de inhaalslag van turkse en marokkaanse meisjes cs.doc · web viewde jonge turkse en marokkaanse...

92
De emancipatoire opvattingen van Turkse en Marokkaanse meisjes verklaard

Upload: others

Post on 19-Sep-2020

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

De emancipatoire opvattingen van Turkse en Marokkaanse

meisjes verklaard

Devorah van den Berg (299846)Liony Graaf (307921)Tugba Topal (305529)

Bachelor scriptieRotterdam, september 2009

Scriptiebegeleider: Peter MasciniSociologie, Faculteit der Sociale Wetenschappen. Erasmus Universiteit

Page 2: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave.......................................................................................................................... 11 Inleiding............................................................................................................................ 2

1.1 Probleemstelling....................................................................................................... 21.2 Maatschappelijke relevantie.....................................................................................41.3 Onderzoeksopzet...................................................................................................... 5

2 Theoretisch kader.............................................................................................................. 62.1 Begrip emancipatie................................................................................................... 62.2 Emancipatieprocessen.............................................................................................. 7

2.2.1 Emancipatieontwikkeling van Nederlandse vrouwen..........................................72.2.2 Emancipatieontwikkeling van Turkse en Marokkaanse vrouwen........................9

2.3 Culturele verklaringen............................................................................................ 112.3.1 Verkrijgen van meer bewegingsvrijheid.............................................................112.3.2 Conformeren aan wensen van de moeder...........................................................14

2.4 Economische verklaring.........................................................................................152.4.1 Deprivatie gevoelens van ouders en prestatiedrang............................................152.4.2 Ervaren van economische noodzaak..................................................................18

2.5 Conceptueel model................................................................................................. 203 Data en operationalisering...............................................................................................21

3.1 Data........................................................................................................................ 213.1.1 Betrouwbaarheid data.........................................................................................22

3.2 Operationalisering.................................................................................................. 23Resultaten................................................................................................................................ 28

3.3 Bivariate analyse.................................................................................................... 283.4 Multivariate analyse............................................................................................... 30

3.4.1 Culturele verklaring............................................................................................313.4.2 Economisch verklaring.......................................................................................33

4 Conclusie......................................................................................................................... 355 Discussie......................................................................................................................... 366 Literatuurlijst................................................................................................................... 38Bijlagen................................................................................................................................... 42

Appendix 1: resultaten factoranalyse..................................................................................42Appendix 2: vragenlijst....................................................................................................... 48

1

Page 3: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

1 Inleiding

In de Nederlandse samenleving zijn continue via de media, in onderzoeken en onder de bevolking onderwerpen als integratie, verschillen tussen culturen, de positie van allochtoon en autochtoon, criminaliteit en etniciteit, de positie van vrouwen en cultuur en allerlei andere onderwerpen die hiermee samenhangen aan de orde. Het lijkt wel alsof we er geen genoeg van kunnen krijgen dit soort onderwerpen uitvoerig te bespreken, te onderzoeken en te beoordelen. Opvallend is echter dat allochtonen er over het algemeen minder positief vanaf komen dan autochtonen (SCP, WODC en CBS, 2005). Over het algemeen blijkt de criminaliteit onder allochtonen hoger te zijn dan onder autochtonen, hebben allochtonen op sociaaleconomisch gebied een slechtere positie dan autochtonen, vindt er onder de allochtone bevolking meer onderdrukking van vrouwen plaats en blijken de verschillende culturen op bepaalde punten te botsen met de ‘Nederlandse cultuur’.

Dit onderzoek zal niet ingaan op alle boven genoemde onderwerpen, maar richt zich op het verkrijgen van een beter inzicht in het gegeven dat Turkse en Marokkaanse meisjes op bepaalde punten geëmancipeerder zijn dan Nederlandse meisjes. De jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke taakverdeling steeds progressievere opvattingen te hebben. Dit is een opvallende bevinding, gezien er in Nederland over het algemeen een negatief beeld door de verschillende media wordt geschetst over de emancipatie van Turkse en Marokkaanse meisjes. Hiernaast heerst er binnen de Nederlandse samenleving de indruk dat Turkse en Marokkaanse meisjes vanuit hun traditionele cultuur in mindere mate vrijgevochten zijn dan Nederlandse meisjes.

1.1 ProbleemstellingZoals in de inleiding naar voren kwam blijken de Turkse en Marokkaanse meisjes niet op alle punten een achterstand te hebben. Vooral de jongere allochtonen blijken op sommige punten de autochtonen te overtreffen. Als het gaat om taakverdeling in het huishouden en verdeling van betaald werk blijken autochtonen hier traditioneler over te denken dan allochtone meisjes. Zo kwam in de Emancipatiemonitor van 2000 (Keuzenkamp en Oudhof) naar voren dat Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse meisjes er progressievere opvattingen op na houden als het gaat om taakverdeling tussen mannen en vrouwen in hun toekomstige huishouden en het werken van man en vrouw buitenshuis dan Nederlandse meisjes. Er blijkt vooral een groot verschil te bestaan tussen autochtone en Marokkaanse meisjes in opvattingen over de verdeling van betaald werk en van huishoudtaken. Marokkaanse meisjes willen vaker dan autochtone meisjes dat ze alleen of zowel zij als hun toekomstige partner betaald werk verrichten en willen vaker hun huishoudtaken delen met hun partner in de toekomst. Ook Turkse meisjes willen vaker dan Nederlandse meisjes dat beide partners in de toekomst betaald werk verrichten. De Turkse en Marokkaanse meisjes blijken op deze twee punten met de autochtone meisjes te verschillen.

Het verschil dat jonge Turkse en Marokkaanse vrouwen steeds progressievere opvattingen hebben op bepaalde punten van emancipatie blijkt nog steeds te bestaan. Uit recente onderzoeken blijkt dat er nog steeds een verband is tussen etniciteit en opvattingen over verdeling van werk en huishouden. (Bouw et. al., 2003; Davegos en Schellingerhout, 2003;

2

Page 4: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Distelbrink en Loozen, 2005; De Valk, 2006). Hieruit blijkt net zoals uit het onderzoek van Emancipatiemonitor van 2000, dat Turkse en Marokkaanse meisjes vaker dan Nederlandse meisjes aangeven dat ze in de toekomst de huishoudelijke taken willen delen met hun toekomstige partner en hiernaast de wens hebben om met hun partner het werk te verdelen.

Dit resultaat is opvallend, omdat er over het algemeen wordt aangenomen dat Nederlandse meisjes vaker dan Turkse en Marokkaanse meisjes worden opgevoed met progressievere waarden en opvattingen. Tevens bestaat er in Turkse en Marokkaanse gezinnen vaak een sterke seksesegregatie (SCP, 2001). Hierdoor zou juist kunnen worden verwacht dat de Nederlandse meisjes er geëmancipeerdere opvattingen op na houden. Daarbij zijn Turkse en Marokkaanse meisjes over het algemeen religieuzer (islamitisch) (Ibid) van waaruit men zou mogen verwachten dat ze traditionelere opvattingen hebben dan Nederlandse meisjes.

Uit de literatuur komt echter niet naar voren hoe kan worden verklaard dat Marokkaanse en Turkse meisjes geëmancipeerder zijn dan autochtone meisjes. Dit is in de literatuur niet empirisch getoetst. Er zijn al verschillende kwantitatieve onderzoeken geweest naar de positie en emancipatoire opvattingen van allochtone en autochtone vrouwen, maar op een verklaring voor het verschil in emancipatoire opvattingen wordt in de kwantitatieve onderzoeken niet ingegaan (bijvoorbeeld Gijsberts en Merens, 2004; Van Rijn et. al., 2004; Keuzenkamp en Merens, 2006). Er is niet expliciet onderzocht hoe het komt dat Turkse en Marokkaanse meisjes meer geëmancipeerde opvattingen hebben dan Nederlandse meisjes. Dit onderzoek richt zich daarom op het vinden van een verklaring voor waarom Turkse en Marokkaanse meisjes in hogere mate emancipatoire opvattingen hebben betreft taakverdeling van werk en huishouden dan autochtone meisjes.

Dit onderzoek is relevant, omdat het inzicht biedt in de vraag hoe het komt dat de etnische afkomst van meisjes invloed heeft op de mate van emancipatoire opvattingen. Het geeft een verklaring voor waarom het eerder gevonden verband tussen etniciteit en emancipatie bestaat. Hierdoor kan het verband beter worden begrepen op theoretisch niveau. Om te kunnen verklaren waarom mensen bepaalde opvattingen hebben moet er volgens Baum (1997) gekeken worden naar de contexten van macht, cultuur en klasse waarin mensen zich bevinden. De contexten waarin mensen zich bevinden kunnen van invloed zijn op hun opvattingen op het gebied van emancipatie (Saharso, 2002).

Binnen dit onderzoek zal er gekeken worden naar de culturele en economische contexten waarin Turkse, Marokkaanse en Nederlandse meisjes zich bevinden en zullen we een culturele en economische verklaring bieden waarmee het positieve verband tussen etniciteit en de opvatting over verdeling van werk en huishouden verklaard wordt. De verwachting is dat deze contexten van invloed zijn op de opvattingen. Dit leidt tot de volgende probleemstelling voor ons onderzoek: ‘Kan het verschil in emancipatoire opvattingen over gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk tussen Turkse en Marokkaanse en autochtone meisjes van tussen de 12 en 16 jaar worden verklaard vanuit hun culturele en economische emancipatie?’

3

Page 5: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

1.2 Maatschappelijke relevantie Op maatschappelijk gebied is dit onderzoek relevant, omdat het bepaalde vooroordelen kan wegnemen die bestaan over de mate van integratie van Turkse en Marokkaanse meisjes. Vaak wordt er een negatief beeld geschetst over de emancipatie van deze groepen. Er heerst de indruk dat vrouwen binnen deze culturen worden onderdrukt en financieel afhankelijk zijn van hun partner. De Turkse en Marokkaanse vrouwen blijken op bepaalde gebieden juist meer emancipatoire opvattingen erop na te houden dan Nederlandse vrouwen, wat een mogelijke indicatie kan zijn dat het negatieve beeld wat betreft de emancipatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen te relativeren is.

Daarbij is het maatschappelijk relevant om de opvattingen over man-vrouw rollen van meisjes te onderzoeken, omdat deze invloed kunnen hebben op de emancipatie van vrouwen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt (Distelbrink en Pels, 2002; Van der Lippe en Van Dijk, 2001: Den Dulk et. al., 1999). Wanneer iemand vindt dat mannen en vrouwen geen gelijke positie hebben is het mogelijk dat iemand zich naar deze opvattingen gaat gedragen. Zo stelt De Beer (2001) dat een vrouw die vindt dat het de taak van de vrouw is om het huishouden te doen en de taak van de man is om het gezin te onderhouden, waarschijnlijk geen of minder snel betaald werk zal gaan verrichten. Ook blijkt uit onderzoek van Kalmijn en Jansen (2000) dat vrouwen met progressieve houdingen vaker werken en een hoger niveau van educatie hebben dan vrouwen die er traditionele opvattingen op nahouden. Als Turkse en Marokkaanse meisjes meer geëmancipeerde opvattingen hebben over manvrouw rollen, is het mogelijk dat zij ook meer gaan deelnemen op de arbeidsmarkt. Met oog op de vergrijzing en de krapte op de arbeidsmarkt, die daar mogelijk mee gepaard gaat, zou dit een gunstige ontwikkeling voor het bedrijfsleven kunnen zijn. Deze ontwikkeling zou gelegen zijn, omdat de meisjes het uittreden van de oudere mensen zouden kunnen opvangen met hun intreden.

Daarnaast is dit onderwerp aan de orde, omdat veranderingen in opvattingen over man-vrouw verhoudingen invloed kunnen hebben op de partnerkeuze van Turkse en Marokkaanse meisjes. Als Turkse en Marokkaanse meisjes steeds progressievere opvattingen hebben over taakverdeling van betaald- en huishoudelijk werk kan dit ertoe leiden, dat zij vaker een partner zoeken die ook progressievere opvattingen over taakverdelingen nastreeft. In eerste instantie zou er kunnen worden verwacht dat Turkse en Marokkaanse meisjes in mindere mate voor een importhuwelijk zullen kiezen, doordat ze net als Turkse en Marokkaanse jongens gesocialiseerd worden met normen en waarden van Nederland. Turkse en Marokkaanse meisjes blijken echter op diverse punten meer emancipatoire opvattingen op na te houden dan de Turkse en Marokkaanse jongens in Nederland (Hooghiemstra, 2003). Dit duidt op een spanning tussen de opvattingen en de mate van emancipatie tussen de Turkse en Marokkaanse jongens en de Turkse en Marokkaanse meisjes die in Nederland zijn opgegroeid. Zo blijkt uit onderzoek van Hooghiemstra dat er een verschil bestaat in redenen voor waarom Turkse en Marokkaanse meisjes een partner uit herkomstland kiezen en anderzijds waarom Turkse en Marokkaanse jongens voor een partner uit herkomstland kiezen. De jongens doen dit, omdat ze de Turkse en Marokkaanse meisjes die in Nederland zijn opgegroeid te progressief vinden. Daarom zoeken de jongens hun partner op het conservatievere platteland van waar hun ouders vandaan zijn gekomen. De reden voor Turkse en Marokkaanse meisjes om te kiezen voor een importhuwelijk komt voort vanuit het idee dat toekomstige partners in Nederland niet ver genoeg ontwikkeld en geëmancipeerd zijn. Daarom zoeken de meisjes hun partner in de grote steden in het herkomstland van hun ouders waar de jeugd cosmopolitischer is en daarom waarschijnlijk progressiever is. Dit kan

4

Page 6: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

betekenen dat op het moment dat Turkse en Marokkaanse meisjes in hogere mate emancipatoire opvattingen krijgen en de ontwikkeling op gebied van wens om te werken zich voortzet het niet onwaarschijnlijk is dat zij hun toekomstige partners uit herkomstland blijven zoeken.

Een ander punt van relevantie is de mogelijkheid dat de jonge vrouwen langer single blijven, omdat ze wellicht meer tijd zullen besteden aan werk en studie. Hierdoor zullen ze mogelijk ook het krijgen van kinderen langer uitstellen en dat kan invloed hebben op de bevolkingsgroei. Verklaringen voor het uitstellen van kinderen worden over het algemeen gevonden in het gestegen onderwijsniveau en de verlenging van de onderwijsduur van vrouwen (Latten en Hooghiemstra, 2002). Om dit beeld te verduidelijken: in 2002 kregen Turkse vrouwen gemiddeld genomen op een leeftijd van 24.6 hun eerste kind, Marokkaanse vrouwen op 25.9 en Nederlandse vrouwen met 29.6 jaar (Entzinger, 2008). Dit geeft aan dat Turkse en Marokkaanse vrouwen momenteel in vergelijking tot Nederlandse vrouwen gemiddeld genomen op jongere leeftijd kinderen krijgen. De toename van participatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen op de arbeidsmarkt kan eventueel samengaan met het verminderen van fertiliteit (Wolters en De Graaf, 2005). Dit kan betekenen dat op het moment dat Turkse en Marokkaanse meisjes in hogere mate emancipatoire opvattingen krijgen en de ontwikkeling op gebied van wens om te werken zich voortzet het niet onwaarschijnlijk is dat zij in de toekomst het krijgen van kinderen zullen uitstellen net zoals de Nederlandse vrouwen dit doen.

1.3 Onderzoeksopzet Het onderzoek is als volgt opgebouwd: in het hoofdstuk 2 wordt er verder ingegaan op wat er onder culturele en economische emancipatie wordt verstaan. In het volgende hoofdstuk zal ook aan de hand van empirische bevindingen een culturele en een economische verklaring worden gegeven voor het verschil tussen Nederlandse en Marokkaanse en Turkse meisjes in opvattingen over taakverdeling van huishouden en werk buitenshuis. Deze verklaringen worden vervolgens omgezet in hypothesen die later in het onderzoek zullen worden getoetst. In hoofdstuk drie wordt er een beschrijving van de data gegeven en wordt er aangegeven hoe de concepten zijn geoperationaliseerd. In hoofdstuk vier wordt er uiteengezet wat de resultaten van de kwantitatieve analyse zijn en wordt er uitgelegd wat deze resultaten voor de houdbaarheid van de hypothesen betekenen. In hoofdstuk vijf wordt er geëindigd met een conclusie en een discussie met aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

5

Page 7: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader van het onderzoek behandeld. Als eerst wordt er uitgelegd wat er onder emancipatie in het algemeen wordt verstaan en wat er onder culturele en economische emancipatie specifiek wordt verstaan. Vervolgens worden de emancipatieprocessen van Nederlandse en Marokkaanse en Turkse vrouwen afzonderlijk beschreven. Daarna wordt er over gegaan op het formuleren van de hypothesen.

2.1 Begrip emancipatie Het begrip emancipatie kan in verschillende uiteenlopende betekenissen worden gebruikt. Afhankelijk van de invalshoek waaruit men begint, hanteert men een andere definitie van dit begrip. In sociologisch perspectief heeft men wanneer er gesproken wordt over emancipatie het over het bevrijden van een bepaalde groep uit zijn ondergeschikte positie. Vooral in de kritische sociologie wordt emancipatie in verband gebracht met ongelijkheden en machtsverhoudingen. Volgens de Frankfurter Schule is emancipatie het bevrijden van alle dwang in de maatschappij (Hendriks, 1981). Hiervan zou men zich kunnen bevrijden door kritisch te denken over zijn of haar maatschappelijke positie en kritisch te denken over de afhankelijkheidsverhoudingen die in de maatschappij aanwezig zijn (Van Stegeren, 1982).

Boog (2003) stelt dat emancipatie vooral te maken heeft met macht en bevrijding van factoren die een belemmering vormen in de vrijheid van een mens, zoals onderdrukking. Op individueel niveau is emanciperen volgens hem het zichzelf bevrijden van iemands macht, vrijheidsbeperking of controle. Iemand is dan geëmancipeerd als er geen macht, vrijheidsbeperking of controle op hem of haar wordt uitgeoefend en de vrijheid heeft om te worden wat hij of zij wil. Donkers (1998) stelt ook dat emancipatie zich richt op het wegnemen van onderdrukkende verhoudingen. Emancipatie betekent dat mogelijkheden van zelfbepaling van het individu toenemen (Lempert, 1973). Hierbij is er sprake van een bewustwordingsproces dat iemand bewust wordt van de doelen die hij of zij wilt bereiken en welke middelen iemand voor handen heeft (Donkers, 1998).

In dit onderzoek wordt er een onderscheid gemaakt tussen culturele en economische emancipatie. Bij culturele emancipatie staat in dit onderzoek centraal dat vrouwen zich los willen maken van de traditionele man-vrouw rollen, waarbij de man macht heeft over de vrouw. Traditionele rolopvattingen zijn hierbij opvattingen dat er een scheiding is tussen mannen en vrouwen en vrouwen moeten zorgen voor het huishouden en het opvoeden van de kinderen en mannen de kostwinnaar zijn (SCP, 2001). De individuele wensen van de vrouw zijn hierbij ondergeschikt aan het gezin. Bij progressieve opvattingen wordt er vanuit gegaan dat zowel mannen als vrouwen kunnen zorgen voor een inkomen, het huishouden en opvoeden van kinderen. Hierbij is er sprake van een open houding tegenover man-vrouw rolverdelingen.

Cultureel emanciperen is hierbij het gevoel hebben dat je vrij bent van traditionele culturele achtergrondkenmerken en de daarmee samengaande beknellend ervaren rolverdeling, die je zeggenschap beperkt over hoe je vorm wilt geven aan je leven. Binnen dit onderzoek betekent culturele emancipatie dat de Turkse en Marokkaanse vrouwen pas kunnen emanciperen als zij zich losmaken van de traditionele rolopvattingen die zij mogelijk van

6

Page 8: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

huis uit mee krijgen en de controle nemen over hun eigen leven, zodat ze zelf kunnen bepalen welke rol ze willen vervullen en hoe ze deze willen vervullen.

De economische positie van iemand is van belang, omdat deze bepalend is voor welke kansen en vrijheid mensen hebben om hun eigen leven in te richten (Snels, 2005). Alleen wanneer iemand de geschikte middelen heeft kan men zich in vrijheid ontwikkelen. Emancipatie op economisch gebied is hierbij de ontwikkeling waarbij er wordt gestreefd naar een economisch betere positie om uit de achtergestelde positie te komen. Onder economische emancipatie wordt het proces van vrijmaken van beperkingen van de economische achterstandspositie, waarin de Turkse en Marokkaanse meisjes zijn opgegroeid verstaan. Hierbij wordt er met behulp van (legitieme) middelen, zoals een hoge opleiding en deelname aan de arbeidsmarkt, gestreefd naar een economisch zelfstandige positie. Wanneer iemand het gevoel heeft vrij te zijn van economische belemmeringen is iemand economisch geëmancipeerd.

