duurzaamheidsverslag compleet (volledige versie) 2008-2009

83
KWALITEIT VAN LEVEN IN EEN COMPACTE STAD Duurzaamheidsverslag Amsterdam 2009 Dienst Milieu en Bouwtoezicht April 2010 1

Upload: dienst-milieu-en-bouwtoezicht

Post on 19-Jun-2015

279 views

Category:

Documents


5 download

DESCRIPTION

Net als veel grote ondernemingen legt Amsterdam verantwoording af over de duurzaamheid van haar bedrijfsvoering in duurzaamheidsverslagen. Uit het verslag over 2008 en 2009 blijkt dat de noodzakelijke transities voor een verdere duurzame ontwikkeling van de stad Amsterdam zijn ingezet.Zie voor meer informatie: http://www.amsterdam.nl/duurzaam

TRANSCRIPT

KWALITEIT VAN LEVEN IN EEN COMPACTE STAD Duurzaamheidsverslag Amsterdam 2009 Dienst Milieu en Bouwtoezicht April 2010

1

INHOUD 1 INLEIDING 2 VISIE 2.1 Definitie: de leefbaarheid van de toekomst 2.2 Visie: Amsterdam uitgesproken duurzaam 2.3 Taak en strategie van de gemeente 2.4 Duurzaamheidsverslag: kwaliteitsmonitor

3 LEVEN IN EEN COMPACTE STAD 3.1 Compacte stad 3.2 Duurzaam gebouwde stad 3.3 Groene stad 3.4 Stille stad 3.5 Waterstad 4 TRANSITIES 4.1 Energie 4.2 Mobiliteit 4.3 Kringlopen 4.4 Economie 5 DE DRIJVENDE KRACHT: DE MENSEN 5.1 Gezondheid 5.2 Veiligheid 5.3 Huisvesting 5.4 Opleiding en werk 5.5 Verbondenheid en participatie 6 DE GEMEENTE 6.1 Duurzaam inkopen 6.2 Klimaatneutrale gemeente 6.3 Duurzame mobiliteit 6.4 Transparante regelgeving en handhaving 6.5 En verder... 7 ONTWIKKELINGEN EN AANBEVELINGEN 7.1 Leven in een compacte stad 7.2 Transities 7.3 De drijvende kracht 7.4 De gemeente zelf 7.5 Tot slot

Bijlage 1: GRI tabel en gemeentelijke prestatie-indicatoren duurzaamheid Bijlage 2: Bronnen Colofon

2

1 INLEIDING Dit Duurzaamheidsverslag van de gemeente Amsterdam is bedoeld om Amsterdammers, Amsterdamse ondernemers en andere geïnteresseerden inzicht te bieden in de prestaties van de gemeentelijke organisatie op het brede terrein van duurzame ontwikkeling. Het is niet alleen een controlemiddel, maar hopelijk ook een bron van inspiratie – voor de gemeente zelf en voor andere partijen. In 2005 publiceerde Amsterdam zijn eerste Duurzaamheidsverslag, destijds nog een betrekkelijk unicum in de gemeentelijke wereld. Inmiddels wordt dit voorbeeld gevolgd door steeds meer steden, zowel binnen als buiten Nederland. In de ogen van het stadsbestuur past een dergelijk verslag bij de Amsterdamse ambitie om ook op duurzaamheidsgebied de hoofdstad van Nederland te zijn; daarnaast is elke zichzelf respecterende gemeente het zijn inwoners verschuldigd op transparante wijze verslag te doen van zijn bedrijfsvoering. Wat Amsterdam betreft is dat net zo gewoon als verslag doen van je prestaties op bijvoorbeeld sociaal of economisch terrein. Was het eerste verslag een enigszins provisorische beschrijving van verschillende thema’s (we noemden het een ‘staalkaart van duurzaamheid’), het tweede verslag vormde een meer integrale beschrijving, aan de hand van het thema ‘kwaliteit van leven’. Daarmee was een ontwikkeling ingezet naar een brede benadering van het begrip duurzaamheid: in het Amsterdamse duurzaamheidsverslag wordt gerapporteerd over de gemeentelijke inspanningen die bijdragen aan die kwaliteit van leven, nu en in de toekomst. In onze optiek is duurzaamheid synoniem met kwaliteit. Kwaliteit van leven is ook in dit verslag de rode draad. Hoe bewaken de centrale stad, de stadsdelen en gemeentelijke diensten en bedrijven de balans tussen de drie p’s van people, planet en profit – met andere woorden: economische belangen, milieubelangen en belangen van mensen? Daarmee heeft ook dit verslag een brede scope: van de gezondheidszorg voor Amsterdammers tot de toegankelijkheid van de gemeente, van de bereikbaarheid tot de luchtkwaliteit, van de mate van participatie tot de mate van verbondenheid met de stad. In dit verslag wordt de stand van zaken op het gebied van de drie p’s eind 2009 beschreven; ook worden de belangrijkste gemeentelijke acties beschreven sinds 2007, het vorige verslagjaar. Daarnaast bevat het een terugblik op de afgelopen bestuursperiode, van 2006 tot 2010. Daarmee is het meer dan een chronologische vervolg op de twee eerdere verslagen; het maakt enkele interessante trends en ontwikkelingen zichtbaar: hoe verhoudt de situatie in 2009 zich tot die in 2005? Zo legt de gemeentelijke organisatie verantwoording af op basis van de doelen uit het programakkoord voor de bestuursperiode 2006 – 2010. Dit biedt Amsterdammers een controlemogelijkheid op het beleid. Ook kan het dienst doen als belangrijk brondocument voor het nieuwe college van burgemeester en wethouders en hun programma. De indeling is anders dan voorgaande jaren. Met de publicatie van de integrale gemeentelijke duurzaamheidsvisie Amsterdam uitgesproken duurzaam heeft Amsterdam een aanzet gegeven voor de structurele duurzaamheidscyclus waartoe eerdere duurzaamheidsverslagen opriepen. De opzet van dit verslag sluit aan bij de in die visie geschetste perspectieven voor een duurzame stad in 2040: leven in een compacte stad, transities op het gebied van energie, mobiliteit, duurzame kringlopen en economie, en de drijvende kracht achter duurzame ontwikkeling: de mensen. Ook is besloten dit verslag extern te laten toetsen. Dit is het laatste aparte duurzaamheidsverslag; vanaf 2010 wordt duurzaamheid integraal onderdeel van de jaarlijks gemeentelijke verslaglegging - een vanzelfsprekende volgende stap. Ook dit verslag wordt gepresenteerd tijdens het congres van GRI (Global Reporting Initiative), in het voorjaar van 2010. Het verslag sluit – waar mogelijk en relevant - aan bij de internationale GRI-richtlijnen voor duurzaamheidsverslaglegging: kwantitatief waar dat mogelijk is en als daadwerkelijke sturing en benchmarking mogelijk zijn, kwalitatief waar het moet. De (kwantitatieve én kwalitatieve) informatie waarop dit verslag is gebaseerd is afkomstig van vele bronnen, met name rapportages van verschillende gemeenteonderdelen en vele interviews met medewerkers van stadsdelen, gemeentelijke programmabureaus, diensten en bedrijven (zie het colofon voor de details). Duidelijk moge zijn dat dit verslag niet uitputtend is; niet alleen vanwege die brede benadering, ook omdat de mogelijkheden om zelf onderzoek te (laten) doen beperkt waren, en de

3

samenstellers afhankelijk waren van door de gemeenteonderdelen geleverde informatie. Werd ervoor gekozen zelf meer informatie te achterhalen op een specifiek terrein, dan betekende dit automatisch dat er minder aandacht was voor een ander. Via vele hyperlinks in de tekst is meer informatie over de desbetreffende onderwerpen te vinden dan er ruimte is in dit verslag. Daarmee is dit duurzaamheidsverslag ook de verbindende schakel tussen vele duurzame projecten en ontwikkelingen in de stad – een soort duurzaamheidsportal van Amsterdam, zo u wilt. Verantwoording Ook voor dit verslag is alle gemeentelijke diensten, bedrijven en stadsdelen gevraagd om een bijdrage. Vijf stadsdelen en zeventien gemeentelijke diensten en bedrijven hebben een actieve bijdrage geleverd, door zelf te schrijven of via interviews. Over de overige relevante spelers is voor zo ver mogelijk informatie verzameld ten behoeve van dit verslag. Daarnaast is gesproken met vertegenwoordigers van Amsterdamse kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Ten slotte: dit verslag verschijnt alleen als internetpublicatie. Een adequate samenvatting vindt u in de publieksversies (die zowel in het Nederlands als in het Engels verkrijgbaar zijn, zowel op papier als op internet). Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de Amsterdamse visie op duurzaamheid en de strategie om die te verwezenlijken beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de stand van zaken van het leven in de compacte stad geschetst. Hoofdstuk 4 is gewijd aan de belangrijke transities waarvoor Amsterdam kiest. Hoofdstuk 5 gaat over de drijvende kracht achter de ontwikkeling van de stad: de Amsterdammer. In hoofdstuk 6 wordt de gemeentelijke organisatie zelf belicht. In hoofdstuk 7 signaleren we trends en ontwikkelingen van de afgelopen bestuursperiode, waar relevant vergezeld van aanbevelingen; daarin schuilt de meerwaarde van dit derde duurzaamheidsverslag. Tot slot bevat dit verslag twee bijlagen: de prestatie-indicatoren en de geraadpleegde bronnen.

4

2 VISIE De afgelopen jaren heeft het begrip duurzaamheid een dermate hoge vlucht genomen dat hier en daar zelfs een soort ‘duurzaamheidsmoeheid’ de kop opsteekt. Dat heeft veel te maken met het soms gratuite gebruik van het begrip en met gebrekkige definities. Daarom beginnen we dit hoofdstuk met een beknopte definitie van duurzame ontwikkeling. Vervolgens schetsen we de Amsterdamse duurzaamheidsvisie en de taak en strategie van de gemeentelijke organisatie. 2.1 Definitie: de leefbaarheid van de toekomst Onder duurzame ontwikkeling verstaan wij in dit verslag een ontwikkeling waarbij de huidige generatie Amsterdammers een optimale kwaliteit van leven wordt geboden, zonder de levenskwaliteit van komende generaties daardoor te beperken. Korter gezegd: duurzaamheid is de leefbaarheid van de toekomst. Niet alleen hier en nu, maar ook ‘daar’ en ‘later’. Onze duurzaamheidsdefinitie betekent voor de gemeente: zorgen voor een goede leefbaarheid in een gezonde leefomgeving, waardoor ook een gezonde economische ontwikkeling, een rechtvaardige verdeling van de welvaart, adequate aanpak van maatschappelijke vraagstukken en optimale benutting van maatschappelijk potentieel mogelijk worden. 2.2 Visie: Amsterdam uitgesproken duurzaam De wereldwijde financieel-economische crisis heeft ons er nog eens op gewezen hoe snel mondiale verhoudingen kunnen veranderen. Maar ook oorlogen, epidemieën, uitputting van grondstoffen, aantasting van de omgeving en armoede kunnen binnen korte tijd leiden grote veranderingen. Dit vraagt om anticipatie en pragmatisme mét visie. Amsterdam koos eind 2009 met de duurzaamheidsvisie Amsterdam uitgesproken duurzaam voor een brede aanpak op meerdere fronten. Het is een integrale visie die moet zorgen voor meer interdisciplinaire samenwerking, ontstaan door bundeling van kennis en ervaring van verschillende gemeentelijke diensten. De visie toont mogelijkheden, daagt uit en inspireert tot het vormgeven van Amsterdam als het kloppende hart van een duurzame Metropoolregio. De nadruk in de benadering ligt op de onderlinge verbondenheid van allerlei ontwikkelingen in de stad: de noodzaak van een goed milieubeleid én een internationaal concurrerende haven, aanpak van criminaliteit én een prettige openbare ruimte, integratie én diversiteitsbeleid, schonere lucht én verbetering van het gemeentelijke voertuigpark, handel met en hulp aan ontwikkelingslanden én integriteitsbeleid, gezondheid én biodiversiteit, een kenniseconomie én ontwikkelingsmogelijkheden voor langdurig werklozen – en vele, vele dwarsverbanden. De visie schetst drie perspectieven voor een duurzaam Amsterdam in 2040:

leven in een compacte stad; duurzame transities; mensen als drijvende kracht achter duurzame economische ontwikkeling.

Bij elk perspectief worden de belangrijkste ontwikkelingen en ambities, de rolverdeling en mogelijke stappen geschetst, én concrete voorbeelden. Zo moet de stad verder worden verdicht binnen de bestaande grenzen, zodat het omliggende landschap behouden blijft. Tienduizenden bestaande en alle nieuwe woningen, een miljoen vierkante meter kantoorruimte en duizend scholen moeten klimaatneutraal worden, net als alle overheidsgebouwen. Leven in een compacte stad betekent leven in een duurzaam gebouwde, leefbare, en groene stad waarvan water een onvervreemdbaar onderdeel vormt. Om dat ook op termijn mogelijk te maken zijn transities nodig: wezenlijke veranderingen in onze energievoorziening, mobiliteit en kringlopen. En dus ook in onze economie. Dat alles kan alleen worden verwezenlijkt met een breed draagvlak: mensen zijn de cruciale factor voor succes. In dit verslag bespreken we onder transities ook de economie. De reden daarvoor is eenvoudig: om de noodzakelijke transities op het gebied van energie, mobiliteit en duurzame kringlopen te verwezenlijken, is een economische transitie nodig: een andere manier van denken en werken. Amsterdam hoort anno 2009 bij de internationale top van duurzame steden. Om dat ook in 2040 te doen moeten we de continuïteit van de stad waarborgen, het welzijn van inwoners verbeteren en aantrekkelijk blijven voor bezoekers en bedrijven. Amsterdam uitgesproken duurzaam gaat uit van een stad die in 2040 zo’n 2,5 miljoen inwoners telt en nog steeds aantrekkelijk is: compact, met een menselijke maat, betaalbaar om te wonen, met voldoende stille en groene plekken en een goede kwaliteit van lucht, bodem en water. Een stad ook zonder stank- en geluidsoverlast. Een stad waar de ruimte boven en onder de grond intensief wordt gebruikt. Een stad waar transities die

5

nu worden ingezet hun vruchten hebben afgeworpen: waar afval wordt gerecycled in duurzame kringlopen, met duurzame – met name elektrische –mobiliteit (naast voetgangers en fietsers), met zichtbaar energiezuinige en -producerende gebouwen en een ringnet van duurzame energie. En: een stad die internationaal bekend staat als duurzaam, innovatief en creatief, inspiratiebron en thuisbasis voor duurzame bedrijvigheid en innovatie, economisch concurrerend centrum van de Metropoolregio Amsterdam. 2.3 Taak en strategie van de gemeente De kerntaak van de gemeente is het dienen van het maatschappelijk belang: de stad besturen, daarvoor gemeenschappelijke middelen inzetten, en daarover verantwoording afleggen aan toezichthouders en burgers. Het is aan haar voorwaarden te scheppen voor een goede kwaliteit van leven: een schone, gezonde en veilige stad, sociale samenhang en volwaardige mogelijkheden voor iedereen. Uitgangspunt van de gemeente Amsterdam is dat huidige en toekomstige generaties alleen een goede kwaliteit van leven kunnen hebben als de stad een klimaat kent waarin innovatie goed gedijt, waar verschillende mensen kunnen aarden en hun talenten ten volle kunnen ontplooien, en waar vrijheid, dynamiek en creativiteit hand in hand gaan met gemeenschapszin en sociale rechtvaardigheid. Op al die terreinen dient de gemeente initiatieven te ontplooien, diensten aan te bieden, regels te stellen en te handhaven. Bij dat alles wordt verwacht dat zij transparant handelt en verantwoording aflegt. Met andere woorden: zorgen voor een duurzame ontwikkeling van de stad is een vanzelfsprekende taak, maar ook een pijler onder en ijkpunt voor het beleid. Daarmee staat de mate van duurzaamheid ook voor de kwaliteit van het eigen bestuur. De strategie die de gemeente hierbij toepast is gebaseerd op samenwerking. Echt verduurzamen lukt alleen als iedereen meedoet. Vanwege de vele dwarsverbanden is samenwerking met de Amsterdammers, het Amsterdamse bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties het uitgangspunt. Brede samenwerking en het creëren van draagvlak vormen de sleutel tot succes, of het nu gaat om het verwezenlijken van efficiënte kringlopen met bedrijven, of het toepassen van wetenschappelijke kennis daarover. In de samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en het internationale innovatienetwerk van duurzame steden richt Amsterdam zich vooral op mobiliteit, duurzame energie en duurzaam financieren en bankieren. 2.4 Duurzaamheidsverslag: kwaliteitsmonitor In dit verslag wordt de kwaliteit van leven beschreven in het Amsterdam anno 2009. Het gaat daarbij zowel om kwantitatieve aspecten (duidelijk meetbare grootheden zoals uitstootpercentages) als om minder tastbare zaken (zoals de beleving van de stad). De ‘fysieke’ én de ‘gevoelsmatige’ kwaliteit vinden we terug in de duurzaamheidsindicatoren. Hier past nog de opmerking dat de gemeente een belangrijke, maar niet de enige partij is die invloed uitoefent op de indicatoren. We onderscheiden de volgende indicatoren:

de kwaliteit van leven in de compacte stad (duurzaam bouwen, groen, geluid, water); de stand van zaken van de transities (energie, mobiliteit, kringlopen en economie); de menselijke maat (gezondheid, veiligheid, huisvesting, opleiding en werk, verbondenheid

en participatie); de kwaliteit van de gemeentelijke bedrijfsvoering (duurzaam inkopen, klimaatneutrale

gemeente, duurzame mobiliteit, transparante regelgeving en handhaving).

6

3 LEVEN IN EEN COMPACTE STAD

Steden beslaan slechts twee procent van het aardoppervlak, maar zijn ze de thuisbasis van meer dan de helft van de wereldbevolking en verantwoordelijk voor zo’n tachtig procent van de geproduceerde broeikasgassen. In 2040 zal dat naar verwachting zeventig procent van de wereldbevolking zijn. In steden is dus veel winst te boeken – onder het motto Nations talk, cities act. Dat is ook mogelijk, want juist steden beschikken over de mensen, de kennis, de creativiteit, en de economische kracht om daarvoor te zorgen. Amsterdam moet de komende dertig jaar naar verwachting een bevolkingsgroei opvangen naar 2,5 miljoen bewoners. Om voor al die mensen een goede kwaliteit van leven te waarborgen is een aantrekkelijke omgeving cruciaal: duurzaam gebouwd, groen, veilig en betrekkelijk stil, en verstandig omgaand met water. In dit hoofdstuk wordt de stand van zaken op die gebieden in 2009 beschreven. 3.1 Een compacte stad Amsterdam is een historische stad. Waar zich rond 1180 een handjevol pioniers vestigde op terpjes in een drassig stuk moerasland, groeide een nederzetting die haar naam ontleent aan de dam die in de Amstel werd gelegd: Aemstelredamme. In de eeuwen die volgden groeide die bescheiden nederzetting in dat onwaarschijnlijke gebied uit tot een van de machtigste handelssteden. En die stad ontwikkelde zich tot een compacte, moderne Europese hoofdstad, die bekend staat om zijn open, kosmopolitische karakter, welvaart, veelzijdigheid en internationale oriëntatie. Een stad waar de historie tastbaar is in architectuur en de vorm van de stad - de oude binnenstad, maar ook de negentiende- en twintigste-eeuwse uitbreidingen. Amsterdam is een relatief kleine, compacte metropool: een stad met een hoge bezettingsgraad, waar op een relatief klein oppervlak veel mensen wonen en werken en waar veel gebeurt. Dat biedt veel voordelen (zo kun je grote delen van de stad gemakkelijk op de fiets of te voet bezoeken) maar vraagt ook om intensieve planning. Amsterdam versterkt die compacte basis van de stad versterken, zonder uit te breiden in groene zones, en met een lage mobiliteitsbehoefte, want naarmate de dichtheid toeneemt is de exploitatie van openbaar vervoer goedkoper. Een compacte stad is een duurzame stad, en dat betekent: functies stapelen. De ondergrond biedt ruimte voor optimalisering en dubbel grondgebruik, bijvoorbeeld voor parkeren, logistieke functies en energieopslag. De ruimte is echter beperkt. Door zuinig en optimaal gebruik van de grond kan de stad zich economisch sterk en duurzaam blijven ontwikkelen - ook sociaal. De intensivering biedt mensen woon- en werkruimte, voorzieningen, en er hoeft minder landschap te worden aangetast. Dat betekent slim bouwen, intensiever gebruik van de haven en bedrijventerreinen, en ruimte voor waterberging. Het streven is een sterke mix van wonen en werken. Om de stad verbonden te houden met het omliggende landschap wordt zo veel mogelijk binnen de stad verdicht, door efficiënter gebruik te maken van de ruimte en bedrijventerreinen, sportparken en ruimten rond (spoor)wegen beter te benutten. Groen is een belangrijke factor bij de woonkeuze van mensen, en voor bedrijven een steeds belangrijker vestigingsfactor. Het compacte-stadbeleid staat en valt met samenwerking en integratie van disciplines. Er moet worden gedacht aan gebouwen, maar ook aan infrastructuur, openbare ruimte, groen, economie, mobiliteit, et cetera. Binnen Amsterdam hebben in 2009 de diensten in de ruimtelijke sector elkaar gevonden: zo is de Kerngroep duurzaamheid opgericht, bestaande uit DMB, DRO, IBA, OGA, en BBA. Herinrichting Stadionplein In 2009 zijn ingrijpende plannen ontwikkeld voor de herinrichting van het Stadionplein. Dit wordt ontwikkeld tot een woon-winkel-cultuur-voorzieningen-gebied met 20.000 vierkante meter vastgoed en meer dan vierhonderd parkeerplaatsen (met parkeergarage). Het moet een lichtend duurzaamheidsvoorbeeld worden. Het plein komt op een grondlaag van anderhalve meter, net zoals in Zuidas: omdat je daarin leidingen, waterberging, grondwaterstroming en bomen kwijt kunt maak je een nieuwe openbare ruimte die toekomstige functies mogelijk maakt.

7

Amsterdammers kunnen met de gemeente meedenken over de toekomst van de stad via de campagne Binnen30minuten. Deze sluit aan bij de tussenproducten van de Structuurvisie; meningen en ideeën worden gebruikt bij beslissingen daarover. De Dienst Ruimtelijke Ordening De Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) is een centrale gemeentelijke dienst met als kernfunctie het inrichten en vormgeven van een aantrekkelijke en ruimtelijk samenhangende stad. DRO biedt daarbij oplossingen voor ruimtelijke opgaven op elk schaalniveau, zowel binnen als buiten de gemeentegrenzen. Dat gebeurt op basis van intensieve samenwerking met stadsdelen, gemeentelijke diensten, buurgemeenten en andere partijen. Het toekomstige Amsterdam waaraan DRO werkt is duurzaam - ook in de zin van: bestendig, niet modieus. De inrichting van de stad gebeurt ook met oog voor mensen en gericht op cohesie. Ten slotte richt DRO zich op een levendige, dynamische en diverse stad. Zo wordt en stad boeiend, levendig, grootstedelijk en oefent steeds meer aantrekkingskracht uit. Vanuit die gedachte ontwikkelt DRO strategieën en visies, ontwerpt ruimtelijke plannen en maakt beleid. De Dienst Milieu en Bouwtoezicht De Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) werkt aan een duurzame stad vanuit de expertisegebieden bouwen en milieu. Dat betekent: met oog voor het verleden, en gericht op de toekomst. De dienst is een expertisecentrum voor, regelgeving en handhaving. Zij is voortdurend alert, want de stad is nooit ‘af’: onze gebouwde omgeving niet, en evenmin het milieu. Binnen de complexe bouw- en milieuregelgeving ondersteunt DMB het stadsbestuur bij het behouden en vergroten van de leefbaarheid en duurzaamheid van de stad. Met oog voor het samenspel tussen milieu en ruimtelijke ordening, en milieu en economie. Daarbij geeft DMB aan wat kan en mag, én let op het nakomen van de afspraken, door toezicht en handhaving. DMB werkt (vaak projectmatig) intensief samen met andere handhavers binnen de gemeente (bijvoorbeeld Politie, Regionale Brandweer, Dienst Waterbeheer en Riolering, Keuringsdienst van Waren, en het Van Traa-team). Als gemeenschappelijke kennis- en expertisecentrum binnen Amsterdam op het gebied van milieu en duurzaamheid zorgt de DMB voor synergie tussen praktijkkennis (uitvoering van de Wet milieubeheer), specialistische kennis (over onder meer energie, geluid, externe veiligheid, duurzaam consumeren en produceren) en kennis van de omgeving (actoren, netwerk). De adviseurs en specialisten adviseren en brengen specialistische kennis over aan vergunningverleners en handhavers, maken beleid gericht op milieu en duurzaamheid, waaronder het initiëren en aansturen van projecten. Daarnaast is een substantieel deel van de opdrachten betaald werk, zoals adviseren over ruimtelijke projecten en ondersteuning van stadsdelen. De adviezen komen de leefbaarheid en duurzaamheid in de stad ten goede doordat zij de milieubasiskwaliteit garanderen. Milieuadviseurs geven invulling aan de groeiende maatschappelijke behoefte om de vele, complexe vraagstukken op het gebied van milieu in de stad en in de metropool af te wegen. Dit maakt dat zowel voor de centrale stad als voor de stadsdelen, van metropoolniveau tot gebouwniveau, en voor burger en ondernemer gepaste afwegingen worden gemaakt. Op het gebied van luchtkwaliteit, veiligheid en geluid in ruimtelijke projecten is de DMB de coördinerende instantie die alle belangen in het oog houdt, zorgt voor tijdige afstemming, meedenkt over beleidsontwikkeling, standpunten bepaalt en Amsterdam landelijk en internationaal vertegenwoordigt. De DMB is een actieve gesprekspartner in zowel G4-verband, met gemeenten, VNG en ministeries. Kennis van de stedelijke praktijk wordt ingebracht om landelijke wetgeving te beïnvloeden. DMB ook zorgt voor integrale aanpak duurzaamheid in de stad. En dus trekker, samen met DRO, van duurzaamheidsperspectief 3.2 Een duurzaam gebouwde stad Behoud en versterking van de aantrekkelijkheid, levensduur, waarde en betaalbaarheid van gebouwen en publieke ruimten is een taak van de gemeente. Als initiatiefnemer en opdrachtgever; in samenwerking met woningcorporaties, huiseigenaren en Amsterdammers. Er zijn niet alleen nieuwe woningen nodig, ook moeten functioneel en qua energieverbruik gedateerde woningen en kantoren efficiënter worden. Ongeveer dertig procent van het Amsterdamse energieverbruik is toe te schrijven aan de gebouwde omgeving. De stijgende energieprijzen zetten de woonlasten onder druk. Het gaat er dus om klimaatneutrale en energieproducerende gebouwen neer te zetten die vele generaties meegaan en aangepast kunnen worden aan veranderende wensen. Klimaatneutrale nieuwbouw Klimaatneutraal betekent dat alle energie voor verwarmen, koelen, tapwater en elektragebruik wordt opgewekt zonder gebruik te maken van fossiele brandstoffen, in op of in de nabijheid van

8

het gebouw. Het gaat om de zogeheten gebouwgebonden energie, dus niet om de energie die nodig is voor huishoudelijke apparatuur. De eerste stap is een duurzaam energiezuinig casco. In 2008 besloot de gemeente besloten om vanaf 2015 alle nieuwbouwwoningen en utiliteitsbouw klimaatneutraal te bouwen. In de periode 2010-2014 worden de eerste stappen gezet met 40 procent klimaatneutraal en de rest half-klimaatneutraal. Dit betekent ook dat de gemeente duurzaamheid voortaan meeweegt bij de selectie van marktpartijen en de gunning van bouwprojecten. Ontwikkelaars moeten anticiperen en een 'duurzaam cv’ opbouwen. Opdrachtgevers - corporaties en beleggers – willen graag de eerste zijn, vanwege het prestige en de mogelijkheden voor de toekomst. 2010 is het jaar van de kleine experimenten en projecten. Zo worden in Buiksloterham grond uitgegeven en ontwikkelaars geselecteerd, en er lopen kleinere, experimentele projecten. Als maatlat voor gebiedsgebonden energieprestaties hanteert de gemeente de Energie Prestatie op Locatie (EPL). Klimaatneutraal betekent een score van EPL > 9 en half-klimaatneutraal EPL > 8. Voor gebouwgebonden energieprestaties geldt de Passiefhuizenmethodiek: een woning is klimaatneutraal wanneer het genormeerde primair energieverbruik voor verwarmen en koelen maximaal 15 kWh/m2 is. Klimaatneutraal bouwen van woningen is technisch, financieel en juridisch haalbaar, rendabel en uitvoerbaar. In Amsterdam is het mogelijk met ongeveer € 17.000,- meerkosten. Deze extra investering verdient zich ruimschoots terug via de energierekening. De gemeente ontwikkelt instrumenten om de voorfinanciering van extra investeringen te faciliteren, zodat het voor ontwikkelaars eenvoudiger wordt maatregelen toe te passen. Juist met stijgende energieprijzen is duurzaam bouwen een goede investering, die voorziet in maatregelen om het energiegebruik te reduceren met 75 procent. Energierekeningen zouden wel eens hoger kunnen worden dan huren en hypotheeklasten. Het gaat om slimme verwarming, ventilatie en koeling (nu fossiel), een deel elektra, pompen, ventilatie, en verlichting. Vaak liggen maatregelen voor de hand: de oriëntatie op de zon bijvoorbeeld is van belang. Voorjaar 2010 komt er een financiële regeling om het op poten te zetten. Ook voor grondprijzen kan het goed zijn als over tien jaar klimaatneutraal de norm is; de waarde wordt op termijn veel hoger, wat ook hogere erfpachtopbrengsten betekent. Taskforce klimaatneutraal bouwen Bij klimaatneutraal bouwen zijn vele partijen betrokken, die ieder op eigen wijze een bijdrage leveren. De gemeente heeft een belangrijke stimulerende rol, onder meer door bewustzijn te creëren, én moet ontwikkelingen mogelijk maken, door bijvoorbeeld regelgeving waar nodig aan te passen en kennis te ontwikkelen en beschikbaar te stellen. De Taskforce Klimaatneutraal Bouwen werkt aan de gemeentelijke ambities op het gebied van klimaatneutraal bouwen. De Taskforce bestaat uit deskundigen van verschillende gemeentelijke diensten. Die zorgen voor de nodige kennis en instrumenten om klimaatneutraal bouwen in de praktijk te brengen. Het is aan het bedrijfsleven haar creativiteit en innovatievermogen aan te spreken. De Taskforce onderzoekt mogelijkheden om marktpartijen te stimuleren tot investeringen in klimaatneutrale gebouwen; juist in deze tijd, met onzekerheid over de afzetbaarheid van duurder vastgoed, gaat dat niet vanzelf. Wel is er een stijgende trend in de waarde van groen vastgoed. Wie niet meedoet, prijst zichzelf op termijn uit de markt. De verwachting is dat maatregelen die nu nog duur zijn - zoals extra isolatie en zonnepanelen – in de toekomst standaardoplossingen worden om energie te besparen. En dan zullen de kosten vanzelf afnemen, als er genoeg wordt gebouwd. En bovendien kunnen deze kosten nu natuurlijk al worden terugverdiend, doordat we besparen op de energierekening. Dat kan ook positieve gevolgen hebben voor hypotheken. Buiksloterham: duurzaamheid selectiecriterium Het industriële bedrijventerrein Buiksloterham in Amsterdam-Noord verandert de komende jaren tot een gebied waar niet alleen wordt gewerkt, maar ook gewoond. In de periode tot 2015 gaat het om ruim tweeduizend woningen. Nieuw is dat de gemeente hier geen uitgewerkt stedenbouwkundig plan maakt. Binnen een aantal spelregels biedt de gemeente veel ruimte aan particulier initiatief om het gebied in te vullen. De marktpartijen voor de kavels zijn op een onorthodoxe manier geselecteerd. Via advertenties werden ontwikkelaars uitgedaagd om het meest duurzame plan in te dienen. Duurzaamheid was het enige selectiecriterium. De belangstelling bleek groot en in het najaar van 2009 ging de competitie van start; eerst een voorselectie en vervolgens een definitieve, waarin de kandidaten een concreet plan maken dat voldoet aan de eisen voor klimaatneutraal bouwen. Daartoe moeten zij gebruik maken van rekenmodellen. Op basis van deze rekensommen en de visie achter het plan maakt de jury voorjaar 2010 de winnende marktpartijen bekend. De ontwerpen hoeven niet aan te sluiten op het

9

stadswarmtenet, mits zij op een of andere manier met een klimaatneutraal zijn. De ontwikkelaars mogen zelf bepalen hoe zij bouwen en met welke energiemaatregelen. De verwachting is dat de ontwikkelaars kiezen voor slimme combinaties van warmtepompen met energieopslag in de bodem, stadswarmte, balansventilatie en aanvullende wind- of zonne-energie. Het woningaanbod in de wijk wordt gevarieerd en zal met name mensen aanspreken die de menging van wonen en werken waarderen. Naast de bestaande, veelal grootschalige industriële bedrijvigheid, is er ook veel ruimte voor nieuwe bedrijvigheid. Creatieve, nautische en aan media gerelateerde bedrijven hebben hun weg naar de Buiksloterham al gevonden. Uiteindelijk komt het totaal aantal arbeidsplaatsen in het gebied rond de tienduizend te liggen: meer dan een verdrievoudiging. De transformatie zal 20 tot 25 jaar duren. Renovatie Een enorme opgave is het energiezuinig maken van de bestaande woningvoorraad. In stadsdeel Oost-Watergraafsmeer wordt het oude, grote appartementencomplex Krugerhof door de VVE gerenoveerd met behulp van het stadsdeel. Helaas kon WKO niet toegepast worden gezien de bestaande leidingen en radiatoren. Wel zijn de centrale CV-ketels voor warmte en warm water vervangen, en zijn de ruiten vervangen door HR++-glas. Later worden zonnecollectoren aangebracht die worden aangesloten op de CV-ketels. Prijs Kraanspoor Het gebouw Kraanspoor op de NDSM-werf won in 2008 op de internationale vastgoedbeurs in het Franse Cannes twee MIPIM-Awards, als enige Nederlandse genomineerde. Het gebouw van de bekende architect/vormgever Trude Hooijkaas werd uitverkoren tot Groen gebouw van het jaar. Daarnaast ontving het de speciale prijs van de jury als belangrijkste vastgoedproject. In totaal waren er vijftien genomineerden in vijf categorieën. Ingenieursbureau Amsterdam IBA, het 'technisch geweten van Amsterdam', is het advies- en ingenieursbureau van de gemeente. IBA heeft expertise op het gebied van constructies, infrastructuur, verkeer, milieu, stedelijk groen en openbare ruimte. IBA adviseert bij in projecten op het gebied van duurzaamheid, zoals het Stadionplein, IJburg, oplaadpunten voor elektrisch vervoer, straatlantaarns, Wibautas/Amstel stationsgebied. IBA is een zelfstandig bedrijf van de gemeente en heeft een onafhankelijke positie. IBA adviseert en stuurt projecten, van idee tot en met uitvoering. Naast specialistische kennis heeft IBA inzicht in maatschappelijke processen, overheidsorganisatie en bestuurlijke procedures, zowel op het gebied van besluitvorming als regelgeving. IBA is betrokken bij de grote en belangrijke bouwprojecten, zoals de Noord/Zuidlijn, IJburg, de Zuidas en het op orde houden van de stad door het uitvoeren van groot onderhoud aan straten en bruggen. Daarbij hoort ook: de Amsterdamse cultuur en het stadsbeeld in stand houden. IBA neemt ook deel in de OntwikkelingsAlliantie: de krachtenbundeling van zes gemeentelijke diensten, die verantwoordelijk zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad: Infrastructuur, Verkeer en Vervoer, Ruimtelijke Ordening, Economische Zaken, het Ontwikkelingsbedrijf, het Projectmanagementbureau en het Ingenieursbureau. De OntwikkelingsAlliantie is in 2007 ingesteld. Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam (OGA) Het gemeentelijke ontwikkelingsbedrijf OGA heeft de centraalstedelijke verantwoordelijkheid voor gebieds- en vastgoedontwikkeling in Amsterdam. De kerntaken zijn: het bouwrijp maken van gemeentelijke grond, het in erfpacht uitgeven daarvan, beheer van onroerend goed, financieel-economische projectbegeleiding en -management. Als adviseur, onderhandelaar, opdrachtgever of fondsbeheerder en vaak als grondeigenaar bij projecten voor wonen, werken en voorzieningen. OGA vervult een sleutelrol bij de ontwikkeling van vrijwel alle Amsterdamse toplocaties, zoals de Zuidas, Teleport, Sloterdijk en de ArenA Boulevard. Zo wordt de nieuwe wijk IJburg een modern en aantrekkelijk woongebied, en is de ontwikkeling van de Zuidelijke IJ-oever, met veel ruimte voor wonen en werken, in volle gang. OGA is deskundig in erfpacht, het bouw- en woonrijp maken van grond, het formuleren en doorrekenen van bouwprogramma’s, het begeleiden van bouwprojecten voor woningen, kantoren, bedrijven en voorzieningen en het herstructureren van stedelijke werkgebieden. Altijd is de inzet om kosten, opbrengsten, fasering en kwaliteit met elkaar in evenwicht te brengen, en in alle fasen te adviseren over de haalbaarheid. Uitgangspunt daarbij is optimaal maatschappelijk rendement. OGA werkt in opdracht van het stadsbestuur en de stadsdelen, en werkt samen met marktpartijen aan projecten. OGA vervult daarmee een actieve rol in de ontwikkeling van de stad op het terrein van ruimtelijke ordening, wonen, werken, infrastructuur en openbare ruimte. OGA is nauw betrokken bij alle plannen voor klimaatneutrale nieuwbouw in Amsterdam.

