pesten, dat pakken we aan!€¦ · ren die cyberpesten, kennen kun slachtoffer niet (henderson,...
Post on 23-Aug-2020
5 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Pesten, dat pakken we aan!
‘Een samenwerking tussen de Pabo en de basisschool; Op weg naar een optimale toerusting van studenten en startende leerkrachten’
Maaike Kooistra en Marion van Hal (red.)
Colofon Pesten
Eindredactie: Maaike Kooistra en Marion van HalVormgeving en illustraties: Mirjam Roest, Quasi Grafische ProductiesUitgave: Utrecht, 2018Contact: maaike.kooistra@hu.nl, m.vanhal@kpoa.nl
COLOFON
1VoorwoordPesten
VOORWOORD
Voor u ligt het document “Pesten, dat pakken we aan!”. Dit verslag is tot stand gekomen als eind-product van het subsidieproject ‘Versterking Samenwerking Lerarenopleiding en Scholen’ dat in 2014is gestart. De afgelopen jaren hebben wij ons verdiept in het thema ‘Pesten’, met als doel een opti-male toerusting van studenten en starters wat betreft het creëren van een veilig pedagogisch klimaaten de omgang met pesten, om uiteindelijk kinderen een veilig leer- en leefklimaat te bieden. In dit document nemen wij u mee in ons proces en delen wij onze activiteiten en opbrengsten met u.We delen onze kennis en informatie en bieden een leerlijn voor optimale toerusting van studenten enstarters. Wij hebben getracht een zo praktisch mogelijk document samen te stellen, om de toepas-baarheid in de praktijk te vergemakkelijken.
Het leerteam: Jolien BijvankFleur BuitinkJoske van DulmenMargriet ElschotBob KoopmanMegan van LeeuwenMirjam van der PollLoes de RooijFreek SteurMarlous VermeulenEls van WelyMiranda Zielman
Coördinatoren:Marion van Hal Maaike Kooistra
2 Inhoudsopgave Pesten
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting 3
Inleiding 4
1. Pesten: theorie en visie 5
2.1 Basisschoolmethoden ter preventie van pesten2.2 Kiva2.3 Samen1school
3.1. Inventarisatie beginsituatie: Inventarisatie aanpak pesten deelnemende scholen na invoering wet sociale veiligheid (2013-2014) 15
3.2. Inventarisatie beginsituatie: Jaarplanningen schoolopleiders (september 2014)
4.1. Inventarisatie van onderdelen pesten in curriculum van de Pabo (april 2016) 174.2. Curriculum Pabo: aangepast naar aanleiding van theorie, leerteambijeenkomsten en
bijeenkomst Kees van Overveld (2018)
5. Ervaringen studenten met betrekking tot aandacht pesten in opleiding en werkveld 19(september 2017)
6. Leerlijn pesten binnen werkveld en Pabo 20
7. Conclusies en aanbevelingen voor verder onderzoek 21
Literatuur 23
Bijlage 1: Vragenlijst sociaal emotionele competenties 25Bijlage 2: Leerlijnen sociaal emotionele competenties 26Bijlage 3: Linken naar filmpjes over aantal methoden ter preventie van pesten
in de basisschool 29Bijlage 4: 37
4.1 Inventarisatie onderdelen pesten curriculum Pabo binnen het opleidingsprofiel (april 2016)
4.2 Verbeteringen curriculum Pabo na lezing Kees van Overveld
Bijlage 5: Studentenenquête pesten 41Bijlage 6: Twee intervisie-ideeën 43Bijlage 7: Leerlijn 46
SAMENVATTING
In 2014 is de samenwerking gestart tussen de HUpabo ITT en 14 schoolbesturen met als doel de Paboen de basisschool beter op elkaar af te stemmen zodat studenten beter toegerust zijn om te kunnenzorgen voor een veilig sociaal pedagogisch klimaat om zo pesten te voorkomen. In dit leerteam participeren acht schoolopleiders en twee instituutsopleiders. Het coördinatieteambestaat uit een schoolopleider en een instituutsopleider.Onze onderzoeksvraag is: ‘In hoeverre zijn de Pabo en de basisschool op elkaar afgestemd met betrek-king tot het thema pesten?’
Deelvragen daarbij zijn: • Wat zegt de theorie over de aanpak van pesten binnen scholen en de begeleiding van studenten
en startende leerkrachten? • Hoe is het huidige curriculum op de Pabo? • Hoe ervaren de studenten hun kennis en vaardigheden? • Hoe werkt de basisschool aan dit thema met studenten? • Wat is een heldere leerlijn voor vier studiejaren voor de verschillende rollen? • Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden?
Tijdens de samenwerking is gebleken dat zowel de Pabo als de basisscholen niet volledig op de hoog-te zijn van elkaars activiteiten met betrekking tot het thema pesten. Binnen het curriculum op dePabo kan meer aandacht komen voor dit thema; dit wordt ook door studenten aangegeven. In debasisschool is nog niet bij alle schoolopleiders het thema opgenomen in de jaarplanning.
Opbrengsten van de samenwerking zijn: • Meer zicht op elkaars activiteiten• Een keuze vanuit de theorie voor een preventieve aanpak• Een heldere leerlijn voor vier studiejaren en voor de startende leerkracht voor de verschillende
rollen die zijn samengevat in één concrete, samenvattende en overzichtelijke leerlijn, waarin zowel de basisschool als de Pabo vertegenwoordigd zijn
• Aanpassingen binnen het curriculum op de Pabo; zowel in de lessen als in de stagebeoordeling.
De aanbevelingen worden op vier gebieden gegeven in hoofdstuk 7, te weten - voor de opleiding, -voor de praktijkscholen, - voor de student en de startende leerkracht en - voor de schoolbesturen.
3SamenvattingPesten
INLEIDING
In 2012 kwam het thema Pesten, na een reeks tragische voorvallen, volop in de politieke en maat-schappelijke belangstelling te staan. De effectiviteit van de verschillende anti-pestmethoden werdonderzocht en in 2015 werd de wet ‘Sociale veiligheid op school’ ingevoerd, die de verantwoordelijk-heden van scholen op dit gebied beter regelt. Onderzoek in opdracht van het ministerie van OC&Wwijst uit dat in 2016 10 % van de leerlingen in het basisonderwijs minimaal 1 x per maand gepestwerd (Monitor Sociale Veiligheid, 2016). In 2012 ging dit nog om 14%. Hoewel er dus sprake lijkt vaneen daling van het aantal gepeste kinderen, is het van belang dat de inspanningen op dit gebied wor-den voortgezet. De impact van pesten op kinderen is groot en langdurig. Ieder gepest kind is er danook één teveel.Essentieel in het tegengaan van pesten op scholen is de aanwezigheid van een sociaal veilig klimaat.Leraren hebben een belangrijke, zo niet dé belangrijkste, rol in het creëren van dit klimaat. Het tonenvan voorbeeldgedrag, het adequaat kunnen ingrijpen en het tijdig signaleren van probleemgedragvereist pedagogisch vakmanschap.Op de basisschool komt de student in aanraking met de aanwezige sociaal-emotionele methoden,leert hij welke aanpakken gehanteerd worden m.b.t. het creëren van een veilig klasklimaat, leert hijwelke oplossingen leerkrachten aandragen in pestsituaties en krijgt hij een beeld van groepsdynami-ca. Op de Pabo kan de verdieping omtrent deze thema’s worden aangeboden. Een goede afstemmingtussen Pabo en basisschool over een gezamenlijke leerlijn in theorie en praktijk op het gebied vanpesten en breder ‘sociaal-emotioneel leren’ is hierbij van belang. Een belangrijke voorwaarde is danook een gezamenlijk vertrekpunt in visie en begrippenkader.In dit document doen wij per leerjaar aanbevelingen aan zowel de Pabo als aan de basisscholen. Werichten ons hierbij in eerste instantie op de studenten van de DAG- en de Dag-avond-variant en destartende leerkrachten. Deze aanbevelingen moeten zorgen dat onze toekomstige leerkrachten vol-doende zijn toegerust op het bieden van een sociaal veilig klimaat en de omgang met pestsituaties.
4 Inleiding Pesten
5Theorie en visiePesten
HOOFDSTUK 1. PESTEN; THEORIE EN VISIE
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de theorie rondom pesten. Er wordt ingegaan op degeschiedenis van het begrip pesten, de kenmerken van pestgedrag, de verschillende rollen binnenpestsituaties, de gevolgen van pesten, het voorkomen van pesten en de diverse maatregelen die van-uit de overheid worden genomen om pesten te voorkomen. Ook leggen we uit waarom wij, in de lijnvan Van Overveld, willen werken aan sociale veiligheid voor alle kinderen en leerkrachten op de basis-school.
1.1. Het begrip pestenIn deze paragraaf wordt het begrip pesten uitgelegd. Wat houdt pesten precies in? En vanaf wanneerwordt er in de wetenschap aandacht besteed aan pesten?
1.1.1. Een kleine geschiedenis van het begrip pestenHoewel mag worden aangenomen dat pesten al zo oud is als de mensheid zelf, wordt er pas sinds dejaren 70 van de vorige eeuw wetenschappelijke aandacht besteed aan pesten en pestgedrag. DeZweed Dan Olweus was de eerste die pesten wetenschappelijk en publiekelijk onder de aandachtbracht (Van Overveld, 2016). Hij omschreef pesten als een situatie ‘waarin een leerling bij herhalingwordt onderworpen aan de negatieve handelingen van één of meerdere medeleerlingen.’ Olweusvoegt daar later nog aan toe ‘dat pesten intentioneel is en dat er doorgaans een verschil in macht istussen dader(s) en slachtoffer(s)’ (Goossens, 2012). Olweus was op zijn beurt weer geïnspireerd dooreen artikel van een Zweedse chirurg, Peter Paul Heinemann, vader van een geadopteerd, gekleurdjongetje. Hij merkte op dat zijn zoon, vanwege zijn huidskleur, te maken kreeg met agressie en onge-wenst gedrag en dat niemand daar iets tegen deed.Olweus ontwikkelde het eerste anti-pestprogramma, een programma dat heden ten dage nog steedswordt gebruikt. In Nederland was Bob van der Meer één van de eersten die zich bezig hield met hetonderwerp pesten. Hij ontwikkelde de vijfsporenaanpak en was de eerste die scholen stimuleerde ompestprotocollen te maken (Van Overveld, 2016).De definitie van pesten die heden ten dage het meest gangbaar is, is die van Salmivalli (in Goossens,2012, Henderson, 2013, Van Overveld (2016); ‘Pesten is een subtype van agressief gedrag, waarbijéén of meerdere individuen bij herhaling een betrekkelijk machteloze ander aanvallen, vernederenen/of buitensluiten.’ In deze definitie komen de volgende kenmerken van pesten naar voren(Goossens, 2012, Van Overveld, 2016);
- De pester wil de ander met voorbedachte rade pijn doen (intentioneel) - Het pestgedrag vindt herhaaldelijk plaats over een langere periode - Er is machtsverschil tussen dader(s) en slachtoffer(s). Dit machtsverschil kan fysiek of mentaal zijn
Van Overveld (2016) voegt hier nog aan toe dat er binnen alle vormen van pesten altijd sprake is van(een vorm van) agressie. Het verschil tussen pesten en plagen is volgens Van Stigt (2014) dat bij pla-gen de intentie goed bedoeld is. Het is een teken van genegenheid of acceptatie. Bij pesten is dit niethet geval, daarbij wordt iemand met opzet pijn gedaan. Met behulp van bovenstaande kenmerken is het mogelijk om verschillende cases te beoordelen en tebesluiten of er inderdaad sprake is van pesten. Dit is het geval als alle vier bovenstaande kenmerkenin de situatie aanwezig zijn. Pesten kan zowel verbaal, fysiek, emotioneel of relationeel zijn (Van Overveld, 2016). Emotioneel enrelationeel pesten is vooral onder meisjes een probleem . Goossens (2012) spreekt ook nog van mate-rieel pesten; het afpakken, kapot maken of opeisen van andermans spullen.Het is lastig te bepalen hoe vaak pesten voorkomt (Goossens, 2012, Van Overveld, 2016, Van Stigt,2014). Verschillende onderzoekers hanteren verschillende definities van pesten en meten pestgedragop verschillende wijzen, waardoor onderzoeken vaak verschillende uitkomsten hebben. Dit maakt hetvergelijken van resultaten lastig. Grofweg gaat men er vanuit dat 1 op 10 kinderen slachtoffer is vanpestgedrag (Van Overveld, 2016). Henderson (2013) spreekt over 10 tot 15% van de basisschoolleer-
lingen en 5 tot 10% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs. Goossens (2012) en Van Stigt(2014) komen tot dezelfde cijfers. Uit onderzoek blijkt dat emotioneel pesten constant aanwezig isin de groepen 3 tot en met 8. Fysiek pestgedrag vindt vooral plaats in de leeftijd van 6 tot en met 9jaar (groep 3 t/m 6) (Van Overveld, 2016). De prevalentie van hoe vaak pesten voorkomt, verschilt dus. Dat is een gegeven. Het is belangrijk hierniet in te blijven hangen. Het gaat om het vinden van effectieve oplossingen.
1.1.2. Digitaal pesten De laatste jaren is er een nieuwe vorm van pesten bij gekomen: digitaal pesten, ook wel cyberpestengenoemd (Henderson, 2013, Van Overveld, 2016, Van Stigt, 2014). Met de opkomst van social media(Twitter, Facebook etc.) neemt ook het digitaal pesten toe. Kinderen die betrokken zijn bij cyberpes-ten blijken ook betrokken bij andere vormen van pesten. Slechts 11 procent van de kinderen/jonge-ren die cyberpesten, kennen kun slachtoffer niet (Henderson, 2013).De drempel om via internet te pesten is laag (Van Stigt, 2014). De afstand tot het slachtoffer is gro-ter dan in de ‘gewone’ wereld, waardoor het veel makkelijker wordt om een ander te pesten. Je wordtimmers niet direct geconfronteerd met het effect (dat kan afschrikken). Een ander probleem metcyberpesten is dat mailtjes, foto’s, posts etc. zich enorm snel vermeerderen en moeilijk te verwijde-ren zijn. Het bereik van het pesten wordt gelijk een stuk groter en de gevolgen zijn niet uit te wis-sen.Het moeilijke van cyberpesten is dus dat het laagdrempelig en vaak ook anoniem is (Van Stigt, 2014).Dit maakt dat ouders en scholen steeds minder zicht krijgen op dit pesten.Volgens Van Overveld (2016) zijn er verschillende vormen van digitaal pesten zoals; iemand buiten-sluiten middels berichten op sociale media, iemand beledigen of voor gek zetten middels socialmedia, het ongevraagd publiceren van foto’s of filmpjes die schade kunnen berokkenen bij het slacht-offer, met behulp van een nepaccount beledigende berichten plaatsen uit naam van een ander, sex-ting (het versturen van seksueel getinte berichten, foto’s of filmpjes).
6 Theorie en visie Pesten
Je bent gek!
