asfalt - chemische feitelijkheden · asfalt door lilian vermeer, wetenschapsjournalist deze...

15
Asfalt door Lilian Vermeer, wetenschapsjournalist Deze Chemische Feitelijkheid is geschreven in samenwerking met de heer Willem Vonk, Department Manager Road and Roofing/Bitumod, Kra- ton Polymers Research B.V., Postbus 37666, 1030 BH Amsterdam. tel. (020) 630 26 98, e-mail: [email protected] 1. Inleiding 188– 3 2. Wat is asfalt 188– 3 3. Bitumen 188– 4 3.1 Samenstelling bitumen 188– 6 3.2 Eigenschappen bitumen veranderen 188– 6 3.3 Testmethoden bitumen 188– 8 4. Dwardoorsnede asfaltweg 188– 9 5. Soorten asfalt 188–10 5.1 Mastiek asfalt 188–11 5.2 Dicht beton asfalt 188–11 5.3 Poreus asfalt 188–11 5.4 Steen mastiek asfalt 188–12 6. Thermoplastische isomeren 188–12 7. Wet- en regelgeving 188–14 8. Milieu en gezondheid 188–15 9. Literatuur en referenties 188–15 188–1 Asfalt 38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

Upload: ngobao

Post on 26-Feb-2019

229 views

Category:

Documents


2 download

TRANSCRIPT

Asfaltdoor Lilian Vermeer,wetenschapsjournalist

Deze Chemische Feitelijkheid is geschreven in samenwerking met de heerWillem Vonk, Department Manager Road and Roofing/Bitumod, Kra-ton Polymers Research B.V., Postbus 37666, 1030 BH Amsterdam.tel. (020) 630 26 98, e-mail: [email protected]

1. Inleiding 188– 32. Wat is asfalt 188– 33. Bitumen 188– 43.1 Samenstelling bitumen 188– 63.2 Eigenschappen bitumen veranderen 188– 63.3 Testmethoden bitumen 188– 84. Dwardoorsnede asfaltweg 188– 95. Soorten asfalt 188–105.1 Mastiek asfalt 188–115.2 Dicht beton asfalt 188–115.3 Poreus asfalt 188–115.4 Steen mastiek asfalt 188–126. Thermoplastische isomeren 188–127. Wet- en regelgeving 188–148. Milieu en gezondheid 188–159. Literatuur en referenties 188–15

188–1Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

1. Inleiding

Asfalt is niet iets dat pas uit de vorige eeuw stamt. Al in de oudheidkende men asfalt. Het werd gewonnen op die plaatsen waar in denatuur de ruwe aardolie aan het aardoppervlak tevoorschijn kwamen zich mengde met stenen en zand.Nadat de vluchtige delen uit de olie verdwenen (verdampten) bleefeen soort asfaltmengsel over dat duizenden jaren geleden al werdgebruikt voor het afdichten van waterbouwkundige constructies enhet aanleggen van wegverhardingen. En met succes: sommige vandeze bouwwerken -zoals kademuren en andere waterbouwkundigewerken van meer dan 5000 jaar oud- zijn ook nu nog intact.Begin 1900 zorgde de opkomst van auto en fiets voor een snelle toe-name van het verkeer. Omdat het gemotoriseerde verkeer een sterk,dicht wegdek nodig had, betekende dit, na eerdere toepassingen invorige eeuwen, de doorbraak van asfalt. De opkomst van raffinagevan olie maakte het mogelijk de belangrijkste grondstof, bitumen, temaken voor asfalt. In 1914 werden in Nederland de eerste bitumi-neuze wegconstructies aangelegd en in 1923 de eerste gewalste as-faltwegen.In tegenstelling tot wat veel mensen altijd denken, waren de beton-wegen er niet eerder dan de asfaltwegen. De eerste betonwegen wer-den in Nederland in dezelfde tijd aangelegd als de eerste asfaltwegen(1923).

