draaiboek vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker vlaams

136
Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid Versie december 2010 Over dit draaiboek Dit draaiboek is een bundeling van de principes en afspraken met betrekking tot de organisatie van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker voor de betrokken professionelen. De tekst wordt op de website (http://www.zorg-en-gezondheid.be/Ziektes/Borstkankeropsporing/Draaiboek- Vlaams-bevolkingsonderzoek-naar-borstkanker/) van het agentschap zorg en gezondheid gepubliceerd en is dus ook raadpleegbaar door alle geïnteresseerden. Gezien de organisatie van het bevolkingsonderzoek een dynamisch gegeven is, zal ook dit draaiboek regelmatig worden aangepast. Dit document bevat geen gegevens over de financiering door de Vlaamse overheid of over de resultaten van het bevolkingsonderzoek. Tussen haakjes wordt verwezen naar de referentielijst (R) of de bijlage bij dit draaiboek (B). Gezien dit draaiboek geen wetenschappelijk werk is, hebben de referenties enkel betrekking op documenten die belangrijk zijn voor de organisatorische aspecten van het bevolkingsonderzoek. Dit draaiboek en de bijlagen zijn met zorg samengesteld. Toch kunnen fouten of onvolledigheden voorkomen. Opmerkingen en vragen vanwege de lezer worden zeer gewaardeerd en kunnen per mail bezorgd worden aan [email protected] en reinhilde.vaneeckhoudt@wvg. vlaanderen.be.

Upload: tranliem

Post on 11-Jan-2017

231 views

Category:

Documents


5 download

TRANSCRIPT

Page 1: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

Draaiboek

Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker

Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid

Versie december 2010

Over dit draaiboek

Dit draaiboek is een bundeling van de principes en afspraken met betrekking

tot de organisatie van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker

voor de betrokken professionelen. De tekst wordt op de website

(http://www.zorg-en-gezondheid.be/Ziektes/Borstkankeropsporing/Draaiboek-

Vlaams-bevolkingsonderzoek-naar-borstkanker/) van het agentschap zorg en

gezondheid gepubliceerd en is dus ook raadpleegbaar door alle

geïnteresseerden.

Gezien de organisatie van het bevolkingsonderzoek een dynamisch gegeven is,

zal ook dit draaiboek regelmatig worden aangepast.

Dit document bevat geen gegevens over de financiering door de Vlaamse

overheid of over de resultaten van het bevolkingsonderzoek. Tussen haakjes

wordt verwezen naar de referentielijst (R) of de bijlage bij dit draaiboek

(B). Gezien dit draaiboek geen wetenschappelijk werk is, hebben de

referenties enkel betrekking op documenten die belangrijk zijn voor de

organisatorische aspecten van het bevolkingsonderzoek.

Dit draaiboek en de bijlagen zijn met zorg samengesteld. Toch kunnen fouten

of onvolledigheden voorkomen. Opmerkingen en vragen vanwege de lezer worden

zeer gewaardeerd en kunnen per mail bezorgd worden aan

[email protected] en reinhilde.vaneeckhoudt@wvg.

vlaanderen.be.

Page 2: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

2

Inhoud draaiboek bevolkingsonderzoek naar borstkanker

INHOUD DRAAIBOEK BEVOLKINGSONDERZOEK NAAR BORSTKANKER ..................... 2

1 ALGEMENE BESCHRIJVING ............................................... 1-1

1.1 Waarom een bevolkingsonderzoek .................................. 1-1 1.1.1 Borstkanker in Vlaanderen ................................... 1-1 1.1.2 Impact van borstkankeropsporing ............................. 1-2

1.2 De gezondheidsdoelstelling ...................................... 1-5 1.3 Beschrijving van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker 1-

6

2 SENSIBILISATIE ...................................................... 2-1

2.1.1 Folder van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker ... 2-2 2.2.2 Website ....................................................... 2-4 2.2.4 Interessante onderzoeken ter verhoging van de deelname ........ 2-4

3 ACTOREN ............................................................. 3-1

3.1 De vrouwen uit de doelgroep ..................................... 3-1 3.2 Huisartsen en Gynaecologen ...................................... 3-2 3.3 Gemachtigde fysisch-technische instanties ....................... 3-3 3.4 Mammografische eenheden ......................................... 3-3 3.5 Centra voor borstkankeropsporing ................................ 3-4 3.6 Consortium ...................................................... 3-5 3.7 Brumammo vzw .................................................... 3-7 3.8 Logo’s .......................................................... 3-7 3.9 Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie

(VIGEZ) ............................................................... 3-7 3.10 Vlaamse Liga tegen Kanker ....................................... 3-7 3.11 Ziekenfondsen ................................................... 3-8 3.12 Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker .......... 3-8 3.13 Vlaamse overheid ................................................ 3-9 3.14 Federale instanties ............................................. 3-9 3.15 Internationale instanties ...................................... 3-10

4 PROCEDURES EN AFSPRAKEN ............................................. 4-1

4.1 Erkenningen, machtigingen en financiering van de radiologische

prestaties ............................................................ 4-1 4.1.1 Algemeen .................................................... 4-1 4.1.2 Financiering van de radiologische prestaties ................ 4-3 4.1.3 Digitale screening .......................................... 4-3

4.2 Het uitnodigen en verwijzen van de vrouwen ...................... 4-9 4.2.1 Het uitnodigen van vrouwen voor een screeningsmammografie ... 4-9 4.2.2 Het verwijzen van vrouwen voor een screeningsmammografie

(eerste spoor) ..................................................... 4-10 4.2.3 Folder van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker

voor spoor 1 en spoor 2 ............................................ 4-10 4.3 Doelgroepaflijning ............................................. 4-11

4.3.1 Vrouwen met borstprothesen ................................. 4-11 4.3.2 Vrouwen met verhoogd risico ................................ 4-11 4.3.3 Moeilijk te onderzoeken vrouwen ............................ 4-11 4.3.4 Administratieve problemen .................................. 4-12 4.3.5 Diagnose Mondor ............................................ 4-12

4.4 Werking van mammografische eenheden ............................ 4-12 4.4.1 Algemene werking van de mammografische eenheden ............ 4-12 4.4.2 Inzetten van mobiele mammografische eenheden ............... 4-13

4.5 Formulieren .................................................... 4-14

Page 3: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3

4.6 Verloop van de lezingen ........................................ 4-15 4.7 Resultaatsmededeling en bewaring van de screeningsmammografieën 4-17 4.8 Evaluatie mammografische eenheid ............................... 4-20

4.8.1 Fysisch-technische kwaliteit ............................... 4-20 4.8.2 Radiografische kwaliteit ................................... 4-21

4.9 Evaluatie tweede lezers door centra voor borstkankeropsporing ... 4-1 4.10 Echografie ...................................................... 4-2 4.11 Opvolging na een afwijkend screeningsresultaat .................. 4-5

4.11.1 Diverse afspraken ......................................... 4-5 4.11.2 Aanbeveling opvolging ..................................... 4-7

5 REGISTRATIE ......................................................... 5-1

5.1 De geregistreerde gegevens ...................................... 5-1 5.1.1 Samenvatting dataset ........................................ 5-2 5.1.2 Dataset ..................................................... 5-5

5.2 De gegevensstromen ............................................. 5-15 5.3 Gegevensuitwisseling ........................................... 5-15

5.3.1 Tussen de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke

Gemeenschapscommissie .............................................. 5-15 5.3.2 Met Europese instanties .................................... 5-15

6 OPVOLGING EN EVALUATIE VAN HET BEVOLKINGSONDERZOEK .................. 6-1

6.1 Doel ............................................................ 6-1 6.2 Principes ....................................................... 6-1 6.3 Toepassing ...................................................... 6-2 6.4 Proces .......................................................... 6-3

6.4.1 Participatie ................................................ 6-3 6.4.2 Verloop van de screening .................................... 6-9

6.5 Effect ......................................................... 6-15 6.5.1 Direct gerelateerd aan het bevolkingsonderzoek ............. 6-15 6.5.2 Ook gerelateerd aan diagnose en behandeling ................ 6-20

6.6 Onderzoek naar intervalkankers ................................. 6-25 6.7 Kosten van het programma ....................................... 6-25

7. BEGRIPPEN ......................................................... 6-1

8. REFERENTIES ....................................................... 6-1

Page 4: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4

Page 5: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-1

1 Algemene beschrijving

1.1 Waarom een bevolkingsonderzoek

1.1.1 Borstkanker in Vlaanderen

Volgende gegevens afkomstig van de Vlaamse gezondheidsindicatoren (R2) en

van de Stichting Kankerregister geven een beeld van het belang van

borstkanker voor de volksgezondheid.

Voor vrouwen van 35 tot 69 jaar oud blijft borstkanker de

belangrijkste doodsoorzaak in 2003.

In 2003 waren 1.298 van de 6.589 overlijdens door nieuwvormingen bij

vrouwen - dit is ongeveer een vijfde - te wijten aan invasieve

borstkanker. Goed voor een direct gestandaardiseerd sterftecijfer

(Vlaamse standaardbevolking 2000) van 37,59 per 100.000 vrouwelijke

inwoners. Deze cijfers overtreffen die van colorectale kanker bij

vrouwen (842 ; 33,64 per 100.000) en van baarmoeder -en

baarmoederhalskanker (267 ; 7,6 per 100.000).

De direct gestandaardiseerde sterfte (Vlaamse standaardbevolking

2000) door invasieve borstkanker vertoont over de jaren een dalende

trend: gemiddeld 0,8 per 100.000 per jaar of 2 per 100.000 per 2,5

jaar voor de periode van 1994 tot 2003.

Het direct voor leeftijd gestandaardiseerd sterftecijfer (Age

Standardised mortality Rate), gebruik makend van de Europese

standaardbevolking bedroeg voor 2002 in Vlaanderen 31,9 per 100.000

vrouwelijke inwoners.

In 2000 werden 4.879 invasieve kankers vastgesteld bij vrouwen uit

het Vlaamse Gewest, in 2001 was dat 5.335.

Dit betekent respectievelijk een bruto incidentie van 161,9 en 175,1

per 100.000 vrouwen.

De direct gestandaardiseerde incidentie gebruik makend van de

Europese standaardbevolking was in 2000 en 2001 respectievelijk 137,3

en 148,9 per 100.000 vrouwen.

Voor 1998 bijvoorbeeld werd dit cijfer geraamd op 124,4 per 100.000

vrouwen, maar omwille van onvolledige registratie is dit cijfer niet

betrouwbaar en zijn vergelijkingen niet mogelijk. De registratie van

2000 en 2001 is nagenoeg volledig zodat vermoedelijk de start van het

screeningsprogramma verantwoordelijk is voor de evidente stijging van

de incidentiecijfers. In de volgende jaren kan een verdere stijging

verwacht worden, zoals dat ook in andere landen werd waargenomen na

de introductie van een screeningsprogramma op populatieniveau.

Het cumulatieve risico voor de levensperiode van 0 tot 74 jaar was

11,6 in 2000 en 11,7 in 2001.

Het cumulatief risico, uitgedrukt in percent, beschrijft het risico

dat een vrouw loopt om borstkanker tijdens een bepaalde levensperiode

(hier tussen 0 en 75 jaar) te ontwikkelen, op voorwaarde dat zij niet

sterft aan een andere aandoening voor die leeftijd. In Vlaanderen

heeft een vrouw dus bijna 12% kans (of ongeveer 1 kans op 8) om

borstkanker te krijgen voor haar 75 ste, op voorwaarde dat ze niet

eerder door een andere oorzaak overlijdt.

De mortaliteits-incidentie ratio bedroeg in 2000 en 2001

respectievelijk 0,28 en 0,26 (respectievelijk 1.372 en 1.391

overlijdens).

Page 6: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-2

De mortaliteits-incidentieratio geeft de verhouding weer tussen het

aantal overlijdens toegeschreven aan borstkanker en het aantal

incidente borstkankergevallen in dezelfde tijdsperiode. Deze

incidente gevallen en de overlijdens verwijzen niet naar dezelfde

patiënten, daarom is voorzichtigheid geboden bij de interpretatie.

Indien incidentie en mortaliteit stabiel blijven over de tijd, en de

cijfers accuraat zijn, geeft de mortaliteits-incidentieratio een

goede indicatie van de globale overleving. Zo zou de M/I-ratio van

0,26 voor borstkanker in 2001 geïnterpreteerd kunnen worden als een

globale overleving van 74%. M.a.w. ongeveer één op de vier vrouwen

met borstkanker zou overlijden aan de aandoening.

1.1.2 Impact van borstkankeropsporing

Met een kwaliteitsvol borstkankeropsporingsprogramma is op bevolkingsniveau

een vermindering van de sterfte door borstkanker mogelijk van 25 tot 30 %

(R4). Voor Vlaanderen kan dit betekenen dat jaarlijks 300 tot 400 vrouwen

minder sterven aan borstkanker.

Om dit voordeel te realiseren is een hoge deelname van de vrouwen uit de

doelgroep vereist. Bij een deelname van 70%, zou de sterftedaling 28%

bedragen en bij een deelname van 60% zou de daling kleiner zijn dan 20%

(R8). De Europese aanbevelingen (R6) stellen dat een deelname groter dan

70% aanvaardbaar is en groter dan 75% wenselijk is. Uiteraard moet ook de

kwaliteit van de behandeling van de nieuw gedetecteerde borstkankerpatiënte

bewaakt worden.

Verwachte voordelen (R4):

Behandeling van een tumor in een vroegtijdig stadium heeft een minder zware

behandeling, een betere prognose en een vermindering van de sterfte door

borstkanker tot gevolg.

De systematische borstkankeropsporing is gebaseerd op het principe

dat een opsporing gevolgd door een behandeling van de tumor in een

vroeg stadium (vóór er uitzaaiingen optreden) de slaagkansen van de

behandeling en de overlevingskansen verhoogt.

De behandeling van tumoren in een vroeg stadium zou gedeeltelijk

verantwoordelijk zijn voor de sterftedaling die na het invoeren van

opsporingsprogramma’s wordt waargenomen. Een recente meta-analyse,

gebaseerd op de gegevens van Zweedse klinische studies, schatte de

specifieke sterftedaling na screening van vrouwen tussen 40 en 79

jaar op 21%. Volgens deze meta-analyse begint het effect van

screening op de specifieke borstkankergerelateerde sterfte vanaf 4

jaar na het starten van een opsporingsprogramma. Dit effect is

leeftijdsafhankelijk. Borstkankeropsporing bleek beduidend meer de

borstkankersterfte te verlagen bij vrouwen die boven de 55 jaar waren

bij het begin van het opsporingsprogramma (27-33%). Bij vrouwen die

bij aanvang jonger waren dan 55 jaar was het effect kleiner en

statistisch niet-significant (14 – 20%). Omdat ook de absolute

risico’s op borstkankersterfte lager zijn op jongere leeftijd, zijn

er minder voordelen verbonden aan screenen op jongere leeftijd.

De positieve predictieve waarde (voor definitie: zie begrippenlijst

in hoofdstuk 7) van de mammografie verschilt erg naargelang de studie

en het land. Zij wordt bepaald door de specificiteit van het

screeningsinstrument en door de prevalentie van de aandoening.

Een internationale vergelijkende studie vond predictieve waarden van

5% in de VS tot 37,5% in Nederland. In de meeste bestudeerde landen

steeg de waarde ook met de leeftijd. Een Californische studie

Page 7: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-3

berekende die op 1-4%, 4-9%, 10-19% en 18-20% in de leeftijdsgroepen

van resp. 40-49 jaar, 50-59 jaar, 60-69 jaar en > 70 jaar.

De geruststelling van de vrouw die een negatieve uitslag heeft gekregen is

een vaak gehoord argument in het voordeel van borstkankeropsporing.

Dit argument is evenwel een gevaarlijk argument voor vrouwen met een

vals negatief resultaat (zie verder). Onterecht gerustgestelde

vrouwen zullen niet zo vlug op medische consultatie komen bij

alarmerende symptomen.

Verwachte nadelen (naar R4):

Vals positieve mammografieën en de daaropvolgende bijkomende onderzoeken en

onnodige ongerustheid.

Bij opsporingsprogramma’s heeft 3 tot 7% van de gescreende vrouwen

een vals positief testresultaat.

Deze vals positieve testen hebben zware gevolgen voor de vrouwen die

een reeks aanvullende onderzoeken moeten ondergaan zoals nieuwe

mammografieën, echografieën en meer invasieve onderzoeken zoals

biopsieën. Een vrouw die geen kanker heeft, zou na tien opeenvolgende

mammografieën één kans op twee hebben op een vals positieve

mammografie. Met deze resultaten heeft zij 22% kans om een biopsie te

ondergaan. Meer bescheiden ramingen baseren zich op de

screeningsdatabase in Noorwegen. Een vrouw van 50-51 jaar die

gedurende 20 jaar tweejaarlijks onderzocht wordt, zou een cumulatief

risico hebben van 20,8% om wegens vals positieve resultaten te worden

teruggeroepen. Dezelfde resultaten liggen aan de oorsprong van

cytologische onderzoeken door aspiratie en biopsie (respectievelijke

risico’s na twintig jaar: 1,5% en 0,9%). Volgens de Nieuw-Zeelandse

gegevens zou 34% van de vrouwen een vals positieve uitslag hebben na

twintig jaar tweejaarlijkse screening (van 50 tot 69 jaar).

Daarenboven kunnen vals positieve resultaten vrouwen in goede

gezondheid nodeloos ongerust maken. De resultaten van studies

hieromtrent zijn dubbelzinnig: de angst die wordt veroorzaakt door

een abnormaal resultaat is zelden goed gedocumenteerd. Het is ook

niet duidelijk of de angst bij de vrouw al dan niet verder blijft

bestaan na het uitsluiten van de diagnose van kanker.

Vals negatieven, onterechte geruststelling en intervalkankers

De sensitiviteit van de screeningsmammografie varieert van 70 tot 94%

naargelang de studie. Een aantal vrouwen wordt dus onterecht

gerustgesteld. Deze vals negatieve onderzoeken kunnen de diagnose

vertragen: de onterecht gerustgestelde vrouw zal bij alarmerende

symptomen niet zo vlug geneigd zijn om op consultatie te komen.

Volgens de meest recente schattingen, zou één derde van de kankers in

een periode van tweejaarlijkse screening over 10 jaar voorkomen in

het interval tussen twee screeningsonderzoeken. De evaluatie van het

Nederlandse programma schatte de frequentie van deze intervalkankers

op 1,05 per duizend vrouwjaren (van 50 tot 69 jaar).

Overdiagnose en vermijdbare behandelingen

Sommige kankers blijven asymptomatisch als er niet gescreend wordt.

Een recente studie analyseerde de evolutie van de

borstkankerincidentie in Noorwegen en Zweden sinds de screening is

ingevoerd. In de leeftijdsgroep 50-69 jaar waren deze incidenties met

resp. 54 % en 45% toegenomen in deze twee landen.

Deze verhoogde incidentie wordt deels verklaard door de ontdekking

van tumoren die zonder screening verborgen zouden zijn gebleven.

Autopsieën tonen immers de aanwezigheid van occulte borstkanker bij 4

tot 14% van aan andere oorzaken overleden vrouwen.

Page 8: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-4

Een deel van deze tumoren bestaat uit ‘Ductal Carcinoma In

Situ’(DCIS), waarvan de natuurlijke evolutie zonder behandeling nog

onzeker blijft.

Testgebonden risico’s

Het risico op een stralingsgeïnduceerd carcinoom is tegenwoordig

vermoedelijk relatief klein wegens de verbeterde radiologische

technieken. Voortgaande op de epidemiologische gegevens met

betrekking tot stralingsgeïnduceerde kanker bij hoge dosis mag worden

gesteld dat per 100 borstkankers die via het

borstkankeropsporingsprogramma worden vastgesteld er één bijkomend

geval door de gebruikte X-straling wordt veroorzaakt. Deze schatting

is geldig voor de leeftijdsgroep van het opsporingsprogramma, 50 tot

en met 69 jaar, en wordt als een verwaarloosbaar risico beschouwd. De

stralingsgevoeligheid is echter zeer sterk leeftijdafhankelijk.

Indien men de doelgroep van het opsporingsprogramma zou uitbreiden

naar 40 jaar geldt voor de groep vrouwen met leeftijd tussen 40 en 50

jaar dat voor elke 100 vastgestelde borsttumoren door het programma

er 4 door de gebruikte X-stralen zouden worden geïnduceerd. Dit is

één van de redenen om de doelgroep te beperken tot de

leeftijdscategorie van 50 tot en met 69 jaar. (R9)

Het standpunt van de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker

aangaande de publicatie van het artikel (R9)

Synthese van de bevindingen

Peilingen naar het kankerrisico veroorzaakt door X-stralen zijn tot

nu toe gebaseerd op X-stralen met een hoge energie zoals gebruikt bij

thoraxradiografie en CT-scans. Recente radiobiologische studies

hebben echter afdoende bewezen dat X-stralen met een lage energie,

zoals gebruikt bij het nemen van een (screenings)mammografie,

ongeveer een viermaal groter risico meebrengen dan X-stralen met een

hogere energie.

In het Verenigd Koninkrijk wordt sinds 1988 een nationaal programma

borstkankeropsporing georganiseerd. De vrouwen uit de doelgroep van

50 tot en met 69 jaar worden driejaarlijks gescreend op borstkanker.

Gezien men in het Verenigd Koninkrijk evolueert in de richting van

een uitbreiding van de doelgroep van 50 naar 40 jaar,heeft men daar

de impact van de nieuwe radiobiologische gegevens op de

stralingsrisico’s van de screening bestudeerd. De vrouwen in de

doelgroep van 40 tot en met 49 jaar zouden daarenboven jaarlijks

gescreend worden, waardoor hun blootstelling aan X-stralen met lage

energie voor de totale periode van screening plots meer dan

verdubbelt (van 7 naar 17 screenings). Het effect van de straling zal

echter nog groter zijn, aangezien jongere vrouwen ook denser

borstweefsel hebben en het nemen van de mammografie daarom een hogere

stralingsdosis vergt dan bij de oudere leeftijdsgroep. Daarbij komt

nog dat algemeen stralingsgeïnduceerde kanker meer voorkomt bij

blootstelling op jonge leeftijd zodat ‘jongere’ borsten meer vatbaar

zijn voor stralingsgeïnduceerde kankers, waardoor het risico nog

groter wordt.

Het artikel geeft aan dat de nodige voorzichtigheid aan de dag moet

worden gelegd wanneer de intentie bestaat om de doelgroep van het

programma borstkankeropsporing uit te breiden met vrouwen jonger dan

vijftig. Hetzelfde geldt voor vrouwen met een familiale

voorgeschiedenis van borstkanker. Ook voor deze groep wordt een

jaarlijkse screening van op jonge leeftijd overwogen. Deze groep van

vrouwen heeft mogelijks ook een grotere stralingsgevoeligheid. De

Page 9: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-5

impact van het hoger stralingsrisico verbonden aan het gebruik van

lage energie X-stralen is binnen een borstkankeropsporingsprogramma

dus het grootst bij deze groepen vrouwen.

Standpunt van de Vlaamse Werkgroep bevolkingsonderzoek naar

borstkanker

Het probleem van het stralingsrisico van mammografie dient ernstig te

worden genomen. Het is onontbeerlijk de internationale studies

terzake op te volgen.

Dit artikel spitst zich volledig toe op het programma

borstkankeropsporing van het Verenigd Koninkrijk. Vooral wordt

onderzocht of de uitbreiding van de doelgroep van 50 tot en met 69

jaar naar 40 jaar opportuun is en wat de gevolgen zijn voor de

vrouwen wat het stralingsrisico betreft.

De bevindingen hebben geen rechtstreekse gevolgen voor het Vlaamse

bevolkingsonderzoek naar borstkanker. De doelgroep van het

bevolkingsonderzoek omvat de vrouwen van 50 tot en met 69 jaar.

Uitbreiding van deze doelgroep naar 40 jaar werd reeds in 2005

negatief geadviseerd door het Federaal Kenniscentrum voor de

Gezondheidszorg. Het Wetenschappelijk Instituut voor de

Volksgezondheid kwam tot dezelfde conclusie. Aangehaald werd dat voor

vrouwen jonger dan vijftig de borstkankeropsporing minder goed is en

de schade wellicht groter is dan de baten. De Europese aanbevelingen

versterken deze boodschap en ook de Vlaamse werkgroep

bevolkingsonderzoek naar borstkanker bekrachtigde in 2005 haar eerder

ingenomen standpunt hieromtrent.

Gezien de mogelijks grotere stralingsgevoeligheid zijn de negatieve

effecten van X-stralen met lage energie bij mammografie het grootst

bij vrouwen met een familiale voorgeschiedenis van borstkanker.

Vrouwen met een familiale voorgeschiedenis van borstkanker worden

niet per definitie uitgesloten van het bevolkingsonderzoek, maar

worden sterk aangeraden de eventuele deelname te bespreken met hun

arts of gynaecoloog. Vrouwen die borstkanker hebben of gehad hebben,

worden pas tien jaar na het einde van de behandeling opnieuw terug

opgenomen in de doelgroep. De vrouwen met borstkanker worden, tenzij

ze het centrum voor borstkankeropsporing verwittigen, wel

uitgenodigd, maar de bijgevoegde folder vermeldt dat ze best worden

opgevolgd door hun arts.

De nieuwe gegevens aangaande het risico van X-stralen gebruikt voor

mammografie onderstrepen het belang van een degelijke

kwaliteitsbeheersing van dosis en beeldkwaliteit zoals nu toegepast

binnen het Vlaamse borstkankeropsporingsprogramma.

Uiteraard wordt het onderzoek over de straling bij mammografie verder

opgevolgd, zodat tijdig rekening kan gehouden worden met de

bevindingen.

Dit standpunt werd door de Vlaamse Werkgroep bevolkingsonderzoek naar

borstkanker bekrachtigd.

1.2 De gezondheidsdoelstelling

De Vlaamse overheid wil, met het oog op het realiseren van gezondheidswinst

voor de bevolking, een kwaliteitsvol bevolkingsonderzoek organiseren om

vroegtijdig borstkanker op te sporen.

Page 10: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-6

Op 26 maart 1998 werd in het Vlaams parlement de derde

gezondheidsdoelstelling als volgt omschreven: “In het jaar 2002 moet de

borstkankerscreening bij vrouwen doelmatiger verlopen. Het aandeel van de

evidence-based screenings bij de doelgroep van 50-69 jaar moet toenemen tot

80 %. Het aantal vrouwen uit de specifieke doelgroep dat bereikt wordt moet

toenemen tot 75 %.” (R1)

In uitvoering van het decreet van 21 november 2003 betreffende het

preventieve gezondheidsbeleid werd op 16 december 2005 een

gezondheidsconferentie georganiseerd om de gezondheidsdoelstelling te

herzien. Dit resulteerde in volgend voorstel van gezondheidsdoelstelling:

“Tegen 2012 verloopt het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker bij

vrouwen van 50 tot en met 69 jaar doelmatiger, d.w.z. voldoende vrouwen

nemen deel, meer kankers worden tijdig gevonden en er gebeuren zo weinig

mogelijk overbodige onderzoeken. Concreet betekent dit:

- dat 75% vrouwen uit de doelgroep deelnemen aan het bevolkingsonderzoek;

- dat meer kankers tijdig gevonden worden, d.w.z. dat bij een eerste

screening ten minste 25% en bij een vervolgscreening 30% van de gevonden

(invasieve) kankers niet groter is dan 1 centimeter;

- dat zo weinig mogelijk overbodige onderzoeken gebeuren, d.w.z. dat niet

meer dan 5% deelnemende vrouwen opgeroepen wordt voor verder

opvolgingsonderzoek.”

Dit voorstel werd principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 26

januari 2007 en besproken in de Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

op 13 februari 2007 en op 18 oktober 2007. Het voorstel werd goedgekeurd

door de Commissie op 9 januari 2008. De gezondheidsdoelstelling wordt

geacht te zijn goedgekeurd door het Vlaams Parlement en de Vlaamse

Regering.

1.3 Beschrijving van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker

Het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker ging officieel van start

op 15 juni 2001. Het voert het protocolakkoord tot samenwerking tussen de

Federale Overheid en de Gemeenschappen inzake mammografische

borstkankerscreening van 25 november 2000 uit (B 2.2 en 2.3) en maakt de

realisatie mogelijk van de Vlaamse gezondheidsdoelstelling inzake

borstkanker (zie hoger).

Met dit bevolkingsonderzoek wil de Vlaamse overheid om de twee jaar een

screeningsmammografie aanbieden aan alle vrouwen van 50 tot en met 69 jaar

die verblijven in het Vlaams Gewest en de Nederlandstalige vrouwen die

verblijven in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.

Het is algemeen aanvaard dat een screeningsmammografie (zie hoofstuk

‘Begrippen’) een beter instrument is voor borstkankeropsporing bij

symptoomloze vrouwen uit de doelgroep dan een zogenaamde diagnostische

mammografie al dan niet aangevuld met een echografie. Na de

screeningsmammografie kunnen de deelnemende vrouwen ingedeeld worden in

twee groepen, namelijk een groep waar verder diagnostisch onderzoek

aangewezen is (vrouwen met een afwijkend screeningsresultaat) en een groep

waar dit niet het geval is (vrouwen met een niet afwijkend

screeningsresultaat).

De volgende vrouwen uit de leeftijdsgroep in kwestie worden aangeraden niet

deel te nemen aan het screeningsonderzoek maar wel hun arts te raadplegen

voor specifieke opvolging:

Page 11: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-7

- vrouwen die in behandeling zijn voor borstkanker of dat waren minder

dan tien jaar geleden;

- vrouwen die, op basis van criteria bepaald door hun behandelende

arts, een verhoogde kans hebben op borstkanker;

- vrouwen die klachten of symptomen vertonen die kunnen wijzen op

borstkanker.

Een screeningsmammografie bij vrouwen van 50 tot en met 69 jaar is niet

nodig indien zij minder dan twee jaar geleden reeds een mammografie lieten

uitvoeren.

Al deze vrouwen behoren in principe niet tot de doelgroep. Omwille van de

privacy zijn de centra voor borstkankeropsporing vaak niet op de hoogte van

deze situaties, zodat ze die vrouwen toch uitnodigen. Dit wil dus zeggen

dat in het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker deze vrouwen niet

uitgesloten worden van deelname.

Het geadviseerde screeningsinterval is twee jaar, maar in werkelijkheid

hoeft het interval niet precies of minstens 24 maanden te zijn.

Om de kwaliteit te garanderen is het bevolkingsonderzoek zo maximaal

mogelijk afgestemd op de laatste editie van de Europese aanbevelingen (R6).

Essentieel hierbij zijn de kwaliteitsvereisten voor de mammografische

eenheden en de centra voor borstkankeropsporing (in het besluit van de

Vlaamse Regering van 2/2/2001 regionale screeningscentra genoemd), de

nauwkeurige registratie van alle gegevens met het oog op evaluatie en het

systeem van dubbele lezing.

Een dubbele lezing betekent dat elke screeningsmammografie na een eerste

beoordeling en protocollering (eerste lezing) een tweede maal door een

onafhankelijke radioloog wordt beoordeeld en geprotocolleerd (tweede

lezing), zonder dat hij het resultaat van de eerste lezing kende. De eerste

lezing gebeurt door een radioloog (geneesheerspecialist voor

röntgendiagnose) verbonden aan de mammografische eenheid waar de

screeningsmammografie wordt genomen, de tweede lezing door een radioloog,

verbonden aan het centrum voor borstkankeropsporing.

De mogelijke besluiten na het screeningsonderzoek zijn:

0 = technische recall (foto moet hernomen worden omwille van slechte

radiografische kwaliteit)

1 = geen afwijking (leidt tot ‘niet-afwijkend screeningsresultaat’)

2 = goedaardige afwijking (leidt tot ‘niet-afwijkend screeningsresultaat’)

3 = waarschijnlijk goedaardige afwijking (leidt tot ‘afwijkend

screeningsresultaat’)

4 = waarschijnlijk kwaadaardige afwijking (leidt tot ‘afwijkend

screeningsresultaat’)

5 = kwaadaardige afwijking (leidt tot ‘afwijkend screeningsresultaat’)

6 = mastectomie

Indien beiden tot hetzelfde besluit komen, spreken we van concordantie

tussen de besluiten. Een resultaatsmededeling kan onmiddellijk gegenereerd

worden.

Indien beiden niet tot hetzelfde screeningsresultaat besluiten (afwijkend

(en dus besluit 1 of 2) of niet-afwijkend (en dus besluit 3, 4 of 5)),

spreken we van discordantie en gebeurt er een derde lezing waarbij de

screeningsmammografie een derde maal wordt beoordeeld en geprotocolleerd,

deze keer met kennis van het resultaat van de eerdere lezingen. Deze derde

lezing wordt uitgevoerd door een derde radioloog, verbonden aan het centrum

voor borstkankeropsporing, of gebeurt in een consensuslezing tussen de

eerste en tweede lezer. Het besluit van de derde lezing bepaalt het

uiteindelijke screeningsresultaat. Pas dan kan een resultaatsmededeling aan

de vrouw en haar opvolgende arts opgemaakt worden.

Page 12: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-8

Specifiek aan het Vlaamse bevolkingsonderzoek is dat de toegang van de

vrouwen uit de doelgroep kan gebeuren via twee sporen. In het eerste spoor

wordt de vrouw door haar huisarts of gynaecoloog verwezen voor een

screeningsmammografie. Het tweede spoor bestaat er in dat de vrouw

deelneemt via de uitnodigingsbrief die ze van het centrum voor

borstkankeropsporing toegestuurd kreeg. De uitnodigingsbrief geldt als

voorschrift voor de screeningsmammografie (B 2.1). Alle vrouwen uit de

doelgroep, die gedurende een bepaalde periode niet deelnamen via het eerste

spoor, niet weigerden deel te nemen en niet meedeelden borstkanker te

hebben krijgen zo’n persoonlijke uitnodiging waarin een voorstel van

afspraak vermeld staat bij een mammografische eenheid uit haar buurt of bij

een mobiele eenheid. Onderzoek toonde aan dat een persoonlijke uitnodiging

met een voorstel van afspraak, de deelname van vrouwen uit de doelgroep

verhoogt. Uiteraard is de vrouw vrij hier al dan niet op in te gaan. Ze kan

ook vrij een andere mammografische eenheid kiezen. Hiervoor kan ze het

centrum opbellen via een gratis telefoonnummer dat op de uitnodiging staat

vermeld.

In de mammografische eenheid wordt de vrouw geïnformeerd over voor- en

nadelen en over het verloop van het bevolkingsonderzoek. Zij duidt een arts

aan die de resultaten van de screeningsmammografie zal ontvangen en die zal

instaan voor de verdere opvolging bij een afwijkend screeningsresultaat.

Vrouwen die geen arts aanduiden, worden uitgesloten van het

bevolkingsonderzoek. De vrouw die deelneemt, neemt kennis van het feit dat

haar gegevens geregistreerd, doorgegeven en statistisch verwerkt worden met

inachtneming van de regels inzake de bescherming van de persoonlijke

levenssfeer. De vrouw in kwestie kan verkiezen er niet mee in te stemmen

dat haar huisarts over de resultaten wordt geïnformeerd (mits ze een andere

arts opgeeft die het resultaat zal ontvangen) of dat het centrum, met het

oog op het bewaken van de opvolging na een afwijkend screeningsresultaat,

contact opneemt met haar behandelend arts om de resultaten van de

opvolgingsonderzoeken te verkrijgen en te registreren. De vrouw ondertekent

een document over de gegevensoverdracht en de informatie over het

bevolkingsonderzoek (‘informed-consent’) (B 4.3). Dit gebeurt in de

mammografische eenheid, of eventueel vooraf bij de verwijzing (1° spoor).

Nadat de resultaten van het opsporingsonderzoek bekend zijn, wordt de vrouw

in kwestie, de arts die de screeningsmammografie uitvoerde (de radioloog

eerste lezer), de arts(en) die de vrouw aanduidde en – tenzij de vrouw dit

weigert – ook de huisarts als dit niet dezelfde arts is, hierover

schriftelijk geïnformeerd. Bij een afwijkend resultaat wordt omwille van

een adequate communicatie, de arts 5 werkdagen vroeger op de hoogte

gebracht dan de vrouw in kwestie.

Tenzij de vrouw dit weigert (zie hoger) worden ook de resultaten van de

verdere opvolging, na een afwijkend screeningsresultaat, opgevraagd en

geregistreerd. Dit is, naast het registreren van de andere gegevens, nodig

voor de kwaliteitsbewaking van het programma.

Voor de vrouwen zijn er, buiten verplaatsingskosten en tijdverlies, geen

bijkomende kosten verbonden aan de screeningsmammografie indien voor haar

de voorwaarden vervuld zijn om terugbetaling van ziektekosten te bekomen

via de Belgische ziekteverzekering. De organisatiekost van het

bevolkingsonderzoek wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid. De

honoraria voor de screeningsmammografieën (het nemen van de opnames en de

eerste beoordeling en protocollering ervan) en de tweede lezingen worden

door de ziekteverzekering, via het systeem van de derde betalende en dus

zonder tussenkomst van en zonder remgeld voor de betrokken vrouw, betaald

aan de radiologen in kwestie. Vrouwen waarop dit systeem van de

ziekteverzekering niet van toepassing is zullen de honoraria van de artsen,

Page 13: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-9

maar niet de organisatiekost, wel moeten betalen en die dan later, indien

mogelijk, terugvorderen van de instelling die hun ziektekosten vergoedt.

Uit de beschrijving van het programma blijkt dat bij de organisatie ervan

veel actoren betrokken zijn. Hun rol wordt in het hoofdstuk ‘actoren’

besproken. Om een goede afstemming tussen al deze actoren te bekomen, is

een Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker opgericht waar

regelmatig en gestructureerd overleg plaatsvindt.

Daarenboven sluiten de Logo’s een samenwerkingsovereenkomst met een centrum

voor borstkankeropsporing. Hierin worden afspraken gemaakt over de lokale

organisatie van het Vlaamse programma. Deze samenwerkingsovereenkomsten

bepalen ook het werkgebied van het centrum: dit omvat alle gemeenten van de

Logo’s waarmee het centrum een samenwerkingsovereenkomst sloot.

Binnen het werkgebied van een centrum voor borstkankeropsporing, sluiten

alle mammografische eenheden op hun beurt een samenwerkingsovereenkomst met

dat centrum, waarin ondermeer het kwaliteitstoezicht en de afspraken voor

de tweede lezing van de screeningsmammografieën worden geregeld.

Page 14: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

1-10

Page 15: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

2-1

2 Sensibilisatie

Het is evident dat een zo breed mogelijk segment van de bevolking, dus ook

de omgeving van de vrouwen uit de doelgroep, moet gesensibiliseerd worden

rond het bevolkingsonderzoek inzake borstkanker.

Tegelijk zal men er zorg voor dragen dat correcte informatie wordt

verspreid en dat elke actor een analoge boodschap geeft.

Naar aanleiding van de gezondheidsconferentie van 2005 werd, naast een

herformulering van de gezondheidsdoelstelling, een actieplan ontwikkeld.

Dit actieplan moet uitvoering geven aan de gezondheidsdoelstelling. Een

belangrijk onderdeel van dit actieplan omhelst de sensibilisatie van de

vrouwen uit de doelgroep, van de voorschrijvers en van de radiologen en de

mammografische eenheden.

De kernlijnen in dit actieplan rond sensibilisatie zijn de volgende:

- sensibiliseringsinitiatieven moeten op goede gegevens gebaseerd zijn,

geëvalueerd worden en zonodig bijgestuurd + sensibilisatie naar de

doelgroep differentiëren in functie van de niet-bereikte vrouwen, de

drop-outs en de vrouwen die ten onrechte een diagnostische mammografie

krijgen: vanaf het najaar van 2006 wordt onderzoek verricht naar de non-

participatie van de vrouwen uit de doelgroep. De kennis over non-

participatie is heel belangrijk voor het ontwikkelen en organiseren van

sensibiliseringsinitiatieven die afgestemd zijn op de doelgroep. De

reeds bestaande registratie van de Logo’s (RAIL) zal ook verfijnd

worden, zodat de overheid en de Logo’s meer zicht krijgen op de

kwantificeerbaarheid van de sensibilisatieacties.

- sensibiliseringscampagnes op 2 niveaus (Vlaams en locoregionaal niveau),

met als doel kennisverhoging bij de doelgroep met betrekking tot

kwaliteit van het screeningsprogramma: om nog meer aansluiting te

krijgen met de doelgroep wordt de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek

naar borstkanker uitgebreid met een vertegenwoordiger van de

vrouwenverenigingen. De Logo’s, als facilitator van

sensibilisatieacties, stellen voldoende sensibiliserings- en

vormingsmateriaal ter beschikking van de vrouwenverenigingen en maken

het ook algemeen toegankelijk, verzorgen de sprekers tijdens de

vormingsmomenten en hebben bijzondere aandacht voor diversiteit in het

sensibilisatiemateriaal. De Logo’s fungeren als ondersteuning en

inspiratiebron voor de verenigingen op het terrein bij het opzetten van

sensibilisatie- en vormingsacties. In het najaar 2006 en voorjaar 2007

staat de Kom Op Tegen Kanker-campagne in het teken van het

bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Dit moet het bevolkingsonderzoek

een nieuw elan geven.

- aandacht voor marketing en communicatie: voor het ‘product

screeningsmammografie’ en het bevolkingsonderzoek naar borstkanker wordt

gekozen voor een uniforme huisstijl, door het volgende icoon te

gebruiken:

Page 16: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

2-2

Om de herkenbaarheid van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker bij de

vrouwen uit de doelgroep groter te maken, zal aan de mammografische

eenheden een certificaat worden overhandigd, waarmee hun deelname aan het

bevolkingsonderzoek wordt kenbaar gemaakt. Dit certificaat kan in de

wachtzaal opgehangen worden. In deze mammografische eenheden krijgt de

vrouw uit de doelgroep ook de kans, na het nemen van de

screeningsmammografie, een evaluatieformulier in te vullen en suggesties

voor verbetering of een bedenking mee te delen.

Indien blijkt dat het begrip ‘screeningsmammografie’ minder vlot

hanteerbaar is, wordt als naamgeving gekozen voor ‘borstfoto’.

Jaarlijks zal een studiedag rond het bevolkingsonderzoek naar borstkanker

georganiseerd worden. Dit is een uitgelezen moment om van gedachten te

wisselen rond een aantal vooraf bepaalde aspecten van het

bevolkingsonderzoek en een stand van zaken te geven over de uitvoering

ervan.

De realisatie van deze kernlijnen is voltooid, behalve het overhandigen van

een certificaat aan de mammografische eenheden. Hiervoor werd eind 2008

advies gevraagd aan de Orde Van Geneesheren. De Orde heeft geen bezwaren.

De grootte van het certificaat mag het A4-formaat niet overtreffen. Op

basis van de evaluatie van de mammografische eenheden kan bepaald worden

welke eenheden een certificaat toegestuurd krijgen. Tot op heden is dit

niet gebeurd omwille van praktische bezwaren.

Om de deelname te verhogen, worden heel wat initiatieven genomen.

2.1 Ontwikkeling van sensibilisatiematerialen 2.1.1 Folder van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker

Samen met de uitnodigingsbrief (B 4.1) wordt een informatieve tekst (B 4.1)

bezorgd aan de vrouwen uit de doelgroep. Deze tekst is opgebouwd rond 11

vragen over het bevolkingsonderzoek naar borstkanker en vormt ook de basis

voor de communicatie naar de brede bevolking (R0 20041216) door de diverse

actoren. De folder wordt gedrukt en verspreid door het Vlaamse Agentschap

Zorg en Gezondheid.

2.1.2 Folder voor anderstaligen en allochtone vrouwen

Een folder voor anderstalige en allochtone vrouwen werd ontworpen in acht

talen om de artsen, die in hun praktijkvoering vaak in contact komen met

deze groepen (bv. huisartsen en artsen in wijkgezondheidscentra), een

instrument aan te reiken om het gesprek met deze vrouwen rond de deelname

aan het bevolkingsonderzoek te ondersteunen. De folder is beschikbaar in

het Nederlands, Frans, Engels, Italiaans, Spaans, Russisch, Turks en

Arabisch en is niet vrij toegankelijk voor het brede publiek, maar kan door

de artsen besteld worden bij de Logo’s.

2.1.3 Informatieve reizende tentoonstelling

Sinds de start van het kalenderjaar 2009 reist een informatieve

tentoonstelling over het bevolkingonderzoek door het Vlaamse landsgedeelte.

Page 17: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

2-3

De Logo’s nemen de organisatie van de reizende tentoonstelling op zich. Een

handleiding voor het gebruik werd opgemaakt voor de netwerkpartners van de

Logo’s, zodat zij perfect weten hoe van dit instrument gebruik te maken. De

tentoonstelling wordt niet op zich gebruikt, maar moet steeds gekaderd

worden binnen een geheel van activiteiten rond borstkanker en de opsporing

ervan. De tentoonstelling bestaat uit zes modules en kan in verschillende

opstellingen opgezet worden. In de modules wordt uitleg gegeven over

borstkanker en duidelijkheid verschaft over het begrip

‘screeningsmammografie’ en het onderscheid met de mammografie in het kader

van diagnostiek. Een module verwoordt de verschillende drempels tot het

deelnemen en tracht deze te verlagen.

2.1.4 Uniforme powerpointpresentatie

Een PPP werd opgesteld voor personen van het centrum voor

borstkankeropsporing die een speciale vorming genoten om met deze PPP

tewerk te gaan tijdens vormings- en informatiesessies aan het brede

publiek. Wanneer een lokale vereniging of bestuur een sensibilisatie-

initiatief rond borstkankeropsporing wil organiseren, kan contact opgenomen

worden met de Logo’s voor sprekers over het thema. De Logo’s nemen dan op

hun beurt contact met de centra voor borstkankeropsporing om een spreker te

voorzien.