$%@#(&
1.2. Gevolgen van pestenDe gevolgen van pesten voor de slachtoffers zijn immens groot. Het kan leiden tot angst, onzeker-heid, slechte schoolprestaties, somberheid, gebrek aan zelfvertrouwen en depressie. Ook komen psy-chosomatische klachten als hoofdpijn en buikpijn veel voor (Henderson, 2013). Op langere termijnkunnen slachtoffers van pesten last krijgen van gezondheidsproblemen, van financiële problemen,met het vinden en houden van een baan, met het aangaan en onderhouden van sociale relaties (VanOverveld, 2016) Uit onderzoek blijkt dat ook pesters op latere leeftijd last kunnen krijgen van problemen. Een deelvan hen vertoont crimineel gedrag (Henderson, 2013, Van Stigt, 2014). Het is dus van belang dat pesten gestopt wordt (curatief handelen), maar beter nog helemaal voor-komen wordt (preventief handelen). (Henderson, 2013).
1.3. Waarom wordt er gepest?In de vorige paragrafen is uitgelegd wat pesten inhoudt en wat de gevolgen zijn. In deze paragraafwordt ingegaan op het waarom van pesten.
1.3.1. Wie, wat, waar en waarom?Wie worden er gepest? Zijn het bepaalde gedragskenmerken die tot pesten uitlokken? Heeft het metiemands uiterlijk te maken? Uit onderzoek is gebleken dat het niet veel uitmaakt. Iedereen kan slacht-offer worden van pestgedrag (Van Overveld, 2016). Meestal worden oorzaken van pesten gezocht inpersoonlijkheidskenmerken zoals onderdanigheid, angst of fysieke zwakte (Van Stigt, 2014). VanOverveld (2016) voegt daar nog aan toe dat jongeren met een ‘afwijkende’ seksuele voorkeur (LHBT’s)en jongeren met bepaalde gedragsbeperkingen zoals autisme of ADHD extra kwetsbaar zijn voor pes-ten. Het zijn vooral kinderen die zichzelf zijn die worden gepest. Ze wijken vaak af van de groepsnormomdat ze zichzelf zijn en blijven.
1.3.2 Waarom pesten kinderen?Er zijn verschillende oorzaken waarom kinderen andere kinderen pesten. Kinderen willen graag deeluitmaken van een groep. Om hun positie in de groep veilig te stellen, gaan sommige kinderen pest-gedrag vertonen. Op deze wijze hopen ze bij de groep te (gaan) horen. Volgens Van Stigt (2014) kanpesten een ‘heel aangenaam gevoel van verbondenheid, macht en superioriteit geven’. Een andereoorzaak van pesten is de veelal homogene leeftijd binnen een basisschoolklas. Kinderen schelen nau-welijks in leeftijd waardoor je je, op dat gebied, niet kunt onderscheiden van anderen. Jezelf onder-scheiden moet je dan op een andere manier doen. Pesten is een manier om jezelf te onderscheiden(Van Overveld, 2016). Wat dat betreft zou in onderwijstypen waarbij kinderen met meerdere leeftij-den in een groep zitten (Montessori, Jenaplan), in theorie, minder pestgedrag voor moeten komen.Ook geweldsproblemen bij kinderen thuis of in hun buurt kan pestgedrag uitlokken (Van Stigt, 2014).
1.3.3. Pesten of gepest worden?Pesten is groepsgedrag, het speelt zich bijna altijd af in de context van een groep en kan ook alleenin de context van diezelfde groep worden opgelost (Van Stigt, 2014). Het is een groepsprobleem(Henderson, 2013). Binnen een pestsituatie zijn er meerdere partijen actief; de pester(s), het/de slachtoffer(s) en deomstander(s).
1.3.3.1.PestersTen eerste zijn er de pesters met een hoge status en met een lage status. Pesters met een hoge sta-tus zijn vaak populaire kinderen in de klas en ze bezitten goede leiderschapskwaliteiten. Het pestengebeurt om hun eigen status nog groter te maken en deze pesters zijn slim genoeg om regels teomzeilen, zodat het pesten onzichtbaar blijft voor volwassenen. Daarnaast zijn er pesters met een lage status, ook wel de meelopers genoemd (Van Stigt, 2014). Zijproberen aansluiting te krijgen bij deze populaire leerlingen, willen bij het populaire groepje horen
7Theorie en visiePesten
en gaan dus zelf ook pesten. Een andere reden voor hun pestgedrag is juist om te voorkomen dat zijzelf ook gepest gaan worden (Henderson, 2013, Van Overveld, 2016). De gemarginaliseerde pester heeft geen respect voor regels of gedrag. Geweld is belangrijk in hetleven van dit type. Meestal is deze pester opgegroeid in een omgeving met sociale problemen engeweld en weet hij/zij niet beter dan dat geweld normaal is. De Facebookcrimineel is vooral actief in het digitaal pesten (zie verderop in dit stuk). De pester die als eerste begint met het pesten wordt ook wel de initiatiefnemende dader genoemd(Henderson, 2013).
1.3.3.2.SlachtoffersGrofweg kan men drie type slachtoffers van pestgedrag onderscheiden (Van Overveld, 2016); Depassieve slachtoffers hebben weinig zelfvertrouwen en komen niet goed voor zichzelf op. Ze heb-ben in de groep een lage status en daardoor weinig vrienden. Ze gedragen zich onzeker en onder-danig.De provocerende slachtoffers hebben vaak moeite om hun emoties in bedwang te houden. Ze wor-den vaak als vervelend en provocerend gezien en ‘voeden’ op die wijze onbedoeld het pestgedrag.Indirecte slachtoffers zijn zelf geen slachtoffers van pestgedrag. Ze staan aan de zijlijn en zien hoeandere gepest worden en lijden onder het feit dat ze er niets aan (kunnen) doen om het pesten tevoorkomen of te stoppen.
1.3.3.3.OmstandersNaast de pesters en de slachtoffers is er nog een groep betrokken bij het pesten; de omstanders. Dezeomstanders kunnen worden onderverdeeld in vier groepen (Van Overveld, 2016). De verdedigers kiezen de kant van het slachtoffer. Dit is een krachtige groep omdat zij in staat zijnhet pesten te stoppen. De buitenstaanders blijven tijdens het pesten passief. Ze zien het pesten gebeuren maar grijpen nietin, zij kijken toe en doen niets of proberen te situatie te negeren (Van Stigt, 2014). De meelopers (vaak pesters met een lage status (Van Overveld, 2016) doen actief mee met de pester,vaak om hun eigen status te verhogen. De aanmoedigers zijn diegenen die niet actief meedoen methet pesten maar de pester op allerlei manieren wel aanmoedigen om verder te gaan met pesten.
1.4 Pesten voorkomenAl zolang er wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar pesten, zijn er ook theorieën in ontwik-keling over hoe dit pesten te stoppen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het stoppen van pesten,het voorkomen van pesten en de plannen die vanuit de overheid worden gelanceerd om pesten tegente gaan en de sociale veiligheid op scholen te bevorderen. Daarnaast gaan we ook kort in op deRichtlijn competentieprofiel sociale vaardigheid.
1.4.1. Curatief en preventief handelenHet is van groot belang dat pesten gestopt maar het liefst natuurlijk helemaal voorkomen wordt. Inhet eerste geval is er sprake van curatief handelen, in het tweede van preventief handelen(Henderson, 2013).Het curatieve handelen op schoolniveau kan op veel manieren en door verschillende betrokkenen. Zogeeft Henderson (2013) aan dat zowel de ouders, de directie van de school en de leerkrachten eenrol hebben in het stoppen van pestgedrag. De ouders kunnen bijvoorbeeld met hun kind in gesprekover de sfeer in de groep, kunnen de school informeren wanneer hun kind pest of gepest wordt.Daarnaast is het belangrijk dat ouders zich bewust zijn van hun eigen manier van handelen. Zijn zezelf snel agressief? Of zijn ze juist erg teruggetrokken? Dit kan invloed hebben op het (pest)gedragvan hun eigen kinderen. De schooldirectie heeft een belangrijke rol door blijvend aandacht te beste-den aan pesten en pestgedrag en hun leerkrachten voldoende toe te rusten, zodat zij kunnen omgaanmet pestgedrag. Voor leerkrachten is het belangrijk dat zij op de hoogte zijn van het beleid van deschool op het gebied van pesten, dat zij signalen van pesten vroegtijdig kunnen herkennen, dat zij
8 Theorie en visie Pesten
hun ogen niet sluiten voor het pesten en dat zij blijvend in gesprek gaan over pesten. Met de gepes-te, de pester èn de overige leerlingen uit de klas.Wij willen als leerteam in dit onderzoek uitdrukkelijk de nadruk leggen op het voorkomen van pesten, dus op het preventieve handelen. In de lijn van Van Overveld (2016) willen wij daarom werken aan sociale veiligheid voor alle kinderen en leerkrachten op de basisschool.
1.4.2. Preventief handelen; sociale veiligheidKinderen en leerkrachten op basisscholen moeten kunnen leren en werken in een sociaal veiligeomgeving. Pestgedrag is een grote bedreiging voor de sociale veiligheid op school. Het is daaromvan groot belang dat er geen pestgedrag plaats vindt. In plaats van pestgedrag achteraf te behan-delen, pleiten wij er voor om pestgedrag te voorkomen. Een belangrijke onderdeel hierin is sociaal-emotioneel leren (SEL). ‘Het aanleren van SEL-vaardigheden en daardoor aanpassing vanleerlinggedrag kan bijdragen aan de verwezenlijking van een veilige leer- en leefomgeving (VanOverveld, 2016). Sociaal-emotioneel leren is in dit kader onderdeel van een schoolbrede preventiedie leidt tot een betere mentale gezondheid en die uiteindelijk een positieve invloed heeft op hetwelzijn van kinderen en leerkrachten.
Er zijn vijf groepen sociaal-emotionele competenties waar aandacht aan besteed moet worden inhet basisonderwijs (Van Overveld, 2016). Dit zijn; 1. Besef hebben van jezelf
Hieronder vallen competenties die te maken hebben met kennis van eigen gevoelens, kennis vanje eigen interesses, waarden en kracht en het hebben van een gezond zelfvertrouwen.
2. Zelfmanagement Hier gaat het vooral om het omgaan met heftige emoties, het controleren van je impulsen en hettonen van doelgericht gedrag in lastige situaties.
3. Besef van de ander Dit zijn competenties die te maken hebben met tonen van empathie, jezelf kunnen inleven in eenander en het kunnen herkennen van sociale (non-verbale) boodschappen.
4. Hanteren van relaties Deze competenties gaan over het omgaan met anderen. Hoe gaan leerlingen om met socialegroepsdruk? En hoe worden conflicten opgelost?
5. Keuzes kunnen maken Deze laatste groep competenties gaan over de beslissingen die je neemt over je eigen gedrag. Hoekan jouw gedrag bijdragen aan een prettige sfeer in de school of in de klas? En ben je in staat ver-antwoordelijkheid te nemen voor je eigen gedrag (zie bijlage 1 voor een uitgebreid overzicht van de SEL-competenties)
9Theorie en visiePesten
Sta op tegen pesten!
De vijf SEL-competenties worden nader uitgewerkt in een drietal leeftijdscategorieën, te weten; 4 t/m 8 jaar, 8 t/m 11 jaar en 11 t/m 13 jaar. Per leeftijdscategorie wordt beschreven wat er van eenkind verwacht kan worden binnen een bepaalde competentie. Op deze manier ontstaat er een leer-lijn als basis voor het onderwijs in sociale veiligheid. (zie bijlage 2 voor een overzicht van de uitwerking van SEL-competenties in de drie leeftijdscatego-rieën)
1.4.3. Plannen vanuit de overheid Ook op regeringsniveau wordt beleid ontwikkeld met betrekking tot (het voorkomen van) pesten.Voormalig staatssecretaris Sander Dekker heeft in juni 2015 een wetsvoorstel naar de Tweede Kamergestuurd met daarin de eis dat alle scholen verplicht zijn één van de door een speciale commissiegoedgekeurde anti-pestmethode te gebruiken. Tegen dit voorstel kwam echter zoveel verzet, dat hijdie verplichting schrapte. Wel worden scholen met het wetsvoorstel verplicht om een anti-pestcoör-dinator aan te stellen, een sociaal veiligheidsbeleid te hebben en de veiligheid van leerlingen temonitoren.
Scholen hoeven dus “geen verplicht anti-pestprogramma te gebruiken en zijn vrij om te kiezen vooreen methode voor sociale veiligheid die past bij hun eigen visie" (Verus, 28 januari 2015). "Scholen krijgen wel de taak om aan een inspanningsverplichting te voldoen en hierdoor papierenveiligheidsbeleid om te zetten in de praktijk. Dit beleid dient gevormd te worden met alle betrokke-nen van de school en verankerd te worden in de dagelijkse praktijk (Stichting School en Veiligheid,26 augustus 2015)
Door de wetswijziging moeten scholen:" aan een inspanningsverplichting voldoen om een actief veiligheidsbeleid te voeren; het effect vanhet veiligheidsbeleid periodiek monitoren;de volgende taken bij tenminste één persoon beleggen
- het coördineren van anti-pestbeleid- het fungeren als vast aanspreekpunt in het kader van pesten
De onderwijsinspectie ziet toe op naleving van de wettelijke verplichtingen.
Omdat de praktijksituatie van een school voortdurend verandert “is het van belang om een meet-instrument te gebruiken dat een actueel en representatief beeld geeft van de veiligheidsbeleving vande leerlingen. Deze monitoring moet drie soorten vragen bevatten:
- Vragen naar het vóórkomen van incidenten op school- Vragen over de veiligheidsbeleving van leerlingen- Vragen over het welbevinden van leerlingen"
1.4.4. Richtlijn competentieprofiel sociale veiligheidEen ander initiatief om de sociale veiligheid in de basisschool te bevorderen is de Richtlijn compe-tentieprofiel sociale veiligheid. Deze uitgave van de Stichting School en Veiligheid uit 2015 is totstand gekomen door nauwe samenwerking met het Landelijk Lerarenopleidingen Basisonderwijs(LOBO) en het Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten (ADEF) in opdracht van het mini -sterie van OC&W. “De richtlijn is bedoeld om structuur te geven aan het thema sociale veiligheid dooroverzichtelijk te maken om welke competenties het draait bij sociale veiligheid” (Stichting School enVeiligheid, 2015). De richtlijn geeft een overzicht van de competenties op het gebied van sociale vei-ligheid waaraan gewerkt moeten worden op de lerarenopleidingen voor primair en middelbaar onder-wijs zodat aankomende professionals goed voorbereid worden op de dagelijkse praktijk metbetrekking tot sociale veiligheid.
10 Theorie en visie Pesten
Uitgangspunt van de richtlijn zijn de zes bouwstenen van sociale veiligheid te weten; - Gezamenlijk ontwikkelde en gekende visie, kernwaarden, doelen, regels en afspraken - Inzicht in veiligheidsbeleving, incidenten en mogelijke risico’s- Scheppen van voorwaarden, beleggen van taken, samenwerken met partners binnen en buiten de
school - Positief pedagogisch handelen; ondersteunende houding, voorbeeldgedrag en verbindende rela-
ties - Preventieve activiteiten en programma’s in de school, gericht op leerlingen, ouders en personeel - Signaleren en effectief handelen bij signalen, grensoverschrijdend gedrag en incidenten door leer-
lingen, ouders en personeel.