2. Wat is asfalt

Asfalt bestaat uit stenen, zand, vulstof en bitumen. De stenen/steen-tjes en zanddeeltjes kunnen verschillende grootte en vorm hebben eneen verschillende herkomst hebben (bijv. basalt, kalksteen en kwart-siet). De vulstof kan bestaan uit kalksteen, cement en zelfs vliegas(uit verbrandingsprocessen) of mengsels daarvan. Bitumen wordtuit aardolie gemaakt en kan in hardheid variëren. Het is eenthermoplastisch materiaal, maar de temperatuurgevoeligheid kanvoor verschillende bitumensoorten variëren.Door het kiezen van een bepaalde verhouding tussen de verschil-lende componenten en door te variëren in de korrelvorm en de gra-

188–3Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

dering van de minerale aggregaten kunnen alle mogelijke mengsel-eigenschappen aan het asfalt worden gegeven. Afhankelijk van detoepassing kan bijvoorbeeld gekozen worden voor een vloeistofdichtasfaltmengsel of voor waterdoorlatend en geluidsreducerend zeeropen asfaltbeton, voor flexibele mengsels of voor mengsels die be-stand zijn tegen hoge geconcentreerde belastingen.De keuze van het juiste asfaltmengsel is in toenemende mate vanbelang door de intensiteit van het verkeer. De intensiteit is de laatstedecennia drastisch toegenomen en het asfalt moet daarop berekendzijn om een flink aantal jaren mee te kunnen.Daarnaast zijn de klimatologische omstandigheden van belang. Bijlagere temperaturen kan asfalt scheuren vertonen door het gebruikvan een te harde bitumensoort. Bij hogere temperaturen kunnen ermakkelijk sporen komen in het asfalt door zwaar verkeer. In Scan-dinavië zal dus over het algemeen gekozen worden voor een zach-tere asfaltsoort (eigenlijk bitumensoort) en in Spanje meer voor eenhardere asfaltsoort. In landen met een continentaal klimaat (metgrote temperatuurverschillen) moet een asfaltsoort gekozen wordendie zowel tegen zeer lage als zeer hoge temperaturen kan.Tegenwoordig wordt steeds meer gebruik gemaakt van polymeer-gemodificeerd bitumen. Dit zijn bitumensoorten waar een bepaaldehoeveelheid kunststoffen door is gemengd. Deze kunststoffen zor-gen ervoor dat de gevoeligheid van het asfalt voor zomerse tempe-raturen en voor zware belasting sterk wordt verminderd.

3. Bitumen

Bitumen wordt uit aardolie gemaakt door middel van destillatie.Ruwe aardolie bestaat uit een mengsel van een groot aantal kool-waterstoffen, zoals pentaan, hexaan, octaan, benzeen etc. De zui-vere koolwaterstoffen hebben allemaal een eigen kookpunt en kun-nen op grond van de verschillende kookpunten gescheiden wordendoor middel van destillatie. In de praktijk vindt scheiding plaats opgrond van verschillende kooktrajecten waarmee een aantal fractieswordt verkregen. Elke fractie heeft zijn eigen kooktraject en bestaatuit een mengsel van koolwaterstoffen.

188–4 Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

Om de destillatie uit te voeren worden in de industrie reusachtigedestillatiekolommen gebruikt die in verschillende compartimentenzijn verdeeld. De temperatuur verschilt per compartiment; onder inde destillatiekolom is de temperatuur het laagst en bovenin hethoogst.

De olie wordt verhit tot 380°C en dan in de kolom gevoerd. Demeest vluchtige stoffen, zoals gas, benzine en kerosine zullen als eer-ste verdampen. De dampen kunnen via de schotels op de bodem vande compartimenten tot bovenin in de kolom komen. De dampencondenseren en kunnen dan de kolom verlaten. Op deze manierkrijg je verschillende fracties met verschillende kooktrajecten. Defractie met de hoogste kookpunten welke onder in de kolom komtna een eerste destillatie („long residue”) wordt gebruikt om bitumenvan te maken. Het „long residue” wordt in een tweede destillatie-kolom geleid waarin onder lage druk en een temperatuur van 360°Cwordt gedestilleerd. Onder de lage druk zullen de kookpunten vande overgebleven stoffen eerder bereikt worden. Deze tweede destil-latie levert producten op als smeeroliën en dieselolie. Onder in dekolom bevindt zich de „short residue”, in feite het ruwe bitumen.

