eindrapport:praktijkpilot biogreen - landmark projecten · eindrapport:praktijkpilot biogreen...

30
Eindrapport:Praktijkpilot Biogreen Resultaten van onderzoek en voorlichting project Mineralenconcentraat 2010 /2011 Ing. J.H.F Veldhuis MBA Rapportage van resultaten praktijkonderzoek, proefvelden, demovelden en begeleiding van toepassing mineralenconcentraat op grasland in maïsteelt, aardappelen en granen 2010 - 2011

Upload: phamnhan

Post on 26-Feb-2019

223 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Eindrapport:Praktijkpilot Biogreen

Resultaten van onderzoek en voorlichting project Mineralenconcentraat 2010 /2011

Ing. J.H.F Veldhuis MBA

Rapportage van resultaten praktijkonderzoek, proefvelden, demovelden en begeleiding van toepassing mineralenconcentraat op grasland in maïsteelt, aardappelen en granen 2010 - 2011

- 2 -

Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Inleiding en vraagstelling 5 2. Duurzame verwerking digestaat 6 3. Onderzoek mineralenconcentraat 2010 – 2011 9 4. Inventarisatie toedieningstechnieken 10 5. Emissies naar bodem en grondwater 12 6. Praktijkpilot in beeld 16 7. Toepassing mineralenconcentraat 17 8. Toepassing op bedrijfsniveau 18

9. Ervaringen studiegroepen 22 10. Demovelden zomergerst en aardappelen 23 11. Conclusies en aanbevelingen 28 Bijlagen:

- Toepassing MC in de praktijk, Boerderij, augustus 2009 - Vervanging kunstmest met Mineralenconcentraat, Nieuwe Oogst mrt 2010 - Presentatie Ministerie EL&I Praktijkpilot, maart 2011 - Presentatie Demo-velden DLV Rundvee, maart 2011 - Presentatie aan EU-parlement Praktijkpilot Biogreen, juni 2011 - Rapport Ammoniakemissie sleepslangenmachine, WUR 2011 - Informatieblad Praktijkpilots Ministerie EL&I, sept. 2011

- 3 -

Voorwoord Met veel genoegen presenteren we u hierbij de resultaten van het onderzoek en de voorlichting van het project mineralen concentraat 2010/2011. De aanleiding van dit project was om een duurzame oplossing in de praktijk te implementeren vanuit het zogenaamde digestaatprobleem. Anders gezegd: mest in combinatie met rest- en bijproducten om te zetten en toe te passen in waardevolle stromen zoals groene energie en groene meststoffen (mineralenconcentraat) voor vervanging van kunstmest. Waar digestaat als restproduct van covergisting op dit moment nog als een probleem wordt gezien qua afzet is wel heel erg duidelijk gebleken dat na scheiding in vaste en vloeibare fracties er zeer waardevolle producten ontstaan, waarbij met name de vloeibare fractie zeer goed toepasbaar is als aanvullende bemesting voor toepassing op grasland en in mais, aardappelen en granen tijdens het groeiseizoen. Het lage fosfaatgehalte van het NK-mineralenconcentraat geeft de mogelijkheid om met deze aanvullende bemesting de NPK verhoudingen van de verschillende mestsoorten voldoende in balans te houden met minder uitspoeling van minderalen naar de ondergrond. Zeer belangrijk daarbij is dat er onderzoek in de verschillende teelten wordt toegepast en boeren de resultaten in de praktijk kunnen zien en beoordelen. Een goede bemesting in de juiste samenstelling en dosering is voor alle teelten van essentieel belang voor de kwaliteit en de opbrengst van het eindproduct. Ook het beschikbaar zijn en de benutting van de mineralen (de zogenaamde werkingscoëfficiënten) zijn belangrijk. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt ook dit jaar weer dat er goede mogelijkheden zijn om de mineralen uit kunstmest te vervangen. Nieuwe aanwendingsmethoden en momenten van toepassing zijn getest en daar is niet alleen meer ervaring op gedaan door de onderzoekers maar ook door de toepassing in de praktijk. Emissie-arme aanwending van het mineralenconcentraat is hierbij tevens nader onderzocht. De omvang – toepassingen en resultaten van het onderzoek zijn duidelijk en helder beschreven. M.i. kan hier met argumenten worden onderbouwd dat het mineralenconcentraat een groene meststof is bij uitstek en het predicaat van groene kunstmest verdient. Wij gaan er van uit dat die erkenning uit Brussel ook komt. Het is mij bekend dat onze Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dr. Henk Bleker, zich samen met zijn ambtenaren nu sterk maakt om die erkenning ook te krijgen. Uiteraard hadden wij vandaag al graag die erkenning willen hebben maar het lijkt erop dat we nog even geduld moeten hebben. Ik ben van mening dat er naast de vloeibare fractie ook voor de vaste fractie meer afzet mogelijkheden moeten komen. Het zogenoemde digestaat probleem kan en moet opgelost worden. Zeer waardevolle producten kunnen gewoon duurzaam worden toegepast als we alle mogelijkheden ook gaan benutten. De toepassing van verwerkte digestaat verdient een aparte positie in het nieuwe mestbeleid. Daarvoor is het wel nodig dat we doorgaan met praktisch en praktijkgericht onderzoek en de resultaten snel toegepast kunnen worden in de praktijk. Als voorzitter van de stuurgroep wil ik mijn grote waardering uitspreken voor de ondernemers die onder moeilijke omstandigheden hebben geïnvesteerd in nieuwe technieken. Biogreen Salland heeft hierbij een unieke voorloperspositie gehad die verder in de tijd haar waarde nog zal bewijzen.

- 4 -

Ook de provincies Overijssel, Drenthe en Groningen die het project financieel vanaf het begin mogelijk hebben gemaakt zeggen wij dank. Door deze provinciale financiering hebben wij het Ministerie van EL&I kunnen overtuigen om ook in dit project mee te doen, waarmee het uiteindelijke resultaat bij de EU-commissie – extra onderbouwing met wetenschappelijk onderzoek - kan worden besproken ten behoeve van nieuw beleid. In het afgelopen jaar hebben we als bestuurders, maar ook als uitvoerders van dit project door Landmark Projecten , PPO en DLV velen uit onderzoek, beleid, (internationale) politiek en de landbouwpraktijk kennis laten nemen van de aanpak en de resultaten. Iedereen dank voor de inzet. Het lijkt mij goed door te gaan met onderzoek en toepassing in de praktijk. Het produceren van voedsel, voer en duurzame energie in combinatie met hoogwaardige organische reststoffen in een gesloten kringloop van mineralen en met sterke reductie van CO2 uitstoot toegepast op regionaal en bedrijfsniveau stimuleert een duurzame landbouw en economie en dit verdient daarom ons aller inzet. Aike Maarsingh, voorzitter Stuurgroep Mineralenconcentraat

- 5 -

1. Inleiding en overall vraagstelling

In Nederland staat de route voor opwerking van digestaat uit bio-energie installaties naar groene meststoffen nog in de kinderschoenen. De mineralenconcentraten uit de gecombineerde technologie van UF en RO worden meestal toegepast op akkerbouwbedrijven in de regio. Voor de pilot gold dat de beschikbaarheid van het mineralenconcentraat vanaf 2011 aanvankelijk er niet was. Dit werd in onderling overleg met de nieuwe eigenaren/beheerders en samenwerkende loonwerker toch goed opgelost. Het bedrijf ging zelfs later nog failliet, maar dit heeft zich buiten het gezichtsveld van de Praktijkpilot verder voltrokken. Zoals in het praktijkonderzoek en demo-velden van DLV is bevestigd, is de conclusie dat er een mogelijk alternatief met mineralenconcentraat voorhanden is voor de route naar groene kunstmest. In de vele onderzoeksrapporten van PPO is de landbouwkundige werking en emissie verder beschreven. In 2011 zijn nog enkele aanvullende proeven uitgevoerd door PPO vanuit het landelijk experiment naar:

- toepassing Mineralenconcentraat op grasland op zand (omgeving AverHeino) - monitoring processtromen bedrijven met extra focus op nieuwe ontwikkelingen - versterking (o.a. door herhaling) door het verkrijgen van extra onderzoek gegevens

(N-werkingscoëfficiënt) die tijdens de besprekingen met Europese Commissie zijn ingebracht door staatssecretaris drs. Henk Bleker.

In de praktijk is de vraag naar het product mineralenconcentraat vanaf de start van het project goed geweest. Het gaat vooral om de prijsstelling in de markt . Hogere energieprijzen en schaarste aan fossiele grondstoffen stuwen de kuinstmest prijzen voor stikstof, kali en fosfaat verder op. Het procesmatige verwerken van digestaat tot mineralenconcentraat dient nog verder te worden geoptimaliseerd. Er wordt in de praktijk nog het nodige kunst en vliegwerk van de operationele mensen gevraagd om van wisselende partijen de gewenste hoeveelheid mineralenconcentraat te maken. Het project kent met de definitieve EU-goedkeuring van de gevolgde route , zoals eerder uitgebreid beschreven in het eindrapport 2008 -2009, dan ook een positief resultaat met als grootste winst dat mineralen uit mest en andere organische reststromen tot groene meststof kunnen worden opgewaardeerd. De werking van mineralenconcentraat met emissie-arme aanwending tijdens het groeiseizoen is gelijk of soms zelfs beter geweest dan een bemesting met kunstmest. Alle (deel)rapportages van de verschillende onderzoeken over 2009, 2010 en 2011 kunt u vinden op www.mestverwerken.wur.nl De belangrijkste doelstelling van de Praktijkpilot Mineralenconcentraat werd bereikt door gezamenlijke inzet van PPO Wageningen, DLV Rundveehouderij, DLV Plant en de Praktijkproefbedrijven in het werkgebied Noordoost Nederland:

• Erkenning Mineralenconcentraat (product uit nabewerking van digestaat na toepassing UF en RO (omgekeerde osmose) als groene meststof die toegepast mag worden boven op de gebruiksnorm voor dierlijke mest.

