samenvatting - inleiding tot de politicologie
Post on 11-Aug-2015
94 Views
Preview:
DESCRIPTION
TRANSCRIPT
Hoofdstuk 1: Politiek en politieke wetenschap hb. p. 17-37
Inleiding
- bouwstenen van de politieko actoreno instellingeno historischo comparative politics
1.1 Politiek
- het sturen van de samenlevingo politica: wat met de polis te maken heefto komt altijd voor in kleine en grotere samenlevingen
1.2 Variaties in politiek
- er zijn altijd regels, al dan niet zichtbaar
1. Territorium- omvattender: men kan alleen weg als men verhuist- nu: staten met grondgebied t.o. rooms katholieke kerk
o ook provincies, dorpjes, ...o = decentralisatie en internationalisering
2. Cultuur- reikwijdte: waar mogen de regels ingrijpen? Op welke vlakken?- Evolutie
o 19de eeuw: nachtwakersstaat =/ socio-economischo domeinen van de politiek regelen?o Enorme explosie: politiek grijpt zo goed als overal ino Wat is privé en wat publiek?
3. Vormen en structuren- er zijn verschillende vormen mogelijk: classificaties worden gemaakt op
basis van de verschillen tussen politieke systemen- democratisch vs autoritair- unitair vs federaal
o variaties in politieke instellingen en procedures
1.3 Politieke wetenschap
- eigen regels voor het analyseren van politieke gebeurtenissen en instellingen
o intellectuele distantieo aan de hand van een wetenschappelijke methode
informatie
keuze van onderzoekstechnieken rapporteren
- een beeld van de werkelijkheid vormen
1.4 Instrumenten van politieke wetenschap
- hulpmiddelen- eigen taal om orde te brengen- minder complex maken van de realiteit
1. Concepten- afbakening van een verschijnsel door middel van een begrip of
algemene categorie- ideaaltype- onderscheiden van de hoofd en bijzaken: het zoeken naar de essentie
van ietso vb. oligarchie (R. Dahl)
2. Modellen- vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid- slechts bepaalde variabelen: gemakkelijkere interpretatie- relaties tussen concepten worden hiermee besproken
o vb. politieke kringloop (D. Easton)
3. Theorieën- beschrijving van het verband tussen politieke verschijnselen- het resultaat van het toetsen en hertoetsen van hypothesen (inductief
en deductief)
- paradigma’s van de politieke wetenschapo zoeken naar regelmaat in de politieko vereenvoudigeno structuur brengen: posities en rollen determineren het gedrag
Hoofdstuk 2 Staat en macht hb. p. 37-52
1.1 Bindende regels
- politieke regelgeving werkt alleen als de regels bindend zijno indien niet gevolgd: signaal voor de politiek en/of sanctieo arsenaal van dwangmiddelen
- staat heeft een monopolie op legitiem geweldo privatisering van ordehandhavingo proportioneel zijno duidelijk doel
2.2 Grondwet
- belangrijkste regel van een lando hoe andere regels gemaakt moeten wordeno basisregels van het politiek systeemo grondrechten van de burgers
- werkelijkheid is meestal niet hetzelfde als de grondweto W. Dewachter: de grondwet zegt niet hoe de politiek moet zijn
- regels om de grondwet te verandereno 2/3 van het parlemento ½ van elke taalgroep
- ook basisrechten en vrijheden en socio-economische rechten staan in de grondwet
- is niet in elk land geschreveno magna cartao rule of lawo europese grondwet is niet tot stand gekomen door tegenwerking
van Frankrijk en Nederland
2.3 Macht
- het opleggen en afdwingen van bindende regelso men kan niet ontkomen aan de macht van de staat
- democratieo bewindvoerders ontvangen hun macht vanuit het volko burgers staan hun macht af
volgen van de regels- macht is de mogelijkheid van A om B iets te laten doen dat hij anders
niet zou doeno wanneer het niet overeenkomt met de wil van A ontstaan
betogingen etc.o machtsmiddelen
afhankelijkheid gehoorzaamheid ruilen voor machtsmiddelen wederzijds vb. regeringscrisis en onderhandelingen
- macht is niet hetzelfde als gezag
- Max Weber over gezago Traditioneelo Charismatischo Rationeel-legalistisch
- Amartya Seno Onderdrukking is een vorm van machto Drie dimensies van macht
Beslissen, bevelen, afdwingen = naakte macht Agenda-setting: positief/negatief Macht als ideologische hegemonie
Geen afwijkend standpunt mogelijk- macht aantonen is moeilijk
o zichtbaar/onzichtbaaro machtsstrijdo anticipatieo causaliteit van de macht?o Macht isoleren is heel moeilijko Vaak negatief
2.4 Macht van de overheid
- concentratie van de macht- we zien ze vaak negatief en vrijheidsbeperkend- langzame groei van de natiestaat
o concentratie van machtsmiddeleno verwerven van legitimiteito depersonalisatie van gezago homogenisering: overal dezelfde regelso => moderne natiestaat
gereguleerd en gestandaardiseerd diversiteit uniform gedragspatroon
2.5 Oorsprong van politiek
- politiek = samenleveno primaire samenlevingen
- politieke filosofie- Plato en Aristoteles
o Plato: ideale staat Arbeidsspecialisatie en organisch geheel Beperkte vrijheid van het individu
Staat staat centraal Traditie en gezag Politici: speciaal opgeleide klasse Elite regels: onbaatzuchtigheid
Algemeen belang is niet hetzelfde als democratie
o Aristoteles: mens is een politiek dier
Eudaimonia : het goede leven = het ontwikkelen van al onze capaciteiten
Directe democratie: dit is niet de beste staatsvorm aangezien er veel manipulatie kan ontstaan
2.6 De staat als contract
- T. Hobbeso Negatief mensbeeld
Nastreven van het eigenbelang Eeuwig conflict
o Oplossing Rationeel: afspraken maken Soeverein heerser
o sociaal contract: afstaan van de macht- J. Rousseau
o Sociaal contracto Positiever mensbeeld
Dwingend karakter van de staatsmacht Volonté générale: wil van het volk Politieke deliberatie moet zo uitgebreid mogelijk zijn
Hoofdstuk 3: Breuklijnen en ideologieën hb. p. 53-81
Conflicten ontstaan niet vanzelf: ze weerspiegelen fundamentele breuklijnen in onze samenleving en in ons politiek systeem
3.1 Tegenstellingen en breuklijnen
- Lipset en Rokkano Clavigerso Definitie: verschillende elementen
Tegenstellingen Groepen = georganiseerd Geïnstitutionaliseerd
o verzuiling: overkoepeling verharding van een breuklijn koppeling van meerdere organisaties
duurzaam formeel exclusief
o historische wortels 1. Natie en staatsvorming
territoriale eenmakingo centrum-periferie
nationale revolutieo levensbeschouwelijk conflict
2. IR massaproductie
o arbeid-kapitaal: links-rechts urbanisatie
o stad-platteland- gevolgen van breuklijnen
o grote, historische conflicteno definiëren van een breuklijn zou moeten zorgen voor een
eventuele oplossingo diepe conflicten en akkoorden (pacten)o ontstaan van politieke partijen en sociale bewegingeno concurrentie om hun definitie op te legen
vb. dioxidencrisis schuld van het winstbejag: links-rechts i.p.v. milieu?