0886-0306

Figuur 1. Schematische voorstelling van destillatie van aardolie. Bitumen is hetrestproduct (short residue) na destillatie van velerlei fracties uit olie.

188–5Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

Bitumen kan uit alle typen aardolie gemaakt worden, maar het enetype aardolie levert meer bitumen op dan de andere. Gebleken is datruwe aardolie uit Mexico en Venezuela meer bitumen opleveren danoliën uit het Midden-Oosten. Op sommige plaatsen op de aardekomt bitumen aan het aardoppervlak zoals in de natuurlijke bi-tumenmeren Pitch lake in Trinidad en Cold lake in Noord Oost Al-berta in Canada.Bitumen wordt voornamelijk toegepast in asfalt en dakbedekkin-gen.

3.1 Samenstelling van bitumen

Bitumen bestaat hoofdzakelijk uit organische koolwaterstoffen. Nahet destillatieproces van aardolie zijn de lichtere koolwaterstoffenverdwenen en blijft er een grote verscheidenheid aan stoffen over,waaronder paraffinen, oleofinen, naftenen en aromaatverbindingen.Deze koolwaterstoffen zijn in te delen in twee groepen: de asfaltenenen de maltenen. Een onderscheid tussen deze twee groepen kan ge-maakt worden met behulp van n-heptaan. De maltenen lossen hierinop en de asfaltenen niet. Op deze manier kan ook het percentageaan asfaltenen bepaald worden. De hoeveelheid en de aard van deasfaltenen en maltenen bepalen het reologisch gedrag, dat is de elas-tische en plastische vervorming van het bitumen. Concreet betekentdit bijvoorbeeld dat de temperatuurgevoeligheid van bitumen hogeris naarmate het gehalte aan asfaltenen lager is.

3.2 Veranderen van eigenschappen van bitumen

Bitumen is dus het restproduct na destillatie van velerlei fracties uitolie. Ook al is het een restproduct, het blijft een belangrijk en goedproduct om mee te werken. Het moet aan allerlei kwaliteitseisen vol-doen om geschikt te zijn voor de toepassing in asfalt en andere toe-passingen zoals dakbedekkingen.Als bitumen niet de gewenste functionele eigenschappen heeft, kun-nen deze veranderd worden. Functionele eigenschappen die van be-lang zijn, zijn onder andere hardheid, temperatuurgevoeligheid,duurzaamheid, verouderingsgedrag.

188–6 Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

Als de bitumensoort te zacht is kan het wegdek te gauw zacht wor-den bij hogere temperaturen. Ook kan een ribbelig wegdek ontstaandoor zwaar en veel optrekkend en stoppend verkeer. Dit zie je bijsommige stoplichten. Een te zachte bitumensoort betekent in feitedat de bitumen naar verhouding te veel koolwaterstoffen met rela-

0886-0307

Figuur 2. Algemene structuurformules van koolwaterstoffen die in bitumenvoorkomen. De asfaltenen zijn zeer grote moleculen hebben een aromatisch karakter.

De maltenen zijn te verdelen in drie soorten:• De verzadigden: vertakte alkanen (paraffinen), cycloalkanen (naftenen). Het zijn

vrijwel kleurloze verbindingen en vormen een wasachtige substantie.• De aromaten: moleculen met een structuur afgeleid van benzeen met daaraan ge-

koppeld niet-polaire groepen. Het zijn vloeibare stoffen en hebben een donkerbruinekleur.

• De harsen: stoffen met een structuurformule ook afgeleid van benzeen maar dan metpolaire groepen.

