice
MAX mode LEO MI~ mode LEO blinks blinks
CV Example of MIN mode measurement
An example of detecting the lowest point of a workpiece with troughs "a" and "b" is given in
the diagram below.
Operation
-Set MIN mode ready state. Set the Rotary switch to STOP and depress the MAX/MIN mode key twice.
-----------------------~-----------------
~~ c>Z, ~h i MIN mode _ ... !;:J _, VJ LEO is Ii!
A
-t::1 ~·~I ===.=-===Origin
. J Count Count stan
MIN
b
8
Count Hold
~
+ o
MIN mode LED goes off
Hold
-Detect the lowest point "a". Place the probe at point A. Set the Rotary switch to INPUT and set MIN mode.
The probe is made to trace the work surface from point "A" to point "e" in the same way as for MAX measurement.
lowest point "a" is detected and its value held until another value lower than it is detected.
eDClllct the IOWL!:;1 pOlnl "U".
Count restarts when a value lower than lowest point "AU is detected.
lowest·point "b" i.e. the lowest point of the overall surface -is dtHI.!CtL'U and that vdlue held.
e'nput the MIN value. (MIN mode LED goes off. Ordinary measurement mode is resumed.) When the probe is at point "e" after the overall lowest point has been detected, reset the Rotary switch to a position other than INPUT, the MIN value will be input and ordinary measurement mode resumed.
(I'ITO-cUl"SUS I'I:!ettechniek uoor bet Regionaal Centrmn Eindhoven I Pagina 3.22
- The highest or lowest point can be set as the origin by depressing the ZERO mode key while either of these values is held. ~o ---~~ ~
_\If h)IIIJlIllIl1nnn; ___ t - Measurement and input of values of highest and lowest point when measured with the probe from below (sw
diagram on the left) can be done through use of ball diameter compensation (in this case, move the Rotary switch trom t to INPUT).
-Resetting the Rotary switch to a position other than INPUT during counting in MAX or MIN mode, an over· flow error may occur. Reset the Rotary switch to a position other than INPUT only when MAX or MIN value is held. and release the input and the mode,
(5) Circular measurement (DIA) - inner and outer diameter -
Outer and inner diameter and center line height from origin of circular workpieces or features (see diagram below) such as discs, solid and hollow cylinders, circular and elongated holes can be found by detecting the distance between their highest and lowest points.
Illustration , OIA
~D
DtA and MAX mode LEOs blink
Operation
- How to set the mode Depress the diameter mode key for the DIA mode ready (waiting for input) state.
---------------------- ----------~---------2
3
t O¢~~· 0",· '*' I ' . •
• Detect the highest point between A .... 8. Place the probe at point A.
~ o
_. MAX mode LED i$lit
Set the Rotary switch to INPUT. Then the MAX mode ready proceeds to MA~ mode and counting st8rts in that mode.
The probe traces tRe workpiece from DIA mode "A" to "8", acco~ding to the
LED still blinking method laid down on page 30
Buzzer sounds
MAX mode LED goes off
MIN mode LED blinks
(MAX model. and detects the high· est point.
-Change the measuring point from the highest to the lowest point. When the probe is at "8" after the highest point has been detected, set the Rotary switch at a position other than INPUT. The highest point (MAX value) will be input and the mode will change to MIN mode ready.
I'ITO-ctrSUS It:!ettechniek ~r bet Reg ionaal CentrtDll EindhoQl!n
Pagina 3.23
Origin
..
6
6
t o
OIA
~D
. Illustration
MIN mode LEO goes off
OIA mode LEO fleshing ~ Lit
;:r o
OIA mode LEO goes off
Operation
• Dele!:1 the lowt!st lJoint IJelweun C ..... 0 (the lower arc). Pli.l~u Ihe prube i.lt puinl C. ScI tho Rotary switCh to INPUT and counting starts in the MIN mode.
The probe traces the workpiece from HC" to "0" and detects, holds the lowest point.
-OlJlilill the tli;ullulur value
When the probe is at 0 after the loweSt po.int has been detected. reset the Rotary switch to a position other than INPUT. And the lowest noin! (MIN vulue) IS III!Jut willie lIlt: Ulst
ance between the MAX and MIN values Will be calculated and dIsplayL'fl as 1 ho r1li1lJ1ctor.
• To return to the ordinary mode, press OIA key.
ItrrO-otr5U5 ~ttecbniek uoor bet Regionaal Centrtnn Eirx:lhouen I Pagina 3.24
a) To measure inside diameter such as that of a hole.
Illustration Operation
eMeasurement procedure in this case will be the same, except that the diHlction of measuring force Will be reversed.
When measuring and inputting the MIN value for a diameter first (start· ing with point "c". say, of the example on the left, depress the MAXI MIN mode key at the moment mode ready indication is given. Highest point mode will then change to lowest and the machine will be MIN mode ready.
b) Measurement of centerline height
Illustration
CENTER
~ D .. CENTER mode LEO is lit
CENTER
~D o
CENTER mode LEO goes off
Operation
eTo measure the height of the center of a circle once the diameter is displayed, depress the CENTER mode key.
(only valid after DIA display when there is no new input).
The machine enters the CENTE R mode and the center height is displayed.
e Measurement of the interval between circle centers.
To set as origin the height of the center of a circle (obtained by the operation given above, depress the ZE RO key during cent~r· height display. Repeating this operation enables measurement of the 'interval between circle centers.
eDepress CENTER mode key again to return to ordinary measurement mode.
eMAX/MIN and DIA modes will be invalid when a touch signal probe is used for measurement.
eResetting the Rotary switch to a position other than INPUT during counting in MAX or MIN mode, an overflow error may occur. Reset the Rotary switch to 8
positton other than INPUT only when MAX or MIN value is held. and input the value and release the mode.
HrO-cursus I'Ieet techniek uoor bet Reg ionaal Centrum Eindhouen
Pagina 3.25
(
(
2.4 Error Display and Cure
I
Error display Tvpe of error and cure Release/cure
E-oS ) Overspeed Depress the ZERO mode key or turn
When the slidtlr travel speed exceeds the power sWitch OFF, then ON "'!:laln
reasonable readout speed, such as when to release the error.
the slider is moved rapidly by hand, this error may be incurred. It may also ar~se due to noise interference.
E·oF ] Overflow Depress the ZERO or PRESET mode
When "dlue count exceeds the c..Iispli.lY· key to .'clwSl! the ellOI. i:llld lelUlII the
able range. . display count to within displayable
range.
2.5 Measuring with a Touch Signa' Probe 2.5.1 Mounting and connection
A CMM touch signal probe (MTP·2) can be used (1) Mount the MTp·2 in the Linear Height probe with the Linear Height for measurement. holder in the same 'way as with an ordinary
.... Ul_~-f-,rtN' .
.......... INPUI-·
When the touch probe switch is set to ON, input with the Rotary switch will be invalid.
2.5.2 Measurement methods
(1) When the MTp·2 comes into contact with the workpiece. the red lamp on the probe goes off, the buzzer sounds and the count value obtained at the moment of contact is held. Measurement vnlues are then input in the same way as with the Rotary switch's INPUT operation.
(2) The MTP·2 comes into contiJct with the workpiece through the motor drive activated by the Rotary switch at the f or' position. At the moment of contact, the motor cuts automatically. After the motor has cut, the probe can, .of course. be driven in the opposite slider direction.
(3) Ball diameter compensation can be carried out in the same way as with an ordinary probe (see page 15).
(4) MAX/MIN and DIA modes are invalid when the touch probe switch is ON.
probe, by using the clamp screw .
(2) Connect the probe to the touch siQnal probe input connector (T. PROBE) on the rear panel of the counter with the connecting cable and set the touch probe switch '(upper side) to ON.
Whon Ih~ motor cuts dutl to touch signal probe contact with the workpiece. resetting the Rotary switCh to the STOP PQsition will enable motor drive to be restarted.
I'U'O-cursus I'Ieettechniek uoor bet Regicmaal Centrum Eindhoven
Pagina 3.26
W Valid G Invalid
~ .ode kev
~ AISIINC PRESET ZERO
. Operating c:ondlllon
O.dlml.V me •• u._nl mode ~ ~ ~
t "" diem"'" input mode ON - - -...
~ ~ ~ • HOLD HOLD mode ON
-~ ~ ~ -• CENTER mlil,urement mode ON
~ + MAXIMIN mode ready . .:at: . .:u., 1M AX o. MIN indiution blinkingl ~ ~ ~ ~ .+ ~ ~ ~ i i MAXIMIN mode ON
fI - - -~:. C.rc:ulltf m_u,ement mode r .. dy
p CIfI:uler m .. ,u,tment mode ON - - -•
11 Inte.nal/extetnal width - - -me.surtment mode ON ---- --.-------
Rot.tv switch INPUT ~ ~ ~ Touch probe .witch ON ~ ~ ~
2.6 Mode Key Input Possible/Impossible During Operation of Each Mode
BALL HOLD CENTER MAXIMIN DIA WIDTH
~ ~ ~ ~ ~ ~
~ - - - - -
- ~ - - - -
- - ~ ~ ~ ~ - - - ~ - -
- - - - - -
- - - ~. ~. -
- - ~ - ~ -- - ~ ~ ~ ~
- - - -
.~ ~ ~ - - ~ Ordinary measurement mode: When the Rotary switch is in a position other than INPUT. the indication LED will be unlit for all n;eodes other than ball diameter compensation /:Ind ABS/INC . • : MAX/MIN and OIA key input invalid for this opera
tion when MAXIMIN mode is already ON.
As shown in the table above. when the Rotary switch is left at the INPUT position. all mode keys other than the ASS/INC. PRESET and ZERO keys. will be invalid. After measurement and input in one mode and before operation in another. be sure the Rotary switch is at other than the INPUT position.
IPrro-c1.lrsus I1eettechniek voor bet Begionaal Centrum Eindhoven I Pagina 3.27
Rechtbeidsmeting
Bij rechtbeidsmetingen zijn sen 2-tal meetmethoden te
onderscbeiden, n.l. :
a. \1el'ge li Jkende met ing
b. "directe" Eting
OpErking:
EigenliJk ziJn aile Etingen uel'ge1ijkend, maar in geval.
"a" besehoU\\En \..e metingen t.o.v. een nateriele referentie, bv.
een vlakplaat, terwiJl in geval "b"van een niet nateriele
referentie gebruik vemaakt w:>rdt, bv. een optiscbe as of
ZliIIilartekracht.
a. Vel'gelijkende meting.
Hiervoor zijn een groat aantal meetopstellingen te bedenken,
afhankelijk van het getollereerde element (oppervlak, hartlijn)
en de tolerantie.
AI. Haarlijnlineaal (zie liquor 1).
HierbiJ krijVt En een indruk van de rechtheidsa£wijking. Door
veel ervaring- kan En de groatte van de afwijking schaUen.
Fig. 1 : BepaUng van de rechtheid met een haarlineaal.
II!IO-cursus lteettechniek voor bet Begionaal Centrum Eindhouen I Paqina 4.1
Al. Bei in conbinatie net uoeler en eindnaten.
rei
~------------~2~;-----------~
het 01) rechtheid te controleren werkstIA t<
1= opleqging en 2= eindnaat uoor neting
Fig. 2 : I'I:?ting van rechtbeid m.b.v. een rei en eindnaten.
I'I:?n ondersteunt de rei op t\ee geliJke eindmaten. I'I:?t behulp van
eindnaatconbinaties die juist tussen de rei en de vlakplaat
passen, naet nen de uerschiUende plaatsen bet hoogte uerschil
tussen de rei en vlakplaat.
Al. Vlakplaat net conparator en 3-punt plaat. Hierbij gebruikt
.en een naetklok en statier. Zie figuur 3.
Fig. 3.
trro-cursus ItE!ettechniek 'QIOOr bet Regionaal CentrtDn Eindhouen
Pag-iDa 4.2
l'tiUlen Wi!' geen gebruik van een driepuntsplaat. dan zal indien bet
te _ten oppervlak niet evenwijdig 10pen aan de vlakplaat, een
afwijkiD} wlgens f iguur 4 tDrdt ge_ten.
best passende lijn
c
Fig. 4.
D
afwijkin&
gemeten
hoogtever~chil
De rechtbeidsafwijkiD} is nu niet snel te bepalen, aIleen door de
_tgegeens in een graf lek ul t te zetten of _t e;en conputer de
gegevens te verWi!'rken. I'Iak.en Wi!' gebruik van een drlepuntsplaat,
dan kunnen Wi!' bet .erkstuk oppervlak zodanig uitrichten dat bij C
en D klokuitslag 0 is. De rechtbeid kan nu rechtstreeks uit de
wetiD}en tDrden gehaald; nam!lijk rechtbeids afwijkiD} = de
qroot&te positieve warde + de grootste negatieUif ..arde (\'Barden
aEge lezen op de RE!etklok). Zie ook f iguur 5.
IlU'O-cursus lleettechniek voor bet Regionaal Centrum Eindhoven I Pagina 4.3
gemeten hoog
rc~------------------------------------::::~~-----L- verschil=
Fiq. 5~
A4. Vlakplaat met 1 of 2 indu::::tieve opnemers en een
centerbankje.
a. I1eten van de rechtbeid van een cylinder oppervlak met 1
indu::::tie'Ue opnemer. Bepaal op 'Uerschi Hende plaatsen bet
hooqstepunt en bepaal daaruit de rechtbeidsaf~jking.
rechtheids-
afwijking
h. Het meten van de rechtbeid van de hartlijn van een cylinder.
Plaats daartoe 2 indu::::tie'Ue opnemers in een statief. Zie
figuur 6.
Fiq. 6.
!bet .. n heide opnemers in een sam of in een 'Uerschil
tiChakelinq OpnelEII om de rechtbeid van de as te meten?
IftTO-cursus ft!ettechniek ~ bet Reg'itmaal Centrmn Eindho'Uen I Pagina 4.4
A5. tEt &en rechtgeleiding als relerentie.
a. Is de a£wijking van de rechtgeleidinq verWlar!oosbaar t.o.v.
de te Eten a£wijking dan kan En deze direkt Eten.
b. 15 de aEwijkinq niet te verWlarloosbaar dan kan En de
wlgende trl£ toepassen.
B tEting 1
(A B tEUng 2
Fig. 7.
fleet bet ~rkstuk in situatie 1 van liquor "1 resultaat
m1 == 9 + r (1) m1 = neetresul taat 1.
9 = a£wijking van de geleiding.
r = afwijking van bet ~rkstuk.
Draai bet ~rkstuk 190 om zijn lenqte as en neet \lEer de
rechtbe id. resul taat
.a • 9 - r (2)
Uit (1) en (2) zijn zo~l 9 en r te bepalen.
B. "Direkte .• JEt ing .
Nu ~t niet van &en geRBterialiseerde reterentie gebruik
genaakt. Vaak ~t van &en optisch instrument (richtkijker,
autacollillBtor) ot van &en Ulterpasinstrunent (libelWlterpas,
electrDnisch -.terpas) gebruik gellBilkt. Deze instrunenten
_ten Diet altiJd direkt de .£wijking, lIBar JEten vaak een
hDekueranclering ouer &en bepaalde basislengte. Deze
hDekveranclering is &en DBat war de hDogteueranciering over de
basislengte eD is de aat tussen 2 stetD1lJUnten.
IKIO-cursus tl!ettechniek war bet Reg ianaa! Centrmn Eindhoven'
Pagina 4.5
h = b • a
met a in radialen.
Fig. 8. b
Instrumenten volgens dit laatste principe zijn de autocollimator
en bet elektronisch teterpas.De neetlengte bedraagd tot enkele
meters, terwijl boogte afwijkingen van 0.01 om of minder al zijn
te meten.
I1eetnethode net een autocollimator.
Bet neetinstrument meet een variatie in de hoek van een
meetbasis, indien deze in stappen (oelijk aan de meetbasis) owr
bet Wilrkstuk wrdt wrschown. Zie £igt.nlf' 10. Op de neetbasis is
een spiegel net optiscbe kwaliteit bewstigd die de uitgezonden
licbtbundel naar de autocollimator terugspiegeld. Zie figt.nlf' 9.
Fig. 9.
Itm.>-cursus I1eettechniek voor bet Reg ionaal Centrum Eindhown I Pagina 4.6
In een engelse handleiding staat de meting als voIgt beschreuen:
fleasuring flatness and straightness.
Flatness and straightness of machine beds and other surfaces
lying in a horizontal planet are nasured by nans of an
autocollimator and a carriage-nounted reflector - as showl in the
diagram.
1. 1boroughly clean the base of the ref lector-carr iage and the
surface to be tested.
2. Place the autocollinator and reElector-carriage on the
surface, with the reflector close to the objectiue lens.
Adjust until the reflected inage is central in the eyepiece.
Note the datum reading.
3. 1'b'Ull! the carriage along the surface in steps equal to the
pitch of the feet of the carriage, and take a reading on the . autocoll inator at each station. Any undulation of the surface
wi 11 cause the ang Ie of the ref lector to vary resulting in
corresponding variations in autocollinator readings.
4. Con'Ull!rt the diUerenees bet\\Een the first datum reading and
subsequent readings, to linear values (inches). The surface
errors are then determined by adding these differences
cunulati'Ull!ly and making a proportional correction.
fI'· . " , .. ' • ~--~~~~~~--~~.~~~-:--~~~------~
o 2 3 " 5 6 7 6 9
Fig. 10
IlfTO-cursus ltiettechniek uoor het Reqionaal Centrum Eindhouenl
Pagina 4.7
Door de genEten hoekuerdraaiing om te rekenen is de posi tie van
een uolgend steunpunt t.o.v. een voorgaand te berekenen.
Aannatr& basislengte: 100 un
1AI! 1AI!ten 1" = 5.10-6 radiaal
[)us I" komt ouer een nEt een uerplaatsing:
-6 h van 5.10 .100 .. 0.5 pm
Dit resulteert (b.v.) in de uolgende tabel:
1
0
1
2
3
4
5
6
"1
8
9
kelom 1: H ... plaats op de rei.
..
2
-+20
+22
+24
+30
+26
+16
+18
+24
+36
1
2: a£lezing van de autocoll i1lBtor in bgsec •
3: verschil tr&t stand 1, kolom 2.
4: stijging ot daling ouer 100 un, in pm (zie
waag 3).
3 4 5 6 "1
- - 0 0 0
0 0 0 + 2 - 2
+ 2 + 1 + 1 + 4 - 3
+ 4 + 2 + 3 + 6 - 3
+10 + 5 + 8 + 8 0
+ 6 + 3 +11 +10 + 1
- 4 - 2 + 9 +12 - 3
- 2 - 1 + 8 +14 - 6
+ 4 + 2 +10 +16 - 6
+16 + 8 +18 +18 0
IKI'O-ctrsus It:!ettechnlek uoor bet Reg lonaal Centrmn Eirxlhouen I Pagina 4.8
MeetnauWkeurigbeid.
De meetnauWkeurigbeid zal in de eerste plaats aFhankelijk ziJn
van de meetonzekerbeid in de hoekneting. Deze standaardafwijking
is te herekenen door de spiegel 9 keer op dezelfde plaats neer te
zetten en de biJbehDrende hoeken at te lezen.
De standaarda£wijking ~ is gelijk aan:
SIm == j ~ll + Sh2
2 + ..... ,Slm2
nu is
Ais S C bekend is net de onnauWkeur ighe id van 1 'l. van C dan 11DIJen
\11! schl" i jYen uoor niet te grate ". 1
Shi = CS"i
Sim qaat nu ouer in :
Shn = j C2S,,) 2 + C2S"22 + ••••••• e 2sfn2
== .lin . C • S" is de standaarda£wijking voor de
_tingen in de kolom 5.
De standaardafwijking voor de resultaten in kolom ? kunnen \11! a1s
volgt berekenen.
Heem aantal netingen H.
ShN == v¥H • C • S" is de standaardafwi Jking uoor punt H,
en dus oak de posiUe in bet punt H voor de rechte door begin en
eindpunt. De standaardafwijking van de rechte in punt n is qeliJk
&an : i . .IIil . C • Sp
Zodat uoor de standaardafwijking van de systenatiscbe afwiJking
in punt A qeldt:
S == j n' • H • .£2 • Sp2 + n • .£2 • Sp 2
V ii2
• CSp j!!2 + n H
(l'ITO-cur5U5 Meettechniek uoor bet Regionaa1 Centrmn Eindhoven I Pagina 4.9
Opgaven:
1. Wilarom ontstaat bij de autocollinator bet beeld"\eer in bet
brandvlak van de voorste positieve lens (obJektie£).
2. Hceveel is de hoekverdraaiing van de gere£lekteerde bundel als
de hoekverdraaUng van de spiegel 1" is.
3.' &n hoekverdraaUng van I" van de spieqel komt O'Uereen net een
hcogteverschU van 0,5 pm van de opleqvlakken. Wilt is nu de
opleglengte van de spiegel?
Iontroleer dit.
4. U kunt op 2 manieren de standaardaf~jking van een serie
\\Ilarnemingen berekenen. 1E1ke conclusie kunt u trekken als
beide nethoden verschillende en ~lke als ze beiden dezelfde
ui tkomst geven.
5. Verklaar ".arom a£stand spieqel-collinator geen invloed
uitoe£end op bet neetresultaat.
6. Wilt is de uorm at~jking van de rei als u een lineair verloop
van de hoekar~jking vindt? Be~js dit.
Opdrachten.
1 I1eet de rechtbeid van een ~rkstuk uolgens nethode .93.
2 I1eet de rechtbeid van bet oppervlak en van de bartliJn van een
as uolgens methode A4-b.
3 i'leet de rechtbeid van een rei uolgens nethode B,en ~r na uw
berekeningen de _arden in een PC.
II'II'O-cursus lteettechniek voor bet Regionaal Centrum Eindhoven I Pagina 4.10
Sepaling van enkele toeuallige atwijkingen.
Pluts m.b.v. de mikronEterspil de t\Ee dunne streepjes
(okulair) symmetrisch om bet teruggekaatste beeld (dikke
liJn). en lees de stand van de mikronEter at. Doe dit 9 keer
(.teeds opnieuw invangen en a£1ezen).en bepaal hieruit op tWii!'e
Ranieren (m.b.v. de zakrekenmachine en m.b.v. 5=~: ) de
standaardar~jking van de instrumenten atlezing: 5i
•
Doe hetzel£de nag eens R&ar plaats tevens elke keer de spiegel
door hem tegen de winkelhaalt te zetten • Hieruit is de
toeuaiUge atwiJking van de gehele aeting te bepalen: 5 m
Sepal ing van de rechthe id.
Voer de aetingen uit als hiervoor beschreven,en hereken hieruit
de rechtbeid.
I'tt.a.k gebruik van biJgeuoegd Wilarnemingsblad.
U kunt uw berekening door de conputer Iaten controleren door bet
programma rechtheid.
Dit programma berekend tevens de kleinste kWildratenlijn door de
n&etpunten.
Gee£ de maximale atwiJking van de rechtbeid die uolgens, be ide
aethDden te bepalen is.
