dialoog december 2010

20
N° 2 – December 2010 Dialoog Dit magazine wordt u aangeboden door: 4de kwartaal 2010 Inhoud: Voorwoord voorzitter pag. 1 Voorwoord redactor pag. 2 On revolution pag. 3-5 Medische experimenten in ontwikkelingslanden pag. 6-8 (Inter)nationale asielcrisis pag. 9-11 Wiens schuld was het nu eigenlijk? pag. 12-13 Open armen beleid pag. 14-16 Winnaars -Verliezers pag. 17 Ereleden en sponsors pag. 18 Wie het laatst lacht pag. 19 Café Bierologie België – Belgique P.B. – P.P. 9000 Gent Stapelplein BC 28080 Afzendadres – Verantwoordelijke uitgever Kevin Defauw Vlaschaardweg 6, 8610 Kortemark

Upload: julie-vermoortel

Post on 12-Mar-2016

219 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Dialoog is een magazine gecreeërd door CDS. Het biedt een platform aan iedere student om zijn of haar visie te uiten op gelijk welk onderwerp en om op die manier in dialoog te gaan met de lezer.

TRANSCRIPT

Page 1: Dialoog december 2010

N° 2 – December 2010

Dialoog

Dit magazine wordt u aangeboden door:

4de kwartaal 2010

Inhoud:

Voorwoord voorzitter pag. 1

Voorwoord redactor pag. 2

On revolution pag. 3-5

Medische experimenten in ontwikkelingslanden pag. 6-8

(Inter)nationale asielcrisis

pag. 9-11

Wiens schuld was het nu eigenlijk? pag. 12-13 Open armen beleid pag. 14-16

Winnaars -Verliezers pag. 17 Ereleden en sponsors pag. 18

Wie het laatst lacht pag. 19

Café Bierologie

België – BelgiqueP.B. – P.P. 9000 Gent

StapelpleinBC 28080

Afzendadres – Verantwoordelijke uitgever Kevin Defauw Vlaschaardweg 6, 8610 Kortemark

Page 2: Dialoog december 2010

Beste CDS-sympathisant,

Deze tweede Dialoog betekent jammer genoeg alweer het einde van het eerste semester. Een tijd van studeren en hard labeur staat voor de deur, maar de herinneringen aan een meer dan geslaagd eerste semester verzachten de smart.

We mikten de afgelopen maanden resoluut op inhoud en ide-ologie. Met reden, zo blijkt, want ook bij de politieke kopstuk-ken van ons land dringt stilaan het besef door dat politiek meer is dan een aaneenschakeling van ad hoc reacties op proble-men die zich die dag stellen. Zo liet bijvoorbeeld Wouter Beke

recentelijk optekenen: “Ik geloof sterk in de kracht van ideologische wortels voor een partij. De laatste tijd is dat wat verwaterd in de politiek. Zonder die onderbouw doe je enkel aan dagjespolitiek en concrete maatregelen.” Die ideologische wortels, die gemeenschappelijke visie op de toekomst is voor ons, CDS, de christendemocratie. Meer dan ooit willen wij daarom onze rol als geweten van de christendemocratie verder uitbouwen.

Terwijl de hoop op meer ideologische reflectie opleeft, is er anderzijds ook de teleurstelling om de politieke impasse in ons land. Terwijl de dicussies in vicieuze cirkels worden gevoerd laten de poli-tieke besluitvoerders de samenleving in de kou staan. Bij wijlen mogen we dat laatste zelfs letterlijk nemen, denken we maar aan de talrijke asielzoekers die op straat slapen wegens een gebrek aan een effectief asielbeleid. Deze toestanden zijn schrijnend en werpen ernstige vragen op over het voortbestaan van de huidige politieke structuur. Een nieuw ‘compromis belge’ zadelt ons wellicht met meer nieuwe problemen op dan het oplossingen biedt, zo wijst het verleden ons uit. Als chris-tendemocraten dienen we daarom de vraag te stellen in welke mate we blijvend solidair kunnen zijn met een landsdeel dat pertinent weigert elke vorm van verantwoordelijkheid op zich te nemen.

Met gemengde gevoelens trekken we dus richting het nieuwe jaar 2011. Uiteraard hoop ik dat het nieuwe jaar veel goeds mag brengen voor CDS: talrijke boeiende avonden, vruchtbare discussies en heel wat nieuwe mensen. U, als CDS-sympathisant, wens ik te bedanken voor uw steun en ver-trouwen in onze vereniging. De talrijke positieve reacties die we het afgelopen semester mochten ontvangen deden zeer veel deugd en sterken ons in onze motivatie om verder te durven kiezen voor een onderbouwde politiek voorbij de waan van de dag.

Prettige feestdagen en een inspiratievol 2011!

Kevin DefauwVoorzitter CDS Gent

Voorwoord voorzitter 1

Page 3: Dialoog december 2010

Beste lezer,

Dialoog beidt de mogelijkheid aan CDS-leden en sym-pathisanten om hun mening over eender welk onderwerp toe te lichten. Het is dan ook fantastisch om te zien dat mensen keer op keer deze kans grijpen en hun stem laten horen. Met de nodige trots mag ik dan ook opnieuw een geslaagde dia-loog aan u voorstellen:

Zo wordt er in het eerste artikel: ‘on revolution’ de staat in vraag gesteld. Er wordt nagegaan of er binnen de christen-democratie voldoende redenen zijn om te pleiten voor een staat. Zo ja, wat kan die personalistische staat dan zijn.

In het artikel ‘Wiens schuld was het nu eigenlijk?’ wordt niet zozeer de staat maar de overheid en de vrije markt in vraag gesteld. De financieel-economische crisis, de schuld van de overheid of van het vrije markt systeem?

De asielproblemen van de afgelopen weken hebben enkele van onze leden niet onberoerd gelaten. De artikelen ‘(Inter)nationale asielcrisis’ en ‘Open-armen-beleid’ handelen over dit onderwerp.

De gezondheidszorg is een sector die altijd geconfronteerd wordt met debatten en discussies over wat kan en niet kan op ethisch vlak. Zo worden rond medische experimenten op mensen tal van vragen gesteld. Het artikel ’Medische experimenten in ontwikkelingslanden’ legt hier de vinger op.

Onze vaste rubriek ‘winnaars en verliezers’ mocht ook in deze dialoog niet ontbreken, In deze rubriek duidt één van onze leden twee figuren die naar voren gekomen zijn in de media als een ver-liezer of een winnaar. Benieuwd naar de winnaar en de verliezer? Blader dan vlug door naar p 17

Vanzelfsprekend zou deze dialoog niet mogelijk zijn geweest zonder de boeiende bijdragen van onze leden en de steun van onze sponsors en ereleden. Een woord van dank aan iedereen en prettige feestdagen en een gelukkig Nieuwjaar!