2.1.5 Actiegids

Met de actiegids willen de Logo’s een uitgebreide en methodische

handleiding bieden aan lokale besturen en verenigingen om een

sensibilisatie-initiatief op te zetten rond het bevolkingsonderzoek. De

Logo’s kunnen aangesproken worden voor ondersteuning bij de organisatie van

de initiatieven.

2.1.6 Actiefiches en uitnodigingskaartjes

Actiefiches en uitnodigingskaartjes worden aangereikt aan de organisatoren

van lokale initiatieven om het initiatief aan te prijzen op een uniforme

wijze.

2.1.7 B-Magazine

De vzw VOB, het centrum borstkankeropsporing van VUB en dat van UG geven

samen met hun LOGO-partners zesmaandelijks

B-magazine uit, op papier (ongeveer 3800 exemplaren) en elektronisch. Dit

magazine wordt verstuurd naar artsen (huisartsen, gynaecologen en

radiologen) in Oost- en West-Vlaanderen. De mogelijkheid bestaat dat andere

centra voor borstkankeropsporing in de toekomst hierbij aansluiten.

2.2 Andere initiatieven 2.2.1 Jaarlijkse Dag Bevolkingsonderzoek naar Borstkanker

Jaarlijks, in het najaar, wordt een congres georganiseerd rond de evolutie

in het bevolkingsonderzoek. Een vast item op de agenda is de voorstelling

van de meest recente evaluatiegegevens. Ook wordt aandacht besteed aan

sensibilisatie-initiatieven en wordt aspecten van het bevolkingsonderzoek

belicht.

Van 2006 tot en met 2008 organiseerde OCL deze dag, in samenwerking met

alle actoren (zie hoofdstuk 3). Vanaf 2009 neemt het Consortium deze

organisatie over.

Op het einde van de jaarlijkse dag worden conclusies geformuleerd, die op

de werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker besproken worden, met als

doel het bevolkingsonderzoek continu te verbeteren en een antwoord te geven

op gedetecteerde noden vanuit het werkveld.

Page 18: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

2-4

2.2.2 Website

Het URL-adres van de website over het Vlaams bevolkingsonderzoek inzake

borstkanker is: www.borstkankeropsporing.be .

Deze URL is ingebed in de portaalsite van het Vlaams Agentschap Zorg en

Gezondheid en bestaat uit drie tabbladen: ‘vrouwen’, ‘professionelen’ en

‘organisaties’, met voor deze doelgroepen relevante informatie.

Op de website wordt, op de ‘vrouwen’- en ‘organisaties’-pagina’s een

overzicht gegeven van de kalender van de reizende tentoonstelling, met een

korte weergave van de verschillende lokale activiteiten. Dit onderdeel van

de website wordt maandelijks aangepast.

Op de ‘vrouwen’-pagina is ook een lijst beschikbaar met veel gestelde

vragen over het bevolkingsonderzoek.

2.2.3 Kom Op Tegen Kanker campagne van de Vlaamse Liga tegen Kanker

In 2002 en opnieuw in 2006 werd de KOTK-campagne van de VLK in het licht

geplaatst van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Tijdens de laatste

campagne werd de omgeving van de doelgroep vrouwen aangesproken om de vrouw

te motiveren tot deelname. Tijdens de campagne (februari – april 2007) werd

een verhoging van de deelname vastgesteld in de registratiecijfers. Jammer

genoeg bleek het effect van de campagne geen lang leven beschoren.

Afgewacht wordt of de vrouwen die tijdens de campagne deelnamen trouw

zullen blijven aan het bevolkingsonderzoek.

2.2.4 Interessante onderzoeken ter verhoging van de deelname

Door verschillende actoren worden onderzoeken uitgevoerd naar de

determinanten tot verhoging van de deelname.

� Onderzoek naar niet-deelname en naar drop-out door de Universiteit

Antwerpen in de periode 2006-2009

Korte synthese over resultaten

� Onderzoek naar het effect van een motiveringsbrief vanwege de gemeente

door de vzw Vroegtijdige Opsporing van Borstklierkanker in de periode

(navragen!)

Uit dit onderzoek blijkt dat de deelname slechts met 1,1% werd

verhoogd in de onderzoeksgroep ten opzichte van de controlegroep. Een

motiverende brief draagt dus niet significant bij tot het verhogen

van de deelname.

� Behoeftepeiling naar informatie voor vrouwen na een

screeningsmammografie door de Universiteit Antwerpen en Logo Antwerpen-

Noord in de periode 2007-2008

Uit het onderzoek komt naar voor dat een folder met bijkomende

informatie over wat er gebeurt na de screeningsmammografie zinvol is.

� Preventiebonus in Zuiderkempen

Dit onderzoek wil nagaan of het geven van een financiële bonus aan de

huisarts voor het voorschrijven van een screeningsmammografie aan vrouwen

uit hun patiëntenpopulatie bijdraagt aan het verhogen van de deelname van

de doelgroep aan het bevolkingsonderzoek. Het onderzoek startte in 2008 en

loopt nog tot juni 2011.

2.2.5 Profielen aan artsen rond voorschrijfgedrag door het RIZIV

In 2006 stelde het RIZIV profielen rond voorschrijfgedrag van

(screenings)mammografieën op voor huisartsen, gynaecologen en radiologen.

In 2009 wordt dit initiatief herhaald. Doel is de artsen te informeren over

hun voorschrijfgedrag, hen te sensibiliseren voor het bevolkingsonderzoek

naar borstkanker en hen te stimuleren enkel een screeningsmammografie voor

Page 19: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

2-5

te schrijven voor de doelgroep en de ‘gewone’ of ‘diagnostische’

mammografie voor te behouden voor vrouwen met indicaties. In de profielen

van 2009 wordt aandacht besteed aan het feit dat een zeker percentage van

de doelgroep nog nooit een (screenings)mammografie heeft laten uitvoeren.

2.2.6 Resultaatsmededeling en uitnodiging beschikbaar in het Frans

Om vrouwen uit de faciliteitengemeenten gemakkelijk te bereiken met het

bevolkingsonderzoek is het aangewezen ook een Franse versie van de

uitnodigingsbrief en resultaatsmededeling te voorzien. Uit een advies van

de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, Nederlandse afdeling, blijkt het

volgende: het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid moet in alle gevallen

communiceren in het Nederlands, omdat dit de bestuurstaal is. Desgevallend

kan aan de Nederlandstalige publicatie (folder, brief, …) dezelfde tekst in

één of meerdere talen toegevoegd worden, met opschrift “Vertaling uit het

Nederlands”. Volgens de meerderheid van de aanwezige leden van de VCT is

deze werkwijze niet in strijd met de taalwetgeving. Toegepast op de

situatie van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker: een vertaling van

deze documenten moet aanwezig zijn en ter inzage liggen op het

gemeentebestuur.

2.3 Rol van de Vlaamse werkgroep bevolkingonderzoek naar

borstkanker in sensibilisatie De Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker is de

overlegstructuur die tot doel heeft de uitvoering van het Vlaamse

bevolkingsonderzoek naar borstkanker te coördineren, te ondersteunen en op

te volgen. Alle actoren, betrokken bij de sensibilisatie, zijn hierin

vertegenwoordigd. De Vlaamse werkgroep vormt dan ook de overlegstructuur

waarin de sensibilisatie wordt besproken.

Methodieken en initiatieven rond sensibilisatie en de evaluatie ervan

worden in de Vlaamse werkgroep voorgesteld en besproken.

De keuze voor bepaalde methodieken en initiatieven wordt gemaakt op basis

van de aangetoonde effectiviteit of op basis van een afweging waaruit

blijkt dat ze de moeite waard zijn om verder uit te werken (eventueel voor

toepassing in een Vlaamse context) en eventueel vervolgens uit te testen in

een pilootomgeving. Zo kan de Vlaamse werkgroep ook voorstellen welke

organisatie volgens haar het best geplaatst is om de gekozen methodieken of

initiatieven te implementeren, uit te werken, uit te testen in een

pilootproject of te evalueren.

Indien de voorstelling of bespreking van een methodiek of initiatief moet

voorbereid worden of de methodiek of het initiatief moet uitgewerkt of

klaargemaakt worden voor implementatie, kan hiervoor ad hoc een

subwerkgroep opgericht worden (cfr subwerkgroep rond tentoonstelling

borstkankeropsporing). De ad hoc subwerkgroepen rapporteren over hun

werkzaamheden aan de Vlaamse werkgroep. Te maken keuzes worden voorgelegd

aan de Vlaamse werkgroep en geargumenteerd. De beslissing wordt genomen

binnen de Vlaamse werkgroep.

Page 20: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-1

3 Actoren

Opdrachten van en taakverdeling tussen de verschillende actoren. Zie ook

hoofdstuk over ‘Procedures en afspraken’.

3.1 De vrouwen uit de doelgroep

Alle vrouwen van 50 tot en met 69 jaar, die woonachtig zijn in het Vlaamse

Gewest, en de Nederlandstalige vrouwen die verblijven in het tweetalig

gebied Brussel-Hoofdstad behoren tot de doelgroep van het

bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

De vrouwen kunnen deelnemen aan het bevolkingsonderzoek via het eerste of

tweede spoor.

De volgende vrouwen uit de doelgroep worden aangeraden niet deel te nemen

aan het screeningsonderzoek maar wel hun arts te raadplegen voor specifieke

opvolging:

- vrouwen die in behandeling zijn voor borstkanker of dat waren minder

dan tien jaar geleden;

- vrouwen die, op basis van criteria bepaald door hun behandelende

arts, een verhoogde kans hebben op borstkanker;

- vrouwen die klachten of symptomen vertonen die kunnen wijzen op

borstkanker.

Anderzijds is een screeningsmammografie bij vrouwen van 50 tot en met 69

jaar niet nodig indien zij minder dan twee jaar geleden reeds een

mammografie lieten uitvoeren.

Beide groepen worden echter niet uitgesloten. Dit betekent dat als ze zich

toch aanmelden, dan wordt hun mammografie verwerkt als een

screeningsmammografie.

Vrouwen die niet in orde zijn met de Belgische ziekteverzekering, maar in

het Vlaamse gewest wonen, worden ook uitgenodigd. Zij betalen de

screeningsmammografie zelf en vorderen zo mogelijk het bedrag terug van hun

verzekering. Dit is onder meer het geval bij vrouwen die tewerkgesteld zijn

bij de Europese Unie, dat beschikt over een afzonderlijk

verzekeringssysteem, en bij vrouwen die tewerkgesteld zijn in het

buitenland (bv. Nederland) en daar (privaat)verzekerd zijn.

Vrouwen die niet beschikken over een Identificatienummer Sociale Zekerheid

(bv. illegaal in het Vlaamse Gewest verblijvend), zijn niet opgenomen in

het doelgroepbestand en ontvangen dus geen uitnodiging. Vrouwen die nog

geen vaste verblijfplaats hebben in het Vlaamse Gewest maar ingeschreven

zijn in het Rijksregister (of het BIS-register), ontvangen wel een

uitnodiging. Het Vlaams Minderhedencentrum onderzocht de status van de

oproepingsbrief bij deze doelgroep. De vrouw in kwestie wordt verondersteld

met het OCMW contact op te nemen om vast te laten stellen of zij in

aanmerking komt voor deze procedure. Dit kan enkel indien het OCMW haar

‘behoeftig’ verklaard. In dat geval kan zij met de oproepingsbrief

deelnemen aan het bevolkingsonderzoek en, als het betrokken OCMW hier mee

instemt, de brief laten gelden als attest dringende medische hulp. De

oproepingsbrief wordt dan gevoegd bij het dossier van het OCMW. Binnen de

federale overheid wordt momenteel werk gemaakt van een constructie om de

deelname van deze vrouwen te verhogen. Om die reden zal vanuit het

agentschap een afwachtende houding aangenomen worden ten aanzien van de

boodschap van het Vlaams Minderhedencentrum.

De vrouw kan expliciet (schriftelijk) weigeren in te gaan op de uitnodiging

deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek. Bij een expliciete weigering

wordt de vrouw ook in de toekomst niet meer uitgenodigd. Zij kan er wel

Page 21: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-2

voor kiezen op een gegeven moment deel te nemen via het eerste spoor. Vanaf

deze deelname wordt de weigering als nietig beschouwd en wordt haar

herhaalde deelname via het eerste spoor afgewacht. Indien na dertig maanden

geen nieuwe deelname wordt geregistreerd, ontvangt de vrouw een

uitnodigingsbrief.

Van de deelnemende vrouw wordt verwacht dat ze haar SIS-kaart meebrengt

naar de mammografische eenheid samen met de uitnodigingsbrief of de

verwijsbrief en, indien ze die in haar bezit heeft, van vroegere

mammografieën.

Om te kunnen deelnemen deelt de vrouw op de mammografische eenheid mee

welke arts de resultaten moet ontvangen om te kunnen instaan voor de

eventuele opvolging na een afwijkend screeningsresultaat. Zij ondertekent

een formulier (‘informed consent’) waarin staat dat ze geïnformeerd werd

over de voor- en nadelen en over het verloop van het bevolkingsonderzoek en

dat haar haar gegevens geregistreerd, doorgegeven en statistisch verwerkt

worden met inachtneming van de regels inzake de bescherming van de

persoonlijke levenssfeer. Zij kan ervoor kiezen dat haar huisarts niet

ingelicht wordt over de resultaten, mits ze een andere arts opgeeft die het

resultaat zal ontvangen. Ook kan ze bepalen dat het centrum geen contact

mag opnemen met haar behandelende arts voor het bewaken en registreren van

de opvolging na een afwijkend screeningsresultaat. Het ondertekend

formulier betreft het luik ‘bescherming van de persoonsgegevens en

toestemming’ van het aanvraagformulier screeningsmammografie/2e lezing (B

4.3).

Bij een afwijkend screeningsresultaat wordt verwacht dat de vrouw de

aangeraden opvolgingsonderzoeken laat uitvoeren.

Bij een niet-afwijkend screeningsresultaat wordt van de vrouw verwacht dat

zij zich na twee jaar opnieuw aanbiedt, met een voorschrift of met een

uitnodigingsbrief, en dat ze bij eventuele klachten die kunnen wijzen op

borstkanker niet nalaat om intussen toch haar arts te consulteren. Het kan

immers altijd voorkomen dat een borstkanker gemist werd bij het

screeningsonderzoek ofwel zich snel ontwikkelt.

3.2 Huisartsen en Gynaecologen

De huisartsen en gynaecologen staan in voor de verwijzing voor een

screeningsmammografie (eerste spoor) en voor de verdere opvolging, medisch

en psychosociaal, van de vrouwen na een afwijkend screeningsresultaat.

Artsen spelen een sleutelrol (R8) bij het sensibiliseren, informeren en

raad geven over het bevolkingsonderzoek. Van hen wordt verwacht dat ze:

- voor screeningdoeleinden bij de doelgroep enkel gebruik maken van de

screeningsmammografie en deze niet combineren met een echografie;

- de vrouwen verwijzen naar mammografische eenheden;

- vrouwen sensibiliseren;

- vrouwen die een uitnodiging ontvingen aanmoedigen daadwerkelijk naar het

onderzoek te gaan;

- de vrouw informeren over:

o hun eigen risico op borstkanker en de eventueel specifieke

opvolging die kan nodig zijn;

o de voordelen van het bevolkingsonderzoek;

o de beperkingen en mogelijke nevenwerkingen ervan.

Vrouwen met een afwijkende screeningsmammografie (+/-10%) moeten

aanvullende diagnostische onderzoeken ondergaan om kanker vast te stellen

of uit te sluiten. Bij een afwijkend screeningsresultaat zorgt de

Page 22: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-3

verwijzende arts er voor dat de nodige opvolgingsonderzoeken bij de vrouw

in kwestie ook gebeuren en dat het centrum wordt ingelicht over de nuttige

data met betrekking tot de verdere individuele opvolging en evaluatie van

het bevolkingsonderzoek in haar geheel.

3.3 Gemachtigde fysisch-technische instanties

De mammografische eenheden doen een beroep op fysisch-technici voor de

fysisch-technische kwaliteitsbewaking van de toestellen.

In het ministerieel besluit van 23 mei 2001 (B 1.4) werden deskundigen

gemachtigd om deze fysisch-technische kwaliteitscontrole uit te voeren in

het kader van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Zij rapporteren

hierover aan de mammografische eenheden en aan de centra voor

borstkankeropsporing (zie ‘evaluatie mammografische eenheden’ bij hoofdstuk

‘procedures en afspraken’).

3.4 Mammografische eenheden

Een mammografische eenheid is een radiologische dienst van een ziekenhuis,

een vennootschap van radiologen, een eenpersoonsvennootschap of een

zelfstandig radioloog die een erkenning heeft gekregen van de Vlaamse

Gemeenschap na het bewijs te hebben geleverd een kwaliteitsvolle screening

te kunnen aanbieden aan de doelgroep. In Vlaanderen zijn er ook drie

mobiele mammografische eenheden (de zogenaamde mammobielen) erkend. Die

kunnen, volgens bepaalde criteria (zie hoofdstuk ‘afspraken en

procedures’), ingezet worden in gebieden waar geen of onvoldoende andere

mammografische eenheden aanwezig zijn. De mammografische eenheid staat

onder hoofdverantwoordelijkheid van een radioloog en kan bestaan uit één of

meerdere radiologen, die door de erkenning van de mammografische eenheid

gemachtigd worden deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek als eerste

lezer. De mammografische eenheid staat in voor het nemen van de

screeningsmammografieën en de eerste beoordeling en protocollering (de

zogenaamde eerste lezing).

De mammografische eenheden staan in voor:

- het informeren van de vrouwen die zich aanmelden over de voor- en

nadelen en het verloop van het bevolkingsonderzoek en hierbij de

aanbevelingen van de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar

borstkanker volgen

- het laten ondertekenen door de vrouw van het toestemmingsluik van het

aanvraagformulier

- het systeem van derde betalende toepassen en geen remgeld aanrekenen

- de vrouw die deelneemt aanmoedigen dit te blijven doen

- de eerste beoordeling en protocollering (eerste lezing)

- het versturen van de screeningsmammografieën en het resultaat van de

eerste lezing naar het centrum voor bosrtkankeropsporing (regionaal

centrum voor borstkankeropsporing)

- zonder bijkomende kosten voor de vrouw instaan voor het opnieuw nemen

van de opnames indien het centrum besluit dat een technische heroproep

aangewezen is

- bijhouden en archiveren van de screeningsmammografieën en deze ter

beschikking stellen voor een volgende beoordeling

Op 1 juli 2009 zijn er 180 mammografische eenheden erkend door de Vlaamse

Gemeenschap. De gegevens hierover kunnen geraadpleegd worden op de website

www.borstkankeropsporing.be.

Page 23: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-4

De mammografische eenheid werkt samen met een centrum voor

borstkankeropsporing en sluit hiermee een samenwerkingsovereenkomst.

3.5 Centra voor borstkankeropsporing

De centra voor borstkankeropsporing (in het besluit van de Vlaamse Regering

van 2001 nog ‘regionaal screeningscentrum’ genoemd) zijn erkend door de

Vlaamse Gemeenschap voor bepaalde opdrachten in het kader van het

bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Zij hebben zich gegroepeerd in een

vzw Consortium (zie verder).

Zij staan in voor:

- de tweede (en eventueel derde) beoordeling en protocollering van de

screeningsmammografieën (de zogenaamde tweede en derde lezing)

- de opvolging van de kwaliteit van de mammografische eenheden in hun

werkgebied

- de selectie, versturing en opvolging van de uitnodigingen van de vrouwen

uit de doelgroep

- het via een gratis telefoonlijn communiceren met de vrouwen uit de

doelgroep om hen ondermeer toe te laten de afspraak uit de

uinodigingsbrief te annuleren of te wijzigen

- het bewaken van de opvolging na een afwijkend screeningsresultaat

- het registreren van alle relevante administratieve en medische gegevens

met inbegrip van de gegevens over de opvolgingsonderzoeken van de

follow-up gegevens, in de informaticatoepassing ‘Heracles’.

De 5 momenteel erkende centra zijn:

- Vroegtijdige Opsporing van Borstklierkanker (VOB)

Ruddershove 4 - 8000 Brugge

contactpersoon: Dr. Patrick Martens

telefoon: 050-32 70 60

e-mail: [email protected]

- Centrum voor Preventie en Vroegtijdige Opsporing van Kanker - Universiteit Gent

De Pintelaan 185 (K3, vierde verdieping) - 9000 Gent

contactpersoon: Dr. Luc Bleyen

telefoon: 09-332 36 36

e-mail: [email protected]

- Centrum voor Kankerpreventie Universiteit Antwerpen

Universiteitsplein 1 - 2610 Wilrijk

contactpersoon: Prof. Guido Van Hal

telefoon: 03-820 25 59

e-mail: [email protected]

- Dienst Kankerpreventie en Opsporing van de Vrije Universiteit Brussel

Laarbeeklaan 101 - 1090 Brussel

contactpersoon: Mevr. Marie-Eve Coelst

telefoon: 02-477 56 16

e-mail: [email protected]

- Leuvens Universitair Centrum voor Kankerpreventie (LUCK) - Universiteit Leuven

Kapucijnenvoer 33 - 3000 Leuven

contactpersoon: Prof. Erik Van Limbergen

telefoon: 016-33 23 10

e-mail: [email protected]

De vijf centra voor borstkankeropsporing nemen deel aan een aantal

werkgroepen rond de verschillende aspecten van het bevolkingsonderzoek naar

borstkanker:

Page 24: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-5

- de werkgroep technische commissie en de werkgroep dataset aangaande het

beheer en gebruik van de screeningsgegevens

- de werkgroep “stuurgroep”, dit is een werkgroep met de ontwikkelaars van

het systeem voor de registratie van de screeningsgegevens (Heracles)

aangaande de werking en nodige aanpassingen aan het programma

- de werkgroep onderzoek aangaande het beantwoorden van onderzoeksvragen

en het opstellen van jaarrapporten

- de subwerkgroep website

- de subwerkgroep radiologie

- het Monitoringcomité

- de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker

3.6 Consortium

Om de gegevensuitwisseling te optimaliseren en de uniforme werking te

bevorderen, vormen de erkende centra samen het Consortium van Erkende

Centra voor Borstkankeropsporing van de Vlaamse Gemeenschap (vzw), verder

Consortium genoemd. Dit Consortium is opgericht op 6 december 2004. De raad

van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elk centrum voor

borstkankeropsporing. De raad van bestuur van het Consortium komt

maandelijks bij elkaar. De algemene vergadering komt twee maal per jaar

samen.

De taken van het Consortium zijn onder meer:

• het beheer van Heracles: hosting, basisbeheer van de database,

operationeel beheer van de database, actualisering, beveiliging

• streven naar uniformiteit binnen alle centra

• realisatie van opdrachten aangestuurd door de Vlaamse Overheid (vb.

erkenningsvoorwaarden digitale screening, rapportering van cijfers in

het kader van de gezondheidsconferenties, indiening van het jaarlijks

financieel verslag, oplossen van epidemiologische en

wetenschappelijke vragen,…)

• deelnemen aan werkgroepen, subwerkgroepen en overlegvergaderingen

over het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker (vb Logo’s,

Vlaamse Werkgroep,…)

• het beheer van de financiën van het Consortium

Het beheer van Heracles:

Het webgebaseerde informaticaprogramma Heracles is sinds zijn

ingebruikname in 2004 een belangrijke factor in de evolutie van het

bevolkingsonderzoek. Het feit dat alle gegevens van het volledige

Vlaamse bevolkingsonderzoek verzameld worden in één databank, is niet

alleen een breuk met het verleden waar elk centrum voor

borstkankeropsporing zijn eigen verschillende databestand had, maar

is ook katalysator om uniform te werken en gezamenlijk verbeteringen

te ontwikkelen.

Sinds de oprichting van het Consortium is het beheer van dit

registratieprogramma dan ook zijn hoofdtaak geworden.( In 2007 waren

er 7 stuurvergaderingen met Ebit en 6 technische werkgroep

vergaderingen.).

Heracles wordt gebruikt in verschillende fasen: van het selecteren

van de doelgroep tot het evalueren van het bevolkingsonderzoek:

1. een personenbestand van de doelgroep wordt bijgehouden en

regelmatig aangevuld

2. uitwisseling van dossiers tussen de centra zodat bij verhuis of deelname buiten de eigen Logo geen gegevens verloren gaan.

3. selectie van de adresgegevens van uit te nodigen vrouwen

volgens hun deelname

Page 25: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-6

4. registratie van de vrouwen die buiten doelgroep vallen omdat ze niet wensen deel te nemen of omdat ze een diagnose van

borstkanker melden minder dan tien jaar geleden.

5. registratie van de lezingen met invoercontrole op fouten en

volledigheid

6. automatisch vergelijken van de twee lezingen en eventueel

beslissing tot een derde lezing.

7. registratie van een derde lezing. 8. versturen van de resultaatsbrieven naar de vrouw en de artsen

zowel via de post als elektronisch via Medibridge

9. versturen van brieven die verdere informatie opvragen na een positieve screening volgens een individueel aangepaste timing.

10. registeren van deze follow-up gegevens

11. basis van foutlijsten om verkeerde of onvolledige

registratie recht te zetten

12. rapportering opmaken:

a. van elke vrouw ter evaluatie van het bevolkingsonderzoek b. van elke mammografische eenheid voor kwaliteitsbewaking c. van elke tweede lezing voor facturatie d. per arts voor feedback e. basis van dit jaarverslag

13. ondersteuning van de verdere digitalisering van het

lezingsproces:

a. opmaak van werklijsten b. controle aanwezigheid digitale foto na invoer van de

eerste lezing

c. oproepen van desbetreffende digitale mammografie op het leesstation

d. rechtstreekse invoer door de tweede lezer met toegang tot de gegevens van vorige jaren

14. registeren en koppelen van de fysisch-technische

controlegegevens met de kwaliteitsbeoordeling door de tweede

lezer ( actief in 2009)

Bij de opbouw is zeer veel aandacht besteed aan zowel een vlotte

toegankelijkheid als respect voor de veiligheid door uitgebreide

afscherming van de omgeving en de bescherming van de privacy door middel

van certificaten en beheer van erg gedetailleerde toegangsrechten.

In de toekomst zal nog meer nadruk komen te liggen op verdere digitalisatie

(het vermijden van papier), een vlottere doorstroom (de tijd tussen

aankomst dossier en volledig afwerken inkorten) en connectiviteit (met de

eerste lezer).

Het Consortium vergoedt één halftijdse werknemer, Patrick Beyltjens.

Zijn taak is hoofdzakelijk het basisbeheer van de database:

- helpdesk voor de verschillende CBO

- onderhoud basisregisters

- ontwikkelen van foutlijsten en deze verbeteren

- rapportering aan de centra i.v.m. kwaliteit van de gegevens en de

aangeleverde data

- procedures ontwikkelen voor controle van geconverteerde gegevens

- ter beschikking stellen van basisdata via FTP-site in het kader van

de rapportering

- controles op aangeleverde populatiebestanden

- voorstellen maken tot verbetering van Heracles

- bijwonen van de vergaderingen aangaande Heracles

- meldingssysteem voor storingen aan Heracles beheren

- een documentatie opstellen over Heracles

Page 26: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-7

3.7 Brumammo vzw

De Vlaamse Gemeenschap sloot met de Gemeenschappelijke

Gemeenschapscommissie een protocolakkoord (B 2.5) om de Nederlandstalige

vrouwen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad te bereiken met het

bevolkingsonderzoek naar borstkanker. De organisatie die instaat voor het

tweejaarlijks bezorgen van een tweetalige uitnodigingsbrief aan de vrouwen

uit het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad is de vzw Brumammo. De Vlaamse

Gemeenschap subsidieert Brumammo op basis van het protocolakkoord.

3.8 Logo’s

De Logo’s (loco-regionaal gezondheidsoverleg- en organisatie) zijn door de

Vlaamse overheid gesubsidieerde netwerken inzake preventieve

gezondheidszorg, binnen een geografisch aaneengesloten gebied, die met

betrekking tot het bevolkingsonderzoek naar borstkanker een lokaal

sensibiliserende en faciliterende rol hebben.

Volgende Logo’s werken samen met het Centrum voor Kankerpreventie van de

Universiteit Antwerpen:

Logo Antwerpen, Logo Mechelen en Logo Kempen.

Volgende Logo’s werken samen met het de Dienst Kankerpreventie en Opsporing

van de Vrije Universiteit Brussel:

Logo Dender en Logo Zenneland.

Volgende Logo’s werken samen met het Leuvens Universitair Centrum voor

Kankerpreventie:

Logo Hasselt, Logo Genk, Logo Oost-Brabant en Logo Zenneland.

Volgende Logo’s werken samen met Vroegtijdige Opsporing van

Borstklierkanker Brugge (VOB):

Logo Oostende en Logo Brugge.

Volgende Logo’s werken samen met het Centrum voor Preventie en Vroegtijdige

Opsporing van Kanker Universiteit Gent:

Logo Midden-West-Vlaanderen, Logo Zuid-West-Vlaanderen, Logo Waasland,

Logo Dender en Logo Gezond +.

3.9 Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGEZ)

Het VIGEZ staat in voor de ondersteuning van de Logo’s op vlak van het

bevolkingsonderzoek naar borstkanker en heeft als opdracht voor de

uitvoering van de opdracht van de Logo’s op vlak van de

gezondheidsdoelstelling rond borstkanker methodieken aan te bieden.

3.10 Vlaamse Liga tegen Kanker

Tweejaarlijks organiseert de Vlaamse Liga tegen Kanker de Kom Op tegen

Kanker-campagne waar onder meer een fondsenwerving mee samen gaat. Op

geregelde tijdstippen plaatst de VLK deze massamediacampagne in het teken

van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen in het algemeen en het

bevolkingsonderzoek naar borstkanker in het bijzonder (zie ook hoofdstuk

‘sensibilisatie’).

Page 27: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-8

3.11 Ziekenfondsen

De mammografische eenheden en centra voor borstkankeropsporing factureren

hun prestaties van het nemen van de screeningsmammografieën en de tweede

beoordeling ervan aan de ziekenfondsen. De ziekenfondsen staan in voor de

uitbetaling van de honoraria volgens het systeem van derde betalende.

De ziekenfondsen ontvangen van het Vlaams agenstchap Zorg en Gezondheid de

gegevens van de radiologen, verbonden aan een mammografische eenheid of

centrum voor borstkankeropsporing. Op die manier kunnen zij nagaan of de

specifieke RIZIV-nomenclatuurnummers aan de betrokkenen mogen uitbetaald

worden.

Ten aanzien van hun leden hebben de ziekenfondsen eveneens een

sensibiliserende rol teneinde de deelname aan het bevolkingsonderzoek te

verbeteren.

Via het Intermutualistisch Agentschap (IMA) leveren de ziekenfondsen ook

informatie over de RIZIV-prestaties die nuttig zijn voor de evaluatie van

het bevolkingsonderzoek. Het IMA rapporteert over deze prestaties door

middel van een jaarlijks overzichtrapport. Hierin wordt ook de evolutie

over meerdere screeningsronden (van het bevolkingsonderzoek, niet van de

vrouw als individu) weergegeven.

3.12 Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker

In 2009 wordt de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker

officieel opgericht volgens ministerieel besluit. Het betreft een

ondersteunende Vlaamse werkgroep die tot doel heeft de uitvoering van het

Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker inhoudelijk en organisatorisch

te ondersteunen, op te volgen en te coördineren. De Vlaamse werkgroep wordt

opgericht voor onbepaalde duur.

De Vlaamse werkgroep zal volgende opdrachten uitvoeren:

1° opvolgen en bespreken van evoluties op wetenschappelijk en

maatschappelijk vlak inzake borstkankeropsporing, onder andere aan de

hand van wetenschappelijke literatuur, de Europese aanbevelingen en

persteksten, vooral wanneer die een impact kunnen hebben op het Vlaamse

bevolkingsonderzoek naar borstkanker;

2° opvolgen en bewaken van de werkzaamheden van de eventuele

subwerkgroepen;

3° bespreken en goedkeuren van adviezen betreffende fysisch-technische en

radiologische aspecten van digitale screening, meer bepaald betreffende

de typetoelating;

4° bespreken en opvolgen van de kwaliteit van de radiologische

deskundigheid, nodig binnen het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar

borstkanker;

5° bespreken van de kwaliteitsbewaking en de evaluatie van het

bevolkingsonderzoek en in elk geval het formuleren van

evaluatiecriteria, indicatoren, voorstellen van verbetering en

bijsturing en procedures dienaangaande;

6° bespreken van methodieken en initiatieven met betrekking tot de

sensibilisatie naar verschillende doelgroepen in het kader van het

bevolkingsonderzoek, met het oog op het maken van efficiënte keuzes. De

doelgroepen zijn minimaal: de vrouwen van 50 tot en met 69 jaar en hun

directe omgeving, de huisartsen, de gynaecologen en de radiologen;

7° opvolgen van afspraken met betrekking tot het bevolkingsonderzoek naar

borstkanker en zo nodig het herformuleren ervan;

Page 28: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-9

8° op vraag of op eigen initiatief, advies uitbrengen aan de minister, het

agentschap en andere instanties en de Vlaamse werkgroep

bevolkingsonderzoek over borstkankeropsporing in het algemeen en de

hierboven genoemde punten in het bijzonder.

De Vlaamse werkgroep rapporteert aan de minister over de realisatie van de

opdrachten, aan de hand van de verslagen van de Vlaamse werkgroep.

Het agentschap Zorg en Gezondheid staat in voor de administratieve,

logistieke en, in functie van haar deskundigheid, inhoudelijke

ondersteuning van de Vlaamse werkgroep.

De werkgroep is samengesteld uit leden van:

- de centra voor borstkankeropsporing (via deze weg is ook het

Consortium vertegenwoordigd);

- de mammografische eenheden (radiologen-eerste lezers);

- de tweede lezers;

- de Logo’s;

- het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie;

- de fysisch-technische deskundigen;

- de Vlaamse Liga tegen Kanker;

- de Stichting tegen Kanker;

- de Nederlandstalige Vrouwenraad;

- Domus Medica;

- de Vlaamse Vereniging van Obstetrie en Gynaecologie;

- het Intermutualistisch College;

- het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;

- het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid.

3.13 Vlaamse overheid

De Vlaamse overheid organiseert het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

Voor de uitvoering ervan erkent zij de mammografische eenheden en centra

voor borstkankeropsporing.

Daarnaast roept zij de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar

borstkanker samen en subsidieert zij de centra voor borstkankeropsporing,

het Consortium, de Logo’s, VIGEZ, Domus medica en de VLK voor de realisatie

van een aantal opdrachten in het kader van het bevolkingsonderzoek.

De Vlaamse overheid staat in voor de kwaliteitsbewaking van het

bevolkingsonderzoek. De centra voor borstkankeropsporing bezorgen de

overheid hiertoe de nodige informatie, verkregen op basis van de

samenwerking met de mammografische eenheden en de registratie van een

aantal parameters, vastgelegd in een dataset.

3.14 Federale instanties

De verschillende ministers bevoegd voor het gezondheidsbeleid in België

sloten protocolakkoorden om het bevolkingsonderzoek naar borstkanker

mogelijk te maken (B 2.2 e.v.).

Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering voorziet in een

betaling van de honoraria voor de screeningsmammografieën (het nemen van de

screeningsmammografieën en de eerste beoordeling en protocollering ervan)

en van de tweede lezingen via nomenclatuurnummers. Dit gebeurt volgens het

systeem van de derde betalende waarbij de mammografische eenheden en centra

voor borstkankeropsporing rechtstreeks factureren aan de ziekenfondsen. Het

Page 29: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

3-10

RIZIV paste haar regelgeving aan om de borstkankeropsporing mogelijk te

maken (B 2.1).

Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) staat in het

protocolakkoord tussen de ministers bevoegd voor volksgezondheid vermeld om

het bevolkingsonderzoek naar borstkanker in heel België te evalueren. Dit

kadert binnen de afspraken gemaakt op de interministeriële conferenties

Volksgezondheid.

3.15 Internationale instanties

De Europese Commissie ontwikkelde aanbevelingen voor de kwaliteitsbewaking

bij screening naar borstkanker. Het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar

borstkanker is hierop gebaseerd. Ook de kwaliteitsnormen die in de

aanbevelingen vermeld staan, worden gehanteerd voor de evaluatie van het

bevolkingsonderzoek.

De European Society on Mastectomy ontwikkelde aanbevelingen voor de

diagnostische oppuntstelling van bij screening gedetecteerde letsels. De

werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker keurde op 24 november 2005

een aanbeveling hieromtrent goed, die werd opgesteld aan de hand van deze

EUSOMA-aanbevelingen maar werd aangepast aan de Vlaamse situatie.

In het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker is voorzien dat de

kwaliteit van de centra voor borstkankeropsporing op termijn zou getoetst

worden door internationale organisaties zoals het EUREF (Europees

referentiecentrum).

Page 30: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-1

4 Procedures en afspraken

Om het bevolkingsonderzoek op een uniforme wijze te laten verlopen worden

in de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker afspraken

gemaakt die, waar nodig, uitmonden in procedures. Hier worden belangrijke

afspraken en procedures vermeld die niet steeds als dusdanig in de

regelgeving (zie bijlage) zijn opgenomen.

4.1 Erkenningen, machtigingen en financiering van de radiologische

prestaties

4.1.1 Algemeen

De procedure voor erkenning, intrekking en schorsing van erkenning voor

mammografische eenheden en regionale screeningscentra (in dit draaiboek

‘centrum voor borstkankeropsporing’ genoemd) wordt geregeld in hoofdstuk V

van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2001 betreffende de

erkenning van mammografische eenheden en regionale screeningscentra voor

borstkankeropsporing en in overige bepalingen van de Vlaamse regelgeving (B

1.). Het besluit van 2001 werd reeds drie maal gewijzigd (2004, 2006,

2009), om de looptijd van de erkenningen te verlengen.

Concreet dient de radiologische dienst als volgt een aanvraag tot erkenning

in voor analoge screening:

Een formulier wordt ingevuld (zie bijlage). Dit formulier omvat de gegevens

van de radiologische dienst (met specificatie van de plaats waar het

toestel voor mammografie opgesteld staat), de gegevens van de radiologen,

een verklaring dat een contract werd gesloten voor de fysisch-technische

kwaliteitscontroles en een verklaring dat de Europese aanbevelingen zullen

gevolgd worden. Bij dit formulier worden gevoegd:

- een attest fysisch-technische acceptatietest;

- twee attesten (van twee centra voor borstkankeropsporing waarmee de

radiologische dienst geen samenwerkingsovereenkomst zal sluiten)

medische-radiologische acceptatietest van mammografieën van dertig

vrouwen;

- een samenwerkingsovereenkomst met het centrum voor

borstkankeropsporing dat de verantwoordelijkheid draagt in de regio

waarin de radiologische dienst is gevestigd.

Voor digitale screening verloopt de aanvraag als volgt:

Een formulier wordt ingevuld (zie bijlage). Dit formulier omvat de gegevens

van de radiologische dienst (of mammografische eenheid, indien reeds

erkend), de handtekening van de radiologen die de nodige vorming hebben

gevolgd voor digitale screening, een verklaring dat een contract werd

gesloten voor de fysisch-technische kwaliteitscontroles en een verklaring

dat de Europese aanbevelingen zullen gevolgd worden. Bij dit formulier

worden gevoegd:

- een attest fysisch-technische acceptatietest;

- een samenwerkingsovereenkomst met addendum digitale screening;

- een attest medisch-radiologische test van mammografieën van tien

vrouwen (zie bij 4.1.3.4).

De aanvraag wordt ingediend op het adres van het Vlaams Agentschap Zorg en

Gezondheid. Het agentschap onderzoekt de volledigheid van de aanvraag. Bij

een aanvraag tot nieuwe erkenning moet eerst een refertenummer aangemaakt

worden in het Gemeenschappelijk Klantenbestand. Bij een bestaande eenheid

bestaat dit nummer reeds.

Indien de aanvraag ontvankelijk is, wordt:

Page 31: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-2

- bij een nieuwe erkenning: een besluit van de administrateur-generaal

opgemaakt, waarin de dienst, het refertenummer en de deelnemende

radiologen worden vermeld. Dit besluit wordt per mail (bij voorkeur)

of per post (bij ontbreken van mailgegevens) bezorgd aan de

mammografische eenheid, aan de ziekenfondsen en het RIZIV en aan het

centrum voor borstkankeropsporing waarmee de eenheid zal samenwerken.

- Bij een bestaande erkenning: een wijzigingsbesluit van de

administrateur-generaal opgemaakt. Dit besluit wordt per mail of per

post bezorgd aan de mammografische eenheid, aan de ziekenfondsen en

het RIZIV en aan het centrum voor borstkankeropsporing waarmee de

eenheid zal samenwerken.

Machtiging bijkomende eerste lezers (de Vlaamse overheid kan geen

individuele radiologen erkennen, dit is een bevoegdheid van de federale

overheid. Wel kan zij radiologen machtigen. Om die reden wordt ook een

radiologische dienst erkend) in een mammografische eenheid:

Bij analoge screening:

- indienen aanvraag bij het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid (naam,

voornaam, RIZIV-nummer radioloog, dienst waarin de radioloog zal

screenen, eventueel datum start screening). Dit kan schriftelijk,

telefonisch of elektronisch gebeuren;

- het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid maakt een wijzigingsbesluit

van de administrateur-generaal, waarin de bijkomende radiologen

worden vermeld. Dit besluit wordt per mail of per post bezorgd aan de mammografische eenheid, aan de ziekenfondsen en het RIZIV en aan het

centrum voor borstkankeropsporing waarmee de eenheid zal samenwerken.

Bij digitale screening:

- indienen aanvraag bij het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid,

waarbij een verklaring van proeflezen en leestest wordt bezorgd,

ondertekend door de radioloog die de nodige vorming heeft gevolgd.

- het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid maakt een wijzigingsbesluit

van de administrateur-generaal, waarin de bijkomende radiologen

worden vermeld. Dit besluit wordt per mail of per post bezorgd aan de mammografische eenheid, aan de ziekenfondsen en het RIZIV en aan het

centrum voor borstkankeropsporing waarmee de eenheid zal samenwerken.

Machtiging bijkomende tweede lezers in een centrum voor

borstkankeropsporing (R0 20010920):

Bij analoge screening:

- indienen aanvraag bij het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid. Een

nota, ondertekend door de leden van de subwerkgroep radiologie, met

een kandidatuur en curriculum Vitae van de radioloog in kwestie,

wordt bezorgd.

- het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid maakt een

wijzigingsbesluit van de administrateur-generaal, waarin de

bijkomende radiologen worden vermeld. Dit besluit wordt per mail of

per post bezorgd aan het centrum voor borstkankeropsporing, aan de

ziekenfondsen en het RIZIV.

Bij digitale screening:

- indienen aanvraag bij het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid,

waarbij, naast de nota vermeld bij analoge screening, ook een

verklaring van proeflezen en leestest wordt bezorgd, ondertekend door

de radioloog die de nodige vorming heeft gevolgd.

- het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid maakt een wijzigingsbesluit

van de administrateur-generaal, waarin de bijkomende radiologen

worden vermeld. Dit besluit wordt per mail of per post bezorgd aan

het centrum voor borstkankeropsporing, aan de ziekenfondsen en het

RIZIV.

Page 32: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-3

De Vlaamse Gemeenschap kan geen radiologen erkennen voor het nemen van

screeningsmammografieën, omdat dit de uitoefening van een gezondheidsberoep

betreft (een federale bevoegdheid). Wel kan de Vlaamse Gemeenschap

mammografische eenheden en centra voor borstkankeropsporing erkennen en de

erkenning van deze erkende diensten intrekken bij slecht functioneren

ervan, ook al wordt dit functioneren toegeschreven aan een van de

radiologen. De hoofdverantwoordelijken van de mammografische eenheid en het

centrum voor borstkankeropsporing hebben er dus alle belang bij de

kwaliteit te bewaken van de radiologen, verbonden aan hun dienst.

4.1.2 Financiering van de radiologische prestaties

De Vlaamse overheid is niet bevoegd voor de financieringsregels van het

RIZIV. Toch worden hier enkele aspecten vermeld.

Voor het bevolkingsonderzoek naar borstkanker werden afzonderlijke

nomenclatuurnummers ontworpen voor het nemen van de screeningsmammografie +

eerste lezing ervan en voor de tweede lezing. Er bestaat zowel een

nomenclatuurnummer voor ambulante prestaties (resp. 450192 en 450214) als

voor prestaties bij in het ziekenhuis opgenomen vrouwen (resp.450203 en

450225).

De uitnodigingsbrief geldt als voorschrift.

Een screeningsmammografie kan eenmaal per twee kalenderjaren aangerekend

worden.

Een technische recall (waarbij de screeningsmammografie door de tweede

lezer wordt afgekeurd omwille van radiografische kwaliteit en moet hernomen

worden door de mammografische eenheid) is ten laste van de mammografische

eenheid. Hiervoor wordt dus geen terugbetaling door het RIZIV voorzien.

Een screeningsmammografie met eerste lezing wordt pas terugbetaald als ook

een tweede lezing voor deze screeningsmammografie wordt gefactureerd.

Een screeningsmammografie mag niet gecombineerd worden op dezelfde dag met

een echografie van de borst. Een combinatie doet de derdebetalersregeling

voor de vrouw teniet.