Irrro-cursus it!ettechniek voor het 8egionaal Centrum Eindhoven I P&gina 4.11
1. Bepaling van de toevall ige afwijkingen Sj en Sm'
met i nq
1
2
3 It
5
6
7
8
9
a. S. I
b. S. I
aflezing
::
•
meting
1
2
3 4
5
6
7
8
9
s = m S == m
aflezing
(a. m.b.v. de rekenmachine en b. volgens S = ~) Iii
2. BepaJing van de rechtheid
1 2 3 '* 5 6 7
0 - - -1
2
3 4 . 5
6
7 8
9
Itm:>-cursus lI:!ettechnielc. voor bet Begionaal Centrum Eindhown I Paqina 4.12
KfO-cursus lti!ettechniek uoor bet Regionaal Centrmn Eindhouen
Pagina 4.13
Rondheidsneting
InleidinIJ
Dit ooderdeel is gesplitst in twee neetnethoden nl:
A Rondhe idsnet ing net \lerkplaa ts-neetgereedschap (intr.insieke
net hode ) •
! Rondheidsneting m.b.v. rondheidsneter (extrinsieke nethode).
Dem praktiktBIDpdracht laat u net beide nethoden kennis
lllilken. Voor onderdeel A staat \lerkplaats neetgereedschap ter
beschikking, terwiJl u \JDOr nethode B de beschikking heeft
Own' een ftitutoyo rondheidsneter. Onderdeel B bestaat uit twee
opclrachten.ln opclracht Bl gaan \Ie in op de gegevensver\lerking
uolgens de kleinste k~dratenmethode, terwijl in opclracht B2
ingegaan WJrdt op de gegevens\Jer\l\erking uolgens de Fourrier
nethode. Naast dem opdrachtbeschrijving beeft u de beschikking
ouer de leersto£. en de barx:lleiding van de fti tutoyo
rondheidsneter RA-7.
Opdracht:
A 'Iracht net bet ter beschikking staaode \Erkplaats
neetgereedschap de onrondheid van een autozuiger ,een as net
centers en t~ ringen vast te stellen.
AimwiJzingen:
De bijgeleverde zuiger dient op &en doorsnede onder de pistonpen
te WJrden geneten. l'Iaak hierbij gebruik van &en V-blok.Bepaal de
grootste en de kleinste klok uitslag, en bereken net behulp van
de tabel op de uolgeode pagina de onrondbeid.
Il1TO-cursus l'i!ettechniek uoor bet Regionaal Centrum Ein:lhouen I Paqina 5.1
n\"O 60 90 108 120 180
2 0 1 1,4 1,6 2
3 3 2 1,4 1 0
.. 0 -0,4 0 -0,4 2
5 0 2 2,2 2 0
Tabel 1. Verhou:ling at I at
Van de a5 net centergaten dient de onrondheid te \llDrden
geneten _15 deze geplaatst i5 tussen hee centers. ~reken
oak hierutXJr de onrondhe id.
De onrondhe id van de tw:e r ingen kan geneten ~rden net. een
5peciale opstelling ~lgens onderstaande figuren 1 en 2.
Fig_ 1 Voorheeld van op5telling ~
imendi;e dr iepunt5neting
bij een ringuarmig 1IIIH'kstuk.
Fig. 2 Geonetrie van de
aanbeelden bij de
opsteUing ~
dr iepunt 5net ing •
hnO-C1lr5U5 I"Ieettechniek ~ bet Reg lonaal Centrmn Eindhol.Jen I Pagina 5.2
De ingesloten hoek a is te berekenen ui t :
o a = (~) sin (180 - a )
2 en de correctiefaotor is weer in de onderstaande tabel te
vinden.
Correctie£actor F
unta! bee-punts (180 - a )=90 (180 - a )=60
vo1wn .. ting
uolgens uolgens uolgens
Fig_ ? Fig. 3 Fig. 3
2 2 1 1.6
3 * 2 1
4 2 0.4 0.4
5 * 2 2
6 2 1 *
Tahel 2. De correctie factor F = &I I &l
Bereken oak nu wer de onrondheid.
B: BesttEleer de handleiding van de rondheidsneter sa-1.
81: Als eerste mnlt de autozuiqer geneten.
Fiq.3
Plaats de autozuiger daartoe op de ..ettafel en centreer
deze binnen 4 a 5 microneter. I'Ia.ak een onrondheids
registatie net de centrering op ofr,..et op dezelfde
pleats als onder A geueten is.
Bereken uit de registratie .. t de kleinste kwsdraten
IEthDde de 1igging van bet middelpunt en de grootte van
de streal van de bestpassende cirkel en teken deze in de
grili'iak. lleem uoor de berekening 12 ..etpunten die op de
OIIItrek ziJn verdeeld, zie onderstaand uoorbeeld.
Il1TO-cursus lteettechniek uoor bet Regionaal Centrum Eindl'licM!n I Pagina 5.3
2 EX. a = 1 ------n
b- 2 E Y.
:: 1.
n
x R = E r i ------n
a
Doe dit ook voor uwregistratie en bepaal hieruit de
onrondheid.
1\eenaal indruk.ken van de knop JIIlDE na de neting gee£t
achtereenvolgens de waarde a en b •
Deze waarden geuen dus aan wat de positie van de
bestpassende cirkel is t .a.v. de draaiings as. In bet
standaard display geert de uerwerkingseenheid de
c:mrondheid weer. VergeUjk deze resultaten die u gevonden
beeft net de resultaten van de uerwerkingseenheid.
Opnerking.
tfet de knop "centrering" op on 1rDrdt bet prof iel zodanig
VerI!9istreerd dat bet middelpunt van de bestpassende cirkel
sanenualt at de rotatie as. Iii- 1rDrdt dus autoaatisch
geoorr igeerd.
Itm>-oursus I'feettechniek voor bet Regionaal Centrum Eindlv::rlJen I Pagina 5.4
B2: Verricht ook een neting aan de onrondheid van de as. Doe
dit ook net de centrering op off.
Om de paraneter van de bestpassende krmme door de .
neetptmten te bepalen. gebruiken we een benader ings nethode
die ook nu ~r uitgaat van 12 ptmten. De ligging van bet
middelptmt van de bestpassende cirkel kan euenals hierbouen
lEt behulp van de kleinste kWlldraten nethode 1IIDrden berekend,
maar de ardere coeticienten die de bestpassende kro1me
bepalen.niet. (zie hiervoor de theorie)
De coe££ icienten a1 en hi uit de Four ierreeks bepalen
WKlerom bet middelptmt van de cirkel door de neetpunten
(konen W!!er ouereen net de Wllarden a en b na bet indrukken
van de knop 1UlE), en de \earde van a I - is de o = r
bestpassende straal. De andere coef£ icienten a2 en b2 of a3
en b3 enz. bepalen de bestpassende ellip$ c.q.
driepuntsonrondheid. De berekening van deze coefficienten
gaat lEt:
2 11 2n' In a = -E E. CDS (----)
n n 1=0 1 K
211 2nin
bn = -E f. sin (-u--) n '-IA 1 "
J."""
Waarin E. op de registratie de atstand van bet neetpunt tot bet 1.
middelpunt is.
(J!II'I'Crarsus lti!ettechniek 'OODr bet Begionaal Centrum Eindhoven I Pagina 5.5
Voor de berekening van deze paraneters is fin progratma
aan\t2zig, dat op de CIRP conputer deze berekeningen uoor u
uituoerd.
Wilt is de onrondheid van bet \erkstuk.?
Konen uw berekeningen ouereen net die van de
uer\erkingseenheid? Verklaar euentuele uerschillen.
HDeueel lobbig is bet \erkstuk.
I'Ieet de onrondheid van DR-003 zie tekenibg.
£: VergeUjk oak de resultaten van uethode A net B.
o .0
•
Tekening 00-003
,",,0 ... .,... o
. .v 2.5
'\ _. ~-
~ 04:1 .~ ...... ....... ". t . . - .. . •
I..-.~ ~~ ,'.S'
!~ ~/
V~ oIy
~~ .;s-
~V
'"" 0 N N "" - <G- • •
tol. ! 0,05
0 ...#
• 0
'"" ..
mAt: QutOInAtenaluminiuln
Il'fI'O-cursus I'Ieettechniek "VOOr bet Regionaal Centrum Eindhouen I Pagina 5.6
~ HANDLEIDING I1i tutoyo Rondheidstester RA-7 If
ElELANGRIJK
Omdat de rondheidstester een zeer nauwkeurig instrument is dient Men er voorzichtig Mee om te gaan. Elk onverantwoord gebruik is '.tit den bo:te en daat'.:"" is het vay, belar.g dat rl1en zich eerst ir, de werking van het apparaat verdiept alvorens ermee te gaan meten.
Controleer voor gebruik of de perslucht voorziening aanwezig en voldoende 4s. Dit kan men zien als de groene LED boven de aan/uit schakelaar reeds brand terwijl het apparaat nog niet aanstaat. Br~nd deze LED niet, draai dan de persluchtkraan open of, indien nlen niet weet waar de:e kraan :tich bevind, vraag het aan de docent of practicum-begeleider.
Het meten
Zet het apparaat aan door het indrukken van de aan/uit schal<,ela.,\t'. D.:.e dit echter' y,iet te sr,el c'(,ld.at dan de schak,elpiel-, de :ekering doet smelten.
Span het te meten voorwerp in de drieklauw.
Zet aIle sChakelaars in de standen volgens onderstaande tabel:
~-------------------------------------schakelaar starld --------------------------------------ZERO NAGNIFICATION FILTER DIRECTION RECORDER PENSHIFT
in het middey, 100 15 OUT in het midder,
Il'IfO-cursus it!ettechrliek ~ bet Regionaal Centrum Eindhoven I Pagina 5.7
Draai nu indien nodig de Moeren 13 en 14 (zie fig 2) los OM het tasteleMent in de goede positie te :etten. Indien Men niet weet
,welke positie het tasteleMent Moet hebben vraa9 het dan aan de docent of practicuM-begeleider.
I
r
Figuur 2 Tekening Met nUMMers.
Controleer of knop 19 (fig 2) los zit. Draai vervolgens Mob.v. knop 18 (fig 2) het tasteleMent 11 (fig 2) coohoog tot het op de goede hoogte zit.
Controleer of knop 20 (fig 2) los zit. Draai vervolgens knop 21 (fig 2) tot de tastet' 10 <'ig 2) het wel'kst',lk r.et yoiet t'a",kt.
Druk nu op de toets CAL
Draai nu de ta'el Met de hand en bekij~ de afstand tussen werkstuk en taster 10 ('ig 2). Indien het verschil in afstand gedurende een rotatie groter is als S MM probeer dan het werkstyk beter te centreren M.b.v. de twee knappen 8 (fig 3) met horizontale as aan de zijkant van de tafel (centreerknoppen) •
D9aai nu de taster voor:ichtig tegen het werkstuk aan. Zet de knoppen 19 en 20 vast. kijk naar de uitslag van de positie-Metur 6 ('ig a).
IKI'O-cursus I'I:!ettechniek UODl' bet Begionaal Centrum Eindb::llJen I Pagina 5.8
Fig. 3.
Neem een van de centreerknoppen 8 (fig 9) en draai de tafel totdat de knop onder de taster staat:
Draai nu de tafel over 180 graden en bekijk nu de uitslag op de posit ie-meter 6 (fig 3).Draai daarna aan de centreerknop totdat de posit ie-meter zich tussen de twee vorige standen bevind.
Herhaal deze handeling met de andere centreerknop.
rrro-cursus I'feettecmiek voor bet Regionaal Centrmn Eindhouen
Pagina 5.9
Als de posit ie-meter bij een rotatie van de tafel niet buiten de schaal komt probeer dan een grot ere vergroting. Schakel daarvoor de schakelaar MRGNIFICRTION een stand hoger en probeer weer opnieuw het werkstuk te centreren. Lukt dit niet dan dient men een vergroting lager te gebruiken.
We gaan nu papier in de printer plaatsen.
Hiertoe halen we eerste het ronde blokje 4 (fig 3) van de as van de printer af (het zit gewoon los). We drukken nu op knop 5 (fig 3) om de printerkop van het papier te tillen ne we verwijderen vervol;ens het oude papier en plaatsen het nieuwe. We plaatsen nu het blokje weer op de prtnteras en drukken zo dat het excentrifiche penrletje d.;:.or het papiet~ gedr'ukt wot~d.
We kunnen ook nog de filterwaarde bepalen waarmee we meten. Dit gebeurt met de knop waar "FILTER" bij staat. Staat deze op 15 dan worden de hog ere frequentie's uitgefiltert, Staat de schakelaar op 150 dan worden de hogere frequentie's niet uitgefiltert.
We kunnen nu gaan meten. Dit kan op twee manieren nameliJk automatisch en manueel.
AUTOMRTISCH METEN
We dr'l..l,""ker, c.p de schak.elaat' "RUTO" er. we k.ie::erl de gewenste optie!:.j
"CENTERING" Het gemeten profiel wordt numeriek gecentreerd en da~ pas afgedrukt op de printer.
"PROFILE" : Het gemeten profiel word afgedrukt op de printer.
"LSC" : BiJ het verwerken van de gemeten waarde wordt tevens een cirk~l berekent volgens de kleinste kwardaten methode (Least Square Cirkel) en weergegeven op de printer.
"R MRX" : Na het tekenen van het profiel en eventueel de LSC tekent de pt'inter eer. cit'kel met als straal de gf·Ctc.tste ger.leter. waat'de.
"R MIN" : Ris R MRX-maar nu voor-dekleinste ge~eten waarde.
Ais u uit de bovenstaand opties de gwenste hebt gekozen kan de rneting begir.rlen. Dt".lk. daat'vc.c.r c.p de blauwe tc.ets "MERSURE", De tafel begint nu te draalen en de meting vind gedurende enkele rc.tat ies plaats.
Irrro-cursus tteettechniek ~r bet Reqionaal Centrum Eindhouenl
Pagina 5.10
MANUEEL METEN
Druk daartoe op toets waar "TABLE" staat. De ta'el gaat nu draaien. Nu kunt u op de toets "RECORD" drukken en de printer begint Meteen Met het schriJven van het geMeten profiel. Indien U het schrijven wilt stoppen drukt u op de "OFF" toets naast de "RECORD" toets en voor het stoppen van de ta'el gebruikt u de "OFF" to::·ets Ylaast de "TABLE" t.:.ets.
~8·. -
Itm:>-cursus It:!ettechniek voor bet Regionaal Centrum EindhoQanl
Pag ina 5.11
RONDHEIDSTESTAPPARAAT RA7 biedt vier meetmogelijkheden:
o @ ..L
II
1. Rondheid
2. Concentrlc".I!
3. Ha.ksheld
... patanellitelt
Lse (Automatische meting) MZe (Manuele meting)
Dit zijn de vier meetmogelijkheden van de rondheidstester RA 2. Bij deze vier meetmogelijkheden kunnen de resultaten zowe! op de digitale .flezing. die de rondheid en de centrische eoordinaten van het werkstuk aangeeft. zichtbaar worden gemaakt. als op de po/aire diagramkaart worden vastgelegd. waarop al naar gewenst het centrische proflel, het excen'tische profiel en de c:irkel van de kleinste kwadratensom worden geregl-streefd. .
1. Rondheid
m-----. . I " - ,
..... , ,,/ ~ ,.".,..
I ,I: 4~'>/' I I ,. '. _.r;~)) 0 ' I ... ~<!. , ... \ ....... L~- _ ..... j , x"'-' \ .. ..,a.~ \ .. : .. ' 0\ /;( ;0' , "':1---\ / . " ,x.... .• / . /---::.y..,..::;:'l.\
'" . I ".," " -
De rondheid kan gemeten worden 10-wei in LSe als in MZe. De meetgegevens. die op de digitale aflezing ziehtbaar worden als de meting verrichl is. geven de rondheld in lose aan. Om het vastgelegd te krijgen op een d,agramkaart registreert U het proliel. de grootste inwendige cirkel en de klein· ste uitwendige CirkeL De atstand tussen deze clrkels geeft de rondheid In
LSeweer.
• Registreer voor de rondheld in MZe het profiel op een d'agramkaart. Gebruik daarbl, de bi,geleverde schabloon en bepaal het mlddelpunt. waarbij twee concentnsche clrkels een mmimum radiale scheiding hebben. ceze minimum radIale scheiding geeft de rondheld in MZC weer.
II'D'O-cUl"sus Ji!ettechniek 'UOOr bet BecJionaal Centrum Eindho1Jen I Pagina 5.12
2. Concentrlclleit
3. Haaksheid
4. Paranellltelt
• Bepaal twee middelpunts coordi· naten OA (x,. y,) en OB (x2. Y2) met behulp van de digitale aflezing. Dan is de concentriciteit: C., J (x 1 -X2)2 + (V,-V2)2
• Aegistreer de twee excentrische profleten (blj voorkeur de kleinste som der kwadraten Cirkel) A en a op een diagramkaart. Dan is de concentriciteit C .. alvergroting a .. afstand tussen middelpunt
A en centrum B
• aepaal twee middelpunts coOrdi· naten OA (X,. y,) en OB (x2• Y2) met bel"lulp van de digitale aflezlng. Dan IS de haaksheid: S '" J (x, - )(2)2 + (V, - V2)2 per ~
• Registreer de twee excentrische profielen (bij voorkeur de kleinste som der kwadraten cirkel) A en B op een diagramkaart. Dan is de haaksl"leid: S = a Ivergroting ped a '" de afstand tussen middelpunt
A en centrum B
• Stel vlak A in en bepaal met behulp van de digitale aflezing de middelpunts coordinaten 08 (x,. V,). Dan is de parallelliteit: P "" 2J X,2 + y,2
• Stel het vlak A in en registreer het pro tiel B (blj voorkeut de klelnste som der kwadraten cirkel) op een diagramkaart. Twee maal de afstand van 08 naar het middelpunt o geeft de parallellitelt van de vlak· ken A en 8 weer.
KIO-c\B"'SUS I'feettecmiek ucor bet Reqionaal Centrum Eindlllwen
Pagina 5.13
Proef 6 - Oppervlakteruwheidsmeting
6.1. Inleiding
De oppervlakteruwheid bepaalt in belanqrijke mate, de ~eschiktheid
van een werkstuk voor een bepaalde funktie.
De loop· of glij-elgenschappen, smering en slijtage, afdichtinq of
klemming van twee samenwerkende delen, het hechten van beschermende
lagen of lijmverbindingen, en het mat of glanzende uiterlijk van een
werkstuk worden erdoor bepaald.
Er zijn verscheidene methoden om de oppervlakteruwheid te bepalen:
a. Opt-isch
b. Hechanisch met elektrische versterking
c. Idem met optfsche versterking
d. Pneumatisch
e. VergellJkend.
Hlervan is b de meest toegepaste, en geschiktste om de genormaliseerde
ruwheidsparameters te bepa!en.
De proef gaat over zoln ruwheidsbepaJing.
6.2. Enkele definities (Zie ook fig. 6.1)
a. Werkelijk oppervlak: hat oppervlak dat de begrenzing vormt van een
werkstuk.
b. Nominaal oppervlak: het oppervlak, waarvan de ideale meetkundige
vorm wordt aangegeven)n de tekening van.een werkstuk.
c. Referentievlak: vlak, dat als referentie wordt aangenomen.
T.o.v. dit vlak wordt de stand van doorsnijdinqsvlakken aangeqeven.
Heestal wordt als referentievlak aangenomen, het nominale oppervlak,
of een vlak dat daaraan evenwijdig loopt.
d. Werkelijk profie): de Iljn die ontstaat door de goorsnijding van
het werkelijke oppervlak, met een vlak loodrecht op het referentievlak.
e. Nominaal profie): de lijn, die ontstaat door de doorsnijding van het
nominaal oppervlak met een vlak loodrecht op het referentievlak.
f. Referentfeprofie): de lijn ten opzichte waarvan de eigenschappen
van het te meten profie1 worden vastgesteld. Deze lijn heeft de
vorm van het nominale profiet. Oak de plaats ervan moet zo goed
moqeliJk overeenkomen met die van het nominale profie).
IKro-cursus l'i!ettechniek uoor bet Reqii:maal Centrum Eindhouenl
Pagina 6.1
ominale opp.
werkel ijk opp.
werkstuk
~~~~~_~=-~--=~~~----rnominale profiel
F iquur 6.1.
g. Oppervlakteprofiel: de benadering van het werkelijke profiel door
mlddel van de baan, in het doorsnijdinqsvlak beschreven, door het
middelpunt van een bolvormige taster van een ruwheidsmeetinstrument.
h. Baslslengte (Zie fig. 6.2): het qedeelte van het oppervlakteprofiel.
gemeten langs het referentieprofiel. podig voor de definiering van
de karakteristieke grootheden. van de oppervlakteruwheid; deze heet ook wei "cut-offll-lengte (L
b).
r referentieprofiel
L
Figuur 6.2.
Een oppervlak ziet er in het algemeen als voIgt uit:
ruwheid
Figuur 6.3.
IKro-cursus tleettechniek wor bet Regionaal Centrmn Eindhouen I Pagina 6.2
De volqende afwijkingen treden op:
1. Vormafwfjkingeni te wijten aan ~eometrische afwijkingen van de
bewerkingsmachlnes (tapsheid. onrondheid).
2. Golving; t.g.v. fouten in de aanzetbeweging van het werktuig.
3. Oppervlakteruwheid; ontstaat door het vormgevend middel (beitel).
Tast men het oppervlak af met een ruwheidsmeetinstrument, dan ont
staat een elektrisch signaal dat opgebouwd is uit twee delen, namelijk
de golvlng en de ruwheid.
Wit men nu een zuiver beeld krijgen van de ruwheid, dan rnoet de gol
vrng eruft gefilterd worden. Dit is te verwezenlijken met behulp van
de cut-off-lengte.
Het werkt als voigt. Er wordt een bepaalde c.o.-lengte vastgelegd. Golven
met een golflengte groter dan de c.o.-lengte worden uit het elektrisch
signae) gefilterd. Dit gebeurt nlet abrupt, maar geleidelijk.
Voorbeeld (zie fig. 6 •• )
C.o.-lengte • 0.7S rnm. Nu wordt van sinusvormige elektrische spanningen met een qolflengte van:
0.25 rnm de
0.50 mm II
0.7S rnm II
1.25 rnm II
1.75 rnm II
3.00 mm " 7.50 rnm II
amp 1 i tude voor 9n meeqenornen II " 92% II II 80% II .. 60%
" " 40% II II 20% II II 5%
Amnlitude
11---------
0.75 fiquur 6.',
" II
II
II
II
II
in het s i gnaa 1 , II .. II
II II II
.1 II II
/I II II
II II II
II " II
Is de tastweg langer, dan kunnen ook qrotere go\vingen een r01 spelen.
Daarom bestaat er een vaste betrekkinq tussen de c.o.-lenqte en de
tastweg; deze worden dus steeds gekoppeld qeschakeld.
lJm>-cursus tlE!ettecbniek UDOI'" bet Regionaal Centrum EindhD'tJen I
Pagina 6.3
In het praktikum wordt apparatuur ~ebruikt waar c.o.-lengte en
tastweg als voigt samenhangen:
tastweg (nm) c.o.-lengte (mm)
1.6 0.25
It 0.75
10 2.5
25 7.5
I. Hlddenlljn: de lijn t met de vorm van het nominale profiel, die het
oppverlakteprofiel binnen de basilengte Lb zodanig verdeelt, dat
de som van de kwadraten van de afstanden van punten van het profiel
tot de middenlijn (loodrecht op het referentieprofiel) minimaal is.