Veel leesplezier!

Uw redactor,Julie Vermoortel

Voorwoord redactor 2

Page 4: Dialoog december 2010

On revolution

De belangrijkste vraag die hierbij moet worden beant-woord is die of er überhaupt nood is aan een staat? Is een staat wel nodig om tot rechtvaardigheid te komen? Neemt een solidaire en verantwoordelijke samenleving immers niet alle bestaansredenen van een staat weg? Een aantal politiek filosofische den-kers geloven hier sterk in en stellen dat een staat meer conflict en onrechtvaardigheid creëert als ze wegneemt. Hiebij wordt doorgaans verwezen naar het rechtendiscours dat onlosmakend verbonden is met een staat. Een staat mag dan wel de rechten van de eigen onderdanen beschermen, burgers krijgen nu ook als het ware een checklist aangereikt. Hierdoor kan men eenvoudig nagaan waar men wel en geen recht op heeft. Zaken waar men recht op heeft maar uit zichzelf geen behoefte toe had zal men volgens deze auteurs alsnog gaan claimen, hiervoor zal men dus in conflict gaan treden met anderen daar waar dit zonder staat nooit het geval zou zijn.

We moeten dus in de eerste plaats nagaan of er bin-nen de christendemocratie wel voldoende redenen zijn om te pleiten voor een staat. Hiervoor gaan we op zoek binnen het personalisme. Hierbij ligt de focus niet op het individu maar op de persoon (die op zijn beurt verbonden is met de gemeenschap, of hij dit nu

wil of niet). Deze persoon is dan ook als het ware ge-dwongen om verantwoordelijkheid op te nemen voor deze gemeenschap om tot echte ‘vrijheid’ te komen. Enkel door verantwoordelijk te zijn kunnen mensen zich ten vollen ontplooien en verwerven ze vrijheid en geluk (Guwy, 2008).

Maar wat zegt dit personalisme nu over de staat? Rechtstreeks komt de staat hier niet aan bod, maar onrechtstreeks vormen heel wat begrippen wel een legitimatie voor een ‘christendemocratische staat’. Het is Levinas die hier als één van de eersten op zal wijzen. Ook hij werd geconfronteerd met bovenstaand dilemma. Een samenleving zonder staat wordt door Levinas echter resoluut afgewezen, zelfs al is in die samenleving elk lid solidair en verantwoordelijk voor anderen. Op het eerste zicht lijkt dit onlogisch, want zo’n samenleving voldoet schijnbaar aan alle maat-staven van rechtvaardigheid.

Voor Levinas is zo’n samenleving echter enkel recht-vaardig t.a.v. de ‘tweeden’ en onrechtvaardig t.o.v. de ‘derden’. Met ‘tweeden’ worden de zichtbare/ te kennen ‘anderen’ bedoeld. De onbekende/afwezige ‘andere’ wordt dus onrecht aangedaan want ook zij hebben eenzelfde behoefte. Niet omdat mensen deze

Elke (grote) politiek-filosofische stroming heeft een zeker denken ontwikkeld rondom ‘de staat’. Vele eeuwen geleden had één van de founding fathers van het liberalisme, Adam Smith, het al over een zo-genaamde nachtwakersstaat en Karl Marx zag in de staat niets minder dan een kapitalistisch instrument. Binnen de christendemocratische traditie bleef het denken rond de staat veeleer beperkt tot enkele zonderlingen. Begrippen zoals subsidiariteit en maximale autonomie voor de samenleving mogen dan wel centraal staan bij zowat alle personalistische denkers, velen zien de christendemocratische staat louter als een synthese tussen de liberale/libertaire ‘minimal state’ en de socialistische ‘allesomvattende staat’. Dit is onterecht omdat er bin-nen onze ideologie meer dan genoeg elementen aanwezig zijn om tot een coherent staatsdenken te komen.

3

Page 5: Dialoog december 2010

‘derden’ niet mogen, maar louter omdat men als mens met een informatiedeficit wordt geconfronteerd waar-door onze horizon niet verder als die ‘tweeden’ reikt vergeten we dus van nature deze derden. De kern-taak van een christendemocratische overheid bestaat er dus uit om deze spontane solidariteit en verant-woordelijkheid t.a.v. die ‘tweeden’ ook te herverdelen t.a.v. ‘derden’.

Toch laten wij, personalisten, ons kenmerken door een grote terughoudendheid t.a.v. deze staat. Dit is ook lo-gisch om diverse redenen. In de eerste plaats wordt de staat op een zekere hoogte ook geconfronteerd met een zelfde informatiedeficit zoals dit bij de persoon het geval is. Bovendien is het ook nog maar de vraag in welke mate er genoeg materiële zaken te herver-delen zijn opdat een systeem als (materieel) recht-vaardig wordt bevonden. Maar de allerbelangrijkste kanttekening die we moeten plaatsen is het besef dat heel wat zaken niet herverdeeld kunnen worden door een staat. De kernpijlers van een personalis-tische samenleving, solidariteit, verantwoordelijkheid, vertrouwen… zijn immateriële goederen waarop een staat geen vat heeft. Laat staan kan opleggen of herverdelen onder de bevolking. Om tot een ideale samenleving te komen wordt dus een appèl gedaan op elk lid van die samenleving om deze waarden au-tonoom uit te dragen.

Gezien het belang van deze waarden zou je ook (fou-tief) kunnen poneren dat het de taak is van de staat deze op te leggen (of minder extreem) te promoten, maar ook dit is allesbehalve een personalistische staatsopvatting. Een staat moet immers in functie van de samenleving staan en niet vice versa. Persona-listen hanteren een positief mensbeeld waarbij we ervan uitgaan dat dergelijke waarden in zekere mate inherent aanwezig zijn binnen de persoon. Het is dan

ook belangrijk mensen de verantwoordelijkheid en het vertrouwen te schenken hiernaar te handelen, iets wat een totalitaire/paternalistische staat niet toelaat.

Hiermee is de kous echter nog niet af. De vraag die ons nu rest is hoe die staat er precies moet gaan uit-zien. Hierbij zal ik vooral focussen op de grote krijt-lijnen van die staat want over elk afzonderlijk sub-domein valt wel meer dan het één en ander te vertel-len. Bij dit alles mogen we de kerntaak van die ideale staat niet uit het oog verliezen: herverdelen op zo’n manier dat er voldoende solidariteit en verantwoorde-lijkheid blijft bestaan in de samenleving. Er moet dus een soort staat komen die aan de ene kant voldoende sterk is om in deze taken te voorzien, maar tegelijk ook rijmt met centrale personalistische waarden zoals subsidiariteit en het nastreven van maximale autono-mie voor de samenleving.