188–7Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

tief kleine moleculen bevat. Er is een aantal methoden om de hard-heid van het bitumen te veranderen.De bitumensoort kan bijvoorbeeld gemengd worden met een bi-tumensoort van een andere hardheid. Een bepaald type olie kan eenbitumen opleveren dat relatief veel kleine moleculen bevat. Door hette mengen met een bitumensoort die meer grotere moleculen bevatkan de gewenste hardheid verkregen worden.Ook kan te zachte bitumen worden doorblazen met lucht (zuurstof).Daarbij worden moleculen onderling aan elkaar gekoppeld (poly-condensatie). Er ontstaan grotere moleculen en de bitumen wordtharder.Verder kunnen een bepaald soort polymeren toegevoegd wordenaan het bitumen die temperatuurgevoeligheid en gevoeligheid voorzware belasting sterk verminderen. Deze bitumensoort wordt poly-meer-gemodificeerd bitumen genoemd. Zie hiervoor de paragraaf 6over thermoplastische elastomeren.

3.3 Testmethoden voor bitumen

Bitumen bestaat uit een mengsel van duizenden verschillende mo-leculen en is eigenlijk geen vloeistof maar ook geen vaste stof. Bijhoge temperaturen gedraagt het zich als een vloeistof en bij lageretemperaturen als een vaste stof en is het elastisch; het vertoontvisco-elastisch gedrag.Om bitumen op z’n visco-elastische gedrag („hardheid”) te testen iseen aantal methoden beschikbaar. Deze methoden zijn vastgelegd inEuropese normen (EN). De twee meest gebruikte methoden wordenhieronder beschreven. Deze methoden zijn overigens niet geschiktvoor polymeer-gemodificeerd bitumen.Een van de methoden is het meten van de penetratiewaarde (volgensEN 1426). Bitumen wordt hiervoor op een bepaalde temperatuurgebracht (bijvoorbeeld 25°C). Een naald van 100 gram wordt ge-durende 5 seconden in het bitumen geduwd en dan wordt gekekennaar hoever de naald in het bitumen is doorgedrongen. Deze waardegeeft een idee van de viscositeit van het bitumen. De waarde wordtuitgedrukt in 1/10 mm. Een penetratiewaarde van 250 betekent datde naald 25 mm in het bitumen is doorgedrongen. De meest ge-

188–8 Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

bruikte bitumensoorten hebben waarden die kunnen liggen tussen30 (hard) en 300 (zacht).Een andere methode is het meten van het verwekingspunt. Hierbijwordt gekeken naar de temperatuur waarbij vloeistofeigenschappeneen belangrijke rol gaan spelen. Bij de methode VerwekingspuntRing en Kogel (VReK) wordt een kogel (van voorgeschreven afme-tingen en gewicht volgens EN 1427) op een stukje bitumen (in eenring) gelegd dat wordt verwarmd door een onderliggend water- ofglycerinebad. Bij een bepaalde temperatuur zal het bitumen zo zachtworden dat de kogel door het bitumen heen zakt. De temperatuurwaarbij dit gebeurt, is het verwekingspunt. Een zachtere bitumen-soort zal een lager verwekingspunt hebben dan een hardere. Bitu-mina voor gebruik in wegen hebben waarden die liggen tussen 25 en160°C.

4. Dwarsdoorsnee asfaltweg

Asfalt kan niet zomaar op de ondergrond aangebracht worden, zo-als die in Nederland en in veel andere landen voorkomt. Onze bo-dem bestaat vaak uit zachte kleigrond waarover heen eerst een laag

0886-0308

Figuur 3. Voorbeeld van een dwarsdoorsnede van een asfaltweg.

188–9Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

zand wordt aangebracht. Daaroverheen een ongebonden (= nietaan elkaar verkleefde) laag met zand en stenen.Dan volgt een eerste laag basisasfalt (base course) met daarin grofaggregaat. Een tweede laag asfalt (binder course) en een top-/slijt-laag (wearing course) completeren het geheel aan lagen. Bij het ver-nieuwen van een weg wordt meestal alleen de toplaag eraf ge-schraapt en vervangen door een nieuwe laag. Het weggehaalde as-falt wordt tegenwoordig volledig hergebruikt. Het wordt verwarmden vermengd met bitumen van de juiste hardheid om weer nieuwasfalt te maken.