3.2 Bevroren tegenstellingen
- freezing hypothesis: breuklijnen liggen nog steeds aan de basis van ons politiek denken
- algemeen stemrecht: bevriezen van de breuklijneno breuklijnen zijn geïnstitutionaliseerd
partijen vertalen nog steeds de conflicten in breuklijnen bewijs: stabiliteit bij partijen, voter alignement
- R. Inglehart: nieuwe breuklijnen = postmaterialisme- Breuklijnen in België
o Traditionele breuklijnen Levensbeschouwelijk Communautair Sociaal-economisch
- doorkruisende breuklijnen (crosscliting cleavages)o matiging van conflicteno dubbele loyauteiteno belang van de breuklijn = persoonlijko overleg en compromiso => pacificatie-democratie (dedramatisering van conflicten)
- nieuwe conflicten (R. Inglehart)o materialisme vs postmaterialismeo behoeftenhiërarchieo lange termijn evolutie: stille revolutieo nieuwe thema’s
vb. rechts-autoritair vs links-liberair (Elchardus) egoïsme, eigenbelang gezag, streng optreden bij overtredingen nationalistisch fouten = politiek vooruitgang = economische groei
o gevolgen nieuwe thema’s nieuwe politieke partijen interne verdeling van traditionele partijen polarisering? weinig trouwe kiezers Conflict of breuklijn? Subculturele identiteit Geïnstutionaliseerd?
3.3 Ideologieën
1. Het begrip ideologie- een ideologie is een coherent geheel van opvattingen over de inrichting
van een samenleving- Marx en Engels
o Ideologie = visie van de bezittende klasse die de ware machtsverhouding maskeert
o Infrastructuur (positie) bepaalt de superstructuur (denken) Erst das fressen dann die moral
o Proletariaat heeft verschillende materiële belangen Verschillende ideologieën
2. Liberalisme- kern = vrijheid
o verschil voor orde en hiërarchieo positief mensbeeld
- politiek liberalismeo J. Locke:
Overheid is representatief Sociaal contract
o J. Rawls Vail of ignorante
Mensen kiezen voor gelijkheid en vrijheid- economisch liberalisme
o laissez-faire beleido economische ongelijkheid (geen welvaartsstaat)o A. Smith
Nutsmaximalisatie
3. Feminisme- liberaal vs radicaal- gelijkheid vs verschil
4. Conservatisme- pessimistisch mensbeeld (E. Burke)
o vrijheid => normverval en desintegratieo tradities
- maatschappelijke normen staan centraal- =>
o geen veranderingeno incrementalisme (K. R. Popper)o geen grote overheidsinterventieo is niet hetzelfde als egalitarisme
5. Communautarisme- samenleving is een morele gemeenschap
6. Socialisme- ontstaan uit het marxisme
o kapitalisme zal ten onder gaano economische wetmatigheido revolutie: geen privé-bezit van productiemiddelen
- socialismeo geleidelijke veranderingen in het kapitalismeo verbetering van de levensomstandighedeno samenwerking van burgerlijke partijeno centraal: economische gelijkheid en collectieve rechten
7. Christendemocratie- rerum novarum: veroordeling van het socialisme en de
arbeidsbeweging- christelijke waarden en principes- centraal concept: personalisme (E. Manier)
o waardigheid van de persoono gemeenschapsmenseno anti-economisme
nood aan materiële en spiritueleo anti-etamisme: subsidiariteit
alles op kleiner vlak regelen in plaats van de centrale overheid
8. Nationalisme- elke staat heeft recht op autonomie- J. Gottfried: volksgeest- Kritiek: B. Anderson
o Imagined communities Naties worden actief gecreëerd en zijn niet organisch
gegroeid
9. Fascisme- corporatisme
10.Ecologisme- stille revolutie- kritiek op de economische visie van de samenleving- 2 stromingen
o antropocentrisch: natuur is nodig voor de menso ecologisch: de natuur heeft een waarde, ook zonder de mens
11.Extreem rechts populisme- ideologische tegenpool van het ecologisme- 3 componenten
o nationalismeo conservatief autoritarisme: recht en orde, traditie en normeno anti-establishment: tegen elite en vreemdelinge, wat hun volk wil
- geen echte autonome ideologie
Hoofdstuk 4: Democratie en politieke vertegenwoordiging hb. p. 82-99
4.1 Democratie: een omstreden begrip
- Talmon: 2 soorten democratisch denkeno Empirisch-liberale variant
Vrijheid bestaat al Vrijheid is een middel voor democratie
o totalitair-messianistische variant vrijheid is een doel vrijheid moet nog komen
- definitieo J. Shumpeter: ‘competitive struggle for power and office’
= vrije verkiezingeno 3 minimumvoorwaarden
macht gaat uit van burgers = sociaal contract representatief/direct algemeen enkelvoudig stemrecht
rule of law rationeel-legalistisch gezag procedures, regels, ...
individuele rechten van burgers liberale democratie mensenrechten
o zijn niet altijd compatibel vrijheden zijn absoluut en universeel een voorwaarde voor participatieve democratie
4.2 Variaties in democratie
- verschillen in democratieëno politieke participatieo sociaal-economischo autonoom middenveldo onafhankelijke rechtsspraako reële machtsstrijd tussen regering en oppositie
- Freedom House- Een democratie werkt beter
o Amartya Sen: hongersnoodo Humanitaire rampen voornamelijk in dictatureno Geen oorlog tussen democratieën = democratic peace
- Vertegenwoordigende democratieo Bevolking beslist niet zelfo Vertegenwoordiging van de bevolkingo Principal-agento Het volk wordt op deze manier zichtbaar en hanteerbaar,
vertegenwoordigers worden aangeduid door verkiezingeno Founding fathers stellen dat representatie geen democratie is,
maar een alternatief ervoor
Siéyès: beroepspolitici Madison: meer kwaliteit zorgt voor minder eenzijdigheid
en emotionele besluitvoering
1. Delegatie, vertrouwen of partijpolitiek mandaat- Delegatie
o Strikt omschreven instructieso Mandaatsysteem: macht blijft bij de principal, is niet hetzelfde
als vertrouwenl- Vertrouwen
o Ruime opdrachteno Meer autonomieo Collectieve vertegenwoordigingo Agents krijgen meer macht
- Partijmodelo Kiezers kiezen voor een programmao Partijprogramma’s zijn meestal te breed en weinig vrijheido Werkt het beste in een tweepartijenstelsel
Coalities Compromissen Vrijheid is nodig!