4

Page 6: Dialoog december 2010

Belangrijk hierbij is dat we inzien hoe bovenstaande staat haar herverdelende taak uitvoert. Hierbij zien we dat staten in de eerste plaats zullen pogen hun infor-matiedeficit weg te werken. Men gaat ‘in kaart breng-en’ waar de noden van de samenleving gesitueerd zijn en waar middelen te vinden zijn om hier aan tegemoet te komen. De staat zal dus uit zichzelf steeds trachten maximale kennis en armslag te ontwikkelen. Dit ge-beurt typisch door het opzetten van allerhande struc-turen, instellingen… En net dan komt het gevaarlijk. Typerend aan dergelijke structuren is het gegeven dat eens men een dergelijke iets opricht deze al snel een eigen (gevaarlijke) dynamiek gaan kennen. Zo zal bv. elke instelling al snel eigen belangen ontwikkelen die het zal gaan nastreven.

Het gevaar bestaat er dus in dat deze ganse staat-structuur zich snel als een verstikkend web zal wer-pen op de samenleving. De eigenbelangen van deze structuren zullen veelal als een soort totalitair denken worden gepropageerd en de veelal spontane dy-namieken die uitgaan van een samenleving worden veelal geperst in de hiervoor opgezette structuren. Een dergelijke staat mag dan wel gestoeld zijn op goede intenties, het gevaar dreigt al snel dat ze alle dynamiek uit een samenleving haalt en niet langer in functie staat van die samenleving. Dit terwijl in essen-tie de staat een soort ‘agent’ behoort te zijn die de belangen van de ‘principal’ agent dient.

We moeten dus op zoek naar een oplossing voor dit probleem. Spontaan denken velen aan een systeem dat dicht aanleunt bij wat we nu kennen, een libe-rale democratie waarbij de burgers/samenleving op regelmatige basis naar de stembus kan. Bovendien zijn er tal van rechtsregels die moeten verhinderen in een totalitaire staat. Dit is een stap in de goede richting maar niet verregaand genoeg. Er is nood aan ruimte voor een soort permanente (r)evolutie.

Een revolutie waarbij mensen ten allen tijde de bestaande structuren in vraag kunnen stellen en in-dien ze dat wensen afschaffen of hervormen.

Het moet dus mogelijk zijn om alles te contesteren, ergens een debat rond te voeren en de consensus die hieruit voortvloeit gaan toepassen. Geen revolutie die al op voorhand weet waar men naartoe wil op ba-sis van een of andere grote theorie, wel een revolutie die een bepaalde structuur contesteert (bv. het hui-dig kapitalistisch stelsel), hierover op het niveau van de samenleving een debat gaat uitlokken en dan de gedeelde uitkomst van dit debat gaat implementeren. Als het ware dus de installatie van een soort directe deliberatieve democratie analoog die in de lijn ligt met het denken van filosofen zoals Habermas. Centraal bij dit alles is wel dat er niet wordt geraakt aan de autonomie van de mens. Personen zijn dan wel niet volledig autonoom, verbonden met de samenleving, het kan niet de bedoeling zijn om een instrument te worden in functie van die samenleving.

Ten slotte kan er ook nog worden gewezen op het radicale karakter van revoluties. De geschiedenis is als het ware een aaneenschakeling van (r)evoluties en als we een iets kunnen leren hieruit is dat het gevaar tot radicalisering steeds om de hoek loert. Toch kunnen we als personalisten niet anders dan die gok wagen. Structuren opzetten om (r)evoluties te ka-naliseren is gevaarlijk, paternalistisch en zelfs in zek-ere mate totalitair. Het getuigt immers van een gebrek aan vertrouwen in de samenleving, een gebrek aan geloof in de solidariteit- en verantwoordelijkheidszin van de ander.

Joren Verschaeveondervoorzitter CDS Gent

5

Page 7: Dialoog december 2010

Medische experimenten in ontwikkelingslanden 6

In onze hedendaagse westerse maatschappij is een afdwinging van de mensenrechten en de patiënten-rechten ronduit eenvoudiger dan in de ontwikkelings-landen. De economie, de politiek, het recht en de ge-neeskunde zijn vier afzonderlijke draagvlakken, doch zijn zij onlosmakelijk met elkaar verbonden. Interactie is steeds de basis voor innovatie. Een goede uitvals-basis is steeds essentieel, maar wegens een te kort aan financiële middelen, is het in de ontwikkelings-landen vaak onmogelijk om deze vier draagvlakken samen te brengen en efficiënt te laten functioneren. In dit artikel zal ik enkele punten van de gezondheids-sector in ontwikkelingslanden in vraag stellen, in het bijzonder de medische experimenten op mensen ter bevordering van de medische wetenschap.

Vraag en aanbod Cru gesteld is de gezondheidssector een markt van vraag en aanbod. Iedere mens wil niet enkel over-leven, maar als het ook kan, een zo gezond mogelijk leven leiden. De farmaceutische sector verricht won-deren door de ontwikkeling van medicijnen, protheses en medische instrumenten. Zonder hun ontwikkeling-en zouden de artsen amper doeltreffend werk kunnen verrichten. De gezondheidssector is een keten van schakels waarbij een efficiënte werking essentieel is. Die werking wordt deels gegarandeerd door de toepassing van de medische experimenten. Gelukkig zijn er individuen die vrijwillig ingaan op de vraag om zich aan te bieden voor de wetenschap. Hun lichaam en/of geest wordt onderworpen aan invasieve behan-delingen, iedere reactie wordt van dichtbij opgevolgd en onderzocht. Na het doorlopen van een lange pro-cedure en als het geluk meezit, kan hun deelname leiden tot een medische doorbraak. Een doorbraak die leidt tot de ontwikkeling en/of innovatie van een geneesmiddel. De marktwerking heeft op dat moment al lang het verloop van die ontwikkeling beïnvloed. Het geneesmiddel zal daarenboven ook worden onderworpen aan een juridische strijd omtrent de in-tellectuele rechten en de patenten.

De gezondheidszorg is een sector die is doorweven van discussies en debatten. Dienen private investeringen de fundamenten te zijn en moeten de publieke investeringen slechts aanvullend zijn? Is abortus vanuit ethisch oogpunt toegelaten en hoe kan het beleid errond ef-ficiënt worden geïmplementeerd? Hoe kan de leemte in verband met de nood aan zorgverleners worden ingevuld: door de aantrekking van buitenlandse, eventueel niet-EU burgers? Het spervuur van vragen is oneindig. Desalniettemin is de rode draad doorheen de zorgsector steeds het belang van de betrokkenen, met name het belang van de patiënt en dusdanig het belang van de individu.