5. Soorten asfalt

De keuze van de steentjesgrootteverdeling bepaalt de asfaltsoort.Hieronder worden vier soorten asfalt beschreven.

0886-0309

Figuur 4. Schematische weergave van vier verschillende soorten asfalt.

188–10 Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

5.1 Mastiek asfalt

Mastiek asfalt is een mengsel van zand, vulstof en een overmaat aanbitumen. Door de overmaat aan bitumen is het mengsel van nature(water)dicht en hoeft het niet verdicht te worden. Het wordt vooraltoegepast bij bruggen en in dakgarages. De stabiliteit in het mengselkomt vooral van het bitumen dat dus voornamelijk de krachten op-vangt.

5.2 Dicht asfalt beton

In dicht asfalt beton (DAB) is het aandeel bitumen is kleiner dan inmastiek asfalt en de steentjes hebben een continue grootteverloop(van grotere stenen tot en met heel fijn zand). Het asfalt is dichtdoordat de steentjesgrootteverdeling ervoor zorgt dat alles goed inelkaar past en de spanningen erop worden opgevangen door de ver-schillende steentjesgrootte, het bitumen, zand en vulstof. Dit is tochnog toe de meest toegepaste asfaltsoort in Nederland.

5.3 Poreus asfalt

Tot poreus asfalt behoren onder meer zeer-open-asfalt-beton(ZOAB) en zeer-stil-asfalt (ZSA). De steentjes in het asfalt hebbenalle ongeveer dezelfde grootte en passen daarom niet goed in elkaar.Er blijven nogal ruimtes over tussen de steentjes en het bitumen.Deze ruimtes vormen kanaaltjes met elkaar door het hele asfaltwaardoor regenwater makkelijk afgevoerd kan worden. Het zorgtook voor geluidsreductie van het contact tussen band en weg (oprijkswegen bij hogere snelheden wordt het geluid met de helft gere-duceerd). Binnen de bebouwde kom, waar het verkeer een stuk lang-zamer rijdt, is het effect van ZOAB echter veel kleiner: niet 3 maar1 decibel. ZSA heeft naast de holle ruimtes ook een fijnkorreligerstructuur waardoor het wegdek egaler is. De holle ruimtes en hetegale wegdek samen maken dat de banden ook bij lagere snelhedenveel minder geluid voortbrengen.

188–11Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

5.4 Steen mastiek asfalt

Steen mastiek asfalt is een apart en relatief nieuw type asfalt. Dezeasfaltsoort kan worden beschouwd als een poreus asfalt, waarvanalle holle ruimten vol zitten met een soort mastiek. Het steenskeletvangt alle spanningen op en er worden daarom speciale eisen gesteldaan de kwaliteit van de stenen die gebruikt worden. Tussen de ste-nen bevindt zich bitumen en zand. Steen mastiek asfalt wordt vooralbeschouwd als een heel stabiel asfaltmengsel en wordt daarom ookbij zware belastingen ingezet.