- Agency losso Onverwacht tussen de principal en de agents
- Complicatieso Verkiezingen = delegatie van machto Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke mach hebben niet altijd
gelijke mandateno Parlementaire democratie = singulaire delegatie
Men moet alleen verantwoorden ten opzichte van voorgaand, delegerend niveau
spanningen
2. Territoriale of inhoudelijke vertegenwoordiging- politiek en vertegenwoordiging zijn gebonden aan territorium- 2 modellen
o representatie van de natie algemeen belang
o representatie van regio belang van de lokale bevolking
o EU parlement is een mengvorm
3. Vertegenwoordiging en afspiegeling- - het nadeel van representatie is een zekere mate van vertekening
o agents zijn geen perfecte afspiegeling van de bevolking- belangen kunnen niet altijd verdedigd worden door andere mensen
o men streeft naar een paritaire democratie
4.3 Directe democratie
- bevolking neemt direct en in geheel mee aan een besluito vb. Griekenland
- geen vertekening- nadeel
o kleine schaalo ongelijkhedeno correctiemechanisme?
- Referenda: ja/nee-vraago Meerderheid: duidelijkheid
Strijdlustige minderheid?o Bindend of adviserendo Initiatief van de bevolking of van de staat zelfo Opkomstvereisteo Eerder uitzonderlijk
- Directe democratie is een UITZONDERING
Hoofdstuk 5: Politieke participatie en sociale bewegingen hb. p. 100-120
5.1 Deelname aan de politiek
1. Wat is participatie?- participatie is het meedelen van preferenties aan beleidsmakers, of het
druk uitoefenen op beleidsmakerso druk: dwingend of subtielo preferenties: minimaal of precies (slogans)
- soorten participatieo formeel vs informeelo conventioneel vs niet-conventioneel
door de overheid georganiseerd of door participanten georganiseerd
o protest of niet-protest- invloed van non-conventionele participatie
o stoorvermogeno massaliteito diversiteito kosten
- visieo negatief tot 1970
aantasting representativiteit risico op overload
o positief na 1970 aanvulling van de representativiteit betere besluitvorming (macro) gunstige invloed op participanten (micro)
2. Ongelijke participatie- 3 belangrijke elementen
o onderwijs: dualisering = andere soort participatieo leeftijdo geslacht: gender gap
- vertekening: de kleinere groepen zijn de groepen die participeren
3. Dalende participatie- sinds jaren ’60: bezorgdheid
o voornamelijk VSo R. Putnam: bowling alone
- Dalende vormeno Opkomst verkiezingeno ledenaantal
- Stijgende vormeno Protesto Life style politics
- Verschuiving van participatieo Groei van nieuwe vormen
Media vervangt de wortels van de politieke partijen?
5.2 Sociale bewegingen en pressiegroepen
- collectieve participatie
1. De rol van pressiegroepen- intermediair/middenveld: civil society- complexiteitsreductie
o bundelen van eisen politiek systeem
- impacto consensusbesluitvormingo primaat van de politiek: mandatarissen
- 2 maniereno pluralisme: ongestructureerd (R. Dahl)
aantal onafhankelijke pressiegroepen macht = domeinspecifiek geen power elite = verspreide macht open systeem
o corporatisme beperkt aantal groepen gesloten systeem minder verspreide macht macht = domeinoverschrijdend betere economische prestaties, maar een conservatief
systeem ten opzichte van politieke transparantie en snelheid
2. Recente ontwikkelingen- ontzuilingstrend: micro, meso en macroniveau- nieuwe sociale bewegingen aan de hand van nieuwe thema’s- nieuwe emotionele bewegingen
o tegen random violenceo geen duidelijke structuur, doeleno steun van media, heterogeen
3. Democratische gevolgen van participatie- pressiegroepen verdedigen deelbelangen- M. Olsen: freeridergedrag
o Produceren van collectieve goederen en investeren Door anderen, niet door jezelf
o Selectieve incentives: voordelen die enkel worden toegekend aan mensen die werkelijk bijdragen
- Pressiegroepen geven macht aan de machteloze- Pressiegroepen zijn een communicatiekanaal- Participatie = leerschool van de democratie
o = politieke cultuur
5.3 Politieke cultuur
- geheel van houdingen, politieke waarden en overtuigingen- dit is een voorwaarde voor democratie- Almond en Verba: the civic culture
o Stabiliteit van de democratie hangt af van de opvattingen in de bevolking
o 3 vormen van politieke cultuur parochial politic culture
er is geen onderscheid tussen politiek en andere domeinen
subject political culture de burger is onderdanig en moet gehoorzamen
participant political culture de burger is actief
o civic culture = parochial political culture en subject political culture
o geschiedenis heeft een grote impacto kritiek
geleidelijkheid is niet hetzelfde als goed belang van verleden en socialisatie
methodologische problemen causale structuur is onzeker volgens A & V: stabiele democratie ontstaat uit
politieke cultuuro dit kan ook omgekeerdo welvaart kan beide veroorzaken
5.4 Participatie en sociaal kapitaal
1. Wat is sociaal kapitaal?- R. Putnam
o Vb. Italië (na 1970)o Verschil in politiek en economieo Instituties zijn geen verklaringo Economische verklaring verklaart gedeeltelijko Belangrijkste: politieke cultuur
- Sociaal kapitaal = politieke cultuuro 3 onderdelen (Putnam-
vertrouwen netwerken van engagement normen van wederkerigheid
- regio’s met veel sociaal kapitaal functioneren beter
2. Het gewicht van het verleden: path dependance- ontwikkelingspad van een samenlevingheeft nu nog steeds invloed
(Putnam)- kritiek
o te veel nadruk op het verleden
langzame verandering cultuur is geen vicieuze cirkel (Huntington)
o geen verandering voor kritische zin van burgers geloof in democratische waarden, maar minder in de
instellingen
Hoofdstuk 6: Politieke partijen en partijsystemen hb. p. 121-141
6.1 Politieke partijen in de hoofdrol
- relatief recent: verbonden met de massale participatie van de burgers- zorgen voor de integratie van het politiek systeem, afstemming
samenleving en het beleid- verschillende typologieën
o variatie in partijen en hun rol presidentiëel t.o.v parlementair beleid t.o.v oppositiepartijen
6.2 Historische typologieën
1. Kaderpartijen en massapartijen- Duverger
o Kaderpartij (19de eeuw) Ontstaan uit een fractie van het parlement
Band smeden met de kiezers is cruciaal, daarom verenigingen
Top/kaders zijn het zwaartepunt Intern gecreëerd
o Massapartij (20ste eeuw) Uitbreiding van het stemrecht Extern gecreëerd Organisatievorm
Groot Strakke structuur
o Regelso Plaatselijko Leiderschapo Michels: Ijzeren wet van de oligarchie
Inbedding in de samenleving Diensten en activiteiten Duidelijke doctrine en ideologie
- S. Neumanno Onderscheid tussen individuele representatieve partijen en
sociale integratiepartijen
2. De volkspartij of catch-all party- O. Kirchheimer
o Ontstaan na de tweede wereldoorlogo Massapartij verander int catch-all
3 fasen ontstaan buiten het parlement regeringsverantwoordelijkheid
o fragmentarisering moderne/pragmatische ideologische koers a
nederlaan
