déjà vu september 2012

32
Déjà Vu jaargang 3 nummer 3 Een historisch blad met toekomst Met in dit nummer: “De keizer met watervrees” - “De (on) heilsbrengende albatros” - “Opnieuw leren lezen bij Oud Schrift” - “Een kopje onder” “De rol van de marine is vergelijkbaar met Star Trek” THEMA: “Kantje Boord”

Upload: deja-vu

Post on 17-Mar-2016

221 views

Category:

Documents


4 download

DESCRIPTION

Déjà Vu, het historisch blad met toekomst, geschreven door studenten Geschiedenis aan de Universiteit Leiden

TRANSCRIPT

Page 1: Déjà Vu september 2012

Déjà Vujaargang 3 nummer 3

Een

histo

risch

bla

d m

et to

ekom

st

Met in dit nummer: “De keizer met watervrees” - “De (on)heilsbrengende albatros” - “Opnieuw leren lezen bij Oud Schrift”

- “Een kopje onder”

“De rol van de marine is vergelijkbaar met Star Trek”

THEMA:“Kantje Boord”

Page 2: Déjà Vu september 2012

2

Historisch Nieuws |3|

De (on)heilbrengende albatros |4|

Uitgelicht |6|

Aan boord bij Het Scheepvaartmuseum |8|

Het Scheepvaartmuseum Amsterdam: bron van lering en vermaak |10|

Marinemuseum Den Helder 50 jaar |13|

HSVL Symposium |14|

Vleugels van de vloot |16|

“Rol marine is vergelijkbaar met Star Trek” |18|

De nacht kan dodelijk zijn |20|

De keizer met watervrees |22|

De vrouwen van de zee |24|

Opnieuw leren lezen bij Oud Schrift |26|

Van dubbeltje tot kwartje |28|

Een kopje onder |30|

Colofon |31|

‘The sea has never been friendly to man, at most it has been the accomplice of human restlessness.’ Zo beschreef de Poolse auteur Joseph Conrad stijlvol de rol van de zee in het leven van de mens. Gezien de rijke maritieme geschiedenis lijkt dit een treffende waarneming te zijn geweest. De zee bracht ons economische voorspoed, ontdekkingsreizen en eeuwen van inspiratie voor kunstwerken en literatuur. Tegelijkertijd speelt de zee een belangrijke rol in de vertellingen over grote rampen, oorlogen en onderdrukking. Ze bracht grootsheid, maar gaf ons daarbij ook dieptepunten.

Deze rusteloosheid was ook zeker terug te vinden op de redactie toen zij besloten om een septembernummer te lanceren. Afgelopen zomer heeft de Déjà Vu, na een korte periode in katzwijm te hebben gelegen, haar mast weer gehesen om -voordat de huidige bemanning voor anker gaat- een allerlaatste keer uit te varen. Maar, niet getreurd, het blad zal komend collegejaar nog een aantal keer aanmeren. Voor nu ligt deze editie in ieder geval in lading en kan de redactie van 2011-2012 tevreden terugkijken op het resultaat.

Voor deze editie heeft de redactie het over een andere boeg gegooid. Weg van zwarte bladzijdes en de linkse hobby’s hebben we -in combinatie met het symposium van de HSVL- ditmaal voortvarend ons best gedaan om een breed beeld neer te zetten van de geschiedenis van de rusteloze zee. We gaan van piraten tot gemiste boegschoten en van stageverslagen tot Wordsworth. Laat deze editie, behalve u vermaken, u tegelijkertijd uitnodigen voor het HSVL-symposium ‘De Verbeelding van de Maritieme Wereld in Woord en Beeld’, van 28 september aanstaande.

Daarmee zal ik u niet langer ophouden. Dank aan de redactieleden voor het bijzetten van de zeilen wanneer dit nodig is was. Jullie hebben je gedurende het hele jaar ingezet voor ons blad, wat dankzij jullie alweer de vierde jaargang tegemoet ziet. En voor u, hoop ik dat u veel plezier beleefd aan dit eerste nummer van het nieuwe collegejaar.

Namens de gehele redactie, Sven Schaap

Voorwoord Inhoud

Page 3: Déjà Vu september 2012

3

Historisch NieuwsWendy Dallinga

Gevangenen voor IkeaStockholm – Tot in de jaren tachtig werkten politiek gevangenen in de DDR onder dwang voor Ikea. Dat blijkt uit een documentaire van de Zweedse Björn Tunbäck. Deze arbeid vond plaats in een gevangenis in Waldheim. De gevangenen moesten werken aan de sofa Klippan en de boekenkast Billy.

Amelia EarheartAmsterdam – Mogelijk is het vliegtuig gevonden van de Amerikaanse Amelia Earhart, die als eerste vrouw over de Atlantische Oceaan vloog. Het stuurwiel en landsgestel kunnen wijzen op het toestel waarmee zij in 1937 neerstortte. 75 jaar geleden begon zij aan de destijds langste vlucht ooit, 47.000 kilometer, die zij nooit heeft kunnen afmaken.

Skelet WaterlooWaterloo – Belgische archeologen hebben 200 jaar nadat Napoleon Bonaparte werd verslagen bij Water-loo, de complete overblijfselen van een jonge soldaat gevonden. De sol¬daat werd gevonden op zijn rug met de kogel nog tussen zijn ribben. Met de initialen C.B. op een stukje hout hopen de archeologen het skelet te kunnen identificeren.

WrakTerschelling – Twee wandelaars hebben een koperschat in een aangespoeld achttiende-eeuws wrak gevonden. Het schip was waarschijnlijk op weg naar West-Indië en vervoerde koperen pannen, bossen koperen staven, potscherven en geglazuurde kralen. De duizenden kralen die zich in het schip bevonden, werden onder andere als betaalmiddel gebruikt tijdens de slavernij.

ExecutieAmsterdam – NIOD onderzoeker René Kok noemt de foto’s die de Volkskrant publiceerde van een standrechtelijke executie in Nederlands- Indië uniek. Voorheen waren geen foto’s bekend van executies door Nederlandse militairen. De foto’s doken op jaren nadat een Nederlandse militair de foto’s schonk aan het Stadsarchief in Enschede.

Gestolen baby’sMadrid – De Spaanse regering laat een database instellen met gegevens van baby’s die vermoedelijk zijn gestolen. Het zou gaan om 300.000 gevallen, die werden gestolen tijdens het regime van dictator Franco. Ouders die zich tegen het bewind keerden, kregen te horen dat hun kind was overleden, waarna de baby ter adoptie werd opgegeven.

Page 4: Déjà Vu september 2012

4

Deze strofe is afkomstig uit The Rime of the Ancient Mariner (Het gedicht van de oude zeeman) door Samuel Taylor Coleridge (1772-1834). De lange ballade in zeven delen verscheen voor het eerst in 1798 in Lyrical Ballads van Coleridge en William Wordsworth (1770-1850). De bundel kent vele heruitgaven. Twee jaar geleden verscheen bij Atheneum-Polak & Van Gennep nog een nieuwe Nederlandse vertaling van Jabik Veenbaas met een nawoord van Rob Schouten. Het gedicht behoort tot een van de hoogtepunten van de wereldliteratuur.De Britse dichters Coleridge en Wordsworth waren pioniers van een nieuwe romantische beweging. Anders dan in de gekunstelde achttiende-eeuwse poëzie, dichtten zij bij voorkeur over alledaagse voorvallen. Zij verbeeldden de elementaire gevoelens van mensen van vlees en bloed in hun confrontatie met de natuur. Waar Wordsworth het landleven verheerlijkte, koos Coleridge voor gebeurtenissen van bovennatuurlijke aard, die zo werden beschreven dat iedere lezer erin kon geloven. Door narratieve technieken als personificatie van abstracte begrippen en herhaling van woorden en metriek raakte de lezer in de ban van het verhaal.Voor een reflectie op de natuur is er haast geen betere omgeving denkbaar dan de zee, waar het varend volk direct werd geconfronteerd met ontembare natuurkrachten. Geen wonder dat zeelieden van oudsher bescherming zochten in geloof en bijgeloof. In The Rime of the Ancient Mariner vertelt een oude zeeman aan een bruiloftgast hoe zijn schip door gunstige wind werd voortbewogen. Na het passeren van de evenaar drijft een storm het zeilschip af naar het Antarctisch gebied. Het vaartuig raakt gevangen tussen de ijsschotsen. Dan doemt uit de mist een albatros op. De zeevogel begeleidt het schip uit het krakende ijs richting het noorden. Zonder enige aanleiding, als door de duivel bezeten, schiet de oude zeeman de vogel neer: ‘With my cross-bow, I shot the albatross’. De schepelingen foeteren hem uit. Zij zien in het neerschieten van de heilbrengende albatros een verloochening van God: de oude zeeman heeft de harmonieuze relatie tussen mens

en natuur verbroken. Dat voorspelt weinig goeds. Maar als de zon de mistvlagen doet oplossen, prijzen de opvarenden hem en worden medeplichtig aan het misdrijf. Hun hoogmoed wordt gestraft. Opeens is het windstil, de zee is ‘sprakeloos’. Het schip doolt stuurloos rond. De bemanning legt nu de volledige schuld bij de oude zeeman. Nijpend tekort aan drinkwater en voedsel maakt hen radeloos. Tot hun ontzetting passeert een spookschip. Aan boord dobbelen de Dood en het Leven-in-de-Dood, voorgesteld als een lijkbleke vrouw, om het varend volk. Het Leven-in-de-Dood wint de ziel van de oude zeeman. Deze hallucinatie bepaalt zijn lot, erger dan de dood. Alleen hij, die als boetedoening de dode albatros om zijn nek droeg – gelijk Jezus het kruis -, komt niet om van de dorst. Als hij zich in een delirische toestand deemoedig onderwerpt aan de schoonheid van de natuur door waterslangen te zegenen (“a spring of love gush’d from my heart and I bless’d them unaware”), valt de albatros van zijn nek. Het schip vaart uit zichzelf, bezield door een dode bemanning, naar de thuishaven. Bij aankomst zinkt het schip. De oude zeeman wordt gered door de loods en een kluizenaar. Na een bekentenis van zijn misdaad geeft de kluizenaar hem absolutie, maar een levenslange boetedoening wordt zijn deel. Innerlijke rust vindt hij pas wanneer hij anderen over zijn zonden vertelt. Hij dwaalt de wereld rond en overal drukt hij zijn toehoorders op het hart eerbied te hebben voor alles wat God heeft geschapen. De bruiloftgast vervolgt als droever maar wijzer man zijn levenspad.Dramatischer dan in The Rime of the Ancient Mariner kan de machteloosheid van de mens tegen Gods Almacht bijna niet worden verbeeld. Het gedicht ontstond min of meer terloops tijdens een avondwandeling. Coleridge was gefascineerd geraakt door een droom van een vriend over een spookschip. Wordsworth had juist A voyage round the world by way of the great South Sea […] van George Shelvocke verslonden. Shelvocke, kapitein van het kaperschip Speedwell, leidde omstreeks 1720 de derde Britse expeditie naar de Zuidzee. Kort na het

Anita M.C. van Dissel

‘Water, water, every where,And all the boards did shrink;Water, water, every where,Nor any drop to drink.’