Page 8: Dialoog december 2010

Het is duidelijk dat de medische experimenten de ide-ale uitvalsbasis zijn om de medische wetenschap uit te breiden en te sofisticeren. In België en andere wes-terse landen is de bescherming van de proefpersonen gegarandeerd door de strikte wetgeving. Er wordt rigoureus toepassing gemaakt van onder andere de Declaration of Helsinki, de CIOMS richtlijnen… In ontwikkelingslanden is de afdwinging van deze regelgeving minder evident. Bovendien kampt men in de ontwikkelingslanden met enkele ziekten die daar vaker voorkomen dan in andere landen. Zo-als malaria, aids, lepra… Het is dan ook optimaal om ter plaatse medische experimenten uit te voeren aangezien de omstandigheden in die landen er zich tot lenen. Er mag echter niet vergeten worden dat een medisch experiment op mensen heel wat juridische consequenties met zich meebrengt. Vaak beseffen de proefpersonen uit ontwikkelingslanden, wegens socio-culturele redenen, die draagkracht niet en staan zij bovendien niet stil bij hun rechten.

7

Lokale onderzoekscomités Het is belangrijk dat de medische experimenten en onderzoeken in de ontwikkelingslanden rechtstreeks zijn gelinkt aan de gezondheidsproblemen van die landen. Zoals reeds voorafgaand werd vermeld, moet de focus liggen op de ziekten die de samenleving van de ontwikkelingslanden aantast. Daarenboven mag er nooit voorbij worden gegaan aan de mensen-rechten, vandaar dat er steeds oog moet zijn voor de geïnformeerde toestemming/ informed consent. Diegene die zijn geïnteresseerd om deel te nemen aan een medisch experiment, moeten op een dege-lijke en begrijpelijke manier worden geïnformeerd. Dit kan problematisch zijn, aangezien de lokale bevolk-ing vaak de universele taal , het engels, niet machtig is. Bovendien kan de toestemming, die vrij moet zijn, worden aangetast door socio-culturele redenen. De deelnemers denken maar al te vaak dat de deelname aan een medisch experiment, de enige mogelijk is om te genieten van de voordelen van de gezond-heidszorg of om nog maar toegang te krijgen tot het systeem. Daarnaast zal een persoon zich ook sneller laten overhalen om deel te nemen als iemand uit de lokale gemeenschap zich reeds heeft aangeboden als proefpersoon. Van vrije keuze is er dan eigenlijk geen sprake, doch moeten de betrokken instanties trachten de autonomie van de lokale proefpersonen te garanderen. Dit kan eventueel worden bereikt door te werken met lokale onderzoekscomités die zijn ge-traind om de lokale gewoonten en tradities na te le-ven, zonder de internationale beschermingsmaat-regelen te schenden.

Page 9: Dialoog december 2010

Het volgende voorbeeld geeft duidelijk weer dat een implementatie van onderzoekscomités een positieve invloed kunnen hebben. In 2001 werd een programma in de Ivoorkust opgestart. Via diverse methoden werd onderzocht op welke manier de overdracht van HIV van het moeder op het kind kon worden gereduceerd. De onderzoekers werden echter geconfronteerd met een lage participatiegraad als gevolg van de toetre-dingsvoorwaarde dat de zwangere vrouwen een HIV-test moesten ondergaan. De grote terughoudendheid om deel te nemen aan het medisch experiment was te wijten aan de angst, enerzijds voor sociale uitsluiting door familieleden, anderzijds voor het feit dat de part-ner zich bewust werd van een positief testresultaat. De vereiste schriftelijke toestemming voor de HIV-testen, leidde tot een bezorgdheid dat de vertrouwe-lijkheid zou worden geschonden.

Kosten-batenanalyseDe hoofdreden waarom onderzoekers een medische experiment opzetten, mag nooit van lucratieve aard zijn. De onderzoekers mogen zich dus in geen en-kel opzicht laten leiden door het feit dat de medische experimenten in ontwikkelingslanden goedkoper zijn. De vraag die daarbij gesteld kan worden is, in welke omstandigheden worden de medische experimenten in de ontwikkelingslanden uitgeoefend? Worden de proefpersonen het best gecontroleerd aan de hand van de regulerende kaders van de plaats waar de betrok-ken farmaceutische instelling zijn zetel heeft? Wordt de wetgeving van de plaats waar de onderzoeker ge-bonden is aan zijn medische instelling toegepast of wordt de controle en de zorg geregeld aan hand van de plaatselijke omstandigheden, rekening houdend met de lokale normen? Er kan strikt gebruik worden gemaakt van de beste en huidige stand van de medi-sche wetenschap uit de westerse maatschappij, maar daar tegenover staat een goedkope en eenvoudige behandeling. Dergelijke controverse kwam reeds ter

sprake in 1997. De internationale aandacht was toen gericht op een door de USA gesponsord onderzoek. In dit onderzoek zochten onderzoekers in Thailand naar middelen, ter voorkoming van de overdracht van HIV van de moeder op het kind. In casu maakten de onderzoekers gebruik van de Thaise lokale wetgeving inzake zorg, die werd toentertijd echter niet aanvaard door de beleidsvoerders van de USA.

Conclusie Farmaceutische bedrijven trachten hun medische ex-perimenten en onderzoeken steeds vaker in ontwik-kelingslanden te voeren, niet enkel omdat enkele ziekten daar frequent voorkomen, maar ook omdat het 50% tot 75% goedkoper is. Bovendien zijn de ontwik-kelingslanden vaak erg grote landen en kunnen de onderzoekers er genoeg proefpersonen vinden voor hun onderzoek. Vaak zijn dat ook nog eens patiënten die geen goede toegang hebben tot gezondheidszorg. In se worden er kwetsbare personen gebruikt voor de medische experimenten. Dit is onethisch aangezien de mensenrechten worden geschonden en de me-dicijnen uiteindelijk enkel betaalbaar zijn door de westerse bevolking. Om de onethische medische ex-perimenten in ontwikkelingslanden aan te pakken, zijn er strenge controles van de Europese instanties no-dig. Dit kan worden gerealiseerd door een intensieve samenwerking tussen de WHO en de farmaceutische bedrijven, die erover waken dat de behoeften van de ontwikkelingslanden en de lokale bevolking worden ingevuld. Uiteindelijk moeten de ontwikkelde medi-cijnen, tegen een betaalbare prijs beschikbaar zijn in de ontwikkelingslanden.