10

3.3 Een groene stad Amsterdam heeft een veelsoortigheid aan groen, zowel in de stad als in de directe omgeving. Er liggen parken, sportvelden, volkstuinen, plantsoenen en grote groengebieden op maximaal vijftien minuten fietsafstand van de woongebieden. Er zijn aantrekkelijke parken die uitnodigen tot interactie, ontmoeting en ontspanning. Dat is belangrijk voor de luchtkwaliteit, het verkoelt de stad op hete zomerse dagen door verdamping van water, en is essentieel voor de recreatie. Maar de stad groeit en dat geeft druk op de ecologie. Zo moeten bomen concurreren met ondergrondse kabels, auto's, wegdek en grondwater. Daarom worden ze geplant in bakken, afgesloten zogeheten treeboxes. Ventilatie van de woning is belangrijk voor een goed binnenmilieu en daarmee voor de gezondheid. Het grootste deel van de Amsterdamse woningen heeft alleen natuurlijke ventilatie. In deze woningen moeten bewoners zelf voor voldoende ventilatie zorgen, maar de meerderheid van de Amsterdammers doet dit niet. Met name laagopgeleide en 16 t/m 34 jarige Amsterdammers ventileren hun woning onvoldoende. Een groene woonomgeving heeft vooral een gezondheidsbevorderend effect omdat het rustgevend is. Daarom zijn groenvoorzieningen belangrijk. Driekwart van de Amsterdammers heeft groen op loopafstand in de buurt; de helft vindt dat er onvoldoende groen in hun buurt is. Een grote groep Amsterdammers (39 procent) bezoekt het groen in de buurt regelmatig. Verder weg gelegen parken en natuur- of recreatiegebieden worden minder vaak bezocht. Gemiddeld krijgt het groen een rapportcijfer van 6,3. De Dienst Ruimtelijke Ordening heeft in 2009 onder www.amsterdam.nl een uitgebreide groensite gebouwd, die in januari 2010 live gaat. Burgers en bezoekers van Amsterdam kunnen er informatie vinden over zowel recreatieve mogelijkheden als groenbeleid. De website wordt na de lancering verder uitgebouwd, mede op grond van publieksreacties. De groenprojecten (buurtgroen, parken en scheggen) zijn bijna allemaal uitgevoerd. Voor enkele projecten is uitstel aangevraagd. welke uitgevoerd? Aanleg stadswijk verbetert waterkwaliteit In een waterstad als Amsterdam is de inrichting van oevers en kades belangrijk. Bij de aanleg van het eerste deel van de nieuwe woonwijk IJburg legde IBA mosselbanken aan. Dat gebeurde in eerste instantie voor de vogels. Een aangenaam en onverwacht bijeffect was dat dit ook positief uitpakte voor de waterkwaliteit in het IJmeer). Zo werkt hier de paradox dat de aanleg van een nieuwe wijk geen aanslag is op het milieu, maar dat juist verbetert! Op IJburg wordt het water via de grond afgevoerd naar oppervlaktewater: natuurlijke zuivering, net zoals in de duinen. ‘Groene stad’ ‘Amsterdam en duurzaamheid, dat is klimaat, groen en water, én: kwaliteit van leven. Die kwaliteit heeft te maken met creativiteit en ondernemerschap. De stad heeft meer verborgen groen en natuur dan op het eerste gezicht lijkt, dat is goed te zien op luchtfoto’s. Amsterdam ligt in een wetland; het is eigenlijk een moerasstad. De gemeente kan veel doen op het gebied van ruimtegebruik, energie en afval. Een groene tram is leuk, maar spreekt weinig tot de verbeelding. De stad schoon houden, daar draait het om; dat is zichtbaar – schone mobiliteit, schone straten, schone grachten. Dat is duurzaamheid waarmee je kunt scoren. In dichtbevolkte steden moet je knokken voor de natuur en de infrastructuur vergroenen, bijvoorbeeld met aarden geluidswallen, groene gevels, slimme regelgeving en aanbestedingen. Dan kan Amsterdam de groene stad van de toekomst worden, die bijvoorbeeld zijn eigen voedsel verbouwt en subsidies verleent voor standaard groene daken bij bedrijventerreinen. Denk aan het model Cittaslow – letterlijk: Langzame stad (http://www.cittaslow-nederland.nl/). Gewoon een kwestie van doen. En dat kost geld. Zet daar creatievelingen en marketeers op van buiten de gemeente, zorg voor groene promotie van de stad! Willem Ferwerda, IUCN Stadsdeel De Baarsjes: studenten vergroenen stadsdeel Studenten van de De BOOT vergroenen in opdracht van het stadsdeel en woningcorporatie Stadgenoot de Vespuccistraat en de Cabralstraat. Dit is een initiatief om het plaatsen en

11

onderhouden van geveltuinen en gevelbeplanting te stimuleren. De studenten zijn de ontwerpers en opstellers van het projectplan Vergroening De Baarsjes dat in maart 2010 door hen zelf wordt uitgevoerd - onder begeleiding van medewerkers van de stadsdeelwerf. Doel is binnen twee jaar 36 geveltuinen te realiseren. Met het Wellantcollege worden afspraken gemaakt om twee keer per jaar MBO-studenten als stagiaires in te zetten om de bewoners te ondersteunen bij het onderhoud. Stadsdeel Oud-Zuid subsidieert natuur- en milieuteams van de wijkcentra, die taken verrichten die het stadsdeel niet ‘kan’ uitvoeren. Zo letten zij via werkgroep bomenridders op illegale kap, er worden allerlei educatieve taken uitgevoerd, medebeheer (Sarphatipark, floatlands) mussen, zwaluwen- en vleermuizenbescherming, geveltuinen, et cetera. En de onderliggende taak is daarmee natuurlijk ook de opbouwfunctie: mensen leren elkaar kennen, raken betrokken bij de buurt, met alle positieve gevolgen van dien. 3.4 Stille stad Geluidshinder is een belangrijk neveneffect van de stapeling van functies in een sterk stedelijk milieu. Uit onderzoek in 2005 door O+S naar de geluidsoverlast die Amsterdammers ervaren bleek één op de vijf Amsterdammers (ouder dan achttien) veel geluidsoverlast te ondervinden: meestal door verkeers- en burenlawaai en bouwwerkzaamheden. Daarna volgen luchtvaartlawaai van Schiphol en railverkeerslawaai. Het aantal gehinderden door industrielawaai is relatief laag. Andere bronnen waren onder meer bouwwerkzaamheden, winkels of bedrijven. Ongeveer een derde van de Amsterdammers heeft last van geluidshinder door gemotoriseerd verkeer (inclusief brommers en scooters) of buren, en ongeveer een kwart van bouw- en sloopactiviteiten; dat laatste komt vooral voor in de oudere stadsdelen. Vliegverkeer veroorzaakt relatief veel hinder in de westelijke tuinsteden en in Zuidoost. Geluidoverlast tast de leefbaarheid aan en kan leiden tot gezondheidsproblemen zoals verstoring van het slaapritme en leerproblemen. Volgens deskundigen zijn de gezondheidseffecten door geluidhinder minstens zo ernstig als de gezondheidseffecten van luchtvervuiling. Anno 2008 stond de stad er ten aanzien van geluidhinder door wegverkeer nog niet slecht voor. Zo hebben het concentratiebeleid van wegverkeer en de gesloten bouwblokken ervoor gezorgd dat lawaai zich vooral voordoet langs een beperkt aantal drukke wegen en dat er ook plekken zijn ontstaan die van lawaai zijn afgeschermd. Ook dertigkilometerzones hebben een positieve uitwerking. En Amsterdam is een aantal mooie grote parken en andere rustige plekken rijk. Het verminderen van geluidbelasting wordt standaard betrokken bij alle plannen voor verkeer en herprofilering en groot onderhoud aan wegen. Verder draagt de afgelopen jaren ook de opkomst van stille hybride aangedreven voertuigen zoals de Toyota Prius, bij aan de vermindering van het verkeerlawaai. Hybride auto’s trekken op en rijden in de stad met stille elektrische traktie. In 2009 is het rapport Stille gebieden in de stad gepubliceerd. Dat bevat onder meer een inventarisatie van stille gebieden in Amsterdam. In 2009 is op een deel van de Nieuwe Leeuwarderweg tussen de IJ-tunnel en Meeuwenlaan geluidsreducerend asfalt toegepast. Toepassing van deze dunne deklagen als wegdekverharding op andere wegvakken was niet mogelijk.

Geluidsklachten

12

Gevelsanering woningen voor op schema Om de geluidsoverlast door verkeerslawaai terug te dringen verbetert de gemeente gevels van woningen; bouwkundige aanpassingen zoals nieuwe ramen en kozijnen, dubbel glas en geluiddempende isolatie. Ook vervanging van het wegdek en verlaging van de maximumsnelheid tot 30 kilometer per uur kan de overlast tegengaan. Op basis van geluidsmetingen is een lijst met ruim 23.000 woningen aan geluidsbelaste straten opgesteld die in 1986 (bij de invoering van de Wet geluidhinder) al een te hoge geluidbelasting ondervonden. Deze woningen kunnen met rijksgeld worden gesaneerd. Het gemeentelijke Projectbureau Sanering Verkeerslawaai voert de gevelsaneringen uit. Eind 2009 zijn bijna 13.000 woningen als gesaneerd van de lijst afgevoerd. Het project is daarmee over de helft. Goed nieuws, want het zou volgens de oorspronkelijke planning in 2024 worden afgerond, en dit gebeurt nu naar verwachting enkele jaren eerder. Hiermee is ook de doelstelling uit het Milieubeleidsplan ruimschoots gehaald. De woningisolatie heeft ook een positief effect op de CO2-uitstoot. Actieplan Geluid In 2009 publiceerde de gemeente (de DMB) het Actieplan Geluid. Het plan richt zich op de aanpak van omgevingslawaai door het voorkomen van ernstige geluidhinder en slaapverstoring in nieuwe situaties, het bestrijden van ernstige geluidhinder en slaapverstoring in bestaande overlastsituaties, en – wanneer voorkomen en bestrijden niet haalbaar zijn - compensatie in vorm van gevelisolatie van woningen, het creëren van een stille geluidsluwe gevel en/of het realiseren van rustige gebieden op loopafstand. Geluidszones industrieterreinen Een aantal stadsdelen heeft een industrieterrein op hun grondgebied. Daar omheen liggen geluidszones. DMB-medewerkers houden in een 'zonebeheermodel' de toegestane geluidsproductie van bedrijven bij. De totale geluidsproductie van alle bedrijven mag de vastgelegde geluidscontour van 50dB(A) niet overschrijden. Het zonebeheermodel dient er toe om dit bij de vergunningverlening of het opleggen van maatwerkvoorschriften in het kader van Wet milieubeheer te bewaken. Ook wordt het model gehanteerd voor advisering bij ruimtelijke ontwikkelingen rond dergelijke terreinen. 3.5 Waterstad Amsterdam is mede bekend dankzij het vele water in en om de stad, met name de grachten. Het onderhoud daarvan is de taak van verschillende gemeentelijke afdelingen. Waterberging wordt voor Amsterdam een steeds groter probleem: er komt meer verharding en de piekbelastingen door stortbuien worden groter. Regenwater dat op verharde grond valt, verdwijnt rechtstreeks in de riolering. Hierdoor kan die overbelast worden en kunnen overstromingen optreden. Onverharde grond vangt water op, houdt het vast en voert het langzaam af naar het grondwater; dat kunnen ook daktuinen zijn – een daktuin met 25 centimeter grond houdt al tachtig procent van het regenwater vast. Waternet werkt aan een ‘adaptatie-klimaatplan’ om voorbereid te zijn op de gevolgen van klimaatverandering. Ook zorgt Waternet voor integratie van natuur in de watertaken, bijvoorbeeld in de Amsterdamse waterleidingduinen die open zijn voor publiek en rond watergangen. Actieplan daktuinen Woningcorporatie Stadgenoot heeft in 2009 het project Nieuwmarkt gerealiseerd. De gemeentelijke website www.groenedaken.amsterdam.nl en het minisymposium Groene daken in 2009 hebben meer bekendheid gegeven aan de ambitie van Amsterdam voor groene daken. De gemeente heeft eind 2009 een Subsidieverordening groene daken en muren vastgesteld. Ondergrondse waterberging Zuidas Een goed voorbeeld van het stapelen van functies zien we aan de Zuidas. Aan de Zuidas is de grond zo duur dat een waterplas miljoenen kost. Daarom komt er alternatieve waterberging: een grote ondergrondse bak onder de sportvelden voor de opvang van piekbuien. De waterberging is gepland onder de nieuw aan te brengen sportvelden nabij de VU. Schone rondvaart Amsterdam kent veel verkeer op het water. En ook daar wordt het drukker; waren er tien jaar geleden nog ongeveer zevenduizend plezierbootjes, nu zijn dat er rond de vijftienduizend! Daarnaast varen er ruim 150 rondvaartboten. Hoewel beide verantwoordelijk zijn voor slechts 1 procent van de totale Amsterdamse uitstoot, veroorzaken ze langs de vaarroutes lokaal extra luchtvervuiling, vooral tijdens het manoeuvreren op kruispunten in de grachten. En schone

13

rondvaart draagt als toeristische attractie bij aan een positieve beeldvorming van de stad Amsterdam. De gemeente besloot daarom in 2009 dat nieuwe scheepvaartmotoren in de rondvaartbranche per 2015 aan de CCR3-norm moeten voldoen. Als alle boten daaraan voldoen levert dit een uitstootbesparing op van 95 procent fijn stof (PM10) en 78 procent stikstof (NO2) ten opzichte van de huidige situatie. De komende zes jaar stimuleert de gemeente de vervanging van de meest vervuilende motoren. Dit project is onderdeel van het Actieplan Luchtkwaliteit. De Dienst Binnenwaterbeheer heeft samen met de rondvaartbranche gewerkt aan het plan voor een haalbare uitstootnorm. Er is €1 miljoen beschikbaar gesteld voor het versneld invoeren van schone technieken voor de Amsterdamse rondvaartvloot. Deze bestaat uit 155 boten; 69 boten hebben al een aanpassing waardoor ze schoner zijn dan dieselmotoren. Ondernemers kunnen subsidie krijgen voor het vervangen van oude, vervuilende motoren. De norm wordt wat andere, al schone reders uitstoten. In 2015 moeten alle nieuwe motoren voldoen aan de nog vast te stellen richtlijn CCR-3: een vooruitstrevende, veel schonere norm. Reders kunnen kiezen voor elektrisch, maar inbouw is vaak lastig vanwege de accu’s: die kosten zitplaatsen. En de boten moeten een noodstop kunnen maken, wat veel vermogen vergt. Bij de aanschaf van nieuwe boten is de overstap eenvoudiger. Hoewel het dus in het oog springende vormen van vervoer zijn, valt hier voor de stad als geheel niet zo veel te besparen. Het kan echter wel een belangrijke bijdrage leveren aan de profilering van Amsterdam als groene stad, omdat het opvalt. De branche vervoert zo’n twee miljoen passagiers per jaar. Stille pleziervaart Voor de pleziervaart worden sinds 2009 in de stad oplaadpunten aangelegd voor elektrische bootjes; niet alleen in jachthavens aan de rand van de stad, maar - omdat mensen hun bootje voor de deur willen hebben - nu ook in de stad. Dit doet BBA in opdracht van het programmabureau Luchtkwaliteit. Het eerste oplaadpunt werd geopend bij de Amstelsluis. Er is een stijgende vraag naar ‘fluisterbootjes’, en de markt groeit. Stil varen is prettiger, dat vinden schippers zelf ook. En het scheelt overlast voor omwonenden. Op de watersportbeurs HISWA verspreidde BBA in 2009 vijfduizend vaarkaarten van Amsterdam. BBA sleept jaarlijks zo’n zeshonderd wrakken of vaartuigen weg waarvoor geen liggeld is betaald. Die gaan naar en bewaarhaven, en worden vernietigd of geveild. Tegenwoordig worden alle vervuilende tweetaktmotoren eraf gehaald. Grondwaterproblemen voorkomen De gemeente werkt volgens de Nota grondwater Amsterdam 2007-2011 (met speerpunten die zijn uitgewerkt in doelstellingen en acties om grondwaterproblemen te voorkomen). De nota geeft veel aandacht aan samenwerking, communicatie en voorlichting, en is gebaseerd op het ombuigen van de gebiedsgerichte aanpak naar een aanpak die individueel is waar het kan en gezamenlijk waar het moet. Drinkwater Een gemiddeld Amsterdams huishouden betaalde in 2009 € 594,- voor alle waterheffingen samen. Dat is 12,8 procent van de gemiddelde totale woonlasten in Nederland, en nog geen 2 procent van het gemiddelde inkomen. Waterverbruik? Niet elke Amsterdamse woning heeft een watermeter. Daarom plaatst Waternet watermeters, zodat gebruikers per liter gaan betalen, en niet langer een schatting van het verbruik. Dit draagt bij aan de bewustwording en is een eerlijker systeem. Ook worden loden waterleidingen vervangen, die met name slecht zijn voor pasgeboren baby’s. De Dienst Wonen, Zorg en samenleven regelt de financiën: Met subsidie van DW kunnen huiseigenaren loden leidingen vervangen. Wonen op water Een typisch Amsterdams voorbeeld van duurzaam wonen is de geWoonboot, te bezichtigen aan de oever van het NDSM-terrein in Amsterdam Noord. Alle energie en warmte worden aan boord opgewekt en het water wordt er gezuiverd. Darmee is de woonboot de eerste energiezuinige woning in Nederland die volledig onafhankelijk is van nutsvoorzieningen. De installaties zijn innovatief en gemakkelijk in het gebruik. Met een helofytenfilter als ecologisch zuiveringssysteem, zonnecellen en een zeer zuinige dieselgenerator. De warmte van de generator wordt gebruikt voor cv en kraanwater. Restwarmte wordt gebruikt voor warmwateraanvoer naar de witgoedapparatuur. De warmte komt uit drie bronnen: zonne-energie, restwarmte van de dieselgenerator en een warmtepomp. Natuurlijk heeft de boot goede gevelisolatie en superisolerende beglazing. Door een luchtwarmtewisselaar kost ventileren nauwelijks energie. De

14

dieselmotor draait ook op biodiesel. De accu's kunnen op termijn worden vervangen door de goedkopere en kleinere brandstofcel. In de toekomst wordt het zelfs mogelijk geheel op zonne-energie te draaien. De Dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam De Dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam (BBA) bedient de bruggen, sluizen en keringen in Amsterdam, heft en int binnenhavengeld voor de plezier- en beroepsvaart, en verleent vergunningen voor woonboten en evenementen op het water. BBA is ook vaarwegbeheerder, en verantwoordelijk voor een vlotte en veilige doorgang van het scheepvaartverkeer en de handhaving van de vaarwegregels. Ook heeft de dienst de regie bij de voorbereiding en uitvoering van het beleid over het gebruik van het (binnen)water in de stad. BBA is een kleine dienst, met veertig medewerkers in de binnendienst en 120 in de buitendienst. Speerpunten zijn:

een evenwichtig, veilig en milieubewust gebruik van het water door plezier-, bedrijfs- en passagiersvaart. Dat betekent extra aandacht voor schoner varen, uitbreiding van bedrijfsmatig varen en ruimte voor pleziervaart zonder extra overlast;

dienstverlening op maat, zoals het opzetten van één digitaal loket voor (woonboot)vergunningen;

versterking van beheer en handhaving op het water, waardoor onder meer strengere controle van het binnenhavengeld mogelijk wordt, en intensievere samenwerking met de politie en het Openbaar Ministerie.

Waternet: cyclus Waternet is het eerste watercyclusbedrijf van Nederland dat zorgt voor drinkwater, afvalwater en grond- en oppervlaktewater op een integrale, samenhangende en maatschappelijk verantwoorde wijze. Waternet regelt drinkwater, rioolwater en de zuivering van het rioolwater. De gemeente en het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht hebben de afgelopen jaren alle waterzaken bij elkaar gevoegd en er een organisatie voor opgezet. Naast drinkwater, riolering en afvalwaterzuivering zijn bovendien de zorg voor grondwater, regenwater en waterbeheer toegevoegd aan het takenpakket van Waternet. Als waterbedrijf dat alles op gebied van water in huis heeft, kiest Waternet nooit voor alleen de kortetermijnoplossing.

15

4 TRANSITIES Amsterdam wil het tijdperk van olie, gas en kolen achter zich laten en toe naar een duurzame energiehuishouding. Daarvoor is een omslag nodig in ons denken en handelen, op verschillende gebieden. De eerste noodzakelijke transitie sluit aan bij het landelijke zogeheten energietransitiebeleid: de realisatie van meer energiebesparing en een overgang naar duurzame energie om de klimaatverandering tegen te gaan. Omdat zeventig procent van het energieverbruik in Amsterdam voor rekening komt van gebouwen, werkt de gemeente aan het op grote schaal overschakelen op duurzame energiebronnen en energiezuinige gebouwen. De tweede transitie is de omslag naar duurzaam vervoer, zoals de fiets, en het verminderen van de uitstoot van auto’s. Automobiliteit in Amsterdam vormt een relatief grote bron van uitstoot van CO2, fijn stof en kooldioxide en in die sector zijn veel maatregelen mogelijk. In de derde plaats wordt de toepassing van bestaande, succesvolle kringloopsystemen verder uitgebreid, zodat de stad minder afval veroorzaakt, er minder energie nodig is voor de verwerking daarvan, met als gevolg minder schadelijke uitstoot. Deze veranderingen vragen om een omslag in de aard van de Amsterdamse economie en bevorderen zo’n omslag tegelijkertijd. Om ook die economische transitie een extra impuls te geven stimuleert de gemeente allerlei vormen van duurzame, innovatieve bedrijvigheid in de stad. Hierbij is van belang dat de gemeente de vinger aan de pols houdt: als een bepaalde bedrijfstak snel groeit, moet daar nog eens extra worden gekeken naar energiebesparingsmogelijkheden. En als op andere terreinen nieuwe technische mogelijkheden opdoemen, moet worden onderzocht of die kunnen worden ingezet om de duurzame ontwikkeling van de stad te bevorderen. Vanzelfsprekend is dit alles alleen mogelijk als gemeente, burgers en bedrijven nauw samenwerken; daarover meer in hoofdstuk 5: De drijvende kracht. 4.1 Energie: besparing en duurzame bronnen De komende decennia stijgt de zeespiegel en neemt de temperatuur toe - in steden extra, doordat stenen en beton warmte vasthouden. Tegelijkertijd groeit het energieverbruik neemt, en daarmee de afhankelijkheid van olie, gas en kolen. In Amsterdam wordt zeventig procent van de energie gebruikt voor verwarming en elektra voor gebouwen. Amsterdam bespaart en verduurzaamt hier door nieuwe technologische ontwikkelingen en door meer gebruik te maken van bestaande technieken, zoals koude- en warmteopslag en groene stadswarmte. In Amsterdam is grofweg een derde van de reductie van CO2-uitstoot te behalen in wonen, een derde in bedrijven en industrie, en een derde in verkeer. De gemeente zelf is verantwoordelijk voor zo’n vijf procent van de uitstoot. Om in 2025 veertig procent minder CO2 uit te stoten dan in 1990 (de doelstelling uit het Milieubeleidsplan) wil de gemeente in 2015 een klimaatneutrale organisatie zijn, die het CO2-evenwicht in de atmosfeer niet aantast. Dat betekent dat gebouwen, openbare verlichting en de gemeentelijke transportmiddelen zuiniger worden en zoveel mogelijk draaien op duurzame energie. Ook alle nieuwbouw moet klimaatneutraal zijn vanaf 2015. Waar fossiele brandstoffen (nog) onvermijdbaar zijn, wordt gezocht naar compensatiemogelijkheden. Amsterdam wil een groot deel van haar energiebehoefte zelf opwekken; door zonne-energie op daken, een warmtenet voor transport van restwarmte en windturbines. Omdat de stad nooit geheel zelfvoorzienend kan zijn, investeert Amsterdam ook in duurzame energieopwekking in de regio. De gemeente heeft een belangrijke taak in het stimuleren van duurzame toepassingen. Zo is er onderzoek gedaan naar de plaatsing van windmolens in de stad; er werd een plankaart gemaakt met geschikte gebieden, die vervolgens moeten worden vastgelegd in concrete plannen. Een van de samenwerkende partijen is Haven Amsterdam, want in het havengebied zijn nog veel meer windturbines gepland. Alle maatregelen die worden getroffen sluiten aan bij de zogeheten Trias Energetica: eerst onnodig energieverbruik terugdringen (bijvoorbeeld door isolatie), voor de resterende behoefte zoveel mogelijk duurzame energie inzetten (zoals energie uit wind, zon, biomassa of aardwarmte), en ten slotte efficiënt gebruik maken van fossiele bronnen, als duurzame energie niet volstaan (bijvoorbeeld CO2-arme elektriciteit van afvalverbranding). Dus: eerst besparen, dan duurzaam opwekken, en pas als laatste fossiele bronnen gebruiken - maar dan wel zo efficiënt mogelijk. Het streven is telkens een combinatie van technieken, zodat alle energie duurzaam kan worden opgewekt op locatie. Klimaatprogramma

16

In 2007 bracht de gemeente Amsterdam in Bouwstenen voor CO2-reductieprogramma Amsterdam het energieverbruik in de stad in beeld, en de daarmee samenhangende CO2-uitstoot in 2006. Vervolgens verscheen in 2008 het Klimaatprogramma Amsterdam, met CO2-reductiemaatregelen. Al twee jaar werken de gemeente, Amsterdammers, ondernemers en instellingen onder de noemer Nieuw Amsterdams Klimaat in een stedelijke ‘klimaatcoalitie’ samen aan de overgang naar een duurzame energiehuishouding. Daarbij werden zowel concrete maatregelen getroffen als veel aandacht gegenereerd voor de problematiek. Positief neveneffect daarvan was dat dit ook werk en nieuwe bedrijvigheid oplevert, en door besparingen ook minder kosten. Toch nam de uitstoot in zowel 2007 als in 2008 toe ten opzichte van 2006, net zoals de landelijke cijfers. In Amsterdam was de uitstoot in 2008 bijna vijftien procent hoger dan in 1990. Het Klimaatbureau heeft voor Amsterdam een eigen monitoringsysteem opgezet. Voor de jaren 2006-2008 is de CO2-uitstoot berekend. Ondanks ambitieus Europees, Rijks- en gemeentebeleid steeg de uitstoot, als gevolg van de groei van het aantal inwoners en toename van de economische activiteit in de stad. Dat betekent dat - naast krachtige energiebesparingsmaatregelen – ook maatregelen nodig zijn om lokale duurzame energieproductie te vergroten, en fossiele brandstoffen efficiënter in te zetten. Daarnaast onderzoekt de gemeente hoe het monitoringssysteem kan worden verbeterd. Begin 2010 wordt de CO2-uitstootrapportage over 2009 gepubliceerd. Onder die noemer is in 2009 ook de communicatie van het Programmabureau Luchtkwaliteit en het Klimaatbureau geïntegreerd; beide programma’s versterken elkaar en de koppeling is logisch voor de gemiddelde Amsterdammer, ondernemer en journalist. Permanente aandacht voor de acties uit het Actieplan Luchtkwaliteit en het Klimaatprogramma moet ervoor zorgen dat bewoners en bedrijven weten wat de gemeente doet en wat ze zelf kunnen doen. Nieuw Amsterdams Klimaat appelleert niet alleen aan klimaat(verandering) in enge zin, maar ook aan het beeld van een toekomstig Amsterdam waarin ruimte is voor innovatie, nieuwe initiatieven en plannen en een nieuwe manier van samenwerken met partners, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Verbetering van de luchtkwaliteit past daarin, en het streven is ook andere initiatieven die bijdragen aan een duurzame stad onder dit label te gaan communiceren, zoals Amsterdam Duurzaam en het omgaan met de Amsterdamse waterhuishouding. Klimaatraad In 2008 werd de Amsterdamse Klimaatraad geïnstalleerd, bestaande uit negentien klimaatambassadeurs uit het Amsterdamse bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. De raad heeft als doel om de voortgang van het Amsterdamse klimaatprogramma te leiden. De leden wenden hun invloed aan om andere organisaties tot een ambitieuze aanpak te stimuleren en kan de (landelijke) overheid voorstellen doen om belemmeringen weg te nemen die een voortvarende aanpak van het klimaatprobleem in de weg staan. Klimaatbureau: Energievisie In samenwerking met onderzoeks- en adviesbureau CE Delft is in opdracht van het Klimaatbureau een vervolgrapport gemaakt op het Bouwstenen voor CO2-reductieprogramma Amsterdam. In Energievisie 2040 worden de lijnen uitgezet voor een CO2-reductie van 40 procent in 2025 en 75 procent in 2040. De strategie heeft betrekking op vier sectoren: de gebouwde omgeving, mobiliteit, industrie en haven, en energie. Een Engelse publieksversie is verspreid tijdens de klimaattop in Kopenhagen. De strategie wordt uitgewerkt in een programma voor de komende bestuursperiode en later, onder meer op basis van bijeenkomsten met gemeentelijke partners, bedrijven, andere partnerorganisaties, corporaties en bewonersplatforms. Ook voor veel projecten (en vrijwel alle grote) is in 2009 besloten een energievisie op te stellen of is er een gemaakt: IJburg, Zuidas, Buiksloterham, Houthaven, Wibaut aan de Amstel. Daarnaast onderzoekt de gemeente het verplicht stellen van de energievisie. Klimaatbureau: Besparen in bestaande woningen De meeste Amsterdamse huizen dateren van voor 1970. Als woningcorporaties, eigenaars van een groot deel van die woningen, maatregelen treffen (zoals betere isolatie) kan er veel energie worden bespaard. Dit kan gebeuren tijdens ‘natuurlijke renovatiemomenten’. Al jaren is de gemeente hierover in overleg met de corporaties; het Klimaatbureau werkt hierin samen met de Dienst Wonen, Zorg en samenleven. De afgelopen jaren blijkt het lastig te zijn om werkelijk besparingen te realiseren, mede doordat de investeringen daarvoor in eerste instantie deels moeten worden opgebracht door de corporaties, terwijl de baten in eerste instantie voor de bewoners zijn. De gemeente is afhankelijk is van de bereidheid van andere partijen tot forse investeringen. Wel is in 2009 een eerste energiezuinige, CO2-uitstoot besparende modelwoning opgeleverd door woningcorporatie De Key, die ook in gebruik is. Het Klimaatbureau verleende daarvoor een bijdrage. Begin 2010 wordt een tweede energiezuinig woningcomplex verwacht. Ook

17

hebben corporaties toegezegd twintig procent van het gasgebruik te willen reduceren in 2018; de gemeente daagt hen uit om de lat hoger te leggen. In de particuliere huursector is een concept-convenant opgesteld over energiebesparing. In 2010 zal dit in samenwerking met de stadsdelen worden afgerond. De gemeente zoekt ook mogelijkheden om Verenigingen van Eigenaren te ontzorgen bij het treffen van besparingsmaatregelen in woningen. In 2010 zal daartoe in samenwerking met de stadsdelen een digitaal energieloket voor eigenaren worden ingesteld. Voor de ambtswoning van de burgemeester is een advies opgesteld voor investerings- en onderhoudsmaatregelen op het gebied van energiebesparing. DIVV: Zuinige openbare verlichting De Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud van de openbare verlichting in Amsterdam. De basiskwaliteit van de verlichting is vastgelegd in het beleidsplan openbare verlichting 2005 – 2015. Energiezuinigheid en duurzaamheid zijn belangrijk in dit plan. Al in de jaren zeventig van de vorige eeuw, ten tijde van de oliecrisis, stapte Amsterdam over op energiezuinige lampen en voorschakelapparatuur, wat toen al zorgde voor aanzienlijke energiebesparing. DIVV koopt tegenwoordig op basis van Europese aanbesteding grootschalig lampen in. Deze moeten maximaal energie-efficiënt zijn. Bij de inkoop wordt ook gelet op een zo kort mogelijke opwarmtijd van lampen. De Amsterdamse openbare verlichting brandt op groene stroom afkomstig van het Afval Energie Bedrijf. De standaardarmaturen zijn zo ontworpen dat deze het licht zo efficiënt mogelijk sturen, waardoor lichtvervuiling en -hinder worden voorkomen. Bij vervanging van armaturen (en masten) wordt conventionele voorschakelapparatuur vervangen door elektronische voorschakelapparatuur die bijdraagt aan de energie-efficiency. In 2009 is een aantal proefnemingen gestart met zuinige LED-straatverlichting van verschillende producenten. Op basis van de ervaringen wordt bepaald of, en zo ja, hoe LED verder kan worden toegepast. In 2009 ging een (extern) onderzoek van start om het in- en uitschakelsysteem verder te optimaliseren, dat naar verwachting medio 2010 is afgerond. In 2009 is vanaf april met succes de lichtregeling aangepast voor het overdag tijdelijk schakelen van de groepen in het kader van het verhelpen van storingen. Op het energieverbruik voor dit tijdelijk inschakelen wordt zo’n vijftig procent bespaard door automatisch na dertig minuten de groep uit te schakelen. Dit voorkomt dat de verlichting overdag onnodig lang brandt. Er gingen ook experimenten van start met het dimmen van openbare verlichting. Voor bepaalde locaties is een dynamisch dimsysteem in ontwikkeling, om tijdig het verlichtingsniveau aan te passen aan wisselende verkeersintensiteit en weersomstandigheden. De resultaten van het dynamisch dimmen komen 2011 beschikbaar, die van de statische dimproeven (waarbij op van tevoren bepaalde vaste momenten wordt gedimd) 2010. Ook startte DIVV eind 2009 samen met de Dienst Milieu en Bouwtoezicht, de Dienst Ruimtelijke Ordening en een aantal stadsdelen de ontwikkeling van een visie op het gebruik van allerlei vormen van licht in de openbare ruimte. DMB: Geen open puien - zuinige luchtgordijnen Samen met deurenfabrikant Besam, de DA Retailgroep, SenterNovem en Energiecentrum MKB deed de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) een proef met ‘intelligente luchtgordijnen’ in 2009. Het onderzoek, gemonitord door SenterNovem, laat zien dat een automatisch openende deur met luchtgordijn een besparing van zo’n 43 procent in de verwarmingskosten oplevert. Bovendien had de automatische entreedeur geen ongunstige invloed op het aantal bezoekers. Dezen ervaren de keuze van de winkel om bewust om te gaan met energie in overgrote meerderheid (90-96 procent) als positief. Behalve de afname van uitlaatgassen en verkeerslawaai in de winkel, is het winkelpersoneel ook tevreden met het verbeterde binnenklimaat. De eigenaar van de DA-winkel vindt daarnaast ook het verbeterde aanzicht van de winkelpui een pluspunt. Daarmee ontkracht dit project de ‘open-deur-filosofie’ (een geopende deur trekt meer klanten dan een gesloten deur) die veel winkeliers aanhangen. De positieve resultaten bieden kansen voor meer winkeliers. De DMB brengt die kansen bij ondernemers onder de aandacht. Het Energiecentrum MKB gaat in samenwerking met de Nationale Winkelraad het onderzoek uitbreiden naar andere winkelformules en locaties. Wethouder Milieu Marijke Vos: ‘Energiebesparing is iets van vele partijen. Tijdens deze proef is er mooi samengewerkt tussen overheid en bedrijfsleven. Met een goed resultaat. Ik roep andere ondernemers dan ook op om het voorbeeld van deze drogisterij te volgen, want het is niet alleen beter voor het milieu, maar ook voor de portemonnee.’