De (on)heilbrengende albatros

Page 5: Déjà Vu september 2012

ronden van Kaap Hoorn schoot een van de opvarenden een albatros neer. De Speedwell leed schipbreuk op een eiland voor de Chileense kust. In vijf maanden tijd bouwde de bemanning van wrakhout en op het eiland aanwezige boomstammen een zeevarend schip. Onder het mom kaapvaart te bedrijven, sloeg Shelvolcke aan het plunderen langs de westkust van het Amerikaanse continent. De tocht eindigde in China. Beschuldigingen van piraterij konden echter niet worden bewezen. Deze bronnen verweefden de vrienden tot een eerste tekst. Coleridge voegde daar de ervaringen van James Cook’s ontdekkingstochten naar de Grote Oceaan aan toe en voltooide het gedicht zelfstandig.The Rime of the Ancient Mariner heeft velen geïnspireerd tot nieuwe kunstuitingen. Zo was een albatros onderwerp van een beroemde sketch van Monthy Python, de popgroep Iron Maiden maakte van de ballade een lied en de verwijzing naar het spookschip past in de overlevering van de sage van de Vliegende Hollander, die op haar beurt vele bewerkingen kent. Het is een interessante vraag of het gedicht daadwerkelijk invloed had op het leven aan boord. Een blik in de registers van de reeks Werken van de Linschoten-Vereeniging, sinds 1908 verantwoordelijk voor de uitgave van inmiddels 110 Nederlandstalige reisverslagen, levert een aantal hits op het trefwoord albatros. Vaak betreft het observaties van deze machtige

zeevogel. Echter, het verslag van de wereldreis van de korvet Zr.Ms. Lynx via Kaap Hoorn naar Oost-Indië vermeldt het neerschieten van een albatros. “Den 26sten [januari 1824] schoot een der adelborsten een albatros die wij bij meting bevonden 10 voet 2 duim Amsterdamse maat vlucht te hebben [de albatros had een spanwijdte van 2,88m] en 7 Nederlandsche pond woog.” De adelborst was Jacques Nicolaes Vosmaer. Behalve het reisverslag zijn er brieven van hem en medeopvarenden bewaard gebleven. Uit niets blijkt dat de bemanning Vosmaer beschuldigde van een wandaad. Maar voor de bijgelovigen onder ons: tijdens de oversteek over de Grote Oceaan werd de Lynx voortdurend door tegenwinden geplaagd en sommige opvarenden lesten uit wanhoop hun dorst door zeewater te drinken.

Verder lezen:http://www.gutenberg.org/files/151/151-h/151-h.htmwebsiteOosterling, J.E., Het korvet ‘Lynx’ in Zuid-Amerika, de Filippijnen en Oost-Indië, 1823-1825. De Koninklijke Marine als instrument van het ‘politiek systhema’ van koning Willem I (Zutphen 1989)Wordsworth [W.] en Coleridge [S.T.], Lyrische balladen. Vertaald en toegelicht door Jabik Veenbaas; met een nawoord van Rob Schouten (Amsterdam 2010)

5

Page 6: Déjà Vu september 2012

6

Het schijnt dat jij nogal wat heen- en weer hebt gehopt tussen de studies geschiedenis en politicologie. Vertel even hoe jouw studieloopbaan is verlopen? Na een Bachelor Geschiedenis te hebben afgerond wilde ik iets anders uitproberen. Drie jaar lang hetzelfde soort werkstukken en tentamens maken, begon te vervelen. Ik had wat verandering nodig en ik oriënteerde me op andere studies, stages, en dergelijke. Uiteindelijk kwam ik terecht bij politicologie; politieke geschiedenis trok mij altijd aan, dus het leek mij een leuke optie. Mijn master politicologie was een leuke ervaring en afwisseling, maar ik leerde dat mijn hart toch bij geschiedenis lag en besloot alsnog een master

geschiedenis te doen

Hoe ben je toen bij Déjà Vu terecht gekomen? Rond diezelfde tijd kwam ik in de HSVL-nieuwsbrief een stuk tegen over het net gelanceerde tijdschrift Déjà Vu . Bij politicologie had ik ook meegewerkt aan een studentenblad en dat heb ik altijd met plezier gedaan. Déjà Vu leek mij daarom ook leuk en ik werd niet teleurgesteld. Met een verzameling geweldige mensen heb ik een jaar lang de grootste lol gehad en met veel plezier aan elke Déjà Vu -editie gewerkt. Elke editie was beter dan de vorige en de groei van het blad en de redactieleden was duidelijk zichtbaar. Het afronden van elke nieuwe editie en het eindproduct in je eigen- en andermans handen zien, gaf elke keer weer een gevoel van voldoening. Ik had geen specifiek doel voor ogen toen ik me bij Déjà Vu aansloot; ik meldde me aan omdat het me leuk en interessant leek. Uiteindelijk heb ik er veel van geleerd en mijn eigen vaardigheden verbeterd op het gebied van schrijven, onderzoek doen, andermans werk beoordelen en samenwerken. Kortom, alles wat nuttig en van belang is voor een geschiedenisstudent en toekomstig historicus. Hoewel mijn enthousiasme over Déjà Vu uiteraard bevooroordeeld is, kan ik je garanderen dat je een leuke tijd tegemoet gaat.

En toen heb je ons verlaten om naar de Verenigde Staten te vertrekken. Hoe is je tijd daar bevallen? Kun je het mensen aanraden om te doen als aanvulling op hun studie?Als het had gekund was ik zeker bij Déjà Vu gebleven, maar mijn vertrek naar de Verenigde Staten in het najaar van 2011 maakte dat onmogelijk. Zoals na mijn bachelor begon er weer iets te jeuken en ik had

Uitgelicht  Oud-redactielid Jurriën Cremers

Oud-redactielid Jurrien Cremers was al bij het prille begin zeer actief betrokken bij Déjà Vu. Dit jaar heeft hij de singels echter een half jaar verruild voor de Verenigde Staten. Hoog tijd dus om ons ‘baken in de storm’ eens uit te lichten en te vragen naar zijn ervaringen bij Déjà Vu en uiteraard het verloop van zijn studie en toekomstplannen.

Esther Viergever

Page 7: Déjà Vu september 2012

weer een verandering van omgeving nodig. Ik wilde een semester naar het buitenland en als liefhebber van Amerikaanse geschiedenis was de Verenigde Staten een makkelijke keuze. Zes maanden in het buitenland studeren is uiteraard niet genoeg om diepzinnige analyzes te geven over de cultuur en de mensen, maar wel over het onderwijssysteem. De nadruk lag daar op het presteren tijdens de colleges en je moest voor vrijwel elk college een essay inleveren. De werkstukken aan het eind waren niet zo belangrijk als ze hier in Leiden zijn. Ik moest even wennen aan het systeem en elke dag zat ik tot de late uurtjes opgesloten in de bibliotheek. In de Verenigde Staten heb ik ontdekt hoe weinig ik eigenlijk al die jaren in Leiden heb uitgevoerd. Misschien dat ik overdrijf, want na een week hard werken was er genoeg tijd om in het weekend te genieten van het land en de mensen. Ik was een busrit van 45 minuten verwijderd van New York, dus daar ging ik met regelmaat op bezoek. Dat is natuurlijk het leukste aan ‘studeren’ in het buitenland: een nieuwe omgeving ontdekken. Ik heb ook aan het eind van het semester drie weken rondgetrokken door het land samen met mijn vriendin.

Het was een van de beste tijden van mijn leven. Het is een belevenis die ik iedereen kan aanraden. Dan bedoel ik uiteraard niet per se de Verenigde Staten, maar naar het buitenland vertrekken voor ‘de studie’ in het algemeen.

Tot slot, hoe ziet jouw toekomst er nu uit? Bij mijn terugkomst werd het weer tijd voor de harde werkelijkheid, ik moest beginnen aan mijn scriptie. Gedurende de Bachelor en Master wordt benadrukt dat je eindscrptie het belangrijkste werkstuk is dat je ooit zal produceren. Alleen ik, en waarschijnlijk vele anderen met mij, had geen flauw idee waar ik het over wilde doen. Met dom geluk – en hulp van begeleiders – heb ik toch een onderwerp gevonden die voor mij en de wetenschappelijke wereld interessant zijn. Nu ik de laatste fase van mijn studententijd heb bereikt – tegen de tijd dat de nieuwe Deja Vu uitkomt ben ik hopelijk afgestudeerd – denk ik terug aan de leukste tijden van mijn studie: mijn tijd in het buitenland en bij de Déjà Vu horen daar zeker bij.

7

Page 8: Déjà Vu september 2012

8

De aanloopDe eerste keer dat ik in contact kwam met Het Scheepvaartmuseum was in september 2009. Als tweedejaarsstudent geschiedenis had ik in het eerste semester voor het werkcollege Maritieme Geschiedenis gekozen. Dit werkcollege werd gegeven door de toenmalige hoogleraar Maritieme Geschiedenis Femme Gaastra, die inmiddels met emeritaat is. Naast Femme Gaastra was ook Het Scheepvaartmuseum betrokken bij dit college, in de persoon van Joost Schokkenbroek. De Vierde Engelse Oorlog vormde het thema van dit werkcollege en een aantal colleges vonden plaats in Het Scheepvaartmuseum te Amsterdam. Hier kwamen wij als werkgroep in aanraking met de collectie die het museum in zijn bezit heeft. Aan de hand van deze objecten diende een werkstuk te worden geschreven. Het college ervoer ik als erg boeiend,- en dat kwam met name door de kennismaking met de collectie van het grote museum. Het werd nog boeiender toen ik aan het eind van het collegejaar, medio juni 2010, de mogelijkheid kreeg mijn onderzoeksresultaten te presenteren aan een publiek van maritieme liefhebbers, door middel van het zogenaamde Studium Generale. Dit evenement wordt jaarlijks georganiseerd door Het Scheepvaartmuseum. Tijdens dit evenement krijgen een aantal studenten de gelegenheid een presentatie te geven over een bepaald maritiem onderwerp, aan de hand van de collectie van Het Scheepvaartmuseum. Mijn presentatie ging over de zeeslagen die tijdens de Vierde Engelse Oorlog

tussen de Republiek en Engeland plaats vonden.

De stageperiodeNa het Studium Generale bleef het lang stil tussen Het Scheepvaartmuseum en mijzelf. Dit veranderde aan het einde van het collegejaar 2010-2011. Toen kwam ik via de eerder genoemde Joost Schokkenbroek in contact met één van de directeuren van Het Scheepvaartmuseum, Henk Dessens. Hij is directeur van de afdeling Collecties. Via hem kreeg ik de kans mee te werken aan een museaal project dat prima als stage kon fungeren. En met deze stage kon

ik weer een deel van mijn masteropleiding Maritime History invullen. Een ideaal scenario dus! Het museale project waaraan ik heb deelgenomen is het zogenaamde “Spoil of Riches’’ project. “Spoil of Riches’’ is de naam van een (tijdelijke) expositie in het Fins Maritiem Museum, gelegen in Kotka, Finland. “Spoil of Riches’’ vertelt het verhaal van de Vrouw Maria en de St. Michel, twee schepen die in de achttiende eeuw vergingen voor de kust van Finland. Zij waren beiden onderweg

van Amsterdam naar Sint-Petersburg. De lading bestond onder andere uit een verzameling kunstschatten voor de toenmalige Russische tsarina Catharina de Grote. De vondsten uit de twee wrakken vormden de basis voor “Spoil of Riches’’. Vanuit Finland werden ook contacten gelegd met buitenlandse musea, waaronder Het Scheepvaartmuseum. Mijn taak was om dit contact met Finland te onderhouden en te helpen waar dat mogelijk was. Deze hulp bestond onder meer uit het opzoeken, het in kaart brengen van onze museale collectie en te kijken welke objecten mogelijk

Inmiddels masterstudent Erik Rovers heeft een fascinatie voor de maritieme geschiedenis. Zijn interesse wist hij gedurende zijn studietijd te combineren met zijn studie door een stage te lopen bij Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, waarbij hij betrokken is geweest bij verschillende exposities. Hij vertelt over zijn kennismaking met het museum, de inhoud van zijn stage en zijn museale droom.

