archiefnummer 466

22
ARCHIEFNUMMER 466 REGESTEN BEHORENDE TOT DE INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN DE PROOSDIJ VAN DE SINT WALBURGISKERK 1105-1533 TOELICHTING Deze lijst bevat regesten van oorkonden die berusten in het archief van de proosdij van de Sint Walburgiskerk in Zutphen. Een regest laat zich omschrijven als een analyse van een akte. De oorkonden zijn ter inzage in de studiezaal van het Regionaal Archief Zutphen en incidenteel maar in toenemende mate ook als scan via de website. Een akte kunt u aanvragen door op de aanvraagkaartjes het inventarisnummer en het regestnummer te vermelden. Het inventarisnummer staat genoteerd bij het regest. De meeste regesten hebben betrekking op oorspronkelijke akten, andere hebben betrekking op akten die zich in afschrift in bijvoorbeeld een cartularium bevinden. Bij het regest is vermeld in welke publicatie(s) de akte is opgenomen. Voor een geschiedenis van de proosdij van de Sint Walburgiskerk in Zutphen en verdere informatie wordt verwezen naar de inventaris. REGESTENLIJST 1 1105 Burchardus, bisschop van Traiectum, hernieuwt en bevestigt de voorrechten van de kerk, die zij bij de wijding van de door graaf Otto herbouwde kerk van Sint Petrus en Sint Walburgis heeft verkregen. De bisschop wenst een einde aan de twisten over de bezittingen van de kerk, namelijk de vier hoven: Sutphene, Bruchehove, Horstlare en Rislo en het kapittelgoed de Tien Hoeven. De bisschop bevestigt

Upload: nguyenkhue

Post on 11-Jan-2017

240 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: ARCHIEFNUMMER 466

ARCHIEFNUMMER 466

REGESTEN BEHORENDE TOT

DE INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN

DE PROOSDIJ VAN DE SINT WALBURGISKERK

1105-1533

TOELICHTING Deze lijst bevat regesten van oorkonden die berusten in het archief van de proosdij van de Sint Walburgiskerk in Zutphen. Een regest laat zich omschrijven als een analyse van een akte. De oorkonden zijn ter inzage in de studiezaal van het Regionaal Archief Zutphen en incidenteel maar in toenemende mate ook als scan via de website. Een akte kunt u aanvragen door op de aanvraagkaartjes het inventarisnummer en het regestnummer te vermelden. Het inventarisnummer staat genoteerd bij het regest. De meeste regesten hebben betrekking op oorspronkelijke akten, andere hebben betrekking op akten die zich in afschrift in bijvoorbeeld een cartularium bevinden. Bij het regest is vermeld in welke publicatie(s) de akte is opgenomen. Voor een geschiedenis van de proosdij van de Sint Walburgiskerk in Zutphen en verdere informatie wordt verwezen naar de inventaris.

REGESTENLIJST 1 1105 Burchardus, bisschop van Traiectum, hernieuwt en bevestigt de voorrechten van de kerk, die zij bij de wijding van de door graaf Otto herbouwde kerk van Sint Petrus en Sint Walburgis heeft verkregen. De bisschop wenst een einde aan de twisten over de bezittingen van de kerk, namelijk de vier hoven: Sutphene, Bruchehove, Horstlare en Rislo en het kapittelgoed de Tien Hoeven. De bisschop bevestigt

Page 2: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 2 van 22

de voorschriften, die door graaf Godschalk waren gemaakt, ten aanzien van de voogdij over de Tien Hoeven. a) Cartularium Proosdij (in het vervolg Cart. Pr.) inv.nr. 17 f. 34r. b) Afschrift in de rol met opschrift ‘Privilegia ecclesie Zutphaniensis’ in Archief Kapittel

(Archiefnummer 325, inv. nr. 1 ). c) Afschrift in Liber Camerae (in het vervolg Lib.Cam) (Inv. nr. 3), f. 54r - 55r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 38r-v. e) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 38v- 39r. f) Gedrukt: Bondam Charterboek Gelre-Zutphen dI. I-2, pp. 159-160; Sloet, Oorkondenboek der

graafschappen van Gelre en Zutfen, dl. II, pp. 206-208; De Vries, Opkomst van Zutphen, pp. 240-241, bijlage V; Harenberg, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen tot 1326, nr. 1105.12.25 (na 1104.12.25).

g) Tadama, Tijdrekenkundig register dl. I, nr. 4 p. 2. 2 1275 april 26 (feria sexta post octavas Pasche) Reynaldus, graaf van Gelria,bevrijdt de bezitters van de goederen Wonninck, Warninck en Regeningh van de onrechtmatige lasten die zijn vader had opgelegd. De graaf verleent hun het recht van wastinsigheid, waarvoor zij jaarlijks vier schellingen in zijn hof in Zutphania betalen en de gebruikelijke keurmede na het overlijden van een bezitter. a) Geïnsereerd in de brief van 28 juni 1370 (reg.nr. P61). b) In dorso aantekening: dat alle drie de goederen in Hengelo (G) lagen. Zie ook reg. P61. De

aantekening op dit stuk is van een vroeg 17de

- eeuwse hand, toen Warninck nog onder Hengelo lag). De wastinsigen betaalden hun tijnzen in bijenwas aan de landrentmeester van de graaf/hertog.

c) Gedrukt in: Sloet, Oorkondenboek II, nr. 965c. d) Zie ook A.Martens van Sevenhoven, Archief der Geldersche Rekenkamer, 1559-1795, (’s

Gravenhage 1925) deel II (reg.nr. 139 dd 2 augustus 1438). e) Harenberg, nr. 1274.04.13. Harenberg geeft als datering 13 april 1274. 3 1290 mei 28 (in octava Pentecostes) Godefridus, proost van Zutphania, verklaart met toestemming van deken en kapittel aan Hinricus, genaamd Gheltinc, het huis Gheltinc te hebben opgedragen, gelegen "in villa dicta Linlo": [buurtschap Linde] in de parochie Vorden, tegen een jaarlijkse betaling van 30 schellingen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 10 r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 66. c) Harenberg, nr. 1290.05.28. 4 1294 augustus 14 (in vigilia Assumptionis beate Marie virginis) Theodericus de Keppele, ridder, verklaart dat hij de helft van de gruit te Sutphania, die hij met toestemming van heer Gotfridus [de Borcklo], proost te Zutphen, van Egidius de Buniggen [Boningen] heeft gekocht, in leen zal houden. a) Oorspronkelijk (inv.nr. 48). Het zegel van Theodericus is verloren gegaan. b) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 9 r. c) Afschrift in Collectie Kreynck, (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv.nr. 30), f. 7 v. e) Harenberg, nr. 1294.08.14. f) Tadama dl I, p. 14-15 nr. 75. 5 1318 augustus 15 (ipso die Assumptionis beate Marie virginis) Godefridus de Borclo, proost van de kerk van Zutphania, maakt bekend dat hij aan Bernardus Herinc en zijn vrouw Alferna voor hun beider leven de proosdijhof Byslick heeft opgedragen voor 20 malder gerst, genaamd "pachtcorne", jaarlijks te leveren op de kade te Vahnum (ten n.w. van Wesel). a) Afschrift in Cart. Pr. (inv.nr. 17), f 11 verso. b) Harenberg, nr. 1318.08.15. c) Tadama dl. I, p. 17 nr. 96.

Page 3: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 3 van 22

6 1326 februari 26 (des donredaghes na sente Mathias misse) Renalt, zoon van de graaf van Gelre, oorkondt dat hij aan de proosdij te Zutphen een pond gelds jaarlijks heeft geschonken uit "der Molesteren hues" [later het huis "Gelre"], gelegen te Sutphen in de Hofstraat "upper hornen van der straten teghen Vreden aver", omdat de proost heer Johan van Bylant heeft ontslagen uit de manschap wegens de halve gruit van Zutphen, en voor hem in de plaats "enen legheren man", namelijk een schepen van Zutfen, heeft aangenomen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17) f. 8 v. en 9 r. De tekst is gecancelleerd. b) Harenberg, nr. 1326.02.27. Harenberg heeft als datering 27 februari 1327. c) Tadama I, p. 21 nr. 118. 7 1335 november 5 (Sutphanie dominica post Commemorationem animarum) Johannes then Velde, schout in het land van Sutphania, oorkondt dat hij het goed Hassynck, gelegen in Eme, parochie Warnevelt, dat hij in erftins van de proost en proosdij van Zutphania hield, ten behoeve van de proosdij verkocht heeft aan Heymericus, scholaster van de kerk en officiatus van de proost, met toestemming van zijn vrouw Ermegardis en zijn kinderen Andreas, Albertus, Aleydis en Ghesa, behoudens de tijnzen aan degenen die daarop recht hebben. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 6r. b) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 6v. 8 1336 april 2 (feria tercia post festum Pasche) Richter en schepenen van Sutphania en Johannes de Velde, schout, oorkonden dat heer Rycoldus, proost, en deken en kapittel van Zutphania Wendelmodis de Rasinc, haar echtgenoot Wolterus en hun zoon Henricus, die eigen volschuldige lieden van de proosdij waren en jaarlijks twee hoenders en vijf schellingen, kleine penningen, plachten te betalen, ontslagen zijn uit de horigheid en voortaan het goed Rasinc als tijnsgoed van de proosdij mogen bezitten. Zij betalen nu jaarlijks twee hoenders en vijf pond, kleine penningen. De proost staat hun toe zich met het recht “jus ministeriale” aan een andere heer te verbinden. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 8v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnr. 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 3), f. 65 r-v. c) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel inv.nr. 3), f. 6v-7r. 9 1337 april 28 (feria secunda post octavas Pasche) Richter en schepenen van Zutphania en Wilhelmus de Vierackeren, schout van Zutphania, oorkonden dat heer Heymericus, scholaster van Zutphania, volgens zijn verklaring van de proost van Zutphania het tijnsgoed Boynck in Rycele in de parochie Warnsfeld heeft ontvangen tegen een jaarlijkse betaling van zes pond, kleine penningen, en twee hoenders. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 6v. (Zie ook reg.nr. 16). b) Afschrift in Lib. Cam. (Inv.nr. 3), f. 5v-6r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnr. 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv.nr. 30), f. 64 r-v. 10 1337 april 28 (feria secunda post octavas Pasche) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden, dat Johannes genaamd ter Hueven, zijn zoon Gerardus en zijn dochters Ermegardis, Lubburgis en Wendelmodis, volgens hun verklaring van de proost van Zutphania in erfpacht hebben ontvangen het goed Ther Hoven, gelegen bij de Nieuwe stad van Zutphania in de parochie Warnsveld, tegen betaling van jaarlijks vier pond kleine penningen, twee hoenders en een malder weit, genaamd “kustbare weyte”. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 5r-v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 64r.

