de balans tussen een comfortabel en een bijna energieneutraal gebouw fmm nr 228 oktober 2016

3
Facility Management Magazine | oktober 2016 | 31 de visie De balans tussen een comfortabel en een bijna energieneutraal gebouw energieneutraal Nederland loopt bepaald niet voorop bij het te- rugdringen van de CO2-uitstoot, stelt Kersten. “We houden ons aan de regels, maar meer ook niet. Daarnaast zijn we erg geldgedreven en daardoor vooral gericht op de korte termijn.” Bovendien geeſt het fiscale regime weinig prik- kels. Kersten: “De consument moet een flinke belasting betalen, tot 15 cent, voor elektrische Tekst: Peter Bekkering Naar verwachting wordt in het Bouwbesluit geëist dat vanaf 2018 nieuwe overheidsgebouwen bijna energieneutraal zijn, en vanaf 2020 ook alle andere nieuwe gebouwen. Maar hoe zorg je ervoor dat die gebouwen ook comfortabel voor de eindgebruikers zijn en dat de onderhoudskosten te dragen zijn? Willem Adriaanssen en Rob Kersten van HEVO zetten hun visie hierover uiteen. energie. Bij grootverbruikers, zoals in de indus- trie is dit nog maar 2 tot 4 cent. Dat betekent dat voor grootverbruikers energielasten vaak kleine kostenposten zijn in een totale exploita- tie en dat de drive om er iets aan te doen dus gering is.” Ook op andere gebieden dwingt de overheid het niet af. Zo moeten ondernemingen met meer dan 250 ſte of 50 miljoen euro omzet vanaf 2015 een energie-audit houden, maar op het niet-uitvoe- ren staan nog geen sancties. Bij de eisen voor nieuwbouw komt daar nog iets bij, legt Kersten uit. “De overheid werkte jaren- lang met de eisen aan de energieprestatiecoëffi- ciënt (EPC) die steeds lager werden. Het is steeds meer de vraag of maatregelen die genomen wor- den om de EPC te halen wel de meest wenselijke zijn omdat je bijvoorbeeld de effecten van een niet goed geïsoleerd gebouw kunt opheffen door het dak vol te zetten met zonnepanelen. Het is dus niet altijd de juiste stimulans om iets aan het energieverbruik te doen.” Om dit wel te stimuleren moet er naast strengere eisen inclusief sancties bij de handhaving nog meer gebeuren, aldus Adriaanssen. “De over- Rob Kersten is hoofd expertisecentrum bij HEVO B.V. Willem Adri- aanssen is partner bij HEVO B.V. HEVO B.V. is gespecialiseerd in huisvestingsadvies voor de hele levenscyclus, aanbestedingen en projectmanagement.

Upload: willem-adriaanssen

Post on 25-Jan-2017

16 views

Category:

Real Estate


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: De balans tussen een comfortabel en een bijna energieneutraal gebouw Fmm nr 228 oktober 2016

Facility Management Magazine | oktober 2016 || oktober 2016 | Facility Management Magazine 31

de visie

De balans tussen een comfortabel en een bijna energieneutraal gebouw

energieneutraal

Nederland loopt bepaald niet voorop bij het te-rugdringen van de CO2-uitstoot, stelt Kersten. “We houden ons aan de regels, maar meer ook niet. Daarnaast zijn we erg geldgedreven en daardoor vooral gericht op de korte termijn.” Bovendien geeft het fiscale regime weinig prik-kels. Kersten: “De consument moet een flinke belasting betalen, tot 15 cent, voor elektrische

Tekst: Peter Bekkering

Naar verwachting wordt in het Bouwbesluit geëist dat vanaf 2018 nieuwe overheidsgebouwen bijna energieneutraal zijn, en vanaf 2020 ook alle andere nieuwe gebouwen. Maar hoe zorg je ervoor dat die gebouwen ook comfortabel voor de eindgebruikers zijn en dat de onderhoudskosten te dragen zijn? Willem Adriaanssen en Rob Kersten van HEVO zetten hun visie hierover uiteen.

energie. Bij grootverbruikers, zoals in de indus-trie is dit nog maar 2 tot 4 cent. Dat betekent dat voor grootverbruikers energielasten vaak kleine kostenposten zijn in een totale exploita-tie en dat de drive om er iets aan te doen dus gering is.”Ook op andere gebieden dwingt de overheid het niet af. Zo moeten ondernemingen met meer dan 250 fte of 50 miljoen euro omzet vanaf 2015 een energie-audit houden, maar op het niet-uitvoe-ren staan nog geen sancties.Bij de eisen voor nieuwbouw komt daar nog iets bij, legt Kersten uit. “De overheid werkte jaren-lang met de eisen aan de energieprestatiecoëffi-ciënt (EPC) die steeds lager werden. Het is steeds meer de vraag of maatregelen die genomen wor-den om de EPC te halen wel de meest wenselijke zijn omdat je bijvoorbeeld de effecten van een niet goed geïsoleerd gebouw kunt opheffen door het dak vol te zetten met zonnepanelen. Het is dus niet altijd de juiste stimulans om iets aan het energieverbruik te doen.”Om dit wel te stimuleren moet er naast strengere eisen inclusief sancties bij de handhaving nog meer gebeuren, aldus Adriaanssen. “De over-