6.3 De ruwheidsparameters
a. Ra • het gemiddelde van de absolute waarden van de'afstanden van
het oppervlakteprofiel tot de middenlijn (fig. 6.S).
y
L
Figuur 6.S.
De mlddenlijn moet voldoen aan:
L L
x R max
f y • dx • 0 t
o en fly I . dx ism i n imaa 1
o
L Is de meetlengte.
In fonnule l
Ra:- f· f /y/.dx o n
(rrro-cursus It!ettechniek ~ bet Regionaal Centrum Eirx:lho1.lenl
Pagina 6.4
(R hee't ook wei: - Hi ttenrauhwert. a
- Center Average Line: CLA
- Arithmical Average: AA
- Roughness Height Rating: RHR)
b. R • maximale ruwheidshoonte per meetlen~te (zie fin, .6 .5) max !t.:1
Het Is de afstand van twee lijnen die de twee toppen raken
(boven en onder de middenlijn). en evenwijdig aan de midden
lijn lopen (over de basislengte gerekend).
(Rmax heet ook wei: - Haximale Rauhtiefe
- R:lR .. Rauhtiefe. of maximale ruwheids-t
hoogte per basisJengte)
c. R • Dit is een verbeterde waardebepaling van R • z ~x
y
x Fiquur 6.6,
(Yl.3.5.7,9: de 5 hoogste toppen; Y2,4,6.8.10 de 5 laagste toppen)
R a
d. R • gemiddelde afstand van het referentieprofiel tot het oppervlakte-p profie I.
l
Figuur 6.7.
Il'fI'O-cursus I1eettechniek \IDOr bet ReqiOnaal Centrmn Eirxlhouenl
Pagina 6.5
In formule: 1 l
R • -l • f Y • dx , waarbij y de afstand van het referent ie-p 0
profiel tot het oppervlakteprofiel is.
(Rp heet ook weI G, of Glattungstiefe)
e. Rq • de meetkundig gemiddelde afstand van het oppervlakteprofiel
tot. de middenlijn.
In formule:
2 2 Y, + ••••• 'Yn
n
Zle fig. 6.5
(R heet ook weI: - Root Mean Square Average: RMS q - R ) s
f. t • draagvermogen van het profiel. p
snedel ijn
l
F iguur 6.8
In formule: L, + ••••.• L4
t • .....;.--:L=-----:.. x 100% P b
De snedetijn kan op verschi)Iende hoogten worden geleqd, zodat men
op verschil1ende nivo's in het ruwheidsprofiel kan meten.
(t heet ook weI: - Traganteil) p
6.4. De verschil1ende meetmethoden
a. Optisch. Oit is een kontaktloze meting. Een lichtbundel valt op het oppervlak.
Afhankelijk van de ruwheid varieert de terugkaatsinq. Deze is dan
een maat voor de ruwheid.
ItrrO-cursus lteettechniek ~r bet Regionaal Centrmn Eindhoven/
Pagina 6.6
Toepasslng is afhankelijk van het reflekterend vermoqen van het
werkstukoppervlak. Vooral methoden die op Interferentie berusten, zijn interessant.
omdat deze drie-dimensionale informatle leveren over het werk
stukoppervlak.
(De Interferentielijnen zijn a.h.w. hooqtelijnen van het oppervlak.)
b. He~hanis~h met elektris~he versterkinq. AIleen deze methode is geschikt voor het bepaJen van qenormaliseerde . ruwheldsparameters (zie fig. 6.l). Alqemene opzet:
,< werkstuk
.. -- " ... .. opnemen verwerken weer!leven
Figuur 6.9.
Opnemen: omvorming van oppervJaksignaal in een elektrisch signaal.
Verwerken: omvorming van een elektrisch (profiel) si~naal in een
ruwheidssignaal.
Weergeven: omvorming van een ruwheidssignaal in een ruwheidsaan
duiding.
Het gedeelte van de opnemer bestaat uit:
- Tastersysteem: de geometrie van de tasternaald bepaalt welke punten van het werkstukoppervlak worden gemeten.
- Hechanls~h-elektrische omzetter.
• Synchroonaandrijvlng, om de taster over het oppervlak te laten
lopeno
De grootte van het ruwheidssignaal kan op de volgende manieren
worden vastgelegd:
- Aanwijzing op een s~haalinstrument,
- S~hrtjven op een papierstrook (grafiek),
- D~m.v. een ponsband (te verwerken op een komputer).
(In het praktikum worden de eerste en de tweede mogelijkheid toegepast.)
Irrro-cursU5 lteettechniek voor bet BeqiOnaal Centrum Eindho\Jenl
Pagina 6.1
c. Hechanisch met optische versterkinn.
Oe principewerking Is gelijk aan die van de tolerator uit proef .8.
d. Pneumatlsch methoden.
e. Vergelijking van het werkstuk met r~wheidsmonsters.
Het monster en het werkstuk worden met de vingernagel afgetast.
Zodoende krijg je een indruk, tussen welke ·ruwheidswaarden het • werkstukoppervlak zich bevindt. Oit is geen erg nauwkeurige methode.
6.5. Bediening van het aanweziqe instrumentarium
Bedlening van de "Perthen"-ruwheidsmeter.
A
Figuur 6.10
\ c 0 c::lO
o 0 0
o
A: Tastsysteem; B: Heetkop. Deze bevat de mechanisch-elektrische
omzetter, en de tasteraandrijving; C: Elektrische gedeelte. Hierin
vindt de omzetting plaats van elektrisch signaal, in ruwheids
signaal. Bovendien bevat het een wijzer instrument. dat de ruwheids
waarde aangeeft; D: Schrijver gedeelte. Hier wordt het signaal van
de meetkop op een papierstrook geschreven.
Ad A: Het hier gebruikte tastsysteem werkt als voigt:
--aandr.
Figuur 6.11
IKI'O-c1D"5U5 tfeettecbniek UDDr bet Reqionaal Centrmn Eindhouen I Pagina 6.8
Ad B
,. .. , : : c ......
tasterarm
\
taater/ " glijaehoen
Fiquur 6.12
a. Draaiknop, om de meetkop in zijn geheel hoC)er of lager te zetten.
b. Draaiknop om de tasterarm omhoog of omlaa~ te bewegen.
e. Drukknop (op de achterkant van de meetkop) om de tasterbeweqing
te starten. Deze heeft dezelfde funktie als knop 5 van het
elektrische gedeelte (zie Ad C).
Ad C
Start
tastbewegin
\ 7
"-meetlengte
/ gO '0 [ I 4
I 0 wijzer'uit het rode ~ebied halen
5 8 6
0 0 0 1 2 3
meetbereik \e.o.lengte
Figuur 6.13 Perth-O-Meter
IHJ'O-cursus i'l!ettecbniek -voor bet Reqionaal Centrum Eindhoven I Pagina 6.9
b
Funkties van de schakelaars en aanwijsinstr.:
1. Netschakelaar
Standen: 0 • apparaat uitgeschakeld
1 •
Stop •
II ingeschakeld II ..
uitgeschakeld.
aandrijving van de taster
(Deze stand is nodig voor het afregelen van het
instrument. Dit is bij de proef niet van belang)
2. Heetbereik.
Er kunnen meetbereiken worden ingeschakeld van:
0.1; 0.25; 0.5; Ii 2.5; 5; 10 en 25 ~lIn.
3. Omschakelaar.
Standen;. Cut off. Hiermee kunnen verschillende c.o.-1en9tes
worden ingesteld. namelijk:
0.075; 0.25; 0.75 en 2.5 mm.
* Test: dient voor de afregeling. Deze is hier nlet
van belang.
* Instrumentsymbool. Deze stand is bij de proef ook
niet van belang.
4. Oversturingsindikator.
Als de wijzer in het rode vlakje blijft staan, is het instrument
overstuurd.
5. Startknop.
Hiermee zet men de tasteraandrijvinq in werking.
6. Nulste!llng.
Hiermee wordt het instrument afqeregeld.
7. Aanwfjsinstrument.
Hierop wordt de Ra-waarde aanqeQeven. Aflezen op de 2.5-; 5- of 100-
schaal, afhankelijk van het blj 2 ingestelde bereik.
S. Instelknop voor de tastweglengte.
Er kan een tastweg worden Ingesteld van 1 tot 5 mm.
Het Heten
a. Knop 1. in stand 1.
b. Het te meten oppervlak onder de taster plaatsen.
c. Als wijzer 4 in het rode gebied staat, moet dit worden verholpen
door san knop 6 te draaien.
ltI'O-cursus ~ttechniek voor bet Beg ionaal Centrum EindhotJen
Pagina 6.10
d. Heetbereik instellen m.b.v. knop 2.
e. H.b.v. knop 3 de c.o.-Iengte instellen.
f. Heetlengte instellen m.b.v. knop 8. g. Knop 5 indrukken tot de wijzer uitslaat.
h. Ra-waarde aflezen op de juiste schaal. De "gemiddelde grootste"
ultslag moet worden afgelezen.
Ad D
f )
\ o
11
- - o 10
) (
o 9
Figuur 6.14 Perth-O-Graph
9. Netschakelaar.
Standen: o • apparaat uitgeschakeld.
• apparaat ingeschakeld. Het papier loopt. als de
taster beweegt.
II • apparaat ingeschakeld. Het papjer loopt, onaf
hankelijk van de tasterbeweging.
10. Intensiteit van de registratie.
Tijdens onze metingen staat deze schakelaar in de stand van de
plj 1 (2e stand vanaf 1 inks).
Il'Il'O-cursus I'Ieettecimiek voor bet Reqionaal Centrum EindholJen I Pagina 6.11
11. Horizontale vergroting.
De volgende vergrotingen zlJn m0gelijk: 4x; ax; 20x en 20x; 40x;
100x. Blj de eerste 3 beweegt de taster met snelheid 0.5 mm/s en
bij de laatste 3 met een snelheid 0.1 mm/s.
N.B. De c.o.-lengte die is ingesteld. bij 3. is niet van invloed
op de reglstratie.
Het Registreren
a. Knop 9 op I.
b. Knop lOop pljl.
c. Meetweg inatellen met m.b.v. knop 8 d. Vertikale vergroting (- vergrotinq in de richtinq loodrecht op het
te meten vlakje) instellen m.b.v. knop 2.
De standen daarvan komen overeen met de volgende verqrotingen.
Bereik [~m] 0.1 0.25 0.5 2.5 5 10 25 .
Vergroting lOO.OOOx 40.000x 20.000x lO.OOOx 4.000x 2.000x 1.000x 400x
e. Horizontale vergroting instellen m.b.v. knop 11. (= vergroting in
de richting van de meetweg).
f. Registratie starten m.b.v. knop 5. g. Eventueel de registratie lets over het papier verschuiven door aan
knop 6 te draaien.
VRAGEN
1. U wi! de ruwheid bepalen van een oppervlak, dat qeqolfd is. De 901f
lengte van die golving is 3 1llTl. Welke van de vier, op pagina 6.4
genoemde c.o.-Iengte neemt U?
2. Gegeven is het onderstaande ruwheidsprofiel, dat is opgebouwd uit gelijk-
zijdige driehoeken. R • 17.3 ~m. Bereken, of beredeneer hoe groat max Rat R en R t s p q
l'fI'O-cursus l'feettechniek voor bet Reqionaal CentrlDll Eindhown
Pagina 6.12
~oprervlakteprofiel ~ ____ ~~ ______ ~L-____ ~~--+ X
~middenl ijn
Figuur 6.1S
3. Wat Is het belangrljke voordeel van mechanische ruwheidsmeting met
elektrlsche versterkino. veraeleken met de andere methodes? 6 •. 7. 0pdrachten
1. Hetingen met de Perth-O-Meter.
a. Heet van de vlakjes N6 tim Nl0, de Ra-waarde.
Neem: c.o.-lengte = 0.75 mm
meetweg = 3 mm
Doe elke meting 5 keer (steeds op een andere plaats), en
kontroleer de gemiddelde waarden met pie in de hierna volgende
tabe 1.
b. Heet van het vlakje Nl0, de Ra-waarde bij de 4 verschil1ende C.o.
lengtes. Doe dit ook voor N6. Verkta~r de resultaten.
2. Registreer van de vlaktjes N6 tim Nl0 het oppervlak. Neem steeds
een meetweg van '3 mm, en een papiertengte van 20 mm.
Tabel: Rugotest 101.
Ra r\-lmJ
N6 o.ll N7 1.6 N8 3.2 N9 6.3 Nl0 12.5
.6.1 . Li teratuur
- Kollegdiktaat "Heten en Kontroleren" - Hoofdstuk 10.2.
- Langerels - Inlelding in de Werkplaatstechniek.
- Normbladen: NEN 3631; 3632; 3633 (concept); DIN 4762; 4763; 4768, ISO R468.
1'fi'O-clD"5U5 I1eetteohniek uoor bet Regionaal Centrum Eindhot.J£'n
PagiDa 6.13
•
Waarneminqenblad Proef 6
Naam
Coil. n r •
Datum
.------------------------------------------------------------------------1. a. C.o.-lengte 5
meetweg •
Ra-waarden [ J:
N6
b. Meetweg •
Vlakje •
Ra-waa rden r J:
c.o.-lengte •
Ri-
N7 N8 N9 NID
0.075 0.25 0.75 2.5
Kro-cursus &ettechniek 'fJDOr bet Reg ionaa 1 Centrum EindbotJen
Pagina 6.14
Len~temeting op de 1 meter tengte meetmachine.
, Gebruikt wordt een machine van Zeis Jena. Het meetsysteem van de
machine bestaat uit 10 nauwkeurig gejusteerde decimeter merken in
het bed van de machine. Hiertussen wordt met behuJp van een 100 mm
lineaal en een opticatorsysteem geTr.terpol~erd.
Oe 100 mm lineaal is verdeeld in 0,1 mm interval1en. die d.m.v.
het opticator-systeem in 100 gelijke delen wordt verdeeld, zodat
een 0,001 mm systeem wordt verkregen. Het de te meten objekt wordt
tussen de taster geplaatst. r~u wordt niet aan het Abbeprincipe
voldaan, zodat 1e orde fouten kunnen optreden. Om deze le orde
fouten te voorkomen is de machine Eppenstein geccmpenseerd. Meer
informatie over de bediening van de meetmachine vindt U op biz.
7.7 e.v • . 2 Invloed van de temperatuur
Het zal duidelijk zijn. dat bij een meting waarbij machine en
speermaat niet dezelfde temperatuur en uitzettingscoefficient
hebben er een systematische afwijking kan optreden door deze
inv'loeden.
Men dient voor de korrektie hiervan die uitzettingscoefficienten
te kennen en de temperatuur van machine en speermaat te meten.
Bi] deze proef wordt voor het meten van de temperaturen gebruik
gemaakt van thermokoppels. Zie
figuur.
Een thermokoppel berust op het
feit dat tussen 2 materialen
een spanningsverschil ontstaat,
dat afhanot van de temperatuur.
De bij deze proef gebruikte
thermokoppels zijn van het
koper-constantaan type.
Bij versch i 1 in temperatuur tussen de "koude ll en .''warme" I as wordt
over de toevoerdraden een spanningsverschil AV gemeten.
Hiervoor geJdt de relatie AV = kAT.
Voor de bepaling van AV wordt dikwijls gebruik gemaakt van een compen
sator, die een tegenspanning levert gelijk aan AV; de instelling ge"
schiedt m.b.v. een galvanometer.
II'II'O-cursus neettechniek ucor bet Begionaal Centrum Eindbo~n I Paqina 7.1
Het voordeel van deze methode is, dat het thermokoppel geen stroom
levert. waardoor geen spanningsverschil over de toevoerdraden op
treedt. Vanwege de kleine temperatuursverschillen, die tijdens de
meting optreden is deze methode echter niet bruikbaar.
Er wordt hier gebruik gemaakt van een Fluke voltmeter met een zeer
hoge inwendige weerstand lduur instrument; oppassen s.v.p.!).
3. Systematische afwijking t.g.v. de temperatuur
Bij eindmaten en speermaten geeft men de lengte op bij 20 °C. Oit
levert bij de lengtemeetbank dan de volgende formule:
Lg • gemeten lengte
ALsp • korrektieterm voor de verlenging van de speermaat t.q.v. een
temperatuur anders dan 20 °C.
ALm • korrektieterm voor de verlenging van de machine
AL "" L a(t-20) a "" lineaire uitzettingscoefficient
... Toevallige afwijking van de lenQte
In hoofdstuk 3.2 staat een formule voor de toeval1ige afwijking.
Voor L20 wordt deze formule:
SL220 - SL
2 + S2 + 52
AL.' 9 ALsp ALm En voor L!.
.5 • Bepaling van de insteltijd van de meting
Het zal duidelijk zjjn. dat wanneer men de speermaat op de machine
plaatst en het thermokoppel erop bevestigt. de temperatuur van de
speenmaat zal stiJgen.
Gaat men nu direkt daarna meten, dan krijgt men te maken met een snet
veranderende lengte van de speenmaat. doordat deze weer de omgevings
temperatuu"r aanneemt.
De verantwoordelijke grootheid hiervoor is de tijdskonstante T. zoals
deze uit inschakelverschijnselen bekend is.
/l1IO-cursus I1eettechniek uoor bet Regionaal Centrum Eindho\Jenl
Pagina 7.2
Hen spreekt van T als de tijd die nodig is om het signaaJ van een in-
f l.. b' d schakelverschijnseJ te laten a nemen tot op ~ van ZIJn eglnwaar e.
Bij inschakelverschijnselen is de afname per tijdseenheid evenredig
met de signaalgrootte of we 1
d A( t) dt = C1 A(t)
of: A(t) = AO e- t / T
Zetten'we dit uit in een grafiek dan voIgt:
A( t 1) Uit het pJaatje voigt: tan Q= t -t
2 1
tan Q -= _ 1 A e- t / T = -
T 0
"Schrijft" men dus de kromme van het inschakelverschijnsel dan kan
tnen daaruit de tijdkonstante bepalen en hieruit de tijd die men, na het plaatsen van de speermaat.dient te wachten alvorens de
meting met voldoende nauwkeurigheid uit te voeren (t:::; T).
IItTO-c .... sus lfeettechniek \I[X)l' bet Seq ionaal Centrum Eindhoven I Pagina 1.3
Hen bepaalt T als voIgt. Laat de kromme tekenen. Trek dan de raaklijn
aan de kromme in punt 1. Bepaal het snijpunt van de raaklijn met de
horlzontale as (punt 2). T is de tijd tussen 1 en 2.
Vragen
1. Hoem een le en 2e orde afwijking die bij de proef kunnen optreden.
2. Wat is het Eppenstein principe?
3. Hoeveel mag de speermaat scheef liggen indien de totale meet
nauwkeurigheid van de machine hieraan opgeofferd wordt?
(Oe totale meetonnauwkeurigheid is (0,5 + l~O) ~m. met Lin mm.) 4. Hoe Jegt men de speermaat evenwijdig aan de lineaal (bed)?
S. Wat is de beste vorm van de speermaat punten?
Opdrachten
Lees voordat U met de opdrachten beqint, de gebruiksaanwijzingen voor
de meetbank, de voltmeter en de schrijver door (zie bIz. 7.6 e.v.)! .. . .
1. Warm een van de speermaten OPt door deze circa 5 min. in het oventje
naast de ~PtM!chine te le~~en. Meet ondertu~sen ~~n de ~nrlere soeer
meat de volgende gegevens:
a} de standaardafwijking van de meting uit 9 waarnemingen
b) na het plaatsen van de koude las van thermokoppel 1 (machine-ijs)
in het dewarvat met smeltend ijs. de waarde 6Vl. Meet dit met de
"Fluke" Voltmeter.
c) meet na bevestiging van thermokoppel 2 (speermaatmachine) aan de
speermaat de waarde AV2. Let op! Speermaat en machine mogen
geen contact maken.
d) meet nu de lengte van de speermaat.
N.8~ Lengte is Aflezing-O-stand.
2. Leg nu de warme speermaat op de machine en de koude in het oventje.
a) Bevestig thermokoppel 2 (speermaatmachine) aan de warme speermaat
en verbindt dit thermokoppel aan de "Fluke" voltmeter. Registreer
de afkoelkromme. zie bIz. 7.11
b) Meet hierna van deze speermaat dezelfde grootheden als bij lb,c,d.
3. Neem de eerste speermaat uit het oventje en registreer ook hiervan
de afkoelkromme als bij 2a.
~. a) 8epaal de temperatuur van de speermaat en de machine d.m.w. de 6V formule: AT. lK
b) 8epaal T zoals in de figuur op bIz. 7.3
Il'm>-cursus It!ettechniek 'UDOl' bet Regionaal Centrum Eindho-uen I Pagina. 1.4
a. ATm_ijs • Tmachine - Tijs .. Tmachine (T .. 0 °e) smeltend ijs
b.
AVl T h' • ~ mac Ine 1\..
Kl • 37,9 IJV/K
AT • T - T sp-m speermaat machine
AV2 Tspe~rmaat .. Tmachine + lQ!
H.b.v. Tmachine en T is nu te berekenen hoeveel de machine speermaat en de speermaat zijn verlengd:
AL .. 0 • L • (T-20)
-6 (0 • Lineaire uitzettingscoefficient; Q AL .. 24 x 10 /K;
-6 0Fe .. 11 x 10 /K; neem L c 1000 mm)
Ais AL en AL bekend zijn. dan is L20 te berekenen m.b.v.: sp m
L20 .. L - AL + AL 9 sp m
5. 8ij L20
hoort een standaardafwijking. Deze is te berekenen uit:
L20 .. L - Al + Al 9 sp m
H.b.v. de formule uit A.f, vol"t:
SL is in opdracht 2 berekend. 9
AL • 0 • L • (T-20)
SAL en SAL vol~en uit: sp m
ST = 0,2 K Neem weer L .. 1000 mm.
6. Voer de meetgegevens in op de terminal en kontroleer Uw uitkomsten
a.d.h. van de uitvoer.
Itn'O-cursus f'leettechniek ~ lEt Regionaal Centrum Eirdhoven I Pagina 7.5
•
Gebruiksaanwljzing van de lm-Iengte meetbank
1. Anwendung
Die L8ngenmessmaschine ist - ihrer Bauart entsprechend - in erster
Llnie fUr unmittelbare und Unterschiedsmessungen an ausgesproehen
langen PrOflfngen, wie Stlchmassen, Kugelendmassen, u.dgl., vorgesehen.
Er k6nnen damit fotgende Messungen durchgefDhrt werden:
- PrOflingen mit ebenen, parallelen Messflachen
- PrOftingen mit kugeligen Messf18chen
- zylindrischen PrOflingen in senkrechter Stellung
- zyllndrlschen PrUflingen in waagerechter Stellung
- PrOflingen mit ebenen, parallelen Messflachen
- Bohrungen.
2. Messprinzip
Ole Messungen beruhen auf dem unmittelbaren Vergleich des PrOrlings mit zwel Massstiben: elnem der Lange der Messmaschine entsprecchenden
Stahimassstab, der In Abstanden von 100 mID Doppelstrlchglasmarken in
durchgehenden Bohrungen tragt, und einem Glasmassstab von 100 mID Lange,
der In Zehntelmil1imeter geteilt ist. Seide sind Dber eine besondere
optische Anordnung gemeinsam In einem Mikroskop ablesbar. Sle erganzen
slch derart, dass der kurze Glasmassstab jewel Is den Abstand zwischen
zwel Doppelstrlchmarken des langen Stahimassstabs unterteilt. Die
Hundertstel- und Tausendstelmillimeter lassen sich in Okular eines
Optisch-Mechanischen Feinzeigers ablesen.
