h5 se 4 met antwoorden

21
OPGAVE 1. Keynesiaanse shocktherapie Na een periode van economische groei kan in een economie een neergang optreden. Zo’n neergang is soms het gevolg van een externe schok. In zo’n situatie kan de overheid ingrijpen en proberen de economie weer in goede banen te leiden. Aan de hand van onderstaand korte termijnmodel kunnen de gevolgen van deze externe schok en het effect van overheidsbeleid worden geanalyseerd. C = c(Y – B) + Co C (Co) = (autonome) particuliere consumptie I = Io I (Io) = (autonome) particuliere investeringen O = Oo O (Oo) = (autonome) overheidsbestedingen B = bY B = belastingontvangsten E = Eo E (Eo) = (autonome) export lopende rekening M = mY M = import lopende rekening EV = C + I + O + E – M EV = effectieve vraag Y = EV Y = nationaal inkomen b = marginale belastingquote Alle bedragen luiden in miljarden euro’s. c = marginale consumptiequote m = marginale importquote In de onderstaande tabel staan voor de exogene en endogene grootheden van het model de waarden in drie situaties: • de oorspronkelijke situatie, vóór de externe schok; • variant 1, de veranderde situatie na de schok zonder ingrijpen van de overheid; • variant 2, de veranderde situatie na de schok met ingrijpen van de overheid. Tabel 1 oorspronkel ijk varian t 1 varian t 2 overige gegevens C 300 ...... ...... •De inkomensmultiplier van de autonome bestedingen bedraagt oorspronkelijk 1,18 (afgerond). •In variant 1 en variant 2 c 0,8 0,75 0,75 Co 20 20 20 b 0,3 0,3 0,3 Io 35 30 33

Upload: mil-cruijs

Post on 09-Aug-2015

223 views

Category:

Education


6 download

TRANSCRIPT

Page 1: H5 SE 4 met antwoorden

OPGAVE 1. Keynesiaanse shocktherapie Na een periode van economische groei kan in een economie een neergang optreden. Zo’n neergang is soms het gevolg van een externe schok. In zo’n situatie kan de overheid ingrijpen en proberen de economie weer in goede banen te leiden. Aan de hand van onderstaand korte termijnmodel kunnen de gevolgen van deze externe schok en het effect van overheidsbeleid worden geanalyseerd. C = c(Y – B) + Co C (Co) = (autonome) particuliere consumptieI = Io I (Io) = (autonome) particuliere investeringenO = Oo O (Oo) = (autonome) overheidsbestedingenB = bY B = belastingontvangstenE = Eo E (Eo) = (autonome) export lopende rekeningM = mY M = import lopende rekeningEV = C + I + O + E – M EV = effectieve vraagY = EV Y = nationaal inkomen

b = marginale belastingquoteAlle bedragen luiden in miljarden euro’s.

c = marginale consumptiequotem = marginale importquote

In de onderstaande tabel staan voor de exogene en endogene grootheden van het model de waarden in drie situaties: • de oorspronkelijke situatie, vóór de externe schok; • variant 1, de veranderde situatie na de schok zonder ingrijpen van de overheid; • variant 2, de veranderde situatie na de schok met ingrijpen van de overheid.

Tabel 1

oorspronkelijkvariant 1

variant 2

overige gegevens

C 300 ...... ...... •De inkomensmultiplier van de autonome bestedingen bedraagt oorspronkelijk 1,18 (afgerond).

•In variant 1 en variant 2 bedraagt deze multiplier 1,13 (afgerond).

•In de oorspronkelijke situatie zijn de belastingontvangsten even hoog als de overheidsbestedingen.

•In variant 1 en variant 2 is er sprake van een overheidstekort.

c 0,8 0,75 0,75Co 20 20 20b 0,3 0,3 0,3Io 35 30 33Oo 150 150 170Eo 220 200 200M 205 ...... ......m 0,41 0,41 0,41Y 500

----- -----

1. Geef een verklaring voor de lagere marginale consumptiequote én een verklaring voor de lagere autonome particuliere investeringen bij variant 1 in vergelijking met de oorspronkelijke situatie.