Aan boord bij Het ScheepvaartmuseumErik Rovers

Page 9: Déjà Vu september 2012

geschikt waren om uit te lenen voor “Spoil of Riches’’. Hierbij moet je denken aan schilderijen van havenzichten op Amsterdam, prenten en tekeningen van verschillende scheepstypen en aan allerlei nautische instrumenten. Naast objecten heb ik ook onderzoek gedaan in onze museumbibliotheek, met name naar technische informatie over verschillende scheepstypen. Informatie die men in Finland niet tot zijn beschikking had. Deze onderzoeken hebben waardevolle informatie opgeleverd voor “Spoil of Riches’’, maar helaas is het niet tot bruikleen gekomen. Met dit onderzoeksproject heb ik het eerste half jaar van mijn stage gevuld.Het tweede onderzoeksproject waaraan heb ik meegewerkt was het zogenaamde “Brieven Boven Water’’-project. Brieven Boven Water is een televisieprogramma waarin het draait om zeventiende- en achttiende-eeuwse zeepost. Het gaat om brieven die bijvoorbeeld vanuit de Republiek naar Suriname werden verzonden per schip, maar die nooit op de plaats van bestemming zijn aangekomen. Schipbreuk en kapingen waren hier meestal de oorzaken van. In ‘’Brieven Boven Water’’ worden deze brieven alsnog bezorgd aan een nazaat van de geadresseerde. Mijn taak was om deze brieven in een historisch kader te plaatsen. Wanneer een brief bijvoorbeeld Suriname als thema heeft, dan is het leuk om museale objecten over Suriname te tonen die de brief extra kunnen duiden en beeldend kunnen maken. Ik heb bij een aantal thema’s museale objecten gezocht die

geschikt waren voor het televisieprogramma. Hierbij zijn vele objecten aan de orde gekomen; zeekaarten van de Sont, prenten van schepen, verschillende schilderijen, tekeningen van Surinaamse plantages enzovoorts. Een aantal van deze objecten zijn ook gebruikt in de afleveringen van Brieven Boven Water.Naast deze twee onderzoeksprojecten heb ik nog wat kleinere werkzaamheden verricht in Het Scheepvaartmuseum. Zo heb ik geholpen met de organisatie van een aantal evenementen, waaronder het eerder genoemde Studium Generale. Bij deze evenementen had ik de verantwoordelijkheid over de aanmeldingen van de deelnemers en gasten. Daarnaast heb ik vele uren doorgebracht in de bibliotheek van het museum. De boekencollectie van het museum moet namelijk opnieuw worden gecatalogiseerd en daarbij ook worden gedigitaliseerd. Hier heb ik gedurende een dag in de week ook een bijdrage aan geleverd.

Tot besluitAl deze verschillende werkzaamheden hebben me een goed inzicht gegeven in een museale organisatie. Ik heb op meerdere afdelingen rondgelopen en op die manier een hoop ervaring opgedaan. Het zou mooi zijn als ik deze ervaring ooit kan gebruiken via een baan in de museale wereld, maar dat is natuurlijk afwachten. Maar deze stage op zich heeft al een hele hoop voor me opgeleverd, ik kan het dan ook iedereen aanraden!

9

Page 10: Déjà Vu september 2012

10

Deze fysieke, uitwendige veranderingen zijn van afstand zichtbaar. Ook de expositie – voorheen chronologisch opgezet waarbij de bezoeker via een Nehallenia-altaar uit de eerste eeuw na Christus, een boomstamkano van 700 jaar jonger, vele eeuwen visserij en handelscompagnieën uiteindelijk 24 zalen verder eindigde met de containervaart uit de jaren 1970-1980. In dit artikel zal een beeld worden geschetst van de nieuwe opstelling. Ook zal aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die Het Scheepvaartmuseum onderzoekers biedt.

De vroegere semi-permanente expositie, geplaatst begin jaren 1980 en ontmanteld in 2007, was dus sterk chronologisch van opzet. Voor veel belangstellenden voor geschiedenis lijkt chronologie van wezenlijk belang voor een goed begrip van gebeurtenissen, ontwikkelingen en hun context. Echter, vaak ook kwam het voor dat bezoekers na een rondgang over de eerste etage afhaakten, bij zaal 14 de trap afdaalden, op zoek naar een plek om uit te hijgen van alle indrukken onder het genot van een kop koffie of versnapering. Vervolgens zagen wij deze gast niet meer terug in het gebouw. Ook kwam het vaak voor dat bezoekers sowieso al niet de exposities in het gebouw bekeken, maar direct na de entree doorliepen naar de reconstructie van het VOC-schip Amsterdam; daar gebeurde immers altijd wel wat aan boord, met werkende en zingende ‘bemanningsleden’. Jaarlijks wist het museum door de mix van serieuze exposities en wat meer speelse informatieoverdracht aan boord van de Amsterdam ruim 200.000 bezoekers aan zich te binden. Deze bezoekers, zo leerde onderzoek, waren vooral betrekkelijk goed geïnformeerde mensen (mannen vooral) De verbouwing van het museum – waarvoor de eerste aanvragen bij het ministerie dateren van midden jaren tachtig! - gaf de staf gelegenheid een nieuwe vorm te bedenken waarin informatie over de zo roemruchte, maar

ook roemrijke maritieme geschiedenis van ons land meer gelaagd werd overgedragen aan een aantal uiteenlopende doelgroepen. Chronologie moest wijken voor thematiek en objectgerichte exposities.

Publieksonderzoek maakte duidelijk dat een grote, thematische expositie over de handel en scheepvaart in de Gouden Eeuw eigenlijk niet mocht ontbreken in het museum. ‘Zie je in de Gouden Eeuw’ geeft een beeld van de zeventiende-eeuwse Republiek, van de snelle opkomst van Amsterdam als metropool en overslagplaats. Voorwerpen, interactieve programma’s, maar ook zes op onderzoek gebaseerde historische figuren geven de bezoekers tweetalig een schat aan informatie. Teneur van de expositie: zonder scheepvaart geen Gouden Eeuw.Gezien de relatie tussen het museum, de stad en de haven was het onvermijdelijk dat een tweede thema-expositie juist die haven tot onderwerp zou krijgen. Haven 24/7 luidt de moderne titel – en dat is ook wat de gasten te zien krijgen: ook hier gaan de samenstellers via een mix van objecten, interactie en een heuse ‘container ride’ in op de dagelijkse activiteiten in de Amsterdamse haven. Hier komen geen personen in beeld die de bezoeker informeren, in tegenstelling tot de Gouden Eeuw expositie, maar ook tot de derde thema-tentoonstelling: Het verhaal van de walvis. Deze derde grote expositie gaat in op de relatie die de mens de afgelopen 500 jaar heeft gehad met walvissen. Van groot onbekend monster in de late Middeleeuwen verwerd de walvis tot prooi van uiterst succesvolle walvisjagers in de zeventiende en achttiende eeuw. In de negentiende eeuw bleek de vangst niet langer rendabel, en na een kortstondige opleving tussen 1946 en 1964 stopte Nederland definitief met de walvisvaart. Onder andere door acties van milieuactivisten is vanaf het midden van de jaren zeventig het monster uiteindelijk een enorm knuffeldier geworden.

Het Scheepvaartmuseum Amsterdam: bron van vermaak en lering

Joost Schokkenbroek

Op 1 oktober 2011 opende koningin Beatrix het gerenoveerde Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Gedurende een periode van ruim vier jaar was dit museum gesloten voor publiek. In januari 2007 gingen de poorten van het in 1656 gebouwde ’s Lands Zeemagazijn dicht. Aan het eind van dat jaar konden de medewerkers het gebouw leeg en schoon opleveren aan de Rijksgebouwendienst. Door allerlei omstandigheden duurde het tot juni 2009 voordat de BAM daadwerkelijk met de verbouwing kon beginnen. In anderhalf jaar tijd haalden bouwlieden niet originele wanden en muren weg, werd de ruimte onder de binnenplaats uitgegraven en voor diverse doeleinden geschikt gemaakt en kreeg diezelfde binnenplaats een nieuwe akoestische vloer en een enorm glazen dak van 40 bij 40 meter.

Page 11: Déjà Vu september 2012

De drie thema-exposities zijn alle bedoeld voor gezinnen met vrij jonge kinderen (8-12 jaar). Anders ligt het bij de objectgerichte exposities. De titels zijn nuchter en spreken voor zich: de schilderijen, de scheepsornamenten, de fotoalbums, de navigatie-instrumenten, de globes, het glas, zilver, porselein en jachtmodellen. Bij de ontwikkeling van deze exposities hebben conservatoren andere doelgroepen voor ogen gehad: liefhebbers van een bepaalde materiaal- of objectsoort, collectioneurs. Hoewel één (Duits) ontwerpbureau voor het design van de zeven tentoonstellingen heeft getekend, zijn de verschillen in sfeer en toon verbluffend. Ook hier ligt meer dan voorheen een accent op informatievoorziening door middel van interactieve media; via vernuftige techniek kan men door een paneel langs de enorme vitrine vol jachtmodellen te schuiven per schip achtergrondinformatie krijgen. Dezelfde soort interacties zijn toegepast bij de overige kleinere exposities.

Naast de vele gloednieuwe tentoonstellingen heeft het museum ook andere manieren ontwikkeld om belangstelling voor de Nederlandse maritieme geschiedenis op te wekken c.q. te vergroten. Op de begane grond kan de bezoeker deelnemen aan de zogenoemde Zeereis. Deze reis voert langs een aantal afzonderlijke ruimtes waar personen en gebeurtenissen uit het maritiem verleden worden geïntroduceerd – er wordt hierbij bijna geen woord gesproken. Beelden moeten de zinnen prikkelen. Centrale boodschap in deze zeereis is dat Het Scheepvaartmuseum verhalen over het verleden wil vertellen en dat alleen kan doen door gebruik te maken van voorwerpen. De geschiedenissen achter die honderdduizenden voorwerpen bieden de bouwstenen voor die verhalen.

Diezelfde koppeling – voorwerpen als bronnen voor historisch onderzoek – staat centraal bij de ontwikkeling van wetenschappelijke activiteiten binnen en buiten het museum. Niet alleen financiert de in 1916 opgerichte vriendenvereniging (Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum) mee aan de leerstoel Zeegeschiedenis aan de UL. Ook kent het museum sinds 2007 een Fellowships programma – een zeer zeldzaam fenomeen in museumland. De drie verschillende soorten fellowships zijn destijds ontwikkeld om onderzoekers van buiten te stimuleren tot het doen van onderzoek naar collectieonderdelen – of de museumcollecties te gebruiken bij reeds lopend onderzoek. Inmiddels gaan wij nu het zesde seizoen in en hebben wij aan ruim tien fellows onderdak kunnen bieden. Voor studenten hebben wij (een beperkt aantal) stageplaatsen. Hoewel wij graag door middel van ‘snuffelstages’ een breder beeld geven van het museumbedrijf, leert de ervaring ons dat stagiairs vaker worden ingezet bij onderzoeksstages: zo kan het zijn dat je zaken uitzoekt voor een te organiseren expositie, of een conservator assisteert bij de totstandkoming van een publicatie. Met grote regelmaat organiseert het museum seminars en congressen. Ook daar is altijd werk voor stagiairs te vinden.Het Scheepvaartmuseum wil studenten graag mogelijkheden bieden voor verdere ontplooiing. Check de website en kom eens langs!