Rob Kersten is hoofd expertisecentrum bij HEVO B.V. Willem Adri-aanssen is partner bij HEVO B.V. HEVO B.V. is gespecialiseerd in huisvestingsadvies voor de hele levenscyclus, aanbestedingen en projectmanagement.

031-033_FMM22816_ART07.indd 31 22-09-16 14:24

Page 2: De balans tussen een comfortabel en een bijna energieneutraal gebouw Fmm nr 228 oktober 2016

32

heid moet conform het principe van de vervuiler betaalt het belastingstelsel vergroenen door ver-vuilende grijze energie zwaarder te belasten en groene energie niet of amper. Dat is effectiever dan torenhoge subsidies zoals de SDE+.” De wo-ningbouw en de kleinere gebouwsoorten hebben laten zien dat het kan. “Daar doen de energie-kosten er wel toe en het realiseren van een energieneutra(a)l(e) woning of gebouw is een economisch haalbare case. Zonder subsidie en met een overzienbare terugverdientijd. Boven-dien is het technisch geen probleem.” Hij tekent daarbij wel aan dat bij overheids- en andere ge-bouwen niet dezelfde fout moet worden ge-maakt als bij sommige energiezuinige woningen uit de beginfase. “Die waren zo goed geïsoleerd dat ze potdicht zaten. Met als consequentie dat de ventilatie volstrekt onvoldoende was met ge-volgen voor de gezondheid van de bewoners.” Adriaanssen noemt in dat opzicht nog een val-kuil. “Als je niet zorgt dat het functioneren van de huisvesting in brede zin – enerzijds energie-verbruik anderzijds verblijfskwaliteit voor ge-bruikers – wordt gecontroleerd bij de oplevering en wordt gemonitord tijdens de exploitatie, dan gaat het mis. Om dit goed te doen moet je zowel het energieverbruik controleren als het functio-neren van de installaties.” Daarbij is ook de con-tractvorm belangrijk. Adriaanssen: “Ik pleit voor een integrale aanpak van ontwerp-, bouw- en

exploitatiefase die wordt doorvertaald in een contractvorm waarbij je één partij aanspreekt op het niet realiseren van de overeengekomen pres-taties.”Hoe het ook kan, laat het voorbeeld zien van het multifunctioneel centrum Atria in Leusden, met twee basisscholen, een BSO en een gymzaal. Adriaanssen: “Daar hebben we een integraal contract afgesloten voor ontwerp, bouw en ex-ploitatie voor twintig jaar met onderhoud en energiemanagement. Met financiële kaders voor investering, onderhoud en energie. Vervolgens hebben we de markt uitgedaagd om binnen die kaders zo veel mogelijk kwaliteit te leveren. Dankzij deze aanpak was het mogelijk om een energieneutraal gebouw te realiseren.” Kersten vult aan: “De GPR-uitvraag zorgde ervoor dat er breder werd gekeken naar duurzaamheid. Met aandacht voor energie, maar ook voor gezond-heid, toekomstwaarde, gebruikswaarde en mate-rialisatie.”

BENG Deze aanpak is ook toe te passen op de presta-tie-eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG) die naar verwachting vanaf 2018 zullen gelden voor nieuwe overheidsgebouwen en van-af 2020 voor overige nieuwe gebouwen. De pres-tatie-eisen betreffen: - de maximale energiebehoefte in kWh per m2

gebruiksoppervlak per jaar; - het maximale primair energieverbruik, even-

eens in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar;

- het maximale aandeel hernieuwbare energie in procenten.