Julie HantsonSecretaris CDS Gent

8

Page 10: Dialoog december 2010

9(Inter)nationale asielcrisis

De context waarbinnen sommigen onder ‘ons’ die koudegolf beleefden zal u evenmin zijn ontgaan. De media, en dan in het bijzonder de journaals en andere duidingprogramma’s, drukten ons op de tragische en zowaar mensonterende ‘leef’-wereld van asielzoek-ers, die, vaak tegen beter weten in, opzoek zijn naar opvang. De beelden van koppels die, samen met hun kinderen (!), genoodzaakt waren nachten op straat door te brengen, maken duidelijk dat er zich ginds in het grote Brussel, maar ook in andere grote en kleine steden, ware drama’s afspelen. Drama’s die ons terecht tot een waarachtig ongeloof brengen wanneer we te horen krijgen dat er tot op heden geen asiel-zoekers zijn doodgevroren.

Zoals dat bij vele maatschappelijke problemen het geval is – en des te meer inzake de asielproblematiek omdat degenen die er het voorwerp van uitmaken slechts een beperkte of in vele gevallen zelfs geen toegang hebben tot berichtgeving –, speelt er zich boven dit probleem een spel af van politieke besluit-vorming op het hoogste niveau: ideeën borrelen op en vervolgens afgetoetst, men gaat op zoek naar meer-derheden voor een eventuele oplossing, et cetera.

Zo dus ook in verband met het asielprobleem. Het was de ‘Vlaamse keizer’ Bart De Wever zelf (al dienden en-kele van zijn partijgenoten evenwel een wetsvoorstel terzake in) die in de weekendeditie van De Standaard (DS 4 december) het vuur aan de lont stak door te beweren dat het huidige asielbeleid verkoopbaar is noch voor de burgers noch voor de vreemdelingen. “De laatste jaren wordt het non-beleid verkocht als een humane, sociale, en open aanpak. De realiteit ligt net iets anders. De wachtrijen zijn eindeloos, velen leven in onzekerheid, in een grijze zone, op straat. Dit alles in de hoop om uiteindelijk in aanmerking te komen voor een regularisatie.”, aldus De Wever. Hij is dan ook van mening dat de tijd voor verandering nu gekomen is.

Een kijk op meteorologische gegevens leert ons dat het zo goed als zeker is dat het jaar 2010 zal geboekstaafd staan als – weliswaar globaal gezien – een van de warmste jaren ooit. Daartegenover staat dan weer dat we reeds in november van dit jaar te maken kregen met een relatief lange koudegolf. Dat een dergelijke koudegolf op dat moment van het jaar eerder uitzonderlijk is, is u via allerhande be-richtgeving vast niet ontgaan. Overigens, diezelfde ‘gebeurtenis’ was voor velen nog eens een uitgelezen moment om de gevolgen van de climate change in de verf te zetten – al laat ik dat liever als stof voor een ander essay of, nog beter, als stof voor deskundigen.

Page 11: Dialoog december 2010

In zijn opiniestuk haalt De Wever ook de verant-woordelijkheid aan die elk individu in acht dient te houden om een werkbare samenleving in stand te houden – een begrip dat menig christendemocraat uiteraard niet vreemd is. Hierbij spreekt hij terecht over de verantwoordelijkheid om zich in een gemeen-schap in te passen (inburgering), alsook over de plicht om zijn of haar steentje bij te dragen (werken). Een andere plicht die hij uit diezelfde verantwoordelijkheid filtert, is, aldus De Wever, deze die erin bestaat “pro-cedures en sociale rechten niet (te) misbruiken”. Met dat laatste duidt hij op het werk dat onze advocaten verrichten om hun cliënten (asielzoekers) in de mate van het mogelijke een onderdak te bieden, en waar-bij deze, desgevallend, erin slagen dwangsommen te laten uitspreken op de kap van Fedasil, de wettelijk verantwoordelijke organisatie voor asiel. De vraag die hier rijst, is uiteraard of er überhaupt sprake is van misbruik van procedures, en – bij uitbreiding – van sociale rechten.

De Wevers essay ging niet onopgemerkt voorbij (hij is nu eenmaal een politiek zwaargewicht) en in dezelfde krant waarin het eertijds werd gepubliceerd, stond op dinsdag 7 december 2010 (DS 7 december) een inte-ressant stuk waarbij de auteurs (Raf Jespers en Mieke van Laer, beiden advocaten die dagelijks in contact komen met uitzichtloze asielzoekers) van Bart De Wevers tekst – enkele punten niet te na gesproken – quasi volledig brandhout trachtten te maken. Men hekelt onder meer diens uitlating dat advocaten die asielzoekers helpen en daarbij eventueel een dwang-som bekomen, zich zouden schuldig maken aan mis-bruik van de sociale rechten die de betrokken toeko-men. Mijns inziens (evenwel abstractie gemaakt van een persoonlijk-ethische visie omtrent de dwangsom-men zelf) hebben zij hier gelijk: het wetgevend kader – internationaal, Europees en Belgisch – voorziet in een gedegen opvang voor asielzoekers.

Bijgevolg, en vasthoudend aan het beginsel van de rechtsstaat, is het dan ook uitgesloten om een beroep (al dan niet door middel van het inleiden van een vordering voor de rechter) op de erin ver-vatte regels te bestempelen als misbruik van sociale rechten of misbruik van procedures, laat staan dat een dergelijke inspraak a priori zou worden uitgeslo-ten. Overigens, voor het geval men de betrokken rechten via het parlement zou willen inperken, zal dit laatste hoe dan ook in overeenstemming moeten zijn met, in de eerste plaats, de Europese wetgeving.

Totnogtoe had ik het enkel over de opvang van asiel-zoekers as such. De asielproblematiek kent evenwel twee luiken. De opvangproblematiek wordt immers voorafgegaan door de eigenlijke toestroom. Het is be-langrijk om die twee luiken uit elkaar te houden: het één (de plicht onderdak te bieden) heeft veeleer een juridische draagwijdte, terwijl de toestroming eerder een politieke dan wel een juridische dimensie kent.

10

Page 12: Dialoog december 2010

Zo laten de advocaten Jespers en Van Laer in hun betoog optekenen: “Er is geen asielcrisis maar een opvangcrisis”. Met andere woorden, het probleem houdt verband met de toestroming, eerder dan met de opvang zelf. Om dat te staven gebruiken ze onder meer cijfermateriaal. Zo waren er in 2009 22.785 asielaanvragen. Het ziet ernaar uit dat we op het einde van dit jaar ongeveer op hetzelfde aantal zullen afkloppen. Om aan te duiden dat de huidige problematiek niet in relatie staat tot ons opvangpo-tentieel geeft men de cijfers van 1993 (33.932 asiel-aanvragen), 1999 (45.440), 2000 (54.220) en 2001 (31.542). Opmerkelijk hierbij is dus dat bv. in het jaar 2000 dubbel zoveel aanvragen werden ingediend in vergelijking met dit jaar, terwijl de opvang toen géén probleem was. We zouden dan ook kunnen aanne-men dat wat we tien jaar terug konden, ook nu nog zouden moeten kunnen. De vraag naar een veran-dering van de huidige asielwetgeving met betrek-king tot de opvang zelf lijkt hier dan ook aan de orde.