4.1.3 Digitale screening

4.1.3.1 Adviseren inzake typetoelating digitale screening

De hierna besproken procedure geeft invulling aan artikel 8, §3 en §4, van

het ministerieel besluit van 28 april 2005 inzake de digitale mammografie

(B 1.6):

1) De firma dient schriftelijk bij het Vlaams agentschap een dossier in voor typetoelating. Hierin wordt het type of de types van

toestel(len) omschreven die voor de typetoelating in aanmerking

komen, samen met de opstelling van het typetoestel en de exacte

plaatsbepaling. Deze toestellen en de bijhorende gegevens mogen

tijdens de loop van de procedure (van aanvraag tot definitieve

beslissing minister) onder geen enkele omstandigheid gewijzigd

worden.

2) Het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid maakt melding van de

ontvangst van de aanvraag bij de firma en bezorgt het dossier aan de

voorzitters van de subwerkgroep fysisch-technische kwaliteitscontrole

(FTKC) en de subwerkgroep radiologie (RX).

Page 33: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-4

3) De subwerkgroep FTKC duidt de gemachtigde deskundigen aan voor het fysisch-technische luik van de typetoelating. De typetesting verloopt

op basis van de door de subwerkgroep FTKC uitgewerkte testen en

volgens de vooraf bepaalde procedure.

4) De subwerkgroep FTKC maakt, op basis van de testen uitgevoerd door de deskundigen, een advies op met een globale quotering.

5) Indien de typetoelating toestellen voor beeldverwerving en –

verwerking omvat en het advies van de subwerkgroep FTKC over deze

toestellen luidt ‘acceptabel’/’voldoende’, dan duidt de subwerkgroep

RX de radiologen aan voor het testen van het radiografische luik van

de typetoelating. Die radiologen evalueren een set van klinische

beelden bij de typetoestellen, die zich in dezelfde opstelling

bevinden als bij de fysisch-technische typetesting.

6) De subwerkgroep RX maakt, op basis van de testen uitgevoerd door de radiologen, een advies op met volgende elementen:

a. beschrijving van de plaats waar de lezing plaatsgrijpt:

voldoende donker - opstelling OK?

b. manipulatie van het toestel: handig? Voldoende snel

opeenvolging van de beelden, ophalen vorige beelden? Frequentie

van aanpassen van de beelden?

c. de beelden zelf worden beoordeeld door: i. een twaalfdelige schaal, waarop 0 of 1 wordt geantwoord;

ii. een vijfpuntenschaal over artefacten en andere fysische

componenten.

� i en ii: zie invulfiche

d. een antwoord op de vraag of globaal het beeld voldoet (van -2 tot +2).

7) Tijdens de procedure worden door de subwerkgroep FTKC en de

subwerkgroep RX geen bevindingen noch suggesties voor verbetering

meegedeeld aan de firma.

8) Het agentschap bereidt het sjabloon voor het betreffende document

voor en bezorgt per mail aan de beide voorzitters het luik dat op hun

expertise van toepassing is. Het agentschap krijgt hiervoor een

elektronische vraag van de voorzitter van de subwerkgroep Fysisch-

technische kwaliteitscontrole, zodat het agentschap het correcte

volgnummer en de correcte naam aan het sjabloon kan toevoegen.

9) Beide luiken worden door de respectievelijke voorzitters ingevuld. De benodigde handtekeningen worden verzameld. Het ingevulde en

ondertekende sjabloon wordt doorgestuurd naar het Agentschap Zorg en

Gezondheid;

10) De twee luiken worden door het agentschap samengevoegd tot een

advies, vervolgens voorgelegd aan en besproken door de werkgroep en

ondertekend door de secretaris van de werkgroep.

11) Na de beslissing van de werkgroep bevolkingsonderzoek naar

borstkanker vervolledigt het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid het

dossier met het advies en maakt een ontwerp van ministerieel besluit

tot typetoelating op. Dit ontwerp wordt ter goedkeuring en

ondertekening voorgelegd aan de minister.

12) Van zodra de beslissing van de minister bekend is, wordt het

ministerieel besluit bezorgd aan de firma en aan de leden van de

Vlaamse werkgroep. Bij negatieve beslissing heeft de firma de

mogelijkheid in beroep te gaan bij de Adviescommissie voor

Voorzieningen in Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (voorheen Vlaamse

Adviesraad voor erkenning van verzorgingsvoorzieningen) of een nieuwe

aanvraag tot typetoelating in te dienen, mits aangetoond wordt welke

verbeteringsmaatregelen getroffen werden.

13) Alle toestellen met een typetoelating (toestellen voor

beeldverwerving en –verwerking en toestellen voor beeldweergave)

worden gepubliceerd met naam en pdf (of word)-versie van het besluit

op de website www.borstkankeropsporing.be onder het luik

‘professionelen’.

Page 34: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-5

Aandachtspunt:

EUREF ontwikkelt een Europees label voor de digitale toestellen, dat voor

98% overeenkomt met het Vlaamse tweetrapssysteem van typetoelating en

acceptatietest. Dit label zal – eens het operationeel is - gevolgen hebben

voor de Vlaamse procedure. Een bespreking hierover vindt plaats binnen een

gezamenlijke groep van fysisch-technici en radiologen. Vermoedelijk zal de

EUREF procedure voor de bedrijven veel duurder zijn dan de huidige Vlaamse

procedure.

4.1.3.2 Updates/upgrades van digitale toestellen met een typetoelating

De invoering van de digitale screening bracht het Vlaamse

bevolkingsonderzoek op relatief onbekend terrein. Een probleem waarmee de

vijf centra voor borstkankeropsporing geconfronteerd worden, is het verlies

aan beeldkwaliteit en informatie vanwege het doorvoeren van een

update/upgrade van het digitaal toestel in de mammografische eenheid.

Hierdoor kan de voorwaarde, dat zowel eerste als tweede lezer over dezelfde

informatie moet beschikken voor de lezing, niet altijd vervuld worden. Dit

probleem kan opgelost worden door vanuit de mammografische eenheid contact

op te nemen met het centrum voor borstkankeropsporing op het ogenblik dat

deze update/upgrade plaatsvindt. Het testen van de aanpassingen op

compatibiliteit tussen de mammografische eenheid en het centrum voor

borstkankeropsporing kan problemen inzake verlies van beeldkwaliteit tijdig

detecteren en oplossen. Zo kan de eerste en de tweede lezing op identieke

wijze blijven verlopen.

Het besluit van 28 april 2005 tot toelating van de digitale mammografie in

het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker houdt geen rekening met de

huidige realiteit van updaten/upgraden van digitale toestellen.

Het advies van de werkgroep is dat geen nieuwe typetoelating moet

aangevraagd worden als het systeem, waarvoor al een typetoelating bestaat,

geen fundamentele wijzigingen met impact op de beeldkwaliteit onderging in

de specificaties. De firma dient dit gegeven te attesteren aan de

deskundigen, gemachtigd voor de uitvoering van de typetoelatingen. Om de

attestatie mogelijk te maken, werd een sjabloon ontworpen en bezorgd aan

alle firma’s. Dit attest wordt voorgelegd door de gemachtigde deskundigen

op de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker en zal, na

goedkeuring door deze werkgroep, gelden als typetoelating. Een afzonderlijk

ministerieel besluit tot typetoelating wordt dus niet opgemaakt. Het

besluit dat de typetoelating regelt van het oorspronkelijke, geüpgrade,

toestel geldt als typetoelating voor de upgrade.

4.1.3.3 Toelating van radiologen tot de digitale screening

De hierna besproken procedure geeft invulling aan artikel 4 en artikel 8

van het ministerieel besluit van 28 april 2005 inzake de digitale

mammografie (B 1.6):

A) Om een aanvraag tot erkenning inzake digitale screening te kunnen

indienen moeten volgende radiologen voldoen aan de richtlijnen betreffende

het proeflezen en de leestest:

1° In mammografische eenheden, erkend voor analoge screening, die een

erkenningsaanvraag indienen voor digitale screening: alle radiologen die

als eerste lezer verbonden zijn aan die mammografische eenheid en die

wensen deel te nemen aan de digitale screening.

2° In screeningscentra, erkend voor analoge screening, die een

erkenningsaanvraag indienen voor digitale screening: alle radiologen die

Page 35: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-6

als tweede lezer verbonden zijn aan dit centrum voor borstkankeropsporing

en die wensen deel te nemen aan de digitale screening.

3° In radiologische diensten van ziekenhuizen, in vennootschappen of bij

zelfstandige radiologen, niet erkend voor analoge screening, die een

erkenningsaanvraag indienen voor digitale screening: alle radiologen,

verbonden aan de betreffende dienst, die als eerste lezer willen deelnemen

aan de digitale screening binnen het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

B) Het proeflezen omvat acht uur opleiding, opgesplitst in vier uur theorie

en vier uur praktische training.

1° De theorie door experten houdt in: - technische achtergrond van digitale mammografie;

- karakteristieken van digitale mammografie en verschillen met

conventionele mammografie;

- gebruik van CAD: voordelen en beperkingen;

- kennis hebben van relevante studies (Denver, Oslo I en II,

ACRIN);

- de wettelijke vereisten.

2° De praktische training houdt in: - specifieke fysisch-technische en positioneringvereisten, met

inbegrip van het herkennen van fouten;

- kwaliteitsborging van het systeem;

- lezen op scherm;

- omgaan met workflow (technologie en werkprocessen);

- omgaan met archivering en het doorsturen van de

screeningsmammografieën;

- een leestest van mammografieën van honderd vrouwen.

C) Om te voldoen aan de vier uur theorie van het proeflezen kan deelgenomen

worden aan congressen of studiedagen, waarvan een lijst beschikbaar is op

de website www.borstkankeropsporing.be. Voor deelname aan congressen en

studiedagen die niet op deze lijst voorkomen, moet voorafgaandelijk

informatie ingewonnen worden bij de subwerkgroep Radiologie van de Vlaamse

werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker of deze congressen en

studiedagen in aanmerking komen voor de vier uur theorie. Deze vraag wordt

gesteld via e-mail aan de voorzitter van de subwerkgroep Radiologie dr.

Andre Van Steen ([email protected]).

D) De vier uur praktische training wordt georganiseerd door de vijf

screeningscentra. Van de georganiseerde praktische training wordt een lijst

beschikbaar gesteld op de website www.borstkankeropsporing.be.

E) De leestest omvat de beoordeling van mammografieën van honderd vrouwen.

Een set van mammografieën van honderd vrouwen wordt door de Vlaamse

werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker samengesteld. Het

screeningsresultaat van die mammografieën is reeds bepaald voor aanvang van

de leestest. De set wordt door alle screeningscentra als leestest gebruikt,

waarbij de volgorde van de mammografieën door elk centrum voor

borstkankeropsporing at random wordt bepaald (om leereffect te vermijden).

De leestest wordt uitgevoerd door alle deelnemers op een of meer types van

digitale toestellen met een typetoelating, opgesteld in het kader van de

praktische training, maar minstens op het digitale toestel dat in de

mammografische eenheid zal gebruikt worden. Tijdens de leestest komt tot

uiting of de kennis, opgedaan tijdens de vier uur theorie, voldoende groot

is om digitale screeningsmammografieën te lezen in de mammografische

eenheid. Dit houdt in dat de vaardigheden betreffende de bediening van het

toestel, het eventuele gebruik van CAD en de beoordeling van digitale

screeningsmammografieën getest en beoordeeld worden. De besluitvorming van

de deelnemende radioloog aangaande de mammografieën van honderd vrouwen

vormt de parameter om die radioloog al dan niet als geslaagd te beoordelen.

Hierbij wordt volgende maatstaf gehanteerd: de deelnemende radioloog wordt

Page 36: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-7

als geslaagd beoordeeld als hij in minstens 80% van alle gevallen tot

hetzelfde besluit (afwijkend of niet afwijkend screeningsresultaat) komt.

Dit percentage wordt vooropgesteld omdat de leestest geen weerspiegeling is

van de dagelijkse praktijk, waar het aantal gevonden tumoren veel lager

ligt dan er in de leestest verscholen zitten.

F) De deelnemende radiologen ontvangen een attest van de inrichter van de

vier uur theorie en van de vier uur praktische training. Het attest

aangaande de vier uur praktische training vermeldt het resultaat van de

leestest en de types van toestellen, waarop de deelnemende radioloog de

leestest heeft verricht. Bij het reeds gevolgd hebben van deze training kan

hiervan, op vraag van het agentschap Zorg en Gezondheid, een attest

voorgelegd worden.

G) In uitvoering van artikel 6, §3, 3°, en artikel 7, §4, 4°, van het

ministerieel besluit tot bepaling van de voorwaarden voor toelating van de

digitale screening in het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker

ondertekent elke radioloog, zoals bedoeld in A), een verklaring waarin hij

aangeeft te voldoen aan de bepalingen van artikel 4.

Procedure:

1° Het agentschap houdt een lijst bij van alle congressen en studiedagen

die voldoen aan de bepalingen van het proeflezen. Om de lijst up-to-date

te houden, geeft de subwerkgroep radiologie de nodige informatie door

aan het agentschap. De lijst is raadpleegbaar op de website

www.borstkankeropsporing.be onder het luik ‘professionelen’.

2° De radioloog volgt acht uur training en krijgt hiervan een attest van de

inrichters van de vorming. Bij het reeds gevolgd hebben van deze

training wordt hiervan een attest voorgelegd (zie onder 5).

3° De radioloog legt de leestest af en ontvangt een attest met onder meer

een globale quotering. Indien de quotering luidt ‘onvoldoende’ volgt de

radioloog opnieuw training over de aspecten waarop onvoldoende werd

gescoord. De radioloog legt opnieuw de leestest af en ontvangt ook

hiervan een attest.

4° De mammografische eenheid en het centrum voor borstkankeropsporing

dienen een aanvraag in voor digitale screening bij het agentschap (zie

voor de procedure: 4.4.1).

5° Het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid legt op basis van het volledige

aanvraagdossier een besluit voor aan de administrateur-generaal tot

erkenning of tot wijziging van erkenning.

6° De beslissing van de administrateur-generaal wordt door het Vlaams

agentschap Zorg en Gezondheid schriftelijk kenbaar gemaakt aan de

aanvrager.

Alle mammografische eenheden en centra voor borstkankeropsporing werden

hiervan op de hoogte gebracht via rondzendbrief. De informatie is ook ter

beschikking op de website www.borstkankeropsporing.be, luik

‘professionelen’.

4.1.3.4 Bijkomende vereiste bij aanvraag digitale screening

Bij de acceptatietest wordt de kwaliteit van de ruwe beelden gecontroleerd

vóór beeldprocessing. De kwaliteit van de klinische beelden op de monitoren

is echter sterk afhankelijk van de beeldprocessing en -weergave software,

wat niet getest wordt in de fysisch-technische acceptatietest. Uit ervaring

blijkt dat deze software soms problemen geeft.

Om te vermijden dat de digitale screeningsmammografieën bij de tweede

lezing afgekeurd worden op basis van de kwaliteit, worden aan de procedure

voor aanvraag van een erkenning voor digitale screening volgende stappen

toegevoegd:

Page 37: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-8

1. De hoofdverantwoordelijke radioloog bezorgt de digitale mammografieën van tien vrouwen aan het centrum voor borstkankeropsporing, waarmee

hij samenwerkt;

2. In het centrum voor borstkankeropsporing worden de tien mammografieën beoordeeld op kwaliteit. Bij een positieve beoordeling bezorgt het

centrum een attest aan de hoofdverantwoordelijke radioloog. Dit

attest kan gevoegd worden bij de aanvraag tot erkenning voor digitale

screening;

3. Bij negatieve beoordeling van de beelden kan de

hoofdverantwoordelijke radioloog een tweede beoordeling vragen bij

één ander centrum voor borstkankeropsporing. De beoordeling van dit

centrum vormt de eindbeoordeling van de mammografieën. Bij een

positieve eindbeoordeling bezorgt het centrum, dat instaat voor de

eindbeoordeling, een attest aan de hoofdverantwoordelijke radioloog.

Bij een negatieve eindbeoordeling zorgt de hoofdverantwoordelijke

radioloog samen met het centrum, waarmee hij samenwerkt, voor een

aanpassing van het digitaal toestel om zo de kwaliteit van de

mammografieën te optimaliseren. Na aanpassing van het toestel moeten

stappen 1 en 2 herhaald worden.

Deze stappen gelden voor de mammografische eenheden die een wijziging van

hun erkenning vragen voor digitale screening. Radiologische diensten die

een (eerste) erkenning aanvragen als mammografische eenheid voor digitale

screening moeten voldoen aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse

Regering van 2 februari 2001 betreffende de erkenning van mammografische

eenheden en regionale screeningscentra voor borstkankeropsporing en van het

ministerieel besluit van 28 april 2005 tot bepaling van de voorwaarden voor

toelating van de digitale mammografie in het Vlaamse bevolkingsonderzoek

inzake borstkanker.

4.1.3.5 Samenwerking tussen mammografische eenheid en centrum voor

borstkankeropsporing rond digitale screening

Met betrekking tot de digitale screening en het doorsturen van de digitale

beelden wordt een addendum bij de samenwerkingsovereenkomst gesloten, dat

er uitziet als volgt:

Art.20. Om de tweede lezing mogelijk te maken wordt het Identificatienummer

Sociale Zekerheid (INSZ) opgenomen in de DICOM header op de locatie: Other

Patient ID ( 0010,1000) en zal steeds als acquisition date (0008,0022) de

datum van de mammografie genomen worden. Dezelfde datum wordt vermeld op

het registratieformulier van de eerste lezing.

Art.21. De digitale screeningsmammografieën worden binnen de 5 werkdagen in

de Dicom standaard doorgegeven aan het centrum via een CD, DVD, harde

schijf of via een veilige internetverbinding. Hierbij volgt de

mammografische eenheid de hardware vereisten en manier van werken zoals

vastgelegd door het centrum.

Indien men in de mammografische eenheid CAD software gebruikt zal deze

informatie meegestuurd worden met de beelden.

Art.22. Indien er vroegere analoge beelden aanwezig zijn, worden deze samen

met de formulieren meegestuurd.

Het aanvraagformulier en het registratieformulier van de eerste lezing

worden op hetzelfde tijdstip doorgegeven aan het centrum en zullen indien

Page 38: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-9

de wettelijke vereisten (elektronische handtekening) het toelaten ook

elektronisch verstuurd worden.

Art.23. De mammografische eenheid is verantwoordelijk voor het bewaren van

de digitale data. Het centrum stuurt de meegestuurde vroegere analoge

screeningsmammografieën terug samen met een kopie van de

resultaatsmededeling naar de mammografische eenheid.

Art.24. Het addendum van deze samenwerkingsovereenkomst loopt tot en met 30

juni 2012 en houdt op van kracht te zijn op de datum van intrekking of

opheffing van de erkenning van een van beide partijen.

Opgemaakt te ………………………………………… in drie exemplaren, op……………………………….

Voor het centrum,

Voor de mammografische eenheid,

(de overeenkomst moet ondertekend worden door de radioloog die de

mammografische eenheid leidt en er de hoofdverantwoordelijkheid draagt)

4.2 Het uitnodigen en verwijzen van de vrouwen

Zowel het voorschrift als de uitnodigingsbrief blijven twee jaar geldig.

De vrouwen die een (eenzijdige) mastectomie of een tumorectomie hebben

ondergaan, kunnen tien jaar na de behandeling opnieuw deelnemen aan het

programma. De filosofie achter de tijdsspanne van tien jaar is de volgende:

na behandeling (mastectomie van één borst en tumorectomie) wordt een

jaarlijkse opvolging voorzien over een periode van tien jaar. Pas na deze

periode wordt de opvolging tweejaarlijks en kan de vrouw in het

screeningsprogramma opgenomen worden. De datum van diagnose wordt

gehanteerd als referentiepunt voor vaststelling van de tijdsspanne van tien

jaar.

4.2.1 Het uitnodigen van vrouwen voor een screeningsmammografie

De uitnodiging vermeldt de plaats en het uur van de afspraak. De vrouw

heeft echter altijd de keuze om zelf een voor haar passende afspraak te

maken. Om de afspraakplaats of -datum te wijzigen, neemt de vrouw via het

gratis telefoonnummer contact op met het centrum voor borstkankeropsporing,

dat haar de uitnodigingsbrief toestuurde.

Alle vrouwen uit de doelgroep waarvan een officiële verblijfplaats gekend

is, worden aangeschreven om deel te nemen. In elk geval is het de bedoeling

zoveel mogelijk vrouwen te bereiken en niemand uit te sluiten.

Voor de vervolgronden wordt volgende afspraak gemaakt:

- na twee jaar nodigt het tweede spoor opnieuw de vrouwen van het

tweede spoor uit;

- het eerste spoor wordt afgewacht. Indien er geen respons komt na twee

jaar en zes maanden, dus 30 maanden na de vorige

screeninsmammografie, wordt eveneens uitgenodigd door het tweede

spoor.

De uitnodiging van 50-jarige vrouwen start in juni van het jaar waarin ze

50 worden. In de praktijk zal het zo zijn dat vrouwen die pas 50 worden na

juni en dus op het moment van de uitnodiging nog 49 jaar zijn toch een

uitnodiging onvangen. De RIZIV-nomenclatuur laat toe dat deze vrouwen

Page 39: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-10

gescreend worden. In de nomenclatuur staat omschreven dat alle vrouwen

vanaf 1 januari van het jaar dat ze 50 worden tot en met 31 december van

het jaar dat ze 69 worden, kunnen gescreend worden en van het

derdebetalerssysteem gebruik maken. In het bevolkingsonderzoek naar

borstkanker zal er echter zorg voor gedragen worden dat deze vrouwen pas

een afspraakdatum krijgen na hun geboortedatum.

4.2.2 Het verwijzen van vrouwen voor een screeningsmammografie (eerste spoor)

Omtrent de verwijsprocedure voor een screeningsmammografie bestaat geen

vaste regel. Bij de opstart van het programma werd, omwille van de slechte

ervaringen met de pilootprojecten, ervoor gekozen om geen

standaardformulier voor doorverwijzing te verplichten. De

doorverwijsprocedure werd bijgevolg zo eenvoudig mogelijk gehouden. Gebruik

van een gewoon voorschriftformulier is mogelijk, mits correcte vermelding

van de gewenste prestatie (bijvoorbeeld: ‘screeningsmammografie’). Bepaalde

Logo’s, mammografische eenheden of centra voor borstkankeropsporing sturen

zelf standaardformulieren op naar de huisartsen/gynaecologen. De Vlaamse

werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker stelde een standaard

aanvraagformulier op (zie B 4.3). Er is afgesproken dat, bij gebruik van

het formulier opgesteld door de werkgroep, de prestatie steeds een

screeningsmammografie betreft, ook al wordt de prestatie anders omschreven

of wordt ze vergezeld van bijvoorbeeld een (aanvraag tot) echografie.

Conclusie: de artsen of gynaecologen kunnen niet verplicht worden het

standaardformulier voor doorverwijzing te gebruiken.

4.2.3 Folder van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker voor spoor 1 en spoor 2

De folder van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker wordt bij de

uitnodigingsbrief gevoegd. Deze folder is echter ook bruikbaar voor de

verwijzing door een arts.

De folder wordt gedrukt en verspreid door het Vlaams agentschap Zorg en

Gezondheid. Volgende procedure wordt hierbij gehanteerd:

- de Logo’s ontvangen vanuit het agentschap een oplage voor gebruik bij

de tentoonstelling en andere sensibilisatie-initiatieven. Twee

maanden voor het eigenlijke gebruik van de folder geeft het Logo door

welke oplage nodig is. Dit aantal wordt vanuit het agentschap bezorgd

op het adres van het Logo.

- aan de vijf centra voor borstkankeropsporing wordt rechtstreeks door

de drukker een oplage bezorgd. Volgende bestelkalender wordt

toegepast:

o op 15 november geven de centra aan het agentschap hun benodigde

hoeveelheid voor de periode 1/1 tot en met 31/3 (van het

volgende jaar) door;

o op 15 februari geven de centra aan het agentschap hun benodigde

hoeveelheid voor de periode 1/4 tot en met 30/6 door;

o op 15 mei geven de centra aan het agentschap hun benodigde

hoeveelheid voor de periode 1/7 tot en met 30/9 door;

o op 15 augustus geven de centra aan het agentschap hun benodigde

hoeveelheid voor de periode 1/10 tot en met 31/12 door.

Drie werkdagen vóór de besteldag verstuurt het agentschap hierover een

herinneringsmail naar de vijf centra.

Page 40: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-11

4.3 Doelgroepaflijning

4.3.1 Vrouwen met borstprothesen

Vrouwen met een borstprothese om esthetische reden behoren tot de doelgroep

van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

In 2005 werd binnen de Vlaamse werkgroep volgende werkwijze afgesproken:

Het centrum voor borstkankeropsporing spreekt af met de eerste lezer

dat bij het nemen van de mammografie bij vrouwen met een

borstprothese ook een Eklund-opname genomen wordt, waardoor de

borstklier zo maximaal mogelijk zichtbaar wordt op de opname.

Indien de tweede lezer besluit dat een te groot deel van de

borstklier niet kan beoordeeld worden, dan wordt een individuele

brief verstuurd naar de gescreende vrouw met de reden hiervan en een

voorstel van verder onderzoek (echografie, eventueel MRI, …). Deze

vrouwen zijn en blijven wel een deel van de doelgroep van het

bevolkingsonderzoek. Op het registratieformulier tweede lezing wordt

dergelijke screeningsmammografie aangeduid als “technisch niet

interpreteerbaar maar geen recall nodig”. In de individuele brief

wordt vermeld dat bij de vrouw in kwestie de screeningsmammografie

geen optimaal screeningsinstrument is en dat zij in de toekomst een

beroep kan doen op een gewone mammografie (niet-

screeningsmammografie). Aan de vrouw wordt wel gemeld dat zij na twee

jaar opnieuw een uitnodigingsbrief zal ontvangen, maar dat zij de

keuze kan maken niet meer aan het bevolkingsonderzoek deel te nemen.

Deze beslissing moet zij wel schriftelijk te kennen geven aan het

centrum voor borstkankeropsporing.

Indien de vrouw, naar aanleiding van de brief, bij een nieuwe

uitnodiging schriftelijk te kennen geeft dat zij niet meer wenst deel

te nemen, wordt dit als volgt geregistreerd in de dataset: veld

‘weigering uitnodiging’ op waarde 1 en veld ‘afmelding’ op waarde 7.

4.3.2 Vrouwen met verhoogd risico

Aan vrouwen met een verhoogd risico wordt niet aangeraden deel te nemen,

maar zij worden ook niet uitgesloten van het bevolkingsonderzoek. In hun

geval is het aan te raden de arts te consulteren over het al dan niet

deelnemen.

In het RIZIV wordt nagedacht over een aanpassing van de nomenclatuur voor

de mammografie. De werkgroep deed in juni aan het RIZIV het voorstel de

nomenclatuurnummers voor de screeningsmammografie (eerste en tweede lezing)

bij de doelgroep vrouwen van 50 tot en met 69 jaar blijvend toe te passen,

onder de bestaande voorwaarden. Daarenboven is de werkgroep van mening dat

het nomenclatuurnummer voor de ‘gewone’ mammografie binnen deze doelgroep

moet voorbehouden blijven voor vooraf vastgelegde en duidelijk omlijnde

indicaties. De werkgroep gaf aan dat het systeem dat met succes toegepast

wordt in het Groothertogdom Luxemburg, als basis kan dienen om deze

werkwijze verder te onderzoeken.

4.3.3 Moeilijk te onderzoeken vrouwen

Mammografische eenheden met een relatief hoog percentage aan mindervalide

patiënten krijgen te maken met een groot aantal moeilijk perfect te

positioneren vrouwen. Door een veelvuldig voorkomen van de kwalificatie

'technisch niet-interpreteerbaar beeld' wordt de technisch-radiologische

kwaliteit van de eenheid onderschat. Vanuit een mammografische eenheid

Page 41: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-12

wordt aangehaald dat het medisch-deontologisch niet opportuun is de

medische reden te vermelden als motivering van een technisch niet-

interpreteerbaar beeld. Voorts maakt deze melding deel uit van het medisch

geheim tussen eerste en tweede lezers. Het is dan ook vanuit medisch-

deontologisch standpunt niet te verantwoorden deze medische reden niet te

vermelden. Tevens wordt geen 100% perfecte positionering geëist van de

eerste lezers. Er is reeds een marge ingebouwd van 15% suboptimale

mammografieën. Binnen het centrum voor borstkankeropsporing van de

Universiteit Antwerpen werd in 2002 reeds een interne nota verspreid om met

dit aandachtspunt rekening te houden. Dit wordt eveneens gevraagd binnen de

andere centra.

4.3.4 Administratieve problemen

In bepaalde gevallen beschikt de vrouw niet over een Identificatienummer

Sociale Zekerheid, terwijl ze toch in Vlaanderen verblijft. Dit maakt de

invoering in Heracles onmogelijk. Toch moet de vrouw een

resultaatsmededeling kunnen ontvangen. Een brief naar het voorbeeld van de

‘Heracles-brief’ dient dan opgemaakt te worden.

4.3.5 Diagnose Mondor

Dit is het dichtslibben van een oppervlakkige ader ter hoogte van de borst

en kan verschillende oorzaken hebben en met en zonder tumor voorkomen. Na

de diagnose kan de vrouw aan het bevolkingsonderzoek deelnemen. Toch is het

belangrijk te benadrukken dat vrouwen met klinische klachten of symptomen

beter niet aan het bevolkingsonderzoek deelnemen.

4.4 Werking van mammografische eenheden

4.4.1 Algemene werking van de mammografische eenheden

De vestigingsplaats van de mammografische eenheid is, omwille van de

geografische inbedding in een bepaald Logo, bepalend voor het centrum voor

borstkankeropsporing waarmee de eenheid moet samenwerken en een

overeenkomst sluiten.

De mogelijkheid om op deze regel een uitzondering te voorzien, is gegeven

in het eerste lid van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering

van 2 februari 2001 (B 1.1) voor mogelijke probleemsituaties in

grensgebieden. In overeenstemming tussen twee centra voor

borstkankeropsporing zouden er uitzonderingen kunnen worden toegestaan. De

aanwijzing van het centrum door het Logo waar de mammografische eenheid

zich bevindt, blijft als uitgangspunt gelden.

Een aantal situaties hebben zich in het bevolkingsonderzoek al voorgedaan.

Met deze realiteit moet rekening gehouden worden. Een oplossing hiervoor is

niet evident.

De situatie, waarin een radioloog van een mammografische eenheid na

eerste lezing (met diagnose: kwaadaardig letsel) vraagt aan de

doorverwijzende arts om het voorschrift te veranderen in een

diagnostische mammografie om het vervolgonderzoek sneller te laten

gaan, komt frequent voor.

De keuze, die sommige radiologen voorzien voor de vrouwen, tussen een

zogenaamde preventieve en een diagnostische screeningsmammografie

(met de mededeling dat het resultaat van een diagnostische screening

sneller zal bekend gemaakt worden).

Page 42: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-13

Gedeconventioneerde radiologen blijken soms tot 10 EUR per

screeningsmammografie aan bijkomend ereloon te vragen. Een brief van het

Nationaal Intermutualistisch College brengt de gedeconventioneerde

radiologen ervan op de hoogte dat zij geen terugbetaling kunnen genieten

als zij 10 EUR extra vragen. Op 27 juni 2002 werd in het BS een Koninklijk

Besluit van 14 mei 2002 gepubliceerd (B 2.1) dat de screeningsmammografie

toevoegt aan artikel 5 van het Koninlijk Besluit van 10 oktober 1986 over

de derdebetalersregeling. Hiermee wordt vastgelegd dat de betaling voor dit

nomenclatuurnummer uitsluitend via derdebetalersregeling moet gebeuren en

er dus geen remgeld mag worden aangerekend (referentie van dit laatste nog

toevoegen).

Screening van vrouwen die geen huisarts of gynaecoloog (willen of kunnen)

opgeven: de wetgeving terzake blijft geldig, wat impliceert dat deze

vrouwen niet gescreend kunnen worden. Het is aan de mammografische eenheden

om aan de vrouw te vragen een huisarts/gynaecoloog op te geven. Weigeren

zij dit dan moet aan de vrouw duidelijk gemaakt worden dat de screening

niet kan doorgaan in het kader van het bevolkingsonderzoek. Enige

overredingskracht kan aangewend worden om de vrouwen toch te laten

deelnemen.

De schriftelijke toestemming van de vrouw, door de ondertekening van het

‘aanvraagformulier screeningsmammografie/tweede lezing’ dient aanwezig te

zijn in elk screeningsdossier.

De eerste lezer maakt steeds gebruik van het aanvraagformulier, ook al

wordt dit niet ingevuld door de verwijzende arts. Deze eerste lezer waakt

er over dat de vrouw het toestemmingsluik van dit formulier ondertekent.

Terugbetaling eerste lezers bij vervanging: wanneer een radioloog verbonden

is aan een mammografische eenheid, krijgt hij een RIZIV-nummer dat eindigt

op 931 (eerste lezer) of 932 (tweede lezer). De ziekenfondsen maken dan

geen onderscheid of de betrokken screeningsmammografie al dan niet in de

mammografische eenheid werd genomen. Dit betekent dat zij geen probleem

maken van het uitbetalen van een screeningsmammografie door een radioloog

in een andere mammografische eenheid dan deze waaraan hij verbonden is.

Deze vaststelling betekent echter niet dat hiermee het probleem van de

vervanging is opgelost. Immers deze zienswijze is niet conform met de

RIZIV-afspraken, waarin is bepaald dat de radioloog moet verbonden zijn aan

de mammografische eenheid waar de screeningsmammografie wordt genomen. Dit

betekent dat bij controles door het RIZIV, de terugbetaling kan

teruggevorderd worden. De Vlaamse overheid, de mammografische eenheden en

de radiologen zijn dus verplicht de RIZIV-afspraken te volgen, ook al is er

geen probleem voor de ziekenfondsen. In afwachting van andere afspraken

blijft het dus nodig om bij een vervanging een wijzigingsbesluit op te

maken dat de betrokken radioloog verbindt aan de mammografische eenheid

waar hij een vervanging doet (zie voor de procedure: 4.1).

4.4.2 Inzetten van mobiele mammografische eenheden

Consensusbetrachting is en blijft in deze primordiaal.

Deze beslistabel is niet van toepassing indien er tussen de partners

(zijnde gemeenten, Logo’s, centra voor borstkankeropsporing en betrokken

mammografische eenheden) een akkoord bestaat. De tabel wordt dus enkel

gebruikt bij conflictsituaties.

Page 43: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-14

(deel)gemeente

zonder ME of ME>5

km (afgelegd per

fiets) of ME>20

min. (afgelegd

met openbaar

vervoer)

1 ME, geen tweede

binnen 5 km

(afgelegd per

fiets) of 20 min.

(afgelegd met

openbaar vervoer)

Meerdere ME

JA, er is vraag

naar een

mammobiel door

gemeentebestuur

en Logo (evt. na

signaal

ondercapaciteit

ten opzichte van

de omgeving of

onderscreening

vanuit CBO) *

Mammobiel +

vermelding ME in

de nabijheid *

Verdeeld over

Mammobiel + ME +

vermelding andere

ME in de

nabijheid *

Verdeeld over ME,

+ vermelding van

andere ME in de

nabijheid *

NEEN, er is geen

vraag naar

mammobiel

Mammobiel +

vermelding ME in

de nabijheid

ME + vermelding

andere ME in de

nabijheid

Verdeeld over ME

+ vermelding van

andere ME in de

nabijheid

Een (deel)gemeente kan aanspraak maken op de mammobiel vanaf 1250 inwoners

(of 160 vrouwen uit de doelgroep), tenzij in uitzonderlijke omstandigheden.

De plaatsing van de mammobiel wordt in de gemeente kenbaar gemaakt (ten

minste: bevolking, gemeente, Logo, huisartsenkringen, ME) vóór deze

geplaatst wordt,.

Voor specifieke sociale groepen die veel minder dan gemiddeld deelnemen aan

het Vlaams borstkankerscreeningsprogramma (vierde wereld, allochtonen,

kansarmen, instellingen voor mentaal of fysiek gehandicapten,

gevangenissen,…) kan het in deze situatie toch aangewezen zijn om een

mammobiel in te zetten.

Legende:

• (deel)gemeente: een entiteit van 1250 inwoners of meer en

identificeerbaar door het gemeentebestuur

• Logo: loco -regionale overlegstructuur

• CBO: centrum voor borstkankeropsporing

• ME: erkende mammografische eenheid

4.5 Formulieren

In de bijlage bij dit draaiboek zijn diverse formulieren opgenomen (B 4.).

Hier worden enkele afspraken vermeld m.b.t. het gebruik ervan.

Om het onderscheid tussen de verschillende formulieren, die tijdens het

screeningsproces ingevuld en verstuurd worden, duidelijk te maken, wordt

hieronder een opsomming gemaakt van de formulieren en hun functie:

- Aanvraagformulier (B 4.3): dit is een gestandaardiseerd formulier

dat door de aanvragende arts kan gebruikt worden voor het aanvragen

van een screeningsmammografie. Dit formulier omvat een luik dat door

Page 44: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-15

de arts dient ingevuld te worden en bevat ook een luik waarin de

vrouw haar handtekening plaatst (formulier beschikbaar op website

www.borstkankeropsporing.be);

- Registratieformulier (B 4.4): dit gestandaardiseerd en voorgedrukt

formulier, dat bestaat voor een eerste, tweede en derde lezing, wordt

gebruikt door elke gemachtigde radioloog om de screeningsmammografie

te beoordelen. Het formulier wordt in tweevoud ingevuld en

ondertekend, door middel van een doordruksysteem. Door de toelating

van de digitale screening zal dit formulier in de nabije toekomst

elektronisch ingevuld worden.

- Uitslagbrief arts (B 4.6 en 4.7): dit is een gesynthetiseerde

resultaatsmededeling, een brief met de eindconclusie na tweede en

eventueel derde lezing. Deze brief wordt door het centrum voor

borstkankeropsporing verstuurd naar de opgegeven arts. Een kopie van

deze brief wordt naar de eerste lezer gestuurd.

- Uitslagbrief vrouw (B 4.6 en 4.7): dit is een gesynthetiseerde

resultaatsmededeling aan de gescreende vrouw.

4.6 Verloop van de lezingen

De eerste lezing gebeurt in de mammografische eenheid, en dit door een

gekwalificeerde eerste lezer.

De mammografieën en het door de eerste lezer ingevulde en ondertekende

gestandaardiseerde registratieformulier eerste lezing, worden aan het

verantwoordelijk centrum voor borstkankeropsporing bezorgd voor tweede

lezing.

In het centrum voor borstkankeropsporing worden de screeningsmammografieën

geïnterpreteerd door een tweede lezer, met de nodige minimumvereisten van

tweede lezer, en zonder inzage van de resultaten van de eerste lezing.

Volgende besluiten zijn mogelijk :

- besluit 0: geen protocol mogelijk: nieuwe opnamen zijn nodig wegens

technische onvolkomenheden;

- besluit 1: geen afwijkingen;

- besluit 2: goedaardige afwijkingen;

- besluit 3: waarschijnlijk goedaardig;

- besluit 4: waarschijnlijk kwaadaardig;

- besluit 5: kwaadaardig;

- besluit 6: mastectomie.

Bij besluit 0 door de tweede lezer volgt een technische derde lezing

(niet te verwarren met een ‘echte’ derde lezing). Bevestigt deze lezing

de beoordeling van de tweede lezer dan wordt de vrouw gecontacteerd om

een nieuwe afspraak te maken voor de noodzakelijke vervanging van de

afgekeurde foto’s (technische heroproep).

Bij concordantie van besluit 1 of 2 tussen beide lezers (beide lezers

geven het besluit 1 of 2, d.w.z. screeningsresultaat niet afwijkend):

het registratieformulier van de eerste lezer wordt eveneens ondertekend

door de tweede lezer en nadien opgestuurd naar hetzij de verwijzende,

hetzij de opgegeven arts(en). Er gaat steeds een resultaatsmededeling

naar de huisarts, tenzij de vrouw weigert.

Een standaardbrief wordt opgestuurd naar de vrouw. De foto’s worden

teruggestuurd naar de mammografische eenheid die ze bewaart. Slechts de

mammografieën van twee ronden moeten bewaard worden. Eventueel

overgebleven mammografieën kunnen aan het centrum voor

borstkankeropsporing bezorgd worden, die ze kan gebruiken bij zogenaamde

“teaching files”.

Page 45: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-16

Bij concordantie van besluit 3, 4 of 5 tussen beide lezers (beide lezers

geven het besluit 3, 4 of 5, d.w.z. screeningsresultaat afwijkend): er

worden kopieën gemaakt door de eerste lezer (eventueel kan deze taak van

de eerste lezer door het centrum voor borstkankeropsporing verricht

worden). De radioloog stuurt deze kopieën, samen met de originele

mammografieën en het registratieformulier, naar het centrum voor

borstkankeropsporing. Deze kopieën worden samen met het door de eerste

en tweede lezer (elektronisch) ondertekend registratieformulier

verstuurd naar de (huis)arts. De originele mammografieën blijven in het

centrum voor borstkankeropsporing.

De vrouw krijgt nadien een standaardbrief dat zij contact moet opnemen

met de verwijzende of opgegeven (huis)arts.

Bij discordantie tussen eerste en tweede lezer (de ene lezer geeft een

besluit 1 of 2 (niet afwijkend screeningsresultaat) terwijl de andere

lezer een besluit 3, 4 of 5 geeft (afwijkend screeningsresultaat): op

een vastgesteld tijdstip worden de mammografieën van de eerste en tweede

lezer samen herbekeken om een consensus te bereiken. Indien er geen

consensus bereikt wordt, duidt men een derde lezer aan (eventueel van

een ander centrum voor borstkankeropsporing). De derde lezing is dus een

derde beoordeling door een radioloog verbonden aan hun centrum, die niet

de tweede lezing deed, of door een consensus-lezing tussen de eerste en

de tweede lezer. Het oordeel van de derde lezing is bepalend voor de

beslissing of het al dan niet om een afwijkend screeningsresultaat gaat.

Dan volgt, naargelang het resultaat, de hierboven beschreven procedure.

De globale procedure neemt niet meer dan twee werkweken in beslag.

Aan de Orde van Geneesheren werd door een centrum voor borstkankeropsporing

advies gevraagd over de te volgen screeningsprocedure bij afwijkend

screeningsresultaat na eerste lezing. De Orde adviseert het volgende:

De Nederlandstalige tekst maakt melding van de zin “Bij een

pathologische of verdachte eerste lezing dient de radioloog dit

onderzoek te scheiden van de stapel screeningsonderzoeken en het

centrum van tweede lezing te verzoeken deze bevindingen bij voorrang

te verwerken.” De Franstalige tekst formuleert het evenwel als “Dans

le cas d’une première lecture pathologique ou suspecte, il convient

que le radiologue isole cet examen de la série des examens du

dépistage et qu’il demande au centre de deuxième lecture de traiter

ces constatations par priorité”. In de Nederlandstalige tekst wordt

een meer dwingende bewoording gebruikt (dient) dan in de Franstalige

tekst (il convient = het is gepast).

De werkgroep kwam tot de consensus dat de procedure, zoals voorgesteld door

de Orde, als volgt kan toegepast worden: wanneer een achterstand dreigt in

de tweede lezingen, bezorgt het centrum voor borstkankeropsporing een brief

aan de mammografische eenheden, waarmee het samenwerkt, met de vraag in dit

geval “dringend” te vermelden op het kaftje van dossiers van

screeningsmammografieën met besluit 4 of besluit 5.

Het dossier wordt prior doorgestuurd naar het centrum voor

borstkankeropsporing. Daar wordt het geregistreerd en met voorrang

behandeld. Dit houdt niet in dat het dossier wordt gelabeld als zijnde

dringend, maar het wordt wel uit de chronologie van dossiers gehaald en zo

snel mogelijk doorgestuurd voor tweede lezing. Op die manier wordt ingegaan

op het dringende karakter van de screeningsmammografie, maar blijft de

vereiste van een ‘blinde’ tweede lezing gegarandeerd. De tweede lezer leest

immers altijd zonder kennis van het besluit van de eerste lezer.

Vergelijking van vroegere screeningsmammografieën bij digitale

screeningsmammografie: overschakeling van analoge naar digitale screening

Page 46: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-17

leidt ertoe dat een vrouw zowel (vroegere) analoge

(screenings)mammografieën als digitale screeningsmammografieën heeft. De

vergelijking van beide bij de lezingen vergt zowel een negatoscoop als een

leesstation. Dit vertraagt de lezingen, o.a. omdat lezen op beeldscherm

niet gelijktijdig kan met lezen op negatoscoop. Inscannen van de analoge

beelden is niet evident, voornamelijk omwille van kwaliteitsverlies.

Standpunt binnen de werkgroep is om screeningsmammografieën van eenzelfde

oorsprong (beide analoog, beide digitaal) altijd te vergelijken. Bij

screeningsmammografieën van verschillende oorsprong wordt getracht zoveel

mogelijk vergelijking in te bouwen, in functie van de noden.

4.7 Resultaatsmededeling en bewaring van de screeningsmammografieën

Bij een niet-afwijkend screeningsresultaat is de bespreking van het

resultaat met de huisarts overbodig. Tevens bestaat de kans dat door een

bespreking toch bijkomende en onnodige onderzoeken worden voorgesteld of

uitgevoerd.

De uitslagbrief voor de opgegeven arts wordt door het centrum voor

borstkankeropsporing opgestuurd naar de opgegeven arts en steeds naar de

huisarts (tenzij de vrouw dit weigert). De screeningsmammografieën worden

teruggestuurd naar de mammografische eenheid die ze bewaart, (eventueel)

samen met een kopie van de uitslagbrief aan de arts en de doordruk van de

registratieformulieren van eerste en tweede lezing. Bij een afwijkend

screeningsresultaat stuurt het centrum voor borstkankeropsporing zeven

dagen na het versturen van de uitslagbrief naar de opgegeven arts en het

versturen van de screeningsmammografieën, een kopie van de uitslagbrief en

de doordruk van de registratieformulieren naar de eerste lezer, een

uitslagbrief naar de gescreende vrouw.