6. Thermoplastische elastomeren

Zoals al eerder genoemd, worden er polymeren toegevoegd aan bi-tumen (en dus het asfalt), om de eigenschappen van asfalt te ver-beteren. Het gaat om een bijzonder type polymeren die ervoor zor-gen dat het asfalt weer in z’n oorspronkelijke vorm terugkeert nazware belasting, hoge en lage temperaturen. De thermoplastischepolymeren worden (3 tot 6%) alleen aan de top/slijtlaag van asfalttoegevoegd die zo’n 4 à 5 cm dik is.Het meest gebruikte polymeer in asfalt is poly(styreen-butadieen-styreen) of SBS. Dit is een thermoplastische elastomeer. Dit zijn ma-terialen die zich gedragen als gevulkaniseerde rubbers bij kamertem-peratuur en wanneer ze verhit worden, kunnen ze verwerkt wordenals plastics. Gevulkaniseerde rubbers zijn moeilijk te processen om-dat ze covalente verbindingen (crosslinks) tussen de ketens bevatten.Maar SBS en andere thermoplastische elastomeren zijn rubberach-tig zonder de covalente crosslinks.Het SBS-polymeer bestaat uit drie gedeelten. Het eerste gedeelte iseen lange keten van polystyreen (polystyreenblok), het middenge-deelte is een lange keten van polybutadieen (polybutadieenblok) enhet laatste gedeelte is weer een lange keten polystyreen. Polystyreenis een duurzaam, hard plastic dat zorgt voor de stevigheid in SBS.Polybutadieen is een rubberachtig materiaal dat zorgt voor de flexi-bele en elastische eigenschappen van SBS. De polystyreenblokkenvan verschillende ketens hebben de neiging om bij elkaar te cluste-

188–12 Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

ren. De clusters gevormd door de polystyreenblokken zorgen ervoordat de polybutadieenblokken aan elkaar gebonden worden.

De aantrekkingskrachten tussen de ketens berusten op Van derWaals-krachten. De relatief zwakke Van der Waals krachten tussende SBS-ketens zorgen ervoor dat de crosslinks reversibel zijn. Dezeeigenschap houdt in dat een geschikt oplosmiddel in staat is het pro-duct op te lossen, waarna, als het oplosmiddel weer verdwenen is,het netwerk weer hersteld wordt. Ook na verhitten zullen decrosslinks verbreken maar deze worden opnieuw gevormd als hetmateriaal weer wordt afgekoeld. Materialen met covalentecrosslinks zoals bijvoorbeeld gevulkaniseerd rubber kunnen niet op-gelost, noch gesmolten worden.Zo’n 75% van de polymeren die in deze markt toegepast worden isSBS: de prijs/kwaliteit verhouding is het beste gebleken. De anderepolymeren hebben in deze toepassing een minder goede prijs/kwa-liteit verhouding of schieten soms tekort in het verbeteren van eenvan de eigenschappen. In de overige 25% van de markt worden ma-terialen gebruikt als styreen-isopreen-styreen (SIS), ethyleenvinyl-acetaat (EVA), styreen-butadieen rubber, afval polymeren zoals po-lyethyleen (PE) of bandenrubber.

0886-0310

Figuur 5. Ruimtelijke weergave van polystyreenclusters en tussenliggendepolybutadieen rubbermatrix in SBS.

188–13Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

Er worden lang niet altijd polymeren toegevoegd aan asfalt. Het isduur, dus het is altijd een afweging of het lonend is om het toe tevoegen. In landen waar extreme temperatuurverschillen voorkomenzullen de asfaltwegen vaak vervangen moeten worden om ze goed tehouden. Ook op plaatsen waar de intensiteit van het verkeer zeerhoog is of waar veel zwaar verkeer langskomt zal het asfalt eerderslijten en/of vervormen. Het toevoegen van polymeren zal de levens-duur van de wegen verlengen, waardoor ze minder vaak vernieuwdhoeven te worden en zullen de kosten aanzienlijk dalen.In het gematigde klimaat van West-Europa bestaat zo’n 4 à 5 % vande huidige wegen uit polymeer-gemodificeerd asfalt. Op basis van deintensiteit van het verkeer zou het marktaandeel van gemodificeerdasfalt zo’n 15 % kunnen zijn.In Nederland is het aandeel wegen met polymeer-gemodificeerd asfaltminder dan die 4 à 5 %. Dit is een keuze van Rijkswaterstaat die zichsoms afvraagt of het polymeer gemodificeerde asfalt wel zo verbete-rend is. Overigens is de recent vernieuwde ringweg A10-west bij Am-sterdam wel aangelegd met gemodificeerd asfalt. Verder zijn bijvoor-beeld landingsbanen van Schiphol gemaakt van gemodificeerd asfalt.De grootste groei in het gebruik van gemodificeerd asfalt doet zichmomenteel voor in landen als China en de Verenigde Staten.