1m Gegensatz zu Langenmessgeraten nach dem Abbe-Komparator-Prlnzip
(Massltab und Messstrecke In elner Geraden hintereinander) haben wir
bel unsere~ Lingenmessmaschlnen. um elne Obermissige Bau18nge zu vermelden. das optische System nach Eppenstein angewendet. Dieser gegen
FDhrungsfehler (Kippungen) unempflndliche Aufbau ermaglicht die Anordnung von Hasstab und Messstrecke nebeneinander und ergibt
glefchzeltlg die klelnstmagl iche BauHinge eines Lingenmessgerites.
Er grDndet sich auf fo'gende Voraussetzungen:
IlfID-ctr5US l'i:!ettecbniek ~ bet Regionaal Centrum Eindhouen I Pagina 7.6
a) Ole Trager der optischen Teile (Mess- und Pinolenschlitten) sind
starre Gusskorper.
b) Ole Tellungs-(Massstab-)Ebene liegt in der Brennenbene der
ObJektlve.
c) Der Abstand zwischen der Messachse und der ihr parallelen Mass
stabebene ist gleich der Brennweite (f) der beiden symrnetrischen
ObJektive.
3. Wfrkungsweise (Bild 3, bIz 1.8)
Der optische Teil der Langenmessmaschinen besteht im wesentlichen aus
zwel optlschen Systemen zur Abbildung der Hassstabe und dem Ablese
mlkroskop. Je eln optisches System ist mit dem Pinolenschlitten (PSch)
und dem Hessschlitten (HSch) fest verbunden, sie gleiten bei den
Schlittenbewegungen frei zwischen der GrundbettfOhrung: Der Pinolenschlitten
wlrdt auf die jeweilige Doppelstrichmarke (StrH) gestellt, dessen
8eleuchtungseinrlchtung die Marke in das Ablesemikroskop (AM) im Mess
schlitten projiziert. Dieses Bild dient als Index fOr die Ablesung des in
Zehntemililmeter geteilten Glasmasstabs (lM). Der nicht in den Strahlengang einbezogenen Optisch-Mechanische feinzeiger
(Opt) am Hessschlitten ubernimmt die Funktion der G~genpinole und zeigt
die Hundertstel- und Tausendstalmillimeter an. Er wird bei der Null
elnstellung, d.h. beim BerOhren der Messhutchen von Pinole und Mess
schlltten, ebenfalls auf Null eingestellt. Zur Ermittlung der Hunderstel
und Tausendstelmillimeter verschibt man den Messschlitten, bis der nachst
llegende Strich der Zehntelmillimeterteilung in der Doppelstrichmarke
eingefangen ist. Die Anzeige des Optisch-Mechanischen feinzeigers ist
dann mit dem richtingen Vorzeichen dem im Ablesemikroskop festgestellten
Wert hlnzuzufDgen (5. Ablesebeispiel in Blld 4, biz 1.9).
4. Strahlengang (Bild 3)
Das Licht der Zwerglampe 6 V 1,8 W (ZP) im Pinolenschlitten (PSch) be
leuchtet Dber den Kondensor (K) eine Doppelstrichmarke (StrM) des
Stahlmassstabs im Grundbett (GrB) und gelangt in das darunter liegende
optlsche System. Das Reflexionsprisma (Pr) lenkt die Lichtstrahlen ab,
lmo-cursus ~ttechniek uoor bet Regionaal Centrmn Eindho1Jen I Pagina 7.7
und das ObJektiv (0) richtet sie parallel. (Da die Ooppelstrichmarke 1m Brennpunkt des Objektivs liegt, wird sie ins Unendliche abgebildet.)
Oas parallelgerichtete Lichtbundel verlauft nun zwischen der Fuhrung
des Grundbettes in das optische System im "essschlitten ("5ch), wo es
nach dem Durchgang durch das Objektiv (0 1) yom Reflexionsprisma (Pr 1)
nach oben abgelenkt wird. Dieses Objektiv erzeugt von dem im Unendlichen It_genden virtuellen Bild der Doppelstrichmarke ein reelles
Blld In seiner Brennebene, in der der Zehntelmillimetermassstab (Z")
angeordnet ist. 1m Ablesemikroskop (A"), das nur die Funktion einer Lupe hat, also nlcht am Hessvorgang teilnimmt, sind beide Hassstabe ab lesbar.
11 10 "1;.. ~p
\ o 0,
Bi Jd 3
5. Ablesen des "esswertes
~2!!!!~1~!2!~2e (18)
Je nach Elnstellung des Pinolenschlittens (10) auf der Grundbettfuhrung (3)
nach dem Grob-Orientierungsmassstab (9) erschelnt im Sehfeld eine grosse Ziffer mit elnem darunter angeordneten Doppelstrich (Dezimetermarke),
die anzelgt, wieviel hundert Millimeter lang die "essstrecke ist, und
glelchzeltlg fUr die weitere Unterteilung des Dezimeterwertes als Index
dient. Belm Veriehleben des "essschlittens (20) auf den Grundbett verandert
die Doppelstriehmarke ihre lage 1m Sehfeld nicht, dagegen lauft sie uber die
'tm>-cursus I1eettechniek utXlr bet Reqionaal Centrmn Eindhoven I Pagina 7.8
waagere~hte Tel lung des Zehntelmillimetermasstabs. Oer zwischen dem • . Ooppelstrl~h der Dezimetermarke befindliche Teilstrich gibt an, um
wlevlel MIllimeter und Zehntelmil1imeter die Hessstreeke ISnger ist
als der mit Ihr angegebene Oezimeterwert. Die Bruehteile eines
Zehntelmi11 imeters werden 1m Okular des Optisch-Heehanischen Feinzeigers
abgelesen (5. Sild ~).
'--
/ 8
111111111111111"1
70 71
~~ II ! ,'" I,
It " • , . •
,. It
Sild 4.
ge!!!5b:~!5b!~!!5b!r_E!1~~!19~! (19)
Dleser hat neben seiner Funktion als Gegenpinole die Aufgabe. anzuzeigen. um wievlel grBsser oder kleiner die Hessstreeke in Tausendstelmil1imetern
wm) tst als es der Wert 1m Ablesemikroskop (la) anzeigt. Zum Ausmessen der 8ru~htelle eines Zehntelmillimeters ist belm Einbl ick in das Ablese
mlkroskop und Drehen am Feintrieb (22) der nSchstllegende Zehntelmilli
metertellstrlch symmetrls~h zwischen der Doppelstri~hmarke einzufangen.
Die 1m Sehfeld des Feinzeigers abzulesende positive oder negative Anzeige
In pm ist dem 1m Ablesenmikroskop ermitteln Wert, unter Berucksichtigung
des Vorzelchens, hinzuzufOgen.
11'fI'O-curSUs I'i2ettechniek voor bet Reg ionaal Q!ntrum Eirldhoven I Pagina 7.9
~~!~!~~~!!e!!! (Bild ~)
Ab ZBSBnrlkroskop
1m Sehfeld beflndet slch die
Dez lmetermarke "8"
In Ihr ist der 4. Teilstrich naeh
der 70 symmetrisch eingefangen.
OPtiBoh~BchaniBchBP FBinaeiger
Der Index steht zwischen dem 2.
und 3. Skalenstrich. Oer geschatzte
Zehntausendstelwert 1st einge
klammert.
I 1. Tellablesung
(Dezimeterskale)
1. iellablesung
(Z~hntelmillimeter
skale)
Tei lablesung
(Tausendstelskale)
Ges.amtablesung
- 800 nm
.. 70,4 mm
+ 0.002 (5) mm
870,402 (5) mm
IMTO-cursus ti;!ettechniek ~ bet ftegionaal Centrum Eindho1Jen I Pag ina ? • 10
Gebruiksaanwijzing van de "Fluke 845 ABII voltmeter
• Zet de knop IIPower" in stand "Line Opr".
(Het apparaat werkt nu op het 1 ichlllt!l)
• Zet de pI] I van de knop "Opr" horizont'aal. en IIRangel! op 10 microvol t.
Stel nu m.b.v. de knop "Zero", de meter op O.
De pI] 1 van de knop 1I0pr" d i ent nu omhoog gedraa i d te worden.
• Stel een bereik in m.b.v. de knop "Range", en lees de voltmeter
Cop de Juiste schaal) af.
(N.B. Thermokoppels aansluiten bij "Input ll, en schrijver bij "Output") .
Gebruiksaanwijzing vande "Philips PH 8220 Pen Recorder l.'
• Apparaat inschakelen m.b.v. de knop IIPower ll•
• Stel de papiersnelheid op 18 em/h.
• 5tel het bereik in op 1 V.
• laat de pen op het papier zakken: IIPen Down tl•
• Schakelaar "Heas·Zero ti op IIZero".
• Zet m.b.v. de knop IIRange il de pen op de tweede (dikke) I ijn vanaf I inks.
Hiermee is de O-liJn van de registratie vastgelegd.
• Zet de knop IIHeas·Zero" in de stand "Meas".
• Door een geschikte stand van de gevoeligheidsschakelaar van de "Fluke"
voltmeter, in kombinatie met de knop IIlevel ll (deze bepaald de uit
gangsspanning als funktie von de wijzeruits)ag) kan de pJaats van de
pen op het papier van de recorder voor de maximale uitslag worden
ingesteld.
• Start de papierafloop: "Chart start".
(N.B. "Output" van de voltmeter aansluiten op "Input" van de schrijver).
Irrro-cUl"sus tleettechniek voor bet Begionaal Centrum Eindhl:RJen J
Pagina 7.11
Waarnemingenblad
1. Bepallng van T.
Hat. Papierlengte
[mm]
At
Fe
2. 8epaling van SL 9
Waarneming Aflezing [mmJ
1
2
3 q
5 6
7 8
9
3. Bepaling van AVl en AV2.
Hat. AVl (J,lV]
(Vmach.-ijs)
Al
Fe
Proef
Naam
Datum:
Papiersnelheid t2 -t1 [mm/h] [min]
Safl = mm
O-stand = 0.0177 mm
::: 0.0003 mm
::: Aft - O-stand
-= = mm
tN2 [).tVl Aflezing Lengte ..
(v speerm. -mach. ) [mm] [mm]
rm>-cursus ~ttechniek UDal' bet Regionaal Centl'tDD EindholJen
Pagina 7.12
L g
4. 8epal ing van T h' ,T en L20 • mac Ine speermaat
Hat. T rOC) T rOc] 6L rmml i\L rrnml L20 rmml m sp m sp
Al
Fe
5. Bepaling van S en het totale meetresultaat. L20
Hat. SAL SAL S m sp l20
AI
Fe
Al-speermaat L20 = + mm
Fe-speermaat L20 = + rnm
6. I nvoer term i na 1.
AI: Aflezing (zie 3) mm AVl (zie 3) }.IV
t:.V2 (zie 3) J.JV
Safl (z i e 1) rnm
Fe: Aflezing mm AVl \.IV
t:.V2 }.IV
Safl mm
II'II'O-cursus lti!ettecmiek vaor bet Begionaal Ce~trum Eindhouen I
Pagina 7.13
Vlakheidsmeting.
Aluorens in te qaan op de bouengenoende meting zullen enkele
basisbeqrippen die er uerband me houden \'.Drden behandeld.
1. Geometrische vorm v-c:tn oppervlaldten.
2. !'Ieetmethoden aan de oppervlakken.
1. Geonetr i sclle \JQrm
Bij en opper111ak onderscbeiden ~ t~ soorten \lOrnarwijkingen,
de nacroqeonetr i sche en de microqeonetr i selle.
Deze laatste nDenen \e oppervlaktermileid. Voor bet neten van
deze \JQrm staan eniqe zeer qeauanceerde meetinstrumenten in bet
laboraterium. J:)e neUng \'Barmee ~ ons bij deze proe£ beziq
hou:fen betreCt ecbter de nacroqeonetrisebe uorm. J:)eze heert drie
uersehi Hende kennerken \'Bar de lengteneting zich nee beziq hou:ft
nl. rechtheid, vlakheid en rondheid.
Deze kennerken zijn van £undanentele betekenis voor bet korrekt
funkUoneren van de neetnachines en nachine-onderdelen, denk aan
rechtqeleidingen en draaiende assen. De specifikatie van
veonetrisehe toleranties op ~rktekeningen is net zo belangrijk
als naataanduidingen i.v.m. nam..Reuriqe £abrikaqe.
Rechtheid en vlakheid
a. Bij veel meetnachines hangt de namaeuriqbeid aE van de juiste
uerplaatsinq van en sensor langs en rechte lijn oE over en
plat vlak.
b. Bij machines 1foDrdt de uorm van bet 'CI:erkstuk bepaald< door de
be\eging van bet qereedschap langs een geleiding van de
veschikte vcrm.
Fouten in rechtheid en vlakbeid kunnen ca£wijkingen wroorzaken in
lineariteit van be\egende sleden en in somnUqe gevallen Eouten in
lineaire verplaatsingen. (Ie erde kantel£outen).
De vl&kheid kan nen neten door bet vastleggen van en wrzaneling
punten ot Ii jnen van bet oppervl&k. Di t komt dus overeen net bet
_ten van rechtbeid, IIIiila.r dan in versehillende richtingen.
JPm>-cursus l'i!ettechniek voor bet Req ionaal Centrum Eindhown I Pagina B.l
Er zijn 2 verschillende meetprincipes te onderscbeiden, dit zijn:
A. Vergeli jkende nl~ting.
S. "Direkte" neting.
A. Vergeli jkende net ing.
Dit aiJn ml!'tingen \ea.rbi,j geb.ruik genaakt w::I.rdt van een
;emateriali&eerde referentie. Als referentie ~t in hijna
aIle gevallen een vlakplaat genanen.
Al Metingen op een vlakplaat m.b.v. een driepuntsplaat, statie!
en conpara tor (meetk 10k). Zie iiquur 1.
-, ........ '
Fig. 1.
A2 Het neten net een .,lakglas.
Met &en vlakglas (of planglas) kunnen eindmaten op vlakheid
gecontroleerd \'I)rden. Van bet vlakglas is en kant zeer
nauwkeurig vlak geslepen net &en vlakheidstolerantie 0.02 tot
0.2 pm. De dianeter van vlakgla:z:en loopt van 10 tot 300 DIll.
Voor de hepaling van de vlakheid m.b.v. planglas ~dt gebruik
;enaakt van bet inter£erentieverschijn&el. Als bet vlakglas
bo\Jen bet te heschomen oppervlak WJrdt ;ehou::len un nen
donkere en Uchte banen \\Barnenen, zie r iquur. 2.
Il1TO-cursus Meettechniek voor bet Regioriaal Centrum Eindhoven I Pagina 8.2
• r;
Fig. 2: Centrale van een eimnaat net een vlakglas.
Elk punt op sen interferentielijn heeft dezelfde atstand tot de
onderzijde van bet vlakglas. Elke uolgende interCerentielijn
b&ett een ~/2 grotere of kleinere a(stand tot de onderzijde van
bat vlakglas (~ = de go~rlenqte van bet gebruikte licht. VOor ~t
licht is de geJniddelde gol£1engte ongeveer 0.6 pm.).
E.Venwi Jdige rechte 1 i jnen (r ig. 2) duiden op &en grate illite van
vlakheid. Gebogen of atwiJkende liJnen duiden op oneCtenheden in
bet hetretfende vlak. Gebogen lijnen zeals in figuur 3 duiden op
een bot oppervlak.
Fig. 3: I't!ting van een boloppervlak net een vlakglas.
lJm>-cursus lteettechniek VODr bet Reg iemaal Centrum Eindhoven I PagiDa B.3
De kromninq van een lijn (A) is gelijk aan eelm'Elal de a£stand
tussen twee inter£erentielijnen. Dit.boudt in dat de onvlakheid 1
maal 1/2~ is. Ais er ~t licht is gebruikt is dit dus een
ar~Jking van 0.3 pm.
B. :~!!:1!~!!:_!!.1!!!~' In wezen is di t oak geen direkte neting maar tIOrdt oak W!NH"
gebruik gemaakt van een re£erentie. Dit is dan geen
gematerialiseerde referentle als onder A, 1IBar kan de optische as
van een neetinstrument zijn, of zelts de zwaartekracht kan al~
referentie gebruikt ~rden.
De instrumenten die op deze principes berusten tIOrden vaak
gebruikt vcor bet neten van grotere oppervlakken vanaf
500 * 500 1111'12 tot uele 10-tallen uierkante neters.
B,o Optische instrumenten ziJn b.v. autocollimator (zie
rechtbeidsneting) en bet zogenaande 1roBterpasinstrument (zie
tbeorie) •
B2 • Zwaartekrachtinstrumenten zijn o.a. libelwaterpas en
elektronische waterpassen. Zie rig. 4.
autocollimator libelwaterpas electronisch 1roBterpas
ANGULAI M!ASUII!NINT
-'Ie 7. ~",,-fII"' __
Fig. 4.
O£schoon deze instrument en uolgens uerschHlende principes
werken, is de neetmethode uoor allen lundanenteel gelijk.
Elk instrument neet nl. de variatie in hDek van een .... tbasis wet
2 steunpunten.
IlfiO-cursus I'feettechniek uoor bet Reqionaal Centrum Eindhouenl
Pagina 8.4
Dit gebeurt tiJdens bet t.rerplaatsen van de neetbasis over bet te
meten oppervlak.
Het is 11DgeliJk om de boekverdraaiing om te rekenen in een
lineairstijgen oE dalen van bet ene steunpunt t.o.v. bet andere.
~n ftBakt hierbij gebruik \rcln de volgenderelatie:
h,.,t*YJ
2" :: 10-5 rad.
h=100 * 10-5 = 1 pm.
Fig. 5.
In bet praktikum WJrdt m;:t tW!e electrcnische waterpassen van
Wijler geW!rkt.
Enke Ie vragen:
1. Als u naar fiouur 6 kijkt, aan W!lke neetbasis, A oE S, zou u
dan de voorkeur geven voor bet meten van bet getekende
oppervlak en \\&arom?
.I
Fig. 6.
2. Sij bet meten van de vlakheid van de stenen plaat m.h.v. bet
elektroniscbe waterpasinstrument kan dit instrument voora£
precies horizontaal (waterpas) gezet ~en. Is dit
noodzakelijk voor de rreting'? lJaarom?
IHTO-cursus lti!ettechniek voor bet Reg ionaa1 Centrum Eindhouen I Pagina 8.5
3. Waarom is bet beter gebruik te naken van bee elektroniscbe
~terpa55en in een uerscbilschakeling geplaatst?
4. Wat kan bet probleem zijn, betre££ende de neting dat optreedt
als de <te neten stenen plaat in zijn geheel erg scheet op zijn
steunpunten liqt?
Opnerking 1
Door aile horizontale en uerticale lijnen te meten
(onafhankelijke lijnen) is bet mogelijk bet bestpassende vlak te
berekenen.Bij de wiskundige behandelinq van de neetgegeuens naakt
men gebruik van bet feit dat aile lijnen welis~8ar ona£hankelijk
zijn en een punt near een hoogte kan bebben. Bet doorzien uergt
enige ~skundige kennis.
Athankelijk van de wiskundige berekening kan nen uerschillende
resultaten krijgen.De ~jze van meten is niet anders,alleen de
wiskundige uer\·erking is anders,11'Bar daar qaan \'.IE! nu niet uerefer
op in.
De herekeninq die wij gebruiken is een zeer grove benadering •
.. ar wi j verr ichten oak naar een mini neal aantal net ingen.
& Nlreft neg onderzoek verricht naar de opti_le wiskundiqe
berekening 1JIDOr een mini11'Bal aantal neetpunten en vaor een
optimaa! resutaat.
ItrrO-cursus reettechniek uoor bet Reqionaal Centrmn Eindhoven I Pagina 8.6
1.3. Opdrachten
1. !'let ing van vlak.heid op een \erkstuk Dl!t weetklok en statier.
tfeet van weetobjekt de vlakheidsafwijking.
Doe dit m.h.v. weetklok en statier.
J'leet eerst voor de coordinaten:
x • 1, Y • 1 tim 5 de hooqte.
Daarna UDOr: x = 2, Y = 1 tim 5 tot
x = 5, Y = 1 tim 5.
1 2 3
1~1~--2~--3~--4~---S~~
A x ..
Fig. 4. Positie weetplaatsen.
4
Schrijr u\., Wlarnemingen op bet Wlarnemingenblad.
Hoe groat is de vIak.heidsafwijking?
2. !'IeUng van vla.k.heid Dl!t behulp van een planglas
Hotlft bet vlakglas onder een kieine hoek boven de 20 JIIJI
aindnaat.
Geltt een oordeel over de vlak.heid van de aindnaat. Herbaal de
weting voor de andere kant van de aindnaat.
l'fI'O-cursus tfeettechniek UDOr bet Beg ianaa 1 CentrlDll Eindho1J'E!'n
Pagina B.7
3. Op de stenen piaat Wiar \e de vlakheid van wi llen \eten, zijn
de lijnen \lSarover t2 oaan neten reeds aangebracht. Ze zijn
~angeduid met x = 0, 1, 2, 3, 4 en
y = 0, 1, 2, 3, 4.
Yoor WI! beginnen Det Deten bepalen \e de standaarafwijking van
de III:ting. Zet c:laa.rtoe bet instrurrent 9 keer over c:lezeltc:le
twa punten, en lees ~f. Bepaal hieruit de taevalli.oe
atwijking s.
lole oaan nu uerder met bet bepalen van de hcM:::Hjteverschillen
over een lijn, de lijn x = O.
Zet bet eerste Witerpali in bet midden en bet t\eede in
dezelfde richting.waarom t\ee ~aterpasinstrunenten?
4. Zet ~t Wlterpasinstrunent op de in plaats A ..aergeoeven
nanier op de steDlm plaat. Stel net hehulp van de
micrometerspillen bet instrument in ze'n stand dat de wijzer
nul aangeett.
Fig. A.
Staat de plaat nu Wlterpas?
let nu bet Wlterpasinstrument een basislengte uerder (fig. A,
gestippeld). De wijzer zal nu een hoekuerdraaiing te zien geuen,
w.t er op duidt dat bet punt (0,2) niet weer op de lijn door
(O,O) en (0,1) liot. Zet nu telkens de opneuer een basislengte
verder tot de lijn y = 4 en noteer de atgelezen hoeken op bet
waarnemi ngenb lad •
Il'fro-cursus ltii!ettechniek WXJr bet Reqionaal Centrum Eindhownl
Pagifla 8.8
Bereken daarna de stijging oE daUng t.o.v. bet wrige punt en
hceueel bet punt hoqer liqt dan (0,0).
We \eten nu bet verloop van de hooqte ouer .!en lijn op bet
opper .. ,lak. \lillen 'We wat ouer de vlakheid van de plaat 'Weten,
IfDeten \e oak over anderen li jnen neten. \Ie pakken daarwor
lijnen die de nu gemeten lijn op de meetpunten snijden,
Waarom?