Een en ander maakt nu de weg definitief vrij naar een nieuwe koers in het mestbeleid en biedt extra perspectieven bij verdere toepassing van nieuwe aangeschakelde technologie die opwerking naar een volwaardige en EU-erkende groene kunstmest mogelijk maakt.

- 6 -

2. Duurzame verwerking en afzet digestaat

Willen we duurzame energie uit biomassa bevorderen dan zullen we voor digestaat nieuwe

toepassingen moeten gaan zoeken. Dierlijke mest is gekoppeld aan wettelijke normen en is

reeds geregeld in de Nitraatrichtlijn. Om digestaat, en dan wordt bedoeld bewerkt digestaat

volgens beproefde en erkende technologie, op een duurzame manier af te zetten moet het

toegelaten worden voor landbouwkundige doeleinden buiten de dierlijke mestwetgeving om.

Het Europees Parlement ziet mogelijkheden vanwege de mogelijkheden voor duurzame

toepassing van eindproducten uit nabewerking van digestaat uit industriële

vergistingsinstallaties mbv nieuwe bewezen technologie en de Verordening (EG) nr.

1069/2009 als nieuwe grondstof aan te merken voor opwaardering naar groene meststoffen

met toepassing in de landbouw. Dit najaar vindt verdere behandeling plaats van dit

onderwerp. Een delegatie onder leiding van Jan Mulder (EU-Parlement) bezocht september

2011 samen met BBO-voorzitter A. Maarsingh een bezoek aan de proefvelden en een

werkende installatie in de praktijk.

De bijeenkomst begint in de schuur van proefbedrijf Kooijenburg (PPO) te Marwijksoord.

Het doel van de bijeenkomst is de politiek (Jan Mulder en Janneke Snijder) op de hoogte te

brengen van de actuele ontwikkelingen omtrent het mestvraagstuk en de toepassing van

mineralenconcentraat uit co-vergistingsinstallaties of mestvergistingsinstallaties. Het doel is

om de kennis en ervaring uit onderzoek en praktijk uit te wisselen en verder tegen het licht te

houden van nieuw te voeren beleid voor co-vergisting, verwerking en toepassing digestaat

en gebruik van mineralenconcentraat als vervanger van kunstmest. Hoewel het een lange

duur heeft gekend, heeft de Stuurgroep Praktijkpilot mineralenconcentraat vertrouwen in een

goede werking ervan. Het is een mooi product met zeer laag fosfaatgehalte.

Presentatie resultaten proefveldonderzoek PPO in bijzijn van Jan

Mulder en Janneke Snijder op het Praktijkproefbedrijf Kooijenburg (2011)

- 7 -

De Nederlandse bio-energie branche en de landbouw zouden graag zien dat digestaat uit

vergistingsinstallaties niet meer onder de dierlijke mestwetgeving valt, althans niet meer

onder de dierlijke normen en de verhouding 50-50 als voorwaarde voor co-vergisting komt te

vervallen, alsmede een flinke verruiming van het aantal toegestane co-producten voor

vergisting. De overheid kan met het in gang gezette proces tot ketencerficering zich verder

terugtrekken van marktregulering van co-substraten, zoals nu nog gebeurt. Een duurzame

ontwikkeling van bio-energie met tegelijkertijd een nuttig gebruik van het mestoverschot ligt

hiermee in het verschiet. Het grootste deel kan op deze wijze op Nederlandse bodem

worden benut door vervanging van mineralen uit kunstmest.

Nitraatrichtlijn

Nederland valt onder de Nitraatrichtlijn waarbij Europese normen voor stikstof bepaald zijn

en waar Nederland als geheel aan moet voldoen (170 kg stikstof per hectare uit dierlijke

mest per jaar). De fosfaatnormen zijn nationaal bepaald, maar werken voor Nederland

verstikkend en zijn bovendien te laag gezien de stand van bepaalde gewassen. Dit geldt

vooral voor akkerbouwers die een hoog pW-getal hebben toegekend gekregen. Het is wel zo

dat Nederland als compensatie voor goede melkgiften per hectare een derogatie toegekend

heeft gekregen waar alleen de melkveehouderij van profiteert. De derogatie houdt in dat

melkveehouders wanneer ze 70% of meer van hun areaal grasland hebben ze 250 kg

stikstof per hectare per jaar mogen toedienen.

Mineralenconcentraat

Fosfaat is dus voor veel akkerbouwers die dierlijke mest toedienen beperkend; ze kunnen

nog wel extra stikstof uit dierlijke mest gebruiken, maar de fosfaatnorm staat dit niet toe. Via

mest- of digestaatscheiding kun je een deel van de fosfaat afscheiden. Op deze manier kan

de mest efficiënter benut worden. Via ultrafiltratie en omgekeerde osmose ontstaat een

mineralenconcentraat en een deel loosbaar water. Het aanwenden van dit

mineralenconcentraat moet emissiearm gedaan worden. De daadwerkelijke emissie is nog

niet geheel bekend en de beste manier van toedienen is tijdens het groeiseizoen. Op dit

moment vindt toediening plaats via een tweetal machines met sleepslangen die het

mineralenconcentraat in het gewas toedienen. Fabrikanten willen investeren in nieuwe

machines, zo bleek tijdens de Zetmeeldagen van 2011 in de Veenkoloniën, omdat ze nu

weten hoe de toekomst van mineralenconcentraatproductie eruit ziet.

Het pilot project mineralenconcentraat is vanaf 2010 mede door het ministerie gefinancierd.

Er zijn doeltreffende stappen gezet door zowel nieuwe methoden van aanwending tijdens het

groeiseizoen (aardappelen, granen, mais) als praktijkonderzoek te stimuleren. Uit het

onderzoek van PPO op de praktijkproefbedrijven Kooijenburg en Valthermond

(Veenkoloniën) blijkt dat de werking van het mineralenconcentraat uit de installaties

vergelijkbaar is met die van KAS (kunstmest). Uit de vele proeven komt naar voren dat de

werking van stikstof gelijk of soms zelfs beter is dan kunstmest. Van het onderzoek naar

toepassing van het mineralenconcentraat in 2009 en 2010 zijn rapporten opgesteld door

PPO Wageningen en WUR, waarbij ook de praktijkresultaten van demo-velden in

rapportages van DLV-Plant en DLV-Rundveehouderij zijn verschenen.

- 8 -

Een delegatie olv Aike Maarsingh bezoekt samen met EU-deskundige

Jan Mulder (geheel rechts) de proefvelden PPO in Noordoost Nederland (2011)

De samenstelling van de eindproducten van de verschillende deelnemende pilotinstallaties

zijn ongeveer identiek. De productiekosten (verwerking) zijn ongeveer 70 tot 80 cent per kg

product exclusief toediening. De aantrekkelijkheid zal mede afhangen van de kunstmestprijs

en deze hangt weer sterk af van de energie- en grondstofprijzen. De bronnen voor fosfaat en

kali uit de mijnen in ondermeer Spanje en Duitsland zijn evenwel eindig en de winning van

de grondstoffen kosten steeds meer geld. De Nederlandse overheid zet daarom in op een

erkenning van mineralenconcentraat als kunstmestvervanger eind 2011. In Denemarken

mag mineralenconcentraat boven de dierlijke norm uitgereden worden. In Nederland zou dit

ook moeten. De resultaten van de gewasproeven zoals PPO die laat zien getuigen in ieder

geval van eenzelfde werking als kunstmest. Voor de praktische toepassing in de akkerbouw

zal naast een meer constante samenstelling van de mineralenconcentraten

(procesafhankelijk bij verwerking digestaat) vooral ook de gewenste concentratie van stikstof

en kali een belangrijke rol gaan spelen in de nabije toekomst. Hierbij zijn nog nieuwe stappen

in technologie en organisatie nodig waarbij de akkerbouwer/eindafnemer een product op

maat krijgt geleverd. De huidige mineralenconcentraten zijn derhalve nog te duiden als

‘ruwe’ meststof ten behoeve van aanvullende bemesting in de verschillende teelten.

Co-vergisting en nitraatrichtlijn

Mestvergisting op individuele bedrijven is alleen rendabel als bedrijven hun digestaat op

eigen land kwijt kunnen. Voor het merendeel van de Nederlandse veebedrijven geldt dat

(door de grondprijzen en aanscherping van de aanvoernormen voor mest) er een groeiend

mestoverschot is op het bedrijf. En dit overschot moet afgevoerd worden van het eigen

bedrijf. In toenemende mate krijgt ook de melkveehouderij hiermee te maken de komende

jaren. De belasting van het grondwater met stikstof is het argument geweest voor het

instellen van de Nitraatrichtlijn in Nederland. De milieubelasting zal van regio tot regio

verschillen en hangt mede samen met de grondsoort en grondgebruik. De normen zijn

gebaseerd op gebruik van dierlijke mest, maar digestaat is geen mest. Het is een nieuw

product verkregen uit industriële verwerking van co-substraten en mest en is derhalve als

een herwinbare grondstof aan te merken uit renewable energy voor toepassing in de

landbouw.