Page 4: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 4 van 22

11 1342 mei 1 (in die beatorum Philippi en Jacobi apostolorum) Ghisebertus, heer van Bronchorst, stadhouder in het land van Sutphania van hertog Reynaldus van Gelria, oorkondt dat Udo van Mekeren heeft verklaard de goederen van Reynaldus then Berghe, genaamd Corthenhoef en gelegen bij Doesborgh, van de Zutphense proosdij in erfpacht te heeft ontvangen voor 24 oude Tournooise groten en twee hoenders per jaar. Reynaldus then Berghe had de goederen aan proost Rycoldus de Hesewich opgedragen. a) Oorspr. (Inv.nr. 33). De zegels van de stadhouder en van Udo van Mekeren zijn verloren

gegaan. b) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), 9v-10r. c) Afschrift in Lib. Cam (Kapittel Inv.nr. 3), 10r-v. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke

instellingen’(Inv.nr. 30), f. 8 r-v. en 66r. 12 1342 september 4 (septembris die quarta) Henricus Gronlock, schout van Zutphen oorkondt, dat Theodoricus, genaamd Wendelinck, volgens zijn verklaring de goederen Wendelinck en Prekelhove, gelegen in de parochie Wichmond, van de proost van Zutphen in erfpacht heeft ontvangen tegen een jaarlijkse betaling van vier malder rogge, vier malder gerst en een pond kleine penningen. a) Afschrift in Cart. Pr, (Inv.nr. 17), f. 6v en 8r. b) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), 12v-13r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 64v-65r.) 13 1342 oktober 31 (in ecclesia Zutphaniense videlicet in capella beatorum Petri et Pauli apostolorum) Notaris Gerardus Lapicide de Zutphania instrumenteert, dat Wenemarus, genaamd Blake, volgens zijn verklaringen het goed “ten lutticken Hoen” in de parochie Voerst bij de Ysela gelegen, van proost, deken en kapittel van de kerk van Zutphania in erfpacht heeft ontvangen tegen betaling van negen malder rogge en negen malder gerst, genaamd “goet halfspildecorne”. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 9 r-v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 65v-66r 14 1343 maart 26 (in crastino Annuntiationis beati Marie virgini gloriose) Rycaldus, proost van de kerk van Zutphania, maakt bekend, dat hij met toestemming van deken en kapittel de proosdijhof “Hurstlere”, zowel het oude als het nieuwe land, ter bebouwing heeft gegeven aan Albertus, genaamd “de Hurstlere” , en aan zijn zoons Henricus, Suederus en Rodolphus. Tevens geeft de proost onder bepaalde voorwaarden het gebruik van het eikenhout, dat het goed oplevert tegen een jaarlijkse betaling van 70 malder zaad, half rogge half gerst per jaar en van het nieuwe land vier pond en vijf schellingen kleine penningen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f.21r-v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(inv.nr. 30), f. 21 r-v. 15 1345 december 6 (ipso die beati Nycholai episcopi) Rycoldus de Hezewic, proost, en Lambertus de Ampsen, schout te Zutphen, oorkonden dat Henricus, genaamd Poppinc, heeft verklaard het goed Poppinc, gelegen in de parochie Wernesvelt, van de proost van Zutphen in erfpacht heeft ontvangen tegen betaling van twee pond kleine penningen per jaar a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 34). Met een fragment van het zegel van de tweede oorkonder in

groene was. b) Afschrift in Cart. Pr. (inv.nr. 17), f. 5v-6r. c) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel inv.nr. 3), f. 3r-4r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betetreffende Geestelijke

instellingen’ (Inv.nr. 30), f. 8v-9r.

Page 5: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 5 van 22

16 1346 februari 15 (feria quarta post Scolastici virginis) Rycoldus de Hezewic, proost van de kerk van Zutphania, en Lambert de Ampsen, schout van Zutphen, oorkonden dat Henricus, genaamd Boyinck, het tijnsgoed Boyinck van de proosdij in Rycel, parochie Warnesvelt, heeft ontvangen van heer Heymericus, scholasticus van de kerk van Zutphania, op de voorwaarden, waarop heer Heymericus dit goed heeft gehouden. N.B. Onder de akte een aantekening dat behalve de zes pond en twee hoenders aan de proosdij, tien schepel rogge en tien schepel gerst verschuldigd zijn aan de thesaurier van het kapittel en bovendien als smalle tiende een varken, een hoen, een gans en een “boet” droog vlas. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 7r. (Zie ook regest P09). b) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel inv.nr. 3), f. 6 r-v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 64. 17 1346 maart 27 (feria secunda post Annunciacionem beate Marie virginis gloriose) Rycoldus, proost, Gerlacus, deken en kapittel van de kerk van Zutphen verklaren de hof van de proosdij, gelegen in Risele parochie Wernesvelt, in erfpacht te hebben gegeven aan Gerardus, zoon van Alfardus Martini, genaamd Dryneman, en zijn vrouw Truda, tegen betaling aan de proosdij van 26 malder rogge en 26 malder haver. Voorts treft men een regeling inzake de opbrengst van het hout dat in de mark Risele wordt gekap. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 1v.-2r. b) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 7v-8r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnr. 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 62 r-v. 18 1346 maart 29 (feria quarta post Annunciationem Marie virginis gloriose) Lambertus de Amsen, schout, en richter (sic) en schepenen van Sutphania oorkonden dat Gerardus Dryneman, zoon van Alfardus Martini, bekent van proost, deken en kapittel van de kerk in Sutphania ontvangen te hebben de hof van de proost te Rycele in de parochie Wernesvelt, tegen een jaarlijkse betaling van 26 malder rogge en 26 malder haver. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 35). De zegels van de oorkonders zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), 1 r-v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke

instellingen’(Inv.nr. 30), f. 9 r-v. 19 1347 mei 3 (feria quinta post Walburgis virginis) Rycoldus, proost, en deken en kapittel van de kerk van Zutphania oorkonden, dat zij het proosdijgoed Nanunck, gelegen in de parochie Wernsvelt, in erfpacht geven aan Everardus, genaamd Averkamp tegen betaling van een pond kleine penningen per jaar. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 4 r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 63 r. 20 1347 mei 3 (feria quinta post Walburgis virginis) Rycoldus, proost, en deken en kapittel van de kerk van Zutphania verklaren het proosdijgoed Averkamp, gelegen in de parochie Wernesvelt, in erfpacht te hebben gegeven aan Everardus, genaamd Averkamp tegen betaling van twee pond kleine penningen per jaar. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 4v-5r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 62r. 21 1347 oktober 2 (feria tercia post Remigii et sociorum eius) Lambertus de Ampsen, schout te Sutphania, oorkondt dat Everardus genaamd Averkamp heeft verklaard van de proost van Sutphania het goed Averkamp, gelegen in de parochie Wernesvelt, tegen twee pond kleine penningen per jaar in erfpacht te hebben ontvangen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 36). Het zegel van de schout is verloren gegaan.