Huiver in verband met de identificatie van de eerste, tweede en derde

lezers heeft voornamelijk te maken met medico-legale aspecten. In Nederland

is elke lezer bekend (via handtekening), waardoor zij de

verantwoordelijkheid dragen voor de screening. In Vlaanderen wordt op dit

ogenblik door alle centra voor borstkankeropsporing het

registratieformulier ondertekend door de tweede lezers. De eerste lezer kan

steeds in contact treden met de tweede lezer. Om tot een afspraak te komen

in het Vlaamse bevolkingsonderzoek werd in april 2006 juridisch advies

gevraagd rond de aansprakelijkheid van de verschillende actoren bij fouten

of nalatigheden in het kader van het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar

borstkanker. Hieronder volgt een letterlijke weergave:

Aansprakelijkheid van de verscheidene actoren:

De lezers-radiologen:

De eerste lezing gebeurt in een erkende mammografische eenheid door

een gekwalificeerde eerste lezer.

De mammografieën en de bevindingen van de eerste lezer worden

overgemaakt aan het bevoegde centrum voor borstkankeropsporing. Hier

worden de mammografieën door een tweede lezer geïnterpreteerd, zonder

inzage van de resultaten van de eerste lezer.

Bij discrepantie tussen de bevindingen van de eerste lezer en de

bevindingen van de tweede lezer en indien geen consensus kan worden

bereikt, worden de mammografieën bijkomend geïnterpreteerd door een

derde radioloog.

In de rechtspraak wordt het nemen van een radiografie d.i. het

fotograferen d.m.v. röntgenstralen als een louter technische

handeling beschouwd, die als zodanig niet behoort tot de uitoefening

van de geneeskunde.

Page 47: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-18

Maar, een radiografie die wordt gemaakt met de bedoeling een

onderzoek mogelijk te maken en op basis daarvan een diagnose te

stellen, is omwille van deze doelgebondenheid een medische handeling.

De interpretatie van een radiografie vereist gespecialiseerde

medische kennis en moet beschouwd worden als een handeling die

behoort tot de uitoefening van de geneeskunst.

Ook de Nationale raad van de Orde der Geneesheren beschouwt het

uitvoeren van een radiografie als een medische handeling. Indien de

uitvoering wordt toevertrouwd aan technici, dan moet dit gebeuren

onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van een arts.1

Elk van deze radiologen is verantwoordelijk voor zijn of haar

conclusies. Deze verantwoordelijkheid kadert in de algemene

zorgvuldigheidsplicht bij de uitoefening van zijn beroep.

De verantwoordelijke van het centrum voor

borstkankeropsporing:

In het draaiboek wordt bepaald dat de naam van de verantwoordelijke

op de brieven wordt vermeld, maar het plaatsen van een handtekening

is niet nodig.

Centra voor borstkankeropsporing staan in voor de

resultaatsmededeling na een tweede en eventueel derde lezing. Het is

dan ook evident dat de naam van de verantwoordelijke van het centrum,

als vertegenwoordiger van de rechtspersoon, op de briefwisseling

wordt vermeld.

Deze persoon heeft geen persoonlijke aansprakelijkheid m.b.t. de aard

en inhoud van het resultaat. Hij staat in voor de mededeling, los van

de inhoud. Het zijn de lezers-radiologen, die elk wat hen betreft,

verantwoordelijk zijn voor hun bevindingen.

Immers, in zijn functie als verantwoordelijke van het centrum, gaat

hij niet over tot een beoordeling van de radiografieën. Dit blijkt

ook duidelijk uit de formulering van de brieven.

Opmerking:

Het is onmogelijk dieper in te gaan op de aansprakelijkheid van de

verschillende actoren die betrokken zijn in het bevolkingsonderzoek

naar borstkanker. Er zal steeds moeten nagegaan worden of er

fouten/nalatigheden zijn gebeurd, in hoofde van wie, welke de

concrete omstandigheden zijn, heeft men gehandeld zoals van een

normaal voorzienige persoon in dezelfde omstandigheden mag verwacht

worden, …. Dergelijke beoordeling blijft nog steeds een

feitenkwestie, waarover de rechter moet oordelen.

Formuleringen in het draaiboek en de modelbrieven:

De in het draaiboek gehanteerde afspraken omtrent de briefwisseling

zijn mogelijk, gelet op wat hierboven werd uiteengezet i.v.m. de

aansprakelijkheid.

Wat betreft de informatie naar de patiënt, bevat de brief voldoende

contactgegevens indien adres en telefoonnummer van het betreffende

centrum voor borstkankeropsporing worden vermeld.

In het geval het onderzoek een afwijking vaststelt, wordt de patiënt

aangeraden contact op te nemen met de huisarts, dit reeds een verslag

van het onderzoek heeft ontvangen.

1 NYS, H., Geneeskunde. Recht en medisch handelen, Kluwer, Mechelen, 2005, 27.

Page 48: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-19

Het is bijgevolg niet nodig contactgegevens van lezers-radiologen te

vermelden op de briefwisseling.

Naar aanleiding van het juridisch advies wordt binnen de werkgroep de

volgende afspraak gemaakt:

- de brieven naar de vrouwen hoeven niet ondertekend te worden door

een radioloog die de lezing heeft verricht;

- het protocol naar de huisarts wordt ondertekend door een arts van

het centrum voor borstkankeropsporing;

- de eerste lezer heeft kennis van de identiteit van de tweede lezer,

wat bespreking van een bepaalde casus vergemakkelijkt.

De brieven aan de vrouw, arts of mammografische eenheid dragen in de

toekomst de naam van een persoon die verantwoordelijkheid draagt in het

centrum voor borstkankeropsporing. Het plaatsen van een handtekening is

niet verplicht. De persoon, van wie de naam op de brieven staat, is

aansprakelijk voor het brengen van de boodschap van de screening, niet voor

de besluitvorming van eerste en tweede lezing. In de brieven wordt volgende

zin opgenomen om duidelijk te maken dat de besluitvorming afkomstig is van

anderen, dan diegenen die de brieven in naam versturen: “Op basis van de

beoordeling van de radiologen zijn geen afwijkingen gevonden die wijzen op

borstkanker” en “De beoordeling van de radiologen wijst uit dat verder

onderzoek noodzakelijk is omdat een afwijking werd vastgesteld”.

De bewaring van de mammografieën: de afspraken hieromtrent zijn vastgelegd

in de samenwerkingsovereenkomst tussen mammografische eenheid en centrum

voor borstkankeropsporing. De bewaring van de mammografieën berust bij de

mammografische eenheid. In de regio van het LUCK wordt een facultatief lid

ingebouwd in de samenwerkingsovereenkomst:

“Bij een afwijkend screeningsresultaat worden de foto’s rechtstreeks

bezorgd aan de opgegeven arts. Dit om de vrijheid van keuze van de vrouw

voor de opgegeven arts te garanderen, en om mogelijks de behandeling

sneller te kunnen inzetten.”

De screeningsmammografieën van de laatste twee screeningsronden worden

bewaard, ook als het interval tussen beide meer dan twee jaar bedraagt. De

screeningsmammografieën worden bijgehouden tot twee jaar na de laatste

(mogelijke) screening.

In 2006 kwam de vraag naar de wettelijke basis voor de bewaring van de

screeningsmammografieën. Onderstaand antwoord werd toen verstuurd:

Het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar borstkanker volgt niet de weg

die een diagnostisch onderzoek volgt omdat het uitgangspunt

verschillend is. Bij dit bevolkingsonderzoek wordt vertrokken van een

doelgroep van gezonde 50-69 jarige vrouwen, met het oog op het

vroegtijdig ontdekken van borstkanker. Een bevolkingsonderzoek valt

volledig buiten het reguliere diagnostische circuit en steunt

bijgevolg op eigen regelgeving. Deze regelgeving werd door de Vlaamse

Regering goedgekeurd en ondertekend. Men kan er dus met zekerheid

vanuit gaan dat de regeringsleden akkoord gaan met de wijze waarop

dit bevolkingsonderzoek wordt uitgevoerd. Ook werd tussen de Vlaamse

overheid en de federale overheid een protocolakkoord afgesloten en

werd de RIZIV-nomenclatuur aangepast. Al deze handelingen

veronderstellen een akkoord van de betrokken partijen met de

voorgestelde wijze van uitvoering van het bevolkingsonderzoek.

Bij aanvang van het bevolkingsonderzoek werd ook het verloop van het

screeningsproces uitgetekend. Hieraan werd een

samenwerkingsovereenkomst verbonden, die afgesloten wordt tussen de

mammografische eenheid en het centrum voor borstkankeropsporing. Bij

Page 49: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-20

ondertekening hiervan gaat de mammografische eenheid ermee akkoord

dat zij de screeningsmammografieën bewaart voor de volgende

screeningsronde van de vrouw. Bij een afwijkend screeningsresultaat

wordt de opvolgende arts ervan op de hoogte gebracht waar de

screeningsmammografieën zich bevinden, zodat ze daar kunnen

opgevraagd worden. Al deze maatregelen moeten ertoe leiden dat de

mammografische eenheid bij de volgende deelname van de vrouw kan

beschikken over de screeningsmammografieën van de vorige ronde ter

vergelijking, wat de lezing en de kwaliteit van het

bevolkingsonderzoek enkel ten goede kan komen.

In de strikte zin blijft de vrouw eigenaar van de foto's zoals in de

wet bepaald. Dit betekent echter niet dat de foto's te allen tijde

door haar moeten bewaard worden. Door deelname aan het

bevolkingsonderzoek geeft zij impliciet delegatie aan de

mammografische eenheid om de foto's voor haar te bewaren. Door

ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst gaat ook de eenheid

ermee akkoord de verantwoordelijkheid van bewaring op zich te nemen.

4.8 Evaluatie mammografische eenheid

Continu gebeurt een kwaliteitsborging door de centra voor

borstkankeropsporing, zowel fysisch-technisch als radiografisch.

4.8.1 Fysisch-technische kwaliteit De deskundigen fysisch-technische kwaliteitscontrole en de centra namen

onderstaande procedure op in het webgebaseerde informaticasysteem Heracles om de

mammografische eenheden te testen op hun fysisch-technische kwaliteit.

1) De bepalingen van het BVR 02/02/2001, artikel 9 tot en met 12 moeten nageleefd worden.

2) Bijkomende bepaling (die wellicht meer accuraat is dan bepalingen in BVR): de fysisch-technische deskundigen maken elke maand een rapport

op per mammografische eenheid met een overzicht van de resultaten van

de dagelijkse en wekelijkse kwaliteitscontroles van de voorbije

maand. ‘Dagelijkse’ kwaliteitscontrole dient hier begrepen te worden

als ‘elke dag dat het toestel gebruikt wordt’. Het rapport omvat een

grafische weergave van de resultaten van de kwaliteitscontroles

(fantoomopname en sensitometrie), met aanduiding van de toleranties,

en met de datum waarop de controles plaatsvonden. Ook bevat het

rapport een algemeen besluit over de frequentie van de

kwaliteitscontroles en de interpretatie van de kwaliteit vóór en na

eventuele verbetering na een vastgestelde tekortkoming. Een lijst van

de contacten met de mammografische eenheid wordt eveneens bij het

rapport gevoegd. De fysisch-technische deskundigen bezorgen het

rapport vóór de vijftiende van de maand volgend op de maand waarop

het rapport betrekking heeft aan de betreffende mammografische

eenheid en aan het centrum voor borstkankeropsporing waarmee de

eenheid samenwerkt.

3) De fysisch-technische deskundigen nemen contact op met de

mammografische eenheid als zich twee opeenvolgende dagen een

afwijking van de normen voordoet bij de resultaten van fantoomopname

en sensitometrie. Tijdens dit contact maken de fysisch-technische

deskundigen de tekortkoming kenbaar en doen suggesties voor

verbetering..

Indien uit het maandelijkse rapport aan het centrum voor

borstkankeropsporing blijkt dat de kwaliteitscontrole niet gebeurt met de

vereiste frequentie of de mammografische eenheid geen gevolg geeft aan de

suggesties voor verbetering, geeft het centrum schriftelijk aan de

Page 50: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-21

mammografische eenheid te kennen dat zij een maand de tijd heeft zich in

orde te stellen met de dagelijkse en wekelijkse fysisch-technische

kwaliteitscontrole. De mammografische eenheid dient binnen de twee

werkweken te reageren op dit schrijven van het centrum. Als de

mammografische eenheid binnen deze termijn telefonisch of schriftelijk te

kennen geeft de nodige kwaliteitsverbetering te zullen aanbrengen, wacht

het centrum de twee volgende maandelijkse rapporten af. Indien hieruit

blijkt dat de mammografische eenheid nog steeds niet voldoet aan de

vereiste kwaliteit, waarschuwt het centrum het Vlaams agentschap Zorg en

Gezondheid per brief of per mail. Dit laatste gebeurt ook wanneer de

mammografische eenheid niet binnen de termijn van twee werkweken gereageerd

heeft op het schrijven. Het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid vraagt de

mammografische eenheid schriftelijk zich te conformeren met de regelgeving

(cc naar centrum), cfr. artikel 29 BVR 02/02/2001. Bij niet conformeren na

zes maanden geeft de minister haar voornemen tot intrekking van de

erkenning te kennen aan de mammografische eenheid, cfr. artikel 30 BVR

02/02/2001. De eenheid heeft de mogelijkheid in beroep te gaan bij de VAR.

4.8.2 Radiografische kwaliteit

De centra voor borstkankeropsporing hanteren volgend evaluatiedocument voor

de evaluatie van de radiografische kwaliteit van de mammografische eenheden

en eerste lezers. De definities van de gebruikte begrippen zijn terug te

vinden in hoofdstuk 7 van het draaiboek.

Page 51: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-1

Evaluatie mammografische eenheden door screeningscentra: radiografische kwaliteit2

Continue evaluatie van: evaluatieniveau definitie

Bepalingen artikel 15, §4 van besluit Vlaamse

Regering 02/02/2001

mammografische

eenheid

De mammografische eenheid moet steeds de nodige

maatregelen treffen om eventuele afwijkingen ten

opzichte van de medisch-radiologische

kwaliteitsnormen te corrigeren.

Tenzij anders vermeld, wordt de evaluatieperiode

telkens gebaseerd op de datum mammografie.

De resultaten van (hernomen) TNI (technisch niet

interpreteerbare) foto’s worden niet meegeteld

in de berekening van goede kwaliteitsproportie,

wel bij andere parameters.

Regelmatig overleg tussen de 2d lezers is vereist

om deze beoordeling uniform toe te passen.

Radiografische kwaliteitscontrole en

kwaliteitscontrole andere aspecten

mammografische

eenheid

2 Wordt later geïntegreerd met de afspraken met betrekking tot de fysisch-technische kwaliteit.

Page 52: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-2

Evaluatie mammografische eenheden door centra voor borstkankeropsporing: radiografische kwaliteit

Zesmaandelijks profiel van3: evaluatieniveau norm definitie

Technische heroproepproportie

(rubriek IX op het

registratieformulier 2de lezer)

mammografische

eenheid

‘technisch niet

interpreteerbaar

(recall)’ in maximaal 3%

van de mammografieën

(aanvaardbaar) en in

maximaal 1% van de

mammografieën

(wenselijk)

Het percentage vrouwen dat om technische

redenen terug opgeroepen wordt om de

screeningsmammografie te herhalen

(Engels: technische recall rate)

Radiografische goede

kwaliteitsproportie (technisch-

fysisch en positionering samen,

zie rubriek VIII op het

registratieformulier van de 2de

lezer) (PS-M08)

mammografische

eenheid

‘goed’ in minstens 85%

van de mammografieën

Het percentage vrouwen met een voor

tweede lezing aangeboden

screeningsmammografie van goede

radiografische kwaliteit.

De foto’s met als besluit “niet goed maar

geen recall aangewezen” worden voor de

goede kwaliteitsproportie meegerekend als

“slechte” foto’s. Er wordt ook vermeld

hoeveel percent deze foto’s innemen

binnen de volledige groep van foto's.

Oproep voor opvolgingproportie

(PS-A05)

mammografische

eenheid

eerste ronde: wenselijk:

<5%; aanvaardbaar: <7%;

vervolgronde: wenselijk:

<3%; aanvaardbaar: <5%

Percentage van de gescreende vrouwen dat

door de eerste lezer opgeroepen wordt

voor een opvolgingsonderzoek. Engels:

Recall rate for further assessment

(RRFA).

3 Tussen haakjes in de kolommen staan de nummers van de indicatoren uit het draaiboek.

Page 53: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-3

Aanlevertijd dossier ME-RSC mammografische

eenheid

Norm: 90% ≤7

kalenderdagen4

Het aantal kalenderdagen tussen de datum

mammografie en de datum aankomst in het

RSC, weergegeven zoals in de sjabloon.

Informed consent5

mammografische

eenheid

geen norm, zo hoog

mogelijk

Het aantal dossiers waarbij de

handtekening aanwezig is, wordt genomen

als het minimale aantal correct

geïnformeerde vrouwen.

Geen exacte parameter maar indicator voor

informed consent.

Aanwezigheid vroegere

screeningsmammografieën bij

vervolgscreening in dezelfde ME

mammografische

eenheid

Norm: 97%

Aanvaardbaar: 90%

Indien het een vrouw betreft die al heeft

deelgenomen aan het bevolkingsonderzoek,

dient het dossier bij aankomst op het

centrum voor borstkankeropsporing de

vroegere opnames te bevatten. Dit is

alleen geldig indien de vorige

screeningsmammografie ook uit de

geëvalueerde ME afkomstig is.

4 samenwerkingsovereenkomst in artikel 7: Het dossier moet binnen een termijn van vijf werkdagen doorgestuurd worden voor tweede lezing. 5 Het gaat om een benadering, op het aanvraag formulier staat onder de rubriek van de handtekening “in de ME werd mij uitgelegd dat screeningsmammografie niet alle bestaande afwijkingen kan opsporen. Een afwijkend resultaat betekent nog niet dat het om

kanker gaat…”. Er wordt daarom aangenomen dat het aantal ontbrekende handtekeningen de best mogelijke benadering is voor het

maximale aantal ontbrekende “informed consent”

Page 54: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-4

Concordantie eerste-derde lezer:

Aantal 1° lezingen waarvan

resultaat 1° lezing gelijk is aan

dat van de 3° lezing maal 100,

gedeeld door aantal 3° lezingen

mammografische

eenheid

geen Verhouding onder de vorm van een breuk6.

Noemer: het aantal derde lezingen waarvan

het besluit van eerste lezing en tweede

lezing niet gelijk is.

Teller: het aantal dossiers uit de noemer

waarvan het besluit van de eerste lezing

gelijk is aan het besluit van derde

lezing.

6 Opmerking: weergeven van dit criterium als een breuk en niet als getal of percentage. Het weergeven van de absolute aantallen

is immers belangrijk om een juiste interpretatie te maken (cfr. kleine aantallen).

Page 55: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-5

Evaluatie mammografische eenheden door centra voor borstkankeropsporing: radiografische kwaliteit

Jaarlijks profiel (in

september van jaar x-1)

en evaluatie over de

jaren heen van:7

evaluatieniveau norm Definitie

Positief Predictieve

Waarde8 van eerste

lezers

mammografische

eenheid

geen norm, zo

hoog mogelijk

De benadering van de PPV wordt weergegeven door middel van een

minimale en maximale PPV . Vermits niet alle gegevens gekend zijn

zal de PPV = TP / TP + FP zich tussen deze 2 waarden situeren. Hoe

minder gegevens ontbreken hoe kleiner het verschil tussen de 2

waarden zal zijn.

De twee uitersten worden berekend met dezelfde teller en een

verschillende noemer:

Noemer:

Bij de minimale PPV: Alle dossiers waarvan het besluit eerste lezer

“afwijkend” is. Hier wordt geen rekening gehouden met het feit dat

het screeningbesluit na alle lezingen al of niet afwijkend is en met

het feit dat niet alle FU gekend is. Daardoor is deze berekening

lager dan de PPV.

Bij maximale PPV: de noemer van de minimale PPV wordt verminderd

zowel met de dossiers waarvan geen FU werd aangevraagd omdat het

eindbesluit niet afwijkend was als met de dossiers waarvan geen

eindresultaat van een gevraagde FU gekend is.

Teller: uit de protocols van de noemer het aantal dossiers met in

het dataset veld 47 (FU resultaat) de waarde 3 (=in situ) of

4(=invasief carcinoom) of 5 (= andere tumoren). Met follow up

resultaat wordt bedoeld, gerangschikt volgens belang: 1) de uitslag

van de biopsie; 2) het besluit van het opvolgingsonderzoek indien er

geen uitslag is van een biopsie.

(later: analogie voor evaluatie tweede lezers)

7 Tussen haakjes in de kolommen staan de nummers van de indicatoren uit het draaiboek. 8

Page 56: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-6

Gemiste kankers eerste

lezer ten opzichte van

eindresultaat FU-

onderzoeken9

mammografische

eenheid

geen norm, zo

laag mogelijk

De verhouding tussen het totaal aantal screeninggedetecteerde

kankers en het totaal aantal vrouwen met een volgens de eerste lezer

niet-afwijkende screeningsmammografie waarbij dus toch een

screeningsgedetecteerde kanker gevonden werd.10

Noemer: Alle FU protocollen waarvan het besluit “kanker” is. Dit

wordt weerspiegeld door in de dataset veld 47 (FU resultaat) de

waarde 3 (=in situ) of 4(=invasief carcinoom) te nemen.

Teller: Uit de protocols van de noemer het aantal cases met besluit

eerste lezer “geen verder onderzoek nodig”.

Eventueel weer te geven als: FN/TP+FN

(later: analogie voor evaluatie tweede lezers)

Compliance Technische

heroproep(PS-M14) mammografische

eenheid

Norm:

Alle niet

hernomen TNI

zullen worden

verantwoord door

de ME die

instaat voor de

uitnodiging

Het aantal screeningsmammografieën dat daadwerkelijk is hernomen

nadat de tweede lezer de initiële screeningsmammografieën om

technische redenen afkeurde, t.o.v. alle screeningsmammografieën die

volgens de tweede lezer om technische redenen moesten worden

hernomen.

Weer te geven als breuk om absolute getallen te benadrukken waarbij

ook het totale aantal genomen screeningsmammografieën duidelijk

wordt vermeld.

De registratie van onmiddellijk hernomen foto’s (ten tijde van het

maken van de betreffende screeningsmammografie) wordt niet verwerkt.

Gegevens

klachtenregistratie

mammografische

eenheid

geen norm, zo

laag mogelijk

naleven afsprakensysteem, financieel, bijkomende onderzoeken,

ontvangst, ….

9 Bij de beoordeling van de parameter “Gemiste kankers eerste lezer ten opzichte van eindresultaat FU-onderzoeken” moet men rekening houden met het feit dat er twee soorten “missings” van FU-resultaat zullen voorkomen. Enerzijds de gevallen waarin er

FU-onderzoek is gebeurd, maar waarbij door het RSC (nog) geen resultaat werd ontvangen en anderzijds de gevallen waarbij er geen

FU is aangevraagd omdat het besluit van de screening, in tegenstelling tot dit van de eerste lezer, “niet afwijkend” is, dit kan

onterecht zijn geweest. 10 In de berekening wordt geen rekening gehouden met intervalkankers. Omdat sommige intervalkankers echter ook als gemiste kankers kunnen worden beschouwd, gaat het hier niet echt om een sensitiviteit van de eerste lezer.

Page 57: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-7

Procedure voor de evaluatie van de mammografische eenheden door de centra voor borstkankeropsporing (CBO)

op vlak van radiografische kwaliteit

Het CBO maakt de profielen en de schriftelijke rapportering op over de mammografische eenheden waarmee ze een

samenwerkingsovereenkomst heeft. De rapportering bij het profiel omvat: 1) een vergelijking van de mammografische eenheid met

de andere mammografische eenheden uit de regio11 van het CBO; 2) een vergelijking met de normen zoals bepaald in de Europese

aanbevelingen of aangenomen in de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker; 3) op vraag van een mammografische

eenheid kan het resultaat van een mammografische eenheid ook worden opgesplitst naar eerste lezers, hierbij moet aandacht

worden besteed aan de soms zeer kleine absolute aantallen.

De vorm van het rapport bestaat uit twee delen. Allereerst een voor alle CBO uniform deel waarin alle punten worden besproken

van zowel de halfjaarlijkse als de jaarlijkse rapporten. Hiernaast zal elk CBO de komende twee evaluatie ronden aan de andere

CBO voorleggen wat zij wensen toe te voegen als “facultatief deel”. Dit deel bevat o.m. grafieken en meer uitgebreide

informatie dan in het uniforme deel wordt besproken. Doel is om ook dit deel zo uniform mogelijk te maken zodat een deel

hiervan kan worden opgenomen in het uniforme deel. Voor het uniforme deel heeft het Consortium een sjabloon opgesteld dat door

elk CBO zal worden gebruikt.

Het rapport is vergezeld van een begeleidende brief, waarin het CBO de mammografische eenheid onder meer wijst op het niet

behalen van bepaalde normen. Daarnaast kunnen ook, indien van toepassing, evoluties naar de norm positief ondersteund worden.

Naast het sjabloon voor het uniforme deel is er ook een formulier voorzien waarop de gebruikte formules worden besproken om met

behulp van de dataset de parameters te berekenen.

De parameters uit de halfjaarlijkse rapporten worden twee maal per jaar over zes maanden berekend (periode 1/1/x tot en met

30/6/x en periode 1/7/x tot en met 31/12/x). Het eerste halfjaarlijkse rapport wordt voorbereid in maart/april (over de periode

1/7/x-1 tot en met 31/12/x-1) en het tweede halfjaarlijkse rapport in augustus/september (over de periode 1/1/x tot en met

30/6/x). Aan het eerste halfjaarlijkse rapport worden de parameters van het jaarlijkse rapport, berekend over 12 maanden,

toegevoegd. Volgende afspraken worden gehanteerd bij de beoordeling door het CBO van de ME:

- Alle screeningsmammografieën worden in rekening genomen voor het bepalen van de kwaliteit;

- Ongeacht de aantallen screeningsmammografieën wordt een uitspraak gedaan over de aanlevertijd dossier ME-CBO en over de

aanwezigheid van vroegere screeningsmammografieën bij vervolgscreening in dezelfde ME;

- Voor de oproep voor opvolgingproportie (vervolgronde) wordt volgende werkwijze gehanteerd: er wordt uitspraak gedaan

over de screeningsmammografieën van een jaar. Indien op een jaar geen 100 screeningsmammografieën werden genomen, dan

worden steeds zes maanden bijgenomen tot dit aantal van 100 zeker bereikt werd. Voor vergelijking wordt ook een jaar

teruggekeken;

- De norm van de vijf criteria wordt gehanteerd.

11 De regio van het CBO omvat alle mammografische eenheden waarmee het CBO een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.

Page 58: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-8

Het CBO bespreekt minstens jaarlijks deze profielen en de schriftelijke rapportering met haar mammografische eenheden. Het CBO

geeft hierbij (positieve en negatieve) feedback aan de mammografische eenheden. Dit moet leiden tot kwaliteitsbehoud en –

verbetering.

De CBO bespreken, in een gezamenlijk overleg met het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid in de maand april, de twee laatste

halfjaarlijkse evaluatierapporten en een overzicht over het hele jaar. Hierbij wordt gekeken (1) naar het behalen van de norm

van de evaluatiecriteria over het hele jaar en (2) naar de evolutie in het behalen van de norm tussen beide zesmaandelijkse

rapporten.

Het agentschap verstuurt een eerste brief als ME niet voldoet aan de kwaliteitscriteria over het hele jaar (deliberatie

mogelijk als eerste zesmaandelijks rapport niet volstaat, maar tweede zesmaandelijks rapport veel beter is).

De minister/agentschap verstuurt een tweede brief (met voornemen tot intrekking van de erkenning) als dezelfde ME bij de

volgende evaluatie:

- Mammografische eenheden die slechter presteren dan de vorige evaluatie;

- ME die verbeterd zijn in kwaliteit maar nog steeds onder de norm presteren.

Het agentschap bepaalt in overleg met de CBO de lijst van aan te manen mammografische eenheden.

Het agentschap maakt een modelbrief op aan deze mammografische eenheden, die ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de CBO.

De mammografische eenheid ontvangt van het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid een schrijven om zich te conformeren aan de

regelgeving, cfr. artikel 29 BVR 02/02/2001. Bij niet conformeren na zes maanden screening geeft de minister haar voornemen tot

intrekking van de erkenning te kennen aan de mammografische eenheid, cfr. artikel 30 BVR 02/02/2001. Bij onvoldoende aantallen

kan de periode worden verlengd. De eenheid heeft de mogelijkheid in beroep te gaan bij de Vlaamse Adviesraad (VAR).

Bij briefwisseling hieromtrent van het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid naar de mammografische eenheid, ontvangt het CBO

steeds een kopie.

Ook voor de centra voor borstkankeropsporing en de tweede lezers wordt gewerkt aan een evaluatiestramien.

Page 59: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-1

4.9 Evaluatie tweede lezers door centra voor borstkankeropsporing

Vlaamse werkgroep voor bevolkingsonderzoek naar borstkanker

i.s.m. werkgroep Radiologie versie 2010-11-09

KWALITEITSVEREISTEN TWEEDE LEZERS

INSTAPCRITERIA= Minimumvoorwaarden om erkenning als tweede lezer te

verwerven

Hierbij moet voldaan worden aan alle vijf onderstaande criteria:

1. als eerste lezer erkend zijn in het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker (gedurende 2 jaar);

2. als eerste lezer erkend zijn om digitale screeningsmammografieën uit te voeren in het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker

3. aantonen door middel van deelnameattesten dat er specifieke vormingen werden gevolgd inzake borstkankerscreening en (screenings)mammografie

van minimum 15 uren in de loop van de laatste3 jaar of minder. Dit kan

door een attest van deelname aan een opleiding aanvaard door de Vlaamse

werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker;

Alle vormingen moeten aanvaard worden door de Vlaamse werkgroep

bevolkingsonderzoek naar borstkanker; hetzij voordat de vorming is gevolgd,

hetzij erna. De goedgekeurde vormingen worden bekendgemaakt op de website

www.zorg-en-gezondheid.be;

4. minstens 1200 screeningsmammografieën gelezen hebben in de periode twee jaar voorafgaand aan de erkenningsaanvraag;

5. gedurende een periode van 2 jaar voorafgaand aan de erkenningsaanvraag als eerste lezer voldaan hebben aan volgende kwaliteitsvereisten:

o oproep voor opvolging proportie vervolgronde(recall rate, PS-

A05)

o meesturen vroegere mammografieën met het dossier voor tweede

lezing;

o technische heroproep proportie;

o radiografisch goede-kwaliteitsproportie waarin fysisch-

technische kwaliteit en positionering vervat zitten.

De vereisten voor criterium 4 en 5 moeten geattesteerd worden door het

betrokken centrum voor borstkankeropsporing (CBO) en goedgekeurd worden

door alle centra. Hierna moet de attestering en de ondertekende goedkeuring

bezorgd worden aan het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid.

CRITERIA OM ERKENNING TE BEHOUDEN = Minimumvoorwaarden om erkenning als

tweede lezer te behouden

Hierbij moet voldaan worden aan alle onderstaande criteria:

1. blijven voldoen aan de volgende instapcriteria:

• als eerste lezer erkend zijn in het Vlaams bevolkingsonderzoek naar

borstkanker;

• als eerste lezer erkend zijn om digitale screeningsmammografieën

uit te voeren in het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

2. aantonen dat de tweede lezer op de hoogte blijft van de ontwikkelingen in de screening, diagnostiek en behandeling van borstpathologie, door

middel van:

• deelnameattesten van gevolgde seminaries, symposia of congressen,

minimaal 5 accrediteringspunten per jaar. Eén accrediteringspunt

kan vervangen worden door deelname aan een senologisch

multidisciplinair oncologisch consult (MOC). Alle vormingen moeten

aanvaard worden door de centra voor borstkankeropsporing; hetzij

voordat de vorming is gevolgd, hetzij erna. De goedgekeurde

Page 60: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-2

vormingen worden bekendgemaakt op de website www.zorg-en-

gezondheid.be.

3. minstens 5000 screeningsmammografieën gelezen hebben als eerste, tweede of derde lezer samen per twee jaar;

4. permanent het “aanvaardbaar niveau van de Europese aanbevelingen” halen van de kwaliteitsvereisten met betrekking tot:

• oproep voor opvolging proportie vervolgronde als tweede lezer en

blijven voldoen aan de voorwaarden bepaald in 5° van de

instapcriteria;

Indien uit de halfjaarlijkse evaluatie, uitgevoerd door het CBO, blijkt dat

de tweede lezer dit minimum niveau niet (meer) bereikt, wordt hij/zij

hiervan door het CBO op de hoogte gebracht, teneinde in de daaropvolgende 6

maanden het vereiste niveau terug op peil te brengen. Indien het vereiste

niveau gedurende deze periode niet gehaald wordt, kan de radioloog niet

langer fungeren als tweede lezer.

5. meewerken aan het interne kwaliteitsbeleid door deelname aan CBO-vergaderingen over kwaliteitsbeoordeling. Dit houdt ten minste in: het

systematisch analyseren van en rapporteren over radiologische,

cytopathologische en andere gegevens; het opmaken en evalueren van

initiatieven tot kwaliteitsverbetering en het rapporteren uit eigen

eerste of tweede lezing. Deze analyse, rapportage en initiatieven tot

kwaliteitsverbetering hebben in elk geval betrekking op:

a) klachten; b) (gekende) intervalkankers; c) afwijkende screeningsresultaten; d) discordantie tussen 1ste en 2de lezers; e) kankerdetectiepercentage ductale in situ’s (DCIS); f) kankerdetectiepercentage ≤ 10 mm; g) intervalkankerincidentieratio; h) het aanwezig zijn bij de bespreking van de evaluatierapporten van

de 2de lezers in het centrum en meewerken aan de initiatieven tot

kwaliteitsverbetering.

6. meewerken aan de feedback van het CBOaan de hand van teaching files t.a.v. de mammografische eenheden en de eerste lezers

7. meewerken aan centrumoverschrijdende initiatieven tot kwaliteitsverbetering.

Deze initiatieven tot kwaliteitsverbetering omvatten o.a. :

a) sterk afwijkende profielen tussen 2e lezers b) vormingen voor eerste en tweede lezers aan de hand van verzameld

materiaal binnen de CBO’s

De centra rapporteren jaarlijks gezamenlijk aan het Vlaams agentschap Zorg

en Gezondheid over het al dan niet voldoen van de tweede lezers aan deze

zes criteria. Bij het niet voldoen aan bepaalde criteria moet dit voor elke

tweede lezer gemotiveerd worden.

4.10 Echografie

Een screeningsmammografie mag in het bevolkingsonderzoek niet gecombineerd

worden met een echografie van de borst. Dit staat ook zo bepaald in de

RIZIV-nomenclatuur.

De radiologen G. Villeirs, A. Van Steen, M. Van Goethem, H. Goris, C.

Breucq maakten een duidelijk standpunt hierover op, dat ook onderschreven

wordt door de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

Borstkankerscreening wordt gedefinieerd als "de regelmatige evaluatie

van een populatie asymptomatische vrouwen teneinde onverwachte

afwijkingen op te sporen op een ogenblik waarop genezing nog mogelijk

is".

Page 61: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-3

Het is dus in essentie een populatieonderzoek. Dit betekent dat alle

screeningsparameters zullen gekozen worden in functie van een zo

groot mogelijke opbrengst voor de globale populatie gescreende

vrouwen, niet voor de individuele vrouw, waardoor dit in de huidige

routine van "individuele dépistage" op het eerste gezicht soms

ontoereikend kan lijken.

Cruciaal voor elke screeningstest is dat deze zowel een voldoende

hoge gevoeligheid heeft (voldoende afwijkingen opsporen) als hoge

specificiteit (weinig fout-positieve resultaten). Er wordt immers

gescreend bij asymptomatische vrouwen tussen 50 en 69 jaar, bij wie

de natuurlijke borstkankerincidentie ongeveer 0,3% per jaar bedraagt.

Een screeningstest met hoge gevoeligheid kan aldus hoogstens bij dat

percentage gescreende vrouwen écht voordelig zijn, door een bestaande

borstkanker tijdig te ontdekken. Voor de overige 99,7% van de

vrouwen, bij wie niets aan de hand is, heeft de screening echter

weinig te bieden, behalve misschien een gevoel van geruststelling.

Bij hen moeten fout-positieve resultaten dan ook zo veel mogelijk

vermeden worden en daarom is een hoge specificiteit zo belangrijk. De

Europese Richtlijnen houden rekening met maximaal 7% aanvullende

onderzoeken of "recalls" (bijkomende mammografieën, echografie,

magnetische resonantie...) in een eerste screeningsronde en 5% in

alle daaropvolgende screeningsronden (als de voorgaande mammografieën

beschikbaar zijn voor vergelijking). Soms zullen deze niet-invasieve

aanvullende onderzoeken echter nog steeds geen zekerheidsdiagnose

toelaten en in dat geval moet overgegaan worden tot fijne

naaldaspiratie, core-biopsie of open biopsie.

De gevoeligheid van het mammografisch screeningsonderzoek en het

effect daarvan op de mortaliteit van borstkanker is gedurende

tientallen jaren onderzocht bij grote groepen vrouwen in diverse

screeningsprogramma’s: gerandomiseerde gecontroleerde studies

rapporteerden een mortaliteitsafname van ongeveer 30% bij vrouwen die

uitgenodigd werden voor screening (1-7), enkele patiënt-

controlestudies toonden een daling tot meer dan 50% aan bij effectief

gescreende vrouwen (8,9) en onlangs nog verscheen een Zweedse studie

die een mortaliteitsafname van 63% vaststelde bij effectief

gescreende vrouwen (10).

Toch is mammografie niet feilloos. Door onder andere interpretatie-,

positionerings- of belichtingsfouten, maskering van de tumoren door

dens klierweefsel, te lang screeningsinterval of snelle groei van de

gezwellen, kunnen 10-15% van de tumoren onopgemerkt blijven op de

screeningsmammografie en later eventueel opduiken als intervalkanker.

In een poging om deze mammografisch "onzichtbare" tumoren toch te

vinden wil men vaak een beroep doen op een bijkomende echografie ter

gelegenheid van de screeningsmammografie. Over zin of onzin hiervan

wordt meestal gedebatteerd op basis van casuïstische gegevens. Dit

laatste is zeer gevaarlijk, want spectaculaire echo-diagnosen worden

gemakkelijker onthouden dan fout-positieve echobevindingen. Cruciale

vragen die men zich moet stellen zijn onder meer of de "louter

echografisch zichtbare" tumoren ook wérkelijk mammografisch

onzichtbaar zijn (oa. goede positionering? goede filmbelichting?

vergelijking met voorgaande mammografieën?), ook wérkelijk klinisch

occult zijn (zo neen, dan kan men niet meer spreken over screening)

en of de tumoren klein genoeg zijn om tot een significante

mortaliteitsafname te kunnen bijdragen (het belangrijkste einddoel

van screening). Over dit alles bestaan vooralsnog weinig

literatuurgegevens. Een drietal recente studies (11-13) lijken in hun

studiepopulatie evenwel aan te tonen dat het met behulp van de

huidige generatie echografietoestellen en gebruikmakend van strikte

diagnostische criteria (14) mogelijk is om bovenop de mammografisch

Page 62: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-4

gevonden tumoren nog 3,2 extra tumoren van gemiddeld 1 cm doorsnede

te vinden per 1000 met mammo- en echografie gescreende vrouwen in een

eerste screeningsronde. Dit is een niet onbelangrijk cijfer, ware het

niet dat er een belangrijke keerzijde aan de medaille is: per 27

aldus gescreende vrouwen werd één interventie uitgevoerd (cytologie

in 50%, core-biopsie in 40% en open biopsie in 10% der gevallen) en

van de 13 aldus uitgevoerde tussenkomsten bleek het bij slechts één

dame effectief om een maligniteit te gaan (benigne/maligne-ratio

12/1). Dit zijn onaanvaardbaar hoge cijfers. Zoals reeds vermeld is

een hoge specificiteit van groot belang; de recall-ratio moet binnen

de perken blijven en de benigne/maligne-ratio moet minstens 1/1,

liefst 1/5 bedragen. Enkel indien de specificiteit van de echografie

in de toekomst zou kunnen verbeteren (door nog betere echotoestellen?

definitie van hoogrisicogroepen? definitie van voor screening

specifieke diagnostische criteria?) zou inclusie van echografie in

het screeningsgebeuren overwogen kunnen worden. Maar dan nog zou

moeten bewezen worden dat het vinden van extra tumoren dankzij

bijkomende echografie zich ook doorzet in de volgende

screeningsronden (wanneer het aantal op te sporen tumoren meer dan de

helft lager is dan in een eerste screeningsronde) en dat dit

daadwerkelijk leidt tot een mortaliteitsafname (15). Daarvoor zijn

opnieuw grote gerandomiseerde studies nodig met inclusie van

tienduizenden vrouwen en deze informatie is vooralsnog niet

voorhanden.

Besluit

Uit grootschalige studies is gebleken dat een georganiseerde

populatiescreening voor vroegtijdige opsporing van borstkanker in

staat is om de mortaliteit van borstkanker met minstens 30% terug te

dringen. Deze populatiescreening door mammografie heeft zowel een

hoge gevoeligheid als specificiteit en dit is noodzakelijk om de

meeste tumoren op te sporen zonder al te veel fout-positieve

resultaten te veroorzaken. Alhoewel preliminaire studies over de

introductie van echografie wijzen op een verhoging van de

gevoeligheid van de screening, wordt tegelijk geconstateerd dat de

specificiteit ernstig gecompromitteerd wordt. Het systematisch

uitvoeren van een echografie binnen de mammografische screening kan

momenteel dan ook niet aangeraden worden.

Literatuur

1. ANDERSSON I, ASPEGREN K, JANZON L, et al. Mammographic

screening and mortality from breast cancer: the Malmo

mammographic screening trial. BMJ 1988; 297:943–948.

2. CHU KC, SMART CR, TARONE RE. Analysis of breast cancer

mortality and stage distribution by age for the Health

Insurance Plan clinical trial. J Natl Cancer Inst 1988;

80:1125–1132.

3. NYSTROM L, RUTQVIST LE, WALLS S, et al. Breast cancer screening

with mammography: overview of Swedish randomised trials. Lancet

1993;341:973–978.

4. TABAR L, FAGERBERG G, CHEN HH, et al. Efficacy of breast cancer

screening by age: new results from the Swedish Two-county

Trial. Cancer 1995;75:2507–2517.

5. BJURSTAM N, BJORNELD L, DUFFY SW, et al. The Gothenburg breast

screening trial: first results on mortality, incidence, and

mode of detection for women ages 39–49 years at randomization.

Cancer 1997;80:2091–2099.

Page 63: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-5

6. FRISELL J, LIDBRINK E, HELLSTROM L, RUTQVIST LE. Follow-up

after 11 years: update of mortality results in the Stockholm

mammographic screening trial. Breast Cancer Res Treat

1997;45:263–270.

7. ALEXANDER FE, ANDERSON TJ, BROWN HK, et al. 14 years of follow-

up from the Edinburgh randomised trial of breast cancer

screening. Lancet 1999;353:1903–1908.

8. COLLETTE HJA, DAY NE, ROMBACH JJ, DE WAARD F. Evaluation of

screening for breast cancer in a non-randomized study (The DOM

project) by means of a case-control study. Lancet 1984;1:1224-

1226.

9. PALLI D, ROSELLI DEL TURCO M, BUIATTI E et al. A case-control

study of the efficacy of a non-randomized breast cancer

screening program in Florence (Italy). Int J Cancer

1986;38:501-504.

10. TABAR L, VITAK B, CHEN HH, YEN MF, DUFFY SW, SMITH RA. Beyond

randomized controlled trials: organized mammographic screening

substantially reduces breast carcinoma mortality. Cancer

2001;91:1724-1731.

11. BUCHBERGER W, DEKOEKKOEK-DOLL P, SPRINGER P, OBRIST P, DUNSER

M. Incidental findings on sonography of the breast: clinical

significance and diagnostic workup. Am J Roentgenol

1999;173:921-927.

12. KAPLAN SS. Clinical utility of bilateral whole-breast US in the

evaluation of women with dense breast tissue. Radiology

2001;221:641-649.

13. KOLB TM, LICHY J, NEWHOUSE JH. Comparison of the performance of

screening mammography, physical examination, and breast US and

evaluation of factors that influence them: an analysis of

27,825 patient evaluations. Radiology 2002;225:165-175.

14. STAVROS AT, THICKMAN D, RAPP CL, DENNIS MA, PARKER SH, SISNEY

GA. Solid breast nodules: use of sonography to distinguish

between benign and malignant lesions. Radiology 1995;196:123-

134.

15. KOPANS DB. Breast-cancer screening with ultrasonography. Lancet

1999;354:2096-2097.

4.11 Opvolging na een afwijkend screeningsresultaat

4.11.1 Diverse afspraken

De samenwerkingsovereenkomst tussen mammografische eenheid en centrum voor

borstkankeropsporing bepaalt wat gebeurt met de screeningsmammografieën na

een afwijkend screeningsresultaat (artikel 12 in de versie van 2009):

Art.12. De bewaring van de screeningsmammografieën valt onder de

verantwoordelijkheid van de mammografische eenheid. Daartoe bezorgt het

centrum de screeningsmammografieën en een kopie van de resultaatsmededeling

aan de mammografische eenheid.