Dr. Joost SchokkenbroekHoofdconservator Wetenschapsprogramma’[email protected] raadplegen site:http://www.hetscheepvaartmuseum.nl/kenniscentrum/onderzoek

11

Page 12: Déjà Vu september 2012

12

Het Scheepvaartmuseum werkt nauw samen met Universiteit Leiden. Conservatoren helpen bij de organisatie van werkcolleges en begeleiden studenten. De collectie van het museum staat open voor onderzoekers.

& onderzoek

Het Scheepvaartmuseum

FellowshipsHet Scheepvaartmuseum heeft drie verschillende beurzen voor onderzoek. Masterstudenten en promovendi worden gestimuleerd objecten uit de rijke museumcollectie te betrekken bij hun (maritiem) historisch onderzoek. Het museum verwelkomt onderzoekers vanuit andere disciplines.

StageplaatsenHet Scheepvaartmuseum heeft faciliteiten voor een beperkt aantal stagiairs. Te denken valt zowel aan onderzoeksstages, gericht op samenwerking met conservatoren, als aan ‘snuffelstages’, waarbij de stagiair kan kennismaken met de verschillende onderdelen van het museum.

Meer weten? Neem contact op met dr. J.C.A. Schokkenbroek, hoofdconservator wetenschapsprogramma’s: [email protected] Of kijk op: www.hetscheepvaartmuseum.nl > kenniscentrum > onderzoek

Het Scheepvaartmuseum heeft studenten en onderzoekers nog veel meer te bieden:

Fotografie: Eddo Hartm

ann

Deja-vu HSM-01.pdf 1 29-08-12 11:50

Page 13: Déjà Vu september 2012

De trekpleister van deze verder niet echt tot de verbeelding sprekende stad in de kop van Noord-Holland vierde op 16 juli haar vijftigjarig bestaan. De dag werd groots gevierd met gratis toegang tot het museum en allerlei activiteiten zoals een minibivak, stormbaan, roeiwedstrijden, exercitie- en geschutdemonstraties, levend zeeslag en nog veel meer tot tien uur in de avond. Daarnaast was er een optreden van de marinierskapel en verschillende Helderse muziekgezelschappen. De dag werd druk bezocht door schoolklassen evenals de in groten getale aanwezige Duitse Texel-toeristen. Er waren speeches van onder andere de directeur van het museum kapitein-luitenant-ter-zee de Bles en van de commandant der zeestrijdkrachten vice-admiraal Borsboom. Er werd teruggeblikt en vooruitgekeken.Ook de collega-musea waren uitgenodigd om de verjaardag mee te vieren en zichzelf te presenteren. Ikzelf was er die dag om het Legermuseum (gericht op de landmacht) te vertegenwoordigen. Dit museum zal in tegenstelling tot het Marinemuseum wèl onderdeel gaan uitmaken van het nieuwe Nationaal Militair Museum. Dit project van de overheid voorziet om het Legermuseum, nu in Delft, en het Militaire Luchtvaartmuseum samen te voegen in een nieuw ‘Defensie-museum’ dat gebouwd zal worden op de voormalige luchtbasis Soesterberg. Centraal gelegen in het land hoopt men de bezoekersaantallen te verhogen en meer mogelijkheden te creëren voor interactiviteit en demonstraties. Naar verwachting zal het NMM waarschijnlijk in het najaar van 2014 de deuren openen.

De marine gaat dus niet mee, die hoort thuis in Den Helder en niet op de Utrechtse Heuvelrug.Maar terug naar het museum zelf. Deze bestaat uit een aantal gebouwen en schepen. Uiteraard is een groot gedeelte van de expositie besteed aan de geschiedenis van de Koninklijke Marine. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan modern materieel en marinetechniek. Alles is overzichtelijk en ordelijk ingedeeld, zoals je dat verwacht bij de marine. De nieuwste tentoonstelling gaat over de momenteel belangrijkste missie van de marine: de hedendaagse piratenbestrijding. De grootste en meest indrukwekkende objecten die het museum bezit staan echter buiten opgesteld. Er zijn drie museumschepen te zien. Ten eerste de ‘Abraham Crijnsen’, een schip dat tijdens de Tweede Wereldoorlog ontsnapte aan de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Vervolgens is er het ramschip uit de negentiende eeuw ‘de schorpioen’, waarin zich ook een aangenaam restaurant bevindt. Midden op de buitenplaats staan de geschutskoepel en de gigantische brug van het voormalig fregat ‘De Ruyter’ dat bij haar uit dienst name in 2001 werd gesloopt. De hoofdattractie blijft toch wel de ‘Tonijn’. De onderzeeër uit de jaren 60 heeft tot 1991 dienst gedaan en is sinds 1994 toegankelijk voor publiek. Alleen al om eens te ervaren hoe het is om in een onderzeeër te leven is het Marinemuseum in Den Helder een zekere aanrader voor de Leidse historicus om eens te bezoeken.

Marinemuseum Den Helder 50 jaarWietse Stam

Het Nederlandse marinemuseum bevindt zich vanzelfsprekend in de thuishaven van onze Nederlandse vloot: Den Helder. Als je in de rij staat voor de veerboot naar Texel is aan je rechterhand de gigantische op het droge gelegde onderzeeboot Tonijn niet te missen. Inmiddels uitgegroeid tot symbool van de stad, is het een van de pronkstukken van de collectie van het museum.

Het Scheepvaartmuseum werkt nauw samen met Universiteit Leiden. Conservatoren helpen bij de organisatie van werkcolleges en begeleiden studenten. De collectie van het museum staat open voor onderzoekers.

& onderzoek

Het Scheepvaartmuseum

FellowshipsHet Scheepvaartmuseum heeft drie verschillende beurzen voor onderzoek. Masterstudenten en promovendi worden gestimuleerd objecten uit de rijke museumcollectie te betrekken bij hun (maritiem) historisch onderzoek. Het museum verwelkomt onderzoekers vanuit andere disciplines.

StageplaatsenHet Scheepvaartmuseum heeft faciliteiten voor een beperkt aantal stagiairs. Te denken valt zowel aan onderzoeksstages, gericht op samenwerking met conservatoren, als aan ‘snuffelstages’, waarbij de stagiair kan kennismaken met de verschillende onderdelen van het museum.

Meer weten? Neem contact op met dr. J.C.A. Schokkenbroek, hoofdconservator wetenschapsprogramma’s: [email protected] Of kijk op: www.hetscheepvaartmuseum.nl > kenniscentrum > onderzoek

Het Scheepvaartmuseum heeft studenten en onderzoekers nog veel meer te bieden:

Fotografie: Eddo Hartm

ann

Deja-vu HSM-01.pdf 1 29-08-12 11:50

13

Page 14: Déjà Vu september 2012

14

MYTHE EN WERKELIJKHEID“DE MaRITIEME WERELD IN WooRD EN bEELD”

LocaTIE: LIpsIus & co.TIJD: 12:30 ToT 16:30

KosTEN: €7,50- vooR NIET-gEscHIEDENIssTuDENTEN

HsvL sYMposIuM

MET oNDER aNDERE aNITa vaN DIssEL, JoosT scHoKKENbRoEK EN DIRK TaNg

HSVL

28 sEpTEMbER 2012

Page 15: Déjà Vu september 2012

Eyckhof

Huizinga

Programmaopzet12.30 uur: Koffie en thee, binnenloop

13.00 uur: Opening in LAK theater

13.30-14.45 uur: Ronde 1: In woord en daad

Sprekers:Mw. Dr. A.M.C. van Dissel, universitair docent Maritieme Geschiedenis aan de Universiteit LeidenDe Vliegende Hollander en de (on)heilbrengende albatros: volksverhalen over de zee

Dhr. Prof. Dr. H.J. Den Heijer, Professor Maritieme Geschiedenis aan de Universiteit LeidenZeehelden

Dhr. Drs. R. Daalder, Senior Conservator Het Scheepvaartmuseum AmsterdamKapers en piraten: beeldvorming in literatuur en film

14.15-14.30 uur Koffie en thee, changer

14.30-15.15 uur Ronde 2: In beeld en op scherm

Sprekers:Dhr. Drs. R.J.W.M. Brand, Conservator bij het Maritiem Museum Rotterdam

Titanic, cruiseschepen die vergaanDhr. P. van Maurik, Senior Policy Adviser bij de Koninklijke Marine, ‘De Marine in werkelijkheid’

Dhr. Dr. J.C.A. Schokkenbroek, Hoofdconservator Wetenschapsprogramma’s bij Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam

Dhr. Drs. H. de Bles, Directeur Marine Museum te Den Helder ‘Hoe brengen musea de Marine aan de man?’

15.15-15.30 uur Koffie en thee, changer

15.30-16.15 uur Ronde 3: Discussie/Debat,

Sprekers: Dhr. Drs. D.J. Tang, Gastonderzoeker verbonden aan de UvA te Amsterdam

Dhr. Dr. P. Morree, Vice-Voorzitter Financieel en Organisatie bij Uitgeverij Brill te Leiden

“welke keuzes maak je bij het maken van een ‘historische’ film” (LAK Theater)

15

Page 16: Déjà Vu september 2012

16

De totstandkoming van de Marineluchtvaartdienst was bijzonder omdat er twee compleet verschillende culturen met elkaar gefuseerd moesten worden: de traditionele zeevarende marine en de piepjonge luchtvaartcultuur. Men was namelijk van mening dat de bestaande luchtvaartafdeling van de landmacht niet het specialisme in huis had om maritieme taken uit te voeren. Er waren speciaal geschoolde vliegers nodig met minstens evenveel nautische kennis als het varende personeel. In juli 1914 kreeg de marine letterlijk ‘vleugels’ met de aanschaf van een gloednieuwe Farman F-22, een toestel wat destijds ook bij de luchtmacht werd gebruikt. Het zwaartepunt van de Marineluchtvaartdienst lag op dit moment in Nederlands-Indië, waar zij patrouillevluchten uitvoerden voor de vloot en ook de noordelijke zeetoegangen bewaakten. In de Tweede Wereldoorlog kwamen er twee nieuwe squadrons bij (320 en 321) die eveneens verantwoordelijk waren voor het beschermen en begeleiden van diverse konvooien en scheepvaartroutes. In 1943 voerde Squadron 320 zijn eerste echte militaire taak

uit; een bombardement op de rangeerterreinen van Calais. Het was het begin van de in totaal 3500 missies die het Squadron 320 zou uitvoeren waardoor zij, wellicht niet geheel onterecht, één van de meeste productieve onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog werden genoemd. Na de oorlog kreeg de marine er twee nieuwe operatiegebieden bij; eerst Curaçao, en na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1946, Nieuw Guinea. De beginjaren zestig werden gekenmerkt door diverse spanningen die ertoe zouden leiden dat Nederland,

onder internationale druk, Nieuw-Guinea moest overdragen aan de Verenigde Naties. Kort daarna droegen zij het op hun beurt weer over aan Indonesië, wat het definitieve einde betekende van de aanwezigheid van Koninklijke Marine in Zuidoost-Azië. In 1964 kreeg de MLD te maken met een ramp die een aanzienlijk stuk dichter bij huis was. Twee jonge vliegtuigmakers

besloten de strenge wacht op vliegkamp Valkenburg te misleiden met een smoes over het vliegklaar maken van één van de, in ’61 aangeschafte, Neptunes-toestellen. Zij zijn vervolgens, op geheel eigen kracht, met het gekaapte toestel de lucht in gegaan om uiteindelijk, in het verlengde van de startbaan, een halve kilometer voor de kust neer te storten. Beide joyvliegers overleefden de crash niet.De jaren hierna werd de taak van de luchtvaartdienst voor een belangrijk deel bepaald door de Koude Oorlog. Onderzeebootbestrijding, een NAVO-taak die Nederland kreeg toebedeeld, zou tot de val van de Muur een centrale rol blijven spelen in het takenpakket van de MLD. Het ‘Russische Gevaar’ werd destijds als zeer ernstige bedreiging beschouwd, en de Russische onderzeeboten zouden tot ver in de jaren tachtig, in samenwerking met andere NAVO-

Menigeen zal bij de term ‘marine’ direct aan ‘schepen’ of ‘zee’ denken. Relatief minder bekend is het feit dat een aanzienlijk deel van de taken van de Koninklijke Marine niet op zee, maar in de lucht werden uitgevoerd. Hiervoor werd op 18 augustus 1917 de Marineluchtvaartdienst opgericht.