Page 6: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 6 van 22

b) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 4v. c) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f 2r-v. 22 1347 oktober 2 (feria tercia post festum beati Mychaelis archangeli) Ricoldus, proost, Gerlacus, deken, en kapittel van de kerk van Zutphen verklaren aan Gerardus, zoon van Alfardus Martini, genaamd Dryneman, en zijn vrouw Truda in erfpacht te hebben gegeven verschillende stukken land gelegen op de “Zutphenre Engh” met de tienden daarvan, alsmede de weide genaamd “Sente Walburghen maat” en een stuk land gelegen bij de Coppele voor de muren van de Zutphense Nieuwe Stad, dit tegen betaling van zes pond kleine penningen per jaar. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 2v–3r. b) Afschrift in Collectie Kreynck, (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 62v – 63r. 23 1347 oktober 2 (feria tercia post Remigii et sociorum eius) Lambertus de Ampsen, schout te Zutphania, oorkondt dat Everardus genaamd Averkamp, volgens zijn verklaring van de proost van Zutphania het goed Nanungh, gelegen in de parochie Wernsveld, in erfpacht heeft ontvangen tegen betaling van één pond kleine penningen per jaar. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv. Nr. 17), f. 3r.-3v. b) Lib. Cam. (Inv.nr 3) f. 2v -3r. c) Afschrift in Collectie. Kreynck, (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke

instellingen’ (Inv.nr. 30), f. 63r-v. 24 1348 juni 10 (feria tercia post Pentecostes) Ricoldus de Hesewich, proost, en Martinus Alfardi, thesaurarius van de kerk in Sutphania en officiatus van de proost, gaan met toestemming van Gerardus Gerwerdingh, Gerardus de Wessa en Albertus Tankync, mannen van de proosdij, een ruil van landen aan met schepenen en raden van Sutphania, welke landen behoren in de proosdijhof van Hurslere 1) en tot de goederen van de mannen in Eme in de parochie Wernesvelt, terwijl de stad aan de proosdij afstaat de Holtmate in Wernesvelt, een stuk land genaamd Duvelryt, land in de Coppele bij de muren van Novum Opidum, en het huis met erf en tuin genaamd “Tygelhues” over de “Ysela”. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 43). De zegels van proost en officiatus zijn verloren gegaan. 1) Hurster in Warnsveld. 25 1351 december 14 (in dicta Zutphaniense ecclesia….. feria quarta proxima post festum beate Lucie virginis) Abdis en convent van het klooster in Hunnepe verklaren, dat zij van proost en kerk in Zutphania de goederen in leen hebben ontvangen die de priester Godefricus de Brincko binnen en buiten de stad van de proost in leen hield, en die hij bij testament aan het klooster had vermaakt aan de proosdij en wel tegen tien malder gerst, genaamd “halfspildecorne”, en vijf malder haver per jaar. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 49). De zegels van abdis en klooster zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Cart. Pr. (Inv. nr. 17), f. 8r– 9r. c) Afschrift in Collectie Kreynck, (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f.9v – 10r. d) Huberts II p. 7 nr. 974. 26 1351 december 16 (in dicto nostra Zutphaniensie ecclesia .. feria quarta proxima post festum beate Lucie virginis) Proost, deken en kapittel van de kerk van Zutphania verklaren dat Lubbergis, zuster van wijlen heer Godefricus de Brincko, priester, de goederen die hij aan abdis en convent van het klooster in Hunnepe heeft vermaakt, heeft overgedragen, waarop proost en kerk de abdis en het convent hebben beleend voor een “herwarda” van één pond en een jaarlijkse pachtsom van tien malder gerst, genaamd “halfspildercorne” en vijf malder haver. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), 11 r-v. b) Afschrift in collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 66v -67r.

Page 7: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 7 van 22

27 1353 maart 28 (feria quinto post Pascha) Gerardus, zoon van Wilhelmus Mathye, schout binnen en buiten Zutphania, Gerardus Zarbold en Johannes Spaen, schepenen van Zutphania, oorkonden dat Aleydis, weduwe van Lubbertus Louwers, en zijn zoon Lubbertus en schoondochter Aleydis, aan Fenne, weduwe van Engelbertus Lutgardi zoon, burger van Campen, de door Boldewinus Louwers nagelaten goederen, en 48 pond kleine penningen hebben toegewezen, waarvoor zij haar een jaarrente geven van vier pond, gaande uit het goed Osinch, gelegen in de mark Angheren, parochie Waernsvelt. a) Oorspronkelijk (Inv.nr 23). Het zegel van de schout is verloren gegaan; met de geschonden

zegels van de beide schepenen in de groene was. 28 1353 december 12 (feria quinta in vigilia beate Lucie virginis) Rycoldus de Hesewyc, proost, [deken en] kapittel van de kerk van Zutphania, verklaren dat zij Evesa, dochter van wijlen Theodericus ten Dyke en de vrouw van Gerardus Ruttinc, met hun zoons Theodericus en Hermannus uit de horigheid hebben ontslagen, en het horige goed Ten Dyke als erfpachtsgoed hebben gegeven tegen een jaarlijkse betaling aan de proost van drie malder rogge, genaamd “kunstbare rogghe”, en drie malder gerst, genaamd “halfspilde corne”, en bovendien drie schellingen en negen penningen oud geld en drie pond kleine penningen. a) Afschrift in Cart.Pr. (Inv.nr. 17), f. 36 r-v. b) Afschrift in Collectie Kreynck, (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 77 r.-v. 29 1357 januari 27 (feria sexta post beate Agnetis virginis) Richter en schepenen van Zutphania en Engelbertus de Horstle, schout binnen en buiten Zutphania, oorkonden dat Amilius Brune heeft verklaard van de proost van de kerk in Zutphania, het goed Hassinch in Eme in de parochie Wernesvelt in erfpacht te hebben ontvangen tegen een jaarlijkse betaling van drie pond kleine penningen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 37). De zegels van de stad en schout zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Lib.Cam. (Kapittel Inv.nr. 3) f. 5 r-v. c) Afschrift in Collectie Kreynk, (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 10 r-v. d) Huberts II, p. 8 nr. 981. 30 1357 juli 13 (op sunte Margrietendach) Engelbert van Herstele, schout binnen en buiten Zutphen, Jacob van Swipe en Johan Stuerman, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Lubbert die Louwer Lubbertszoon aan Mertyn van Zutphen en Martinus Alphardi van Drinen, kanunnik te Deventer, 35 oude gouden schilden schuldig is, waarvoor hij het goed Osinch, gelegen in Angheren in het kerspel Warensveld in onderpand heeft verkregen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 23). Met de geschonden zegels van de drie oorkonders, dat van

Louwer Lubbertszoon is verloren gegaan. Zie ook regestnr. P33. b) Afschrift in Lib.Cam. (Inv.nr 3), f. 15v -16r. N.B. In margine: vacat. 33 1360 januari 30 (feria quinta post Conversionis beati Pauli) Gerardus de Bake, ook genoemd de Hacvorden, schout binnen en buiten Zutphania, en Johannes Stuerman en Gherardus ten Brinke, schepenen van Zutphania, oorkonden dat Aleydis, weduwe van Lubbertus Louwer, verklaard heeft, aan Johannes Gerlacuszoon verkocht te hebben alle rechten, die zij had op het goed Osinch gelegen “in villa seu legione Angheren”, parochie Warensveld. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17). F. 20v – 21r. Zie ook reg.nr. 30. b) Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3) f. 9v – 10r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 71v.

Page 8: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 8 van 22

34 1360 mei 15 (des vriedaghes na zente Servasydach) Lubbert van den Voerde, richter te Wye, oorkondt dat Geryt van den Elshove, zijn vrouw Wobba en hun kinderen aan de proost van Zutphen drie morgen land uit het goed ten Elshove, gelegen in het kerspel Wye in “Tungher Enghe” en geheten “dat Oyspan”, hebben opgedragen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 24). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 11v - 12r. c) Huberts II, p. 8 nr. 984. 36 1361 maart 4 (in domo Theoderici Ficke insitoris (sic) opidani Zutphaniensis) Notaris Henricus van den Hecke van Zutphania instrumenteert, dat Henricus, zoon van Conradus van Luttike Smedinc, met zijn voogd Gerardus Eghedinc aan heer Ludolfus de Altenis, thesaurarius van de kerk in Zutphania, ten behoeve van de proosdij heeft opgedragen het goed Luttike Smedinc, gelegen in de parochie Lochem, buurtschap Swipe. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 25). Met de signatuur van de notaris. b) Afschrif in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 16r. c) Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3) f.13 r-v. d Afschrift in Collectie Kreynck, (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke

instellingen’ (Inv.nr. 30). f .39v.

37 1363 februari 2 (up Lichtmissen dach) Ghisebert de Coc, proost van Zutphen, maakt bekend, dat hij met toestemming van het kapittel aan Johan Zessinc, kleinzoon van wijlen Rixe Sessinc, en zijn vrouw Fye de proosdijhof Zessinc heeft verpacht, gelegen in het kerspel Hengelo, voor een jaarlijkse tyns van vijf schellingen kleine penningen en twee hoenders, en bovendien vijf malder winterrogge, die men afkopen mag met 40 Brugse schilden. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17) f.17. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30) f. 69 r. 38 1363 april 30 (up sente Wolburghen avont) Herman Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Christian ton Putte en Trude zijn vrouw aan heer Ludolf van Elten, kanunnik, ten behoeve van de proosdij van Zutphen hun goed “te Boinc” hebben opgedragen, gelegen in het kerspel Warensvelt, buurtschap Rijsel, behalve de tienden en anderszins, die uit dit goed moeten worden betaald. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 16r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv.nr. 30), f. 68r. 39 1363 april 30 (up sente Wolburghen avont) Gisebert de Coc, proost van Zutphen, maakt bekend, dat hij het goed “te Boinc”, gelegen in Rijsel, kerspel Warensvelt, heeft gekocht van Kirstien ton Putte en zijn vrouw Trude en de helft in gebruik heeft gegeven aan Andries Creync voor zes pond oud geld en twee hoenders per jaar, behalve de tienden en anderszins uit dit goed. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 16r-v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv.nr. 30), f. 68r. 40 1363 mei 7 (des sonnendaghes na des heylighen Cruys dach Invencio) Herman Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, Johan Stuerman en Johan die Wiese, schepenen, oorkonden dat Johan Zessinc en zijn vrouw Fie volgens hun verklaring aan de proost van Zutphen, vijf schellingen oud geld en twee hoenders tijns schuldig zijn uit het goed Zessinc, gelegen in het kerspel Hengelo, en bovendien vijf malder rogge, die zij met 60 pond kleine penningen mogen afkopen.