- 9 -

3. Onderzoek mineralenconcentraten 2010-2011 In het kader van de LNV-pilot zijn onderzoek en demonstratie in elkaar geschoven voor een zo effectief mogelijke aanpak en met terugkoppeling naar landelijke stuurgroep. De stuurgroep is hiervoor twee keer bijeen geweest, waarin de provincies Overijssel, Groningen en Drente ondermeer ook zitting hadden. Belangrijke factoren voor een brede toepassing van MC in de landbouwpraktijk zijn de kosten voor het product en de bemestende waarde (stikstof en kali). Wat betreft het laatste is een goede toedieningstechniek vereist. Vanuit de hoek van de producenten is de wens geuit aanvullend onderzoek uit te voeren om het draagvlak in de praktijk te verhogen en daarbij vooral te kijken naar de toedieningstechniek. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de toediening van MC in staande akkerbouwgewassen met de ‘slangenmachine’. Hiermee wordt het MC met slangetjes bovengronds toegediend (i.p.v. injectiekouters). Deze techniek wordt op dit moment echter niet aangemerkt als emissie-arm. Voor 2010 komt er een ontheffing voor deze slangenmachine voor de toepassing van MC in aardappel en in granen. Voor 2011 is een dergelijke ontheffing afhankelijk van het emissie-onderzoek dat naar deze toedieningstechniek plaatsvindt. Het doel van het onderzoek is geweest om na te gaan hoe het MC het beste kan worden toegediend met de op dit moment voor de praktijk beschikbare technieken zodat een vergelijkbaar resultaat kan worden gerealiseerd als met kunstmest en daarmee het draagvlak in de landbouwpraktijk wordt vergroot. Het onderzoek richtte zich op een aantal zaken:

- De nadruk in het onderzoeksdeel ligt vooral op stikstof. De kaliwerking zal naar verwachting gelijk zijn aan die van kunstmest. Bij het demonstratiedeel wordt bij de inpassing in de bedrijfsvoering kali wel meegenomen.

- Het onderzoek en de demonstraties worden uitgevoerd bij gras en de akkerbouwgewassen aardappelen, maïs, wintertarwe en zomergerst. Dit zijn qua areaal grote gewassen voor de sectoren melkveehouderij en akkerbouw.

- Het onderzoek richt zich op toediening met praktijkmachines die emissie-arme aanwending van MC mogelijk maken tijdens het groeiseizoen.

Bij de uitvoering voor 2010 en 2011 is gekozen voor een combinatie van onderzoek en demonstraties. Bij het onderzoek is gekozen voor aanpak met eenvoudige veldproeven (praktijkproeven) op proefbedrijven waarbij toedieningstechnieken zodanig worden vergeleken dat een goede uitspraak kan worden gedaan over verschillen in resultaat tussen concentraten en gangbare kunstmest. Bij demonstraties is gekozen voor strokenvergelijkingen op praktijkbedrijven waarin het gebruik van MC in een bepaald gewas wordt vergeleken met kunstmest. Naast de demovelden worden ook groepen agrariërs begeleid in de toepassing van MC op het bedrijf. Vanuit het demonstratiedeel worden ook diverse communicatieactiviteiten uitgevoerd (o.a. artikelen, bijeenkomsten, bijdragen aan Open dagen, e.d.). Op deze manier wordt getracht via kennisontwikkeling en kennisverspreiding het draagvlak voor gebruik van Mineralenconcentraat in de landbouwpraktijk te vergroten.

- 10 -

4. Inventarisatie toedieningstechnieken

Voorafgaand aan het voorgestelde onderzoek en demonstraties zal een beperkte inventarisatie worden uitgevoerd naar emissie-arme toedieningstechnieken in staande gewassen. Naast de toedieningstechniek is er ook aandacht voor de mogelijkheden van apparatuur waarmee lagere doseringen mogelijk zijn dan met de gebruikelijke apparatuur die op dit moment wordt gebruikt (injecteurs). Ook zal worden nagegaan wat de mogelijkheden zijn van rijenbemesting van het MC ter vervanging van de gebruikelijke kunstmestgiften in maïs.

Toediening van MC met nieuwe sleepslangenmachine in aardappelen en mais (2010 en 2011)

M.u.v. grasland zijn alle proeven uitgevoerd op de proefbedrijven. Dit waarborgt een goede uitvoering en daarnaast kunnen de proeven worden meegenomen in de communicatieactiviteiten van DLV op de demobedrijven (excursies e.d.). Voor alle veldproeven geldt dat is uitgegaan van de standaardproefuitvoering (o.a. veldjesgrootte, te oogsten oppervlak, e.d.) zoals die standaard wordt gehanteerd op de proefbedrijven. Zetmeelaardappelen Bij zetmeelaardappelen kan zowel worden gekeken naar toepassing aan de basis als bij de bijbemesting. Bij de bijbemesting (aanvullend op kunstmest) speelt vooral de toedieningstechniek een rol. Met de gangbare apparatuur is het niet mogelijk om in het gewas tussen de ruggen het MC emmissie-arm toe te dienen. Wel is er een machine beschikbaar waarbij het MC met slangetjes die over de grond slepen tussen de ruggen wordt toegediend (hierna slangenmachine genoemd). Hiermee wordt echter niet voldaan aan de wettelijke regels voor emissie-arme toediening. Voor 2010 komt er ontheffing om deze machine in de praktijk in te zetten voor Mineralenconcentraat in aardappel en granen. Belangrijke onderzoeksvraag is of met deze machine eenzelfde N-werking wordt bereikt dan met kunstmest.

- 11 -

Gedurende het groeiseizoen is de gewasstand (o.a. grondbedekking) een aantal keren visueel beoordeeld. Bij de eindoogst is de knolopbrengst, onderwater-gewicht en de N-opname in de knollen bepaald. Bepaling van de N-opname is van belang om de N-werking te kunnen vaststellen. In 2011 is aanvullend één veldproef uitgevoerd op proefbedrijf

Kooijenburg. Wintertarwe Wintertarwe wordt vooral op kleigrond geteeld en is een gewas waarin relatief veel kunstmest-N wordt gebruikt. Toepassing van het MC past het beste bij de tweede gift. De eerste gift valt naar verwachting te vroeg om op kleigrond met zware machines het MC toe te dienen. Bij de derde gift is het gewas te hoog en wordt te veel schade toegebracht. Bij toepassing voor de tweede gift is er bij gebruik van de wettelijk toegestane machines (zodebemester, sleufkouter) een risico van rij-en snijschade. De praktijk wil daarom graag gebruik maken van de slangenmachine (voor beschrijving zie zetmeelaardappel) maar hiermee wordt niet voldaan aan de wettelijke regels voor emissie-arme toediening. Voor 2010 komt er ontheffing om deze machine in de praktijk in te zetten voor MC in aardappel en granen. Onderzoeksvraag is of met deze machine eenzelfde N-werking wordt bereikt als met de zodebemester/sleufkouter of kunstmest.. Gedurende het groeiseizoen is het gewas een aantal keren beoordeeld op stand, mate van afrijping en legering kort voor de oogst. Bij de eindoogst is de korrelopbrengst, kwaliteit (o.a. hectolitergewicht) en de N-opname in de korrel bepaald. In 2010 wordt één proef uitgevoerd op proefbedrijf Ebelsheerd te Beerta (klei). In 2009 was daar ook al onderzoek uitgevoerd in wintertarwe Zomergerst Zomergerst wordt voor een belangrijk deel bemest met kunstmest. Een belangrijk teeltgebied is het zand- en dalgebied in Noordoost-Nederland. De bemesting wordt doorgaans in één keer toegediend voor het zaaien. De vraag is of met het MC bij toediening met de bouwlandinjecteur voor het zaaien eenzelfde N-werking wordt verkregen dan bij kunstmest. Gedurende het groeiseizoen zal het gewas een aantal keren worden beoordeeld op stand, mate van afrijping en legering kort voor de oogst. Bij de eindoogst wordt de korrelopbrengst, kwaliteit (o.a. volgerstpercentage en eiwitgehalte) en de N-opname in de korrel bepaald. Er zijn twee proeven uitgevoerd (één in 2010 en één in 2011) op zandgrond in Rolde.

De mogelijkheden van nabewerking digestaat nog eens toegelicht op locatie

- 12 -

5. Emissies naar bodem en grondwater (mestprobleem) Er is bij toepassing van bio-energie gewerkt volgens een co-vergistingsinstallatie met nabewerking van digestaat op industrieële schaal. Er wordt hoogwaardige vakkennis en kwaliteit gevraagd van het management. Dit is bij Biogreen tot ver in 2011 onder de maat gebleven, ook na de overname van de installatie die werd opgericht door 50 veehouders in de regio Salland. Wezenlijk is dat de landbouw zelf het voortouw blijft nemen in verduurzaming en oplossing van het mestvraagstuk in de regio. Dan ook zullen emissies naar lucht (CO2) en water (stikstof en fosfaat) zo effectief mogelijk bij de bron kunnen worden aangepakt. Om de emissies op regionale schaal terug te dringen van de mestoverschotten kan bio-energie op regionale schaalgrootte een goede bijdrage leveren aan een flink lagere belasting van de bodem en grondwater door nutriënten als stikstof en fosfaat. Dit is een niet onbelangrijke nevendoelstelling die voor de landbouw van eminent belang wordt de komende jaren in Oost-Nederland. Verduurzaming van de landbouw is hiermee mogelijk gebleken, ook volgens een onderzoek uitgevoerd door ir. Doeko van ’t Westeinde dat internationaal de aandacht heeft getrokken naar deze nieuwe technologie in de EU. Het rapport staat op de website van ondermeer WUR-Wageningen.