2.2 Emancipatieprocessen Om meer inzicht en begrip te krijgen in het verschil in emancipatoire opvattingen tussen Turkse en Marokkaanse en Nederlandse vrouwen is het van belang om de historische ontwikkelingen van emancipatie van zowel de Nederlandse vrouwen als de Turkse en Marokkaanse vrouwen in kaart te brengen. Dit is relevant, omdat beide groepen een ander ontwikkeling hebben doorgemaakt op het gebied van emancipatie. In deze paragraaf wordt eerst een beschrijving gegeven van de emancipatieontwikkeling van Nederlandse vrouwen en daarna wordt er overgegaan op de beschrijving van de emancipatieontwikkeling van Turkse en Marokkaanse vrouwen.

2.2.1 Emancipatieontwikkeling van Nederlandse vrouwen

Voor de industrialisatie was de arbeidsparticipatie van vrouwen behoorlijk hoog (Minge-Kalman, 1978). Na 1850 gingen steeds minder vrouwen deelnemen aan de arbeidsmarkt en waren deze steeds meer aan huis gebonden. Voor 1900 gingen vrouwen in Nederland trouwen wanneer ze juridisch gezien de leeftijd hadden waarop je kon trouwen. De vrouwen werden uitgehuwelijkt en er werd van hen verwacht dat ze kinderen kregen en voor het huishouden zorgden. De man was hierbij verantwoordelijk voor het onderhouden van het gezin en werkte daarom buitenshuis. Er bestonden in Nederland andere opvattingen over man-vrouw verhoudingen dan nu. In de tussentijd is er veel veranderd.

Vanaf het begin van de twintigste eeuw kwamen er allerlei verschillende emancipatiebewegingen op gang die zich richtten op het vergroten van hun vrijheid om zelf keuzen te maken (Schnabel, 2004). Op collectief niveau streefden er verschillende groepen naar emancipatie. Onder deze groepen behoorden ook de vrouwen, die streefden naar gelijke rechten tussen mannen en vrouwen. Rond 1870 ontstond de eerste feministische golf waarbij in 1919 er door de vrouwen werd gestreefd naar vrouwenkiesrecht en betere toegang tot onderwijs en arbeid. Dit had onder andere tot gevolg dat mannen en vrouwen gelijk werden gesteld voor de wet. In Nederland heeft de vrouwenemancipatie lange tijd achtergelopen op de vrouwenemancipatie in andere Noordwest-Europese landen. Een verklaring hiervoor is dat Nederland neutraal was tijdens de eerste wereldoorlog en vrouwen daarom in veel mindere mate waren ingezet in de industrie (Van Strien en Dane, 2001). Door de achterblijvende

7

Page 9: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

arbeidsparticipatie van de vrouwen was de opvatting nog steeds dat vrouwen het moederschap en het huishouden op zich moesten nemen.

Eind jaren zestig begon de tweede feministische golf in Nederland. Er kwamen feministische actiegroepen op gang zoals de Dolle Mina’s en er ontstonden ook feministische bladen en vrouwenhulpverlening (Wolters en De Graaf, 2005). Er werd door de feministen gestreefd naar het opheffen van de ongelijke gedragspatronen tussen mannen en vrouwen. Daarbij werd ook onder andere gestreefd naar het doorbreken van stereotype rolpatronen, en toestaan van abortus en de anticonceptiepil. In de jaren ’60 en ’70 kwam de vrouwenemancipatie tot een hoogtepunt waarbij de ideeën over gehuwde vrouwen, al dan niet met kinderen, die betaald werk verrichtten veranderden (Hartgers, 2004; Groeneveld et. al., 2004). Zo bleek uit het onderzoek Huwelijk en gezin (SCP, 1998) dat tussen 1965 en 1970 de weerstand tegen het buitenhuis werken van vrouwen afnam. In 1965 vond 84 procent van de ondervraagden dit nog bezwaarlijk, maar dit nam af tot 44 procent in 1970. Dit percentage daalde nog meer in opvolgende jaren tot slechts 18 procent in 1997. Waar in Nederland het vrouw zijn vroeger onlosmakelijk verbonden was met huishoudelijke en zorgtaken zijn de opvattingen hierover sinds 1970 veranderd.

Eén van de belangrijke factoren voor de verandering in opvattingen over rolverdelingen waren de technische vernieuwingen, die ervoor zorgden dat de huishoudelijke taken minder tijd in beslag namen (Hartgens, 2004; Van der Veen, 2007). Door onder andere de komst van de wasmachine en strijkijzer was men bijvoorbeeld minder tijd kwijt aan het schoon krijgen van kleding. Ook economische factoren, zoals toename van professionele kinderopvang, ouderschapsverlof en de mogelijkheid tot deeltijdbanen waren hier van belang. Daarbij zorgden de ontwikkelingen van de anticonceptiemiddelen, zoals de pil voor meer zeggenschap van de vrouwen over hun eigen leven (Lukes, 2006). Ze werden hierdoor ‘baas in eigen buik’ en kregen hierdoor de kans om het krijgen van kinderen uit te stellen tot na de opleiding of tot na het begin van de carrière. Hierdoor nam het opleidingsniveau en het zelfbewustzijn van meisjes en vrouwen snel toe (Van Strien en Dane, 2001). Vrouwen en meisjes konden nu zelf meer bepalen hoe ze hun leven willen inrichten en konden hun intellectuele capaciteit vertalen in een bijpassend onderwijsniveau. De feministische golven hebben niet alleen gezorgd voor verandering in de structuur van de maatschappij, maar hebben ook invloed gehad op de socialisatie van de kinderen. Nederlandse kinderen krijgen van huis uit steeds meer geëmancipeerde waarden mee. In de opvoeding had dit tot gevolg dat dochters nu niet meer minder vrij worden opgevoed dan de zoons. Sinds de wet van 1985 waren vrouwen in het huwelijk ook niet meer ondergeschikt aan de man.

Tegenwoordig zijn er nog steeds veel huisvrouwen, maar dit is vaak uit vrije keuze (Schnabel, 2004). Volgens Schnabel heeft iedere individu een uniek persoonlijk geheel van rollen en functies, omdat er geen sprake meer is van standaardrollen en functies voor bepaalde typen personen. Daarbij zijn de verschillen in verwachting van gedrag tussen mannen en vrouwen kleiner geworden (Duyvendak, 2004). Nederlandse vrouwen hebben ook een economisch emancipatieproces doorgemaakt. Er is sprake van toename van het gemiddelde inkomen van Nederlandse vrouwen. In 2000 was het gemiddelde inkomen van vrouwen 18.100 euro en in 2007 was dit 23.600 euro (CBS, 2007). Ook de arbeidsparticipatie van vrouwen is toegenomen. In 1997 werkten er 45,5 procent van de vrouwen en in 2009 is dit 61,4 procent (CBS, 2009a). De economische zelfstandigheid van vrouwen onder de dertig is een klein beetje afgenomen tussen 2000 en 2006 doordat vrouwen steeds langer

8

Page 10: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

doorstuderen, maar bij Nederlandse vrouwen boven de dertig is er sprake van een stijging van het aantal zelfstandige Nederlandse vrouwen (Merens en Hermans, 2009).

Echter moet worden opgemerkt dat voor de Nederlandse vrouwen het emancipatieproces nog niet volbracht is. Op bepaalde gebieden hebben de vrouwen nog steeds aanzienlijke achterstanden ten opzichte van de mannen. Vaak zijn vrouwen nog steeds degenen die voor het huishouden en opvoedtaken zorgen (Van der Lippe en Van Dijk 2001). Daarbij hebben de vrouwen gemiddeld een lager inkomen dan de mannen. Het gemiddelde inkomen voor de Nederlandse mannen was in 2007 28.000 euro en voor de Nederlandse vrouwen 23.600 (CBS, 2007). Ook als de vrouwen werken dan werken zijn vaak in deeltijd terwijl de mannen vaak voltijd werken (De Beer, 2001). Nederlandse vrouwen hebben ook minder vaak een topfunctie dan mannen. Ruim de helft van de mannen en ongeveer een derde van de vrouwen in ons land vinden daarbij bijvoorbeeld dat vrouwen geschikter zijn om kinderen op te voeden dan mannen (Valk, 2006). In 2000 hadden nog steeds 36 procent van de vrouwen boven de dertig met kinderen traditionele opvattingen over manvrouw verhoudingen (Garssen, De Beer en De Jong, 2001). Daarbij blijken emancipatoire opvattingen vaak nog niet te worden vertaald naar de praktijk (Distelbrink en Pels, 2002). Er bestaan momenteel dus nog wel degelijk seksespecifieke opvattingen over rollen van mannen en vrouwen en traditionele waarden en normen, maar relatief gezien zijn de Nederlandse vrouwen een stuk geëmancipeerder dan vroeger.

2.2.2 Emancipatieontwikkeling van Turkse en Marokkaanse vrouwen

In dit deel wordt een beschrijving gegeven over het emancipatieproces van Turkse en Marokkaanse vrouwen vanaf het moment waarop zij in Nederland zijn komen wonen. Hierbij wordt er gekeken naar de eerste generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen, omdat de meerderheid van de Turkse en Marokkaanse jongeren in Nederland de kinderen zijn van migrantenwerkers, die in 1960 uit Turkije en Marokko naar Nederland kwamen om te helpen op de arbeidsmarkt (Valk, 2006).

De ontwikkeling van emancipatie onder Turkse en Marokkaanse vrouwen verschilt van de Nederlandse vrouwen, doordat zij een ander culturele achtergrond hebben. Hun culturele achtergrond verschilt van de Nederlandse vrouwen, doordat de vrouwen van de eerste generatie geboren zijn in Turkije of Marokko en zijn gesocialiseerd in een andere cultuur. De bewegingsvrijheid van islamitische vrouwen blijken in de openbare ruimte aan meer beperkingen gebonden te zijn dan die van westerse vrouwen (Hooghiemstra en Niphuis-Nell, 2001) Er zullen uiteraard ook verschillen zijn tussen Turkse en Marokkaanse vrouwen, ten aanzien van culturele kenmerken die gebonden zijn aan het land van herkomst. Binnen dit onderzoek wordt de emancipatoire ontwikkeling van Turkse en Marokkaanse vrouwen als gelijk beschouwd. Dit is een bewuste keuze, omdat het emancipatieproces van deze vrouwen begrepen wordt vanaf het moment dat zij in Nederland zijn komen wonen. Omdat het onderzoek zich richt op de vraag hoe het komt dat Turkse en Marokkaanse meisjes progressievere opvattingen hebben op het gebied van werk en verdeling van huishoudelijke taken dan Nederlandse meisjes, is het hiernaast niet relevant om een aparte beschrijving te geven over de culturele achtergrond die gebaseerd is op het land van herkomst van de Turkse en Marokkaanse meisjes.

9

Page 11: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

De eerste generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen zijn naar Nederland gekomen in navolging van hun echtgenoten die in de jaren 60 zich hier als arbeidsmigrant hebben gevestigd om op economisch gebied een beter bestaan te krijgen. In veel gevallen kwamen de Turkse en Marokkaanse vrouwen pas jaren later naar Nederland om zich te voegen bij hun man, wat ook wel de primaire gezinshereniging wordt genoemd (Ibid). Dit houdt in dat hun echtgenoten al in Nederland waren voordat zij zelf emigreerden. Hierdoor hadden de mannen een voorsprong op hun echtgenoten, omdat zij voor het inkomen zorgden. De algemene rolverdeling hierbij was dat de vrouwen de zorgtaken op zich namen en de mannen kostwinner waren. Vanuit cultureel opzicht heeft dit te maken met het gegeven dat Turkse en Marokkaanse rolverhoudingen gekenmerkt worden door een collectivistisch en patriarchaal georiënteerde familiestructuur (Valk, 2006).

De vrouwen waren net als hun echtgenoten niet hoog opgeleid en spraken de Nederlandse taal niet. Hierdoor waren zij ook vanuit economisch opzicht gezien niet geëmancipeerd en afhankelijk van hun echtgenoot. Uit Emancipatiemonitor van 2008 (Merens en Hermans, 2009) blijkt dat de eerste generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen vaak geen eigen inkomen hebben en daarom ook niet economisch zelfstandig zijn. Maar twee op de tien vrouwen uit Turkije of Marokko hebben betaald werk en dat is relatief weinig.

Op macroniveau werd het proces van emancipatie onder Turkse en Marokkaanse vrouwen in de tijd dat zij emigreerden ook niet sterk ondersteund door de Nederlandse overheid, doordat deze gericht was op het behoud van eigen cultuur in plaats van assimilatie (Entzinger, 2006) Dit kwam voort uit de gedachte dat de arbeidsmigranten in beginsel niet van plan waren om zich te vestigen in Nederland, maar een aantal jaren te werken en weer terug naar land van herkomst te gaan. Hierdoor lag er ook op macroniveau geen druk op de vrouwen om zich te ontwikkelen, de Nederlandse taal te leren of naar school te gaan. De vrouwen beschikken hierdoor over een andere culturele bagage die niet altijd als bruikbaar wordt gezien in de samenleving waarin zij werden geacht te integreren (Hooghiemstra en Niphuis-Nell, 2001).

Ondanks dat de eerste generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen niet helemaal emanciperen vanwege het verschil in culturele bagage, verandert er wel iets in hun denkwijze als gevolg van de kennismaking met de emancipatie van Nederlandse vrouwen (Ibid). Dit zorgt voor een ander beeld van de positie van vrouwen en over de rolverdelingen tussen mannen en vrouwen die ze vanuit hun cultuur mee krijgen.

De situatie voor de dochters is echter anders. De tweede generatie Turkse en Marokkaanse meisjes zijn in Nederland geboren en hebben naast de cultuur van herkomst ook ideeën opgedaan over de Nederlandse waarden en normen, die op bepaalde gebieden een progressievere houding hebben en zoals eerder beschreven al een emancipatieproces hebben doorgemaakt tijdens de eerste en tweede feministische golf. Dit komt doordat de tweede generatie Turkse en Marokkaanse meisjes in het dagelijks leven meer in aanraking komen met de Nederlandse cultuur. De stijging van onderwijsdeelname en het opleidingsniveau en de kennismaking met een vrijere omgang zijn hier voorbeelden van (SCP, 2001). De tweede generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen blijken tevens op hogere leeftijd te trouwen dan de eerste generatie (Esveldt en Kulu-Glasgow, 1994). Dit is ook een mogelijk teken van een begin van emancipatie onder de tweede generatie. Turkse en Marokkaanse vrouwen van de tweede generatie blijken steeds meer moderne opvattingen erop na te houden en streven moderne doelen na (SCP, 2004). In deze opvattingen nemen mannen en vrouwen een gelijke

10

Page 12: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

positie op het gebied van werken en taakverdeling. Het is vooral kenmerkend voor de tweede generatie Marokkaanse meisjes dat ze leiding hebben genomen in de emancipatie en interculturele verandering (Crul en Domernik, 2003).

Op macroniveau wordt ook al meer aandacht besteedt aan de emancipatie van allochtone vrouwen. Zo worden er in diverse beleidsstukken welke over de emancipatie van vrouwen gaan ook rekening gehouden met de emancipatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen. Dit zou mogelijk ook in hogere mate de emancipatie van de nieuwe generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen kunnen stimuleren, doordat er meer aandacht wordt besteedt aan het feit dat het emancipatieproces tussen de allochtone en autochtone vrouwen verschillend is. Wellicht is het nu tijd voor een feministische golf onder de tweede generatie Turkse en Marokkaanse meisjes, waarbij de moeders van deze meisjes steun en toeverlaat bieden om te bereiken wat zij voor zichzelf niet hebben kunnen realiseren.

2.3 Culturele verklaringen 2.3.1 Verkrijgen van meer bewegingsvrijheid

Turken en Marokkanen van de eerste generatie komen oorspronkelijk uit mediterrane landen waar sprake is van een collectivistische en traditionele waardeoriëntatie op het gebied van rolverdelingen binnen families (De Valk, 2006; Pels en de Haan, 2007). Traditionele ouders geven hun kinderen vaak een seksespecifieke opvoeding, beperken over het algemeen de bewegingsvrijheid van hun dochters en proberen de traditionele en culturele normen waarmee zij zelf zijn gesocialiseerd op hun kinderen over te dragen (Eldering, 2002). De verwachting is dat de Turken en Marokkanen die geëmigreerd zijn naar Nederland traditionelere rolopvattingen doorgeven aan hun kinderen dan Nederlandse ouders (hypothese 1a). Dit komt naar verwachting doordat ze vasthouden aan de rolopvattingen van herkomstland waarin ze zijn gesocialiseerd. Deze veronderstelling wordt ondersteund door onderzoek waaruit blijkt dat de rolopvattingen die migranten ouders hun kinderen aanleren afhankelijk zijn van land van herkomst (Blee en Tickmayer, 1995; Orbuch en Eysrer, 1997).

Kinderen leren vanaf jonge leeftijd wat de taken en rollen voor mannen en vrouwen zijn en wat ze inhouden en welke ideeën en gedrag hierbij horen. Wanneer ouders traditioneel zijn ingesteld hebben ze naar verwachting ook traditionele ideeën over de verdeling en uitvoering van werk- en zorgtaken. Migranten ouders verwachten vooral van hun dochters dat ze zich aan de traditionele gedragscodes houden (Dion en Dion, 2001). Bij Turkse meisjes is bijvoorbeeld de opvoeding vooral gericht om het meisje zo goed mogelijk voor te bereiden op de rol als goede vrouw (Yerden, 2001). In deze traditionelere rolopvattingen van de Turkse en Marokkaanse ouders nemen vrouwen vaak een achtergestelde positie in ten opzichte van mannen (De Valk, 2006). Dit is een opvatting die niet overeenkomt met de Nederlandse gezinsopvattingen, waarin ideaaltypisch gezien mannen en vrouwen een gelijke positie innemen. Dit verschil in opvatting heeft onder andere te maken met het emancipatieproces wat eerder in de vorige paragraaf is beschreven waaruit naar voren kwam dat de Nederlandse gezinnen al een aantal emancipatiegolven hebben doorgemaakt.

Vanaf de tijd dat Turkse en Marokkaanse meisjes naar school gaan, komen zij echter via het onderwijs en medeleerlingen steeds meer met het Nederlandse waardepatroon in aanraking. Zij worden dan geconfronteerd met twee verschillende culturen met verschillende culturele en emancipatoire opvattingen. Op school bevinden de Marokkaanse en Turkse meisjes zich

11

Page 13: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

tussen de traditionele idealen van hun ouders en de meer progressieve, westerse ideeën die op school worden verkondigd (Bouw, et. al., 2003; De Valk, 2006). Zelf zijn ze opgevoed met traditionele waarden en ideeën, maar ze moeten functioneren in een samenleving die hier andere ideeën over heeft, namelijk de progressieve Nederlandse maatschappij waar men ge-detraditionaliseerd en geïndividualiseerd is. Vanwege deze confrontatie met andere culturele denkbeelden, die niet overeen komen met de opvattingen en praktijken die ze hebben meegekregen van hun ouders, worden de Turkse en Marokkaanse meisjes zich mogelijk bewust van hun culturele achterstandspositie. Ze worden er zich dan wellicht bewust van dat ze minder kansen hebben in het maatschappelijk leven dan de jongens, doordat in de traditionele man-vrouw opvatting mannen en vrouwen ideaaltypisch gezien geen gelijke positie innemen (Ibid). De school als socialisatiekader heeft hierbij grote invloed op de denkbeelden en bewustwording van de meisjes.

De verwachting van mogelijke bewustwording van Turkse en Marokkaanse meisjes wordt ondersteund door het onderzoek van Dahinden (2005). In dit onderzoek wordt aangetoond dat traditionele vrouwen door confrontatie met progressieve waarden bewust worden van hun achtergestelde positie. Uit het onderzoek blijkt dat Albanese vrouwen die geïmmigreerd waren naar een land met moderne waarden over man-vrouw rollen, deze aan bleven houden wanneer ze terug gingen naar land van herkomst. Zij onderhandelden bij terugkomst over de rolverdeling en bleven moderne kleding dragen. Dit deden ze, omdat ze de in het vestigingsland heersende man-vrouw rollen als positief beschouwden en de traditionele waarden die in Albanië overheersend waren als negatief. Het is daarmee aannemelijk dat vrouwen die uit een traditionele cultuur, op het moment dat zij met een progressievere cultuur in aanraking komen deze meer gaan waarderen dan hun traditionele cultuur, omdat zij zich door aanhangen van progressievere waarden zichzelf kunnen bevrijden en zelfstandig kunnen worden.