- veranderingen ten opzichte van de massapartijo breder programma, minder ideologischo centralisatie van de macht, de rol van de leden neemt afo verlaten van classe gardéeo banden met een breed scala van belangengroepen = ontzuiling
- verklaring van de veranderingeno afscherping van breuklijneno welvaartsstijging en secularisatie (ontkerkelijking) zorgt voor een
daling van de polarisatie- aanpassingen zijn nodig om strategische redenen: macht verkrijgen
3. De moderne kaderpartij of kartelpartij- 3 aspecten
o centrale partijorganisatieo interne partijmandaten (public office)o ledenwervingo partij richt zich op kiezers i.p.v. ledeno top-down verankerd in de staat
- A. Panebiancoo Electoraal professionele partij
Motiveren van kiezers Laten zich leiden door issues in plaats van ideologieën
- Veranderingen in partijen zijn ten gevolge van veranderingen in maatschappij
6.3 Andere typologieën
1. Classificatie op basis van organisatie- exemplarisch: organisatie op de manier dat ze een maatschappij willen- new-politics partijen
o leden en vrijwilligerso teams in plaats van individueno jobrotatieo geen persoonlijke verkiezingscampagneso open congresseno MAAR
Democratie vergt veel tijd Rotatie zorgt niet voor ervaring Massamedia: charisma van personen
- Interne democratie en externe competitie gaan niet samen (Michels’ ijzeren wet van de oligarchie)
2. Classificatie op basis van ideologie- Partijfamilies
o Historische contexto Internationale banden: fractieso Te realiseren beleid
- Veranderingen
o Centrum => verschuivingen- Breedte van de programma’s ten opzichte van one-issue partijen
3. Classificatie op basis van strategie- Muller en Stromm
o 3 doelen office-seeking: regeren is macht police-seeking: beleid vote-seeking: kiezers
o keuzes zijn afhankelijk van wijzigingen: life-cycle omstandigheden: vb. cordon sanitaire
- anti-systeem/anti-establishment partijen willen macht zonder het vormen van een coalitie
o radicale veranderingen
6.4 Partijsystemen
- geheel van partijen en hun relaties in een politiek systeem- kenmerken
o aantal partijen één, twee of meerpartijenstelsel bij twee of meerpartijen
formaat: aantal partijen die opkomen of verkozenen hebben
fractionalisatie index: rol van betekeniso F = 1 –E(pi2)o N = 1/E(pi2)
Mechanisme bij tweepartijenstelsel Coalition of blackmail potential
o Polarisatie Ideologische afstand Grote polarisatie zorgt voor moeilijkheden bij
samenwerking Extreem protest bij te gelijke partijen
o Beweeglijkheid Wisseling van de machtsverhoudingen Electorale volatiliteit
Som van de verschillen per verschuiving delen door 2
nettovolatiliteit
Hoofdstuk 7: Kiessystemen en stemgedrag hb. p. 142-165
7.1 Het belang van verkiezingen
- essentie van een democratie- functies
o machtsverhoudingen tussen partijen: extern en interno selectie van politiek personeelo wil van het volko symbolisch: feest van de democratie
- gevolgeno discussie: hoe moet men verkiezingen doen?o Verkiezingen determineren het politiek systeemo Elementen
Wie? Plicht of recht? Kandidaten-selectie? Hoe?
- Wie mag stemmen?o Vb. België
1893: cijnskiesrecht 1918: AMS 1948: AES mannen 25+ 1948: AES mannen en vrouwen 21+ 1981: AES 18+ 2004: migrantenstemrecht
- plicht, recht, registratieo in België: plichto meeste landen: rechto registraties (VS) zorgt voor een dalende opkomst
- dalende opkomst?o Bedreiging van de legitimiteito Oorzaken
Dalende ideologische verschillen Jongere generaties komen minder, bij oudere generaties
is het een gewoonte Burgerplicht: één stem maakt niets uit Soort kies-partijstelsel: 2 partijen is minder spannend,
meerpartij wel
7.2 De selectie van kandidaten
- open of gesloten systeem- open systeem: primaries
o verkiezingen voor kandidaatschapo soms alle kiezers, soms enkel partijkiezerso belangrijk voor latere strijdo partijen hebben geen controle
- gesloten systeem: partijen selecteren
o partijleiding, alle leden of combinatie met goedkeuringo cruciaal voor personeelsbeleid van een partijo conservatieve reactie (langzame verandering) => quotawet
7.3 Verkiezingstechnieken
- regels en technieken die bepalen hoe gestemd wordt en hoe de verdeling van de zetels verloopt
- 2 basissystemeno proportioneel: evenredige verdeling van de stemmen: #zetels =
#stemmeno meerderheidsstelsel: meeste stemmen krijgt alle zetelso meerderheid
absoluut: 50% of meer (2ronden) relatief: meeste stemmen
o meerderheid (#zetels/district) uninomaal: 1 zetel/kiesdistrict plurinomaal: meerdere zetels/district
Aantal zetelsUninominaal Plurinominaal
meerderheid Relatief GB, VS VS (president)Absoluut Frankrijkproportioneel België
1. Kiessystemen met relatieve meerderheid- uninomaal-relatieve meerderheid
o ‘first past the post’o zetels worden afzonderlijk toegekendo vb. GB: 646 kiesdistricten en zetels, geografisch
geconcentreerde kiezerso in tweepartijensysteem: de grootste krijgt extra voordeel
vertekening- plurinomaal-relatieve meerderheid
o ‘the winner takes it all’o meerderheid in district krijgt alle zetels van dit districto vb. Amerikaanse presidentsverkiezingeno extra voordeel voor grootste aangezien hij zo goed als alles
krijgt derde partij heeft geen kans!
2. Kiessystemen met absolute meerderheid- winnaar moet minstens 50% van de stemmen halen
o vb. Frankrijk: 557 kiesdistricten en zetels meestal 2 rondes
3. Proportionele kiessystemen- evenredige verdeling van zetels over de verschillende partijen
o minder verloren stemmen
- altijd plurominaal- 2 manieren voor verdeling
o Quotum = kiesdrempel #stemmen/#zetels restzetels: grootste rest of gemiddelde België: %/#zetels
o Delerreeks Bevoordeelt grote partijen D’Hondt: stemmen partijen/ 1, 2, 3, ..., n
Imperiali: 2, 3, 4, ..., n Volgorde grote quotiënten: #zetels Niet alle kiesdistricten hebben evenveel zetels
- Kiesdrempelo Tegengaan van versnippering door proportionaliteito Elke formule heeft een drempel
Voordeel voor grote partijeno Soms expliciets: België 5%
7.4 Welke kandidaten zijn verkozen?
- verdeling zetels is verschillend van de aangeduide verkozenen- niet nodig in meerderheissystemen- gesloten lijsten: volgorde van de lijst bepaalt de volgorde van
verkiezing- open lijst: het aantal stemmen bepaalt de kandidaat =
voorkeursstemmen- gemengd systeem (België): zowel de volgorde als het aantal stemmen
bepalen wie- bij ontslag/overlijden: tussentijdse verkiezing (meerderheid) of opvolger
(proportioneel)
7.5 Gevolgen van kiessystemen
- discussieso effect op partijsysteem
sterk verband met aantal partijen mechanisch effect psychologisch effect
o effect op regering: één vs meerpartijenstelsel band uitslag en regering is (on)duidelijk coalitievorming oordeel over deze coalities is moeilijk interpreteerbaar
o vaak gemengd systeem vanwege deze effecten: deel zetels voor de meerderheid, deel zetels proportioneel
o effect op afspiegeling party magnitude: # zetels per party/kieskring
in meerderheidsstelsels: minder risico’so weinig vrouwen (quotawet)
7.6 Stemgedrag
- verschillende redenen om op een partij te stemmeno moeilijk te onderzoeken!