18

Kees Verhoeven, directeur MKB Amsterdam: ‘Dit onderzoek, waarbij gemeente en ondernemers op vrijwillige basis samenwerken, staat symbool voor de gemeentelijke klimaataanpak. Het bewijst dat bedrijven - daarin positief gestimuleerd door de overheid - bereid zijn over de drempel heen te stappen op weg naar een duurzame toekomst. Daarom steunt MKB-Amsterdam deze werkwijze.’ Stadsdelen: Klimaatcafés In 2008 werden in verschillende stadsdelen vijftien zogeheten klimaatcafés georganiseerd; een even simpel als doeltreffend concept om nieuwe groepen te bereiken. In kroeg en koffiehuis wordt onder het genot van een drankje gesproken over klimaatonderwerpen. De aanwezigen worden met onder meer een quiz betrokken bij het thema. Het inhoudelijke programma wordt afgewisseld met muziek en cabaret. De resultaten van deze bijeenkomsten zijn niet te meten, maar alle betrokkenen zijn het erover eens dat het geslaagde avonden zijn die bijdragen aan het bewustzijn. Klimaatbureau Om de gemeentelijke klimaatdoelstellingen te realiseren – en de schaalsprong mogelijk te maken naar een duurzamere energiehuishouding - is in 2007 het Klimaatbureau Amsterdam opgericht. Dit volgt de Amsterdamse CO2-uitstoot en regisseert het klimaatprogramma. Het Klimaatbureau coördineert projecten op het gebied van energiebesparing én uitbreiding van duurzame energieproductie (waaronder zon, wind, koude- en warmteopslag, stadswarmte, biomassa, waterstof). In het kader van de Energiestrategie 2040 worden aan de hand van de transitiepaden investeringsvoorstellen gedaan om resultaten te bereiken voor de langere termijn. Veel projecten worden uitgevoerd en gefinancierd samen met meerdere partners, inclusief het Rijk en de centrale stad. Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC (Amsterdam Reduceert CO2) werkt sinds 2001 voor alle Amsterdamse stadsdelen. ARC zet projecten op en voert projecten uit op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Deze projecten richten zich op diverse doelgroepen zoals bewoners, de gemeentelijke organisatie en bedrijven. Daarnaast zorgt ARC voor kennisuitwisseling tussen de stadsdelen en kunnen stadsdelen er terecht met vragen. Haven Amsterdam In 2008 lanceerde de gemeente Amsterdam de Havenvisie 2008-2020 Slimme haven. In deze havenvisie heeft de gemeente een stevige ambitie neergezet: in 2020 wil Amsterdam een van de meest duurzame havens van Europa zijn. Om dit te realiseren heeft het gemeentebestuur begin 2009 het Milieubeleidsplan Haven Amsterdam 2008-2012 vastgesteld. Het plan bevat meer dan veertig acties waarin Haven Amsterdam samenwerkt met het havenbedrijfsleven, andere gemeentelijke diensten, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. De haven van Amsterdam is nu nog een van de grootste kolen- en benzineoverslaghavens van Europa. De komende dertig jaar zal hier een grote transitie plaatsvinden naar een duurzame energiehaven, met schone brandstoffen en productie van duurzame energie, bijvoorbeeld door nog meer grotere en efficiëntere windturbines en zonnecellen op de daken van de bedrijfsgebouwen, die de stad enorm helpen in het streven naar de onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Er is ook ruimte voor uitwisseling van energie tussen bedrijven. 4.2 Mobiliteit Het fietsgebruik is de laatste jaren sterk toegenomen en in de stad is de fiets inmiddels het meest door de Amsterdammer gebruikte vervoermiddel. Het aantal autoverplaatsingen is – tegen de landelijke en wereldwijde trend in - in alle stadsdelen gedaald; binnen de Singelgracht het sterkst. Het autobezit en –gebruik zijn relatief laag in Amsterdam, vergeleken met landelijk gemiddelden. In stadsdelen binnen de ring A10 bestaan wachtlijsten voor een parkeervergunning, door het relatief nauwe vooroorlogse stratenpatroon. Hier is het autobezit relatief laag en het fietsgebruik hoog. De verkeersveiligheid is de afgelopen tientallen jaren gestaag verbeterd. De luchtkwaliteit is de afgelopen tien jaar langzaam verbeterd. In 2006 verscheen het Actieplan Luchtkwaliteit (2006), met maatregelen om de uitstoot door verkeer terug te dringen. Bij veel acties snijdt het mes aan twee kanten; zo dragen de acties op klimaatgebied ook bij aan het oplossen van knelpunten rond de luchtkwaliteit in de stad. Het gros van de maatregelen is gericht op het gemotoriseerde verkeer - dé grote vervuiler in de stad op het gebied van de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxide. Dankzij de maatregelen voldoet Amsterdam inmiddels aan de Europese norm voor fijn stof. In 2015 moet

19

Amsterdam ook voldoen aan de normen voor stikstofdioxide. De maatregelen uit het Werkprogramma Luchtkwaliteit 2010 met een doorkijk naar 2015 zijn hiervoor cruciaal. De maatregelen zijn gericht op duurzame mobiliteit, zoals het stimuleren van de fiets en het OV, het verminderen van het aantal auto’s en vrachtauto’s in de stad en het introduceren van elektrisch vervoer. De fiets is het meest gebruikte vervoermiddel onder Amsterdammers. Bezoekers van Amsterdam maken veel gebruik van de P+R locaties, om van daaruit per fiets of tram de stad in te gaan. Veel Amsterdammers hebben hun auto de deur uit gedaan en maken gebruik van elektrische deelauto’s. 750 mensen hebben hun parkeervergunning ingeleverd in ruil voor een autodeeltegoed van 300 euro. Zorgwekkend is dat de uitstoot van fijn stof weliswaar voldoet aan de Europese normen, maar dat de eisen voor stikstofdioxide niet op tijd dreigen te worden gehaald. Daarom onderzoekt Amsterdam mogelijkheden om delen van de stad autoluwer te maken, milieudifferentiatie van parkeertarieven toe te passen, en zet met name in op elektrisch vervoer. Daarnaast is er een scala aan andere initiatieven, variërend van onderzoek naar meer duurzame logistiek door het Afval Energie Bedrijf en haar klanten en partners (er wordt al afval aangeleverd per trein, en door de gunstige ligging aan de haven is aanvoer per schip ook mogelijk) tot de website www.nieuwamsterdamsklimaat.nl, die Amsterdammers uitnodigt hun bijdrage te leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit in de stad. Amsterdam fietsstad Amsterdam is dé fietsstad van de wereld; elke dag pakken gemiddeld 350.000 stadsbewoners de fiets. De uitdaging is ook nieuwe Amsterdammers op de fiets te krijgen. In de afgelopen dertig jaar is hard gewerkt om het fietsen te stimuleren, met de aanleg van fietspaden, een uitgebreid netwerk van stallingmogelijkheden en fietslessen. Het ‘Hoofdnet Fiets’, een netwerk van belangrijke fietsroutes door de hele stad, zorgt ervoor dat alle Amsterdammers veilig en comfortabel hun bestemming kunnen bereiken. Het succesvolle beleid van verdichting, parkeerbeleid en fietsinfrastructuur is ook ingezet bij de woningbouwopgaven in bijvoorbeeld Nieuw West, Zuidoost en Noord. Elektrische fietsen en emissievrije scooters vergroten de actieradius van de emissieloze tweewielers verder. Zo kunnen ze de auto voor de korte ritten vervangen, en is het forensen op je elektrische fiets vanaf Vinkeveen een goede optie. In 2003 kende Amsterdam een belangrijke omslag in de modal split (de verdeling van het gebruik van verschillende vervoermiddelen): tot die tijd was het grootste aandeel voor de auto. In 2009 was de fiets goed voor 37 procent van de modal split (de auto scoorde 36 procent). Daarmee is de fiets het belangrijkste vervoermiddel geworden. Dat geldt voor de stad als geheel, ook buiten de ring, en in het centrum is het aandeel zelfs 60 procent. Dat Amsterdam ook internationaal zo’n sterke fietsreputatie heeft (ook in 2009 werd de stad weer verkozen tot meest fietsvriendelijke stad ter wereld) is geen speciale verdienste, maar is historisch gegroeid – maar wel dankzij bewust gemeentelijk beleid. Openbaar vervoer Amsterdam investeert jaarlijks miljoenen extra in openbaar vervoer met als doel om de bereikbaarheid van de stad (nog) minder autoafhankelijk te maken. De Noord/Zuidlijn die momenteel wordt aangelegd is bedoeld om een impuls te geven aan een duurzame ov-bereikbaarheid van de stad. De lijn verbindt Amsterdam Noord met Amsterdam Zuid in zestien minuten. Naar verwachting zal de lijn dagelijks zo’n 185.000 dwars door de binnenstad vervoeren. De ondergrondse metrolijnen maken duurzaam want dubbel gebruik van de waardevolle grond in de stad. Amsterdam heeft het meest uitgebreide tramnetwerk van de wereld. De trams en metro's rijden op groene stroom, wat goed is voor de luchtkwaliteit in de stad. Milieuzones In oktober 2008 ging de milieuzone voor vrachtauto's in Amsterdam van start. In de milieuzone worden alleen vrachtauto's toegelaten die aan bepaalde milieueisen voldoen. Er wordt sinds september 2009 gecontroleerd met automatische kentekenscanners - als eerste in Nederland. Van alle voertuigen die de milieuzone inrijden worden het kenteken en een foto van de voorkant geregistreerd. Als ze voldoen aan de eisen worden foto en kenteken binnen 48 uur weer uit het systeem verwijderd. Overtreders krijgen automatisch een boete van € 156. En opsporingsambtenaren van de gemeente zien erop toe dat vervuilende vrachtauto’s niet herhaaldelijk de milieuzone inrijden. Zij kunnen deze de zone uitwijzen voordat ze hebben kunnen laden en lossen. De effecten van de zone werden snel duidelijk: transporteurs stappen sneller over op schonere auto's - grote bedrijven, zoals zo vaak, voorop. Chauffeurs houden zich goed aan de regels; 95 procent van de gecontroleerde vrachtauto’s voldoet aan de eisen. Dit is een aanzienlijke verbetering sinds de start, toen slechts 65 procent voldeed. Door de serieuze handhaving is

20

Amsterdam de stad met het hoogste nalevingspercentage van Nederland. In april 2009 besloot de gemeente Amsterdam geen milieuzone voor personenauto’s in te voeren. Onderzoek wees uit dat die maatregel niet noodzakelijk was, omdat hij minder oplevert dan eerder werd verwacht. Gebleken is dat het stimuleren van elektrisch vervoer een effectievere maatregel is om de luchtkwaliteit te verbeteren: het effect daarvan is meer dan twee keer zo groot is als dat van de milieuzone. De afgelopen jaren is zware vrachtauto’s verboden in het historische centrum te komen. Niet alleen vanwege de vervuiling, maar ook omdat hun gewicht een aanslag is voor de vele historische bruggen daar. GGD: Luchtmeetnet In Amsterdam meet de GGD Amsterdam op veertien locaties continu de luchtkwaliteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in stadsachtergrond- en straatstations. Van beide types zijn er zes. De stations zijn over de stad gespreid. Er worden verschillende componenten van luchtverontreiniging gemeten. Op drie stadsachtergrond- en drie straatstations worden de componenten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) al sinds eind jaren negentig gemeten. Daardoor is het mogelijk om voor deze stations ook de meerjarige trend te onderzoeken. Opvallend is de significante daling van de fijnstofconcentraties aan de A10-west. Deze is onder meer veroorzaakt door de 80-kilometer-maatregel die daar in november 2005 is ingevoerd. Gemiddeld over de periode 1999-2008 is de concentratie met 1,8 procent per jaar gedaald. In mei 2010 wordt de rapportage over 2009 verwacht. In lijn met de resultaten van afgelopen jaar is de verwachting dat ook in 2009 op alle meetlocaties wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor fijn stof (PM10) zoals die voor 2011 zijn gesteld, zowel voor de jaargemiddelde concentratie als voor het maximaal aantal dagen met een concentratie van meer dan 50 µg/m3. Dit betekent overigens niet dat fijn stof in Amsterdam geen probleem vormt. Voor fijn stof bestaat namelijk geen ‘veilige’ concentratie die niet schadelijk is voor de gezondheid. De concentraties stikstofdioxide (NO2) voldoen op alle achtergrondstations aan de grenswaarde van 40 µg/m3 als jaargemiddelde. Op alle straatstations daarentegen wordt de grenswaarde overschreden. Het zal voor fijn stof geen probleem zijn binnen de termijn (2011) te voldoen aan de Europese normen voor fijn stof. Omdat uit de metingen blijkt dat voor stikstofdioxide op vrijwel alle straatstations wel normoverschrijdingen optreden, en dat er bovendien een stijgende trend waarneembaar is, wordt het voldoen aan de norm voor stikstofdioxide moeilijk. De EU heeft voor uitstel verleend tot 2015. Daarom blijven de maatregelen uit het Werkprogramma Luchtkwaliteit 2010 met een doorkijk naar 2015 cruciaal. Zie voor meer informatie de Jaarrapportage Luchtkwaliteit 2008. Programmabureau Luchtkwaliteit: Amsterdam gaat elektrisch! Omdat in alle toekomstscenario’s de automobiliteit blijft toenemen, is een omslag nodig naar elektrisch vervoer. Elektrisch vervoer is goed voor de luchtkwaliteit, het klimaat en kan een impuls betekenen voor de economie. Elektrisch vervoer stoot lokaal geen schadelijke stoffen uit en is zuiniger, waardoor er minder CO2 wordt uitgestoten. En als de benodigde stroom duurzaam wordt opgewekt, zijn elektrische auto’s echt schoon. De verwachting is dat in 2015 in Amsterdam vijf procent van de autokilometers emissieloos worden gereden (is gelijk aan 10.000 elektrische auto’s of een groter aantal hybride elektrische auto's) en in 2040 vrijwel alle autokilometers elektrisch worden gereden. Zonder oplaadpunten geen elektrisch vervoer. Daarom is de gemeente begonnen met de aanleg van een netwerk van oplaadpunten op straat, in parkeergarages, op P+R-terreinen en bij bedrijven. Ook speelt de gemeente speelt een sleutelrol bij het in beweging krijgen van de statische markt voor elektrische voertuigen. Amsterdam wil de introductie van elektrisch vervoer versnellen, onder andere door elektrische voertuigen in het eigen wagenpark te stimuleren. Steeds meer stadsdelen en diensten schaffen elektrisch auto’s aan. Ook lopen er diverse proeven met elektrische (vracht- en veeg)wagens. En is er een subsidieregeling van start gegaan voor de aanschaf van elektrische fietsen en scooters voor het eigen wagenpark. Ook worden afspraken gemaakt met het bedrijfsleven en diverse particuliere organisaties over het inzetten van elektrisch vervoer. Zo worden al elektrische auto’s ingezet bij de bevoorrading van de stad en wil taxibedrijf TCA in samenwerking met de gemeente elektrische taxi’s inzetten in de stad. Ook komen er elektrische deelauto’s. Om Amsterdamse ondernemers te stimuleren om elektrisch te rijden is er een subsidie voor de aanschaf van elektrische personen-, bestel- of vrachtauto’s. Binnen het plan Amsterdam elektrisch is € 3 miljoen gereserveerd voor de subsidieregeling. In 2010 wordt extra aandacht gegeven aan de mogelijkheden om de actieradius van elektrische auto’s te verbeteren. Ook wordt onderzocht hoe de energievoorziening van elektrisch vervoer en de oplaadpunten zo slim en schoon mogelijk geregeld kan worden (smart grid). Verder wordt de komende jaren aandacht gegeven aan de

21

standaardisatie van opladen, de techniek van range extenders (hulpmotoren die de accu opladen tijdens het rijden) en snelladen. De gemeente investeert € 10 miljoen in elektrisch vervoer. De maatregelen zijn uitgewerkt in het plan Amsterdam Elektrisch. Ongeveer 80 procent van de Amsterdammers heeft van de plannen voor elektrisch rijden gehoord en driekwart staat hier ook daadwerkelijk positief tegenover. Voorrang voor een Gezonde Stad Een van de belangrijkste maatregelen uit het Actieplan Luchtkwaliteit is het plan Voorrang voor een Gezonde Stad (VGS). Dit is het Amsterdamse verkeersplan voor een leefbare en bereikbare stad. Het plan bevat bron-, tarief- en flankerende maatregelen. Deze zijn met name gericht op minder en schoner autoverkeer in het gebied binnen de Ring A10 en ten zuiden van het IJ. Bronmaatregelen hebben het grootste effect op de luchtkwaliteit. Veel acties worden uitgevoerd door DIVV en gecoördineerd door het projectbureau Voorrang voor een gezonde stad. Parkeren Op 1 januari 2009 zijn in Amsterdam nieuwe parkeertarieven, parkeergebieden en bloktijden ingevoerd. Een eerste evaluatie in het najaar van 2009 laat zien dat de maatregel effectiever is dan aanvankelijk gedacht. In het gebied binnen de Ring A10 is veel minder vaak geparkeerd dan verwacht. Ook zijn er in 2009 weer P+R plekken bij gekomen, door de opening van de P+R in Bos en Lommer. De landelijke overheid werkt aan een wet die gedifferentieerde parkeertarieven op basis van milieukenmerken mogelijk maakt. Vanaf 2011 kunnen de parkeertarieven voor bijvoorbeeld elektrische, hybride en aardgasauto’s minimaal vijftig procent lager liggen dan voor gewone auto's. Het parkeertarief van extreem vuile auto’s kan maximaal vijftig procent hoger liggen dan het parkeertarief van gewone auto's. De milieuparkeervergunning biedt voorrang bij een parkeervergunning voor schone auto’s. In november 2009 is een proef begonnen in de stadsdelen Westerpark en De Baarsjes. Deze wordt in 2010 voortgezet en geëvalueerd. Sloopregeling De Amsterdamse sloopregeling is een premieregeling voor de sloop van een sterk vervuilende auto bij inruil voor een 'jongere' auto. Bovenop de landelijke slooppremie krijgen Amsterdammers een extra bedrag van de gemeente. De sloopregeling begon in oktober 2009 en duurt uiterlijk tot eind 2010. Op 1 december 2009 waren er al bijna vijfhonderd aanvragen ingediend. In het verlengde van deze maatregel is op dezelfde datum de Auto de deur uit-regeling ingevoerd, bedoeld voor Amsterdammers die hun auto wegdoen en geen vervangende auto willen kopen. Hiervoor hebben al bijna vijftig mensen een aanvraag ingediend. Autodelen De gemeente stimuleert autodelen. Zo heeft stadsdeel Oost-Watergraafsmeer in 2009 meer dan 70 autodeellocaties met meer dan 76 auto’s. De projecten Citycar en Innovatie Autodelen zijn beide in uitvoering. In de voucherregeling autodelen kreeg een inwoner van Amsterdam € 300 autodeeltegoed bij inlevering van de parkeervergunning. In 2009 zijn er 750 vouchers uitgedeeld en net zoveel vergunningen ingeleverd. Ook zijn er al 126 nieuwe autodeelplaatsen gerealiseerd. Openbaar vervoer In 2009 zijn er verschillende maatregelen genomen om het openbaar vervoer te verbeteren. Om de verbinding met de bedrijventerreinen te verbeteren gingen er bedrijvenpendels rijden tussen metrostation Sneevlietweg – De Schinkel en tussen Amstelstation – Amstel Business Park. En sinds eind 2009 rijdt buslijn 60, die een nieuwe verbinding maakt tussen Station Sloterdijk en de Staatsliedenbuurt. Binnen de OV-voor-parkeren-regeling krijgen mensen die hun parkeervergunning inleveren een OV-abonnement van drie maanden voor het GVB-netwerk. De eerste twee maanden kwamen er 125 aanvragen binnen. De GVB-kennismakingskaart biedt nieuwe inwoners van Amsterdam een gratis maandabonnement. Verder worden de mogelijkheden onderzocht voor een boodschappendienst in Amsterdam. Ook een milieuzone voor bestelauto’s, die er in 2009 niet kwam, wordt nader onderzocht op nut en noodzaak. Het aantal P+R-voorzieningen wordt verder uitgebreid, en in 2010 gaan de eerste elektrische deelauto’s in Amsterdam rijden. De autodeelplekken zijn ingericht met oplaadpunten. Haven Amsterdam: luchtmeetpunten en walstroom In de haven zijn in 2009 zijn twee nieuwe meetpunten voor luchtkwaliteit rond het havengebied in gebruik genomen. Zowel de provincie Noord-Holland, Haven Amsterdam als de gemeente Zaanstad wilden graag de invloed meten van de havenbedrijvigheid op de luchtkwaliteit. Daarom hebben zij samen met het Programmabureau Luchtkwaliteit Amsterdam de twee nieuwe

22

meetpunten ingericht: één in Spaarnwoude en één aan de Zaanse oever van het Noordzeekanaal. Verwacht wordt dat de meetresultaten over het eerste meetjaar omstreeks mei 2010 bekend worden. Schepen die aan de kade liggen gebruiken voor hun stroomvoorziening hun eigen generator. Dit veroorzaakt geluidsoverlast en uitstoot van fijn stof. Om deze overlast terug te dringen realiseert Haven Amsterdam walstroomkasten. In 2009 zijn de subsidieaanvragen gehonoreerd voor de realisering van deze voorzieningen voor binnenvaart en riviercruise in de Amsterdamse haven. Het grootste deel van de kosten voor de aanleg is hiermee gedekt. De verwachting is dat de eerste walstroomvoorziening medio 2010 in gebruik wordt genomen. In 2009 is ook een onderzoek gestart naar de mogelijkheden voor walstroom voor zeeschepen. Stadstoezicht: elektrisch rijden Amsterdam heeft in 2009 als eerste gemeente in Nederland zes volledig elektrische personenauto's in gebruik genomen. Samen met DMB, PMB, DIVV, Haven en Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer rijdt de Dienst Stadstoezicht met de Noorse Th!nk. De Th!nk moet acht uur opladen en kan dan 180 kilometer rijden met een maximum snelheid van 115 kilometer per uur. Hij is sneller dan menig auto en accelereert van 0 naar 80 in zestien seconden. Na ruim anderhalf jaar ontwikkelen rijden de Dienst Stadstoezicht, stadsdeel Osdorp en stadsdeel Oud Zuid in een elektrische bestelwagen Modec. De bestelwagen van Stadstoezicht zorgt voor een efficiëntere lediging van de parkeerautomaten en is milieuvriendelijker, doordat hij op stroom rijdt. De Dienst Stadstoezicht startte in 2009 een proef met elektrische scooters. Ook worden twee elektrische fietsen getest. Deze voertuigen kunnen in de eigen garage opgeladen worden, gewoon uit het stopcontact. Wagenparkbeheerder Floris Thoolen: ‘Wij rijden de hele dag door de stad en spreken mensen aan op hun gedrag. Dan kunnen we ook zelf wat terugdoen voor de Amsterdammers, door zo milieuvriendelijk mogelijk te rijden.’

Programmabureau Luchtkwaliteit De Amsterdamse gemeenteraad heeft in 2006 het Actieplan Luchtkwaliteit vastgesteld. Hierin staan alle maatregelen die Amsterdam moet uitvoeren om aan de Europese normen voor luchtkwaliteit te voldoen. Schonere lucht is van belang voor de gezondheid van Amsterdammers en om ontwikkeling in de stad niet in weg te staan. Het Programmabureau Luchtkwaliteit coördineert het plan en zorgt voor de uitvoering. Verschillende diensten hebben een rol: DMB, DIVV, DRO, GGD, OGA, EZ, BBA, Haven Amsterdam. Ook de stadsdelen zijn nauw betrokken. Het gros van de maatregelen is gericht op het verkeer - dé grote vervuiler in de stad op het gebied van de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxide. Dankzij de maatregelen voldoet Amsterdam inmiddels aan de Europese norm voor fijn stof. In 2015 moet Amsterdam ook voldoen aan de normen voor stikstofdioxide. De maatregelen uit het Werkprogramma Luchtkwaliteit 2010 met een doorkijk naar 2015 zijn hiervoor cruciaal. De maatregelen zijn gericht op duurzame mobiliteit zoals het stimuleren van de fiets en het OV, het verminderen van het aantal auto’s en vrachtauto’s in de stad en het introduceren van elektrisch vervoer. Het doel is om in Amsterdam een efficiënt en emissievrij vervoersnet te krijgen dat onafhankelijk is van fossiele brandstoffen. Samenwerking vindt dan ook plaats met het Klimaatbureau Amsterdam dat werkt aan de duurzame opwekking van energie, waardoor duurzame mobiliteit ook echt duurzaam wordt. Omgekeerd draagt duurzame mobiliteit bij aan CO2 -reductie. Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer DIVV staat voor veilige en duurzame mobiliteit in een aantrekkelijke openbare ruimte en werkt daarvoor samen met alle betrokkenen bij de ontwikkeling, bouw en het beheer van hoogwaardige infrastructuur die de bereikbaarheid van Amsterdam als middelpunt van de metropool versterkt.

23

DIVV is verantwoordelijk voor de infrastructuur en de verkeersbeheersing door een veilige doorstroom van alle verkeer in en naar de stad te bewerkstelligen, de beschikbaarheid van de infrastructuur te waarborgen, het toedelen en beprijzen van de schaarse ruimte en de stimulering van het gebruik van fiets en openbaar vervoer. DIVV heeft een open oog voor de belangen van burgers, maatschappelijke organisaties en bezoekers. Daarbij worden de belangen van economische ontwikkeling, de leefbaarheid en het milieu van de stad integraal afgewogen. DIVV levert belangrijke bijdragen aan de openbare verlichting en mobiliteit in Amsterdam. 4.3 Kringlopen Amsterdam zet in op effectieve en efficiënte kringlopen, om gebruikte grondstoffen, energie en voedsel op een effectieve manier te gebruiken. Afval wordt op die manier steeds vaker grondstof. Dit sluit aan bij de cradle to cradle (wieg tot wieg)-filosofie: alle gebruikte materialen na hun ‘leven’ in het ene product nuttig inzetten in andere producten, zonder kwaliteitsverlies en restproducten, die alsnog worden gestort of verbrand. Dat kan op vele terreinen: van bouw en productie tot consumptie. Bedrijven en hun samenwerking spelen een grote rol in deze kringlopen. Het hoogwaardig (her)gebruik van grondstoffen en reststromen door het bedrijfsleven in de havenregio Amsterdam – Zaanstad is daar een voorbeeld van. Universiteiten zijn belangrijk voor het in de praktijk brengen van kennis over materiaalkringlopen. Kringlopen zijn ook van belang voor de aantrekkelijkheid van de stad. Het Afval Energie Bedrijf (AEB) zorgt op internationaal unieke wijze voor maximaal rendement uit afval in Amsterdam, door afval in te zetten als bron van energie en warmte voor de stad. Er is veel (ook buitenlandse) belangstelling voor het concept van de synergie van de Hoogrendement-Centrale van het AEB met de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Waternet. Het rioolslib wordt bij het AEB verbrand en met het biogas wekt AEB duurzame elektriciteit op. Warmte en elektriciteit worden vervolgens weer teruggeleverd aan Waternet, zodat een gesloten kringloop ontstaat. Binnen de gemeente wordt voortdurend gezocht naar dergelijke duurzame vormen van industriële (keten)samenwerking. In 2009 startte ook het project Afval=Grondstof in de havenregio Amsterdam-Zaanstad. Vanuit de cradle to cradle-gedachte onderzoekt Haven Amsterdam samen met de gemeente Zaanstad en de Dienst Milieu en Bouwtoezicht de mogelijkheden om uitwisseling van reststoffen tussen bedrijven te stimuleren. Wat een afvalstof is voor de één kan immers een grondstof zijn voor de ander. De drie partners starten in 2010 een aantal pilots waarin de uitwisseling van reststoffen in de praktijk wordt gebracht. De gemeente zorgt ervoor dat bij sloopwerken vrijkomende materialen zo veel mogelijk worden hergebruikt. Dit is financieel aantrekkelijk, en voorkomt hoge stortkosten. Het zogeheten ‘afval’ wordt opgeruimd zonder een spoor achter te laten. Daarbij spelen zowel milieu- als en arbowetgeving een belangrijke rol. Tegenwoordig is bijna alles herbruikbaar, al dan niet op bijzondere markten: beton, hout, metselwerk. Ook vergeleken met buurlanden is het Amsterdams hergebruiksbeleid succesvol. De uitdaging is nu om nog efficiënter te werken: ter plaatse bij sloop hergebruik voorbereiden en de tussenfase – sloopmaterialen in depot - overslaan. Ook onze voedselketen is de afgelopen eeuw ‘geglobaliseerd’: een Amsterdams diner legt gemiddeld 33.000 kilometer af. Vandaar het gemeentelijke streven naar voedsel dat nabij Amsterdam wordt geproduceerd, zodat er weinig energie nodig is voor vervoer – goedkoper én beter voor het milieu. Ook eten we meer vlees en calorieën dan nodig, en gooien jaarlijks zo’n 50 kilo per persoon weg. Door minder dierlijke producten, meer biologische producten, meer seizoensproducten en lokale producten te eten, kan iedere Amsterdammer bijdragen aan een meer evenwichtig gebruik van het landbouwareaal in de wereld. AEB: Energie en warmte uit afval Al het Amsterdamse brandbare restafval wordt verwerkt bij het Amsterdamse Afval Energie Bedrijf (AEB). Het AEB zet afval om in duurzame energie en warmte. Bij het produceren van duurzame elektriciteit worden geen fossiele brandstoffen gebruikt. In 2009 verwerkte het AEB 1,3 miljoen ton brandbaar afval van Amsterdam en omstreken. Hiermee is 780.000 MWh elektriciteit geproduceerd. De Amsterdamse stadsschouwburg, het stadhuis, de Hortus Botanicus en de straten worden verlicht op ‘groene’ stroom van het AEB. Ook de Amsterdamse trams en metro’s rijden op deze duurzame stroom. In 2009 heeft het AEB zo’n 355.000 GJ aan warmte geproduceerd. Daarvan werd 315.000 GJ geleverd aan het stadswarmtenet in Amsterdam-West. Stadswarmte draagt bij aan energiebesparing, CO2-reductie en daardoor aan een betere luchtkwaliteit. Elk huishouden dat is aangesloten op stadswarmte betekent een CO2-reductie die gelijkstaat aan het vermijden van 12.000 wegkilometers. Zo wordt bespaard op het gebruik van fossiele brandstoffen. Samen met energiebedrijf NUON levert het AEB via Westpoort Warmte B.V. stadswarmte aan circa 6.500 woningequivalenten (bedrijven en woningen) in Westpoort,

24

Amsterdam Nieuw-West en Amsterdam-Noord. Dit wordt de komende jaren uitgebreid naar 60.000 aansluitingen. Samen met de 40.000 woningen elders in de stad komen er totaal dus 100.000 aansluitingen. Het AEB probeert deze gebieden aan elkaar te koppelen in een ringleiding om Amsterdam, zodat de duurzame warmte optimaal wordt benut en het aantal aansluitingen kan doorgroeien naar 200.000. IBA: Sloopmateriaal recyclen Ingenieursbedrijf Amsterdam (IBA) speelt een grote rol in de recycling van bouw- en sloopmaterialen. Aan de westkant van de stad wordt – grotendeels verhoogd - de Westrandweg (A5) aangelegd, om de stad bereikbaar te houden. Als ophoogmateriaal is 900.000 ton bodemas toegepast, een restproduct van het Afval Energie Bedrijf. Vanzelfsprekend gebeurt dit op een milieuverantwoorde wijze, en wordt er gemonitord met peilbuizen. Zelfs met de kosten voor risicobeheersing levert dit hergebruik een kostenbesparing op van 38 procent ten opzichte van de toepassing van zand. In 2009 is de ‘aardebaan’ van twee kilometer opgeleverd en in 2012 gaat de weg open voor het verkeer. De afgelopen jaren is Amsterdams beton hergebruikt voor de rijksweg A2, het stadshart van Almere, woningbouw op IJburg en de vijfde baan van Schiphol. Bij de herontwikkeling van de wijk Weerenscheg in Amsterdam-Noord zijn in 2009 veel materialen hergebruikt. Zo gingen aluminium raamkozijnen voor hergebruik naar Afrika, is hout gerecycled en oude straatklinkers zijn hergebruikt. Het beton- en metselpuin werd afgevoerd naar een brekerinstallatie om te worden verwerkt tot bijvoorbeeld granulaat voor funderingen van wegen. Zelfs de ondergrondse huisvuilcontainers worden hergebruikt. In 2009 werden bij de sloop van de Bijlmerflats hergebruikspercentages tot 95 procent bereikt. Alleen sommige kunststoffen en asbest leveren wel eens problemen op. Maar ook daar zijn vaak creatieve oplossingen mogelijk; was het voorheen moeilijk kunststof raamkozijnen te hergebruiken, in 2009 werden die verscheept naar Angola, om daar een tweede leven te krijgen. Dergelijke oplossingen zijn vanwege de kosten niet altijd mogelijk; zo wilde het IBA in 2006 de installaties uit een ontmantelde rioolwaterzuiveringsinstallatie exporteren naar Vietnam, maar dat bleek te duur. Proeftuin Amsterdam: Duurzaam consumeren Met het project Proeftuin Amsterdam worden boeren en tuinders in en om Amsterdam gestimuleerd om voedingsmiddelen duurzaam te produceren en in de stad te verkopen. Zo werden streekmarkten georganiseerd in diverse stadsdelen, bezochten schoolkinderen boerenbedrijven, en startte een actieprogramma voor gezonde lunches op basisscholen. In stadsdeel Oost-Watergraafsmeer was van april tot oktober 2009 elke maand een Pure markt in Park Frankendael. Hier werden biologische en streekproducten verkocht, naast allerhande kunstnijverheid. Op deze manier krijgt de omgeving een meer directe economische betekenis voor de stad, krijgen Amsterdammers toegang tot gezonde streekproducten, en wordt het aantal vervoersbewegingen teruggedrongen. Naast de gerichtheid op duurzaam consumeren en produceren biedt dit ook kansen om de stad internationaal te profileren. Vier jaar Proeftuin Amsterdam heeft er mede voor gezorgd dat voedsel weer terug is op de stedelijke en regionale agenda's. Het heeft in binnen- en buitenland veel aandacht getrokken. In 2009 was Amsterdam Hoofdstad van de Smaak, onder de noemer Stad van 1001 Smaken. Proeftuin Amsterdam heeft een stevige aanzet gegeven tot een regionale voedselstrategie. Er is een breed draagvlak voor de doelen van het projecten een basis voor verdere uitwerking, waarin het belang van gezond eten is gekoppeld aan milieubewustzijn – hoe bescheiden van niveau dan ook. Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer: adoptieproject afvalcontainers Afval naast ondergrondse containers is voor veel bewoners een grote ergernis. Bewoners van drie buurten in stadsdeel Oost-Watergraafsmeer kunnen daar op een eenvoudige manier iets aan doen: een afvallocatie ‘adopteren’. Wie dat doet, houdt samen met het stadsdeel de ruimte rond de container schoon. Klein afval ruimen de adoptanten zelf op, voor grofvuil bellen zij gratis het stadsdeel via een speciaal telefoonnummer; dit komt dan extra snel in actie. Dit project is in 2007 gestart in de Transvaalbuurt, een jaar later in de Oosterparkbuurt en in 2009 in de Dapperbuurt. In de drie buurten samen waren eind 2009 in totaal 133 van de 177 containers geadopteerd door 173 adoptanten (bewoners en ondernemers). Zij maken gemiddeld één keer per week de locatie schoon en geven gemiddeld één keer per twee weken een melding door. Het resultaat: minder afval bij de containers. Adoptanten ontvangen veegmaterialen, werkhandschoenen en een sleutel om de container te openen en verstoppingen te verhelpen. Als blijk van waardering zet het stadsdeel hen af en toe in het zonnetje. Adoptie vindt ook plaats door meerdere buurtbewoners tegelijk. Ook ondernemers doen mee om het stadsdeel schoon te houden. In 2009 sprak het stadsdeel met de ondernemers op de Dappermarkt af dat zij het afval beter bundelen. Op de markt staan nu speciale gele afvalzakken

25

en de marktkooplui gebruiken speciaal geel plakband om hun lege kartonnen dozen bij elkaar te binden en zo netter te kunnen achterlaten voor de reiniging. Het systeem is een succes: de markt ziet er overdag netter uit en het stadsdeel kan de markt ’s avonds sneller schoonmaken. In 2009 werd op de Dappermarkt oude kleine elektronische apparatuur ingezameld; de opbrengst was 800 kilo in vier dagen! Afval Energie Bedrijf Het Afval Energie Bedrijf (AEB) verwerkt het afval van Amsterdam en zestien omliggende gemeenten en is verantwoordelijk voor de inzameling en verwerking van gevaarlijk afval. Zo’n veertig procent van dit afval wordt hergebruikt en uiteindelijk wordt 98 procent nuttig toegepast. Daarnaast beheert het AEB de zes Amsterdamse Afvalpunten, waar bewoners en bedrijven zes dagen per week hun grofvuil kunnen inleveren. Het AEB is gericht op het halen van maximaal rendement uit afval. Zo heeft AEB geïnvesteerd in een Hoogrendement-Centrale. Met deze unieke centrale weet het AEB nog meer energie uit afval te halen. Door het verwerken van afval, het opwekken van energie en het terugwinnen van herbruikbare materialen, levert AEB een bijdrage aan een schone stad en een duurzaam Amsterdam. AEB probeert om alle reststoffen uit het proces te hergebruiken. Hoogwaardige stoffen zoals metalen, zand en grind worden teruggewonnen, verontreinigingen uit rookgassen worden zodanig afgevangen dat ze als bouwstoffen kunnen worden ingezet (gips en vliegas bijvoorbeeld kan worden gebruikt als toeslagstof in de bouw). Daarmee is het AEB internationaal toonaangevend in duurzame omzetting van afval in energie en waardevolle herbruikbare materialen, met een maximaal economisch en milieurendement. Kortom: ‘Maximaal rendement uit afvalstromen’. Het AEB bestaat uit de Afvalenergiecentrale, de Hoogrendement-Centrale, het Depot gevaarlijk afval, het Regionaal Sorteer Centrum Amsterdam en de zes Afvalpunten.

4.4 Economie Om welzijn en welvaart van Amsterdammers in de toekomst te kunnen waarborgen, is het van belang dat Amsterdam haar vooraanstaande positie in de wereldeconomie behoudt. De basis daarvoor is aanwezig: Amsterdam heeft een diverse economie (van het World Fashion Centre tot naaiateliers, van de bouw van luxe jachten tot kleinschalige landbouw), woningvoorraad, voorzieningen, landschappen en bovenal: een diverse en relatief jonge bevolking. Dat vormt een perfecte voedingsbodem om kansrijke economische sectoren vast te houden en aan te trekken en de lokale en regionale economie te laten floreren. De open Amsterdamse economie is wel gevoelig voor veranderingen op mondiaal niveau, mede door de aanwezigheid van de haven, Schiphol en internationale bedrijven. De gevolgen van de wereldwijde economische en financiële crisis die eind 2008 gestalte kreeg werden hier in 2009 dan ook steeds duidelijker zichtbaar. Specifieke sectoren kregen het moeilijk, waaronder de toeristische. Ook daalde het aantal vacatures, met name in de financiële sector en de industrie, en verslechterden de vooruitzichten voor ondernemers: er waren minder starters en meer faillissementen. In 2009 stonden 1,6 keer zo veel woningen te koop als in dezelfde periode een jaar eerder, de prijzen daalden, en op de kantorenmarkt nam leegstand toe en daalde de huurprijs. Ondanks de belangstelling om te wonen in Amsterdam stagneerde de

26

woningbouw door een combinatie van het moeilijker gefinancierd krijgen van nieuwe woningbouwontwikkelingen en terughoudendheid van potentiële kopers. Dit alles bedreigt de ontwikkelambities van de stad. Internationale concurrentiepositie De kracht van Amsterdam is een brede economische basis gekoppeld aan een sterke internationale oriëntatie. Amsterdam is nog steeds een aantrekkelijke vestigingsplek voor bedrijven, met name voor kleine, kennisintensieve bedrijven. Ook de leefkwaliteit wordt goed beoordeeld, wat vooral voor de creatieve sector een belangrijk aspect is. Het aantal banen in de creatieve industrie groeit. Creativiteit is de motor achter de aantrekkingskracht en de dynamiek van de stad. Ondanks de economische crisis presteert Amsterdam zowel qua verwachte investeringsplannen als op de indicator economische groeiverwachting beter dan de concurrentie. De afgelopen vier jaren heeft de gemeente haar best gedaan om Amsterdam terug te brengen in de top vijf van Europese vestigingssteden. Amsterdam is ten opzichte van 2006 gestegen van de zesde naar de vijfde plaats op de ranglijst van Europese vestigingssteden. Dit blijkt uit de eindmeting van het economische programma Amsterdam Topstad, dat in 2006 van start ging na het aantreden van het nieuwe stadsbestuur. Sindsdien is Amsterdam jaarlijks op basis van vier onafhankelijke onderzoeken1 vergeleken met de zestien belangrijkste Europese concurrentiesteden. Wel is er sinds 2000 een toenemende nivellering merkbaar: verschillen in de kopgroep van steden worden steeds kleiner, en een aantal steden zijn sterk in opkomst. Het belang voor Amsterdam om zich internationaal te onderscheiden wordt daarmee steeds groter. Wat betreft de vestiging van nieuwe internationale bedrijven en bijbehorende arbeidsplaatsen is Amsterdam uitgesproken sterk met de derde positie bij het aantal nieuwe internationale vestigingen. Tussen 2007 en 2010 vestigen zich 310 nieuwe buitenlandse bedrijven in de regio Amsterdam. Daartegenover staat een twaalfde positie bij het aantal nieuwe arbeidsplaatsen, vooral omdat de buitenlandse bedrijven die Amsterdam aantrekt relatief klein zijn (groot aandeel Europese hoofdkantoren). Met betrekking tot de waardering van het vestigingsklimaat daalt Amsterdam twee plaatsen, vooral doordat er de concurrerende steden Madrid en München het nog beter doen. Tot slot staat Amsterdam op een stabiele vijfde plaats als het gaat om leefkwaliteit, na Zwitserse en Duitse steden.