Deze kernwaarden worden vervolgens weer onderverdeeld in subthema’s die logisch voortkomen uitde bouwstenen. In de richtlijn wordt vervolgens beschreven aan welke houding, vaardigheden en ken-nis gewerkt moet worden in de lerarenopleidingen. Het gehele competentieprofiel is te vinden op http://www.tosv.nl/pabo/index.html
1.5 ConclusieEr is al veel gezegd en geschreven over pesten en er zal in de toekomst ook nog veel over gezegd engeschreven worden. Wij hebben in dit hoofdstuk geprobeerd om beknopt iets te schrijven over hetontstaan van pesten, de verschillende actoren binnen pestsituaties, de gevolgen van pesten en hetvoorkomen van pesten. Wij willen als leerteam in dit onderzoek uitdrukkelijk de nadruk leggen op depreventie van pesten. Zoals eerder benoemd, willen wij in de lijn van Van Overveld (2016) aanbeve-lingen doen over sociale veiligheid voor alle kinderen en leerkrachten op de basisschool. In het volgende hoofdstuk bespreken wij een aantal veelgebruikte methoden en programma’s op hetgebied van sociaal-emotionele ontwikkeling, sociale veiligheid en pesten voor het basisonderwijs.
11Theorie en visiePesten
HOOFDSTUK 2. METHODEN TER PREVENTIE VAN PESTEN
In hoofdstuk 1 is hebben we geschreven over het ontstaan van pesten, de verschillende actoren bin-nen pestsituaties, de gevolgen van pesten en het voorkomen van pesten. Ook hebben we aangege-ven dat wij als leerteam in dit document de nadruk leggen op sociale veiligheid voor alle kinderenen leerkrachten op de basisschool. Veel scholen hebben een anti-pestprotocol waarin staat hoe deschool pestgedrag signaleert en aanpakt. Het hebben van een anti-pestprotocol is niet verplicht. Welmoet elke school in Nederland (basisschool en middelbare school) beleid voeren gericht op het aan-pakken en tegengaan van pesten (Wet Veiligheid op school). Een goed anti-pestprotocol geeft kin-deren, leerkrachten en ouders duidelijkheid over hoe gehandeld wordt wanneer er gepest wordt. Naast een anti-pestprotocol gebruiken veel scholen ook methoden die gericht zijn op het aanleren enbewust worden van sociaal-emotionele vaardigheden met als doel om pesten te voorkomen. In dithoofdstuk gaan we dieper in op een onderzoek dat gedaan is naar de verschillende methoden en gaanwe kort in op de enige methode waarvan wetenschappelijk bewezen is dat het werkt; KiVa.Daarnaast benoemen we Samen1school in hoofdstuk 2.3
2.1 Kansrijke anti-pestprogramma’s
In maart 2013 presenteerden de toenmalige Kinderombudsman en staatssecretaris Dekker(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) het Plan van aanpak tegen pesten. Het aanbod aan anti-pest-programma's is groot. Om scholen te begeleiden en te ondersteunen bij het kiezen van een goed anti-pestprogramma, heeft het ministerie van OCW het Nederlands Jeugdinstituut gevraagd om een plante maken voor beoordeling van anti-pestprogramma's. Om tot een wetenschappelijk verantwoordevalidatie te komen, is daarom een onafhankelijke commissie van deskundigen samengesteld: deCommissie Anti-pestprogramma's.De Commissie Anti-pestprogramma's heeft als eerste stap criteria vastgesteld waar een goed anti-pestprogramma aan moet voldoen. Vervolgens zijn programma eigenaren in de gelegenheid gesteldom hun anti-pestprogramma aan te melden voor beoordeling door de onafhankelijke commissie.Dertien programma's die scholen kunnen gebruiken bij de aanpak van pesten zijn kansrijk als anti-pestprogramma. Dat is de uitkomst van de beoordeling van de onafhankelijke commissie die 61 inge-diende methoden heeft beoordeeld op de theoretische en empirische onderbouwing enrandvoorwaarden.
De volgende programma's zijn als kansrijk beoordeeld:De volgende programma's hebben potentie, maar voldoen momenteel nog te weinig aan de criteriaen indicatoren. De commissie verwacht dat deze programma's op termijn kunnen worden verbeterdop basis van de door de commissie aangegeven aspecten.- School Wide Positive Behavior Support (SWPBS)- Omgaan met elkaar- Zippy's vrienden- Pestkoppen stoppen
Van de dertien anti-pestprogramma's die als kansrijk zijn beoordeeld laat het Nationaal RegieorgaanOnderwijsonderzoek (NRO) er in de periode 2015 tot 2017 tien nader onderzoeken op verzoek van hetministerie van Onderwijs. Dit is opmerkelijk omdat de verplichting tot het gebruik van een anti-pest-methode door scholen is vervallen. KiVa, De Vreedzame School en Online Pestkoppen Stoppen vallen
12 Preventie Pesten
- KiVa - PRIMA- Kanjertraining - Vreedzame school - Programma Alternatieve Denkstrategieën
(PAD)
- Taakspel - Alles Kidzzz - Plezier op school - Sta sterk
buiten dit effectonderzoek, omdat zij reeds voldoende zijn onderzocht (KiVa) of elders worden onder-zocht (Vreedzame School en Pestkoppen Stoppen). Een multidisciplinair team van onderzoekers onderleiding van professor Bram Orobio de Castro van de Universiteit Utrecht is in mei 2015 gestart methet onderzoek naar de empirische onderbouwing en de effecten van de tien anti-pestprogramma's. Het gaat om deze programma's:
Het onderzoek is een belangrijk onderdeel van het Plan van aan-pak tegen pesten van staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijsen de Kinderombudsman. De onderzoekers gaven op 14 april 2015een toelichting op het uit te voeren onderzoek tijdens een start-bijeenkomst bij de NRO. Het werk van de Commissie Anti-pestpro-gramma's draagt bij aan het in oktober 2014 verschenen actieplanSociale veiligheid op school van de PO-Raad en de VO-raad, waarinzij informatie beschikbaar stellen over bewezen effectieve pro-gramma's en methodes.
2.2. KiVaKiVa is het eerste en enige programma in Nederland op het gebied van sociale veiligheid en pestenwaarvan wetenschappelijk is bewezen dat het werkt. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat KiVa:• Het school- en leerklimaat sterk verbetert;• De leeropbrengsten verhoogt en leerprestaties verbetert;• Het welbevinden van de leerlingen verhoogt;• Effectief is in het tegengaan van pesten (preventief) en het oplossen daarvan (curatief);• Depressieve gevoelens bij leerlingen voorkomt en vermindert;• Leerkrachten vaardigheden aanleert om groepsproblemen te voorkomen en te verhelpen.KiVa is ontwikkeld aan de Universiteit van Turku, Finland. De methode Kiva gaat uit van het stand-punt dat ieder kind recht heeft op een fijne schooltijd. KiVa wil hier samen met scholen aan werken.Daarvoor biedt KiVa een schoolbreed programma, gericht op positieve groepsvorming en het verbe-teren van de sociale veiligheid. Binnen KiVa ligt de nadruk op de groep als geheel, en dus niet opindividuen zoals pesters, slachtoffers, populaire kinderen of kinderen die weinig vriendjes hebben.
13PreventiePesten
- SWPBS - Taakspel - Alles Kidzzz- PAD- Plezier op school- Zippy's vrienden
- Kanjertraining - PRIMA- Sta Sterk - Omgaan met elkaar
KiVa traint leerkrachten in het geven van de KiVa-lessen aan de eigen klas. Op KiVa-scholen gevenleerkrachten KiVa-lessen over thema’s zoals groepsdruk, communicatie, respect en (het herkennen,oplossen en voorkomen van) pesten. In de lessen wordt gewerkt aan de kennis, vaardigheden en hou-ding van leerlingen ten aanzien van pesten. In totaal zijn er 10 thema’s waarover per thema meer-dere lessen gegeven kunnen worden. De lessen zijn gericht op het preventief werken aangroeps-vorming en het bieden van een veilige leeromgeving. Leerlingen en leerkrachten wordt inzichtgegeven in de rol van de groep bij het in stand houden vanpesten en andere groepsproblemen. De lessen zijn goedopgebouwd en hebben meerdere werkvormen, zoals oefenin-gen, discussies, groepswerk en rollenspellen. Elk themawordt afgesloten met een KiVa-regel. Samen vormen de tienKiVa-regels het KiVa-contract. In de onderbouw wordtgewerkt met zes regels.
Welke methode of aanpak ook wordt gekozen op de scholen,het is van belang dat iedereen dezelfde taal spreekt en dat ereenduidigheid is door de hele school. Het kiezen van demeest geschikte aanpak voor de scholen, is van veel factorenafhankelijk.
2.3 Samen 1schoolTijdens een van de leerteambijeenkomsten heeft Yvonne van Vlaanderen ons informatie gegeven overSamen1school. Ons inziens een voorbeeld van een school waar de preventieve en positieve gedrags-aanpak duidelijk houvast geeft aan alle betrokkenen.Hieronder volgt een samenvatting van deze visie.
Samen1school is een schoolbrede, goed onderbouwde, preventieve, positieve gedragsaanpak engeeft scholen een duidelijk houvast op de volgende teambrede vragen: Welk gedrag verwachten we?Hoe bevorderen we dat gedrag? Wat doen we als kinderen ongewenst of grensoverschrijdend gedraglaten zien? De aanpak, die ontwikkeld is op de werkvloer samen met het team, zorgt voor een veiligen positief sociaal pedagogisch klimaat. De onderwijsinspectie beoordeelde ‘de veiligheid’, in juni2016 in het kader van vernieuwd toezicht, met de maximale score!Het team van De Springplank had enkele jaren geleden te maken met complexe gedragsproblematiek,en -met als gevolg- een hoog ziekteverzuim van leerkrachten met o.a. burnout gerelateerde klach-ten. De ontwikkelaars Yvonne Vlaanderen, gedragsdeskundige en leerkrachtencoach, en Joop vanBaalen, teamleider bovenbouw en ICT- functionaris, ondersteunen nu andere schoolteams om dezesuccesvolle aanpak te vertalen naar een schooleigen op maat gemaakte versie van samen1school.
De aanpak rust op 4 pijlers: Vanaf dag 1 wordt het gewenste gedrag aangeleerd en laat men goed gedrag toenemen door te com-plimenteren, te belonen en te vieren. Duidelijk is men bij grensoverschrijdend gedrag (incl. pesten)voorspelbaar in de consequenties. De consequentieladder zorgt dat de kinderen de voorspelbare con-sequenties ervaren van hun gedrag en draagt bij aan de duidelijke opbouw in interventies om tekomen tot ander gedrag. De consequentie-/interventieladder laat een duidelijke opbouw zien ininterventies om te komen tot ander gedrag. De gelaagde zorgstructuur in de zorgroute van de schoolgaat uit van een duidelijke aanspreekcultuur met een gedeelde verantwoordelijkheid van het heleteam, de leerling en de ouders.Samen1school zorgt voor basale, voorwaardelijke veiligheid met voorspelbare grenzen om te komentot goed onderwijs. Waar kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen in een fijn speel-, leer- en werk-klimaat voor leerlingen en leerkrachten. Dit heeft een positief effect op de leeropbrengsten, de werk-druk, de ouderbetrokkenheid en het ziekteverzuim.
14 Preventie Pesten
HOOFDSTUK 3. VEILIG KLASKLIMAAT
Het belang, maar ook de complexiteit en veelomvattendheid van het creëren van een veilig klaskli-maat, zoals omschreven in voorgaande hoofdstukken, maakt dat het essentieel is scholen en studen-ten voldoende toe te rusten.
3.1 Inventarisatie beginsituatie aanpak pesten op deelnemende scholensinds invoering wet sociale veiligheid op de deelnemende basisscholenBij de start van het thema ‘Ouderbetrokkenheid en Pesten’ (september 2014) hebben we een inven-tarisatie gemaakt van de toenmalige aanpak op het gebied van pesten op de deelnemende scholen.Hieronder onze bevindingen: Er worden verschillende methoden gebruikt om pesten aan te pakken. Het gaat hierbij om methodendie vooral preventief werken tegen pesten door kinderen vaardigheden te leren op sociaal-emotio-neel vlak. De gebruikte methoden zijn Vreedzame school (op 2 scholen), Taakspel, Kanjertraining,Leefstijl (2 scholen) en Kinderen en hun sociale talenten. De twee scholen die met Leefstijl werkengebruiken het bij Leefstijl aanwezige onderdeel ‘Sta op Tegen Pesten’ om pestsituaties aan te pakken.Hierbij wordt een steungroep om het gepeste kind heen gevormd. Op alle scholen is een gedrags- ofomgangsprotocol aanwezig waarin afspraken staan geformuleerd omtrent gewenst gedrag en maat-regelen die worden ingezet wanneer regels overtreden worden. De benaming van dit protocol of planverschilt per school. Iedere school is overigens verplicht om een dergelijk veiligheidsplan te hebben.Op de vraag of de leerkrachten binnen de deelnemende teams duidelijk voor ogen hebben wat huntaak is wanneer er gepest wordt in hun klas, antwoordden alle schoolopleiders bevestigend. Meertwijfel is er over de vraag of alle leerkrachten daadwerkelijk voldoende zijn toegerust om met pest-problematiek binnen hun klas om te kunnen gaan. Op drie van de zeven scholen is dit volgens deschoolopleider inderdaad het geval, op de andere scholen is de schoolopleider er niet zeker van datdit voor alle teamleden geldt.Bij slechts twee van de zeven scholen was er op het moment van de enquête (2014-2015) een team-lid aangewezen als anti-pestcoördinator. Op de andere scholen was dat op dat moment niet zo. Sinds2016 is het voor alle scholen verplicht om een vast aanspreekpunt op het gebied van pesten te heb-ben.Op alle deelnemende scholen is er veel aandacht voor het groepsklimaat en de groepsregels. Aan hetbegin van het schooljaar ligt hierop extra nadruk. Op iedere school wordt besproken wat de verschil-len zijn tussen plagen en pesten, zodat er op die manier door iedereen dezelfde taal kan wordengesproken. Ook is er op iedere school aandacht voor zaken als buitensluiten, zodat op deze wijze pes-ten preventief kan worden aangepakt. Deze thema’s zijn ook opgenomen in de sociaal-emotionelemethoden.Het wisselt per groep en school of er voldoende evaluatiemomenten worden ingebouwd om het socia-le klimaat te bespreken.Omdat bovenstaande slechts een inventarisatie op zeven scholen betreft, is het moeilijk om algeme-ne conclusies te trekken over de aanpak van pesten op basisscholen. Wel is duidelijk dat op iedereschool aandacht is voor pestgedrag en de preventie ervan. De twijfel omtrent het adequaat kunnenhandelen van alle leerkrachten op dit gebied bevestigt de noodzaak van het voornemen om meer aan-dacht te schenken aan dit thema op de Pabo’s. Zo kunnen we ervoor zorgen dat onze toekomstigecollega’s voldoende toegerust zijn om met pestproblematiek om te gaan.