Toch moet de stelling “Er is geen asielcrisis maar een opvangcrisis” worden genuanceerd. Het bestaan van een opvangcrisis impliceert uiteraard niet zo-maar het niet-bestaan van een crisis inzake toestroming. De huidige menselijke tragedie – waarvan we moge-lijks, afhankelijk van een strenge dan wel een zeer strenge winter, het ergste nog niet hebben gezien – is weliswaar in hoofdorde te herleiden tot een politieke handicap inzake opvang; denk bv. aan de op federaal vlak versnipperde bevoegdheidsverde-ling waarbij verschillende ministers in elkaars vaar-water komen, denk bv. aan de sterk verschillende politieke grondslag van waaruit Waalse en Vlaamse (en Brusselse) politici asiel en migratie benaderen.

Niettemin het voorgaande schort er ook iets aan de manier waarop de toestroming gebeurt. Ons land trekt vier keer meer asielzoekers aan dan de gemiddelde Europese lidstaat. Iets waar-naar De Wever (i.t.t. de heer en mevrouw advo-caten) terecht verwijst. Kortom: “Er is een Eu-ropese asielcrisis en een nationale opvangcrisis.”

Stijn Maeyaert,Politiek secretaris 2010-2011

11

Page 13: Dialoog december 2010

12Wiens schuld was het nu eigenlijk?

Christendemocraten hechten geen dogmatisch geloof in noch een absolute vrije markt, noch in een almachtige overheid. Er is de overtuiging dat een vrije marktmechanisme tot de grootste welvaartscre-atie leidt en dus te verkiezen valt boven pakweg een planeconomie, maar tegelijk waarschuwen christen-democraten dat het de persoon is die centraal moet staan en de vruchten moet kunnen plukken van die vrije markt. De vrije markt als een fetish nastreven, ook wanneer dit soms ten koste gaat van de persoon, wordt dus resoluut afgekeurd. Daarom bestaat er ook iets zoals consumentenrechten die de persoon moe-ten beschermen wanneer bijvoorbeeld een verkoper hem tracht te misleiden over zijn product. Hier kan een overheid in het spel komen, maar tege-lijk er is het besef dat we ons moeten hoeden voor een alom aanwezige overheid (anti-étatisme), omdat deze elk spontaan initiatief in de samenleving dreigt te overvleugelen.

Christendemocraten pleiten daarom voor een model van gespreide verantwoordelijkheid; met een rol voor zowel overheid, markt, maar vooral ook voor de samenleving zelf. Het is vanuit die optiek dat in het vervolg van deze tekst teruggekeken wordt op de financieel-economische crisis en dit met bijzondere aandacht voor de lessen die we hieruit kunnen trek-ken naar de toekomst toe.

Laten we meteen maar al de eerste illusie doorprik-ken door duidelijk te stellen dat een toekomstige crisis uitsluiten, hoe nobel dan ook, onmogelijk is. Crisissen zijn immers inherent aan het huidige kapitalistische systeem waarin economische expansie niet altijd even duurzaam blijkt. Het is de prijs die we betalen om onze economie te laten groeien. Dat betekent echter allerminst dat we op onze lauweren moeten rusten en alles op zijn beloop laten. We dienen het maximale te doen om ze te vermijden en ook vooral om in het geval dat ze voorvallen de gevolgen ervan tot een minimum te beperken.

De financieel-economische crisis die zijn oorsprong vond in 2008 ligt voor een groot stuk achter ons, zodat de tijd rijp lijkt voor een slotbe-schouwing. Kenmerkend voor alle opiniestukken en meningen rond deze crisis was dat er verwoed werd gezocht naar een schuldige om aan te kunnen wijzen. Enerzijds zien socialistische auteurs hier hun bewijs van het falen van de vrije markt, terwijl de liberaalgezinde au-teurs zich niet in de verdrukking lieten drijven, maar integendeel tra-chtten aan te tonen dat het hier eigenlijk om een overheidsfalen ging. Als we terugkijken op de verscheidene teksten die de afgelopen peri-ode werden geschreven binnen deze Dialoog over dit thema merken we dat niet meegedaan werd aan deze dualisering. Een schuldige/oorzaak willen aanwijzen is inherent aan het cognitieve menselijke denken, maar is tegelijk dikwijls al te kort door de bocht.

Page 14: Dialoog december 2010

Een eerste remedie, waar momenteel nogal eenzij-dig de nadruk wordt opgelegd, is regelgeving. Toez-ichtstructuren faalden door de te kleine schaal en een gebrek aan goeie werking. De oplossing wordt gezocht in schaalvergroting en uitgebreidere regel-geving, onder het initiatief van Herman Van Rompuy. Zonder de noodzaak hiervan in twijfel te trekken moe-ten we ons hoeden voor een te absoluut geloof in regelgeving. Ook in 2008 was er immers al zoiets als regelgeving, en deze was allerminst onderontwik-keld. Alleen, met (via lobbywerk) of zonder (de mazen van het net) goedkeuring van de toezichtstructuren werden deze vakkundig omzeild. Ook nieuwe regel-geving zal onderhevig zijn aan de machtige financiële lobby zowel bij de vorming als bij de uitvoering ervan. Maar als de overheid ons niet (alleen) kan behoeden, wie dan wel?

Verrassend genoeg, de markt zelf! Of voor een gedeelte toch, want ook hier geldt dat niemand het ultieme redmiddel in handen heeft. Financiële instel-lingen dienen opnieuw het vertrouwen van hun klanten te winnen en kunnen dit enkel door te werken aan een zelfregulerend kader, los van de overheidsregelge-ving. Het is mateloos storend te zien hoe de overheid zich, onder druk van de publieke opinie, gaat inmeng-en met zaken zoals de loonpolitiek van een financiële instelling. Indien bonussen een doorn in het oog zijn van verscheidene stakeholders (waaronder de klant-en) heeft de sector er baat bij zelf een kader te schep-pen om deze aan banden te leggen. Hoewel ik zeker de beperkingen van zelfregulering niet uit de weg wil gaan (heette de Belgische corporate governance code immers niet Code Lippens?) moeten we ons toch hoeden om alle initiatief hier in de kiem te smoren. Een eigen initiatief zal veel sterker gedragen worden

door de verschillende actoren dan de tussenkomst van een almachtige overheid die eerder een vijand-beeld opwekt. Regulering en zelfregulering kunnen en moetn elkaar dus absoluut aanvullen en versterken.