2. Geef een economische verklaring voor de lagere waarde van de inkomensmultiplier in variant 1 in vergelijking met de oorspronkelijke situatie.

Page 2: H5 SE 4 met antwoorden

3. Toon aan dat in variant 1 het evenwichtsinkomen 452 is.

Over variant 2 zegt de minister van Financiën: ‘Ingrijpen door de overheid prima, maar dan wel met een zodanige verhoging van de overheidsbestedingen dat het overheidstekort niet groter wordt dan 20 miljard euro.’

4. Is de verhoging van de autonome overheidsbestedingen, zoals die uit de tabel is af te leiden voor variant 2, aanvaardbaar voor deze minister? Verklaar het antwoord met een berekening.

In een commentaar op dit overzicht van drie situaties wordt gesteld dat het ingrijpen van de overheid op langere termijn ook remmend kan werken op verder herstel van de economie na de externe schok. 5. Geef voor deze stelling een argument.

OPGAVE 2. Pensioenen op peil en pijlers In een land ontvangen de inwoners die vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zijn gestopt met betaald werk een pensioen. Dit pensioen kan opgebouwd worden op basis van drie pijlers.  pijler 1 staatspensioen.

Een staatspensioen voor alle inwoners van 65 jaar en ouder. De maandelijkse uitkering is minimaal waardevast en vrijgesteld van belastingheffing. De lopende uitgaven voor het staatspensioen worden gefinancierd uit de lopende belastinginkomsten.

 pijler 2 werkgeverspensioenEen werkgeverspensioen (particulier of overheid) voor werknemers die stoppen met betaalde arbeid. Dit pensioen wordt geregeld via pensioenfondsen die op het loon ingehouden premies ontvangen. Om daaruit in de toekomst de benodigde uitkeringen aan pensioenen te kunnen betalen, moet het opgebouwde vermogen met voldoende rendement worden belegd. De pensioenfondsen moeten met het op peil houden van hun vermogen rekening houden met de huidige waarde van de benodigde toekomstige verplichtingen, gegeven de geldende rentevoet.

 pijler 3 particuliere besparingenParticuliere besparingen die bedoeld zijn voor aanvulling van het inkomen na het bereiken van de pensioenleeftijd. Deze besparingen zijn vrijwillig. Maatgevend voor de opbrengst van deze besparingen is de rentevoet. In onderstaande figuur zijn deze drie pijlers schematisch weergegeven.

Pagina 2 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 3: H5 SE 4 met antwoorden

6. Welke van de drie pijlers van het pensioenstelsel in dit land is gebaseerd op het omslagstelsel? Verklaar het antwoord.

7. Leg het negatieve verband uit tussen de omvang van het staatspensioen in pijler 1 en de omvang van het particuliere spaartegoed in pijler 3.

De pensioenfondsen in dit land hebben een probleem: de dekkingsgraad voor de pensioenen in pijler 2 is onder de 100% gezakt. Dit is een gevolg van de toegenomen levensverwachting van de pensioengerechtigden, de vergrijzing van de bevolking in het land en de daling van de rentevoet. Een directeur van het grootste pensioenfonds van het land stelt: “De intergenerationele solidariteit komt steeds zwaarder onder druk te staan door die dalende dekkingsgraad.” Een econoom is het niet geheel eens met zijn stelling: “Die dalende rentevoet heeft ook via de reële economie een positief effect op die dekkingsgraad, maar om dat uit te leggen mis ik een pijl in bovenstaand schema.”

8. Leg het verband uit tussen de rentevoet en de huidige waarde van de toekomstige verplichtingen werkgeverspensioen.

9. Leg uit op welke manier de dalende dekkingsgraad kan leiden tot een zwaardere druk op de intergenerationele solidariteit.

10. Welk positief effect op de dekkingsgraad bedoelt de econoom? - Geef aan welke pijl daarvoor toegevoegd moet worden aan bovenstaand

schema- en leg het door de econoom bedoelde positieve effect uit.

Pagina 3 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 4: H5 SE 4 met antwoorden

OPGAVE 3.