3.2 Pesten in de jaarplanning van de basisscholen bij de begeleiding vanstudentenDe jaarplanningen van de schoolopleiders zijn tevens in 2014 verzameld. Er was veel overlap waarneembaar tussen de verschillende jaarplanningen, zoals intervisie engesprekken met studenten en praktijkopleiders en/of instituutsopleiders, evaluatiemomenten entrain de trainer bijeenkomsten. Nog niet bij alle schoolopleiders was het thema pesten opgenomenin hun jaarplanning. Daar viel winst te boeken.
15Veilig klasklimaatPesten
16 Veilig klasklimaat Pesten
HOOFDSTUK 4. INVENTARISATIE
4.1. Inventarisatie van onderdelen pesten in curriculum van de Pabo,april 2016
In jaar 1 van de dagopleiding is er een module voor pedagogiek die de titel heeft Pedagogisch han-delen en communiceren met jonge kinderen. Aan bod komt hier relaties met kinderen, de pedagogi-sche basishouding, effectieve leerkrachtcommunicatie, ik-boodschap, effectieve complimenten enkritiek, het tegemoet komen aan basisbehoeften en de pedagogische kwaliteiten van de leerkracht.Studenten leren ook om een positieve invloed te hebben op het zelfbeeld van kinderen. De Roos vanLeary wordt gebruikt als middel om groepsdynamica positief te beïnvloeden. Aan de hand van beeldmateriaal wordt de leerkrachtcommunicatie bekeken en geanalyseerd.In het 2e semester van jaar 1 is er in de cursus Beweging in ontwikkeling uitgebreid aandacht voorontwikkelingspsychologie: de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen komt uitgebreid aan deorde. Studenten leren over de basis van sociaal gedrag, het aangaan van relaties met anderen enmorele ontwikkelingIn jaar 1 van de VO opleiding en in jaar 2 van de dag/dav opleiding zit één bijeenkomst over pestenin de module Gedrag en communicatie met het oudere kind. In een andere bijeenkomst worden deonderwerpen vooroordelen, stereotypen en pygmalioneffect besproken. Daarnaast is er een taak overgroepsvorming die de studenten op de stageschool moeten uitvoeren. Bij de studietaak ontwerpenstudenten twee lessen over groepsvorming waarbij er wordt gewerkt aan de sociaal emotionele com-petenties in de klas. Deze sociaal emotionele competenties zijn: besef hebben van jezelf en de ander,zelfmanagement, relatie hantering en keuzes maken. Het werken aan positieve groepswaarden metaandacht voor deze competenties versterkt de groepsband, de verantwoordelijkheid bij de kinderenen kan (daardoor) pesten voorkomen (Overveld, 2012). Er mag voor deze lessen verschillend materi-aal voor groepsvorming gebruikt worden. Te denken valt aan: PAD (Resink, 2005), Leefstijl (Van Eck& Onvlee, 2008), Sociaal gedrag elke dag (Van der Horst & Hopmans, 2013) enzovoort. Tijdens de leskan gebruik gemaakt worden van versterkers (Woltjer & Janssens, 2014). Met de praktijkopleider eva-lueert de student de lessen en in dit feedbackmoment checken ze of ze gewerkt hebben aan een ofmeer van bovengenoemde sociaal emotionele competenties.Naast de bijeenkomst over pesten is er een bijeenkomst over groepsdynamica.In jaar 3 zit de cursus Passend onderwijs waarin de studenten een groepsplan gedrag opstellen naarmodel van Kees van Overveld. In de module Couleur Locale zitten de volgende onderwerpen: buiten-sluiten, radicalisering, tolerantie, vooroordelen en discriminatie en begeleiding in de verschillendefasen van groepsvorming en identiteitsontwikkeling. In jaar 4 beschrijven de studenten het pedagogisch klimaat in de stageklas en bedenken interventiesom dit in stand te houden of te verbeteren. Daarnaast hebben ze de vrijheid om onderzoek te doennaar pesten.
Het thema mediawijsheid met betrekking tot pesten komt niet voor in de ict-lijn.
Zie ook opleidingsprofiel met de verschillende kerntaken in bijlage 4.1.
4.2 Curriculum Pabo: Wijzigingen n.a.v. theorie, leerteambijeenkomstenen bijeenkomst Kees van Overveld (2018)
InleidingBinnen de verschillende varianten op de Pabo (dag, dav en VO) zijn er verbeteringen doorgevoerdnaar aanleiding van theorie, leerteambijeenkomsten en de lezing van Kees van Overveld.Onderstaand worden de verschillende verbeteringen per variant beschreven.
17InventarisatiePesten
Verbeteringen binnen de VO-groepVanuit de leerlijn, de leerteambijeenkomsten, recente wetenschappelijke onderzoeken en de lezingvan Kees van Overveld kan geconcludeerd worden dat de lijn op de Pabo op het gebied van pestenverbeterd kan worden. September 2016 is een aantal verbeteringen doorgevoerd in de avondgroepVO, zowel in de lessen als in de opdrachten die ze moeten uitvoeren. De lessen zijn gericht op groeps-dynamiek, theorie over de SEL-competenties, geschiedenis pesten en aanpak pesten. De studentenmoeten de SEL-competenties invullen van vier leerlingen; één van een leerling waar ze een makkelijkcontact mee hebben, één waarmee ze afstand voelen of een minder makkelijk contact mee hebbenen vier gemiddelde leerlingen. Daarnaast geven ze twee sociaal emotionele lessen uit de methode dieop hun stageschool gebruikt wordt en die gebaseerd is op het sociogram en de groepsfase. Binnende lessen komt duidelijk groepsdynamiek en de SEL competenties aan de orde. Inmiddels is de eva-luatie van de module binnen. De module van de VO is binnen het Online Evaluatie Instrument (febru-ari 2017) geëvalueerd. De evaluatie is sterk verbeterd vergeleken met vorig jaar. De onderwijseenheidkrijgt nu het cijfer 7.7. De evaluatie zal opnieuw gebruikt worden voor een herziening van de onder-delen. Met name het onderdeel reflectie kan verminderd worden. Zie bijlage 4.2 voor de betreffen-de onderdelen in een beoordelingsformat voor studenten.
18 Inventarisatie Pesten
19Ervaringen studentenPesten
HOOFDSTUK 5. ERVARINGEN STUDENTEN M.B.T. AANDACHT PESTENEN SOCIAAL-EMOTIONEEL LEREN IN OPLEIDING EN WERKVELD.
Vooraf:Om een beeld te krijgen van hoe studenten van de HUpabo de aandacht voor pesten en sociaal-emotioneel leren in bredere zin op de basisscholen en op de Pabo ervaren, is er een enquêteuitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder samengevat. In bijlage 5 ‘enquête sociaal-emotioneel leren en pesten’ is de enquête en de uitslag hiervan te lezen.
Doel van de enquête:Meer inzicht krijgen in de beleving en ervaringen van studenten op het onderdeel pesten en sociaal-emotioneel leren en de aandacht die hiervoor is op de Pabo en op de praktijkscholen. De enquêtebestond uit 24 stellingen, welke op een vijfpuntschaal moesten worden beoordeeld. (helemaal meeeens tot helemaal mee oneens, en twee open vragen waarin de student werd gevraagd naar de ster-ke punten en de verbeterpunten voor zowel Pabo als opleidingsschool omtrent dit thema.
Uitkomsten t.o.v. de opleidingsscholenDe studenten ervaren over het algemeen dat ze voldoende betrokken worden tijdens het werkplek-leren bij activiteiten omtrent het neerzetten van een veilig pedagogisch klimaat. Vrijwel alle studen-ten zijn op de hoogte van de methode die de opleidingsschool hanteert en samen met depraktijkopleider worden lessen op dit gebied geëvalueerd. De verwachtingen ten aanzien van het zelf geven van lessen door de student verschilt per oplei-dingsschool. De studenten worden door de praktijkopleider betrokken bij eventuele problemen opsociaal emotioneel vlak. 53% van de studenten is tevreden over de wijze waarop hij/ zij begeleidwordt in het omgaan met pestgedrag. Van de studenten geeft 59% aan zich bekwaam te voelen inhet omgaan met problemen op sociaal-emotioneel vlak en pestgedrag. De studenten die zich niet bekwaam voelen gaven aan dat ze behoefte hebben aan concrete han-delsadviezen in het geval van pesten. Ze kregen wel algemene adviezen voor het neerzetten van een veilig klimaat, maar missen de hand-vatten om eventuele problemen op te lossen. Uit de enquête blijkt dat de schoolopleider nauwelijkseen rol speelt in het overbrengen van kennis op dit vlak.
Uitkomsten t.o.v. de opleidingVan de studenten ervaart slechts 26% dat hij/zij op de Pabo voldoende voorbereid wordt op het sti-muleren van een veilig pedagogisch klimaat en het omgaan met pestgedrag. In de enquête wordt de kennisoverdracht op dit vlak in losse deelgebieden opgesplitst. Het grootstedeel van de studenten ervaart weinig kennisoverdracht over o.a. conflicthantering, digitaal pesten,de inhoud van een pestprotocol en de omgang met grensoverschrijdend gedrag. Er is vooral behoefte aan kennis over hoe om te gaan met kinderen die grensoverschrijdend gedragvertonen en de aanpak van pestproblematiek. Studenten geven aan vooral informatie te krijgen over de preventie hiervan, maar weten niet wat zemoeten doen in probleemgevallen.
Samenvatting en conclusieStudenten voelen zich niet voldoende bekwaam in de omgang met pestproblematiek. Hoewel ze opde praktijkscholen voldoende betrokken worden bij de zorg van een veilig pedagogisch klimaat, erva-ren ze een gebrek aan kennis op dit vlak. Bij studenten ligt de wens om meer kennis te verwerven tij-dens hun opleiding, zodat ze in hun toekomstige werk voldoende competent zijn om pestgedrag enandere sociaal-emotionele problemen effectief aan kunnen pakken.
HOOFDSTUK 6. LEERLIJN PESTEN BINNEN DE BASISSCHOOL EN DE PABO
Momenteel is er in de opleiding en tijdens het werkplekleren van toekomstige leerkrachten over hetalgemeen nog relatief weinig aandacht voor het thema pesten op de basisschool. Vanuit een samen-werking tussen de Pabo’s en de basisscholen willen wij hier verandering in brengen, zodat startendeleerkrachten in de toekomst voldoende handvatten hebben om tot preventieve en curatieve maatre-gelen te komen op dit gebied. Pestproblematiek valt niet los te zien van het bredere thema sociaal-emotionele ontwikkeling. In deleerlijn in bijlage 6 hebben wij aangegeven welke aspecten van dit thema aan bod dienen te komenin de opleiding, op welk moment en op welke plek (Pabo of basisschool). We hopen bewustzijn te kweken bij schoolopleiders, praktijkopleiders, Pabo-docenten / instituutsop-leiders en studenten voor het belang van de sociaal-emotionele ontwikkeling in het curriculum. Hetis van belang dat alle betrokkenen zo snel mogelijk met deze matrix aan de slag zullen gaan. De praktijkopleider heeft een grote rol hierin, omdat zij/hij de student kan betrekken bij allerhandezaken die aan de orde zijn omtrent pesten en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Wanneer de ervaring in het omgaan met sociaal-emotionele problematiek wordt uitgebreid, zal destudent zich steeds competenter gaan voelen en ook zijn op dit vlak.
20 Leerlijn pesten Pesten
7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Vanuit de theorie kan geconcludeerd worden dat het werken aan vijf sociaal emotionele competen-ties kan zorgen voor een veilig schoolklimaat zodat pesten voorkomen kan worden. Wij willen als leer-team in dit onderzoek uitdrukkelijk de nadruk leggen op de preventie van pesten. Zoals eerderbenoemd, willen wij in de lijn van Van Overveld (2016) werken aan sociale veiligheid voor alle kinde-ren en leerkrachten op de basisschool. Naar aanleiding van de screening van het lesprogramma van de Pabo rond het thema Pesten, trekthet leerteam de conclusie dat er binnen de opleiding aandacht is voor sociaal emotionele ontwikke-ling en pesten. Met name in jaar twee wordt er concreet aandacht besteed aan de sociaal emotionele competenties,aan de historie van pesten en het herkennen van pesten en het voorkomen daarvan. Er is nog wel winst te behalen, zowel op de scholen zelf als binnen de opleiding. Een voorbeeld is: checken of de rode lijn van jaar 1 tot en met jaar 4 op de Pabo omtrent pesten goedop elkaar zijn afgestemd. Ervaringen opdoen én theoretische achtergronden verkrijgen zijn daarnaast voorwaarden voor eenstudent om competent te worden in het voorkomen van pesten. Naast de diverse fasen in de oplei-ding is het ook van groot belang dit onderdeel in de inductiefase een prominente plek te geven bijde begeleiding van de startende leerkracht.Uit de samenwerking is gebleken dat zowel de Pabo als de basisscholen niet geheel op de hoogte zijnvan elkaars activiteiten met betrekking tot het thema pesten. Binnen het curriculum op de Pabo kan meer aandacht komen voor dit thema, dit wordt ook door stu-denten aangegeven. In de basisscholen is nog niet bij alle schoolopleiders het thema opgenomen inde jaarplanning.
Opbrengsten van de samenwerking zijn: • Meer zicht op elkaars activiteiten, een keuze vanuit de theorie voor een preventieve aanpak• Een heldere matrix voor vier studiejaren voor de verschillende rollen die zijn samengevat in een
concrete aanpassing van het curriculum op de Pabo zowel in de lessen als in de stagebeoordeling
Het leerteam doet hierbij de volgende aanbevelingen: De leerlijn onder de aandacht brengen bij alle schoolopleiders, praktijkopleiders en docenten.
Voor de opleiding:• Meer aandacht in het curriculum van de Pabo in de vorm van theorie en beroepsopdrachten.• De rode lijn checken op het thema pesten van jaar 1 tot en met jaar 4.• Pesten concreter uitwerken in de beoordelingsformulieren voor het werkplekleren.
Dit zorgt ervoor dat zowel de instituutsopleider als de praktijkopleiders als de student op dit onderdeel gefocust blijven!
• Het is belangrijk om op de Pabo trainingen te geven over interculturele communicatie. (bijvoor-beeld acteurs inhuren en casussen naspelen). Na een jaar is het aan te bevelen om studentenopnieuw te vragen naar hun mening.
• Verdere aanpassingen/verfijningen binnen het huidige curriculum coördineren, begeleiden enmonitoren
• Op de HUpabo: Een jaarlijkse bijeenkomst voor instituutsopleiders organiseren en (bege)leiden
Voor de opleidingsscholen:• Praktijkopleiders dienen het thema Pesten en het voorkomen daarvan integraal op te nemen in de
begeleiding van studenten.Door praktijkopleiders te wijzen op het belang van dit beroepsaspect én door handhaving van deactiviteiten beschreven in de leerlijn, zal dit onderdeel krachtiger worden weggezet in de totalebegeleiding van de student
21Conclusies en aanbevelingenPesten
• Praktijkscholen gebruiken de leerlijn voor de studenten.Door het gebruik van deze leerlijn krijgt de student gedurende zijn opleiding opvolgende moge-lijkheden om zich verder op dit gebied te kunnen ontwikkelen
• Het zou goed zijn om bijeenkomsten in te plannen om alle praktijkopleiders op de hoogte te bren-gen van wat we in welk jaar van een student verwachten. Ook moeten studenten meegenomenworden in de missie van de school v.w.b. het sociaal- pedagogisch klimaat.
