eerlijke voorlichting rond abortus provocatus
DESCRIPTION
Gerard van den Aardweg (psycholoog) wil hiermee vooral aan jongeren een eerlijke voorlichting geven rond abortus provocatus. Hij baseert zich daarbij op biologie, filosofie en de menselijke ervaring.TRANSCRIPT
Dr. G.J.M. van den Aardweg, psycholoog
WAT ABORTUS MET EEN MENS DOET:
HET RECHT VAN JONGEREN OP EERLIJKE VOORLICHTING ROND ABORTUS PROVOCATUS
Voorlichting gebaseerd op biologie, filosofie en de menselijke ervaring
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 2
Inhoud
1. Een geproclameerd Europees recht op veilige en legale
abortus en een recht op
voorlichting. Een IKON documentaire
2. Eerlijke voorlichting over het menselijk embryo.
3. Informatie over het menselijk embryo die in een objectieve
voorlichting dient te
worden overgedragen
4. Respect voor andere mensen
5. Bij twijfel geen grote risico‟s nemen
6. Voorlichting over medische schade na abortus
7. Voorlichting over psychische schade na abortus
8. Nog enkele Nederlandse illustraties
9. Abortusvoorlichting in verband met hormonale
anticonceptie
10. Programmapunten voor een eerlijke abortusvoorlichting
Literatuur
1. Een geproclameerd Europees recht op veilige en legale
abortus en een recht op voorlichting. Een IKON
documentaire
Op 16 april 2008 heeft de Raad van Europa met 60% vóór-
stemmers een resolutie aangenomen waarin wordt gesteld dat
vrouwen een recht hebben op “veilige en legale abortus”
(provocatus). Alle Europese landen worden opgeroepen om
voor dit geproclameerde recht1 garant te staan, keuzevrijheid
aan de vrouw te geven en alle mogelijke hindernissen weg te
nemen die een keuze voor abortus kunnen bemoeilijken.
Vrouwen dienen bij hun beslissing goed te worden
“voorgelicht” en de Staat moet daarbij “adequate medische,
psychologische en financiële steun” verlenen.
Het is duidelijk dat de vóórstemmers vooral, zo niet uitsluitend,
de “vrije keuze” vóór abortus zo makkelijk mogelijk willen
maken: nergens wordt iets gezegd over het vergemakkelijken
door “voorlichting” en “adequate medische, psychologische en
financiële maatregelen” van een vrije keuze tégen abortus. Het
zou hypocriet zijn te ontkennen dat de “vrije keuze” die men
van bovenaf aan de Europeanen wil opleggen op zijn minst de
vrije keuze vóór abortus een stuk makkelijker en de keuze
tégen abortus een stuk moeilijker moet maken.
1 Een “recht” op abortus houdt automatisch de “plicht” van anderen in om de
rechthebbende vrouwen hun recht te geven. Maar waarop is dit ongetwijfeld
revolutionaire “recht” gegrond? Op een meerderheid van politieke stemmen?
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 3
De resolutie heeft het over een “recht op veilige abortus”. Wat
wordt daarmee bedoeld? Is dat een abortus die geen
overlijdensrisico voor de vrouw met zich meebrengt of is het
een abortus die geen lichamelijke en psychische schade
toebrengt? Wie de feiten onder ogen ziet moet beseffen dat dit
laatste een utopie is, geen realiteit. Naarmate de periode dat
legale abortus massaal wordt gepraktiseerd langer duurt,
worden de medische en psychische beschadigingen die er
dikwijls het gevolg van zijn steeds duidelijker. Zij kunnen zij
niet meer worden gebagatelliseerd of met spitsvondigheden
worden weg-verklaard. De explosieve toename van abortus na
legalisering -de officiële cijfers voor legale abortus in alle
landen stellen de meest extreme schattingen over het vroegere
voorkomen van illegale abortus verre in de schaduw- heeft
deze situatie alleen maar verergerd. Als de vrouw dan een recht
zou hebben op een “veilige abortus”, dient haar op zijn minst
een recht te worden toegekend op een alzijdige, objectieve
voorlichting over de graad van medische en psychische
“veiligheid” van een abortus, zodat ze kan zien welke risico‟s
ze loopt.
De tijd dient voorbij te zijn dat abortus counseling overwegend
vanuit een pro-abortus ideologie wordt bedreven. Teveel
vrouwen voelen zich achteraf bedrogen, niet gewaarschuwd,
vals voorgelicht, of bij twijfel onder druk gezet om de abortus
door te zetten. Te veel vrouwen hebben achteraf ontdekt dat
een abortus iets van een heel andere orde is dan het
“verwijderen van een klompje cellen” in de baarmoeder. Men
kan hun reacties niet afdoen als gevolg van hun morele of
religieuze ideeën. Zeer velen van hen waren niet godsdienstig
en hadden geen morele bezwaren tegen de ingreep. De IKON
documentaire van enkele jaren geleden, Gedane zaken nemen
geen keer, vervaardigd door een vrouw die zichzelf heeft laten
aborteren en geen tegenstandster van abortus is, laat vrouwen
aan het woord, soms vele jaren na een abortus waar ze
aanvankelijk geen bezwaar tegen hadden. Wat zij zeggen is
hetzelfde als wat wordt gezegd door veel vrouwen uit allerlei
milieus, in vele landen, met allerlei achtergronden, en niet door
slechts een kleine minderheid, jaren later, in een vertrouwelijk
gesprek, als zij zich niet (meer) hoeven te verdedigen en vrijuit
hun gevoel kunnen laten spreken. Het zijn verhalen van
knagende twijfel, ontgoocheling, moedeloze berusting, of
regelrecht spijt. Zij geven een reëel en niet een ideologisch
geretoucheerd beeld van de werkelijkheid:
Een geïnterviewde vrouw: “Ik wil er niet meer aan denken”.
Een andere geïnterviewde: “Ik had wel ingeschat dat ik ‟t
moeilijk zou krijgen, maar dit gaat véél verder! Waarom heb
ik geen ruimte kunnen of willen maken voor dit kind?
Aanhoudend probeer ik mijn keuze te rechtvaardigen, maar
het lukt me niet meer”.
Een jonge vrouw na enkele abortussen: “… het gaat een
beetje te vér. Nu denk ik over het leven, dat heb ik nooit
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 4
[eerder] gehad: waarom ben ik op aarde? … het heeft me
wakker gemaakt”.
Of: “Het lukt me nog steeds niet mijn abortus te accepteren.
Rationeel heb ik genoeg argumenten, maar gevoelsmatig
niet. Ik voel me slecht … al geloof ik ook niet in God, ik
geloof niet dat dit míjn terrein is [waarop ik me mag
begeven]”.
Tien jaar later zegt een als intelligent overkomende vrouw:
“Ik moest erg huilen op de tafel [van de aborteur]. Toch
wilde ik het. Maar achteraf is er twijfel: ze hadden me
misschien wel moeten stoppen. … Als ze alle huilende
vrouwen naar huis zouden sturen hielden ze weinig klanten
meer over”. Ter verklaring van haar latere twijfels en
tranen-ondanks-de-verstandelijke-beslissing vóór de abortus
brengt ze haar diepere ervaring of inzicht onder woorden:
“Het is een aantasting van een oergevoel:‟dat vruchtje moet
er gewoon blijven‟: zoiets…”2.
Dergelijke uitingen zijn universeel. Men kan ze overal vinden
in de rapporten van diepte-interviews die jaren na de
2 Eigenlijk verklaart alleen de dame van de intake van de abortuskliniek in de
documentaire “nooit spijt van haar abortus te hebben gehad”, hoewel “ik wél heb
gedacht dat het een straf is dat ik nooit meer kinderen kon krijgen”. Maar in
hoeverre kan een vrouw die beroepsmatig vrouwen bij een abortus moet
ondersteunen in een interview voor een documentaire haar diepste zieleroerselen
naar boven laten komen?
gebeurtenis met de betrokken vrouwen zijn gehouden. Twee
elementen komen er steeds in terug. Ten eerste de spanning
tussen de diepere gevoelens (instincten, zo men wil) en
verstandelijke argumenten; bij de abortus-beslissing en kortere
of langere tijd daarna was het ‟t verstand dat de gevoelens
onderdrukte, maar op den duur blijkt meestal dat deze niet
werkelijk onderdrukt kunnen worden en dat de vrouw onder
deze daad (daden) uit haar verleden blijft lijden, of ze wil of
niet. Zeer veel vrouwen, waarschijnlijk de grote meerderheid,
zijn niet zo “koel” of “rationeel”, of “hard” in hun gevoelsleven
dat zij tegenover zichzelf kunnen blijven doen alsof hun neus
bloedt. De abortus heeft een diepe wond geslagen die niet
zomaar kan genezen.
Sommigen zijn geneigd om dat “ongeëmancipeerd” te noemen
of “sentimenteel”, maar diep in de natuur gewortelde gevoelens
laten zich niet door zulke termen tot verdwijning brengen. De
reden daarvan is ook niet moeilijk te zien. Zoals verschillende
vrouwen in de IKON documentaire het ook hebben ervaren,
heeft hun twijfel en verdriet direct te maken met het
aanvankelijk misschien vage, maar naderhand groeiende besef
dat zij géén “klompje cellen” hebben laten weghalen, maar
“een kindje”, minimaal een “vruchtje” met een heel eigen
beschermwaardigheid, dat “er gewoon moet blijven, zoiets…”.
Wat voor rechten ook worden verondersteld, vrouwen hebben
in ieder geval het recht dat hun vóór een abortus zeer duidelijk
wordt gemaakt welke “veiligheidsrisico‟s” een abortus inhoudt,
op psychisch vlak evenzeer als op het lichamelijke. En om die
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 5
risico‟s te kunnen beoordelen is het onvermijdelijk dat het ze
duidelijk voor de geest staat dat ze een “oergevoel” gaan
aantasten, namelijk dat abortus het vernietigen is van een
“vruchtje” dat in feite het eerste stadium is van een
mensenleven, van “een kindje”. Deze eis dient door een
beschaafde maatschappij op zijn minst te worden gesteld aan
elke vorm van voorlichting rond abortus aan jonge meisjes (en
jongens). Want wat een menselijk embryo precies is, en vooral
wat het precies is in het eerste stadium, is voor velen van hen
vrij duister. Des te traumatischer is het als zij dit achteraf
moeten gaan beseffen, wanneer zij beginnen na te denken over
“het leven … wakker gaan worden” (zoals een jong meisje in
de IKON documentaire).
Ongeveer de helft van de vrouwen in de V.S. die zich laten
aborteren is jonger dan 25 jaar3. In Europese landen als het
Verenigd Koninkrijk en Duitsland is ongeveer sinds de
eeuwwisseling een duidelijke stijging geconstateerd van het
aantal tiener-abortussen4. In Nederland gaat de trend in
dezelfde richting5. Exacte Nederlandse abortuscijfers voor
tieners zijn moeilijk te geven omdat zg. menstruele
extracties niet worden geregistreerd en het toenemende
gebruik van de morning-after pil een betrouwbare
3 Strausss et al., 2007. Dit percentage voor de V.S. schijnt ongeveer ook voor
West-Europa te gelden. 4 Voor het Ver. Koninkrijk: Womack (2006); voor Duitsland: gegevens
Statistisches Bundesamt, Wiesbaden, 2006; FAZ.net. 6.9.2006. 5 Bijvoorbeeld, TNO rapport 2002.
berekening van het werkelijke aantal abortussen in de weg
staat. Maar dat een aanzienlijk percentage van de
tienerzwangerschappen ook in Nederland met een abortus
eindigt ligt voor de hand.
Abortus komt dus op steeds jongere leeftijd voor en is de
laatste decennia –met jaarlijkse schommelingen- bij jonge
meisjes en jonge vrouwen in opmars. Het is bedroevend hoe
vaak zij achteraf moeten vaststellen dat zij geen open en
onpartijdige voorlichting hebben gehad, dat de ingreep zelf
zowel als de ernst van de gevolgen hun niet duidelijk was
gemaakt. Die terechte klacht geldt de voorlichting in
instellingen waar wordt geaborteerd en de meeste voorlichting
rond abortus provocatus op scholen en onderwijsinstellingen.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 6
2. Eerlijke voorlichting over het menselijk embryo
Zeer veel jonge mensen hebben slechts vage voorstellingen
over het menselijke embryo in de eerste weken en zelfs de
eerste maanden na de conceptie. Steeds opnieuw blijkt dat uit
de verhalen van jonge meisjes en vrouwen na een abortus; niet
alleen dat zij nooit hadden geweten hoever een embryo van
enige weken of maanden al was ontwikkeld, dat een 8 weken
oud embryo bijvoorbeeld al herkenbaar de menselijke gestalte
heeft, maar ook dat zij zich nooit hadden gerealiseerd dat een
bevruchte menselijke eicel heel wat méér is dan een specifieke
cellenwoekering. Die argeloosheid en onwetendheid is niet
verbazingwekkend. Ondanks de grote vooruitgang in de
microbiologie, embryologie en neonatologie zijn de ideeën die
mensen met een zekere ontwikkeling, zelfs academici, soms
naar buiten brengen even ignorant als oppervlakkig. Men zou
de definitie van een menselijk embryo in de Belgische
embryowet van 2002 als een misplaatste Belgenmop kunnen
afdoen als de intellectuele gebrekkigheid die daarin wordt
gedemonstreerd niet zulke diepgaande maatschappelijke
gevolgen zou hebben:
“(Een embryo is) een cel of samenhangend geheel van cellen
met het vermogen uit te groeien tot een mens”.