Page 9: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 9 van 22

a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f.17r. b) Afschrift In Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 15r-v. c) Afschrift in Collectie kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instelling

(Inv.nr. 30), f. 68v. 41 1363 juli 4 (op sente Mertens misse in de somer) Herman Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Arnt Musekin en zijn vrouw Aleyt volgens hun verklaring aan de proosdij van Zutphen acht pond kleine penningen jaarlijkse pacht schuldig zijn uit de Wessermaet, gelegen in Eme, kerspel Warensvelt. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 17r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 68v. 42 1363 juli 13 (op sente Margareten misse) Ghisebert de Coc, proost van Zutphen, maakt bekend dat hij met toestemming van het kapittel aan Arnt Musekin, burger van Zutphen, de helft van de Wessermaet, gelegen in Eme kerspel Warensvelt, heeft verpacht voor een jaarlijkse som van acht pond kleine penningen. De proost zegt toe een weg daarheen te laten aanleggen “doer Groenlokes mate ende Oyermate aen den wech to Bokelt Enghe”. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 16v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr.30), f. 68v. 46 1364 september 20 (in domo Henrici Lower) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat Fenna Odincs met haar man Hermannus Huginc aan heer Ludolphus de Altinis, thesaurarius van de kerk in Zutphania en officatus van de proost het halve goed Wentinch, gelegen in de buurtschap Dochteren, parochie Lochem, heeft verkocht. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 26). Met de signatuur van de notaris. b) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr.17), f. 19 v. c) Afschift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 11r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 39v. d) Huberts II, p. 9 nr. 992. 47 1365 januari 19 (in cripta ecclesie Zutphaniensis predicte) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat Johannes Gerlacuszoon, burger van Zutphania, zijn goed Oesinc, gelegen in de buurtschap Angheren, parochie Wernesvelt, aan proost, deken en kapittel van de kerk in Zutphen heeft opgedragen. a) Oorspr. (Inv.nr. 23. Met de signatuur vande notaris. b) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 20v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30)’, 12v. d) Huberts II, p. 9 nr. 994. 48 1365 januari 21 (up sente Agneten dach) Ghisebert de Coc, proost van Zutphen, verklaart verpacht te hebben aan Andreas Creinc, burger van Zutphen, de helft van zijn goed Oetsinc, gelegen in de buurtschap Angheren, kerspel Warensvelt, tegen een jaarlijkse betaling van zeven schepel rogge en zeven schepel koren. De proost zal de lasten van het gehele goed met Andreas Creinc gelijkelijk delen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 17v. Zie ook reg.nr. P47. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 69r.

Page 10: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 10 van 22

49 1366 december 1 (des dinsedaghes na sente Andreas daghe) Gherloch Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, Henric de Louwer en Gherart Drineman, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Lubbert de Louwer Lubbertszoon volgens zijn verklaring het goed Oetsinc, gelegen in het kerspel Warensvelt, buurtschap Angheren die hij van de proosdij van Zutphen in pacht houdt, wegens verzuim afstand heeft gedaan en aan de proost van Zutphen en Andreas Creynck heeft opgedragen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 18 en 20v. Zie ook de reg.nrs. P47 en P48. b) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 16 r-v. 50 1367 februari 20 (in ecclesie Zutphaniensi predicta) Notaris Remboldus de Beinem instrumenteert, dat Mechteldis, dochter van Gerardus Zyboldinc, ten behoeve van proost, deken en kapittel van de kerk van Zutphania afstand heeft gedaan van haar, aan de proosdij horige goederen, Zyboldinc in de buurtschap Heten, parochie Raelte, en Middelstorp in Hengworden, parochie Olst. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr.17), f. 18r. en 20v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. f. 69r. en 71r. 51 1367 februari 23 (up sente Mathys avont) Ghiselbertus de Coc, proost, deken en kapittel van de kerk van Zutphen, ontslaan Mette Gheritsdochter Zyboldinc uit de horigheid, omdat zij de goederen Zyboldinc in Heeten, kerspel Raelte en Middelstorp in Hencworden, kerspel Olst, heeft overgedragen, behoudens vijf molder zaadland, gelegen in de buurtschap Plegheste, kerspel Raelte. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 18r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 69r. 52 1367 april 5 (des naesten daghes nae sunte Ambrosius daghe) Gherloch Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Trude, vrouw van Kirsten ton Putte, het goed Boync in Risele, kerspel Warensvelt, van de proost van Zutphen heeft ontvangen op voorwaarden, waarop heer Heimerich, scholaster te Zutphen, dit goed van de proosdij heeft gehouden, naar uitwijzing van de desbetreffende brieven, die “in des capittels kiste” liggen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 7v. b) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 17r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 64v. 53 1367 april 5 (feria secunda Judica) Ghiselbertus Coc, proost, deken en kapittel van de kerk van Zutphania, verklaren dat zij het goed Boync in Risele en parochie Warensvelt gelegen, hebben opgedragen aan Truda, vrouw van Christianus de Puteo van Zutphania, op dezelfde voorwaarden waarop heer Emericus, scholasticus van genoemde kerk, de goederen hield, zoals vermeld in de hier getransumeerde brief. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 18v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 69v – 70r. 54 1367 mei 1 (up sente Walburghen misse) Andres Creync verklaart, dat hij zijn helft van het goed Oetsinc heeft verkocht aan de proost van Zutphen en geeft een kwitantie voor de koopsom, die hij heeft ontvangen van heer Ludolph van Elten, kanunnik te Zutphen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 21r. Zie ook reg.nrs. P48 en P49. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 12v.

Page 11: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 11 van 22

55 1367 Gerloch Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Trude, vrouw van Kyrstyen ten Putte, volgens haar verklaring het goed “to Boync” te Risel, parochie Warensvelt, van de proost van Zutphen heeft ontvangen tegen een jaarlijkse betaling van zes pond en twee hoenders. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 19r. Zie voor de datering naar de vorige akten. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 70r. 56 1368 mei 23 (Zutphanie in domo domini Ludolphi thesaurarii dicte ecclesie Zutphaniensis) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert, dat Stephanus de Roderlo, zijn vrouw Lubbergis en hun zoon Bernardus aan proost, deken en kapittel van Zutphania onder meer het goed Ymmekunc, gelegen in de buurtschap en parochie Steenre, hebben verkocht. Het goed werd in pacht gehouden door Johannes Avercamp en was oorspronkelijk een leen van de proosdij. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 27). Met een fragment van het zegel van Stephanus in groene was en

de signatuur van de notaris. b) In dorso: de bonis Ymmeconc quorum mediatas spectat ad preposituram, altera medietas ad

capitulum. c) Afschrift in Cart.Pr. (Inv.nr. 17), f. 18v. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141`) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 69v. e) Huberts II, p. 10 nr. 1000. 57 1368 mei 27 (up Pinksteravont) Ghisebertus de Coc, proost van Zutphen, maakt bekend dat hij met toestemming van het kapittel Steven van Roderlo heeft beleend met een hofstede in Steenre en een hofstede bij het goed Ymmekunc behorende slag, gelegen bij de Toldyc. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 18v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 69v. 59 1368 september 28 (up sente Michels avont) Ghyselbert de Coc, proost van Zutphen, maakt bekend dat hij het halve goed Wentinc, dat hij van Fenne Odinx heeft ontvangen, overdraagt aan zijn volschuldige eigen man Henrick Wentinc in Dochteren, voor een jaarlijkse afdracht van drie malder bonen, te betalen met drie malder rogge, zodat het gehele erf zes malder bonen of rogge moet opbrengen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 19v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 70v. 60 1368 november 11 (up sunte Martins misse in den winter) Johan Avercamp verklaart, dat hij van proost en kapittel van Zutphen het goed Ymmekunc in het kerspel Steenre heeft ontvangen “ter derde gerven ende te boumans rechte” op bepaalde voorwaarden inzake het bebouwen van de verschillende stukken land en zijn “timmer up die were”, en een jaarlijkse betaling van vier pond pachtgeld. a) Afschrift in Cart.Pr. (Inv.nr. 17), f. 21r. 61 1370 juni 28 (in vigilia beatorum apostolorum Petri et Pauli) Richters (sic) en schepenen van Zutphania geven een vidimus van de hier geïnsereerde brief dd. 1275 april 26 (reg.nr. P2). a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 58). Met een fragment van het zegel en contrazegel van de stad in

groene was. b) In dorso met een 17

e eeuwse hand: Ignoratur an extinctum sit presens jus cerocensuale, vel

num ad prepositoram spectare videatur quia eius mentio registris nos habetur.