De botsing tussen de traditionele waarden waarmee de meisjes zijn opgegroeid en de progressieve waarden van de Nederlandse samenleving kan bij de meisjes zorgen voor conflict. Als er in een samenleving een conflict in waarden bestaat, heeft dit anomie tot gevolg (Merton, 1968). Dit conflict kan ertoe leiden dat mensen zich afscheiden van een bepaalde groep en in een extreem geval kan er sprake zijn van desintegratie van de waardesystemen. Merton stelt dat wanneer individuen zijn blootgesteld aan twee verschillende rolverwachtingen en vervulling van beiden realistisch onmogelijk is, individuen gedwongen worden om te conformeren aan één van deze waarden. Volgens Merton conformeren individuen zich aan het conventionele waardepatroon van de maatschappij als ze het gevoel hebben dat deze met legitieme middelen kan worden bereikt, die voldoening geven. Vanuit deze gedachte is de verwachting dat de meisjes de progressieve Nederlandse waarden nastreven, omdat ze hierdoor uit hun achterstandspositie kunnen komen en meer autonomie en zelfredzaamheid ofwel bewegingsvrijheid kunnen verkrijgen (hypothese 1b).

Deze verwachting van spanning wordt ondersteund door het onderzoek van Morawsky (2003) waaruit blijkt dat wanneer vrouwelijke migranten en/ of kinderen uit een traditionele cultuur komen en zich willen aanpassen aan de heersende cultuur van vestigingsland, dat er dan spanning ontstaat. Dit kan zorgen voor conflicten in families, vooral als de migranten uit een samenleving komen met patriarchale genderrelaties. De ideeën die in deze patriarchale families bestaan over man-vrouw rollen botsen met de moderne middenklasse opvattingen van persoonlijke autonomie en gender gelijkheid. Hierdoor ontstaan er conflicten tussen de

12

Page 14: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

mannen en vrouwen als de mannen willen vasthouden aan de traditionele patriarchale cultuur en de vrouwen hiervan af willen en streven naar autonomie en gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

De man-vrouw rolinvulling zoals die wordt vormgegeven binnen de context van hun eigen etnische en culturele achtergrond van de Turkse en Marokkaanse meisjes wordt door de meisjes als frustrerend en beknottend ervaren (Roelants, 2000). De Turkse en Marokkaanse meisjes associëren de autochtone ofwel de progressieve westerse cultuur met vrijheid en autonomie en vinden deze waarden nastrevenswaardig. De Turkse en Marokkaanse meisjes willen niet meer dezelfde traditionele opvattingen over rolverdelingen volgen. Ze zijn niet van plan om het voorbeeld van hun ouders te volgen, maar willen het anders doen dan hun ouders (Bouw, et. al., 2003). Yerden (2001), die onderzoek deed naar Turkse meisjes in conflict met hun ouders constateerde uit zijn gesprekken met de meisjes, dat zij school zien als een middel om meer vrijheid voor zichzelf te creëren. Ook zien ze hierbij werken als een manier om heft in eigen handen te nemen (Pels, De Gruijter en Linse, 2006). De meisjes streven mogelijk de progressievere doelen na aan de hand van het legitieme middel opleiding, omdat ze naar verwachting deze zien als een manier om hun doel te bereiken en omdat dit ook als een legitiem middel door de ouders wordt gezien en de Turkse en Marokkaanse meisjes zo meer vrijheid kunnen verkrijgen van hun ouders. De meisjes hebben een grotere bereidheid tot aanpassing, omdat ze hierbij wat te winnen hebben, namelijk meer bewegingsvrijheid (Georgas et. al. 1996; Eldering, 2002). Meisjes krijgen daarin de kans individuele vrijheid op te rekken, mits zij laten zien dat zij ‘verantwoordelijk’ zijn, dat zij het vertrouwen van hun ouders waard zijn. Door te werken zouden ze meer vrijheid hebben om eigen beslissingen te nemen. Een economisch zelfstandige vrouw wordt bijvoorbeeld minder snel uitgehuwelijkt (SCP, 2001). De verwachting is dat Turkse en Marokkaanse meisjes een hoge opleiding en een baan met status zien als een paspoort naar onafhankelijkheid en om deze reden in hogere mate dan Nederlandse meisjes de wens hebben voor een gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk (hypothese 1c).

Nederlandse meisjes daarentegen hebben vaker dan Turkse en Marokkaanse meisjes ouders met progressievere opvattingen (De Valk, 2006; SCP, 2001). De ouders zijn in een individualistisch georiënteerd land opgegroeid waar al sprake is geweest van een emancipatiegolf wat bepaalde seksespecifieke man-vrouw opvattingen heeft veranderd. Deze progressievere opvattingen zorgen wellicht ervoor dat ze ook progressiever denken over rolverdeling, zoals de gedachte dat mannen ook kunnen bijdragen in het huishouden en kunnen helpen bij de opvoeding van de kinderen. Deze progressievere waarden van de ouders worden overgebracht op de Nederlandse meisjes. Ze ervaren naar verwachting niet net zoals de Turkse en Marokkaanse meisjes de spanning tussen de traditionele waarden van hun ouders en het progressieve Nederlandse waardepatroon. Ook hebben de meisjes mogelijk door de moderne opvoeding van hun ouders meer vrijheid, waardoor ze niet door werken meer vrijheid hoeven te verwerven of om meer zelfbestuur over hun leven te krijgen. Ze krijgen de vrijheid van hun ouders om hun eigen leven te sturen en hechten daarom mogelijk minder waarden aan economische onafhankelijkheid. Ze worden bijvoorbeeld niet net zoals sommige Turkse en Marokkaanse meisjes aangezet tot trouwen als ze een lage opleiding hebben gedaan en niet onafhankelijk genoeg zijn (Pels, De Gruijter en Linse, 2006).

Samengevat is de eerste verwachting in dit onderzoek, dat Turkse en Marokkaanse meisjes in hogere mate het gevoel hebben dat ze traditionele opvattingen van hun ouders meekrijgen

13

Page 15: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

dan Nederlandse meisjes (hypothese 1a), dit leidt naar verwachting ertoe dat de Turkse en Marokkaanse meisjes een grotere vrijheidsdrang hebben dan Nederlandse meisjes (hypothese 1b) en dit leidt ertoe dat de meisjes in hogere mate dan de Nederlandse meisjes in de toekomst zelf of samen met hun partner willen werken en willen dat de partner het huishouden doet of dat ze het samen doen (hypothese 1c).

Figuur 1: conceptueel model culturele emancipatie meisjes afzetten traditionele waarden

+ (1a) +(1b) +(1c)

2.3.2 Conformeren aan wensen van de moeder Er is nog een andere mogelijke culturele verklaring voor het verschil in emancipatoire opvattingen over verdeling van huishouden en werk tussen Turkse, Marokkaanse en Nederlandse meisjes. Uit onderzoek blijkt dat allochtone moeders vaak niet tevreden zijn met hun taakverdeling (Nijsten, 1998; Phalet en Leenman, 1998). Zij houden er minder traditionele opvattingen op na over de taak- en rolverdeling dan de allochtone vaders. Ze wensen dat hun echtgenoot zich meer betrokken voelt bij het huishouden en opvoeding van de kinderen en willen zelf graag werken. Marokkaanse moeders vinden in tegenstelling tot vroeger scholing voor hun dochters steeds belangrijker. Vroeger vonden ze deze voor hun dochters belangrijk, omdat het voor meer huwelijkskansen zorgde en hen voorbereidden op eventueel door omstandigheden gedwongen kostwinnerschap (Pels, 1998). Tegenwoordig vinden ze het belangrijk dat hun dochter een opleiding volgt, omdat dit zorgt voor een grotere kans op het vinden van werk buitenshuis en dat de dochters hierdoor zelfstandigheid en onafhankelijkheid verkrijgen. De waarde die Marokkaanse moeders hechten aan de opleiding van hun dochters is toegenomen. Wanneer de meisjes willen participeren op de arbeidsmarkt krijgen de meisjes ook vaak morele ondersteuning hiervoor van de moeders (Van der Hoek, 1994; Pels, 1998). De Turkse en Marokkaanse moeders wensen daarmee meer geëmancipeerde rollen voor hun dochters, rollen die zij zelf nooit gehad hebben. Dit komt doordat de Turkse en Marokkaanse moeders willen dat hun dochters meer kansen krijgen dan zijzelf hebben gehad (Crul, 2000).

De verwachting is dat Marokkaanse en Turkse meisjes vaker dan Nederlandse meisjes moeder hebben die hun gefrustreerde ambities doorgeven aan hun dochters (hypothese 2a). De verwachting is dat moeders niet alleen hun ambities doorgeven aan hun dochters over opleiding en werk, maar ook over progressievere opvattingen op het gebied van relaties tussen mannen en vrouwen. De overerving van de niet gerealiseerde ambities van de moeder zorgen er naar verwachting voor dat de Turkse en Marokkaanse meisjes er minder seksespecifieke rolopvattingen op nahouden. Hierdoor verwachten we dat de Turkse en Marokkaanse meisjes meer de wens hebben om in de toekomst samen met hun partner te werken en het huishouden te delen (hypothese 2b). Nederlandse moeders daarentegen hebben de laatste jaren meer kansen gehad op het gebied van onderwijs en werk en meer hun ambities kunnen verwezenlijken. Hierdoor verwachten we dat de Nederlandse meisjes in mindere mate het gevoel hebben dat hun moeders de voor henzelf niet-gerealiseerde ambities op het gebied van gelijke verdeling van huishouden en samen werken, proberen over te brengen. Hierdoor hebben zij mogelijk minder de wens om in de toekomst zelf te werken of

14

Traditionele opvoeding

ouders

Marokkaanse en Turkse meisjes

Vrijheidsdrang Gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk

werk

Page 16: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

betaald arbeid te delen en minder de voorkeur voor dat partner het huishouden doet of dat ze beiden het huishouden doen.

Uitgaande van deze theoretische beschouwingen en empirische bevindingen, komen we samenvattend tot de volgende hypothesen: De Marokkaanse en Turkse meisjes krijgen in hogere mate dan de Nederlandse meisjes de niet-gerealiseerde ambities van hun moeder door (hypothese 2a). Ze worden door hun moeder gestimuleerd om hoger onderwijs te volgen en onafhankelijk en zelfstandig te zijn. Om deze reden nemen zij de emancipatoire opvattingen over van hun moeder en dit leidt vervolgens tot een grotere wens om later te gaan werken en huishoudelijke taken te delen (hypothese 2b).

Figuur 2: conceptueel model culturele emancipatie meisjes overervingambitie

+ (2a) +(2b)

2.4 Economische verklaring 2.4.1 Deprivatie gevoelens van ouders en prestatiedrang

Zoals eerder is gesteld kunnen er naast culturele verklaringen ook economische verklaringen worden gegeven voor het verschil in de mate waarin Turkse, Marokkaanse en Nederlandse meisjes in de toekomst alleen of samen met de partner willen werken en alleen partner het huishouden doet of samen het huishouden doen.Wanneer we de sociaaleconomische situatie van Nederlandse gezinnen vergelijken met Turkse en Marokkaanse gezinnen kunnen we stellen dat de laatste groep vaker een achterstandspositie inneemt ten opzichte van Nederlandse gezinnen. Zo blijkt uit gegevens van het CBS (2005) dat het bruto-inkomen van Turkse (35.800 euro) en Marokkaanse (34.700 euro) huishoudens gemiddeld lager zijn dan van Nederlandse huishoudens (51.500 euro). Daarbij blijken Turken en Marokkanen vaker een laag opleidingsniveau te hebben en vaker uitkeringsafhankelijk te zijn (SCP, 2005). Vooral Turken en Marokkanen van de eerste generatie blijken een lagere sociaaleconomische status te hebben ten opzichte van Nederlanders. Op grond van deze gegevens verwachten we dat de ouders van de Turkse en Marokkaanse meisjes een lager sociaaleconomische status hebben dan Nederlandse meisjes (hypothese 3a).

Uit onderzoek van Entzinger en Stijnen (1990) blijkt dat Turken en Marokkanen, die zich vooral in de lagere klassen bevinden, relatief gedepriveerd zijn omdat zij zich voornamelijk vergelijken met Nederlanders en personen uit hun eigen etnische groep. Ook blijkt dat wanneer ze zich met Nederlanders vergelijken ze het gevoel hebben dat ze ten opzichte van de Nederlanders een achterstandspositie innemen op economisch en sociaal gebied. De verwachting is dat dit bij Turkse en Marokkaanse ouders zorgt voor gevoelens van onbehagen. Deze gevoelens van onbehagen kunnen worden verklaard vanuit relatieve deprivatie. De relatieve deprivatietheorie stelt dat gevoelens van frustratie niet zozeer worden opgewekt door de objectieve deprivatietoestand, maar vooral door de gepercipieerde discrepantie tussen de reëel bestaande situatie en de situatie die men had verwacht (Berkowitz, 1972; Cosby, 1976). Hierdoor kunnen gevoelens van persoonlijk en maatschappelijk onbehagen ontstaan, die tot stand komen door het verschil in wat men

15

Marokkaanse en Turkse meisjes

Overerving ambities moeder

Gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk

werk

Page 17: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

verwacht of waar men denkt werkelijk recht op te hebben enerzijds en wat men uiteindelijk krijgt anderzijds.

Wanneer Marokkaanse en Turkse ouders hun inkomen vergelijken met dat van de Nederlanders blijken de meeste zich benadeeld te voelen ten opzichte van Nederlanders wat betreft hun kansen in de Nederlandse samenleving (Prins, 1996). Ze nemen een verschil waar in wat ze in hun huidige situatie hebben bereikt en wat ze zouden willen bereiken. Wanneer het verschil in de verwachte positie en de feitelijke positie groot is, kan dit zich uiten in het opgeven van de hoop op het verbeteren van de eigen positie. We verwachten dat bij Marokkaanse en Turkse ouders het vergelijken van hun sociaaleconomische situatie met Nederlanders zorgt voor gevoelens van relatieve deprivatie, omdat de ouders zich mogelijk bewust worden van de achterstandspositie waarin ze zich bevinden en hierover ontevreden zijn en mogelijk het gevoel hebben dat ze minder kansen hebben dan Nederlanders (hypothese 3b).

Over de gevolgen van klasse voor de opleiding- en werkambities bestaat echter een wetenschappelijke discussie. Er zijn wetenschappers die beweren dat mensen uit hogere klassen meer drang tot een goede opleiding en een goede baan hebben dan mensen uit lagere klassen en andersom. Zo stelt Werfhorst (2007) dat mensen die uit hogere klassen komen meer te verliezen hebben dan mensen uit lagere klassen als zij geen goede opleiding volgen en niet blijven presteren. Zij kunnen immers hun goede maatschappelijke positie verliezen terwijl dit bij mensen uit lagere klassen niet het geval is. Vanuit deze beredenering zouden mensen met een middenklasse positie daarom meer hun best doen op school en meer ambities hebben op het gebied van werk. Ze willen hun positie behouden en willen daarom sociale mobiliteit naar beneden voorkomen. Deze gedachte wordt ook ondersteund door Erikson en Johnsson (1996) en Schoon en Parsons (2002).

Hiernaast blijkt dat ouders uit hogere sociale klassen op zoek gaan naar onderwijsvormen waarin hun kinderen een voorsprong kunnen behouden. Dit gedrag is in overeenstemming met de gedachte dat ouders alternatieve kanalen zoeken om hun kinderen voorsprong mee te geven als gangbare kanalen daar geen ruimte voor bieden (Bourdieu en Passeron, 1997; Lucas, 2001; De Regt en Weenink, 2003). Doordat mensen uit de hogere klasse meer financiele middelen hebben kunnen zij hun kinderen ook makkelijker naar privé scholen sturen, zodat ze de voorsprong kunnen behouden. Gezien het feit dat op privéscholen de schoolprestaties doorgaans beter zijn dan op openbare scholen (Dronkers en Robert 2008; Wössmann 2003) kan dit ervoor zorgen dat de kinderen uit hogere en middenklasse meer vertegenwoordigd zijn in het hoger onderwijs, doordat er sprake is van kansenongelijkheid. Hierdoor zouden mensen uit de middenklasse en hogere klasse doordat zij over meer middelen beschikken, meer de kansen hebben voor hun kinderen om ze naar speciale scholen te sturen en hiermee de kans op hoog onderwijs te vergroten hierdoor zouden ze doordat ze meer kansen zien van zichzelf meer aspiraties hebben. Mensen uit lagere klasse zouden dan minder aspiraties hebben, omdat zij minder kansen voor zichzelf zien.

In tegenstelling tot wat onder andere Werfhorst en Erikson en Johnsson stellen blijkt uit verschillende onderzoeken, dat mensen uit lagere klassen meer ambities hebben, omdat zij meer te winnen hebben. Zo stelt Mizruchi (1964) dat mensen uit lagere klassen vanuit hun lagere sociaaleconomische positie meer waarde hechten aan beroepssucces en meer vooruit willen komen in het leven dan mensen in de middenklasse willen. Mensen uit de

16

Page 18: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

middenklasse zouden al een deel van hun succes hebben bereikt en daardoor zouden zij minder streven naar vooruitkomen in het leven. Ook blijkt uit onderzoek van Kahl en Davis (1995) dat mannen die minder succes hebben in de samenleving een grotere drang hebben om zichzelf en hun kinderen te pushen om hun positie te verbeteren. Succesvollere mannen zouden hun succes meer als vanzelfsprekend beschouwen en zouden de verwachting hebben dat hun kinderen toch wel een goede positie krijgen. Om deze reden zouden ze minder prestatiedruk op de kinderen leggen. Aan deze kant van de discussie wordt de nadruk dus gelegd op wat mensen te winnen hebben in plaats van wat mensen te verliezen hebben. Hier bestaat duidelijk een tweedeling in de opvattingen over het verband tussen klasse en opleiding en werkambities in de wetenschap. Wij sluiten ons in dit onderzoek aan bij de standpunt van Kahl en Davis en Mizruchi.

De Turkse en Marokkaanse ouders zijn vaak vanuit hun herkomstland naar Nederland gekomen uit ontevredenheid over hun sociaaleconomische positie en hadden als doel hun sociaaleconomische positie te verbeteren (Luykx en Uniken Venema, 1985). Uit onderzoek onder Marokkaanse vrouwen die via huwelijksmigratie naar Nederland zijn gekomen blijkt echter dat zij voor zichzelf weinig kansen zien om hun positie te verbeteren, maar dat zij de positie verbetering voor hun kinderen en vooral hun dochters wel willen (Van der Berg, 2007). Deze vrouwen zitten in een positie waarin zij geen vooruitzichten hebben voor zichzelf om echt te emanciperen door bijvoorbeeld deel te nemen aan de arbeidsmarkt, aangezien zij een te grote achterstand in moeten halen. Zij willen echter juist dat hun kinderen binnen de Nederlandse maatschappij goed hun best doen en dat zij hun sociaaleconomische positie gaan verbeteren. Daarbij blijkt dat ouders in Turkse en Marokkaanse gezinnen hun kinderen onder druk zetten om het beter te doen dan zijzelf. De kinderen van de Turkse en Marokkaanse ouders hebben vaak echter een hogere opleiding dan zijzelf en er is dus sprake van intergenerationele mobiliteit (Crul 1994). Doordat de jongeren tegenwoordig hoger opgeleid zijn kunnen er meer kansen voor jongeren worden gezien in de mogelijkhedenstructuur. De verwachting in dit onderzoek is dan ook dat Turkse en Marokkaanse ouders geen verwachting meer hebben voor zichzelf om hogerop te kunnen komen in sociaaleconomische positie, maar dat ze het doel van sociaaleconomische verbetering niet uit het oog hebben verloren. Daarom is de verwachting dat ze voor hun kinderen nog wel kansen zien en dit mogelijk reflecteert in de opvoeding van de kinderen waarin de ouders aan hun kinderen te kennen geven dat ze willen dat ze op maatschappelijk vooruit komen en goed hun best doen in het onderwijs (Luyykx en Uniken Venema, 1985, Coenen, 2001) (hypothese 3c). Uit onderzoek van Vervoort (1968) en Van Heek (1968) blijkt dat ouders die niet tevreden zijn met hun eigen sociaaleconomische situatie hun kinderen meer stimuleren te presteren. Daarom is de voorspelling dat de relatieve gedepriveerde ouders druk leggen op hun kinderen om te presteren.