7. Wet- en regelgeving

Tot nog toe heeft in Europa ieder land z’n eigen regels wat betreftasfaltsamenstellingen en milieuregels bij de productie en het aan-brengen van asfalt. Er wordt hard gewerkt aan het opstellen vanEuropese normen op dit gebied, maar het zal nog geruime tijd durenvoordat er echt Europese overeenstemming is bereikt over deze nor-men. Wat betreft milieu valt het aanbrengen en het gebruik van as-falt in Nederland onder het Bouwstoffenbesluit. Het Bouwstoffen-besluit beschrijft regels voor een verantwoorde toepassing voor hetmilieu van bouwstoffen in de grond-, weg- en waterbouw. Naast debescherming van bodem en oppervlaktewater stimuleert het Bouw-stoffenbesluit ook het hergebruik van materialen.Wat betreft voorschriften voor de samenstelling van asfalt in Ne-derland bestaat er een dik boekwerk (RAW standaardbepalingen

188–14 Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

2000, uitgegeven door CROW). Hierin worden alle in Nederlandgebruikte asfaltmengsels beschreven (waaruit ze bestaan, hoe ze ge-maakt en aangebracht moeten worden).

8. Milieu en gezondheid

In het verleden zijn op grote delen van het wegennet teerhoudendasfalt toegepast. Teer wordt verkregen bij de destructieve destillatievan steenkool of hout en bevat zeer hoge concentraties PAK -Po-lycyclische Aromatische Koolwaterstoffen die kankerverwekkendkunnen zijn. Sinds 1991 mag geen nieuw teer meer worden verwerkten hergebruik van teerhoudend asfalt is per 1 januari 2001 verboden(Bouwstoffenbesluit).In bitumen zijn PAK-verbindingen slechts in zeer geringe concen-traties aanwezig. De concentraties in bitumen zijn een factor 1000tot 10000 lager dan in teer. Dit betekent dat de concentraties op dewerkplek bij het produceren en verwerken van asfalt beneden de gel-dende grenswaarden blijven en er geen gezondheidsrisico’s bestaan.Uit een recent internationaal onderzoek uitgevoerd (door het IARC)onder 30000 werknemers die veel met asfalt en bitumen werken(aanleggen van asfaltwegen, constructie van bitumineuze daken,mengen van asfalt etc) bleek dat deze mensen niet minder gezondzijn dan werknemers die niet met asfalt/bitumen werken.Alle grondstoffen van asfalt zijn in principe van natuurlijke oor-sprong en bevatten geen stoffen die schadelijk zijn voor mens enmilieu. Asfalt wordt zelfs gebruikt voor spaarbekkens voor dedrinkwatervoorziening (Rotterdam). Het „drinkwater” staat aan debinnenkant gewoon tegen het asfalttalud aan; regelmatige contro-lemetingen tonen aan dat er geen sprake is van uitloging van scha-delijke stoffen.

9. Literatuur en referenties

– Lesbrief „De zwarte magie van bitumen” (op te vragen bijKNCV: 070-3378790, e-mail: [email protected])

188–15Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188

Internet– www.psrc.usm.edu/macrog over Thermoplastische elastomeren– www.kws.nl– www.bsi.bv.tum.de/skripten/pdf/bitumen.pdf Duitse scriptie

over bitumen– International Agency on Research on Cancer (IARC), Epide-

miological study of cancer mortality among European asphaltworkers, P. Boffetta et al. IARC, Lyon October 2001(ftp://ftp.iarc.fr/ece/asphalt)

Belangrijke adressen– European Asphalt Pavement Association (EAPA):

www.eapa.org– European Bitumen Association: www.eurobitume.org– (Nederlandse)Vereniging tot Bevordering van Werken in asfalt:

www.vbwasfalt.org– CROW, kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur:

www.crow.nl

188–16 Asfalt

38 Chemische Feitelijkheden mei 2002 tekst_141/188