Page 12: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 12 van 22

62 1376 januari 14 (up sente Pontiaens dach) Henric van Stienbergen, proost, deken en kapittel van Zutphen maken bekend, dat Lambert ter Oye, volschuldig eigen man van de proosdij, afstand heeft gedaan van het volschuldige eigen proosdijgoed “ter Oye”, gelegen in de buurtschap Eme, kerspel Wernesvelt. Proost, deken en kapittel hebben dit goed tot een tijnsgoed gemaakt ten behoeve van Gerd Scoldeman en Vrederic van Hellevoerde, die daarvoor jaarlijks in de kerk drie schellingen oud geld tot tijns zullen betalen en aan de proosdij twee malder pachtkoren. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 28r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 75v - 76r. 63 1378 november 14 (des sonnendaghes na sente Mertynsdaghe in den winter) Henric, heer van Wissche, knape, verklaart Bertelt Vrankenzoon te Gorslo, zijn volschuldig eigen man, met de proosdij van Zutphen geruild te hebben tegen Alyt Witendochter to Hamel, wonende te Gorslo. Alyt was een wastinsige van de proosdij en werd nu volschuldig eigen vrouw van de heer van Wisch. Bertelt Vrankenzoon werd nu wastinge van de proosdij. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 59). Met een fragment van het zegel van Henric van Wisch in groene

was. 64 1381 januari 25 (up sunte Pauwels dach Conversio) Henrick van Steenberghen, proost van de kerk van Zutphen, maakt bekend dat Belye, vrouw van Henrick ther Borgh, hem heeft opgedragen het goed geheten “dess Keysers guet” in Nortlo op de Veluwe in het kerspel Epe, en heeft daarvan afstand gedaan. De proost heeft dit goed vervolgens aan Jacob Wychartsz.? Herman Tunmanszoon verleend, die daarvoor jaarlijks een tijns van twaalf oude groten zal betalen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 35r. Door het origineel van deze akte was blijkbaar die van

1484 februari 4 gestoken. Zie reg.nr. P105. 65 1381 juni 15 (op sente Viits misse) Ludolf van Elten, scholaster te Zutphen en ambtman van de proosdij, verklaart voor zes jaar verpacht te hebben aan Johan van Renen, burger te Embric, de tiende van de proosdij, gelegen aan gene zijde van Embric in de Hetter a) Oorsponkelijk (Inv.nr. 52). Met het zwaar geschonden zegel van Ludolf van Elten in groene

was. 66 1384 oktober 27 (in vigilia Symonis et Jude apostolorum) Deken en kapittel van de kerk van Zutphania verklaren wat de volgende goederen bij Embrica gelegen volgens de oude registers aan de proosdij aan tijns hoorden op te brengen: de goederen in Hoevel, in Bloswer, te Mushoel, ter Heyden, ter Weie, ter Velighe en in Hasselt (Hassent). a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), tussen f. 23v – 24r. Boven de akte staat geschreven: “Copia

littera quam habet capitulum in cista de bonis infrascriptis” b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 74v. 68 1400 december 31 (up Jaers avont) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden, dat Johan Assingh en zijn vrouw Mechtelt van Johan van Dorenborgh een stuk land in de Pulsbroek in erfpacht hebben genomen voor twee tijnshoenders en drie pond per jaar. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 28). Het stadszegel is verloren gegaan. N.B. door deze brief is

gestoken die van 1405 juli 10 (reg.nr. P75).

Page 13: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 13 van 22

70 1403 januari 25 (op sente Pauwels dach Conversio) Robert van Wische, proost van Elst, verklaart Bernardus Costewins, wastinsige, te hebben overgedragen aan de proost van Zutphen, in ruil voor diens wastinsige Johan de Monich, bouwman (landbouwer) van eerstgenoemde. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 19v. 71 1403 september 27 (des donresdaghes nae sente Mauricius dach) Johan van Steenbergen, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Gerrit die Louwer Lubbertszoon heeft verklaard generlei recht of aanspraken meer te hebben op het goed Oesinch, en ten onrechte voor de schout tegen proost, deken en kapittel heeft willen procederen. Op grond van “schyn ende brieve” konden proost, deken en kapittel aantonen dat Oesinch onbetwistbaar een proosdijgoed was. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 21v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 72r. 72 1404 februari 3 (up sunte Blasiusdach sheiligen byscops) Reynolt van Keppele verklaart, dat hij Aernt Raemsdorp te Lochem en Guede Egberten? te Rysen, overgedragen heeft aan de proost van Sint Walburgis, heer Jacob Heye, in ruil voor de uit de wastinsigheid ontslagen Ghese Gerloges en haar zoon Johan Esghendorp. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 160). Met het geschonden zegel van Reynolt in groene was. 73 1404 Jacob Hey, proost van Sint Walburgis in Zutphen, maakt bekend dat Bernt ter Quaetwyck en zijn vrouw Alyt, ter afdoening van een schuld, met toestemming van de proost aan Henrick Regelant, burger van Zutphen, hun kamp land, geheten Cobbenkamp, gelegen in Steinre, hebben verkocht. Deze kamp land was gekomen uit het goed Quaetwyck, een tijnsgoed van de proosdij en bleef tijnsbaar met acht oude penningen per jaar. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 29v. N.B. nadere datering ontbreekt. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 29v. 74 1405 mei 1 (op sunte Wolburgen dach) Jacob Heye, proost van Sint Walburgis te Zutphen, maakt bekend dat hij aan Willem Nuyer te Oeckenbroeck en Lambert then Woringheir? ten behoeve van Jutte, zuster van Willem Nuyer, al het goed heeft verkocht, dat aan de proosdij was vervallen van haar man Herman then Loehuyss, die – omdat hij zijn hoofdgeld drie jaar lang niet had betaald – “belmondig” was geworden. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr.17), f. 13r. 75 1405 juli 10 (des vridags nae Kyliani martiris) Andries Yseren en Evert Stuerman, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Johan van Dorenborgh en zijn vrouw Mette aan heer Jacop Heye, proost van Zutphen, en de proosdij de drie pond hebben opgedragen, zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken als betaling voor de 20 oude groten, die de proost te vorderen had uit hun huis “tot Gelre”. Met deze betaling hebben zij de drie pond ingelost en bovendien werd afgezien van de betaling van de twee tijnshoenders. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 28). Met het zegel van Andries Yseren in groene was; dat van Evert

Stuerman is verloren gegaan. Deze brief is gestoken door die van 1400 december 31 Zie reg.nr. P.68).

76 1407 januari 21 (op sunte Agneten dach) Jacop Heye, proost van Sint Walburgis in Zutphen, verklaart dat hij het proosdijgoed Ymmekongh, gelegen in het kerspel Steynre, voor twaalf jaren heeft verpacht aan Lambert Mullingh, voor een

Page 14: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 14 van 22

pachtsom van twaalf oude schilden per jaar op voorwaarde, dat hij het huis zal “hueden ende waren in timmeringe tot boumans rechte”. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 30r. 77 1406 oktober 27 (op sunte Symon en Juden avont der heiliger apostelen) Jacop Heye, proost, en deken en kapittel van Sint Walburgis in Zutphen, verklaren aan Henric Hungeringh de hofstede te hebben verpacht waarop Henric gebouwd heeft, gelegen in het kerspel Warnesvelt en de buurtschap “op den kirkhave” te Angheren, en door de mark Angheren aan het proosdijgoed Oesinc is toegewezen. Jaarlijks moeten nu twee paar pachthoenders worden geleverd. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 7v. N.B. onder de akte een aantekening (midden 15

e eeuw)

over het verzuim in de pachtbetaling, waardoor de hofstede weer ter vrije beschikking aan de proosdij stond, maar nu met een tweejaarlijke pacht van twee paar kapoenen.

78 1408 maart 31 (des saterdages nae onser Vrouwen dach Annunciacionis) Jacop Heye, proost van Sint Walburgis in Zutphen, verklaart dat Gheryt dye Walle afstand heeft gedaan van het goed Wolderingh, leengoed van de proosdij, gelegen in kerspel en mark Vorden bij het huis Vorden, en dat hij op Gheryts verzoek Derick Essekens daarmee weer heeft beleend. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 30r. 79 1409 januari 21 (op sunte Agneten daghe) Dirick, heer van Wyssche, knaap, drost en rentmeester van de hertog van Gulich en Gelre in het land van Zutphen oorkondt, dat hij Gese, dochter van Johan Clumpener te Roderlo, heeft ontslagen uit de horigheid, keurmede en wastinsigheid jegens de hertog, dit ten behoeve van de proost van Zutphen, in ruil waarvoor hij nu heeft ontvangen Aleit?, dochter van Heyne Wenting, die aan de proosdij keurmedig is geweest. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 61). Met een fragment van het zegel van de oorkonder in groene was. 80 1409 maart 28 (des donredages nae Judica) Jacop Heye, proost, Johan Balyu, deken, en kapittel van Sint Walburgis in Zutphen, verklaren dat zij ten behoeve van de proosdij aan Alphart van Drienen, wijlen Gheryt Drynemanszoon, zijn leven lang verpachten alle land met de tienden daaruit, die de proosdij bezit op de Zutphense Engh, alsmede Sint Walburgen maat, het land bij de Coppele en de waren van het land gelegen achter de Zutphense Engh bij wijlen Alphart Martyns laat en het land bij Wolfler Engh, zoals Alpharts overleden ouders dit eertijds in erfpacht hielden. Alphart van Drienen zal jaarlijks daarvoor zes pond kleine penningen betalen. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 3 r-v. 81 1409 mei 28 (des neesten dinxdaghes nae Pinxtardach) Jacop Heye, proost, deken en kapittel van de kerk van Zutphen verklaren, dat heer Dirck die Gruter en heer Heinric van Wyele, priesters, de inkomsten van hun maat in het kerspel Drempt, geheten Udenmaat of de Cortenhoff, die zij van de proosdij in tijns houden, mogen gebruiken ten behoeve van het Sint Katharinen altaar in de kerk van Doesborch, en voor een nieuw te stichten altaar in die kerk door heer Henric. Als de maat van eigenaar verwisselt, moeten 24 oude groten en twee hoenders jaarlijkse aan tijns aan de proosdij worden betaald. a) Afschrift in Cart. Pr. (Kkreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke

instellingen’ (Inv.nr. 30), f. 76v. 82 1413 april 28 (des vridags nae Pache dach) Richer en schepenen van Zutphen oorkonden, dat Gryete van Oerthusen aan proost en proosdij van Zutphen de jaarrente van vier pond heeft opgedragen, die jaarlijks wordt betaald uit de gaarde buiten de Nyestatspoort, gelegen bij de Zutphense Engh tussen de weg en het Oelde Dyep, en die oorspronkelijk aan Werenbolt Stuvenbergh en zijn voorouders toebehoorde. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 32v.