Methodiek

1

• Vestiging van nieuwe internationale bedrijven– Buck Consultants International

• Waardering van het vestigingsklimaat– European Cities Monitor

• Economische groeiverwachting– European Regional Prospects

• Leefkwaliteit- Mercer Quality of Living

27

Naar een duurzame economie De crisis heeft ook een heilzaam bijeffect: zij dwingt tot een kritische herijking van het duurzame ondernemerschap. Juist nu vindt de gemeente Amsterdam het belangrijk oog te houden voor people, planet én profit. De neerslag daarvan vinden we in de duurzaamheidsvisie Amsterdam Uitgesproken duurzaam; daarin wordt de noodzaak geschetst van een economische transitie. De noodzakelijke energie-, mobiliteits- en kringlooptransities vragen daarom. De urgentie daarvan wordt in de stad breed erkend, zowel door de gemeente, bewoners als ondernemers. Voor de gemeente betekent dat: investeren in talent, kennis, ondernemerschap en verbinding. We zagen de laatste jaren een sterke kenniseconomie in de stad, waarbij ook de traditioneel krachtige zakelijke dienstverlening een plaats had en een deel (kleinschalige) maakindustrie nodig bleef, hoewel veel productie zich verplaatste. Nu de zwaartepunten in de wereldeconomie verschuiven van Europa en de Verenigde Staten naar landen zoals China, India en Brazilië, wordt het voor Amsterdam steeds belangrijker haar economie met name te richten op mensen, kennis, media, geld en creatieve industrie, de mogelijkheden van digitalisering te benutten en innovatie aan te jagen, bij zowel het midden- en kleinbedrijf als internationale ondernemingen en grote kennisinstellingen. Zo trekt de stad duurzame bedrijven en bedrijven in de duurzame sector actief aan. In 2009 kende Amsterdam een brede variatie aan duurzame bedrijvigheid: van de energiesector tot de ICT-sector, van handel en logistiek tot finance en toerisme. Amsterdam streeft naar een internationale voorhoedepositie als het mondiale centrum van duurzame pensioenen, duurzaam beleggen en duurzaam investeren. Amsterdam is topspeler op het gebied van pensioenen. Aan de Zuidas - de internationale toplocatie in ontwikkeling – werken talloze mensen in financiële en zakelijke diensten. In het kader van het project Amsterdam Topstad is onderzoek gedaan naar sustainable finance. De Amsterdamse Kamer van Koophandel heeft in samenspraak met de gemeentelijke afdeling Economische Zaken een netwerk voor duurzaam-ondernemers opgezet. Voor dit alles is actieve citymarketing cruciaal; internationale zichtbaarheid en een duurzame uitstraling krijgen dan economisch toegevoegde waarde. Projecten als Amsterdam Topstad en de Amsterdamse Innovatiemotor (AIM) ingezet om Amsterdam internationaal aantrekkelijker te maken. Duurzaamheid is - juist in tijden van crisis - belangrijk om in te investeren. Daarnaast zet de gemeente in op kansrijke sectoren zoals het midden- en kleinbedrijf, de ICT en de toeristische sector. Klimaatbureau: Ontzorgen MKB Zo’n tachtig procent van de Amsterdame bedrijven valt onder het zogeheten midden- en kleinbedrijf (MKB): winkels, restaurants, buurtsupers, kleine horeca, kleine zelfstandigen, magazijnen en autobedrijfjes. De afgelopen jaren heeft de gemeente er veel aan gedaan ondernemers in deze branche te stimuleren tot een duurzame bedrijfsvoering. Zo heeft het Klimaatbureau - samen met vertegenwoordigers van het MKB, de Kamer van Koophandel en ondernemersvereniging ORAM - een zogeheten koplopersbenadering-MKB ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is dat vooroplopende aanbieders en afnemers van klimaatvriendelijke producten de bedrijfsvoering van het MKB veel CO2-extensiever kunnen maken. Deze worden met elkaar in contact gebracht en zo worden gemakkelijk toepasbare 'MKB-klimaatlijnen' ontwikkeld die het MKB ‘ontzorgen’. Met dat doel werd in 2008 ook een MKB-Energieloket opgericht. In 2009

28

zijn diverse pilotprojecten doorlopen met restaurants, winkels en kleine kantoren en stemde de gemeenteraad in met de instelling van een MKB-Klimaatfonds. Ondernemers kunnen hiervan gebruik maken om hun energiebesparingsmaatregelen (die zichzelf terugverdienen binnen twee tot vijf jaar) te financieren. Het systeem is eenvoudig: een bedrijf meldt zich, er wordt een energiescan uitgevoerd, en er volgt een financieel plaatje met investeringen en inkomsten. Het gaat om het efficiënter maken van onder meer verwarming, verlichting, isolatie en kozijnen. Het Klimaatbureau regelt de energiescan en biedt een financieringsconcept op maat. Men kan lenen of zelf financieren. De bank zorgt voor een financieringsplan, adviseurs van een gespecialiseerd bedrijf doen de energiescan. Zeer interessant voor de ondernemers is dat de baten meestal vanaf het begin af aan hoger zijn dan de kosten. Ook na afbetaling blijft de ondernemer veel besparen. Het fonds is met name bedoeld voor bedrijven die de investering zelf niet meteen op tafel kunnen leggen. Zij komen in aanmerking voor een lening als ze zijn doorgelicht met een positieve uitkomst. Er is contact met zo'n vijftig bedrijven. In 2010 worden er zo’n duizend benaderd; in totaal moet het project de komende periode ongeveer tweeduizend bedrijven 'bedienen'. Voor dit grootschalige project op een nieuwe markt kreeg het Klimaatbureau in 2009 een Europese EFRO-subsidie. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met Economische zaken. Haven: duurzaamheid- en innovatiefonds Per 1 oktober 2009 is de subsidieregeling Duurzaamheid- en Innovatiefonds Haven Amsterdam van kracht. Dit betekent dat bedrijven en organisaties subsidieaanvragen kunnen indienen voor projecten op het gebied van innovatie en/of duurzaamheid in de zeehavens van Amsterdam, Velsen, Beverwijk en Zaanstad. Het fonds verdeelt 2 miljoen euro per jaar, gedurende een periode van vier jaar. Op deze manier geeft Haven Amsterdam bedrijven die willen investeren in duurzaamheid en innovatie een financieel steuntje in de rug. De eerste ronde in 2009 heeft dertien aanvragen van bedrijven opgeleverd. Duurzame hotels Eind 2008 ondertekenden twintig hotels in acht stadsdelen het convenant Duurzame Hotels: een aanzienlijke verbreding van een eerder convenant in stadsdeel Centrum. De hotels beloven zich de komende twee jaar in te spannen voor het behalen van het internationale milieukeurmerk Green Key. Dit staat garant voor de inzet van de hotelondernemer om meer aan het milieu te doen dan de wet- en regelgeving verlangt. In ruil daarvoor hebben de stadsdelen toegezegd voor de duur van het convenant niet op duurzaamheid te controleren. Dit geeft de hotels de mogelijkheid om maatregelen en planning aan te passen aan hun situatie. Tijdens informatiebijeenkomsten kunnen hoteliers ervaringen uitwisselen. Bedrijven met een Green-Key besparen zo’n 15 tot 25 procent energie en water ten opzichte van de rest van de branche. Ook wordt het management, personeel en de gasten duidelijk gemaakt hoe zij actief kunnen bijdragen aan de verduurzaming van het hotel en daarmee van het toerisme in Amsterdam. In Amsterdam hebben inmiddels 28 hotels de Green Key behaald. Ongeveer twintig hotels zijn daarmee bezig. Naar verwachting zal het merendeel daarvan eind 2010 voldoen, zodat 42 procent van alle Amsterdamse hotelbedden aan het milieukeurmerk voldoet. En dit aantal zal naar verwachting verder oplopen. In 2009 zijn de hotels begeleid in het proces naar het behalen van het keurmerk; een aantal hotels heeft het al gehaald, en enkele hotels hebben alsnog het convenant getekend. Ook is hotels gevraagd of ze interesse hebben om elektrisch vervoer aan te bieden aan hotelgasten. Met een bezoek aan enkele hotels droegen wethouders bij aan extra (pers)aandacht voor het project. Uit het haalbaarheidsonderzoek milieukeur restaurants is naar voren gekomen dat een milieukeur in deze sector momenteel niet haalbaar is. Wel is een aantal restaurants gekoppeld aan het energieloket.

29

Van links naar rechts: Steven Meijers (InterContinental Amstel hotel), �Erik van Dijk (projectmanager Green Key), Paul van Grieken (wethouder Stadsdeel Oud-Zuid), Willem de Bok (InterContinental Amstel hotel) en Wil Codrington (wethouder stadsdeel centrum). Foto: Klaas Fopma Portefeuillehouder Paul van Grieken van Oud-Zuid: ‘Het is geweldig dat zo’n branche vrijwillig duurzaam gaat ondernemen, met zulke zichtbare en snelle resultaten tot gevolg. De hotels in het convenant zijn koplopers. Ik heb ze gevraagd andere hotels te enthousiasmeren om mee te doen.’ Groene ICT Amsterdam huisvest een sterk groeiende ICT-sector die steeds meer energie gebruikt, onder meer door krachtige servers. In 2008 is de sector bijeengebracht om te inventariseren hoe zij energie kan besparen. Daarbij prikkelde de Innovation Award ICT & CO2 de branche om met energiebesparende producten te komen. Het project Green IT is gericht op ICT-sector. Ook in deze branche valt veel te winnen. Daarnaast is de interessante vraag hoe je ICT kunt inzetten voor een slimmer energieverbruik. In 2009 werd de oprichting voorbereid van een Green IT-consortium, dat in 2010 gestalte moet krijgen en dit stimuleringsproject moet leiden. De aanpak zal mede zijn gericht op het belang voor de eigen portemonnee van de branche en het verkennen van een interessante nieuwe markt voor de toekomst. DMB en EZ: Groene loper voor duurzame ondernemingen In 2008 rondde EZ een onderzoek af naar economisch potentieel van duurzaam ondernemen in de regio. Uitgangspunt was duurzaam ondernemen als groeisector: bedrijven die uitmunten in duurzaamheid renderen vaak beter en zijn zelf duurzaam - in de zin van continuïteit; het zijn geen eendagsvliegen. Dergelijke bedrijven worden door de gemeente verwelkomd. EZ probeert, aansluitend bij het Milieubeleidsplan, dergelijke ondernemingen aan te trekken, onder de noemer ‘de Groene Loper’. Daartoe oriënteert zij zich breed: in aantrekkelijke buitenlandse steden, maar ook bij grote Amsterdamse bedrijven – en bij bedrijven die uiteindelijk toch een andere vestigingsplek kozen: wat zijn hun wensen, hebben zij tips? Het vervolgonderzoek naar mogelijkheden om duurzaamheid mee te nemen als vestigingscriterium voor nieuwe bedrijven wordt in 2010 uitgevoerd (eind 2009 is de opdracht hiervoor uitgezet door EZ en DMB). Convenant gemeente en Amsterdam RAI: innovatieve lastenverlichting Na intensieve voorbereiding sloten Amsterdam RAI en de gemeente in januari 2010 een unieke overeenkomst: als eerste private onderneming in Nederland krijgt Amsterdam RAI meer verantwoordelijkheid voor het houden van controles op de naleving van een nieuwe geïntegreerde APV-beschikking van stadsdeel Zuideramstel, en op naleving van de evenementsgebonden milieuaspecten van de milieuvergunningen. Deze nieuwe werkwijze wordt mogelijk dankzij kennisoverdracht door onder andere de milieu-inspecteurs van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht over het houden van toezicht. Het gaat om dertien vergunningen, voor onder meer stand- en tribunebouw en samplen en flyeren. De eenjarige overeenkomst heeft geen consequenties voor de directe omgeving, omdat de evenementenregels van Amsterdam blijven gelden. Grote evenementen zoals housefeesten vallen niet onder de overeenkomst. De RAI heeft zelf het initiatief genomen om een aantal vergunningenprocedures gemakkelijker te maken. Directievoorzitter Hans Bakker van Amsterdam RAI: ‘Wij kunnen nu effectief verantwoordelijkheid nemen en dragen voor het vergunningproces. We zijn bijzonder blij dat stadsdeel en gemeente ons als eerste private partij in Nederland het vertrouwen geven.’ Portefeuillehouder Duco Adema van stadsdeel Zuideramstel: ‘Dit initiatief past goed bij de ambitie van lastenverlichting voor bedrijven en burgers. De overeenkomst is een mooi voorbeeld van innovatie tussen een publieke en private partij. Hiermee leggen we de verantwoordelijkheid voor vergunningen bij de private partij. Dat is uniek in Nederland. Als dit goed uitpakt zal de gemeente meer toezicht houden op afstand op het proces en systeem van de controles die worden uitgevoerd door RAI.’ Klimaatstraten In 2009 werd de belangrijke verkeers- en winkelader de Utrechtsestraat een ‘klimaatstraat’. De straat wordt duurzaam heringericht, ondernemers krijgen – via onder meer een energiescan – de mogelijkheid energie te besparen, en er vindt een proef plaats met elektrisch vervoer voor de bevoorrading van winkels. Ook informeerde de gemeente MKB-ers over eenvoudige besparingsopties: in samenwerking met energieleverancier Nuon is daarover een folder ontwikkeld en verspreid onder 10.000 kleine ondernemers. Daarnaast is een aantal bedrijven schriftelijk gewezen op de wettelijke zorgplicht om energiebesparende maatregelen te treffen.

30

Zuidas: duurzaam in infrastructuur, gebouwen, mensen en bedrijven Zuidas, het internationale zakencentrum tussen Amstel en Schinkel, is een voor Nederland uniek knooppunt met kantoren, 9.000 woningen, dagelijkse, luxe en culturele voorzieningen, sportmogelijkheden en parken en groen. Op een steenworp afstand van het oude centrum, met transportmogelijkheden voor de deur: station Zuid/WTC, de ringweg A10-Zuid, metro en snelle verbinding met Schiphol. Zuidas levert zo’n 53.000 arbeidsplaatsen op voor Groot Amsterdam. De crisis vraagt ook om pragmatisme. Zo zorgt de gemeente er aan de Zuidas voor dat al bouwrijp gemaakte grond waar de bouw stil ligt wordt beschermd tegen vandalisme en vuilstort met ‘groene’ oplossingen: er is gras gezaaid, dat goed wordt onderhouden. Zo zijn recreatieplekken voor omwonenden gecreëerd. Ook is in 2009 het eerste duurzaamheidsverslag van de Zuidas gerealiseerd. En verder... Ook is onderzocht of een milieukeurmerk voor kantoren mogelijk is; dat bleek het geval, via de Dutch Green Building Council en het keurmerk BREEAM-in-use. De Dienst Milieu en Bouwtoezicht zit in de adviescommissie voor de ontwikkeling daarvan. De gemeente zal geen platform oprichten voor bedrijven met het keurmerk ISO 14001 - verwacht wordt dat de markt dit zelf oppakt als hier behoefte aan is. Met de stichting Stimular is afgesproken dat de milieubarometer een jaar lang gratis beschikbaar wordt gesteld voor bedrijven in Amsterdam. Economische Zaken De Amsterdamse afdeling Economische Zaken (EZ) heeft als taak het stimuleren van economische bedrijvigheid door versterking van de economische structuur en van een concurrerend vestigingsmilieu. EZ wil dat alle bedrijven zich welkom en thuis voelen in Amsterdam. Daarnaast moeten er voor startende en doorgroeiende bedrijven voldoende goede vestigingsmogelijkheden zijn, of ze nu nationaal of internationaal opereren. EZ richt zich daarom op groei van bestaande bedrijven en het aantrekken van bedrijven van buiten Amsterdam. Zo wordt de werkgelegenheid in de stad vergroot en levert EZ een bijdrage aan een duurzame stedelijke samenleving. EZ maakt dit mogelijk door onderzoek te (laten) doen naar behoeften en kansen van de markt. Op basis daarvan worden prioriteiten gesteld die het aantrekkelijk maken voor ondernemers om zich te vestigen. Dat biedt werkgelegenheid en versterkt de creativiteit, innovatiekracht en handelsgeest in de stad. Vervolgens ontwikkelt EZ vanuit deze marktbehoefte nieuw beleid en voert dat uit, of besteedt de uitvoering uit aan derde partijen. Naast onderzoek en beleidsontwikkeling heeft EZ een aantal belangrijke taken voor het bedrijfsleven in de regio Amsterdam: het binnenhalen van buitenlandse bedrijven, het ondersteunen van Nederlandse bedrijven bij het zoeken naar vestigingplekken, en het koesteren van het gevestigde bedrijfsleven, zodat uitbreiding mogelijk wordt. EZ is intensief betrokken bij overleg met andere gemeentelijke afdelingen over zaken die van invloed zijn op de Amsterdamse economie, zoals de milieuzone en elektrisch vervoer; EZ maakt ook deel uit van de Kerngroep Duurzaamheid met andere diensten.

31

5 DE DRIJVENDE KRACHT: DE MENSEN Mensen zijn de doorslaggevende factor voor een duurzame ontwikkeling. Natuurlijk heeft de gemeente maar zeer ten dele invloed op de houding van Amsterdammers. Wel speelt zij een belangrijke rol in het scheppen van mogelijkheden, met name op het terrein van gezondheid, opleiding, werk, huisvesting en participatie. Die cruciale punten voor een gedragsverandering bij consumenten – en dat zijn wij allemaal – wordt in dit hoofdstuk besproken. Zaken als tevredenheid, verbondenheid en betrokkenheid zijn niet zo eenvoudig te meten. Maar het gevoel ‘Amsterdammer te zijn’, verbonden te zijn met je stadgenoten, en betrokken te zijn bij die stad, zijn minstens zo belangrijk voor de duurzame ontwikkeling als gezonde lucht. Want: wie van zijn stad houdt is daar zuinig op. Net als in een duurzaam gebouwd huis – dat ook duurzaam moet worden gebruikt om effect te sorteren – zijn mensen de doorslaggevende factor. Dat heeft ook economische waarde: het internationale vestigingsklimaat, kennisinstellingen en bijvoorbeeld de creatieve industrie zijn gebaat bij een tolerante, culturele, creatieve stad – een stad om van te houden. Welzijn en welvaart zijn belangrijke indicatoren voor de kwaliteit van leven. Welzijn is voor een deel afhankelijk van het inkomen, en een redelijk inkomensniveau is voorwaarde voor allerlei vormen van participatie. Mensen die moeilijk rondkomen nemen minder deel aan het culturele leven, doen minder aan sport, beoordelen hun eigen gezondheid minder positief en hebben ze meer psychische klachten dan de gemiddelde Amsterdammer. Daarom is het belangrijk dat de gemeente voorwaarden schept voor mensen om zich volwaardig te kunnen ontplooien en mee te doen in een stad die zij ervaren als schoon, gezond en veilig, met een transparante gemeentelijke organisatie, goede opleidingen en werk. 5.1 Gezondheid De gezondheid van mensen wordt uitgedrukt in welzijn én welbevinden; objectieve cijfers over sterfte, levensverwachting, gerapporteerde aandoeningen en leefstijl corresponderen niet per se met de ervaren gezondheid, klachten, fysieke beperkingen, het psychisch welzijn en zorggebruik. Participatie, 'maatschappelijk meedoen', hangt samen met de ervaren gezondheid. Vooral mensen met een slechte geestelijke gezondheid participeren minder. De ervaren gezondheid varieert uiteraard met de leeftijd, maar ook met sociaal-economische factoren, zoals het opleidingsniveau en het inkomen. Ook het psychische welbevinden is gunstiger naarmate de gevolgde opleiding en het inkomen hoger zijn. Daarnaast is de kwaliteit van de omgeving van invloed op het welzijn en welbevinden. GGD: Gezondheidsmonitor Elke vier jaar publiceert de GGD de Amsterdamse Gezondheidsmonitor: een onderzoek onder Amsterdammers van zestien jaar en ouder. De monitor maakt deel uit van de gezamenlijke gezondheidsenquête van de vier grote steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Uit de monitor van 2008 (onderzoek onder ruim 6.600 Amsterdammers uit alle stadsdelen en een extra steekproef onder inwoners van de wijken in de Amsterdamse Wijkaanpak ) blijkt dat de meeste Amsterdammers positief zijn over hun gezondheid. 84 procent ervaart die als (zeer) goed. Ouderen en mensen met een ongunstige sociaal-economische positie zijn minder positief en rapporteren vaker een chronische aandoening. Uit de monitor blijkt dat het goed gaat met de gezondheid van de meeste Amsterdammers. Er zijn echter ook grote verschillen tussen stadsdelen te zien, zowel in de lichamelijke gesteldheid als in de waardering die mensen hebben voor hun gezondheid. Daarbij is de gezondheidsachterstand van inwoners met een ongunstige sociaal-economische positie nog steeds opvallend. Dat is niet nieuw maar vergt wel aandacht. De gezondheidsverschillen tussen de vier steden zijn klein. Amsterdammers zijn iets positiever over hun eigen gezondheid, hebben minder last van overgewicht en bewegen meer dan de bewoners van Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Amsterdammers drinken meer alcohol en gebruiken meer cannabis. In de vier steden worden grote gezondheidsverschillen gevonden tussen wijken met achterstand en overige wijken. In wijken met achterstand is de ervaren gezondheid slechter, komt diabetes vaker voor, zijn inwoners vaker ernstig eenzaam en hebben meer inwoners een hoog risico op een depressie of angststoornis. Daarnaast wordt in de wijken met achterstand vaker gerookt, komt overgewicht en bewegingsarmoede vaker voor. Binnen Amsterdam zijn er grote gezondheidsverschillen tussen de stadsdelen. Inwoners van

32

stadsdeel Centrum voelen zich het meest gezond; bewoners van stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer en van de wijken in de Wijkaanpak wijken ervaren dat veel minder zo; zij hebben ook vaker last van psychische klachten en eenzaamheid. De verschillen tussen de stadsdelen en tussen de wijken in de Wijkaanpak en andere wijken laten zich gedeeltelijk verklaren door de samenstelling van de bevolking (geslacht, leeftijd, sociaaleconomische status en afkomst). Veertig procent van de Amsterdammers heeft overgewicht, 38 procent beweegt te weinig en maar liefst 83 procent eet te weinig groente en fruit. Net als in de rest van Nederland roken steeds minder Amsterdammers, zowel mannen als vrouwen. Het percentage rokers is gedaald van 33 procent in 2004 naar 27 procent in 2008. Het percentage rokers is vooral hoog onder Turkse en Surinaamse mannen, hoewel ook zij steeds minder vaak roken. Eén op de vijf Amsterdammers drinkt te veel alcohol; mannen vaker dan vrouwen, hoogopgeleiden vaker dan laagopgeleiden. Ongeveer één op de tien Amsterdammers tussen de 16 en 54 jaar gebruikt regelmatig hasj of wiet. Het gebruik is hoger onder mannen en neemt af naarmate men ouder wordt. Eén op de tien Amsterdammers tussen de 16 en 54 jaar heeft het afgelopen jaar onveilige seks gehad. Dit geldt vooral voor mannen die seks hebben met mannen, 16- tot 34-jarigen en hoger opgeleiden. Risicovol seksueel gedrag is sinds 2004 gestegen. Vrouwen, ouderen en laagopgeleiden maken meer gebruik van de huisarts dan mannen, jongeren en hoogopgeleiden. Opvallend: Amsterdammers bezoeken de tandarts of mondhygiënist minder vaak dan gemiddeld in Nederland. Dit geldt met name voor ouderen, laagopgeleiden en Turkse Amsterdammers. Eén op de acht Amsterdammers is mantelzorger, met name vrouwen en 55-plussers. Bijna één op de vijf mantelzorgers verleent deze zorg minimaal zestien uur per week. In Amsterdam kunnen mensen sinds 2007 in hun eigen stadsdeel bij het Loket Zorg en Samenleven terecht voor informatie en advies over voorzieningen op het gebied van zorg, welzijn en wonen. Dertien procent van de 55-plussers kent het Loket, drie procent maakt er gebruik van. Anderhalf procent van de Amsterdammers is in het afgelopen jaar slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Vrouwen, gescheiden mensen en mensen die moeite hebben om met hun geld rond te komen, zijn vaker slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Wat betreft de psychosociale gezondheid: zeven procent heeft ernstige psychische klachten en daarmee een hoog risico op een depressie of angststoornis. Daarnaast heeft 41 procent van de Amsterdammers ‘matige’ psychische klachten. Psychische klachten komen vaker voor bij vrouwen, ouderen, lager opgeleiden en Amsterdammers van niet-westerse afkomst. Circa één op de drie Amsterdammers is wel eens eenzaam en één op de elf Amsterdammers is zeer eenzaam. Het gaat vooral om een tekort aan sociale contacten (sociale eenzaamheid). Eenzaamheid komt vaker voor onder laagopgeleiden, gescheiden of verweduwde Amsterdammers en Turkse Amsterdammers. Een speciale aandachtsgroep vormen 75-plussers bij wie emotionele eenzaamheid frequent voorkomt. Waternet: veilig drinkwater Bij de Amsterdamse drinkwatervoorziening staat veiligheid voorop, want gezondheid is essentieel als het gaat om drink- en afvalwater. Waternet besteedt veel aandacht aan de gezondheid en veiligheid van het drinkwater. In Nederland nemen we geen enkel risico en zijn de (drink)waterbedrijven in overheidshanden. Ook Waternet heeft veiligheid en gezondheid benoemd tot kernwaarden van het bedrijf. Dat dit niet zomaar een kreet is blijkt wel, doordat meerdere jaren achter elkaar het beste drinkwater door Waternet wordt geleverd. GGD De GGD Amsterdam, gevestigd in het hart van de stad, is de grootste en oudste geneeskundige en gezondheidsdienst van Nederland en heeft een breed scala aan werkzaamheden op het terrein van de volksgezondheid. Haar missie luidt: 'Het beschermen en bevorderen van de volksgezondheid in het werkgebied'. Daarnaast gaat het de GGD om actieve bevordering van de volksgezondheid waar dat nodig is. De GGD voorziet ook in een meldkamerfunctie en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen voor de omliggende regio, en is landelijk en internationaal actief op het gebied van bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen en HIV/ Aids-onderzoek. De afstemming en samenwerking tussen verschillende partijen en sectoren is de sleutel tot een succesvol volksgezondheidsbeleid. Veel gezondheidsthema’s zijn immers met elkaar verweven of vertonen samenhang met andere factoren, zoals opleiding, leefomgeving en inkomen. Afhankelijk van de problematiek onderzoekt de GGD welke maatregelen vanuit gezondheidsperspectief het beste passen, gebruikmakend van expertise uit andere sectoren. 5.2 Veiligheid

33

Tussen 2005 en april 2009 is de veiligheidsbeleving in Amsterdam verbeterd. Het aandeel Amsterdammers dat zich wel eens onveilig voelt daalde van 43 procent naar 37 procent. De afgelopen paar jaren is er duidelijk verbetering zichtbaar op het gebied van leefbaarheid en veiligheid in de stad: zowel de objectieve veiligheid als de subjectieve veiligheid blijven dalen en het aantal onveilige buurten in de stad neemt af. Ook het openbaar vervoer is veiliger geworden. Er is geen verdere daling in de ervaren verloedering en de ervaren sociale cohesie voor de stad als geheel gelijk is gelijk gebleven; in zogeheten probleemwijken is zij het zwakst. Ondanks de gunstige ontwikkelingen blijft Amsterdam onveiliger dan landelijk en dan de andere grote steden. De ervaren overlast op straat blijft licht dalen. Amsterdammers geven hun woonomgeving de laatste jaren gemiddeld een zeven. Inwoners van wijken die ook op andere terreinen slecht scoren zijn het minst tevreden. De sociale samenhang in buurten wordt mede bepaald door de mate van leefbaarheid. Die heeft te maken met de (ervaren) kwaliteit van de woning en de woonomgeving, de mate van verloedering, de criminaliteitscijfers, onveiligheidsgevoelens, meningen over de ontwikkeling van de buurt en verhuisgeneigdheid. Een prettige en veilige leefomgeving is van belang voor het welbevinden en de participatie in de stad. Een positief beeld van de buurtontwikkeling en een sterke sociale cohesie ervaren dragen bij aan de kwaliteit van leven. Meer veiligheid en minder overlast in de stad is een van de prioriteiten van de gemeente. Daarbij gaat het om zaken als rondhangende jeugd en kleine criminaliteit.

De objectieve veiligheid in 2008 De subjectieve veiligheid (de beleving) in 2008 Bron: O+S/Stadstat Stadsdeel Oud-Zuid: kindroutes Stadsdeel Oud-Zuid wil samen met basisscholen en hun leerlingen de bewegingsvrijheid van kinderen in de openbare ruimte vergroten. Dit gebeurt met name door samen met de kinderen zogeheten kindroutes te maken: verkeers-, sociaal en speelveilige routes op straat waarvan kinderen zelfstandig gebruik kunnen maken om naar allerlei opvang, onderwijs, speel- en vrijetijdsvoorzieningen in de buurt te komen. Dit is leuk voor de kinderen, goed voor de lucht als ze niet elke keer met de auto gebracht hoeven te worden, en het bevordert de sociale cohesie in de buurt. In 2009 is het eerst kindlint aangelegd, in de Van der Helstpleinbuurt in de Pijp; het verbindt enkele basisscholen, een speeltuin, een sporthal en een kinderboerderij. De route heeft een duidelijke markering in de vorm van een gekleurde tegel. Deze tegel is afgewisseld met een door de kinderen van een basisschool gemaakte mozaïektegel. Bij het oversteken is bewegwijzering aangebracht. Langs de route zijn her en der speeltoestellen geplaatst om de route extra aantrekkelijk te maken. Zo staat er een draaitoestel, een waterhapper en is een hinkelbaan aangelegd. De scholen, de ouders en de kinderen zijn betrokken bij het proces en met hun hulp is de uiteindelijke route en de aankleding bepaald. Inmiddels is het stadsdeel in overleg met andere scholen en kinderen, over de aanleg van een tweede kindroute.

34

‘Zichtbare verbeteringen’ De basis van Amsterdam is goed, hier is een duurzame lifstyle mogelijk - daarvoor komen mensen naar de stad. Amsterdam is de fietsstad bij uitstek. En dat moet zo blijven. We hebben de infrastructuur en de cultuur daarvoor. Dat soort concrete zaken is belangrijk: de omgeving, het energiegebruik en de mobiliteit verbeteren. Door hogere eisen te stellen en subsidies te geven. Zorg voor zichtbare verbeteringen. En: verbind consequenties aan je ideeën; bijvoorbeeld niet naar de ander kant van de wereld vliegen, maar skypen. Frans Berkhout, Directeur van het Institute for Environmental Studies (IVM) aan de Vrije Universiteit Amsterdam 5.3 Huisvesting De helft van de Amsterdamse woningen is in het bezit van woningcorporaties. De gemeente en de corporaties hebben in de overeenkomst Bouwen aan de stad afspraken gemaakt over onder meer nieuwbouw, aanbiedingsafspraken en verkoop van sociale huurwoningen. Verkoop van sociale huurwoningen is belangrijk voor de middengroepen. In 2008 was 91 procent van de verkochte woningen bereikbaar voor de middeninkomens tot twee keer modaal en 65 procent was bereikbaar voor inkomens tot anderhalf keer modaal. Dat betekent een daling ten opzichte van 2007 toen 93 procent bereikbaar was voor twee keer modaal en 73 procent voor anderhalf keer modaal. De corporaties verkochten in 2008 1.704 sociale huurwoningen, ruim 400 minder dan in 2007. Daarmee zijn er van het totale verkoopquotum van 28.575 woningen 13.457 verkocht. Dat er minder woningen werden verkocht kwam vooral doordat er minder vrijkwamen. Eind 2008 was er een verminderde belangstelling van potentiële kopers. Woningen stonden langer te koop maar van prijsdalingen in het goedkope segment was nauwelijks sprake. In het duurdere segment ging de verkoop moeizamer en werden de prijzen wel naar beneden bijgesteld. Opvallend is dat binnen de totale woningbouwproductie van corporaties het aandeel sociale huur iets toeneemt, evenals het aandeel grote woningen en zorgwoningen. Het percentage verhuringen aan lage inkomensgroepen daalde tot onder de afspraken. Nieuwbouw In 2009 werd duidelijk dat de doelstelling voor de sociale huurwoningen en de doelgroepwoningen in de nieuwbouw met de gerealiseerde en verwachte inzet over de periode 2007 t/m 2010 niet wordt gehaald. Als de bestaande bouw erbij wordt betrokken, is het beeld wel redelijk positief: dan zou de doelstelling voor zorgwoningen en zelfstandige studentenwoningen in vier jaar wel worden gehaald; alleen voor de grote woningen niet. De Amsterdamse woningcorporaties wilden tussen 2007 en 2010 gezamenlijk zo’n 20.000 woningen bouwen. Die ambitie werd in 2009 bijgesteld naar ongeveer 16.000 woningen. De nieuwbouw in het middensegment lag met 5.535 woningen fors boven het minimaal nagestreefde aantal van 1.600. In 2008 werd echter nog gestreefd naar 6.447 woningen. Was de inzet voor sociale huurwoningen toen 8.409, in 2009 daalde dat tot 6.219 – en dat is onder de doelstelling om in vier jaar 6.500 sociale huurwoningen te bouwen. Ook bij de grote sociale huurwoningen daalde de inzet, van 1.208 tot 1.010. Voor zorgwoningen daalde de bouwdoelstelling van 1.490 in 2008 tot 1.351 in 2009. Voor studenten denkt men 378 woningen te realiseren, zo’n 40 minder dan in 2008 - ver van het streven om in vier jaar 1.000 zelfstandige woningen voor studenten te bouwen. Bij nieuwbouw van studentenwoningen zijn de locaties problematisch.

35

De beoordeling van de woonomgeving in 2008

Bron: O+S/Stadstat

Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer: Zelf cradle tot cradle-ontwerpen In stadsdeel Oost-Watergraafsmeer werd in 2009 een ontwerpwedstrijd georganiseerd voor studenten en professionals om een duurzame, drijvende, zelfvoorzienende woning te ontwerpen volgens het cradle to cradle–principe, in samenwerking met Waternet en DWA. Meer dan vijftig teams deden mee. Verder werd er een landelijke cradle to cradle-tentoonstelling ontwikkeld met Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO), die begin 2010 in het stadsdeelhuis te zien zal zijn, en mogelijk ook op andere locaties. Dienst Wonen, Zorg en samenleven: boedelbeheer en verhuishulp Dienst Wonen, Zorg en samenleven (DW) heeft een ‘vangnetfunctie’ voor mensen die zichzelf niet, of niet goed, weten te redden. Zo zorgt de dienst er voor dat de boedel van mensen die door corporaties uit hun woning worden gezet, niet als grof vuil wordt afgevoerd, maar getaxeerd en opgeslagen. Als die boedel enige waarde heeft, regelt DW een verhuizer die de spullen verhuist, waarna ze verzegeld worden opgeslagen in het depot aan de Theemsweg. De eigenaar kan ze dan binnen drie maanden tegen een vriendelijke vergoeding ophalen. Gebeurt dat niet, dan gaan de spullen naar de kringloopwinkel van Pantar. DW is betrokken bij zo’n 1.300 huisuitzettingen per jaar. Dit project heeft inmiddels de interesse gewekt van andere steden. Daarnaast helpt de gemeente met name ouderen die moeite hebben hun verhuizing zelf te regelen. Ook al krijgen zij in bepaald gevallen subsidie, dan nog lukt het ze vaak niet zelfstandig te verhuizen; uit onderzoek bleek onder meer dat men die subsidie niet weet te gebruiken. DW heeft daarom een speciale medewerker die dergelijke mensen thuis opzoekt en helpt. Energieadvies voor huurders – Step 2 Save Step2Save is een samenwerkingsproject van Nuon, de gemeente, elf stadsdelen en woningcorporaties Far West en Ymere. Doel: 200 kilo CO2-reductie per deelnemend huishouden en een besparing van € 70,- op de jaarlijks energienota, een lagere energierekening voor huurders, én werkloze jongeren opleiden tot energieadviseur. Van de 10.000 beoogde huishoudens in de sociale huursector waren er eind mei 5.000 met succes geadviseerd. Het project liep tot oktober 2008. Ook de Dienst Werk en Inkomen is betrokken bij Step to save; zij zorgt er voor dat enkele mensen met een uitkering als adviseur kunnen gaan optreden. Energiebedrijf NUON heeft werkloze jongeren opgeleid tot adviseurs, die de huishoudens bezoeken met een ‘energiebox’ met besparingsproducten, zoals spaarlampen, waterbespaarders voor de douchekop, en badkamer- en keukenkranen. Het gewenste resultaat van deze actie uit het Amsterdamse Milieubeleidsplan is al in 2008 gerealiseerd. Wegens dit succes is deze actie ook voortgezet in 2009. Toen zijn nog eens 3000 adressen bezocht in de stadsdelen De Baarsjes, Bos en Lommer, Osdorp, Slotervaart, Westerpark, Zuideramstel, Zuidoost en Noord.

36

Contractondertekening wethouder Freek Ossel, DWI-klanten woningcorporatie Ymere en energieleverancier Nuon als energie adviseur in het werktraject Step2Save. Wethouder Freek Ossel: ‘Step2Save helpt arme gezinnen, is goed voor het milieu én zorgt voor werk voor deze jongeren. Een prima initiatief dat ik graag wil uitbreiden.’ Stadsdelen: Zon op je dak! De gemeente stimuleert het gebruik van duurzame energie om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Via de campagne ‘Zon op je Dak’ kunnen particuliere woningeigenaren met subsidie duurzame energietechnieken aanschaffen. Deze campagne is een samenwerking tussen de Amsterdamse stadsdelen en twee installatiebedrijven. Projectbureau ARC (Amsterdam Reduceert CO2) voert het project namens de stadsdelen uit. De provincie Noord-Holland stelt de subsidie beschikbaar. Particuliere woningeigenaren die nieuwe duurzame technische systemen aanschaffen kunnen subsidie krijgen voor zonnepanelen, zonneboilers, hoogrendementketels, warmtepompboilers, lage temperatuur verwarming, douche warmteterugwinning of combiwarmtepomp in combinatie met bodemsysteem. Nadat Zon op je dak in 2007 en 2008 een succes was, werd het project in 2009 weer georganiseerd. Diverse stadsdelen hebben – toen Zon op je Dak 2009 al snel werd ingehaald door zijn eigen succes, zelf nog subsidie beschikbaar gesteld, om meer aanvragen te kunnen honoreren. Stadsdeel Oud-Zuid: wattcher Een actie in stadsdeel Oud-Zuid voor bewoners is het uitlenen van de zogenoemde Wattcher. Hiermee is gestart op de autoloze zondag en het was meteen een groot succes. De Wattcher, ontworpen door designer Marcel Wanders, meet het stroomverbruik in huis: van de televisie, de wasmachine, het espressoapparaat. Een deel bevestig je aan de meterkast, en het afleesapparaatje steek je in het stopcontact op een willekeurige zichtbare plek in je huis. Als je een apparaat aan- of uitzet, toont het apparaat direct het verschil. Op die manier maakt de Wattcher mensen bewust van het energieverbruik en laat zien welke besparingen mogelijk zijn in hun huishouden. In een proef uitgevoerd door Wattcher, is op deze manier een besparing behaald van het elektriciteitsgebruik van 10 tot 20 procent per huishouden. Het stadsdeel heeft vijftig apparaten aangeschaft en leent deze, via de wijkcentra, uit aan bewoners. Ze mogen hem drie maanden gebruiken. Dit is lang genoeg om een duidelijk beeld te krijgen van het elektriciteitsverbruik in huis. De gebruikers krijgen ook toegang tot Wattcher-online, een eenvoudig online stappenplan dat inzicht geeft in het verbruik. Via een persoonlijke pagina houdt de gebruiker overzicht over de besparingen en kunnen resultaten vergeleken worden met andere gebruikers. Na drie maanden moet de Wattcher weer worden ingeleverd en is de volgende aan de beurt. Het project loopt voorspoedig: alle Wattchers zijn uitgeleend en er zijn al wachtlijsten voor de volgende ronde.