- ~-
-- ~--:::- 2,0
Fiq. B. Fiq. C
In ons geval bebben 'We gekozen voor Ujnen die er loodrecht Dp
staan.
- -
We beginnen met de lijn y = ° (bet relerentie waterpas ook 900
draaien). Ais je nu bet waterpas neerzet als in tiquur B en de
wijzer met behulp van de micrometerspillen op nul zet, heb je een
re£erentievlak vastgelegd ten opzichte van \elk Je de meetpunten
hekijkt.
Welk vlak is dat?
Tast nu de lijn y ., ° op de al eerder heschreven wiJzer at en
DOteer de hcelc.en op bet waarneming sb lad • Bepaal de hooqten van de
punten (1,O) en (2,O). VergeUjk nu fjguur B met fiquur C.
In liquor C zie je dat (1,1) boger liqt dan (1,O).
rKrO-cursus I1eettechniek voor bet Regionaal Centrum Eindhouen I Paqina 8.9
-::: -,
gaarom stel Je de ~jzer nu niet op nul?
Hateer nu in de tabel bet uerloop van de atlezingen ouer. y = 1.
Bereken de boogten van de punten (1, 1) en (1,2).
Zet de berekende hoogten uit net uertikale lijntjes op de
neetpunten. Je hebt nu een idee van bet boogtever loop ouer een
stuk van de plaat.
Op dezelfde manier kun je nu ook de lijnen y = 2 tot en net y = 4
attasten. Noteer de aEgelezen boeken op bet waarnemingenblad.
lift de zo uerk.regen qegeuens kun je de hooqten van aIle
neetpunten uitrekenen; dat is ueel .erk. ~ laten bet dan ook
door de konputer deen. Deze rekent dan ook direkt de ar~jkingen
ten opzichte van bet kleinste kwadratenvlak uit.
Het kleinste kliadratenvlak is bet vlak dat bet best door de
neetpunten gaat. De vlakheid kun Je oak bet best beoordelen door
de ar~jkingen ten opzichte van dat kleinste k,.dratenvlak te
bekijken.
Waarom hoett bet uerschil (de zqn. sluitEout) niet nul te zijn?
Verqelijk tenslotte bet naxinale hooqte\lerschil net bet
toelaatbare uolqens DIN 876.
(lfI'O-cursus I'Ii!ettecbniek VDDr het Beqionaal Centrum Eindhouen I Pagina 8.10
Toevallige afwijking:
Meting van de tafe1:
x == 0
y • 0
y == 0
2
3 it
x - 0
2
3 It
Met ing Af1ezin~
1
2
3 it
S s •
6
7 8
9
afgelezen hoek (bg sec) stijging (~m) hoogte (um)
II'D'O-cursus tteettechniek ~ bet Regionaal Centrum Eindhown I Pagina 8.11
y • 1
y • 2
y • 3
y • 4
x • 4
x • c
2
3 .4
x • 0
2
3 ,.
x = 0
2
3
4
x • 0
2
3 4
y = 0
1
2
3 4
HaximaJe hooqteverschil volgens DIN 876 (L - 400 mm):
IIfI'O-cUl"sus &ettechniek ~r .bet Regionaal CentrtDll Eindhovenl
Pagina. B.12
Hoogten boven het grondvlak:
l1I'O-cursus I1eettechniek voor bet Regionaal Centrum Eindho\len
Pagina 8.13
q. Allgemelnes zum Messen
4.1 Mess-Strategie
Immer (mit Griff recht von
LINKS nach RECHTS
messen. KABEL in MESSRICHTUNG
Griff
4.2 UeberprUfen des Systems
a) Einqeben einer Linie (siehe 5J mit 20 Messchritten
b) Auf der rechten Seite der Messbasis ein Stuck Zei tunqspapier (ca.10-20 flTO) unterlegen
c) 10 Werte e1nlesen ohne Vcrschieben der Elektronik-Waage
d) Das Zeitungspapier auf der linken Seite unterlegen
e) Restliche 10 Messwerte einlesen
Ergebnis (mit 1 pm/m Empfindlichke1t) siehe Fig- 1
f) Taste K 1 betati~n und Progr~m 4 wahlen (Einqabe:UU lEND LINE)
q) Alle 20 Messwerte einlesen ohne die Elektronik-Waaqe zu versch1eben
Mogliche Ergebnisse
"IHI [
Fig, 1
r-- L IHII I L IU" L lHI£
:~ ••• , •• 2 ••••• · ~ .. , .. " . ~ .. .,,, .. L.'"'' • lot."" , I
••••
~IJ ffitnr,ttfffuf[[]] ""L'_ • .'v. .. .. ffN ... !t • 74fJ"
A
lli'n~ . i n'lrfrff~ .. Ale HNLU • I :17" ..
c
i I
I I I .. ~.
II'II'O-cursus I'IE!ettechniek uoor bet Regionaal Centrmn Eindho'Qen I
Pagina 8.14
D
4.5 Auswlrkungen von Temperaturdlfferenzen
Temperaturdifferenzen, sei es am Messobjekt selbst oder zwischen Messobjekt und Messbasis, spielen fur die Beurteilung der Ebenheit einer Flache oder der Geradheit (Linienmessung) einer FUhrung oder eines Lineales eine wichtige Rolle. 1m Folgenden soller daher einiqe wichtiqe Zusammenhange naher betrachtet werden.
4.5.1. Einfluss von Temperaturdifferenzen zwischen Messbasis und Messobjekt
\
llr""ptll"O"""" d if F.,.tI"~ JJiff.,.,."ca of ""'P.
N,.uOo,f';'s HeQ$u,.i",I"ue
Eine Temperaturdifferenz zwischen Messbasis und Messobjekt bewirkt einen Warmefluss. Die Grosse dieses Wlrmeflusses wird durch die Beruhrungsflache, die Temperaturdifferenz, das Material von Messbasis und Messobjekt sowie durch den Ouerschnitt und die Lanqe der Messbasis bestimmt. In der Messbasis stellt sich eine Temperaturschichtunq ein, welche eine KrUmmung und Verwindunq der Messbas1s bewirkt. Durch die dauernd Indernden Beruhrungspunkte und damit andernden Temperaturfluss und Wlrmeverteilung ist die Messbas1s "dauernd in Bewequng". Oiese - teilweise schnellen - Bewequngen sind an der unruhigen Me~sqeratanzeiqe feststellbar. Auch die temperaturbedinqten Llngen- und Oickeninderunqen der Messbasen liegen in einer Grossenordnung welche die Messqenauigkeit wlhrend dem Temperaturausqleich beeinflussen konnen ! (ungleicher Temperaturverlauf)
z.B. Stahlbasis 1. 200 mm Dickenanderung • • ••• pm/oc Llnqenlnderung = •••• pm/OC
Ebenfalls weist der Messwertgeber eine nicht zu vernachllss1qende Temperaturdrift auf.
Wichtige Konsequenz: VOR DER OURCHFUEHRUNG VON EBENHEITSMESSUNGEN MUSS DIE TEMPERATUR VON MESSBASIS UNO HESSOBJEKT KONTROLLIERT WERDEN ! Die Akklimationszeit der Messbasis betraqt je nach Temperaturunterschied und Material von Basis und Messobjekt ~2 - 2 Stunden (siehe dazu 4.2)
11'II'O-cUl'5U5 Jlleettechniek voor bet Reg ionaal Centrum Eindhoven I Pagina 8.15
4.5.2 Einfluss von Temperaturdifferenzen am Messobjekt
Der E1nfluss von Temperaturdifferenzen am Messobjekt soll am Beispiel einer Kontrollplatte aus DIABAS betrachtet werden. Ausser den 1m folgenden beschriebenen temperaturbedingten Verfprrnungen des Messobjektes, mUssen bei einer Ebenheitsmessung auch die 1m Kapitel 4.5.1 beschriebenen Probleme beachtet werden, falls die Temperatur ~uf der Messfl~che var11ert.
Wichtlg: Die folgenaen Betrachtungen gel ten nur bei stab1lis1erten Bed1ngungen, d.h. wenn die Temperaturvertei-lung im Objekt linear verl~uft .
Beispiel: Kontrollplatte gem~ss Beispiel 5.5, Dimensionen: 1400x800xl60 mrn Temperaturkoeffizient: 6,5xlO-6
Annahme: Temperaturdifferenz Plattenunter- zu Oberseite lOe
.. Oberseite dehnt sich resp. Unterseite schrumpft urn: C .. 0,soe.6,S·10-6/oe·1,4 m .. 4.5Spm
Darnit kann der Biegeradius nach zusamrnenhang
R D (L - 6 )
.. 20' L,D in m
dem
berechnet werden R .. 2,4615'10 4 m Die H6he h erg1bt sich aus der N~herungsformel
L2 h .. 8R .. 10 pm - ._=-=
Dieses Beispiel zeigt, wie wichtig eine prlzise Temperaturmessung am Messobjekt 1m Zusammenhang mit Ebenheitsmessungen 1st. FUr die obige Platte betragen die Ebenheitstoleranzen nach DIN:
DIN 00 DIN 0 DIN I
4,5 }JIfl 9,6 pm 24 pm
IJfI'O-cursus tteettecbniek uoor bet Begionaal Centrmn Eindhoven I Pagina 8.16
Um einen temperaturbedingten Fehler unter der halben DIN-Toleranz IU erreichen, waren bei obiger Platte fUr DIN 00 eine max. Temperaturdifferenz von O,3 0 C n~tig !
Falls dieser Wert nicht erreicht werden kann, so muss der temperaturbedingte Fehler (z.B. beim Nacharbeiten der Platte) berUckalchtigt und auf dem Messprotokoll vermerkt werden.
Auch hier gilt das unter 4.5.1 gesagte: VOR OER DURCHFUEHRUNG VON EBENHEITSMESSUNGEN MUSS DIE TEMPERATUR DES MESSOBJEKTES UND DER MESSBASIS KONTROLLIERT WERDEN !
4.6 Differenzmessungen
Mit der Differenzmessung sollen Lageanderungen und niederfrequente Vibrationen des Messobjektes wahrend der Messung kompensiert werden. Diese Kompensation funktioniert jedoch nur einwandfrei, falls das Messobjekt genUgend Eigensteifigkeit besitzt und die Auflagen dem 3-Punkte-System entsprechen resp. angenahert sind. Ebenfalls muss die Auflage fUr das Refere~zgerat stabil mit dem Ubrigen Teil verbunden und eben sein. (wackeln des Referenzgerates !) Falls die Auflage bei Vibrationen "ein Eigenleben fUhrt" ist keine Kompensation moglich, evt. kann.die Mes~ung verfalscht werden.
Maschinenbetten mit einer Vielzahl von Auflagen (z.B. lange Frasund Schleifmaschinen) folgen allfalligen Formanderungen (z.B. durch Belastung) des Untergrundes mehr oder weniger, so dass das Referenzgerat einen falschen Messwert erhalt.
tl't'ro-ctrsus l'i!ettechniek VIDOr bet Regionaal Centrmn Einclhouenl
Pagina 8.17
Bedienungsanleitung
J.UNILEVEL AlO
1. BESCH~EIBUNG
Oas MINILEVEL A 10 ist eine universell eins~tzbare elektronische Richt\-laage. [lurch die F.igenschaften, prazlse handlich, robustsowie die Rapid-~nzeige ist das Ger~t 91eich~r~assen ftir das Prti!lat-or \-'ie auch fUr die Werkstatt geeignet.
Das Messprinzip beruht auf den Pendeleigenschaften einer Massescheibe, welche an 3 Blattfedern zwischen Flektroden aufgehangt 1st. Die Massescheibe bildet mit den Elektroden elnen Oifferentielkondensator, dessen Kapazitatsanderungen 1n einer Flektronik a~sgewertet und auf einer FIUssigkristallanzeige in der richtigen £mpfindlichkeit angezeigt werden. Durch die vellig reibungsfreie Aufh~ngung der Massescheibe sowie di~ Luf~dampfun9 werden extreme Genauigkeiten bezi.iglich Repetition und Hysterese vertunden mit schnellen Messungen erreicht.
2. INE£TRI£EN~HME
2
,...... __ ~""'--I3
Fig. 1 Fig. :2
2.1 Bedienunqsele~ente (siehe Fig. 1)
Schalter 1: Der Schalter hat vier Stel!uns~n' ~O" Aus-Stellung. Die Batterie~ sind von der Elektronik
getrennt. "B" BatterieprUfung. Anzeige muss mindestens 700 sein.
Bei Anzelgen kleiner als 700 sino oie Eatterien zu wechseln. Achtung: Ouecksllber-Batterien sollten n1cht in oen Abfal1 geworfen weroen, sondern oem Verk~ufer zur "'lederverwertung zurUckgegeben werden (Vergi ftung) . In der Stell ung "B" ist oer Strol"lverbrauch ht'lher. Das Ger~t sollte caher nur kurzzeitig auf dieser Stellung eingeschaltet se1n.
-I" Messbere1ch "I", Fmpflndlichkeit je nach Ger~t 10/50/1 0('1 my /m.
Itm>-cursus ~ttechniek UDOr bet Reqionaal Centrum Eindhovenl
Pagina 8.18
"II"
Potentiometer 2:
Stecker 3:
~ ~ Fig. 3
Messt:.ereich "II". Dleser Rereich 1st 10 x empflndlicher als ~erelch -r", d.h. 1/5/10 my/m, je nach Ger~t.
D1eser Drehknnpf dient zur Felnelnste11ung des Nullpunktes. Der Verstellberelch 1st mlndestens ! 2 mm/m, (1/10 my/m Ger~te mindestens + 0,4 rom/m).
1. Speisesp8nnung + SV/2 ••• 3 ~. 2. Eingang + 5V fUr Umschaltung auf Dlfferenz
~essung (Eingangswlderstand 470 KOhm). 3. Anelogausgang ImV I Digit, Ausgangswlderstand
1 )(Ohm / 1 t. f.laximale BeIastung 0,2 mJo (mindestens 10 )(Ohrn).
4. Signa1-Einqang bei Differenzmessung CRt c 1 f.'Ohm).
5. Speisespannung - SV/2 .•• 3 rnA 6. Flektroniknull (verbunden mit dem Stecker
ge ..... inde) .
2.2 Batteriekontrolle
Batterledeckel nach links schiecen und entfernen. ¥ontrollieren, ob die Batterlen und die Kontaktfeder In der richtlgen Position sind, keine Auslaufspuren aufweisen und richtlg ¥ontakt machen. Schalter 1 auf Stellung "E" stellen. Die Anzeige muss mehr als 700 zeigen. Andernfal1s sind die Batterien 2U wechseln (siehe Wartung). Eei Anzeigen I ,1 list der Batteriekontakt schlecht. Dies kanr. leicht durch sorqf~ltiqes Justieren der Kontaktfeder behoben werden.
2.3 Funktionskontrolle
MINILEVEL nach links neigen
MINILEVEL nach rechts neigen
2.4 Nulleinstellung
-----~~. Anzeige ~,~1~ ___ ~
---~~. Anzeige 'I L.......::"----I
FUr die Nullejnstellung sollte das Gerat auf Umgebungstemperatur resp. auf der qleichen Tenperatur wie die ~essflache seln. Ebenfalls sollte das Gerat ca. 1 min (bei 1 mY/~ Frnpflndlichkeit ca. 10 min) eingeschaltet sein.
- Das MINILEV£L auf eine ebene , m~glichst horizontal ausgerich-tete Flache (KontrollpIatte) schieben.
- Den qewUnschten Messbereich (1 ocer II) einste11en (Schalter 1). - Auflagepositlon des ~INILFVEL auf der GrundflNche anzelchnen. - Mit Hilfe des Potentiometers 2 die Anzelge auf Null stellen. - Das MINILEV£L urn 1800 drehen und an derse1ben Stelle wie zuvor
auf die Grundfl~che schleben. - Mess~ert ablesen und durch zwel dlvidleren. Mittels dern Poten
tiOMeter 2 den errechneten .. rert 1n der Anzeige einstellen. - Das ','INILFVEL noc:hrnals urn 1800 drehen und auf die anqezelchnete
FUiehe schiE'ben.
In der Messwertanzeige muss nun der errechnete Wert erscheinen, jedoch ~it umgekehrter Neigun9sanzelqe.
ItrrO-cursus I1eettechniek uoor bet Regionaal Centrum Eindhown I Pagina 8.19
2.5 Messen
- Das MINILFVEL auf die 2U messende Flaehe sch1ebenund Messwert ablesen.
Das MINIl.EVEL ist aeoenuber Ouerneigungen aus der Vertikalen bis (\ - -
ZU! 5 unempfindlich (T~ISTSTAEIL). (Fig. 2)
3. 1<N":ENDCNGFN
3.1 Absolutmessung
MINILEVEL entsprechend 2.4 auf Null stellen. ]ouf die MessflZiche aufschieben. Das Gerat zeigt cie Ab~eichung bezuglieh dem "Wasser", d.h. der Horizontalen. Die EMpfinclichkeit pro Digit (letzte Ziffer) 1st auf dem Griff angegeben.
N~19ung nach rechts Neigung nach links
Fig. 4
3.2 Relative Lagemessungen
a)Das MINILEVEL auf die ReferenzmessflZiche schieben. b) Pless ... ·ertanzeige auf Null stellen C)Das MINIlEVF.L auf die zu messende Fl~che schieben.
Die anaezeigte Differenz zub) entsprieht der Lageabweichung von der ReferenzfUiche.
Mit dieser Messart k~nnen Lagewinkel , je nach Ger~t, bi~ 2U 1Pa:x. 200 nun/m verglichenwerden.
3.3 D1fferenzmessungen
Durch verbinden von 2 MINILFVFL gle1cher Fmpfind11chkeit Mit dem Differenzmesskabel wird die Differenzmessunq erm5gl1cht.
- Verbindungskabel anschliessen und den am einen Kabelende sich befindende Schalter einschalten. Beide Messgerate parallel auf die qleiche FISche schieben unc' auf Null stellen.
- Das Gera~ beim Stecker mit Schalter zeigt nun die ~cigungsdifferenz der beiden MINILFVEL an.
Die D1fferenzmessung empfiehlt sich bei prZiz1sen Messungen auf Objekten welchc vibrieren tauf 91e1che ~essachse achten!) resp. be1 grossen Objekten, deren Lage ~ndern kann (z.R. we1ches Maschinenfundament, ALlauf e1nes grossen Maschinentisches, etc.).
ItuO-cursus neettechniek \IOOr bet Regionaal Centrum Eindhouen I Pagina 8.20
3.4 Wlnke1messungen
a) Kleine Winkel
Das MINILEVEL 1st geeicht in Steigung, d.h. in my/m, was dem Sinus des Winkels entspricht. FUr Winkel bis ca. 5° entspricht der angezeiqte ,.Iert, entspr. umqerechnet, recht genau dem Winkel 1m Gradmass.
1 Diqit der Anze!ge entspricht:
Empfindlichkeit 1 my/m 5 ~y/m 0,00001"/10" 0,00005"/10"
Winkel 0,2" I"
10 my/m 0,0001"/10"
2"
50 my/m 0,0005"/10"
10"
Der Genaulgkeit der Winkelmessung sipd jedoch durch die Kallbriertoleranz resp. dip. Linearltat des MINILEVELS Grenzen gesetzt. Fur spezlel1e ~inkelmessungen 1st das L£VFL~FTER in Verbindung mit elnelT' U:vrl.TRONIC besser geeignet. l11it diesel'!' t-tessgerat sind ..Genauigkeiten bis 0,2 , m~qlich.
b) 900 -\-l1nkel
Rechte "iinkel resp. kleine Abweichungen von 90°, kl:innen sehr qenau mit elnelT' Winkelger~t bestimmt werden. Die absolute Genauigkeit lieqt bell IT'y/m Ger~ten bei 1".
3.5 reFHHEITSMFSSUNGEN
Beispiel: Fmpfindl1chkeit r.!essbasis lange! ~bweichungen pro 1 my/m x 200 r:m
1000 nur.
des Gerats 1 my/m 200 mm Digit bezogen auf die Basislange:
• 0,2 my/200 mm
AbleS\.ln3
E .... ...
Imo-cllrsUS I'Ieettecbniek 'UDOr bet Regionaal Centrum Eindhoven I Pagina B.21
- ~lNILFV£L am Messstreckenanfang aufschieben. Messstrecke in Strekken entsprechend der Messbasisl~nge aufteilen. Dabei darauf achten dass eher Ueberlappungen entstehen, da bei Stossmessungen mit LOkken Messfehler entstehen.
- MINILEVEL entsprechend den ~arkierungen der Messstrecke schritt~eise entlangschieben und nach Beruh1guna der Anzeige den jeweiligen ~esswert notieren. ~nschliessend entsprechend der Fmpfindlichkeit resp. der ~essbasisl~nge auf die ~bweichungen in my un~echnen und entsprechend Fig. 6 darstellen.
Oiese bei grossen Fl~chen zeitlich aufwendigen Messungen, die Pectnerei l.md c!ie Aufzeichnung. kOnnen durch den "'YLEP-RECORDER resp. den WYLER LEVFL-COMPUTFR stark vereinfacht werden. P1tte fordern S1e die entsprechenden Spezialprospekte an, oeer verlangen S1e eine unverbindliche Demonstration!
----
\
l!'II'O-cursus It!ettechniek voor bet Reqionaal Centrum Eindhl:n.len I
Pagina 8.22
4. TECHNISCHF D~TFN
Messbereich (~nzelgeumfanq)
Rapidanzeige:
£mpfindllchkeit:
~hlesung auf Bereich I
2 Bereiche, umschaltbar, lieferbare ~erelche sind:
+ 1999 Digit
nach J sec.
1-10 my/m, 5-50 my/m, 10-100 my/m pro Digit
Toleranz der £mpf1nd11chkeit (Bereich II, ! SOO Digit) c + 5 , typ 2 ,
Umschaltfehler Bereich rIll (Bereich + SeD Digit) < + 4 t + 1 Digit -typ 2 , + 0,5 .. Nullpunktverstellbereich der Felneinstellung: 1-10; 5-50 rr.y/m
10-100 my/m min. + 400 Digit
Nullpunktdrift 1): Mittlere Drift 1n 24~ bezcgen auf Bereich II
min. + 250
1 my/rr. c 24 Digit typ 10 ..
5-50; 10-100 ~y/m c 10 Digit
Repetitio~ cineR ~es~wertes:
L1nearitat:
Analogausgang:
Eatt~rie:
(Bereich + SOD Digit)
2 Stk. MALLOPY TR 164 Petriebsdauer
typ 3 It
< 0,5 Digit
typ 1 t
ImV I Digit
typ 250 h
Eatteriear.zeigc: Ar.zeige Yapazit.!t 1n t
BOO 760-770 730 100 AO 10
Twis tst<,1:: 11: Querneiqungsfehler der prlsrnatischgn ~asis, bei ~eigung ! 5 zum Lot: <'! 0/02 run/m
1, FUr die ~essung der Nullpunktdr1ft muss das Ger~t akklimatisiert u~~ ~jndestens 5 min (1 rr.y/m - Ger~te ca. 20 min) e1ngeschaltet sei~. rtenfalls carf keine Justierung am Nullpunktpotentiometer vorgencTrlmen werden. CKachlaufen des 5chleifers in die spannungsfreie Nullage von ca. 5 .•• 10 Digit). WMhrend der ~essung muss die Te~peratur auf + 2cC eingehalten werden. Die ~essfl~che muss a~solut stabil sein-(z.E. Boden im Erdgeschoss) !