Steenrijk in een BRIC-land

van een internetsite (maart 2011):Méér miljardairs in BRIC-landen Brazilië, Rusland, India en China'Opvallend op de jaarlijkse ranglijst van de rijkste mensen is dat het aantal miljardairs uit de BRIC-landen nu groter is dan het aantal uit Europa: een kwart van alle miljardairs komt uit deze opkomende landen.Dat aandeel was vijf jaar geleden nog 10%. Miljardairs zijn in dit geval personen met een vermogen van meer dan één miljard dollar.(…) De BRIC-landen kennen de laatste jaren een hoge economische groei. Er zijn jaren waarin het bruto binnenlands product (bbp) stijgt met meer dan 8%.'

In India, één van de BRIC-landen, profiteert een groot deel van de bevolking van de stijgende welvaart. Ook gaat in dit land de inkomensverdeling veranderen. Uit een onderzoeksrapport dat vooruitkijkt naar 2025, komen de gegevens in de bronnen 1 en 2.

Gebruik bron 1.11. Leid uit deze bron drie factoren af die bepalend zijn voor de hoogte van iemands primaire

inkomen.

In 2025 zal groep IV een procentueel aandeel hebben in de totale primaire inkomens dat twee keer zo groot is als het aandeel van groep II.

Gebruik bron 2.12. Bereken het ontbrekende percentage bij (a) in de tabel van bron 2.13. Zullen de inkomensverschillen in India in de periode 2005-2025 groter worden of kleiner

worden? Of is hierover geen eenduidige uitspraak te doen? Verklaar het antwoord met behulp van de gegevens in bron 2.

Gebruik bron 1 en bron 2.14. Leg uit hoe de informatie uit beide bronnen een indicatie kan zijn dat ook huishoudens uit de

laagste inkomensgroep van 2005 profiteren van de gestegen welvaart in 2025.

Pagina 4 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 5: H5 SE 4 met antwoorden

bron 1 huishoudens van India in vijf groepen van laag naar hoog primair inkomen

groep kenmerken primaire inkomens perhuishouden (bedragen 2005)

I inkomen onder de armoedegrens:huishoudens zonder werk of met ongeschoold werk

< 90.000 rupees

II inkomen op of net boven de armoedegrens:o.a. fabrieksarbeiders, kleine middenstanders, kleine pachters (boeren)

90.000-200.000 rupees

III modale inkomens:zeer gemengde groep met onder andere hoger opgeleide starters op de arbeidsmarkt, ambtenaren, middenstanders, vertegenwoordigers

200.000-500.000 rupees

IV bovenmodale inkomens:hoger opgeleiden met vaste banen bij bedrijven of overheid en boeren met veel eigen grond en/of vee

500.000-1.000.000 rupees

V topverdieners met een internationaal netwerk voor werk en sociaal leven:eigenaren van multinationals, topambtenaren, hoge regeringsfunctionarissen

> 1.000.000 rupees

bron 2 verdeling primaire inkomens per groep huishoudens in India

2005 2025 1)

groep 2) % aandeel van huishoudens cumulatief

% aandeel van primaire inkomens

cumulatief

% aandeel van huishoudens cumulatief

% aandeel van primaire inkomens

cumulatiefI 50% 25% 20% 5%II 95% 75% 50% 20%III 98% 85% 85% 50%IV 99% 95% 95% .a.V 100% 100% 100% 100%1) prognose2) groepsindeling identiek aan de indeling op basis van kenmerken van bron 1

Pagina 5 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 6: H5 SE 4 met antwoorden

OPGAVE 4.

PatatoniëDe aardappelmarkt in Patatonië kan weergegeven worden met de vraaglijn en de aanbodlijn van de figuur hieronder.In Patatonië geldt in de uitgangssituatie de wereldmarktprijs, omdat er geen invoerbelemmeringen zijn. De wereldmarktprijs van aardappelen is € 40 per ton. Patatonië heeft geen invloed op deze prijs.

De regering van Patatonië overweegt de invoering van een minimumprijs van € 60.De invoer wordt nu tegengegaan met invoerheffingen. Productieoverschotten worden met exportsubsidies afgezet op de wereldmarkt.