Page 15: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 15 van 22

83 1413 april 28 (des vrydaigs nae Pasche dach) Jacop Heye, proost, deken en kapittel van Sint Walburgiskerk in Zutphen verklaren, dat zij door bemiddeling van vrienden met Griet van Oerthusen een vergelijk hebben getroffen en generlei vordering meer op haar hebben, ook niet wat betreft het land afkomstig van Rolff Wilde. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17) f. 32v. 84 1413 juni 28 (up sunte Petr ende Pauwels avont apostolorum) Jacop Heye, proost van Sint Walburgis in Zutphen, maakt bekend dat Gertruyt, vrouw van Johan van Loe en hun kinderen “tot coermedesschen rechte geheiten wastinsigh” aan de proosdij toebehoeren en vanouds wastinsige lieden zijn, die alle rechten en vrijheiden van proosdij wastinsigen bezitten. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 33r. 85 1413 november 13 (up sunte Brixiusdach) Gheryt die Boese, drost van het land van Zutphen, oorkondt dat hij ten behoeve van Jacop Heye, proost van Zutphen, Hille, dochter van Willem Hadekingh en de vrouw van Gheryt Wentingh, vrijmaakt van alle wastinsigheid en horigheid jegens de hertog van Gelre, en daarvoor heeft aangenomen Gese Lieveringhs, vrouw van Dirck Ebbinghes, die nu aan de hertog wastinsig zal zijn, terwijl Hille, die op het proosdij volschuldige goed Wentingh te Duchteren woont, nu aan de proost volschuldige zal zijn. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 62). Met het geschonden zegel van de oorkonder in groene was. 86 1432 juli 24 (op onsen slate ten Rosendale ... des donresdaighs op sent Jacobsavende des heylgen apostels) Arnolt, hertog van Gelre enz., belooft zich te houden aan de privileges, die het kapittel te Zutphen van de graven/hertogen van Gelre hebben verkregen en waaronder het recht valt, dat het kapittel en zijn goederen niet voor een andere rechtbank gedaagd mogen worden dan voor dat van de hertog en zijn "camer". a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 34v. b) Oorspronkelijk (Kapittel Inv. nr. 297). Het zegel van de hertog is verloren gegaan. c) 16

e-eeuws afschrift op papier (Kapittel Inv. nr. 297).

d) Geïnsereerd in de brief dd. 1547 maart 11 ( Kapittel reg. nr. 694). e) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv. nr. 3), f. 33 r-v, 92v en 97v. Open brief van de hertog van

dezelfde inhoud, gedateerd 25 juli op sent Jacops dage. f) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 44r. g) Tadama I p. 48 nr. 325. 87 1420 april 25 (op sunte Marcus dach des heyligen ewangelistten) Jacop Heye, proost van Sint Walburgis in Zutphen, maakt bekend dat hij Ingram Mynghen Lutgardenzoon uit de keurmedigheid van de proosdij heeft ontslagen, en voor hem in de plaats heeft aangenomen als keurmedige Styne, dochter van Jutte en Geryt Buershege. a) Afschrift in Cart Pr. (Inv.nr. 17), f. 33v. 88 1435 november 29 (op sente Andries avondt apostoli) Jacob Schimmelpenning en Derick van Drinen, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Henric Bungener binnen een jaar de proosdij en deken en kapittel een jaarrente van een oud schild zal vestigen of binnen dezelfde termijn een “gelijke wisell” zal zien te verkrijgen voor Gheertruyt, Aelbert Philips’ vrouw en haar kinderen op verzoek van proost, deken en kapittel. Indien het een en ander niet geschiedt, dan vervalt Henric Bungener in een boete jegens proost, deken en kapittel van 25 oude schilden. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 29). Met het geschonden zegel van de eerste oorkonder en dat van de

tweede in groene was.

Page 16: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 16 van 22

89 1436 janauri 14 (op sente Poncianusdach) Gerit van Hacforden verklaart ten behoeve van de proosdij Heilwich, dochter van Willem Tegerdinck uit de wastinsigheid te hebben ontslagen en in ruil daarvoor te hebben ontvangen Aleit ten Boerle. a) Oorspr. (Inv.nr. 63). Het zegel van Gerit van Hacfort is verloren gegaan. 90 [voor 1436 november 6] Johan Kreyng, ambtman van de proosdij van Zutphen, verklaart dat hij met toestemming van deken en kapittel van Sint Walburgis het goed Wiltinck, gelegen in het kerspel Gorsele, tevoren een horig goed van de proosdij, heeft gemaakt tot een tijnsgoed ten behoeve van Aleit, weduwe van Frederick ter Bruggen, die daaruit jaarlijks dubbele tijns zal betalen van acht schellingen en tien penningen, 13 schepel rogge, 13 schepel koren en nog eens zes malder half rogge en half koren behorende tot de zogeheten “Vernannen stedicheit”. Dit laatste mag ook worden verrekend uit haar goed “ten Hecke” en de maat geheten “Haerremaet’, gelegen in het kerspel Gorsele. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 28v. 91 1436 november 6 (op sente Willibrordus avondt episcopi) Andries Iseren Alphartszoon, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Aleit, weduwe van Frederick ter Bruggen, de jaarlijkse opbrengst van 13 schepel rogge en 13 schepel koren aan proosdij toebehorend uit het goed Wiltinck, gelegen in het kerspel Gorsele, voortaan mede uit haar goed “ten Hecke” en uit “die Haerre maet” in hetzelfde kerspel zal opbrengen, aangezien het goed Wiltinck door deken, kapittel en proosdij van Sint Walburgis uit de horigheid is ontslagen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 30). Het zegel van de schout is verloren gegaan. 92 1437 oktober 1 (op sente Remigiusdach episcopi) Andries Iseren Alphartszoon, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Wichman Roeterdinck, Geertryudt Badincks en haar dochter Geertruydt verklaard hebben voortaan horig te zullen zijn “to wastinsigen rechte” aan de proosdij van Zutphen. a) Oorspr. (Inv.nr. 64). Met het zegel van de schout in groene was. 93 1445 mei 24 (des maendaigs na Belaken Pinxteren) Ryquyn van der Voerst, schout te Zutphen verklaart in deze open brief dat hij een gericht heeft gehouden met gerichtslieden en huisgenoten van de proosdij, waarin de huisgenoten uitspraak hebben gedaan over de straffen in te stellen op wanbetaling van tijns. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 53). Het zegel van de schout is verloren gegaan. b) Afschrift in Lib. Cam (Kapittel Inv.nr. 3), f. 82r-v. 94 1445 mei 24 (des manendaigs na Belaken Pinxteren) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat op verzoek van de proost Sweder van Aepeltoern de schout Rywuyn van der Voerst met schepenen, richters, gerichtslieden en huisgenoten een gericht heeft gehouden, waarin de huisgenoten uitspraak hebben gedaan betreffende de straffen op wanbetaling van tijns. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 53). Het geheimzegel van de stad is verloren gegaan. b) Afschift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 19v. c) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 83r-v. 95 1451 november 22 (ipso die Cecilie virginis) Zwederus van [Apeldorn], proost van Sint Walburgis in Zutphen, verklaart met Anthonys Iseren verscheidene stukken zaadland op de Zutphense Engh te hebben geruild. Anthonys krijgt onder meer een stuk land dat grenst aan de Hessemarckt, en de proosdij een stuk land gelegen “up Wolfler voerde”, terwijl het land van Anthonys voortaan aan de proosdij tijnsbaar zal zijn. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 44). Met het beschadigde zegel van de proost in groene was.