De milieu-inspectie op bezoek bij de biogasinstallatie

Minder uitspoeling van mineralen uit dierlijke mest op het land

- 13 -

Erik Emmens van DLV Plant (voorgrond) en Klaas Wijnholds van Praktijkproefbedrijf Valthermond in gesprek met Jan Mulder (EU) tijdens bezoek in 2011

De aanpak van Biogreen heeft zeker positieve gevolgen voor de weg die nu verder wordt ingeslagen door overheid en bedrijfsleven. De mestafzetprijs in de regio ging in het eerste jaar al van 22 naar 18 euro per kuub sinds Biogreen met haar installatie volledig operationeel startte. De grote mestvergister in Heeten verwerkt mest van 50 veehouders tot onder andere energie, droge fractie en mineralenconcentraat. Met behulp van de energie uit de mest en de co-producten wordt het restmateriaal uit de vergister (digestaat) verwerkt tot de vloeibare 'groene kunstmest'. Dit jaar is het derde jaar dat er ervaring wordt opgedaan met zowel de productie van energie en meststoffen, als met het gebruik van die meststoffen. Als de grootste en eerste van een handvol officiële pilotprojecten op dit gebied in Nederland mag het eindproduct - het vloeibare mineralenconcentraat - uitgereden worden bovenop de hoeveelheid toegestane dierlijke mest. Ook in de navolgende jaren , zo heeft Brussel beslist. Als het concept werkt en op grote schaal wordt toegepast, kan het flink bijdragen aan de oplossing van het mestprobleem in Nederland, dat zich vooral toespitst op de zandgronden. Fosfaat kan voor een belangrijk deel met de vaste, ingedroogde fractie worden geëxporteerd naar tekortgebieden in de EU. De vloeibare mineralenconcentraten zijn met name als NK-meststoffen geschikt voor toepassing in het groeiseizoen in de eigen regio. Het concept Biogreen krijgt op dit moment navolging bij ondermeer ’t Haantje en een nieuwe grootschalige installatie in Coevorden. Mineralenkringloop De productie aan mineralenconcentraat in Heeten is ruim 10.000 ton per jaar, met een gehalte van 10 kg K, 0,5 kilo P2O5 en 7 kilo N per kuub, waarvan het overgrote deel in de vorm van NH3. Het woord concentraat is eigenlijk niet helemaal terecht, want erg geconcentreerd is het product nog niet. Het gehalte stikstof is ongeveer even hoog als dat van varkensdrijfmest. Om die reden is transport ook nog een relatief grote kostenpost. Toepassing op verder dan een uur rijden van de verwerkingsinstallatie is daarom niet efficiënt.

- 14 -

De stabiliteit van dat gehalte is echter minstens zo belangrijk. Hoewel de gehaltes nog wel wat variëren, zoals blijkt uit de verplichte bemonstering van elke afgevoerde vracht, lijken ze stabiel genoeg om interessant te zijn voor akkerbouwers. En dat is van groot belang. Want om echt meerwaarde te hebben als vloeibare meststof, is het zaak dat de teler precies weet wat hij op het land brengt. Erik Emmens, al jarenlang bemestingsspecialist van DLV Plant voorziet dat in de nabije toekomst dat steeds meer akkerbouwers een aparte opslagtank zullen hebben voor opslag van het mineralenconcentraat op hun bedrijf.

Theo Rietkerk toont de vaste fractie die kan worden geëxporteerd

Nieuw mestbeleid In Nieuwe Oogst van 4 februari 2012 wordt een special gewijd aan nieuw mestbeleid en de mogelijkheden van nieuwe technologie. Verplichte mestverwerking door de overheid (zoals aangekondigd als grondslag voor het nieuwe mestbeleid) zal een nieuwe impuls geven aan de hier ingezette richting naar de combinatie van verduurzaming van de leefomgeving, landbouw en energie. De provincie Overijssel heeft hierin een belangrijke aanjaagrol vervult in deze. Het project Biogreen zal weliswaar nog een open boek kennen voor de toekomst en heeft een goede basis in zich uiteindelijk te slagen als “innovatief en nieuw” zoals gebleken tijdens de talrijke bezoeken en excursies van beleidsmensen, ondernemers in de praktijk en buitenlandse delegaties waaronder 40 Europarlementariërs die in 2010 nog op bezoek waren om de resultaten uit eerste hand te kunnen vernemen van Jan Schokker de boerenvoorman in de varkenshouderij en voorzitter van de Coöperatie Biogreen Salland.

- 15 -

Optimalisatie van logistiek en procesverbetering product hebben uiteindelijk tot nieuwe inzichten geleid in productie, (emissie-arme)aanwending en succesvolle toepassing van mineralenconcentraat in de landbouw met ondersteuning van extra

proefveld onderzoek Wageningen. Biogreen Salland heeft te maken gehad met falen van het (wisselend) management en de begeleidende financieel ‘specialisten’ van diverse organisaties. Daarmee is het perspectief voor de toekomst - nu het beleid in deze richting verder wordt aangepast- niet weggevaagd. Nu ook de mogelijkheden voor groen gas in Salland verder worden ontwikkeld kan dit mogelijk leiden tot een duurzaam en winstgevend bedrijf verankerd in de regio. De toekomst zal het leren. Jan Schokker verdient een erepenning voor zijn inzet als toegewijd boerenbestuurder en z’n voortrekkersrol bij deze innovatie die vele bezoekers uit binnen- en buitenland heeft getrokken en een prestatie is van Europees formaat. De wet van de remmende voorsprong heeft zich in dit project meerdere keren op onwaarschijnlijke wijze doen gelden.

Voor de nabije toekomst liggen er goede mogelijkheden, indien het mestbeleid verder wordt aangepast. Met een verplichte verwerking van overschotmest, aantrekkende energieprijzen en vervanging van dure kunstmest op landbouwbedrijven in de regio zal een stabiele omgeving kunnen worden gecreëerd met voldoende rendement en draagvlak bij de samenleving. De verwachtingen uit de beginperiode van 2008 zullen dan ook alsnog waargemaakt kunnen worden.

- 16 -

6. Uitvoering Praktijkpilot in beeld

Open dagen DLV in Veenkoloniën 20 melkveebedrijven deden mee in de pilot

RO-instalatie die concentraat levert Toediening RO-concentraat in aardappelen

RO-installatie op boerderij Winsum Toediening met sleufkoutermachine op grasland

In de voorlichting naar veehouders en akkerbouwers is gekozen voor een mix van publikaties in vakbladen (Boerderij , Nieuwe Oogst , Stal en Akker, Loonwerkbedrijf, etc). Tijdens open dagen van DLV (graandagen 2010 en zetmeeldagen 2011) konden vele bezoekers uit binnen- en buitenland de resultaten zien van de pilots, waarbij ook de belangstelling van Duitse akkerbouwers in het oog sprong. Middels de website www.groenekunstmest.nl is een selectie van artikelen, rapporten en publikaties direct te raadplegen. In de toekomst kunnen boeren wellicht met deze website ervaringen nog beter uitwisselen met elkaar. Nieuwe nageschakelde technologie zal het mogelijk kunnen maken dat we over enkele jaren kunnen spreken van een volwaardige kunstmestvervanger op de markt. Daarmee kan de landbouw wereldwijd in de mineralenbehoefte voorzien uit vergiste organische reststromen. Dankzij de begeleiding van de onafhanklijke adviseurs van DLV Rundvee en DLV Plant konden de gebruikers van het mineralenconcentraat in de veehouderij en akkerbouw een goed en compleet beeld krijgen van de mogelijkheden voor toepassing in de praktijk. Voor de praktijkpilot was dit één van de pijlers, waarmee in de gehele periode succesvol kon worden samengewerkt met eindafnemers in de landbouw.

- 17 -

7. Toepassing mineralenconcentraat in de praktijk

Het jaar 2010 is het tweede jaar van de praktijkpilot kunstmestvervangers waarin ervaring wordt opgedaan met de toepassing van kunstmestvervangers. Middels de praktijkpilot wordt onder volledige marktwerking met gebruikers in de praktijk nagegaan wat de teelttechnische en praktische toepassingsmogelijkheden zijn van deze nieuwe “meststoffen” bij afnemers op veehouderijbedrijven in Overijssel en akkerbouwbedrijven in Noord Nederland (Gron/Dr.). In 2010 zijn in Overijssel 2 demovelden aangelegd op gras en maïsland en is op 15 bedrijven de inpassing van mineralenconcentraat (MC) in het bemestingsplan nagegaan. De ervaringen met de toepassing zijn verzameld op de bedrijven, en vervolgens besproken met de ondernemers binnen een geformeerde studiegroep van gebruikers. Door inleidingen en excursies naar demovelden en praktijkpercelen hebben bezoekers/collega veehouders kennisgemaakt met de toepassing en de resultaten in het veld. In Noord-Nederland zijn eveneens 2 demovelden aangelegd en 3 proefvelden aangelegd. Verder zijn daar ook een aantal bedrijven begeleidt bij de toepassing van de meststof mineralenconcentraat. Voor de toepassing binnen het bedrijf zijn berekeningen uitgevoerd om na te gaan onder welke omstandigheden het bedrijfseconomisch het meest interessant is de kunstmestvervanger toe te passen. Demovelden snijmaïs Omdat de melkveehouderijbedrijven in Overijssel veelal op zandgrond gelegen zijn, is de toepassing en werking van mineralenconcentraat nader onderzocht. Het MC kan bij de teelt van maïs worden toegediend aan de basis, maar logischer is het te proberen de kunstmestgift (aanvullend op dierlijke mest) te vervangen door MC. Het kunstmestgebruik bij snijmaïs beperkt zich doorgaans tot een N/P-rijenbemesting bij de zaai en afhankelijk van de mestdosering en soort mest een aanvullende kalibemesting. Op zandgrond is de fosfaattoestand vaak voldoende hoog zodat een fosfaatrijenbemesting vaak niet nodig is. Vervanging van de kunstmestrijenbemesting door MC stelt eisen aan de bemestingsmethode en aanwendingstechniek. Daarnaast spelen eventuele effecten van verbranding in het gewas, omdat er naast stikstof ook kali wordt toegediend. Een ander optie is het MC niet bij de zaai maar in een later stadium toe te dienen. De belangrijkste vraag bij maïs is dus op welk tijdstip het MC het beste kan worden toegediend.