• Het is belangrijk om intervisiemomenten op de praktijkscholen in te plannen op het gebied vanpesten en om studenten kansen te bieden om hier daadwerkelijk mee aan de slag te gaan.
• Jaarlijkse bijeenkomst voor schoolopleiders organiseren en (bege)leiden, waarbij eigen jaarplan-ning, stageboek en doelen in relatie tot de leerlijnen centraal staan en aangevuld/ toegespitstworden naar schooleigen wensen.
• Binnen de opleiding voor de schoolopleiders wordt gericht aandacht besteed aan de begeleidingrond ouderbetrokkenheid en pesten, waarbij de leerlijnen als uitgangspunt genomen worden.
• Voor het verkrijgen van het Keurmerk Opleidingsschool (door auditcommissie) wordt gecheckt ofer voldoende aandacht besteed wordt aan de begeleiding omtrent de thema’s ouderbetrokkenheiden pesten
Voor de student en startende leerkracht:• Studenten dienen in hun POP een leerdoel op te nemen m.b.t. het thema Pesten.
Door het opnemen van een leerdoel in het persoonlijk ontwikkelingsplan van de student wordtdeze gewezen op het belang van dit beroepsaspect. Voor de startende leerkracht is er de verkor-te leerlijn.
Voor de schoolbesturen:• Schoolbesturen dienen Pesten een integraal onderdeel te laten zijn van het schoolbeleid, waarbij
hiervoor specifieke aandacht is in de inductiefase van de startende leerkracht.Door op dit onderdeel specifiek beleid te maken én te hanteren geeft het scholen steun in de ver-dere uitwerking van Pesten en daarbij stralen de besturen uit dat ook zíj de aanpak van Pestenvan groot belang achten.
Overige aanbevelingenCyclische evaluatiemomenten organiseren voor de diverse actoren (studenten, startende leerkrach-ten, schoolopleiders, instituutsopleiders, …)• Waar wenselijk ondersteuning bij verdere uitbouw of implementatie binnen eigen school of
bestuur.• Bij startende leerkrachten: Advisering en ondersteuning van interne en externe coaches.• Jaarlijkse bijeenkomst met het leerteam om de nieuwste ontwikkelingen te bespreken, te evalu-
eren en de samenwerking te bestendigen.• Ontwikkeling en verzorging van ‘nieuwe’ elementen zoals:
- Keuzemodule en/ of minor ‘Het creëren van een veilig pedagogisch klimaat’, waarbij rol-lenspel onderdeel is van de keuzemodules. Het bieden van een verdiepend theoretisch kaderen het oefenen van gesprekstechnieken rond beide thema’s zal, naast eigen ervaringen, casuïstiek en behoeften van studenten centraal staan.
- Training voor startende leerkrachten; mogelijk als aanvulling op het bestaande inductietra-ject of als vrije keuze voor verdere professionalisering.
- Jaarlijkse masterclass HUpabo voor startende leerkrachten en 4e jaars studenten.- Module voor post-HBO (eerste gesprekken zijn inmiddels gevoerd)
22 Conclusies en aanbevelingen Pesten
LITERATUUR
Goossens, F., Vermande, M. & Meulen & M. van der (red.). (2012). Pesten op school. Achtergrondenen interventies. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers
Henderson, M. (2013). Omgaan met pesten. Amsterdam: Uitgeverij SWP
Luitjes, M. & Zeeuw-Jans, I. de. (2013). Ontwikkeling in de groep. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 1,7.1, 7.2, 7.4 en 9.2.
Overveld, K. van. (2016). Groepsplan gedrag. Planmatig werken aan passend onderwijs. Huizen: PicaStichting School en Veiligheid. (2015). Wet veiligheid op school. Geraadpleegd op donderdag 8 juni
2017 van https://www.schoolenveiligheid.nl/actueel/wettelijke-zorgplicht-sociale-veiligheid/
Stichting School en Veiligheid. (2015). Richtinglijn competentieprofiel sociale veiligheid voor depabo’s. Utrecht
Stichting School en Veiligheid. (2015). Toegerust op sociale veiligheid. Vervolgonderzoek naar de toe-rusting van aankomende leraren door pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen op het gebiedvan sociale veiligheid. Utrecht
Stichting School en Veiligheid. (z.d.). Vorm geven aan sociale veiligheid. Geraadpleegd op donder-dag 8 juni 2017 van https://www.schoolenveiligheid.nl/po-vo/visie/vormgeven-aan-sociale-vei-ligheid/
Stigt, M. van. (2014). Alles over pesten. Amsterdam: Boom
Woltjer, G. & Janssens, H. ( 2014). Hoe ga je om met kinderen op school? Competenties in de prak-tijk. Groningen/Houten: Noordhoff. Hoofdstuk 4, 5, 7, 15 en 17.
Verus. Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs. (2015). Worden scholen toch verplicht totbewezen effectief antipestprogramma? Geraadpleegd op donderdag 7 juni 2017 van http://www.verus.nl/nieuws/worden-scholen-toch-verplicht-tot-bewezen-effectief-antipestpro-gramma)
23LiteratuurPesten
24 Links Pesten
HANDIGE LINKS VOOR MEER INFORMATIE
KiVa (www.youtube.com/watch?v=KOem6EJCCxg) Kanjertraining (www.leraar24.nl/video/616/kanjertraining-denken-over-gedrag#tab=0) Vreedzame school (www.youtube.com/watch?v=v3xOliBgWB4)
Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD) (een leerplan ontwikkeld om de sociaal-emotioneleontwikkeling van kinderen tussen vier en twaalf jaar te stimuleren.) www.schoolenveiligheid.nl/po-vo/kennisbank/programma-alternatieve-denkstrategieen-pad/
Taakspel (https://youtu.be/_0ENjBtihUY) Alles Kidzzz (Een preventieve interventie gericht op vaardigheden van kinderen (9 - 12 jaar) omconflicten op een andere manier op te lossen) www.schoolenveiligheid.nl/po-vo/programma/alles-kidzzz-po/
Plezier op school (www.schoolenveiligheid.nl/po-vo/kennisbank/plezier-op-school/) Sta sterk (training) (www.omgaanmetpesten.nl/sta-sterk-training/)
School Wide Positive Behavior Support (SWPBS) (www.leraar24.nl/video/5760/positive-behavior-support-pbs#tab=0) SWPBS (www.leraar24.nl/video/5760/positive-behavior-support-pbs#tab=0) Taakspel (youtu.be/_0ENjBtihUY)
Kanjertraining (www.leraar24.nl/video/616/kanjertraining-denken-over-gedrag#tab=0) Kiva: www.kivaschool.nl en http://www.nji.nl/antipestprogrammawww.nrc.nl/nieuws/2014/05/27/de-meerderheid-van-toegepaste-anti-pestmethodes-werkt-nietKees van Overveld “groepsplan gedrag”: www.leraar24.nl/video/2712/lezing-groepsplan-gedrag#
Samen meer school Meer lezen zie: Interview in het Onderwijsblad van 15 april 2017 drive.google.com/drive/search?q=Onderwijsblad file:///C:/Users/Gebruiker/Downloads/Onderwijsblad%2015%20april%202017%20Marijke%20Nijboer.pdf
Stichting School en Veiligheid benoemde het als Best Practice www.schoolenveiligheid.nl/wp-content/uploads/sites/2/2017/06/Netwerkbijeenkomst-Gluren-bij-de-buren-DEF.pdf
Steunpunt Passend Onderwijs publiceert het als praktijkvoorbeeld de websitewww.samen1school.nl.
25Bijlage 1Pesten
BIJLAGE 1Vragenlijst SEL- competenties (Van Overveld, 2015)
1 = Geen ontwikkelpunt2 = Mogelijk een ontwikkelpunt3 = Ontwikkelpunt
Besef hebben van jezelf (self-awareness) 1 2 3
§ eigen gevoelens herkennen en benoemen§ kennen van de triggers die negatieve emoties in gang zetten§ weten welk effect de eigen emoties op anderen hebben§ eigen interesses, waarden en kracht kunnen benoemen§ zelfvertrouwen hebben
Zelfmanagement (self-management) 1 2 3
§ emoties en gedrag controleren in stressvolle of bedreigende situaties§ doelgericht handelen§ doorzetten in moeilijke situaties§ op tijd hulp zoeken§ gebruikmaken van de feedback van anderen
Besef hebben van de ander (social awareness) 1 2 3
§ begrijpen hoe een ander de wereld ziet en daarover denkt§ aanvoelen wat een ander voelt§ gevoelens en gedrag van anderen voorspellen§ verschillen tussen individuen en groepen herkennen en waarderen§ non-verbaal gedrag herkennen en het eigen gedrag daarop afstemmen§ verschillen in de ander waarderen
Relaties kunnen hanteren (relationship skills) 1 2 3
§ duidelijk communiceren§ vrienden kunnen maken§ samenwerken§ hulp aanbieden§ sociale druk weerstaan§ conflicten voorkomen en oplossen
Keuzes kunnen maken (responsible decision making) 1 2 3
§ verantwoordelijkheid nemen voor het eigen gedrag§ bijdragen aan een positief klimaat in de klas§ kiezen met aandacht voor zichzelf en de ander§ bedenken hoe keuzes de toekomst beïnvloeden§ reflecteren over het eigen gedrag
BIJLAGE 2De leerlijnen van de sociaal emotionele competenties (Overveld, K. Groepsplan gedrag, 2015)
26 Bijlage 2 Pesten
4-8 jaar 8-11 jaar 11-13 jaar
Gevoelens engedrag herkennen
Gevoelens herkennen.
Gevoelens benoemen.
Begrijpen hoe gevoelens en
gedrag samenhangen.
Het verschil weten tussen positie-
ve en negatieve gevoelens.
Situaties herkennen die mogelijk
emotionele reacties oproepen.
Emoties en effectieve gedragsui-
tingen beschrijven.
Stressoren herkennen.
De relatie tussen stressoren en
emoties begrijpen.
Reacties op emoties in verschil-
lende settings analyseren (in per-
soonlijk contact, digitaal).
Persoonlijke kwaliteiten enkrachten(h)erkennen
Gevoelens beschrijven (makkelijke
en moeilijke begrippen).
Beschrijven hoe (moeilijke) situ-
aties emoties beïnvloeden.
Reflecteren op uitingen van
gedrag.
Reacties op emoties herkennen.
Herkennen wat iemand leuk/niet
leuk vindt. Oog hebben voor je
eigen en andermans behoeften,
wensen, kwaliteiten, zwakheden
en uitdagingen. Weten welke
gevolgen je gedrag heeft.
Verhelderende vragen stellen.
Positieve oplossingen voor pro-
blemen verzinnen.
Weten wie je om hulp kunt vra-
gen. Oog hebben voor kracht van
gezinsleden, vriendengroep,
school en omgeving.
Persoonlijke voorkeuren inventari-
seren. Analyseren hoe persoonlij-
ke kwaliteiten keuzes en succes
beïnvloeden.
De voordelen zien van reflectie.
Weten hoe jouw persoonlijke keu-
zes in het leven je succes kunnen
vergroten. Analyseren hoe je je
omgeving kunt inzetten voor suc-
ces op school en in het dagelijks
Eigen kwaliteiten identificeren.
Voordelen van de persoonlijke
kwaliteiten weten (bijvoorbeeld
eerlijkheid). Weten welke strate-
gieën je helpen (zoals positief
blijven).
Om feedback vragen en luisteren
naar de ander. Beschrijven van de
vaardigheden en interesses die je
wilt ontwikkelen.
Verklaren hoe mensen om je heen
kunnen bijdragen aan schoolsuc-
ces en verantwoord gedrag
4-8 jaar 8-11 jaar 11-13 jaar
Emoties en gedraghanteren
Omgaan met emoties en stress.
Impulsief gedrag controleren.
De relatie tussen emotie, gedach-
te en gedrag snappen.
Verbale en non-verbale bood-
schappen kunnen zenden.
Vaardigheden inzetten die stress
verminderen. Effectief reageren in
zeer emotionele situaties.
Herkennen van bedrog, hypocri-
sie, contradicties enzovoort.
Vaardigheden inzetten die kans
op schoolsucces vergroten.
Reflectie op standpunten enemotionele reacties
Beschrijven hoe je op een sociaal
aanvaarde manier met emoties
omgaat. Laten zien hoe je in het
dagelijks leven op een sociaal
aanvaarde manier met emoties
omgaat. Feiten en meningen
onderscheiden.Gedragsketens
herkennen (oorzaak/gevolg).
Je verantwoordelijkheden ten
opzichte van jezelf en de ander
beschrijven.
Beschrijven wat je verantwoorde-
lijkheden zijn op school, thuis en
in de maatschappij. Weten hoe je
reageert op de hulp van anderen.
Weten hoe je omgaat met tegen-
slag.
Je inzetten voor je omgeving.
Ervaringen beschrijven die heb-
ben bijgedragen aan je standpun-
ten. Je empathie in verschillende
situaties inzetten
Erkennen dat je verantwoordelijk-
heden hebt ten opzichte van
jezelf en anderen.
Je verantwoordelijkheden demon-
streren. Bij jezelf nagaan wat het
met je doet om anderen te hel-
pen. Begrijpen wat impulsief
gedrag teweeg kan brengen.
Zelfbesef
Zelfmanagement
27Bijlage 2Pesten
4-8 jaar 8-11 jaar 11-13 jaar
Gevoelens, gedachten en perspectief van deander (h)erkennen
Erkennen dat anderen een
situatie anders kunnen beleven.
De emoties van anderen
herkennen. De oorzaak van de
emotie bij de ander achterhalen.
Weten wat jouw gedrag bij de
ander losmaakt.
andermans gevoelens en perspec-
tief in diverse situaties.
Het standpunt van de ander
samenvatten. Herkennen hoe het
gedrag van de ander het gedrag
van derden beïnvloedt.
Verschillen en overeenkomstenvan individu engroep (h)erkennen
Herkennen van cues die aangevenhoe de ander zich voelt.
De manier waarop anderen
verschillen en overeenkomsten
beschrijven. De kwaliteiten van de
ander beschrijven. Je respectvol
gedragen in conflictsituatie of bij
verschil van mening.
Verklaren hoe onderlinge verschil-
len tussen individuen of groepen
kunnen leiden tot pestgedrag.
Manieren verzinnen om pestge-
drag te laten stoppen. Het effect
analyseren van een anti-pestaan-
pak. De impact van discriminatie,
vooroordelen en stereotypering
(h)erkennen. Tonen dat je kunt
omgaan met verschillen tussen
mensen.
Verschillen herkennen tussen diver-
se sociale en culturele groepen.
Herkennen van een specifieke
bijdrage van zo’n groep. Kunnen
laten zien hoe je samenwerkt met
iemand die anders in elkaar steekt
dan jijzelf. Discriminatie, vooroor-
delen en stereotypering herken-
nen. De samenhang snappen
tussen historische gebeurtenissen
en het respect voor de menselijke
waardigheid
4-8 jaar 8-11 jaar 11-13 jaar
Gebruik van effec-tieve communica-tieve en socialevaardigheden
Gebruik van luistervaardigheden
om de gevoelens en het perspec-
tief van anderen te kunnen bepa-
len. Manieren vinden om plezierig
te spelen en samen te werken met
anderen. De ander complimente-
ren. Op je beurt wachten tijdens
samenspel. Prosociaal gedrag
laten zien, goede manieren
demonstreren.De persoonlijke
ruimte van de ander respecteren.