Methode: survey, steekproeven Geheime stemming Complexiteit Leugens, fouten, ...
- 3 benaderingeno bepaald door collectieve belangen
breuklijnen groepssocialisatie en identificatie
o attitudes en waarden stabiel R. Inglehart: postmaterialisme
o Individuele belangen Rationeel over toekomstig beleid Men moet informatie krijgen!
- Deze 3 termijnen zijn over lange termijn stabiel- Korte termijn oorzaken worden steeds belangrijker
o Kandidaten en populariteit (media)o Campagne voor zwevende kiezero Issue saliency die zwijgto Toevallige gebeurtenissen
Hoofdstuk 8: Parlement en regering hb. p. 166-186
8.1 Montesquieu en de scheiding der machten
- dictatuur vs democratieo dictatuur: absolutisme
vb. lettres des cachet: machtsmisbruiko democratie: spreiding van de macht
- Montesquieu: scheiding der machten Wetgevend (parlement) Uitvoerend (regering) Rechterlijk
o Autonoom functionereno Zekere vermenging vb. benoemingeno Vrij inefficiënt vb. spaghetti-arrest
- 2 soorten regimeso parlementair regime: samenwerking
bevolking kiest parlement, parlement kiest regering intieme verbintenis tussen de systemen, wardoor ze
elkaar kunnen afzetteno presidentieel regime
verkiezingen voor president en parlement worden apart gehouden
vb. VS: checks and balances evenwicht tussen de drie machten voortdurende controle inperking van de macht van de president
o toestemming van het parlemento vernietiging door Hooggerechtshofo benoeming rechters en senaato veel overleg: tijdsverlies
uitzondering: impeachement-procedure
8.2 Kamers van het parlement
- parlement is de belichaming van de democratieo wil van het volk: afspiegelingo meest legitieme orgaan
- één of twee kamers (bicameralisme)o 60/180 landen: bicameralismeo verschillende procedures: direct of getrapto overtollig?
- Voordelen van bicameralismeo Arbeidsspecialisatie
Gewone wetten Grondwetten
o Verscheidenheid in de rekrutering van het personeel België
Kamer rechtstreeks
Senaat in drie faseno Direct (40/71)o Gemeenschapssenatoren (21/71)o Gecoöpteerde senatoren (10/71)
Ander profiel Kamer: politieke actualiteit en direct debat Senaat: verzadigder, reflexie
Soms op verschillende tijdstippen verkozen Voortdurende afwisseling of geleidelijke
verandering Vb. VS: 1/3de van de senaat wordt om de twee jaar
verkozen, alle kamerleden worden om de 2 jaar verkozen
Betere vertegenwoordiging In federale staten: evenwicht tussen grote en
kleinere deelstaten 1 kamer proportioneel en andere kamer paritair
o paritaire kamer zorgt voor overleg tussen de deelstaten
o vertraging dubbele goedkeuring: kwaliteit minder emotioneel = minder fouten nadeel: macht verschuift langzaam maar zeker naar de
reering vb. House of Lords, GB: aanstelling voor het leven
8.3 De functies van het parlement
1. Representatie- structurele band tussen kiezers en politiek
o vb. petitierecht (eerder symbolisch)- verscheidenheid van het volk moet tot uiting komen in het parlement
o minderheidsgroepen of kleine segmenteno gerrymandering: verschuiven van de grenzen van kiesdistricten
met de bedoeling dat minderheidsgroepen ook aan beurt komen- paritaire democratie (mannen en vrouwen)
o nergens 50/50o België: quotawet
- Allochtoneno Nationaliteitsvereisteo Worden vaak bekeken als vertegenwoordiger van hun volk in
plaats van van het algemeen belang of de natie
2. Wetgeving- goedkeuring van wetten gemaakt door de regering
o commissie: plenairo bottleneck = agenda haleno recht op amandemenen
- tweekamerstelsel: gelijklopen of specifieke bevoegdheden
o heen en weer sturen of gezamenlijke vergaderingo mengvorm: initiatief en controlerecht door evocatie
vertraging?- Parlement verliest wetgevende rol
o Regering beslist wat op de agenda komt 90% is afkomstig van de regering zelf
o parlementair-administratieve voorkeursbehandeling van regeringsvoorstellen
vb. regering gebruikt voorstel van het parlement als eigen voorstel
3. Deliberatie- parler: er wordt gesproken over het bestuur van een land- debatten: pro en contra’s zorgen voor botsende meningen- commissies: grondiger bekijken van een bepaald probleem- oppositie is meestal niet in staat om de regering te overtuigen
o vertragingstechnieken procedureslag amandementenstorm filibusteren ...
4. Controle- controle van uitvoerende macht- rekenkamer/rekenhof: controle van de rekening: begroting?- Vragen stellen: mondeling, schriftelijk of interpellaties
o Regering is verplicht te antwoorden- Onderzoeks- of enquêtebevoegdheden = optreden als rechterlijke
macht- België
o Typisch oppositieo Parlement volgt meestal toch de regering
8.4 Parlementaire en presidentiele regimes
- parlement en regeringo parlement = hoogste gezago trend naar meer macht voor de regering
vroeger: parlement onstabiel, weinig daadkrachtig parlement kan niet op termijn denken parlement is niet effectief dankzij haar grootte uitbreiding van de taken van de overheid regering is veel flexibeler
- onderscheid op basis van uitvoerde macht: afhankelijk van wetgevende macht?
o Parlementair: grote afhankelijkheid Alleen parlement is rechtstreeks verkozen Constructieve notie van wantrouwen Permanente steun nodig
o Presidentieel Rechtstreekse verkiezingen van parlement en president Parlement kan president niet afzetten (impeachement) Onderhouden Gelijkheid
o Semi-presidentieel (Frankrijk) Eerste minister Cohabition: links en rechts moeten vaak samen regeren
- In België: parlementairo Machtsverdeling
Presidentieel: vetorecht Parlementair: vetorecht voor het parlement
o Conflict tussen wetgevende en uitvoerende macht Vervangen van het regime Macht van de president is sterk => blokkade? Presidentieel regime is minder stabiel
Kans op einde van een democratie
8.5 De vorming van een regering
- benoeming door president of parlement- bij twee partijen: één partij is volledig aan de macht- meerpartijensysteem: vorming van coalities
o verschillende fazen die vaak door elkaar lopen partijcombinatie beleid onderouden verdeling portefeuilles over de partijen toewijzing van de portefeuilles aan individuen
o partijcombinatie op basis van beleidsnota van informateur en formateur
o ministerabelen onderhandelen over een akkoordo verschillende ronden waarbij partijen opgepikt en gedumpt
worden- welke partijen?