De definitie in de Belgische wet illustreert een onnadenkende
manier van schrijven en praten over het menselijk embryo die
men in alle milieus kan tegenkomen, in ontwikkelde evenals in
onontwikkelde. Als vanuit een dergelijke “filosofie” in
cursussen en leerprogramma‟s voor onderwijsinstellingen
voorlichting in verband met abortus wordt gegeven, is het heel
begrijpelijk dat veel jonge mensen confuse, onjuiste of
verwrongen ideeën hebben over het menselijk embryo en dus
ook over het wezen van abortus provocatus zelf.
De Belgische definitie bevat willekeurige, ongefundeerde,
aannamen die met de stelligheid van een dogma naar voren
worden gebracht.
Ten eerste stelt men een “geheel van cellen” tegenover “een
mens”; het “geheel van cellen” is klaarblijkelijk geen mens,
maar heeft het wel in zich om mens te wórden.
Met de term embryo wordt niet altijd hetzelfde bedoeld. In
het algemeen bedoelt men het leven vanaf de conceptie tot
aan de bevalling, al wordt het na ongeveer twee maanden,
wanneer het ‟t uiterlijk van een mens heeft, ook foetus
genoemd. Sommigen noemen het embryo vóór de
innesteling in de baarmoeder een pre-embryo, maar voor dit
taalgebruik is geen biologische reden of noodzaak.
Volgens de logica van de Belgische wet moet de cellengroep
op een bepaald ogenblik een mens zijn geworden. Wanneer is
het dan zover? Als de menselijke gestalte zichtbaar is (met 8
weken; als het embryo ongeveer 3 cm lang is en 3 gram
weegt)? Is het dan soms een half-mens als de menselijke
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 7
gestalte nog maar half te zien is? Op die manier kan het mens-
zijn naar believen worden gedefinieerd: als het vruchtje zich
succesvol heeft ingeplant in de baarmoeder (dan ontstaat de
“mens” dus een week na de bevruchting)? Als de hersenen
ontwikkeld zijn (maar tot welk stadium; de hersengroei stopt
pas in de volwassenheid)? Bij de geboorte? Als het eerste
bewustzijn er is (dan is er dus al een baby van enkele weken
oud)? Wanneer vindt de magische omslag van cellengroep naar
mens plaats?
Van de keuze van dit magische moment hangt het af of men een
abortus provocatus al of niet het opzettelijk doden van een
mens zal moeten noemen. Als het embryo nog “een geheel van
cellen” is vóór er visueel een mensje in te herkennen is, is
abortus na 8 weken het doden van een mens; enzovoort. Geeft
men toe dat de bepaling, of liever aanname, van het moment
van menswording ergens na de bevruchting willekeurig is, en
niet meetbaar, dan zal ook de voorstander van abortus moeten
concluderen dat de operatie dikwijls het doden van een mensje
betekent.
Het is overduidelijk: wil men langs deze weg een morele
rechtvaardiging van abortus provocatus vóór een bepaalde
termijn zoeken, dan belandt men in de kortste keren in een
moeras van willekeur en ontoetsbare ideeën en worden er
moreel enorme risico‟s genomen.
Ongetwijfeld mogen in een eerlijke abortus-voorlichting aan
jonge mensen zulke subjectieve “bepalingen” van het
vermeende wonderbaarlijke moment waarop de omslag van
cellenklompje naar mens zou plaatsvinden onder geen beding
als “wetenschappelijke waarheid” worden verkocht. Dat
gebeurt nu dikwijls wél, al dan niet opzettelijk, maar het is
objectief bezien valse voorlichting, misleiding.
Eerlijke voorlichting dient niet te verzwijgen, maar duidelijk
uit te leggen dat er geen enkel objectief houvast is voor de
theorie dat er een fase in de ontwikkeling van de bevruchte
eicel zou zijn waarin er nog niet van een “mens”, “menselijk
leven”, of “een menselijk individu” gesproken zou kunnen
worden. Vervolgens, dat een dergelijke theorie het in
wetenschappelijk opzicht, dat wil zeggen zowel vanuit het
standpunt van de biologie en de ontwikkelingspsychologie als
vanuit filosofisch standpunt, aflegt bij de visie die het
menselijk leven opvat als één ononderbroken geheel6 vanaf de
conceptie via de verschillende levensfasen tot aan de dood, één
levensloop.
In tegenspraak met wat vaker wordt beweerd: deze laatste visie
is geen “theologie” of “religieuze overtuiging”. Het is een
zuiver rationele, wetenschappelijke visie die gebaseerd is op
waarneming en logisch denken. Dat de visie van de christelijke
godsdienst (met name de katholieke) daarmee correspondeert
6 Hier is het begrip “Gestalt” (gestalte, totaal, geheel) uit de psychologie van de
waarneming en het denken van toepassing: een geheel dat méér is dan de som van
de delen en waarbij de delen slechts kunnen worden begrepen en verklaard in hun
relatie tot het geheel.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 8
doet daar niets aan af. Godsdienst of theologie kunnen deze
visie verdiepen en van hun eigen argumenten voorzien, maar
op zich is zij puur wetenschappelijk en rationeel.
3. Informatie over het menselijk embryo die in een
objectieve voorlichting dient te worden overgedragen
De vrouw in de IKON documentaire die, hoewel zij geen
verklaarde tegenstandster van abortus was, door haar eigen
abortus ervaring toch aan het twijfelen was geraakt en tot het
inzicht was gekomen dat “het een aantasting is van een
oergevoel: [namelijk] dat vruchtje moet er gewoon blijven”,
had natuurlijk van te voren moeten worden gewezen op het
bestaan van dit “oergevoel”, dat niet gewoon maar een blind
gevoel is, maar in wezen een oer-inzicht, de herkenning of
ontdekking van een realiteit. De intensiteit en diepgang van
deze gevoelens corresponderen met de ernst van die realiteit.
Duidelijker dan voorheen was het tot haar doorgedrongen dat
“dat vruchtje” geen pluk haren, stukje weefsel of tumor is
geweest, ze staat op het punt om het hoge woord eruit te
brengen: het was een beginnend mensje, een beginnend kindje,
hoe dan ook7. Veel vrouwen beseffen dit trouwens al kort na
een conceptie; in het prille begin van een zwangerschap voelen
7 Misschien niet zo helder bewust, maar in principe moet zij dat besef of die
intuïtie al hebben gehad toen ze op de tafel van de aborteur lag: “Ik moest erg
huilen … Als ze alle huilende vrouwen naar huis zouden sturen hielden ze weinig
klanten meer over”. Deze observatie, die regelmatig wordt vermeld in de
geschriften van zowel tegen- als voorstanders van abortus, houdt in dat in ieder
geval zeer veel vrouwen die zich laten aborteren er allerminst van overtuigd zijn
dat ze alleen maar “een geheel van cellen dat tot mens kan uitgroeien” laten
weghalen.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 9
en “weten” zij dat zij een nieuw mensje, een kindje, bij zich
hebben: geen “vóór-menselijk stadium” van een kindje.
Dit algemene gegeven uit de menselijke ervaring zou de as
moeten zijn waarom elke abortusvoorlichting zou behoren te
draaien. Niet alleen omdat argumenten in de trant van “het was
nog geen kindje” uiteindelijk afstuiten op de natuur -het
instinct en de intuïtie van de moeder-, maar ook omdat dit
oergevoel berust op een wetenschappelijk degelijk fundament.
Duidelijk moet worden uitgelegd dat de bevruchte menselijke
eicel van 1/10 millimeter een heelal in het superkleine is, niet
zomaar een complex van cellen, maar in principe al de hele
mens in zijn allereerste gedaante, die tegelijkertijd alle
volgende gedaanten, ontwikkelingsfasen, al in zich heeft. De
hele individuele mens zoals die zich later zal manifesteren als
groter embryo of foetus, baby, kleuter, puber, jong volwassene
enz., met zijn specifieke uiterlijk, fysieke en mentale
eigenschappen en begaafdheden, zit (voor zover de mens
erfelijk bepaald is) al in de bevruchte eicel. Zoals het
tegenwoordig mogelijk is om uit de anatomische verhoudingen
van het gezicht van een jong iemand vrij precies te benaderen
hoe hij er na vele jaren zal uitzien, zou theoretisch uit de
bevruchte eicel kunnen worden afgeleid welke baby na 9
maanden in de wieg zal liggen, of welke volwassen man of
vrouw zich na enkele tientallen jaren aan de wereld zal laten
zien. Het is een kwestie van ontvouwen van wat in de knop al
voorgeprogrammeerd is, van het uitrollen of afrollen van een
duizelingwekkend gecompliceerd “programma”, de groei van
de levende identiteit van dit unieke, concrete menselijk
individu waarvan bij de bevruchting de kiem is gelegd.
Wetenschappelijk verantwoorde voorlichting over het
menselijk embryo draait dus om twee hoofdpunten die elkaar
insluiten:
1. De uitgroei van het menselijk individu, zijn biologische en
psychische levensloop, kent na de bevruchting geen cesuur of
sprongen meer die het wezen van het organisme betreffen8. Er
is maar één organisme, één menselijk leven, dat zich
voortdurend ontwikkelt en differentieert,
gedaanteveranderingen ondergaat volgens een dynamisch
grondplan dat met een eenvoudige uitdrukking beschreven kan
worden als één lang proces van “ontwaken van de menselijke
persoon”. Wel zijn er fasen in het leven van het individuele
menselijke organisme, maar zijn biologische en psychische (zie
hieronder) kern is steeds dezelfde. Met andere woorden,
theorieën die het mens-zijn willen laten beginnen bij de intrede
in welke levensfase dan ook, hangen volkomen in de lucht,
afgezien nog van het feit dat niet precies is vast te stellen
wanneer een concreet organisme een nieuwe fase is ingegaan
omdat de ene fase vloeiend in de andere overloopt, als een
continuum. De ene theorie gelooft dat er een magisch moment
is waarop het levende organisme van niet-mens overgaat in
8 De oude zegswijze is van toepassing: Natura non facit salta (de natuur maakt
geen sprongen).
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 10
mens tijdens deze levensfase, de ander tijdens gene. Een
onwetenschappelijk geloof komt in de plaats van rationeel
denken dat uitgaat van de waarnemingen van de genetica,
biologie en psychologie. Goedbeschouwd vallen deze theoretici
terug in een “middeleeuws” denkpatroon, gaan zij terug naar
een tijd dat er nog slechts vage en voor een deel onjuiste ideeën
waren over de biologische processen van de bevruchting en
men kon veronderstellen dat het mens-worden, het krijgen van
een volledig-menselijke ziel of levensprincipe, pas op een of
ander moment tijdens de zwangerschap plaatsvond9. Een
“magisch moment” waarop de menswording een feit wordt kan
wetenschappelijk bezien wel degelijk worden bepaald. Het is
het moment van de conceptie.
2. Het is een denkfout en/of een bekrompenheid van het
menselijk voorstellingsvermogen om er van uit te gaan dat de
met het blote oog niet zichtbare bevruchte eicel, of het zich
ontwikkelende, vingernagel-grote embryo (blastula) dat zich na
een week in de baarmoederwand aan het innestelen is, “slechts”
een cellengroep is (een “klomp”, “klontering”, of “prop”
cellen). Zo‟n kwalificatie berust op onwetendheid of onwil om
te zien wat men met de ogen van het verstand zou kúnnen zien.
Goede voorlichting zal daarentegen juist jonge mensen leren
ontdekken welke grootse dingen er verborgen voor het blote
oog aan het gebeuren zijn.