S. Uf"TFRHALT
1m folgenden werden einige ~agliche St~rungen und deren Behebung beschrieben. K~nn eine St~rung Trlit Hilfe dieser Jngaben nicht behoben werden, so 1st das Gerat an den n~chsten Kundendienst zu senden.
Pei Peparaturen an der £lektronlk ist darauf zu achten, dass 1m speziellen lnteqrierte Schaltungen empfindlich gegenUber statischer Ladungselektriz1tMt sind.
IKfO-cursus I'teettechniek \IDOl' bet Regionaal CentrtDTI Eindbouen I •
Pagina 8.23
It
5.1 Finfach zu behebende St6rungen
StOrung: Yeine ~n%eige, resp. ~nzeige nur,1 ~
Ursachen: Schlechter Batteriekontakt oeer komplett entladene Batterie.
Behecung: Batteriedeckel entfernen. Patteriekontaktfeder UberprUfen und falls nBtig reinigen und ev. sorgfaltig durch Biegen just1eren. . Entiadene Batterien auswechseln.
StOrung: Nullpunkt ausser rinstellbereich jedoch Funktion 1n Ordnung.
Ursache: Das Ger~t hat eVa einen zu starken Schlag bekommen.
8ehebung= 1. ~or.trollieren, ob die Messbasis noch in Ordnung ist. Be! beschaeigter Messbasis sollte das Gerat Zur Totalrevis1on eingesandt werden.
2. Griff demontieren. Hinter dem Loch, oberhalb des Steckers befindet sich die Grobe1nstellung. Justierung mittels Schraubenzieher Grfsse ~. Vor dem Verstellen den NulleinsteIlknopf (2) in die ~itte des Verstellbereiches brinqen.
1st eine Justierung mit der Grobeinstellung nicht mehr mogllch, so muss eie Funktion der Flektron1k Uberprilft resp. ev. der Messwertaufnehmer ausgewechselt und das GerEt neu abgeglichen werden.
2---
NUllpunkt grob
S.2 Reparaturen an deT Elektronik
Fig. 9
Serie Nr.
FUr Reparaturen an der Elektronik sind folgende GerSte n~t1g:
- DVM mit ImV Fmpfindlichke1t
- 2-Strahl-Oszillograph
- ~1derstandsdekade lkOhm bis IMOhm
- ¥apa%it~tsdekade lOpF bis lOnF
1m Schema sind die Gleichspannungspegel sowie die zeitlichen Spannungsverl~ufe eargestellt, so dass e1n Service-Elektroniker den Fehler le1cht tinden kann.
Die Triggerung des Os%111ographen erfolgt am besten mit dem Siqnal des Ost 111 ators.
frm>-cursus It:!ettechniek voor bet Reqionaal Centrum EindhotJen I Pagina 8.24
6. ZUBFHOER / EPS~TZTEILF
Zum MINILEVEL sind folgende Teile als 7ubehor lieferbar:
- Oifferenzmesskabel: Siehe Erklarunq unter 3.3
- Netzadapter Nr. 29: Oer Netzadapter ermoglicht die Speisung ab
Ersatzteile:
220V/SOHa. Dies ist insbesondere wirtschaftlich bei haufigem Gebrauch sowie bel stationXrem Einsatz (2.B. Kontrollplatz).
- Batterien: Kaufen Sie Ihre Ersatzbatterien bei Ihrem Geratelieferant! Fl b~tet Ihnen Gew!hr, dass die Ratterien noch in einwandfreiem Zustand sind.
FUr folgende Ersatzteilbestellungen ist unbedingt die Serie-Hr. des Gerates anzugecen (siehe Fig. 9).
- Elektronik-Ocerteil (Y.unststoffgeh~use mit Analog-Digitalwandler und Bedienungselementen komplett) Bestellangabe: ~lC-l Serie Nr .•..••••
- Potentiometer fUr Bestellangace:
- LCO-Anzeige f1estellangabe:
- ~nalo9print Bestellanqa:t:-e:
Potentiometer AI0-2
Mullpunkteinstellung fein AIO-2 Serie Nr .•.•.•••
AID-3 Serie Nr.
JIlO-4 Serie Nr.
----~
£lektronikOberteil kompl. AIO-l
----------~~~--__ Analogprint AIO-4
KJ'O-cursus I1I!ettechniek 'UDOl' bet BegiDnaal Centrum Eindhot.JI!n
Pagina 8.25
I J •
I I
I J A i
I 1 I
i i 1
I
DK 531."7.8.084 . 820 1 .... 1.05·032 5 DEUTSCHE NORM
PrOfplatten aus Naturhartgestein
Anforderungen PrOfung
'Entwuir August 1983
DIN 876
Te.t 1
511"_ plete.; made of 1I0ne, ,equiremenl., iNpeClion Matbt .. cfe ","116ft; en roche, '''igltllCel, conlt6le
Einlpniche bis 30. Nuv '983 VOfgeHhcn mil Entwurf
Anwendungswarnvermerk
DIN 876 T 2/08.83 lis E,UIZ fli, DIN 876/05.12
Oleser No~Entwurf wird del' Uffentltchkeit zur PrUfung und Stellungnahne vorgelegt. Wetl die beabsic:hUgte rlona von del' vorliegenden Fusung abweichen kann. ist die Anwendung dilses Entwurfes besonders IV verelnbaren. St.eJ1ungnahmen werden erbeten in Normenausschu& Unge und Gesult (IIlG) i. DIN. SurggriftnUr. 4 - 10, 1000 Oerltn 30.
MaBe In _
I Anwendungsberelch und Zweck Olese Nona gilt fUr PrUfpl.tten aus Naturhartgestein, die In del' l~ng.nprurt.chnik, insb.sondere fUr diS PrUfen von Form" und Lageibweichungen, ils Ebenheitsnormal benutzt werden. Z MaBI, Bezelchnuns
loP .. I,1
. Pruttlltllt f --+- ---I'~ D Bild I. Malle
I) Ole Brelte b ist zu verelnbaren und In del' Normbezelchnung anzugeben.
Tabelll' I. Malle
1 e Z) Uber bis min.
. Z~O SO 250 400 60 400 630 100 630 1000 ISO
1000 1600 200 1600 2000 2S0 2000 2500 300
III Die Werte gel ten fur den Neuzustand. Werden Prufplatten aus Naturhartgestein nachgeerbeitet. so solI eine Dicke emin von 10 ~ del' l~nge 1 nicht unterschritten werden.
Ilenennung PrufPI,atte =rOW 876 -. 2000 X/IOOO • lit "IDa DIN-ltauptnumer _ Unge x Brelte (l x b),-----:---________ __ loIerkstoff fhturhartgestein -----------_________ .J
Gelltluigkeilsgr'd ------.----------_____ .....:. ___ --l_
3 Anfordcrungen
l.1 Allget111!ines' Die Anforderungen an die £benhelt del' Pruffl'che gelten unter del' Vorau5setlung. daR die Prufplitte auf 3 yom Merstel!er festgel!lgten und ge~l'nnleithneten /luflagcpunHen aufl1egt. luI' Cegrenlung del' Durchbiegung bei 6clastun1 und .us Sicherheitsgrundcn konnen zusatzliche Un tel'stutzungen vorgesehen werden. Fur Prufplatten biS 1 • 400 ~ brauthen keine blsonderen Aufl.gcpunite yorgesehen 11,1 ,ein. sie ktinnen auf del' ganzen Fl.ehe del' Untl'rseite iufliegen, Die PrUf" pl.tten IUssen gegen Abrutschen und Abkippen geslchert sein. Die Prufpl.tte darf kelner einseitigen EI'Mi~9 oder Abkuhlung untcrworfen werden, der TemperiLuruntersehied 1n der Pl,tte dlr' Z K nicht Ubersthreittn. Nich tiner feuchten Reinigung auB $it .jndestens 2.h troc~nen.
Fortsetzung !ieit. 2 bil 4
NOflnlNUuchul Linge undG.".lt INLGI im DIN Deutsc:hes INtitut fiif NOI'mulllJe.V.
- .. ---""""'~ ........ •. 83
Il'I1O-cursus I1eettechniek tJOOr bet Beg ioriaal Centrum Eindhouen I Pagina 8.26
$Ii" 2 £nlwurf DIN 876 T.,I I
3.2 £bcnhelt der PrUffl'chc Fur die Pruffltche .It AusnahAe des Randabf.llbereichs n.th Abschnltt 3.7 gclten die in Tilielle 2 gen.nnten Ebenheitstoler.nzen tl' Tabelle 2. [bcnheitstolerllnzen tl
Gen.uigkeltsgr.d t, 31
00 D.DeZ (t - 1)
0 0.004 (I • 1) , 0.01 (1 .. 1)
2 0.02 (1-1)
J) Oiese f'ol'tlleln, tn dle 1 t1s tats.chliche Linge in • einzuset:en ist. sind auch fur , .. tiBere Lingen I, .,, in tabelle 1 .ufgefuhrt, .nwendbar. Die erhaltenen Werte sind auf die J. Stelle nach de. komma aufzurunden.
In Tabell. 3 sind die £benheitstoleranzen fur Iinige Werte ¥on 1 lusa_nengestellt.
T.b,lle 3. [inige Werte fur t\
I Ebenheitstoler.nz tJ (11.nnmaS) fur Genauigkeitsgra
00 0 , 2
160 0,003 0.005 0.012 o ,Oc', 2~0 0.003 0.005 0,013 0,025
400 0,003 0,006 0,014 O,02C
630 0,004 0,007 0,017 0,033
1000 0.004 0,008 0.020 O,Ne
1600 0,006 ' 0,011 0.021' O,O5~
2000 0.006 0,012 0,030 O,C(Q
2S00 0,007 0,014 0,035 O,OiO
3.3 tbenhelt einer Teilprufflache fur Tellflathen an belitblger Stclle innerh.llb der geU-lten Priifflache tilt Au~n.hMe des R~ndab,.llbertichS ndeh Ab~chnitt 3,7 gelten d'. in tebelle 4 festgelegten £benheitstoleranlen t2'
tabell. 4. £benheltstoleranzen t2
r, .. o.\. der £btnh"tstoleran! tz 1.llpruf. fI,.. r~·n.u\~~.elt~~r"d
n,che 00 I I! I 1 1 .. lSO II no 0.003 I o.oo~ I 0.013 I 0.0~5
3.4 Nuten Zum rhiercn von Pnif",; ttc!n und PrilfgcgenHanden duden nath besondcrt'r Verclnbarung )I'"nn- bzw, Fiihl'ungsnut.n in die Prufflache eingeJrbeitet sein. Si, mUssen nadl 0111 6S0, lolel'anzfl'ld H 12 fUr Spann- und H 8 fur Fuhrungsnulen, .usgefuhrt stin. Handr.lt es 51ch urn Fijhrungsnuten, nuB die fuhrung$seite von oben oder all der Stir-nieHe gekcnnzeith- • net $ein.
Darub~r hinaus ge1ten die folgend.n festlegungen:
r-£lli] ~
-"-:~' ;!;11 : : .i . . . . ....~., ..... ~ .. ' ,,-"
'''''''''''Ut,tt
Oild 3. SIl3nn-:;:.tt
~ennZ"Cllnun9 del f """,ngUt,tt latlspltll
Sild 2. ruhrun9~nut
Tabelle 5, Form- und Lagetoleranzen fur Fuhrungsnuten
Genauigkelts- Rcchtwll'lk 119- Geradhrits-gl"ad der kciutoleranz to ICI"anz
4) Fi.ohr un9snut t3 t4
I O,CC4 v.003 • 0,00125 1 II O,ilC6 0,006 + 0,0025 1
III O,OIZ 0,012 • 0,005 1
4) I 1St als tatsachlithC lange in ~ e:nzuset-zen. die erhaltcncn Wertc sind auf d1e 3, Stelle nach dCf:! 1:011"" aufzurunden,
:atclle o. Einige W~rte fur t4
1 GeraCllcit',toll'ranz t4
(I:ennmaB) bel Genauj9kcits~rad I II III
1>30 O.OM O.OOR 0,016
WOu O,OO!> 0,009 0.011
IMO D,OOS 0.010 0.020
lOaD 0,006 0.011 0,022
Z!lOO 0,007 0,013 0.02S
4000 0,008 0,016 -0,0]2
ItrrO-cursus teettecfmiek uoor bet Reqionaal Centrmn Eindho1Jen I Pagina 8.27
uerkplaat~ meetnUcroscoop/profielprojector •
Doel van deze opdracht i~ vertroU\'d te geraken net de \l,&rking van
een werkplaat~ neetnUkroskoop, en tevens bet uitrichtprincipe bij
al.Ttonatische n-eetnachines te le:ren kennen.
1. Principe van bet meetinstrmlEnt.
Het instrUlmnt bestaat ui t een 'W!arneem microskoop en een
tare! die in t\E'e onderling loodrechte richtingen neetbaar
ver~uen kan WJrden. zie fig. I
Fig.l
De verplaatsingen Wlrden door t .. scbroe£spillen eventueel in
ccnrilinatie net einclnBten gerealiseerd. De verplaatsing van de
talel in X en Y richting Wlrdt net t'WEH! sony opneners veneten en
digitaal weergege\JI!n. Voor een bescbrij"ing van de sony opneners
zie het hDofdstuk over deze sensor~. De bediening van de toetsen
op de uitleeseenheid Wlrdt op pagina 17. verklaard.
If11O-cursus It!ettechniek voor het Reqionaal Centrum Eindhoven I Pagina 9.1
2. Coordinaten metingen.
BiJ het meten van een werkstuk op een neetnachine
(neetmikroskoop) is het noodzakeHjk dat het werkstuk op de
juiste wij~ op de nachine Hot. Dit houdt in dat het werkstuk
op de neettaEel "uitoeHjnd" noet \C)rden,zodat de X en de Y as
van de rrachine ot,tereenstemmn net die van het werkstuk.De X en
de Y coord ina ten die men nu net de neetnachine bepaalt,
stenrren overeen net die van bet werkstuk. Het uitliJnen van
een werkstuk op het mikroskoop zal steeds opnieuw noeten
plaatsvindf!'D. Dit .is een beziqheid die verhou:fingsoewijs veel
tijd vergt. Bij de nieuwste neetmachines is dit uitlijnen niet
1II!er nodig nalU' men bepaal t de hoek die het werkstuk en
1II!etta£el t.o.v. elkaar naken. Oit doet men door twee _tingen
aan het werkstuk uit te weren. welke on-line door een
tafelrekerure.chine die aan de neetnachine is gekoppeld Ulrden
verwerkt. Hierna verricht men aIle andere coordinaatsmetingen
van het W!rkstuk. Alle meehaarden in neetnachine coordinaten
Ulrden direkt door de rekerurachine ongerekend in
W!rkstukcoordinaten zedat men zeer snel de resu! taten van de
metingen in handen beeft. Twee grote voordelen t.o.v.
con\Jentionee! meten zijn de snelheid en de naU\4<eurigheid.
3. Onrekenen van nachine- naar 1.erkstukcoordinaten.
Ills 0m(Xm. Ym) en 0wexw, Yw) bet nachine- respecUll'veliJk bet
W!!rkstuk coord ina ten systeem t)DOrstIl'Ull'n, dan' beert een punt P
in het IIBchine coordinatl!'n systeem dll' wtarden (Xm. Ym) en in
bet 1.erkstuk coord ina ten systel!'m de coordinatll'n (Xw, Y1I,). zie
fig. 2 Y rI
Fig.2
'l "I .ff
------~ >( Yl ---'
P(XM) YM)
P(XW) YW)
AB IHI'O-curSus treettE!Chniek voor bet Reg ianaa! Centrum Eindhoven I
Pagina 9.2
Als hoek 'I' bekend is (deze is door hee netil'Vlen te bepalen)
kunnen de coordinaten P (Xm. Ym) ui t X", en Yw ".orden berekend.
Volgens: CD=aB=Yw.sin(tp)
PC=Yw. cos ('I')
AC=BD=Xw.sin(Cf)
DB-X",. CO'5 ('I')
In fig 2 zien ~ dat: XnPOB-AB
Ym=aC+CP
Xm=Xw.cos(Cf)-Yw.sin('I')
Ym=X1rl. sin(Cf) +Yw. cos (CP)
invullen geert:
1
2
Als de eerste uerqelijk~ lEt -sin(CP) en de t\'lH!de wet cos(tp)
• 'CIDrcien uarlEnigvuldigt. en daarna opgetel t t voIgt lEt
sin2(cp)+cos2 (Cf}:1 dat Yw=-Xm.sin{Cf}+Ym.cos(Cf)
Op soortgelijke ~jze voIgt ook :
Xw=Xm.CDs(Cf)+Ym.sin(CP). Zodat ~ DDk Ywen Xw uit Xm en Ym
kunnen berekenen.
Xw=Xm.cos(Cf)+Ym.sin(CP) 3
Yw:-Xm.sinCtp)+Vm.CDs(Cf) 4
Opnerk 1l'Vl.
Ultdrukkil'Vl 3 en 4 is wet behulp v.m uectoren en DBtrix rekening
ta schrijuen als:
Xv = A im wet A _ ( cos(CP) SinCtp») - -sin(Cf) CDS{CP)
A 'CIiDrdt rotatie DBtrix genoemd.
Als bet nulpunt v.m bet wrkstuk CODrdinaten system niet
sauenvalt wet bet _chine CDDrdinaten system, kunnen deze siapel
door een uarschuiving van de coordinaten sanan vallen. Stel de
verschuivil'Vl is (Xv,YtI) zie bv. fig. 3
KI'O-cursus tfeettechniek uoor let Reg lenaa 1 Centrum Eindhouen
Pagina 9.3
Ym\w
Yv \ __ xw ..... ---;-.
Ow
. Om Xv
Fig.3
y .,m
Xv = ( ~:) is de
trans lat ievector •
In de opdrachten ::rullen \<e hiertJan gebruik naken.
4 Aantast mogelijkheden.
!'let bet microskoop ken op t\<ee manieren aanqetast 'ttDrden, n.l.
apti6Ch en nech.anisch. Bij bet optisch aantasten bepalen \<e
m.b.v. optisch neting de plaats van bet werkstuk en bij
mechaniscbe netingen uiteraard met een taster.
5 ~tmogelijkheden.
n.b.v. bet meetRUcroskoop zijn een groot aantal metingen uit te
veeren, zeals bet neten van afstanden en hoeken aan diwrse
objecten. In bet kader van de beperkte ~ijd kunnen \<e naar enkele
metingen in bet praktikum uituoeren. Deze 'ttDrden hierna kart
beschreuen. I1!er meetnogelijkheden en uitgebreidde beschrijving
van de meting 'ttDrden in de handleiding behorend bij bet
microskoop beschreven •
a. Diametermeting van assen.
Doordat een lichtbundel onderbevig is aan breking aan een
oppervlak, zal bij niet qoede belichting een as wrkeerd geaten
Wlrden.
Il'fI'O-ctrsus It!ettechniek UODr bet Regionaal Centrum Eindhovenl
Pagina 9.4
ExperilEnteel is bepaald dat de \\aarde van bet diafragna van de
belichting uolgens de uolgende fernule is te berekenen.
Jrt D = 0,18 F ~. 'd
~t F als brandpuntsafstand en daIs de diameter van de cylinder.
De opU11Ble ....arden zijn in tabel t op paq.15 en 16 \ll!erqeqeuen.
(De plaats van bet diafraqrna is op foto 1 \l2ergeqeven)
~~~---------------------40
Foto 1 39 38 37
b. I'Ietingen aan een schroefdraadprc£iel.
t-r---- 41
'-, .~
" ~ .--? . _ 42 .' 36 , (-, ,,,.-
, \ , -,,::::-, t,l;~ ~ ~
Bij bet meten aan een schroefdraadprctiel geldt bouenstaande cck
uoor bet bepalen van de tlankendiameter van schroetdraad. Vocr
bet bepalen van de tephoek 1IDet lEn de micrcskccp scheer zetten
onder de spoedhcek, dit geeU \'21 een feut in de hoekmetinq. De
correctie hoek is te berekenen uit:
tan a'2 = tan ai2 CDS fJ P
lEt a =Juiste hoek en tan fJ = I d P= speed rr 2
a' = gemeten hoek d2=tlankendiameter
Al deze prablenen Wlrden uoorkomen dccr gebruik te lIIIken van
weetmesJes zie foto 2 en 3.lt!etl'Esjes Wlrden teqen bet te I'Eten
object geschoven. Verder zijn deze uoorzien van lijnen warop
scherp gesteld kan Wlrden.
II'JI'O-cursus lti!ettecfmiek uoor bet Regionaal Centrtml Eindhoven I Paqina 9.5
69 70
/\
i I II i i "'v v V
68 67 66
Foto 2
Foto 3
IKro-cursus J1eettechniek uoor bet Reqionaal Centrum Eindhouen f
Pagina 9.6
c. .techani selle aanta Ii ting •
Bij bPt n'£>ten m.b.v. een nechanisebe taster is bet nodig voor
naU\'je,eurige fl'E'tingen de taster constante te bepalen. Deze Wlrdt
bepaa Id door:
De tasterkcqel diameter. de doorbuiging t.g.v. de aantast
kraoht,afplattinq ~tc. Door bitt neten van ~n bekende _at
(eindnaat, lnstelr.lng) is deze te bepalen ... arna bij bet bepalen
van de onbekende naat hiervoor QecorriQeerd kan Wlrden.
ProCielprojector.
Pro£ielprojectoren Wlrden steeds vaker inqezet voor bet oplossen
van meetproblemen. Tijdens bet practikUT zullen slechts enkele
netingen aan een vlak object Wlrden uerricht.
Het grote voordeel van een Projector is dat een sterk uerqroot
beeld van bet object zeer geed door meerdere persoDen is Wlar te
nemen. Ook is bet uogelijk am met behulp van een"optisch oog"
licht danker overgangen .. ar te Denen, zodat bet uogelijk Wlrdt
onaChankelijk van bet II'£>nselijk oog II'£>tingen te verrichten.
Opdrachten.
1. De JUiste haaksheid van de X en Y as is zeer belangrijk t
daarom gaan \<Ie deze als eerste controleren Dit doen _ met een
natM<.eurige blokhaak in con"binatie met de omslag uethode.zie
fig.4
A B
X-os Fig.4 A en B
Lijn een been uit uet de X-as. Eepaal Al en A2 Keer de blok.haalt
zoals in fig.4B H:et nu Bl en B2
(KIO-cursus .tteettechniek 'UDOf' bet Reqionaal CentrtDll Eindhoven I Pagina 9.7
VerWEtrking.
Ill! hoekafwijking van de blokhaak is onbekend stel deze afwijking
U Stel de a£wijking haaksheid is z.
A B P---f---I
situatie 1
situatie 2
Uit situatie 1 en 2 voIgt:
V +V a£wijking haaksheid Z=-!2-~
V2-V.l a£wijking blokhaak ""=--2--
Il1TO-cursus lteettechniek 'QDOr bet BegiQnaal Centrum Eilldhown I PaqiDa 9.8
2. Coordinaten trans£ormatie.
Xm
Plaats bet W!rkstuk net qat onder 300 net de X-as en zorq dat
()m:::()w::: ( 0 • 0) •
I1eet Xm en Ym,bereken nu Xwen Yw net behulp van fornules 3 en 4.