o Minimale coalities Minimal winning: geen overbodige partner Minimal number: kleinst mogelijk aantal partners Minimal weight: kleinst mogelijke meerderheid Minimal distance: kleinst mogelijke ideologische afstand
- Minderheidsregering vs oversized regeringo Minderheid: zoeken naar partnerso Oversized: meerderheid is te krap of loyaliteit is onzeker
Herziening van de grondwet 2/3de
8.6 Het staatshoofd en de regering
- uitvoerende macht = staatshoofd en regering- staatshoofd: protocollaire functie
o informele invloed (geweten van de staat)
o veel ervaring- één machtsmoment: vorming van een nieuwe regering na verkiezingen
o overlego aanduiding van de formateur
8.7 Leden van de regering
- premier: door medicalisering en europeanisering wordt hij steeds belangrijker
- verschillende rolo één partij: regering en partijleider: aftreding wanneer de partij
hem niet langer steunto meerpartij: coach van alle partijen
- 2 soorten beslissingeno collegialeo ministeriële
Hoofdstuk 9: Bestuur en beleid hb. p. 187-207
Bestuur is het sturen van de samenleving door middel van het uitvaardigen van regels
9.1 De beleidscyclus
- beleid is de output van politiek- model: beleidscyclus
o agendao voorbereidingo besluito uitvoeringo evaluatie
- dit is niet realistischo samengaan van verschillende fazeno stoppen van het proceso achteruitgango beïnvloeding van verschillende cyclio vb. oplossingen die naar problemen zoeken
1. Agendavorming- issue: werkelijkheid komt niet overeen met de wenselijke situatie
o staat op publieke agenda individueel => sociaal => publiek
- verschillende selectiemechanismeno cultuur: ideologieën, frameno politieke actoren
top-down (intern) bottom-up (extern aantal communicatie juiste formulering
o toeval (massamedia)- belang van de agenda
o absolute voorwaarde: aandachto parlement/regering en subsystemen
continueren van het beleid incrementalisme
o bij crisis: elite overreageren
2. Beleidsvoorbereiding- probleemanalyse- kenmerken
o mogelijkheden en middelen?o Strijd en competitie van belangen?
- Verschillende vrageno Hoe?
o Alternatieven?o Wie?
- Wie?o Insiders: kleine groepo Stakeholders: mensen die er belang bij hebbeno Administratieo Neocorporatisme / ad hoco Beleidsgemeenschappen = polis networks
Frequent overleg Gemeenschappelijke cultuur Voortdurende raadpleging
3. Besluitvorming- ook niet beslissen is een besluit- actoren zijn centrale politieke instellingen- welk besluit?
o Rationele actortheorie Kosten-batenanalyse Overeenstemming doelen en perfecte informatie In de realiteit: bounded rationality
o Verward en chaotisch Muddling through Incrementalisme Soms rationele, grote beslissingen
o Sabatier: rol van de actoren en hun overtuigingen is heel belangrijk
Deep core beliefs Policy preferences Vormen en modaliteit van beleid: over uitvoering!
- Hoe beslissen?o Content is belangrijk
procedureso veto players
blokkeren van een beslissing status quo beëindigen tweekamer vs unicameraal systeem verschillende configuraties van een meerderheid elke player = veto player
unanimiteit onderhandelingen
o circular indifferente curve
o winset: hoe kleiner, hoe stabieler
4. Beleidsuitvoering- als een beslissing niet uitgevoerd wordt, is het geen beleid- perfecte uitvoering
o duidelijke beslissingo juiste interpretaties van de uitvoerderso perfecte uitvoeringo geen afwijkende mening of voorkeuro => niet realiseerbaar
5. Beleidsevaluatie- permanent doorheen alle fazen- formeel of informeel (stakeholders)- beïnvloedt alle andere fazen- voortdurend in elkaar hakende kringlopen
9.2 Stijlen van bestuur
- algemener en abstracter dan de verschillende fazen
1. Meerderheid of consensus- A. Lijphart: patterns of democracy
o 2 types: meerderheid en consensuso meerderheid wint vs steun van zoveel mogelijk menseno concentratie vs spreiding van de machto kenmerken
éénpartij vs coalities meerderheid vs proportioneel kiesstelsel tweepartij vs meerpartijen
dominante regering vs evenwicht pluralisme vs neocorporatisme unicameraal vs bicameraal grondwetswijziging vs drempels centrale vs federale staat toetsing van de grondwet door rechters onafhankelijkheid van de centrale bank (consensus)
o mechanismen leiden tot machtsspreiding en tot trage of niet-beslissingen
mengvormen consensus is typisch voor verdeelde samenlevingen pacificatiedemocratie: voorzichtig, geen winnaars of
verliezers pacten
- GB: wetsminstermodel
9.3 Politiek en economisch beleid
- economie is één van de belangrijkste beleidsdomeineno alle ander beleid heeft een economische componento belastingen zijn een voorwaarde voor beleid
- instrumenteno belastingen: zwarte economie, wegvluchten, fiscale capaciteito uitgaveno wetten
reguleren van het economische leven arbeid productie consumenten
- factoreno grondstoffeno grootte van het land
klein = afhankelijk en kwetsbaar- de sturing van de samenleving wordt niet exclusief door de politiek
gedaan.
Hoofdstuk 10: Administratie en justitie hb. p. 208-223
- overheidsapparaat = instellingen die gemaakte regels uitvoeren en waken over de naleving ervan
- verschillende deleno administratieo justitieo legero politie
10.1 De administratie
- sterk gegroeid samen met de staat- zichtbaar en voelbaar- contact tussen individuen en de staat
1. Bureaucratie- Max Weber: bureaucratie is een goed kenmerk van de moderne staat
o Eigen aan moderniseringo Rationaliteit: doelen en middeleno Depersonalisering: formeel-legaalo Verschillende kenmerken
Formele regels Voorspelbaar gedrag Hiërarchie Taakverdeling expertise
o bureaucratie dient een zaako voordelen
eerlijk/gelijkheid rationeel: doel realiseren betrouwbaar voorspelbaar
o nadelen weinig flexibel samenleving is te complex voor uniforme regels taken van de overheid zijn te breed en gevarieerd
- hervorming nodig?