Page 64: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-6

Facultatief lid (in onderling overleg tussen mammografische eenheid en

centrum voor borstkankeropsporing al dan niet behouden of schrappen uit

samenwerkingsovereenkomst):

Bij een afwijkend screeningsresultaat worden de foto’s rechtstreeks bezorgd

aan de opgegeven arts. Dit om de vrijheid van keuze van de vrouw voor de

opgegeven arts te garanderen, en om mogelijks de behandeling sneller te

kunnen inzetten.

Het facultatieve lid wordt anno 2009 enkel gebruikt in het werkgebied van

het LUCK.

De opvolgende arts en, indien de vrouw dit wenst, de huisarts ontvangen

altijd de resultaatsmededeling.

Een arts van het centrum voor borstkankeropsporing staat in voor het opvragen van de follow-upgegevens bij vrouwen met een afwijkend

screeningsresultaat.

De aanbeveling voor opvolging van een afwijkend screeningsresultaat wordt

bij voorkeur toegepast.

Page 65: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-7

4.11.2 Aanbeveling opvolging

Aanbevelingen van 24 november 2005 van de Vlaamse werkgroep

bevolkingsonderzoek naar borstkanker betreffende de diagnostische

oppuntstelling van bij screening gedetecteerde borstletsels

1. Inleiding

De Werkgroep Diagnostische Oppuntstelling van bij Screening gedetecteerde

borstletsels werd opgericht op vraag van de Vlaamse werkgroep

bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Ze beoogt aanbevelingen en

kwaliteitsnormen te formuleren omtrent de diagnostische oppuntstelling van

letsels die bij het bevolkingsonderzoek naar borstkanker worden gevonden.

Deze aanbevelingen moeten zorgen voor kwaliteitsverzekering conform de

gepubliceerde Europese normen, alsook voor budgetbeheersing, door de

diagnostische oppuntstelling snel en efficiënt te laten gebeuren.

In de Werkgroep Diagnostische Oppuntstelling zetelden afgevaardigden van de

verschillende betrokken partners: radiologen, pathologen, borstchirurgen,

gynaecologen, huisartsen en centra voor borstkankeropsporing (zie infra).

Voor de aanbevelingen werd uitgegaan van de bestaande Europese

aanbevelingen van Eusoma (Eusoma 2000, Perry 2001). Waar nodig werden de

nodige aanpassingen aangebracht om rekening te houden met de specifieke

Vlaamse en/of Belgische situatie.

Aard van de aanbevelingen

- Deze aanbevelingen hebben betrekking op de te volgen procedure bij

het aantreffen van borstletsels tijdens screening voor borstkanker.

- Zij zijn bedoeld voor alle artsen betrokken bij de screening,

huisartsen en specialisten.

- Tevens worden er aanbevelingen geformuleerd over de apparatuur.

- Er wordt aanbevolen dat er een structuur wordt opgericht die de

kwaliteit van de diagnostische oppuntstelling bewaakt, en zo nodig

bijstuurt.

Doel

Het doel is dat alle vrouwen die diagnostisch onderzoek moeten ondergaan

voor bij screening ontdekte letsels verzekerd zijn van kwalitatief

hoogstaande procedures, in een kwalitatief hoogstaande infrastructuur, waar

men beschikt over de vereiste apparatuur en expertise, maar die toch

voldoende toegankelijk is voor elke vrouw. Er wordt tevens gestreefd naar

een kostenefficiënt beleid.

2. Screeningsprocedure in België

Screening in België bestaat uit een tweejaarlijkse mammografie voor vrouwen

van 50 tot en met 69 jaar. Deze screeningsmammografie maakt gebruik van 2

mammografische opnamen (medio-latero-oblique opname en cranio-caudale

opname) van de borst om een maligne tumoraal proces op te sporen bij

klinisch asymptomatische vrouwen.

Deze screeningsprocedure is conform met de European Guidelines for

Screening.

Na dubbele lezing of derde lezing wordt het besluit geformuleerd volgens 1

van de volgende 6 classificaties.

Page 66: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-8

Een negatieve mammografie bij screening (een niet afwijkend

screeningsresultaat) kan de volgende besluiten krijgen:

0 = betekent dat de opnamen onvoldoende zijn voor een correcte

interpretatie: de vrouw dient

dus opnieuw verwezen te worden voor technisch betere opnamen.

1 = geen afwijkingen vastgesteld

2 = goedaardige afwijkingen

Er dient dan ook geen verder onderzoek te gebeuren.

Een positieve mammografie bij screening (een afwijkend screeningsresultaat)

kan de volgende besluiten krijgen:

3 = waarschijnlijk benigne

4 = waarschijnlijk kwaadaardig

5 = kwaadaardig

Bij een resultaat 3,4 of 5 zal de vrouw een brief krijgen om zich tot de

verwijzende arts of huisarts te wenden voor het organiseren van verder

diagnostisch onderzoek. De betrokken artsen krijgen naast de

screeningsuitslag ook een protocol met naast het besluit ook een

beschrijving van de afwijking met een advies voor verdere oppuntstelling.

Het aantal doorverwezen vrouwen (of ook recall rate genoemd) mag in een

eerste ronde maximaal 7% en bij voorkeur slechts 5% van de gescreende

vrouwen bedragen, en maximaal 5% en bij voorkeur 3% bij de vervolgrondes

(European Guidelines).

In deze tekst worden de beslissingsbanen beschreven die bij de

verschillende mammografische afwijkingen kunnen worden gevolgd:

opaciteiten, microcalcificaties en distorties

Er wordt daarbij onderscheid gemaakt of het letsel bij klinisch onderzoek

al dan niet palpabel is.

3. Het diagnostisch borstonderzoek: TRIPEL diagnostiek

Voor correcte preoperatieve diagnose van screeningsgedetecteerde

borstletsels is een omgeving noodzakelijk die zowel over de nodige

infrastructuur als expertise beschikt om kwalitatief hoogstaande procedures

uit te voeren.

Een diagnostisch borstonderzoek omvat drie mogelijke chronologisch te

volgen stappen (tripel diagnostiek), namelijk:

- klinisch onderzoek;

- gewoonlijk gevolgd door diagnostische beeldvorming met mammografie –

echografie, zo nodig aangevuld met speciale beeldvormingstechnieken;

- cyto- en/of histopathologisch onderzoek (indien de twee voorgaande

stappen geen uitsluitsel geven).

Deze drie stappen worden verder in de tekst uitgebreid besproken.

Indien zowel klinisch, radiologisch als cyto/histopathologisch onderzoek

wijzen op een goedaardig letsel is excisie niet nodig. De opvolging is

afhankelijk van de diagnose, de leeftijd van patiënte en bijkomende

risicofactoren.

Indien zowel klinisch, radiologisch als cyto/histopathologisch onderzoek

wijzen op een maligne letsel is verdere oncologische stadiering en

behandeling vereist.

Indien er discordantie bestaat tussen de drie pijlers is chirurgische

excisie aangewezen. Het gebruik van vriescoupe wordt afgeraden maar mag

desnoods gebeuren indien het een massavormend letsel betreft (dus geen

microcalcificaties) dat groter is dan 1 cm.

Bij tripel diagnostiek overschrijdt de diagnostische accuraatheid 99% en is

ze minstens gelijk aan de diagnostische accuraatheid van een vriescoupe.

Page 67: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-9

Het kennen van de correcte diagnose vóór de ingreep is belangrijk: zo kan

onmiddellijk een brede excisie of mastectomie met

schildwachtlymfeklierprocedure of okseluitruiming worden gepland voor

maligne letsels. Diagnostische ingrepen om een zekerheidsdiagnose te

bekomen zijn van beperktere omvang . Het stellen van een preoperatieve

diagnose heeft dus klinische repercussies. Door de Eusoma Guidelines wordt

aanbevolen dat in minstens 95% van de patiënten de diagnose preoperatief

wordt gesteld.

a) Klinisch borstonderzoek

Voorafgaand aan elk radiologisch onderzoek moet het klinisch onderzoek van

de borsten en de drainerende klierstreken gebeuren. Dit moet bij voorkeur

gebeuren vóór het uitvoeren van enige punctie.

Daarbij moeten de volgende parameters genoteerd worden:

Bij inspectie:

- huidretractie (spontaan of bij elevatie van de arm en het aanspannen van

de m. pectoralis);

- tepelretractie (spontaan of opwekbaar);

- mastitistekens: erytheem en oedeem: te beoordelen vóór met de palpatie

wordt gestart om

reactief erytheem op de palpatie te onderscheiden van een echt

mastitisbeeld;

- opwekbaar tepelvocht, uit één of meerdere ductus, uni- of bilateraal,

type vochtverlies;

- tepeleczeem.

Bij palpatie:

- niet palpabel of palpabel letsel met afmetingen in 2 dimensies(liefst in

mm), ligging in de

borst, verhoudingen tot de huid en spieren.

- klieren: aanwezig, al of niet verdacht, hun afmetingen en hun lokalisatie

laag, hoog

axillair, supraclaviculair en heterolateraal.

Steeds moeten de klinische afwijkingen geregistreerd worden in het medisch

dossier, en nadien met het radiologische beeld worden gecorreleerd.

b) Radiologische beeldvorming en eventuele staalname voor cytologisch of

histopathologisch onderzoek

Mammografie

De screeningsmammografie die bestaat uit een craniocaudale en een medio

lateraal-oblique opname moet steeds aangevuld worden met een strikte

profielopname, dit om het op de screening gedetecteerde letsel correct te

lokaliseren. Soms zijn bijkomende radiologische opnamen vereist zoals

vergrotingsopname, extra-laterale opname, Eklundopnamen (bij

borstprothesen), cleavedge opname (bij zeer mediaal gelegen letsels) of

spot compressieopnamen om het betrokken letsel verder te investigeren. Voor

de beoordeling van microcalcificaties dienen steeds vergrotingsopnamen

genomen te worden. Een echografie die gebeurt zonder deze bijkomende

opnamen kan vals negatief zijn gezien de juiste lokalisatie en de aard van

het letsel aan de hand van een schuine en face opname niet kan gesteld

worden.

Echografie

Echografisch onderzoek van de borstklier gebeurt met apparatuur en volgens

een techniek conform met internationale richtlijnen zoals IBUS guidelines

(Madjar et al. 1999). Echografisch onderzoek wordt gebruikt als bijkomend

diagnostisch middel bij de beoordeling van zowel palpabele letsels, als

niet palpabele maar mammografisch zichtbare opaciteiten en architectonische

distorsies, als voor de beoordeling van de klierstreken. Bij deze letsels

kan echografie ook dienen als geleider voor gerichte puncties. Bij voorkeur

gebeurt dit in eenzelfde tijd met de borstechografie, om de angst van de

patiënte en de onzekerheid over de juiste lokalisatie minimaal te houden.

Page 68: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-10

Bij het preoperatief echografisch onderzoek worden ook de axillaire

lymfeklieren onderzocht en worden verdachte klieren eveneens aangeprikt

voor FNAC. Patiënten met aangetaste lymfeklieren komen niet in aanmerking

voor een schildwachtklierprocedure.

Staalname voor cytologisch of histopathologisch onderzoek

Preoperatieve cyto- of histopathologische diagnose kan bekomen worden

hetzij door fijne naald aspiratiecytologie (FNAC), core needle biopsie

(CNB) of vacuüm biopsie afhankelijk van de te verwachten diagnose en de

methodologie van het multidisciplinaire centrum. FNAC gebeurt met behulp

van een fijne naald (22-26 Gauge), waardoor cellen en/of vloeistof kunnen

worden geaspireerd voor cytologisch onderzoek. Punctie onder echografische

of radiologische geleide heeft een hoge sensitiviteit. Bij core needle

biopsie wordt een dikkere naald (11 tot 18 Gauge) gebruikt waardoor een

intacte weefselcilinder uit het te onderzoeken letsel kan worden

gepreleveerd. Bij patiënten onder salicylaten of anticoagulantia prikt men

best met de dunnere 16-18 Gauge naalden en is zorgvuldige compressie

aangewezen om hematoomvorming te voorkomen. Bij indicaties voor vacuüm

biopsie ( stereotactische bij microcalcificaties of bij kleine opaciteiten)

moet de antistolling medicatie minstens 3 dagen worden gestaakt of

aangepast.

FNAC is een snellere, goedkope procedure doch vereist een geoefend

aspirator en cytopatholoog evenals correcte technische verwerking van het

bekomen materiaal voor correcte diagnosestelling. Niet meer dan 20% der

puncties mag als inadequaat worden beoordeeld.

Voor een letsel, niet zichtbaar op echografie, kan een stereotactische

geleide biopsie worden uitgevoerd.

Magnetische Resonantie (MR) = Kernspintomografie van de borst

Kernspintomografie van de borstklier is een duurdere onderzoekstechniek die

vooral geïndiceerd is bij een differentiële diagnose tussen littekenweefsel

en tumorrecidief na vroegere behandeling en bij vermoeden van

multifocaliteit of van bilateraal borstkliercarcinoom bij vrouwen met dens

borstklierweefsel. KST onderzoek wordt bij voorkeur uitgevoerd op dag 5-15

van de cyclus.

Het radiologisch verslag

Na een diagnostische evaluatie moet een mammografisch rapport de volgende

elementen bevatten:

1) de hoeveelheid klierweefsel (classificatie van de ACR of de Wolfe

classificatie);

2) beschrijving van huid, tepels en subcutis; 3) exacte lokalisatie van het (de) letsel(s) en/of van de

microcalcificaties,

kwadrant en ‘uur’ lokalisatie;

4) mammografische karakteristieken van densiteiten en/of

microcalcificaties;

5) grootte van het letsel in mm; 6) specifieke gegevens zoals asymmetrische densiteiten, surnumeraire

tepel of zichtbare huidafwijkingen;

7) vergelijking met voorgaande onderzoeken

cave: vergelijking met onderzoeken niet alleen in een recent

verleden maar ook meer dan 2 jaar geleden – opsporen van

subtiele veranderingen;

8) eventuele axillaire afwijkingen.

Het echografisch verslag moet volgende elementen bevatten:

1) reflectiviteit van het klierweefsel;

Page 69: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-11

2) aanwezigheid van letsels met onderverdeling in cystische en

vastweefsel letsels en vermelding van klinische bevindingen zo er een

palpabele afwijking bestaat;

3) correcte lokalisatie van de letsels, zowel op de echografische

beelden als op het protocol (o.a. extensie naar de tepel);

4) afmetingen van de letsels waarbij steeds de maximale diameter in drie richtingen wordt weergegeven op zowel de beelden als in het protocol;

5) lymfklierstatus; 6) andere zaken zoals huidletsels, lipomen.

Meestal zal het besluit een samenvatting bevatten van zowel het

mammografisch als echografisch protocol.

Het besluit moet een integratie zijn van de mammo- en echografische

bevindingen (geen aparte beschrijving van de mammografie en dan nog eens

van de echografie). Wanneer er duidelijke palpabele afwijkingen zijn moeten

ook deze vermeld worden in het protocol met duidelijke correlatie naar de

echografische bevindingen.

In het besluit moet de BI-RADS classificatie (cfr tabel 1) of de

classificatie zoals in het protocol van de screeningsmammografieën,

gebruikt worden, die advies voor verdere opvolging of diagnostische aanpak

vermelden.

Tabel 1 : BI-RADS classificatie (Harris et al. 2000)

BI-RADS 1 en 2 Normaal of benigne

Waarschijnlijk benigne (<2% kans op maligniteit

klinische follow-up en routine mammografie

BI-RADS 3 Waarschijnlijk benigne (<2% kans op maligniteit)

keuze tussen

- controle na 6 maanden (klinische follow-up en routine

mammografie)

- echografisch geleide FNAC, core biopsie of mammotome

biopsie

- aspiratie (cyste)

BI-RADS 4a, b : 4a = licht verdacht tussen >2% en <50%

4b = sterk verdacht, tussen 50% en 90%

FNAC/ core biopsie/chirurgie

BI-RADS 5 : maligne (>90%)

FNAC, core biopsie of excisie

c) Cytologisch of histopathologisch onderzoek

1. Verwerken van cytologisch materiaal

Bij fijne naaldaspiratie cytologie (FNAC) van een atypisch cystisch letsel

dient men het bekomen vocht ofwel onmiddellijk na afname vers naar het labo

pathologie te brengen, ofwel onmiddellijk na afname te fixeren met een

gelijke hoeveelheid fixatief. Het type fixatief af te spreken met de

patholoog waarmee wordt samengewerkt. Zelf uitstrijkjes maken is af te

raden, vermits deze zeer celarm zullen zijn.

Bij FNAC van een solide massa uit de borst of de subcutis, of uit een

lymfeknoop met vermoeden van metastase, zijn er meerdere mogelijkheden die

telkens lokaal af te spreken zijn met de patholoog:

- ofwel worden uitsluitend gedroogde en/of gefixeerde uitstrijkjes

gemaakt. Fixatie gebeurt onmiddellijk na afname (in een hoog

recipiënt met fixatief; best geen fixatiespray gebruiken). Steeds

Page 70: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-12

moet men trachten dunne uitstrijkjes te maken zonder druk uit te

oefenen om mechanische artefacten te voorkomen.

- ofwel maakt men (max. 2) gedroogde en/of gefixeerde uitstrijkjes en

spoelt men vervolgens de naald door met fixatief om een gefixeerde

celsuspensie te bekomen (type fixatief af te spreken met de

patholoog).

- ofwel maakt men alleen een celsuspensie, door de naald uit te spuiten

in en te doorspoelen met fixatief (type fixatief af te spreken met de

patholoog). Van de bekomen celsuspensie kan in het cytologielab ofwel

een cytospin ofwel een dunne-laag-preparaat gemaakt worden.

Bij FNAC van een lymfknoop met vermoeden van tumorale aantasting spuit men

het opgetrokken materiaal en het spoelvocht van de naald in Cyto-Rich of

een ander met de patholoog af te spreken fixatief voor cytospin of voor

dunnelaagcytologie. Criteria voor vermoeden van aantasting zijn: klieren

groter dan 15mm, met een brede (> 2 mm) of onregelmatige cortex of

hypervascularisatie op Doppler.

2. Verwerken van weefsel voor pathologisch onderzoek

Een punctiebiopsie van een solide massa wordt onmiddellijk na afname

gefixeerd met gebufferd formol. Indien microcalcificaties aanwezig zijn

wordt dit doorgegeven aan de patholoog.

Het resectiestuk wordt georiënteerd door de chirurg op gestandaardiseerde

manier in minstens 2 van de 3 ruimtelijke assen volgens EORTC

voorgeschreven standaardmethode (ref. EORTC manual, 2000). Bij

microcalcificaties wordt een specimen RX genomen (met lokalisatienaald ter

plaatse). Er wordt nagegaan of alle microcalcificaties verwijderd zijn.

Het resectiestuk wordt vers (en met lokalisatienaald ter plaatse) en intact

(niet ingesneden) onmiddellijk naar het pathologielab gebracht en wordt

daar volledig geïnkt (eventueel met verschillende kleuren inkt) en

onmiddellijk ingesneden (parallelle sneden van max. 1 cm dik bij

mastectomies en specimens met microcalcificaties, kruisvorm doorheen de

tumor bij excisionele biopsies) om snelle fixatie mogelijk te maken.

Fixatie gebeurt met voldoende gebufferd formol. Indien dit niet mogelijk is

wordt het stuk onmiddellijk gefixeerd en max. 1-2 u na afname ingesneden.

Bij microcalcificaties is het aan te raden een specimen RX te nemen van de

verschillende schijven om gerichte biopsies te kunnen nemen.

Hoewel steeds zal getracht worden een preoperatieve diagnose van

maligniteit te stellen alvorens tot therapie over te gaan, is in beperkte

mate vriescoupe geïndiceerd.

Vriescoupes van de vermoedelijke tumor zijn alleen toegelaten indien het

letsel macroscopisch als massa geïdentificeerd kan worden, groter is dan 1

cm en een preoperatieve diagnose onmogelijk was.

Vriescoupes van microcalcificaties, of van kleine solide massa’s worden

afgeraden omdat anders onvoldoende materiaal beschikbaar blijft voor

definitief anatomopathologisch en immunohistochemisch onderzoek. In de

literatuur wordt een diameter van 10 mm als grens gesteld ( Fechner 1995,

Rosen 1991, Schnitt 1992). Bij kleinere nog palpabele letsels is strikt

overleg met de betrokken patholoog aangewezen. Bij volledig ingevroren

materiaal is nadien geen immunohistochemisch onderzoek van de

hormoonreceptors betrouwbaar.

Vriescoupes van sectievlakken zijn alleen toegelaten indien het sectievlak

macroscopisch verdacht is. Vriescoupes van schildwacht lymfekno(o)p(en)

zijn toegelaten alleen indien de lymfknoop macroscopisch verdacht is.

Imprintcytologie waarbij deps van een doorgesneden klier worden

vervaardigd, geniet de voorkeur boven vriescoupes (om weefselverlies en

weefselbeschadiging te voorkomen) en kan ook gebeuren bij macroscopisch

negatieve schildwacht lymfeknopen.

Page 71: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-13

4. Aanbevelingen over de te volgen diagnostische procedure

a) Bij palpabele letsels (zie flowdiagram A).

Na klinische evaluatie (zie tripeldiagnostiek A) en registratie van de

gevonden afwijkingen, wordt bijhorende beeldvorming uitgevoerd. Deze

bestaat uit het nemen van een strikt profiel en een echografie. Eventueel

worden bijkomende incidenties of vergrotingen genomen om het letsel te

lokaliseren.

Bij cysten kan men overwegen te aspireren. Gladwandige en dunwandige cysten

worden enkel bij hinder gepuncteerd. Bij moeilijke differentieel diagnose

tussen verwikkelde cysten en vast weefsel letsels is cytologische punctie,

eventueel gevolgd door core biopsie aangewezen.

Bij bloederig aspiraat kan FNAC worden uitgevoerd. Intracystische

vegetaties zijn zeer zeldzaam en worden bij voorkeur niet aangeprikt, omdat

het letsel hierdoor volledig kan infarctiseren, waardoor diagnose

onmogelijk wordt. Dergelijke letsels komen in aanmerking voor een

diagnostische excisie biopsie of vacuüm biopsie.

Bij vastweefsel letsels wordt een punctie voor punctiebiopsie aanbevolen,

liefst onder echogeleiding en gedocumenteerd.

Indien normaal borstklierweefsel of benigne letsels eenduidig door klinisch

onderzoek, radiologie en FNAC of CNB worden gediagnosticeerd is er geen

verdere multidisciplinaire bespreking nodig en wordt de vrouw verder

gescreend in het normale screeningsinterval of opgevolgd in de normale

procedure voor benigne afwijkingen.

Bij positieve of discordante resultaten wordt de vrouw verwezen naar een

multidisciplinaire bespreking met de borstchirurg, gynaecoloog,

radiotherapeut, medisch oncoloog, radioloog, patholoog, om de verdere

therapeutische procedure of eventueel nog verdere diagnostische procedures

te bespreken.

In principe tracht men zo vaak mogelijk de diagnose te kennen vóór de

therapeutische ingreep. Diagnosestelling met peroperatieve vriescoupe is af

te raden en enkel toegelaten bij verdachte letsels die groter zijn dan 10

mm, indien het onmogelijk was een preoperatieve diagnose te bekomen. (zie

hoger)

Bij kleinere letsels en bij microcalcificaties wordt het definitief APO

onderzoek afgewacht.

Diagnostische excisies zijn tevens geïndiceerd bij preoperatieve verdenking

voor phyllodes tumor, papillaire letsels, atypisch ductale

hyperplasie/DCIS, atypische lobulaire hyperplasie/LCIS, bij intracystische

vegetaties, bij radial scar/complex scleroserend letsel en bij mucocoele-

achtige letsels. Hier is een vriescoupe ten stelligste af te raden, vermits

deze geen definitieve diagnose zal opleveren.

b) Opvolging van een niet palpabel letsel

Indien bij klinisch onderzoek geen palpabel letsel wordt gevonden, dienen

eveneens bijkomende mammografische opnames (strikt profiel), eventueel

vergrotingsopname en een echografisch onderzoek uitgevoerd.

Zo het letsel echografisch in het licht kan worden gesteld, en niet

cystisch is wordt een echogeleide punctie uitgevoerd. Indien het letsel

echografisch niet kan worden gevisualiseerd, bijvoorbeeld bij

microcalcificaties, of architecturale distorsies (BIRADS 4 of 5), is een

stereotactische punctiebiopsie of vacuümnaald biopsie geïndiceerd.

De verdere strategie is gelijklopend met die bij palpabele letsels: dit wil

zeggen normaal screening interval of opvolging bij normale borstklier of

benigne afwijkingen, en multidisciplinaire bespreking bij discordante

besluiten of maligne afwijkingen.

In tegenstelling echter tot bij palpabele laesies zullen bijkomende

diagnostische ingrepen (bvb. voor intracystische vegetaties of radial scar)

en therapeutische ingrepen maar kunnen uitgevoerd worden na preoperatieve

lokalisatietechnieken met harpoen, koolstof of radioactieve tracers. In

Page 72: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-14

deze situaties is een postoperatieve radiografie en/of ultrasonografie voor

het operatiestuk noodzakelijk om te verifiëren of de betrokken verdachte of

pathologische zone wel degelijk in het operatiestuk aanwezig is.

Vriescoupes zijn in geval van niet palpabele letsels niet geïndiceerd. Het

wordt aanbevolen om na brede excisie van pathologische letsels clips te

plaatsen in de resectieholte.

Legende :

ADH: atypische ductale hyperplasie HT: hormoontherapie

ALH: atypische lobulaire hyperplasie LCIS: lobulair carcinoma in situ

BE: brede excisie ME: mastectomie

CNB: core needle biopsie MR: magnetische resonantie

CT: chemotherapie OE: okselevidement

DCIS: ductaal carcinoma in situ RS: radial scar

FNAC: fijne naald aspiratie cytologie RT: radiotherapie

HK: heelkunde SN: sentinel node procedure

Flowdiagram A: verder onderzoek van een palpabel letsel gevonden bij screening

Klinische evaluatie

+ registratie

Beeldvorming

- diagnostische mammografie

strikte profiel,

vergrotingsopname,

uitgedraaide opname

- Echografie

- Eventueel MR mammografie

Volgende screening

na aanbevolen interval

Normaal Benigne Verdacht Maligne

Normale opvolging

benigne afwijking

Multidisciplinaire bespreking

- Excisie met vriescoupe indien

weefselonderzoek niet

conclusief zo > 1 cm

- Resectie met definitief APO

- Zo < 1 cm

- Zo verdenking op

phyllodestumor,

Papillaire of intracystische

letsels, ADH/DCIS, ALH/LCIS,

RS

Indien weefselonderzoek

positief� Therapeutische

ingreep zonder vriescoupe

-HK: BE+OE of SN

ME+OE of SN

-RT

-CT-HT

Weefselonderzoek

- Cysten: FNA punctie zo hinder

of atypisch echobeeld

- Intracystische vegetaties :

vacuumbiopsie of

diagnostische excisiebiopsie

- Vast weefsel:

CNB (en/of FNAC)

Liefst onder echogeleide

en gedocumenteerd

Screening

Besluit: 3-5

1-2

Page 73: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-15

5. Aanbevelingen in verband met de organisatie van het diagnostisch traject

Afspraken voor procedures van diagnostische oppuntstelling zouden,

afhankelijk van de gestelde problematiek, binnen 10 werkdagen na aanvraag

door patiënte, huisarts of borstclinicus moeten gebeuren.

Binnen de 10 werkdagen zal het multidisciplinaire team (dat in principe

wekelijks vergadert) tot een diagnose komen.

6. Aanbevelingen in verband met apparatuur

Mammografie:

De specifieke mammografische apparatuur dient gebruikt te worden om bij

lage stralendosis een hoge spatiale en contrastresolutie te waarborgen. Een

adequate optische densiteit is nodig om tot een correcte interpretatie te

komen. Ook het gebruik van aangepaste negatoscoop (voldoende hoge

lichtopbrengst, mogelijkheid tot diafragmeren). De apparatuur dient op

regelmatige tijdstippen te worden onderhouden en gecontroleerd door een

fysicus, volgens de Europese normen van borstkankerscreening12.

12 Perry N. et al. European Guidelines for Quality Assurance in Mammography Screening (3rd edn.). European

Commission Publication, 2001.

Flowdiagram B: verder onderzoek van een niet palpabel letsel gevonden bij screening

Klinische evaluatie

+ registratie

Beeldvorming

- Aanvullende diagnostische

mammografie: strikte profiel,

vergrotingsopname,

uitgedraaide opname

- Echografie - Eventueel MR mammografie

Weefselonderzoek

- Cysten: FNA punctie zo hinder of

atypisch echobeeld

- Intracystische vegetaties:

vacuumbiopsie of diagnostische

excisiebiopsie - Vast weefsel:

- CNB (en/of FNAC) liefst onder

echogeleide en gedocumenteerd

- Onder stereotaxie als letsel onder

echo niet zichtbaar of

echografisch niet bereikbaar

- Vacuumbiopsie bij microcalcificaties of

architecturale distorsie

Volgende screening

na aanbevolen interval

Normaal Benigne Verdacht Maligne

Normale opvolging

benigne afwijking Multidisciplinaire bespreking

Indien weefselonderzoek positief�

Na preoperatieve lokalisatie

Therapeutische ingreep

zonder vriescoupe -HK: BE+OE of SN

ME+OE of SN

-RT

-CT-HT

Screening

Besluit: 3-5

1-2

Na preoperatieve lokalisatie

- Excisie met vriescoupe indien weefselonderzoek

niet conclusief zo > 1 cm

- Resectie met definitief APO - Zo < 1 cm

- Zo verdenking op phyllodestumor,

Papillaire of intracystische letsels,

ADH/DCIS,

ALH/LCIS, RS

Page 74: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-16

De Europese werkgroep van fysici heeft normen opgesteld voor digitale

screeningsmammografie.

Echografie:

Echografie dient te worden uitgevoerd door artsen met voldoende training en

ervaring in deze techniek. De radioloog dient op de hoogte te zijn van de

kliniek van de patiënt. De radioloog dient in het bezit te zijn van de

mammografie zo deze is uitgevoerd.

Hoewel er geen officiële kwaliteitscriteria voor apparatuur zijn, dienen

minimaal de specificaties van IBUS13 te worden gehanteerd (1996). Op heden

lijkt een minimale frequente van 10 MHz of hoger noodzakelijk, een toestel

met meerkanaals digitale beamformer, en lineaire sonde.

MR mammografie:

Minimum veldsterkte 1 Tesla, met aangepaste antennes en protocols voor

simultaan onderzoek van beide borsten.

Punctietechnieken:

FNAC

CNB met behulp van een biopsy gun

Vacuum Assisted Biopsy

Preoperatieve lokalisatie met gebruik van harpoen, eventueel koolstof

Dit alles onder geleiding van echografie en stereotactische mammografie,

dit laatste bij voorkeur op aangepast toestel (prone table).

7. Leden van Werkgroep Diagnostische Oppuntstelling van bij Screening

gedetecteerde borstletsels die de aanbevelingen voorbereidden

Voorzitter:

Prof. Dr. Erik Van Limbergen: Multidisciplinair Borstcentrum, U.Z.

Gasthuisberg, K.U.Leuven. Diensthoofd Leuvens Universitair Centrum voor

Kankerpreventie.

Leden:

Prof. Dr. Marie-Rose Christiaens: borstchirurg; coördinator

Multidisciplinair Borstcentrum, U.Z. Gasthuisberg, K.U.Leuven.

Prof. Dr. Maria Drijkoningen: patholoog; Multidisciplinair Borstcentrum,

U.Z. Gasthuisberg, K.U.Leuven.

Dr. Bart Garmijn: huisarts; vertegenwoordiger Wetenschappelijke Vereniging

voor Huisartsgeneeskunde.

Dr. Eva Goes: radioloog; Vrije Universiteit Brussel (vanaf 2004 vervangen

door Dr. Cathérine Breucq: radioloog, Vrije Universiteit Brussel).

Dr. Luc Steyaert: radioloog; St. Jansziekenhuis Brugge.

Dr. Mireille Van Goethem: radioloog; Universitair Ziekenhuis Antwerpen.

Prof. Dr. Rudy Vandenbroecke: gynaecoloog; Universitair Ziekenhuis Gent.

Dr. Jos Vlasselaers: gynaecoloog; St. Jansziekenhuis Genk.

8. Referenties

1. EORTC BCCG: Manual for clinical research and treatment in breast

cancer EORTC 4th edition Brussel 2000.

2. EUSOMA. The requirements of a specialist breast unit. Eur. J. Cancer 36, 2288-2293, 2000.

3. European Guidelines for screening with mammography (3rd edition). 4. Fechner RE Frozen sections of breast biopsies: Practice parameter.

Am. J. Clin. Pathol.: 103; 6-7, 1995.

5. Eusoma Guidelines for breast Units (http://www.eusoma.org).

13 IBUS (International Breast Ultrasound School); www.ibus.org/spec.html, www.ibus.org/guidelines.html

Page 75: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-17

6. J. Harris, M. Lippman, M. Morow, C. Osborne. Diseases of the Breast, 2nd edition. Uitg. Lippincott-Raven, 2000.

7. H. Madjar, M. Richard, J. Jellins, R. Otto. IBUS Guidelines for the ultrasonic examination of the breast (http://www.ibus.guidelines).

Eur. J. of Ultrasound 9, 99-102, 1999.

8. Perry N. on behalf of the EUSOMA Working Party: Quality Assurance in the diagnosis of Breast Disease. Eur. J Cancer 37, 159-172, 2001.

9. Rosen PP. Pathological assessment of non-palpable of non-palpable

breast lesions. Sem Surg Oncol 7: 257-260,1991.

10. Rutgers EJTh. Quality control in the locoregional treatment of

breast cancer. http://www.eusoma.org.

11. Schnitt SJ, Connolly JL. Processing and evaluation of breast

excision specimens: a clinically orientated approach. Am. J. Clin.

Pathol. 98: 125-13

Page 76: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

4-18

Page 77: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-1

5 Registratie

5.1 De geregistreerde gegevens

De mammografische eenheden en centra voor borstkankeropsporing registreren

de gegevens die nodig zijn voor een operationeel

gezondheidsinformatiesysteem. Het betreft die data die nodig zijn om hun

taken naar behoren te vervullen. Deze data hebben betrekking op:

- administratieve gegevens nodig voor het uitnodigen van de vrouwen, het

bezorgen van de resultaten en het instaan voor de opvolging;

- medische gegevens die betrekking hebben op de screeningsmammografie en

eventuele opvolgingsonderzoeken en behandelingen.

De operationele gegevens worden geregistreerd in de webgebaseerde

informaticatoepassing Heracles.

De centra en het consortium bezorgen het Vlaams agentschap Zorg en

Gezondheid registratiegegevens, dataset genoemd (B 3.3), die nodig zijn

voor een epidemiologisch informatiesysteem. Het betreft die data die nodig

zijn voor het opvolgen en evalueren van het programma met het oog op de

kwaliteitsbewaking ervan. Deze data worden aangeleverd in gecodeerde vorm.

Dit betekent dat de identificatiegegevens van de vrouw in het bronbestand

door het consortium door middel van een versleutelingsalgoritme zijn

omgezet in een unieke code (identificator of cryptocode) waarbij zonder

ontsleuteling de identiteit van de vrouw in kwestie niet te achterhalen is.

Na ontvangst van de data gebeurt er op niveau van de Vlaamse administratie

een tweede versleuteling. Zo ontstaat een eindbestand. De verdere

verwerking van deze data gebeurt op dit eindbestand door een andere

entiteit binnen het Vlaams agentschap die niet op de hoogte is van de

versleutelingsalgoritmen, of door een daartoe gemachtigde instantie (vb.

het WIV).

Page 78: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-2

5.1.1 Samenvatting dataset

parameters waarde n. pos.

1 A ID centrum voor borstkankeropsporing nooit blanco, 0011111 7

2 B ID mammografische eenheid 0011111 of 1111111 7

3 C code vrouw nooit blanco, waarde cfr. afspraken binnen

consortium

?

4 D postnummer nooit blanco, postnummer 4

5 E leeftijdscategorie nooit blanco, -1, 1, 2, 3, 4 1

6 F episodestatus blanco, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 max. 2

7 G initiële afspraakdatum blanco, dd/mm/jjjj 10

8 H afmelding blanco, , 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 1

9 I weigering uitnodiging nooit blanco, 0, 1 1

10 J wijze van participatie blanco, 1, 2, 3 1

11 K riziv-nummerverwijzende arts 1ste

spoor

blanco, 1/11111/11/111 14

12 L datum screening in M.E. blanco, dd/mm/jjjj 10

13 M datum ondertekening blanco, dd/mm/jjjj 10

14 N opvolging geweigerd blanco, 0, 1 1

15 O screeningstechniek blanco, 1, 2 1

16 P datum 1ste lezing blanco, dd/mm/jjjj 10

17 Q riziv-nummer 1ste lezer blanco, 1/11111/11/111 14

18 R gevolg 1ste lezing blanco, 0, 1 1

19 S datum aankomst dossier blanco, dd/mm/jjjj 10

20 T datum 2de lezing blanco, dd/mm/jjjj 10

21 U ID centrum voor borstkankeropsporing

tweede lezing

nooit blanco, 0011111 7

22 V riziv-nummer 2de lezer blanco, 1/11111/11/111 14

23 W radiografische kwaliteit blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5 1

24 X technische recall blanco, 0, 1 1

25 Y gevolg 2ste lezing blanco, 0, 1 1

26 Z datum 1ste lezing - oud blanco, dd/mm/jjjj 10

27 AA riziv-nummer 1ste lezer -oud blanco, 1/11111/11/111 14

28 AB datum 2de lezing - oud blanco, dd/mm/jjjj 10

29 AC riziv-nummer 2de lezer - oud blanco, 1/11111/11/111 14

30 AD radiografische kwaliteit - oud blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5 1

31 AE datum 3de lezing blanco, dd/mm/jjjj 10

32 AF riziv-nummer 3de lezer blanco, 1/11111/11/111 14

33 AG gevolg 3de lezing blanco, 0, 1 1

34 AH screeningsresultaat blanco, 0, 1 1

35 AI datum resultaat arts blanco, dd/mm/jjjj 10

36 AJ wijze resultaat arts blanco, 1, 2, 3 1

37 AK datum resultaat vrouw blanco, dd/mm/jjjj 10

38 AL datum further assessment

(opvolgingsonderzoek)

blanco, dd/mm/jjjj 10

39 AM opvolging: mammografie blanco, 0, 1, 2, 3 1

40 AN opvolging: echografie blanco, 0, 1, 2, 3 1

41 AO opvolging: MRI blanco, 0, 1, 2, 3 1

42 AP opvolging: FNAC blanco, 0, 1, 2, 3 1

43 AQ opvolging: datum gesloten biopsie blanco, dd/mm/jjjj 10

44 AR opvolging: gesloten biopsie blanco, 0, 1, 2, 3 1

45 AS opvolging: datum open biopsie blanco, dd/mm/jjjj 10

46 AT opvolging: open biopsie blanco, 0, 1, 2, 3 1

47 AU resultaat further assessment

(opvolgingsonderzoek)

blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5 1

48 AV controleperiode further assessment

(opvolgingsonderzoek)

blanco, 1 tot 24 max. 2

Page 79: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-3

49 AW invasieve type blanco, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12,

13

max. 2

50 AX histologische graad hoogste T score blanco, 0, 1, 2, 3, 9 1

51 AY hoogste histologische graad blanco, 0, 1, 2, 3, 9 1

52 AZ T score blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10,

11, 12, 13, 14 of 15

max. 2

53 BA Paget blanco, 0, 1, 2 1

54 BB Tumorgrootte blanco, 0 , getal max. 2

55 BC lymfeknopenstatus blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10. max. 2

56 BD metastasering blanco, 0, 1 1

57 BE datum start therapie blanco, dd/mm/jjjj 10

58 BF aard heelkunde tumor blanco, 0, 1, 2 1

59 BG okselklierevidement blanco, 0, 1 1

60 BH chemotherapie blanco, 0, 1 1

61 BI radiotherapie blanco, 0, 1 1

62 BJ hormoontherapie blanco, 0, 1 1

63 BK datum vaststelling intervalkanker blanco, dd/mm/jjjj 10

64 BL hoeveelste screeningsmammografie

(ronde)

blanco, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 max. 2

65 BM aantal maanden sinds vorige deelname

(ronde)

blanco, 0, 1, … max. 2

Page 80: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-4

Page 81: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-5

5.1.2 Dataset

parameters opmerkingen waarde/categorieën waarde n.

pos.

1 A ID centrum voor

borstkankeropsporing centrum voor borstkankeropsporing dat de

gemeente bedient die overeenkomt met het veld

'postnummer'

code bepaald door agentschap, over te

nemen uit de tabel RCS_codes

nooit blanco, 0011111 7

2 B ID mammografische eenheid

mammografische eenheid waar

screeningsmammografie genomen werd.

code bepaald door agentschap, over te

nemen uit de tabel ME_codes

0011111 of 1111111 7

3 C code vrouw een voor de vrouw unieke identificator op

basis van het rijksregisternummer en de naam

van de vrouw

alfanumeriek gegeven met een max. aantal

posities

nooit blanco, waarde cfr.

afspraken binnen

consortium

?

4 D postnummer postnummer op het moment van de

screeningsmammografie (SM), of, als geen SM,

op het moment van de uitnodiging of, als ook

geen uitnodiging of voor vrouwen nieuw in de

doelgroep, op 1 januari dat ze in de

populatiedatabank verschijnt

postnummer nooit blanco, postnummer 4

5 E leeftijdscategorie De toewijzing van de vrouw tot een

leeftijdsgroep gebeurt op basis van de

leeftijd die de vrouw verkrijgt in het

kalenderjaar waarin ze aan de screening

participeert of, voor het 2° spoor,

uitgenodigd wordt eraan te participeren.

(Bijv. een vrouw die wordt gescreend in 2003

en op 1.01.03 49 jaar is, maar op 30 april 50

jaar wordt, wordt ingedeeld in leeftijdsgroep

50-54). Er kunnen dus, in vergelijking met

veld D, lichte afwijkingen zijn in de

afbakening. Vrouwen die op moment van

screening buiten de leeftijdsgroepen vallen

krijgen waarde -1. Deze situatie komt in

principe slechts voor m.b.t. data van voor

mei 2003 en ten gevolge van de conversie.

-1 = buiten 50-69, 1 = 50-54, 2 = 55-

59, 3 = 60-64 en 4 = 65-69

nooit blanco, 1, 2, 3, 4 1

Page 82: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-6

6 F episodestatus de episode waarin het dossier van de vrouw

zich bevindt.

1 = uitgenodigd, 2 = gescreend, 3 =

technische recall, 4 = verdacht (nog

geen beslissing over

screeningsresultaat), 5 = derde lezing

is nodig, 6 = protocol (afwijkend

screeningsresultaat, doch nog niet

afgewerkt), 7 = in opvolging (brieven

verstuurd, gegevens opvolging moeten

binnenkomen), 8 = afgesloten, 9 =

ongeldig (wordt normaal niet meer

gebruikt), 10 = gunstig

(screeningsresultaat niet afwijkend,

brieven nog niet verstuurd), 11 = in

opvolging, maar opvolgingsdossier

geweigerd

blanco, 1, 2, 3, 4, 5, 6,

7, 8, 9, 10, 11

max. 2

7 G initiële afspraakdatum geldt als basis voor de berekening van het

aantal uitgenodigde vrouwen

dd/mm/jjjj (=geplande datum van

screening)

blanco, dd/mm/jjjj 10

8 H afmelding 1 = borstkanker; 2 = borstamputatie; 3 =

recente mammografie; 4 = onder

regelmatig toezicht van de radioloog; 5

= mammografie gepland maar nog niet

uitgevoerd; 6 = onder regelmatig

toezicht van arts (huisarts,

gynaecoloog,…); 7 = andere reden; 8 =

geen reden opgegeven

blanco, 1, 2, 3, 4, 5, 6,

7, 8

1

9 I weigering uitnodiging weigering tot deelname en expliciete

schriftelijke vraag om in de toekomst niet

meer uitgenodigd te worden

0 = neen, 1 = ja nooit blanco, 0, 1 1

10 J wijze van participatie 1 = zuiver 1ste spoor, 2 = zuiver 2de

spoor, 3 = onbekend: ingevolge

uitnodiging en met verwijsbrief of

stempel arts

blanco, 1, 2, 3 1

11 K riziv-nummerverwijzende

arts 1ste spoor blanco, 1/11111/11/111 14

12 L datum screening in M.E. dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

13 M datum ondertekening datum ondertekening door de vrouw van het

informed consent

blanco als gescreend = niet ondertekend

of geen formulier in bezit van het

centrum, dd/mm/jjjj

blanco, dd/mm/jjjj 10

14 N opvolging geweigerd blanco als gescreend = niet ondertekend

of geen formulier in bezit van het

centrum, 0 = niet geweigerd, 1 =

geweigerd

blanco, 0, 1 1

Page 83: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-7

15 O screeningstechniek 1 = klassieke screening, 2 = digitale

screening

blanco, 1, 2 1

16 P datum 1ste lezing wordt opnieuw blanco zodra beslist is tot

technische recall (veld X = 1) en zolang er

geen 'nieuwe of herbevestigde' 1ste lezing

terug is

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

17 Q riziv-nummer 1ste lezer wordt opnieuw blanco zodra beslist is tot

technische recall (veld X = 1) en zolang er

geen 'nieuwe of herbevestigde' 1ste lezing

terug is

blanco, 1/11111/11/111 14

18 R

gevolg 1ste lezing conclusie m.b.t. het al dan niet aangewezen

zijn van opvolgingsonderzoek omwille van

afwijkingen (niet technische) op de

screeningsmammografie. Wordt opnieuw blanco

zodra beslist is tot technische recall (veld

X = 1) en zolang er geen 'nieuwe of

herbevestigde' 1ste lezing terug is. Bij

verschil Re-Li wordt het ergste

gerapporteerd: 1 > 0 > blanco

0 = geen verder onderzoek aangewezen, 1

= verder onderzoek aangewezen

blanco, 0, 1 1

19 S datum aankomst dossier datum aankomst screeningsmammografie op

centrum ook indien registratieformulier

eerste lezing of aanvraagformulier nog niet

is bezorgd

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

20 T datum 2de lezing wordt opnieuw blanco zodra beslist is tot

technische recall (veld X = 1) en zolang er

geen 'nieuwe of herbevestigde' 1ste lezing

terug is

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

21 U ID centrum voor

borstkankeropsporing

tweede lezing

centrum voor borstkankeropsporing dat de

tweede lezing uitvoert. Is parameter voor

financiering.

code bepaald door agentschap, over te

nemen uit de tabel RCS_codes

nooit blanco, 0011111 7

22 V riziv-nummer 2de lezer wordt opnieuw blanco zodra beslist is tot

technische recall (veld X = 1) en zolang er

geen 'nieuwe of herbevestigde' 1ste lezing

terug is

blanco, 1/11111/11/111 14

23 W radiografische

kwaliteit Hier komen de gegevens van de laatste

screeningsmammografie, d.w.z. na de eventuele

technische herhaling. Bij verschil Re-Li

wordt het slechtste resultaat genoteerd: 3 >

4 > = blanco (1 Re en 2 Li, of omgekeerd,

wordt 3). Dit veld wordt blanco van als er

beslist wordt tot technische herhaling (zie

ook AD).

blanco = geen gegevens; 0 = goed; 1 =

niet goed maar niet gespecificeerd; 2 =

niet goed technisch-fysisch; 3 = niet

goed positionering; 4 = 2 + 3, 5 = niet

goed maar geen technische recall nodig

of aangewezen.

blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5 1

Page 84: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-8

24 X technische recall

(technische herhaling) de beslissing tot technische recall gebeurt

door middel van een technische 3de lezing

(deze wordt niet geregistreerd als derde

lezing!) om de fysisch-technische kwaliteit

te evalueren nadat de 2de lezer de kwaliteit

als onvoldoende beoordeelde. Pas na deze

procedure kan een '1' worden ingevuld.