- Vergelijking van MC met KAS als basisbemesting voorafgaand aan de zaai

- Vergelijking van rijenbemesting met MC met rijenbemesting met KAS en NK-kunstmest

- Toediening van MC na de zaai met emisse-arme technieken. De slangenmachine kan hier niet worden gebruikt omdat hiervoor bij maïs geen ontheffing is verleend. Waarschijnlijk is er apparatuur beschikbaar waarmee wel wordt voldaan aan de wettelijke eisen.

Toepassing in de maïs na de zaai heeft voor producenten het logistieke voordeel dat het aantal werkbare dagen voor toepassing toeneemt. Uit eerder onderzoek blijkt echter dat het uit oogpunt van N-benutting twijfelachtig is of dit beter is dan toediening aan de basis. Waarnemingen Gedurende het groeiseizoen is het gewas een aantal keren visueel beoordeeld (plantgetal, jeugdontwikkeling). Bij de eindoogst werd de drogestofopbrengst en de N-opname bepaald.

- 18 -

8. Toepassing op bedrijfsniveau In 2010 hebben ca 30 bedrijven mineralenconcentraat aangevoerd op hun bedrijf en ingepast in de bemesting in Overijssel. Op 15 bedrijven is vooraf met de gebruiker een bemestingsplan opgesteld om na te gaan welke toepassing er mogelijk is op het bedrijf van mineralenconcentraten. De ervaringen van deze 15 ondernemers zijn geëvalueerd. Hierbij werd het volgende aangegeven:

8.1 Toepassing maïsland Drijfmest wordt in het voorjaar eerst uitgereden op grasland. Maïsland op zandgrond wordt in het voorjaar, april bemest. Een aantal veehouders kiest er dan voor om de mest die zij willen uitrijden op maïsland in een aparte silo of kelder op te slaan, waar vervolgens het mineralenconcentraat aan toegevoegd wordt. Na het mengen rijden de veehouders deze mest dan zelf uit of laten zij deze mest door de loonwerker uitrijden. De ondernemers hebben het mineralenconcentraat in 2010 op verschillende wijzen aangewend. Een groot deel van de ondernemers hebben positieve ervaringen gehad met het aanmengen van het mineralenconcentraat met de dierlijke mest op hun bedrijf. Deze menging kan wel zorgen voor gisting en veel schuimvorming op de mest. Dit hebben een aantal veehouders als zodanig ervaren. Het toevoegen van het concentraat tijdens het mixen van de dierlijke mest in de mestput, zorgt voor een goede verdeling van het concentraat met de dierlijke mest. Tevens zorgt het er voor dat er geen ontmenging optreedt, wanneer deze mix hierna meteen wordt aangewend op het land. Voordeel van toevoegen van het mineralenconcentraat is dat de mest beter verwerkbaar is, omdat het drogestof gehalte lager wordt. Een beperkende factor bij deze wijze van handelen is de beschikbare opslagruimte op het bedrijf. Het is lastig om bij bedrijven het mineralenconcentraat toe te voegen aan de dierlijke mest, wanneer in het voorjaar de kelders vol zijn, en er geen ruimte beschikbaar is voor maken van een goede mix van de dierlijke mest op het bedrijf en het mineralenconcentraat. De ondernemers die deze problemen ondervinden kiezen er voor om het mineralenconcentraat in een container op te slaan aan de rand van het perceel. Vervolgens wordt er met de bouwlandinjecteur een deel van het mineralenconcentraat in de tank aangemengd met dierlijke mest, om deze combinatie vervolgens aan te wenden. Voorwaarde is dan wel dat de bemester beschikt over de mogelijkheid om goed te mengen. Verschillende ondernemers zien mogelijkheden om in de toekomst doormiddel van rijenbemesting een combinatie van dierlijke mest en mineralenconcentraat in de rij te bemesten. Hierbij is het in veel gevallen niet noodzakelijk om nog extra meststof toe te voegen vanwege ook het hoge kaligehalte van het product. Zeker op scheurland of op bouwland waar een goede groenbemester is gegroeid is de combinatie dierlijke mest/ mineralenconcentraat een goede bemesting in de rij. Tevens vindt er dan een betere benutting van het fosfaat plaats. De ondernemers zijn grotendeels tevreden over de werking van het mineralenconcentraat op bouwland. De maïs kan de kali goed benutten en de aanwending is door vermenging met de dierlijke mest doormiddel van een bouwlandinjecteur of via rijenbemesting goed toepasbaar. In de praktijk passen de maïstelers geen bemesting in het seizoen meer toe. De technische mogelijkheden van aanwenden van mineralenconcentraat speelden hier niet.

8.2. Toepassing grasland

Het jaar 2010 was een jaar van extremen, doordat het voorjaar laat op gang kwam door het koude weer. Ook hadden de bedrijven aan het begin van de zomer te maken met droogte. De ondernemers geven aan dat zij op grasland dit jaar een trage groeistart van het gras hebben ondervonden. Wel constateerden de veehouders veel nawerking van het mineralenconcentraat. Op grasland ervaren meerdere ondernemers een beperking vanwege

- 19 -

het hoge kaligehalte in het mineralenconcentraat. Vooral in het voorjaar past het hoge kaligehalte niet in het bemestingsplan. Er wordt dan toch al flink bemest met dierlijke mest waarbij de ondernemers het gevaar van kans op ziektes zien zoals kopziekte en eventueel melkziekte bij hun dieren. Bij latere snedes is het mineralenconcentraat meer gewenst, omdat dan vaak de bemestingsniveaus lager zijn en door de steeds scherpere bemestingsnormen is de extra kalibemesting meer gewenst. In het najaar voorkomt een extra kaligift roestvorming in het gras en bevordert het de smakelijkheid van het gras. Deze wijze van aanwending is ook op een groepsbijeenkomst, gehouden op 1 februari met gebruikers toegelicht. De verwachting is dat met het verder aanscherpen van de normen voor de fosfaatbemesting de hoeveelheid kali die met dierlijke mest gegeven kan worden ook verder afneemt. Dit geeft meer mogelijkheden voor de toepassing van het mineralenconcentraat in zijn huidige samenstelling.

Goed graslandbeheer vraagt uitgekiende bemestingsmethode

Aanwendingsmethode Door de ondernemers zijn meerdere ideeën geopperd om als alternatief te laten gelden voor het aanwenden van het mineralenconcentraat. Enkele ondernemers gaven aan dat het wenselijk is dat het product gespoten kan worden op gewassen als wintertarwe of gras, bv. met de veldspuit. Hierbij is het belangrijk dat het product geheel vloeibaar is, zonder vaste delen. Deze wijze is echter niet toegestaan omdat dit niet emissie arm is. De veehouders zien graag dat het product nog minder fosfaat bevat. Ook zijn zij benieuwd naar de mogelijkheden van verschillende mineralenconcentraten. De vraag is of het mogelijk is dat er bijvoorbeeld twee verschillende mineralenconcentraten zijn. De één met hoog kaligehalte en de ander met een laag kaligehalte. Op deze manier kan er voor meerdere gewassen in verschillende periodes een mineralenconcentraat worden toegepast. De methode van aanwenden gemengd met dierlijke mest geeft nu de laagste aanwendingskosten. In 2009 is ook gewerkt met het enkel aanwenden van mineralenconcentraat in kleine hoeveelheden. De ervaring met de sleufkoutermachine daarbij is dat de aanwendingskosten per m3 oplopen tot € 5,- á € 6,- per m3 mineralen concentraat. De sleufkoutermachine maakt slechts een kleine snede in de zode. Het voordeel hiervan is dat er geen open voor in de graslandbodem ontstaat.