15. Arceer in figuur 1 van de bijlage het producentensurplus in Patatonië na invoering van de minimumprijs.

16. Arceer in figuur 2 van de bijlage het surplusverlies van de consument in Patatonië als gevolg van de invoering van de minimumprijs.

17. Arceer in figuur 3 van de bijlage het totale bedrag aan exportsubsidies dat de overheid moet betalen.

18. Bereken het omzetverlies van de producenten op de wereldmarkt (exclusief Patatonië) als gevolg van de invoering van de minimumprijs in Patatonië.

19. Geef in een uiteenzetting, dat de invoerheffing wereldwijd leidt tot welvaartsverlies. Gebruik ongeveer 90 woorden.

Pagina 6 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 7: H5 SE 4 met antwoorden

OPGAVE 5.

VlaktaksOnlangs is er in diverse landen discussie ontstaan over een vereenvoudiging van het stelsel van inkomstenbelasting door invoering van de zogenoemde vlaktaks. Met vlaktaks wordt bedoeld dat de oplopende belastingtarieven worden vervangen door een uniform tarief.

Het huidige stelsel van inkomstenbelasting in een van deze landen wordt gekenmerkt door inkomensschijven en een heffingskorting van € 2.000.In tabel 1 staat welke schijven en tarieven er bij de inkomstenbelasting in dit land van toepassing zijn.

Tabel 1 Stelsel inkomstenbelastinginkomensschijven belastingtarieven

Eerste schijf 0 t / m 25.000 30%Tweede schijf 25.001 t / m 50.000 40%Derde schijf > 50.000 50%

Iemand met een belastbaar inkomen van € 20.000 betaalt dus € 4.000 inkomstenbelasting.

20. Wat is het verschil tussen het bruto inkomen en het belastbaar inkomen?21. Bereken het bedrag dat iemand met een belastbaar inkomen van € 270.000 bij het huidige

stelsel van inkomstenbelasting moet betalen.

De regering in dit land voelt wel voor invoering van de vlaktaks, maar verbindt daaraan de voorwaarde dat de heffingskorting verhoogd wordt tot € 4.000 en dat personen met een belastbaar inkomen van € 20.000 evenveel inkomstenbelasting blijven betalen.Een politieke partij in dit land stelt voor een vlaktaks van 35% in te voeren maar tegelijkertijd de heffingskorting zodanig te verhogen dat de mensen met een belastbaar inkomen van € 20.000 evenveel inkomstenbelasting blijven betalen.

22. Bereken hoe hoog het uniforme tarief zal worden als de vlaktaks wordt ingevoerd volgens het voorstel van de regering.

23. Bereken hoe hoog de heffingskorting moet worden als de vlaktaks wordt ingevoerd volgens het voorstel van de politieke partij.

24. Is het stelsel van de inkomstenbelasting na de invoering van de vlaktaks volgens het voorstel van de politieke partij progressief, degressief of proportioneel? Verklaar het antwoord zonder een berekening te maken.

EINDE VAN DE TOETS

Pagina 7 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 8: H5 SE 4 met antwoorden

Bijlage opgave 4. Naam: ……………………………………………..

Figuur 1

Figuur 2

Pagina 8 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 9: H5 SE 4 met antwoorden

Figuur 3

Pagina 9 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 10: H5 SE 4 met antwoorden

ANTWOORDEN OPGAVE 1. VECMOD99.07.CV (EXVECT2004t1, opgave4)

1. 2p• Een verklaring waaruit blijkt dat een groter deel van het extra inkomen gebruikt zal worden om te sparen (vanwege de toegenomen onzekerheid), zodat de marginale consumptiequote kleiner wordt. (1p)• Een verklaring waaruit blijkt dat de investeringen zullen teruglopen omdat de winstvooruitzichten/ afzetverwachtingen minder worden (vanwege de verslechterende economische situatie). (1p)

2. 2pUit de verklaring moet blijken dat in variant 1 de marginale consumptiequote lager is, waardoor een zelfde toevoeging aan het inkomen zal leiden tot een kleinere toevoeging aan de bestedingen, zodat de hierop volgende toevoeging aan het inkomen ook kleiner zal zijn.