9 Bijvoorbeeld als de moeder “leven” in zich voelde.
Dr. George Corner, de endocrinoloog en onderzoeker die
voor het eerst het vrouwelijke hormoon progesteron
(zwangerschapshormoon) identificeerde en wist te isoleren,
besefte dat het weliswaar begrijpelijk is dat men dikwijls
nauwelijks waarde hecht aan het menselijk embryo in zijn
allereerste levensdagen vanwege het onzichtbare karakter
van wat zich binnen de eerste cellen afspeelt, maar
bestempelde dat toch als een ernstige vergissing. Nog vóór
de moderne ontdekkingen in de microbiologie (DNA)
onderrichtte hij:
“De bevruchting van een eicel door het zaad is een van de
grootste wonderen van de natuur, een gebeurtenis waarbij
magnifieke kleine deeltjes … door kosmische krachten
worden gedreven naar het hun gestelde doel, het groeien van
een menselijk wezen. Als schouwspel is dit slechts
vergelijkbaar met een zonsverduistering, of met een
vulkaanuitbarsting. Feitelijk is het „t meest gewone en het
ons meest nabije kosmische natuurverschijnsel dat er is, en
toch wordt het uiterst zelden waargenomen omdat het plaats
vindt in een gebied dat de meeste mensen nooit te zien
krijgen- het rijk van het microscopische”10
.
10
Corner, 1940 (geciteerd in Nathanson, 1996, p. 129). Ook de moderne
natuurkunde en sterrenkunde heeft ontdekt dat in het gebied van het astronomisch
kleine de grootste krachten en mysteries verborgen zijn. De beschrijving van Dr.
Corner van de explosief-dynamische en niettemin volkomen strak georganiseerde
activiteiten tijdens de bevruchting is als de beschrijving van de big bang op het
eerste ontstaansmoment van het heelal, toen alles zich vanuit een onvoorstelbaar
klein oer-puntje maximaal explosief en toch geordend begon te ontwikkelen.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 11
En dat is alleen nog maar de eerste menselijke levensminuut.
De mens start als een biologische explosie, maar een
geraffineerde, planmatige, geleide explosie. Onmiddellijk
wordt er met man en macht gewerkt aan de uitgroei van het in
de kiem al geheel bepaalde, concrete menselijke individu
volgens het vóórgegeven bouw- en wordingsplan. Met 14
dagen is het embryo al 1000 keer zo groot als de bevruchte
eicel en kan de moeder vaak al merken dat er een nieuw
individu in haar aanwezig is. Het hartje klopt na 19 dagen, de
volgende dag is de structuur van het zenuwstelsel aangelegd,
met 6 weken is het skelet voltooid en kunnen de eerste reflexen
worden uitgevoerd. De voorstelling dat er de eerste dagen en
weken niet veel méér aan de hand is dan een proces van
doorsnee-celdelingen is onjuist. Het is net andersom: juist die
eerste dagen gebeurt er van alles, alsof het oer-mensje met
zoveel mogelijk vitaliteit en zo gauw mogelijk al zijn
levensmogelijkheden wil ontplooien. De groeicurve is het
steilst gedurende de eerste 17-19 dagen, dan verlangzaamt het
tempo, net zoals de levensprocessen van een kind: zijn groei,
fysieke dynamiek en psychische functies als emoties, fantasie,
enz. heviger en energie-geladener zijn dan die van een
volwassene (“hypertrofie”). De niet te bevatten werkelijkheid
van het beginnende mensje overstijgt ons beperkte
voorstellingsvermogen; dàt dient bij adekwate abortus
informatie duidelijk over het voetlicht te komen!
Evenals er alle reden voor is aan te nemen dat met de bevruchte
eicel en het snel daaruit groeiende vruchtje het lichamelijke,
biologische leven van een individuele mens is begonnen, is er
alle reden om aan te nemen dat daar tegelijk ook de oorsprong
ligt van de menselijke geest (de psyche, het “ik”).
Ontwikkelingspsychologisch is het verschijnen van het
bewustzijn en het zelfbewustzijn eveneens te beschrijven als
een geleidelijk ontwaken. De psychologie onderscheidt
bewustzijnsniveaus, maar ook op de wijze van een zich steeds
breder en dieper ontvouwen; van de rudimentaire prenatale
cognitieve en emotionele reacties via de eerste vage tekenen
van bewust herkennen bij de heel jonge baby, de eerste
persoonlijk gerichte glimlach en lach, vervolgens tot het meer
uitgesproken ik-bewustzijn dat zich in woorden uit (bij de één-
tot tweejarige), tot aan het steeds breder en dieper bewustzijn
en zelfbewustzijn van de denkende jonge mens en de rijpere
volwassene. Ook de psyche, de geest, het ego ontwikkelen zich
dus vanuit een verborgen kiem, aanvankelijk parallel aan de
ontwikkeling van de hersenen. Een ontwikkeling van onbewust
naar bewust, van sluimerende aanwezigheid tot een meer en
meer van zichzelf bewuste aanwezigheid. Er is geen reden te
denken dat het menselijk embryo al niet vanaf het eerste begin
een ziel bevat of aan een ziel gekoppeld is, een sluimerend “ik”
heeft. Zo men wil: een sluimerende, zichzelf nog-niet-bewuste
persoon is11
.
11
De menselijke psyche of ziel is vanaf de oudheid opgevat als het menselijk
levensprincipe, tegelijk de bron van het biologische en van het geestelijke bestaan
van de mens (van zijn bewuste ik). Vooraanstaande wetenschappers als de
anatoom Herrick, de neurofysioloog en neurochirurg Penfield, de neurofysioloog
Eccles (Nobelprijs) en wetenschapsfilosoof Popper wijzen op de pragmatische
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 12
Dat in een (willekeurig bepaalde) eerste fase na de bevruchting
nog niet van de psycho-fysische eenheid “mens” sprake zou
zijn is dus wetenschappelijk bezien hoogst onwaarschijnlijk.
Maar beweren dat het een natuurwetenschappelijk feit is dat
een embryo een vóór-menselijk stadium heeft12
is kwalijker:
dat is een blunder en/of misleiding.
noodzaak de beide zijns-orden te aanvaarden: zowel de materiële (“biochemische
hersenprocessen”) als de immateriële (“geest”). Anders kan de interactie tussen
hersenactiviteiten en een heel scala van bewustzijnsverschijnselen überhaupt niet
worden verklaard. (Penfield & Roberts, 1957; Popper & Eccles, 1977). 12
En wat men dan als “pre-embryo” zou kunnen aanduiden.
4. Respect voor andere mensen
Van de ethische status van het menselijk embryo heeft de
Duits-Italiaanse filosoof Romano Guardini een scherpe
logische analyse gegeven13
.
Hij merkt eerst op dat
“… te beweren dat [een levend organisme] pas zichzelf
begint te worden wanneer het al door een aantal
ontwikkelings-vormen is heengegaan, zou zuiver
mechanistisch denken zijn, omdat in dat geval de som van
de delen in de plaats zou komen van een levend geheel.
Ieder die enigszins heeft begrepen wat een „organisme‟ is
kan alleen maar beamen dat het desbetreffende levende
wezen begint met de deling van de eerste cel of met de
vereniging van de twee cellen van de ouders.
Dit geldt ook voor de mens. De tijdslijn van zijn gedaante in
het wordingsproces begint met de vereniging van de cellen
van zijn ouders, culmineert in morfologische perfectie14
, en
gaat door tot aan de dood. Hij is dus al een menselijk wezen
op het moment van de conceptie- zoals hij dat ook is op het
13
Guardini, 1988, p. 153-175. 14
Zijn meest ontwikkelde, volmaakte vorm.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 13
laatste ogenblik bij zijn dood. Logisch is het onmogelijk om
er anders over te denken.
… Omdat de eerste cellen al de hele structurele potentialiteit
bevatten van zijn leven in de toekomst, bevatten zij in aanleg
alle vormen die worden gegenereerd, niet alleen tijdens de
ontwikkeling van het embryo, maar ook tijdens de
ontwikkeling na de geboorte, gedurende jeugd,
volwassenheid en aftakeling. Om van de kwantiteit 2 de
kwantiteit 5 te maken moet men er 3 bij doen, anders blijft
het 2. Maar er hoeft niets te worden toegevoegd om uit het
eerste stadium van het organisme de volgende stadia te
krijgen, er hoeft alleen iets te worden ontwikkeld; alles wat
er komt is al in potentiële staat aanwezig. Een
mechanistische opvatting doet geen recht aan het levende
wezen omdat men er in die opvatting naar kijkt als naar een
uitwendig naast-en-aan-elkaar-gezet zijn15
, als bij een
machine”.
De on-biologische, mechanistische visie op het levende wezen
dat de mens is heeft verstrekkende ethische (morele)
implicaties die er logisch uit voortvloeien:
“Het grote risico is dat de waarde [van het levende wezen,
van het embryo en zo verder] wordt afgemeten aan de
kwantiteit; beide in termen van massa en van de som van de
15
Als een lego-bouwsel.
actieve vormende elementen. Degenen die zo denken zullen
minder mens zien in het embryo naarmate het kleiner is en
hoe minder gedifferentieerd het nog is georganiseerd;
daarom zullen zij zich minder geremd voelen om in het even
van het embryo in te grijpen.
We moeten ook de andere consequenties niet vergeten van
zo‟n visie die, in algemene termen uitgedrukt, inhoudt dat
het mens-zijn geen wezenlijke natuur heeft, maar iets is dat
in een hogere of lagere mate bestaat, precies in de mate
waarin het betreffende ontwikkelingsstadium de standaard
van perfectie benadert, de hoogste toestand van vorm-
rijkdom en vitale energie. Daaruit spreekt een kwalificatie-
systeem dat niet alleen van toepassing is tijdens de
embryonale ontwikkeling … De afstand tot de standaard van
perfectie kan worden terug-geprojecteerd, naar het begin,
met deze conclusie: hoe primitiever het stadium van
embryonale ontwikkeling, des te minder menselijk is het
product. Maar hij kan ook vooruit worden geprojecteerd om
eruit te concluderen: hoe meer het stadium van autonome
ontwikkeling afwijkt van de al bereikte piek, of hoe ouder
het individu wordt, hoe minder menselijk hij is. De afstand
tot de standaard van perfectie kan zich ook manifesteren bij
handicaps als ziekte, zwakte, of ernstige gebreken, en de
conclusie is: hoe zieker, zwakker, gebrekkiger een individu
is, hoe minder hij er aanspraak op kan maken dat hij een
echt menselijk wezen is.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 14
Dan hangt alles echter af van de “index” die men opstelt
voor het elimineren van zwakke vormen, niet alleen van de
embryonale, maar ook van die welke al geboren zijn”.
Waarschijnlijk voelt menig lezer op dit punt de bui al hangen:
“Maar wij zijn geen nazi‟s!”
Zo eenvoudig ligt het niet. Om te beginnen had het
mechanistisch-materialistische denken over de mens met zijn
gevaarlijke consequenties al decennia vóór de komst van de
nazi‟s vaste voet aan de grond gekregen in Duitsland, maar ook
in andere Westerse landen. De nazi‟s hebben het overgenomen
en verder ontwikkeld en in praktijk gebracht. Het getuigt van
weinig mensenkennis als we zouden ontkennen dat de moderne
Westerse mens evengoed tot het trekken van gelijksoortige
theoretische en praktische conclusies in staat is. De menselijke
instincten zijn niet veranderd16
, het is een gevaarlijke
zelfingenomenheid en gebrek aan zelfkennis er van uit te gaan
dat “wij” tot zo‟n vorm van denken en handelen nooit zouden
komen, of er nooit aan zouden meewerken. Het principe
“minder ontwikkeld, minder perfect menselijk leven heeft
mindere rechten” hoeft inderdaad niet te leiden tot de uitroeiing
van bepaalde rassen, maar kan zich gemakkelijk op allerlei
andere manieren manifesteren die uiteindelijk niet minder
mensonwaardig zijn.
16
Christenen kunnen hier denken aan de gevolgen van de erfzonde die bij iedere
nieuwe generatie terugkeren, maar een vooraanstaand atheïstisch psycholoog als
Freud dacht er niet anders over (Das Unbehagen in der Kultur, 1930).
“We moeten ons realiseren dat de theorie en praktijk in het
niet al te verre verleden helder bewust tot die conclusie zijn
gekomen [dat er een „index‟ of rating lijst is volgens welke
de waarde of onwaarde van het menselijk leven wordt
bepaald] en zijn gezwicht voor het idee van „leven zonder
levenswaarde‟ („lebensunwertes Leben‟17
). De eerste
slachtoffers waren de geestelijk gestoorden en verstandelijk
gehandicapten, gevolgd door de ongeneselijk zieken –in
feite zouden velen van hen worden gedood-; en de bejaarden
en degenen die niet konden werken zouden de reeks
voltooien. Maar als het zover is heeft men het gedachtegoed
van de waardigheid van het menselijk bestaan al voorgoed
laten varen, want zo‟n mentaliteit is puur en openlijk
barbarisme”.