Esther Viergever

Dit vliegtuig werd, door zijn wapencapaciteiten en geavanceerde opsporings- en radarapparatuur, binnen de muren van Valkenburg ook wel liefkozend een ‘Vliegend Fregat’ genoemd

Vleugels van de VlootDe oren en ogen van de Koninklijke Marine.

Page 17: Déjà Vu september 2012

landen, continue door de Nederlandse dienst in de gaten worden gehouden. Drugsbestrijding zou een andere belangrijke taak van de MLD worden. Dit gebeurde vooral van vanaf Curaçao waar de MLD, in opdracht van de Amerikanen, de Zuid-Amerikaanse cocaïnesmokkel vanuit de lucht in de gaten hield, maar ook in de eigen territoriale wateren had de marine het er af en toe knap druk mee. Eén van de meest beroemde verhalen is het onderscheppen van viskotter ‘De Lammie’ die rond januari 1974 richting Libanon vertrok om daar een grote lading hasj op te pikken bestemd voor de Nederlandse markt. Dit plan was van tevoren al bekend, en daardoor werd dit schip de gehele reis via de radar gevolgd door een samenwerkingsverband van politie, douane en marine. Er werd een Neptune op afgestuurd die het schip in de gaten moest houden terwijl men beraadslaagde hoe, en waar de opvarenden in de kraag moesten worden gevat. Op zee werden zij op gepaste afstand al enige tijd gevolgd door marineschip Hr. Ms. Wolf die op een sein van de politie wachtte om de kotter aan te houden. Dit deden zij door een ‘schot voor de boeg’ af te vuren – de eerste sinds 1961- die direct gevolgd werd door nog enkele schoten. ‘De Lammie’ bleef echter op volle koers vooruit varen, waardoor er vervolgens gericht werd geschoten in een poging om het schip te beschadigen. De bemanning besloot daarop om het schip te laten

zinken, zelf in een rubberboot te stappen, om vervolgens te worden gearresteerd. Het gezonken schip werd enkele dagen later, met een enorme lading hasj, van de zeebodem gelicht. De Neptunes werden na jarenlange trouwe dienst in 1982 vervangen door dertien spiksplinternieuwe P3-C Orion’s. Dit vliegtuig werd, door zijn wapencapaciteiten en geavanceerde opsporings- en radarapparatuur, binnen de muren van Valkenburg ook wel liefkozend een ‘Vliegend Fregat’ genoemd. Na de Koude Oorlog werd de Orion incidenteel ingezet voor diverse crisisbeheersingsoperaties en verificatiemissies boven Kosovo, Afghanistan en het Perzische Golfgebied, kustcontroles en de drugsbestrijding in het Caribische gebied. Rond 2003 bleek dat er binnen defensie drastisch bezuinigd moest worden en besloot men tot het officieel opheffen van Squadron 320 en vliegveld Valkenburg. De dertien Orion’s werden voor 351 miljoen euro verkocht aan Duitsland en Portugal waar zij vandaag de dag dezelfde taken uitvoeren, maar dan in de strijd tegen piraterij voor de Afrikaanse kust. In 2008 viel het doek voor de gehele Marineluchtvaartdienst toen ook de helikoptergroep, gevestigd op vliegkamp de Kooy in Den Helder, ging behoren tot het Defensie Helikopter Commando. Het einde van het negentigjarige bestaan van de ‘oren en ogen van de Koninklijke Marine’ was nu definitief.

17

Page 18: Déjà Vu september 2012

18

Waarover gaat u spreken tijdens het symposium?‘Mij is gevraagd te spreken over de mythes binnen de marine. Nederland is zich vaak niet bewust van zijn maritieme verleden. Uitspraken als ‘een handje helpen’ of ‘schoon schip maken’ of ‘naar de kloten gaan’ zijn allemaal afkomstig van de marine. Veel mensen denken dat de marine een gesloten organisatie is, maar dat is niet zo. Het blijft voor veel mensen een mysterie wat er op zee gebeurd. Wat ze mij vaak vragen is: “Klopt het dat mariniers als ze op zee zijn graag naar huis willen en als ze thuis zijn graag de zee op willen?” Dat klopt dus. Voor mariniers begint de wereld bij het strand. Daar eindigt het niet, maar daar begint het juist.’

Waarom wilde u bij de marine?‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ik wilde militair worden en heb de neiging om te onderzoeken wat er nog meer in de wereld is. Daarin ben ik niet teleurgesteld. Ik heb zes jaar gevaren en ben eigenlijk overal geweest. Soms waren we op handelsmissie, waarbij we nieuwe technologische

ontwikkelingen probeerden te verkopen. Ik heb op een politieke missie eens een keer meegemaakt dat de koningin mee voer. Varen bij de marine varieert van het aanleggen bij een klein haventje waar je brood en melk haalt, tot internationale onderhandelingen waarbij allemaal toeters en bellen komen kijken.’

Heeft Nederland een grote marine?‘Nederland heeft een kleine marine, maar heeft de beste technische inzichten als het om scheepsbouw gaat. De Engelsen hadden de beste schepen om mee te varen, de Fransen bouwden ze, maar de technische ontwikkelingen kwamen, en komen nog steeds, uit Nederland. We zijn nu aan het nadenken over hoe we zonder fossiele brandstoffen kunnen varen. Wanneer de marine op zonne-energie kan gaan varen, kan deze toepassing verkocht worden aan andere landen en bedrijven. Daarom is de marine niet alleen onderdeel van Defensie waarin veel geld wordt gepompt, maar levert de ontwikkeling van technologie ook geld op. Wij beschouwen de marine als aanjager van de Nederlandse economie.’

Welke functie heeft de marine op zee?‘Wat de marine kan, is heel snel ter plekke zijn. Oorlog gaat over economie en economie betekent handel. De marine is

Marineman Peter van Maurik zal aankomende 28 september spreken op het symposium over de maritieme wereld, georganiseerd door de HSVL. Hij kijkt er naar uit om inzicht te geven in de mythes die over de marine bestaan.

Peter van van Maurik

Peter van Maurik zit al sinds zijn achttiende bij de marine en heeft verschillende functies bekleed. De laatste jaren heeft hij meer publieke functies bekleed en was hij voorzitter van de Koninklijke Vereniging van Marine officieren. Nu is hij bestuursondersteuner bij de staf van

de Zeestrijdkrachten.

“Rol marine is vergelijkbaar met Star Trek”

Wendy Dallinga

Nederlandse marine anno 2012

Page 19: Déjà Vu september 2012

heel goed in staat om handel te blokkeren, maar deze ook vrij te geven. Hugo de Groot heeft bedacht dat de zee open is voor iedereen. Dat geeft de mogelijkheid om overal te komen. Wat de marine met name doet, is het waarnemen van de activiteiten op zee. Je kan de rol van de marine ook vergelijken met Star Trek. In plaats van dat wij de ruimte verkennen, verkennen wij de zee. Captain Kirk heeft niet voor niets een marinerang. De kennis dat voortkomt uit het waarnemen op zee heeft direct invloed op de internationale politiek. Daarnaast maakt de aanwezigheid van een paar schepen met bemanning, die je het land op kan gooien wanneer de marine dat beveelt, landen alert.

De aanwezigheid van de marine zorgt dat de zee open blijft en daarmee de handel. Tachtig procent van de Nederlandse handel is afhankelijk van de zee!Op zee kan je ook makkelijk diplomatie bedrijven. Nederland werkt bijvoorbeeld nauw samen met China, met als gezamenlijk belang de handel. Daarbij is het nodig om gezamenlijk de strijd tegen piraterij aan te gaan. Je kan piraten niet veroordelen op zee, omdat de zee vrij is voor iedereen, maar je kan wel zorgen dat ze meer uitgeven

Nederlandse marine in cijfers anno 2012:- 12.000 man personeel- 6 Fragatten (in 1956 nog 126!)- 4 onderzeeërs

dan dat ze verdienen. Dan houdt piraterij vanzelf op. Op zee geldt dan het recht van de sterkste. “Ik heb een groter kanon dan jij, dus houd je maar een beetje koest.” De mensenhandel is op dit moment ook een groot probleem. Wat veel mensen niet weten is dat de slavernij weer terug is.’

Welke rol speelt Nederland internationaal gezien nog?

‘Een kleinere rol dan vroeger. Desalniettemin bevindt Nederland zich al een lange tijd op het water, waardoor we veel kennis en ervaring hebben. Daardoor vinden landen het belangrijk dat wij aanwezig zijn. Nederland is van nature meer geneigd om te willen begrijpen hoe andere landen in elkaar zitten. Nederland is een land van het vingertje, maar we weten ook wanneer het vingertje weg moet. We zijn erg pragmatisch gesteld:We zeggen niet hoe het moet, maar kijken hoe het kan. Voordeel is ook dat Nederland niet het grootste land is, waardoor we minder dreigend over komen. Daarnaast zijn we gespecialiseerd in onderzeeboten en het bestrijden van mijnen. Nederland loopt daarmee voorop. Die vooruitstrevendheid uit zich ook in het feit dat wij als eerste met vrouwen zijn gaan varen in 1980. Daarnaast heeft de Nederlandse marine geholpen om de marine van Letland en Estland op te bouwen, landen die voorheen geen marine hadden. Dat is zichtbare ontwikkelingshulp.’

Nederlandse marine loopt in technologische ontwikkelingen voorop

19

Page 20: Déjà Vu september 2012

20

Tender is the Night is een verhaal dat in 1934 verscheen van de hand van F. Scott Fitzgerald. Hoewel deze schrijver wereldberoemd is geworden met ‘The Great Gatsby’ is de rest van zijn werk een stuk minder bekend, geheel onterecht wat mij betreft. Vooral Tender is the Night is een prachtig verhaal dat laat zien hoe gemakkelijk een mens ten onder kan gaan. Alles kan kapot en alles gaat dan ook kapot voor de hoofdpersoon. Dat is in dit geval de protagonist Dick Diver. Hij is getrouwd met Nicole en samen huren ze een prachtige villa aan de kust van Zuid-Frankrijk.