- 20 -

8.3. Toepassing binnen bedrijfsverband Het is voor de ondernemers zeer belangrijk of het mineralenconcentraat binnen het bemestingsplan past. De ruimte voor fosfaat wordt steeds kleiner en door de steeds krappere mestruimte is een optimale inzet van de mest op perceelsniveau zeer wenselijk. Op bedrijfsniveau is telkens eerst gekeken naar de bedrijfsopzet, graslandbeheer, het bemestingsregime dat de veehouder volgt en zijn mogelijkheden om aanpassingen te doen in de bemesting van grasland en mais. Er is met verschillende ondernemers een plan van aanpak opgesteld hoe het mineralenconcentraat het beste kon worden ingezet. Hierbij was het belangrijk om te kijken of dit praktisch ook uitvoerbaar is en tegelijkertijd ook binnen de normen van de mestwetgeving valt. Een aantal plannen van aanpak op deze bedrijven worden hierbij weergegeven ter illustratie van deze aanpak, uitgevoerd door DLV Rundveehouderij in Overijssel. Verschillende typen bedrijven De ervaringen van de eerdere jaren met toepassing van mineralenconcentraat in 2008 en 2009 werden hierin meegenomen. Dit betekent dat een meer bedrijfsgerichte aanpak mogelijk was en dit sprak veehouders ook zeer aan. Het gaat er om dat binnen het bedrijf de mogelijkheden (opslag, machines, bemestingswijze, etc) eerst worden verkend en vervolgens in plan van aanpak worden verwerkt. Hieronder volgen de werkwijze en resultaten bij een zevental verschillende onderscheiden bedrijfstypen. Bedrijf 1 (besparing op kunstmest) In een perceel van 20 ha grasland wordt 15 ha bemest met 5 m³ mineralenconcentraat/ha voor de 2e snede en voor de 3e snede, dus 10 m³/ha totaal. De aanwending is uitgevoerd door deze te mengen met rvdm. De 2e snede wordt aangevuld met 100 kg KAS /ha. De andere 5 ha wordt bemest met alleen rundveedrijfmest en KAS. De percelen liggen naast elkaar, zodat verschillen goed zichtbaar zijn. In totaal wordt er voor grasland 150 m³ mineralenconcentraat aangevoerd. Dit bespaart 6 ton KAS. Bedrijf 2 (groener gras) Op dit bedrijf wordt 10 ha grasland bemest met 5 m³ mineralenconcentraat/ha voor de 2e snede en voor de 3e snede, dus 10m³/ha totaal. Dit in combinatie met 35 m³ rvdm. In totaal wordt 100 m³ mineralenconcentraat aangevoerd voor grasland. Dit bespaart 7 ton KAS. In totaal wordt er voor maïsland 240 m³ concentraat aangevoerd. De graspercelen welke wel bemest worden met het concentraat liggen naast percelen die niet worden bemest met het concentraat, zodat verschillen beter zichtbaar zijn. Opvallend was de zichtbare snelle groei van gras door toepassing van MC op grasland. De ammoniumstikstof werkt blijkbaar in het voorjaar als een soort ‘spons’ en de grasgroei krijgt daarmee een extra boost. Bedrijf 3 (uitsluitend grasland) Op het bedrijf wordt alleen grasland bemest met mineralenconcentraat. De 2e en 3e snede wordt 4 ha bemest met 2x 7,5 m³ mineralenconcentraat in een perceel van 5 ha. Hierdoor is ook hier het verschil beter zichtbaar vanwege 2 verschillende bemestingen binnen 1 perceel. Het mineralenconcentraat wordt aangevuld met rundveedrijfmest. Door de aanvoer van het mineralenconcentraat kan er 1,6 ton kas worden bespaard.

Bedrijf 4 (uitsluitend maïsland) Op het bedrijf wordt alleen maïsland bemest met mineralenconcentraat. Het bedrijf heeft veel mestopslagcapaciteit, zodat er goed gemengd kan worden. Er wordt 700 m3 rundveedrijfmest aangemengd met 200 m3 mineralenconcentraat. De ondernemer bemest 15 ha maïsland met deze mix. Door de samenstelling van deze mestgift wordt er geen kunstmest zoals maïsmap meer uitgereden op het land.

- 21 -

Bedrijf 5 (mengen met rundveemest) Het bedrijf bemest dit jaar een mengsel van 100 m3 mineralenconcentraat met 340 m3 rundveedrijfmest. De combinatie wordt bemest als 40 m3 per hectare. Hierbij wordt er wel gekozen voor een bemesting van nog 150 kg maïsmap 27-10. De ondernemer mengt het mineralenconcentraat in de bestaande put van de koeienstal. De rundveedrijfmest wordt wel gemengd tijdens het toevoegen van het mineralenconcentraat. Een gedeelte van het grasland wordt ook bemest met mineralenconcentraat. De tweede snede wordt bemest met 20 m3 rundveedrijfmest. Een ander gedeelte voor de tweede snede wordt bemest met 20 m3 mineralenconcentraat en rundveedrijfmest mengsel (50-50). Beide stukken worden aangevuld met 150 kg kas. Bedrijf 6 (akkerbouw met maïs) Het bedrijf is een akkerbouwbedrijf dat in een oude rundveestal veel opslagcapaciteit heeft. Hier wordt varkensmest aangemengd met rundveedrijfmest en mineralenconcentraat. Het mengsel bevat na monstering 1,13 kg P205, 5,17 kg N en 8,15 kg K2O. Voor de akkerbouw is dit een goed geschikt mengsel voor toepassing op maïsland en bietenland. Dit jaar heeft de akkerbouwer dit toegepast. 12 hectare maïsland werd met dit mengsel bemest en ook 12 hectare bietenland werd hiermee bemest. Het viel de ondernemer op dat in het mengsel beduidend minder fosfaat zat als het jaar ervoor. Bedrijf 7 (geen kunstmest meer) Het gaat hier om de toepassing op een melkveebedrijf waar de mest eerst vergist wordt en vervolgens bewerkt wordt. Alle digistaat gaat eerst door een Doda mestscheider. De dunne fractie van dit digistaat bevat ongeveer 6,5 kg N en 3 kg P2O5/ton. Vorige jaren zette hij veel dikke fractie af bij akkerbouwers in de regio maar door de aangescherpte fosfaat-normen is de belangstelling hiervoor fors afgenomen. Daarom is dit voorjaar juist alleen digistaat uit de DODA afgezet en heeft hij de dikke fractie op eigen maïsland uitgereden. Het mineralenconcentraat bevat per m3 10 kg N, 0,85 kg P2O5 en 6 kg K2O/ton. Daarnaast zit er ook nogal wat zwavel in omdat hij zwavelzuur gebruikt om de NH3 te binden. Het mineralenconcentraat gebruikt hij veel zelf op het grasland, hij mengt dat door de digestaat en bemest dit met de zodenbemester. Daarnaast zet hij wat af in de buurt, ook kleine hoeveelheden om mensen er kennis mee te laten maken. Zelf gebruikt hij al een paar jaar geen kunstmest meer, ook al voor dat hij mineralenconcen-traat gebruikte ( nu het 2e jaar). Op 30 ha gras van de huiskavel gaat ongeveer 50 M3 digestaat (dunne fractie uit Doda) en 15-20 m3 concentraat. De 20 ha veldkavel krijgt minder mest. Hij is zeer te spreken over de opbrengst en de kwaliteit van het gras. Het gras kleurt god groen. De koeien produceren heel goed op het gras (voerkosten 6 ct/kg melk 09/10)en zijn super gezond met zeer weinig klauwbevangenheid.

De sleufkoutermachine brengt het mineralenconcentraat dichtbij de wortelzone van het gras en dit heeft direct effect op de grasgroei. Toepassing in vooral latere snedes heeft de voorkeur in de praktijk (foto DLV)

- 22 -

9. Ervaringen studiegroep in Overijssel Een tiental melkveehouders die elk deelnemen aan een studieclub hebben afgelopen jaar meegekeken naar het verloop van het project. De toepassing is besproken binnen de groep. Enkele veehouders uit deze studiegroep zijn zelf ook afnemers van mineralenconcentraat. Op basis van hun individuele ervaringen geven zij aan dat er gewaakt moet worden voor de wisselende gehaltes in het mineralenconcentraat. Zeker op fosfaatniveau is dit belangrijk. Bedrijven die weinig ruimte hebben in fosfaat kunnen hierdoor in de problemen komen doordat ze zelf (meer) rundveemest moeten afvoeren vanwege de fosfaataanwendingsnormen. Ook ervaren akkerbouwers dit als een risico, omdat zij in één keer de mest aanwenden en hier ook niet gemakkelijk een correctie op kunnen toepassen.

Het zou dan ook zeer wenselijk zijn voor alle afnemers, wanneer het mineralenconcentraat minder wisselingen zou hebben in de samenstelling van stikstof, fosfaat en kaligehalte. Ook deze studieclub geeft heel duidelijk aan dat het dragen van een risico ten aanzien van de werking van een relatief onbekend product en de wisselende samenstelling niet of nauwelijks kunnen opwegen tegen KAS. KAS zal duurder zijn en de afweging zal per jaar ook zeker verschillen, maar de extra handelingen en werkzaamheden, maken het gebruik minder interessant. Dit speelt met name in jaren waarin kas goedkoop is. De ondernemers geven aan vaak op save te willen spelen als kunstmest goedkoop is. De werking is bekend en de organisatie er om heen is gemakkelijker uit te voeren. Gemiddeld over de laatste jaren mag het mineralenconcentraat dan ook weinig kosten; dit komt aan de ene kant vanwege de prijzen die betaald worden voor KAS, en aan de andere kant is er (nog) geen kali te kort op deze bedrijven. Samenstelling RO-mineralenconcentraat en bemestingswaarde (DLV 2010) Mineralenconcentraat N K Bemestingsw.

m3 Aanw/m3 met dierl. mest en af-voer fosf. *)

Totale waarde /m3

kg/m3 7 8

Prijs meststof(€/kg) 0,85 1

Totaal per m3 € 6,- € 8,-

Totaal benut K100% € 6,- € 8,- € 14,- € 3 tot € 7,- € 11,- tot € 7,-

Totaal benut K 50% € 6,- € 4,- € 10,- € 3 tot € 7,- € 7,- tot € 3,-

Totaal benut K 0 % € 6,- € 0,- € 6,- € 3 tot € 7,- € 3,- tot € 0,-

*) aanwending: € 3,-/m3 eventueel correctie voor afvoer van dierlijke mest vanwege fosfaat rundvee: € 4,-/m3

De prijzen van N en K variëren de laatste jaren sterk. De prijs voor stikstof (N) is in 2011 fors gestegen als gevolg van de directe relatie met stijgende energie- en grondstofprijzen. De kostprijs voor de boer bedraagt momenteel circa 1 Euro per kg N. Dit betekent dat mineralenconcentraat opnieuw prijsinteressant is in het seizoen 2012.