Mogelijk nemen de kinderen het gevoel dat ze moeten presteren van hun ouders over en zullen zelf meer de drang hebben om te presteren (hypothese 3d). Deze verwachting wordt ondersteund door onderzoek waaruit blijkt dat schoolprestaties en de wens om te presteren samenhangt met de wens van sociale stijging van de ouders (Kahl, 1965). Deze druk en de daarmee continue bewustwording van hun achtergestelde positie ten opzichte van Nederlanders leidt wellicht bij de Turkse en Marokkaanse meisjes tot een prestatiedrang om een betere opleiding te volgen om later te gaan werken en een goede baan te bemachtigen. Om dit goed te kunnen doen zullen ze daarom liever het huishouden willen delen of willen dat de partner het huishouden doet (hypothese 3e).

17

Page 19: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Nederlandse ouders daarentegen bevinden zich ten opzichte van Turkse en Marokkaanse ouders in een betere sociaaleconomische positie, waardoor ze hun kinderen niet pushen om een inhaalslag te maken. Als er een vergelijking plaatsvindt met andere groepen dan worden de andere groepen zoals Turken en Marokkanen laag op de ladder gezet, ofwel deze groepen worden als minder goed beoordeeld door Nederlanders (Arends-Toth en Van de Vijver, 2008). Hierdoor ontbreekt er een stimulans om extra hun best te doen om een groep in te halen, omdat ze zichzelf al het hoogst op de hiërarchische ladder schatten. Voor hen valt er minder te winnen.

Onze verwachting is dat de Turkse en Marokkaanse ouders vaker in een lage sociaaleconomische positie bevinden dan Nederlandse ouders (hypothese 3a) en dat dit ervoor zorgt dat de ouders vaker gevoelens van relatieve deprivatie ervaren (hypothese 3b) waardoor de ouders een grotere druk leggen op de dochters om te presteren (hypothese 3c) wat ertoe leidt dat de dochters steeds beter willen presteren (hypothese 3d) en hierdoor een grotere bereidheid hebben om in de toekomst samen met de partner te werken en ook een grotere wens hebben om het huishouden te delen (hypothese 3e).

Figuur 3: conceptueel model economische emancipatie meisjes en jongens deprivatie

- - + + +

(3a) (3b) (3c) (3d) (3e)

2.4.2 Ervaren van economische noodzaak Het meest opvallende van de sociale positie van etnische minderheden en voornamelijk onder de Turken en Marokkanen, is de grote mate van werkloosheid. Dit is echter niet altijd zo geweest. Tot laat in de jaren zeventig was de arbeidsdeelname van etnische minderheden op een hoger niveau dan de autochtonen (Van der Veen et. al., 2004). Eind jaren zestig was negentig procent van de Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten werkzaam binnen ongeschoolde functies. Dit komt doordat er in die tijd veel behoefte was aan laag geschoold arbeid en de arbeidsmigranten deze posities vervulden. De economische crisis in het begin van de jaren tachtig trof echter de arbeidsmigranten het hardst. Hierdoor kregen deze groepen te maken met een hoge mate van werkloosheid. In 1994 lag het werkloosheidcijfer onder Turkse en Marokkaanse mannen 6,5 keer hoger dan onder de autochtonen (Ibid).

Een belangrijke verklaring voor de kwetsbaarheid van de arbeidsmigranten ligt in het lagere opleidingsniveau (SCP, 1998). Laaggeschoolde industriearbeid heeft in de afgelopen jaren plaats gemaakt voor de kenniseconomie, waarbij er juist gevraagd wordt om hoog gekwalificeerd personeel. Doordat de ouders van de Turkse en Marokkaanse meisjes lage onderwijskwalificaties hadden, werden ze in de jaren van de massaontslagen eerder ontslagen. De lagere onderwijskwalificaties onder de Turkse en Marokkaanse migranten, komt voornamelijk doordat deze groepen destijds naar Nederland zijn gekomen om ongeschoolde arbeid te verrichten. Echter met het verdwijnen van ongeschoolde arbeid is een groot deel van hen zonder baan komen te zitten. De kinderen binnen deze gezinnen zullen

18

Marokkaanse en Turkse meisjes

SES Gevoelens deprivatie

ouders

Prestatiedruk

Prestatiedrang

Gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk

werk

Page 20: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

dan ook te maken hebben gehad met een slechte economische situatie. Hierbij is er sprake van onvoldoende middelen om in de levensbehoeften te voorzien. Het aandeel uitkeringtrekkers onder Turkse en Marokkaanse gezinnen is hoger dan autochtone gezinnen. Dit leidt ertoe dat deze gezinnen te maken hebben met het rondkomen met lagere inkomsten.

De Turkse en Marokkaanse mannen die wel werken hebben over het algemeen ook geen of een lage opleiding genoten. Hierdoor werken zij in banen waarmee zij minder verdienen dan de gemiddelde autochtone Nederlander (Vrooman, C. et. al., 2003). De kinderen van deze ouders worden daarmee geconfronteerd met de effecten van het hebben van geen of een lage opleiding, waardoor de Turkse en Marokkaanse meisjes eerder in zullen zien hoe belangrijk een opleiding is om een goede baan en daarmee een goed inkomen te verwerven. De verwachting is daarom dat Turkse en Marokkaanse meisjes meer economische noodzaak ervaren om later te werken (hypothese 4a). Voor autochtone meisjes, wiens vaders over het algemeen beter opgeleid zijn en meer verdienen is deze confrontatie niet aanwezig. Hiernaast is de arbeidsparticipatie onder Turkse en Marokkaanse vrouwen laag, waardoor de man vaak de enige kostwinner in het gezin is (Ibid). Dit zorgt ervoor dat de kinderen ervaren hoe het is om rond te komen van één inkomen. Vanuit hun slechte economische positie zullen zij in het deelnemen van vrouwen aan de arbeidsmarkt een mogelijke oplossing zien om uit hun achterstandspositie te komen. We verwachten dat de Turkse en Marokkaanse meisjes hier de voorkeur aan geven omdat ze zich dan geen zorgen meer hoeven te maken over geld en kunnen leven zoals ze willen (hypothese 4b). Ze willen niet meer die economische achterstand ervaren waarin ze nu zitten en niet meer afhankelijk zijn.

Nederlandse meisjes hebben vaker ouders met een hoge opleiding en dat gaat gepaard met een hoger inkomen. Bij deze meisjes werkt de moeder vaak ook niet of in een deeltijdbaan maar kan het gezin beter rondkomen van één inkomen of anderhalf inkomen, omdat de vader vaak een goed betaalde baan heeft. Hierdoor zien de Nederlandse meisjes minder de noodzaak om samen met partner te werken omdat ze hebben ervaren dat er goed met één inkomen kan worden rondgekomen.

Samengevat verwachten we dat Turkse en Marokkaanse meisjes vaker opgroeien in een lagere sociaaleconomisch milieu, waarbij de ouders een lage onderwijskwalificatie hebben en in hogere mate afhankelijk zijn van een uitkering en dat meisjes hierdoor het gevoel hebben dat het een economische noodzaak is om in de toekomst te werken (hypothese 4a) en daarom een voorkeur hebben om in de toekomst samen met partner te werken en huishouden te doen (hypothese 4b).

Figuur 4: conceptueel model economische emancipatie meisjes en jongens economische noodzaak

- - + (4a) 9 (4b)

19

Marokkaanse en Turkse meisjes

SES Ervaren economische noodzaak

Gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk

werk

Page 21: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

2.5 Conceptueel modelOm een duidelijk overzicht te verkrijgen van de onderzochte hypothesen zijn deze in hoofdstuk aangegeven in één conceptueel model. Het model in terug te vinden in figuur 5.

Figuur 5: conceptueel model emancipatoire opvattingen meisjes

+ (1b)

+ (1c) + (1a) + (2a) +(2b) -(3a) + (4b) + (4a) + (3e) -(3b)

+ (3c) + (3d)

Ter controle voor mogelijke andere effecten op opvattingen over verdeling van betaald en huishoudelijk werk worden er twee controle variabelen meegenomen in de analysen. Er wordt gecontroleerd voor opleiding en school. Deze controle variabelen hebben geen theoretische waarde, maar zijn voor controle omdat uit de empirie is gebleken dat opleiding en scholen zowel een verband hebben met etniciteit als opvattingen over verdeling van betaald en huishoudelijk werk (SCP, 2005).

20

Marokkaanse en Turkse meisjes Gelijke verdeling van

betaald en huishoudelijk werk

Traditionele opvoeding ouders

Vrijheidsdrang

Overerving ambities moeder

Sociaaleconomische status

Gevoelens deprivatie ouders

Prestatiedruk Prestatiedrang

Ervaren economische noodzaak

Page 22: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

3 Data en operationalisering

3.1 DataVoor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een door onszelf samengestelde enquête. In het onderzoek worden variabelen gemeten die niet in andere onderzoeken voorkomen. Daarom is er gekozen voor het maken van een eigen enquête en hebben we voor ons onderzoek zelf de data verzameld. De data is verzameld van februari tot en met juni 2009.

De onderzoeksvraag is gericht op het verklaren van het verschil tussen Marokkaanse, Turkse en Nederlandse vrouwelijke scholieren van tussen de 12 en 16 jaar op het gebied van emancipatoire opvattingen. Om deze reden is er gekozen voor het benaderen van middelbare scholen, omdat hier de mogelijkheid was om in één keer zoveel mogelijk scholieren te bereiken. In eerste instantie is geprobeerd om de doelgroep te beperken tot scholieren van scholen uit Rotterdam. Door lage respons is er echter ook gekeken naar steden in de buurt van Rotterdam. Hierdoor heeft uiteindelijk ook een school in Delft deelgenomen aan het onderzoek. Bij het verzamelen van de data is eerst geprobeerd om random gekozen scholen te bellen in Rotterdam met de vraag of ze mee wilden werken aan het onderzoek. In totaal zijn 51 scholen in Rotterdam benaderd. De non-response graad en aantal afwijzingen was behoorlijk hoog, doordat de scholen het hele jaar door al meewerken aan diverse onderzoeken en last hadden van onderzoeksmoeheid. Hierdoor werd het aantal mogelijke respondenten beperkt en was het niet mogelijk om de selectie van de scholen random te doen. De keuze voor de scholen werd uiteindelijk bepaald door gebruikmaking van netwerken uit onze directe omgeving. Dit maakte de toegang tot een aantal scholen mogelijk. Het is mogelijk dat de wijziging van de methode van dataverzameling invloed heeft gehad op de uiteindelijke resultaten. Bij de interpretatie van de resultaten dient hier dan ook rekening mee gehouden te worden.

De data is verzameld op twee Rotterdamse scholen: het Carré College en het Libanon Lyceum en één school in Delft: het Christelijk Lyceum Delft. Een derde Rotterdamse school, namelijk het Melanchton Prinses Irene uit Rotterdam, heeft ook aan dit onderzoek meegewerkt. De vragenlijsten die op deze school zijn afgenomen zijn echter niet meegenomen in de data-analyses zelf. Er is ervoor gekozen om de vragenlijsten die op deze school zijn afgenomen te gebruiken om de vragenlijst te toetsen en te verbeteren . Dit bleek achteraf erg nuttig en waardevol te zijn, omdat hieruit bleek dat sommige vragen uit de eerste vragenlijst beter geformuleerd moesten worden. Uiteindelijk hebben 150 respondenten, die binnen de doelgroep vielen, de verbeterde enquête ingevuld. Hiervan zijn er 15 respondenten afkomstig van Carré College, 108 van het Libanon Lyceum en 27 van Christelijk Lyceum Delft. Van de respondenten zijn er 55 (36,7%) van Marokkaanse en Turkse afkomst, en 95 (66,3%) van Nederlandse afkomst. De verdeling hiervan is als volgt, er hebben 15 leerlingen van het vmbo kaderstellende leerweg de enquête ingevuld die allen op het Carré College zitten. Van het Libanon Lyceumcollege hebben de meeste respondenten deelgenomen aan het onderzoek. Van deze school hebben 39 scholieren meegedaan die vmbo theoretische leerweg volgen, 44 havo leerlingen en 23 vwo leerlingen. Van het Christelijk lyceum Delft hebben 26 respondenten de vragenlijst ingevuld die allen op het vwo zitten. Van het totaal van onze respondenten zijn er 6 leerlingen 12 jaar (4%), 29 leerlingen 13 jaar (19,3%), 58 leerlingen 14 jaar (38,7%), 47 leerlingen 15 jaar (31,3%) en 10 leerlingen 16 jaar (6,7%).

21

Page 23: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

3.1.1 Betrouwbaarheid data

Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de onderzoeksresultaten is het van belang om de data op een zuivere wijze te verzamelen. Tijdens onze dataverzameling is het ons echter opgevallen dat het afnemen van survey’s onder middelbare scholieren moeilijkheden met zich meebrengt, waar in andere onderzoeken, die op deze manier plaatsvinden, niets over vermeld wordt. Bij het doornemen van de ingevulde enquêtes bleek namelijk dat er ook leerlingen waren die de survey’s totaal niet serieus hadden ingevuld. Er waren enquêtes waarbij het duidelijk was dat de antwoorden zonder nadenken waren ingevuld, enquêtes waar de leerlingen bij de open vragen onzinnige antwoorden hadden ingevuld, maar bijvoorbeeld ook enquêtes waar bij de open vragen door meerdere leerlingen dezelfde antwoorden waren gegeven. In het laatste geval kan men zich afvragen in hoeverre de leerlingen zelfstandig de vragenlijst hebben ingevuld en in hoeverre de ingevulde antwoorden hun eigen antwoorden zijn.

Uiteraard is het bij elk onderzoek mogelijk dat er vragenlijsten niet helemaal serieus worden ingevuld, maar bij deze onderzoeksgroep lijkt deze kans een stuk groter omdat de enquêtes vaak in de klas, tussen de andere leerlingen worden ingevuld, waarbij de leerlingen waarschijnlijk blij zijn dat ze iets anders kunnen doen dan de gangbare lessen en waarbij een deel van hen er misschien één grote grap van maakt. Andere onderzoeken met scholieren als respondenten zijn ook gebaseerd op deze manier van enquêtes afnemen waardoor bij ons de vraag reist hoe betrouwbaar deze onderzoeken in werkelijkheid zijn. Hoe selecteren zij welke vragenlijsten serieus ingevuld zijn en welke niet. Op basis waarvan selecteren ze welke vragenlijsten wel of niet meegenomen moeten worden in het onderzoek. En belangrijker nog, is dit überhaupt wel mogelijk?

Om de negatieve effecten van de hierboven beschreven problemen zo klein mogelijk te houden hebben wij in ons data-verzamelingproces een aantal stappen ondernomen. We hebben in eerste instantie onze vragenlijst persoonlijk afgenomen onder 20 leerlingen, om er zeker van te zijn dat alle vragen goed begrepen werden door onze onderzoeksgroep. Het was in dit onderzoek namelijk van belang dat de taal zodanig geformuleerd werd dat zowel een vmbo leerling als een vwo leerling de vragen en antwoorden begreep. Op basis van deze persoonlijke interviews is de vragenlijst zodanig aangepast dat de vragen duidelijk genoeg waren voor het afnemen van de enquêtes, waarbij de verschillende taalniveaus van de leerlingen in acht zijn genomen. Daarbij hebben we bij het afnemen van de vragenlijsten op Carré college bij het invullen van de enquêtes door de respondenten er telkens persoonlijk bijgezeten. We waren ervan op de hoogte dat niet alle leerlingen van deze school evengoed Nederlands konden, omdat sommigen van de leerlingen nog niet zolang in Nederland wonen. Door telkens persoonlijk bij het invullen erbij te zitten, konden de respondenten vragen stellen en konden wij ze helpen bij het invullen van de vragen.

Toen de enquêtes klaar waren om uitgedeeld te worden in de klassen, stuitten we tegen het volgende probleem aan. Doordat ons onderzoeksgroep bestaat uit specifieke etnische groepen, voelden de leerlingen die niet binnen deze etniciteitgroepen behoren zich buitengesloten en gediscrimineerd. Hiernaast had deze reactie van de niet tot onze onderzoeksgroep behorende leerlingen effect op de leerlingen die wel een enquête hadden gekregen. Dit zorgde voor onzuivere en onbetrouwbaar ingevulde vragenlijsten. Om gevoelens van discriminatie en uitsluiting te voorkomen werd ons door de docenten aanbevolen om alle leerlingen in een klas de enquêtes te laten invullen. Ook degenen die niet

22

Page 24: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

binnen onze doelgroep vallen. Dit advies hebben we opgevolgd en bij het invoeren van de enquêtes hebben we alleen de respondenten geselecteerd die binnen ons doelgroep vielen.

Deze actie had een positief effect op de betrouwbaarheid van de ingevulde enquêtes, doordat er geen sprake meer was van uitsluiting van bepaalde groepen en de emoties die daarmee gepaard gingen. Deze methode van enquêteren gaf tevens niet de suggestie dat het een zoveelste onderzoek naar etnische groepen was. Uit de diverse reacties kwam namelijk duidelijk naar voren dat de leerlingen overspoeld werden met enquêtes die over hun afkomst gaan.

Om er zeker van te zijn dat de enquêtes betrouwbaar waren ingevuld zijn de enquêtes zorgvuldig doorgenomen. De enquêtes waarin niet-serieuze antwoorden waren ingevuld zijn er vervolgens uitgehaald. Bijvoorbeeld op de vraag wat voor werk de vader doet stonden er in enkele enquêtes de antwoorden: crimineel, drugkoerier en dergelijke. Deze enquêtes hebben we verwijderd uit ons bestand om er zeker van te zijn dat de enquêtes voor zover controleerbaar naar juistheid ingevuld waren.

Wij wilden deze punten graag aankaarten in ons onderzoek omdat, zoals gezegd hier normaal gesproken niets over vermeld wordt, maar wij in ons onderzoek deze moeilijkheden wel regelmatig tegenkwamen. Dit werpt echter wel een ander licht op de geldigheid van de conclusies die uit onderzoeken die onder deze groep gedaan worden, zijn getrokken en deze zouden zeker in ogenschouw genomen moeten worden op het moment dat deze conclusies en uitkomsten een rol spelen bij bepaalde beslissingen die genomen worden. In toekomstige onderzoeken zou er meer openheid kunnen komen en meer nagedacht moeten worden over hoe deze problemen in vervolgonderzoeken kunnen worden voorkomen. Er moet echter worden opgemerkt dat hoewel het afnemen van enquêtes in een klassikale omgeving problemen kunnen voordoen, hebben we toch het idee dat jongeren eerder geneigd zijn een enquête serieus in te vullen onder aanwezigheid van een docent dan wanneer zij een vragenlijst op internet invullen of via een brief.