Daarentegen is de natuurwetenschappelijk verreweg meest
plausibele visie op het wezen en ontstaan van het menselijk
leven, namelijk op de mens als psychofysische eenheid, niet
“van de wieg tot het graf”, maar “van de conceptie tot het
graf”, de grondslag voor een menswaardige cultuur. Dat wil
zeggen, deze visie brengt respect bij voor de mens in al zijn
fasen, gedaanten, voor de mens in zijn concrete existentie:
“In werkelijkheid horen conceptie en dood, opgang en
neergang, kinderjaren en volwassenheid, gezondheid en
17
Het kan niet worden ontkend dat het steeds vaker, en dikwijls gedachteloos,
gebruikte begrip “kwaliteit van leven” als argument vóór of tégen het een of ander,
qua logica vrijwel op hetzelfde neerkomt als “lebensunwertes Leben”.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 15
ziekte tot het geheel dat we „mens‟ noemen. Het zijn
elementen van de totaliteit van zijn bestaan (van zijn
„Gesamtdasein‟) dat feitelijk niet slechts natuur, maar ook
geschiedenis is; dat niet alleen een ontwikkeling heeft maar
ook een bestemming; waarin niet alleen groei en
beschadiging worden gerealiseerd, maar ook een zichzelf in
stand houden en achteruitgang, overwinning en nederlaag,
succes en moeten boeten. En ziekte die moedig wordt
ondergaan, het onvermogen om productief te zijn, brengen
goedheid, wijsheid, en rijpheid, en dat zijn grotere
„levenswaarden‟ dan een gezondheid die bruutheid met zich
meebrengt en een technische vaardigheid die het menselijke
in het bestaan buitensluit. …
Laten we het nog duidelijker zeggen: iemand‟s graad van
ethische rijpheid wordt duidelijk als hij op grond van het feit
dat de uiterlijke gelijkenis van het embryo met de mens [in
latere stadia] minder wordt naarmate men verder terug kijkt,
ófwel het gevoel krijgt dat hij het niet als een mens hoeft te
beschouwen, ófwel het latente mens-zijn van het embryo
met een waakzaam geweten beschermt. De weerloze is
toevertrouwd aan de sterke, en het verschil tussen sterkte en
gewelddadigheid ligt in de wijze waarop men zijn
superioriteit ten opzichte van de ander gebruikt”.
Als de ene mens de andere niet als een volwaardig mens ziet,
een lagere soort van mens, een minderwaardig mens, of een
nog-niet-mens (“Untermensch”; “human weed”18
; een
“weefselprop” e.d.) wordt zijn morele weerstand tegen het
behandelen van de ander als een object, een ding, eventueel
tegen het meedogenloos behandelen van de ander, grotendeels
uitgeschakeld.
Het is een kwestie van beeldvorming. Het visuele beeld van een
pril embryo met zijn nog-niet-menselijke uiterlijk kan op het
eerste gezicht misleiden en verleiden om het als (nog-) niet-
mens te zien19
. Maar ook als er slechts een vage voorstelling is
van het embryo dat allang de menselijke gedaante heeft is het
makkelijk er een beeld in de voorstelling van te onderhouden
dat nog geen menselijke gedaante heeft. Zelfs voor een
professor in de gynaecologie als de Amerikaanse abortusarts
Nathanson, onder wiens leiding 60.000 abortussen zijn verricht,
was het een shockerende openbaring toen de moderne
echografie hem in staat stelde te zien hoe een embryo er precies
tijdens een abortus uitzag. Sindsdien werd het voor hem een
kwestie van rechtvaardigheid dat het tot de standaard procedure
bij abortuscounseling moest horen dat de vrouw het embryo
18
In de uitdrukking van Margaret Sanger (Drogin, 1989). 19
In Orson Welles‟ film “The Third Man” uit de jaren vijftig staan op een gegeven
moment de extaverte, onscrupuleuze drugshandelaar Harry Lime en zijn vriend op
een uitkijktoren hoog boven het Weense Prater als Harry‟s vriend hem de vraag
stelt: Hoe kun je zoiets doen voor geld? Je maakt er toch jongens mee kapot!
Waarop Harry naar omlaag wijst: Zie je die mensen beneden? Wat zijn het nou
eigenlijk, kleine stippen toch? Maakt het wat uit als je er een paar van uitvlakt?
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 16
zou zien alvorens een beslissing te nemen20
. Veel vrouwen
hebben, net als hij, pas na een abortus duidelijk beseft wat er
was gebeurd doordat ze het gedode embryo, armpjes en
beentjes of een hoofdje te zien kregen. De diepe schok had hun
bespaard kunnen blijven bij een eerlijke voorlichting die niet
verdoezelt en in het duister laat vanuit de redenering: wat niet
weet, dat niet deert21
.
20
Nathanson, 1996; zie ook Nathanson, 1983. De titel van Nathanson‟s
autobiografie van 1996 kan de indruk wekken dat hij van zijn abortus praktijken
terugkwam omdat hij deze niet met zijn geloof in God kon verenigen. Zijn
ommezwaai was echter een verstandelijke (hij had geen Godsgeloof): het zien
(visueel beeld) dat het embryo een mensje was bracht hem aan het denken. Pas
veel later kwam hij tot een Godsgeloof. 21
We laten hier een derde mogelijkheid van misleidende beeldvorming over de
ander buiten beschouwing, nl. de intellectuele vervorming van de voorstelling die
men heeft over bepaalde categorieën mensen. In oorlogen en vetes kunnen mensen
de vijand in hun imaginatie zien als minderwaardige boosdoeners;
kannibalenstammen op Nieuw Guinea schijnen zich hun vijanden voor te stellen
als demonen in mensengestalte; enz.
5. Bij twijfel geen grote risico’s nemen
Het minste dat dus bij een eerlijke voorlichting over het wezen
van het embryo uitgelegd moet worden en niet mag worden
verzwegen of omzeild, is dat “sommigen” denken dat er vanaf
de conceptie al meteen een mensje is en dat deze visie
biologisch en filosofisch sterk staat.
Ten tweede, dat degenen die dat niet aannemen geen
wetenschappelijke feiten hebben om hun veronderstelling te
onderbouwen dat het embryo pas in een later stadium een mens
wordt. Dat het moment van mens-worden dan zuiver een
persoonlijke voorkeur is, dus op zich hoogst onzeker. Dat er
daarom dan ook heel verschillend over wordt gespeculeerd,
zodat de een het mens-zijn-geworden vastpint aan een
geslaagde innesteling, de ander aan het optreden van de eerste
reflexen; na 1 week, na 2 weken, enz.
Vervolgens dient de consequentie van het “je weet niet
wanneer een embryo een mens is” eerlijk te worden getrokken
door er op te wijzen dat “je dus het risico neemt dat je een
mensje, een kindje, doodt als je aborteert”.
En als je dat een belangrijk risico vindt omdat het over iets
ernstigs gaat, moet je je realiseren dat er een algemeen geldend
principe geldt voor ernstige risico‟s: bij gerede twijfel, niet
doen.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 17
Bijvoorbeeld bij een groot risico voor blijvende schade: geen
operatie ondergaan die niet noodzakelijk is. Bij kans op een
ernstige botsing bij inhalen op de weg, niet inhalen. Enz.
6. Voorlichting over medische schade na abortus
provocatus
Voorlichting over abortus provocatus moet in de eerste plaats
voorlichting zijn over wat de aborteur eigenlijk aan het doen is
als hij een zwangerschap “onderbreekt”. Dus voorlichting over
het wezen van het menselijk embryo. (Om misverstand te
vermijden wordt “zwangerschap” hier gedefinieerd op de
klassieke manier: bij de conceptie begonnen menselijk leven).
Daarna moet er eerlijke voorlichting zijn over de kansen op
medische en psychische schade.
De veelgebruikte uitdrukking “veilige abortus”, met de
implicatie dat een in een abortusinrichting of ziekenhuis
uitgevoerde abortus geen of slechts verwaarloosbare medisch
schade met zich meebrengt, moet met een flinke korrel zout
worden genomen. Om de exacte negatieve gevolgen van
chirurgische abortus voor de vrouw vast te stellen zou een
grootschalige, jarenlange onbevooroordeelde, objectieve
medische follow-up moeten plaatsvinden waarbij alle eventuele
door de abortus veroorzaakte negatieve effecten zouden
worden nagegaan en geregistreerd22
. Het is merkwaardig dat
zulke totaal-onderzoeken niet gebeuren, terwijl er toch al alleen
in Nederland honderdduizenden vrouwen een of meer legale
22
Bijvoorbeeld, interne of psychiatrische klachten als gevolg van een abortus
verdwijnen uit het zicht als ze niet als “abortus-effect” worden geregistreerd, maar
als “interne klacht”, “gynaecologische klacht”, “psychiatrische klacht”.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 18
abortussen hebben ondergaan. Als het over minder beladen en
minder serieuze medische onderwerpen gaat staan we
doorgaans gauw klaar om “bevolkingsonderzoeken” aan te
bevelen. Maar rond abortus staan teveel heilige huisjes.
De voorlichter moet het nu doen met onvolledige gegevens,
met indicaties. Deze zijn echter zo ernstig dat de beschikbare
informatie jonge meisjes en vrouwen niet onthouden mag
worden.
Ter illustratie. In een studie van het British Royal College of
General Practitioners en het Royal College of Obstetricians
and Gynaecologists van 1985 werd er op gewezen dat de
officiële statistieken minimaal waren; abortus complicaties
werden alleen binnen de termijn van één week na de ingreep
genoteerd en meestal alleen maar vóór ontslag uit het
ziekenhuis, zodat het percentage complicaties flink wordt
onderschat. De studie zelf diagnosticeerde bij 10% van ruim
6000 vrouwen enigerlei medische schade die direct uit de
ingreep voortvloeide, “enige morbiditeit” bij 17%, en
“ernstige complicaties” bij 2%. Dit was na 3 weken. In een
verslag van 1973 aan een regeringscommissie over de
praktijk van de Abortion Act in Groot-Brittannië,
waarschuwden de auteurs dat hoe langer men de follow-up
periode nam, hoe slechter de uitkomst was; bij een
opvolgperiode van enkele jaren zou 30% morbiditeit geen
overschatting zijn23
.
23
Beide studies geciteerd in Marshall & Donovan, 1991, p. 209.
Wat betreft de aard van de complicaties die in allerlei
steekproeven zijn gevonden:
Bloedingen; uterusperforaties (1 op 250 gevallen); infecties;
DIC (“diffuse intravasculaire coagulatie”, verspreide
bloedklontering die bloedingen en weefselafsterving kunnen
veroorzaken); beschadigingen van baarmoederhals,
ingewanden, darmen, urineleiding; lidtekenweefsel dat kan
leiden tot onvruchtbaarheid en ectopische zwangerschappen;
onvolledige abortus en achterblijvend weefsel;
achtergebleven weefsel dat in de uterus is gegroeid en door
blijft groeien; premature bevalling bij de eerste
zwangerschap na de abortus24
; 300% meer kans op een
doodgeboren kind bij latere zwangerschappen25
en 60%
meer kans op een miskraam bij de eerstvolgende
zwangerschap26
.
Het verband tussen chirurgische abortus en borstkanker is
inmiddels goed gedocumenteerd:
Abortus verhoogt het risico op borstkanker. Dit risico neemt
verhoudingsgewijs af als de vrouw tevoren meerdere
voldragen zwangerschappen heeft gehad. Ook vrouwen die
op jonge leeftijd kinderen hebben gekregen hebben krijgen
24
Kasun, 1988, 150-52; Marshall & Donovan, 1991, hfdst. 7; Clowes, 1997, 21;
Crutcher, 1996, hfdst. 1. 25
Gissler et al., 2004. 26
Maconochie et al., 2006.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 19
minder gauw borstkanker na een abortus. De correlatie
abortus-borstkanker wordt verklaard door de hoge
concentraties oestrogenen die na een abortus actief blijven
en niet worden geneutraliseerd zoals tijdens een voldragen
zwangerschap. Dit is niet zo in geval van een spontane
abortus of miskraam27
.
Een recente mathematische studie van het Britse Pension
and Population Institute wijst uit dat abortus provocatus de
factor is die de mate waarin borstkanker in 8 Europese
landen voorkomt het best –zelfs nagenoeg perfect-
voorspelt28
.