- 23 -

10. Demovelden zomergerst en zetmeelaardappelen

Op basis van de ervaringen in 2009 is er door DLV Plant in 2010 een plan van aanpak gemaakt omtrent het gebruik van mineralenconcentraat (MC) op akkerbouwbedrijven in de Veenkoloniën. Naast proefvelden op het praktijkonderzoek bedrijf PPO Valthermond en Kooijenburg zijn er demovelden aangelegd. Voorts zijn de ervaringen opgedaan bij akkerbouwers op thema- en voorlichtingsdagen gepresenteerd aan een brede groep van akkerbouwers, voorlichters, bemestingsadviseurs, mechanisatiebedrijven en onderzoekers. Het jaar 2010 is het laatste jaar geweest om in het project Praktijkpilot Biogreen praktijkgegevens te verzamelen over de werking en ervaringen van MC op akkerbouwbedrijven. Voor het gebruik van MC door akkerbouwbedrijven zijn er op basis van de ervaringen in 2008 en 2009 een 3 tal sporen aangegeven:

1. als basisbemesting in het voorjaar met directe aanvoer in een mestopslag en mengen 2. als aanvullende bemesting tijdens het groeiseizoen voor de 2e N gift in zet 3. als basisbemesting voor zomergranen (brouwgerst)

In 2010 zijn voor de onderdelen 2 en 3 nog eens demovelden aangelegd. Omdat hiermee de toegevoegde waarde van mineralenconcentraat met toepassing in het groeiseizoen het grootst is. Toch kiezen akkerbouwers ook voor MC als basisbemesting voor bijmengen in de mestsilo. Dit biedt een aantal voordelen in de praktijk. Basisbemesting voorjaar Ook in 2010 zijn er veel akkerbouwers die zich hebben aangemeld bij DLV om mee te doen als afnemer van MC. De MC wordt doorgaans al in de maanden januari t/m maart aangevoerd voor bijmengen in de mestsilo. Via de normale methode van dierlijke mest bemesting wordt de mix toegediend in het voorjaar op de akkers. MC wordt dan als kunstmest gebruikt om de fosfaat, stikstof en kali verhouding zoveel mogelijk af te stemmen op de behoefte van het gewas. Voor de akkerbouwer betekent dit dat er minder kunstmest moet worden aangevoerd en dat in één werkgang een bemesting op maat kan worden uitgevoerd. Dit kan met gebruikt van emissie-arme aanwendingstechnieken.

Met de sleeplangenmachine kan MC in het groeiseizoen emissie-arm worden toegediend

- 24 -

In het volgende overzicht is aangegeven per teler waar de MC naar afgezet is. Tevens is de kwaliteit uitgesplitst. Opvallend is dat voor de afzet door de toeleverancier van MC niet standaard wordt bemonsterd op kali. Voor de wet is dat niet nodig, maar voor de akkerbouwer een must. Met name de kali is een reden voor afname van MC door de akkerbouwers in Noordoost-Nederland. In de praktijk hebben we als DLV Plant daar veel nawerk van gehad om alsnog de kali gehaltes boven tafel te krijgen. Gemiddeld zit de kali op 7 kg per ton product. De MC werd in alle gevallen in de opslagsilo gemengd met de aangevoerde mest. In het voorjaar van 2010 heeft DLV Plant samen met de transporteur van Biogreen de afzet van MC gecoördineerd. Zo zijn er veel vragen beantwoord over de werking van MC, de kostprijs en zijn er bemestingsadviezen uitgerekend voor de individuele afnemer. In totaal is er 2200 ton MC afgezet bij 10 akkerbouwers. Deze afzet is met name direct geleverd in de silo. Hieronder zijn de gegevens in een tabel verwerkt.

Tabel. Samenstelling mineralenconcentraat voor bijmenging in de mestsilo op akkerbouwbedrijven (2010)

Telers bijmengen in silo Gehalte P2O5 Gehalte N Gehalte K

HL 350 ton 0,49 6,53 7,00

JK 160 ton 0,32 5,72 7.00

PHM 350 ton 0,59 6,14 7,00

HS 140 ton 0,19 5,59 7,00

JLH 350 ton 0,38 6,88 7,00

CJS 150 ton 0,34 6,79 7,00

BPJ 115 ton 0,39 7,8 7,00

AK 300 ton 0,29 6,68 7,00

SLL 300 ton 0,38 6,34 7,00

Totaal: 2220 ton

Toepassing in zetmeelaardappelen

In de akkerbouw wordt bij veel zetmeelaardappelrassen in het seizoen een aanvullende

bemesting uitgevoerd met kunstmestkorrels in de vorm van bijvoorbeeld Kalkammonsalpeter

(KAS). In de maand juni of juli wordt deze stikstof toegediend. Voor deze methode van

bemesting was een ontheffing noodzakelijk voor de toediening. Vanwege de grote

hoeveelheid ammoniak in de MC is een emissiearme aanwendingsmethode noodzakelijk.

Gekozen is voor een sleepslangmethode die door het gewas gaat. Een stadium van het gewas

dat bijna gesloten is, is het meest ideaal. Logistiek vraagt dit om een strakke organisatie.

- 25 -

De volgende hoeveelheid MC is afgezet naar de aardappelen in het teeltseizoen als 2e N gift:

Telers Kg product Gehalte P2O5 Gehalte N Opmerking

EE 38 ton 0,37 7,18 emissie-arm

JD 113 ton 0,35 6,96 emissie-arm

HB 115 ton 0,36 7,20 emissie-arm

HK 114 ton 0,32 7,01 emissie-arm

DN 92 ton 0,36 7,18 emissie-arm

Totaal: 400 ton

De bovenstaande hoeveelheden zijn in enkele dagen in het gebied uitgereden door een strakke

samenwerking met de loonwerker en akkerbouwers. Voor de zetmeelaardappelen zijn later in

het seizoen opbrengstbepalingen zijn gedaan versus de gangbare praktijk met als referentie

een bijbemesting met KAS bij een tweetal rassen. De methode van uitrijden is volgens een

principe van hangende sleepslangen die door het aardappelgewas slepen en de vloeibare

meststof aan de oppervlakte van de bouwvoor de bodem raken.

Op deze wijze kan met geschikte apparatuur MC tijdens het groeiseizoen worden aangewend

Emissie-arme aanwending MC

Bij het onderzoekscentrum in Wageningen is in 2010 op verschillende locaties onderzoek

uitgevoerd naar de emmissie bij toediening van de sleepslangenmachine en zode-bemester in

grasland. Bij toediening met de sleepslangenmachine in granen en aardappelen was de

emissie lager dan bij toediening van dunne varkensmest. Bij windstil weer was de emissie bij

aanwending van MC in aardappelen niet meetbaar.

- 26 -

In het volgende schema is de opbrengst van 2 demovelden samengevat:

● © DLV Plant

Opbrengsten 2010 versus praktijk

490

480

460

495

Owg

6651RO Aveka

6551Praktijk Aveka

7159RO Festien

7255Praktijk Festien

UBGOpbrengst

● © DLV Plant

Conclusie Groene kunstmest 2e gift

zetmeelaardappelen.• Opbrengst technisch geen verschil. Reden aanvoer

voedingsstoffen gelijk. Rekening gehouden met kali.

• Groene kunstmest vergt logistieke afspraken.

• Langer groen blijven aardappelen.

• Nieuwe technieken zijn beschikbaar (buitenland) maar

er is geen officiële toelating.

• In 2010: Kunstmest 250 kg Kas: € 60,- per ha. 12 ton

Groene kunstmest inclusief uitrijden: € 13,-/ ton

€ 156,- per ha.

Basisbemesting in zomergerst

In het voorjaar van 2010 is in het gewas zomergerst de MC vergeleken met de gangbare

dierlijke mest toediening (varkensdrijfmest). De praktijk gebruikt veel dierlijke mest als basis

en gehele bemesting voor de teelt van brouwgerst. Aanleiding om MC te gaan gebruiken is de

gunstige verhouding stikstof en fosfaat. Dit mede gezien richting de lagere fosfaatgiften, die

wettelijk voor een akkerbouwbedrijf gaan gelden. Zomergerst is een gewas die wat betreft de

fosfaatbehoefte niet hoog zit. Beter is om de fosfaat die per bedrijf kan worden gegeven aan

de fosfaatbehoeftige gewasgroepen te geven. (bijvoorbeeld aardappelen)

- 27 -

Verwachting van het demoveld is dat MC prima als vervanger kan gelden voor de traditionele

varkensdrijfmest.

Teelttechnische gegevens:

Organisch stof %: 4,5. Ph 5,3 , kali-getal 14 en Pw 50.

Bemesting uitgevoerd op 25 maart 2010.

Zomergerst is gezaaid op 30 maart 2010. (Ras: Quench)

Waarnemingen in het seizoen:

Door een lagere gift per ha met MC is de verdeling moeilijker. Dit geeft de loonwerker ook

aan. Met namen het in en uit zetten van de bouwlandinjecteur is terug te vinden in het

perceel/gewas. Dit vraagt om aanpassingen van de machine/verdeler. De reden hiervoor is dat

de MC een dunne (waterige) fractie is, vergeleken met varkensdrijfmest.

De stand van het gewas, bemest met varkensdrijfmest had iets meer massa.