2. De taakverdeling in de administratie- reflectie van de groeiende staat- departementen en ministeries: gelijk met taakverdeling in regering- speciale departementen: buitenlandse zaken, defensie, financiën,
justitie, ...- variatie in administratie
o grootteo mate van centralisatie
3. New public management
- tendens naar wijzigingo meer autonomieo minder bureaucratieo marktlogica: minder zelf aanbieden, meer mogelijkheden maken
voor de private sectoro doelstellingen worden bepaald door de overheido implicaties voor personeelsstatuut
vaste aanstelling en loon managers die autonome overheidsbedrijven leiden:
tijdelijk contracto government => governance
4. Controle over de administratie- instrument van de regering- verschillen => spanning
o verschillende status: tijdelijk en precair vs vasto verschillend doel: politiek vs staat
- macht van de administratieo geheugeno informatieo fazen van de beleidscycluso groter apparaat dan de regering
- grote macht, maar de politici dragen meestal de verantwoordelijkheid bij fouten
- verschillende manieren van controleo spoil systeem: nieuwe regering stelt een nieuwe top van de
administratie sameno partijpolitisering: belangrijkste benoemingen zijn politiek getinto ministeriële kabinetten: nemen taken over van de administratieo ombudsdiensten
10.2 Justitie
- output in de vorm van regels en wetteno naleving van weten wordt afgedwongen door rechtbanken
- 2 tradities in de rechterlijke machto civil law: wetgeving door het parlemento common law: wetgeving door de rechters = judge made law
- scheiding der machten (Montesquieu en Locke)o verhouding regering, parlement en justitie?
Scheiding Onafhankelijke rechterlijke macht Spreiding Rechters kunnen niet gestraft worden
Meer inbedding Geen verantwoording Wereldvreemde rechtspraak Rechters zijn niet neutraal
o Vaste benoeming zorgt voor onafhankelijkheid- Hooggerechtshof
o Moet waken over de staat en de naleving van de grondweto Wordt benoemd door andere machteno Belgisch grondwettelijk hof: Arbitrage
- Internationaal rechto Is niet hetzelfde als nationaal recht
Afspraken tussen staten in plaats van weerspiegeling van verzuchtingen van de bevolking
Moeilijk afdwingbaar Sterke landen kunnen zich hier gemakkelijk aan
onttrekkeno Belang neemt toe
Universele Verklaring van de Mensenrechten (1948) Europees Verdrag tot Bescherming van de
Mensenrechten Internationale rechtbanken voor misdaden tegen de
menselijkheid
10.3 Het leger
- het leger is een deel van de overheidsadministratie ter beschikking van het buitenlands beleid
- controle door de regering en het parlemento opperbevel en benoeming (regering)o begroting (parlement)
- wapens: macht door geweld- kan ook tegen eigen volk gebruikt worden
o wie heeft hier de controle?- ‘orde handhaven’- 2 soorten militaire regimes
o leger bestuurt zelf regels worden gemaakt, uitgevoerd en gecontroleerd
door het leger militaire junta
o leger domineert de staat burgerlijk bestuur is afhankelijk van het leger transitie naar burgerlijk bestuur
- militair regime is geen democratieo strakke organisatieo bevelen zonder inspraako pure bureaucratieo geen langdurige legitimiteit, niet responsief, geen
onderhandelingeno zeer instabiel
- legers worden niet vaak ingezeto paradox van de moderne legerso peace-keeping
10.4 De politie
- deel van de overheidsadministratie- repressief apparaat
o orde en rust bewaren op grondgebiedo zichtbaar en voelbaar
- grote variatie tussen landeno deel van het militair apparaat?o Nationaal of lokaal?o Verschillende taken: gerechtelijk, verkeer, ...
Hoofdstuk 11: Federalisme en decentralisatie hb. p 224-244
- politiek is meestal aan territorium gebonden- is niet altijd homogeen: verdeling in kleinere stukken met sterke
verschillen of autonomie
11.1 Staatsvorming en staatshervorming
- staat is het eindpunt van een lange geschiedenis- algemeen is er schaalvergroting- vaak nog steeds verdeeld
o naamo rol in politiek bestuur
- ontstaan van federaties en confederatieso vorming van een geheel maar autonomie =
federatie/confederatieo onderverdeling van een unitaire staat
devolutie (decentralisatie) op vraag van deelgebieden asymmetrie: gaat moeilijk in een bipolaire staat
11.2 Federatie en confederatie
- 3 staatstypeso unitaire staat
sterk gecentraliseerd weinig of geen bevoegdheden voor deelstaten veel, kleine deelentiteiten
o confederatie samenwerking = autonomie unanimiteit
o federatie centraal niveau: autonoom kan geldende en bindende beslissingen nemen
- verschillende niveaus van besluitvorming- vertegenwoordiging van deelstaten op federaal niveau- Althusius: grote delen berusten op vrijwilligheid- Subsidiariteit: hogere overheid mag slecht een rol spelen als de lagere
overheid het niet kan- Oude prakrijk
o Feodalismeo Ontstaan van Zwitserland in 1291o Ontstaan van de VS in 1776
11.3 Pro en contra de centrale staat
- federalist papers (1778)- Pro
o Sociaal-economisch Autonomie = ongelijkheid Links = voor
o Algemene gelijkheid Gelijke wetten en principes
o Federalisme = gevaar voor de nationale eenheid en samenhorigheid
- Contrao Deelstaten zijn kleiner en dus dichter bij de bevolking
Meer representatief en responsiefo Culturele argumenten
Verdediging van regionale eigenheid
11.4 De instituties van een federale staat
1. De verdeling van de bevoegdheden- staat in de grondwet
o geleidelijke evolutieo oude => centralisatieo nieuwe => decentralisatie
- grote verschillen tussen federale stateno subsidiariteito nieuwe bevoegdheden zijn vaak centraal
- centraal is de buitenlandse politieko niet in België en de EU: economie is wel centraal
2. Exclusieve of overlappende bevoegdheden- exclusief homogeen: duidelijke afbakening- overlappend concurrerend: beide niveaus zijn bevoegd
o 2 redenen voor overlapping verandering in de werkelijkheid bewuste keuze
3. Symmetrie en asymmetrie- niet alle deelgemeenten hebben dezelfde bevoegdheden- asymmetrie leidt tot bijzondere institutionele problemen
4. Functionele of jurisdictionele bevoegdheidsverdeling- jurisdictioneel: bepaald niveau krijgt alle aspecten van besluitvorming- functioneel: aspecten zijn verdeeld- België is een mengeling