0 = geen technische recall, 1 = techn

ische recall

blanco, 0, 1 1

25 Y gevolg 2ste lezing conclusie m.b.t. het al dan niet aangewezen

zijn van opvolgingsonderzoek omwille van

afwijkingen (niet technische) op de

screeningsmammografie. Bij verschil Re-Li

wordt het ergste gerapporteerd: 1 > 0 >

blanco

0 = geen verder onderzoek aangewezen, 1

= verder onderzoek aangewezen

blanco, 0, 1 1

26 Z datum 1ste lezing - oud hier wordt de datum vermeld van de 1ste

lezing voor de technische recall. Dit gebeurt

van zodra beslist wordt tot technische recall

(zie ook P)

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

27 AA riziv-nummer 1ste lezer

-oud hier wordt het riziv-nummer vermeld van de

1ste lezer die de lezing uitvoerde voor de

technische recall. Dit gebeurt van zodra

beslist wordt tot technische recall (zie ook

Q)

blanco, 1/11111/11/111 14

28 AB datum 2de lezing - oud hier wordt de datum vermeld van de 2de lezing

voor de technische recall. Dit gebeurt van

zodra beslist wordt tot technische recall

(zie ook T)

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

29 AC riziv-nummer 2de lezer - oud

hier wordt het riziv-nummer vermeld van de

2de lezer die de lezing uitvoerde voor de

technische recall. Dit gebeurt van zodra

beslist wordt tot technische recall (zie ook

V)

blanco, 1/11111/11/111 14

30 AD radiografische kwaliteit - oud

Dit veld wordt enkel ingevuld bij beslissing

tot technische herhaling. Hier wordt de

radiografische kwaliteit vermeld van de

eerste screeningsmammografie, dus voor de

technische herhaling. Dit gebeurt van zodra

beslist wordt tot technische recall. Zo lang

de technische herhaling niet gebeurde blijft

veld W blanco (zie ook W).

blanco = geen gegevens; 0 = goed; 1 =

niet goed, maar niet gespecificeerd; 2 =

niet goed technisch-fysisch; 3 = niet

goed positionering; 4 = 2 + 3, 5 = niet

goed maar geen technische recall nodig

of aangewezen.

blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5 1

31 AE datum 3de lezing dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

Page 85: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-9

32 AF riziv-nummer 3de lezer Een derde lezing kan gebeuren via een

consensuslezing tussen eerste en tweede lezer

of via een derde lezer

Bij consensuslezing wordt een fictief

RIZIV-nummer gebruikt: 9/99999/99/991

voor VUB, 9/99999/99/992 voor UA,

9/99999/99/993 voor LUCK, 9/99999/99/994

voor VOB en 9/99999/99/995 voor UG

blanco, 1/11111/11/111 14

33 AG gevolg 3de lezing conclusie m.b.t. het al dan niet aangewezen

zijn van opvolgingsonderzoek omwille van

afwijkingen (niet technische) op de

screeningsmammografie. Bij verschil Re-Li

wordt het ergste gerapporteerd: 1 > 0 >

blanco

0 = geen verder onderzoek aangewezen, 1

= verder onderzoek aangewezen

blanco, 0, 1 1

34 AH screeningsresultaat eindbesluit van het screeningsproces:

afwijkend screeningsresultaat betekent

'opvolgingsonderzoek aangewezen' . Is een

berekende waarde: gevolg 3de lezing, tenzij

3de lezing blanco, dan gevolg 2de lezing.

0 = geen verder onderzoek aangewezen, 1

= verder onderzoek aangewezen

blanco, 0, 1 1

35 AI datum resultaat arts datum waarop de brief naar de arts

gegenereerd wordt door het centrum, dus voor

de verzending. Is ook de postdatum op de

brief.

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

36 AJ wijze resultaat arts 1 = per brief, 2 = via medibridge, 3 = 1

+ 2

blanco, 1, 2, 3 1

37 AK datum resultaat vrouw datum waarop de brief naar de vrouw

gegenereerd wordt door het centrum, dus voor

de verzending. Is ook de postdatum op de

brief.

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

38 AL datum further

assessment (opvolgingsonderzoek)

indien meerdere onderzoeken werden

uitgevoerd: datum van het eerste onderzoek.

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

39 AM opvolging: mammografie het betreft hier een opvolgingsonderzoek Re,

Li of bilateraal na een afwijkend

screeningsresultaat en niet om onderzoeken

herhalingsmammografieën om technische reden.

Als '2' wordt aangeduid mag AU niet blanco

zijn.

blanco, 0 = resultaat onbekend, 1 =

geen afwijkingen, 2 = geen duidelijke

afwijking maar controle aangewezen 3 =

kwaadaardig,

blanco, 0, 1, 2, 3 1

40 AN opvolging: echografie Re, Li of bilateraal. Als '2' wordt aangeduid

mag AU niet blanco zijn.

blanco, 0 = resultaat onbekend, 1 =

geen afwijkingen, 2 = geen duidelijke

afwijking maar controle aangewezen 3 =

kwaadaardig,

blanco, 0, 1, 2, 3 1

41 AO opvolging: MRI Als '2' wordt aangeduid mag AU niet blanco

zijn.

blanco, 0 = resultaat onbekend, 1 =

geen afwijkingen, 2 = geen duidelijke

afwijking maar controle aangewezen 3 =

kwaadaardig,

blanco, 0, 1, 2, 3 1

Page 86: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-10

42 AP opvolging: FNAC Fine Needle Aspiration Cytologie: cytologisch

onderzoek op een weefselstaal bekomen door

dunne naaldpunctie. Niet te verwarren met

boornaald-biopsie (microbiopsie) of vacuüm

naaldbiopsie (macrobiopsie) of een

chirurgische (open biopsie, met verwijdering

van het letsel) biopsie. Als '2' wordt

aangeduid mag AU niet blanco zijn.

blanco, 0 = resultaat onbekend, 1 =

geen afwijkingen, 2 = geen duidelijke

afwijking maar controle aangewezen 3 =

kwaadaardig,

blanco, 0, 1, 2, 3 1

43 AQ opvolging: datum

gesloten biopsie datum waarop de gesloten biopsie gebeurde dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

44 AR opvolging: gesloten

biopsie Re, Li of bilateraal. o.a.: boornaaldbiopsie

(microbiopsie), vacuüm naaldbiopsie

(macrobiopsie). Als '2' wordt aangeduid mag

AU niet blanco zijn, doch '2' zal wellicht

niet gebruikt worden.

blanco, 0 = resultaat onbekend, 1 =

geen afwijkingen, 2 = geen duidelijke

afwijking maar controle aangewezen 3 =

kwaadaardig,

blanco, 0, 1, 2, 3 1

45 AS opvolging: datum open

biopsie datum waarop de open biopsie gebeurde, zal

vaak samenvallen met datum start therapie

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

46 AT opvolging: open biopsie Re, Li of bilateraal. Chirurgische biopsie,

met verwijdering van (een deel van) het

letsel. Kan samenvallen met de start van de

behandeling (tumorectomie). Als '2' wordt

aangeduid mag AU niet blanco zijn, doch '2'

zal wellicht niet gebruikt worden.

blanco, 0 = resultaat onbekend, 1 =

geen afwijkingen, 2 = geen duidelijke

afwijking maar controle aangewezen 3 =

kwaadaardig,

blanco, 0, 1, 2, 3 1

47 AU resultaat further assessment

(opvolgingsonderzoek)

indien het resultaat uit meerdere bronnen kan

afkomstig zijn, kiest men de meest

betrouwbare (open biopsie > gesloten biopsie

> FNAC>MRI, diagnostische radiografie en

echo… Bij verschil Re-Li wordt het ergste

resultaat gerapporteerd: 3 > 2 > 1 > 0 >

blanco (4 wordt 3)

blanco, 0 = resultaat onbekend, 1 =

geen kanker, 2 = wellicht geen kanker

maar controle aangewezen, 3 = in situ, 4

= invasieve borstkanker, 5 = invasieve

andere tumor

blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5 1

48 AV controleperiode further

assessment (opvolgingsonderzoek)

indien het resultaat van de opvolgingen of

het further assessment voorziet in een

controle, dan wordt in dit veld het aantal

maanden vermeld waarop de controle

voorgesteld wordt of werd. Deze waarde blijft

staan, als 2 is ingevuld in AL, AM, AN, AO,

AQ, AS of AT

uitgedrukt in maanden blanco, 1 tot 24 max. 2

Page 87: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-11

49 AW invasieve type anatomopathologisch bevestigde type van de

tumor met de hoogste T score

1 = ductal NST, 2 = lobular, 3 =

medullary, 4 = mucinous, 5 = tubular,

cribiform, 6 = mixed ductal/lobular, 7 =

mixed ductal NST and other types, 8 =

mixed tubular/lobular, 10 = metastatic,

11 = other, 12 = not assessable, 13 =

unknown (opm: 9 wordt niet gebruikt).

Kunnen deze begrippen vertaald worden ?

blanco, 1, 2, 3, 4, 5, 6,

7, 8, 10, 11, 12, 13

max. 2

50 AX histologische graad

hoogste T score histologische graad (anatomopathologische of

cytologische indien anatomopathologie

ontbreekt) van de tumor met de hoogste T

score

blanco = geen gegevens, 0 = werd niet

bepaald, 1 = laag, 2 = intermediair, 3 =

hoog, 9 = onbekend

blanco, 0, 1, 2, 3, 9 1

51 AY hoogste histologische

graad hoogste histologische graad

(anatomopathologische of cytologische indien

anatomopathologie ontbreekt) van alle

gevonden borsttumoren, waarbij 3 > 2 > 1 > 9

> blanco/0

blanco = geen gegevens, 0 = werd niet

bepaald, 1 = laag, 2 = intermediair, 3 =

hoog, 9 = onbekend

blanco, 0, 1, 2, 3, 9 1

52 AZ T score anatomopathologisch bevestigde T score.

Indien meerdere tumoren: enkel hoogste score,

waarbij 10 > 9 > … > blanco/0

blanco, 0 = pTx (geen gegevens); 1 =

pTo, 2 = Lobulaire In-situ kanker (pTis-

lcis), 3 = = In-situ kanker maar niet

nader gespecifieerd (is meestal een

Ductale In-situ kanker (pTis-dcis), 4 =

Ductale In-situ kanker (pTis-dcis), 5 =

Micro-invasieve kanker <= 1 mm (pT1mic),

6 = Invasieve kanker <= 5mm (pT1a), 7 =

Invasieve kanker <= 10mm (pT1b), 8 =

Invasieve kanker <= 20 mm (pT1c), 9 =

Invasieve kanker <= 50 mm (pT2), 10 =

Invasieve kanker > 50 mm (pT3), 11 = pT4

Invasieve kanker niet nader omschreven,

12 = pT4a, 13 = pT4b, 14 = pT4c en 15 =

pT4d.

blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5,

6, 7, 8, 9, 10, 11, 12,

13, 14 of 15

max. 2

53 BA Paget Re, Li of bilateraal 0 = onbekend, 1 = neen, 2 = Paget (pTis-

paget);

blanco, 0, 1, 2 1

54 BB Tumorgrootte indien het resultaat uit meerdere bronnen kan

afkomstig zijn, kiest men de meest

betrouwbare (zie AT). Indien Re, Li of

bilateraal: grootste tumor wordt

gerapporteerd.

uitgedrukt in millimeter. 0 = geen

gegevens (geen tumor hoort bij 'blanco')

blanco, 0 , getal max. 2

55 BC lymfeknopenstatus anatomopathologisch bevestigd, Re, Li of

bilateraal. Indien meerdere data: enkel

hoogste score, waarbij 6 > 5 > 4 > 2 > 1 >

blanco/0. Het consortium levert het

agentschap gegevens over de gebruikte

classificatie en over de relatie met volgend

blanco, 0 = X, 1 = 0, 2 = 1, 3 = 1a, 4 =

1b, 5 = 1bI, 6 = 1bII, 7 = 1bIII, 8 =

1bIV, 9 = 2, 10 = 3

blanco, 0, 1, 2, 3, 4, 5,

6, 7, 8, 9, 10

1

Page 88: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-12

model: Nx, NO, N1, N2, N2a, N2b, N3, N3a,

N3b, N3c. (Dit is tot nu toe nog niet

gebeurd)

56 BD metastasering blanco = Mx (geen gegevens), 0 = Mo; 1 =

M1.

blanco, 0, 1 1

57 BE datum start therapie indien meerdere behandelingen werden

toegepast: datum van de eerste behandeling

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

58 BF aard heelkunde tumor indien meerdere heelkundige behandelingen: de

meest ingrijpende, waarbij mastectomie >

tumorectomie

blanco, 0 = geen heelkunde, 1 =

borstsparend (tumorectomie), 2 =

mastectomie

blanco, 0, 1, 2 1

59 BG okselklierevidement Re, Li of bilateraal blanco, 0 = geen klierevidement, 1 = wel

klierevidement

blanco, 0, 1 1

60 BH chemotherapie blanco, 0 = geen chemotherapie, 1 = wel

chemotherapie.

blanco, 0, 1 1

61 BI radiotherapie ongeacht lokalisatie blanco, 0 = geen radiotherapie, 1 = wel

radiotherapie

blanco, 0, 1 1

62 BJ hormoontherapie blanco, 0 = geen hormoontherapie, 1 =

wel hormoontherapie

blanco, 0, 1 1

63 BK datum vaststelling

intervalkanker Als vaststellingsdatum geldt in het Vlaams

programma de meest betrouwbare beschikbare

datum: anatomopathologische bevestiging >

ander protocol of schriftelijk bewijs >

mondelinge mededeling arts > mondelinge

mededeling patiënt of haar omgeving

dd/mm/jjjj blanco, dd/mm/jjjj 10

64 BL hoeveelste

screeningsmammografie (ronde)

Dit veld geeft aan over de hoeveelste

screeningsmamografie bij de vro,uw inkwestie

er in deze dataset gerapporteerd word. Een

ronde is een episode waar een

mammografiedatum aanwezig is. Bij een

weigering tot deelname blijft de teller staan

op die van de vorige ronde binnen het dossier

van de vrouw. Indien er nog geen

screeningsmammografie werd genomen, blijft de

teller blanco.

blanco, 1, 2, 3, 4, 5, 6,

7, 8, 9, 10

2

65 BM aantal maanden sinds vorige deelname (ronde)

Hier komt verschil in maanden tussen de data

van de laatste twee screeningsmammografieën

(rondes). Bedraagt in principe ten minste 13

(vb. screening december 2003 en jan 2005).

Blanco = weigering tot deelname of

episodestatus ‘uitgenodigd’, 0 = een

eerste screeningsmammografie gehad, maar

nog geen tweede (vrouw bevindt zich ‘in

eerste ronde’), 13 (1-12 is voorzien,

maar mag eigenlijk niet voorkomen)

blanco, 0, (1, …), 13 en

hoger

max. 2

Page 89: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-13

Page 90: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-14

Page 91: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-15

5.2 De gegevensstromen

De weg die de registratiegegevens volgen doorheen het screeningsproces is

beschreven in het aanvraagdossier dat goedgekeurd werd door de Commissie

ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (B 3).

5.3 Gegevensuitwisseling

5.3.1 Tussen de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke

Gemeenschapscommissie

Een vrouw is vrij in de keuze van de mammografische eenheid om een

screeningsmammografie te laten uitvoeren. Dit betekent dat een vrouw niet

gebonden is aan de grenzen van de Gewesten. Wanneer een vrouw woonachtig in

het Vlaams Gewest zich laat screenen in een eenheid erkend door de R-Franse

Gemeenschap, zal de tweede lezing uitgevoerd worden door een centrum voor

borstkankeropsporing van de Franse Gemeenschap. Om de opvolging van deze

vrouw in het Vlaamse bevolkingsonderzoek mogelijk te maken, is

gegevensuitwisseling noodzakelijk.

Een protocolakkoord voor gegevensuitwisseling werd opgemaakt. Het voorstel

houdt het volgende in:

De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschap en de

Franse Gemeenschap maken de volgende afspraken rond de uitwisseling van de

gegevens over het bevolkingsonderzoek naar borstkanker:

Artikel 1. Om te kunnen bepalen welke vrouwen moeten uitgenodigd worden en

om de deelname aan het bevolkingsonderzoek te kunnen meten moet elke

Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kunnen

beschikken over de gegevens van de vrouwen verblijvend in hun werkgebied,

die gescreend werden in een mammografische eenheid die niet valt onder haar

verantwoordelijkheid.

Hiertoe wisselen de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke

Gemeenschapscommissie maandelijks volgende gegevens uit van de vrouwen in

kwestie:

1° Naam en voorna(a)m(en) vrouw;

2° Identificatienummer Sociale Zekerheid;

3° Adres (straat, nummer, bus, postcode en gemeente);

4° Datum screeningsmammografie;

5° Resultaat screeningsmammografie borst links en borst rechts: afwijkend,

niet-afwijkend, mastectomie.

Afspraken over de praktische modaliteiten van de gegevensuitwisseling

worden vastgelegd in overleg tussen de verschillende partijen.

Art. 2. Dit protocol heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009 en

wordt jaarlijks stilzwijgend verlengd. Het kan door elk van de partijen

opgezegd worden mits kennisgeving voor 1 oktober van het voorgaande jaar.

5.3.2 Met Europese instanties

Page 92: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-16

Het Europese Netwerk voor Informatie en Evaluatie van Kanker (EUNICE)

maakte een gegevensdatabank op om gegevens uit te wisselen en te verzamelen

tussen alle Europese landen waar een bevolkingsonderzoek loopt.

Het Consortium neemt deel aan deze gegevensuitwisseling.

Page 93: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

5-17

Page 94: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-1

6 Opvolging en evaluatie van het bevolkingsonderzoek

6.1 Doel

Algemene doelstellingen van de evaluatie:

• de kwaliteit van het programma bewaken

• het realiseren van gezondheidswinst opvolgen

• de efficiëntie (kosteneffectiviteit) van het programma bevorderen

De evaluatie heeft meer specifiek betrekking op:

1. de participatie 2. de kwaliteit van het screeningsproces zelf 3. het effect op de gezondheid van de doelgroep 4. de kosten verbonden aan de organisatie van het programma

De evaluatie zal, gezien de bevoegdheidsverdeling in België, vanuit de

Vlaamse invalshoek in mindere mate betrekking hebben op de diagnostiek en

behandeling van borstkanker, en op de kosten die hiermee verbonden zijn.

De federale overheid gaf het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid

een opdracht tot algemene evaluatie van de borstkankeropsporing in België.

Dit gebeurt vanuit haar bevoegdheid inzake financiering van de

ziektekosten, met inbegrip van de screeningsmammografieën en de tweede

lezing er van.

6.2 Principes

Bij het opzetten van een bevolkingsonderzoek naar borstkanker is het

noodzakelijk de kwaliteit van het programma, in de ruime zin van het

woord, te bewaken gedurende heel het screeningsproces, van bij de

samenstelling van het doelgroepbestand tot en met de opvolging na een

afwijkend screeningsresultaat.

Elke actor die betrokken is bij het bevolkingsonderzoek heeft de

maatschappelijke verantwoordelijkheid om permanent aan kwaliteit te

werken.

Het richtsnoer hiervoor zijn de Europese aanbevelingen (R6) terzake.

De Vlaamse regelgeving (B 1) die ondermeer de erkenningen regelt is hierop

afgestemd.

De verschillende procedures (zie elders in dit draaiboek) die zijn

uitgewerkt of afgesproken zijn hiervoor een leidraad.

De mammografische eenheden doen bijzondere inspanningen om degelijke

screeningsmammografieën te nemen en te protocolleren en hierbij oog te

hebben voor een cliëntgerichte aanpak.

De centra voor borstkankeropsporing hebben ondermeer de taak de

mammografische eenheden hierbij te ondersteunen en op permanente basis hun

kwaliteit te evalueren en te bewaken. Op fysisch-technisch vlak worden zij

daarbij geholpen door de deskundigen en instanties gemachtigd voor het

uitvoeren van acceptatietesten (B1.4).

Page 95: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-2

Naast deze elementen van kwaliteitsbewaking is het ook nodig het programma

in zijn globaliteit op te volgen en te evalueren. Het is evident dat beide

processen niet los van elkaar te zien zijn en elkaar zelfs beïnvloeden.

Op basis van de dataset van registratiegegevens (zie hoofdstuk

‘registratie’) en andere data is het mogelijk dit te doen op het niveau

van de Vlaamse Gemeenschap en op het niveau van kleinere geografische

omschrijvingen.

Dit gebeurt dan aan de hand van indicatoren die zo veel mogelijk

overeenstemmen met die gebruikt voor bevolkingsonderzoeken naar

borstkanker in andere landen of regio’s. Dit maakt internationale toetsing

mogelijk.

De ultieme indicator voor het screeningsproces is de mate waarin het

bevolkingsonderzoek gezondheidswinst oplevert en in staat blijkt bij te

dragen tot de daling van de sterfte ten gevolge van borstkanker. Dit

effect (impact) wordt echter beïnvloed door tal van factoren die buiten

het programma liggen. Daarenboven zijn de mortaliteitsgegevens niet snel

beschikbaar en internationaal onderzoek toont aan dat mortaliteitsreductie

pas goed zichtbaar wordt als het programma een tiental jaar loopt (R4,

R8). Om die redenen is gezocht naar zogenaamde surrogaat

effectindicatoren.

Om de kwaliteit van het screeningsproces te kunnen opvolgen en bijsturen

is ook een evaluatie op basis van procesindicatoren onontbeerlijk. Deze

hebben dan betrekking op de participatie en het screeningsproces zelf, met

inbegrip van de opvolging. Met opvolging wordt dan, gezien de

bevoegdheden, vooral het proces bedoeld om te komen tot een adequate

diagnose en behandeling, niet om het diagnostisch en therapeutisch

handelen zelf.

Om de verschillende indicatoren te kunnen berekenen zijn een aantal

parameters nodig die op zich ook een aspect van de evaluatie inhouden.

Bij de beoordeling van een aantal parameters en indicatoren zal ermee

rekening moeten gehouden worden dat ze een maat zijn voor soms meer dan

een deelaspect in het screeningsproces en dat ze haast nooit betrekking

hebben op slechts een actor.

De afweging van de efficiëntie, met name, in hoeverre is het programma

doelmatig, zal vanuit de Vlaamse invalshoek beperkt zijn omdat zij enkel

betrekking zal kunnen hebben op de afweging van de organisatiekosten en de

screeningskosten in de enge zin (screeningsmammografieën en tweede

lezingen).

6.3 Toepassing

Verder worden een aantal parameters en indicatoren opgegeven en de wijze

waarop ze worden berekend.

De meeste zijn ontleend aan de Europese aanbevelingen (R6).

Page 96: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-3

In het hoofdstuk ‘Begrippen’ zijn een aantal definities opgenomen. Dit

heeft zijn belang voor een juiste interpretatie van de gehanteerde

parameters en indicatoren.

Men moet er ook van uit gaan dat het vinden van geschikte indicatoren niet

eenvoudig is en evolueert in de tijd.

Voor een aantal indicatoren zijn ook nog niet alle parameters voorhanden.

Veel parameters en indicatoren krijgen slechts een duidelijke betekenis

als ze gedurende verschillende jaren na elkaar worden vergeleken. De

verwijzing naar ‘velden’ heeft betrekking op de velden uit de ‘dataset’

(zie hoofdstuk ‘registratie’).

Bij een meer gedetailleerde analyse kunnen de beschreven parameters en

indicatoren ook berekend worden voor deelpopulaties (of combinaties

ervan), bijvoorbeeld:

• per leeftijdscategorie: de berekening gebeurt dan per verschillende

code (1, 2, 3 of 4) of groepering ervan in veld

'leeftijdscategorie';

• per geografische entiteit (postnummer, gemeente, arrondissement,

provincie, zorgregio, Logo): de berekening gebeurt dan per code of

groepering ervan in veld 'postnummer';

• per mammografische eenheid: de berekening gebeurt dan per

verschillende code in veld 'ID mammografische eenheid';

• per centrum voor borstkankeropsporing: de berekening gebeurt dan per

verschillende code in veld 'ID centrum voor borstkankeropsporing';

• per spoor: de berekening gebeurt dan per verschillende code in veld

'wijze van participatie'.

6.4 Proces

Hier worden parameters en indicatoren besproken die een maat zijn voor het

verloop van het screeningsproces. Ze zijn verder opgesplitst in parameters

en indicatoren die enerzijds te maken hebben met de participatie aan het

programma en anderzijds met het screeningsproces zelf.

6.4.1 Participatie

De tabel geeft een overzicht van de parameters en indicatoren die

gerelateerd zijn aan de participatie aan het programma. De afkorting ‘PP’

bij de nummering staat voor ‘Procesindicator-Participatie’.

De tweede kolom bevat de naam van de parameter of indicator. Deze die in

de Europese aanbeveling als essentieel wordt weerhouden zijn aangeduid met

(°). De indicatoren in vette druk worden weerhouden als essentiële

indicatoren voor het Vlaamse bevolkingsonderzoek.

In de Europese aanbevelingen wordt ‘Participatieproportie’ als belangrijke

indicator weerhouden. Toch is de indicator ‘Dekking’ te verkiezen omdat

die ook rekening houdt met het eerste spoor. Een opsplitsing ‘Dekking

eerste spoor’ en ‘Dekking tweede spoor’ is belangrijk gezien de specifieke

aanpak in het Vlaams bevolkingsonderzoek. Het is wenselijk ‘Dekking’ ook

samen te interpreteren met ‘Dekking door niet screeningsmammografie’ en de

‘Dekking door alle mammografieën’. Eveneens belangrijk is de indicator

‘Herhalingsproportie’ omdat die een maat is in hoeverre de vrouwen

Page 97: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-4

regelmatig participeren, verschillende screenings na elkaar. Ook de tijd

tussen de opeenvolgende screeningsmammografieën is belangrijk, vandaar ook

het ‘Screeningsinterval (gemiddelde of verdeling)’.

De mate waarin de vrouwen uit de doelgroep uitgenodigd worden

(‘Uitnodigingsproportie’ en ‘uitnodigingsproportie eerste spoor’) is

uiteraard ook een maat voor de performantie van het uitnodigingssysteem

van de screeningscentra (zie verder, procesindicatore-

screeningsprogramma). Toch staan deze parameters hier al vermeld gezien de

participatie gerelateerd is aan het aantal (her)uitgenodigde vrouwen.

Page 98: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-5

Procesindicatoren en -parameters Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker: participatie

Nr Indicator of parameter (EU = (°), vet =

prioritair) Norm en opmerkingen Berekeningswijze parameter of indicator

Opmerking - vooraf de onderzochte periode definiëren, datum = datum die valt binnen deze periode - er is enkel rapportage over vrouwen uit de toegelaten doelgroep waar een actie is gebeurd, dus met een episode in het registratieprogramma Heracles - de analyses gebeuren per periode van een jaar. De gegevens worden dan, zeker voor uitnodiging en participatie, opgeteld met het vorig jaar, zodat er gerapporteerd wordt over perioden van

twee jaar

PP-01 Volledige doelgroep Data toetsen aan gegevens NIS en Vlaamse populatiedatabank. Deze parameter is niet te bepalen uit de courante aanlevering van de dataset. Eén maal per jaar moet over PP-01 en PP-02 afzonderlijk gerapporteerd worden.

De vrouwen die op 1 januari van het betrokken jaar een postcode hebben in Vlaanderen en 50 tot en met 69 jaar worden of zijn in het jaar in kwestie.

PP-02 Toegelaten doelgroep Deze parameter is niet te bepalen uit de courante aanlevering van de dataset. Eén maal per jaar moet over PP-01 en PP-02 afzonderlijk gerapporteerd worden.

'Volledige doelgroep' min vrouwen die weigeren, of een door het centrum gekende borstkanker habben =< 10 jaar geleden of waarvan het centrum weet dat ze een bilaterale borstamputatie kregen. Dit zijn de vrouwen uit de volledige doelgroep min de vrouwen die dat jaar een ‘niet-actieve’ status hadden in Heracles. M.a.w. de vrouwen met een ‘actieve’ status in Heracles in het betrokken jaar, in de veronderstelling dat degebruikte populatiedatabank volledig is.

PP-03 Aantal uitnodigingen Aantal uitgenodigde vrouwen. Aantal records met datum in veld 'initiële afspraakdatum'

PP-04 Uitnodigingsproportie Is afhankelijk van de participatie via het eerste spoor 'Aantal uitnodigingen' maal 100 gedeeld door 'Toegelaten doelgroep'

PP-05 Aantal weigeringen Dit is een cumulatief gegeven Aantal records met 'Weigering uitnodiging' gelijk aan 1

PP-06 Weigeringsproportie 'Aantal weigeringen' maal 100 gedeeld door 'Aantal uitnodigingen'

PP-07 Aantal afmeldingen Dit is, in tegenstelling tot PP-05, geen cumulatief gegeven, het betreft een reactie van een vrouw op de uitnodiging

Aantal records met datum in 'initiële afspraakdatum' en met 'datum screening in ME' gelijk aan blanco en met 'reden afmelding' gelijk aan 1 tot en met 8.

PP-08 Afmeldingsproportie Aantal afmeldingen' maal 100 gedeeld door 'Aantal uitnodigingen'

PP-09 Participatie (totale) Controle: moet gelijk zijn aan som participatie 1°, 2° en gemengd spoor. Aantal records met datum in 'Datum screening in ME'

PP-10 Participatie eerste spoor Aantal records met datum in 'Datum screening in ME' en met 'Wijze van participatie' gelijk aan 1.

PP-11 Participatie tweede spoor Aantal records met datum in 'Datum screening in ME' en met 'Wijze van participatie' gelijk aan 2.

PP-12 Participatie onbekend spoor Aantal records met datum in 'Datum screening in ME' en met 'Wijze van participatie' gelijk aan 3.

Beter niet als evaluatieindicator gebruiken ? Is eigenlijk = PP-09. Deze term wordt enkel gebruikt voor de tussentijdse opvolging van perioden van de laatste 24 maanden (dus niet in volledige kalenderjaren) � valt weg voor rapportering

Aantal records met datum in veld 'datum screening in ME’ gedeeld door 'volledige doelgroep' op 1 januari van het jaar waarin de betrokken periode begint (er wordt geopteerd niet meer de 2° lezing als referentie te gebruiken, naar analogie met andere parameters)

Page 99: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-6

PP-13 Participatieproportie (°) EU: Aanvaardbaar: meer dan 70 % - Gewenst: meer dan 75% . Opmerking: is eigenlijk een 'Participatieproportie 2° spoor. Gezien de specifieke situatie van een gedecentraliseerde werking met twee sporen is deze norm niet toepasbaar op de Vlaamse situatie. De norm kan toegepast worden op 'dekking(sgraad)'.

'Participatie tweede spoor' + ‘Participatie onbekend spoor’ maal 100 gedeeld door 'Aantal uitnodigingen'

PP-14 Aantal verwijzers Aantal records met 'riziv-nummer verwijzende arts 1° spoor'

PP-15 Dekking(sgraad) Zie participatieproportie (PP-14). Kan ook op ‘toegelaten doelgroep’ berekend worden

'Participatie (totale)' maal 100 gedeeld door 'Volledige doelgroep'

PP-16 Dekking eerste spoor Kan ook op ‘toegelaten doelgroep’ berekend worden 'Participatie eerste spoor' maal 100 gedeeld door 'Volledige doelgroep'

PP-17 Dekking tweede spoor Kan ook op ‘toegelaten doelgroep’ berekend worden 'Participatie tweede spoor' maal 100 gedeeld door 'Volledige doelgroep'

PP-18 Dekking door niet screeningsmammografie

Kan niet op basis van dataset: hiervoor zijn ziekenfondsgegevens (via het IMA) nodig

Aantal vrouwen met 'gefactureerde mammografie' maar zonder 'gefactureerde screeningsmammografie' in het kalenderjaar voorafgaand aan of in het kalenderjaar van de 'gefactureerde diagnostische mammografie' maal 100 gedeeld door 'Volledige doelgroep'.

PP-19 Dekking door alle types mammografie Kan niet op basis van dataset: hiervoor zijn ziekenfondsgegevens (via het IMA) nodig.

Som van 'Dekking' en 'Dekking door niet screeningsmammografie'. Enkel te berekenen als ziekenfondsgegevens bekend zijn.

PP-20 Weigering-opvolging-door-centrumproportie

De vrouw laat het centrum niet toe om opvolgingsgegevens op te vragen (bij een afwijkend screeningsresultaat).

Aantal records met datum in veld 'Datum ondertekening' en met 'Opvolging geweigerd' gelijk aan 1 maal 100 gedeeld door aantal records met datum in veld 'Datum ondertekening'

PP-21 Screeningsinterval (gemiddelde of verdeling)

De gemiddelde intervaltijd, of de verdeling van intervaltijden in maanden tussen de opeenvolgende screeningsmammografieën. Geeft informatie die aanleunt bij 'Herhalingsproportie, maar is wellicht gemakkelijker te berekenen.

Gemiddelde of verdeling van de waarden in veld ‘aantal maanden sinds vorige deelname (ronde)’

PP-22 Heruitnodigingsproportie EU: Aanvaardbaar: minstens 95 % - Gewenst: 100%. Het betreft een berekening op comlexe data over meerdere jaren waarvoor gegevens nodig zijn op niveau van de vrouw. Dit is, o.a. omwille van de privacy niet mogelijk op niveau van Vlaamse overheid. Afspraak: consortium doet deze analyses.

PP-23 Uitnodigingsproportie eerste spoor Percentage vrouwen met uitnodiging binnen de 36 maanden na een screeningsmammografie via het eerste spoor en die na 30 maanden nog tot de doelgroep behoren en geen gekende en bevestigde borstkanker hebben.

Het betreft een berekening op comlexe data over meerdere jaren waarvoor gegevens nodig zijn op niveau van de vrouw. Dit is, o.a. omwille van de privacy niet mogelijk op niveau van Vlaamse overheid. Afspraak: consortium doet deze analyses.

Page 100: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-7

PP-24 Herhalingsproportie Het betreft een berekening op comlexe data over meerdere jaren waarvoor gegevens nodig zijn op niveau van de vrouw. Dit is, o.a. omwille van de privacy niet mogelijk op niveau van Vlaamse overheid. Afspraak: consortium doet deze analyses.

Page 101: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-8

Page 102: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-9

6.4.2 Verloop van de screening

De in deze tabel beschreven parameters en indicatoren zijn een maat voor de

performantie van het screeningsproces zelf. De afkorting ‘PS’ bij de

nummering staat voor ‘Procesindicator-Screeningsprogramma’. Er is voorzien

in een verdere onderverdeling in parameters en indicatoren die betrekking

hebben op de werking van de centra (PS-C) of op de werking van de

mammografische eenheden (PS-M) of op beide (PS-A, ‘Algemeen’).

De tweede kolom bevat de naam van de parameter of indicator. Deze die in de

Europese aanbeveling als essentieel wordt weerhouden zijn aangeduid met

(°). De indicatoren in vette druk worden weerhouden als essentiële

indicatoren voor het Vlaamse bevolkingsonderzoek.

In de Europese aanbevelingen worden ‘Early recall rate’, ‘Recall rate’

(Oproep-voor-opvolgingproportie, ‘Proportie tijdige resultaten’, ‘Proportie

tijdige opvolging’, ‘Target optical density’, ‘Spatial resolution’,

‘Referentiedosis’, ‘Treshold contrast visibility’, ‘Geïnformeerde-

vrouwenproportie’, ‘Tevredenheid vrouwen’, ‘Radiografisch-goede-

kwaliteitsproportie’, ‘Technische-herhalingsproportie’ en ‘Additional

imaging rate’ als belangrijke indicator weerhouden.

‘Early recall rate’, ‘Recall rate’ (Oproep-voor-opvolgingproportie,

‘Proportie tijdige resultaten’, ‘Proportie tijdige opvolging’, ‘Technische-

herhalingsproportie’ worden aanzien (R6) als indicatoren die belangrijk

zijn in het reduceren van de bijwerkingen van het programma.

In het Vlaams bevolkingsonderzoek zijn ‘Early recall rate’ en ‘Additional

imaging rate’ niet relevant omdat deze stappen in het Vlaams programma niet

voorzien zijn. Ook de tevredenheid van de vrouw kan niet geëvalueerd worden

omdat dit niet wordt nagevraagd in het programma. Een aantal andere

indicatoren die in de Europese aanbevelingen werden weerhouden kunnen niet

of onvoldoende nauwkeurig worden bepaald op basis van de dataset.

Anderzijds worden voor het Vlaams programma toch de indicatoren ‘Proportie

derde lezingen’, ‘Proportie tijdige diagnose’, en de vier indicatoren met

betrekking tot de slechte radiografische kwaliteit geselecteerd.

De ‘Opvolgingsproportie’ en de ‘Proportie tijdige opvolging’ zijn niet

enkel een maat voor de werking van de centra wat het bewaken van de

opvolging na een afwijkend screeningsresultaat betreft, maar ook van de

performantie van de curatieve sector die de verdere onderzoeken moet

plannen en uitvoeren. Toch staan deze indicatoren hier vermeld omwille van

de bewakingsopdracht terzake van de centra.

Page 103: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-10

Page 104: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-11

Procesindicatoren en -parameters Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker: verloop van de screening

Nr Indicator of parameter (EU = (°),

vet = prioritair) Norm en opmerkingen Berekeningswijze indicator

Opmerking - vooraf de onderzochte periode definiëren, datum = datum die valt binnen deze periode - er is enkel rapportage over vrouwen uit de toegelaten doelgroep waar een actie is gebeurd, dus met een episode in het registratieprogramma Heracles - de analyses gebeuren per periode van een jaar. De gegevens worden dan, zeker voor uitnodiging en participatie, opgeteld met het vorig jaar, zodat er gerapporteerd wordt over

perioden van twee jaar

PS-A01 Derde lezingen Aantal records met een geldige datum in 'Datum 3de lezing'

PS-A02 Proportie derde lezingen Geen norm in Europese aanbevelingen Derde lezingen' maal 100 gedeeld door 'Tweede lezingen'

PS-A03 Recall rate (early) (°) EU: Aanvaardbaar: minder dan 1 % - Gewenst: 0 % Niet van toepassing en niet te bepalen in Vlaams programma

PS-A04 Afwijkende screening Aantal records met een 1 in 'Screeningsresultaat'

PS-A05 Oproep-voor-opvolgingproportie (°)

EU: Aanvaardbaar: minder dan 7% (volgende: 5) - Gewenst: minder dan 5% (volgende: 3).

Aantal records met een geldige datum in 'Datum screening in ME' en met 1 in 'Screeningsresultaat', maal 100 gedeeld door aantal records met een geldige datum in 'Datum screening in ME'

PS-A06 Proportie tijdige resultaten arts (15) (°)

EU: hoogstens 2 weken: Aanvaardbaar: 90% - Gewenst: meer dan 90% Probleem: niet de datum van het ontvangen, maar van het klaarmaken van de resultaatsbrief wordt gebruikt.

Aantal records met geldige datum in veld 'Datum resultaat arts’ en waarbij het veld 'Datum resultaat arts’ min 'Datum screening in ME' kleiner of gelijk is aan is dan 15, maal 100 gedeeld door het aantal records met geldige datum in veld 'Datum resultaat arts’

PS-A07 Proportie tijdige resultaten arts (21) (°)

Geen norm in Europese aanbevelingen Aantal records met geldige datum in veld 'Datum resultaat arts' en waarbij het veld 'Datum resultaat arts' min 'Datum screening in ME' kleiner of gelijk is aan is dan 21, maal 100 gedeeld door het aantal records met geldige datum in veld 'Datum resultaat arts'

PS-C01 Tweede lezingen Controle: moet gelijk zijn aan 'Participatie (totale)' en aan 'Eerste lezingen' Aantal records met een geldige datum in 'Datum 2de lezing'

PS-C02 Resultaat arts Aantal records met geldige datum in 'Datum resultaat arts'

PS-C03 Proportie resultaten arts Zal bijna 100% zijn (door deel technische recall en lopende dossiers die nog niet verstuurd zijn)

'Resultaat arts', maal 100 gedeeld door 'Participatie (totale)'

PS-C04 Resultaat vrouw Aantal records met geldige datum in 'Datum resultaat vrouw'

PS-C05 Proportie resultaten vrouw Zal bijna 100% zijn (door deel technische recall en lopende dossiers die nog niet verstuurd zijn)

'Resultaat vrouw', maal 100 gedeeld door 'Participatie (totale)'

PS-C06 Opvolgingsproportie Moet zo dicht mogelijk 100 % benaderen. Zoeken hoe dit percentage kan verhoogd worden. Momenteel tot 20-30% waarvan geen follow-up bekend is.

Aantal records met geldige datum in veld 'Datum further assessment', maal 100 gedeeld door 'Afwijkende screening'

Page 105: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-12

PS-C07 Proportie tijdige opvolging (na resultatsmededling) (°)

Deze indicator evalueert het aantal werkdagen tussen resultaatsmededeling aan de vrouw en het eerste opvolgingsonderzoek. Het gaat dus om een procesindicator waar niet enkel de mammografische eenheden en centra voor verantwoordelijk zijn. EU spreekt van aanvaardbaar 5 werkdagen en gewenst 3 werkdagen tussen. Een norm wordt niet vermeld. Men kan er van uit gaan dat ook hier volgen, de percentages worden gehanteerd: Aanvaardbaar: 90% - Gewenst: meer dan 90%. Probleem: niet de datum van het ontvangen, maar van het klaarmaken van de resultaatsbrief wordt gebruikt. Opletten bij interpretatie: het kan dat de vrouw tijdig bij de arts was voor een eerste bespreking en klinisch onderzoek, zonder dat deze datum geregistreerd wordt. In een gedecentraliseerd programma is de gestelde norm niet realistisch. Om die reden wordt geopteerd voor een evaluatie aan de hand van een verdeling van het aantal (werk)dagen over de doelgroep met een afwijkend screeningsresultaat

Aantal records met datum in 'Datum further assessment' en waarbij 'Datum further assessment' min 'Datum resultaat vrouw' kleiner of gelijk is aan 8, maal 100 gedeeld door het aantal vrouwen met datum in 'Datum further assessment' In de plaats van deze berekening wordt bij vrouwen met 1 in ‘screeningsresultaat’ het verschil in dagen berekend tussen ‘datum further assessment (opvolgingsonderzoek)’ en ‘datum resultaat arts’. Er wordt dan gerapporteerd over de verdeling van de bekomen resultaten, bijvoorbeeld: ‘x%’ van de vrouwen binnen ‘a’ dagen, ‘Y%’ binnnen ‘b’ dagen enz…

PS-C08 Proportie tijdige opvolging (screening inbegrepen)

Deze indicator evalueert het aantal werkdagen tussen de screeniongsmammografie en het eerste opvolgingsonderzoek Het gaat dus om een procesindicator waar niet enkel de mammografische eenheden en centra voor verantwoordelijk zijn. Geen norm in Europese aanbevelingen (wel bij benadering: norm resultaatsmededeling (2 weken) + norm tijdige opvolging (5 werkdagen): dus 21 dagen), wel objectiever meetbaar. In een gedecentraliseerd programma is de gestelde norm niet realistisch. Om die reden wordt geopteerd voor een evaluatie aan de hand van een verdeling van het aantal (werk)dagen over de doelgroep met een afwijkend screeningsresultaat

Aantal records met geldige datum in veld 'Datum further assessment' en waarbij 'Datum further assessment' min 'Datum screening in ME' kleiner of gelijk is aan 23, maal 100 gedeeld door het aantal vrouwen met geldige datum in veld 'Datum further assessment' In de plaats van deze berekening wordt bij vrouwen met 1 in ‘screeningsresultaat’ het verschil in dagen berekend tussen ‘datum further assessment (opvolgingsonderzoek)’ en ‘datum resultaat arts’. Er wordt dan gerapporteerd over de verdeling van de bekomen resultaten, bijvoorbeeld: ‘x%’ van de vrouwen binnen ‘a’ dagen, ‘Y%’ binnnen ‘b’ dagen enz…

PS-M01 Target optical density (°) EU: tussen 1.3 en 1.8 OD Probleem: Deze data worden niet op recordniveau in Heracles, noch in de dataset geregistreerd. Behoort tot de evaluatieopdracht van de centra.