Opbrengst:

In onderstaand tabel zijn de opbrengstgegevens vermeld:

N gift Opbrengst

kg/ha

Eiwit% Volgerst

RO

(N werking

100%)

90 (werkzaam

90)

8256 9,8 97,9

VDM

(N werking

75%)

120 ( werkzaam

90)

8382 11,1 94,7

Op basis van 2 jaar kan geconcludeerd worden dat Mineralenconcentraat goed kan worden

ingezet als groene meststof in het voorjaar en tijdens het groeiseizoen. Voor de toekomst is

het zeer zeker de moeite waard om deze toepassing breder te gaan inzetten met vervanging

van mineralen uit kunstmest, vanwege de goede N-werking van MC in vergelijking met KAS

in het groeiseizoen.

- 28 -

11. Conclusies en aanbevelingen De overall conclusie van het onderzoek is dat het vanwege de nieuwe beleidslijnen voor mest het mogelijk is op basis van co-vergisting op industriële schaal Mineralenconcentraat (MC) te produceren met voldoende omvang voor afname in de regio, maar dat het nog moeilijk is om mede op basis van de bestaande technologie en procesbesturing recepturen te maken met constante en gewenste samenstelling in het seizoen. De gehaltes in de verschillende deelstromen zijn afhankelijk van de samenstelling van de ingaande mest, de toegepaste scheidingstechnieken en procesmanagement dat de ondernemer voert. Tijdens het productieproces zijn er kleine verliezen van N, voornamelijk in de vorm van ammoniak. Om tot een verdere indikking en hogere hogere concentraties aan mineralen te komen zijn andere of nageschakelde technieken nodig. Landbouwkundig en milieukundig onderzoek Ten aanzien van de landbouwkundige werking van mineralenconcentraten (MC) is een sterke focus gelegd bij de stikstofwerking. Dit is een relatieve maat voor de werking van het mineralenconcentraat ten opzichte van kunstmest. Hierbij is de vergelijking tot de N-werking van kalkammonsalpeter (KAS) en vloeibaar ammoniumnitraat gemaakt. De N-werking van het mineralenconcentraat ten opzichte van KAS bedraagt gemiddeld 84% (bij basisbemesting via bouwlandinjectie) op bouwland. Bij toepassing in de akkerbouw is de N-werking op zandgrond hoger dan die op klei. De N-werking van mineralenconcentraat op grasland en in maïs isvergelijkbaar met die van vloeibaar ammoniumnitraat. Naast N wordt ook K gewaardeerd, met name bij toepassing bij aardappel en maïs. De K in mineralenconcentraat kan voor de volle 100% ingerekend worden in bemestingsplan. Op melkveebedrijven kan K echter nadelig zijn indien de kaliumtoestand van de graslandbodem voldoende of meer dan voldoende is. Gebruikerservaringen en economische analyse Uit een enquête bleek dat de gebruikerservaringen overwegend positief waren. Op basis van N en K heeft mineralenconcentraat als meststof meer perspectief voor akkerbouwgewassen en snijmaïs dan voor grasland. Op grasland wordt het MC mineralenconcentraat veelal gemengd met drijfmest toegediend, hierdoor is de drijfmest makkelijker te doseren en verwerkbaar, maar neemt de ammoniakemissie ook toe. Emissiearme aanwending is verplicht en op het gebied van toedieningstechnieken zijn verbeteringen nodig voor lage dosering van het concentraat (minder dan 10 ton per ha). De economische analyse laat zien dat de huidige installaties met de gekozen uitgangspunten in de meeste gevallen rendabel zijn. Voor de bestaande installaties moet hierbij wel in ogenschouw genomen worden dat er sprake is van de nodige aanloopverliezen. De rentabiliteit is sterk afhankelijk van de mestprijzen, waarbij zowel de aanvoerprijs van drijfmest als de afvoerprijzen van de eindproducten, waaronder mineralenconcentraat, van belang zijn. Ook de prijzen van concurrerende mestproducten en meststoffen zijn van belang. De waarde van de N en K in het concentraat is op basis van kunstmestprijzen veel hoger dan wat gemiddeld in 2010 door de gebruikers betaald werd. De lagere stikstofwerking dan KAS, de hogere kosten voor het uitrijden en het feit dat mineralenconcentraat toch nog gezien wordt als dierlijke mest maken dat in de huidige praktijk veel ondernemers (nog)niet bereid zijn de van kunstmest afgeleide prijs voor de geleverde nutriënten te betalen. De economische waarde van het mineralenconcentraat is bij toepassing in het groeiseizoen door aanwezigheid van stikstof en kali het grootst. Nieuwe

- 29 -

nageschakelde technologie is nodig om de thans goedgekeurde route naar toepassing van mineralenconcentraat als landbouwkundig waardevolle vloeibare meststof om te zetten naar volwaardig EU-label voor groene kunstmest. En daarmee zal de waarde ook direct concurreren met die van gewone kunstmest.

Levenscyclusanalyse (LCA) De resultaten van de LCA laten zien dat de milieubelasting in het scenario waarbij het overschot aan varkensdrijfmest regionaal verwerkt wordt met eerst co-vergisting nauwelijks afwijkt van het referentiescenario waarbij ruwe dierlijke rundveemest aangevuld met kunstmest wordt toegepast. Regionaal wordt de mineralenkringloop verder gesloten door gebruik van vooral stikstof uit mineralenconcentraten. En daarmee worden mineralen uit gewone kunstmest vervangen, hetgeen leidt tot een effectief lagere milieu- en grondwaterbelasting door mest in de overschotgebieden eerst te verwerken tot groene energie samen met co-producten (die ook mineralen bevatten) en als waardevolle meststof in de regio kunnen worden afgezet in de vorm van vloeibare groene kunstmest (stikstof + kalium) of als vaste , nagedroogde, fractie voor export naar het buitenland (fosfaat). Gezien het nationale mestbeleid is deze werkwijze duurzaam en draagt ze bij aan een structurele oplossing van het mestvraagstuk op met name de zandgronden. Dit mestoverschot is de komende jaren ook op melkveebedrijven steeds meer economisch voelbaar.

Het totale kunstmestverbruik kan bij een volwaardige erkenning van MC als groene kunstmest flink omlaag. Er is bij een maximaal hergebruik van mineralen uit mest (het eigenlijke mestprobleem in Nederland) geen grote hoeveelheid kunstmest meer nodig. De werking zal nog beter moeten, waarbij vrije toepassing van door de EU erkend Mineralenconcentraat tot verdere besparing van kunstmest in NW-Europa. Dit betekent dat met het herstel van regionale (mineralen)kringlopen voor fosfaat, stikstof en kali er zo minder kunstmest ingezet gaat worden, omdat de totale behoefte aan mineralen door de gewassen immers gelijk blijft. Eerdere onderzoeken naar het mestprobleem in Nederland met het afnemen van de hoeveelheid landbouwgrond in de toekomst, tonen reeds aan dat het mestoverschot een verdelingsprobleem is van mineralen naar tekortgebieden. Nitraat in grondwater Om tot een complete LCA-analyse te komen zou dan ook op regionale schaal de emissies moeten worden gemeten en berekend volgens het principe van ‘Peilstok in de Akker’ een methode ontwikkeld in de jaren negentig door Haskoning (dr. Frapporti), Landmark Projecten (Johan Veldhuis) en Stichting HAN (Jaap Hanekamp) in opdracht van het landbouwbedrijfsleven (NVV en NMV) met mede-financiering van de Rabobank Nederland. Het zal dan wel moeten gaan om de meetbare effecten die landbouw zelf veroorzaakt en niet om metingen van nitraat die op willekeurige diepte in de bodem worden vastgesteld en ‘vervuild’ zijn met uitspoeling van fosfaten en stikstof uit industrie, rivieren, stedelijke omgeving of natuurlijke ondergrondse stromingen (bos). De daadwerkelijke uitspoeling van stikstof en fosfaat naar de ondergrond uit mest is hierbij de maat. Verplichte mestverwerking Nederland heeft nog steeds de derogatie-status , maar die is tijdelijk door de EU toegekend. Er zal hoe dan ook gewerkt moeten worden aan nieuw beleid met een meer definitieve oplossing van het mest- en mineralenvraagstuk (incl. gebruik organische reststromen uit de foodindustrie), waarbij regelgeving verder wordt aangepast bij de mogelijkheden van nieuwe technologie. Een verplichting tot mestverwerking moet niet leiden tot verstarring, maar tot een nieuwe duurzame en uitdagende omgeving waarin meer ruimte is voor inname grondstoffen (minder mest en meer co-producten) en extra aandacht voor kwaliteitsborging, management en certificering van aanvoer grondstoffen en afvoer van eindproducten uit nabewerking van digestaat bij vergistingsinstalallaties.

- 30 -

En dan zal conform de toelichting van toenmalige in de brief van minister Gerda Verburg aan de Tweede Kamer bij de start van de Praktijkpilot Mineralenconcentraat (juli 2008) haar omschrijving moeten gelden voor uiteindelijke erkenning van het product in de EU: .............‘mineralenconcentraat uit nabewerking van digestaat kan worden beschouwd als een product verkregen uit industriële verwerking’. En daarmee is industrieel verwerkt digestaat qua eigenschappen en in hoedanigheid dus NIET meer te beschouwen als dierlijke mest, maar als waardevolle groene meststof voor toepassing in de regio of voor export naar tekortgebieden in het buitenland.

Biogreen Salland heeft een duurzaam concept ontworpen dat toekomstbestendig is en navolging krijgt in de praktijk op andere locaties