Gezien het hoge percentage vrouwen onder de 25 jaar die een
abortus laten verrichten en het hoge percentage
tienerzwangerschappen dat door een abortus wordt beëindigd29
–in doorsnee heeft de meerderheid van deze vrouwen nog geen
voldragen zwangerschap gehad30
- hebben jonge vrouwen en
meisjes er dus wel het volste recht op dat er tegen hen in
duidelijke taal over dit risico wordt gesproken.
27
Brind et al., 1996; Brind, 1997; Brind et al., 1999; Verklaring van de 1997
World Conference on Breast Cancer (1998). 28
Carroll, 2007. 29
In Belgïe liet volgens de commissie die in 1996 de abortus-situatie heeft
geëvalueerd 44% van alle zwangere meisjes en jonge vrouwen onder de 20 jaar
een abortus uitvoeren (Gezin en Leven, 1996, p. 3). 30
40% van de Amerikaanse vrouwen die in 2004 aborteerden, het laatste jaar
waarover medio 2008 officiële gegevens bekend waren, hadden nog geen
voldragen zwangerschap gehad (Strauss et al., 2007).
Een onderzoeker vat de relatie tussen borstkanker en abortus
als volgt samen:
De kans op borstkanker is 50% groter vrouwen bij
vrouwen die aborteren vóór de eerste voldragen
zwangerschap dan bij niet-aborterende vrouwen en 30%
groter bij aborterende vrouwen die al een zwangerschap
hebben voldragen dan bij niet-aborterende vrouwen;
Abortussen bij meisjes jonger dan 18 jaar verhogen het
risico op borstkanker met 150%. Als de abortus wordt
gedaan tussen de 9e en de 24
e week kan het risico
oplopen met 800%;
Vrouwen met een familie waarin borstkanker voorkomt
en met een of meer abortussen lopen een 700% hoger
risico op borstkanker, meisjes onder de 18 jaar en
borstkanker in de familie lopen na een abortus zelfs een
gigantisch groter risico31
.
Tegen de achtergrond van het laatstgenoemde gegeven en van
de vermelde nauwe correlatie tussen aantallen abortussen en
borstkanker, gevoegd bij de steeds meer vaststaande gegevens
over het borstkanker-verwekkende effect van de oestrogeen-
progestagene hormonale anticonceptie32
, komt de methode van
31
Kahlenborn, 2000, p. 259. 32
Deze, in ons land en de meeste Westerse landen algemeen gebruikte,
“combinatiepil” heeft in 2005 van de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) de
hoogste kwalificatie “kankererwekkendheid” gekregen (IARC, 2005).
Bijvoorbeeld: vrouwen die jong de hormonale anticonceptiepil gebruiken hebben
90% meer kans binnen 20 jaar daarna borstkanker te krijgen in vergelijking met
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 20
“embryo-selectie” (waarbij embryo‟s worden gedood) bij
tijdens de zwangerschap geconstateerde erfelijke
borstkankeraanleg in een problematisch licht te staan. Hier
rijzen enkele ernstige vragen. Moeten vrouwelijke embryo‟s,
menselijke levens in fase 1 van hun bestaan, worden gedood
om te voorkomen dat zij later borstkanker kunnen krijgen,
terwijl zij dat voor een belangrijk deel zelf zullen kunnen
voorkomen door geen hormonale anticonceptie te gebruiken en
geen abortus te laten verrichten, vooral niet als ze jong zijn? En
dan: is het niet noodzakelijk dat de vrouw die zich aan
“embryo-selectie” wil onderwerpen of wie dat wordt
aangeraden in elk geval ook duidelijk te horen krijgt dat het
borstkanker-risico van haar dochter aanmerkelijk vermindert
als zij zich zal onthouden van zowel hormonale anticonceptie
als abortus? Komt dit aspect van de zaak bij voorlichting in
verband met embryo-keuringen überhaupt aan de orde?
In een schets van de mogelijke medische schade door abortus
hoort ook een enkele opmerking thuis over de zg. “abortuspil”,
RU 486 (mifegyne), ingenomen na enkele weken
zwangerschap tot ongeveer de 50ste dag. Dit anti-hormoon laat
de baarmoederwand degenereren zodat deze niet kan worden
geprepareerd om het embryo te voeden. Het is een vorm van
vrouwen die dat niet deden toen ze jong waren; borstkanker na perioden van
pilgebruik is vaker “agressief” en verloopt vaker ongunstiger; en wanneer
borstkanker genetisch meebepaald is worden deze risico‟s aanzienlijk groter
(Kahlenborn, 2000).
chemische abortus. De dode foetus wordt naar buiten gewerkt
door kunstmatig opgewekte krampen in de baarmoeder.
Als de procedure, die als zeer pijnlijk bekend staat en in het
algemeen psychologisch traumatiserender dan chirurgische
abortus, niet lukt, kan de zwangerschap eindigen met een
misvormde baby33
. In dat geval wordt een chirurgische her-
abortus aangeraden.
Belangrijke complicaties: bloedingen en cardiovasculaire
problemen; de laatste paar jaar zijn in de V.S. verschillende
sterfgevallen als gevolg van deze abortusmethode
gerapporteerd. En de gevolgen op langere termijn zijn
nauwelijks duidelijk34
.
RU 486 werd geïntroduceerd als een vrouwvriendelijke,
“zachte” vorm van abortus. Daarover schreef een Duitse
professor in de gynaecologie in een brief aan de Duitse
kanselier en het parlement met het oog op de aanstaande
toestemming voor deze methode: “Wat „zacht‟ aan RU 486
is, is alleen het begin. Drie pillen slikken in een kantoor is
inderdaad prettiger dan een injectie met een anesthetisch
middel, en in geval van vacuum aspiratie prettiger dan het
binnengaan in de baarmoeder. Dat is de gevaarlijke
verleiding, de handig gezette val waarin vooral de angstige
en naïeve zwangere vrouw terecht komt die er geen idee van
33
De effectiviteit wordt ingeschat op 90-100%, maar er zijn twijfels (Brown,
Lejeune, & Marshall, 1989; Wilks, 1996, p. 139). 34
Brown, Lejeune, & Marshall, 1989, p. 43.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 21
heeft hoe afschuwelijk chemische preparaten kunnen
werken. RU 486 is absoluut ongeschikt voor privé gebruik,
omdat het een gevaarlijk spel is met het leven, de
gezondheid en de vruchtbaarheid”35
. Ook al worden de
gevaren verkleind door klinische toepassing, reële risico‟s
blijven aanwezig. Daarom is er ook van de kant van
feministische groepen –overigens vergeefs- verzet
aangetekend tegen het algemeen gebruik van deze pil en het
gebrek aan eerlijke informatie over de risico‟s36
.
Eerlijke voorlichting over welke methode van abortus dan ook
gaat uiteraard niet samen met bagatellisering van de medische
risico‟s. Zelfs al zouden die een stuk minder zijn dan nu uit de
meest betrouwbare en degelijke studies blijkt, dan nog is het
begrip “veilige abortus” misleidende propaganda. Bij iedere
andere medische ingreep die bij minimaal 10% van de gevallen
directe complicaties geeft en waarschijnlijk bij ten minste 30%
complicaties op de langere termijn wordt de patiënt daarvan op
de hoogte gebracht. Evenmin mag het medische risico van
abortus worden voorgesteld als relatief kleiner dan dat van
zwangerschap en bevalling.
Statistische analyse ondersteunt juist de tegenovergestelde
conclusie: “de natuurlijke zwangerschap is in elk stadium
35
Schneider, 1999. 36
Raymond, Klein, Dumble, 1991.
veiliger”37
. De medische toestand in Rusland moge een stuk
minder zijn dan bijvoorbeeld in Nederland, toch kan het
onmogelijk alleen daar aan worden geweten dat -volgens de
uitspraak van een Russische minister van Gezondheid- twee
van de drie vrouwen na een abortus kampen met medische
problemen38
.
Ondanks technologische verbeteringen is de bewering van de
Russische gynaecoloog Sserdjukoff in de jaren twintig, toen hij
de balans opmaakte na drie jaar volledig vrije abortus, voor een
deel ook nu nog geldig: “abortus is een ernstig biologisch
trauma”39
.
En verder is abortus vooral een ernstig psychisch trauma.
37
Hilgers & O‟Hare, 1981. Er zijn aanwijzingen dat de mortaliteit bij abortus tot
twee keer zo groot zou kunnen zijn als bij een normale bevalling. Daarbij zijn
bevallingen d.m.v. de keizersnee niet meegerekend, maar steekproeven van
vaginale bevallingen vergeleken met chirurgische abortus, die praktisch altijd ook
vaginaal wordt uitgevoerd (Crutcher, 1996, p. 154). 38
Kuballa, 1999. 39
In: Niedermeyer, 1952, III, 159.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 22
7. Voorlichting over psychische schade na abortus
Geleidelijk heeft het PAS, het post-abortus syndroom, in
psychologische en psychiatrische kring erkenning gevonden als
een variant van het post-traumatisch stress syndroom. De
subjectieve symptomen van dit syndroom waren altijd al
bekend, maar in de periode waarin allerwege voor legalisatie
van abortus werd geijverd werd er weinig aandacht aan
besteed. In de publiciteit overheerste de tendens ze weg te
wuiven of af te schilderen als verschijnselen die niet met de
abortus als zodanig te maken zouden hebben maar meer met de
religieuze overtuigingen van de vrouw die een abortus had
ondergaan, met een gebrek aan emancipatie van de vrouw, of
met zwakke persoonlijkheidskenmerken als afhankelijkheid en
overgevoeligheid. Nu er enige decennia zijn verlopen waarin
op een ongekend grote schaal systematisch is geaborteerd –vele
tientallen miljoenen vrouwen in West-Europa alleen al, een
veelvoud van het aantal abortussen vóór de legalisatie- hebben
de negatieve psychologische ervaringen zich zozeer
opgestapeld dat ze onweerstaanbaar door de mist van
vooroordelen en ideologische weerstand heen dringen. PAS is
inherent aan abortus, persoonlijkheidsfactoren, religieuze of
filosofische achtergrond en cultuur spelen slechts een
ondergeschikte rol. Abortus dient serieus genomen te worden
als een psychisch trauma, ongeacht de morele houding die men
er tegenover wil aannemen. In het algemeen wordt psychisch
lijden dikwijls onderschat, maar het psychisch lijden na een
abortus is voor de vrouw, niet in een incidenteel geval maar op
zijn minst in een groot gedeelte van de gevallen veel zwaarder
dan de eventuele medische complicaties.
De voornaamste kenmerken van psychisch lijden na abortus
zijn verdrietreacties, schuldgevoelens en “ontkenning”
(“denial”, gevoelsverdringing). Verdriet, schuld, spijt en
onderdrukte gevoelens kunnen zich op verschillende manieren
uiten: in een algemene emotionele malaise en gereduceerde
levenslust en levensblijheid, apathie, rusteloosheid, emotionele
labiliteit, psychosomatische verschijnselen, obsessief gepieker
en gefantaseer over de geaborteerde baby, suicidale buien,
verkoelde en afgebroken relaties en huwelijken, remmingen in
de emotionele relatie met de andere kinderen, seksuele
remmingen, drank en drugs.
Volgens de uitkomsten van sommige onderzoeken in de
jaren zeventig en tachtig (maar duidelijk minder in de jaren
negentig) zou het wel meevallen met de psychische
narigheid na abortus. Voor sommige groepen vrouwen zou
het, integendeel, een positieve ervaring zijn geweest. Het is
echter een feit dat het overgrote deel van deze studies niet
voldoet aan de minimum-vereisten voor acceptabel
psychologisch onderzoek40
: er werden (worden) meestal
40
van den Aardweg, 1998. De Amerikanen hebben voor dit soort onderzoek de
term “junk science”, flutwetenschap. Het zijn dan ook hoofdzakelijk
propagandistisch bedoelde artikelen die door de leek voor wetenschappelijk
versleten kunnen worden.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 23
niet-geijkte en ongevalideerde vragenlijsten gebruikt die
voorgeven iets te “meten” wat helemaal niet gemeten wordt,
de interviews zijn oppervlakkig of nietszeggend, er is
onvoldoende follow-up, steekproeven en
vergelijkingsgroepen zijn gebrekkig, en niet zelden werden
(worden) de moeilijk of niet te interpreteren uitkomsten in
een ideologisch bevooroordeelde richting gepresenteerd.