Page 17: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 17 van 22

96 1455 januari 26 (dess sonnendages nae sunte Pauwels daige Conversionis) Wij [ Arnolt], hertog van Gelre etc. laat Henrick, heer van Wysch, drost, en alle ambtlieden van het land van Zutphen weten, dat zij geen herendiensten mogen vorderen van de goederen die vanouds geschonken hertogelijk goederen zijn aan de kerk en de proosdij van Zutphen. Voortaan mag er geen inbreuk op hun oude rechten en vrijheden worden gedaan. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 33v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141, ‘ Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 76 v- 77 r. 98 1457 september 30 (op sente Remigius avondt episcopi et confessoris) Henric Kreyng verklaart van de proost Sweder van Aepeltoern in erfpacht te hebben genomen een maat geheten “sunte Walburgen maet”, gelegen aan het einde van de Zutphense Enk voor zeven molder winterrogge per jaar a) Oorsponkelijk (Inv.nr. 38). Het zegel van Henric Kreyng is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 20r-v. 99 1463 december 1 (des donredaghes nae sunte Andriesdaghe apostoli) Heer Jacob van Hacforden, ridder, ontslaat Johan, vrouw van Jacob Kemerlingh en dochter van wijlen Ghese ter Maet, met haar kinderen uit de wastinsigheid en horigheid ten behoeve van de proosdij van Zutphen, die hem daarvoor in ruil geeft Nesse Lysebettendochter met haar kinderen en Gholde, haar nicht. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 65). Met een fragment van het zegel van Jacob van Hacfort in groene

was. 100 1465 augustus 5 (op maendach nae Vincula Petri) Geryt Lansing en zijn vrouw Alyt beloven, dat zij binnen zes jaren na dato de jaarrente van vier gouden Rijnse guldens zullen lossen, die zij aan Henrick van Kraenenborch verkocht hebben uit hun halve tijnsgoed, geheten “Aeverkamp” en gelegen is in het kerspel Wernsfelt, buurtschap Leisten, zoals was afgesproken door de proost van Sint Walburgis in Zutphen als tijnsheer en door hem mede was bezegeld. Mocht een en ander niet geschieden zoals was overeengekomen, dan zal het halve tijnsgoed “Aevercamp ledich” aan de proosdij vervallen. a) Oospronkelijk (Inv.nr. 55. Het zegel van Geryt Lansing is verloren gegaan. 101 1466 december 15 (op maendach na sunte Luciendach virginis) Wolter Raessynck en zijn moeder Biele beloven, dat zij binnen acht jaren de jaarrente van tien Rijnse guldens zullen lossen, die zij verkocht hebben aan de gebroeders Dyetmer en Willem Broickhuys met toestemming van heer Zweder van Apeldorn, proost van Sint Walburgis in Zutphen. De jaarrrente verschijnt jaarlijks uit twee slagen land, geheten “Raessynckhach” in Raessynck, dat een tijnsgoed van de proosdij is. Indien men zich niet aan de overeenkomst houdt, vervallen de twee slagen land aan de proosdij. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 56). Het zegel van Wolter Raessynck is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 131)’ Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 21r. 103 1482 januari 12 (des saterdaiges nae Epiphanie) Rutger Kynen van Nijmegen, ambtman van jonker Adam van den Bergh, proost te Zutphen, verklaart dat Henrick Panzer aan Evert Deynck en zijn vrouw Hille zijn aandeel heeft verkocht uit het goed Wiltinck met Heckersguet, gelegen in het kerspel “Gerossella” en het land “Aver den Yssel”, dat een tijnsgoed is van de proosdij van Zutphen. a) Gelijktijdig afschrift (inv.nr. 45). N.B. Op één blad met een afschrift van 1497 april 12 (reg.nr.

118).

Page 18: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 18 van 22

104 1482 augustus 29 (in domo nostra de Monte) Adam de Monte, proost en richter van de kerk van Sint Walburgis in Zutphania, geeft aan de deken van Oldensele en kanunnik van Daventria, volmacht om van zijnentwege de gewone rechtspraak waar te nemen, die aan de proost bij de bisschoppelijk, pauselijke en keizerlijke privileges is verleend en die hij door omstandigheden niet kan uitoefenen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 2). Het zegel van de proost is verloren gegaan. b) In dorso: aantekeningen waaruit blijkt dat deze commissierbief op 8 oktober 1482 aan

magister Dousleger, deken van Aeldenzale, is gegeven. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 52v - 53r. d) Huberts II p. 23 nr. 1119. 105 1484 februari 4 (dess woensdages nae purificacionis beate Marie virginis) Rutger Kynen van Nijmegen, ambtman van jonker Adam van den Berghe, proost te Zutphen, maakt bekend, dat prior en procurator van het convent Belheeme in Zwolle namens dit convent aan de proost hebben opgedragen het goed geheten “dess Keysers guet”, gelegen in de Veluwe in de parochie Epe, buurtschap Nortloe. Op verzoek van het convent geeft de ambtman van de proost het goed aan het convent als tijnsgoed op bepaalde voorwaarden. De proost bevestigt de opdracht en bezegelt mede de akte. a) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), f. 35r. (Zie reg. nr. 64 dd 1381 januari 25). 106 1485 augustus 23 Notaris [……] instrumenteert dat heer Johannes Bispinck, kanunnik van Sint Lebuïnis in Deventer, tot zijn procuratoren heeft aangewezen de notarissen Nicolaus Ruther en Rutgerus Kynen, om in zijn naam te doen wat vereist is om een kerkelijk beneficium te aanvaarden. a) Oorspr. (Inv.nr. 69). 107 1485 augustus Gerardus Voss, deken van de kerk van Sint Walburgis in Zutphen maakt bekend, dat hij – aangezien de preposituur vacant is door de resignatie van jonker Adam de Monte – heer Johannes Bispinck, “decretorum licenciatus” en kanunnik van Sint Lebuïnis in Daventria, in het bezit stelt van de preposituur, daartoe gemachtigd door de paus en Maximilianus, hertog van Austria, Burgundia, Gelre etc. a) Minuut (Inv.nr. 69). 108 1487 (nadere datering ontbreekt) Johan Bispinck, proost van Zutphen, bevrijdt het goed ten Bussche, gelegen in het kerspel Gorsloe, van eigendom en horigheid waarmee het tot de proosdij behoorde en maakt het tot een tijnsgoed. Hij beleent Johan van Coverde, burger van Deventer, ermee. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 57). De zegels van de proost en van het kapittel zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Cart. Pr. (Inv.nr. 17), los liggend stuk tussen f. 30v en 31r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 131) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30 ), f. 21v. 109 1488 september 4 (in opido Zutphaniensi in domo predicti domini Johannis Bispynck principalis quam infra emunitatem prelibate ecclesie Zutphaniensis pro tempore obtinet) Notaris Theodricus Roever de Doisborch instrumenteert, dat Johannes Bispinck, proost, aan Gerardus Voss, deken, Johannes de Mera, Johannes Keppelman en de andere kapittelheren van Sint Walburgis in Zutphania heeft toegezegd binnen één jaar de vicarie van de kerk in Brummen bij de proosdij te incorporeren. Hij stelt daartoe een supplicatie op voor de paus en stelt tot zijn procureurs aan de kanunniken Johannes Keppelman en Ludolphus van Haren. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 31). Met de signatuur van de notaris.

Page 19: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 19 van 22

110 1489 september 20 (die vicisima mensis Septembris) David de Burgundia, bisschop van Traiectum, incorporeert de vicarie, verbonden aan het altaar van God, Maria en de Twaalf Apostelen in de kerk van Brummen, bij de proosdij van Sint Walburgis in Zutphania, aangezien de inkomsten van deze kerk te gering zijn om daaruit de preposituur behoorlijk te bekostigen. Bij ontstentenis van een proost zullen deken en kapittel de vruchten van de vicarie genieten, echter zonder de vicarie te kort te doen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 31). Het zegel ad causas van de bisschop is verloren gegaan. N.B.

Deze brief is gestoken door die van 1492 juli 1 (reg.nr. P113) b) Afschrift In Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 135 bis r-v en 136r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 131)’ Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 65r-v. d) Huberts II p. 25 nr. 1136. 111 1490 juli 3 (Rome in domo habitationis mei notarii infrascripti) Notaris Gerardus Peze instrumenteert, dat heer Hermannus Lentfordinck tot zijn procuratoren benoemt Johannes Bispinck, proost van Sint Walburgis in Zutphania, Conradus Banghe, kanunnik van Sint Lebuïnis in Daventria, Johannes Schuffuth, vicaris van de kerken in Campi en Henricus Spegel, secretaris van het kapittel van Sint Lebuïnis in Daventria, teneinde Alfardus Bartoldi in het bezit te stellen van de kerk van Iselmuden en te vorderen wat broeder Otto Henrici, priester, hem schuldig is. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 70). Met de signatuur van de notaris. 112 1491 oktober 14 (op den frydach nest sente Victorsdaghe) Bernt van Holthusen, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Andries in die Wedersche en zijn vrouw Lyszbeth aan Johannes Byspinck, proost, en aan deken en kapittel in Zutphen hebben verkocht ten behoeve van de proosdij het goed Brandenborch, behorende tot het goed Esynck, gelegen in het kerspel Vorden, buurtschap Lynden. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 32). De zegels van de schout, van Derick van Vebell en Gheryt thon

Albinckhave zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke

zinstellingen’ (Inv.nr. 30), f. 22v. 113 1492 juli 1 (Traiecti) Johannes de Heesboem, proost en aartsdiaken van Sint Petrus in Traiectum, verklaart te ratificeren de incorporatie van de vicarie, verbonden aan het altaar van God, Maria en de Twaalf Apostelen in de kerk van Brummen bij de proosdij van Sint Walburgis in Zutphania, zoals die is beschreven in de brief waardoor deze is gestoken. a) Oorspronkelijk (Iinv.nr. 31). Het zegel van de proost is verloren gegaan. N.B. deze brief is

gestoken door die van 1489 september 20 reg.nr. P110). b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 54v. 114 1493 augustus 19 (to Bronchorst den maendach nae der Kermissen)

1

Johan Bispinck, proost te Zutphen, en Hermen te Hoeverden met andere geërfden te Brummen sluiten door tussenkomst van Frederick, heer van Bronchorst en Borcklo, de commendeur van Dyeren en Jacob van Hacfort een overeenkomst betreffende de achterstallige renten, die zij aan de proost verschuldigd zijn van pacht van de Papenweerdt. Hermen zal de proost 27 gouden Rijnse guldens min één oort betalen en Reyncken Weyenberch, de andere pachter, 26 guldens. De proost zal daar tegenover aan Hermen 17 guldens kwijtschelden, terwijl de laatste alle onkosten zal betalen. Hij stelt daarbij als borgen aan Herman van Mekeren en Henrick Onbescheiden. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 39). Met de zwaar geschonden zegels van heer Jacob van

Lichtenborch, commendeur van Dyeren, en Jacob van Hacfort in groene was. b) Huberts II nr. 1148 p. 26.