Begrijpen hoe mimiek, lichaam-
staal en de toon van je stem de
relatie beïnvloeden.
Nagaan wanneer en hoe je reageert
op de behoefte van de ander.
Analyseren hoe jouw gedrag het
gedrag van anderen beïnvloedt.
Analyseren hoe je positieve relaties
met anderen kunt bestendigen. Laten
zien hoe je op coöperatieve wijze het
effect van de groep kunt vergroten.
Kunnen omgaan met groepsdynami-
sche processen. Begrijpen hoe het
gebruik van sociale media de relatie
beïnvloedt en dat bepaalde keuzes
gevolgen hebben.
Conflicthantering
De gevoelens en perspectieven
van de ander beschrijven.
Beschrijven hoe je vrienden maakt
en behoudt. Analyseren hoe je
effectief in een groep kunt
samenwerken. Op gepaste wijze
reageren op de feedback van de
ander. Rekening houden met de
behoeften van de ander.
Je realiseren dat er in de commu-
nicatie via sociale media normen
gelden. Processen in de groepsdy-
namiek herkennen.
Alledaagse problemen en conflic-
ten herkennen. De oorzaak van
conflicten (her)kennen. Effectieve
probleemoplosstrategieën her-
kennen.
Strategieën evalueren die interpersoonlijke
problemen voorkomen en oplossen (bij
jezelf en de ander). Alert zijn op gedrag dat
conflicten kan veroorzaken (onder andere
het gebruik sociale media). Verklaren hoe
conflicten tot geweld leiden.Reflecteren op
de eigen rol tijdens het omgaan met en het
oplossen van een conflict.
Oorzaak en gevolg van conflicten
kunnen beschrijven. Op construc-
tieve wijze problemen oplossen.
Weten hoe je een conflict voor-
komt, proactieve levenswijze.
Besef van de ander
Hanteren van relaties
Relaties/vriend-schap opbouwen en handhaven
Erkennen dat relaties verschillen.
Gedrag tonen waarmee je een
positieve relatie bestendigt.
Evalueren welke impact een relatie op
jouw leven heeft. Begrijpen hoe veilig
of risicovol gedrag de relatie beïn-
vloedt. Verstandig reageren op
groepsdruk. De invloed van sociale
media op de relatie (h)erkennen.
Positieve en negatieve aspecten
in een relatie herkennen.
Snappen hoe je persoonlijkheid
de relatie beïnvloedt. Veilig en
risicovol gedrag in relaties identi-
ficeren. Begrijpen hoe groepsdruk
de relatie beïnvloedt.
28 Bijlage 2 Pesten
4-8 jaar 8-11 jaar 11-13 jaar
Keuzes maken opgrond van ethiek,veiligheid en maatschappelijkenormen
Snappen dat opzettelijk gedrag
dat anderen pijn doet, verkeerd
is. Herkennen van normen en
overwegingen die het gedrag stu-
ren.Veilige en onveilige situaties
herkennen.
Weten welk gedrag gepast is en
welk gedrag dat niet is.
Evalueren van eigen eerlijkheid,
respect en compassie ten aanzien
van de ander bij het maken van
beslissingen. Analyseren waarom
een school en de samenleving
regels nodig hebben. Kunnen
omgaan met onveilige situaties.
Verantwoordgebruik van jebesluitvormings-vaardigheden indagelijkse situ-aties
Laten zien dat je de rechten van
jezelf en de ander respecteert.
Kennis hebben over hoe sociale
normen effect hebben op besluit-
vorming en gedrag. Veilige en
onveilige situaties kunnen verge-
lijken. (H)erkennen dat bepaalde
beslissingen je doelen op
korte/lange termijn beïnvloeden.
Besluiten van anderen kunnen
herkennen.
Positieve keuzes maken in het
contact met je klasgenoten
Analyseren hoe besluitvorming je
schoolsucces verbetert.
Evalueren van vaardigheden om
druk in onveilige of onethische
situaties te weerstaan.
Weten wat de stappen in het
besluitvormingsproces zijn.
Alternatieve oplossingen
bedenken voor diverse situaties.
Je alternatieve oplossingen
evalueren
Keuzes kunnen maken
Bijdragen aan hetwelzijn op schoolen in de buurt
Herkennen en gebruiken van rol-
len die op positieve wijze bijdra-
gen aan de klas en het gezin
Evalueren hoe je bijdraagt aan
het algemeen belang van je
school of directe omgeving
Herkennen en gebruiken van
rollen die op positieve wijze
bijdragen aan de school en je
directe omgeving.
Probleem-oplossen Ontwikkelen van zelfcontrole.
Problemen oplossen via een een-
voudig stappenmodel.
Problemen oplossen via een
stappenmodel. Alle keuzes
kunnen op een abstract niveau
worden toegelicht.
Problemen oplossen via een
stappenmodel waarbij goed wordt
nagedacht over keuzes die worden
gemaakt.
BIJLAGE 3Linken naar filmpjes over een aantal methoden voor de basis -school
KiVa (https://www.youtube.com/watch?v=KOem6EJCCxg)
P.R.I.M.A. (anti-pest programma) https://www.youtube.com/watch?v=u0HMKbKv8Yc
Kanjertraining (https://www.leraar24.nl/video/616/kanjertraining-denken-over-gedrag#tab=0)
Vreedzame school (https://www.youtube.com/watch?v=v3xOliBgWB4)
Taakspel (https://youtu.be/_0ENjBtihUY)
Sta sterk (training)https://www.youtube.com/watch?v=uzHdzKEpW5w
29Bijlage 3Pesten
BIJLAGE 4.1 Opleidingsprofiel HUPabo ITT, 2017-2018
In het opleidingsprofiel staan bij de verschillende kerntaken en fasen de volgende deeltaken geel-gedrukt die betrekking hebben op het thema pesten en waar nu aan gewerkt wordt binnen het curri-culum. De niet geelgedrukte deeltaken komen nu niet aan bod en/of hebben geen connectie met hetthema pesten.
30 Bijlage 4 Pesten
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4opleidingsbekwaam Basisbekwaam gevorderd bekwaam startbekwaam
Planmatig passende sociaal-
emotionele en morele
ondersteuning bieden.
Planmatig responsief
handelen.
Ideeën en inbreng van
kinderen een plek geven in
het onderwijs en de klas.
Kerntaak 1Pedagogisch adequaat handelen
Opbouwen en onderhouden van een ondersteunende relatie met kinderen, leiding geven aan degroep en zorgen voor een goed en pedagogisch adequaat leerklimaat
1. Kennis hebbenvan hoe kinderenkunnen leren,zich ontwikkelenen gedragen (K).
2. Aandacht enzorg hebben voor kinderen en daarbij tegemoet komen aan hun basis-behoeften
Kennen van het verloop
van cognitieve, sociaal-
emotionele, morele en
motorische leerprocessen
en ontwikkeling bij
kinderen.
Kennen van (fasen in)
groepsprocessen en
leiderschapsstijlen
Herkennen van het niveau
van cognitieve, sociaal-
emotionele, morele en
motorische leerprocessen en
ontwikkeling bij kinderen.
Herkennen van (fasen in)
groepsprocessen en van
passende leiderschapsstijlen.
Herkennen van gedrags-,
leer- en ontwikkelings-
problemen en mogelijk-
heden tot groei bij kinderen.
Herkennen van complexe
groepsprocessen en van
passende leiderschapsstijlen
Kinderen ondersteunen op
sociaal-emotioneel en
moreel gebied en herkennen
van signaalgedrag.
Responsief communiceren
en hoge en realistische
verwachtingen uitspreken.
Ideeën en inbreng van kin-
deren een plek geven in de
lesactiviteiten.
Contact maken met kinde-
ren, empathisch reageren
en een relatie met hen
opbouwen.
Kinderen aanmoedigen en
effectieve complimenten
geven.
Ruimte geven aan kinderen
en reageren op hun ideeën
en inbreng.
Empathisch reageren op
kinderen, hen ondersteunen
en aanmoedigen.
Effectieve feedback geven aan
kinderen en deze construc-
tief formuleren.
Kinderen uitnodigen om hun
eigen ideeën in te brengen.
School- en klassenregels zo
nodig in het team aan de
orde stellen en afstemmen.
3. Een veilig leef- en leerklimaatcreëren door duidelijk te zijn over gedragsregels en afspraken.
Leiding geven aan de groep
en tegemoet komen aan
verschillen tussen bij het
hanteren en eventueel aan-
passen van de klassenregels.
School- en klassenregels
verbinden en positief en
consequent hanteren.
Leiding nemen binnen de
groep en afspraken maken
met kinderen.
Geldende klassenregels her-
halen, kinderen aanspreken
en het gewenste gedrag
positief waarderen.
Leiding geven aan de groep
en onderlinge verwachtingen
uitwisselen.
Klassenregels bespreekbaar
maken, duidelijke verwachtin-
gen uitspreken en deze
consequent hanteren.
Geldende schoolregels
consequent hanteren binnen
en buiten de klas.
31Bijlage 4Pesten
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4opleidingsbekwaam Basisbekwaam gevorderd bekwaam startbekwaam
Planmatig creëren van een
respectvolle sfeer in de klas
samen met de kinderen.
Verbinding leggen tussen
thuis- en schoolcultuur
Waarden
ontwikkeling, ethisch hande-
len en moreel gedrag van
kinderen stimuleren.
4. Goede omgangen samenwerkingbevorderen enadequaat hante-ren van groeps-processen en dedynamiek daarin.
5. Zich bewustzijn van en eenopen houdinghebben bij diver-siteit en dit bijde kinderenbevorderen.
Groepsprocessen, rollen
en sociale verhoudingen
en de dynamiek hierin
herkennen in de groep.
Concrete verwachtingen
uitspreken over samen-
werking en positieve
omgang met elkaar.
Conflicten tussen kinderen
signaleren en erop
reageren.
Groepsprocessen, rollen en
sociale verhoudingen (waar-
onder pestgedrag) bespreken
met kinderen.
Met kinderen bespreken hoe
samenwerking en positieve
omgang met elkaar kan ver-
beteren. Interveniëren bij
conflicten tussen kinderen
en deze met hen bespreken.
Groepsprocessen, rollen en
sociale verhoudingen (o.a.
pestgedrag) met kinderen
bespreken en verbeteren.
Kinderen concreet onder-
steunen bij het samenwer-
ken en positief omgaan met
elkaar.
Interveniëren bij conflicten
en kinderen ondersteunen
bij het oplossen ervan
Kinderen betrekken bij het
creëren van een klimaat van
rekening houden met elkaar.
Verschillen in opvattingen
en gedrag met kinderen
bespreken en waarderen.
Bespreken van waarden en
normen gericht op respect
voor elkaar.
Vriendelijk en constructief
reageren op alle kinderen in
de groep.
Het goede voorbeeld geven
in het rekening houden
met elkaar.
Een open houding laten zien
ten aanzien van diversiteit
en interculturaliteit.
Onderkennen van de invloed
van de eigen cultuur op het
eigen handelen.
Met kinderen bespreken hoe
zij rekening kunnen houden
met elkaar.
Vanuit een open houding
diversiteit en interculturali-
teit met kinderen bespreken.
Herkennen van vooroordelen
bij zichzelf en bij kinderen en
hier grenzen aan stellen.
Groepsprocessen, rollen en
sociale verhoudingen (o.a.
pestgedrag) bij kinderen
planmatig verbeteren.
Planmatig ondersteunen
bij het aanleren van samen-
werking. Waar nodig bij
conflicten contact opnemen
met collega’s en ouders.
De doorgaande lijn van de
school kennen.
Beschikken over gespeciali-
seerde vakdidactische kennis.
Relateren van vakdidactiek
aan beschikbare kennis en
het persoonlijk werkconcept
Kerntaak 2professioneel voorbereiden en evalueren van onderwijs-activiteiten
1. Beheersen vande kennis en vaardigheden inhet basisschool-curriculum2. Per schoolvakbeschikken overeen stevige vakdidactischekennisbasis
Kennismaken met de stof en
vaardigheden van het basis-
schoolcurriculum.
Volledig beheersen van de
stof wat betreft kennis en
vaardigheden.
Boven de stof staan en door-
gaande leerlijnen kennen en
herkennen.
Herkennen van vakspecifieke
leerstofopbouw en de cruciale
momenten daarin, in verschil-
lende methodes.
Kennen en herkennen van
vakspecifieke instructie en
werkvormen, ook bij specifie-
ke leerproblemen.
(Her)kennen van specifieke
mogelijkheden om lesdoelen
en werkvormen in diverse
vakken te combineren.
(Her)kennen van vakspecifie-
ke leerproblemen en moge-
lijkheden voor differentiatie.
Ontwikkelen van basiskennis
over vakspecifieke leerstof-
opbouw.
Kennen van vakspecifieke
instructie en werkvormen.
Herkennen van vakspecifieke
leerstofopbouw in methodes.
Kennen en herkennen van
vakspecifieke leerinstructie
en werkvormen, ook vanuit de
vakdidactische kennis.
Inzicht hebben in mogelijkhe-
den tot het verbinden van
lesdoelen van verschillende
vakken.
Nieuwe ontwikkelingen signa-
leren en in lessen opnemen
Kerntaak 1
Professioneel voorbereiden en evalueren van onderwijsactiviteiten
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4opleidingsbekwaam Basisbekwaam gevorderd bekwaam startbekwaam
32 Bijlage 4 Pesten
Toetsgegevens klas- en leer-
jaaroverstijgend analyseren
Resultaten van analyses
betrekken bij afstemming
tussen leerjaren en werken
aan doorlopende leerlijnen.
Kerntaak 2
3. Kennis hebbenover toetsen enbeoordelen vanleerresultaten endiagnosticeren vanleerproblemen
4. In kaart brengen van en aansluiten bij debeginsituatie vande groep en deverschillen tussenkinderen, en daar- bij lesdoelen formuleren metpassende inhouden, werk-vormen en taken.
Kennen van de voornaamste
vormen en methoden van
toetsen en beoordelen en
de registratie van toets-
gegevens.
Kennen van adequaat gebruik
van toetsen en beoordelingen
en van resultaten bij evalu-
eren en voorbereiden van
onderwijs.
Kennen van interpretaties en
effecten van cijfers en rap-
porten bij leerlingen en
ouders en voorwaarden voor
betekenisvol gebruik.
Kennen van kwaliteitseisen
bij toetsen en beoordelingen
en bestaande toetsen daarop
kunnen analyseren en beoor-
delen. Kennen van de analy-
ses van gegevens in een
volgsysteem en het gebruik
van de uitkomsten.
Kennen van instrumenten en
analyses voor diagnosticeren
van leerproblemen.
Adequaat analyseren en
systematisch vastleggen van
gegevens uit toetsen en het
volgsysteem.
De verzamelde gegevens
systematisch gebruiken bij
het voorbereiden van lessen.
Hanteren van verschillende
instructieniveaus en beden-
ken van alternatieven.
Observeren van kinderen en
signaleren van ontwikkelings-
niveaus, onderwijsbehoeften.