Serieus psychologisch onderzoek naar psychische effecten
van belangrijke existentiële gebeurtenissen als een abortus
stelt hogere eisen. Een enorm uitgebreide ervaring heeft
geleerd dat de aard en omvang van psychische
abortustrauma‟s dikwijls pas naar voren komen als de vrouw
bereid en in staat is onder woorden te brengen wat er in haar
omgaat. De beste methode daarvoor is het diepte-interview
(met een herhaling lange tijd na de abortus), aangevuld met
de observaties door personen die de betrokken vrouw goed
gekend hebben, zowel vóór als na de ingreep (hetero-
anamnestisch onderzoek). Daarnaast kunnen grovere, meer
globale indicaties worden ontleend aan de uitkomsten van
degelijk onderzoek met valide checklists van objectieve
psychische symptomen en gedragingen.
Studies van vóór het jaar 2000 waarbij de vrouwen ook langere
tijd na een abortus uitgebreid werden geïnterviewd bevestigen
de klinische ervaring dat verdriet, schuldgevoelens en
ontkenningsreacties eerder regel dan uitzondering zijn.
Ontkenningsreacties (naast andere symptomen) vlak na de
abortus worden in 50-70% van de gevallen vermeld.
Dikwijls kalven zij na verloop van tijd af, soms begeven zij
het pas na jaren. Het komt vaak voor dat vrouwen jaren later
vertellen dat zij aanvankelijk dachten de ingreep goed te
hebben verwerkt, maar in feite alles hadden weggestopt41
.
Een (pro-abortus) psychologe observeerde vrouwen
gedurende en onmiddellijk na de abortus in een
abortuskliniek; aan de hand van haar eigen meevoelen met
deze vrouwen maakt zij het fenomeen “ontkenning” als
reactie op een psychisch te pijnlijke ervaring begrijpelijk:
“Ik voel dat ik onweerstaanbaar naar de „zout‟-afdeling42
word getrokken door mijn eigen gevoelens van ongeloof,
verdriet, afschuw, medelijden, schuld. De plaats deprimeert
me, toch hang ik er na werktijd rond. Als ik wegga, gedraag
ik me buiten zo opgewonden als iemand die zojuist ontsnapt
is aan een gevaar. Ik krijg nachtmerries. Het gevoel dat ik
medeplichtig ben aan iets naamloos groeit in me en knaagt
aan me. .. Een soort loden lamheid [komt over me heen] …
het jammeren [van de vrouwen] doet me niets meer”. Wat
41
Amerikaanse vrouwen: Reardon, 1987; Duitse vrouwen: Simon, 1988. Christa
Heinel, de oprichtster van een Duitse zelfhulp organisatie voor vrouwen na
abortus, beschrijft aan de hand van haar eigen ervaring hoe lang “ontkenning”
soms kan worden volgehouden. Tot aan het sterfbed van haar man, 27 jaar na de
abortus die ze beiden hadden gewild, had zij er met hem geen woord meer over
gesproken, hoewel hun leven en hun relatie er diepgaand door was getekend
(Heinel, 1996). 42
Destijds werd vanaf de 2e zwangerschapsmaand een vergiftigende zoutinjectie
gegeven.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 24
de vrouwen na de abortus zeggen noemt ze “crisis
redenaties” die in werkelijkheid neerkomen op “zelfbedrog”,
“rationalisaties”, “liegen”43
.
Helder bewust of diep weggestopt, talloze vrouwen leven na
een abortus verder met een groot verdriet. Overigens is
verdriet, “zielepijn”, niet altijd hetzelfde als “depressie”, een
klinisch begrip. Een moeder die een kind heeft verloren door
ziekte of ongeval zal daar haar leven lang verdriet van hebben,
maar haar lijden hoeft zich, na een periode van normale rouw,
niet als klinische depressie te manifesteren. Ook na een abortus
kan een vrouw, soms pas na lange tijd, aanvaarden wat zij
(mede) gedaan heeft en zich met zichzelf en haar leven
verzoenen, zodat er geen sprake meer is van een actuele
depressie; maar het verdriet blijft, het lidteken blijft pijnlijk
voelbaar. De psychische na-weeën van abortus zijn dus ook
niet adequaat te diagnosticeren met vragenlijsten die “klinische
depressie” proberen te peilen44
omdat deze lijsten (evenals de
meeste gestandaardiserde interviews) slechts indicaties kunnen
geven. Maar dat niettemin een reeks van zulke globale
depressiepeilingen de laatste jaren45
laat zien dat ook
symptomen van klinische depressie bij vrouwen-na-abortus
43
Denis, 1976, p. 50. 44
En die trouwens ook voor dit doel verre van precieze “meetinstrumenten” zijn. 45
De onderzoeken van de laatste tien jaar zijn methodisch (steekproeven,
vergelijkingsgroepen, gebruikte vragenlijsten, follow-up perioden) gemiddeld van
hogere kwaliteit dan veel vragenlijstonderzoeken van 20-30 jaar geleden.
frequent voorkomen onderstreept in elk geval de ernst van het
post-abortus leed.
Bijvoorbeeld: jaren na het afbreken van hun eerste
zwangerschap hadden vrouwen die inmiddels waren
getrouwd beduidend meer last van symptomen van depressie
dan gehuwde vrouwen na een voldragen eerste
zwangerschap; vrouwen die alleen waren gebleven waren na
abortus gemiddeld even depressief als vrouwen die alleen
waren gebleven maar niet hadden geaborteerd (Amerikaanse
studie)46
.
Een Noorse studie rapporteerde meer uitingen van
psychische ontreddering (“mental distress”) gedurende het
eerste halfjaar na een spontane miskraam dan na een abortus,
maar 2 en 5 jaar later was de situatie net andersom47
.
20% Zuid-Afrikaanse vrouwen leden 1 maand na een
abortus aan PTSD symptomen (post-traumatic stress
disorder, posttraumatische stressstoornis), meer dan
46
Cougle, Reardon & Coleman, 2003. Dat de vrouwen die hun kind er wereld
hadden laten komen en jaren later nog ongehuwd waren even depressief waren als
zij die hadden geaborteerd kan verschillend worden uitgelegd. Zonder diepergaand
onderzoek naar de totale psychische gesteldheid van de vrouwen dat meer omvat
dan een depressie-peiling kan er geen zekere conclusie uit worden getrokken
behalve dat een abortus niet minder “depressie” reacties veroorzaakt dan het kind
behouden en alleenstaande moeder blijven. De studie is bekritiseerd van pro-
abortus zijde, maar de belangrijkste conclusie is niet weerlegd (Schmiege &
Russo, 2005; Russo & Schmiege, 2006; Reardon, 2005; Coleman, 2006). 47
Nordal Broen et al., 2005. Niet zo‟n onbegrijpelijk resultaat want verdriet
(„distress”) na een miskraam is wel iets anders dan verdriet na een abortus en in
zekere zin worden hier dus appelen met peren vergeleken.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 25
vrouwen die de zwangerschap niet afbraken; na 3 maanden
was het percentage opgelopen tot ruim 30%48
.
Een van de methodisch meest waterdichte studies, waarbij
plm. 500 Nieuw-Zeelandse vrouwen vanaf hun geboorte 25
jaar lang werden gevolgd, toonde aan dat zij die op hun 25e
een abortus achter de rug hadden (het gaat dus om jonge
vrouwen) in vergelijking met jonge vrouwen die dat niet
hadden significant meer aan depressies en angsten leden,
meer zelfmoordpogingen hadden gedaan, meer psychische
problemen hadden en meer alcohol en drugs gebruikten. De
meest opvallende uitkomst was misschien wel dat ondanks
het feit –dat overigens voor de hand ligt- dat jonge vrouwen
en meisjes die zich hadden laten aborteren gemiddeld méér
problematische achtergronden hadden, de gegevens daardoor
niet te verklaren waren, want er waren geen verschillen in
psychische gezondheid tussen de abortusgroep en de niet-
abortusgroep blijkens regelmatige evaluaties vóór de
abortus49
. Dit resultaat was door de (pro-abortus)
onderzoekers niet verwacht. Het is een onthullend teken van
de ideologische tijdgeest dat het officiële Nieuw-Zeelandse
Abortion Supervisory Committee vond dat publicatie van
deze resultaten “onwelkom” was zolang zij niet waren
“opgehelderd”, maar als er één wetenschappelijk
verantwoord onderzoek in de literatuur over het PAS te
vinden is waar juist alle mogelijke alternatieve verklaringen
48
Suliman et al., 2007. 49
Fergusson, Horwood & Ridder, 2006.
kritisch zijn bekeken en de conclusie onvermijdelijk is, is het
wel dít. Terecht laakte de hoofdonderzoeker dan ook de
doofpot-houding van deze instantie: “Het is
wetenschappelijk onverantwoordelijk” om bevindingen te
verdringen50
.
De uitkomst van één enkel onderzoek zegt in de psychologie
en sociale psychologie meestal nog niet zoveel, maar als een
verschijnsel steeds opnieuw wordt gerapporteerd, bij
uiteenlopende groepen en met verschillende methoden van
onderzoek, kan het niet meer gerelativeerd worden.
Andere karakteristieke resultaten in verband met verdriet,
depressie, symptomen van PTSD of PAS:
Vrouwen die zich lieten aborteren maakten 5 keer zoveel
kans om tot alcohol- of drugsmisbruik komen als vrouwen
die een zwangerschap hadden uitgedragen51
; de kans op
opname voor psychiatrische behandeling neemt bij armere
50
In enkele interviews verklaarde Fergusson: “We weten hoe de mensen
(vrouwen) waren vóór zij zwanger werden. We verdisconteren hun sociale
achtergrond, opleiding, etniciteit, voorafgaande geestelijke gezondheid, ervaringen
van seksueel misbruik en een hele massa factoren”. En: “Ik ben niet religieus. Ik
ben een atheïst en een rationalist. De bevindingen hebben mij verbaasd, maar het
blijkt dat de resultaten zeer sterk staan omdat ze steeds hetzelfde zijn over een hele
reeks stoornissen en voor allerlei leeftijden … Abortus is een traumatische
gebeurtenis in het leven. Dat wil zeggen, het gaat gepaard met verdriet, met
moeilijkheden. En het trauma kan mensen in feite predisponeren tot psychische
ziekte” (Fergusson, 2007). 51
Reardon & Ney, 2000.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 26
vrouwen na een abortus toe met 160%52
. Zelfmoord binnen
een jaar na abortus komt twee keer zo vaak voor als na een
miskraam en vier keer zo vaak als na een normale bevalling;
zelfmoorden na abortus pieken rondom de uitrekendatum53
;
de kans op overlijden door zelfmoord, ongevallen, of (zelfs)
moord neemt na abortus toe met 350% (Finse studies)54
.
Na abortus ondervinden vrouwen relatief vaker emotionele
problemen in het contact (“bonding”) met kinderen die
daarna worden geboren55
.
Een andere benadering is het dossier-onderzoek van een
huisarts die de patiënten vele jaren heeft meegemaakt en goed
van haar omstandigheden op de hoogte is. Een voorbeeld is het
onderzoek dat een Deense vrouwelijke huisarts instelde nadat
ze met haar praktijk was opgehouden. Van de 117 van haar
patiënten die ooit een abortus hadden ondergaan was 25% nooit
bij haar gekomen wegens latere psychologische problemen,
35% had “middelmatige” psychische problemen gemeld en
30% “zeer ernstige problemen”56
.
52
Reardon et al., 2003. 53
Gissler et al., 1996. 54
Gissler et al., 2005. 55
Coleman, Reardon & Cougle, 2002. 56
Ross Niklassen, 1999. Haar schattingen zijn uiteraard minimumschattingen,
want niet alle psychische problemen komen bij de huisarts en zeker niet de minder
direct waarneembare problemen van vrouwen die alles langere tijd verdringen
(ontkennen).
Het is hoog tijd dat de psychische beschadigingen door abortus
provocatus niet meer worden verbloemd. Dat was de
boodschap die een vijftiental van de meest prominente Engelse
psychologen en gynaecologen hebben afgegeven in een open
brief aan de London Times na het verschijnen van de zoveelste
studie die het verband tussen abortus en latere geestelijke
gezondheidsproblemen had aangetoond57
De feiten zijn alarmerend genoeg voor een serieuze
herbezinning en vooral jongeren,in de eerste plaats jonge
meisjes en vrouwen moeten door een eerlijker en duidelijker
voorlichting beter worden beschermd.