Ook daar stopt het echter nog niet, want ook de samenleving zelf kan een rol spelen binnen dit ver-haal. De verhouding tussen banken enerzijds en hun klanten anderzijds kan immers ook niet volledig geregeld worden door wetgeving. Er blijft altijd een grijze zone van onethische praktijken, denken we maar aan de mensen die producten met kapitaalbe-scherming kochten, maar uiteindelijk toch hun geld kwijtspeelden door het failliet van een derde instelling waar ze nooit eerder van gehoord hadden. Hier ligt een belangrijke taak voor consumenten(-en beleg-gers)verenigingen die een waakhond vormen in de relatie tussen koper en verkoper. Onduidelijkheid over product of prijs dient door deze organisaties aan de kaak gesteld te worden. Hun alarmbelfunctie zal so-wieso de sector doen reageren, uit puur economische noodzaak niet in een slecht daglicht te komen staan. Daarnaast kan ook, indien nodig, de overheid nog reageren met aangepaste regelgeving. Op die manier kan de samenleving zelf actief deel uit maken van de toezichtstructuur op financiële instellingen.

Een overdreven focus op de overheid als regulator is dus niet enkel éénzijdig maar ook niet de meeste effectieve uitweg bij het creëren van werkende toe-zichtstructuren. Ook de sector zelf en de samenleving dienen geresponsabiliseerd te worden. Zoniet dreigt de geschiedenis zichzelf te herhalen en kunnen de gevolgen nog dramatischer zijn, want “each time hi-story repeats itself, the price goes up”.

Kevin DefauwVoorzitter CDS Gent

13

Page 15: Dialoog december 2010

Armoe troefLaat mij toe om het belangrijk onderscheid tussen materiële en sociale armoede te maken. Voor som-migen uit materiële armoede zich in het ontbreken van de nieuwste IPad of gameconsole. Voor anderen is materiële armoede het tekort hebben aan geld om eten, warme kleren en medicijnen te kopen. Materiële armoede uit zich in het ontbreken van een dak boven je hoofd om te schuilen bij regen, koude en wind. Sociale armoede daarentegen manifesteert zich niet zo duidelijk als materiële armoede. We zullen de per definitie sociaal armen niet zien bedelen op straat om vrienden of gezelschap, om genegenheid en liefde. Het is niet omdat je de voorbije vijf jaar geen lief hebt gehad dat je jezelf sociaal arm moet voelen. Sociale armoede stelt zich wanneer mensen de kans niet krij-gen om deel te nemen aan het sociale leven, aan onderwijs en ontspanning. Laat het duidelijk zijn dat het ene is per definitie niet erger is dan het andere en laat staan dat ze elkaar uitsluiten.

Blaming the victimAl te dikwijls worden armen zelf met de vinger gewezen. Uiteraard zijn er mensen die zichzelf in de vernieling rijden, die niet wensen te werken, die onverantwoordelijke risico’s nemen en die profiteren van de maatschappij, maar een veralgemening is niet op zijn plaats! De economische crisis heeft een aantal mensen geleerd dat je in de armoede kan terechtkomen zonder dat je er zelf schuld aan hebt.

Dit zogenaamd zelfschuldenmodel miskent als het ware de omstandigheden waarin sommige mensen leven en opgroeien. Het model gaat voorbij aan de kunst om enkele gewaardeerde doelen zoals geld verdienen en beperkte middelen zoals een lage opleiding en persoonlijke problemen te combineren. Armoede wordt dikwijls veroorzaakt door een reeks tegenslagen waardoor het individu getroffen wordt. Ik denk hierbij aan ziekte, banenverlies of een handicap waarbij het individu niet verantwoordelijk kan en mag gesteld worden. Het is noodzakelijk een onderscheid te maken tussen deze ‘’sukkelaars’’ die in de armoede sukkelen en de ‘’profiteurs die in de armoede terecht komen omdat ze niet willen werken’’. Dit laatste is trouwens gevaarlijk omdat je armoede verengt tot de gevolgtrekking van niet willen werken, zonder dat ik daarbij deze belangrijke oorzaak onderken.

In de kou2010 is het Europees Jaar van de Bestrijding van Armoede en So-ciale Uitsluiting, maar in België lijkt het eerder het jaar van Armoede en Sociale Uitsluiting te worden. Daklozen en thuislozen besterven het letterlijk en figuurlijk van de kou. Er is een schrijnend tekort aan opvangplaatsen en binnen de regering probeert men de zwarte piet aan elkaar door te schuiven. De inkomenskloof tussen arm en niet arm wordt breder en de Gentse socialistische burgemeester Termont roept zijn burgers op om niet langer de arme Roma’s in Gent te steu-nen. Kortom, er is stof genoeg tot nadenken!

14Open armen beleid

Page 16: Dialoog december 2010

Sociale economieDe vraag is echter hoe we armen uit hun situatie kun-nen helpen zonder hen daarbij al te veel te schoffe-ren. Dit laatste is niet onbelangrijk, want al te dikwijls gaan wij weldoeners er met de grove borstel door. We vergeten soms dat ook armen nog rechten hebben. Velen belanden in de eeuwige werkloosheid en ko-men in het reguliere arbeidscircuit maar moeilijk aan de bak. Er is echter een oplossing voor handen waar vele burgers niet van op de hoogte zijn. De markt van sociale economie is een markt gecreëerd voor werkzoekenden die niet in het reguliere arbeidscircuit terecht kunnen en die toch wensen te werken. Sociale economie onderscheidt zich op een aantal gebieden van het reguliere arbeidscircuit. Één van de belang-rijkste eigenschappen van sociale economie is de in-tensieve en dikwijls noodzakelijke begeleiding voor de werknemer. Momenteel bestaat de Vlaamse sociale economie uit 800 kleine en middelgrote onderneming-en (beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen, invoegbedrijven, seniorenzorg en groensector). Een verdere uitbouw van deze sociale economie biedt niet enkel en alleen voordelen voor werkzoekenden die niet in het reguliere arbeidscircuit terechtkomen, maar biedt ook voordelen voor het bedrijfsleven en de over-heid. Zo staat sociale economie garant voor kwaliteit en levert het cruciale diensten zoals ouderenzorg en kinderzorg op een goedkope manier.