37

‘Verleid de Amsterdammer!’ Amsterdam profileert zich als duurzame stad. Om dat nog meer in de praktijk te brengen is meer dialoog nodig met de Amsterdammers. Activeer die om duurzaam te leven en te consumeren! Het gaat erom duurzaamheid aantrekkelijk te maken en goed te vermarkten, net zoals wij doen met ons Ecofabs-initiatief. Ecofabs.nl inspireert mensen tot een duurzame lifestyle waarin bewust consumeren hand in hand gaat met gevoel voor stijl. De Ecofabs Fashion Party is hiervan een goed voorbeeld. Gasten leveren hun vintage kleding in krijgen in ruil hiervoor ecodots, waarmee ze een nieuwe garderobe bij elkaar kunnen shoppen. Met gesloten portemonnee. Niet alleen goed voor de planet en de profit, maar vooral ook voor de people, want die worden er blij van. De gemeente kan haar burgers ook verleiden tot duurzaamheid door duurzaam gedrag te belonen. Bijvoorbeeld door eigenaren van een elektrische of hybride auto meteen een parkeervergunning te verlenen, zonder wachtlijst. Het gaat om bewustzijn – de technieken zijn er. Duurzaam is leuk, spannend, sexy en innovatief. Dianne Potters, 21Sustainable en mede-initiatiefnemer van Ecofabs Verbetering bestaande woningen Stadsdeel Westerpark werkt de komende tien tot vijftien jaar aan de verbetering van de leefomgeving en het leefklimaat van de Frederik Hendrikbuurt. Onderdeel van de verbeteringsaanpak is een kwaliteitsimpuls voor de bestaande woningvoorraad. Door het voorschrijven van een minimaal kwaliteitsniveau moet rond 2025 de gehele woningvoorraad voldoen aan het Bouwbesluit bestaande bouw 2003. Daarbovenop worden enkele aanvullende eisen gesteld op het gebied van energiebesparing en veiligheid. Het unieke van de complexgewijze aanpak zit in de aanvullende eisen op het gebied van energiebesparing. Op grond van de Woningwet kan het stadsdeel eigenaren van bestaande woningen verplichten tot het aanpassen van hun woning tot het niveau van nieuwbouwwoningen. De door het stadsdeel verplicht gestelde maatregelen zijn daarbij in hoofdzaak gericht op de basis van energiebesparing: isolatie. Deze verplichting levert in de slechtere woningen een energie- en CO2 besparing op van tussen de 30 en 45 procent. De eigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor de investeringskosten. Zij kunnen wel gebruik maken van de bestaande duurzaamheidsubsidies. Het stadsdeel informeert en coördineert waar dat mogelijk en nuttig is. Om eigenaren verder financieel tegemoet te komen, heeft het stadsdeel in 2010 een budget van € 400.000 beschikbaar besteld voor renteloze leningen. Eigenaren die een maximaal jaarinkomen hebben van € 32.500 (alleenverdieners) of 47.880 (tweeverdieners) kunnen een lening aanvragen van maximaal € 20.000.

38

‘Investeren in kwaliteit’ Wethouder Rolf Steenwinkel: ‘We kunnen in ons land gigantisch veel energiewinst boeken door te investeren in bestaande woningen. In de Frederik Hendrikbuurt zijn ruim 3.600 woningen voor de oorlog gebouwd. Als we deze de komende jaren aanpassen aan de eisen van veelal bestaande wetgeving op het gebied van bouwen en wonen, zorgen we voor duurzaam behoud van de woningen én we dragen bij aan vermindering van de CO2-uitstoot. Tegelijkertijd wonen de mensen hier dan behaaglijker en met veel lagere energiekosten. Met de renteloze lening stimuleren we woningeigenaren om, ook in deze tijd, te investeren in de kwaliteit van hun huis. Daarnaast geven we hen alle informatie over subsidiemogelijkheden en we begeleiden de verbouwingen per complex. In stadsdeel Westerpark doen we er zo samen met de eigenaren van woningen, graag alles aan om de huizen én de wijk toekomstbestendig te maken. Meetboutennet Een voorbeeld van de manier waarop de gemeente service probeert te bieden aan Amsterdammers en Amsterdamse ondernemers is het meetboutennet. Vanwege de drassige grond wordt in Amsterdam gebouwd op palen. Tot eind jaren veertig waren dit veelal houten palen; tegenwoordig zijn ze van beton. Die oudere palen kunnen door verschillende oorzaken worden aangetast, waardoor funderingen en panden verzakken. De gemeente heeft daarom binnen de Ring zo’n 14.000 zogeheten meetbouten in gevels aangebracht: kleine, roestvrijstalen boutjes met een doorsnede van 6 millimeter, ongeveer een halve meter boven het maaiveld. Dit meetboutennet groeit nog steeds, op plekken waar de gemeente funderingsproblemen verwacht. Nadat de hoogte van de meetbouten ten opzichte van een vast punt is bepaald, wordt periodiek gemeten en gecontroleerd of er verzakking optreedt. De gegevens worden opgenomen in het digitale Geografisch InformatieSysteem (GIS); alle Amsterdammers, maar met name (potentiële) eigenaars van panden, makelaars, architecten en bouwkundigen, kunnen meetgegevens krijgen bij de Dienst Wonen, Zorg en samenleven en via internet. Zo kunnen zij tijdig maatregelen treffen bij verzakkingen. Ook in 2008 en 2009 groeide de omvang van het meetboutennet gestaag. De Dienst Wonen, Zorg en samenleven De Dienst Wonen, Zorg en samenleven verleent woondiensten aan burgers, coördineert de stedelijke vernieuwing en formuleert het Amsterdamse woonbeleid. Namens de gemeente houdt DW toezicht op de woningmarkt, stelt regels vast en ziet erop toe dat die worden nageleefd. Daarnaast helpt DW mensen om hun weg te vinden en geeft extra steun aan wie dat nodig heeft. 5.4 Opleiding en werk De werkloosheid nam tussen juli 2008 en juli 2009 vooral toe onder mannen (van 6,5 procent naar 7,2 procent), en was het hoogst onder vrouwen van tussen de 35 en 55 jaar, bij mannen onder de 45-64-jarigen. Bij de mannen nam de jeugdwerkloosheid toe, bij vrouwen juist af. De oplopende werkloosheid kan leiden tot concentraties van hoge werkloosheid in bepaalde gebieden, zoals Amsterdam West, Zuidoost en Noord. Het behoeft geen betoog dat dit niet alleen leidt tot meer behoefte aan schuldhulpverlening en bijzondere bijstand, maar ook meer criminaliteit en gevoelens van onveiligheid kan veroorzaken. Dat betekent voor de stad als geheel een verlies aan maatschappelijk en economisch potentieel, toename van maatschappelijke spanningen en verlies

39

aan menselijk en sociaal kapitaal. De gemeente zelf zal worden geconfronteerd met hogere uitgaven in het sociale domein door een groter beroep op uitkeringen en voorzieningen. Zelfs als de economie zich de komende jaren weer positief ontwikkelt, zal druk op de gemeentelijke financiële middelen blijven bestaan. Maar in de eerste plaats zijn armoede en werkloosheid natuurlijk persoonlijke drama’s. De gemeente onderneemt een breed scala aan activiteiten om mensen te scholen, aan het werk te helpen en te houden, van trajecten voor sociale activering tot begeleiding en bemiddeling, en speciale doelgroep- en voortrajecten. Daarnaast stimuleert zij duurzaam ondernemerschap op verschillende manieren, vaak branchegericht. Social return Met social return of investment wordt bedoeld het koppelen van sociale doelstellingen aan het besteden van middelen voor allerlei diensten, werken en producten, met als doel opleidingsmogelijkheden, stageplekken en banen te creëren voor mensen die nu langs de kant staan. In 2008 besloot de gemeente social return in te voeren bij het inkopen van producten en diensten boven de € 206.000 (verplicht voor diensten en facultatief voor stadsdelen), conform het Programakkoord uit 2006. Investeringen die de stadsdelen toch moeten doen, kunnen zo - naast het ‘gewone’ resultaat - concrete sociale winst (return) opleveren. Het doel is: diverse soorten arbeidsplaatsen creëren om de participatie en sociale cohesie in de stad te versterken. De Dienst Werk en Inkomen (DWI) heeft hiervoor een speciaal projectbureau ingesteld. Dit adviseert gemeente en opdrachtnemers, helpt bij het vinden van geschikte kandidaten, en controleert de gang van zaken. Leveranciers moeten vijf procent van de aanneemsom gebruiken om werkzoekenden in te zetten of op andere wijze bijdragen aan sociale projecten. Eind 2009 was social return onder meer vast onderdeel van het inkoopproces bij Concern Inkoop, DWI en stadsdeel Zuidoost en was DIVV een aanbestedingstraject gestart volgens de vijfprocentseis. Het aantal deelnemers groeit. Eind 2009 had Amsterdam 24 social return-contracten afgesloten met 45 leveranciers, die de komende vier jaar zullen resulteren in 319 reguliere banen, 108 leerwerkplaatsen, 527 arbeidsmarktrelevante opleidingen, 221 stageplaatsen en 127 participatieplaatsen. Er waren 20 mensen geplaatst op reguliere vacatures en 24 op een leer/werkbaan, en 45 hadden een arbeidsmarktrelevante opleiding gekregen. Uitzendbureaus hebben toegezegd de komende jaren werk, stages en opleidingen te realiseren voor klanten van DWI. Ook stadsdeel De Baarsjes past dit principe zo veel mogelijk toe; bij het begin van nieuwe uitvoeringsprojecten worden de mogelijkheden geïnventariseerd. Zo wordt het groot onderhoud van de Mercatorstraat uitgevoerd door leerlingen en stagiaires van het Samenwerkingsverband Praktijkopleidingen Grond-, water- en wegenbouw (SPG). Ook bij de aanleg van geveltuinen kan het SPG een taak krijgen. DWI: schuldhulpverlening, ervaringstrajecten, snel ingrijpen De beroerde economische situatie was op vele terreinen merkbaar in de stad. Ten opzichte van 2008 nam de vraag naar schuldhulpverlening in 2009 toe met twintig procent: 12.000 personen meldden zich aan bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI). Die coördineert de schuldhulpverlening in de stad. Daarnaast kwam er in november een grote stroom aanmeldingen van NUON (vijfhonderd). Dat betekende een grote druk op de schuldhulpbureaus. Ondanks deze stijging van het aantal aanvragen werd 2009 bij de stadsdelen zonder wachtlijsten afgesloten. Gedurende het jaar was er steeds bij vijf tot zes wisselende stadsdelen een wachtlijst; bij de overige konden de aanvragers binnen de termijnen worden geholpen. Er zijn veel inspanningen verricht om de wachtlijsten terug te dringen. Dat is aan het eind van 2009 gelukt. In 2009 was de verwachting dat het klantenbestand van DWI zou groeien met 3.800 uitkeringsgerechtigden. Daarom werden er verschillende maatregelen getroffen: zo snel mogelijk bemiddelen voor mensen die pas kort een uitkering hadden, het aan de slag houden van uitkeringsgerechtigden, en verkorting van de termijn waarbinnen uitkeringen worden toegekend. Uiteindelijk kwamen er zo’n 3.000 DWI-klanten bij. Eind 2009 had DWI in totaal ruim 38.000 klanten (met een re-integratiedoelstelling). In de loop van het jaar is het maximumbedrag van de loonkostensubsidie verhoogd, om meer werkgevers te verleiden uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen. DWI hanteert de zogeheten participatieladder: een verdeling van uitkeringsgerechtigden op basis van hun mogelijkheden tot re-integratie. Daarbij gaat het om zowel werk als persoonlijke ontwikkeling. Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat klanten in re-integratietrajecten zich in 2008 ontwikkelden op de meeste factoren die van belang zijn om werk te krijgen. Om werknemers te verleiden ook in deze tijd mensen aan te nemen, werd de loonkostensubsidie uitgebreid. DWI richtte zich met name op de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Ook werd er sneller bemiddeld dan voorheen voor mensen die sinds korte tijd een uitkering kregen, via de

40

zogeheten vacaturecarrousel; hiervan maakten in 2009 1.600 mensen gebruik, waarvan er 800 een baan vonden. Het afgelopen jaar nam ook het praktijkcentrum van DWI een hoge vlucht, waar mensen ‘werknemersvaardigheden’ worden bijgebracht. Deze ervaringstrajecten bestonden al langer, maar kregen meer effect, onder meer doordat ze nu in eigen beheer werden uitgevoerd. In het Concern Congres Centrum waar DWI zetelt worden mensen opgeleid in de horeca. Daardoor beschikt de gemeente over een relatief goedkope conferentieruimte en tegelijkertijd ontstaan zo arbeidsplaatsen waar mensen werken met behoud uitkering en praktijkvaardigheden opdoen om door te stromen naar het ‘echte werk’. Vroeg Eropaf Begin 2009 werd het project Vroeg Eropaf stedelijk ingezet: een project om met corporaties en andere partners schulden en huurachterstanden snel aan te pakken. Na twee maanden gaat er een signaal van corporatie naar een centraal meldpunt, er wordt contact opgenomen met bewoners, eventuele andere problemen worden geïnventariseerd. DWI heeft de regie en de stadsdelen geven opdrachten aan de maatschappelijke dienstverleners. In 2009 ging het om 3.800 meldingen. Door vroeg in te grijpen, worden grotere problemen én maatschappelijke kosten voorkomen. Het project is gericht op leveranciers van primaire levensbehoeften, zo is er overleg over een bredere aanpak met onder meer energieleverancier NUON en zorgverzekeraar Agis. Stadsdelen: Jongeren Service Punten Het JSP is een laagdrempelige inloopvoorziening voor jongeren in de stadsdelen De Baarsjes, Oud West en Bos en Lommer, met informatie, trainingen en bemiddeling op het gebied van scholing en werk. Het JSP speelt ook een bemiddelende en verwijzende rol voor jongeren die een stageplek zoeken. Jongeren kunnen er trainingen sociale vaardigheid en sollicitatietrainingen volgen om hun kansen op het vinden en behouden van een stageplek te vergroten. De resultaten en aanbevelingen van het onderzoek naar de stageplekken in De Baarsjes zullen in de werkwijze van het JSP opgenomen worden. In het JSP zal een vacaturebord voor baantjes en stageplekken ingericht worden. Stadsdeel De Baarsjes: forse inzet op scholing Contacten met het onderwijs Leerlingen op het VMBO en het MBO kiezen vaak voor opleidingen voor beroepen waarmee zij zelf bekend zijn, zoals in de juridische, economische, administratieve en zorgsector. Voor beroepsopleidingen in de groenvoorziening wordt wegens onbekendheid en imago meestal niet gekozen. Stadsdeel De Baarsjes heeft daarom contact gelegd met het Wellantcollege. Dit biedt VMBO- en MBO-opleidingen in een groene leeromgeving. Onderzocht wordt of er een structurele samenwerking kan komen tussen de stadsdeelwerf en het college. Dat kan resulteren in stage- en werkervaringplekken op de werf, maar ook aangepaste trainingen en cursussen voor het behoud en vergroten van de kennis van de stadsdeelmedewerkers. Stageplekken De norm voor Amsterdamse diensten, bedrijven en stadsdelen is drie stageplekken per vijftig medewerkers. Hiervan moet de helft bestaan uit VMBO-leerlingen. Stadsdeel De Baarsjes zorgde in 2008 en 2009 voor zogeheten snuffelstages voor de VMBO-leerlingen van het Marcanticollege. In 2009 begeleidde het stadsdeel 48 stagiaires, waarvan 31 op VMBO- en MBO-niveau. Sportbuurtwerk is de grootaanbieder met 25 stageplekken per jaar. Daarnaast laat het stadsdeel onderzoeken of bedrijven in De Baarsjes geschikt zijn voor stageplekken op VMBO- of MBO-niveau, en welke rol het stadsdeel daarbij moet spelen. Hiertoe startte in 2009 een onderzoek bij De BOOT (Buurtwinkel voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling) van de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. Scholingswinkel In navolging van de Rotterdamse wijk Lombardijen organiseerde het stadsdeel een project waarbij MBO-stagiairs ondernemers in een winkelstraat ondersteunen, door bijvoorbeeld etalages in te richten, administratieve klussen te doen of te helpen met promotieactie. ROC Amarantis, Stadgenoot en het stadsdeel werken samen aan een scholingswinkel in de Jan Evertsenstraat. Stadgenoot levert de locatie van waaruit stagebegeleiders en stagiairs winkeliers van de Jan Evertsenstraat ondersteunen. Het stadsdeel draagt bij in de kosten van de scholingswinkel. Bredeschoolloket

41

Het bredeschoolloket stelt alle kinderen van basisscholen in staat om gratis deel te nemen aan naschoolse activiteiten. In het loket zijn diverse activiteiten, waarbij studenten en scholieren actief zijn als stagiaire. Bij de huiswerkbegeleiding en de mentorprojecten, Sportbuurtwerk en Circus Elleboog worden veel stagiairs ingezet. Afval Energie Bedrijf: opleidings- en ervaringsplaatsen Het Regionaal Sorteer Centrum (RSC) op het terrein van het Afval Energie Bedrijf (AEB) zorgt voor inzameling en opslag van oude elektrische apparaten. Hiermee wordt voorkomen dat zware metalen in het milieu komen. Het RSC biedt daarnaast een werkervaringsplaats en opleiding aan mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Een deel van de medewerkers stroomt door naar een reguliere baan binnen AEB. Klimaatbureau: energieke scholen Veel Amsterdamse basisscholen hebben een grote achterstand op het gebied van energie en binnenmilieu. Van de ongeveer tweehonderd scholen voldoet zo’n tachtig procent niet. In 2009 werd een plan gemaakt om die schoolgebouwen te verbeteren. Er moeten er dus ongeveer 160 worden aangepakt, waarvan 60 tot 80 in 2010. Alle voorbereidingen daartoe zijn inmiddels getroffen; er is een uitvoeringsbureau opgericht, dat samenwerkt met stadsdelen en schoolbesturen. Het gaat in dit project om maatregelen zoals het verbeteren van de ventilatiesystemen, de verlichting, de verwarming, isolatie van daken, dubbel glas en betere kozijnen. In 2009 zijn energiescans gedaan bij de scholen die in 2010 aan de beurt zijn. Inmiddels zijn de maatregelen per school bekend; in de zomer van 2010 worden ze uitgevoerd. Het mooie van dit project is dat het gaat om meer dan alleen CO2-reductie; ook de gezondheid van leerlingen en leerkrachten verbetert; het leidt tot minder ziekteverzuim en hogere leerprestaties. In 2008 werd een proefproject uitgevoerd met drie scholen in stadsdeel Westerpark. De eerste evaluatie is zeer positief: leraren beoordelen het binnenklimaat als beduidend beter; zo klagen zij minder over hoofdpijn. Leerlingen zeggen zich beter te kunnen concentreren, en tijdens de pilot werden de rapportcijfers gemiddeld een punt hoger. Het Rijk subsidieert het project in het kader van de crisismaatregelen. De aanbestedingen door de schoolbesturen worden begeleid en geadviseerd door IBA. In het kader van het gemeentelijke duurzaam inkopen wordt gelet op social return of investment. Het project geeft de werkgelegenheid een impuls, net zoals de isolatie- en installatiebranche. Daarmee is dit een echt people, planet en profit-project. Bij het project wordt samengewerkt met de Dienst Werk en Inkomen en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, die de stadsdelen financieel ondersteunt en samen met het Klimaatbureau opdrachtgever is. Dienst Werk en Inkomen: resultaatgerichte trajecten De Dienst Werk en Inkomen (DWI) voert voor Amsterdam de Wet Werk en Bijstand (WWB) uit. Die wet regelt dat mensen zonder werk en zonder geld een uitkering kunnen krijgen. Daarnaast voert DWI ook een aantal Armoederegelingen uit voor de gemeente Amsterdam. Doel is dat alle Amsterdammers in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Dé manier om dat te doen is betaald werk. Lukt dat niet meteen, dan zorgt DWI ervoor dat mensen op een andere manier kunnen deelnemen aan de samenleving, bijvoorbeeld door zogeheten SAP- of MAP-trajecten. Mensen waarmee DWI te maken heeft hebben soms complexe problemen. DWI werkt samen met het UWV WERKbedrijf, werkgevers, het onderwijs en re-integratiepartners. Elke twee jaar laat DWI een onderzoek uitvoeren naar de klanttevredenheid. Deze steeg, zowel in 2007 als in 2009. 5.5 Verbondenheid en participatie De mate waarin mensen zich verbonden voelen met de stad is een belangrijke indicator voor de kwaliteit van leven. Die verbondenheid wordt mede bepaald door de buurt waar men woont, de leefbaarheid en de ervaren veiligheid. Verbondenheid In Amsterdam is de verbondenheid hoog: bijna negen van de tien Amsterdammers voelen zich verbonden met de stad, waarvan ruim de helft ‘in sterke mate’. Zes van de tien voelen zich verbonden met het stadsdeel waarin ze wonen en driekwart van de Amsterdammers met de buurt. Deze bindingen en de ervaren sociale cohesie in de buurt bleven in 2009 gelijk aan die in 2008. Ruim negen van de tien Amsterdammers voelen zich een beetje tot heel erg Amsterdammer (93 procent). Ruim de helft (56 procent) voelt zich heel erg Amsterdammer, 37 procent een beetje. Zes procent beschouwt zich niet als een Amsterdammer en twee procent weet het niet. Deze percentages zijn vrijwel gelijk aan die van 2008. Amsterdammers van Surinaamse afkomst, tweede

42

generatie allochtonen en autochtonen voelen zich het vaakst heel erg Amsterdammer. Ook 55-plussers geven dat vaak aan. Hoger opgeleiden voelen zich minder vaak heel erg Amsterdammer dan lager opgeleiden. Acht van de tien Amsterdammers voelen zich zeker thuis in de stad; ongeveer een zesde een beetje of niet. Dit is ongeveer gelijk aan voorgaande jaren. De meest genoemde redenen om je hier niet thuis te voelen zijn intolerantie, asociale medemens en mentaliteit van mensen. Daarnaast worden de veranderde sfeer, onveiligheid, criminaliteit en drukte vaak genoemd. In buurten voelen Amsterdammers van Turkse, Marokkaanse en overig niet-westerse allochtone herkomst zich over het algemeen minder thuis dan gemiddeld; de eerste generatie allochtonen minder dan de tweede, die zich bijna net zo thuis voelt als autochtonen. Verder voelen ouderen zich meer thuis in de buurt dan jongeren en voelen alleenstaanden en eenoudergezinnen zich minder thuis in de buurt dan andere huishoudtypen. De mate waarin men zich thuis voelt in de buurt varieert sterk per stadsdeel. Zo voelen rond de acht van de tien bewoners van Oud-Zuid, Zuideramstel en Centrum zich thuis in de buurt. Participatie Een tweede belangrijke indicator voor de kwaliteit van leven is de mate van participatie: een mooi woord voor ‘maatschappelijk meedoen, betrokken zijn’. Cultureel, politiek, door (vrijwilligers)werk, sociale contacten, en het gevoel iets te betekenen voor anderen of de samenleving in bredere zin. Je moet daar zelf fysiek en geestelijk toe in staat zijn, maar de stad moet je ook die mogelijkheden bieden. Kortom: het moet mogelijk zijn te houden van je stad. Cultuur Mede vanwege haar rijke historie staat Amsterdam te boek als culturele stad. Kunst en cultuur horen van oudsher bij de stad. Zij dragen bij aan de kwaliteit van leven - van populaire mega-evenementen tot intieme concerten voor een selecte groep liefhebbers. Amsterdam is nog steeds het hart van cultureel Nederland, met de hoogste concentratie bibliotheken, bioscopen, musea, theaters, concertzalen, cabaretgelegenheden, festivals, uitgeverijen, professionele en amateurgezelschappen en artistieke opleidingen. Ook internationaal oefent dat grote aantrekkingskracht uit. Het aantal bezoekers aan de Amsterdamse attracties loopt al enige tijd terug. In 2008 was er een daling met drie procent ten opzichte van 2007. In het eerste kwartaal van 2009 werd de daling veel groter: het aantal attractiebezoekers nam met bijna twintig procent af ten opzichte van dezelfde periode in 2008. In juli en augustus heeft deze daling zich voortgezet. Het aantal museumbezoekers liep in 2008 ook sterk terug, maar is zich sinds april weer aan het herstellen. Juli en augustus waren goede maanden voor de musea. Voor een deel is dit het gevolg van de opening van de Hermitage in juni, maar ook andere musea zien de bezoekersaantallen weer oplopen. Het vermoeden bestaat dat het toegenomen museumbezoek het gevolg is van meer Nederlandse toeristen in Amsterdam. Zij gaan vaker naar een museum dan buitenlandse toeristen en het aantal Nederlandse toeristen nam toe in mei en juni. Het aantal buitenlandse toeristen nam in deze maanden nog steeds af. De zette het systeem voort van ‘broedplaatsen’ voor werk- en expositieruimte voor professionele kunstenaars in (tijdelijk) leegstaande panden en stimuleert bezoek aan culturele instellingen door scholieren. Politiek De politieke interesse en participatie van Amsterdammers was in 2008 en 2009 vergelijkbaar: twee derde zou zeker gaan stemmen als er gemeenteraadsverkiezingen waren en de helft is geïnteresseerd in stadsdeelpolitiek. Nog steeds zijn autochtone Amsterdammers sterker geneigd te gaan stemmen dan niet-westerse allochtonen. Ook hoger opgeleiden geven aan vaker te gaan stemmen dan lager opgeleiden en de stemintentie neemt toe met de leeftijd. Ruim een derde van de Amsterdammers kan minimaal één wethouder bij naam noemen. Slechts één van de vijf weet uit welke partijen het stadsbestuur bestaat. In vorige jaren waren dat er meer. Iets meer dan de helft van de Amsterdammers is in meer of mindere mate geïnteresseerd in de stadsdeelpolitiek. Dat was in 2008 en 2007 ook zo. In de jaren daarvoor, van 2002 tot 2006, waren dat er zes van de tien. Samenleven Op 15 december 2009 telde Amsterdam precies vijftig procent allochtonen. Daarvan was 35 procent niet-westers, en 15 procent westers. Die helft van de bevolking is zeer divers: van analfabeten tot universitair studenten en succesvolle ondernemers. In 2008 waren Amsterdammers positiever over andere bevolkingsgroepen dan in de jaren daarvoor. In 2009 is dat beeld niet verder veranderd. Amsterdammers met een Surinaamse achtergrond hebben vaker contact met mensen van een andere herkomstgroep, autochtonen minder vaak. Ouderen hebben minder contact hebben met Amsterdammers van een andere herkomst. Middelbaar opgeleiden hebben

43

relatief vaak contact met Amsterdammers van een andere herkomst en laag opgeleiden relatief weinig. Ruim een vijfde van de Amsterdammers heeft alleen vrienden uit de eigen herkomstgroep. Vooral autochtonen en westerse allochtonen hebben in verhouding vaak alleen vrienden uit de eigen herkomstgroep. Niet-westerse allochtonen en Amsterdammers met een Surinaamse achtergrond geven relatief vaak aan evenveel vrienden uit de eigen herkomstgroep te hebben als vrienden uit andere herkomstgroepen. Jongeren hebben vaker een gemengde vriendengroep dan ouderen. Het minst positieve beeld hebben Amsterdammers over stadsgenoten met een Marokkaanse achtergrond. Dit jaar heeft ruim een derde een (zeer) negatief beeld over Marokkaanse Amsterdammers. Dat is iets meer dan vorig jaar, maar veel minder dan in de jaren daarvoor. De helft van de Amsterdammers vindt dat het (heel) goed gaat met de omgang tussen mensen van verschillende etnische of culturele achtergrond in de stad, net als in 2008. Net als in 2008 voelt driekwart van de Amsterdammers zich zelden of nooit gediscrimineerd op basis van de etnische achtergrond; negentien procent soms en vier procent vaak. Vijfenveertig procent van de Marokkaanse Amsterdammers voelt zich wel eens gediscrimineerd op basis van de etnische achtergrond, waarvan zestien procent vaak. Onder Turkse Amsterdammers, Surinaamse Amsterdammers en Amsterdammers die afkomstig zijn uit overige niet-westerse landen voelt ongeveer een derde deel zich wel eens gediscrimineerd. De percentages schommelen over de jaren heen maar lagen in 2009 weer op het niveau van 2007. Religie Ongeveer vier van de tien Amsterdammers voelen zich verwant met een godsdienst, religieuze of levensbeschouwelijke stroming. Dit aandeel is gelijk gebleven in de laatste jaren. Net als in 2008 is te zien dat naarmate het opleidingsniveau stijgt, het aandeel dat zich verbonden voelt met een religieuze stroming afneemt. Van alle Amsterdammers voelt ongeveer een vijfde zich behoren tot een stroming binnen het christendom. Binnen het christendom is het katholicisme het meest populair (acht procent van alle Amsterdammers). In totaal voelt twaalf procent van de Amsterdammers zich verwant met de islam. Vertrouwen in bestuur Drie van de tien Amsterdammers hebben veel vertrouwen in het gemeentebestuur, de meeste Amsterdammers nemen een middenpositie in en elf procent wantrouwt het gemeentebestuur. Een soortgelijke verdeling geldt ook voor het oordeel over het stadsdeelbestuur. De tevredenheid over contacten met bestuurders en ambtenaren is niet veranderd ten opzichte van vorig jaar. Voor het eerst werd in 2009 gevraagd of men het gemeentebestuur wantrouwt. Het vertrouwen in het gemeentebestuur (30 procent) is groter dan het wantrouwen (11 procent). Drie van de tien Amsterdammers zeggen (zeer) veel vertrouwen te hebben in het gemeentebestuur, 44 procent niet veel, niet weinig, en 17 procent zeer weinig. Omgekeerd geldt dat een op de negen (11 procent) het gemeentebestuur wantrouwt, 37 procent niet veel, niet weinig wantrouwen heeft en 41 procent (zeer) weinig. Gemiddeld geven Amsterdammers het huidige gemeentebestuur een 6,4 als rapportcijfer. Dat is vrijwel gelijk aan voorgaande jaren. Contact met gemeente Net als in 2008 had in 2009 één van de zeven Amsterdammers contact met één of meer personen uit de lokale politiek; meestal leden van de stadsdeelraad. Net als in 2008 waren dit vaker autochtone Amsterdammers dan niet-westerse allochtonen, en vaker hoger opgeleiden dan lager opgeleiden. Net als voorgaande jaren is de meerderheid (71 procent) tevreden met het contact. Zes van de tien Amsterdammers hadden contact met een ambtenaar; driekwart van de gevallen aan de balie, meestal met een stadsdeelambtenaar, voor bijvoorbeeld het aanvragen van documenten zoals een rijbewijs of paspoort. Ruim driekwart van de Amsterdammers die contact hebben met een ambtenaar is daar tevreden over, vergelijkbaar met 2008. Net als in voorgaande jaren wordt persoonlijk contact aan de balie positiever beoordeeld dan telefonisch contact. Het algemene telefonische informatienummer ‘Antwoord’ van de gemeente Amsterdam is bij velen nog onbekend: acht van de tien Amsterdammers hebben er nog nooit van gehoord en de bekendheid is niet toegenomen. Van degenen die gebruik hebben gemaakt van ‘Antwoord’ is de helft daarover positief hierover, is twee van de tien neutraal en drie van de tien negatief. Vier van de tien Amsterdammers kennen de website van de gemeente en een zelfde aandeel de website van hun stadsdeel. Dat is vergelijkbaar met voorgaande jaren. De website is het bekendst onder 25- tot 34-jarigen en neemt vervolgens af met de leeftijd. Net als in 2008 is ongeveer de helft van de Amsterdammers tevreden over de informatievoorziening door de gemeente, zeven procent is ontevreden een derde neutraal en dertien procent weet het niet. Twee derde van de Amsterdammers zegt behoefte te hebben om via internet gemeentelijke diensten te kunnen regelen. Dat was in 2008 ook zo, terwijl dat in het jaar daarvoor nog maar voor ruim de helft gold.

44

Vooral hoog opgeleide Amsterdammers, westerse allochtonen en inwoners in de leeftijd 25 tot en met 54 zeggen in verhouding vaak hieraan behoefte te hebben. Mediagebruik De lokale tv-zenders nemen af in populariteit, maar AT5 is nog steeds de meest gebruikte bron voor informatie over zaken in Amsterdam. Het aandeel Amsterdammers dat aangeeft naar geen enkele lokale zender te kijken steeg van 17 procent in 2006 naar 28 procent in 2009. Ook de huis-aan-huisbladen zijn populair. 42 procent is geabonneerd op een krant en daarnaast leest driekwart wel eens een gratis verspreide krant. Acht procent van de Amsterdammers leest geen enkele krant. Het aandeel Amsterdammers dat een abonnement heeft op een krant is de afgelopen jaren stabiel. In verhouding veel Amsterdammers van Marokkaanse en Turkse komaf lezen geen kranten. De toegang tot internet neemt nog steeds iets toe, vooral onder ouderen. In 2009 had 89 procent van de Amsterdammers toegang tot internet (thuis, op het werk, via studie of anderszins). Sinds 2004 is de toegang tot internet met tien procent gestegen. Het aandeel 65-plussers dat thuis internet heeft was in 2009 drie keer zo groot als in 2001. Bijna de helft van de Amsterdammers die toegang heeft tot internet is lid van een online vriendengroep, waarbij Hyves het meest populair is, vooral onder de 16- tot 34-jarigen. Ruim een vijfde deel van de internetters schrijft wel eens iets op internet, meestal via een blog, forum of Twitter. Oost-Watergraafsmeer: klimaatstraatfeest bewoners Eind 2008 kregen bewoners van de Vrolikstraat in Oost-Watergraafsmeer tijdens het Klimaatstraatfeest speciale klimaat-kerstpakketten, met onder meer zuinige led-kerstlichtjes, spaarlampen, douchecoaches en een schud-zaklamp. De Vrolikstraat was de tweeduizendste Klimaatstraat van Nederland. En dat versterkt de onderlinge band. Bewoners van dergelijke straten doen hun best om waar mogelijk minder energie te gebruiken en zo het klimaat te sparen. Het stadsdeel heeft een extra prijs ingesteld om een idee van bewoners Vrolikstraat uit te werken; dat wordt naar verwachting dat huurders en eigenaren samen zonnepanelen gaan aanschaffen. De Balistraat in Amsterdam (Zeeburg) was de winnaar van de stad.