Overleggen met de praktijk-
opleider over kinderen,
programma, methode en
activiteiten.
Kiezen van passende
instructie, werkvormen en
taken, ook individueel.
Analyseren en vastleggen van
ontwikkelingsniveaus.
Conclusies trekken uit hoe
het onderwijs is verlopen en
de resultaten daarvan.
Ontwerpen van instructie
vanuit de vakdidactiek op
meerdere niveaus
Inzicht hebben in de plaats
en het belang van toetsen
en beoordelen voor de zorg-
structuur, kwaliteitszorg,
externe verantwoording en
schoolontwikkeling.
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4opleidingsbekwaam Basisbekwaam gevorderd bekwaam startbekwaam
Aanpassen en ontwikkelen
van toets- en beoordelings-
vormen.
5. Toets- enbeoordelings-vormen kiezen,aanpassen en ontwikkelen
Beoordelen van geschiktheid
van toetsvormen en evt.
alternatieven zoeken.
Inzetten van toets- en
beoordelingsvormen uit de
methode.
Maken van een adequate
organisatorische en inhoude-
lijke periodeplanning.
Voorbereiden van meerdere
onderwijsactiviteiten op
meer dagen achter elkaar.
6. Methoden,materialen enhulpmiddelenfunctioneel inzet-ten en inrichtenvan een betekenisvolle, stimulerende eneffectieve leerom-geving. Plannen enorganiseren vanleeractiviteiten
Maken van een dagplanning,
passend binnen de periode-
planning.
Voorbereiden van meerdere
onderwijsactiviteiten
gedurende een dag
Kiezen van leermiddelen en
materialen die aansluiten bij
het doel van de activiteit
(en de beginsituatie).
Maken van een lesplanning
met het lesvoorbereidings-
formulier en overleggen met
de praktijkopleider.
Voorbereiden van twee
opeenvolgende onderwijs-
activiteiten.
Maken lesplanning, rekening
houdend met niveaugroepen
en de planning van de
praktijkopleider.
Voorbereiden van meerdere
onderwijsactiviteiten
gedurende een dagdeel.
Binnen het team conclusies
trekken uit klas- en leerjaar-
overstijgende evaluaties
7. Systematischgebruiken van evaluaties bij het voorbereidenvan onderwijs-activiteiten.
Evaluaties gebruiken om
planning en leeractiviteiten
voor individuele kinderen aan
te passen.
Analyseren van het verloop
van de eigen lessen en
activiteiten, feedback vragen
en lering trekken.
Evaluaties gebruiken om
vervolgactiviteiten op groeps-
niveau aan te passen.
33Bijlage 4Pesten
Kerntaak 3Uitvoeren van onderwijs en begeleiding
1. Met de kindereneen onderwijs-activiteit starten,hen motiveren enaansluiten bij hunvoorkennis.
2. Geven vandoelgerichte engedifferentieerdeinstructie metgebruik van vak-didactische kennis.
Ophalen van voorkennis en
lesdoelen expliciteren aan
kinderen. Gebruik maken van
de belevingswereld, de leef-
omgeving en de actualiteit
bij de keuze van de leerstof.
Motiveren van kinderen zodat
de betrokkenheid toeneemt
en een goede werkhouding
stimuleren.
Met kinderen ophalen van
voorkennis en lesdoelen met
hen bespreken. Gericht aan-
sluiten bij de belevingswe-
reld, leef-omgeving en
actualiteit bij de keuze van de
leerstof. Stimuleren van taak-
gericht gedrag van kinderen
zodat de betrokkenheid toe-
neemt.
Structureel rekening houden
met de belevingswereld, leef-
omgeving en actualiteit en
kinderen inbreng geven bij
de keuze van de leerstof.
Op planmatige wijze kinderen
motiveren en taakgerichtheid
stimuleren zodat de betrok-
kenheid toeneemt.
Geven van interactieve
instructie en daarbij inspelen
op verschillen tussen
kinderen in niveau, tempo en
interesse. Instructie: bij leer-
lingen stimuleren dat ze een
juist mentaal beeld vormen
Leergesprekken: uitspraken
van leerlingen (samen)
evalueren
Geven van interactieve klassi-
kale, groeps- en individuele
instructie. Geven van instruc-
tie: presenteren en uitleggen
Leergesprekken voeren: open
vragen stellen, extra uitleg
geven
Geven van interactieve
instructie op meer niveaus,
lettend op verschillen in
niveau, tempo en interesse.
Instructie: voorbeelden
geven, voordoen (ook van
denkprocessen, modeling)
Leergesprekken: hardop
denken stimuleren,
suggesties geven
Deze deeltaak vervullen op
achtereenvolgende gehele
dagen en dragen van de
groepsverantwoordelijkheid
Professioneel uitvoeren van onderwijsactiviteiten en volgen en begeleiden van kinderen
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4opleidingsbekwaam Basisbekwaam gevorderd bekwaam startbekwaam
Deze deeltaak vervullen
op achtereenvolgende
gehele dagen en dragen
van de groepsverantwoor-
delijkheid
3. Kinderen aanhet werk zettenen houden mettaken en werk-vormen passendbij de lesdoelen.
Zo nodig bijstellen van taken
en werkvormen tijdens het
uitvoeren van de lesactiviteit.
Taakgericht gedrag afstem-
men met de groep en
individuele kinderen.
Uitleggen van taken en
werkvormen en benutten van
leermiddelen om de betrok-
kenheid te verhogen. Signa-
leren en benoemen van taak-
gericht gedrag van kinderen.
Zo nodig opnieuw uitleggen
van taken en werkvormen
tijdens het uitvoeren van de
lesactiviteit.Benoemen en
eventueel bijsturen van taak-
gericht gedrag van de groep.
4. Volgen en begeleiden vankinderen bij hun leerprocesmet gebruik vanvakdidactischekennis.
Coachen: geven van hints,aanmoedigingen en feedback.Kinderen laten exploreren enzelfstandig leren stimulerenKinderen bewust maken vanen begeleiden bij hun leer- en oplossingsstrategieën.
Individuele kinderen helpenen volgen van de groep.Coachen: volgen van werk-,denk- en leerproces van kinderen. Kinderen hun denken laten verwoorden.Herkennen van leer- enoplossingsstrategieën en kinderen ondersteunen.
Coachen: stellen van vragendie kinderen aan het denkenzetten. Kinderen laten reflec-teren en samenwerkend lerenbevorderen. Ondersteunenvan meerdere leer- en oplos-singsstrategieën.
Deze deeltaak vervullen op
achtereenvolgende gehele
dagen en dragen van de
groepsverantwoordelijkheid
5. Afronden enevalueren van de onderwijsacti-viteit met de kinderen
Samen met de kinderen
periodiek evalueren van het
onderwijs en bedenken van
vervolgactiviteiten en alterna-
tieve aanpakken.
Het lesverloop en de behaal-
de lesdoelen met kinderen
bespreken.
Met de kinderen het lesver-
loop en de behaalde lesdoe-
len evalueren en afspreken
van vervolgactiviteiten.
Deze deeltaak vervullen op
achtereenvolgende gehele
dagen en dragen van de
groepsverantwoordelijkheid
6. Behouden vanoverzicht en flexi-bel inspelen op de situatie, hetlesverloop en verschillen tussenkinderen.
De groep en de individuele
kinderen overzien en antici-
peren op gebeurtenissen
De hele groep en de individu-
ele kinderen overzien en
reageren op gebeurtenissen
De groep en de individuele
kinderen overzien en flexibel
inspelen op gebeurtenissen.
34 Bijlage 4 Pesten
Constructieve bijdragen
leveren in overlegsituaties.
Deelnemen aan collegiale
consultatie en feedback.
Zaken ter discussie stellen.
Anderen bij eigen activiteiten
betrekken en leiding geven
Inzicht hebben in de school-
organisatie en verantwoorde-
lijkheid nemen voor
activiteiten. Een gepland
gesprek voeren met de ouders
van een kind met specifieke
onderwijs-behoeften.
Proactief deelnemen aan con-
tacten die de school met
ouders onderhoudt.
Professioneel handelen in de
contacten met externen.
Kerntaak 4Communiceren ensamenwerken
1. Vanuit eenopen houding professioneelcommunicerenmet volwassenen,zowel individueelals groepsgewijs
2. Overleggen ensamenwerken metouders, collega’sen andere profes-sionals
Contact leggen met en
constructief reageren op
anderen in diverse rollen.
Open staan voor ideeën
en waarden van anderen.
Eigen ideeën en waarden
inbrengen.
De waarden van de school
kennen en respecteren.
Oog krijgen voor communi-
catievaardigheden en deze
(verder) ontwikkelen
Actief interesse tonen in
ideeën van anderen.
In ontmoeting met anderen
eigen waarden meer bewust
maken en verwoorden.
De waarden van de school in
praktijk brengen.
Communicatievaardigheden
gericht inzetten, zoals een
actieve luisterhouding.
In dialoog treden met
anderen.
Uitleggen hoe eigen
handelen voortkomt uit
waarden. De waarden van de
school bespreken en eraan
bijdragen.Een presentatie
verzorgen in het team.
Deelnemen aan overleg en
bijdragen aan de uitvoering.
Samenwerking aangaan en
(helpen) ontwikkelen. Nemen
van initiatieven. Over kinde-
ren spreken met inzicht en
visie. Inzicht hebben in het
taakbeleid op de school en
deelnemen aan bespreking
van taken. Zicht hebben op de
ontwikkeling van kinderen en
een gepland gesprek voeren
met hun ouders. Deelnemen
aan contacten die de school
met ouders onderhoudt.
Aansluiten bij gesprekken met
externe professionals.
Zich oriënteren in het team
en de taken en rollen.
Eigen handelen bespreken
en open staan voor feedback.
Zichtbaar zijn in de school.
Vragen stellen over kinderen
en hun omgeving. Deelnemen
aan en hulp aanbieden bij
activiteiten buiten de lessen
(vieringen, excursies e.d.).
Contacten hebben met
ouders. Af en toe samenwer-
ken met ouders bij activitei-
ten binnen de groep. Zich
verdiepen in de zorgstructuur
op de school.
Af en toe bijdragen aan over-
leg tussen collega’s. Vragen
om feedback. Komen met sug-
gesties. Over kinderen spre-
ken met respect en begrip.
Bij activiteiten buiten de les-
sen deeltaken op zich nemen
en initiatieven nemen.
Met ouders over de dagelijkse
gang van zaken spreken.
Deelnemen aan activiteiten in
de school waarbij ook ouders
betrokken zijn.
De contacten met andere
instellingen in kaart brengen.
Communicatievaardigheden
inzetten om negatieve
patronen om te buigen.
In dialoog treden met het
oog op wederzijds begrip
De waarden van de school
kritisch bespreken en ze
uitdragen naar buiten.
Een presentatie verzorgen
voor ouders.
Communiceren, overleggen en samenwerken met ouders, collega’s en andere professionals
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4opleidingsbekwaam Basisbekwaam gevorderd bekwaam startbekwaam
35Bijlage 4Pesten
Voor verdere professionele
ontwikkeling een eigen leer-
route kiezen.
Inzicht ontwikkelen in en
bijdragen aan collectieve
leerprocessen.
Kerntaak 5Werken aan profes-sionele ontwikkeling
1. Actief omgaanmet informatie enblijven ontwikke-len van eigen ken-nis, mede op basisvan bestaand eneigen onderzoek,en deze kennisgebruiken bij visieontwikkelen, keu-zen maken en zichverantwoorden
2. Leren vanfeedback enreflectie, zowelindividueel alsgezamenlijk.
Zoeken en selecteren van
relevante informatie.
Zich verdiepen in beschikbare
kennis uit evaluatie en
onderzoek.
Kleine onderzoeksopdrachten
uitvoeren in de praktijk.
Met anderen bespreken van
relevante kennis.
Analyseren en beoordelen
van informatie op kwaliteit.
Actief kennisnemen van
uitkomsten van onderzoek.
Oefenen met formuleren van
vragen en methoden van
gegevensverzameling.
Eigen kennis delen met
anderen. Eigen handelen
verantwoorden op basis van
relevante concepten en
ervaring.
Structureren en effectief
gebruiken van informatie.
Onderzoeksuitkomsten
analyseren op relevantie.
Onderzoek doen naar een
probleem op een school
Kennis uit eigen onderzoek
delen binnen de school.
Eigen handelen verantwoor-
den op basis van kennis en
visie.
Reflecteren op het eigen
functioneren en de eigen
visie. Conclusies en vragen
formuleren en inbrengen.
Feedback geven, ontvangen
en gebruiken om eigen
handelen te verbeteren.
Eigen leerdoelen afstemmen
op het beleid van de school.
Reflecteren op de praktijk in
de klas, relevante kennis,
eigen keuzen en handelen.
Diverse vormen van reflectie
gebruiken, en daarbij ook
beschikbare kennis betrekken.
Feedback vragen over eigen
handelen en deze feedback
bespreken.
Af en toe bijdragen aan over-
leg tussen collega’s. Vragen
om feedback. Komen met
suggesties. Over kinderen
spreken met respect en
begrip. Bij activiteiten buiten
de lessen deeltaken op zich
nemen en initiatieven nemen.
Met ouders over de dagelijkse
gang van zaken spreken.
Deelnemen aan activiteiten
in de school waarbij ook
ouders betrokken zijn.
De contacten met andere
instellingen in kaart brengen.
Onderzoek doen naar het
effect van een nieuwe
aanpak.
Met zelf ontwikkelde kennis
bijdragen aan de kennis-
ontwikkeling op de school.
Bij verantwoorden van eigen
handelen afwegen tussen
meer concepten en visies
en in relatie tot algemene en
situatie-specifieke kennis.
Blijven werken aan persoonlijke en professionele groei, kritisch, systematisch en gefundeerd
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4opleidingsbekwaam Basisbekwaam gevorderd bekwaam startbekwaam
36 Bijlage 4 Pesten
37Bijlage 4.2Pesten
BIJLAGE 4.2Onderdelen aangepast in de beoordeling voor gedrag en communicatie curriculum Pabo naar aanleiding van lezing Kees van Overveld. GLVF is Gefaseerd Les Voorbereidings Formulier.
1. Uitwerking GLVF
2.Ontwerpen van 2 lessen sociaalemotionele ontwikkeling
Het GLVF is volledig
uitgewerkt. Deze uitwerking
is helder en zorgvuldig
beschreven.
Het GLVF is volledig
uitgewerkt.
Het GLVF is uitgewerkt, maar
op een summiere manier.
De student heeft nauwelijks
en zeer oppervlakkig gebruik
gemaakt van lesmateriaal en
lesinhoud dat gericht is op
minimaal twee sel-
competenties.
De student heeft de lesinhoud
en het lesmateriaal niet
gericht op het werken aan
de sociaal emotionele
competenties.
De student heeft lesmateriaal
en lesinhoud gebruikt waarbij
er kwalitatief wordt gewerkt
aan minimaal twee van de
onderstaande sociaal emotio-
nele competenties. Deze soci-
aal emotionele competenties
zijn: besef hebben van jezelf
en de ander, zelfmanage-
ment, relatie hantering en
keuzes maken (Overveld,
2012). In het lesontwerp is
onderbouwend en passend
materiaal gebruikt, aanslui-
tend op de competenties van
Kees van Overveld. Dit ont-
werp is volledig, diepgaand
en to the point beschreven in
het glvf.