3.2 Operationalisering Het eerste concept is etniciteit. Om de migrant groep van de meisjes te definiëren is de huidige definitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2009b) gebruikt: een migrant is een persoon waarvan ten minste één van de ouders in het buitenland geboren is. Etniciteit hebben we geoperationaliseerd aan de hand van de vragen: in welke land is je vader geboren en in welk land is je moeder geboren? Hiervoor hebben we de antwoordcategorieën hergecodeerd. Wanneer beiden ouders geboren waren in Marokko of Turkije werd de etniciteit van de meisjes gezien als Marokkaans of Turks. Wanneer een van beide ouders in Marokko of Turkije is geboren dan werd de etniciteit ook gezien als Marokkaans/Turks. Hierbij is antwoordcategorie (1) Nederlands en antwoordcategorie (2) is Marokkaans/Turks. Voor de operationalisering van de variabele ervaren ‘traditionele opvoeding ouders’ hebben we gebruikt gemaakt van verschillende items die komen uit een onderzoek van Davegos (2005). In zijn onderzoek kwam naar voren dat er samenhang is tussen de subschalen familiezin, autonomie van de kinderen, religieus liberalisme en man-vrouw rollen. De uitgevoerde factoranalyse wees uit dat de subschalen onder één noemer gebracht kunnen worden, namelijk die van moderne opvattingen. In ons onderzoek hebben we de

23

Page 25: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

antwoordcategorieën omgedraaid waardoor een hogere score staat voor traditionele opvattingen. Niet alle items die Davegos heeft gebruikt hebben we overgenomen in ons onderzoek, doordat niet alle items goed met elkaar samenhingen. De items hebben we ook hergeformuleerd om de items voor de scholieren duidelijker te maken. Daarbij hebben we ze ook geherformuleerd, omdat de vraag is gericht op hoeverre de scholieren door hun ouders zijn opgevoed met de gestelde waarden. De variabele ‘ervaren traditionele opvoeding ouders’ is gemeten aan de hand van de volgende vijf stellingen: kinderen dienen bereid te zijn om hun ouders bij hun te laten inwonen wanneer deze bejaard zijn (1), kinderen behoren te trouwen met iemand met dezelfde geloofsovertuiging (2), beslissingen over grote aankopen dienen door de man te worden genomen (3), de vrouw behoort verantwoordelijk te zijn voor het huishouden (4), een opleiding is voor jongens belangrijker dan voor meisjes (5). De 5 onderscheiden antwoordcategorieën zijn: (1) niet (2) zeer matig, (3) matig, (4) sterk en (5) zeer sterk. De items hebben we ingevoerd in een factoranalyse met gebruikmaking van principale componenten analyse. Uit de resultaten kon worden geconcludeerd dat er één factor kon worden onderscheiden met een eigenwaarde hoger dan 1 en een verklaarde variantie van 58 procent. Uit de betrouwbaarheidsanalyse met behulp van interne consistentie techniek blijkt de schaal met een Cronbach’s van 0.59 net betrouwbaar. Hogere scores op de schaal staan voor het ervaren van een traditionele opvoeding van ouders. De tabellen en resultaten van alle schalen zijn terug te vinden in appendix 1.

De interveniërende variabele vrijheidsdrang is gemeten aan de hand van de vragen: of iemand denkt dat wanneer hij of zij een eigen inkomen heeft, zijn of haar ouders hem of haar meer vrijheid geven (1), of iemand denkt dat wanneer hij of zij beter zijn best doet voor school, hij of zij minder hoeft mee te helpen in het huishouden (2), of iemand denkt dat naarmate hij of zij beter zijn best doet op school, hij of zij meer vrijheid krijgt van zijn of haar ouders om eigen beslissingen te nemen (3), of iemand denkt dat als hij of zij zijn best doet op school, hij of zij voorkomt dat zijn of haar ouders zich met zijn of haar keuzes bemoeien (4), of iemand denkt dat als hij of zij stopt met studeren dat zijn of haar ouders hem of haar zouden aanraden om te gaan trouwen (5), of iemand denkt dat zijn of haar ouders er minder moeite mee hebben als hij of zij op school omgaat met leeftijdgenoten van de andere sekse dan wanneer hij of zij dat buiten school doet (6) en of iemand denkt dat hoe hoger zijn of haar opleiding is, hoe minder zijn of haar ouders zich bemoeien met zijn of haar partnerkeuze (7). De antwoordcategorieën zijn: (1) geheel oneens, (2) oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) eens en (5) geheel eens. Deze items die te maken hebben met vrijheidsdrang hebben we ingevoerd in een factoranalyse met gebruikmaking van principale componentenanalyse. Hieruit bleek dat er één factor kon worden onderscheiden met een eigenwaarde groter dan 1 en een verklaarde variantie van 70 procent. Uit de betrouwbaarheidsanalyse met behulp van interne consistentie techniek blijkt de schaal met een Cronbach’s van 0.92 zeer betrouwbaar. Hogere scores op de schaal staan voor een hogere mate van vrijheidsdrang.

De variabele ‘ervaren overerving ambities moeder’ hebben we meetbaar gemeten aan de hand van de vragen: of iemands moeder minder kansen heeft gehad om te studeren dan zij had willen krijgen (1), of iemands moeder graag meer onderwijs had willen volgen dan zij heeft gevolgd (2), of iemands moeder minder kansen heeft gehad een baan te krijgen die ze leuk vindt dan ze had gewild (3), of iemands moeder hem of haar waarschuwt om verder te studeren om te voorkomen dat hij of zij afhankelijk wordt van anderen (4), of iemands moeder hem of haar waarschuwt dat hij of zij verder moet studeren zodat hij of zij niet

24

Page 26: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

afhankelijk wordt van anderen zoals zij (5). De onderscheiden antwoordcategorieën zijn: (1) helemaal mee oneens, (2) mee oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) mee eens en (5) helemaal mee eens. De items die te maken hebben met overerving van ambities van de moeder hebben we in een factoranalyse gedaan met gebruik van principale componenten analyse. Hierbij bleek dat er één factor kan worden onderscheiden met een eigenwaarde groter dan 1 en een verklaarde variantie van 60 procent. Daarnaast hebben we met behulp van interne consistentie analyse de betrouwbaarheid van de schaal onderzocht, deze bleek met een Cronbach’s van 0.83 betrouwbaar. Een hogere score op de schaal staat voor overerving van ambities van de moeder.

De sociaaleconomische status hebben we meetbaar gemaakt door middel van de vragen: of iemand in een koophuis of een huurhuis woont (1), hoe vaak iemands ouders over geldproblemen praten (2), of iemands ouders makkelijk kunnen rondkomen met het geld dat ze verdienen (3), wat de hoogste opleiding is die zijn of haar vader heeft afgemaakt (4), wat de hoogste opleiding is die zijn of haar moeder heeft afgemaakt (5), of iemands vader werkt (6), of iemands moeder werkt (7) en of iemands ouders de afgelopen drie maanden een werkloosheidsuitkering heeft gehad (8). De antwoordcategorieën zijn per vraag verschillend, we hebben de antwoorden zodanig hergecodeerd dat een hoge score staat voor een hoge sociaaleconomische status. Vervolgens hebben we de scores gestandaardiseerd en hier een index van gemaakt. Er is hier gekozen voor een index, omdat de onderlinge items niet hoeven samen te hangen. Ze hoeven niet samen te hangen, omdat de items geen gemeenschappelijke kenmerk hebben, maar alleen iemands sociaaleconomische positie vaststellen. Wanneer iemand werkloos is, hoeft dit niet te betekenen dat iemand een lage opleiding heeft.

De variabele ‘ervaren economische noodzaak’ hebben we geoperationaliseerd aan de hand van de vragen: of iemand denkt dat om een gezin met kinderen te kunnen onderhouden het nodig is dat zowel hij of zij als zijn of haar toekomstige partner gaat werken (1), of iemand verwacht dat hij of zij later moet werken om financiële zekerheid te krijgen (2), of voor iemand werken in de toekomst geen vrijwillige keuze is maar een financiële noodzaak (3). Er zijn vijf antwoordcategorieën onderscheiden: (1) helemaal mee oneens, (2) mee oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) mee eens, (5) helemaal mee eens. De items hebben we vervolgens in een factoranalyse gedaan met gebruikmaking van componentenanalyse en hieruit kwam één factor met een verklaarde variantie van 57 procent. Uit de betrouwbaarheidsanalyse met gebruikmaking van interne consistentie analyse kwam een Cronbach’s van 0.62. Hogere score op de schaal staat voor ervaren van economische noodzaak.

De variabele ‘ervaren gevoelens deprivatie van ouders’ is gemeten aan de hand van de vragen: of iemand denkt dat zijn of haar ouders vinden dat ze recht hebben op meer geld dan ze nu hebben (1), of iemand denkt dat zijn of haar ouders het gevoel hebben dat ze een slechtere economische positie hebben dan de gemiddelde Nederlander (2), of iemand denkt dat zijn of haar ouders vinden dat ze in verhouding tot de gemiddelde Nederlander een laag inkomen hebben (3), of iemand denkt dat zijn of haar ouders vinden dat ze harder moeten werken voor hun inkomen dan de gemiddelde Nederlander (4), of iemand denkt dat zijn of haar ouders meer willen bereiken dat wat ze nu hebben bereikt op het gebied van werk (5) en of iemand denkt dat zijn of haar ouders het gevoel hebben dat ze op het gebied van werk minder hebben bereikt dan de gemiddelde Nederlander (6). De antwoordcategorieën zijn: (1) geheel oneens, (2) oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) eens en (5) geheel eens. Deze

25

Page 27: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

items hebben we wederom in een factoranalyse gedaan met gebruikmaking van principale componentenanalyse en hieruit kwam een verklaarde variantie van 79 procent. De betrouwbaarheid van de schaal bleek ook goed. Uit de betrouwbaarheidsanalyse kwam een Cronbach’s van 0.94. Een hogere score op de schaal betekent dat de ouders meer gevoelens van de deprivatie ervaren.

De variabele ervaren prestatiedruk is gemeten aan de hand van deze vragen: of iemand denkt dat zijn of haar ouders van hem of haar verlangen dat hij of zij een goed betaalde baan krijgt (1), of iemand denkt dat zijn of haar ouders het erg belangrijk vinden dat hij of zij later een goede positie krijgt in de maatschappij (2), of iemand denkt dat de waardering van zijn of haar familie voor een groot gedeelte afhangt van zijn of haar schoolsucces (3), of iemand denkt dat zijn of haar ouders hem of haar meer waarderen als hij of zij in de toekomst een goede baan krijgt (4) en of iemand vindt dat op het gebied van studie zijn of haar ouders meer van hem of haar verwachten dan zij of hij aankan (5). De items hebben de volgende antwoordcategorieën: (1) geheel oneens, (2) oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) eens en (5) geheel eens. De items die te maken hebben met prestatiedruk hebben we in een factoranalyse gedaan en hieruit bleek dat er één factor te onderscheiden is met een eigenwaarde boven 1 en een verklaarde variantie van 62 procent en de Cronbach’s bleek 0.85, de items vormen dus een betrouwbare schaal. Hogere scores op de schaal staan voor ervaren van prestatiedruk.

De laatste interventierente variabele is prestatiedrang. Deze hebben we geoperationaliseerd aan de hand van de volgende vragen: of iemand de beste wilt zijn in de klas (1), of voor iemand slechte cijfers halen op school geen optie is (2), of iemand teleurgesteld in zichzelf is als hij of zij later geen goede baan krijgt (3), of iemand een goede carrière belangrijker vindt dan sociale contacten (4), of iemand wanneer hij of zij volwassen is een betere maatschappelijke positie wil hebben dan zijn of haar ouders (5) en of als iemand alle leuke dingen die hij of zij normaal doet opzij moet zetten om een goede carrière te krijgen, hij of zij dat zeker zal doen (6). Er zijn vijf categorieën onderscheiden: (1) geheel oneens, (2) oneens, (3) noch eens, noch oneens, (4) eens en (5) geheel eens. Uit de principale component analyse blijkt dat er één factor kon worden gevormd met een verklaarde variantie van 78 procent en met een Cronbach’s van 0.94 blijkt de schaal betrouwbaar. Een hogere score op de schaal staat voor ervaren van prestatiedrang.

De afhankelijke variabele ‘gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk’ hebben we onder andere gemeten aan de hand van de vraag ‘of iemand wanneer hij of zij later samenwoont of getrouwd is en (nog) geen kinderen heeft, zou willen dat hij of zij alleen werkt, dat beide werken of dat alleen zijn of haar partner werkt (1)’ (Keuzenkamp en Oudhof, 2000). Wij hebben deze vraag overgenomen, omdat het verband tussen etniciteit en emancipatie op het gebied van werk en gelijke taakverdeling is gebaseerd op dit onderzoek en deze vragen. Voor het meten van het concept hebben we ook de volgende vragen toegevoegd: of iemand wanneer hij of zij later samenwoont of getrouwd is en kinderen heeft, zou willen dat hij of zij alleen werkt, dat beide werken of dat alleen zijn of haar partner werkt (2), of iemand wanneer hij of zij later samenwoont of getrouwd is en geen kinderen heeft, zou willen dat hij of zij alleen het huishouden doet, dat beiden het huishouden doen of dat alleen zijn of haar partner het huishouden doet (3), of iemand wanneer hij of zij later samenwoont of getrouwd is en kinderen heeft, zou willen dat hij of zij alleen het huishouden doet, dat beiden het huishouden doen of dat alleen zijn of haar partner het huishouden doet

26

Page 28: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

(4). De antwoordcategorieën die in het Emancipatiemonitor waren gehanteerd hebben we hergecodeerd. Er is gekozen om de antwoordmogelijkheden ‘ik zou het liefst alleen willen werken’ en ‘ik zou het liefst willen dat we beiden’ werken samen te nemen. Er is hiervoor gekozen omdat de voorkeur voor het verdelen van betaalde arbeid volgens ons niet een geëmancipeerder opvatting is dan de voorkeur voor alleen arbeid te verrichten. Na hercodering zijn de volgende antwoordcategorieën te onderscheiden: (1) ik zou het liefst willen dat alleen mijn partner werkt en ik zou het liefst alleen het huishouden willen doen en (2) ik zou het liefst alleen willen werken of dat we beiden werken en ik zou het liefst willen dat we beiden het huishouden doen of alleen partner het huishouden doet. Alle variabelen die deze index vormen zijn zodanig hergecodeerd dat een hoge score staat voor een hogere mate van emancipatoire opvattingen betreft werk en taakverdeling huishouden. In eerste instantie gingen we ervan uit dat de items van de afhankelijke variabele met elkaar een betrouwbare schaal zouden vormen, maar dit bleek niet het geval. Alle vier de items laden positief op de eerste en sterkste factor, maar deze factor levert geen betrouwbare schaal op. Daarom is er uit noodzaak voor een index gekozen.

De eerste controle variabele is opleiding. Deze variabele bestaat uit vier categorieën: (1) Vmbo basis of kader, (2) Vmbo theoretische leerweg of gemengd, (3) Havo en (4) Vwo. De tweede controle variabele is de school van de respondenten. De variabele school is zo gehercodeerd dat elke school een aparte dummyvariabele is geworden. De variabele school Carré College heeft als antwoordcategorieën: (1) geen leerling van school Carré College, (2) leerling van school Carré College. School Libanon Lyceumheeft de antwoordcategorieën: (1) geen leerling van school Libanon, (2) leerling van school Libanon. De laatste controle variabele school Christelijk Lyceum Delft heeft als antwoordcategorieën: (1) geen leerling school Christelijk Lyceum Delft, (2) leerling van Christelijk Lyceum Delft.

27

Page 29: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Resultaten

Om te toetsen of het gehanteerde conceptuele model in het onderzoek empirisch houdbaar is, zullen we deze middels bivariate correlaties en lineaire regressieanalyse toetsen. Er is gekozen voor bivariate correlaties en lineaire regressieanalyse, omdat de afhankelijke variabele van interval meetniveau is. Eerst worden de bivariate correlaties tussen de concepten getoetst en vervolgens wordt het hele model aan de hand van regressieanalyse getoetst.

3.3 Bivariate analyse Als eerst is door middel van bivariate correlatie de nulde orde correlatie berekend tussen etniciteit en opvatting verdeling werk en huishouden. Het resultaat hiervan is Pearson’s r= -0.23 (p<0.01; N 150). Het verband tussen etniciteit en opvatting verdeling werk en huishouden is negatief. Het negatieve verband geeft aan dat Turkse en Marokkaanse meisjes minder vaak een voorkeur hebben voor alleen of samen met hun (toekomstige) partner te werken en er minder vaak de voorkeur voor hebben dat hun (toekomstige) partner het huishouden doet of beiden huishouden doen, dan Nederlandse meisjes. Turkse en Marokkaanse meisjes willen vaker dan Nederlandse meisjes een traditionele rolverhouding wat betreft partnerschap, omdat ze aangeven dat ze liever willen dat hun partner werkt en dat zij zelf het huishouden doen. Dit komt niet overeen met onze verwachting en komt ook niet overeen met uitkomsten van eerdere onderzoeken.

Voor het toetsten van de hypothesen hebben we van alle variabelen de bivariate correlaties berekend. De resultaten van de correlaties zijn terug te vinden in tabel 1.

Tabel 1: Correlaties tussen etniciteit, opvatting verdeling werk en huishouden, ervaren traditionele opvoeding ouders, vrijheidsdrang, ervaren overerving ambities moeder, sociaaleconomische status, ervaren economische noodzaak, ervaren deprivatie gevoelens ouders, ervaren prestatiedruk, prestatiedrang, scholen en opleiding

Etniciteit Verdeling werk en huishouden

Trad.opvoeding ouders

Vrijheids-drang

Over-erving ambities

Carré Libanon CLD Opleid.

Etniciteit 1

Verdeling werk en huishouden

-0.23** 1

Traditionele opvoeding

0.64*** 0.23*** 1

Vrijheidsdrang 0.16** -0.03 n.s 0.21*** 1

Overerving ambities

0.34*** -0.14 n.s 0.28*** 0.16** 1

Carré 0.25*** -0.25*** 0.32*** 0.12 n.s 0.23*** 1

Libanon 0.14* 0.11 n.s -0.00 n.s 0.02 n.s 0.04  n.s  -,54***

1

Christelijk Lyceum Delft

0.36***  0.07 n.s -0.25*** -.0.12 n.s -0.22*** -0.16** -0.75*** 1

Opleiding -0.48*** 0.18** -0.38*** -0.11 n.s -0.21*** -0.38***

-0.22*** -.0.55***

1

28

Page 30: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Etniciteit Verdeling werk en huishoud

SES Ec. noodzaak

Depri-vatie ouders

Prestatie-druk

Prestatie-drang

Carré Libanon CLD Op-leiding

Etniciteit 1

Verdeling werk en huishoud

-0.23** 1

SES -0.42*** 0.09 n..s 1

Ec. noodzaak

0.02n.s -0..00 n.s 0.06 n.s 1

Deprivatie ouders

0.13 ns -0.02 n.s   -0.23***

0,31*** 1

Prestatie-druk

0.22*** -0.09 n.s -0.18**  0.10 n.s 0.70*** 1

Prestatie-drang

0.16** 0.00 n.s -0.20** 0.05 n..s 0.44***  0.66*** 1

Carré 0.25*** -0.25*** -0.19** 0.07 n.s 0.17**  0.29***  0.22*** 1

Libanon 0.14* 0.11 n..s -0.17** -.004 n.s -0.09 n.s -0.10 n.s -0.08 n.s -0,54***

1

CLD -0.36***  0.07 n..s 0,35*** -0.01 n..s -0.03 n.s

-0.11 n.s -0.08 n.s -0.16** -0.75*** 1

Opleiding  -0.48*** 0.18** 0,31*** 0.06 n..s -0.02 n.s -0..18** -0.19** -0.38***

-0.22*** 0.55*** 1

*p<0.10, **p<0.05 en ***p<0.01 (tweezijdig)

Uit de resultaten uit tabel 1 blijkt dat met een Pearson’s r= .64 (p<0.001; N 149) er een positief verband is tussen etniciteit en het ervaren van traditionele opvoeding van de ouders. Dit houdt in dat Turkse en Marokkaanse meisjes vaker ervaren dat ze een traditionele opvoeding krijgen van hun ouders dan Nederlandse meisjes en dit komt overeen met onze verwachting hypothese 1a. Tussen de variabelen ervaren traditionele opvoeding van ouders en ervaren van vrijheidsdrang is er ook een positief verband met een Pearson’s r= 0.21 (p<0.01; N 149). Het positieve verband geeft aan dat meisjes die een traditionele opvoeding hebben ervaren, in het algemeen een grotere vrijheidsdrang hebben dan meisjes die geen traditionele opvoeding hebben ervaren. Deze uitkomst is in overeenstemming met onze hypothese 1b. Er blijkt echter geen significant verband te zijn tussen vrijheidsdrang en opvatting verdeling van werk en huishouden. Meisjes met vrijheidsdrang blijken er geen geëmancipeerdere opvattingen op het gebied van werk en huishouden op na te houden dan meisjes die geen vrijheidsdrang hebben. Dit komt niet overeen met onze verwachting. Hypothese 1c moeten we daarom verwerpen.