Het boek begint in het jaar 1925 wanneer Rosemary Hoyt, een talentvolle actrice van nog geen 18 jaar oud, samen met

De nacht kan dodelijk zijnTim Hartman

De Franse Riviera kan verleidelijk gevaarlijk zijn, laat F. Scott Fitzgerald zien. Wanneer een jonge actrice verliefd wordt op een rijke charmante man zet dit zijn mysterieuze huwelijk op losse schroeven. Tijd voor een boek uit de roaring twenties.

haar moeder het hotel bezoekt dat vlakbij het huis van de Divers ligt. Op het strand ziet Rosemary Dick en Nicole met een groep vrienden en wordt op slag verliefd op Dick. Ze wordt in de groep opgenomen en na lang aanhouden van Rosemary begint Dick te spelen met het idee van een verhouding met haar. Toch wordt al snel duidelijk dat Dick en Nicole een donker geheim met zich meedragen en wanneer Rosemary met hen mee gaat naar Parijs komt zij er ook persoonlijk achter dat er iets mis is met Nicole.

Hierna vertelt Fitzgerald in pakkende flashbacks hoe Dick en Nicole elkaar ontmoet hebben. Je wordt als lezer

meegezogen in de problemen die tussen hen in staan en krijgt al snel door dat dit niet lang goed kan gaan. Na het incident in Parijs scheiden de wegen van Rosemary en de Divers. Uiteindelijk ontwikkelt Dick een drankprobleem en wordt hij langzaamaan steeds cynischer. Hij bezoekt Rosemary, vier jaar na het incident in Parijs, nogmaals in Rome. Hier ziet hij dat ze een mooie volwassen vrouw is geworden en niet meer het jonge onschuldige meisje van vier jaar geleden is. Hoewel Rosemary nog steeds verliefd is op Dick, wordt het voor hem al snel duidelijk dat het niet meer zoals vier jaar geleden is. Na één nacht met elkaar te hebben doorgebracht is het voor Dick duidelijk dat de verhouding niet zal werken. Hij werkt zich hierna in Rome verder in de problemen en raakt steeds meer verwijderd van Nicole die na een paar zwakke momenten zelf langzaam beter wordt. Uiteindelijk verlaat Nicole Dick voor een

“Hij heeft zijn eigen ondergang ingeleid. Het is geen noodlot, het is Dick zelf.”

“Tangled with love in the moonlight she welcomed the anarchy of her lover.”

Page 21: Déjà Vu september 2012

Fitzgerald op het witte doek The Great Gatsby is Fitzgeralds bekendste boek. Het werd voor het eerst uitgegeven in 1925 maar wist pas na de Tweede Wereldoorlog een groot lezerspubliek te bereiken. Het boek wordt beschouwd als een Great American Novel. Dit wil zeggen dat de schrijver de zeitgeist van dat moment, in dit geval the roaring twenties, perfect weet vast te leggen. The Great Gatsby vertelt het verhaal van de mysterieuze Jay Gatsby die enorm rijk is geworden met duistere praktijken en enorme feesten geeft in zijn reusachtige landhuis. Uiteindelijk gaat Gatsby ten onder aan een verloren liefde. Het boek is al meerdere malen verfilmd en begin 2013 komt er een nieuwe versie uit in Nederland met Leonardo DiCaprio in de rol van Jay Gatsby. De trailer staat al online en belooft veel goeds. Maar zoals altijd met boekverfilmingen: lees eerst het boek en zie dan pas de film.

andere man en verdwijnt Dick langzaam van de kaart. Hoewel het boek 78 jaar geleden is verschenen leest het nog verassend vlot. Je merkt al snel dat Fitzgerald een echte schrijver is door de prachtige zinsconstructies en woorden die hij gebruikt. Ook thematisch zit het boek erg sterk in elkaar. In het begin van het boek is Dick op zijn sterkst en Nicole op haar zwakst. Het zwaartepunt van hun relatie verandert langzaam en wanneer Nicole steeds beter wordt gaat het met Dick steeds slechter. Dick zakt steeds verder weg in de problemen die hij zelf creëert en de uiteindelijke scheiding van Nicole is voor hem de genadeklap. Hij heeft zijn eigen ondergang ingeleid. Het is geen noodlot, het is Dick zelf.

Wat opvalt is de treffende vergelijking tussen Fitzgerald en Dick. Fitzgerald ontwikkelde een groot alcoholprobleem net als Dick en ook Fitzgerald zijn vrouw(Zelda) was ziek. Hoewel Fitzgerald treffend weet te beschrijven waar het allemaal fout gaat met Dick en welke rol de alcohol daarin speelt, lijkt het wel alsof hij hier zelf geen leer uit kan trekken om zijn eigen leven weer op het goede spoor te krijgen. Hij stierf dan ook niet veel later nadat Tender is the Night was uitgegeven. In 1940 stierf hij door een tweede hartaanval. Zijn lichaam was op door zijn drink- en feestgedrag in zijn jonge jaren. Zoals hij later in het verhaal The crack-up zou schrijven was hij op een gegeven moment gewoon gebroken en kon hij niet meer gemaakt worden.

Welke lessen kunnen we zowel als historicus maar ook als gewone lezer van deze intrigerende schrijver leren? Voor de historicus geeft Fitzgerald in al zijn verhalen een mooi beeld van de roaring twenties, waar rijkdom net zo snel weer kan verdwijnen als het was verkregen. Daarnaast portretteert hij in al zijn verhalen maar zeker in ‘Tender is the Night’ hoe vergankelijk de mens is en wat geld met mensen kan doen. In de Nederlandse literatuur hebben we met Arnon Grunberg een schrijver die de ondergang van mensen als

hoofdthema heeft, maar Fitzgerald kan deze ondergang zoveel mooier beschrijven. Zowel stilistisch als thematisch swingt hij zoals zijn tijd.

Scott Fitzgerald: Tender is the Night Penguin Modern Classics 357 blz. €11,99

21

Page 22: Déjà Vu september 2012

22

Uit de oudheid kennen wij veel verhalen over instabiele heersers met vreemde eigenschappen. Één van de bekendste daarvan is Nero (54-68). De Romeinse keizer die zijn tuin en paleis liet verlichten door christenen aan een kruis te nagelen en hen als levende lantaarnpalen te laten functioneren. In dit artikel wil ik echter een minder bekende Romeinse keizer toelichten. Keizer Caligula is een minder bekende, maar niet minder lugubere Romeinse heerser. Opmerkelijke verhalen doen over deze man de ronde.

Caligula kwam in het jaar 37 aan de macht als opvolger van keizer Tiberius (14-37). De eerste twee jaar van zijn regering stonden als relatief rustig bekend maar de laatste twee jaar begon hij steeds meer tekenen van waanzin te vertonen. Hij ging zichzelf beschouwen als een levende god en eiste ook zo aanbeden te worden. Zo wilde hij dat er speciaal voor hem een tempel werd gesticht en zou hij verschillende beelden van goden het hoofd hebben af gehakt en een replica van zijn eigen hoofd er weer op hebben laten zetten. Maar hij draaide zijn hand er ook niet voor om om mensen te laten martelen of te laten vermoorden om zijn paranoia te voeden. Als kers op de taart benoemde hij zijn paard tot consul. Uiteindelijk werd hij in het jaar 41 vermoord door zijn eigen lijfwachten die in opdracht van een aantal senatoren handelden. Zij vonden dat Caligula te ver was gegaan met zijn autocratische manier van heersen.

Veel van de kritiek op Caligula is overdreven en kan worden beschouwd als een soort propaganda tegen hem. Toch is er zeker één interessant verhaal dat relatief betrouwbaar is. In het jaar 40 stond hij met een groot leger aan het strand van het kanaal, klaar om de oversteek te maken naar Brittannië. Uiteindelijk zag hij van deze expeditie af door het woeste water en begonnen de soldaten te morren over de nutteloosheid van de expeditie. Caligula wilde natuurlijk niet met lege handen in Rome aankomen. Daarom deed hij het volgende: hij stelde zijn soldaten op in slagorde en beval hen om schelpen te zoeken die hij de oorlogsbuit

van de oceaan noemde. Nadat de soldaten zakken vol met schelpen hadden verzameld, beloonde de keizer hen met geschenken.

Waarschijnlijk als gevolg van dit verhaal stak er een nog vreemder verhaal de kop op over Caligula en zijn mogelijke vete met de zee. De betrouwbaarheid is twijfelachtig, maar daarom is het verhaal niet minder interessant. Omdat Caligula zichzelf als een god zag, zou hij de god van de zee, Neptunus, de oorlog hebben verklaard. Bij winst zou hij op deze manier zijn goddelijkheid bewijzen. Hij kwam met een bijzonder vindingrijk plan: Alle boten van de Romeinse marine zouden zich naast elkaar opstellen in de zee. Hierna zou het gehele Romeinse leger zich op deze schepen begeven en op het sein van Caligula hun speren in het water werpen. Hoewel het plan erg mooi klinkt is het natuurlijk nooit uitgevoerd. Waarschijnlijk komt het uit het theaterstuk ‘Ik, Claudius’ en is de uitspraak uit het stuk weer gebaseerd op het verhaal van de schelpen.

Hoewel het moeilijk te zeggen is of de verhalen die de ronde deden over Caligula feiten zijn of pure laster, blijven ze intrigeren. Wat wel vast te stellen is, is dat hij door zijn excentrieke gedrag niet geliefd was en zijn critici hem een vreemde fascinatie met de zee toeschreven.

Een keizer met watervrees

Tim Hartman

Ooit gehoord van een Romeinse keizer die volgens de bronnen zo gek was als een deur? Waarschijnlijk wel. Maar ooit gehoord van de keizer die een conflict had met de zee? Waarschijnlijk niet.

Rare Romeinen op het strand

Page 23: Déjà Vu september 2012

Breestraat 113 Leiden (071) 512 48 62 [email protected]

Studieboeken, zonder moeite?www.studieboekenkorting.nl

JBStock_advVademecum_210x137mm.indd 1 4/4/12 3:59 PM

CONTACTADVERTENTIEDit speelse, temperamentvolle blad wil nog meer genieten... Met jou? Uiterlijk geen voorkeur, m/v. Heb jij zin in een spannend jaar als redactielid bij de Déjà Vu, mail dan snel naar onze hoofdredacteur! [email protected]

23

Page 24: Déjà Vu september 2012

24

Sayyida al-Hurra: De vergeten koningin van de islamSayyida al-Hurra werd geboren rond 1485 in Granada te Spanje. Ze kwam uit een invloedrijke familie in Granada (Banu Rashid). Na de Spaanse Reconquista, geleid door Ferdinand en Isabella, moesten de islamitische Moren gedwongen Andalusië verlaten. Sayyida en haar familie vestigden zich na de Reconquista in Chaouen, een stad in het noorden van Marokko. Toen ze 16 jaar was, trouwde Sayyida met de dertig jaar oudere sultan van de stadstaat Tetouan. Al snel won Sayyida het vertrouwen van de sultan en werd geregeld om advies gevraagd door haar man. In 1515 overleed de sultan zonder erfgenaam: Sayyida werd hierdoor regentes van Tetouan. Ze kreeg meteen de titel ‘Al-Hurra’. Deze titel betekende ‘ een vrouw die de soevereiniteit over een staat in handen heeft’. Met dank aan haar bestuur groeide de economie van Tetouan. Sayyida trok hierdoor de aandacht van de koning van Marokko. Na het aanschouwen van Sayyida, wilde de koning onmiddellijk trouwen met de

vorstin van Tetouan . Ze trouwden echter niet in Fez, de vestigingsplaats van de koning, maar in Tetouan. Sayyida wilde namelijk niet de controle over haar stadstaat verliezen. De koning van Marokko moest hierdoor een stuk reizen om met zijn begeerde koningin te trouwen. Het feit dat Sayyida werd weggedreven van haar voormalige woonplaats in Granada bleef haar bij. Ze koesterde

wraakgevoelens voor de Portugezen. De specifieke oorsprong van deze haatgevoelens is onbekend, maar de gevoelens waren diepgeworteld. In 1520 stuurde Sayyida de vloot, die ze in Tetouan had klaargestoomd, om Portugese schepen aan te vallen en te roven. Met behulp van de befaamde Barbarossa broeders wist ze verschillende piraten

en hun vloten voor zich te winnen. Ze vulde de schatkist van Tetouan door deze rooftocht aan met goud, slaven en losgeld van de Portugezen. In de 27 jaar dat Sayyida regeerde heeft ze verschillende rooftochten geleid tegen Spanje, Portugal en andere Europese landen. Hoewel ze