1) Voor de datering van de Zutphense kermissen zie R. Fruin, ‘Handboek der

chronologie,voornamelijk Nederland (Alphen aan de Rijn 1934), p. 28.

Page 20: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 20 van 22

115 1495 april 13 (in dicta parochiali ecclesia de Brummen) Notaris Wolterus Kremer de Grollis instrumenteert, dat hij Hermannus Boegell, kanunnik van Sint Walburgis in Zutphania en procureur in de onderhavige zaak van heer Johannes Bispinck, proost van genoemde kerk, krachtens de hem getoonde incorporatiebrief in het bezit stelt van de vicarie van God, Maria en de Twaalf Apostelen in de kerk in Brummen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 31). Met de signatuur van de notaris. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 109r-v. c) Huberts II nr. 1150 p. 26. 116 1495 oktober 20 (op dinxedach na sunt Gallendach) Ffrederick, heer van Bronckhorst en Boircloe, Gisbert van Mekeren, Cracht Kloick en Herman van Mekeren van wege de erfgenamen van het kerspel Brummen enerzijds en meester Johan Bispinck, proost te Zutphen, anderzijds, maken bekend dat door bemiddeling van scheidslieden de oneinigheid, die bestond tussen beide partijen aangaande de incorporatie van de vicarie in Brummen, in die zin is beslist dat deze incorporatie van kracht zal blijven, terwijl de officiant door eerstgenoemde partij zal worden aangewezen en de proost 20 gouden Rijnse guldens per jaar zal ontvangen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 31. Met de geschonden zegels van Frederick van Bronchorst, Gisbert

van Mekeren, de proost en het kapittel van Sint Walburgis en dat van Herman van Mekeren, het zegel van Cracht Kloick is verloren gegaan.

b) Minuut Inv.nr. 136). c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Fundatiën’ (Inv.nr. 31), f. 86r-v. N.B. Een

nagenoeg gelijkluidende akte op f. 55r-v. met in plaats van Cracht Kloick als oorkonder Henrick Onbescheiden.

117 1496 oktober 14 Fridericus, markgraag van Baden, elect en confirmaat [bisschop] van Traiectum, oorkondt dat hij ten verzoeke van de proost van de kerk van Sint Walburgis in Zutphania, Johannes Bispinck, de samenvoeging van de eeuwigdurende vicarie van God, Maria en de Twaalf Apostelen in de kerk van Brummen met de proosdij ratificeert, zoals die door zijn voorganger is tot stand gebracht. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 31. Met het zwaar geschonden zegel ad causas van de bisschop in

rode was. b) Afschrift in Collectie Kreynck, (Archiefnummer 141) ‘Fundatiën’ (Inv.nr. 31), f. 86v-87r. c) Huberts II p. 27 nr. 1155. 118 1497 april 12 Johannes Bispinck, proost van Sint Walburgis in Zutphen, verklaart, dat Henrick Panse, vicaris in die kerk, en zijn zuster Johanna aan Evert Deync en zijn vrouw Hillen de helft van het goed Wiltinck met Heckersguet, gelegen in het kerspel Gorssele en het land in Averyssel die tot de tijnsgoederen van de proosdij behoren, hebben verkocht. Evert Deync zal voor het tijnsgoed aan de proosdij jaarlijks acht schellingen en tien penningen betalen. a) Gelijktijdig gewaarmerkt afschrift (Inv.nr. 45). N.B. op één blad met een afschrift van dd 1482

januari 12 reg.nr. 103. 119 1502 januari 5 (Lyptzk Mersburgensis diocesis) Raymundus [Peraudi], priester-kardinaal van de kerk van Santa Maria Nova in Roma en pauselijk legaat, verzoekt de bisschop van Traiectum om Johannes Henrici en zijn vrouw Maria Joahnnesdochter, die een huwelijk met elkaar hebben aangegaan, hoewel zij in de vierde graad met elkaar verwant zijn, te absolveren en dispensatie te verlenen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 74). N.B. als omslag gebruikt geweest voor het Proosdij-archief .

Page 21: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 21 van 22

120 1502 oktober 7 (Daventria …. Quo ad actum primum in domo capitulari ecclesie santi Lebuini … et quo ad actum secundum in domo quam quondam dominus Johannes Bispinck prepositus Zutphaniensis … dum vixit inhabitavit) Notaris Johannes Ostendorp instrumenteert, dat de executeurs van het testament van Johannes Bispinck, in leven kanunnik van Sint Lebuïnis in Daventria en proost van Sint Walburgis in Zutphania, met Katherina, zuster van Johannes en haar kinderen Henricus en Anna het hier geïnseerde vergelijk dd 1502 oktober 7 en 8 (reg.nrs. P121 en P128) over Johannes’ nalatenschap hebben getroffen. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 72). Met de signatuur van de notaris. 121 1502 oktober 7 en 8 (bynnen Deventer int capittelhues der vorseiden kercken Sancti Lebuïni) Meester Wilbrordus Boningerhof, doctor in het geestelijk recht en kanunnik, heer Albert Haifken en heer Arnt Rassche, vicarissen van Sint Lebuïnus in Deventer, executeurs van het testament van Johannes Bispinck, kanunnik van Sint Lebuïnis en proost van Sint Walburgis in Zutphen, treffen door bemiddeling van scheidslieden een vergelijk met Johannes’ zuster Katherina, haar zoon Henrick, haar dochter Anna en Johan Aeshues, verloofde van Anna, over de nalatenschap van de overleden proost. a) Geïnsereerd in de brief van dd 1502 oktober 7 (reg.nr. P120). 122 1521 maart 6 Deken en kapittel van Sint Walburgis in Zutphen belenen, aangezien de proosdij vacant is, Derick van Leisten van wege de proosdij met het goed “groite Graffel”, gelegen in het kerspel Warnsfelt, hem aanbestorven van zijn broeder Conrait. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 50). Met het secreetzegel van het kapittel in groene was. 124 1527 april 15 (in opido Arnhemensi in domo habitationis (sic) providi et discreti viri domini Johannis Cuper …. domini ducis etc. scribe sita infra emunitatem ecclesie collegiate sancte Walburgis opidi Arnhemsisi) Notaris Johannes Schat instrumenteert, dat heer Johannes Virssen, scholasticus en kanunnik van de kerk van Sint Walburgis in Zutphania, zijn ambt neerlegt in handen van de proost Wilhelmus Lanck, doctor in de rechten en kanselier van Karolus, hertog van Gelria etc. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 3). Met de signatuur van de notaris. 125 1532 februari 27 Swederus van Kervenhem, proost van de kerk van Zuytphania, verklaart dat hij voor deken en kapittel van genoemde kerk de eed als proost heeft afgelegd. a) Oorspr. (inv.nr. 1). Met een fragment van het zegel van de proost in rode was. 126 1532 september 15 Kairll, hertog van Gelre etc. oorkondt, dat hij de incorporatie bevestigt van de vicarie van O.L. Vrouwenaltaar in de kerk te Brummen in de proosdij te Zutphen, die tot stand was gebracht door David van Bourgondien en Frederick van Baden, van wie hij de brieven heeft gezien. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 31). Met het secreetzegel van de hertog in rode was. b) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 136v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ’Akten betreffende

Geestelijke instellingen’ (Inv.nr. 30), f. 109v. d) Huberts II p. 31 nr. 1199. 127 1532 september 16 (in opido nostro de Arnhem) Carolus, hertog van Gelria etc. presenteert meester Swederus de Kervenhem, proost van de kerk in Zutphania aan de proost van Sint Petrus in Traiectum voor de vicarie van de maagd Maria in de kerk in Brummen, die geïncorporeerd is in de proosdij in Zutphania en die nu door de dood van heer Johannes ten Wall vacant is. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 31). Het geheimzegel van de hertog is verloren gegeaan.

Page 22: ARCHIEFNUMMER 466

Archiefnummer 466 (regestenlijst) Pagina 22 van 22

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’ (Inv.nr. 30, f. 109v–110r.

128 1533 juli 28 Kairle, hertog van Gelre etc., oorkondt dat hij de uitspraak in de twist tussen meester Sweder van Kervenhem, proost, en deken en kapittel van Sint Walburgis te Zutphen over de prebende van de eerste in de kerk van Lochem heeft opgedragen aan Jacob van Domborgh, ridder, heer van Sint Aighten en Sint Janskercke te Spraelandt en Oesterom, stadhouder, en meester Werner van Boedbergh, doctor, die onder meer bepaald hebben, dat het kapittel de proost jaarlijks 35 goudguldens zal betalen gedurende zijn absentie in dienst van de hertog. a) Oorspronkelijk (Inv.nr. 5). Met het opgedrukt secreetzegel van de hertog in rode was onder

een papieren ruit en zijn handtekening. b) Huberts II p. 32 nr. 1201.