Vrij verkeer van armoedeVoor veel socialisten stopt het verhaal hier en wordt er niet gekeken naar het opengrenzenbeleid. Toch moe-ten we durven stilstaan bij deze problematiek. Onze maatschappij krijgt stilaan meer en meer problemen met de massale toestroom van asielzoekers die, hoe kan het ook anders, dikwijls in de armoede terecht-komen. Het is niet langer zo dat de open grenzen en-kel en alleen zorgen voor bepaalde gekwalificeerde arbeidskrachten en kennis waar wij een tekort aan hebben. De idee om de grenzen te sluiten daaren-tegen is een ridicuul idee waarmee je niet alleen het solidariteitsprincipe onderuit haalt, maar waar je ook je eigen economie mee schaadt. De toenemende ver-grijzing in ons land zal er voor zorgen dat we onze welvaartstaat niet zullen behouden zonder de hulp van allochtonen. Daarenboven komen vele asielzoek-ers ons land binnen vanwege de onhumane behan-deling die ze in hun eigen land krijgen. Wie zijn wij om ze ongelijk te geven?

15

Page 17: Dialoog december 2010

Politici moeten dus op zoek gaan naar een beleid waarbij je de solidariteit bewaart en waarbij je ook de eigen economie en maatschappij als het ware beschermt. Zonder deze economie en maatschappij zullen we er trouwens niet in slagen asielzoekers te helpen. Een dergelijk beleid bestaat uit verschillende peilers.

Allereerst moeten we als land, maar ook als Europese Unie burgers sensibiliseren in hun land van herkomst. Vakbonden doen dit al op hun domein en dit lijkt ook te werken. Zo gaan vakbondsafgevaardigden naar Polen om Poolse bouwarbeiders te sensibiliseren en hen te wijzen op hun eigen rechten. Ze streven op hun beurt deze rechten na en hoeven niet langer naar België te komen om van dergelijke rechten te genieten. We moeten als land en als Europese Unie de grondoorzaak van het probleem aanpakken. We moeten de levensomstandigheden van mensen pro-beren te verbeteren zonder ze daarvoor naar België te laten komen. Een tweede peiler is die van een efficiënt uitwijzings-beleid dat ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt. De laatste jaren stijgt het aantal asielzoekers, maar daalt het aantal effectieve uitwijzingen. Deze omgekeerde evenredigheid maakt het probleem alleen maar erger. We hebben een beleid nodig die aan de ene kant de nodige solidariteit en menselijkheid in zich heeft (opvang), maar die anderzijds ook een effectief en efficiënt uitwijzingsbeleid voert. Enkel en alleen op die manier zullen we in staat blijven deze mensen te helpen zonder daarbij onze eigen economie en maatschappij in de vernieling te rijden. Jochen DevlieghereLid CDS Gent

16

Page 18: Dialoog december 2010

Winnaars - Verliezers

De toekenning voor organisatie WK

De no-go voor de Nederlands-Belgische bid is niet alleen een zware domper voor voorzitter Ruud Gul-lit, maar ook voor het totale Belgische voetbal. Voor Ruud Gullit werd op 2 december een eind gemaakt aan een voor hem zware periode, de donkere periode van de Belgische voetbalinfrastructuren wordt door deze ontgoocheling waarschijnlijk met een tiental jaar verlengd. Veel kunnen we er jammer genoeg niet aan doen, FIFA besliste.

En FIFA besliste! De bekendmaking om het wereld-kampioenschap voetbal in 2018 in Rusland en 2022 in Qatar te laten doorgaan, kwam bijna als een donderslag bij een heldere hemel. Als je ziet welk pal-mares Engeland kon voorleggen, is het op zijn minst opmerkelijk dat deze bid amper 1 stemronde heeft overleefd. Wat de FIFA in Qatar vond, was evenveel als wat er op een dvd kan gebrand worden. Mooie 3D-beelden, mooie filmpjes, maar momenteel is er enkel zand in de rijke oliestaat. Olie is dan wel weer een rode draad door de beslissing van de FIFA. Het aanwezig zijn van stadiums is blijkbaar geen vereiste om een WK te organiseren, de aanwezigheid van oliebronnen en de daarbij horende centen wel. FIFA-heeft een beslissing genomen, hun boekhouders zul-len tevreden zijn…

Mark Caestelyn Lid CDS Gent

De Allerslimste Mens ter wereld.

De Sint bracht ons dit jaar het mooiste geschenk wat je ook maar kunt wensen! De heilige man gaf Erik Van Looy de kracht om zich te gooien en de crème de la crème van de slimsten een Titanenstrijd te laten uit-vechten. Het is net alsof we ons in de klassieke oud-heid wanen en we iedere dag een gladiator ten onder willen zien gaan. Alleen is deze vorm van spektakel veel populairder. Als je weet dat er in een colloseum 50 000 mensen kunnen plaatsnemen, zaten er voor de eerste aflevering alleen al 31 stampvolle amfithe-aters voor de buis.

Het vertrouwde recept van een 3-6-9 en een foto-ronde zijn de natte droom van menig quizers. Deze zouden in de rij staan aanschuiven om ook maar een vraag te mogen oplossen die door Erik Van Looy zijn redactie bedacht is. De humor die daarnaast gebracht wordt door Filip Geubels en Guy Mortier die telkens een medejury –lid meebrengen, zorgt ervoor dat de laatavond quiz licht verteerbaar is. Er zullen ook dit jaar miljoenen mensen kijken naar het schouwspel en de deze zullen op het puntje van hun stoel zullen blij-ven zitten wanneer op 24 januari we eindelijk weten wie de Allerslimste Mens ter wereld genoemd mag worden. Honos praemium virtutis!

17

Page 19: Dialoog december 2010

18

ALGEMENEELECTRICITEITSWERKEN

NIEUWBOUW - RENOVATIEVERWARMING - VENTILATIEVERLICHTING - AUTOMATISATIEVIDEOFONIE - PARLEFONIEDOMOTICA - DATANETWERK

GEERT DEFAUW bvba

Vlaschaardweg 6 8610 KORTEMARKTel. (051) 56 80 92 Fax (051) 57 03 60Gsm 0475 69 93 43 [email protected]

Wij danken van harte onze ereleden en sponsors voor hun blijvende steun en waardering

voor onze geliefde vereniging!

Wino Debruyne - Marc De Clercq - Lieven Demolder - Leen Dierick - Mieke Van Hecke -

Monica Van Kerrebroeck - Tony Van Parys - Vincent Van Peteghem - Ivo Van Vaerenbergh

- Alexander Vercamer - Veli Yüksel

Page 20: Dialoog december 2010

Omdat lachen nog steeds gezond is en de politiek zich-

zelf af en toe te serieus neemt sluiten we de ‘Dialoog’

steevast af met de rubriek ‘Wie het laatst lacht…’

Op onze site www.cdsgent.be kan je deze dialoog ook

integraal nalezen en downloaden. Opmerkingen, vragen

of lezersbrieven zijn welkom op: [email protected]

Tot de volgende,

Uw redactor

Julie Vermoortel

Wie het laatst lacht... 19