De vrouwen van de zee Sara Tatou

Zeehandel is altijd gepaard gegaan met zeeroof. Wanneer handelaren en zeelieden besloten om de zee te trotseren moesten ze zich niet alleen klaarstomen voor akelige zeestormen en mysterieuze ziektes aan boord. Veel zeevaarders moest zich ook voorbereiden op obscure schepen die elke moment ten aanval konden gaan. Er worden verschillende termen gebruikt om zeerovers te beschrijven, zoals cosairs, kapers en piraten. Historici hebben nog steeds geen overeenstemming bereikt over welke definitie gehanteerd moet worden om deze heterogene groep te beschrijven. Zeerovers kwamen van verschillende plaatsen in de wereld. Daar waar de handelsroutes waren, kon men ook zeerovers vinden. Barbarijen, Indonesië en de Caribische eilanden waren allemaal gebieden waar er piraterij getroffen kon worden. De zeerovers hadden verschillende achtergronden en beweegredenen: rijkdom, maar ook wraak, oorlogsmotieven, avontuur en roem. Een groep zeerovers die niet vaak wordt besproken zijn de vrouwelijke zeerovers. Piraterij was nu eenmaal mannenwereld. Toch betekende dit niet dat er geen vrouwelijke piraten bestonden -hoewel hun aantal gering was. Er is echter weinig over deze vrouwen geschreven en soms twijfelen historici over de authenticiteit van de bronnen. Hier volgt een top drie van de bekendste vrouwelijke zeerovers en smokkelaars.

“Bij haar collega’s stond ze bekend als the Mother of all Snakeheads”

Page 25: Déjà Vu september 2012

nooit aan boord was van een schip, was Sayyida wel het brein achter de rooftochten. In 1542 stopte de documentatie over deze koningin. De biograaf van Sayyida, Fatima Mernissi, speculeerde dat haar schoonzoon de troon van haar overnam. Behalve de geschriften van de Spanjaarden en de Portugezen is er weinig gedocumenteerd over Al-Hurra. Er is verder weinig bekend over deze mysterieuze koningin. Daarom noemde Fatima Mernissi haar de vergeten koningin van de islam.

Prinses Alvilda: De Viking PrinsesEen van de meest dramatische verhalen over vrouwelijke piraten was dat van de Viking prinses Alvilda ( ook bekend als Alwilda of Altilda). Rond het jaar 1100 zeilde ze over de wereldzeeën. Ze werd als eerst gedocumenteerd door historicus Saxo Grammaticus in de 12e eeuw. Veel moderne historici weten echter niet in hoeverre deze documentatie klopt. Alvilda was de dochter van de Zweedse koning Sypardus. Volgens het verhaal van Saxo Grammaticus zou haar vader jaloers zijn geweest op de vele aanbidders die Alvilda had. Hij besloot haar daarom op te sluiten in een toren die door giftige slangen werd bewaakt. Sypardus kondigde vervolgens aan dat de persoon die met Alvilda wilde trouwen eerst de slangen moest trotseren. Op een dag probeerde Alf de zoon van de koning van Denemarken zijn geluk uit. Nadat Alf met succes de slangen had afgemaakt kwam hij erachter dat de toren van Alvilda leeg stond. De moeder van Alvilda had haar geholpen om te ontsnappen. Alf werd woest en zwoer dat hij Alvilda tot het einde van de wereld zou volgen. Alvilda had intussen een groep scheepsbemanning bij elkaar verzameld, die bestond uit vrouwen van het hof en haar dienstmeisjes. Kort daarna trof Alvilda een groep piraten die hun kapitein hadden verloren. Alvilda veroverde het schip en ging samen met haar nieuwe bemanning de zee op. Haar rooftochten waren slecht voor de Deense handel. De Deense koning beval daarom zijn zoon Alf om de vloot van Alvilda stop te zetten. Alf had geen idee dat Alvilda de kapitein was van de vloot. Nadat de twee hevig hadden gevochten op zee naast de Finse kust kwam Alf er achter wie Alvilda was. Volgens Saxo Grammaticus vroeg Alf Alvilda meteen ten huwelijk. Het is moeilijk voor historici om te onderzoeken in hoeverre dit verhaal klopt. Wel is duidelijk dat het verhaal uit proportie werd gehaald door de Deense bevolking. In hun ogen was Alvilda een sterke onafhankelijke vrouw: een heldin.

Sister Ping: The Mother of all SnakeheadsSister Ping was een van de meest invloedrijke ondergrondse criminele figuren in New York. Bij haar collega’s stond ze bekend als the Mother of all Snakeheads. Ze werd zo genoemd, omdat ze een mensensmokkelaar was. In New Yorkse straattaal was een Snakehead een mensensmokkelaar. In China Town werd ze Sister Ping genoemd. Ze was vooral actief tussen 1984 en 2000. Hoewel ze geen piraat was,

hield ze zich wel bezig met criminele praktijken -onder andere aan zee. In het jaar 2000 werd ze opgepakt in Hong Kong en uitgeleverd aan Amerika. Cheng Chui Ping werd vervolgens tot 34 jaar celstraf veroordeeld. Sister Ping smokkelde meer dan 3000 personen vanuit China naar de Verenigde Staten. Ze verdiende totaal 40 miljoen dollar. Volgens een rapport van de FBI moesten de Chinese illegale immigranten een bedrag voorschieten. Wanneer ze in Amerika aankwamen, moesten ze de rest van het bedrag afbetalen. Sister Ping was een bruut persoon. Ze behandelde de gesmokkelde mensen op een gewelddadige manier en liet ze pas los wanneer ze hun geld hadden afbetaald. De Chinese bende Fuk Chin, huurde Sister Ping in om haar te beschermen en om anderen te intimideren. Sister Ping was eerst ook een illegale immigrant in de Verenigde Staten. Kort na haar aankomst in 1981 startte Ping haar eigen smokkelservice. De conditie waarin de immigranten zich bevonden in de vervoerschepen waren meestal inhumaan en soms zelfs dodelijk. Naast haar smokkelbedrijf had Sister Ping ook een legaal reisbureau en een vastgoedbedrijf. Nadat ze werd aangeklaagd, vluchtte Ping naar China om daar verder te gaan met haar illegale praktijken. Ze werd vervolgens opgepakt door de politie van Hong Kong en uitgeleverd aan de Verenigde Staten waar ze werd berecht.

25

Page 26: Déjà Vu september 2012

26

Centraal in de collegereeks stond een reader, die vol stond met brieven en documenten uit de zeventiende en achttiende eeuw. Na een korte inleiding begonnen we met het transcriberen van stukken tekst, waarmee we veel moeite hadden in het begin. Sommige teksten uit de reader leken zo ingewikkeld dat we zeker wisten dat we ze nooit zouden kunnen lezen. Vooral de beruchte burgemeestersrekening (zie afbeelding) leek eerder Arabisch dan zestiende-eeuws Nederlands. Losse letters waren moeilijk te onderscheiden, letters leken op elkaar en vreemde uitdrukkingen en woorden werden in de documenten gebruikt. Daarnaast zorgden afkortingen, die verschillende betekenissen kunnen hebben, ook voor problemen.

Na een paar weken ploeteren, begonnen we een lijn in de teksten te zien. Zo begonnen we standaardzinnen, uitdrukkingen en afkortingen voor verschillende soorten

documenten te herkennen, wat het transcriberen aanzienlijk makkelijker maakte. En zoals Ariadne Schmidt in het begin al zei: “Het is net opnieuw leren lezen: als je het eenmaal kunt, gaat het steeds makkelijker”.

Toen we eenmaal op dreef waren, kregen we opdracht om per persoon een setje documenten van de ’Sailing Letters’ te transcriberen. Deze transcripties zouden uiteindelijk op

de site van het project komen. Hier werkten we thuis aan, waarna we één college bij elkaar kwamen om de teksten door te nemen. Iedereen had een brief, een bladzijde uit een kasboek en daarnaast nog wat andere documenten om te transcriberen.

Één van mijn brieven bleek van Michiel Heusch te zijn, een jongeman die op stage in Italië was om ervaring als koopman op te doen en correspondeerde met zijn familie. Van deze correspondentie zijn veel brieven in de ‘Sailing Letters’ terecht gekomen, alleen al 52 brieven die hij ontving van zijn familie. Een andere brief was van een man die werkte op een schip dat op de Surinamerivier lag, hij wenste zijn ‘lieve en zeer beminde huijs vrouwe Maretjen Tijmers’ geluk en gezondheid en ‘wel hondert duijsent goede nachten’. In brieven van andere studenten was o.a. te lezen hoe op plantages slaven werden ingezet om de blanken te sparen, dat de indianen ‘schuw en lui’ waren en een opperstuurman niet meer wilde terugvaren, omdat hij te weinig reisgeld kreeg. In een andere brief kwam keelduvel voor, een suikerlikeur dat werd gebruikt om ‘de negers op te vrolijken’. Het werd ook ingezet als ruilmiddel, om bijvoorbeeld met de indianen een kano en peddels te ruilen.

Het vertalen van de ‘Sailing Letters’ was een andere ervaring dan het oefenen in de reader. Deze documenten waren niet eerder getranscribeerd, wat het spannender maakte om er mee te werken. Door het lezen van de documenten leek het alsof we direct in het contact stonden met het verleden. En ik hoef niet uit te leggen dat wij geschiedenisstudenten daar dol op zijn. Zoals een medestudent zei: “Ik kon me helemaal voorstellen hoe hij daar zat, toen hij dit schreef”. Aan het eind van de colleges bleek dat we allemaal ver waren met het maken van de transcripties, afgezien van een paar woorden her en der die onleesbaar waren door

Stel je voor: Je doet onderzoek in The National Archives in Londen en vindt daar bij toeval zo´n 38.000 Nederlandse brieven en documenten uit de zeventiende en achttiende eeuw. Dan moet je alleen nog maar in superlatieven kunnen denken! Het overkwam historicus Sipke Braunius in 1980. De documenten vormden een onderdeel van de buit van Engelse kapers, die ze tijdens de Engels- Nederlandse zeeoorlogen in handen kregen. Om deze documenten meer bekendheid te geven, startte de Koninklijke Bibliotheek, het Nationaal Archief, de Samenwerkende Maritieme fondsen en Universiteit Leiden het project ‘Sailing Letters’. Deze bijzondere documenten speelden een grote rol in het college Oud Schrift, dat twee groepen het afgelopen semester hebben gevolgd.

Elk document laat je weer meer van het dagelijks leven in de vroegmoderne tijd zien

Opnieuw leren lezen bij Oud SchriftVeerle Beurze

Page 27: Déjà Vu september 2012

vlekken of onleesbare handschriften. We keken terug op onze klungeligheid en waren verbaasd dat we zo veel hadden geleerd. Sommigen haalden nu zelfs fouten uit de transcripties die door andere vrijwilligers waren gemaakt.