Met een Pearson’s r= 0.34 (p<0.001; N 150) blijkt er een positief verband te zijn tussen etniciteit en ervaren van overerving ambities van moeder. Meisjes van Turkse en Marokkaanse afkomst blijken vaker de ambities van hun moeders over te erven dan Nederlandse meisjes. Dit komt overeen met onze verwachting. Hypothese 2a kunnen we daarom aannemen. Deze overerving van ambities leidt echter niet tot meer geëmancipeerde opvattingen op het gebied van werk en huishouden. Het verband is niet significant. Dit komt niet overeen met onze hypothese 2b waarin we verwachtten dat Turkse en Marokkaanse meisjes, doordat ze meer de ambities van hun moeder overerfden dan Nederlandse meisjes meer geëmancipeerde opvattingen hebben op het gebied van werk en huishouden. Hypothese 2b moet daarom worden verworpen

29

Page 31: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Uit de resultaten van tabel 1 blijkt ook dat er een negatief verband is tussen etniciteit en sociaaleconomische status. Hierbij is de Pearson’s r -0.42 (p<0.001; N 150). Turkse en Marokkaanse meisjes blijken een lagere sociaaleconomische status te hebben dan Nederlandse meisjes. Dit komt overeen met onze hypothese 3a. Een lage sociaaleconomische status leidt bij ouders tot meer ervaring van gevoelens van deprivatie. Er blijkt namelijk met een Pearson’s r= -0.23 (p<0.01; N 150) een negatief verband te zijn tussen sociaaleconomische status en ervaren van deprivatiegevoelens ouders. Deze relatie komt overeen met de door ons geformuleerde hypothese 3b. Tussen ervaren gevoelens deprivatie ouders en prestatiedruk is de Pearson’s r= 0.70 (p<0.001; N 150). Dit betekent dat er een sterk positief verband is tussen gevoelens van deprivatie van ouders en prestatiedruk. Meisjes die ouders hebben die gevoelens van deprivatie ervaren, ervaren meer prestatiedruk dan meisjes die geen ouders hebben die gevoelens van deprivatie hebben. Dit komt overeen met onze hypothese 3c. Deze prestatiedruk leidt vervolgens tot prestatiedrang. Het verband tussen prestatiedruk en prestatiedrang uitgedrukt in Pearson’s r= 0.66 (p<0.001; N 150). Dit houdt in dat er sprake is van een redelijk sterk en positief verband en hiermee onze hypothese 3d kan worden bevestigd. Meisjes die prestatiedruk ervaren hebben zelf meer prestatiedrang dan meisjes die geen prestatiedruk ervaren. Prestatiedrang leidt alleen niet tot meer geëmancipeerde opvattingen op het gebied van werk en huishouden. De relatie tussen deze variabelen is niet significant. Het willen presteren leidt niet tot het graag alleen of samen willen werken met de partner en het liever samendoen van huishouden met partner of partner het huishouden doet. Hypothese 3e moet daarom worden verworpen.

Hypothese 4a moet ook worden verworpen. Tussen sociaaleconomische status en ervaren economische noodzaak blijkt er geen significant verband te zijn. Het hebben van een lage sociaaleconomische status leidt er bij de meisjes niet toe dat ze meer economische noodzaak ervaren om te werken. Ook het verband tussen ervaren economische noodzaak en geëmancipeerde opvattingen op het gebied van werk en huishouden is niet significant. Hiermee wordt hypothese 4b ook verworpen. Om te controleren of er wel een verband is tussen economische noodzaak en opvatting verdeling van betaald werk en huishouden hebben we de afhankelijke variabele uitgesplitst in alleen betaald werk. Het is namelijk mogelijk dat ervaren van economische noodzaak er wel toe leidt dat meisjes een voorkeur hebben voor in de toekomst alleen of samen met partner te werken, maar niet leidt tot een voorkeur voor samen het huishouden doen of dat partner alleen het huishouden doet. Uit het resultaat van de correlatie blijkt dat er echter geen sprake is van een statistisch significant verband.

3.4 Multivariate analyseOm te toetsen of het verband tussen de variabelen etniciteit en emancipatoire opvattingen over verdeling van betaald werk en huishouden kan worden wegverklaard door de interveniërende variabelen wordt er gebruik gemaakt van lineaire regressie methode. We hebben in de analyse enkel de respondenten meegenomen die een geldige score hebben op alle variabelen in het padmodel. De resultaten van de lineaire regressieanalysen zijn terug te vinden in figuur 6 in het conceptuele model. De doorgetrokken lijnen geven de significante verbanden aan en de gestreepte lijnen de niet-significante verbanden.

30

Page 32: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Figuur 6: conceptueel model emancipatoire opvattingen meisjes -,13 n.s

.00 n.s

-,00 n.s ,52*** ,17 n.s -,02 n.s - ,27** -,04 n.s ,04 n.s ,08 n.s -,18*

,50*** ,39***

-,18*

-,06 n.s

,06 n.s ,09 n.s

* p<0.10, ** p< 0.05 en ***p<0.001 N=144

Om te controleren of we niet teveel variabelen hebben ten opzichte van het aantal respondenten en dit mogelijk invloed heeft op de significantie van de verbanden in het model hebben we eerst de culturele en economische verklaring in aparte modellen getoetst. Uit de resultaten blijkt dat dit geen invloed heeft, de verbanden blijken nog steeds niet significant te zijn. Het grote aantal variabelen ten opzichte van aantal respondenten heeft geen invloed op de resultaten.

3.4.1 Culturele verklaring

Om de eerste culturele verklaring te toetsten is er eerst gekeken naar de variabele verdeling van betaald en huishoudelijk werk en is deze als afhankelijke variabele in het model gedaan en hebben we daarbij alle andere variabelen toegevoegd als onafhankelijke variabelen. Tussen vrijheidsdrang en verdeling van betaald en huishoudelijk werk bleek geen significant verband. Hypothese 1c moet daarom worden verworpen. Daarna is de interveniërende variabele vrijheidsdrang als afhankelijke variabele in het model gedaan en vervolgens de variabelen etniciteit, ervaren traditionele opvoeding, sociaaleconomische status, ervaren

31

Marokkaanse en Turkse meisjes Gelijke verdeling van

betaald en huishoudelijk werk

Traditionele opvoeding ouders

Vrijheidsdrang

Overerving ambities moeder

Sociaaleconomische status

Gevoelens deprivatie ouders

Prestatiedruk Prestatiedrang

Ervaren economische noodzaak

Carré College

Opleiding

Libanon Lyceum

CLD

Page 33: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

deprivatiegevoelens ouders, prestatiedruk, scholen en opleiding als onafhankelijke variabelen aan het model toegevoegd.Uit het resultaat blijkt dat het verband tussen traditionele opvoeding ouders en vrijheidsdrang niet significant is. Bij de bivariate correlaties hadden we echter geconstateerd dat er een positief verband is tussen traditionele opvoeding ouders en vrijheidsdrang. Na toevoeging van de andere variabelen wordt dit verband echter wegverklaard. We hebben daarom gecontroleerd door welke variabele het verband wordt wegverklaard. We hebben eerst als afhankelijke variabele vrijheidsdrang ingevoerd en als onafhankelijke variabelen etniciteit en ervaren traditionele opvoeding ouders. Hieruit blijkt dat etniciteit het verband tussen ervaren traditionele opvoeding ouders en vrijheidsdrang wegverklaard. Het verband tussen etniciteit en vrijheidsdrang blijkt significant met een Pearson’s r= ,19 (p<0.10; N 144). Na toevoeging van de variabele sociaaleconomische status wordt ook het verband tussen etniciteit en vrijheidsdrang wegverklaard. Het blijkt dat het niet uitmaakt welke variabele wordt toegevoegd, het verband verdwijnt elke keer na toevoeging van een variabele. Om te controleren of dit mogelijk komt doordat de variabelen te sterk hangen is er gekeken naar de bivariate correlaties. Hieruit blijkt dat de variabelen niet te sterk met elkaar samenhangen.

Daarna hebben we de variabele traditionele opvoeding van ouders ingevoerd met etniciteit, sociaaleconomische status, gevoelens deprivatie, prestatiedruk en de controle variabelen als onafhankelijke variabelen Uitgedrukt in bèta’s is het verband van etniciteit en ervaren traditionele opvoeding ouders ,52 (p<0.001, N 144). Dit verband is niet wegverklaard door toevoeging van andere variabelen. Dit komt overeen met hypothese 1a. Echter kan hypothese 1 niet in zijn geheel worden bevestigd en moet deze daarom worden verworpen. De Turkse en Marokkaanse meisjes ervaren inderdaad een traditionele opvoeding van hun ouders dan de Nederlandse meisjes, maar dit leidt niet tot een grotere vrijheidsdrang en ook niet tot de voorkeur voor gelijke verdeling van huishouden en werk.

Voor het verloop van het padmodel hebben we vervolgens de variabelen etniciteit, traditionele opvoeding ouders, sociaaleconomische status, gevoelens deprivatie ouders, prestatiedruk en controle variabelen als onafhankelijke variabelen ingevoerd en als afhankelijke variabele ervaren overerving ambities moeder. Hieruit blijkt dat er geen significant verband is tussen etniciteit en overerving ambities moeder. Dit resultaat komt ook niet overeen met het resultaat van de bivariate correlaties waaruit bleek dat er wel een verband is. Hypothese 2a moet daarom worden verworpen. Door middel van enter methode in de regressieanayse hebben we gecontroleerd door welke variabele het verband wordt wegverklaard. Tot de toevoeging van de vijfde variabele, in dit geval prestatiedruk, blijft het verband tussen etniciteit en ervaren overervingambities van moeder standhouden. Daarna maakt het niet uit welke variabele wordt toegevoegd. Opvallend is dat het niet uitmaakt wat de volgorde van toegevoegde variabelen is. Het verband wordt elke keer na toevoeging van de zesde variabele wegverklaard. We hebben er vervolgens ook naar gekeken of de variabelen erg sterk met elkaar samenhangen en dit blijkt niet het geval te zijn. Uit de bivariate correlaties kwam al naar voren dat er geen verband was tussen overerving ambities van de moeder en opvatting verdeling taken werk en huishouden. Uit de regressieanalyse blijkt ook dat er geen verband is. Hieruit kan worden geconcludeerd dat hypothese 2 is zijn geheel moet worden verworpen. Turkse en Marokkaanse meisjes ervaren niet meer overerving ambities van hun moeder en hebben daardoor ook geen grotere voorkeur voor gelijke verdeling van werk en huishouden.

32

Page 34: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

3.4.2 Economisch verklaring

Vervolgens hebben we in de regressieanalyse de afhankelijke variabele prestatiedrang ingevoerd met als onafhankelijke variabelen traditionele opvoeding ouders, etniciteit, sociaaleconomische status gevoelens deprivatie van ouders, prestatiedruk en de controle variabelen. Uitgedrukt in bèta’s is het verband tussen prestatiedruk en prestatiedrang ,39 (p<0.001; N 144). Dit komt overeen met hypothese 3d, dit hadden we ook geconstateerd bij de bivariate correlaties. Vervolgens hebben we als afhankelijke variabele prestatiedruk ingevoerd en hieruit kwam een bèta van ,50 (p<0.001; N 144). Het verband tussen ervaren gevoelens deprivatie ouders en prestatiedruk blijft ook na controle van andere variabelen bestaan en daarom kan hypothese 3c worden bevestigd. Daarna hebben we als afhankelijke variabele ervaren gevoelens deprivatie van ouders ingevoerd om te controleren of het verband tussen sociaaleconomische status en ervaren gevoelens deprivatie ouders na toevoeging van de andere variabelen in het model blijft bestaan. Deze blijkt met een bèta van -,18 (p<0.10; N 144) te blijven bestaan. Hiermee wordt ook hypothese 3b bevestigd. Om te controleren of het verband tussen etniciteit en sociaaleconomische status blijft bestaan hebben we de variabele sociaaleconomische status als afhankelijke variabele in de regressieanalyse ingevoerd. Uitgedrukt in beta’s is het verband -,27 (p<0.05, N 144). Dit komt overeen met hypothese 3a. Uit de resultaten blijkt dat hypothesen 3a tot en met 3d worden bevestigd. Alleen blijkt uit de regressieanalyse dat er geen verband is tussen prestatiedrang en gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk. Hypothese 3 moet daarom in zijn geheel worden verworpen. Turkse en Marokkaanse hebben wel vaker ouders met een lagere sociaaleconomische status dan Nederlandse meisjes en hebben daardoor ook vaker ouders die gevoelens van deprivatie ervaren en daarom druk leggen op hun kinderen om te presteren waardoor de meisjes meer prestatiedruk ervaren. De hogere prestatiedrang leidt er alleen niet toe dat Turkse meisjes een voorkeur hebben voor gelijke verdeling van werk en huishouden of alleen werken of dat partner alleen het huishouden doet.

Het laatste pad dat we hebben getoetst is het pad van economische noodzaak. Om deze te toetsen in de regressieanalyse hebben we eerst ervaren economische noodzaak als afhankelijke variabele ingevoerd en als onafhankelijke variabelen de variabelen: etniciteit, traditionele opvoeding ouders, sociaaleconomische status, deprivatie gevoelens ouders, prestatiedruk, scholen en opleiding. Hieruit blijkt dat er geen significant verband is tussen sociaaleconomische status en ervaren economische noodzaak. Dit komt overeen met wat we bij de resultaten van de bivariate correlaties hebben geconstateerd. Uit de bivariate correlatie en regressieanalyse blijkt dat er geen verband is tussen ervaren economische noodzaak en opvatting gelijke verdeling van werk en huishoudelijk werk. Hieruit kunnen we nogmaals concluderen dat hypothese 4 in zijn geheel moeten worden verworpen.

Uit het model in figuur 6 blijkt dat geen enkele van de hypothesen in zijn geheel kan worden bevestigd. Alleen van hypothese 1 kan een klein deel worden aangenomen, namelijk dat Marokkaanse en Turkse meisjes meer een traditionele opvoeding van hun ouders ervaren dan Nederlandse meisjes. Verder blijkt dat hypothese 3 deels kan worden bevestigd. Hypothesen 2 en 4 blijken in hun totaliteit niet te kloppen. Het overgrote deel van onze hypothesen moeten daarom worden verworpen. Om te controleren of er mogelijk significante verbanden zijn met de afhankelijke variabele als alleen gebruik wordt gemaakt van de item die gehanteerd is in de Emancipatiemonitor van 2000 (Keuzenkamp en Oudhof, 2000) hebben we gebruik gebruikt van logistische regressie methode. Het item dat als afhankelijke variabele is gebruikt is ‘als je later samenwoont of getrouwd bent en (nog) geen kinderen

33

Page 35: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

hebt, zou je dan willen dat je alleen werkt of dat jullie beiden werken of alleen je partner werkt’. Uit de resultaten blijkt, dat er ook geen significante verbanden zijn als alleen gebruik wordt gemaakt van deze item.

34

Page 36: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

4 Conclusie

De vraag die in dit onderzoek centraal staat is: kan het verschil in emancipatoire opvattingen over gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk tussen Turkse en Marokkaanse en autochtone meisjes van tussen de 12 en 16 jaar worden verklaard vanuit hun culturele en economische emancipatie?’ In dit onderzoek is er gekeken naar het verband tussen etniciteit en de voorkeur van verdeling van betaald en huishoudelijk werk. Hierbij waren we voornamelijk geïnteresseerd in hoeverre Turkse en Marokkaanse en Nederlandse meisjes in de toekomst samen met de partner wil werken of alleen en in welke mate de respondenten in de toekomst huishoudelijke taken samen willen doen. Daarbij wilden we inzicht krijgen in hoe dit verschil in voorkeuren kan worden verklaard. In eerdere onderzoeken zijn er geen verklaringen gegeven voor verschillen in voorkeur. Gebruikmakend van theoretische inzichten en voorgaande onderzoeken, is onderzocht hoe het verschil in emancipatoire opvattingen tussen de verschillende groepen kan worden verklaard.

Als eerst kan er uit dit onderzoek worden geconcludeerd dat Nederlandse meisjes een grotere voorkeur hebben om in de toekomst betaald en huishoudelijk werk samen met hun toekomstige partner te verrichten dan Turkse en Marokkaanse meisjes. Dit resultaat komt niet overeen met eerdere onderzoeken over het verband tussen etniciteit en de wil om in de toekomst samen met partner of alleen te werken en het huishouden te doen (Keuzenkamp en Oudhof, 2000; Bouw et. al., 2003; Davegos en Schellingerhout, 2003; Distelbrink en Loozen, 2005; De Valk, 2006). Hieruit bleek dat Turkse en Marokkaanse meisjes een grotere voorkeur hadden voor een gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk. Doordat we in ons onderzoek uit waren gegaan van een positief verband tussen Turkse en Marokkaanse meisjes en emancipatie op het gebied van werk en huishouden, zijn onze verklarende variabelen niet toereikend om dit onverwachte tegenovergestelde verband te verklaren.

In dit onderzoek is er gericht op een culturele en economische verklaring. De culturele verklaring blijkt niet een sturende kracht te zijn voor het verschil in emancipatoire opvattingen tussen Turkse en Marokkaanse en Nederlandse meisjes. De verwachting dat Turkse en Marokkaanse meisjes een voorkeur hebben voor gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk, omdat ze hierdoor meer bewegingsvrijheid verkrijgen blijkt niet te kloppen met de empirische gegevens. Tevens blijken Turkse en Marokkaanse meisjes niet in hogere mate dan de Nederlandse meisjes de niet-gerealiseerde ambities van hun moeder over te nemen en hierdoor ook geen grotere voorkeur te hebben om in de toekomst te werken of samen met partner te werken of samen het huishouden te doen of dat alleen de partner het huishouden doet.

De economische verklaring wordt deels bevestigd. Turkse en Marokkaanse meisjes komen over het algemeen meer uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status dan Nederlandse meisjes en Turkse en Marokkaanse ouders voelen zich door vergelijking met de Nederlandse ouders vaker relatief gedepriveerd. Door de vergelijking met deze ouders krijgen ze het gevoel dat ze een economische achterstand hebben en minder kansen hebben om hun positie te verbeteren. Deze bevinding bevestigt de bevinding van Entzinger en Stijnen (1990) dat Turken en Marokkanen die zich in de lagere klassen bevinden relatief gedepriveerd zijn. Dit blijkt verder tot prestatiedruk voor de Turkse en Marokkaanse meisjes te zorgen, omdat hun ouders hun stimuleren het goed te doen in het onderwijs en op maatschappelijk gebied. De prestatiedruk zorgt er bij de meisjes voor dat ze zelf ook meer

35

Page 37: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

willen presteren en zelf ook een goede economische positie willen behalen om zo uit een achterstandspositie te komen. Deze empirische bevinding is een bevestiging van wat Mirzuchi, Kahl en Davis stellen dat mensen uit de lagere klasse meer willen bereiken dan mensen uit hogere klasse, omdat voor de middenklasse het behouden van zelfde positie makkelijker kan worden bereikt. Hierdoor richten mensen uit lagere klasse op hogere opleidingen, omdat ze iets te winnen hebben, namelijk een betere sociaaleconomische positie. De prestatiedrang die hier uit voortkomt, leidt echter niet tot meer voorkeur voor gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk waardoor deze economische verklaring geen verklaring biedt voor het verband tussen etniciteit en opvatting gelijke verdeling van betaalde arbeid en huishoudelijk werk. Ook blijkt de tweede economische verklaring over economische noodzaak niet van toepassing te zijn. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de culturele en economische context zoals beschreven in dit onderzoek niet het verschil in emancipatoire opvattingen over gelijke verdeling van betaald en huishoudelijk werk tussen Turkse en Marokkaanse en autochtone meisjes van tussen de 12 en 16 jaar verklaren.

5 Discussie Om te begrijpen waarom de hypothesen in dit onderzoek niet houdbaar zijn en daarnaast in tegenstelling zijn met eerdere onderzoeken is er gekeken naar de mogelijke redenen. Er is hierbij gekeken naar mogelijk technische/ methodologische problemen. Als eerst is er gekeken naar de mogelijkheid dat de variabelen teveel met elkaar samenhangen en mogelijk hetzelfde meten. Dit bleek niet het geval te zijn. Daarnaast is er ook gecontroleerd of we niet te veel variabelen ten opzichte van het aantal respondenten hebben en deze mogelijk invloed heeft op de significantie van de verbanden. Dit bleek ook niet het geval te zijn. Een mogelijke reden voor waarom de hypothesen niet in zijn geheel zijn bevestigd komt mogelijk door de manier waarop de afhankelijke variabele is gemeten. Dit heeft te maken met de problemen die zijn ondervonden bij de meting van de afhankelijke variabele. Methodologisch gezien was het niet mogelijk om een betrouwbare schaal te vormen met de items waarop dit onderzoek is gebaseerd. Uit noodzaak is er daarom gekozen voor een index om het onderzoek toch uit te kunnen voeren. Dit kan invloed hebben gehad op de resultaten en kan mogelijk verklaren waarom sommige hypothesen bijna in geheel worden bevestigd, maar uiteindelijk geen effect hebben op de afhankelijke variabele.