57
Times, 27.10.2006. De onderzoekers refereren aan het boven vermelde Nieuw-
Zeelandse onderzoek waaruit bleek dat vrouwen na een abortus twee keer zoveel
serieuze problemen op het gebied van geestelijke gezondheid hadden als vrouwen
na een voldragen zwangerschap en vrouwen die nooit zwanger waren geweest, en
drie keer zoveel kans maakten op een ernstige depressie in de eerste vier jaar na de
abortus. Ook vrouwen die nooit eerder psychische problemen hadden gehad liepen
deze risico‟s (Fergusson, Horwood & Ridder, 2006). Het is veelbetekenend dat de
aanhoudende reeks publicaties met elkaar bevestigende gegevens ook de American
Psychological Association, die vanuit een pro-abortus ideologie het verband tussen
abortus en PAS zolang mogelijk heeft gerelativeerd, ertoe heeft gebracht om geen
verklaringen meer af te geven die dit verband relativeren of ontkennen.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 27
8. Nog enkele Nederlandse illustraties
Wie kennis neemt van de internationale literatuur over
psychisch abortusletsel wordt getroffen door de monotonie van
de mededelingen van vrouwen die er eerst voor hadden
gekozen een ongewenste zwangerschap af te breken maar pas
na de abortus door een bittere werkelijkheid uit de droom
werden geholpen. De Nederlandse ervaringen zijn in dit
opzicht precies dezelfde als de Amerikaanse, Franse, Duitse,
Russische, of Japanse.
Tot de veelvoorkomende ervaringen van jonge meisjes en
vrouwen hoort ook -nog steeds!- dat zij in abortusinstellingen
en door raadgevers, voorlichters en ook huisartsen zijn misleid
omtrent het wezen van het vruchtje of embryo en dat zij er in
ieder geval geen duidelijk visueel beeld van bijgebracht hebben
gekregen. Verder, dat zij onwetend zijn gehouden over althans
een aantal van de mogelijke medische consequenties en over de
psychische consequenties. Het is duidelijk dat het
abortusbedrijf zelf en ook de algemene voorlichting rond
abortus provocatus op scholen, maar ook in de opleiding aan
artsen en verpleegsters, wordt geleid door een eenzijdige pro-
abortus filosofie die zich kenmerkt door irreël-rooskleurige
voorspiegelingen van zowel de aard van de ingreep als van de
gevolgen. Mede daardoor wordt dikwijls op onverantwoorde
wijze pressie uitgeoefend op een jong meisje of jonge vrouw
die in haar innerlijk labiele toestand een beslissing moet nemen
die ze niet kan overzien en die uiteindelijk in strijd is met wat
het diepst in haar leeft. De begrippen “ontkenning” en
“verdringing” zijn typerend voor veel wat er in en rond het
abortuscircuit gebeurt. De Nederlandse situatie vormt hierop
geen uitzondering.
De volgende citaten uit de retrospectieve verslagen van jonge
Nederlandse vrouwen die in het recente verleden een abortus
hebben meegemaakt brengen deze situatie goed over het
voetlicht58
:
Een studente: “Ik ben [door de abortuservaring] gegroeid en
zie de dingen nu in een ander licht. Door hem [het
geaborteerde kind] weet ik dat abortus gewoonweg geen
optie is, het brengt enkel verdriet en ongeluk. … Maar de
mensen om ons heen zouden ook kunnen veranderen.
Huisartsen moeten eerlijker zijn en met foto‟s laten zien wat
er in de buik van een moeder zit wanneer zij en haar partner
bij hem langsgaan voor een doorverwijzing naar een
abortuskliniek…”
58
Uit de collectie ervaringen die voor de stichting “Schreeuw om Leven” is
bijeengebracht door Mariëtte Oosterhoff (2003). Het is vanzelfsprekend een
selectie van die vrouwen die hun verdriet wilden uiten of delen, maar uit het
voorafgaande is wel duidelijk dat de groep gedesillusioneerden geen
verwaarloosbare minderheidsgroep is en dat het ook niet gaat om vrouwen die
voornamelijk vanwege religieuze motieven in een crisis zijn geraakt (Van
religieuze overtuigingen was bijvoorbeeld in de eerder geciteerde IKON
documentaire vrijwel geen sprake). Deze vrouwen representeren een universeel
verschijnsel.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 28
Een vrouw die eigenlijk tegen haar zin voor abortus koos om
haar vriend niet te verliezen: “De arts [in de abortuskliniek]
kwam er ook bij en zei: „Het is beter zo‟, … Ik moest niet
aan mezelf denken, niet egoïstisch zijn. Ze weten precies
wat ze moeten zeggen. Niemand heeft gezegd: „Je kunt het
ook houden en het tijdelijk naar een pleeggezin brengen‟…
Niemand die zei: „Je kunt je kindje ook geboren laten
worden‟. … Ik hou van ze [mijn andere kinderen] maar ik
vind het nog steeds moeilijk om echt van ze te genieten. …
Ik heb ook het gevoel dat ik mijn kinderen iets heb afgepakt.
…
Tegen mij zeiden ze [in de abortuskliniek] dat het kindje nog
geen hartje had. Maar dat is de grootste leugen die ik ooit
heb gehoord. Ze moeten je laten zien hoe groot het kind is.
Dit is het hartje, dit is wat het doet. Ze moeten gewoon
volledig open kaart spelen. Geen verhullende taal
gebruiken”.
Een 23 jarige: “De mensen denken dat het voor een jong
meisje zwaar en onverstandig is om een kind op te voeden
en dat een abortus dan het beste is. Nu weet ik uit eigen
ervaring dat het niet waar is”.
Samenwonende jonge vrouw: “Nu ik dit schrijf komen alle
frustraties weer boven. Het verdriet zit nog altijd in mijn
hoofd en hart. We besloten naar de Rutgerstichting te gaan
voor advies. … Nou, hun „hulp‟ bestond eruit dat ze
vertelden dat het een klompje cellen was en dat het nog niets
betekende. Dus je kon het best laten weghalen. … Ik had
van een vriendin gehoord dat je om een foto van de echo kon
vragen, dan had je tenminste nog iets en je kon het beter
verwerken. Maar dat mocht niet, ze wilden er geen moeite
voor doen. Niemand heeft mij iets uitgelegd over de
procedure. Ze hebben mij helemaal niet gevraagd of ik het
echt wel wilde laten weghalen. Toen ik kwam was ik
gewoon een nummer.
Mijn hele leven zal ik deze supergrote last met me
meedragen. Daar weten mannen nauwelijks iets van af. Ze
begrijpen dit grote verdriet niet, omdat zij het kindje niet
gedragen hebben. …Een paar maanden [later] was [er] een
documentaire [op de televisie] over de ontwikkeling van een
kind in de baarmoeder. … Toen wist ik dat die mevrouw van
de Rutgerstichting tegen mij en mijn vriend gelogen had.
Het was een mens, het leefde. … Dat heb ik laten weghalen,
een mens”.
Een “christelijk meisje”, in verwachting na intiem contact
met een vriend: “Mijn gevoel leek op die dag [van de
abortus] wel uitgeschakeld en ik heb alles over me heen
laten komen alsof ik er zelf niet bij betrokken was. …
Lichamelijk gezien is abortus een eenvoudige ingreep. Ik
herstelde snel en kon lichamelijk weer alles aan. [Maar] het
eerste jaar herinnerde elke menstruatie me aan de abortus:
het bloedverlies … Ik was veel emotioneler dan vroeger. In
de maanden na de abortus heb ik meer gehuild dan in alle
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 29
jaren ervoor. Een ander gevolg was dat ik mijn vertrouwen
in mannen volledig kwijt was”.
Een moeder over haar 16-jarige dochter die in de vakantie
zwanger was geworden en door haar huisarts voor een echo
naar het ziekenhuis was gestuurd: “Het horen van het hartje
had Anna [dochter] van gedachten doen veranderen. Opeens
wilde ze het kindje graag houden [maar onder de druk van
de omstandigheden werd het tenslotte toch een abortus]. …
Anna begon haar nieuwe schooljaar niet al te best. Bij de les
levensbeschouwing begonnen ze met … abortus! Ze rende
de klas uit en is meteen naar huis gegaan. … Sloot zich op,
… verzuimde lessen, … Ze heeft al gesproken over
zelfmoord… Ze kan zich niet concentreren; ze kan haar
gedachten niet stilzetten. … Het is alles bij elkaar heel
zwaar. Ik denk dat dit een lange nasleep zal hebben”.
“Ik dacht dat het een gemakkelijke oplossing zou zijn voor
mijn situatie. Jarenlang heb ik daarna gewoon doorgeleefd
alsof er niets gebeurd was. Pas toen ik kinderen had, ging ik
erover nadenken wat ik gedaan had. … [In de relatie waarin
ze zwanger was geworden] besliste ik vrij snel dat ik niet
klaar was om een kind te krijgen en ervoor te zorgen. Morele
bezwaren had ik niet; er was mij immers altijd geleerd dat
abortus een reëel alternatief was en dat de vrucht nog niet
echt een mens was. …Ik zal nu voor de rest van mijn leven
moeten leren omgaan met een leegte die mijn abortus bij mij
achterliet. Ook al heb ik nu twee kinderen, toch mis ik dat
ongeboren kindje. … Er wordt gedaan alsof het nog niet om
een mens gaat. Het zou slechts „zwangerschapsweefsel‟ zijn.
… We beseffen niet wat we doen”.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 30
9. Abortusvoorlichting in verband met hormonale
anticonceptie
Dit is ongetwijfeld een heikel onderwerp, maar een eerlijke
voorlichting over abortus mag niet verzuimen te informeren
over enkele belangrijke, objectieve gegevens.
Van de hormonale anticonceptiva onderdrukken het spiraaltje,
de minipil, de prikpil en hormoonimplantaten gemiddeld een
60% van de ovulaties en voor een belangrijk gedeelte is hun
werking in feite vroegabortief doordat de innesteling van het
vruchtje wordt tegengehouden of verstoord. Maar ook de
veelgebruikte combinatiepil (oestrogenen en progestagenen)
onderdrukt de ovulatie niet perfect en een, vermoedelijk klein,
gedeelte van de effectiviteit van dit preparaat wordt door
talrijke experts (pro of contra abortus) toegeschreven aan “de
vijandige omgeving [de onherbergzaam gemaakte
baarmoederwand] welke resulteert in onderschepping van de
vrucht”59
.
59
Rahwan, 1995. Deze conclusie vindt men in de meeste handboeken.
Bijvoorbeeld: Taubert & Kuhl, 1995. Een overzicht van de relevante gegevens
(Kahlenborn, 1998) vat samen: “Alle gegevens van microscopische,
macroscopische en immunologische aard ondersteunen de stelling dat de orale
anticonceptiepil soms een vroege abortus veroorzaakt. Wij dienen daar rekening
mee te houden en op grond van de huidige gegevens te handelen”.
Gezien het hoge percentage “doorbraak-ovulaties” bij
spiraaltje, minipil, prikpil en hormoonimplantaten, is het
duidelijk dat deze middelen een grote kans op vroegabortus
met zich meebrengen.
Hoe vaak de combinatiepil vroegabortief werkt is de vraag. Bij
perfect pilgebruik (in de praktijk is dat een illusie), en met een
maximale inschatting van de anticonceptieve effecten van
andere fysiologische mechanismen die door de combinatiepil
ook in gang worden gebracht, komt men in Nederland op een
jaarlijks aantal door de combinatiepil veroorzaakte
vroegabortussen dat de helft is van het aantal chirurgische
abortussen60
. De kans dat een dergelijk cijfer een forse
onderschatting is van de werkelijkheid is echter aanzienlijk. En
de kans op vroegabortus door de pil is niet voor alle vrouwen
gelijk.
Wat op dit moment bekend is over de vroeg-abortiviteit van
hormonale anticonceptie hoort bij abortusvoorlichting aan de
orde te komen; vrouwen die dit risico niet willen lopen (en hun
partners) hebben er recht op te weten wat regelmatig pilgebruik
in dit opzicht kan betekenen.
De aanwijzingen dat de “morning-after” pil (onder meer)
vroeg-abortief werkt zijn “redelijk sterk”, ongeacht op welk
moment van de menstruatiecyclus de pil wordt genomen.
60
Voor een zo pil-vriendelijk mogelijke berekening, zie bijvoorbeeld Pioch, 2000.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 31
Ook over dit risico dient onpartijdige informatie te worden
verschaft aan jonge mensen en aan de vrouwen die zich voor de
keuze voelen staan om van dit middel gebruik te maken.
Onderzoek heeft uitgewezen dat deze informatie lang niet alle
vrouwen onverschillig laat61
.
Tenslotte: een open, objectieve voorlichting mag het probleem
van de chemische vroegabortussen niet onder het tapijt vegen
door de wetenschappelijk juiste definitie van “zwangerschap =
geslaagde conceptie” te veranderen in “zwangerschap =
geslaagde innesteling”. Dat is oneerlijke manipulatie met
woorden.
61
Voor een overzicht en kritische analyse van de onderzoeksgegevens betreffende
de twee belangrijkste methoden van zg. “emergency contraception” (“nood-
anticonceptie”): Kahlenborn, Stanford, Larimore, 2002.