Stadsdeel Amsterdam-Noord: burgerinitiatief windenergie Bewoners van Amsterdam-Noord richtten een coöperatieve vereniging op voor windenergie. In 2007 nam een groep bewoners het burgerinitiatief ‘Windenergie voor Noord’. Het idee ontstond nadat ze met elkaar de film An inconvenient truth van Al Gore hadden gekeken. In plaats van passief de klimaatveranderingen over zich heen te laten komen, besloten ze actief een bijdrage te leveren aan het verminderen van CO2-uitstoot. Nog diezelfde avond ontstond het plan om twintig procent van de elektriciteitsbehoefte van huishoudens in Noord, omgerekend zo’n 8.000 gezinnen, te voorzien van duurzame elektriciteit die is geproduceerd uit wind. De windturbines zouden bij voorkeur in Amsterdam-Noord moeten komen. Want daarmee kan tastbaar gemaakt worden dat bewoners niet alleen energie consumeren, maar ook zelf energie gaan produceren. In korte tijd werden een groot aantal handtekeningen opgehaald en een voorstel aan de stadsdeelraad gedaan. Deze nam het voorstel unaniem aan. Het stadsdeel heeft vervolgens een verkennend locatieonderzoek naar geschikte plekken voor windturbines. In het onderzoek is gerekend met twee MW-turbines. De conclusie was dat er drie gebieden in aanmerking komen voor nadere studie, waar plaats zou zijn voor negentien turbines. Daarop is besloten een vervolgtraject te starten waarbij uiteindelijk een aantal locaties aangewezen worden voor het plaatsen van een windturbine. Ook zal het stadsdeel de uitgiftevoorwaarden van deze locaties bepalen. Aan het burgerinitiatief is een startsubsidie verleend en er is een intentieovereenkomst tussen beide

45

partijen afgesloten. Het burgerinitiatief is inmiddels omgezet in de coöperatieve vereniging Onze Amsterdam-Noord Energie. Bewoners van Amsterdam-Noord kunnen voor € 50 lid worden. Ook bedrijven kunnen zich melden. Omdat er nog enige tijd overheen zal gaan voordat de vereniging windmolens kan exploiteren, krijgen de leden groene stroom en gas. Deze duurzame energie koopt de vereniging in tegen een gunstig tarief. Eenzame uitvaarten Mensen die in Amsterdam en omstreken overlijden zonder familie of bekenden, krijgen een uitvaart van de gemeente. Als er van een overleden persoon geen nabestaanden zijn die de uitvaart regelen, dan doet het Team Rampenplan/Uitvaarten/Pensionbeheer van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) dit. Dit team voert de Wet op de Lijkbezorging uit. Dichters uit de zogeheten ‘Poule des Doods’ bewijzen de overledenen de laatste eer met een speciaal geschreven gedicht dat tijdens de uitvaart wordt voorgedragen - onder beschermheerschap van burgemeester Job Cohen. Op deze manier worden deze – soms anonieme – Amsterdammers toch op waardige wijze ten grave gedragen. Meer informatie: http://www.dwi.amsterdam.nl/content_home/brochures/brochures/folders/uitvaarten http://www.eenzameuitvaart.nl ‘Koplopers écht belonen’ Duurzaamheid gaat om waarde creëren zonder verlies in de keten: een win-win-winsituatie. We willen geen verliezers meer. Er is nog veel meer mogelijk. Niet alleen door het goede voorbeeld te geven en alle gebouwen energieneutraal te maken (wat niet al te veel hoeft te kosten), maar ook door koplopers écht te belonen, zoals bij elektrisch vervoer. Dat hoeft niet met subsidies, maar met stimuleringsmaatregelen. Daarnaast kan duurzaamheid nóg tastbaarder worden en moeten mensen worden verleid: duurzaam het is niet minder, maar anders - en vaak beter. Uiteindelijk draait het om bewustwording: kies je voor LED-verlichting? Neem dan echt goede, want ook binnen dat aanbod is veel variatie. Het gaat niet alleen om anders consumeren, maar om echt anders in het leven staan. Aart van Veller (Wijzijnkoel)

46

6 DE GEMEENTE De gemeente heeft niet alleen als taak te zorgen voor de juiste voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de stad, zij dient ook haar eigen bedrijfsvoering zo duurzaam mogelijk in te richten. Daarmee geeft zij het goede voorbeeld. De gemeente voert ook wettelijke taken uit op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Daarnaast wordt van haar verwacht dat zij toegankelijk is voor burgers en ondernemers, transparant handelt en verantwoording aflegt. Deze onderwerpen komen in dit hoofdstuk aan bod. De Amsterdamse gemeentelijke organisatie is complex, met ruim dertig diensten en bedrijven die elk een specifieke taak uitvoeren. De gemeente legt verantwoording af aan zo’n 750.000 ‘aandeelhouders’: Amsterdammers die tegelijkertijd bewoner, recreant, consument, werker, klant en kiezer zijn. Daarnaast is de gemeente verantwoording schuldig aan ondernemers, vele niet-gouvernementele organisaties, en de eigen medewerkers. Amsterdamse ambtenaren voeren wettelijke taken uit zoals vergunningverlening, controle en handhaving, die – direct of indirect - een duurzame ontwikkeling van de stad bevorderen. Daarnaast doet de gemeente haar best een stimulerend voorbeeld te zijn voor anderen in duurzame ontwikkeling. En: het gemeentelijke beleid moet aansluiten bij dat van andere overheden en maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zijn gemeentelijke beslissingen zo veel mogelijk gebaseerd op integrale afwegingen en worden alle belangen serieus genomen. Een krachtig, aanspreekbaar en transparant bestuur, open en effectieve communicatie en samenwerking (als gemeente onderling én met alle maatschappelijke belanghebbenden) zijn basiswaarden om een solide basis te verkrijgen voor beleid en de duurzaamheidsvisie te verwezenlijken. 6.1 Duurzaam inkopen Een belangrijk middel om kringlopen te verduurzamen is duurzaam inkopen. Eind 2007 werd de eerste gemeentelijke Leidraad Duurzaam Inkopen gepresenteerd. Daarin zijn inkoopprocedures en criteria vastgelegd. De gemeente kan via aanbestedingen, aanschaf van producten en selectie van dienstverleners veel invloed uitoefenen op de duurzaamheidsprestaties van bedrijven. Dat gebeurt door - naast de inkoopprijs – duurzaamheidseisen te stellen aan zaken als vervoer, kantoorartikelen, beveiliging, schoonmaakdiensten en catering. Bijvoorbeeld: minimaal gebruik van schoonmaakmiddelen, gebruik van schoonmaakmiddelen met een milieukeurmerk, een cateringassortiment dat minimaal veertig procent biologisch is, en minimaal gebruik van verpakkingen (catering). Ook wordt gelet op de maatschappelijke effecten van de gebruikte materialen (zoals tropisch hout), de productie-eigenschappen (zoals arbeidsomstandigheden), de externe effecten tijdens het gebruik van de producten (zoals energieverbruik), en de mate van verantwoordelijkheid van de leverancier. Het streven is op termijn geen zaken meer te doen met bedrijven die niet kunnen aantonen dat zij voldoen aan duurzaamheidscriteria. Een geactualiseerde versie van de leidraad verschijnt in 2010, gekoppeld aan een intranetsite met voorbeelden. Er werden bijeenkomsten over duurzaam inkopen georganiseerd, waaronder een gemeentebrede werkconferentie met ruim honderd ambtenaren, een workshop over duurzaam inkopen in de GWW-sector en bijeenkomsten met de G4, gericht op uitwisseling van ervaringen en gemeenschappelijke kennisontwikkeling. De DMB heeft in 2009 onder meer geadviseerd bij de raamcontracten voor elektriciteit, mobiele telefonie en drankautomaten (inclusief dranken). Bij de grootstedelijke projecten Zuidas en IJburg wordt FSC-hout toegepast. Ook is in de voorschriften voor de ‘stijl van Amsterdam’ de inspanningsverplichting opgenomen om FSC-papier toe te passen. Binnen de gemeente wordt steeds meer biologisch ingekocht, maar voor zover bekend haalt nog geen van de deelnemers de doelstelling van 40 procent. Eind 2009 was de Stopera koploper met 34 procent biologische catering. 6.2 Klimaatneutrale gemeente Gemeentegebouwen De gemeente gebruikt honderden gebouwen; een deel in eigendom, een deel gehuurd, met diverse functies, van kantoren tot sporthallen en werven. Ze verschillen ook in bouwkundige staat, de staat van de installaties en daarmee in uitstoot van CO2. Daarnaast is de gemeente verhuurder van gebouwen. De gemeente is al jaren doende de eigen gebouwen energiezuiniger te maken. Veel gebouwen behoren na jaren van renovatie tot de meest energiezuinige ter wereld. Een deel van de

47

benodigde energie leveren ze zelf. Het slimme ontwerp van nieuwe stadsdeelkantoren trekt belangstelling uit diverse landen. Maar hoewel de gemeente de afgelopen jaren fors heeft geïnvesteerd in energiezuinige gebouwen en veel nieuwbouw zuiniger is opgeleverd dan wettelijk verplicht, is nog geen enkel gebouw uitstootvrij. In het najaar van 2009 is besloten om substantiële duurzaamheidsinvesteringen in het vastgoed zoveel mogelijk te laten aansluiten bij natuurlijke investeringsmomenten, zoals onderhoud, verhuizing, renovatie en nieuwbouw. Besturen van stad en stadsdelen, diensthoofden en stadsdeelsecretarissen hebben zich er aan gecommitteerd in de periode 2011 - 2015 alle gebouwen op dergelijke momenten klimaatneutraal te maken. Daarvoor zijn wel meer eenduidigheid over het begrip ‘klimaatneutraal’ en betere samenwerking nodig. De eerste dienst die naar een ander nieuw gebouw zal vertrekken is de DMB (energielabel A); inrichting en gebruik van dit gebouw zullen volledig duurzaam worden. In 2009 kregen gebouwbeheerders informatie tijdens workshops om hun gebouwen energie-efficiënt te maken. Zowel op gebouwniveau als op gebied van good housekeeping zijn adviezen gegeven en uitgevoerd. Daarbij ging het vooral om de quick wins. Structurele maatregelen hebben te maken met het ontwerp en vragen vaak om renovatie. Zo zijn voor het stadhuis voorbereidingen getroffen voor een ingrijpende renovatie op basis van verdere besparingsmogelijkheden, ook op het gebied van ICT; de hoge energierekening daar moet omlaag. Er is een Energieteam gemeentelijke gebouwen in oprichting dat stadsdelen en diensten gaat adviseren bij nieuwbouw en renovatie: bijvoorbeeld door in kaart te brengen wat er nodig is om de gebouwen van een A-energielabel te voorzien en berekenen hoeveel CO2-emissie er overblijft als alle maatregelen met een terugverdientijd van tien jaar worden toegepast. Ook online monitoring is een belangrijk hulpmiddel bij actief energiebeheer en kan energiebesparingen opleveren tot tien procent. In 2009 deden ruim honderd (stadsdeel)kantoren, scholen, sportcomplexen en gemeentelijke diensten mee. Dit initiatief van ARC (Amsterdam Reduceert CO2) biedt gebouwbeheerders op elk gewenst moment inzicht in het energiegebruik: zijn de installaties goed ingesteld, wordt er rekening gehouden met vrije dagen, zijn er geen ongewenste pieken in het verbruik? Energiebeheer op afstand, het vergelijken van het energieverbruik tussen gebouwen en factuurcontrole zijn nieuwe instrumenten in dit programma. Klimaatneutraliteit heeft ook een centrale plaats gekregen in Programma’s van Eisen. De opgave is zo zuinig mogelijke gebouwen ontwerpen. Waar de gemeente huurder is, is ze afhankelijk van de bereidheid van de verhuurder om bij renovatie te investeren in de energetische kwaliteit van het gebouw. In 2009 is afgesproken dat de gemeente op zoek gaat naar een alternatief en de huur opzegt als die bereidheid onvoldoende is. Hiermee toont Amsterdam dat duurzame gebouwen de nieuwe standaard zijn. Stadsdelen: Schone stadsdeelkantoren In 2009 werden nieuwe energiezuinige stadsdeelkantoren van Zuideramstel en Oost-Watergraafsmeer geopend. Het kantoor van Oost-Watergraafsmeer heeft een WKO-systeem waarop ook de brede school, de artotheek, de sporthal, het zwembad en het sportcentrum zijn aangesloten; in toekomst kunnen ook de woningen en utiliteitsbouw erop worden aangesloten. Het systeem is een privaat–publieke samenwerking, beheerd door een aparte BV. Het complex is energiezuinig met label A. Er is ook een grand café; daar en in de personeelskantine werken mensen met een geestelijke beperking, in samenwerking met cateraar Sodexo. Het oude stadsdeelhuis van Oost-Watergraafsmeer wordt op een duurzame manier verbouwd tot hotel met grand café en terras. Stadsdeel Oud-Zuid: klimaatneutrale organisatie De stadsdeelraad besloot in 2009 dat de stadsdeelorganisatie klimaatneutraal moet zijn in 2015. Het gaat om het energiegebruik van gebouwen waar ambtenaren in werken, het brandstofverbruik van het wagenpark en andere machinerieën, én het brandstofverbruik van het personeel dat met de auto naar het werk komt. Voor deze drie activiteiten wil het stadsdeel de uitstoot verminderen of duurzaam proberen op te wekken. Oud-Zuid telt veertien (oude) gebouwen, 95 voertuigen en andere machinerieën en een kwart van het personeel komt geheel of gedeeltelijk met de auto naar het werk. Met behulp van een vervoersenquête, tankpasjes en energierekeningen, is het totale verbruik bepaald. Deze voetafdruk maakt veel inzichtelijk. Zo is het stadsdeel al voor een kwart klimaatneutraal, door de inkoop van groene stroom. Aan de andere kant verbruikt het nog steeds veel niet-groene energie in de vorm van gas en brandstof. De gebouwen maken ongeveer 55 procent uit van de voetafdruk, het eigen wagenpark 34 procent en het woon-werkverkeer krap 10 procent. Vijf van de veertien gebouwen zijn samen goed voor 80 procent van de uitstoot in deze gebouwen: de twee stadsdeelkantoren, de twee sporthallen en het Zuiderbad. Het lijkt dan ook logisch om bij het terugdringen van de uitstoot in eerste instantie de focus te leggen op deze vijf gebouwen. Een extern bureau heeft de voetafdruk van het stadsdeel berekend en een plan van aanpak gemaakt. Daarin zijn diverse scenario’s uitgewerkt en is een schatting gemaakt van

48

de financiële consequenties. Nadat een keuze voor een scenario is gemaakt, gaat het stadsdeel aan de slag. Internationale samenwerking: ICT-toepassingen Als onderdeel van het Clinton Global Initiative werkte de gemeente sinds eind 2006 samen met de steden Seoel en San Francisco en bedrijf Cisco in het programma Connected Urban Development (CUD). Doel: CO2-reductie met inzet van ICT, door innovatieve proeven die bij succes worden uitgebreid naar andere steden. ICT speelt een rol in monitoring en in oplossingen, zoals bij het creëren van green buildings of slimmer transport. Het ging om het formuleren van maatregelen die reproduceerbaar waren in andere steden. Begin 2008 traden nog vier Europese steden toe: Hamburg, Bristol, Madrid en Lissabon. Amsterdamse pilots zijn Smart Work Center (SWC) (in verband met filebestrijding), Personal Travel Assistent (PTA), Ecomap, Green IT en duurzame gebouwen (de laatste twee vielen af). SWC zal naar verwachting leiden tot vervoersreductie en Amsterdam een concurrentievoordeel opleveren, hoewel het gebruik van het eerste SWC in Almere door Amsterdamse medewerkers nog niet op gang is gekomen. Voor een kleine doelgroep heeft het SWC toegevoegde waarde; maximaal tien procent van het personeelsbestand heeft thuis onvoldoende voorzieningen. De gebruikers zijn zeer tevreden, maar op vrijwillige basis blijft het gebruik laag. Meer succesvolle bedrijven blijken hun medewerkers ook sterker te sturen. De ontwikkeling van de PTA is door CUD versneld en heeft Amsterdam veel geleerd over ontwikkeling en gebruik van nieuwe technologie en persoonlijke reisinformatie ten dienste van de klant; in 2010 wordt de betaversie gelanceerd. In november 2009 tekende Amsterdam een ‘Klimaattafelovereenkomst’ met 27 private partijen uit de IT-sector; in 2010 wordt een organisatie opgericht om de samenwerking op het gebied van Green IT te bestendigen. San Francisco heeft samen met Cisco de eerste versie van de Ecomap ontwikkeld. De Amsterdamse versie is een kopie hiervan, die eind 2009 is gelanceerd. De applicatie richt zich op het ontsluiten van stedelijke data in relatie tot burgerparticipatie; in 2010 is het vervolg een nieuw te ontwikkelen data-ontsluitingstraject in Amsterdam. Wat betreft duurzame gebouwen ziet Amsterdam nog geen substantiële CO2-reductiemogelijkheden op basis van de technologie van Cisco. Wel zijn er kansen om samen de smart grid-ontwikkeling aan te pakken, met het oog op de toekomstige energievoorziening en de realisatie van de Amsterdamse klimaatambities. De contacten met Cisco en de andere steden hadden meerwaarde voor Amsterdam: intensievere samenwerking, zicht op ervaringen elders en de eigen (goede) positie, inspiratie en innovatie in de eigen stad, en internationale profilering door publiciteit over de projecten. Wel was de samenwerking meer gericht op het versterken van de innovatiekracht van de stad dan op een substantiële bijdrage aan de CO2-reductie. Significante uitstootreductie kan pas gerealiseerd worden als de pilots worden omgezet in vast beleid. Medio 2010 loopt de huidige samenwerking af. Cisco heeft voorgesteld om de samenwerking een breder vervolg te geven, waarbij ook andere bedrijven en meerdere steden kunnen toetreden. Onder voorwaarden kan deze internationale samenwerking met andere steden en marktpartijen ook in de toekomst kansen bieden voor Amsterdam (duidelijkheid over financiering, doelen en doorlooptijd). 6.3 Duurzame mobiliteit Eigen wagenpark In 2009 voldeed 60 procent van het gemeentelijke wagenpark aan de milieueisen voor de nieuwe voertuigen (personenauto’s A- of B-label benzine, bestelwagens minimaal Euro IV met roetfilter, vracht- en huisvuilwagens Euro V, en voor de bestaande voertuigen minimaal Euro III met roetfilter). Bij elke reguliere vervanging wordt het wagenpark schoner. Bij alle voertuigen geldt de voorkeur voor elektrisch. Zo heeft de stadsdeelwerf in Oost-Watergraafsmeer een oplaadpunt voor de eigen elektrische auto van het stadsdeel, waarvoor de windmolen op het dak de stroom levert. In het stadsdeel komen punten in de openbare ruimte (bij het Amstelstation) en in een parkeergarage. Het stadsdeel schafte in 2009 negen hybride personenauto’s aan. Elektrisch vervoer Daarnaast stimuleert de gemeente elektrisch vervoer in het eigen wagenpark. Zo zal dit zichtbaar worden op straat en kan de gemeente uit eigen ervaring inspelen op praktische belemmeringen. Er reden in 2009 tien nieuwe elektrische voertuigen. Ook zijn diverse proeven aan de gang met elektrische kleine vracht- en veegwagens. Dit maakt het mogelijk voor stadsdelen en diensten om bekend te raken met elektrisch vervoer. Voor de aanschaf is subsidie ter beschikking gesteld en is

49

een subsidieregeling van start gegaan voor de aanschaf van elektrische fietsen en scooters voor het eigen wagenpark. 6.4 Transparante regelgeving en handhaving De gemeente maakt en handhaaft veel regels op vele verschillende terreinen. Dat is regulier werk, dat net zo van belang is voor de kwaliteit van leven in de stad als speciale duurzaamheidsprojecten. In deze paragraaf staat een beknopte samenvatting van de meest relevante activiteiten. Uitgangspunt voor de gemeente is procedures binnen de wettelijke termijnen behandelen, bij overtredingen te handhaven en adequaat te reageren op klachten. Dit bevordert de leefbaarheid en veiligheid in de stad. Een van de doelen van het stadsbestuur in de afgelopen periode was meer kwaliteit en doelmatigheid in de handhaving. De afgelopen jaren regisseerde het Stedelijk Programma Regelgeving en Handhaving (SPRH) daarom in opdracht van de besturen alle gemeentebrede inspanningen, initiatieven en activiteiten op het gebied van regelgeving en handhaving. Eenvoudiger regels Op het gebied van regelgeving is een aantal vergunningen afgeschaft en vervangen door algemene regels, bijvoorbeeld voor kleine buurtfeesten, winkeluitstallingen, plantenbakken en gevelbanken. Ook komt er één bomenverordening die voor de gehele stad geldt en worden de legestarieven over de gehele stad zoveel mogelijk gelijkgetrokken. Ook verminderde het aantal aanvragen dat ondernemers voor vergunningen moeten indienen. Vergunningen worden zoveel mogelijk samengevoegd en gebundeld verleend, zodat men nog maar één aanvraag hoeft te doen. Voor evenementenvergunningen en horecavergunningen zijn de aanvragen gebundeld. Steeds meer vergunningen kunnen via internet worden aangevraagd, via de zogeheten digitale loketten, zoals de horeca- en evenementenvergunningen. Alle eenvoudiger milieuprocedures werden binnen de termijnen afgehandeld, bij enkele meer complexe procedures lukte dat niet. Betere handhaving Voor meer professionaliteit en eenduidigheid in de handhaving is een eigen gemeentelijke Handhavingsacademie opgericht. Sinds eind 2008 dragen handhavers in de stad allemaal hetzelfde uniform, wat de herkenbaarheid ten goede komt. Op basis van een prioriteiten-topvijf werden diverse handhavingsacties georganiseerd. In 2007 en 2008 waren dat onder meer acties tegen schoolverzuim, zwerfvuil en afval en fietswrakken in de openbare ruimte. Voor ondernemers verminderde het aantal handhavers dat toezicht houdt. Het streven is dat één handhaver op meerdere aspecten tegelijkertijd in een onderneming toezicht kan houden, in plaats van slechts één aspect daarvan. In 2009 werd op milieugebied veel aandacht besteed aan handhavingscommunicatie (met als doel dat toezicht en handhaving sluitstuk zijn bij het bevorderen van naleving van regels), de stedelijke actieprogramma’s voor klimaat, lucht en geluid, waarbij handhaving een grotere rol zal gaan spelen, en een handhavingsstrategie op basis van doelgroepanalyse. Bij de ongeveer 2500 bedrijven met een milieuvergunning werden zo’n 670 integrale milieucontroles en zo’n 375 aspectcontroles uitgevoerd. Er werden 39 milieuklachten over bedrijven in Westpoort ingediend, 33 over bedrijven in overige grootstedelijke gebieden en 6 over door de provincie aan B&W gedelegeerde bedrijven. Bij grote projecten zoals de bodemsaneringen van de Volgermeerpolder, het Oostergasfabrieksterrein en de Diemerzeedijk zorgde de gemeente ervoor dat saneringen, grondverzet en de toepassing van bouwstoffen volgens de wettelijke regels verliepen. Ondanks de recessie werden in 2009 meer bodem beschikkingen afgegeven en meer bodemonderzoeken beoordeeld dan verwacht. Dat gebeurde voor meer dan 82 procent binnen de wettelijke termijn. Verder liep in 2009 een project voor de keten van dierlijke bijproducten (slachtafval) bij slagerijen; in meer dan de helft van de gevallen was sprake van een overtreding. In het Noordzeekanaalgebied werkten meerdere partners projectmatig samen aan handhaving bij afvalverwerkende bedrijven, schrootbedrijven en asbest. DMB, stadsdelen, politie en justitie namen in hun handhavingsarrangement kernbepalingen op: overtredingen die altijd leiden tot een strafrechtelijke aanpak. Het lukte niet om de aspecten water- en energiebesparing, mobiliteit en afval bij alle controles te betrekken. Daarom werd in september besloten om bedrijven waarbij deze aspecten na controles in orde waren minder vaak te controleren. Bedrijven met zogeheten natte koeltorens moeten sinds 2008 voldoen aan zogeheten maatwerkvoorschriften voor legionellapreventie. In 2009 is dit gecontroleerd, waarmee Amsterdam landelijk koploper is op dit gebied. Tijdens de jaarlijkse handhavingsestafette met achttien onaangekondigde controles van onder meer Politie, Brandweer, Arbeidsinspectie, Dienst Milieu en Bouwtoezicht, Waternet, en de handhavers Openbare Ruimte en BWT van twaalf stadsdelen werden 462 controles uitgevoerd; 74 keer werd direct proces-verbaal opgemaakt. Er zijn meer overtredingen geconstateerd dan in de voorgaande jaren. Het ging onder meer om slachtafval bij het reguliere afval, de aanwezigheid van

50

asbest en werknemers zonder werkvergunning. Opsporingsambtenaren van DMB, Regiopolitie en stadsdelen namen 138 strafrechtelijke handhavingzaken in behandeling. Handhavingsacademie Op de eigen Handhavingsacademie kunnen gemeentelijke handhavers en vergunningverleners hun kennis en vaardigheden op niveau brengen én houden. De academie biedt opleidingen aan voor handhavers in de openbare ruimte, maar ook ‘achter de gevel’ en leerplichtambtenaren. De opleidingen zijn gericht op een professionele, uniforme manier van handelen in heel Amsterdam. Ook dragen Amsterdamse handhavers in de openbare ruimte sinds twee jaar eenzelfde, herkenbaar uniform. Bureau Zoeklicht Wie in Amsterdam een woning wil huren, moet zich aan de regels houden, zodat de woningen eerlijk worden verdeeld. Zo mogen huurwoningen niet worden doorverhuurd, moet men zich inschrijven op het adres waar men daadwerkelijk woont, en moeten mensen wijzigingen in bepaalde inkomsten direct doorgeven. Omdat niet iedereen zich houdt aan die regels is Bureau Zoeklicht opgericht om onrechtmatige bewoning op te sporen en aan te pakken. Zo handhaaft de Dienst Wonen, Zorg en samenleven de Woonruimteverordening (op basis van de Huisvestingswet): de dienst zorgt er voor dat woningen worden bewoond door de juiste personen, dat er geen woekerhuren worden geheven, en bestrijdt zij excessen zoals huisjesmelkerij en illegale onderhuur. Dat laatste gebeurt via de Bureau Zoeklicht. Dankzij dit bureau komen jaarlijks honderden woningen vrij. Bureau Zoeklicht is een samenwerkingsverband van de gemeente Amsterdam, de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, de Vereniging Vastgoed Belang, de Makelaarsvereniging Amsterdam en de Politie Amsterdam-Amstelland. ‘Duurzaam businessmodel enig businessmodel’ Duurzaamheid biedt een geweldig concurrentievoordeel, maar kan in Amsterdam nog beter worden verankerd in de bedrijfsvoering. Het gaat er om ambitieus, maar ook concreet én realistisch te zijn: SMART. Dat is hard nodig, gegeven de bevolkingsgroei in steden, de toenemende schaarste aan grondstoffen, de stijgende prijzen van water, olie, en gas, en het veranderende klimaat. Blijven we slapen of gaan we iets doen? Er is een echte omslag nodig, een nieuwe industriële revolutie, een markttransitie naar een circulaire economie. Een duurzaam businessmodel is het enige businessmodel. Dat is meer dan een pr-verhaal: op CO2-uitstoot moet een prijs staan. Om echt fit for the future te zijn is innovatie nodig op elk terrein. Wij, met ons hoofdkantoor in Amsterdam, voelen ons medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid en de aantrekkelijkheid van de stad, en denken graag mee over hoe Amsterdam trots, creatief, avant-garde en een beetje eigenaardig kan blijven. Bijvoorbeeld door voorop te lopen maar niet mee te doen aan modes. André Venema, directeur Corporate Social Responsibility van chemicaliën- en verfproducent Akzo Nobel 6.5 En verder... Evenement Amsterdam duurzaam In 2009 was de gemeente (DMB en het Klimaatbureau) voor de tweede keer initiator van Amsterdam Duurzaam: een evenement dat gemeente, bedrijfsleven, onderwijs, woningbouw en nutsbedrijven een platform biedt om Amsterdammers te tonen wat zij doen aan duurzame ontwikkelingen. Het festival toonde een veelheid van initiatieven op het gebied van een duurzame lifestyle en trok zo’n 5.000 bezoekers, meer dan in 2008. Daarbij werd vooral de nadruk gelegd op duurzaamheid als hippe, innovatieve en toekomstgerichte manier van leven, wonen en werken. Het idee vindt zijn oorsprong in de jaarlijkse London Sustainability weeks. Van CO2- reductie en toepassing van duurzame energie tot verbetering van het woon-, leef- en werkklimaat in de stad. De programmering in 2009 besloeg twee dagen, en voorzag in een seminar voor bedrijven en onderwijs, een festival en vier pre-events. Deze genereerden media-aandacht en free publicity bij onder meer 250 bezoekers van de VIP eco-fabulous fashion party en 450 jonge ondernemers op een netwerkavond. Zowel deelnemende ondernemers als bezoekers waren in 2009 over het algemeen zeer tevreden over het evenement. Meer dan tachtig procent van de ondervraagden vond de informatie voorafgaand aan het evenement informatief, uitnodigend, aantrekkelijk en duidelijk. Een internetpanel beoordeelde de informatie met het rapportcijfer 6.3. Amsterdam Duurzaam wordt steeds bekender en is een platform waaraan partners graag hun naam willen verbinden. Het totaal behaalde bedrag aan free publicity, uitgedrukt in advertentiewaarde, staat gelijk aan € 47.671,75. Vanwege het succes wordt gewerkt aan een meerjarenplan voor het evenement.

51

Uitstootcompensatie De gemeenste compenseerde de CO2-uitstoot van het evenement via het Hivos Klimaatfonds, dat ten doel heeft de toegang tot duurzame energie voor armen in ontwikkelingslanden te verbeteren. Het fonds is opgezet om particulieren en bedrijven de mogelijkheid te geven hun uitstoot te compenseren door groene investeringen. Het Klimaatfonds investeert niet in bomen, maar in concrete energieprojecten, zoals zuinige houtfornuizen, kleinschalige waterkrachtcentrales en biogasinstallaties: betaalbare oplossingen die mensen de kans bieden zich structureel en duurzaam te ontwikkelen. De uitstoot van Amsterdam Duurzaam in 2008 was 5,1 ton CO2 (elektriciteitsverbruik en het vervoer van bezoekers). Het bedrag om deze uitstoot te compenseren is geïnvesteerd in een biogasinstallatie in Cambodja. Deze heeft een ecologisch voordeel ten opzichte van houtovens, is goedkoper, het restproduct kan verkocht worden aan boeren in de omgeving, en de leefomgeving wordt gezonder, omdat er minder uitstoot is. Stadsdeel Osdorp: warmtepomp Airport Businesspark Doelstellingen van het Airport Businesspark Amsterdam-Osdorp (voorheen Lutkemeer) zijn veertig procent energiebesparing en tien procent duurzame opwekking. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een bronwatersysteem met decentrale warmtepompen en een subsidieregeling voor zonnepanelen (om 10.000 vierkante meter te realiseren). Bedrijven worden verplicht aangesloten op het systeem. Er wordt geen gasleiding aangelegd (dus er is geen alternatief). Stadsdeel Amsterdam-Noord: Europees demonstratieproject Amsterdam-Noord werkt aan het duurzaam renovatieproject Plan Van Gool, waarbij 1.170 woningen duurzaam worden verbeterd; onder meer door sterke verbetering van de isolatie van de schil en door het collectieve warmtesysteem van gasgestookte ketels te vervangen door 2.000 vierkante meter zonnecollectoren. Het stadsdeel is partner in dit Europese demonstratieproject van energiebesparing en inzet van duurzame energie in de bestaande bouw. Stadsdeel Slotervaart: duurzaam renoveren Woningcorporatie Far West heeft in Slotervaart in 2006 en 2007 een milieuvriendelijke woningrenovatie uitgevoerd bij een complex met 192 portiek/etagewoningen. Far West liet onderzoeken welke milieumaatregelen het meest effectief waren, daarbij rekening houdend met de betaalbaarheid. Daaruit volgden ambitieuze renovatiemaatregelen: nieuwe kierdichte kozijnen met geïntegreerde ventilatie, het beste hoogrendement-vensterglas, goed geïsoleerde puien, schuine, van binnen geïsoleerde daken, isolatie van plafonds, bergingen en begane grond, zeer zuinige CV-ketels, douchebakken die warmte uit het afvoerwater terugwinnen, 500 vierkante meter zonnecellen op de daken, en hergebruik van gesloopte bakstenen. Duurzame renovatie van een naastgelegen woningcomplex is in voorbereiding. Stadsdeel Bos en Lommer: Laan van Spartaan Waar ooit voetbalvelden lagen, ligt over enkele jaren een geheel nieuwe woonwijk van zo’n 1.000 woningen, inclusief sportaccommodaties, parkeergarage en sociale voorzieningen. Alle woningen krijgen stadswarmte van het Afval Energie Bedrijf. Daarmee wordt een forse besparing behaald op het gebruik van fossiele brandstoffen en wordt gemiddeld 1.100 kilo CO2-uitstoot per woning per jaar voorkomen. Het stadsdeel werkt hiervoor samen met projectontwikkelaar Bouwfonds en woningcorporatie Ymere. Stadsdeel Zuideramstel: duurzaam stadsdeelkantoor In 2009 is het nieuwe stadsdeelkantoor van Zuideramstel opgeleverd, in een complex met ook woningen en een parkeergarage. De locatie is maakt deel uit van de Zuidas. Op het gebied van energie en duurzaamheid zijn diverse maatregelen getroffen waardoor de energieprestatiecoëfficiënt 33 procent onder de wettelijke norm komt, zoals een groen dak dat bij (hevige) regenval dient als buffer en zorgt voor extra isolatie, ondergronds warmte- en koudeopslag (wat de CO2-uitstoot met ruim 60 procent vermindert), een flexibel casco-ontwerp zodat het gebruik van het gebouw in de toekomst kan worden aangepast, gebruik van duurzaam geproduceerd (hard)hout. Stadsdeel Zuidoost: energiebesparing basisscholen In stadsdeel Zuidoost vond bij 24 basisscholen een energiebesparingsactie plaats – verplicht voor scholen met een hoog energiegebruik. Zij kregen € 1.000 subsidie en begeleiding om de praktijkgerichte adviezen uit te voeren. Na afloop van het project zijn de schoolbesturen verder gegaan met energiebeheer op no cure, no pay-basis. Zo wordt energiebesparing verankerd in de organisatie.

52

DBA: Schone vaartuigen Amsterdam wordt niet alleen bewonderd vanuit de rondvaartboot, maar er wordt ook nog steeds schoon gewaterfietst. De Dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam (DBA) heeft bij de Amstelsluis twee elektrische bootjes om klanten te vervoeren die havengeld moeten betalen. Al bijna tien jaar bedraagt het binnenhavengeld voor uitstootvrije elektrische plezierbootjes maar de helft van wat eigenaars van vervuilende bootjes betalen. En DBA heeft vaartuigen met een high tech roerfilter, dat ook schoonbrandt bij lage snelheden. De gemeente verschoont ook haar eigen vloot. Het in het vorige duurzaamheidsverslag aangekondigde waterstofvoertuig van DBA bleek te bedrijfsonzeker, waardoor aanschaf niet rendabel was. Daarom is nu gekozen voor een hybride-systeem voor het nieuwe patrouillevaartuig. Dat wordt in 2010 aanbesteed. Ook loopt de aanbesteding voor een nieuwe RIB, een snelle rubberboot. Die komt in juni 2010. Als er boten moeten worden weggesleept vaart hij op diesel, de rest doet hij elektrisch. Ook moeten bijvoorbeeld snelle jetski’s kunnen worden achterhaald. Ook wordt een additief toegevoegd aan de brandstof, dat zorgt voor minder uitstoot. En onder de vaartuigen zit een speciale lak tegen algen en aanslag, wat de weerstand vermindert zodat minder energie nodig is om te varen. En dat varen gebeurt natuurlijk op zwavelarme brandstof. Waternet: Internationale ondersteuning watervoorziening Waternet helpt bij de duurzame verbetering van drinkwater- en afvalwatervoorziening op plekken waar dat hard nodig is. Waternet werkt hiervoor internationaal samen met andere organisaties, zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de provincie Noord- Holland. Voor ontwikkelingslanden worden vooraanstaande mogelijkheden uitgedacht en toegepast. Hiervoor is een aparte Waternet-tak opgezet: Wereld Waternet. Actief in bijvoorbeeld Suriname, Egypte, Indonesië, Aruba en Letland, wordt invulling gegeven aan de millennium goals van de Verenigde Naties. Rondom het congres van de Club van Rome in september 2009 hebben Wereld Waternet en Green Cross International een intentieverklaring getekend over samenwerking. Opgericht door Michaël Gorbatsjov zet deze organisatie zich in voor een rechtvaardige en leefbare wereld met toekomstperspectief voor al haar bewoners. Cradle to Cradle De C2C-aanpak vindt steeds meer weerklank in Amsterdam. In 2009 gaven C2C-deskundigen Braungart en McDonough twee bijzondere workshops in de ambtswoning van de burgemeester. De gemeente lanceerde in 2009 een gemeentelijke C2C-website. Ook wordt er gewerkt aan een Leerfabriek voor elektrische scooters en zijn diverse projecten in uitvoering of voorbereiding: C2C renoveren in woningbouw, een C2C-laboratorium in het AMC, een nieuw hotel in Overamstel, een stedenbouwkundig plan voor de Kop Java-eiland, IJburg Tweede fase, en de wijk Landlust en een nieuwe C2C stadsdeelwerf in stadsdeel Bos en Lommer. Digitalisering Een inmiddels traditionele besparing is digitalisering. Zo hadden in 2009 bijna 6.500 mensen een abonnement op de digitale nieuwsbrief van de Dienst Wonen, Zorg en samenleven over Amsterdamse nieuwbouwprojecten. Het jaar daarvoor waren er zo’n 5.000 geabonneerd op een maandelijkse papieren nieuwsbrief (van minimaal 10 A4-tjes). De besparing op energie en papier is groot: 5.000 x 12 edities x 10 A4 = 600.000 A4. Dat komt overeen met 1.200 pakken papier, een stapel van 62 meter, oftewel 2.994 kilo! En dat is nog exclusief vermenigvuldiging en verspreiding. Werkomstandigheden Het creëren van goede werkomstandigheden voor de eigen medewerkers hoort ook tot de taken van de gemeente. Zo heeft Waternet een medewerkersgezondheidsprogramma met onder meer sport, stoelmassage en yoga. En onder het stadhuis is een sportzaal voor ambtenaren, waar gemeentemedewerkers kunnen sporten als hun werkgever een contract heeft met de exploitant. Dit draagt niet alleen bij aan het terugdringen van het ziekteverzuim (sportende werknemers zijn gemiddeld vijf dagen per jaar minder ziek), het is ook een stimulans voor sociale contacten - ook in dit geval van jong met oud, dik met dun, rijk met arm, geel met zwart. Logische oplossingen De gemeente loopt ook tegen onverwachte maar voor de hand liggende problemen aan. Zo is er de afgelopen jaren veel geïnvesteerd om het energiegebruik aan de Jodenbreestraat terug te brengen, waar zo’n 700 ambtenaren werken bij verschillende afdelingen. Door investeringen in energiezuinige verlichting en slimmere koeling en verwarming lukte het in 2009 voor het eerst sinds de ingebruikname van het gebouw in 1997 om het energiegebruik terug te dringen. Toen

53

halogeenlampen in de gemeenschappelijke ruimtes aan vervanging toe waren bleek echter dat de armaturen alleen konden worden bereikt via steigers: ze bevinden zich op vijftien meter hoogte. Er waren twee vrachtwagens nodig om steigers aan- en af te voeren en het vervangen van enkele lampen nam twee dagen in beslag. Daarom zijn de lampen vervangen door LED-verlichting.

Het verzekeringsbedrijf factureert elektronisch waardoor papier wordt bespaard. De Stadsbank van Lening geeft klanten mapjes van polipropyleen in plaats van PVC. Het Project Management Bureau en IBA maken auto’s ‘waterloos’ schoon. De Dienst Facilitair Management (DFM) onderzoekt samen met duurzaamheidsstichting De

Kleine Aarde de Ecologische Voetafdruk van DFM. De Accountantsdienst gebruikt lichtsensoren op de werkplek. In 2009 kreeg gebouw De Bazel van het Stadsarchief de hoogste waardering voor

prestaties op energiegebied: het energielabel A++. De Rekenkamer heeft in 2009 voor het gehele gebouw - waarvan zij slechts een gedeelte

huurt - aansluiting op groene stroom gerealiseerd. De Raadsgriffie legt vaker vergaderstukken ter inzage in plaats van ze toe te zenden. Ter stimulering van duurzaam bouwen is in december 2009 tijdens de planpresentatie in

de Zuiderkerk de eerste Amsterdamse Duurzaamheidsprijs uitgereikt. Het milieuplan van Haven Amsterdam Duurzaam durven, doen en doorgaan is vastgesteld.