3. 2pY = 0,75 × 0,7Y + 400 - 0,41Y0,885Y = 400Y = 452 (afgerond op miljarden euro’s)OF:Y = 1,13 x (20 + 30 + 150 + 200) = 452

4. 2pnee (niet aanvaardbaar)

• Een berekening waaruit blijkt dat:Y = 0,75 × 0,7Y + 20 + 33 + 170 + 200 - 0,41YY - 0,115Y = 423 0,885Y = 423Y = 478 (afgerond), hetgeen betekent dat (O - B) = 170 -0,3 × 478 = 26,6

• Een berekening waaruit blijkt dat in vergelijking met variant 1 het evenwichtsinkomen stijgt met 1,13 × (20 + 3) = 26 (afgerond) → 452 + 26 = 478, hetgeen betekent dat (O - B) = 170 - 0,3 × 478 = 26,6

Voor het juist berekenen van het evenwichtsinkomen in variant 2 (1p) Voor het juist berekenen van het overheidstekort in variant 2 (1p)Voor de juiste conclusie bij de gemaakte berekening (1p)

5. 2p• Een argument waaruit blijkt dat het (grotere) tekort van de overheid op termijn kan leiden tot belastingverhoging, hetgeen kan leiden tot aantasting van de particuliere bestedingen.• Een argument waaruit blijkt dat het (grotere) tekort van de overheid kan leiden tot een grotere vraag op de kapitaalmarkt, hetgeen de (lange) rente kan opdrijven en daarmee de particuliere investeringen kan verminderen/verdringen.

Pagina 10 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 11: H5 SE 4 met antwoorden

OPGAVE 2. Pilotexamen 2013

6.  maximumscore 2

pijler 1 (staatspensioen)Uit de verklaring moet blijken dat de huidige uitkeringen van het staatspensioen worden gefinancierd met huidige inkomsten.

7.  maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:Een antwoord waaruit blijkt dat als de omvang van het staatspensioen (per inwoner) stijgt / daalt, de inwoners zich minder / meer genoodzaakt zien om via vrijwillige besparingen het toekomstige pensioeninkomen aan te vullen.

8. maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:Een antwoord waaruit blijkt dat indien de bepaling van de huidige waarde van de toekomstige betalingsverplichtingen wordt gebaseerd op een lagere / hogere rente, deze waarde hoger / lager zal uitvallen (en daarmee de dekkingsgraad lager / hoger zal komen te liggen).

9.  maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:Een antwoord waaruit blijkt dat een dalende dekkingsgraad betekent dat er niet voldoende middelen zijn om de pensioenuitkeringen aan de oudere generaties op peil te houden, zodat een groter beroep op premiebetaling door jongere generaties nodig is.

10.  maximumscore 3

een pijl van bruto binnenlands product (bbp) naar huidig vermogen 1

uit de uitleg moet blijken dat de econoom doelt op het positieve effectdat een rentedaling kan hebben op de omvang van het bbp(economische groei), hetgeen kan leiden tot stijgende winsten en daardoor stijgende koersen van de activa waarin de fondsen belegd hebben

Pagina 11 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 12: H5 SE 4 met antwoorden

Uitwerking VWER01.01 (Hec, 2013-1, opgave 5 aangepast)

11. 2pDrie uit:− wel of geen werk (groep I t.o.v. de overige groepen).− opleiding of scholingsgraad (groepen II en III t.o.v. groep I).− bezit, zoals wel of geen grond en/of vee (groep IV t.o.v. groep II).− omvang van de eigen onderneming (groep V t.o.v. groep II).