Deze vastgestelde niveaus voor de verschillende gebouwfuncties staan weergegeven in de tabel.Daarbij wordt voor het bepalen van de energie-behoefte de energiebehoefte voor verwarming en koeling opgeteld. Voor utiliteitsgebouwen telt ook de energiebehoefte voor verlichting mee. De energiebehoefte kan worden ingevuld met her-nieuwbare of fossiele energie.Het primair energiegebruik is een optelsom van

Gebouwfunctie 1.Energiebehoefte in kWh/m2 per jaar

2. Primair energiege-bruik in kWh/m2 per jaar

3. Aandeel hernieuw-bare energie (%)

Woningen en woongebouwen

25 25 50

Utiliteitsgebouwen 50 25 50Onderwijsgebouwen 50 60 50Gezondheidszorggebouwen 65 120 50

031-033_FMM22816_ART07.indd 32 22-09-16 14:24

Page 3: De balans tussen een comfortabel en een bijna energieneutraal gebouw Fmm nr 228 oktober 2016

Facility Management Magazine | oktober 2016 || oktober 2016 | Facility Management Magazine 33

het primair energiegebruik voor verwarming, koeling, warmtapwaterbereiding en ventilato-ren. Voor utiliteitsgebouwen telt ook het primair energiegebruik voor verlichting en voor bevoch-tiging mee (indien aanwezig). Voor woningen en utiliteitsgebouwen geldt dat als er PV-panelen of andere hernieuwbare energiebronnen aanwezig zijn de opgewekte energie van het primair ener-giegebruik wordt afgetrokken.Het aandeel hernieuwbare energie wordt bepaald door de hoeveelheid hernieuwbare energie te delen door het totaal van hernieuwbare energie en primair energiegebruik.

StappenplanAdriaanssen en Kersten komen met een stap-penplan voor de facility manager die met BENG aan de slag wil.

Stap 1. Geef sturing aan de hele levenscyclusDe facility manager moet kijken hoe hij zijn doelstelling (een goed functionerend en bijna energieneutraal gebouw) wil vertalen in een vraagstelling en een contractvorm voor presta-ties die de hele levenscyclus – ontwerp, realisa-tie en exploitatie – omvatten. Daarbij stelt hij ei-sen aan de primaire behoeften: waar moet het gebouw voor dienen en wat zijn de omstandig-heden waarin de gebruikers goed kunnen pres-teren. Dit laatste betekent concrete prestatie-ei-sen op het gebied van binnentemperatuur en CO2-niveau. Eisen die overigens per ruimte kun-nen verschillen afhankelijk van de grootte van de ruimte, het doel van de ruimte en de intensi-teit van het gebruik.

Stap 2. Daag leveranciers uitIn deze stap legt de facility manager het risico bij de leveranciers en daagt hen uit om slimme investeringen te bedenken om de door de facilty manager aangegeven doelstellingen te bereiken. Noch de directie noch de facility manager moe-ten dat zelf doen. De facility manager vraagt al-leen tegen een bepaald budget een bepaalde hoeveelheid energiekosten en prestaties. Vervol-gens laat hij aan de leverancier over hoe en met welke installaties hij dat wil invullen.

Stap 3. Investeer gerichtDe risiscodragende partijen moeten maximaal investeren in zaken met een technische levens-duur die langer is dan de levensduur van de huisvesting. Zoals maximale isolatie, een perfec-te luchtdichtheid van de schil en een optimaal

casco. Bij componenten en installaties daarente-gen waarbij de ontwikkelingen snel gaan en de vervangingstijd korter is, is het niet nodig om altijd voor de technisch meest geavanceerde op-lossing te kiezen. Standaard zijn tegenwoordig al het gebruikmaken van warmtepompen, warmteterugwinning in de luchtinstallatie, toe-renregeling in ventilatie- en cv-systeem en led-verlichting.

Stap 4. Spreek een goede monitoring afOmdat een contract met prestatie-eisen voor de complete levenscyclus wordt afgesloten is het van belang dat de prestaties die nodig zijn voor een BENG-gebouw goed worden gemonitord. Daarbij moet de facility manager zich realiseren dat moderne gebouwen complexe machines zijn. Het is aan te bevelen dat de controle wordt ge-daan door een onafhankelijke derde partij.

Stap 5. Beloon goed gedrag en bestraf slecht gedragDe facility manager doet er goed aan de controle zo in te richten dat een goede score leidt tot min-der controles en een slechte score tot meer con-troles. Hij beloont en bestraft dus het vertrou-wen dat hij in de risicodragende partij heeft gesteld. Dit alles kan worden vormgegeven in systeemgerichte contractbeheersing.

Kersten en Adriaanssen realiseren zich dat wan-neer uitgegaan wordt van integrale contracten inclusief exploitatie met een lange looptijd het voor opdrachtgevende partijen – zeker bij de overheid – niet eenvoudig is om zo ver vooruit te kijken. Adriaanssen: “Zelf kiezen we ervoor om bij integrale risicodragende contracten waarvoor we de verantwoordelijkheid dragen vijf jaar lang de prestaties tijdens het gebruik te garanderen. Daarna kan het dan voor opnieuw vijf jaar – een overzienbare periode – worden verlengd. Is de dienstverlening niet naar behoren, dan kan de opdrachtgever zonder problemen afscheid ne-men.”

031-033_FMM22816_ART07.indd 33 22-09-16 14:24