Niet te bepalen op basis van dataset

PS-M02 Spatial resolution (°) EU: Aanvaardbaar: minstens 10 Lp per mm - Gewenst: meer dan 13 Lp per mm Probleem: Deze data worden niet op recordniveau in Heracles, noch in de dataset geregistreerd. Behoort tot de evaluatieopdracht van de centra.

Niet te bepalen op basis van dataset

PS-M03 Referentiedosis (°) EU: Aanvaardbaar: minder dan 15 mGy - Gewenst: minder dan 14 mGy Probleem: Deze data worden niet op recordniveau in Heracles, noch in de dataset geregistreerd. Behoort tot de evaluatieopdracht van de centra. � voor evaluatie ME

Niet te bepalen op basis van dataset

PS-M04 Treshold contrast visibility (°) EU: minder dan 1,5 % Probleem: Deze data worden niet op recordniveau in Heracles, noch in de dataset geregistreerd. Behoort tot de evaluatieopdracht van de centra.

Niet te bepalen op basis van dataset

PS-M05 Geïnformeerde-vrouwenproportie (°)

EU: Aanvaardbaar 100% - Gewenst 100% Probleem: Deze data worden momenteel niet opgevraagd bij de centra

Aantal records met datum in veld 'Datum ondertekening', maal 100 gedeeld door 'Participatie (totale)'. Is in het Vlaams programma pas evalueerbaar vanaf 2007.

PS-M06 Tevredenheid vrouwen (°) EU: Aanvaardbaar 97 % - Gewenst >97% Probleem: Dit wordt niet geregistreerd in het Vlaams programma

Niet te bepalen in Vlaams programma

PS-M07 Goede radiografische kwaliteit Aantal records met 0 in 'Radiografische kwaliteit'

Page 106: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-13

PS-M08 Radiografisch-goede-kwaliteitsproportie (°)

Opmerking: wellicht zijn 'goede kwaliteit' oververtegenwoordigd bij de blancos in het veld 'radiografische kwaliteit. Norm: 85%

Aantal records met 0 in 'Radiografische kwaliteit', maal 100 gedeeld door aantal tweede lezingen.

PS-M09 Radiografisch-slechte-kwaliteitproportie

Het gaat hier om de proportie opnames die eigenlijk zou moeten hernomenn worden

Aantal records met 1, 2, 3, af 4 in 'Radiografische kwaliteit', maal 100 gedeeld door aantal tweede lezingen.

PS-M10 Radiografisch-slechte-fysisch-technischekwaliteitproportie

Opmerking: wellicht zijn 'goede kwaliteit' oververtegenwoordigd bij de blancos in het veld 'radiografische kwaliteit.

Aantal records met 2 in 'Radiografische kwaliteit', maal 100 gedeeld door aantal tweede lezingen.

PS-M11 Radiografisch-slechte-positioneringproportie

Opmerking: wellicht zijn 'goede kwaliteit' oververtegenwoordigd bij de blancos in het veld 'radiografische kwaliteit.

Aantal records met 3 in 'Radiografische kwaliteit', maal 100 gedeeld door aantal tweede lezingen.

PS-M12 Radiografisch-slechte-fysisch-technische-kwaliteit-en-positioneringproportie

Opmerking: wellicht zijn 'goede kwaliteit' oververtegenwoordigd bij de blancos in het veld 'radiografische kwaliteit.

Aantal records met 4 in 'Radiografische kwaliteit', maal 100 gedeeld door aantal tweede lezingen.

PS-M13 Radiografische-slechte-kwaliteit-zonder-technische-herhalingsproprtie

EU: geen norm. Moet zo klein mogelijk zijn. Opmerking: wellicht zijn 'goede kwaliteit' oververtegenwoordigd bij de blancos in het veld 'radiografische kwaliteit.

Aantal recordsmet 5 in 'Radiografische kwaliteit' maal 100 gedeeld door aantal tweede lezingen.

PS-M14 Technische-herhalingsproportie (°)

EU: Aanvaardbaar: minder dan 3 % - Gewenst: minder dan 1%. VL: enkel 'recall'. Opmerking: zou zo dicht mogelijk zijn "100 min 'Goede-radiografische-kwaliteitproportie' " moeten benaderen

Aantal records met een geldige 'Datum screening in ME' en 1 in 'Technische recall', maal 100 gedeeld door aantal tweede lezingen

PS-M15 Eerste lezingen Controle: moet gelijk zijn aan 'Participatie' en aan 'Tweede lezingen' Aantal vrouwen met een geldige datum in veld 'Datum 1° lezing'

PS-M16 Additional imaging rate (°) EU: Aanvaardbaar: minder dan 5% - Gewenst: minder dan 1% Niet te bepalen in Vlaams programma

Page 107: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-14

Page 108: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-15

6.5 Effect

Hier worden parameters en indicatoren besproken die een maat zijn voor het

effect van het programma. Zoals eerder beschreven wordt er, buiten de

indicator ‘Mortaliteitsreductie’ gewerkt met surrogaat-effectindicatoren.

Ze zijn verder opgesplitst in parameters en indicatoren die enerzijds

direct te maken hebben met het effect van het bevolkingsonderzoek en

anderzijds ook gerelateerd zijn aan de diagnose en behandeling die er op

volgt.

6.5.1 Direct gerelateerd aan het bevolkingsonderzoek

De in deze tabel beschreven parameters en indicatoren zijn een maat voor

effect op de gezondheid (gezondheidswinst) van het bevolkingsonderzoek. De

afkorting ‘ES’ bij de nummering staat voor ‘Effectindicator-

Screeningsprogramma’.

De tweede kolom bevat de naam van de parameter of indicator. Deze die in de

Europese aanbeveling als essentieel wordt weerhouden zijn aangeduid met

(°). De indicatoren in vette druk worden weerhouden als essentiële

indicatoren voor het Vlaamse bevolkingsonderzoek.

In de Europese aanbevelingen worden ‘Detectiepercentage DCIS’,

‘Detectiepercentage 10 mm’, ‘Detectiepercentage 15 mm’, ‘Detectiepercentage

II+’, ‘Detectiepercentage N-negatief’, ‘Detectie-

achtergrondincidentieratio’ en ‘Intervalkankerincidentieratio’ als

belangrijke indicator weerhouden.

‘Detectiepercentage DCIS’ en ‘Detectie-achtergrondincidentieratio’,

worden aanzien (R6) als indicatoren die belangrijk zijn in het komen tot

een vroegdiagnose. Gezien het opsporen van in situ kankers deels ook een

maat voor overdiagnose kan zijn is het wellicht te verkiezen om

‘Detectiegraad 10 mm’, ‘Detectiepercentage 10mm’, en ‘Detectiepercentage 15

mm’ als belangrijke indicator voor vroegdiagnose te weerhouden.

Gezien het bekomen van de nodige parameters niet vanzelfsprekend is werden

in het Vlaams programma de indicatoren ‘Detectiepercentage II+’,

‘Detectiepercentage N-negatief’, ‘Detectie-achtergrondincidentieratio’ en

‘Intervalkankerincidentieratio’ niet geselecteerd.

Anderzijds werden volgende indicatoren wel opgenomen: ‘Aantal te screenen

vrouwen (afwijkende screening)’, ‘Aantal te screenen vrouwen (kanker)’,

‘Detectiegraad’, ‘Detectiegraad invasieve kankers’, ‘Detectiegraad 10 mm’,

‘Terecht-positievenproportie’, ‘Vals-positievenproportie’, ‘Specificiteit

bij benadering’, en ‘Positief voorspellende waarde’.

Uiteraard dient uiteindelijk ook de ‘Mortaliteitsreductie’ als

belangrijkste indicator te worden weerhouden. Wel is het een niet eenvoudig

te berekenen indicator en zal een effect de eerste jaren nog niet zichtbaar

zijn.

De betrouwbaarheid van een aantal indicatoren zal afhankelijk zijn van de

mate waarin een voldoende groot aantal vrouwen gegevens over de opvolging

bekend zijn. De curatieve sector speelt hierbij een belangrijke rol, maar

ook de mate waarin de centra hun rol opnemen als ‘bewaker’ van de

opvolging.

Page 109: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-16

Effectindicatoren en -parameters Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker: screening

Nr Indicator of parameter Norm en opmerkingen Berekeningswijze indicator

Opmerking - vooraf de onderzochte periode definiëren, datum = datum die valt binnen deze periode - er is enkel rapportage over vrouwen uit de toegelaten doelgroep waar een actie is gebeurd, dus met een episode in het registratieprogramma Heracles - de analyses gebeuren per periode van een jaar x op basis van de beschikbare cijfers in januari x + 3. Er kan gerapporteeerd worden over periodes van één of meerdere jaren. - voor een aantal parameters en indicatoren zal de berekeing gebeuren voor de initiële screening los van de overige rondes (vervolgscreeningen) - om de meeste cijfers te kunnen interpreteren moet de responsgraad (% met gekende opvolging en % Tx (geen gegevens)) vermeld worden. Zo niet, dan geven de cijfers een minder

gunstig resultaat weer dan in werkelijkheid het geval is.

ES-01 Aantal te screenen vrouwen (NNS afwijkende screening)

Aantal te screenen vrouwen om 1 vrouw te vinden met een afwijkende screening

'Participatie (totale)' gedeeld door 'Afwijkende screening' OF 1 gedeeld door 'opvolging-voor-oproepproportie'

ES-02 Aantal te screenen vrouwen (NNS kanker)

Aantal te screenen vrouwen om 1 vrouw te vinden met borstkanker (Invasieve + In situ, behalve lobulaire in situ). Analoge indicator als 'Detectiegraad'. Probleem: de In situ kankers, niet nader omschreven, worden in deze berekening beschouwd als ductale in situ kankers. Wil men dit niet dan moet de berekening gebeuren op basis van de T-score groter of gelijk aan 4.

Aantal records met datum in 'Datum screening in ME' gedeeld door aantal records met T-score groter of gelijk aan 3.

ES-03 Detectiegraad Analoge indicator als 'Aantal te screenen vrouwen (kanker)'. Geen norm in Europese aanbevelingen, hangt af van achtergrondincidentie. Opmerking: invasieve + In situ, behalve lobulaire in situ. Er is van uitgegaan de T0 niet mee te tellen. Probleem: zie hierboven

Aantal records met een waarde groter dan 2 in 'T score', maal 10.000 gedeeld door aantal records met datum in 'Datum screening in ME'

ES-04 Detectiegraad In situ kankers Het betreft de ductale in situ kankers + de niet nader omschreven in situ kankers, maar zonder de lobulaire in situ kankers

.Aantal records met een waarde 3 of 4 in 'T score', maal 10.000 gedeeld door aantal records met datum in 'Datum screening in ME'

ES-05 Detectiegraad invasieve kankers

Het gaat om de detectiegraad van invasieve borstkankers. Geen Europese norm

Aantal records met een waarde groter dan in 'T score', maal 10.000 gedeeld door aantal records met datum in 'Datum screening in ME'

ES-06 Detectiegraad 10 mm Het gaat om de detectiegraad van invasieve borstkankers tot en met 10 mm. Geen Europese norm

Aantal records met een waarde 5, 6 of 7 in 'T score', maal 10.000 gedeeld door aantal records met datum in 'Datum screening in ME'

Page 110: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-17

ES-07 Detectiepercentage DCIS (°) Het gaat om het % DCIS van alle gedetecteerde kankers. EU: Aanvaardbaar: 10% - Gewenst: 10-20% Opmerking: in de berekeningswijze worden de in situ kankers ‘niet nader omschreven’ beschouwd als ductale in situ kankers.

Aantal records met een waarde 3 of 4 in 'T score', maal 100 gedeeld door aantal records met groter dan 2 in 'T score'

ES-08 Detectiepercentage invasieve kankers

EU: Aanvaardbaar: 90% - Gewenst: 80-90%. 100 – ES-07

ES-09 Detectiepercentage 5 mm Het gaat om de invasieve borstkankers tot en met 5 mm. Geen Europese norm.

Aantal records met een waarde 5 of 6 in 'T score', maal 100 gedeeld door aantal records met een waarde groter dan 4 in 'T score'

ES-10 Detectiepercentage 10 mm (°) Het gaat om de invasieve borstkankers tot en met 10 mm. EU: Aanvaardbaar: minstens 20% (volgende: 25) - Gewenst minstens 25% (volgende 30). Opmerking: eerste definitie is beter afgestemd op kankerregister, voor tweede definitie zullen vaker gegevens bekend zijn

Aantal records met een waarde 5, 6 of 7 in 'T score', maal 100 gedeeld door aantal records met een waarde groter dan 4 in 'T score'

ES-11 Detectiepercentage 15 mm (°) EU: Aanvaardbaar: minstens 50% - Gewenst meer dan 50%. Opmerking: kankerregister registreert dit niet. Opmerking: zal vaak niet gekend zijn omdat vald ‘tumorgrootte’ vaak blanco blijft. Dus zeker vermelden van hoevel kankers de grootte gekend is.

Aantal records met een waarde kleiner of gelijk aan 15 in 'Tumorgrootte', maal 100 gedeeld door aantal records met een waarde groter dan 4 in ’T score’

ES-12 Detectiepercentage II+ (°) Het gaat om borstkankers van stadium II of hoger (= tumor groter dan 20 mm en/of positieve klieren en/of metastase). EU: Aanvaardbaar: 25% (20 voor volgende) - Gewenst: minder dan 25% (20 voor volgende). Opmerking: mogelijk zullen bij te weinig records de data voor de berekening bekend zijn. Opmerking: in de huidige berekening is het percentage berekend, naar analogie met de overeige detectiepercentages, op de invasieve kankers.

Aantal records met waarde hoger dan 8 in ‘T-score’ of hoger dan 1 in ‘lymfeknopenstatus’ of 1 in ‘metastasering’, maal 100 gedeeld door aantal records waarvan T-score groter is dan 4

ES-13 Detectiepercentage N-negatief (°) EU: Aanvaardbaar: 70% (75 voor volgende) - Gewenst: meer dan 70 (75 voor volgende). Opmerking: mogelijk zullen bij te weinig records de data voor de berekening bekend zijn.

Aantal records met 0 in 'Lymfeknoopstatus' maal 100 gedeeld door aantal records met ’T-score’ groter dan 4

ES-14 Detectiepercentage M- Geen norm ? Nog nakijken Aantal records met 0 in 'Metastasering' maal 100 gedeeld door aantal records met 'T-score’ groter dan 4

ES-15 Detectiepercentage G1 Het gaat om borstkankers met een lage histologische differentiatiegraad. Geen norm ? Nog nakijken

Aantal records met 1 in 'Histologische graad hoogste T score' maal 100 gedeeld door aantal records met T-score groter dan 4

Page 111: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-18

ES-16 Achtergrondincidentie Niet te bepalen op basis van dataset

ES-17 Detectie-achtergrondincidentieratio (°)

EU: Aanvaardbaar: 3 X aIC (1,5 voor volgende) - Gewenst: meer dan 3 X aIC (1,5 voor volgende). Opmerking: achtergrondincidentie voor Vlaanderen is moeilijk te berekenen.

'Detectiegraad' gedeeld door 'Achtergrondincidentie'

ES-18 Gestandaardiseerde detectieratio Niet te bepalen op basis van dataset

ES-19 Intervalkankers 'c' in vierveldentabel (vals negatief). Opmerking: berekeningswijze varieert naar gelang de definitie van intervalkanker. Hier is niet gekozen voor een berekening op alle gescreende vrouwen maar op die met niet-afwijkend screeningsresultaat. Het registreren van de intervalkankers en de datum ervan is problematisch. Is slechts op te lossen door koppeling aan het kankerregister.

Aantal records met 0 in 'Screeningsresultaat' en datum in 'Datum vaststelling intervalkanker' waarbij verschil tussen ‘datum screening in ME’ en ‘datum vaststelling intervalkanker’ kleiner is dan 24 maanden (of 720 dagen)

ES-20 Kans op intervalkanker kans op vals negatief resultaat (c/c+a) 'Intervalkankers' gedeeld door som van 'Intervalkankers en 'Terecht positief'

ES-21 Intervalkankerincidentie Opmerking: zie opmerking ES-19 Aantal records met datum in veld 'Datum vaststelling intervalkanker' maal 10.000 gedeeld door aantal records met 0 in 'Screeningsresultaat'

ES-22 Intervalkankerincidentieratio (°) EU: Aanvaardbaar: 0-11 maanden: 30% van de achtergrondincidentie (12-23 maanden: 50 %) - Gewenst: 0-11 maanden: minder dan 30% (12-23 maanden: minder dan 50 %). Opmerking: zie opmerking bij 'Intervalkankerincidentie'. 'Achtergrondincidentie' is niet nauwkeurig te berekenen voor Vlaanderen.

'Intervalkankerincidentie' maal 100 gedeeld door 'Achtergrondincidentie' Niet te bepalen op basis van dataset

ES-23 Terecht positief 'a' in vierveldentabel. Opmerking:: 'wellicht geen kanker maar controle aangewezen' wordt in de berekening als vals positief beschouwd (zo niet dan moet voor gekozen worden voor ‘groter dan 1 in 'Resultaat further assessment' ‘

Aantal records met 'Screeningsresultaat' en 'Resultaat further assessment' niet blanco waarbij 1 in 'Screeningsresultaat' en groter dan 2 in 'Resultaat further assessment' OF Aantal records met 'Screeningsresultaat' en 'T-scoret' niet blanco waarbij 1 in 'Screeningsresultaat' en groter dan 2 in 'T-score'

ES-24 Terecht positief (invasieve) Zo kan, als ook de stadiëring van de intervalkankers gekend is, een sensitiviteit voor invasieve kankers berekend worden.

Aantal records met 'Screeningsresultaat' en 'Resultaat further assessment' niet blanco waarbij 1 in 'Screeningsresultaat' en groter dan 3 in 'Resultaat further assessment' OF Aantal records met 'Screeningsresultaat' en 'T score' niet blanco waarbij 1 in 'Screeningsresultaat' en groter dan 4 in veld 'T score'

ES-25 Terecht-positievenproportie Zou moeten hetzelfde zijn als positief voorspellende waarde ES-33 Opmerking: rekening houden met niet-ingevulde records in ‘resultaat further assessment’ of ‘T-scores’

'Terecht positief' maal 100 gedeeld door aantal records met 1 in 'Screeningsresultaat'

ES-26 Vals positief 'b' in vierveldentabel. Opmerking: Eerste definitie: 'geen duidelijke afwijking maar controle aangewezen' als terecht positief of vals positief beschouwen ? Bij de berekening wordt ‘'wellicht geen kanker maar controle aangewezen' en ‘lobulaire in situ kanker’ als vals positief beschouwd.

Aantal records met 'Screeningsresultaat' en 'Resultaat further assessment' niet blanco waarbij 1 in 'Screeningsresultaat' en 1 of 2 in 'Resultaat further assessment' OF aantal records met 'Screeningsresultaat' en 'T score' niet blanco waarbij 1 in 'Screeningsresultaat' en kleiner dan 3 in veld 'T score'

ES-27 Vals-positievenproportie 'Vals positief' maal 100 gedeeld door aantal records met 1 in 'Screeningsresultaat' en 'Resultaat further assessment' niet blanco

Page 112: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-19

ES-28 Terecht negatief 'd' in vierveldentabel. Opmerking: berekeningswijze varieert naar gelang de definitie van intervalkanker (gebaseerd op alle gescreende vrouwen of enkel op die met niet-afwijkend screeningsresultaat). Het registreren van de intervalkankers en de datum ervan is problematisch. Is slechts op te lossen door koppeling aan het kankerregister.

Aantal records met 0 in 'Screeningsresultaat' en zonder datum in veld 'datum vaststelling intervalkanker'

ES-29 Non specificiteit kans op vals positief resultaat (b/b+d). Opmerking: zie opmerking bij 'Terecht negatief'

'Vals positief' gedeeld door som 'Vals positief' en 'Terecht negatief'

ES-30 Specificiteit (SP = d/d+b). Opmerking: zie opmerking bij 'Terecht negatief' 'Terecht negatief' gedeeld door som van 'Terecht negatief' en 'Vals positief'

ES-31 Specificiteit bij benadering Toepasbaar indien niet te veel intervalkankers. Engels: approximate specificity. SPa = aantal negatieve testen gedeeld door som aantal negatieve en aantal vals positieve.

Aantal records met 0 in veld 'Screeningsresultaat' gedeeld door som van aantal records met 0 in veld 'Screeningsresultaat' en 'Vals positief'

ES-32 Sensitiviteit (SE = a/a+c) Het registreren van de intervalkankers en de datum ervan is problematisch. Is slechts op te lossen door koppeling aan het kankerregister. In dit geval kan, gezien dan ook de stadiëring van de intervalkankers gekend is, een sensitiviteit voor invasieve kankers berekend worden. Bijkomend probleem: wordt de sensitiviteit berekend voor invasieve kankers of voor alle borstkankers (hier is uitgegaan van alle kankers) ?

'Terecht positief' gedeeld door som van 'Terecht positief' en 'Intervalkankers'

ES-33 Positief voorspellende waarde (PPV = a/a+b) Zou moeten hetzelfde zijn als terecht-positievenproportie ES-25

'Terecht positief' gedeeld door som van 'Terecht positief' en 'Vals positief'

ES-34 Negatief voorspellende waarde (NPV = d/c+d) Opmerking: dit is gelijk aan: het aantal vrouwen met een niet afwijkend screeningsresultaat min het aantal vrouwen met intervalkanker gedeeld door het aantal vrouwen met een niet afwijkend screeningsresultaat.

'Terecht negatief' gedeeld door som van 'Terecht negatief' en 'Intervalkankers'

Page 113: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-20

6.5.2 Ook gerelateerd aan diagnose en behandeling

De in deze tabel beschreven parameters en indicatoren zijn een maat voor

effect op de gezondheid (gezondheidswinst) van het bevolkingsonderzoek met

inbegrip van de diagnostische en deels ook therapeutische processen die

volgen op een afwijkend screeningsresultaat. De afkorting ‘EV’ bij de

nummering staat voor ‘Effectindicator-Vervolg’.

De tweede kolom bevat de naam van de parameter of indicator. Deze die in de

Europese aanbeveling als essentieel wordt weerhouden zijn aangeduid met

(°). De indicatoren in vette druk worden weerhouden als essentiële

indicatoren voor het Vlaamse bevolkingsonderzoek.

In de Europese aanbevelingen worden ‘FNAC-mislukkingproportie’, ‘FNAC-

mislukking-bij-kankerproportie’, ‘Preoperatieve-diagnoseproportie’,

‘Proportie tijdige behandeling’, ‘Benigne-biopsie-onder-30gramproportie’,

‘Benigne-Maligne-biopsieratio’, ‘Correcte-markeringsproportie (niet

palpabel)’, ‘Vriescoupeloze-kankerproportie’, ‘Excisie-met-succes-voor-

niet-palpabele-letselsproportie’, ‘Excisie-met-succes-voor-preoperatief-

gekende-kankersproportie’, ‘Noduli-behoudproportie (in situ)’ en ‘Noduli-

excisieproportie (invasief)’ als belangrijke indicator weerhouden.

‘FNAC-mislukkingproportie’, ‘FNAC-mislukking-bij-kankerproportie’,

‘Preoperatieve-diagnoseproportie’, ‘Benigne-Maligne-biopsieratio’,

‘Correcte-markeringsproportie (niet palpabel)’ en ‘Excisie-met-succes-voor-

niet-palpabele-letselsproportie’ worden aanzien (R6) als indicatoren die

belangrijk zijn in het reduceren van de bijwerkingen van het programma. Het

is zeer de vraag of indicatoren op basis van aspiratie-cytologie wel nog

overeenstemt met de huidige standaard inzake opvolgingsonderzoek. Daarom is

het wellicht wenselijk de indicatoren ‘FNAC-mislukkingproportie’, ‘FNAC-

mislukking-bij-kankerproportie’ (EV-03) niet te gebruiken.

‘Proportie tijdige behandeling’, ‘Benigne-biopsie-onder-30gramproportie’,

‘Vriescoupeloze-kankerproportie’, ‘Excisie-met-succes-voor-niet-palpabele-

letselsproportie’, ‘Excisie-met-succes-voor-preoperatief-gekende-

kankersproportie’, ‘Excisie-met-vrije-randenproportie’ (EV-16), ‘Noduli-

behoudproportie (in situ)’ en ‘Noduli-excisieproportie (invasief)’ worden

aanzien (R6) als indicatoren die belangrijk zijn in de evaluatie van de

performantie van de heelkundige behandelingen.

Veel van deze indicatoren hebben te maken met de evaluatie van diagnose en

behandeling. Vanuit haar bevoegdheden beschikt de Vlaamse overheid niet

over voldoende gegevens om al deze parameters en indicatoren te kunnen

berekenen.

Bij deze groep van effectindicatoren werden voor het Vlaams programma

volgende indicatoren geselecteerd: ‘Preoperatieve-diagnoseproportie’,

‘Proportie tijdige behandeling’, ‘Open-biopsieproportie bij

opvolgingsonderzoek’, ‘Benigne-Maligne-biopsieratio’, ‘Noduli-

behoudproportie (in situ)’ en ‘Noduli-excisieproportie (invasief)’.

Page 114: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-21

Effectindicatoren en -parameters Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker: screening, opvolging en behandeling Deze tabel wordt momenteel bekeken door het consortium, naar aanleiding van de berekeningen voor de opmaak van het jaarrapport van het

bevolkingsonderzoek. Bespreking ervan zal plaatsvinden in het Monitoringcomité bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

Nr Indicator of parameter Norm en opmerkingen Berekeningswijze indicator

Opmerking - vooraf de onderzochte periode definiëren, datum = datum die valt binnen deze periode - er is enkel rapportage over vrouwen uit de toegelaten doelgroep waar een actie is gebeurd, dus met een episode in het registratieprogramma Heracles - de analyses gebeuren per periode van een jaar x op basis van de beschikbare cijfers in januari x + 3. Er kan gerapporteeerd worden over periodes van één of meerdere jaren. - voor een aantal parameters en indicatoren zal de berekeing gebeuren voor de initiële screening los van de overige rondes (vervolgscreeningen) - om de meeste cijfers te kunnen interpreteren moet de responsgraad (% met gekende opvolging en % Tx (geen gegevens)) vermeld worden. Zo niet, dan geven de cijfers een minder

gunstig resultaat weer dan in werkelijkheid het geval is.

EV-01 Mortaliteitsreductie Niet te bepalen op basis van dataset

EV-02 FNAC-mislukkingproportie EU: Aanvaardbaar: minder dan 25% - Gewenst: minder dan15%. Vraag: is dit wel een zinvolle indicator ? Probleem: of een FNAC mislukt wordt niet geregistreerd in Heracles, enkel 'resultaat onbekend'.

Niet te bepalen op basis van dataset

EV-03 FNAC-mislukking-bij-kankerproportie (maligne)

EU: minder dan 10%. Vraag: is dit wel een zinvolle indicator ? Probleem: of een FNAC mislukt wordt niet geregistreerd in Heracles, enkel 'resultaat onbekend'.

Niet te bepalen op basis van dataset

EV-04 Preoperatieve-diagnoseproportie

EU: Aanvaardbaar: meer dan 70% - Gewenst: meer dan 90%. Probleem: voorgestelde berekeningswijze bepaalt eigenlijk de proportie 'gediagnosticeerd voor behandeling' ipv voor operatie, maar dit is nagenoeg identiek. Opmerking Patrick: om te voorkomen dat als de datum niet ingevuld is men de gegevens niet meetelt, zou men de groep als volgt kunnen definiëren: ‘datum start therapie’ niet blanco of ‘aard heelkunde tumor’ groter dan 1

Aantal records met 'Datum start therapie' niet blanco met 'Opvolging: FNAC' waarde 3 (?) of 'Opvolging: gesloten biopsie' waarde 3 (?), maal 100 gedeeld door aantal vrouwen met datum in 'Datum start therapie'. (voorstel KFR)

EV-05 Proportie tijdige behandeling EU: hoogstens 3 weken: Aanvaardbaar: 90% - Gewenst: meer dan 90% Probleem: definitie stelt: tijd tussen beslissing tot heelkunde en de operatie. Datum beslissing tot heelkunde is niet gekend. Voorstel: start periode = datum further assessment. Opmerking Patrick: een meer gedetailleerde definitie van het beginpunt zou kunnen zijn: ‘datum further assessment’ of, indien later, ‘datum gesloten biopsie’, op voorwaarde dat ‘controle periode further assessment’ blanco is. In dit laatste geval wordt de beslissing tot chirurgie met maanden uitgesteld. Opmerking Marjoke: vrouwen die geen of pas heel laat een behandeling krijgen, worden niet meegeteld. De noemer zou ik daarom vervangen door: aantal vrouwen met geldige datum in veld ‘datum further assessment’ Opmerking Karen: berekening vooraf nodig

Aantal records met datum in veld 'Datum start therapie' en met geldige datum in veld 'Datum further assessment' waarbij 'Datum start therapie' min 'Datum further assessment' kleiner of gelijk is aan 21 (25 ?), maal 100 gedeeld door aantal vrouwen met geldige datum in veld 'Datum start therapie' Tijd tussen ‘datum further assessment’ en ‘datum start therapie’ is kleiner of gelijk aan 21 dagen?

EV-06 Biopsiefrequentie ... per 10.000 gescreende vrouwen. Norm nog niet gevonden in Europese aanbevelingen Opmerking Patrick: opgelet met deze definitie wordt enkel de open biopsies meegerekend terwijl in EV-09 gesloten en open biopsie worden meegeteld.

Aantal records met 'Opvolging: open biopsie' of 'Opvolging: open biopsie' niet blanco, maal 10.000 gedeeld door aantal records met datum in 'Datum screening in ME'

Page 115: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-22

EV-07 Open-biopsieproportie bij afwijkend screeningsresultaat

percentage Aantal records met 'Opvolging: open biopsie' niet blanco, maal 100 gedeeld door aantal records met 1 in 'Screeningsresultaat'

EV-08 Open-biopsieproportie bij opvolgingsonderzoek

Percentage Opmerking Patrick: met huidige definitie wordt enkel rekening gehouden met dossiers waar follow-up van gekend is, maar ook de datum. Het kennen van de datum lijkt mij een minder goed criterium dan bijvoorbeeld het feit dat resultaat further assessment groter is dan 0. Indien men alle antwoorden krijgt van de follow-up zal dit gelijk zijn aan EV-07 min de vrouwen die zich niet verder laten onderzoeken.

Aantal records met 'Opvolging: open biopsie' niet blanco, maal 100 gedeeld door aantal records met datum in 'Datum further assessment'

EV-09 Benigne-biopsiefrequentie ... per 10.000 gescreende vrouwen Opmerking Marjoke en Karen: de noemer is ‘per 10.000 gescreende vrouwen’, dus in de berekening niet verengen naar vrouwen met een gesloten of open biopsie. Opmerking Patrick: teller waarde 1: nakijken of EU-aanbevelingen er ook niet waarde 2 bijnemen

Aantal records met waarde 1 in 'Opvolging: gesloten biopsie' of in 'Opvolging: open biopsie', maal 10.000 gedeeld door aantal records met datum in 'Datum screening in ME' en 'Opvolging: gesloten biopsie' en 'Opvolging: open biopsie' niet blanco

EV-10 Benigne-biopsie-onder-30gramproportie

EU: Aanvaardbaar: 90 % - Gewenst: meer dan 90% Probleem: het gewicht (< 30 gram) wordt niet geregistreerd in Heracles

Niet te bepalen op basis van dataset

EV-11 Benigne-Maligne-biopsieratio EU: Aanvaardbaar: minder dan 1 - Gewenst: minder dan 0,5 (0,2 voor volgende). Opmerking: bepalen bij welke groep 'geen duidelijke afwijking maar controle aangewezen' (= 2) hoort. Bij de voorgestelde berekeningswijze zijn zowel de gesloten als de open biopsies in rekening gebracht. Sommige definities van deze ratio hebben het enkel kwaadaardige open biopsies of kwaadaardige verwijderde tumoren. Opmerking Patrick: opsplitsen in ‘eerste screening’ en ‘vervolgscreening’ Beslissing nodig over waarde 2!

Aantal records met 1 (of 2) in 'Opvolging: gesloten biopsie' of in 'Opvolging: open biopsie' gedeeld door aantal records met 3 (of 2) in 'Opvolging: gesloten biopsie' of in 'Opvolging: open biopsie'

EV-12 Correcte-markeringsproportie (niet palpabel)

EU: Aanvaardbaar: 90 % - Gewenst: meer dan 90 % Probleem: markeringen en al dan niet palpabel zijn wordt niet geregistreerd in Heracles

Niet te bepalen op basis van dataset

EV-13 Vriescoupeloze-kankerproportie EU: Aanvaardbaar: 95 % - Gewenst: meer dan 95 % Probleem: vriescoupes worden niet geregistreerd in Heracles

Niet te bepalen op basis van dataset

EV-14 Excisie-met-succes-voor-niet-palpabele-letselsproportie

EU: Aanvaardbaar: 95 % - Gewenst: meer dan 95 % Probleem: excisiegraad en al dan niet palpabel zijn wordt niet geregistreerd in Heracles

Niet te bepalen op basis van dataset

EV-15 Excisie-met-succes-voor-preoperatief-gekende-kankersproportie

EU: Aanvaardbaar: 90 % - Gewenst: meer dan 90 % Probleem: aantal keer dat heelkunde nodig is wordt niet geregistreerd in Heracles

Niet te bepalen op basis van dataset

EV-16 Excisie-met-vrije-randenproportie EU: minstens 95%. Probleem: tumorvrije randen worden niet geregistreerd in heracles

Niet te bepalen op basis van dataset

EV-17 Noduli-behoudproportie (in situ) EU: Aanvaardbaar: 95 % - Gewenst: meer dan 95% Opmerking Karen: OK, met voorkeur voor gebruik T-score in noemer.

Aantal records met waarde 0 in 'Okselklierevidement' en met waarde 1 of 2 in ‘aard heelkunde tumor’ en met waarde 3 in ‘resultaat further assessment’, maal 100 gedeeld door aantal records met waarde 1 of 2 in 'Aard heelkunde tumor' en met 3 in 'Resultaat further assessment' (toevoeging op voorstel Patrick)

Page 116: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-23

EV-18 Noduli-excisieproportie (invasief)

EU: Aanvaardbaar: 95 % - Gewenst: meer dan 95% Probleem: het aantal weggenomen klieren wordt in Heracles niet geregistreerd. Er wordt dus van uitgegaan dat een klierevidement steeds betekent dat minstens 10 okselklieren worden weggenomen. Opmerking Karen: OK, met voorkeur voor gebruik T-score in noemer. Opmerking Patrick: is de interpretatie van deze indicator juist? Het lijkt mij vreemd dat Europa zoveel mogelijk okselklierevidementen zou zien als gouden standaard. Aangezien de procedure van sentinell knoop deze juist zoveel mogelijk wil beperken. Dit zou immers betekenen dat centra die de sentinell knoop procedure nooit uitvoeren en steeds een okselklierevidement doen, kwalitatief beter zouden scoren dan diegene die wel de sentinell knoop procedure uitvoeren en daardoor het aantal evidementen beperken. Gaat het in Europese criteria niet eerder over het feit dat minstens tien klieren moeten weggenomen worden bij okselklierevidement? Dan is de voorgestelde berekening natuurlijk niet relevant.

Aantal records met waarde 1 in 'Okselklierevidement' en met waarde 1 of 2 in ‘aard heelkunde tumor’ en met waarde 4 of 5 in ‘resultaat further assessment’, maal 100 gedeeld door aantal records met waarde 1 of 2 in 'Aard heelkunde tumor' en met 4 of 5 in 'Resultaat further assessment' (toevoeging op voorstel Patrick)

Page 117: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-24

Page 118: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-25

6.6 Onderzoek naar intervalkankers

Onvolledige follow-up leidt ertoe dat het niet mogelijk is alle vals-

negatieve screeningsresultaten te detecteren. Hierdoor is het ook niet

mogelijk een zicht te krijgen op de intervalkankers (ES-19 tot en met ES-

22).

Een pilootproject werd opgezet door het Consortium om de gegevens in

Heracles te koppelen aan de gegevens in het kankerregister.

Dit project zal van start gaan in september-oktober 2009.

6.7 Kosten van het programma

De federale overheid financiert de honoraria voor de eerste en voor de

tweede lezingen. Er wordt gewerkt met het systeem van derde betalende,

zodat er geen financiële transactie is tussen de vrouw en de mammografische

eenheid. Er mag geen remgeld worden aangerekend. Op 1 januari 2009 bedroeg

het honorarium voor een screeningsmammografie 58,43 euro, voor de tweede

lezing was dit 5,84 euro.

De Vlaamse Gemeenschap financiert de sensibilisatie en de organisatie van

het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Hierbij kunnen een aantal

kostengroepen worden onderscheiden:

- financiering van de Logo’s, rechtstreeks en via VIGEZ;

- financiering van de VLK voor periodieke massa-sensibilisatie;

- financiering van Domus Medica voor de sensibilisatie en ondersteuning

van de huisartsen en het ontwikkelen en herzien van de

praktijkaanbeveling inzake borstkankeropsporing;

- medefinanciering van Brumammo vzw voor de organisatie en uitnodiging

in het tweetalig gebied Brussel hoofdstad;

- ontwikkelen, onderhouden en ter beschikking stellen aan de centra van

de populatiedatabank van de doelgroep;

- financiering van het Consortium vzw voor het ontwikkelen en

onderhouden van de webgebaseerde informaticatoepassing ‘Heracles’,

dat aangewend wordt voor het uitnodigen van de vrouwen, het

registreren, bijhouden en uitwisselen van de data en de rapportage

via de dataset naar de Vlaamse overheid;

- financiering van de centra voor borstkankeropsporing voor het

uitnodigen van de vrouwen, het organiseren van de tweede lezingen,

het registreren, bijhouden en uitwisselen van de data, de evaluatie

en kwaliteitsbewaking van de mammografische eenheden, en de

ondersteuning van de Logo’s;

De mammografische eenheden worden niet door de Vlaamse Gemeenschap

gefinancierd. Zij staan zelf in voor een aantal kosten, onder andere voor

de fysisch-technische kwaliteitscontroles en de administratieve afhandeling

van de screeningsdossiers. Er wordt van uit gegaan dat deze kosten

inbegrepen zijn in het honorarium voor de screeningsmammografie.

De gynaecologen worden niet door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd.

Page 119: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-26

Page 120: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-1

7. Begrippen

Het is belangrijk de gehanteerde begrippen in hun juiste betekenis te

gebruiken. Om misverstanden te vermijden worden hier een aantal begrippen

en afkortingen omschreven die te maken hebben met de borstkankeropsporing.

Meestal betreft het vertalingen uit de Europese aanbevelingen (R6). In de

andere gevallen is ernaar gestreefd om de begrippen naar analogie met de

internationale begrippen te omschrijven zodat de afstemming wordt bewaard.

Aantal te screenen vrouwen

(afwijkende screening)

Het aantal vrouwen dat moet worden gescreend om een vrouw

met een afwijkend screeningsresultaat te vinden. Engels:

Number Needed to Screen (NNS). Zie effectindiactoren

screening.

Aantal te screenen vrouwen

(kanker)

Het aantal vrouwen dat moet worden gescreend om een vrouw

met borstkanker op te sporen. Engels: Number Needed to

Screen (NNS). Zie effectindiactoren screening.

Aantal te screenen vrouwen

(sterfte)

Het aantal vrouwen dat moet worden gescreend om een

overlijden door borstkanker te vermijden. Engels: Number

Needed to Screen (NNS).

Achtergrondincidentie De borstkankerincidentie die verwacht wordt in de populatie

zonder screening. Meestal is dit de incidentie in het jaar

voor de introductie van de screening. Afkorting: aIC.

Engels: Background Incidence (rate). Zie effectindicatoren

screening.

Afmeldingsproportie Het percentage vrouwen dat te kennen geeft, al dan niet met

vermelding van de reden, nu niet deel te nemen en binnen de

24 maanden na de uitnodiging ook geen screeningsmammografie

laat nemen van het totaal aantal vrouwen dat een uitnodiging

ontving. Verandering van afspraakdatum wordt dus niet

aanzien als een afmelding. Zie procesindicatoren

participatie.

Bijkomende beeldvorming Bijkomende radiografische opnamen, echografie of MRI na de

beoordeling van een screeningsmammografie, al dan niet op

het moment van de screening, die niet gebeuren om technische

onvolkomenheden. Wordt in het Vlaams programma enkel

geregistreerd in het kader van de opvolgingsonderzoeken

(further assessment).

Bijkomende-

beeldvormingsproportie

het percentage vrouwen waarbij 'bijkomende beeldvorming'

gebeurt van het totaal aantal gescreende vrouwen. In het

Vlaams programma kan dit enkel worden berekend in het kader

van de opvolgingsonderzoeken (further assessment).

Biopsie Het bekomen van een weefselstaal voor diagnostisch

anatomopathologisch (histologisch ? histopathologisch ?)

onderzoek. Men onderscheidt de gesloten biopsie, waaronder

de microbiopsie (boornaald biopsie, of core needle biopsie

(CNB)) en de macrobiopsie (vacuüm naaldbiopsie, of vacuüm

assisted biopsy (VAB)), en de open biopsie (chirurgische- of

diagnostische-excisiebiopsie) waarbij (een deel van) het

letsel wordt verwijderd. Niet te verwarren met FNAC (zie

daar).

Biopsie: (open-

)biopsieproportie

Verhouding tussen het aantal gescreende vrouwen met een

(open) biopsie en het totaal aantal gescreende vrouwen.

Engels: (open) biopsy rate. Zie effectindicatoren-vervolg.

Biopsie: beeldgeleide

biopsie

Een naaldbiopsie onder geleiding van echografie of

radiografie (radioscopie ?)

Biopsie: benigne-

biopsiefrequentie

Het aantal vrouwen met een biopsie met een goedaardig

resultaat per 10.000 gescreende vrouwen. Zie

effectindicatoren-vervolg-09.

Page 121: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-2

Biopsie: benigne-biopsie-

onder-30gramproportie

Het percentage (gescreende) vrouwen met een goedaardig

letsel dat niet meer dan 30 gram weegt, van het totaal

aantal (gescreende) vrouwen met een open biopsie voor een

goedaardig letsel. Wordt in het Vlaams programma niet

geregistreerd. Zie effectindicatoren-vervolg-10.

Biopsie: benigne-maligne-

biopsieratio

Verhouding tussen het aantal anatomopathologisch aangetoonde

goedaardige letsels en het aantal anatomopathologisch

aangetoonde kwaadaardige letsels. (andere definities: (...)

en het aantal open biopsies met kwaadaardig resultaat; (...)

en het aantal verwijderde kwaadaardige letsels) Engels:

benign to malignant biopsy ratio. Zie effectindicatoren-

vervolg-11.

Biopsiefrequentie Het aantal vrouwen met een biopsie per 10.000 gescreende

vrouwen. Engels: biopsy rate.

Biopsieproportie bij

afwijkend

screeningsresultaat

Verhouding tussen het aantal vrouwen met een afwijkend

screeningsresultaat die een biopsie kregen en het totaal

aantal vrouwen met een afwijkend screeningsresultaat.

Engels: biopsy rate. Opmerking: kan naar analogie ook

bepaald worden voor 'opvolgingsonderzoek' of een ander

kenmark. Zie effectindicatoren-vervolg.

Borstkanker Een anatomopathologisch aangetoond kwaadaardig letsel van de

borst dat geclassificeerd wordt als een ductaal carcinoma in

situ (DCIS) of een invasieve borstkanker. Deze definitie van

de Europese aanbeveling beschouwt dus de lobulaire in situ

kankers niet als borstkanker, maar is anderzijds ruimer dan

de definitie van borstkanker uit het kankerregister waar de

DCIS niet worden in rekening gebracht.

Borstkanker: invasieve

borstkanker

Een borstkanker waarbij de kwaadaardige cellen het basaal

membraan van de melkgangen (ducti) of klieren (lobuli)

hebben doorbroken.

Carcinoma in situ Zie Ductaal Carcinoma In Situ (DCIS) en Lobulair Carcinoma

In Situ (LCIS).

Centrum Zie centrum voor bosrtkankeropsporing. Synoniem: centrum

voor borstkankeropsporing, centrum voor borstkankeropsporing

Centrum voor

borstkankeropsporing

Een voorziening, erkend door de Vlaamse gemeenschap, die

complementair met de opdrachten van de mammografische

eenheden, zorgt voor de verdere uitvoering van het

programmatisch bevolkingsonderzoek inzake borstkanker en

ondermeer instaat voor de uitnodiging van de vrouwen uit de

doelgroep, de tweede en eventueel derde lezing van de

screeningsmammografieën en de protocollering ervan en de

opvolging en ondersteuning van de kwaliteitsbewaking van de

mammografische eenheden. Synoniemen: (regionaal)

screeningscentrum.