Oud Schrift is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de vroegmoderne tijd of in expansiegeschiedenis. Het is handig om zelf bronnen te kunnen lezen en niet afhankelijk te zijn van de vertaling van iemand anders. Je leert het vroegmodern Nederlands te lezen, waardoor je vertrouwd raakt met het taalgebruik. Dat je dit meteen kunt toepassen bleek deze zomer, toen ik aan de andere kant van de wereld was. Op graven van Nederlanders die voor de VOC in Malakka werkten, zag ik afkortingen staan die ik bij dit college heb geleerd. Dat is toch bijzonder!

Doordat je brieven van o.a. rechters, notarissen, de Staten van Holland, scheepslieden en huisvrouwen leest en documenten zoals kasboeken, rekeningen, vonnissen, boedelbrieven en rekwesten, krijg je een beeld van alle (geletterde) lagen van de bevolking. Elk document laat je weer meer van het dagelijks leven in de vroegmoderne tijd zien. Mocht je nog een VVR moeten volgen, dan weet je dus bij deze welke je moet kiezen!

De KRO heeft twee series over de ‘Sailing letters’ gemaakt, onder de naam ‘Brieven boven water’. Zie www.brievenbovenwater.kro.nl voor meer informatie. De getranscribeerde brieven komen op de website van het Nationaal Archief te staan, ga hiervoor naar www.gahetna.nl.

27

Page 28: Déjà Vu september 2012

28

De Rotterdamse American Dream van Anthony van Hoboken

Naast een enkel kantoorgebouw met de naam ‘Nieuw Hoboken’, hint er nog maar weinig in de omgeving op de belangrijke naam die verbonden is aan een groot deel van wat vandaag de dag Dijkzigt vormt. Het gaat hier om Hoboken, de naam van een rijke redersfamilie die in de negentiende eeuw onder Anthony van Hoboken groot is geworden. Een familie bovendien, die met haar Land

van Hoboken in het bezit was van een groot deel van dit bekende stukje Rotterdam.

In 1756 werd Anthony aan de Grote Markt geboren als zoon van de arme Jacobus en Maria van Hoboken. Als kind in een geschiedenis van metselaars, kousenverkopers en blauwververs leek zijn toekomst al vroeg duidelijk. Hij zou, zoals niet ongebruikelijk was onder de arbeiders, niet naar school gaan, hard moeten werken en maar weinig gaan verdienen. Dat hij al jong aan het werk ging, was dan ook niet opzienbarend en zijn baan als knecht van een wijnhandelaar gaf geen blijk van een met rijkdom gevulde toekomst. Hoe werklustig en ondernemend hij ook mocht zijn, het was een tijd waarin je niet uit de stand groeide waarin je geboren werd.

In 1774, toen hij ongeveer 18 jaar was, bleek echter dat zijn werklustigheid en ondernemingszin hem wel degelijk zouden gaan onderscheiden van de rest van de Rotterdamse arbeiders. In dit jaar verliet hij de wijnhandel waar hij knecht was geweest en begon hij voor zichzelf. Zijn onderneminkje richtte zich op de zuivelhandel, in het bijzonder op de botermarkt. Binnen twee jaar was de jonge handelaar al een kleine internationale speler en na veertien jaar had hij, na overname van een handelsbedrijf van een welvarende kennis, genoeg kennis en middelen om effectief in het vacuüm van de door schulden getergde Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) te springen. Van Hoboken begon al snel in Indië te handelen, officieel onder de VOC, maar in de praktijk voor zichzelf. Een handel die hem, ondanks de zware economische omstandigheden op dat moment, rond zijn veertigste tot een welvarende man maakte.Dat hij niet slechts een succesvolle handelaar was, blijkt uit

Van dubbeltje tot kwartje

Sven Schaap

Zoals op veel plaatsen in Rotterdam het geval is, verraadt de drukke omgeving van de tegenwoordige wijk Dijkzigt maar weinig van zijn rijke geschiedenis. Het kenmerkt zich door de immer stevige bries langs de ’s- Gravendijkwal, die je nooit mee lijkt te hebben wanneer je het oude Dijkzigt Ziekenhuis passeert, het groene museumpark en het monumentale pand van het Natuurhistorisch Museum. Behalve asfalt lijkt er geen bindende factor te zijn tussen deze bekende plaatsen in de vooroorlogse wijk van de moderne havenstad. Waar de Leidse omgeving zijn geschiedenis op straat heeft liggen, moet er in de Maasstad even gezocht worden.

Page 29: Déjà Vu september 2012

de vele initiatieven waar Van Hoboken zich gedurende zijn leven in mengde. Zelfs onder het juk van de Fransen, een periode waarbij de handel gekweld werd door oorlog met Groot-Brittannië, wist van Hoboken zichzelf te verrijken. Hij kwam in het bezit van scheepswerf Rotterdams Welvaren en het buitenverblijf Dijk- en Maaszigt, wat de handelaar zelf Dijkzigt noemde. Na de bevrijding van de Fransen speelde hij een bepalende rol in de vorming van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), het handelsinitiatief van koning Willem I van Oranje.

Toen de Fransen verdreven waren, wilde Anthony niets liever dan zelf de handel op Indië weer herpakken, maar

al snel bleek dat hij dit terrein verloren had. Te koppig om zijn verlies te erkennen, maakte hij de terechte inschatting dat er meer voor hem te halen was als hij zijn handel met Indië om zou vormen tot een ouderwetse partenrederij. Die koppigheid was waarschijnlijk wat hem maakte tot de grote handelaar die hij was. Zonder deze eigenschap was hij wellicht nooit vanuit de arbeidersklasse uitgegroeid tot een welvarende handelaar, die uiteindelijk benoemd werd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en zelfs de eigenaar van een heerlijkheid was. Ook op latere leeftijd bleek hij nog net zo koppig, bijvoorbeeld toen hij concurreerde met de NHM.

Op 14 januari 1850 overleed de Rotterdamse handelaar als vader van acht kinderen en grootvader van twintig kleinkinderen. Allemaal waren ze geboren in een rijke familie, die op hun hoogtepunt de top van de Nederlandse rijken hadden benaderd. Anthony van Hoboken had zijn eigen, Rotterdamse, variant op de American Dream geleefd. Bij zijn dood liet hij een grote en rijke familie, een gigantisch bedrijf en 56 hectaren aan land achter. Pas in 1924 werd dit land, gebouwd op de droom van de Rotterdammer, voor 4 miljoen gulden aan de gemeente verkocht. Het zou de wijk Dijkzigt worden, de moderne wijk die vandaag de dag zijn geschiedenis met succes weet te verbergen.

Zelfs onder het juk van de Fransen, een periode waarbij de handel gekweld werd door oorlog met Groot-Brittannië, wist Van Hoboken zichzelf te verrijken.

29

Page 30: Déjà Vu september 2012

30

Tim Hartman

Voordat Zweden zich ging bemoeien met de Dertigjarige Oorlog in Duitsland was het in conflict met Polen over hun belangen in de Oostzee. Het zat in de jaren 1620 niet mee voor de Zweedse marine. De Polen wisten verschillende Zweedse schepen in bezit te nemen en stormen zorgden voor een hoop verliezen aan de Zweedse kant. Het grootste probleem was dat de Zweden slechte zeevaarders waren die weinig van navigatie op zee af wisten en nog minder

Een kopje onder

Vanaf de zeventiende eeuw begon Zweden eindelijk aan een opmars om de Oostzee te beheersen. Hoewel het land al eeuwen dit doel had, werd het altijd dwars gezeten door de Denen. Maar hier kwam verandering in. In 1561 wisten de Zweden Estland te veroveren en aan het einde van de Dertigjarige Oorlog, in 1648, was Zweden een machtige speler geworden op het Europese toneel. Dit resultaat was Zweden vooral dankbaar aan de militaire successen van Gustav II Adolf, de Zweedse koning die de katholieken wist te verslaan. Het lag echter niet zozeer aan de Zweedse marine.

van hoe je goede schepen moest bouwen. Toch moest de grootste vernedering nog komen.

In 1628 was het grootste Zweedse schip tot dan toe gebouwd. Hij kreeg de naam ‘Vasa‘ mee, vernoemd naar de koninklijke familie. Het schip was 62 meter lang en ongeveer 12 meter breed en bood plaats voor 300 soldaten en 64 kanonnen. Hoewel er tijdens het testen van het schip al ernstige twijfels waren over de balans, bleef de koning erop aandringen dat hij zo snel mogelijk te water zou worden gelaten. Op 10 augustus 1628 ging hij uiteindelijk officieel te water. Na nog geen twee kilometer te hebben gevaren kreeg het twee windvlagen te voortduren en kwam het zo schuin te liggen dat er water naar binnen begon te stromen. Het schip zonk als een baksteen en 45 mensen verdronken.

In 1961 is het schip uiteindelijk geborgen en gerestaureerd. Vanaf 1990 is het te zien in het Vasamuseet op het eiland Djurgården in de Zweedse hoofdstad Stockholm. Het schip is bijzonder goed gerestaureerd en is prachtig te bezichtigen. Na - in 1718 - een lange oorlog tegen Peter de Grote van Rusland te hebben verloren begon het Zweedse rijk macht te verliezen in het Oostzee-gebied. Het belang van goede schepen was niet meer nodig en men kon zich op andere zaken gaan richten. Zoals meubels ontwerpen.

Het falen van de Zweedse marine in de 17e eeuw

Page 31: Déjà Vu september 2012

Utopie

Ik droomde dat niemand nuchter was, alleen mijn gedachtenHet laatste en het eerste gedachte, verschuilde zich.Gevoelens werden onbeduidend.Het leven was een utopie.De tijd werd aangegeven met een tijdmachine.Voortdurend was het twaalf uur stipt.

Als ik lazarus benGedachteloos ben. Geen emoties toon.Geen nieuwsgierigheid uit.

Zal geluk me ontvangen?Of zullen gedachten werkeloos zijn?In de arbeidsmarkt van de dwazen.

Sara Tatou

ColofonDéjà Vu:Periodiek van de Historische Studievereniging Leiden.

Hoofdredactie:Sven Schaap

Eindredactie:Merel van TolVeerle Beurze

Redactie:Esther ViergeverWendy DallingaTim HartmanWietse stamSara Tatou

Lay-outIris Hoogeweij

Met speciale dank aan:Anita van DisselJoost SchokkenbroekPeter van MaurikJurriën Cremers

Van Stockum LeidenHet Scheepvaartmuseum AmsterdamBestuur VermeerErik RoversAlle HSVL commissiesWalter

RectificatieUiteraard ook met speciale dank aan:Tycho WalaardtAdriaan van VeldhuizenAniek SmitHet Legermuseum DelftDaan van Bloois

DrukkerijGrafico Delft

Oplage1000

Websitewww.dehsvl.nlwww.twitter.com/dejavuhsvl

www.facebook.com/hsvldejavu

[email protected]

Déjà Vu is een uitgave van van de Historische Studievereniging Leiden (HSVL) en verschijnt driemaal per jaar. Het is niet toegestaan zonder toestemming van de redactie het geheel of delen van deze editie te reproduceren. Waar redacteuren op persoonlijke titel hun mening geven is dit niet noodzakelijk die van de hele redactie. De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te korten, te wijzigen, dan wel niet te plaatsen.

31

Page 32: Déjà Vu september 2012

HSVL