Dienst Onderzoek en Statistiek Een belangrijke organisatie bij het meten van de kwaliteit van leven in de stad is de gemeentelijke Dienst Onderzoek en Statistiek. Deze levert informatie die behulpzaam is bij het ontwikkelen en evalueren van beleid: basisstatistieken en onderzoek op het gebied van bijvoorbeeld wonen, leefbaarheid, bevolking, werkgelegenheid, veiligheid, onderwijs, infrastructuur, dienstverlening en klanttevredenheid. De dienst telt ongeveer vijftig medewerkers en een eigen enquêteafdeling. O+S wordt ingezet voor verschillende vormen van kwantitatief en kwalitatief veldwerk: telefonisch, schriftelijk, face to face en online-onderzoek. O+S werkt veelal voor de gemeente: het politieke bestuur, stadsdelen en gemeentelijke diensten en bedrijven. Daarnaast voert O+S onderzoek uit voor andere gemeenten, universiteiten, provincies, de Europese Unie, verschillende lokale media en bedrijven. O+S heeft binnen de gemeente een onafhankelijke positie, die vergelijkbaar is met die van het CBS binnen de Rijksoverheid. O+S valt onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van de burgemeester. Vanzelfsprekend benut O+S zelf ook kansen, bijvoorbeeld door standaard dubbelzijdig te printen, informatie standaard digitaal aan te bieden, en alleen op papier als men daar expliciet om vraagt. De belangrijkste waarde van de dienst ligt echter in de rijkdom aan gegevens die zij genereert, de toegankelijke wijze waarop zij die presenteert, en de belangrijke bijdrage die zij daarmee levert aan de transparantie in de stad. Bestuursdienst De Bestuursdienst vervult een schakelfunctie tussen het bestuur en de diensten en bedrijven. Een belangrijke rol daarbij is onder meer de integrale voorbereiding van besluitvorming en beleid. Een taak is bijvoorbeeld de bewaking van het integrale karakter van collegevoorstellen. Vanuit het oogpunt van maatschappelijke verantwoordelijkheid reserveert de dienst onder meer per jaar circa vijftig stageplekken voor (V)MBO’ers en neemt deel aan coachtrajecten voor leerlingen. Verder wordt een actief diversiteitbeleid gevoerd om een representatief personeelsbestand te realiseren als het gaat om vrouwen en minderheden. De Bestuursdienst probeert afgeschreven apparatuur zoals computers zoveel mogelijk een tweede leven te geven door ze te schenken aan instellingen in andere landen. Zo zijn recent afgeschreven computers een tweede leven begonnen in Suriname. Verder kent de Bestuursdienst telewerken als arbeidsvoorwaarde om de eigen medewerkers de kans te geven een bijdrage te leveren aan de vermindering van CO2-uitstoot (filereductie). Naast flexibele arbeidstijden, parttime werken en telewerken - arbeidsvoorwaarden die Bestuursdienstmedewerkers overigens ook de mogelijkheid bieden werk en zorgtaken te combineren - heeft de Bestuursdienst verschillende maatregelen genomen, die een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid en zo aan de kwaliteit van het leven in de stad. De dienst scheidt papier en restafval, stimuleert vermindering van het gebruik van papier door de instelling van automatisch dubbelzijdig printen op de kopieermachines. De koffieautomaten zijn zoveel mogelijk voorzien van Max Havelaar-koffie. Ook worden duurzaamheidsaspecten meegewogen bij elk inkoop- of aanbestedingstraject. Tot slot maakt de Bestuursdienst gebruik van een ‘groen’ serverpark, gekenmerkt door een laag energieverbruik. Ook worden de servers gekoeld met water uit de Amstel.

54

7 ONTWIKKELINGEN EN AANBEVELINGEN De stad is voortdurend in ontwikkeling, wat noodzakelijk is, maar soms ook leidt tot fricties. Daarover klagen is een eigenschap die Amsterdammers tot kunst hebben verheven - wat ook iets is om trots op te zijn. De stad verandert continu, haar bevolking ook, net als hun wensen en behoeften. Dat heeft consequenties voor het leven in een compacte stad, maar ook voor de keuzes die we maken in de transities waar we voor staan. Sinds 2005, het jaar van het eerste duurzaamheidsverslag, valt een aantal trends en ontwikkelingen op. In dit hoofdstuk worden die kort besproken. De bijdragen aan dit verslag en de bevindingen zijn daarbij aanleiding voor enkele aanbevelingen. In 2009 werd besloten het aantal stadsdelen terug te brengen van veertien naar zeven. Welke gevolgen dit zal hebben is nog moeilijk te voorspellen. Het lijkt in elk geval positief voor een centrale aanpak. Dit is niet de plaats om te bepalen in hoeverre de stad de afgelopen jaren succesvol was in het verwezenlijken van alle doelstellingen uit het programakkoord 2006-2010, Mensen maken Amsterdam; wel wordt hier stilgestaan bij de wijze waarop de gemeente kansen bood voor duurzame ontwikkeling op de terreinen van jeugdbeleid, armoedebestrijding, economische ontwikkeling, luchtkwaliteit, overlastbestrijding en sociale cohesie. Dat gebeurt aan de hand van de hiervoor besproken thema’s: leven in een compacte stad, transities, de drijvende kracht, en de gemeente zelf. We kunnen nu alvast constateren dat de wereldwijde recessie dat niet gemakkelijk heeft gemaakt. 7.1 Leven in een compacte stad Het gebruik van de openbare ruimte is de afgelopen jaren enorm geïntensiveerd. Zo verdubbelde het ‘parkgebruik’ in Amsterdam gedurende de laatste tien jaar, waar dat in andere Nederlandse steden niet gebeurde. Tegelijkertijd dijt het stadscentrum uit; traditioneel organisch begrensd door de Singelgracht (de zeventiende-eeuwse grens), loopt het nu tot de snelweg A10, en met de nieuwbouw aan de noordelijke IJ-oever steekt het ook het IJ over. We zien ook dat de lobben-scheggenstructuur van de stad (de stedelijke bebouwing die als een gespreide hand in het omringende land ligt) steeds intensiever wordt benut; zonder het compacte karakter van de stad en het groen van de omgeving aan te tasten ontstaan er steeds meer grensgebieden met voorzieningen voor de stadsmens: zorg-, sport- en recreatie- en onderwijsvoorzieningen, maar ook bijvoorbeeld volkstuinen. Door deze benutting van de raakvlakken van stad en land wordt het Amsterdamse landschap steeds metropolitaner. Ook langs het IJ vinden ingrijpende ontwikkelingen plaats en op de lijn Almere-Amsterdam-Zaanstad krijgt een grote stedelijke agglomeratie gestalte. Aan de zuidzijde van de stad worden de contouren zichtbaar van de nieuwe economische as, van de Zuidas tot Schiphol, via de AmsterdamArena en de Amsteltoren. Het ruimtegebruik op het water intensiveerde ook. Zo is het aantal plezierbootjes in tien jaar tijd meer dan verdubbeld. Intensiever ruimtegebruik betekent meer mensen op hetzelfde oppervlak, en daarom wordt een hoogwaardige openbare ruimte steeds belangrijker. Het is de kunst die ruimtelijke ontwikkelingen op de ‘Amsterdamse manier’ in goede banen te leiden; in een poldermodel met evenredige aandacht voor commerciële belangen, milieubelangen en belangen van mensen. Met name op plekken die meerdere gebruiksvormen kennen, en daarvan zijn er veel. Uit de lucht valt goed te zien hoe groen de stad eigenlijk is, en hoe dichtbij het omringende landschap. Maar ook op maaiveldniveau vallen soms bijzondere zaken op. Zo groeien er tussen de voegen van kades veel zeldzame plantensoorten, en nadat enkele jaren geleden ringslangen werden uitgezet op de gesaneerde Diemerzeedijk, heerst daar nu zelfs een ringslangenplaag. Ook de waardering voor de directe woonomgeving nam de afgelopen jaren toe. Het is van belang die groene kwaliteit vast te houden en waar mogelijk te versterken. Wat dat betreft is het hoopgevend dat ruim zeventig procent van de acties uit het Milieubeleidsplan de voorbije drie jaar is afgerond, terwijl een aantal acties is uitgebreid of verlengd en de uitvoering voorspoedig verloopt. Op het terrein van duurzaam bouwen zijn belangrijke voorbereidende stappen gezet, en de komende jaren moet dit mainstream worden. De uitdaging voor de gemeente ligt erin alle betrokken partijen mee te krijgen, zodat al bestaande technieken op grote schaal worden toegepast. Duurzaam ontwerpen wordt steeds belangrijker, en daarbij heeft de gemeente een belangrijke kaderstellende functie, door de expertise en creativiteit van de markt uit te dagen. Het is aan de gebouwontwerpers die kaders optimaal in te vullen. De huidige ervaringen met

55

bijvoorbeeld het project Buiksloterham zullen belangrijke zijn voor de nabije toekomst. Ook nieuw (tijdelijk) gebruik van bestaande gebieden en gebouwen is in opkomst. Zo is er de afgelopen jaren een ware hausse aan met name horeca-instellingen die zich vestigen in voormalige kantoor- of industriële gebouwen. Er is breed aandacht voor vergaande energiebesparende maatregelen en de grootschalige toepassing van duurzame energie. Met name op het gebied van duurzaam bouwen en energiebesparing in de gebouwde omgeving blijven forse inspanningen nodig om betrokkenen mee te krijgen. Dit is een belangrijk deel van de besparingsopgave, waarbij de gemeente echter afhankelijk is van de wil van andere partijen om forse investeringen te doen. Een belangrijke opsteker was in 2009 de nominatie van Amsterdam voor de eerste EU Green Capital Award, waarmee de stad behoort tot de top van Europese duurzame steden. 7.2 Transities Om de transitie naar een duurzame energievoorziening te bewerkstelligen heeft Amsterdam krachtige keuzes gemaakt. De gemeente maakt gebruik van groene stroom van het AEB, energiezuinige openbare verlichting en zestig procent van het eigen wagenpark bestaat uit ‘schone’ voertuigen. Naar verwachting is tegen 2020 zonne-energie rendabel en zullen we ook de toepassing daarvan versnellen. Een belangrijke consequentie is wel dat energiestromen complexer worden. Slimme netten zullen zorgen voor evenwicht in de energievoorziening, door tweerichtingsverkeer toe te staan en veel regelfuncties te bevatten. Ook kunnen gebruikers hierdoor minder essentiële processen en apparaten laten uitschakelen op momenten dat de vraag groot is. De stadswarmte-infrastructuur kan in de toekomst worden benut om warmte te transporteren die is opgewekt door duurzame bronnen in plaats van door kolencentrales. Acties op het terrein van klimaat en lucht werpen vruchten af, maar de lucht is op enkele plaatsen nog niet schoon genoeg. Dat komt mede – ondanks de relatieve autoluwheid van de stad - door het canyoneffect op Amsterdamse wegen: de stad is zo dichtbebouwd met smalle straten en relatief hoge gebouwen, dat uitlaatgassen minder goed verwaaien en dus meer schade kunnen veroorzaken. Tegen deze achtergrond is het van belang dat de gemeente het eigen voertuigpark versneld ‘vergroent’, om schoon vervoer nóg beter zichtbaar te maken in de stad en zo een impuls te geven aan schoon – en met name elektrisch – vervoer. Want hoewel het autobezit en -gebruik in Amsterdam laag zijn en de fiets het meest gebruikte vervoermiddel is voor Amsterdammers, ziet de gemeente grootschalig elektrisch vervoer als noodzakelijk om de stad in de toekomst leefbaar te houden. De aanpak is ook veelbelovend; niet alleen qua gemeentelijke aanpak, ook vanwege het draagvlak onder bewoners en ondernemers. Wel is het noodzakelijk dat fietsers de ruimte blijven houden in de stad; het fietsbeleid mag niet aan zijn eigen succes ten onder gaan. Verkeersmanagementmaatregelen alleen zijn niet voldoende zijn om de stroom fietsers en geparkeerde fietsen op te vangen. Opnieuw zijn creatieve, innovatieve maatregelen nodig. Overigens is het een uitdaging om ook nieuwe Amsterdammers op de fiets te krijgen. Ook is versterking, uitbouw en integratie van een goed functionerend regionaal openbaar-vervoernetwerk een must. Zo zijn er forse investeringen nodig in nieuwe robuuste hoogwaardige OV-verbindingen tussen Amsterdam en Flevoland, naar Schiphol en langs de Noordelijke IJ-oevers naar de Zaanstreek. De opgave bestaat verder uit het bieden van goede overstapmogelijkheden van de auto en de fiets op het openbaar vervoer. Ook Personal Travel Assistants (PTA’s), internetapplicaties op de mobiele telefoon die reiziger adviseren over onder meer OV, kunnen daarin een grotere rol gaan spelen. Op het gebied van kringlopen zijn in de stad steeds meer goede, duurzame voorbeelden te vinden, veelal in het havengebied. Na hardnekkige problemen draait de HR-centrale van het Afval Energie Bedrijf volop, de wisselwerking tussen het AEB en Waternet is succesvol, en er vestigen zich steeds meer bedrijven die reststromen slim benutten. Daarnaast heeft vier jaar Proeftuin Amsterdam er mede voor gezorgd dat voedsel weer terug is op de stedelijke en regionale agenda's. Ook op wijkniveau zijn er navolgenswaardige initiatieven, zoals het adoptieproject afvalcontainers in stadsdeel Oost-Watergraafsmeer. Verschillende sectoren krijgen een impuls door de gemeentelijke aanpak om duurzame bedrijven en bedrijven in de duurzame sector te verwelkomen. De toename van het aantal duurzaam georiënteerde bedrijven in de stad stemt hoopvol. Ook de urgentie van een gezond binnenklimaat en betaalbare energiekosten biedt een goede voedingsbodem voor een nieuwe bedrijfstak. De ‘nieuwe industriële revolutie’ uit zich niet alleen in bij bestaande bedrijven ontluikende nieuwe bedrijvigheid. Er zijn steeds meer bedrijven die bijvoorbeeld besparingsonderzoeken bij andere bedrijven uitvoeren, en een onderneming als Shell Research geeft per dag 1 miljoen euro uit aan onderzoek, waarvan een kwart aan onderzoek naar duurzame energie. Ook in de haven, traditioneel een energiehaven, verschuift de aandacht steeds sterker naar duurzame brandstoffen.

56

Volgens de Global Power Index 2009 (GCPI) bekleedde Amsterdam in 2009 de achtste plaats op de lijst van ‘sterkste steden’, gemeten naar economie, onderzoek, leefbaarheid, bereikbaarheid, cultuur en natuur. In 2008 was dat nog de zevende plaats. Met name op leefbaarheid, natuur en bereikbaarheid scoort Amsterdam goed. Het zou een streven zijn dat bij de ambitie van Amsterdam past om op de Global Power Index minimaal een plaats te stijgen, en met name beter te presteren op het gebied van economie en cultuur. Ook is het zaak ondernemers te blijven uitdagen tot innovatieve, duurzame oplossingen en selectief duurzame bedrijvigheid aan te trekken. 7.3 De drijvende kracht De tijdgeest en menselijke voorkeuren veranderen. Door zaken als globalisering en klimaatverandering kijkt de Amsterdammer anno 2009 verder dan de kwaliteit van leven van de eigen generatie en die van zijn kinderen. De urgentie van een andere mentaliteit – en levensstijl – wordt steeds breder ervaren. Tegelijkertijd kiezen mensen steeds vaker voor de stad, om te wonen of te werken. Mede omdat de stedelijke economie steeds meer een ‘menseneconomie’ wordt: handel blijft aantrekkelijk, maar tegenwoordig wordt meer dan vroeger gehecht aan een prettige omgeving – dat is de reden dat zovelen Amsterdam kiezen: een leuke stad. Een diverse stad, met financiële dienstverlening, cultuur, goede zorg en voorzieningen. Een traditioneel creatieve stad, wat garant staat voor een goede kwaliteit van leven. Ten slotte: een afwisselende stad, met een aangename balans tussen drukte en rust. Dit zijn de vestigingscondities voor veel individuen én ondernemingen, zoals MTV. De in het voorgaande verslag gesignaleerde dreigende tweedeling in de stad (economisch en geografisch) lijkt niet verergerd te zijn. Amsterdam heeft niet zo’n diepe kloof als andere steden; dat is mede te danken aan het systeem van menging. Het is wel zaak voor de toekomst te kiezen voor een ontwikkelingsscenario naar een stad die iedereen wil, en niet een stad met een sterke scheiding tussen een elite en ‘achterblijvers’. Juist in economisch zware tijden is het van belang te investeren in wijken die er minder florissant voorstaan en ook hun bewoners kansen te bieden. Hierbij valt te denken aan het uitbreiden van het Step2save-project. Ook waarschuwde de Gemeentelijke Ombudsman in zijn jaarverslag over 2008 Gemeente op afstand voor ‘de afnemende rechtsbescherming van burgers bij verzelfstandiging en uitbesteding van overheidstaken’. Hij verwijst daarmee met name naar openbaar vervoer, waterlevering en parkeertoezicht. Ook al heeft de gemeente deze taken (gedeeltelijk) ‘op afstand’ geplaatst, voor de Amsterdammer blijven het overheidstaken. Het is daarom belangrijk dat de gemeente ook op deze terreinen probeert de transparantie van procedures voor de Amsterdammer te waarborgen. Amsterdam telt veel alleenstaanden: 55 procent van de Amsterdammers woont alleen. Zij zijn niet de enigen die de stad als partner hebben. De specifieke aard van Amsterdam zorgt voor dat typische het Amsterdamgevoel, dat deze stad zo bijzonder en aantrekkelijk maakt. De fenomenologische vraag wat een stadsaard is lijkt moeilijker te beantwoorden dan hij is: stel hem aan een willekeurige Amsterdammer, ondernemer, bezoeker of bestuurder van de stad, en de antwoorden zullen – naast vele verschillen – een aantal belangrijke overeenkomsten vertonen. Overeenkomsten die Amsterdam uniek maken in de wereld, en mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het wonen, werken en leven in de stad: de sfeer, de tastbare historie, de rijke cultuur, de verbodenheid met de omgeving. Het gevoel thuis te komen en te zijn in de stad, Amsterdammer te zijn, trots te zijn op die stad. Amsterdammers houden van hun stad, en voelen zich daar vaak sterker mee verbonden dan met hun land - vooral nieuwe Amsterdammers. De stad geeft dus identiteit, zo hyperdivers en supranationaal als zij is. Dat geldt zelfs voor mensen die hier slechts kort hebben gewoond: de verbondenheid blijft. De meeste Amsterdammers zijn positief over hun betrokken bij hun stad. Dat is een belangrijke basisvoorwaarde voor een duurzame ontwikkeling van de stad. Dat de stad zo belangrijk is voor de identiteit van mensen, biedt duurzame kansen. Immers: wie van zijn stad houdt, is daar zuinig op. Als duurzaamheid een karaktertrek wordt van Amsterdammers en gebruikers van de stad, wordt het ook een intrinsiek kenmerk van Amsterdam. 7.4 De gemeente zelf Het grootste succes binnen de gemeentelijke organisatie is dat de samenwerking met vele partijen aan grote thema’s zoals klimaat en luchtkwaliteit van de grond gekomen en voortdurend verder verbetert. Er is de afgelopen jaren veel bereikt bij het klimaatneutraal maken van de organisatie, het vergroenen van het eigen voertuigpark, de mogelijkheden voor flexibel werken, afvalpreventie en –scheiding en duurzaam inkopen. In alle vanaf 2007 door de Bestuursdienst Amsterdam, Concernafdeling Inkoop, afgesloten raamcontracten zijn duurzaamheidseisen opgenomen. De Leidraad duurzaam inkopen wordt bij de inkopende diensten in veel gevallen echter niet integraal

57

toegepast; duurzaam inkopen is nog geen vast onderdeel van alle inkoop- en aanbestedingstrajecten. Ook is in 2009 het gemeentelijke Handboek Duurzaamheid gerealiseerd, dat deel uitmaakt van de P&C-cyclus en is ontsloten via het gemeentelijke intranet. Het koppelen van ideeën, initiatieven en best practices van gemeente én partners was de afgelopen jaren succesvol. Op het gebied van milieu, maar bijvoorbeeld ook door meer gemeenschappelijkheid - en dus service - binnen de sociale diensten van de vier grote steden (G4), via hetzelfde IT-systeem. Tijdens de Klimaattop in Kopenhagen heeft Amsterdam met de zeven andere Europese finalisten van de Green Capital Award in 2009 afgesproken om structureel te gaan samenwerken, bijvoorbeeld door het delen van best practices. De steden hebben het voorstel gedaan om deze samenwerking ook te borgen binnen al bestaande internationale netwerken zoals Eurocities en ICLEI. De gemeente is actief in (internationale) samenwerkingsverbanden, met een toenemende focus op Europa; zo ondertekende Amsterdam het Covenant of Mayors en neemt zij deel in C40-conferenties. Op initiatief van de DMB is het gemeentelijk Netwerk duurzaamheid opgericht: samen met andere diensten werken aan professioneel kennismanagement over duurzaamheid als gemeentebreed thema. Bij duurzame inkoop richt de gemeente zich steeds sterker op innovatieve oplossingen van de markt. In de handhaving worden vaker the stick én the carrot gehanteerd, waardoor de nadruk ligt op kansen én verplichtingen voor ondernemers, en die positieve houding vindt weerklank. Amsterdam ontsluit op de unieke wijze een schat aan statistische informatie over de stad, bijvoorbeeld op http://stadstat.osamsterdam.nl/, die kwaliteit van leven als centraal thema heeft. En: niet genoeg kan worden benadrukt dat de gemeente op veel terreinen meer doet dan het wettelijk vereiste minimum. Veel reguliere activiteiten bleven in dit verslag buiten beeld - juist doordat men zich daar vaak nauwelijks meer van bewust is. Een centrale aanpak en structurele inbedding van duurzaamheid in de gemeentelijke bedrijfsvoering blijven urgent, met name vanwege de verwevenheid van problemen op milieugebied, in het sociale domein en op economisch gebied. Zo dreigt de luchtkwaliteit bouwprojecten te belemmeren die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de stad, en draagt de dreigende economische tweedeling niet bij aan de integratie van groepen die toch al niet optimaal maatschappelijk participeren. Ook constateren verschillende gemeentelijke afdelingen dat de verankering, de daadwerkelijke inbedding van duurzaamheid in de bedrijfsvoering, een langdurig proces is. Dat heeft te maken met wetgeving, maar ook met de verdeling van verantwoordelijkheid en budgetten. Zo zijn, om de doelstelling van een klimaatneutrale organisatie in 2015 te halen, meer eenduidigheid over het begrip ‘klimaatneutraal’ en betere samenwerking nodig. Het is zaak de integraliteit te waarborgen en te zorgen dat de organisatie daarop is ingericht. Ook voor de gemeente zelf geldt dus: de volgende slag is niet de techniek, maar verdere verbetering van organisatie en samenwerking. Tegelijkertijd neemt de vraag om zichtbare resultaten toe. De breedte van het begrip duurzaamheid blijft problematisch: spaarlampen worden anders beleefd dan milieuzones en waterstofboten. Ook in de communicatie is dus nog veel te winnen. Het is van belang dat die aansluit bij de praktijk van het dagelijkse stadsleven: laten zien dat investeren in duurzaamheid een investering is in de kwaliteit van leven; dat de veel geroemde aantrekkelijkheid van Amsterdam synoniem is met duurzaamheid; dat een schonere en veiliger wijk ook valt onder duurzame ontwikkeling, naast meer abstracte thema’s zoals de luchtkwaliteit. Daarnaast is het, in aansluiting op het bedrijfsleven in de ‘duurzame markt’, van belang duurzaamheid als vanzelfsprekend én als ‘2010’ te profileren. En iets meer show, don’t tell. Er kan meer worden ingezet op eenvoudige en voor de hand liggende oplossingen: met kennisdeling, training en controlesystemen; bijvoorbeeld elkaars best practices overnemen en goede initiatieven voortzetten en uitbreiden. Daarbij blijft het nauw betrekken van belanghebbenden (burgers, ondernemers, organisaties) bij maatregelen van belang voor het nodige draagvlak, maar ook: ideeën opdoen van die partijen. Vervolgens is het aan de gemeente strategische allianties te sluiten, en alle partijen natuurlijk goed te informeren over de processen en resultaten. Daarbij is goede programmering cruciaal voor succes. Met de duurzaamheidsvisie en de verslaglegging is het nu mogelijk duurzame ontwikkeling beter te plannen, monitoren en evalueren. Het is belangrijk de visie tot uiting te laten komen in de missie van alle gemeentelijke organisaties. Als zij vervolgens managementsystemen en gedragscodes uniformeren op duurzaamheidsdoelstellingen voor alle onderwerpen, in jaarplannen specifieke duurzaamheidsdoelen benoemen, en activiteiten daar verplicht aan laten toetsen, ontstaat een structurele duurzaamheidscyclus. Dan legt de gemeente daadwerkelijk rekenschap af, kan verslaglegging beter voldoen aan de GRI-richtlijnen, en kan Amsterdam beter inzicht bieden in de effecten van haar eigen handelen. Met verplichte bijdragen op vaste indicatoren zal het – meer dan nu - mogelijk worden verantwoorde uitspraken te doen over de gemeente als geheel. Ook de

58

controle op het naleven van doelstellingen kan dan verbeteren. Externe verificatie van de verslaglegging kan daaraan bijdragen. De cijfers Gemeenteafdelingen die delen van gebouwen huren hebben slechts beperkt zicht op de verbruikscijfers van energie en water. De extremen liggen bij de diensten met de onderhuurders. Mobiliteit Het merendeel van de Amsterdamse ambtenaren komt per openbaar vervoer of fiets naar het werk, met als topscorers de Dienst Onderzoek en Statistiek (57 procent met de fiets) en de dienst Dienstverlening en Facilitair management en de Dienst Zuidas (respectievelijk 77 en 100 procent met het OV). Ambtenaren van de Belastingdienst en Haven Amsterdam gebruiken het meest de auto in het woon-werkverkeer. 55 procent van de diensten en bedrijven biedt de mogelijkheid van thuiswerken. Voor het werk gebruiken de meeste diensten auto’s. Het gemeentelijk wagenpark bestaat uit 1809 voertuigen, waarvan ruim een kwart personenauto’s. Bijna 0,5 procent (9 voertuigen) is elektrisch. Er wordt ruim 26 miljoen kilometer per jaar afgelegd, waarvan 0,6 procent met elektrische auto’s. Daarvoor gebruikt de gemeente 2,8 miljoen liter benzine en 0,79 miljoen liter diesel. De gemeentelijke voertuigen leggen gemiddeld bijna 60 kilometer af per werkdag (het verbruik is gemiddeld 1 op 7,5). Met de elektrische voertuigen is 160.000 kilometer afgelegd: 17.777 kilometer per voertuig. Elektriciteit Het gemiddelde elektriciteitsverbruik per fte is 3640 kWh per jaar. Een van de kleinste verbruikers is de DMB, met per fte 750 kWh per jaar, ruim twintig procent van het gemiddelde - en dat voor een gebouw met een zogeheten ‘G-label’. Hier blijkt eens te meer dat vooral gedrag het verbruik omlaag brengt. Fors onder het gemiddelde elektriciteitsverbruik zitten ook DIVV en op enige afstand PMB en IBA. OGA en BDA zitten ruim boven het gemiddelde. Het aantal gebruikers van ‘groene stroom’ neemt toe; dat is nu twee derde van de diensten en bedrijven. Een derde doet mee aan het energiemonitoringprogramma. Gasverbruik De meeste gebouwen worden verwarmd met gas. Alleen het kantoor van Gemeentebelastingen is aangesloten op het stadswarmtenet. Het gasverbruik is gemiddeld 278 m3 per fte per jaar (7,9 m3/m2/jaar). IBA en PMB voeren hier het klassement aan met circa 4 m3/m2/jaar. BDA zit aan de andere kant van het spectrum met 22 m3/m2/jaar. Water De verschillen in waterverbruik zijn minder groot. Het gemiddelde verbruik ligt op ruim 10.000 liter/fte/jaar. De GGD is zeer zuinig met 3200 liter/fte/jaar. Afval Slechts ruim een kwart van de diensten kan opgeven hoeveel ton afval er jaarlijks wordt afgevoerd. Dat maakt een extrapolatie naar de gehele organisatie onbetrouwbaar. Op basis van de beschikbare gegevens wordt per fte ongeveer 750 kilo afval per jaar afgevoerd. Papier Met enige overdrijving kan de gemeente worden gezien als een papierverwerkende industrie. De organisatie exclusief de stadsdelen gebruikte in 2009 ruim 60 miljoen A4-tjes. Dat zijn 200.000 pakken (een toren van tien kilometer). Het gemiddelde verbruik per fte is 6,6 pakken per jaar. Bij slechts ruim de helft van de diensten is dubbelzijdig printen standaard. Verdergaande veranderingen, zoals e-readers, zijn nog slechts bij vier diensten ingevoerd. Het servicehuis ICT gebruikt het minste papier (drie pakken per fte per jaar). Ver boven het gemiddelde zitten diensten met een publieksfunctie, zoals het verzekeringsbedrijf en DWI. EZ voert met 24 pakken per fte de ranglijst aan. Kosten De diensten die informatie hadden over de energiekosten (61 procent) gaven € 4.649.410 uit aan elektriciteit, gas en warmte. Per fte is dat € 593 per jaar. Op basis hiervan bedraagt een grove schatting van de energiekosten van de gehele organisatie € 10.800.000,- Daarbij komen dan nog de kosten van brandstof voor het transport, geschat op ruim € 4,5 miljoen. 7.5 Tot slot Een derde, laatste verslag. Dat roept de vraag op: is driemaal ook hier scheepsrecht? Heeft het

59

60

duurzaamheidsverslag zichzelf al overbodig gemaakt? Het antwoord moet enigszins ambivalent blijven. Ja, er is veel bereikt de afgelopen jaren. Nee, duurzaamheid is nog lang niet zo geïntegreerd in alle gemeentelijke processen dat we er niet meer apart aandacht aan hoeven te besteden. Dat is een wrijvingspunt dat we niet gladstrijken met dit derde verslag. Op een of andere manier zal ook in de nabije toekomst, ook bij integratie in het gemeentelijk jaarverslag, specifieke aandacht voor duurzame ontwikkeling nodig blijven. Tegelijkertijd is het zaak in- en extern te blijven wijzen op het belang van investeringen in duurzame ontwikkeling – juist in economisch zware tijden. Wat betreft de verslaglegging: de kwaliteit van de bijdragen was wisselend, maar de inhoud wordt over het algemeen breder, en dat is een positieve ontwikkeling. Ook blijft het lastig de GRI-richtlijnen te gebruiken voor een stad als organisatie. Duurzaamheid wordt niet alleen in cijfers uitgedrukt. Een aantal prestatie-indicatoren blijft oningevuld, voor een deel omdat ze niet aan de orde zijn, maar ook omdat sommige aspecten (nog) niet worden gemonitord. En over sommige aspecten wordt nu voor het eerst gerapporteerd, maar andere zijn dit keer niet aan bod gekomen, omdat de informatie daarover niet tijdig beschikbaar kwam. Duurzame ontwikkeling vergt tijd en de invloed van de gemeente is beperkt. Ten opzichte van het vorige verslag is de ‘krachtige duurzame onderstroom’ van de stad wel degelijk in een stroomversnelling gebracht met de brede aanpak van energie en lucht. Tegelijk is duurzaamheid nog gewoner geworden. Met de vaststelling van de gemeentebrede duurzaamheidsvisie Amsterdam uitgesproken duurzaam ligt er een solide basis om dat verder uit te bouwen. Dit is het laatste aparte duurzaamheidsverslag; vanaf 2010 wordt duurzaamheid een organisch, integraal onderdeel van de jaarlijks gemeentelijke verslaglegging. Daarmee laten we de toegevoegde waarde van centrale presentatie van duurzaamheidsonderwerpen in één uitgave achter ons. Hoewel dit minder apart gebundelde aandacht voor duurzaamheid betekent, is dit een vanzelfsprekende volgende stap, die naar verwachting de resultaten van de gemeentelijke inspanningen ten goede zal komen; zowel in de verslaglegging als in de resultaten. Dit vormt de opmaat voor een structurele duurzaamheidscyclus, meer centrale regie en minder vrijblijvendheid. En dat brengt het uiteindelijke, gemeenschappelijke doel een belangrijke stap dichterbij: een duurzame stad. In het vorige verslag constateerden we sterke betrokkenheid bij duurzaamheid van een groot aantal gemeentelijke afdelingen. Inmiddels lijkt die betrokkenheid nog verder uitgebreid, én structureel. Het verzamelen van ‘harde’ data stuitte echter ook nu op praktische problemen, die veelal te maken hebben met gebrekkige beschikbaarheid van gegevens of de interpretatie daarvan. Dat had mede te maken met onwetendheid en scepsis binnen de gemeentelijke organisatie ten aanzien van het begrip, maar ook met het ontbreken van centrale visie en communicatie. Met de duurzaamheidsvisie en jaarlijkse rapportage over duurzaamheidsprestaties in het gemeentelijk jaarverslag wordt komend jaar naar verwachting op dat punt een volgende stap gezet. Zoals Amsterdam uitgesproken duurzaam het verwoordt: de wapenspreuk ‘heldhaftig, vastberaden, barmhartig’ is een historisch baken voor Amsterdammers. Vertaald naar de opgaven waar de stad nu voor staat betekent dat: de durf tonen nieuwe mogelijkheden te verkennen en nieuwe wegen in te slaan, vastberaden doorgaan op de gekozen weg, en gedurende dat proces steun bieden aan wie dat nodig heeft, vanuit een open houding en een gedeelde verantwoordelijkheid. Met de blik op de toekomst. Want verandering is een Amsterdamse traditie.

Bijlage 1: GRI tabel en gemeentelijke Prestatie-indicatoren GRI tabel

Nummer Algemeen Pagina Opmerking verwijzing Visie en Strategie Hoofdstuk 2 1.1 Verklaring bijdrage aan duurzame

ontwikkeling Nog niet beschikbaar

1.2 Verklaring Raad van bestuur n.v.t. Organisatieprofiel 2.1 Naam van de verslagleggende

organisatie Gemeente Amsterdam

2.2 Producten en diensten Divers 2.3 Structuur van de organisatie Zie www.amsterdam.nl

en gemeenteraad

2.4 Omschrijving divisies,bedrijfsonderdelen, dochterondernemingen etc.

gemeentelijke diensten en bedrijven en stadsdelen

2.5 Landen van vestiging n.v.t. 2.6 Wettelijke basis van de organisatie

Gemeentewet

2.7 Aard van de markten n.v.t. 2.8 Omvang van de organisatie De gemeente, veertien

stadsdelen, dertig diensten en bedrijven

2.9 Overzicht van belanghebbenden en hun relatie met de gemeente

Nog niet te bepalen

Reikwijdte van het verslag Vrijwillige bijdrage voor de inhoud, cijfers worden via de jaarrekening verzameld Bijdragen vanuit financieel jaarverslag en andere verslagen

2.10 Contactpersonen voor het verslag Colofon 2.11 Verslagperiode Voor de inhoud 2006-

2009, voor de cijfers 2009

61

2.12 Voorgaand verslagjaar(publicatiedatum)

April 2008 over het jaar 2007

2.13 Reikwijdte en begrenzing Vooralsnog geen 2.14 Organisatorische veranderingen t.o.v.

het vorige verslagjaar Geen veranderingen

die invloed op dit verslag hebben

2.15 Veranderingen die de vergelijkbaarheid met vorige verslagen kunnen aantasten

Geen, dit verslag bevat meer kwantitatieve gegevens

2.16 Herformuleringen eerder verstrekteinformatie

n.v.t.

Verslagprofiel2.17 Toepassing GRI-principes Waar mogelijk 2.18 Definities/begrippen Duurzaamheid en

Duurzaam verantwoord ondernemen gedefinieerd

2.19 Significante veranderingen in meetmethoden

n.v.t.

2.20 Borging betrouwbaarheid rapportage De cijfers worden nu voor het derde jaar via een vast en verbeterd format verzameld

2.21 Onafhankelijke verificatie Nog niet van toepassing

2.22 Verkrijgbaarheid aanvullendeinformatie

links naar relevante websites in het verslag

Corporate Governance 3.1 Bestuursstructuur Jaarplan/jaarverslag

en intranet Amsterdam

3.2 Onafhankelijke leden van het bestuur Zie 2.3 van deze tabel 3.3 Proces strategiebepaling m.i.b.v. kans-

en risicobepaling MVO n.v.t.

3.4 Instrumenten om kansen en risico’s MVO te inventariseren en te beheersen

Bureau Integriteit

3.5 Verband tussen de beloning van directieleden en de financiële en niet-financiële doelstellingen

Prestatieafspraken metdirecteuren van gemeentelijke diensten en bedrijven

62

3.6 Organisatiestructuur enverantwoordelijke personen voor het uitzetten/uitvoeren van het MVO-beleid

Jaarplan/jaarverslagen website intranet Amsterdam

3.7 MVO-maatregelen, missie, richtlijnen, codes en mate van invoering

Gemeente Amsterdamheeft een ‘Leidraad Duurzaam Inkopen’ vastgesteld. Een gemeentelijk bedrijf is ISO gecertificeerd.

3.8 Adviesmogelijkheden aandeelhoudersaan RvB

n.v.t.

Stakeholders3.9 Selectieproces stakeholders Voor dit verslag is

geen stakeholders bijeenkomst georganiseerd. Wel zijn veel in- en extern betrokkenen geïnterviewd

3.10 Aard en frequentie van het overleg n.v.t. 3.11 Resultaten stakeholderdialoog (aard

van de informatie) Waardevolle

opmerkingen over de strategie ten aanzien van duurzaamheid

3.12 Gebruik van de informatie uit het overleg

In dit verslag is gepoogd meer de breedte van duurzaamheid in beeld te brengen en meer te schrijven vanuit de ontvanger van de informatie dan vanuit de verstrekker en ook over een langere periode

Managementsysteem3.13 Toepassing voorzorgprincipe Wel gebruikelijk, maar

niet expliciet beschreven

63

3.14 Vrijwilligeovereenkomsten/convenanten

n.n.b.

3.15 Belangrijke lidmaatschappen en (inter)nationale belangenorganisaties

Niet geïnventariseerd

3.16 Benadering indirecte economische, sociale en milieueffecten van activiteiten

Geen expliciet beleid voor geformuleerd

3.17 Beheersing indirecte effecten van activiteiten

n.v.t.

3.18 Wijzigingen in de locatie van activiteiten

n.v.t.

3.19 MVO-managementsystemen Niet geïnventariseerd3.20 Status certificering

managementsytemen Niet. INK wordt bij

bepaalde onderdelen ingevoerd

Prestatie-indicatoren PA2 Definitie van duurzame ontwikkeling

die wordt gehanteerd Eventueel per

stadsdeel, dienst of resultaatgebied na te gaan.

PA3 Aspecten die zijn opgenomen in het duurzaamheidbeleid

Eventueel perstadsdeel of dienst na te gaan.