Controleer dit m.b.v.bet rekenproqramma ~r de meetnUcroscoop.
Bepaal oak de andere naten van bet W!rkstuk.
3. Invloed diafraqma.
Om de invloed van bet dia£raqn& op bet meetresultaat te
onderzoeken 1IE!ten "'" tW!e cylinders 1IE!t de aaten van 0,1 1IID en
1,O 1IID. net tW!e diafraqn& standen.Eerste stand vollediq open en
de heede stand volledig dicht.
3. Bepaling van de flankendianeter en tophcek van een tu2 kaliber
.at h.v. meetnesjes.
ltaak de opstelling volgens toto 3.Gebruik een objectie£ net een
verqrot ing van 3x.
De streepjes op de meetnesjes \'JOrden correct _argenonen als zij
synetrisch WJrden verdeeld door de streeplijn in bet occulair zie
loto 4.
Irrro-cursus Jfeettechniek lJOOr bet Begionaal Centrum EindhotJlmJ
Pagina 9.9
!
Fete 4
De Hanken diarreter is gedef inieerd als de naat tussen 2
euerliggende Hanken gerreten ep de helft van bet theoretiscbe
prorie!. Om de invloed van de scheefligging van de schroefdraad
t.e.v de bewegende assen te elimineren Wlrdt 2 lIBal geneten en
W!l zeals in enderstaande f iguur 5 Wi!ergegeuen. Zie ook leta 5, Ii
en 1.
v Fig 5 Fete 5
l1TO-cursus I'feettecbniek voor bet Regionaal Centrmn Eindhoven
Pagina 9.10
Foto 6
De £lanken diameter volgt nu uit d2
Foto ?
d2' +d2' , =--:2~-
Bepaal eueneens de 1 inker en rechter topbDek.
l1lO-cursus J1i!ettechniek voor bet Regionaal Centrmn Eindhot.Jen
Pagina 9.11
5. ~cbani seh neten.
Installeer de mechanisehe taster op bet nUcroskoop.Zie foto B.
~.
i "
Foto 8
Als eerste dient lIE'n de standaard afwijkinq van deze lIE'ting te
bepalen. Doe daartoe 9 lIE'tinqen van een uitgelijnde ~indnaat op
de netta£el.
Sepaal de taster konstante door de lerw;;rte van een bekende
Itm>-cursus It!ettecmiek ~r bet Regionaal Centrmn Eindhouen I Pagina 9.12
eindnaat van b.v. 10mT1 te weten. Bepaal nu de diaweter van een
ring. ([)enk nu aan bet teken van de tasterconstante bij de
correct ie ) •
6. &tingen aan een I.C. £rawe op de profielprojector
Bepaal een aantal gevraagde aten.
In dar Tabelle sind die Blendendurchmesser D fUr die verschiedenen Zylinderund Flankendurchmesser angefUhrt.
Der ermittelte Blendendurchmesser wird an der Skala direkt eingestellt.
Au8endurchmesser Blendendurchmesser in mm bei gla~ten
Zy11ndern bz •• Gewinde-Flankenwinkel Flankendurchmesser Glatte bei Gewinden Zylinder
0 mm 30° 55
------~-------------. -------------- -------------_ .. ---------------0.5 -- 20,8 24,6 1 25,' 16,1 19,6 2 20,1 12,8 15.5 3 17 ,6 11.2 13,6 4 15,9 10,'2 12" 5 14,8 9.4 1'.4 6 13,9 8,9 10,8 8 12,7 8,1 9,8
10 1',7 7,5 9, , 12 11 ,1 7,1 B,5 14 10,5 6,7 B,l ,6 10,0 6,4 7,B 1B 9,7 6,2 7,5 20 9.3 . 5.9 7.2 25 B,7 5,5 6,7 '0 8,2 5,2 6" 40 7,4 4.7 5.7 50 6,9 4,4 5,' 60 6.5 4,1 5,0 eo 5,9 3.7 4,5
100 5,5 ',5 4.2 200 4.3 2,B ',4
Tabel 1
Il'I1O-cursus &ettechniek voor bet Regionaal Centrmn EindhD\lenl
Pagina 9.13
.
60°
1------------25,3 20, , 15,9 13.9 12,7 11 ,7 11 , , 10,0 9,3 8,B B,3 B,O 7,7 7,4 6,9 6,5 5,9 5,5 5,1 4,7 4,' 3,4
For1lll1es
tJllger.oulgHr! dtr Mebverlohren
W,r (,)Oronl,er.n. daB be; ke'nem Unl.er.r GroBen Werbeugmikrosl<ope die Ur,genou;gkeit del Meuungen dIe jm folgenden genonnlen WertI' i.lbersdlfeit.t. 1m ol~meinen we1'den die tcrhoc:hl,c:hen Ungenouig"eill~n nvr etwo die Hollte ois ein Pnnel ckr ongegebenen Werte betrogen, do dlesl' unler 8erucksicnti. gUI'Ig der uI'Igi.iMligsten Verhaltniue errec:hnet ,",orden sind. D'e Bedeutung d~r einzelnen Formelgr06en ist om Sc:hlu6 diese$ Absc:hnine$ erlaulett.
,. SchoUenbildverfohren
langenmessungen in •• R,c:htung L H·L ........ - ± (3,5 + iO + 1200) ""m
in y.R,c:htung l H L ........ " ::I: (3.5 + 20 + 6(0) 11m
Winkelmessungen von flochen Teilen mit Win, ltelmeBokular , .............. , ........... .
Messung von Durcnmes~rl'l on glouen Zylin. dern ...... , .. _ ........ , ..... , .... " .•...
Gewindemessungen Flonkendurc:hmeul'r .........•... , ...•
Flonkenwinkelmit WinkelmeBokulor
mit Revoll/eroku lor ..
Sieigung
2. Adl5enschnittllerfohren (Sc:hneidenmessung)
Longenmessungen in .·R ichtung
in y.Richtung
± (1.2 + 'f'2)· l ± (4.5 + i) I'm
2 L :t (4 + -.- + -) 11m $In n/2 8
± (2.5 + ~l)'
d: (6 + r)' . 2 l ± (2.5 t---f -30Ion;')",m
CO$ u/2 1 ~
(28 I L -L H.L) ± . T 40 . 1200 16m
L H l ± (2,8 + 20 + 600 ) I'm
Winkelmessungen von floche'" Teilen mit Win· 1 5 .elmeBokulor ............................ ± (1,5 + Tl ' Messung I/on Durcnmessern on glotten Zylin. l dern ............... . . . . . . . . . . . . . .. ± (2,8 -1 '8) lAm
Gewindemessungen Flonkendurc:hmeuer
Flonkenwinke! mil WinkelmeBokulor ..
Steigung
3. 5ondl!i'me8verfahten
Lon5lenme$su~n in Verbindung mit der Auf· licnt.Beleucntung$t'inricntung
in ll.RIc:htung .•....•.....
in y.Ricntung .. . .•......
lbngenmessungen in Verbindung mit ckm MeBhebelvorsotl
in II.Ricntung , .......... .
in y.Ric:htung .... , ••.....
Bedeutung der einzelnen FormelgrOBen
l - MeBlong. in mm
( • , I l) ± 2,5 '; sin n/2 '; i ""m
_ (1 5 .... ' .S), - •. F
:::!:: (2.5 + cos 'a/2 - ,l6) I'm
l H·L ± (4":' -+-) I'm . 40 1200
L H.l ± (4 + 20 + 600 ( ",m
l H·L :::!:: (3.5 + .. 0 + 1200) I-I-m
1:..J H·l ::!: (3.5., 20 . 6(0) 11m
H - Hone der Me8ebene (EinSlellkonte oder Schneidenstricnhohe iiber de' Tiscnplone) in mm
F - LOnge der Flanke (ader des Winkelscnenkels) in mm
0/2 - holber Flonkenwinkel
i' -= Sleigungswinltel des Gewindes
l'Il'O-cursus &ettechniek voor bet Regionaa1 CentrlDl1 Eindhoven
Pagina 9.14
[I J ~ IS 61! Nil ~I m it! au
Series
Digimatic Head
II'IIO-curSU5 I'l;!etteclmiek QDOr bet Begionaal Centrum EindhDvenl
Pagina 9.15
115-65) ,.
Stem
2. Nomenclature and Functions
42.5
Speeder knob
Fig. 1 Outline dimensions (MHO·500YI
Preface
To maintain Digimatic Head in the utmost service· able condition, please go through this manual and stick to the instructions given in this manual.
1. Introduction
Mitutoyo Digimatic Head is a LSI based LCD (liquid crystal display) type of micrometer head. The head is capable of indicating up to 0.001 mm (.0001") on the self·contained display. To facilitate measuring, buttons for operation are placed just beside the display and provides all necessary operations; power ON/OF F • ZERO set· ting. direction change and MM/INCH conversion.
Two kinds of heads, for X-axis and for Y-axis, are available according to the reading direction, there· fore they are quite suitable for two dimensional measuring device such as microstage of a profile projector,
Digimatic Head is a cordless dry battery type and well deviced against interference noise for easy installation on various types of measuring equipments to ensure stable measurement even in a workshop .
([ LCD Display
Measurements are shown up here to 0.001 mm (0001 ") in the range of 5 digits with or With· out minus(-I sign. Overspeed of the spindle displacement and voltage drop 01 the dry batteries are indicated "88.88S" and WJ reo spectlvely.
(l Power ON/OF F Switch
This switch turns the power ON and OF F reciprocally.
;1. ZERO Reset Button
Pressing this button will clear the display to all·zero indication and will release it from alarm condition of "88.888"
CONTENTS
Preface ......................... .
1. Introduction .......... , .......•.
2. Nomenclature and Functions ....... .
3. How to uSe .. , ... , . . . , ........ . 3·' Precautions ............... . 3·2 Application of Digimatic Head
on it Profile Projector ........ .
4. Battery Replacement ............. .
5. Specifications ...... , ....... .
. trrO-cursus It!ettechniek t)QQr bet Regionaal Centrum Eindho1Jen
Pagina 9.16
® Direction Switch
Counting direction is changeable by this switch. At power on, up-counting is available in spindle retracting direction and when you press this switch down-eounting is available in that direction.
<1> MM/INCH Conversion Switch
At power on, metric indication is displayed and when you press this switch English (inch) indication will shown up.
3. How to Use
Digimatic Head is a high precision electronics applied micrometer head and accordingly. must be treated with care, observing the following pOints.
3·' PreclUtions
n) Install the Digimatic Head in a well ventilated place, avoiding direct sun·light and hot draft.
121 Do not expose the head to cutting oil, coolant, and dust. Take measures against those as necessary.
(3) Digimatic head is an assembly of precision parts and should be kept tree from vibration and shOCk. Never attempt to disassemble the head unless otherwise specified.
(4) For accurate measurements. the ambient temperature must be kept constant at around 20
0 e (the standard temperature).
(5) When you store it, be sure to take the dry batteries off the battery case.
(6) Never use lacquer thinner or benzine for clean. 109.
(7) Though measures are taken against inter· ference noise, it is recommended to keep the head away from the noise generator such as relay COntact of high currency.
(8) Reference lines are given on the spindle, show- . ing the limits of the spindle travel. Do not advance or retract the spindle exceeding these lines. See Fig. 2.
(9) Hold the head by the stem so that the clamping force is applied evenly on and along the' circumference of the stem as shown in Fig. 3.
Reference line pitch' 50.8m:-n
Fig.2
Fig. 3
Spindle travel must be limited within the two reference Imes. nght and left.
HOlding the head bV the stem
Irrro-cursus I1:!ettechniek VDDl' bet Begionaal Centrum Eindhouen I Pagina 9.11
3·2 Application of Digimatic Head on a profile projector
(1.1 Attach Dlgimatic Heads firmly on the micro· stage of the profile projector.
·ll Place the workpiece on the stage and align the reference edge of the workpiece to the hair
line of the projection screen as shown in Fig. 4 ...
(l) Press the ZE AO button of the head to reset the display to zero.
'4) Feed the head until the other reference edge of the W'brk.piece coincides with the hair line (Fig. 4·b) The value shown upon the display at this time is the length of the work.piece measured.
In the conventional micrometer head, measure· ments must be made by tak ing reading of the thimble twice; and the difference between the two is to be calculated. This bother can be avoided by Digimatic Heads and human error invoilled in taking reading of graduations and calculating are eliminated.
case
Blttery cover
(bl
Application
L
lal
-, ,-,-,ll I.Juu mm
l-7.5mm
Taking of counter reading
Ii ,in ,-, U.uuu mm
Zero setting
Fig. 4
4. Battery Replacement
Use 3 pieces of AM·3 alkall·manganese (or manga· nese) batteries. When the batteries are exhausted, error message [ID is displayed. In this case, replace all three batteries.
How to replace the batteries
ID Turn off the power switch and pull off the battery cover in the arrow marked direction by slightly pressing the cover. See Fig 5. The battery cover is located on the bottom side of the body.
(l) Replace three batteries according to the marks on the case. Inserting minus/-) side of the battery first is recommended .
. (3) Put the battery case cover on the body again.
I'IIO-cursus It!ettechniek \JOOr het Reqionaal CentrlDn Eindhoven
Pagina 9.18
Code No.
Model No.
Malluring Range
Resolution
Accuracy
Quantizing .rror DilPlev Spindle
M •• su ri ng face
Zero ,eulng function Direction chang.ng function I
MMIINCH co'nversion function I Alarm function
Voltage down alarm I Ambient temperature Iservice) Amb,ent temperature (storage,1
[ower source I ; Battery lif, 120· CI I !Weight
5. Specifications
164·133 T 164·134 164·135 I 164·136
MHD·50DX I MHD·50DY MHD·2"DxI MHD·2"DV
G-5Omm 0-5Omm/0-2"
O.OOlmm 0OOlmm!.OOOl·'
t 3"amlexcluding Quantizing error I 1 count
LeOS digits. minus I-I, !S] non·rotating tVpe
with carbide tip (Flatness: O.3$&ml
possible with push button possible wIth push button
without with
"88.88S'· is displayed by IE signal
0-40"C -10 - 60"'·-=C---------
Three AM·3 dry batteries
. ·800 hours contlnuouslv
BOO 9 (including balleflesl
• When vou use manganese batteries UM·3. the battery life is 480 hours.
Irrro-cursus It!ettechniek lJIOOr bet Begioriaal Centrum Eindhoven I Pagina 9.19
tnkele algemene meetmetnoaen
10.1 • Schroefdraafmet ingen:
Hierbij worden, afhankelijk van de nauwkeurigheid van het meetinstru
ment, de werkelijke maten van de schroefdraad bepaald.
We onderscheiden: A mechanische metingen:
B optische metingen:
'0.2. Het bepalen van de flankendiameter van een schroefdraafobjekt met
de methode van "kim en kegel".
Het basisprofiel voor Hetrische I.S.O. schroefdraad bestaat uit gelijk
zijdige driehoeken. De cylinder die de tegenover elkaar liggende drie
hoeken halveert, heeft al5 diameter de gezochte flankendiameter.
Fig. 1.
Schroefdraadafmetingen zijn gestandaardiseerd i.v.m. de uitwisselbaar
heid, tevens dient schroefdraad vaak nauwkeurig te worden gemeten met
betrekking tot sterkteberekeningen.
De meetmethode met "kim en kegel" is een werkplaats-meetmethode met
betrekkelijke nauwkeurigheid.
Op pagina'D.7 en '0.8 vindtU een uitvoerige beschrijving van de meting.
Houdt bij de "kim en kegeJ" meting met de volgende punten rekening:
- Kim en kegel dienen in een schroefgang tegen de flanken aan te liggen,
dus in een vlak loodrecht op de hartlijn van de schroefdraad.
- Verschi I lende aflezingen zijn mogelijk, doch de grootste aflezing
is de juiste maat.
- De kim en" kegel zijn klein en kwetsbaar. Denk daarom aan de meetkracht.
'0.3,. Driedraadsmeetmethode
Hierbij wordt een cylindrische stift lmeetdraad) met bekende en geschikte
diameter in de schroefgang gelegd. Tevens worden twee cylindrische stif
ten in de beide tegenoverliggende gangen van de draad gelegd (zie fig. 2).
II'fi'O-ctD"'sus I'feettechniek 1JOQr bet Regionaal Centrum Eindhoven I
Pagina 10.1
Fig. 2.
De meetdraden dienen de draadflanken op de flankenlijn aan te raken.
Hierdoor zijn ze sterk gebonden aan de soort en afmeting van de schroef
draad. De meetdraden hebben een zodanige.beweeglijkheid. dat ze zich
kunnen voegen in de gangen van de te meten schroefdraad.
Door de maat aan de buitenzijde van deze 3 draden op te meten, kan men,
met behutp van de votgende formule de flanken-di'am~ter (d2) berekenen.
waarin
d2 - dm - dO II + ,'a' + i h cotg I + Al + A2
d2 dm
dO h
a
Al
A2
sin 2'
- flanken-diameter
• gemeten waarde
- meetdraaddiameter
• spoed
• tophoek .) = correctie voor de scheefligging van de meetdraden.
- correctie voor de afplatting van de meetdraden.·)
10.4. Optische meetmethode
Het optisch meten van schroefdraad wordt niet aIleen in de meetkamer.
maar ook steeds meer in de werkplaats toegepast.
AIle afmetingen van een schroefdraad kunnen optisch snel en eenvoudig
word~n gem~ten. dus ook de !>poed en dt' fJ.IIll..llOekclJ. w.Jl IIIl'ch,lIIi!.ch
nlet 10 nauwkeurig mogelijk is.
Julst door de laatst genoemde mogelijkheden wordt het optisch meten
steeds toegepast als er hoge eisen worden gesteld aan sChroefdraad
biJv. bij kalibers.
f!2fl!le!21!~!2! De profielprojektor heeft de volgende prjncipl~le opbouw. Zie fig. 3 .
• ) Al en A2 zijn te vinden in de tabellen op biz. 10.6
Il'lTO-cursus I'Ieetteclmiek 'VOOr bet Regionaal Centrum Eindho\1E!n I Pagina 10.2
Het objektief heeft een
telecentrische straJengang.
De normaJe projektie veroor
zaakt nl. een vergrotings
maatstaf welke zeer sterk
afhangt van de scherps~ef'ing.
Fig. 3.
Er zijn drie meetmethoden op de profielprojektor moaelijk:
1. VerpJaatsing van het objekt m.b.v. schroefmicrometers.
2. Opmeten van projektiebeeld m.b.v. lineaal . . 3. Vergelijking van het projektiebeeld met een op het scherm
bevestigde transparante tekening van het objekt.
.,rC'~ .. c.\. , e sc.ner..,
I
De meting van de flankendiameter van het schroefdraadmeetobjekt
vindt plaats vlg. de eerstgenoemde meetmethode, waarbij als insteJ
kriterium gebruik wordt gemaakt van de op het projektiescherm inge
graveerde krulsdraad. Deze heeft lijnen welke onder 600 met elkaar
staan. Zie fig. 4. Het meetobjekt wordt tussen centers op de kruistafel geplaatst.
Hierbij Is het, in verband met de scherpe afbeeJding van het schroef
draadprofiel. belangrijk dat de centers met het meetobjekt onder de
spoedhoek van de schroefdraad worden ingesteld. Zie fig. 5.
trro-cursus It:!ettecfmiek \IOOr bet Reqionaal Centrtml EindhotJen
Pagina 10.3
_', ...,..1_-/
B
I Fig-,
If. \
'0.5. Vragen ;F Fig. 5.
1. Vat is bij de driedraadsmeting het teken van de correctie Al en A2•
2. Voor zeernauwkeurige bepaling van d2 worden niet aIleen dm maar ook
h, dO en a gemeten. Oan heb je te maken met de volgende standaard
.fwijkingen: Sh' Sd I Sa en Sd • o m
Vat is de invloed van deze afwijkingen op Sd ? 2
(H.a.w. bereken Sd uit de formule op pag.IO.2 m.b.v. pAt.A.JOP'JR.:!>.r, 2
3. Voor welke waarde van dO' wordt de invloed van Sa op Sd nul? 2
Bereken deze in dlt geval.
_. Voor metrische schroefdraad is a-60°.
Bereken de Invloed van de systematische fout van do op d2 •
(Z Ie '''1' A .IJ PA"- ".S 5. Hoe groot is de spoedhoek van de te meten schro~fdraad in Uw geval?
6 •. Wat is de konsekwentie van de hoekverdraaiing van de schroefdraad
(fig. 5) op de vorm van het waar te nemen profiel.
1. 81j meting van de flankendiameter hoeft niet perse de afstand
gemeten te worden tussen het midden van de ene flank en het midden
van de andere. Vaarom niet? (zie fig. 4).
8. Indien U op de proflelprojektor de schroefdraad op zou meten met de onder punt 2 genoemde meetmethode (linialen) is het dan noodzakelijk
de vergrotingsfaktor in rekening te brengen. Vaarom?
lfI'O-cursus l1eettecimiek 'QOOJ' bet Req ionaal CentrtD1l Eindhown
Paqina 10.4
5
J 0.6. 0pdrachten
Meet van het gegeven schroefdraad-meetobjekt (MIl) de flankendiameter.
(Zle voor de venwerking van de resultaten ook Hoofdstuk 2 van het
kollegediktaat.) In de tabel op blz.'O.6 vind je de spoed en de
nominale flankendiameter.
1. Meting m.b.v. "Kim en Kegel-methode",
Kies de kim en kegel die horen bij de spoed. Bepaal 5 keer de O-stand
en de meetstand. (m . gemiddelde o-stand; m - gemiddelde meetstand). o m Sepaal de toevallige afwijking in de enkele meting (S = w/IO) en in de
gemlddelde meting (5 - wIn). De in~trumentnauwkeurigheid wordt ver
werkt als toevailige afwijking: 51 - ~ schaaldeel.
Hlermee Is de totale toevallige afwijking van de o-stand:
v' 2 2 Sot -5m + SI en van de meetstand:
o
Hlermee voigt dan de toevallige afwijking in d2 •
2. Meting m.b.v. de "driedraads"-methode.
Sepaal de flankendiameter m.b.v. de formule op blz.IO.2.
De diameter van de meetdraden is te vinden in de tabel op blz.IO.6 J
evenals Al en A2 (meetkracht is 10 N) •
Doe nu dezelfde metingen als in 1.
8epaal nu m t m , S- en s- zoals in 1. m 0 m m Voor Q - 600
: 0 m
d2 • dm - l.dO + i.h./3 + Al + A2
S .V52 9 52 3 52 (d /3 h)2 52 d2
dm
+ • dO +~. h + 0' - a
We nemen: 5 - 0 a 5h • 0
Sd • 0.001 mm. o
Hiermee is d2 en Sd te bepalen. 2
3. Hetlng m.b.v. de profielprojektor.
Meet 5 keer 'positie A en 8 (zie fig. It). 8epaal A en B.