De manier waarop de data in dit onderzoek is verzameld is mogelijk ook een reden voor waarom de verwachtingen in dit onderzoek niet uitkomen. De resultaten van eerdere onderzoeken, die hebben gewezen op een positief verband tussen Turkse en Marokkaanse meisjes en emancipatieopvattingen, zijn gedaan op grootschalig niveau. Ofwel over heel Nederland. Dit houdt in dat er ook respondenten zijn meegenomen uit kleine steden en dorpen, waar sprake kan zijn van een grotere invloed van religie en conservatieve opvattingen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat stedelingen progressievere opvattingen op nahouden dan mensen die op het platteland wonen en blijken vrouwen op het platteland minder waarde te hechten aan betaald werk en blijken deze traditioneler ingesteld te zijn als het gaat om verdeling van huishoudelijke taken (SCP, 2006). Zo kan het zijn dat de Nederlandse meisjes die in steden wonen progressievere opvattingen hebben dan meisjes die in de stad wonen. De data van dit onderzoek is alleen verzameld in steden, namelijk in de steden Rotterdam en Delft. Dit kan in eerdere onderzoeken hebben gezorgd voor het resultaat dat de Turkse en Marokkaanse meisjes geëmancipeerder zijn dan Nederlandse meisjes, gezien het grootste deel van de allochtone bevolking in grotere steden leeft. Mogelijk is er in

36

Page 38: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

voorgaande onderzoeken sprake van een schijnverband en is het niet etniciteit die invloed heeft op emancipatoire opvattingen, maar is het de mate van stedelijkheid dat invloed heeft op dit verband. In de eerder verrichtte onderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau is hier geen rekening mee gehouden en zou hier kunnen gecontroleerd worden of het verband kan worden wegverklaard door te controleren op stedelijkheid ofwel of de respondent afkomstig is uit de stad of platteland.

Tot slot kunnen de onverwachte resultaten van dit onderzoek ook te maken hebben met de scholen die voor dit onderzoek zijn geselecteerd om deel te laten nemen aan de vragenlijst. Bij de selectie van de scholen is geen rekening gehouden met de type scholen. Zo is het Carré College een hele andere type school dan het Libanon Lyceumcollege, omdat bij de eerste school enkel vmbo leerlingen les volgen en het Libanon Lyceumcollege breder onderwijs biedt, waar vmbo, havo, en vwo scholieren bij elkaar zitten. Daarnaast heeft Christelijk Lyceum Delft alleen maar leerlingen die vwo doen. Carré College paste achteraf gezien niet goed binnen de doelgroep, omdat de meeste leerlingen die geïnterviewd zijn op deze school een taalachterstand hadden en sinds korte tijd in Nederland waren. Dit kan invloed hebben gehad op de antwoorden die zij gegeven hebben in de vragenlijst. Deze school bleek ook als enige invloed te hebben op opvattingen over verdeling van betaald werk en huishouden. Leerlingen op de Carré College zitten hebben minder voorkeur voor verdeling van betaald en huishoudelijk werk dan leerlingen die niet op het Carré College zitten. Hieruit bleek dat het type school inderdaad effect heeft gehad op de resultaten. Hierbij had alleen Carré College effect op het verband. Dit betekent dat de tegenstrijdige uitkomsten van dit onderzoek mogelijk te maken hebben gehad met specifieke kenmerken van de geselecteerde scholen en te weinig a-selecte steekproef. De onderzoeksresultaten hadden mogelijk anders kunnen zijn wanneer we een planmatigere selectie hadden kunnen maken door vergelijkbare scholen te kiezen. Voor vervolgonderzoek zouden er heterogenere scholen kunnen worden geselecteerd.

We hebben naar verschillende redenen gezocht voor waarom de hypothesen in het onderzoek zijn gefalsificeerd. We denken in eerste plaats dat dit ligt aan de methodologische problemen in dit onderzoek in plaats van de theoretische inbedding. De hypothesen zijn ingebed in kwalitatief onderzoek en een deel van de verwachtingen wordt bevestigt, alleen de laatste schakel ontbreekt. In vervolgonderzoek zou daarom als eerst aandacht moeten worden besteed aan de methodologische factoren en zouden deze kunnen worden aangepakt. Dit zou als eerst kunnen worden gedaan, voordat het in nieuwe verklaringen wordt gezocht en er nieuwe theoretische verklaringen worden geformuleerd. Als ook de methodologische verbetering geen verandering geeft van de resultaten is het mogelijk dat de subtiele mechanisme die wel door middel van kwalitatief onderzoek kunnen worden achterhaald, niet goed met een kwantitatief survey onderzoek te meten zijn.

37

Page 39: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

6 Literatuurlijst

Arends-Toth, J. en Van de Vijver, F.J.R. (2008). Family relationships among Immigrants and Majority Members in the Netherlands: The Role of Acullturation. Applied Psychology an international Review.

Beer, P.T., de. (2001) Over werken in de postindustriële samenleving. Sociaal cultureel Planbureau: Den HaagBerg, M., van den. (2007). ‘Dat is bij jullie toch ook zo’. Gender, etniciteit en klasse in het

sociaal kapitaal van Marokkaanse vrouwen. Amsterdam: Aksant.Berkowitz (1972), in: Van 'gastarbeider' tot 'Nederlander': Adaptatie van Marokkanen en

Turken in Nederland. Groningen: Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen.Boog, B.W.M. (2003). The Emancipatory Character of Action Research, its History and the

Present State of the Art. Journal of Community & Applied Social Psychology, 13, 426-438.

Bouw, C. , Merens, A., Roukens, K. en Sterckx, L. (2003). Een ander succes. De keuze van Marokkaanse meisjes. SIWSWO/SCP.

Baum, B. (1997). ‘Feminism, Liberalism and Cultural Pluralism’. Journal of Political Philosophy, 5 (3), 230-253.

Blee, K.M. en Tickmayer, A.R.(1995). Racial differences in men’s attitudes about women’s gender roles. Journal of Marriage and the Family, 57, pp. 21-30

Centraal Bureau voor de statistiek (2005). Inkomensontwikkeling van immigranten.CBS, ontvangen 6 juni 2009.

Centraal Bureau voor de statistiek (2007). Ontvangen 10 september van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=70957NED&D1=a&D2=0&D3=12&D4=a&D5=0,35,4445&D6=a&HDR=G4,T,G1,G2&STB=G5,G3&VW=T

Centraal Bureau voor de statistiek (2009a). Ontvangen 10 september 2009, van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71738NED&D1=8-10&D2=1-2&D3=0&D4=0,5-6,8&D5=a&HDR=G3,G2,T,G1&STB=G4&VW=T

Centraal Bureau voor de statistiek (2009b). Ontvangen 10 september 2009, van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=37

Coenen, L. (2001). ‘Wordt niet zoals wij’. De veranderende betekenis van onderwijs bij Turkse gezinnen in Nederland. Amsterdam.

Cosby (1976), in: Van 'gastarbeider' tot 'Nederlander': Adaptatie van Marokkanen en Turken in Nederland. Groningen: Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen.

Crul, M. (1994). Springen over je eigen schaduw. De onderwijsprestaties van Marokkanen en Turken van de tweede generatie. Migrantenstudies, 10 (3), 168-185.

Crul, M. (2000). De sleutel tot succes. Over hulp, keuzes en schoolloopbanen van Turkse en Marokkaanse jongeren van de tweede generatie. Amsterdam: Het Spinhuis.

Crul, M. en Doomernik, J. (2003). The Turkish and Moroccan Second Generation in the Netherlands: Divergent Trends between and Polarization within the Two groups. International Migration Review, vol. 37, no. 4.

Dahinden, J. (2005). Contesting transnationalism? Lessons from the study of Albanian migration networks from former Yugoslavia. Global Networks, 5 (2), 191-208.

Davegos, J. (2005). Minderheden, armoede en sociaal-culturele integratie. Migrantenstudies, 21 (3), 135-154.

Davegos, J. en Schellingerhout, R. (2003). Sociaal-culturele intergratie: contacten, cultuur en

38

Page 40: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

oriëntatie op de eigen groep, in Davegos, J., M. Gijsberts en C. van Praag, Rapportage Minderheden 2003. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Dion, K.K en Dion, K.L. (2001). Gender and cultural adaption in immigrant families. Journal of Social Issues, 57 (3), 511-521.

Distelbrink, M. en Pels, T. (2002). Normatieve oriëntaties en binding, in J. Veenman, De toekomst in meervoud. Perspectief op multicultureel Nederland. Assen: Van Gorcum.

Distelbrink, M. en Loozen, S. (2005). Jonge Turken en Marokkanen over gezin en \taakverdeling. Bevolkingtrends, derde kwartaal.

Donkers, G. (1998). Veranderkundige modellen. Nelissen. Duyvendak, J.W. (2004). Een eensgezinde, vooruitstrevende natie. Over de mythe van dé

individualisering en de toekomst van de sociologie. Amsterdam: Vossius pers. Dulk, L., den., Van Doorne-Huiskens, S., en Schippers, J. (1999). Work-family arrangements

in Europe. Amsterdam: Thela/ Thesis/NOW/ AWSB. Eldering, L., van den. (2002). Cultuur en opvoeding. Entzinger, H.B. & Stijnen, P.J.J. (red.) (1990). Etnische minderheden in Nederland.Meppel: Boom Open Universiteit. Entzinger, H. (2006), Changing the rules when the game is on; from multiculturalism

to assimilation in the Netherlands, in: Bodemann, Y.M.and Yurdakul, G. (eds.),

Migration, Citizenship, Ethnos: Incorporation Regimes in Germany,Western Europe and

North America. New York: PalgraveMacMillan.Entzinger, H en Dourleijn,E. (2008) De lat steeds hoger. De leefwereld van jongeren in een

multi-etnische stad. Assen: Van GorcumErikson, R. en Jonsson, J.O. (1996). Can Education be Equalized? Westview.Esveldt, I. en Kulu-Glasgow, I. (1994). Gezinsvorming bij vrouwen van Turkse en

Marokkaanse afkomst in Nederland; een literatuuronderzoek. Bevolking en gezin. Garssen, J., Beer, J. de, Cuyvers, P., en Jong, A. de (eds.) (2001). Samenleven: nieuwe feiten

over relaties en gezinnen. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek.Georgas, J., Berry, J.W., Van de Vijver, F.J.R., Kagitcibasi, C. en Poortinga, Y.H. (1996).

Families across cultures: A 30-nation psychological study. New York: CambridgeUniversity Press.

Gijsberts, M en Merens, A. (2004). Emancipatie in estafette, de positie van vrouwen uit etnische minderheden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Groeneveld, S. et.al. (2004) Emancipatie in estafette: De positie van vrouwen uit etnische minderheden, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Hartgers, M. (2004) De Virtuele Volkstelling 2001: gezin en werk, Bevolkingstrends, 4e kwartaal 2004. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Heek, F., van. (1968). Het verborgen talent: Milieu, schoolkeuze en schoolgeschiktheid. Hendriks, J. (1981). Emancipatie: de relatie tussen minoriteit en dominant. Alphen aan den

Rijn: Samsom. Hoek, J. van der. (1994). Socialisatie in migrantengezinnen: Een basis voor

Opvoedingsondersteuning. Utrecht: De Tijdsstroom. Hooghiemstra, E. en Latten, J.E.(2002) Stellen die uitstellen. Heerlen/Voorburg: Centraal

Bureau voor de Statistiek. Hooghiemstra, E. (2003) Trouwen over de grens: Achtergronden van partnerkeuze van Turken en

Marokkanen in Nederland. Rijswijk: Sociaal en Cultureel PlanbureauHooghiemstra, B.T.J. en Niphuis-Nell, M. (2001). Sociale atlas van de vrouw. Den Haag:

39

Page 41: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Sociaal en Cultureel Planbureau. Kahl, J.A. (1965). Some measurement of achievement orientations. American Journal of

Sociology, 6, pp. 669-681. Kahl, J.A. en Davis, J.A. (1995). A comparison of indexes of Socio-economic status and

ideological status. American Sociological Review, 20, 317-25. Kalmijn, M. en Jansen, M. (2000). Emancipatiewaarden en de levensloop van jongvolwassen

vrouwen: Een panelanalyse van wederzijdse invloeden. Sociologische gids, vol. 47, nr. 4, pp. 293-31 4.

Keuzenkamp, S. en Oudhof, K. (2000). Emancipatiemonitor 2000. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Keuzenkamp, S. en Merens, A. (2006). Sociale Atlas van vrouwen uit etnische minderheden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Lempert (1973) zie: Pauw, L. de, (2005) Werkingen maatschappelijk kwetsbare jongeren werken rond emancipatie? Een exploratief onderzoek naar het Youth Engagement Continuum: Faculteit voor psychologie en educatiewetenschappen; Vrije Universiteit Brussel: Brussel

Lippe, T, van der., en Van Dijk, L. (2001). Women’s employment in a comparative perspective. New York: Walter de Gruijter.

Lukes, S. (2006) Individualism. ECPR ClassicsLuykx, M. en Uniken Venema, P. (1985). Wegblijven van school. Een onderzoek naar het

verzuim en het voortijdig verlaten van de school bij 14-17 jarige Turkse, Marokkaanse en Nederlandse meisjes. Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht.

Merens H. en Hermans, B. (2009). Emancipatiemonitor 2008. Sociaal en Cultureel Planbureau en Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag

Merton, R.K. (1968). Social Theory and Social Structure. New York: The free press of Glencoe.

Minge-Kalman, W.(1978). The industrial revolution and the European family: The institutionalization of ‘childhood’as a market for family labor. Comparative Studiesin Society and History, 20, pp. 454-468.

Morawsky, E. (2003). Immigrant Transnationalism ans Assimilation: A variety of Combinations and the Analytic Strategy it Suggets, in Joppre, C. en E. Morawska, Toward Assimilation and Citizenship: Immigrants in Liberal Nation-States.

Mizruchi, E.H. (1964). Succes and Opportunity.New York: The free press of GlencoeNijsten, C. (1998). Opvoeding in Turkse gezinnen. Orbuch, T.L. en Eyster, S.L. (1997). Division of household labor among black and white

couples. Social Forces, 76, pp. 301-332.Pels, T. (1998). Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. De creatie van een

nieuw bestaan. Assen: Gorcum. Pels, T. (2005) Emancipatie allochtone vrouwen. Verwey Jonker Instituut.Pels, T. Gruijter, M. de en Linse, I. (2006) Emancipatie van de tweede generatie: keuzen en

kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst.Pels, T. en De Haan, M. (2007). Socialization practices of Moroccan families after

migration. Nordic Journal of Youth Research, vol. 15 (1), 71-89. Phalet, K. en Leenman, Y. (1998). Onderwijs en multiculturaliteit. Migrantenstudies, 14, 66-

151. Prins, K.S. (1996). Van 'gastarbeider' tot 'Nederlander': Adaptatie van Marokkanen en

Turken in Nederland. Groningen: Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen.Rijn, A.S, van, Zorlu, A. en Bijl, R.V. (Essers, A.A.M., Gammeren, M. van, Toor, L. van en

40

Page 42: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Vliet, H.N. van den. (2004). De ontwikkeling van een integratiekaart. Den Haag: WODC/ CBS.

Roelants, S., Bautmans, K., Cauwels, C., van Hove, A. (2000). Meisjes tussen meerdereculturen. Een onderzoeksrapport over de psychosociale behoeften en de identiteitsbeleving van allochtone meisjes in Gent. Een kwalitatief onderzoek ter ondersteuning van de profilering van de meisjeswerkingen in Gent en de ontwikkeling van emancipatorische beleidsadviezen. Onderzoeksrapport, Meisjesoverleg Gent/vzw COJEMA.

Saharso, S. (2003). Feminist ethics, autonomy and the politics of multiculturalism. Feminist theory. 4 (2): 199-215.

Schnabel, P. (2004) Individualisering en sociale integratie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Schoon, I. & Parsons, S. (2002). Teenage aspirations for future careers and occupationaloutcomes. Journal of Vocational Behavior, 60, 263-288

SCP, WODC en CBS (2005). Jaarrapport Integratie 2005. Den Haag/ Voorburg: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), Wetenschappelijke Documentatie- en Onderzoekcentrum (WODC), Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Snels, B. (2005). Vrijheid als ideaal. Amsterdam. Sociaal en Cultureel Planbureau (1998). Sociaal en Cultureel Rapport. Rijswijk. Sociaal en Cultureel Planbureau (2001). Sociale Atlas van de Vrouw. Deel 3 Allochtone

vrouwen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Sociaal en Cultureel Planbureau. (2004). In het zicht van de toekomst: Sociaal en Cultureel

Rapport 2004. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.Stegeren, W.F., van. (1982). Welzijn en emancipatie. Meppel: Boompers. Strien, P.J, van. en Dane, J. (2001) Driekwart eeuw psychotechniek in Nederland. Van

Gorcum; Assen Valk, H., de. (2006). ‘Pathways into adulthood Live. Studies on family life transitions among

migrant and Dutch youth’. Universiteit Utrecht. Veen, R. van de. en Trommel, W.A. (2004) De herverdeelde samenleving. Amsterdam

University Press.Veen, G., van der. (2007). De Nederlandse economie 2006. Voorburg: Centraal Bureau voor

de Statistiek. Vervoort, C.E. (1968). Gezin en schoolkeuze bij handarbeiders. Vrooman, C. et. al. (2003) Armoedemonitor 2003. Den Haag: Sociaal en Cultureel

Planbureau en Sociaal Bureau voor de StatistiekWerfhorst en Mijs (2007). Onderwijsdifferentiatie en ongelijkheid. Nederland in vergelijkend

Perspectief. Den Haag: OCW Wolters, W. en De Graaf, N.D. (2005). Maatschappelijke problemen. Beschrijvingen en

verklaringen. Boom onderwijs. Yerden., I. (2001). Ik bepaal mijn eigen lot. Turkse meisjes in conflictsituaties. Amsterdam

41

Page 43: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Bijlagen

Appendix 1: resultaten factoranalyse Tabel 1: Factoranalyse van schaal voor ‘ervaren traditionele opvoeding ouders’ (principale componenten analyse)Items Percentage niet en zeer matig FactorKinderen dienen bereid te zijn om hun ouders bij hun te laten wonen wanneer ze bejaard zijn(1= niet, 2= zeer matig, 3= matig, 4= sterk, 5= zeer sterk)

65,3% 0.741

Kinderen behoren te trouwen met iemand met dezelfde geloofsovertuiging(1= niet, 2= zeer matig, 3= matig, 4= sterk, 5= zeer sterk)

58% 0.715

Beslissingen over grote aankopen dienen door de man te worden genomen(1= niet, 2= zeer matig, 3= matig, 4= sterk, 5= zeer sterk)

73,4% 0.777

De vrouw wordt verantwoordelijk te zijn voor het huishouden(1= niet, 2= zeer matig, 3= matig, 4= sterk, 5= zeer sterk)

61,3% 0.810

Een opleiding is voor jongens belangrijker dan voor meisjes(1= niet, 2= zeer matig, 3= matig, 4= sterk, 5= zeer sterk)

90.6% 0.757

Eigen waarde 2.89Verklaarde variantie 58%Cronbach’s ,59N 149

Tabel 2: Factoranalyse van schaal voor vrijheidsdrang (principale componenten analyse)Items Percentage eens en geheel eens FactorAls ik later een eigen inkomen heb, dan zullen mijn ouders mij meer vrijheid geven (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

42,7% 0.730

Hoe harder ik mijn best doe voor school, hoe minder ik hoef mee te helpen in het huishouden(1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

20,8% 0.894

Naarmate ik beter mijn best doe op school krijg ik meer vrijheid van mijn ouders om mijn eigen beslissingen te nemen (1= geheel oneens, 2= oneens , 3=

38.9% 0.883

42

Page 44: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)Ik doe mijn best op school om te voorkomen dat mijn ouders zich met mij keuzes bemoeien (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

19,5% 0.831

Als ik stop met studeren, zullen mijn ouders me aanraden om te gaan trouwen (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

4,7% 0.867

Mijn ouders hebben er minder moeite mee dat ik op school omga met leeftijdsgenoten van de andere sekse dan wanneer ik dat buiten school doe(1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

24.9% 0.825

Hoe hoger mijn opleiding is, hoe minder mijn ouders zich met mijn partnerkeuze zullen bemoeien(1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