PA4 Specifieke doelstellingen voor PA3 Eventueel per stadsdeel of dienst na te gaan

PA5 Proces waarmee PA3 en PA4 tot stand zijn gekomen

Eventueel perstadsdeel of dienst na te gaan

PA6 Specifieke informatie per doel Eventueel per stadsdeel of dienst na te gaan

PA7 Rol en betrokkenheid van stakeholders bij PA6

Eventueel perstadsdeel of dienst na te gaan

PA8 Uitgaven naar type betaling Gegevens per ondernemings-onderdeel beschikbaar in de financiële

64

systemen PA9 Uitgaven naar financiële categorieën Gegevens per

ondernemings-onderdeel beschikbaar in de financiële gegevens

PA10 Investeringen naar financiële categorieën

Jaarplan verschillendeonderdelen

PA11 Beschrijving van hetaanbestedingsbeleid gericht op duurzaamheid

Zie de Leidraad Duurzaam Inkopen Amsterdam

PA12 Beschrijving van economische, milieu- en sociale criteria van toepassing op uitgaven etc.

Amsterdam heeftSocial Return on Investment geïntroduceerd.

PA13 Beschrijving van het verband tussen het aanbestedingsbeleid en de beleidsdoelstellingen

n.n.b.

PA14 Percentage van de totale waarde aan goederen, dat is voorzien van een milieu- of sociaal label of van een certificaat

Niet bekend; wellicht voor onderdelen beschikbaar

Economische prestatie-indicatoren EC1 Netto omzet n.v.t. ; op onderdelen

bekend

EC2 Geografische specificatie markten n.v.t.EC3 Inkoopvolume goederen, materialen en

diensten Afhankelijk van het

soort ondernemings-onderdeel beschikbaar. Eerst moet gespecificeerd worden waar het om gaat (zie ook lijst met resultaatgebieden en beheer van faciliteiten)

EC4 Percentage contracten betaald conform afspraak

Niet beschikbaar

EC5 Loonkosten Beschikbaar via het jaarverslag van de gemeente of

65

onderdelen EC6 Betaalde rente en dividend n.v.t. EC7 Winstontwikkeling n.v.t.; alleen van

sommige onderdelen beschikbaar

EC8 Belasting betaald Beschikbaar via het jaarverslag van de gemeente of onderdelen

EC9 Ontvangen subsidies Beschikbaar via het jaarverslag van de gemeente of onderdelen

EC10 Donaties en sponsoring naar groep Hoeveelheid verstrekte subsidies en prijzengeld is waarschijnlijk terug te vinden in het jaarverslag en de rekening van de gemeente

EC11 Leveranciers van diensten en producten

Afhankelijk van het soort ondernemings- onderdeel beschikbaar. Eerst moet gespecificeerd worden waar het om gaat.

EC12 Investering in infrastructuur, niet behorend tot de core business

Voor de gemeente Amsterdam ís dit ‘core business’

EC13 De indirecte economische impact van de organisatie

Nog niet te bepalen

Milieu-indicatoren EN1 Materiaalgebruik naar soort Afhankelijk van de

relevante producten van de verschillende ondernemingsonderdelen; houdt onder meer verband met duurzaam inkopen

66

EN2 Gebruik gerecycled materiaal en afval derden

Inventarisatie beleid per stadsdeel/dienst; zie voorbeelden in verslag

4.3

EN3 Direct energiegebruik Energierekeningenstadsdelen/diensten In financieel jaarverslag

EN4 Indirect energiegebruik Energierekeningenstadsdelen/diensten

EN5 Watergebruik Bij O&S alleen voor huishoudens en bedrijven verzameld Voor gemeentelijke diensten etc. in financieel jaarverslag

EN6 Landgebruik in gebieden met hoge biodiversiteit

Ecologische afdelingDRO heeft een ecologische atlas van Amsterdam

EN7 Impact bedrijfsvoering op biodiversiteit Geen specifieke activiteiten die invloed hebben op de biodiversiteit, anders dan de aanleg van infrastructuur, het ontwikkelen van terreinen en gebouwen. Wetgeving voorziet in compenserende maatregelen

EN8 Uitstoot broeikasgassen Amsterdam stoot per jaar bijna 5000 Kton CO2 uit. Geschat wordt dat ca. 5% daarvan wordt uitgestoten door de gemeentelijke organisatie. De bijdrage van de eigen bedrijfsvoering is ca

67

1% EN9 Gebruik en uitstoot van stoffen die de

ozonlaag aantasten Zie milieujaarverslag

EN10 Emissies NOx, SO2 en andere stoffen NO2 via O&S. Wel voor heel Amsterdam, niet voor Amsterdam als onderneming.

EN11 Totale hoeveelheid afval per soort Voor geheel Amsterdam bij O&S

EN12 Emissies naar water per soort Onbekend voor Amsterdam als onderneming: wellicht n.v.t.

EN13 Aanzienlijke incidentele lozingen N.v.t. voor Amsterdam als onderneming

EN14 Milieueffecten van producten n.v.t. EN15 Producten geschikt voor recycling Niet geïnventariseerd EN16 Incidenten en boeten door het niet

naleven van milieuwetgeving en afspraken

De gemeentehandhaaft het grootste deel van de milieuwetgeving; voor gemeentelijke instellingen zijn boetes uitzondering.

EN17 Initiatieven om duurzame energie te gebruiken en energiebesparing te verbeteren

Beschikbaar viamilieuprogrammering en jaarplannen van stadsdelen en diensten. Ondersteuning door bureau ARC (Amsterdam Reduceert CO2) en Klimaatprogramma gemeente

EN18 Energieconsumptie van de voornaamste producten

Per resultaatgebied te verzamelen

EN19 Indirect energieverbruik door bijvoorbeeld transport en het gebruik van energie-intensief materiaal

Per resultaatgebied in te schatten

68

EN20 Waterbronnen en veranderingen van het ecosysteem door het gebruik ervan

onder meer Waternet

EN21 Onttrekking van grondwater Onder toezicht van de Provincie

EN22 Totale recycling en hergebruik van water

onder meer Waternet;zie voorbeelden

EN23 Terreinen in gebruik voor productieactiviteiten

Per resultaatgebied te verzamelen

EN24 Hoeveelheid verhard oppervlak van deze terreinen

Per resultaatgebied te verzamelen

EN25 Impact van activiteiten op beschermde en gevoelige gebieden

DRO, stadsecologie

EN26 Verandering in de natuurlijke habitat a.g.v. activiteiten

DRO, stadsecologie

EN27 Doelen, programma’s voor bescherming en herstel van ecosystemen

DRO, stadsecologie

EN28 Aantal soorten van de rode lijst die zijn getroffen door activiteiten

DRO, stadsecologie

EN29 Plannen van diensten en bedrijven om iets in gevoelige gebieden te ondernemen

DRO, stadsecologie

EN30 Overige relevante broeikasgasemissies (volgens CHG protocol)

Niet geïnventariseerd

EN31 Handelingen met gevaarlijk afval AfvalEnergieBedrijf, andere diensten en bedrijven, stadsdelen; volgens de gebruikelijke protocollen

EN32 Waterbronnen en ecosystemen die worden beïnvloed door de lozing van ander water

Voor Waternet is dit ‘core business’.

EN33 Milieuprestaties leveranciers Niet geïnventariseerd EN34 Significante milieu-effecten t.g.v.

transport DIVV, onder meer

Verkeersmilieukaarten; deels nog niet veel over bekend, zoals luchtverontreiniging door schepen

69

EN35 Uitgaven t.b.v milieu, naar soort Niet beschikbaar Sociale Prestatie-indicatoren LA1 Profiel personeelsbestand Beschikbaar per

onderdeel uit jaarverslagen; hier niet geïnventariseerd

LA2 Werkgelegenheid en personeelsverloop Beschikbaar per onderdeel uit jaarverslagen; hier niet geïnventariseerd

LA3 CAO-dekking personeelsbestand Beschikbaar per onderdeel uit jaarverslagen; hier niet geïnventariseerd

LA4 Beleid en procedures medezeggenschap

Beschikbaar inverslagen ondernemingsraden; hier niet geïnventariseerd

LA5 Arbobeleid, inclusief melden en registreren van ongevallen

Jaarplannen of RIE per onderdeel

LA6 Beschrijving formele gezondheids- en veiligheidscommissies

Niet geïnventariseerd

LA7 Ziekteverzuim/ongevallen Jaarplannen of RIE per onderdeel

LA8 Hiv/aidsbeleid Niet geïnventariseerd LA9 Gemiddeld aantal opleidingen per

werknemer Niet geïnventariseerd

LA10 Beleid gelijke behandeling en diversiteit

Ja, inclusiefdiversiteitsplatform

LA11 Samenstelling hoger management Beschikbaar bij Concern P&O/jaarplannen, Zie ook Financieel jaarverslag

LA12 Secundaire arbeidsvoorwaarden Beschikbaar bij concern P&O en NRGA

LA13 Overleg tussen management en vertegenwoordigers personeel bij besluitvorming en management

OR structurenaanwezig

70

LA14 Hanteren richtlijnen ILO t.a.v. gezondheid op de arbeidsplek

Niet geïnventariseerd

LA15 Afspraken met vakbonden en vertegenwoordigers van het personeel over veiligheid en gezondheid

OR structuren

LA16 Programma’s voorloopbaanontwikkeling en loopbaanbeëindiging

Beperkt ingevoerd;concern P&O

LA17 Beleid voor competentiemanagement en levenslang leren

Competentiemanagement wordt ingevoerd

Mensenrechten HR1 Richtlijnen mensenrechten CAOHR2 Inkoop en mensenrechten Niet geïnventariseerd HR3 Prestaties op het gebied van

mensenrechten Niet geïnventariseerd

HR4 Anti-discriminatiemaatregelen Meldpunt discriminatie Amsterdam

HR5 Vrijheid van vereniging GrondrechtHR6 Beleidsmaatregelen tegen kinderarbeid N.v.t. HR7 Beleid tegen gedwongen en verplichte

arbeid CAO

HR8 Training van medewerkers t.a.v. mensenrechten

Niet bekend

HR9 Mogelijkheden van beroep Niet geïnventariseerd HR10 Klokkenluidersregeling? Twee commissies zijn

van groot belang voor de uitvoering van het integriteitsbeleid: de Commissie Integriteit en de Commissie Vermoeden van Misstanden. Ook is er een Gedragslijn Informatieverschaffing en Integriteitsschending.

HR11 Training van beveiligingspersoneelt.a.v. mensenrechten

Niet geïnventariseerd

HR12 Beleid t.a.v. inheemse bevolking N.v.t. HR13 Klachtenregeling P&O voor personeel,

71

ombudsman, etc. HR14 Delen van opbrengsten uit het gebied

met inheemse bevolking n.v.t.

Samenleving SO1 Beleidsmaatregelen om nadelige

effecten van activiteiten op de gemeenschap te beperken

N.v.t.

SO2 Beleid om omkoping en corruptie tegen te gaan

Twee commissies zijn van groot belang voor de uitvoering van het integriteitsbeleid: de Commissie Integriteit en de Commissie Vermoeden van Misstanden. Ook is er een Gedragslijn Informatieverschaffing en Integriteitsschending.

SO3 Beleid om politieke bijdragen en lobby te beheren

Niet geïnventariseerd

SO4 Prijzen gekregen voor duurzaamheidsbeleid

Amsterdam eindigdeals 4

e bij de ‘European

Green Capital Award

SO5 Bijdragen in geld aan politieke partijen Niet geïnventariseerd SO6 Gerechtelijke uitspraken m.b.t. anti-

trust en monopolieregels Niet geïnventariseerd

SO7 Beleid om uitsluiten van mededinging tegen te gaan

Niet geïnventariseerd

Productverantwoordelijkheid PR1 Informatie over veiligheids- en

gezondheidsaspecten n.v.t

PR2 Productinformatie en etikettering n.v.t PR3 Beleid ten aanzien van privacy van

consumenten n.v.t.

PR4 Aantal en type afwijkingen van op de klant gerichte gezondheids- en veiligheidsvoorschriften, inclusief de straffen en boetes die hierdoor zijn

n.v.t

72

opgelegd PR5 Aantal klachten die gehandhaafd

worden door reguleringsinstanties of vergelijkbare officiële instanties om de veiligheid van producten en diensten te reguleren of hier toezicht op te houden.

n.v.t.

PR6 Op vrijwillige basis voldoen aan codes, hanteren van productlabels en prijzen met betrekking tot sociale- en/of milieuverantwoordelijkheid.

n.v.t.

PR7 Aantal en type afwijkingen van voorschriften met betrekking tot productinformatie en etikettering, inclusief toegewezen straffen en boetes.

n.v.t.

PR8 Beschrijving van beleid, procedures/managementsystemen en controle mechanismen gerelateerd aan klanttevredenheid, inclusief de resultaten van klantevredenheidsonderzoeken.

n.v.t.

PR9 Beschrijving van beleid, procedures/managementsystemen en controle mechanismen gericht op het voldoen aan standaarden en vrijwillige codes gerelateerd aan reclame.

n.v.t.

PR10 Aantal en type afwijkingen van reclame- en marketing voorschriften

n.v.t.

PR11 Klachten over schending van privacy Wet persoonsgegevens doorgevoerd

Administratieve efficiency AE1 Verbeteringen van de effectiviteit en de

efficiency van de organisatie Continu proces

73

Gemeentelijke prestatie-indicatoren Duurzaamheid Format 23. Prestatie-indicatoren Duurzaamheid

Planet Energie, water en afval aantal/hoeveelheid eenheid/antwoord kosten

Aantal werknemers (formatie) fte

Bruto vloeroppervlak m²

Totaal aantal gebouwen aantal

Elektriciteitsverbruik/jaar kWh/jaar

Wordt er 'groene' stroom gebruikt? ja/nee

Indien ja: geef percentage groene stroom van totale stroomgebruik %

Indien nee: geef aan waarom niet

Aantal gebouwen waarvoor elektriciteitsgegevens beschikbaar zijn aantal

Waarom zijn voor deze gebouwen geen elektriciteitsgebouwen beschikbaar?

Gasverbruik in m³/jaar m³/jaar

Aantal gebouwen waarvoor geen energiegegevens beschikbaar zijn aantal

Waarom zijn voor deze gebouwen geen energiegegevens beschikbaar?

Warmteverbruik in GJ/jaar GJ/jaar

Aantal gebouwen waarvoor geen warmtegegevens beschikbaar zijn aantal

Waarom zijn voor deze gebouwen geen warmtegegevens beschikbaar?

Waterverbruik m³/jaar

Afval in ton/jaar of ton/jaar

Afval in m³/jaar m³/jaar

Neemt uw organisatie deel aan het programma energiemonitoring? ja/nee

Indien nee: geef aan waarom dat niet het geval is

Komt het energielabel van uw gebouw voor op de kaart die in het kader van 'Nieuw Amsterdams Klimaat' is gemaakt?

ja/nee

Servicekosten aantal/hoeveelheid eenheid kosten

Servicekosten per vierkante meter gehuurd vloeroppervlak per jaar. m2

Transport aantal/hoeveelheid eenheid kosten

74

Auto: verplaatsingen/jaar aantal

Autokilometers/jaar km/jaar

Fiets: verplaatsingen/jaar aantal

Fietskilometers/jaar km/jaar

Is de dienst deelnemer aan het Mobility Card Project?* ja/nee

Zo ja: wat zijn de resultaten?

Zo nee: waarom niet?

Woon-werkverkeer aantal/hoeveelheid eenheid kosten

Lopen %

Fiets %

Openbaar vervoer %

Carpoolen %

Auto %

Stuurt u op de keuze voor de vervoerswijze d.m.v. een bijdrage in de kosten? ja/nee

Geeft u de medewerkers de mogelijkheid thuis te werken? ja/nee

Wagenpark aantal/hoeveelheid eenheid kosten

Gehele wagenpark aantal

Percentage personenvoertuigen %

Voertuigkilometers gehele wagenpark km/jaar

Hoeveelheid verbruikte benzine (gehele wagenpark) liter/jaar

Hoeveelheid verbruikte diesel (gehele wagenpark) liter/jaar

Ingehuurde bedrijfsauto's: hoeveelheid verbruikte benzine liter/jaar

Ingehuurde bedrijfsauto's: Hoeveelheid verbruikte diesel liter/jaar

Ingehuurde bedrijfsauto's: voertuigkilometers km/jaar

Wordt bij deze inhuur rekening gehouden met duurzaamheidsaspecten? ja/nee

Elektrische auto's aantal

Elektrische auto's: verplaatsingen/jaar aantal

Elektrische auto's: voertuigkilometers km/jaar

Verbruiksartikelen aantal/hoeveelheid eenheid/antwoord kosten

Aantal vellen A4 papier/jaar aantal

75

Is dubbelzijdig printen standaard? ja/nee

Hanteert u het principe 'printing on demand'? ja/nee

Gebruikt u e-readers (bijv. Irex)? ja/nee

Indien ja, kunt u een indicatie geven van de besparing in papier? aantal

Milieuzorgsysteem aantal/hoeveelheid eenheid/antwoord kosten

Is er een gecertificeerd milieuzorgsysteem aanwezig?* ja/nee

Indien ja, welk systeem?

Profit Kosten aantal/hoeveelheid eenheid/antwoord kosten

Het aandeel van energie, water, papier, afvalverwerking,

en reizen als percentage van de totale kosten*

Energie %

Water %

Papier %

Afvalverwerking %

Reizen %

De kosten voor energie, water, papier, afvalverwerking en reizen in geld

Energie

Water

Papier

Afvalverwerking

Reizen

Is er beleid om bovengenoemde kosten terug te dringen?* ja/nee

Indien ja, geef per kostensoort aan welke methode van kostenreductie u toepast?

Energie

Water

Papier

Afvalverwerking

Reizen

76

Inkopen en aanbesteden

Voor welke diensten, werken of leveringen ter waarde van € 50.000 of meer, heeft uw organisatie het afgelopen jaar een inkoop- of aanbestedingstraject doorlopen?

Voor welke trajecten bent u nagegaan of er duurzaamheidsaspecten meegewogen kunnen worden? (De doelstelling uit het MilieuBeleidsPlan is 100%)

Bij welke van deze trajecten heeft u duurzaamheidscriteria kunnen toepassen en wat is de oorsprong van die criteria (bijvoorbeeld Senter Novem)?

Indien geen duurzaamheidscriteria zijn toegepast, leg dan per traject kort uit waarom niet.

People Social return eenheid/antwoord kosten

Voor welke diensten, werken of leveringen ter waarde van € 206.000 of meer, heeft uw organisatie het afgelopen jaar een inkoop (of Europees) aanbestedingstraject doorlopen?

Bij welke van deze trajecten heeft u eisen aan de leveranciers gesteld ten aanzien van de invulling van social return?

Welke van de hieronder genoemde soorten sociale voorwaarden heeft u opgenomen?

· 5% ja/nee

· sociale paragraaf ja/nee

· verzoek om ideeën ja/nee

· anders ja/nee

Indien geen eisen zijn gesteld ten aanzien van social return, leg dan per traject kort uit waarom niet.

Heeft u zich voor de invulling van social return in uw aankoop- of aanbstedingstraject aan- of afgemeld bij het Projectbureau Social Return?

ja/nee

Personeel eigen organisatie eenheid/antwoord kosten

Verhouding mannen en vrouwen binnen het totale personeelsbestand %m / % v

Verhouding mannen en vrouwen vanaf schaal 12 %m / % v

Opleidingsbudget per fte?

Arbo beleid: doelen en voortgang Integriteitsbeleid: doelen en voortgang

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen eenheid/antwoord kosten

Wet en regelgeving:

77

Bedrag in 2008 betaald aan verkeers- en parkeerboetes

Bedrag in 2008 betaald aan boetes of schikkingen i.v.m. overtreding milieuregels

Bedrag in 2008 betaald aan overige boetes en schikkingen

Bevorderen duurzaamheid

Korte beschrijving van een activiteit, project of gebeurtenis in 2009, die door de dienst wordt gezien als een positieve bijdrage aan het bevorderen van de duurzaamheid.

Algemeen Alle diensten en bedrijven hebben de gegevens in het gewenste format (Excel) aangeleverd. Dat is een aanmerkelijke verbetering ten opzichte van de voorgaande jaren. De kwaliteit van het invullen redelijk tot goed bij de diensten en bedrijven met eigen gebouwen of als enige huurders. De diensten die een deel van een gebouw huren hebben weinig tot geen zicht op de verbruikscijfers van energie en water. Het verzoek om dan de servicekosten te vermelden kon door lang niet alle diensten worden opgevolgd. Bij de diensten die volledig konden invullen kon verkeerde invoer worden achterhaald, door het uitvoeren van controleberekeningen. Zo kon bij de Dienst Belastingen een ambtshalve correctie worden doorgevoerd, waardoor het reële energieverbruik in beeld kwam. Het papierverbruik wordt door alle diensten goed bijgehouden en de cijfers daarover geven, zeker als daarbij de resultaten van de voorgaande jaren in beschouwing worden genomen, een betrouwbaar beeld van de papierhoeveelheid die jaarlijks wordt gebruikt. De vragen over het transport worden redelijk ingevuld. Voor het eerst is er nu een gesommeerd overzicht van de voertuigen en de bijbehorende kilometers die binnen het leasecontract worden afgelegd. Er wordt ruim 26 miljoen kilometer per jaar afgelegd, waarvan 0,6 procent met elektrische auto’s. Plussen en minnen bij het invullen Van de diensten met meer dan één vestiging, toont de GGD aan dat het ook dan mogelijk is om alle verbruik te achterhalen en in te vullen. De Stadsbank van Lening brengt zorgvuldig de kosten van energie en water bij haar onderhuurders, het verzekeringsbedrijf en de Dienst Onderzoek en Statistiek, in rekening. Met enkele extra berekeningen kan ook het energieverbruik van de in de Jodenbreestraat gevestigde diensten worden bepaald. Het cijfer van de Bestuursdienst is tot op dit moment niet voldoende betrouwbaar. De diensten die een van de huurders in een groter gebouw zijn, hebben te weinig inzicht in de energie en watercomponent in de huur en/of servicekosten. Met die diensten zou serieus moeten worden bekeken hoe dat kan worden veranderd. Een echte min is de opgave van de Ombudsman die al drie jaar geen gegevens kan overleggen. Elektriciteitsverbruik Het gemiddelde elektriciteitsverbruik per fte is 3640 kWh per jaar. Tot de laagste verbruikers hoort de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (per fte 750 kWh per jaar, ruim 20 procent van wat de gemiddelde Amsterdamse collega verbruikt, zelfs in een gebouw met een zogeheten ‘G-label’). Hiermee wordt aangetoond dat het vooral gedrag en bewustzijn zijn, die het elektriciteitsverbruik omlaag kunnen brengen. Een besparing die niet veel behoeft te kosten, maar wel veel opbrengt. Bij de diensten die fors onder het gemiddelde elektriciteitsverbruik zitten behoren DIVV en op enige afstand PMB en IBA. Het ontwikkelingsbedrijf en de bestuursdienst zitten ruim boven het gemiddelde. Daarbij moet worden opgemerkt dat deze diensten onderhuurders

78

hebben die het gemiddelde per fte omlaag kunnen brengen, maar die niet konden worden achterhaald uit de beschikbare informatie. Het aantal gebruikers van ‘groene stroom’ neemt toe. Twee derde van de diensten en bedrijven gebruikt deze milieuvriendelijke variant. Een derde van de diensten doet mee aan het energiemonitoringprogramma dat de mogelijkheid biedt om desnoods dagelijks de verbruikscijfers te controleren en actie te ondernemen bij plotselinge uitschieters. De deelnemende diensten hebben zo maatregelen kunnen nemen om het verbruik buiten werktijd (weekend) terug te dringen. Diensten die niet meedoen zeggen het programma niet te kennen, er geen besparing van te verwachten of ze huren een deel van het gebouw. Gasverbruik In het merendeel van de gemeentelijke gebouwen wordt verwarmd met gas. Alleen het kantoor van Gemeentebelastingen is aangesloten op het warmtenet. Het gasverbruik is gemiddeld 278 m3 per fte per jaar, of 7,9 m3 per m2 per jaar. IBA en PMB voeren hier het klassement aan met circa 4 m3 per m2 per jaar. De bestuursdienst zit aan de andere kant van het spectrum met 22 m3 per m2 per jaar. Wederom geldt hier de opmerking over de onderhuurders. Energielabel De kaart met de energielabels van de gemeentelijke gebouwen geeft het label van vijftien diensten en bedrijven weer. Zeven diensten en bedrijven weten dat ze op deze kaart staan. Onbekend is welke diensten het label zichtbaar voor het publiek hebben opgehangen. Waterverbruik De verschillen in waterverbruik zijn minder groot. Het gemiddelde verbruik ligt op ruim 10.000 liter per fte per jaar. De GGD is zeer zuinig met 3200 liter per fte per jaar. De extremen liggen bij de diensten met de onderhuurders. Afval Slechts ruim een kwart van de diensten kan opgeven hoeveel ton afval er jaarlijks wordt afgevoerd. Dat maakt een extrapolatie naar de gehele organisatie onbetrouwbaar. Per fte wordt circa 750 kg afval per jaar afgevoerd. Papierverbruik De cijfers over het papierverbruik zijn de meest betrouwbare cijfers die het format oplevert. Met enige overdrijving kan de gemeentelijke organisatie worden gezien als een papierverwerkende industrie. De gemeentelijke organisatie (exclusief de stadsdelen) gebruikt ruim 200.000 pakken (opgestapeld is dat een toren van 10.000 meter). Het gemiddelde verbruik per fte is ruim twaalf pakken per jaar. Als we het papierverbruik van de raadsgriffie grotendeels aan de 45 raadsleden toe zouden rekenen komt dat op 150 pakken per jaar uit. Het papierverbruik is met negen procent toegenomen ten opzichte van 2008. Daarbij moet worden aangetekend dat er nu meer diensten en bedrijven zijn die het format hebben ingevuld, zoals het AEB en de dienst Zuidas. Bij ruim de helft van de diensten is dubbelzijdig printen standaard. Acties gericht op de vermindering van het papierverbruik, zoals printing on demand is bij dertien diensten ingevoerd. Verdergaande veranderingen, zoals het gebruik van zogeheten e-readers, is nog maar op beperkte schaal ingevoerd: bij vier diensten. Het servicehuis ICT gebruikt het minste papier (drie pakken per fte per jaar); ver boven het gemiddelde zitten de diensten met een publieksfunctie, zoals het verzekeringsbedrijf en DWI. De Dienst Economische Zaken voert met 24 pakken per fte de dienstenranglijst aan. Woon-werkverkeer Twee derde van de diensten levert goede cijfers over de manier waarop de werknemers naar het werk komen. Het merendeel van de Amsterdamse ambtenaren komt per openbaar vervoer of fiets. Topscorer bij de fiets is de Dienst O&S waarvan, 57 procent van de medewerkers per fiets komt. Bij het openbaar vervoer zijn het de dienst Dienstverlening en Facilitair management en de Dienst Zuidas die de lijst aanvoeren met respectievelijk 77 en 100

79

procent. Ambtenaren van de Belastingdienst en het Havenbedrijf gebruiken het meest de auto in het woon-werkverkeer. 55 procent van de diensten en bedrijven biedt de mogelijkheid om thuis te werken en zo het woon-werkverkeer te verminderen. Wagenpark en transport Voor de uitoefening van (een deel van) hun taken gebruiken de meeste diensten auto’s. Het gemeentelijk wagenpark bestaat uit 1809 voertuigen, waarvan ruim een kwart personenauto’s. Bijna 0,5 procent (negen voertuigen) is elektrisch. Deze cijfers zijn dit jaar voor het eerst beschikbaar gekomen uit het contract dat de gemeente daarover heeft gesloten. Met die voertuigen wordt ruim 26 miljoen kilometer per jaar afgelegd. Daarvoor gebruikt de gemeente 2,8 miljoen liter benzine en 0,79 miljoen liter diesel. De gemeentelijke voertuigen leggen gemiddeld bijna 60 kilometer per werkdag af. Het verbruik is gemiddeld 1 op 7,5. Met de elektrische voertuigen is 160.000 kilometer afgelegd (17.777 kilometer per voertuig). Milieuzorgsystemen Het AEB heeft een gecertificeerd milieuzorgsysteem. DMB is bezig met een gecertificeerd systeem volgens ISO 14001. Geen van de andere diensten heeft een milieuzorgsysteem. CO2-uitstoot De CO2-uitstoot van de gemeentelijke organisatie bedraagt 29 Kton CO2 per jaar. Dat komt neer op 1724 kilo per fte per jaar. Om dat te compenseren zouden per fte circa 86 bomen moeten worden geplant. Let wel: dit is een grove schatting, gebaseerd op energiegebruik van gebouwen en voertuigen, exclusief de stadsdelen en uitstoot door dienstreizen (per trein en vliegtuig), op basis van twee derde groene stroom. Kosten Van de diensten die deze informatie beschikbaar hadden (alle diensten minus de diensten die huren en servicekosten betalen) zijn de energiekosten gesommeerd. Deze diensten (61 procent) geven € 4.649.410,- uit aan elektriciteit, gas en warmte. Per fte is dat € 593 per jaar. Met dit kental kan een schatting woorden gegeven van de energiekosten van de gehele organisatie: € 10.800.000. Daarbij komen dan nog de kosten van brandstof voor het transport, geschat op ruim € 4,5 miljoen. Slechts 45 procent van de diensten en bedrijven geven de kosten voor dienstreizen op. Op basis daarvan kan geen goede schatting worden gemaakt van de kosten voor de gehele organisatie. Van de diensten en bedrijven die de kosten wel opgeven bedragen de kosten € 237 per fte per jaar. Wet- en regelgeving Diensten en bedrijven is gevraagd in te vullen voor welk bedrag er boetes voor overtredingen zijn betaald. Slechts vier diensten gaven hierop een antwoord. Een van de diensten meldt dat verkeersboetes ten laste van de overtredende medewerker worden gebracht. Slechts één dienst heeft een boete of schikking betaald voor een andere overtreding dan een verkeersovertreding. Duurzaam inkopen Op basis van de ingevulde formats is er weinig verschil tussen de resultaten van 2008 en die van 2009. ACAM heeft over 2009 een tussentijdse audit gedaan over een aantal onderwerpen, waaronder Duurzaam Inkopen. Daaruit blijkt onder meer het volgende.

In alle vanaf 2007 door de Bestuursdienst Amsterdam, Concernafdeling Inkoop, afgesloten raamcontracten zijn duurzaamheidseisen opgenomen. Deze zijn voor zover beschikbaar conform de selectie- en gunningscriteria van SenterNovem en veelal ook in de vorm van aanvullende wensen.

De Leidraad duurzaam inkopen wordt bij de inkopende diensten in veel gevallen niet integraal toegepast. In meer of mindere mate worden bij de meeste diensten wel elementen uit deze leidraad in de inkopen en aanbestedingen toegepast. Zo wordt een groot gedeelte van de categorieën ‘leveringen’ en ‘diensten’ via de concernbrede (duurzaam aanbestede) raamcontracten ingekocht. De leidraad is bij de inkoop en aanbesteding van ‘werken’ minder toepasbaar omdat hierbij meestal op de laagste prijs wordt gegund.

80

81

De Dienst Facilitair Management is een samenwerking begonnen met duurzaamheidsstichting De Kleine Aarde. Samen bekijken ze wat de Ecologische Voetafdruk van DFM is en hoe de medewerkers bewuster kunnen worden van het milieu en hiermee rekening kunnen houden in het werk.

Duurzaam inkopen heeft bij de meeste diensten wel de aandacht maar is nog geen vast onderdeel van alle inkoop en aanbestedingstrajecten. De borging binnen de daarvoor geldende procedures ontbreekt nog in een groot aantal gevallen. In een aantal gevallen wordt aangegeven dat deze borging met ingang van 2010 zal worden gerealiseerd.

Bij de inkopende diensten worden niet in alle gevallen de beschikbare selectie- en gunningscriteria toegepast. In sommige gevallen worden dan wel andere duurzaamheidsvoorwaarden en wensen gehanteerd. Over de toepassing van de beschikbare criteria voor de aanbesteding van werken bestaat niet in alle gevallen duidelijkheid. Hierdoor worden deze criteria niet altijd gebruikt. Samen met een aantal grote diensten worden hiervoor verbetervoorstellen uitgewerkt. Overigens zijn in een aantal gevallen de SenterNovem-criteria pas recent vastgesteld.

Op basis van de aanwezige informatie valt de mate van duurzaam inkopen binnen het concern Amsterdam niet te kwantificeren. Vooralsnog is hiervoor geen systeem ingericht. Per gemeenteonderdeel zijn geen cijfers beschikbaar over het totale inkoopvolume onderscheiden naar duurzaam en niet duurzaam ingekocht, rekening houdend met de beschikbare SenterNovem-criteria. Hierdoor ontbreekt een sturingsinstrument.

Over duurzaamheid leggen de diensten verantwoording af in een aparte bijlage bij de jaarrekening. De hierin gevraagde en opgenomen informatie over duurzaam inkopen is summier en niet gekwantificeerd.

Opmerkelijk

Het verzekeringsbedrijf heeft een project uitgevoerd om tot elektronische facturering over te gaan waardoor op (de kosten van) papier wordt bespaard.

De Stadsbank van Lening verstrekt haar klanten bewaarmapjes van polipropyleen in plaats van de PVC-mapjes van vroeger. Bij het Project Management Bureau en het Ingenieursbureau Amsterdam worden de auto’s ‘waterloos’ schoongemaakt.

De Dienst Wonen heeft een papieren nieuwsbrief over nieuwbouwwoningen omgezet in een digitale. Dit levert een besparing op van ruim 150.000 vel A4 en minder druk- en verzendkosten.

De Accountantsdienst gebruikt lichtsensoren op de werkplek. De dienst Zuidas heeft over haar activiteiten in 2008 een duurzaamheidsverslag uitgebracht en zal dat ook over 2009 doen. Bij de Dienst Gemeentebelastingen gebruikt men plugwise om de energiehuishouding beter te kunnen managen. In 2009 kreeg gebouw De Bazel van het Stadsarchief de hoogste waardering voor prestaties op energiegebied: het energielabel A++. De Rekenkamer heeft in 2009 voor het gehele gebouw - waarvan zij slechts een gedeelte huurt - aansluiting op groene stroom gerealiseerd. De Raadsgriffie heeft vaker dan voorheen vergaderstukken voor raadsleden ter inzage gelegd en deze niet meer op papier toegezonden. De

griffie doet ook een proef met e-readers om het papierverbruik te verminderen. Bij het Ontwikkelingsbedrijf is de inkoop van groene stroom bij de panden in beheer bij OGA centraal geregeld. Voor alle in permanent beheer

zijnde panden wordt onderzocht welk milieulabel deze hebben. Daarnaast wordt onderzocht hoe deze gebouwen energie-efficiënter gemaakt kunnen worden.

Ter stimulering van duurzaam bouwen is in december 2009 tijdens de planpresentatie in de Zuiderkerk de eerste Amsterdamse Duurzaamheidsprijs uitgereikt.

Het milieuplan Haven Amsterdam - Duurzaam durven, doen en doorgaan, 2008-2012 - is afgerond en door burgemeester en wethouders vastgesteld.

Bijlage 2: Bronnen De kwantitatieve informatie in dit verslag is voor een belangrijk deel gebaseerd op de volgende bronnen. Algemeen:

Amsterdam in cijfers Stadstat Global Power Index EU Green Capital Gemeente op afstand (jaarverslag 2008 gemeentelijke Ombudsman) Slimme haven (havenvisie gemeente Amsterdam 2008-2020) www.cbs.nl

Sociaal-culturele, demografische en economische ontwikkelingen:

de monitor De Staat van de Stad de Amsterdamse Burgermonitor

Ruimtelijke ontwikkelingen

De concept-Structuurvisie Plan Amsterdam 3: Het Grote Groenonderzoek Plan Amsterdam 4: De Puccinimethode Plan Amsterdam 6: Op weg naar 2040 Plan Amsterdam 8: Amsterdamse biodiversiteit Plan Amsterdam 9: Steden redden de wereld New rhythms of the city

Milieu en gezondheid:

De Gezondheidsmonitor concept-Milieuverslag Amsterdam 2009 Centrale Stad Amsterdam in 2020 De duurzaamheidsvisie Amsterdam uitgesproken duurzaam De Auto en de Stad Het Milieubeleidsplan Amsterdam 2007-2010 Actieplan Luchtkwaliteit (2006) Het Klimaatprogramma (2008) Het Actieplan Geluid (2008) De ingevulde duurzaamheidsindicatoren uit het gemeentelijke Jaarverslag over 2009

COLOFON Het Duurzaamheidsverslag Amsterdam 2009 werd in opdracht van burgemeester en wethouders van Amsterdam gemaakt door de Dienst Milieu en Bouwtoezicht.

Projectleiders: Eveline Jonkhoff en Nic Frederiks Tekst: Taaldokter.nl Illustraties: tenzij anders vermeld afkomstig uit de beeldbank van de gemeente Amsterdam

of geleverd door de gemeentelijke diensten, bedrijven of stadsdelen. Bijdragen

Afval Energie Bedrijf (AEB) Bestuursdienst (BDA) Dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam (DBA) Dienst Infrastructuur verkeer en Vervoer (DIVV) Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) Dienst Stadstoezicht Dienst Werk en Inkomen (DWI) Dienst Wonen, zorg en samenleven (DW) Economische Zaken (EZ) GGD Haven Amsterdam Ingenieursbureau Amsterdam (IBA) Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam (OGA) Stadsdeel Amsterdam-Noord Stadsdeel De Baarsjes Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer Stadsdeel Oud-Zuid Stadsdeel Westerpark Waternet Zuidas

Met bijzondere dank aan: Malcolm Aalstein (IBA) Rein Aarts (EZ, ORAM) Rick Batelaan (DIVV) Peter Bego (Financiën bestuursdienst) Frans Berkhout (VU) Heidi de Boer (stadsdeel Oud-Zuid) Elise Boukris (stadsdeel Amsterdam-Noord Maarten van Dijk (DWI) Henriette Dijkshoorn (GGD) Ariadne Doll (BBA) José Duindam (Haven Amsterdam) Willem Ferwerda (IUCN) Miek Gorter (AEB) Gerard Groot (DIVV) Sheila Hulsthoff (stadsdeel De Baarsjes) Ria Jorritsma (stadsdeel Westerpark) Marleen van de Kerkhof (Haven Amsterdam) Eric van der Kooij (DRO) Gerda Menkveld (stadsdeel Oost-Watergraafsmeer) Mohamed Magouz (Bestuursdienst) Dianne Potters (21sustainable) Arwen Schram (Klimaatbureau Amsterdam) Peter Simoës (AEB) Jeroen Slot (O+S) Sjaak Stekelenburg (Dienst Stadstoezicht) André Struker (Waternet) Baltie Teeuwen (OGA) Aart van Veller (Wijzijnkoel) André Veneman (Akzonobel) Ton Schrier (Dienst Wonen, Zorg en samenleven)

83