Classificatie:

histologische graad (G)

Histopathologische gradering (G) van invasieve tumoren

volgens Scarf, Bloom en Richardson (SBR) van goed

gedifferentieerd (I) tot ongedifferentieerd (III).

Synoniemen: histologische differentiatiegraad, gradatie (G).

Classificatie: ICD en ICD-O Indeling van ziekten volgens de internationale statistische

classificatie van ziekten en met gezondheid verband houdende

problemen (ICD-10 (of ICD-9)) op basis van onder andere hun

lokalisatie. De internationale classificatie voor oncologie

(ICD-O-2), is hierop gebaseerd. In de ICD-10 betekent C50.0

tot en met C50.9 'maligne neoplasma van de borst'. De codes

die in de ICD-10 beginnen met D05 geven de carcinoma in situ

van de borst aan. DO5.0 betekent dan een lobulair carcinoma

in situ, DO5.1 een intraductaal carcinoma in situ, D05.7

staat voor de overige gespecifieerde carcinoma in situ en

D05.9 voor de niet gespecifieerde carcinoma in situ van de

borst.

Page 122: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-3

Classificatie: stadiëring Stage 0: Tis N0 M0 - Stage I: T1(T1mic inbegr.) N0 M0 -

Stage IIA: T0 N1 M0, T1(T1mic inbegr.) N1 M0, T2 N0 M0 -

Stage IIB: T2 N1 M0, T3 N0 M0 - Stage IIIA: T0 N2 M0,

T1(T1mic inbegr.) N2 M0, T2 N2 M0, T3 N1/2 M0 - Stage

IIIB: T4 N0/1/2 M0 - Stage IIIC: T(alle) N3 M0 - Stage

IV: T(alle) N(alle) M1. Engels: stage grouping

Classificatie: TNM

classificatie

pTNM geeft de classificatie weer op basis van

anatomopathologische gegevens, cTNM op basis van klinische

gegevens. 'T': Tx (primaire tumor niet vast te stellen), T0

(geen evidentie van primaire tumor), Tis: in situ, overige

T: invasief. T1mic (microinvasief: tot en met 1 mm), T1a

(tot en met 5 mm), T1b (tot en met 10 mm), T1c (tot en met

20 mm). T2 (tot en met 50 mm). T3 (groter dan 50 mm). T4a

(uitbreiding borstwand), T4b (uitbreiding huid: oedeem,

ulceratie of huidnoduli), T4c (T4a en T4b), T4d

('inflammatory carcinoma'). Opmerking bij de t-aanduiding:

andere huidverschijnselen zoals tepelretractie kunnen bij

elke 'T' voorkomen. 'N': N1 (homolaterale oksel,

beweeglijk), N2a (idem gefixeerd); N2b (intramammaire zonder

okselklieren), N3a (infraclaviculair), N3b (intramammair met

okselklieren), N3c (supraclaviculair). 'M': M0: geen

metastasen, M1: metastasen op afstand.

Concordantie De situatie waarbij de eerste lezing en de tweede lezing

dezelfde conclusie weergeven voor wat de noodzaak betreft

tot het al dan niet uitvoeren van opvolgingsonderzoeken.

Correcte-

markeringsproportie (niet

palpabel)

Percentage vrouwen waarbij de preoperatief geplaatste

markeringen (wires) dichter dan 1 cm van het letsel

verwijderd waren van de vrouwen met een niet palpabel letsel

waarbij preoperatief markeringen werden geplaatst. Zie

effectindicatoren-vervolg.

Dataset De registratiegegevens zoals omschreven in de bijlage bij

het draaiboek van het Vlaams bevolkingsonderzoek inzake

borstkanker (B 3.3) die door het consortium en de centra

aangeleverd worden aan het Vlaams agentschap Zorg en

Gezondheid.

Dekking door alle types

mammografieën

Het percentage vrouwen dat binnen een bepaalde periode (van

24 maanden ? twee kalenderjaren ? 30 maanden ?), een

(terugbetaalde) screeningsmammografie of niet-

screeningsmammografie kreeg van de volledige doelgroep (die

in orde is met de ziekteverzekering). Engels: proportion of

women that have undergone mammography. Opmerking: gezien de

data van de niet-screeningsmammografieën van de

ziekenfondsen afkomstig zijn is het mogelijk beter de

doelgroep hier te beperken - zie toevoeging tussen haakjes -

tot de vrouwen uit de doelgroep die in orde zijn met de

ziekteverzekering. Deze groep wordt op federaal niveau vaak

gedefinieerd als 'toegelaten doelgroep' (zie daar). Zie

procesindicatoren participatie-20.

Dekking door niet-

screeningsmammografieën

Het percentage vrouwen dat binnen een bepaalde periode (van

24 maanden ? twee kalenderjaren ? 30 maanden ?), een

(terugbetaalde) niet-screeningsmammografie kreeg van de

volledige doelgroep (die in orde is met de

ziekteverzekering). Opmerking: gezien de data van de niet-

screeningsmammografieën van de ziekenfondsen afkomstig zijn

is het mogelijk beter de doelgroep hier te beperken - zie

toevoeging tussen haakjes - tot de vrouwen uit de doelgroep

die in orde zijn met de ziekteverzekering. Deze groep wordt

op federaal niveau vaak gedefinieerd als 'toegelaten

doelgroep' (zie daar). Zie procesindicatoren participatie.

Page 123: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-4

Dekking(sgraad) Het percentage vrouwen dat binnen een bepaalde periode (van

24 maanden ? twee kalenderjaren ? 30 maanden ?), een

screeningsmammografie kreeg van de volledige doelgroep. Niet

te verwarren met participatie. Engels: 'proportion of women

that have undergone screeningmammography' of

'screeningmammography coverage rate'. Opmerking: Het is

belangrijk op voorhand de wijze van doelgroepberekening te

bepalen. meestal wordt het gemiddelde gebruikt van de

populatie op de begindatum en op de einddatum van de

periode. Zie procesindicatoren participatie-17.

Derde-lezingproportie Het percentage derde lezingen van het aantal tweede

lezingen.

Detectie-

achtergrondincidentieratio

De verhouding tussen de detectiegraad over een bepaalde

periode en de achtergrondincidentie geldend voor de zelfde

periode. Synoniem: Achtergrondincidentie ratio. Engels:

Prevalence Expected Incidence rate. Opmerking: als de

Achtergrondincidentie moeilijk te berekenen is kan deze

ratio worden beschouwd als de sensitiviteit van de screening

maal 3,7 (sojourn-time). Zie effectindicatoren screening-17.

Detectiegraad (invasieve

kankers)

Aantal vrouwen met een anatomopathologisch bewezen

screengedetecteerde invasieve borstkanker per 1.000 in een

bepaalde periode gescreende vrouwen. Engels: (invasive

breast cancer) detection rate. Opmerkingen: Metastasen van

primaire tumoren buiten de borst worden niet meegeteld.

Wordt best afzonderlijk berekend voor eerste screeningen en

vervolgscreeningen en kan ook leeftijdspecifiek, per groep

van 5 leeftijdsjaren, worden berekend. Zie effectindicatoren

screening-03.

Detectiepercentage 10 mm Het percentage vrouwen met een screeninggedetecteerde

invasieve borstkanker kleiner dan of gelijk aan 10 mm van

het totaal aantal vrouwen met een screeninggedetecteerde

invasieve borstkanker. Zie effectindicatoren screening-10.

Detectiepercentage 15 mm Het percentage vrouwen met een screeninggedetecteerde

invasieve borstkanker kleiner dan 15 mm van het totaal

aantal vrouwen met een screeninggedetecteerde invasieve

borstkanker. Zie effectindicatoren screening-11.

Detectiepercentage 15 mm

Graad 3

Het percentage vrouwen met een screeninggedetecteerde

invasieve borstkanker kleiner dan 15 mm en met graad III van

het totaal aantal vrouwen met een screeninggedetecteerde

invasieve borstkanker.

Detectiepercentage DCIS Het percentage vrouwen met een screeninggedetecteerd ductaal

carcinoma in situ van het totaal aantal vrouwen met

screeninggedetecteerde borstkanker (invasieve en in situ

kankers). Zie effectindicatoren screening-07.

Detectiepercentage

invasieve

Het percentage vrouwen met screeninggedetecteerde invasieve

borstkanker van het totaal aantal vrouwen met een

screeninggedetecteerde borstkanker. Engels: proportion of

screendetected invasive cancers. Zie effectindicatoren

screening-08.

Page 124: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-5

Detectiepercentage N-

negatief

Het percentage vrouwen met screeninggedetecteerde invasieve

borstkanker waarbij het anatomopathologisch onderzoek van de

lymfeklieren geen afwijking aantoonde (N-negatief) van het

totaal aantal vrouwen met screeninggedetecteerde invasieve

borstkanker waarbij anatomopathologisch onderzoek van de

lymfeklieren gebeurde. Zie effectindicatoren screening-13.

Opmerking: definitie WIV spreekt enkel over de invasieve

kankers, de Europese aanbeveling is hier onduidelijk.

Detectiepercentage stadium

II+

Het percentage vrouwen met screeninggedetecteerde

borstkanker (invasieve en in situ?) van stadium II of hoger

(= tumor groter dan 20 mm en/of positieve klieren en/of

metastase) van het totaal aantal vrouwen met

screeninggedetecteerde borstkanker (invasieve en in situ?).

Zie effectindicatoren screening-12.

Detectieratio:

gestandaardiseerde

detectieratio

De verhouding tussen het aantal screeninggedetecteerde

invasieve borstkankers en het verwacht aantal te detecteren

borstkankers volgens de Zweedse gerandomiseerde trial. Zie

effectindicatoren screening.

Discordantie De situatie waarbij de eerste lezing en de tweede lezing een

verschillende conclusie weergeven voor wat de noodzaak

betreft tot het al dan niet uitvoeren van

opvolgingsonderzoeken.

Doelgroep: toegelaten

doelgroep

De vrouwen van de doelgroep die toegelaten worden tot het

programma, m.a.w. de volledige doelgroep min de vrouwen die

worden uitgesloten op basis van andere criteria dan

geslacht, leeftijd en woonplaats. Engels: eligible

population. Opmerkingen: een uitsluitingscriterium zou

kunnen zijn 'diagnose van borstkanker minder dan 10 jaar

geleden', doch in de praktijk is dit vaak niet gekend, zeker

zolang een koppeling met het kankerregister via bijvoorbeeld

het rijksregisternummer niet mogelijk is. In het Vlaams

bevolkingsonderzoek is de toegelaten doelgroep gelijk aan de

volledige doelgroep min de afmeldingen wegens borstkanker.

In tegenstelling tot de andere gewesten behoren in

Vlaanderen de vrouwen die niet in orde zijn met de

ziekteverzekering toch tot de toegelaten doelgroep. Op

federal niveau wordt onder toegelaten doelgroep meestal

verstaan: de vrouwen uit de volledige doelgroep die in orde

zijn met de ziekteverzekering. Zie procesindicatoren

participatie.

Doelgroep: volledige

doelgroep

Alle vrouwen toegelaten tot de screening op basis van hun

leeftijd (in het betrokken kalenderjaar 50 tot en met 69

jaar worden) en hun woonplaats. Voor het Vlaams

bevolkingsonderzoek gaat het om een woonplaats in Vlaanderen

en Brussel-Hoofdstad, voor zover de vrouw in kwestie het

resultaat van de screeningsmammografie in het Nederlands

wenst te ontvangen. Gezien echter deze laatste groep niet

bepaald is, wordt voor het Vlaams bevolkingsonderzoek de

woonplaats beperkt tot de Vlaamse gemeenten. Engels: target

population. Opmerkingen: Als 'doelgroep' wordt gebruikt

zonder specificatie, dan wordt de volledige doelgroep

bedoeld. Berekening doelpopulatie voor een periode:

gemiddelde van doelgroep begin periode en doelgroep einde

periode, of doelgroepgrootte in het midden van de periode.

Zie procesindicatoren participatie.

Ductaal Carcinoma In Situ

(DCIS)

Een borstkanker waarbij de kwaadaardige cellen enkel

voorkomen in de wand van de melkgangen (ducti) en dus het

basaal membraan van de melkgangen niet hebben doorbroken.

Page 125: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-6

Early recall Het na een opvolgingsonderzoek opnieuw oproepen voor een

'screeningsmammografie' vooraleer het normale

screeningsinterval is verstreken. Is een te vermijden

procedure en is niet voorzien in het Vlaams programma (zie

hoofdstuk 5.3.2). Wel kan het voorkomen dat het resultaat

van een opvolgingsonderzoek is een controle te doen na x

maanden, maar het betreft dan geen screeningsmammografie.

Zie procesindicatoren screening.

Eerste screening Zie initiële screening.

Excisie-met-succes-voor-

niet-palpabele-

letselsproportie

Het percentage vrouwen met een mammografisch gedetecteerde

niet palpabel goedaardig of kwaadaardig letsel waarbij dat

letsel bij een eerste ingreep succesvol wordt verwijderd.

Hierbij is het aanwezig zijn van tumorvrije randen in de

biopsie niet essentieel, wel mag het radiologisch letsel

niet meer zichtbaar zijn na de ingreep en mag de histologie

niet incompatibel zijn met de preoperatieve bevindingen. Zie

evaluatieindicatoren-vervolg (Chirurgische indicator).

Excisie-met-succes-voor-

preoperatief-gekende-

kankersproportie

Het percentage vrouwen met een preoperatieve diagnose van

invasieve of in situ borstkanker waarbij slechts eenmaal

lokale heelkunde nodig is, wat blijkt uit het feit dat geen

nieuwe heelkunde nodig was wegens onvolledige wegname. Zie

evaluatieindicatoren-vervolg (Chirurgische indicator).

Excisie-met-vrije-

randenproportie

Het percentage vrouwen met een borstsparende operatie voor

invasieve of in situ borstkanker waarbij de

anatomopathologie overal een tumorvrije rand van meer dan 1

mm aantoont. Zie evaluatieindicatoren-vervolg (Chirurgische

indicator).

FNAC Fine Needle Aspiration Cytologie: cytologisch onderzoek op

een weefselstaal bekomen door fijne (22 - 26 Gauge)

naaldpunctie. Niet te verwarren met biopsie (zie daar).

FNAC-mislukking-bij-

kankerproportie

Percentage vrouwen met beeldgeleide FNAC met onvoldoende

resultaat van de vrouwen waarbij een beeldgeleide FNAC

gebeurde en die achteraf bleken een maligne letsel

(borstkanker) te hebben. Zie evaluatieindicatoren-vervolg.

Further assessment Zie opvolgingsonderzoek.

Geïnformeerde-

vrouwenproportie

Percentage gescreende vrouwen dat geïnformeerd is over de

mogelijkheden en beperkingen van de screening en over de

procedure en tijdsafspraken voor het verkrijgen van de

resultaten. Zie procesindicatoren screening.

Gemiddelde inter-

screeningsinterval

De gemiddelde tijd in maanden tussen de opeenvolgende

screeningsmammografieën.

Gradatie (G) Histopathologische differentiatie van invasieve tumoren

volgens Scarf, Bloom en Richardson (SBR) van goed

gedifferentieerd (I) tot ongedifferentieerd (III). Zie:

Classificatie: histologische graad (G). Synoniemen:

histologische differentiatiegraad. Zie effectindicatoren

screening.

Herhalingsproportie Het percentage vrouwen dat binnen de 30 maanden (912 dagen)

(en dus niet 24 maanden of 730 dagen) na een

screeningsmammografie een nieuwe screeningsmammografie

krijgt van de de vrouwen die een screeningsmammografie

kregen en die na 30 maanden nog tot de doelgroep behoren en

geen gekende en bevestigde borstkanker hebben. Engels:

'regular attendance rate' of 'continued attendance rate'.

Zie procesindicatoren participatie-23.

Page 126: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-7

Heroproep Het terug oproepen van een gescreende vrouw voor onderzoek

om technische reden of voor opvolgingsonderzoek omwille van

een afwijkend screeningsresultaat (Technische recall +

Recall for further assessment). Zonder bijkomende

specificatie wordt met 'recall' meestal bedoeld 'recall

further assessment'. Engels: recall.

Heruitnodigingsproportie Het percentage vrouwen dat binnen de 30 maanden (912 dagen)

(of wordt hier beter 24 maanden of 730 dagen genomen ?) na

een uitnodiging voor screeningsmammografie opnieuw een

uitnodiging voor een screeningsmammografie krijgt van de

vrouwen die reeds eerder een uitnodiging voor

screeningsmammografie kregen en die na 30 (24 ?) maanden nog

tot de doelgroep behoren en geen gekende en bevestigde

borstkanker hebben. Opmerking: er wordt geen rekening

gehouden met het eerste spoor. Deze indicator is in het

Vlaams programma minder relevant dan de

'herhalingsproportie' en de 'uitnodigingsproportie'. De EU

geeft geen nauwkeurige omschrijving van dit begrip. Zie

procesindicatoren participatie.

Histologische

differentiatiegraad

Zie gradatie (G)

Initiële screening De eerste screeningsmammografie bij een vrouw, en alle

processen die eraan verbonden zijn, ongeacht haar leeftijd

en de duur van het programma. Engels: initial screening.

Intervalkanker Een primaire borstkanker bij een vrouw die een

screeningsmammografie had met een niet afwijkend

screeningsresultaat, die vastgesteld wordt voor de volgende

uitnodiging voor een screeningsmammografie of, voor vrouwen

die omwille van hun leeftijd geen uitnodiging meer

ontvangen, binnen het normale screeningsinterval, zijnde 24

maanden, na haar laatste screeningsmammografie. OF: Een

primaire borstkanker bij een vrouw vastgesteld binnen de 24

maanden na een screeningsmammografie met een niet afwijkend

screeningsresultaat. Zie effectindicatoren screening.

Intervalkankerincidentie

(1)

Het aantal intervalkankers binnen een bepaalde tijd na de

laatste niet-afwijkende screeningsmammografie (0-11 maanden,

12-23 maanden, 24 maanden of meer) per 10.000 gescreende

vrouwen met een niet-afwijkend screeningsresultaat. Engels:

Interval cancer rate. Opmerking: meestal wordt een interval

van 24 maanden gehanteerd. Zie effectindicatoren screening.

Intervalkankerincidentie

(2)

Het aantal intervalkankers binnen een bepaalde tijd na de

laatste niet-afwijkende screeningsmammografie (0-11 maanden,

12-23 maanden, 24 maanden of meer) per xxx vrouwenjaren at

risk (het totaal aantal vrouwenjaren min de vrouwen jaren

van de vrouwen die overleden zijn, de vrouwen met

borstkanker en de vrouwen die niet meer tot de toegelaten

doelgroep behoren, vanaf het moment van overlijden, van

diagnose van de borstkanker en van exclusie uit de

toegelaten doelgroep) bij vrouwen van 50 tot en met 69 jaar.

Engels: Interval cancer rate/woman-years at risk. Opmerking:

Deze indicator is precieser maar niet zo eenvoudig te

berekenen en daardoor niet zo bruikbaar. Zie

effectindicatoren screening.

Page 127: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-8

Intervalkankerincidentierat

io

Interval cancer rate uitgedrukt als een verhouding tussen de

intervalkankerincidentie binnen een bepaalde tijd na de

laatste negatieve screeningsmammografie (0-11 maanden, 12-23

maanden, 24 maanden of meer) en de achtergrondincidentie

(aIC, zie definitie). Opmerking: hier kan, afhankelijk van

de wijze van formuleren van de aIC de

intervalkankerincidentie van (1) of (2) gebruikt worden. Zie

effectindicatoren screening-22.

Intervalkankerreview Het door een review-panel, bij het vaststellen van een

intervalkanker, evalueren van de situatie om ondermeer de

intervalkanker te kunnen indelen bij een van de volgende

groepen: echte intervalkanker (screeningsmammo: neg.,

diagnostische mammo: pos.), intervalkanker met minimale

tekens (screeningsmammo: minimale afwijkingen, diagnostische

mammo: idem of pos.), intervalkanker door leesfout

(screeningsmammo blijkt achteraf pos., diagnostische mammo:

pos.) of door technische fout (screeningsmammo: neg. om

technische reden, diagnostische mammo: pos.), niet

klasseerbare intervalkanker (screeningsmammo: om het even,

diagnostische mammo: niet beschikbaar) en occulte (= niet

door mammografie op te sporen) intervalkanker

(screeningsmammo: neg., diagnostische: neg.). Wat met de

intervalkankers na een screeningsmammografie met een

afwijkend screeningsresultaat, maar met een

opvolgingsonderzoek waarbij geen kanker werd vastgesteld ?

Lezing: derde lezing De, in geval van discordantie, derde beoordeling en

protocollering van een screeningsmammografie door een

radioloog verbonden aan het centrum voor

borstkankeropsporing of de lezing in consensus tussen de

radiologen die de eerste en tweede lezing uitvoerden. Niet

te verwarren met 'technische derde lezingen' die niet

meegeteld worden als derde lezingen. Zie procesindicatoren

screening.

Lezing: eerste lezing De beoordeling en protocollering van een

screeningsmammografie door een radioloog verbonden aan de

mammografische eenheid waar de screeningsmammografie werd

genomen. Zie procesindicatoren screening.

Lezing: technische derde

lezing

De herevaluatie in het Vlaams programma van de fysisch-

technische kwaliteit van een screeningsmammografie door een

radioloog verbonden aan het centrum voor

borstkankeropsporing, nadat uit de tweede lezing blijkt dat

geen beoordeling mogelijk is wegens technische

onvolkomenheden. Op basis van een technische derde lezing

wordt bepaald of een technische heroproep is aangewezen. De

technische derde lezingen worden niet geregistreerd, wel de

technische heroproepen. Niet te verwarren met 'derde

lezing'.

Lezing: tweede lezing De tweede beoordeling en protocollering van een

screeningsmammografie, na de eerste lezing, door een

radioloog verbonden aan het centrum voor

borstkankeropsporing, zonder dat deze radioloog de

beoordeling en protocollering van de eerste lezing kent.

Staat in de RIZIV-nomenclatuur bekend als nummer 450214 of

450225: tweede lezing van een screeningsmammografie van

beide borsten, in het kader van een door een overheid

georganiseerd bevolkingsonderzoek. Zie procesindicatoren

screening.

Lobulair Carcinoma In Situ

(LCIS)

Een borstletsel waarbij de kwaadaardige cellen enkel

voorkomen in de wand van de melkklieren (lobuli) en dus het

basaal membraan van de melkklieren niet hebben doorbroken.

Wordt volgens de strikte definitie niet tot de borstkankers

gerekend.

Page 128: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-9

Mammografie Een röntgenonderzoek van de borst. Er wordt een onderscheid

gemaakt tussen een screeningsmammografie, een diagnostische

mammografie of een opportunistische mammografie. Beide

laatste vormen de niet-screeningsmammografieën.

Mammografie: diagnostische

mammografie

Een röntgenonderzoek van de borst met het oog op een

diagnostische oppuntstelling voor borstkanker, hetzij als

opvolgingsonderzoek na een afwijkend screeningsresultaat,

hetzij als onderzoek bij een vrouw met klachten of

symptomen, of met verhoogd risico.

Mammografie: niet-

screeningsmammografie

Een röntgenonderzoek van de borst dat een diagnostische

mammografie of een opportunistische mammografie is, maar

geen screeningsmammografie. Staat in de RIZIV-nomenclatuur

bekend als mammografie, met nummer 450096 of 450100 en met

de omschrijving: mammografie per borst, inclusief de

eventuele okselclichés (ongeacht het aantal clichés).

Mammografie:

opportunistische

mammografie

Een röntgenonderzoek van de borst in het kader van een

opportunistische screening, dat geen screeningsmammografie

is.

Mammografie:

screeningsmammografie

Een röntgenonderzoek van de borst, uitgevoerd in een

mammografische eenheid in het kader van een

bevolkingsonderzoek naar borstkanker, dat onderworpen is aan

een systematische kwaliteitsbewaking waaronder bewaking van

fysisch-technische en radiografische kwaliteit en

positionering, dubbele lezing en registratie met het oog op

evaluatie. Staat in de RIZIV-nomenclatuur bekend als

screeningsmammografie, met nummer 450192 of 450203 en met de

omschrijving: mammografie van beide borsten, in het kader

van een door een overheid georganiseerd bevolkingsonderzoek.

Deze verstrekking is enkel aanrekenbaar bij vrouwen vanaf de

eerste dag van het kalenderjaar waarin ze 50 jaar worden tot

en met de laatste dag van het kalenderjaar waarin ze 69 jaar

worden, eenmaal per twee kalenderjaren. Zij is niet

onderworpen aan de bepalingen van artikel 1, § 4bis. Deze

verstrekking kan enkel vergoed worden na attesteren van het

nummer 450214 of 450225 voor dezelfde verzekerde door een

tweede lezer. Ingeval van afwezigheid van één borst is het

onderzoek ook aanrekenbaar.

Mammografische eenheid Een voorziening, erkend door de Vlaamse gemeenschap, die

onder leiding staat van een erkend radioloog en

screeningsmammografieën neemt met inbegrip van de eerste

lezing en de protocollering ervan.

Mortaliteitsreductie Vermindering in procent van de sterfte door borstkanker. De

mortaliteitsreductie kan bepaald worden in verschillende

populaties en tijdsintervallen, bijvoorbeeld: bij vrouwen

die (regelmatig) deelnemen aan het programma na 10 jaar, bij

de totale populatie 10 jaar na de introductie van een

bevolkingsonderzoek, bij vrouwen 10 jaar na een

screeningsmammografie. Opmerking: de Europese aanbeveling

geeft geen duidelijke omschrijving van dit begrip. Zie

effectindicatoren-vervolg.

Negatief voorspellende

waarde

De verhouding tussen het aantal terecht negatieve testen en

het totaal aantal negatieve testen. Engels: Negative

Predictive Value (NPV). Opmerking: gezien de lage

prevalentie van borstkanker (< 1 %) mag verwacht worden dat

de NPV voor screeningsmammografie zeer hoog zal zijn en de

PPV laag.

Noduli-behoudproportie (in

situ)

Percentage vrouwen geopereerd voor een carcinoma in situ

waarbij geen okselklieren werden verwijderd. Zie

effectindicatoren-vervolg.

Page 129: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-10

Noduli-excisieproportie

(invasief)

Percentage vrouwen geopereerd voor een invasieve borstkanker

waarbij minstens 10 okselklieren werden verwijderd. Zie

effectindicatoren-vervolg.

Number needed to screen

(NNS)

Zie 'aantal te screenen vrouwen (1) en (2)

Opportunistische

borstkankerscreening

Een opportunistische screening naar borstkanker, dus buiten

het programmatisch bevolkingsonderzoek, waarbij gebruik

gemaakt wordt van een opportunistische mammografie, naast

eventueel andere onderzoeksmethoden waaronder echografie en

lichamelijk onderzoek. Niet te verwarren met het eerste

spoor van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

Opportunistische screening Screening die niet kadert binnen een programmatisch

bevolkingsonderzoek en gebeurt naar aanleiding van een

contact met een hulpverlener, dat niet noodzakelijk verband

houdt met het risico op de ziekte of aandoening of haar

verwikkelingen waarvoor gescreend wordt.

Oproep voor opvolging Oproep voor een of meerdere opvolgingsonderzoeken omwille

van een afwijkend screeningsresultaat. Engels: recall

further assessment (RFA). Zie procesindicatoren screening.

Oproep-voor-

opvolgingproportie

Percentage van de gescreende vrouwen dat opgeroepen wordt

voor een opvolgingsonderzoek omwille van een afwijkend

screeningsresultaat. Engels: Recall rate for further

assessment (RRFA). Zie procesindicatoren screening-A05.

Opvolging Een of meerdere opvolgingsonderzoeken.

Opvolgingsonderzoek Een niet invasief of invasief onderzoek van de borst,

volgens de courante praktijk, in opvolging van een afwijkend

screeningsresultaat, dat gericht is op de diagnostische

oppuntstelling van de bij screening vastgestelde afwijking.

Engels: further assessment. Zie ook (oproep voor opvolging'

en 'oproep-voor-opvolgingproportie'. Zie procesindicatoren

screening.

Opvolgingsproportie Percentage vrouwen met een afwijkend screeningsresultaat dat

effectief een opvolgingsonderzoek krijgt. Zie

procesindicatoren screening.

Overdiagnose Het vinden van kankers die zonder screening nooit aanleiding

zouden geven tot een gezondheidsprobleem.

Participatie Aantal vrouwen dat in een bepaalde periode een

screeningsmammografie krijgt. Zie procesindicatoren

participatie.

Participatiegraad Het percentage vrouwen waarbij een screeningsmammografie

werd uitgevoerd via het tweede spoor, binnen een bepaalde

periode (van 6 maanden, 24 maanden, 30 maanden) van de

vrouwen die in een bepaalde periode een uitnodiging voor een

screeningsmammografie kregen. Engels: participation rate

(following a letter of invitation). Synoniem: dekkingsgraad

tweede spoor. Opmerkingen: Eigenlijk gaat het om een

participatieproportie, maar de term 'participatiegraad' werd

behouden omdat die zeer courant gebruikt wordt. Op federaal

niveau verstaat men onder participatiegraad de verhouding

tussen de gescreende vrouwen (ongeacht het spoor) en de

volledige doelgroep die een uitnodiging kreeg via het tweede

spoor. Deze definitie is eigenlijk niet correct omdat ze de

tweede spoor 'overschat' omdat de screeningsmammografieën

via het eerste spoor meegeteld worden als screening na

uitnodigingsbrief (2° spoor). De term participatiegraad

wordt vaak ten onrechte gebruikt wanneer men eigenlijk

dekkingsgraad bedoelt (zie ook 'dekking(sgraad)'. Zie

procesindicatoren participatie-14.

Page 130: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-11

Participatieverloop Begrip gehanteerd bij de publicatie van de deelnamecijfers

door de Vlaamse gemeenschap. Het is de verhouding (in %)

tussen het aantal gescreende vrouwen (vrouwen uit het 1° +

2° spoor met screeningsmammografie die een 2° maal werd

gelezen) in een periode van twee jaar en het aantal vrouwen

dat op 1 januari van het jaar waarin de betrokken periode

begint woont (volgens de data van het NIS (of later

misschien volgens de data van het rijksregister ?) in het

gebied waarover de participatiegraad gaat en tegelijk tot de

leeftijdsgroep 50-69 jaar behoort. Dit begrip is dus bij

benadering gelijk aan de dekkingsgraad. Zie

procesindicatoren participatie.

Positief voorspellende

waarde

De verhouding tussen het aantal terecht positieve testen en

het totaal aantal positieve testen, of het aantal door

screening gevonden borstkankers gedeeld door het aantal

vrouwen met een afwijkend screeningsresultaat dat de,

volgens de courante praktijk, nodige opvolgingsonderzoeken

kreeg. Engels: Positive Predictive Value (PPV). Opmerking:

gezien de lage prevalentie van borstkanker (< 1 %) mag

verwacht worden dat de PPV voor screeningsmammografie laag

zal zijn en de NPV zeer hoog. De PPV kan bepaald worden van

de screeningsmammografie, doch ook van de additionele

beeldvorming, de cytologie, de volledige opvolging, enz..

Zie effectindicatoren screening-27.

Preoperatieve-

diagnoseproportie

Het percentage opgespoorde borstkankers waarvan preoperatief

de diagnose gekend is. Zie effectindicatoren-vervolg.

Proportie Een verhouding waarbij de noemer de volledige teller omvat.

Een percentage is een voorbeeld van een proportie.

Radiografische

kwaliteitsevaluatie

De evaluatie, op basis van de Europese aanbevelingen, van de

kwaliteit van de screeningsmammografie door de tweede lezer

op vlak van fysisch-technische kwaliteit en de positionering

van de borst op de opname. Opmerking: op het

registratieformulier wordt de radiografische kwaliteit

beoordeeld onder punt VII 'technische kwaliteit'.

Radiografisch-goede-

kwaliteitsproportie

Het percentage vrouwen met een voor tweede lezing aangeboden

screeningsmammografie van goede radiografische kwaliteit.

Zie procesindicatoren screening-M08.

Recall further assessment

(RFA)

Zie 'oproep voor opvolging'.

Recall rate (RRFA) Zie 'Oproep-voor-opvolgingproportie'.

Referentiedosis Een maat voor de stralendosis bij een screeningsmammografie.

Engels: entrance surface dose.

Regionaal screeningscentrum Zie Centrum voor borstkankeropsporing. Synoniem: centrum,

screeningscentrum.

Resultaatmededelingsproport

ie

Het percentage vrouwen met een screeningsmammografie waarvan

aan de vrouw en/of haar arts het resultaat wordt bezorgd.

Zie procesindicatoren screening.

Ronde Zie 'screeningsronde'.

Screening Algemeen: en aanbod in de preventieve gezondheidszorg dat,

door middel van een bevraging, test, meting of ander

onderzoek bij een persoon, gericht is op het identificeren

van personen binnen een duidelijk omschreven bevolkingsgroep

die zeer waarschijnlijk meer baat dan nadeel ondervinden van

verder diagnostisch onderzoek, behandeling of begeleiding,

met het oog op het verminderen van het risico op een

bepaalde ziekte of aandoening of haar verwikkelingen.

Specifiek: het nemen van een screeningsmammografie en alle

processen die er aan verbonden zijn.

Page 131: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-12

Screeninggedetecteerd Vastgesteld naar aanleiding van het bevolkingsonderzoek,

m.a.w. vastgesteld na en ten gevolge van een afwijkend

screeningsresultaat.

Screeningscentrum Zie centrum voor borstkankeropsporing. Synoniem: regionaal

screeningscentrum, centrum.

Screeningsinstrument Het middel, met name een bevraging, test, meting of ander

onderzoek ten aanzien van een persoon, dat gebruikt wordt

voor screening. Voor borstkankeropsporing bij vrouwen uit de

doelgroep is dit de screeningsmammografie.

Screeningsinterval De tijd in maanden tussen twee screeningsmammografieën bij

eenzelfde vrouw.

Screeningsresultaat:

afwijkend

screeningsresultaat

De eindbeoordeling van een screeningsmammografie na tweede

of derde lezing waarbij de beslissing wordt genomen dat een

opvolgingsonderzoek aangewezen is wegens het vermoeden van

een kwaadaardig, een waarschijnlijk kwaadaardig of een

waarschijnlijk goedaardig letsel.

Screeningsresultaat: niet

afwijkend

screeningsresultaat

De eindbeoordeling van een screeningsmammografie na tweede

of derde lezing waarbij de beslissing wordt genomen dat een

opvolgingsonderzoek niet aangewezen is wegens het vermoeden

van een goedaardig letsel of het ontbreken van evidentie

voor een letsel.

Screeningsronde Een periode van 24 maanden in het

borstkankeropsporingsprogramma. In Vlaanderen kan de periode

1/1/2002-31/12/2003 beschouwd worden als de eerste ronde,

hoewel het programma officieel op 15/6/2001 startte en er

voordien reeds pilootinitiatieven plaatsvonden. Zie ook

'eerste screening' en 'vervolgscreening'. Beperkingen van

deze term: houdt er geen rekening mee of het om 'eerste

screeningen' dan wel om 'vervolgscreeningen' gaat; er is een

continue in- (en uit)stroom van vrouwen uit de doelgroep.

Sensitiviteit Het percentage vrouwen met een afwijkend screeningsresultaat

van alle gescreende vrouwen waarbij borstkanker ontdekt

wordt binnen een periode van 24 maanden na de screening. Of

het aantal terecht positieve testen gedeeld door de som van

de terecht positieve en de vals negatieve (=

intervalkankers). Engels: sensitivity. De sensitiviteit van

het programma (wat hier bedoeld wordt) is niet noodzakelijk

gelijk aan die van de screeningsmammografie (de test zelf).

Zie effectindicatoren screening-32.

Sojourn time De tijdsperiode binnen de pre-klinische fase van het

natuurlijk verloop van een chronische aandoening, waarin

opsporing mogelijk is (vooraleer er symptomen optreden).

Voor borstkanker bij vrouwen van 50 tot en met 69 jaar is

dit 3,7 jaar.

Spatial resolution

(resolutie)

De resolutie beschrijft het kleinste detecteerbare detail

bij een bepaald hoog of laag contrast voor een bepaalde

achtergrond uitgedrukt in lijnenparen per mm (zie hoofdstuk

3.2.5.2). (Nederlandse vertaling?)

Specificiteit Het percentage van de vrouwen zonder borstkanker dat een

niet afwijkend screeningsresultaat heeft of het aantal

terecht negatieve testen gedeeld door de som van de terecht

negatieve en de vals positieve. Engels: specificity. Zie

effectindicatoren screening-30.

Specificiteit bij

benadering

Toepasbaar indien niet te veel intervalkankers. Engels:

approximate specificity. SPa = aantal negatieve testen

gedeeld door som aantal negatieve en aantal vals positieve.

Zie effectindicatoren screening.

Page 132: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-13

Spoor: aandeel eerste spoor Percentage vrouwen met een screeningsmammografie via het

eerste spoor in een bepaalde periode. Zie procesindicatoren

participatie.

Spoor: aandeel onbekend

spoor

Percentage vrouwen met een screeningsmammografie in een

bepaalde periode, waarbij de vrouw zich aanmeldt met de

uitnodigingsbrief van het tweede spoor en met een

verwijsbrief of een stempel op de uitnodigingsbrief van de

huisarts of gynaecoloog. Zie procesindicatoren participatie.

Spoor: aandeel tweede spoor Percentage vrouwen met een screeningsmammografie via het

tweede spoor in een bepaalde periode. Zie procesindicatoren

participatie.

Spoor: eerste spoor Toegang tot het borstkankeropsporingsprogramma op basis van

een verwijsbrief van de huisarts of gynaecoloog zonder

uitnodigingsbrief van het centrum voor borstkankeropsporing.

Spoor: tweede spoor Toegang tot het borstkankeropsporingsprogramma op basis van

een uitnodigingsbrief van het centrum voor

borstkankeropsporing.

Stadiëring zie 'classificatie: stadiëring', zie ook 'classificatie:

TNM', en 'classificatie: histologische graad (G)'.

Target optical density De optimale waarde, voor het toestel van een mammografische

eenheid, van de optische densiteit (OD) op een

referentiepunt (bij een routineblootstelling door het

toestel van de mammografische eenheid). Zie

procesindicatoren screening.

Technische herhaling

(Repeat)

Het herhalen, op het moment van de screening of na

heroproep, van de screeningsmammografie om technische reden

zoals problemen met processing, positionering,

toestelproblemen of fouten van de bediener. Zie

procesindicatoren screening.

Technische heroproep

(Recall)

Het terug oproepen van een gescreende vrouw voor herhaling

van het screeningsonderzoek om technische reden en dus na

een technische derde lezing. Niet te verwarren met 'recall

further assessment'. Engels: technical recall. Zie ook

Technische herhaling. Zie procesindicatoren screening.

Technische-

herhalingsproportie

Het percentage vrouwen waarbij om technische redenen de

screeningsmammografie herhaald word hetzij op het moment van

de screening, hetzij na heroproep (recall rate). In het

Vlaams programma wordt de technische repeat op het moment

van de screening niet geregistreerd. De dataset van het

Vlaams programma bevat de beslissing dat een technische

heroproep nodig is maar niet dat de technische herhaling

effectief gebeurd is. Engels: technical repeat rate. Zie

procesindicatoren screening.

Technische-

heroproepproportie

Het percentage vrouwen dat om technische redenen terug

opgeroepen wordt om de screeningsmammografie te herhalen.

Engels: technical recall rate. Zie procesindicatoren

screening-M13.

Terecht-positievenproportie Zie positief voorspellende waarde. Zie effectindicatoren

screening-25.

Tevreden-vrouwenproportie Percentage gescreende vrouwen dat zegt tevreden te zijn met

het screeningsproces. Zie procesindicatoren screening.

Treshold contrast

visibility

Het contrast waarbij een net zichtbaar verschil waarneembaar

is tussen een object en de achtergrond. Zie

procesindicatoren screening.

Uitnodigingsproportie Het percentage vrouwen dat door het centrum voor

borstkankeropsporing schriftelijk uitgenodigd werd voor een

screeningsmammografie met een voorstel van afspraak van de

volledige doelgroep in een bepaalde periode. Zie

Page 133: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-14

procesindicatoren participatie.

Uitnodigingsproportie

eerste spoor

Het percentage vrouwen dat door het centrum voor

borstkankeropsporing schriftelijk uitgenodigd werd voor een

screeningsmammografie met een voorstel van afspraak binnen

de 30 maanden na een screeningsmammografie via het eerste

spoor, van de vrouwen die eerder reeds een

screeningsmammografie via het eerste spoor hadden. Zie

procesindicatoren participatie.

Vals-positievenproportie Het percentage vrouwen waarbij na een, volgens de courante

praktijk, volledige opvolging geen kanker werd gevonden van

de vrouwen met een afwijkend screeningsresultaat. Engels:

false positive rate at screening = recall rate further

assessment X (1 - positive predictive value). Zie

effectindicatoren screening-27.

Vervolgscreening Een screeningsmammografie bij een vrouw na een eerste

screening, en alle processen die eraan verbonden zijn,

ongeacht haar leeftijd, de duur van het programma en de tijd

tussen de voorgaande screeningsmammografie(s). Engels:

subsequent screening.

Vriescoupeloze-

kankerproportie

Het percentage vrouwen geopereerd van een invasieve tumor

van minder dan 10 mm, met uitzondering van de microinvasieve

(Tmic) tumoren, dat geen vriescoupe kreeg. Zie

effectindicatoren-vervolg.

Wachttijd behandeling Het verschil in kalenderdagen, voor vrouwen met een

screeninggedetecteerde invasieve (waarom enkel de invasieve

?) kanker, tussen de eerste behandeling en de

screeningsmammografie OF de mededeling van het

screeningsresultaat (= dag waarop de brief naar de vrouw (of

naar de arts) wordt gegenereerd). Zie effectindicatoren-

vervolg.

Wachttijd derde lezing Het verschil in kalenderdagen tussen de dag waarop de derde

lezing gebeurt en de dag van de screeningsmammografie.

Wachttijd diagnose Het verschil in kalenderdagen tussen de definitieve diagnose

en de screeningsmammografie OF de mededeling van het

screeningsresultaat (= dag waarop de brief naar de vrouw (of

naar de arts) wordt gegenereerd). Zie effectindicatoren-

vervolg.

Wachttijd heelkunde Het verschil in kalenderdagen tussen de (eerste) operatie en

de beslissing tot heelkunde (datum niet bekend uit dataset).

Zou ten hoogste 21 dagen (3 weken) mogen bedragen.

Wachttijd

opvolgingsonderzoek

Het verschil in kalenderdagen tussen het eerste

opvolgingsonderzoek en de mededeling van het

screeningsresultaat (= de dag waarop de brief wordt

gegenereerd) aan de vrouw (of arts ?). Zou ten hoogste één

week (EU: aanvaardbaar 5 werkdagen, gewenst 3 werkdagen)

mogen bedragen. Opmerking: kan, naar analogie met wachttijd

behandeling, ook bepaald worden als het verschil in

kalenderdagen tussen het eerste opvolgingsonderzoek en de

screeningsmammografie (duur van heel het proces). Zie

procesindicatoren screening-C07&C08.

Wachttijd resultaat Het verschil in kalenderdagen tussen de mededeling van het

screeningsresultaat (= de dag waarop de brief wordt

gegenereerd) aan de vrouw (of arts?) en de

screeningsmammografie. Zou ten hoogste twee weken (EU:

aanvaardbaar 15 werkdagen, gewenst 10 werkdagen) mogen

bedragen. Zie procesindicatoren screening-A06&A07.

Wachttijd tweede lezing Verschil in dagen tussen de dag waarop de tweede lezing

gebeurt en de dag van de screeningsmammografie.

Page 134: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-15

Weigeringsproportie Het percentage vrouwen dat te kennen heeft gegeven nu en ook

later niet aan het programma te willen deelnemen en dat ook

schriftelijk heeft bevestigd, van de vrouwen naar wie een

uitnodiging werd gestuurd door het centrum voor

borstkankeropsporing.

Page 135: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-16

Page 136: Draaiboek Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Vlaams

6-1

8. Referenties

(R1) Vlaams parlement, stuk 1038 (19971998) – nr. 1, Gedachtenwisseling

over de Vlaamse Gezondheidsdoelstellingen 19982002, verslag namens de

Commissie voor Welzijn, Gezondheid en gezin. Zie ook Tijdschrift voor

Geneeskunde, 55, nr. 17, 1999 (1195-1206)

(R2) Vlaamse gezondheidsindicatoren:

www.wvg.vlaanderen.be/gezondheidsindicatoren

(R3) zie (R2) en WHO-Europe en IARC+ Vlaams Kankerregistratienetwerk (VLK)

(R4) Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, Borstkankerscreening,

KCE reports vol. IIA, 2005

(R5) WIV, Centrum voor Operationeel Onderzoek in Volksgezondheid (in

opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap), Opportuniteit van

borstkankerscreening bij vrouwen tussen 40 en 49 jaar. Stand van zaken in

België, elementen voor een gezondheidsbeleid. IPH/EPI Reports Nr. 2005 –

001

(R6) European Commission, European guidelines for quality assurance in

breast cancer screening and diagnosis, fourth edition, 2006

(R7) Eusoma richtlijn voor de opvolging na een afwijkend

screeningsresultaat

(R8) Platform kwaliteitspromotie, werkgroep van de Nationale Raad voor

Kwaliteitspromotie, die het evaluatiesysteem aanstuurt van de ‘peer

review’, Borstkankerscreening, individuele feedback ambulante

voorschrijfgegevens, data 2001 tot en met 2004.

(R9) Heyes GJ, Mill AJ, Charles MW. Enhanced biological effectiveness of

low energy X-rays and implications for the UK breast screening programme.

The British Journal of Radiology 2006; 79; 195-200.