12. 2p- Inkomensaandeel groep IV in het totaal van de primaire inkomens = (20 − 5) × 2 = 30%. 1p- Cumulatieve aandeel = a = 50% + 30% = 80%. 1p

13. 2pHierover is geen eenduidige uitspraak te doen.In 2005 heeft van alle huishoudens de helft met de laagste (primaire) inkomens een aandeel van 25% tegen 75% voor de helft met de hoogste inkomens, terwijl die verhouding in 2025 zal veranderen naar 20% voor de laagste helft tegen 80% voor de hoogste helft. Op grond hiervan lijken de inkomensverschillen groter te worden.Maar als je kijkt naar de top-5% verdieners dan blijkt dat in 2005 die groep 100 – 75 = 25% van het totaal te verdienen en in 2025 is dat 100 – 80 (zie vraag c) = 20%. Op grond hiervan lijken de inkomensverschillen kleiner te zijn geworden.Wie de twee Lorenzcurven (van 2005 en van 2025) tekent, ziet dat deze elkaar snijden: bij de lage inkomens is er denivellering en bij de hogere nivellering.

14. 2p Het (relatieve) aantal huishoudens in de laagste inkomensgroep daalt (fors) van 50% naar 20% (bron 2), hetgeen betekent dat in 2025 meer huishoudens boven de armoedegrens komen (bron 1).

Pagina 12 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 13: H5 SE 4 met antwoorden

OPGAVE 4.

15. 2pZie figuur, de grijze driehoek.

16. 2pZie figuur, het grijze vlak.

Pagina 13 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 14: H5 SE 4 met antwoorden

17. 2pZie figuur, het grijze vlak.(= het aanbodoverschot bij de minimumprijs) × (minimumprijs – wereldmarktprijs).

18. 3pDe invoerhoeveelheid van Patatonië in de uitgangssituatie bij een prijs van € 40 is 160 – 120 = 40 (× 100.000 ton) = 4 miljoen ton. Waarde van de invoer = 40 × 4 miljoen = € 160 miljoen.De verdwenen import van Patatonië is het omzetverlies van de overige producenten op de wereldmarkt.Bovendien gaat Patatonië bij de garantieprijs exporteren op de wereldmarkt: 180 – 140 = 40 (× 100.000) ton = 4 miljoen ton. Hierdoor verliezen de overige producenten op wereldmarkt: 4 miljoen × 40 = € 160 miljoen.In totaal verliezen de wereldproducenten (exclusief Patatonië) 160 + 160 = € 320 miljoen.

19. 3p- Door de invoerheffing worden aardappelen niet geproduceerd waar dat het efficiëntste / beste kan, dit leidt tot welvaartsverlies in zowel Patatonië als in de rest van de wereld.- Naast het welvaartsverlies voor de afnemers in Patatonië door de duurdere aardappels, zal Patatonië zich minder richten op het efficiënter maken van de aardappelproductie / productie waar ze wel efficiënt in zijn. - Als Patatonië met subsidie exporteert, wordt er in de rest van de wereld minder geproduceerd. Bovendien is de overheid van Patatonië een bedrag kwijt aan exportsubsidies.

Pagina 14 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..

Page 15: H5 SE 4 met antwoorden

OPGAVE 5. VLELOP04.13.CV (Vec1, 2005-1, opgave 3 aangepast)

20. 1pAftrekposten (en bijtellingen)

21. 3pInkomstenbelasting = 0,30 × 25.000 + 0,40 × 25.000 + 0,50 × 220.000 − 2.000 = 7.500 + 10.000 + 110.000 – 2.000 = € 125.500.

22. 2pIemand met een belastbaar inkomen van € 20.000 betaalt nu € 4.000 inkomstenbelasting.Bij de vlaktaks blijft dat € 4.000, dus voor aftrek heffingskorting € 8.000.Het belastingpercentage wordt dus (8.000 / 20.000) = 40%.

23. 2pIemand met een belastbaar inkomen van € 20.000 betaalt nu € 4.000 inkomstenbelasting. Bij invoering van de vlaktaks moet gelden: 0,35 × € 20.000 – heffingskorting = € 4.000. De heffingskorting moet worden 7.000 – 4.000 = € 3.000.

24. 2pProgressief. De heffingskorting is een relatief kleiner belastingvoordeel voor mensen met hoge inkomens (€ 3.000 van € 20.000 is procentueel meer dan € 3.000 van € 100.000), waardoor de gemiddelde belastingdruk voor hoge inkomens hoger uitvalt.

Pagina 15 van 15 Economie 6 VWO periode SE-4 maart 2015..