Bovendlen: SA' SA' 51' SA t S8' S8' SB en Sd • tot tot 2
Irrro-cursUSrEettechniek 1JDOr bet Regionaal Centrum Eindboven I Pagina 10.5
"EtUSCIIU ISI 4 1rwlWOt •• ew tl' T' 'l'" ,
~ IUtLI["'IIIDE VOM , .IS ,. M~ 'E",rMD[Du.C~"[SS['
IrUCIIMU!IG£M JUE' Z£ISS-M£SSt"[MT[ ('U[ MICll1 allGEIlIEIIEM MaSSE 'II "lll,IMlTE"
~ 1/1 ..... -...•.•....•.•.••.....•.......•.....•............ --.--.--.-.-----.-- .. -.... --.-.... ---.-... -~~---.. --.. ---.--... -.---.. -. Ii 1.[ .... - I ST[ I- I ICthDURtH"ESSEII , tau (N- 15l(IGUIIG5- '"ESSDR&IIT-IPRU[fM&SSI DIHE- , ULAGE- , AIPlATTUNGSKO •• [ltTtl.
f IDUICM-i GUIIIIS-' fURCH- I II! IlIlrL I DURCM. I "IT I IIU! '-DRREIITlO., run MUSItU£"£ ."E$SUI HO[M[ I BOLUM .. uTHII "£SSEI I "ESS[R • &IIlAGE- I I I ,0.0 I l.O , 0., .... I I I I 1(0 1111. I I I ,,("'TOil .... I I I I I
J I D .. I ." 0' Dr "MI III " " - n I ., I Al I I I 1 1 GUO Mill. I I"IIIRO"UU I MIUO"'E1U .... f __ ••• _, •••• __ ~ ••••••••• __ ~ •• __ •• __ •• , •••• __ ._ •• ~ ••••• __ •••• ~._ •• ___ ._.~ ____ • ____ ~ ___ ._ ••• ,_ ••• __ •• _.,_._ •• _ •••• _____ • __ •••• _
=-I I , 1 ,
I 1 I I 1 I 1.01 0.2' I 1.6" I 0.7l9 I 0.8'11 , 25 0.170 1."241 o.n .... I .... , .0 I 6.8 1 2.3 I 0.7 I ~ I ,., I 0.25 1 0.19, I 0.829 I 0.938 4 51 0.170 1.HZ,. 0.2,..! , -0 •• I 6.7 I 2.' 1 0.6 ... I '.ll 0.25 I 0.11" I 0.'29 1 '.0'11 e. 2' 0.170 1.31211 0.2U' I -D.' I 6.5 1 2.2 I 0.6
i I 1 ... I 0.'0 I 1.032 I 1.075 I '.205 Co )Z 0.170 '."5'91 o.zso. I -0.8 I 6.e. I 2.2 1 0.6
if I '.61 O. "
, '.'71 I , .n1, I 1. ,,, e. '8 0.220 1.73091 O. ,us I -, .0 I 6.0 I 2.1 I 0.6 .... I ,. II o. " I ,."' I '."21 , 1.57, 4 , D.lZO 1.9'061 O."7f I -0.' I 5.8 1 2.0 1 0.6 & .... l.OI 0.40 I '.50, I 1.'" I '.'1.0 4 " 0.250 2. ,.."', 0.100H , - -1t'.9 I - '.6 I '".9 , 0., .
1 2.11 0 ... , I 1.610' I 1.'" . I 1.908 18 0.290 2.)89101 0 .... ' .. 1 -'.1 1 '.1. , 1 0., 1 crt j' " 1.' 1 2." 0.45 I 1."11 I 2.013 I 2.208 , " 0.290 2.6119' I 0.1.8" I -0.' , '.2 I ,.e , 0." I ... I ,.01 0.50 , 2.U7 I 2."" I 2.675 , h D.Z90 ,.1'Z71 0 ... ", I -0.7 I '.0 I ,., I 0., I
~ I ,. " 0.&0 , 2.71' , 2.1150 I '.1'0 I , " D • .,,'5 , .5116" o.r.u'! I -0.,' T '.8 I 1.' I 0.5 I I '.01 0.70 I ,.11" , '.2"2 I h 5&., I' , '6 0,1.55 ",:5C501 O.Hoe , ·'.2 1 '.5 1 '.5 I 0 ... ,
III I ".'1 0.75 I '.5110 1 '.6111 1 10.0'" I , H 0.'" ... 72961 G.7HE 1 'T.' I 1..10 I ,.5 I l) ... I - 1 ,.01 0.80 1 ".019 I I.."'" I 10.1.110 ' 3 15 0.1.55 5.'5321 0.67)C I -'.1 I ... , I '.5 I 0 ... I
~ I &.01 1.00 I "·"1 I '.911 I 5. "0 , 2L 0,620 6.31.551 .,. ",.., , - "'·.r , 1.' I ,., ,.- 0 ... I 1 '7.l'l 1.00 I 5.'7 I ,. ".7 I 6. ''0 2 52 0.620 7.H5" 0"U1 I -1.1 1 '.11 I , . , I 0.' I .... I 11·01 '.25 1 6.'1& I 6·6107 I 7. '18 , '0 0.725 t!.282" 1 • 0.,., 1 r-- _ . .-,.., -, .,.., , ' '.2 -r -1).,,\ I ., , 9.01 1.25 I 7.466 I 7.6'7 I 1.1111 2 .. , I 0.725 9.211171 '.09:;7 , .. 1.2 I '.5 , ,.2 1 0.' 1 e I , O. (II ','0 I 1.160 1 8.37' I '.026 3 2 I 0.895 10.1."'1 '. '1771 - , ·'.'1 r '.1- I 1.2 , ..". , I ('!J " ','()I '.50 I ".1060 I 9.376 I '0.026 2 1.1, I 0.895 11.1.'34' •• ;e 7 I, I -, ... 1 ,., , , . , I 0.3 , .... 1 n.o! 1.75 I '.8H J ,0.106 , 10.86' Z 56 , '.100 -'2.61.951 , • '1116' -, . -,.;~; 0-' I 3.2 , ,., I 0;., I.
~ I ".0 , 2.00 , 11.546 , ".1" I 12.701 2 52 I '.350 '5.02'31 2.3203 , -2.' I ',D I ,.0 I 0., I 1 16.0' 2.00 I 13., .. , 1 n.t!~5 I '4.701 Z 29 I 1.'50 17.0207' -r-"'9"T1-·---1~-"- re.",,' I f~O --, 0., I
j I 11.0 I 2. 50 I ,.."" I ,5.29" I 16.'7& 2 I., I 1,650 ".16)6 I 2.7117f I -2.7 1 2.11 , 0.9 I 0.' I I 20.el 2." I ".,,, I 17.2'1. 1 18. "6 2 29 I 1.650 2' • 1 H " ~ ."787lr--.r.r -,- 1.T I - '0.'" , - 1 0.' " I 22.0 I 2.50 I 18.'" 1 19.2910 I 20.376 Z 11. I 1.650 ".16271 2.7861 I .. , .1 I l.& I 0.9 I 0.' I , llo.O: '.00 t . 211."'" 9 I 20.75l r fl. 0" I 2 19 I 2.050 15. fiO'f't.., ~l"l-t-- -l.T"- " . l.5 . 1 o ~" 1 1).2 I I H.e, '.00 1 lJ. ,,, I 13.752 I H.05' I 2 " I 2.050 211.60501 '.55" I -2.1 I 2.10 I 0.11 I 0.2 I 1 ,O.CI '.50 t 2'.?OI' t- 26.l11 I 27.127 I Z '" , 2.050 ,o.!Il.UI1;'l'tT"'---7-;a;- r - 't ... I . 0.1 1 - 0.2 r , B.o, '.50 1 28~'706 I 29.l1' I !0.727 I Z 5 I 2.050 I H.1I.791 '.1209 I -,., I 2.' I 0.1 I 0.2 1 I H.Of ".00 I )1,.'" 1 ".670 1 J '.-40l'----I -c- , , - 1- '-1. HO- -+--~"h-S9~t -',+et,-t-- -'-h6-- t t-.2' 1- • .... 8 "1 O.t 1 I ".01 4.00 I 'I..on 1 ,,,.610 I ~6.I.02 I 2 ° I Z.550 I 40'590'1 4.1111 I -2·2 I 2.2 I 0·7 I 0.2 I ---•• - ••• --. - --.................... - .. - - .. - ••••••• - ............ _ .......... a.a .' •• 1io .,.a-. .. -. _'li"-;'. ___ tlo lor-•• - .......... · • .,.a ..... _. __ .... .... _.· .... 111 .. ,.4. __ ....
S6.r:hIYlI'!ung
Arbeits- und Priiflehren
6ewindeschraublehre mltMelJeinstitzen
Die Gewind.sd1rt1ubJ~ mit MeIJ~nsatzen (Kimme und Spitze) ist ,in Me/Jmittel zum 8estimmen deS fianirendllrchme.sser.s (In moncnen Rill.n auch des /(erndUl'ChmeSSlfS) d#I' gttiJriiudllichstfln 6flwiniRarten. SieldDt sjell auch als MaOiibertragungsmlttet benutzen, In~m man mit ihrrlliffB tiM Priifstiiclte 'aufend mit einem Gewindelehrdom vergI"W.
Durch die Wetzahl tier wl'$dliedensten MtllJeinsatze frlIiilt die 6ewindest:hrtlublehrtt fIinen grolJen Anwttndung.sINfY'ich.
B ild 1. fHwindtl·.5chrDubiehrtit 25M50mm mit Priil'mail 60·
Dtn.n$itlh,IiinmttJ/I-~ Slall17
Die G.wind.schraubldlre ent:spticht in ihremBau im ~sentlichen d,,-Feinme/J-SchraubJehre.
D,. euuiit,u sItX/1In tiM .4vsschnilt t!ti7es 6ewindelthrringe.s dDt; zwiSchen dusen RDnlfenalJ.StQnd t:Ia.s G.win<a des WerkstUcJr.s eingdiihrt und deMelJwert festgehDiten wird.
FiirGewinde unterQ4mmSteigung VlN'Wt!ndet man £insiitze. die an Steile derKimme einen fiuellen .4mbolJ haben. Glll'tilt. mitt~in,," M~1:h lIOn 100bis 125mm unt1 dar()ber sind mit FUhlhebei aderM8/J-uhr aU6gest¥:ltt'd. • '
FDI.ch
6S1rauch Sild 2. Mnun mit KImmtlun(J Spitu
Einstell.n: &i derNulleinsftt(lung derfitlwindlSChraublehrllnObis25wt!!rden durch Dnthender N"':;pindel die ges6ulwttrl MeI1fIachen derMeIl.maUe mitfels Rafsl:he in iJerUhrtJng gebracht. 8ei Gewindeschraublehren mit einem Mellbereich von25bis50mm und dariiber, ge$&hit!ht die NulieinstelJung durch Zwischenhalfen eines PriJfmaDes (8ild1). 'crgibt siCh,l!!in. Abweidlung wm Nullpunlrt; Sf) wird dieW' durch Df'tIhMderlWinstelisdlrau/M und Hingir/t!m11Hl wi«Iw' lIingesteUt. Maan: /Him ~ssen iSf daf'Quf zu Ochten, daD nurein~wind'flangl!ffa8t wird. Auf der llinens.ite liegt der6ftVindllgang in der,.Oltlmme, wQhrent/ dll enlgegln!Jl!Sefz~ 6.windllfianlrlln lIOn dr MelJspitu bM:ihrt werden. EiM Messung i:st Mwandff'f!l~wtVln dw 8erlihrtJngspunirte d,,-MtIII~ zwanglos iiber dill r;.wlnfkgdnge d#s PriifstUcltes gleiten.
Anm.rlrung· . Zum MIISSen d#s Flanirendurchl1l5Ul"S wird httute VOf'Wiegend d{il Dtw'drahtmelJmethode ang.wenfIl1t; da di#$II genauer ist. Blatt.11 '
II'II'O-cursus ti:!ettechrliek voor bet Beqionaal Centrum Eindhoven I Pagina 10.?
Arbeits-und Priif/ehren
6ewindemeBdrtihte
Besdlreibung. Mit HI/Fe lIOn 6ewindemeIJdriihten /fonn dIN' fionkendurd1l'1'¥SSt1rlines SewintiltS nodi a,r sOg#nannren DlYidrahl1MlJmdhtJd, schnell unti genou gemeS3en werden.
(hwintiem4IfJtirrfihtll :lind Nltwetier in Irleinen .b¥w. grolJen AiA.:ste<:kholtem geJagtlrt( Bi/at) tJde sie .sind mine/s as." aufgllhlingf (8Ild 2). AufstecJfhalfer und on Osen hdngende Oriihte WNdf" an riM ~fl(jchen lIOn SchroubiMrtlln oder on den AuFnohmezopfen ondertN' Me8gerate (Orthotesr, Univ#r$al-Ltingenmesser USw.) befestlgt. t:Jnhlit/idl. MelldrohtdurdJmesser sind FestgeJt;gt.Die MeJJdriihtf! WIIf'dItn b8i CZ ,) i'n 21 /I,rsdJiedenNi Ourc/lmessem mit hahN 6enouiglreit antJef'ertigt.
Si/ti1 Gtlwind#tMlldl'fih~ in grtJI'JNt Aufsl«Jrha/tm'/ Bi/a 2
IUr f)raI1td"rcl/mtI$$#I" IJ.531:JiS 3,2 mm G#Windel'MlJdrdhtil mit lJ8M
IIntlll'dllm Flonkendurchmess.reines Gewindes versteht man den adlsensenkrtd1tl'/1 Ab.stand zwi.Jchen 294{lt1niibNiiegtmaen F/ankenmitten, wenn man sich dos 6ewi~dtw'ecJ( sdlorfousgesdtnitten denkt. Or MeIIdrahtdurchmesser ist $() 1Jer«hnet, daD er innf!f'hO/I) /IOnZ i der fionlren/tinge, von dll' F/anlrNlmilte DUStp!hlnd, zur Anlage kommt ( Bi/d 1;).
M«l$pind«
Si/d,J BHd 4
wintl6prdil
A· F1(lnkmmt~ L • F'an/fMI/Qn~
SllNvIudl. Seim Ir1essen WNden die &windemeIJdrrfihte Sf) mit den G~indeflDnIWn in 8eriihrung gebracht, dalJ auF dNeinen Seite 10r0h!, aufder gegenOberliegenden ~te 2 Oriihte zur Anlogtllrommen. Geme.ssen wird der tiulJere Abstond P der Drdhte (8Jld 3). Oill P-WfI/te .sinti FUr die /!'tH'SdIi«ienstlin 6l>windeorten und Steigungen ert"Rhnllt und in rabellen zusommengestel.lt. Dob#i dumn s«bstversttindlich nurdie mtg,ll1gtM MeJJdrahtduI"Chm'$$M' VNWt!ndet werden.'
Bli:spi.t fHwif'ltR -N __ 1'fIIr'n- Flanlrlm- MtII1drtlht- PrliFmalJM
tAll't:Itll'ltlUUl' Sttl1,unll 'du~$#r durt:l1fnt!#I/r' tfurcll~SIStN" N""krtl" Null d d. d, do Po
Mt 0.25 Cl,676 0-838 tl17 1.13S 1-16 ., "'7 5,35 0,62 f),~
KI'O-cursus It!ettechniek UIXlr bet Regionaal Centrmn Eindhoven
Pagina 10.S
Waarnemingenblad
Naam:
Datum:
---------------------------------------------------------------------
1.
Nomlnale
Spoed
Klm- en
Gekozen
Aflezlng
2
3
5
mo •
Sm • o
S- • m o
Sr • Sot •
flankendiameter-
•
kegelmethode.
klm- en kege 1 :
o-stand (m ) 0
2. Orledraadsmethode.
.
Aflezing meetstand (mm)
2
3 ,. 5
m = m S ... m m
s- 5:
m m
SI ...
Smt ...
j d2 = +
Il'm>-cursus It!ettechniek WKJr bet Reg ionaal Centrmn Eindhouen I Pagina 10.9
Aflezin~
1
2
3
5
s • ot
d • m
+
3. Profielprojektor.
Aflezing A
2
3
5
+ -
A.f lez ing
2
3
5
s -mt
Aflezing
2
3
5
B
IKrO-cursus &ettechniek UDOl" bet Reqionaal Centrum Eindhot..n I Pagina 10.10
•
l1I'O-cursus I1eettechniek uoor bet Regionaal centrum Eindho1Jen
Pagina 10.11
Inwendig meten en onrondheids controle.
Bet meten van gaten vergt in bet algeneen een grotere
zorgvuldigbeid en meer meetgevoel dan het meten van assen.
De naU\4teurigbeid van bet gat meten is in sterke RBten
aEhankeliJk van de kwaliteit van de centrering van bet
gatmeetinstrument.
Fen Goede centrering is verkregen als de RBat tussen be.....eegbare
meettaster en meetaanfJeeld (vaste taster) van bet instrument qua
richting en plaats overeenkomt met de gezochte RBat van bet
1IIIerkstuk.
De centreerEunctie en de attastEunctie ~rden bij bet
gatmeetinstrwR!nt meestal door de meettaster en bet Deetaambeeld
verzorgd.De beste centrering in een cilindrisch gat is de
driepunts centrering. Vele gatmeetinstrullenten zijn echter als
t~punts gatmeetinstrumenten uitgevoerd en hierbij meet bet
meetaanfJeeld met de meet taster UDOr de centreriQg zorgen. De
kwaliteit van deze t~puntcentrering is sterk a£hankelijk van de
gatnnddellijn, de oppervlakteruWheid van de gatwend en de
meetkracht van bet instrunent. Vooral bij gratere middellijnen
1IIIerkt deze centrering slecht en leidt daardoor tot een gratere
meetonnam4c.eurigbeid. De slechte centrering ~rdt W!elal. in de
hand gewerkt door onJuiste keuze van de meetrichting of bet
ui toe£enen van dwarskrachten door bet banteren van de
neetinstrumenten. Om betere waarborgen \IOOr de juiste centrering
te geven. ~en de nam4c.euriger t~punts-gatmeetinstrml~nten
(o.a. intramess) uan een driepuntsi-centrering voorzien (figuor
11.1).
Fig. 11.1 A 8 c o WiJze van centreren en met en met gatmeetinstrumenten:
A. 1\Eepunts centreren en meten.
S. en C. Iriepunts centreren en meten.
D. Driepunts centreren en heepunts meten.
IKI'O-cursus l'i:!ettechniek 1JDOr bet Regionaal CentrtDII Eindhoven'
Pagina 11.1
.Gelet op de grate invloed,van de centrering en de krachten die
bij bet hanteren op bet instrument \~rden uitgeoefend,op bet
uerkregen neetresultaat, is het van belang de volgende regels in
acht te nenen:
1. Rust bet gewicht van bet neetinstrunent bij het neten op bet
~rkstuk. kies de neetrichting dan altijd uertikaal en zorg
dat bet vaste aambeeld van bet neetinstrument (indien
aan~zig) a15 bet steunpunt dienst doet (£ig. 11.2).
JI e aD goed foul
Fig. 11. 2
2. !'bet bij bet neten een oniteerpunt w::wden gezocht, zorq dan dat
zo~l bij netingen in bet uertikale als horizontale ,-,lak bet
aambeeld zoueel mogelijk op ziJn plaats blijft en de (hand)kracht
die op bet instrument ~t uitgeoefend in de richting van dit
vaste aambeeld ~rkt.
Irrro-cursus H:!etteohniek uoor bet Regionaal Centrwn Eindhoven I Pagina 11.2
Vormar~Jkingen constateren.
Onrondheid kan nen controleren t.o.v. de cirkel als
ref erent ievarm.
Is een as van centergaten voorzien, dan kan de onrondheid tussen
centers geneten WJrden m.b.v. een aanwij~nd neetinstrurrent,
Ularvan de taster radiaal gericht WJrdt. Uit de hoekuerdraaiing
net bijbehorende radiusuerschillen kan nen een beeld van de
onrondhe id uerkr i jgen.
Is een as niet van centergaten voorzien, dan kan nen een indruk
van de onrondheid (denk aan slingering) krijgen door t..eepunts
en driepunts-meting.
Het bepalen van de onrondl1eid (~) van assen kan bij het optreden
van een euenpunts (2,4,6, etc.) onrondheid net een
t~punts-Deetinstrwnent worden uitgevoerd.
Bij het optreden van gelijkdikke door sneden , dus een eneuenpunts
(3,5,?, etc.) onrondheid, moeten V-blokken of rulters worden
gebruikt. De hoek van het V-blok WJrdt veelal zodanig gekozen dat
de uerkregen klokuitslag mBxinBal is tiguur 11.3 a en b.
Fig. 11.3 a Fig. 11. 3 b
a. Randheidsmeting in V-blok.
b. Randheidsneting net een ruiter.
l'l1O-cursus I'feettecmiek voor het Regionaal Centrum Eindho\ten
Pagina 11.3
Deze maKimale klokuitslag.
Bi juoorbee Id:
1 SI:{l+ ___ }m sin a 12
Wlrdt 1)erkreqen bi j een V-blok net een hoek .
'I' = ( 180 _ 360 )0. n
Deze klokuitslag 1alDI"dt door de 3.5 en ? punts onrondheid:
n 3 5 ?
pO 60 108 129
ai/m 3 2.25 2.11
Deze 1)erhou:fing alliIR zijn niet eenvouding op de geWlIle
neetkloksc:halen af te lazen. hetgeen dus speciale uoorzieningen
aan de 1IEetk lokken 1)ergt.
IKI'O-cursus ~ttechniek "'l)Or bet Reg ionaa 1 Centrum Eindhot.Jen I Pagina 11.4
IlEt aard van de onrondheid en de hoek van bv. een V-blok bepalen
de wrhou:fing aval. Bij onjuiste keuze van de hoek \'I)rdt ze1£s
de onrondheid in bet geheel niet gesignaleerd figuur 11.4.
Het is dus van belang de uerhouding t\H/.6R "ran de nEest
uoorkonende onrondheidsafwijkingen bij een bepaalde hoek tussen
de ondersteunende vlakken te kennen. (tabel 11.5).
n\~O 60 90 108 120 180
2 0 1 1,4 1,6 2
3 3 2 1,4 1 0
4 0 -0,4 0 -0,4 2
5 0 2 2,2 2 0
Tabel 11.5 Verhoming AH/.6R.
Uit de tabel kunnen \e de 'QOlgende konklusies trekken:
a. Indien aileen twee- en driepunts- onrondbeid kunnen optreden
dan kan nen 'QOIstaan net een V-klok van 108° en een weetklok
net een uoor de factor 1.4 gecorrigeerde schaal.
b. De weest uniwrsele oplossing is, gebruikmaken van een V-blok
o net een hoek van 90 net daarbouen twee neetklokken geplaatst.
Kro-cursus I'Ieettecfmiek voor bet Regionaal Centrum Eindhoven
Pagina 11.5
Fig. 11.4
a. Tw:epunts-nehnqen kunnen geen onrondheid bij driepunts
gelijkdikke ~rkstukken aantonen.
b. Driepunts-lII!ting in een V = 600 toont een 1IBxill'Ble \'IBarde \fOOl'
deze onrondhe id.
c. 1\eepunts-lII!ting aan een tweepunts-onronde 'VOrm toont een
1IBxinale \'IBarde &an.
d. Driepunts-neting in een V "" 60° toont geen a£wijking van de
tweepunts-onronde uorm &an.
KI'O-cursus It!ettecmiek \IDOr bet Reg iomal Centrum Eindho'.J'i!n
Pagina 11.6