5. Een tweede kamer- federale staat heeft meestal een bicameraal parlement- dubbele vertegenwoordiging
o evenredig met de bevolkingo deelstaten
- wie en hoe?o Verkiezingen: bevolking
o Deelstaatregeringo Deelstaatparlement
6. Belangenconflicten en overleg- schaden van belangen- diplomatie en onderhandelingen => compromissen- waar?
o Tweede kamero Overlegcomité: België
- Geen akkoord?o Business as usualo België: onderhandelingen bij het ontstaan van een nieuwe
federale regeringo alarmbelprocedure
7. Bevoegdheidsconflicten- ongelijke bevoegdheidsverdeling- interpretatie wie/wat cruciaal
o Grondwettelijk Hof Zeer machtig Rechterlijk Paritair vlaams-waals
11.5 Lokale besuren
- nationaal – intermediair – lokaal- kleinste territoriale eenheden
o beperkte autonomieo gelijkschakeling => symmetrie
- grote variatie in activiteiteno op lokale schaal uitgevoerd wordeno uitvoering: loketfunctie
- beperkte financiële slagkracht- instellingen zijn een spiegel van nationale instellingen
o ondergeschikto onder toezicht van de administratie
- burgemeester is benoemd- lokale verkiezingen
o persoonlijkere relatieso nationale gevolgen
Hoofdstuk 13: De Europese Unie hb. p. 261-280
- speciaal politiek systeem- 2 visies
o supranationaalo intergovermenteel = samenwerking
13.1 De geschiedenis van de Europese Unie
- pragmatisch, gradueel gegroeid systeem zonder specifieke uitkomst via incrementalisme en meningverschillen
- 1945: VS wil de Sovjet Unie stoppeno Marshallplano NAVOo Samenwerking in Europa stimuleren
- 1948: Den Haago ontstaan van de raad van Europa: mensenrechteno verdere samenwerking mislukt aangezien GB niet mee wil
werken- 1952: R. Shuman
o EGKS: Europese Gemeenschap van Kolen en Staalo Dubbele structuur
Supranationaal: Hoge Autoriteit en Hof van Justitie Intergouvermenteel: Raad van Ministers Parlementaire vergadering
o verdieping en uitbreiding- 1957-1958: verdere economische integratie
o Verdrag van Rome (1957)o Europese Economische Gemeenscham (1958)o Creatie van gemeenschappelijke markt (Duitsland)o Creatie van gemeenschappelijk landbouwbeleid (Frankrijk)
- 1961: GB wil meespeleno verschillende kandidaten
- 1986: eenheidsakte: economische binnengrenzen worden afgeschafto val van het ijzeren gordijn
- 1991: Vedrag van Maastrichto geen grenzen op de Europese groeio Euro?
- NU: 27 landen
13.2 De instellingen en werking van de Europese Unie
- pogingen om instellingen te wijzigen mislukkeno 2000: Verdrag van Niceo 2002: Europese conventie
Europese grondwet Aanvullende onderhandelingen tussen de staatshoofden Eenvoudigere procedures en snellere besluitvorming
o 2006: verandering in grondwet weigering door Frankrijk en Nederland
- spanningen tussen supranationale en intergouvermentele logica
1. De raad van de Europese Unie- vergaderingen tussen de staatshoofden en regeringsleiders van alle
lidstaten- vanaf 1962- cruciaal: opties en keuzes
o hakt knopen dooro package deals
- unanieme besluitvorming- voorzitterschap wisselt om de zes maanden
o trojka huidige vorige nieuwe
2. De Europese Commissie- opvolger van de Hoge Autoriteit in de EGKS- centrale supranationale instellingen- commissarissen worden aangesteld om de vijf jaar- het Europees belang staat centraal- voorzitter wordt gekozen door de Raad en goedgekeurd door het
parlement- initiatieven voor wetgeving
o subsidiariteit- betrokken bij uitvering en opvolging van wetgeving
3. De ministerraad- vakministers die verantwoordelijk zijn- negen verschillende raden (financiën en buitenlandse zaken)- ubtergiyverlebteek; vertegenwoordiging van land en regering- 2 procedures voor beslissingen
o unaniemo gekwalificeerde meerderheid: elk land krijgt een aantal stemmen
232/321 is meerderheid
4. Het Europees Parlement- doel: het vertegenwoordigen van het Europees belang- sinds 1979 wordt het rechtstreeks verkozen- 785 zetels- steeds belangrijkere rol
o controle van de Europese Commissieo medebeslissing = codecisieo 55% van het budget
- 2 vergaderplaatsen: Brussel en Staatsburg
5. Het Europees Hof van Justitie
- verdragen en wetgeving worden geratificeerd en daarna opgevolgd door het Europees Hof
- regels en afspraken moeten nageleefd worden- financiële boetes- supranationale poot- maakt wetgeving door te antwoorden op prejudiciële vragen
6. De Europese wetgeving- Reglementen
o Algemene regelo Hiërarchisch boven de nationale wetten
- Richtlijneno Doelstellingeno Vrijheid van de lidstaten: omzetten in nationale wetgeving
- Zachtere technieken: minder consensuso Open coördinatiemethodeo Eerder uitwisseling van best practices
13.3 De Europese Unie in de politieke wetenschap
- De Europese Unie als internationale politiek- De Europese Unie als zelfstandig politiek systeem
1. Multi-level governance- 2 elementen: meerlagigheid en governance- meerlagigheid
o functionele bevoegdheidsverdelingo sommige lidstaten zijn ook meerlagigo geen duidelijke hiërarchie, directe communicatie en
vertegenwoordigingo afhankelijk van bevoegdheid: asymmetrieo besluitvorming = gemeenschappelijk, ze hebben elkaar nodig
- governanceo niet alleen de regering bestuurto gebeurt in de Europese Unieo publieke en private samenwerkingsverbandeno emigratie van de politiek (E. Huyse)
- democratisch gehalte? Democratisch deficit (tekort)?
2. De Europese Unie als consensusdemocratie- A. Lijphart- Consensus = machtsspreiding
o Machtsconcentratie is onmogelijk in de Europese Unieo Veto-playerso Zoeken naar consensus en overlego Joint decision trap: geen besluito Ingebouwde stabiliteit
- Hoe toch een besluit nemen?
o Geen confrontatieo Problem-solving: gemeenschappelijke waarden?o Bargaining: package dealso Asymmetrie: beperkte samenwerking
- Nadeelo Gebrek aan transparantieo Gebrek aan link volkswil-beleid
3. Democratie en politieke participatie- 2 links tussen bevolking en Europese Unie
o rechtstreekse verkiezingen van het parlement (supranationaal)o raad = regeringen van de lidstaten (intergovermenteel)
- probleem: afwezigheid van partijeno partijfederaties zijn niet hetzelfde als partijeno keuze tussen nationale partijen die zich later bundeleno geen echte electorale strijd in de Europese Unie
- EU-verkiezingeno Second order elections: minder belangrijk en laten leiden door
binnenlandse thema’so Nationale interpretatie en betekeniso Meer expressieve en experimentele stemo Verlies voor zittende regeringo Turnout daalt: de helft van de mensen komt nog opo Europese impact is beperkt
Geen Europese regering die gemaakt of gestraft wordt Indirecte link tussen uitslag en beleid Wel grote fracties: EVP, PES, ELDR Binnen parlement vaak consensuslogica
o EU heeft een parlement, maar het is geen parlementaire democratie
o Door gelijkenis ontstaat onbehagen: eurocentrismeo Discussie over de toekomst van de EU
Supranationalisten Hoe besluitvorming en bevolking rechtstreeks
binden? Streven naar een Europese identiteit Democratie Europees inbedden
Intergouvermentalisten Nationale parlementen moeten hun regering beter
controleren omtrent EU-beleid Nationale referenda
o EU democratie nationaal inbedden
top related