10. Programmapunten voor een eerlijke
abortusvoorlichting
De overheid dient het recht op eerlijke informatie over de aard
van de abortusingreep en de medische en psychische gevolgen
daarvan te erkennen en maatregelen te overwegen om dit recht
in de praktijk te waarborgen.
Het minste dat in de huidige omstandigheden van de overheid
en “de politiek” kan worden verwacht is dat er een einde wordt
gemaakt aan de eenzijdige en dikwijls misleidende voorlichting
rond abortus provocatus op scholen en lagere en hogere
opleidingen en aan meisjes en vrouwen die zich voor de keuze
voelen gesteld een ongewenste zwangerschap al of niet af te
breken (en hun vrienden en echtgenoten).
Op scholen en onderwijsinstellingen waar lessen over
abortus worden gegeven dienen de leerlingen, studenten
en cursisten duidelijk te worden geïnformeerd over de
visie op het embryo vanaf de conceptie als volwaardig
menselijk leven, over de medische en psychische
naweeën van chirurgische abortus, en over hormonale
vroegabortus.
Gezien de niet te miskennen realiteit dat de huidige
abortusvoorlichting in hoge mate een eenzijdige pro-
abortus ideologie weerspiegelt en de trend overheerst om
onwelkome feiten en inzichten te verdoezelen, dienen er
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 32
wegen te worden gezocht om ervoor te zorgen dat jonge
mensen op alle scholen en onderwijsinstellingen de
beschikking krijgen over voorlichtingsmateriaal dat de
visie op het embryo als menselijk leven uit de doeken
doet, alsmede duidelijk de medische en psychische
risico‟s naar voren brengt.
De voorlichting door abortusinstellingen, huisartsen en
specialisten die worden geraadpleegd in verband met
abortus dient aan verplichtende minimumvoorwaarden te
voldoen: het meisje, de vrouw en hun partners of
echtgenoten moeten duidelijk worden gewezen op de
reële kansen op negatieve medische consequenties en
vooral op de kans op ernstige en blijvende psychische
gevolgen.
Vóór het meisje of de vrouw een keuze maakt moet het
haar, hetzij door de huisarts, hetzij door andere
voorlichters, glashelder zijn wat een embryo is en
waarom er geen objectieve, wetenschappelijke redenen
zijn om een embryo tot welk stadium dan ook niet als
“menselijk leven” te beschouwen.
Een uniforme, eenvoudig gestelde, zakelijk en feitelijk
correcte brochure waarin de ernst van de ingreep en de
kans op psychische en medische beschadigingen worden
aangegeven, zou standaard aan de betrokken vrouw en
haar vriend/echtgenoot moeten worden uitgereikt bij het
eerste bezoek aan huisarts of abortusinstelling.
Een visuele echo van het embryo zou tot de standaard
procedure dienen te behoren.
Iedere poging een abortus te forceren, druk uit te
oefenen, zou tot onverantwoordelijk medisch handelen
moeten worden bestempeld en als zodanig juridisch
afgehandeld. Een meisje of vrouw en haar
vriend/echtgenoot die een abortus overwegen zou een
recht dienen te krijgen om een pro-life arts,
verpleegkundige, psycholoog of andere deskundige te
raadplegen.
Politieke partijen voeren “de rechten van de vrouw” hoog in het
vaandel. Ook de “zorg voor de zwakkeren in de maatschappij”
wordt als een politieke plicht beleden. Maar gelden deze
waarden in Nederland ook als het er om gaat jonge meisjes en
vrouwen die aan het begin van hun leven staan te behoeden
voor een ernstige crisis-situatie, en te beschermen als zij
eenmaal in die crisis-situatie zijn beland en voor een beslissing
staan die zij niet kunnen overzien? De Deense huisarts die het
bestand van haar abortus-patiënten doornam schatte dat een
derde van deze vrouwen “ernstige psychische schade” had
opgelopen. Als dat ook voor Nederland zou gelden, hebben we
in dit land dit jaar, op 30.000 chirurgische abortussen, 10.000
psychisch ernstig beschadigde vrouwen. Blijft de overheid
passief en laat zij de voorlichting hoofdzakelijk bepalen door
de meningen en wensen van de groeperingen die het recht op
abortus boven het recht op eerlijke voorlichting stellen, dan zal
het de komende jaren niet anders zijn.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 33
Literatuur waarnaar is verwezen
Brind, J. Abortion, breast cancer, and ideology. Human Life
International Reports, 1997, 15, 10, 4-7.
Brind, J. et al. Induced abortion as an independent risk factor
for breast cancer: A comprehensive review and meta-analysis.
Journal of Epidemiology and Community Health, 1996, 50,
481-496.
Brind, L. et al. The link between abortion and breast cancer:
What every woman has a right to know! Abortion-Breast
Cancer Quarterly Update, 1999. Poughkeepsie, N.Y.
Brown, J., Lejeune, J., & Marshall, R.G. RU 486: The human
pesticide. Stafford VA: American Life League, 1989.
Carroll, P.S. The breast cancer epidemic: Modeling and
forecasts based on abortion and other risk factors. Journal of
American Physicians and Surgeons, 2007, 12, 3, 72-78.
Clowes, B. The facts of life. Front Royal VA: Human Life
International, 1997.
Coleman, P.K. Obscuring the suffering of women and
compromising science. bmj.com 25 March 2006.
Coleman, P.K., Reardon, D.C. & Cougle, J.R. The quality of
the caregiving environment and child development outcomes
associated with maternal history of abortion using the NLSY
data. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 2002, 43, 6,
743-757.
Cougle, J.R., Reardon, D.C. & Coleman, P.K. Depression
associated with abortion and childbirth: A long-term analysis of
the NLSY cohort. Medical Science Monitor, 2003, 9, 4, 105-
112.
Crutcher, M. Lime 5: Exploited by choice. Denton TX: Life
Dynamics Inc., 1996.
Denes, M. In necessity and sorrow: Life and death in an
abortion hospital. New York: Basic Books, 1976.
Drogin, E. Margaret Sanger: Father of modern society. New
Hope KY: Cul, 1989.
Fergusson, D.M., Horwood, J. & Ridder, E.M. Abortion in
young women and subsequent mental health. Journal of Child
Psychology and Psychiatry, 2006, 47, 1, 16-24.
Fergusson, D.M. Interviews. abortion.recovery.org 2007.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 34
Freud, S. Das Unbehagen in der Kultur. Gesammelte Werke,
1930.
Gezin en Leven (Mechelen). Abortus gebanaliseerd tot iets
alledaags. 1996, 24, 235, 3.
Gissler, M. et al. Suicides after pregnancy in Finland: 1987-
1994: Register linkage study. British Medical Journal, 1996,
313, 1431-1434.
Gissler, M. et al. Methods for identifying pregnancy associated
death: population based data from Finland 1987-2000.
Paediatric Perinatal Epidemiology, 2004, 18, 6, 448-455.
Gissler, M. et al. Injury deaths, suicides and homicides
associated with pregnancy, Finland 1987-2000. European
Journal of Public Health, 2005, 15, 5, 459-463.
Guardini, R. Sorge um den Menschen, I. Mainz/Paderborn:
Grünewald/Schöningh, 1988.
Heinel, Chr. Eine Abtreibung hinterlässt Narben. Lebe
(Bolzano), 1996, 23, 4, 17-18.
Hilgers, Th.W. & O‟Hare, D. Abortion-related maternal
mortality: An in-depth analysis. In: Th.W. Hilgers et al., New
perspectives on human abortion. Frederick MD: University
Publishers of American, 1981.
IARC (International Agency for Research on Cancer) van de
WHO (World Health Organization). Persbericht. Genève,
29.7.05.
Kahlenborn, Chr. The pill: Rebuttal to the “It‟s not an
abortifacient” paper. 16.12.98, op verschillende websites (o.a.
www.LifeIssues).
Kahlenborn, Chr. Breast cancer: Its link to abortion and the
birth control pill. Dayton OH: One More Soul, 2000.
Kahlenborn, Chr., Stanford, J.B. & Larimore, W.L.
Postfertilization effect of hormonal emergency contraception.
The Annals of Pharmacotherapy, 2002, 36, 465-470.
Kasun, J. The war against population: The economics and
ideology of population control. San Francisco: Ignatius Press
1988.
Maconochie, N., et al. Risk factors for first trimester
miscarriage: Results from a UK-population-based case control
study. BJOG: An International Journal of Obstetrics and
Gynaecology, 2006, 114, 2, 170-186.
Marshall, R. & Donovan, C. Blessed are the barren: The social
policy of Planned Parenthood. San Francisco: Ignatius Press,
1991.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 35
Nathanson, B.N. The abortion papers: Inside the abortion
mentality. New York: Fred. Fell Publishers, 1983.
Nathanson, B.N. The hand of God: A journey from death to
life by the abortion doctor who changed his mind. Washington
DC: Regnery Publishing, 1996.
Niedermeyer, A. Handbuch der speziellen Pastoralmedizin, III.
Wenen: Herder, 1952.
Nordal Broen, A. et al. The course of mental health after
miscarriage and induced abortion: A five-year follow-up study.
BMCl Medicine, 2005, 3, 18.
Oosterhoff, M. Nooit meer hetzelfde: Leven na een abortus.
Hilversum: Stichting Schreeuw om Leven, 2003.
Penfield, W. & Roberts, L. Speech and brain-mechanisms.
Princeton NJ: Princeton University Press, 1959.
Pioch, P. Statistische Berechnungen zum nidationshemmenden
Effekt bei Ovulationshemmern. In: Süssmuth, R.:
Empfängnisverhütung: Fakten, Hintergründe,
Zusammenhänge. Holzgerlingen (D): Hänssler Verlag, 2000.
Popper, K. & Eccles, J.C. The self and its brain. Berlijn/New
York: Springer Int., 1977.
Rahwan, R. Chemical contraceptives, interceptives and
abortifacients. Columbus OH: Ohio State University, Division
of Pharmacology, 1995.
Raymond, J.G., Klein, R. & Dumble, L.J. RU 486:
Misconceptions, myths, and morals. Cambridge MA: Institute
on Women and Technology, 1991.
Reardon, D.C. Aborted women: Silent no more. Westchester
IL: Crossway Books, 1987.
Reardon, D.C. Study fails to address our previous findings and
subject to misleading interpretations. bmj.com 1 November
2005.
Reardon, D.C. & Ney, P.G. Abortion and subsequent substance
abuse. American Journal of Drug an Alcohol Abuse, 2000, 1,
61-75.
Reardon, D.C. et al. Psychiatric admission of low-income
women following abortion and childbirth. Canadian Medical
Association Journal, 2003, 168, 10, 1253-1256.
Ross Niklassen, T. Psychologische Konsequenzen des Abortus
provocatus: Die Erfahrungen einer präktischen Ärztin in 33
Jahren. Medizin und Ideologie, 1999, 21, 1, 41-44.
Gerard van den Aardweg: eerlijke voorlichting rond abortus 36
Russo, N.F. & Schmiege, S.J. Depression and unwanted first
pregnancy: Methodological issues, additional findings.
bmj.com 10 February 2006.
Schmiege, S.J. & Russo, N.F. Abortion of unwanted first
pregnancy may not increase risk of depression. British Medical
Journal, 2005, 331, 7528, 1303-1305.
Schneider, H. Brief aan de Duitse Bondskanselier en aan het
Duitse Parlement. Medizin und Ideologie, 1999, 21, 2, 29-30.
Simon, M. Pränatales Menschenleben und die Folgen einer
Abtreibung. Katholische Bildung, 1988, 718, 412-424.
Strauss, L.T et al. Abortion surveillance United States, 2004.
Centers for Disease Control, 2007, November 23.
Suliman, S. et al. Comparison of pain, cortisol levels, and
psychological distress in women undergoing surgical
termination of pregnancy under local anaesthesia versus
intravenous sedation. BMC Psychiatry, 2007, 7, 24,
Taubert, H.-D. & Kuhl, H. Kontrazeption mit Hormonen.
Stuttgart/New York: Georg Thieme, 1995.
TNO rapport Preventie en Gezondheid. Delft, 2002.
van den Aardweg, G.J.M. De psychologie van het postabortus
syndroom. In: W.J. Eijk: Psychiatrie, ethiek en christelijke
spiritualiteit. Oegstgeest: Colomba, 1998, 129-146.
Wilks, J. A consumer’s guide to the pill and other drugs. North
Melbourne, Victoria: Freedom Publishing Company, 1996.
Womack, S. 100 teenagers a month having second abortion.
Telegraph.co.uk 22.12.2006.
1977 World Conference on Breast Cancer. Global action plan.
Report. Kingston, Ont., 1998.