12,7% 0.818

Eigen waarde 4,90Verklaarde variantie 70%Cronbach’s ,92N 147

Tabel 3: Factoranalyse van schaal voor ervaren overerving ambities (principale componenten analyse)Items Percentage mee eens en

helemaal mee eensFactor

Mijn moeder heeft minder kansen gehad om te studeren dan zij had willen krijgen (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

34.6% 0.822

Mijn moeder had graag meer onderwijs willen volgen dan zij heeft gevolgd (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

43.3% 0.768

Mijn moeder heeft minder kansen gehad om een baan te krijgen die ze leuk vindt dan ze had gewild (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

28% 0.805

Mijn moeder waarschuwt me dat 59.4% 0.734

43

Page 45: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

ik verder moet studeren om te voorkomen dat ik afhankelijk word van anderen (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)Mijn moeder waarschuwt me dat ik verder moet studeren zodat ik niet net zo afhankelijk word van anderen zoals zij (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

22,7% 0.747

Eigen waarde 3.01Verklaarde variantie 60%Cronbach’s 0.83N 150

Tabel 4: Factoranalyse van schaal voor ‘ervaren economische noodzaak’ (principale componenten analyse) Items Percentage mee eens en

helemaal mee eensFactor

Om een gezin met kinderen te kunnen onderhouden is het nodig dat zowel ik als mijn toekomstige partner gaan werken(1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

72% 0.706

Ik verwacht dat ik later moet werken om financiële zekerheid te krijgen(1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

66,7% 0.887

Voor mij is werken in de toekomst geen vrijwillige keuze maar een financiële noodzaak (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

18,7% 0.799

Eigen waarde 1.71Verklaarde variantie 57%Cronbach’s ,62N 150

Tabel 5: Factoranalyse van schaal voor ‘ervaren gevoelens deprivatie ouders’ (principale componenten analyse)Items Percentage eens en geheel eens FactorMijn ouders vinden dat ze recht hebben op meer geld dan ze nu hebben (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

27,4% 0.867

Mijn ouders hebben het gevoel dat 16,1% 0.819

44

Page 46: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

ze een slechtere economische positie hebben dan de gemiddelde Nederlander (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)Mijn ouders vinden dat ze in verhouding tot de gemiddelde Nederlander een laag inkomen hebben (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

18% 0.941

Mijn ouders vinden dat ze harder moeten werken voor hun inkomen dan de gemiddelde Nederlander (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

14,7% 0.915

Mijn ouders zouden meer willen bereiken dan wat ze nu hebben bereikt op gebied van werk (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

33,4% 0.910

Mijn ouders hebben het gevoel dat ze op het gebied van werk minder hebben bereikt dan de gemiddelde Nederlander (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

10,7% 0.869

Eigen waarde 4.73Verklaarde variantie 79%Cronbach’s 0.94N 149

Tabel 6: Factoranalyse van schaal voor ‘ervaren prestatiedruk’ (principale componenten analyse)Items Percentage eens en geheel eens FactorMijn ouders verlangen van mij dat ik later een goed betaalde baan krijg (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

60% 0.794

Mijn ouders vinden het erg belangrijk dat ik later een goede positie krijg in de maatschappij (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

60% 0.781

De waardering van mijn familie hangt voor een groot gedeelte af van mijn schoolsucces (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

22% 0.846

Mijn ouders zullen mij meer waarderen als ik in de toekomst

26% 0.816

45

Page 47: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

een goede baan krijg (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)Op het gebied van studie verwachten mijn ouders meer van me dan ik aankan (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

20% 0.708

Eigen waarde 3.11Verklaarde variantie 62%Cronbach’s 0.85N 150

Tabel 7: Factoranalyse van schaal voor prestatiedrang (principale componenten analyse)Items Percentage eens en geheel eens FactorIk wil de beste zijn van mijn klas (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

19.3% 0.879

Slechte cijfers halen op school is voor mij geen optie (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

34.2% 0.857

Ik zou erg teleurgesteld zijn in mijzelf als ik later geen goede baan krijg (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

60,6% 0.877

Ik vind een goede carrière belangrijker dan sociale contacten (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

21,3% 0.896

Als ik volwassen ben, wil ik een betere maatschappelijke positie hebben dan mijn ouders (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

42% 0.896

Als ik alle leuke dingen die ik normaal doe opzij moet zetten om een goede carrière te krijgen, dan zal ik dat zeker doen (1= geheel oneens, 2= oneens , 3= noch eens, noch oneens, 4= eens, 5= geheel eens)

25.4% 0.885

Eigen waarde 4,67Verklaarde variantie 78%Cronbach’s 0.94N 149

46

Page 48: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Tabel 8: Factor analyse van schaal ‘verdeling van betaald en huishoudelijk werk’ (principale componenten analyse) Items Percentage beiden werken en

zelf werken of percentage beiden huishouden doen en partner huishouden doen

Factor

Als je later samenwoont of getrouwd bent en (nog) geen kinderen hebt, zou je dan willen dat je alleen werkt, dat jullie beiden werken of dat alleen je partner werkt

98% 0.573

Als je later samenwoont of getrouwd bent en kinderen hebt, zou je dan willen dat je alleen werkt, dat jullie beiden werken of dat alleen je partner werkt?

83,7% 0.573

Als je later samenwoont of getrouwd bent en (nog) geen kinderen hebt, zou je dan willen dat je alleen het huishouden doet, dat alleen je partner het huishouden doet of dat jullie beiden het huishouden doen?

91,3% 0.708

Als je later samenwoont of getrouwd bent en kinderen hebt, zou je dan willen dat je alleen het huishouden doet, dat alleen je partner het huishouden doet of dat jullie beiden het huishouden doen?

91,3% 0.696

Eigen waarde 1,64Verklaarde variantie 41%Cronbach’s 0.48N 149

47

Page 49: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Appendix 2: vragenlijst

Vragenlijst

Het is de bedoeling dat je bij het beantwoorden van de vragen steeds één antwoordmogelijkheid aankruist tenzij dit anders vermeld staat. Dit kan je doen door een kruisje te zetten bij het antwoord dat het meest op jou van toepassing is.

Werk, opleiding en huishoudelijke takenWe willen je enkele vragen stellen over hoe je denkt over je huidige opleiding, over toekomstig betaald werk en huishoudelijke taken.

1) Wat is de hoogste opleiding die je in de toekomst zou willen volgen? □ Mbo □ Hbo □ Universiteit

2) Als je later samenwoont of getrouwd bent en (nog) geen kinderen hebt, zou je dan willen dat je alleen werkt, dat jullie beiden werken of dat alleen je partner werkt?

□ Ik zou het liefst alleen willen werken

□ Ik zou het liefst willen dat we beiden werken

□ Ik zou het liefst willen dat alleen mijn partner werkt

3) Hoeveel uur per week zou je in de toekomst het liefst willen werken als je later samenwoont of getrouwd bent en (nog) geen kinderen hebt?

□ Minder dan 12 uur

□ Tussen de 12 en 24 uur

□ Tussen de 24 en 32 uur

□ Meer dan 32 uur

4) Hoeveel uur zou je willen dat je toekomstige partner per week werkt als je later samenwoont of getrouwd bent en (nog) geen kinderen hebt?

□ Minder dan 12 uur

□ Tussen de 12 en 24 uur

□ Tussen de 24 en 32 uur

□ Meer dan 32 uur

48

Page 50: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

5) Als je later samenwoont of getrouwd bent en kinderen hebt, zou je dan willen dat je alleen werkt, dat jullie beiden werken of dat alleen je partner werkt?

□ Ik zou het liefst alleen willen werken

□ Ik zou het liefst willen dat we beiden werken

□ Ik zou het liefst willen dat alleen mijn partner werkt

6) Wat zou jij doen als je kinderen krijgt?

□ Meer gaan werken

□ Evenveel blijven werken

□ Minder gaan werken

□ Stoppen met werken

7) Wat wil je dat je partner doet als jullie kinderen krijgen?

□ Meer gaat werken

□ Evenveel blijft werken

□ Minder gaat werken

□ Stopt met werken

8) Wat voor werk zou je het liefst in de toekomst willen doen?

______________________________________________________________________________

9) Als je later samenwoont of getrouwd bent en (nog) geen kinderen hebt, zou je dan willen dat je alleen het huishouden doet, dat alleen je partner het huishouden doet of dat jullie beiden het huishouden doen?

□ Ik zou het liefst alleen het huishouden willen doen

□ Ik zou het liefst willen dat we beiden het huishouden doen

□ Ik zou het liefst willen dat alleen mijn partner het huishouden doet

10) Als je later samenwoont of getrouwd bent en kinderen hebt, zou je dan willen dat je alleen het huishouden doet, dat alleen je partner het huishouden doet of dat jullie beiden het huishouden doen?

□ Ik zou het liefst alleen het huishouden willen doen

□ Ik zou het liefst willen dat we beiden het huishouden doen

□ Ik zou het liefst willen dat alleen mijn partner het huishouden doet

11) Wat zou jij doen als je kinderen krijgt?

□ Meer huishoudelijke taken gaan doen

□ Evenveel huishoudelijke taken blijven doen

□ Minder huishoudelijke taken gaan doen

49

Page 51: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

□ Stoppen met huishoudelijke taken

12) Wat wil je dat je partner doet als jullie kinderen krijgen?

□ Meer huishoudelijke taken gaat doen

□ Evenveel huishoudelijke taken blijft doen

□ Minder huishoudelijke taken gaat doen

□ Stopt met huishoudelijke taken

13) In hoeverre bent je het met de volgende uitspraken eens?

Helemaal mee

oneens

Mee oneens

Noch eens, noch

oneens

Mee eens

Helemaal mee eens

Als ik later een partner krijg, dan verwacht ik dat we van één inkomen kunnen rondkomenIk maak me er geen zorgen over of ik in de toekomst financieel kan rondkomenOm een gezin met kinderen te kunnen onderhouden is het nodig dat zowel ik als mijn toekomstige partner gaan werkenIk verwacht dat ik later moet werken om financiële zekerheid te krijgenVoor mij is werken in de toekomst geen vrijwillige keuze maar een financiële noodzaak

14) In hoeverre bent je het met de volgende uitspraken eens?

50

Page 52: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Helemaal mee

oneens

Mee oneens

Noch eens, noch

oneens

Mee eens

Helemaal mee eens

Ik zie een vervolgstudie meer als noodzaak om later te kunnen werken, dan als een manier om mijzelf te ontwikkelenIk zou nooit een studie kiezen waarmee ik na mijn afstuderen maar een kleine kans op werk hebIk studeer niet omdat ik later een baan wil krijgen, maar omdat ik het leuk vindIk vind het belangrijker om mijzelf te ontwikkelen door mijn studie, dan om daarmee mijn kans op een baan te vergrotenIk zou eerder voor een studie kiezen waarmee ik veel geld kan verdienen, dan voor een studie die bij mijn interesse pastIk vind het belangrijker om een leuke baan te vinden dan één waarmee ik veel geld verdien

Opvattingen ouders

De volgende vraag gaat niet over jezelf, maar over je ouders. 15) In hoeverre ben je door je ouders opgevoed met de volgende waarden?

51

Page 53: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

ZeerSterk

Sterk Matig Zeer matig

Niet

Familieleden horen elkaar ook te helpen als het slecht uitkomt Familieleden horen ook altijd voor elkaar klaar te staan, als ze elkaar niet aardig vindenFamilieleden zijn belangrijker dan vriendenKinderen behoren thuis te blijven wonen tot ze gaan trouwenKinderen dienen bereid te zijn om hun ouders bij hun te laten inwonen wanneer deze bejaard zijnKinderen dienen hun ouders ook te respecteren wanneer ze dit niet verdienen Oudere familieleden horen bij belangrijke familieaangelegenheden meer invloed te hebben dan jongereKinderen behoren te trouwen met iemand met dezelfde geloofsovertuigingKinderen behoren naar een school te gaan die aansluit bij de geloofsovertuiging van de oudersEr zou in het dagelijkse leven in Nederland meer ruimte moeten zijn voor religieDe man hoort verantwoordelijk te zijn voor het huishoudgeldBeslissingen over grote aankopen dienen door de man te worden genomenDe vrouw behoort verantwoordelijk te zijn voor het huishoudenEen opleiding is voor jongens belangrijker dan voor meisjesHet is belangrijker voor jongens dan voor meisjes dat zij later hun eigen inkomen verdienen

16) Kun je aangeven in hoeverre je het eens bent met onderstaande stellingen? De vragen gaan over je moeder en haar eventuele wensen om te werken/studeren.

Helemaal mee

oneens

Mee oneens

Noch eens, noch

oneens

Mee eens

Helemaal mee eens

Mijn moeder heeft minder kansen gehad om te studeren dan zij had willen krijgen Mijn moeder had graag meer onderwijs willen volgen dan zij heeft gevolgdMijn moeder heeft minder kansen gehad om

52

Page 54: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

een baan te krijgen die ze leuk vindt dan ze had gewild Mijn moeder waarschuwt me dat ik verder moet studeren om te voorkomen dat ik afhankelijk word van anderen Mijn moeder waarschuwt me dat ik verder moet studeren zodat ik niet net zo afhankelijk word van anderen zoals zij Mijn moeder mocht vroeger niet werken van mijn vaderMijn moeder waarschuwt me dat ik later mijn eigen inkomen moet verdienen om zelfstandig te kunnen zijnMijn moeder mocht vroeger niet werken van haar ouders

17) Kun je aangeven in hoeverre je het eens bent met onderstaande stellingen over jouw relatie tot jouw ouders?

Geheel oneens

OneensNoch eens, noch

oneens

Eens Geheel eens

Als ik later een eigen inkomen heb, dan zullen mijn ouders mij meer vrijheid gevenHoe harder ik mijn best doe voor school, hoe minder ik hoef mee te helpen in het huishoudenNaarmate ik beter mijn best doe op school krijg ik meer vrijheid van mijn ouders om mijn eigen beslissingen te nemenIk doe mijn best op school om te voorkomen dat mijn ouders zich met mij keuzes bemoeienAls ik stop met studeren, zullen mijn ouders me aanraden om te gaan trouwenMijn ouders hebben er minder moeite mee dat ik op school omga met leeftijdsgenoten van de andere sekse dan wanneer ik dat buiten school doeHoe hoger mijn opleiding is, hoe minder mijn ouders zich met mijn partnerkeuze zullen bemoeien

Familiebanden en verwachtingen betreft kinderopvang18) Kun je aangeven in hoeverre je het eens bent met onderstaande stellingen met betrekking tot familiebanden?

53

Page 55: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

Geheel oneens

OneensNoch eens, noch

oneens

Eens Geheel eens

De onderlinge banden in mijn familie zijn sterkOp mijn familieleden kan ik altijd rekenen als ik problemen hebMijn familieleden zijn als goede vrienden voor mijIk heb het gevoel dat mijn familie mijn leven volledig beheerstAls het slecht gaat met mijn familie dan zet ik alles opzij om ze te helpenMijn familieleden komen vaak bij elkaar op bezoek

19) Als je later kinderen krijgt en gaat werken, hoe moeilijk zal het dan volgens jou zijn om je kinderen bij de volgende kinderopvangmogelijkheden onder te brengen?

Zo goed als

onmogelijkMoeilijk

Niet zo moeilijk Makkelijk

Heel makkelijk

OudersGrootoudersVriendenKinderoppas (die geen familie of vriend is)Officiële kinderopvang

Sociaal economische positie ouders

20) Woon je in een koophuis of een huurhuis?

□ Koophuis □ Huurhuis

21) Hoe vaak praten je ouders over geldproblemen?

□ Minimaal 1 keer per dag

□ Minimaal 1 keer per week

□ Minimaal 1 keer per maand

□ Nooit

22) Hoe gemakkelijk of moeilijk kunnen je ouders rondkomen met het inkomen dat ze verdienen?

54

Page 56: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

□ Zeer makkelijk □ Makkelijk □ Niet makkelijk/ niet moeilijk □ Moeilijk □ Zeer

moeilijk

23) In hoeverre denk je dat de volgende uitspraken op je ouders van toepassing zijn?

Geheel oneens

OneensNoch eens, noch

oneens

Eens Geheel eens

Mijn ouders vinden dat ze net zoveel kans hebben op een goede baan als andere NederlandersMijn ouders vinden dat ze recht hebben op meer geld dan ze nu hebbenMijn ouders hebben het gevoel dat ze een slechtere economische positie hebben dan de gemiddelde NederlanderMijn ouders vinden dat ze in verhouding tot de gemiddelde Nederlander een laag inkomen hebbenMijn ouders vinden dat ze harder moeten werken voor hun inkomen dan de gemiddelde NederlanderMijn ouders zouden meer willen bereiken dan wat ze nu hebben bereikt op gebied van werk Mijn ouders hebben het gevoel dat het gebied van werk minder hebben bereikt dan de gemiddelde Nederlander

24) Kun je aangeven in hoeverre je het eens bent met onderstaande stellingen?

Geheel oneens

OneensNoch eens, noch

oneens

Eens Geheel eens

Mijn ouders verlangen van mij dat ik later een goed betaalde baan krijgIk stel me ouders teleur als ik slecht presteer op schoolMijn ouders zetten mij onder druk om later een goede baan te krijgen Mijn ouders vinden het erg belangrijk dat ik later een goede positie krijg in de maatschappijDe waardering van mijn familie hangt voor een groot gedeelte af van mijn schoolsuccesAls ik niet presteer, neemt de waardering van mijn ouders voor mij afMijn ouders zullen mij meer waarderen als ik in de toekomst een goede baan krijgOp het gebied van studie verwachten mijn ouders meer van me dan ik aankan

55

Page 57: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

25) Kun je aangeven in hoeverre je het eens bent met onderstaande stellingen?

Geheel oneens

OneensNoch eens, noch

oneens

Eens Geheel eens

Ik wil de beste zijn van mijn klasSlechte cijfers halen op school is voor mij geen optieIk zou erg teleurgesteld zijn in mijzelf als ik later geen goede baan krijgIk vind een goede carrière belangrijker dan sociale contacten Als ik volwassen ben, wil ik een betere maatschappelijke positie hebben dan mijn oudersAls ik alle leuke dingen die ik normaal doe opzij moet zetten om een goede carrière te krijgen, dan zal ik dat zeker doen

26) In welke sociale klasse zou jij je ouders plaatsen?

□ Arbeidersklasse □ Middenklasse □ Hoge klasse

Achtergrondgegevens27) Wat is je geslacht?

□ Man □ Vrouw

28) Wat is je leeftijd?

□ 12 □ 13 □ 14 □ 15 □ 16

29) Welke opleiding doe je?

□ Vmbo (basis of kader)

□ Vmbo (theoretische leerweg of gemengd)

□ Havo

□ Vwo

30) In welk schooljaar zit je?

□ 1 □ 2 □ 3 □ 4

32) In welk land is je vader geboren?

□ Marokko □ Nederland □ Turkije □ Anders

56

Page 58: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

33) In welk land is je moeder geboren?

□ Marokko □ Nederland □ Turkije □ Anders

34) Wat is de hoogste opleiding die door je ouders is afgemaakt? Vader Moeder

- Geen onderwijs gevolgd □ □- Basisschool □ □- Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo, mavo, vbo, ibo, mulo, □ □ulo, lavo en vglo) - Havo/ vwo □ □

- Middelbaar beroepsonderwijs (Mbo) □ □- Hoger beroepsonderwijs (Hbo) □ □- Wetenschappelijk onderwijs (Wo) □ □

35) Werkt je vader?

□ Ja (Ga door naar vraag 37)

□ Nee

36) Heeft je vader vroeger gewerkt? (Ga na deze vraag door naar vraag 39)

□ Ja

□ Nee

37) Hoeveel uur in de week werkt je vader per week?__________

38) Wat voor werk doet je vader?___________________________

39) Werkt je moeder?

□ Ja (Ga door naar vraag 41)

□ Nee

40) Heeft je moeder vroeger gewerkt?

57

Page 59: De inhaalslag van Turkse en Marokkaanse meisjes cs.doc · Web viewDe jonge Turkse en Marokkaanse meisjes blijken in opvattingen over emancipatie op het gebied van werk en huishoudelijke

□ Ja

□ Nee (Ga door naar vraag 43)

41) Hoe veel uur werkt je moeder per week?__________

42) Wat voor werk doet je moeder?_____________________________

43) Heeft één van je ouders de afgelopen 3 maanden een werkloosheidsuitkering gehad?

□ Nee, geen van beiden

□ Ja. mijn vader

□ Ja, mijn moeder

Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst!

58