De student heeft lesmateriaal
en lesinhoud gebruikt waarbij
er wordt gewerkt aan mini-
maal twee sel-competenties.
Deze sociaal emotionele com-
petenties zijn: besef hebben
van jezelf en de ander, zelf-
management, relatie hante-
ring en keuzes maken
(Overveld, 2012).
In het lesontwerp is onder-
bouwend en passend materi-
aal gebruikt, aansluitend op
de competenties van Kees
van Overveld.
De student heeft de GLVF niet
zorgvuldig en helder beschre-
ven en er missen onderdelen.
Beoordeling opdracht 2
Goed Voldoende Matig Onvoldoende
3. Reflectie lessen
De student heeft een reflectie
gekregen, maar de reflectie is
onduidelijk en/of er mist
informatie.
De student heeft een zeer
oppervlakkige en onduidelijke
reflectie geschreven.
Feedback medestudent is
niet verwerkt.
De student reflecteert op de
les en beschrijft daarin hoe
de les kwalitatief inhoudelijk
en organisatorisch is verlo-
pen.
Hierin is duidelijk de feedback
van een medestudent ver-
werkt. Daarnaast beschrijft
de student een reflectie over
het werken aan minimaal
twee sel-competenties.
De reflectie is diepgaand en
helder beschreven met onder-
bouwing van een eigen
gekozen reflectiemodel.
De student reflecteert op de
les en beschrijft daarin hoe de
les kwalitatief inhoudelijk en
organisatorisch is verlopen.
Hierin is duidelijk de feedback
van een medestudent ver-
werkt Daarnaast beschrijft de
student een reflectie over het
werken aan minimaal twee
sel-competenties
38 Bijlage 4.2 Pesten
4. Beschrijving vanuitkomstengedragsvragen-lijsten sel-competentiesvan 2 kinderendie buiten degroep vallen
5. Beschrijving vanuitkomsten opeigen gedrags-vragenlijst en opde gedragsvragen-lijsten sel-competenties bijkind waarmee jeeen goed contacthebt en nabijheidvoelt.
De student beschrijft uitkom-
sten van gedragsvragenlijsten
sel-competenties van 2
kinderen. De student
beschrijft inhoudelijk bij
elke competentie hoe de
verschillende indicatoren
ontwikkeld zijn bij 4 kinde-
ren. Deze beschrijving is
diepgaand en to the point.
De student beschrijft uitkom-
sten van gedragsvragenlijsten
sel-competenties van 2
kinderen en beschrijft
inhoudelijk bij elke compe-
tentie hoe de verschillende
indicatoren ontwikkeld zijn
bij 4 kinderen.
De student beschrijft de
uitkomsten, maar deze
beschrijving is te algemeen
beschreven.
De student beschrijft de
uitkomsten, maar deze
beschrijving is te algemeen
beschreven.
De student benoemt niet hoe
de verschillende indicatoren
ontwikkeld zijn.
De student beschrijft de
uitkomsten van de
gedragsvragenlijsten sel-com-
petenties en beschrijft inhou-
delijk bij elke competentie
hoe de verschillende indicato-
ren ontwikkeld zijn.
Daarnaast beschrijft de
student de overeenkomsten
en verschillen in uitkomsten
op de vragenlijst tussen die
van hemzelf en die van de
leerling op de selcompeten-
ties.Deze beschrijving is
diepgaand en to the point.
De student beschrijft de u
itkomsten van de
gedragsvragenlijst sel-compe-
tenties en beschrijft inhoude-
lijk bij elke competentie hoe
de verschillende indicatoren
ontwikkeld zijn. Daarnaast
beschrijft de student de over-
eenkomsten en verschillen in
uitkomsten op de vragenlijst
tussen die van hemzelf en die
van de leerling op de selcom-
petenties.
De student benoemt niet hoe
de verschillende indicatoren
ontwikkeld zijn.
Beoordeling opdracht 3
Goed Voldoende Matig Onvoldoende
6.Beschrijving vanuitkomsten opeigen gedrags-vragenlijst en opde gedragsvragen-lijsten sel-competenties bijkind waarmee het contact moeilijker ver-loopt of waarmeeje afstand voelt.
De student beschrijft de
uitkomsten, maar deze
beschrijving is te algemeen
beschreven.
De student benoemt niet hoe
de verschillende indicatoren
ontwikkeld zijn.
De student beschrijft de
uitkomsten van de gedrags-
vragenlijsten sel-competen-
ties en beschrijft inhoudelijk
bij elke competentie hoe de
verschillende indicatoren
ontwikkeld zijn. Daarnaast
beschrijft de student de over-
eenkomsten en verschillen in
uitkomsten op de vragenlijst
tussen die van hemzelf en die
van de leerling op de selcom-
petenties. Deze beschrijving
is diepgaand en to the point
De student beschrijft de
uitkomsten van de gedrags-
vragenlijst sel-competenties
en beschrijft inhoudelijk bij
elke competentie hoe de ver-
schillende indicatoren ontwik-
keld zijn. Daarnaast beschrijft
de student de overeenkom-
sten en verschillen in uitkom-
sten op de vragenlijst tussen
die van hemzelf en die van de
leerling op de selcompeten-
ties.
7. Interview met kind waarmee het contact moeilijker is ofwaarmee je afstand voelt.
De student heeft een reflectie
geschreven, maar deze is
algemeen. De feedback is
weinig passend.
De student benoemt niet het
effect van de eigen communi-
catievaardigheden op het
gesprek. Feedback medestu-
dent is niet verwerkt
De student heeft binnen de
reflectie het effect van eigen
communicatievaardigheden
op het gesprek geschreven,
gebruikmakend van de
kijkwijzerpunten en de feed-
back van een medestudent.
De reflectie is diepgaand en
to the point beschreven.
De student heeft binnen de
reflectie het effect van eigen
communicatievaardigheden
op het gesprek geschreven,
gebruikmakend van de
kijkwijzerpunten en de feed-
back van een medestudent
VERBETERINGEN BINNEN DE DAG- EN AVONDOPLEIDING
Binnen de dag- en de davopleiding zijn er ook veranderingen doorgevoerd. De module gedrag encommunicatie is februari 2017 hernieuwd gestart. Hieronder staan de betreffende nieuwe onderde-len. De evaluatie zal binnenkort plaatsvinden. GLVF is Gefaseerd Les Voorbereidings Formulier.
39Bijlage 4.2Pesten
1. Uitwerking GLVF en reflectielessen
2. Ontwerpen van 2 lessen sociaal emotionele ontwikkeling.
Het GLVF is volledig
uitgewerkt.
De student reflecteert op
de les en beschrijft daarin
hoe de les kwalitatief inhou-
delijk en organisatorisch is
verlopen. Hierin is duidelijk
de feedback van medestuden-
ten verwerkt. Daarnaast
beschrijft de student een
reflectie over het werken
aan minimaal twee sel-
competenties
Het GLVF is uitgewerkt, maar
op een summiere manier.
De student heeft een reflectie
geschreven, maar de reflectie
is onduidelijk en/of er mist
informatie
Het GLVF is volledig
uitgewerkt. Deze uitwerking
is helder en zorgvuldig
beschreven. De student
reflecteert op de les en
beschrijft daarin hoe de les
kwalitatief inhoudelijk en
organisatorisch is verlopen.
Hierin is duidelijk de
feedback van medestudenten
verwerkt. Daarnaast beschrijft
de student een reflectie over
het werken aan minimaal
twee sel-competenties.
De reflectie is diepgaand en
helder beschreven met
onderbouwing van een eigen
gekozen reflectiemodel
De student heeft een zeer
oppervlakkige en onduidelijke
reflectie geschreven.
Feedback medestudenten is
niet verwerkt.
Opdracht 1
De student heeft nauwelijks
en zeer oppervlakkig gebruik
gemaakt van lesmateriaal en
lesinhoud dat gericht is op
minimaal twee sel-competen-
ties.
De student heeft de lesinhoud
en het lesmateriaal niet
gericht op het werken aan de
sociaal emotionele competen-
ties en/of is niet gebaseerd
op het sociogram.
De student heeft lesmateriaal
en lesinhoud gebruikt waarbij
er kwalitatief wordt gewerkt
aan minimaal twee van de
onderstaande sociaal emotio-
nele competenties.
Deze sociaal emotionele com-
petenties zijn: besef hebbenvan jezelf en de ander, zelf-management, relatie hante-ring en keuzes maken(Overveld, 2012).
In het lesontwerp is onder-
bouwend en passend materi-
aal gebruikt, aansluitend op
de competenties van Kees van
Overveld. Bovendien is de les
gebaseerd op het sociogram.
Dit ontwerp is volledig, diep-
gaand en to the point
beschreven in het GLVF.
De student heeft lesmateriaal
en lesinhoud gebruikt waarbij
er wordt gewerkt aan mini-
maal twee sel-competenties.
Deze sociaal emotionele com-
petenties zijn: besef hebbenvan jezelf en de ander, zelf-management, relatie hante-ring en keuzes maken(Overveld, 2012).
In het lesontwerp is onder-
bouwend en passend materi-
aal gebruikt, aansluitend op
de competenties van Kees van
Overveld. Bovendien is de les
gebaseerd op het sociogram.
40 Bijlage 4.2 Pesten
3.Beschrijving vanuitkomstengedragsvragen-lijsten sel-competentiesvan 2 kinderendie buiten degroep vallen.
4. Beschrijving vanuitkomsten opeigen gedrags-vragenlijst en op de gedragsvragen-lijsten sel-competenties bijkind waarmee jeeen goed contact hebt en nabijheidvoelt en bij kind waarmee het contact moeilijker verloopt
De student beschrijft
uitkomsten van gedragsvra-
genlijsten sel-competenties
van 2 gemiddelde kinderen.
De student beschrijft inhou-
delijk bij elke competentie
hoe de verschillende indica-
toren ontwikkeld zijn bij 2
kinderen. Deze beschrijving
is diepgaand en to the point.
De student beschrijft
uitkomsten van gedragsvra-
genlijsten sel-competenties
van 2 kinderen en beschrijft
inhoudelijk bij elke compe-
tentie hoe de verschillende
indicatoren ontwikkeld zijn
bij 4 kinderen.
De student beschrijft de
uitkomsten, maar deze
beschrijving is te algemeen
beschreven.
De student beschrijft de
uitkomsten, maar deze
beschrijving is te algemeen
beschreven.
De student benoemt niet hoe
de verschillende indicatoren
ontwikkeld zijn.
De student beschrijft de
uitkomsten van de
gedragsvragenlijsten sel-
competenties en beschrijft
inhoudelijk bij elke compe-
tentie hoe de verschillende
indicatoren ontwikkeld zijn.
Daarnaast beschrijft de stu-
dent de overeenkomsten en
verschillen in uitkomsten op
de vragenlijst tussen die
van hemzelf en die van de
leerling op de selcompeten-
ties. Deze beschrijving is
diepgaand en to the point.
De student beschrijft de
uitkomsten van de
gedragsvragenlijst sel-
competenties en beschrijft
inhoudelijk bij elke compe-
tentie hoe de verschillende
indicatoren ontwikkeld zijn.
Daarnaast beschrijft de stu-
dent de overeenkomsten en
verschillen in uitkomsten op
de vragenlijst tussen die van
hemzelf en die van de
leerling op de selcompeten-
ties.
De student benoemt niet hoe
de verschillende indicatoren
ontwikkeld zijn
Beoordeling opdracht 2 pedagogiek
Goed Voldoende Matig Onvoldoende
5. Interview met kind waarmee het contact moeilijker is ofwaarbij je afstand voelt
De student heeft een reflectie
geschreven, maar deze is
algemeen. De feedback is wei-
nig passend.
De student benoemt niet
het effect van de eigen
communicatievaardigheden
op het gesprek. Feedback
medestudent is niet verwerkt
De student heeft binnen de
reflectie het effect van eigen
communicatievaardigheden
op het gesprek geschreven,
gebruikmakend van de feed-
back van een medestudenten.
De reflectie is diepgaand en
to the point beschreven.
De student heeft binnen de
reflectie het effect van eigen
communicatievaardigheden op
het gesprek geschreven,
gebruikmakend van de feed-
back van medestudenten.
BIJLAGE 5 ENQUÊTE PESTEN ONDER STUDENTENEnquêtevragen sociaal-emotioneel leren en pestenNaam:Leerjaar en variant Pabo
De Pabo en de stagescholen stellen zich ten doel om studenten zo goed mogelijk voor te bereiden ophet creëren van een veilig pedagogisch klimaat en het voorkomen van pestgedrag. Door middel vanonderstaande enquete willen we een zo’n compleet mogelijk beeld krijgen van de huidige situatie opdit gebied. Wil je steeds het vakje aankruisen dat het meeste geldt voor jouw situatie?
41Bijlage 5Pesten
Onderstaande vragen hebben betrekking Helemaal Mee Neutraal Mee eens Helemaal op de opleidingsschool mee oneens oneens mee eens
Ik ben op de hoogte van de methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling op de opleidingsschool.Op de opleidingsschool word ik door de praktijkopleider gestimuleerd om actief te zorgen voor een veilig pedagogisch klimaat.Op mijn opleidingsschool wordt er van mij verwacht dat ik een aantal lessen sociaal emotionele ontwikkeling geef.Samen met mijn praktijkopleider evalueer ik lessen waarbij de groeps-vorming, veilig pedagogisch klimaat en pesten aan de orde komen.Ik word door mijn praktijkopleider betrokken bij problemen op sociaal-emotioneel vlak in mijn stageklas.Ik ben tevreden over de begeleiding die ik krijg op het gebied van het creëren van een goed veilig pedagogisch klimaat en het voorkomen van pestgedrag. Ik ben tevreden over de ruimte die ik krijg op mijn stageschool om leerkrachtvaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn om pesten te voorkomen. De schoolopleider heeft mij gecoacht op het gebied van leerkracht-vaardigheden en kennis op het gebied van een veilig pedagogisch klimaat en pesten.Ik ben op de hoogte van de visie van de stageschool op het gebied van een veilig pedagogisch klimaat, pesten en het beleid van school.Ik voel mij bekwaam in het omgaan met problemen op sociaal-emotioneel vlak in mijn stageklas.
42 Bijlage 5 Pesten
Onderstaande vragen hebben betrekking Helemaal Mee Neutraal Mee eens Helemaal op de Pabo mee oneens oneens mee eens
Ik ben op de hoogte van theorieën rond het thema ‘veiligpedagogisch klimaat en pesten’.Op de Pabo word ik voldoende voorbereid op het stimuleren van een veilig pedagogisch klimaat en het omgaan met pestgedrag.Op de Pabo krijg je voldoende informatie over het sociogram en het afnemen daarvan.Op de Pabo krijg je voldoende informatie over digitaal pesten.Op de pabo krijg je voldoende informatie over de theorie van Kees van Overveld.Op de Pabo krijg je voldoende informatie over conflicthantering (tussen kinderen).Op de Pabo krijg ik voldoende informatie over hoe ik sociaal-emotioneel gedrag van kinderen kan observeren.Op de Pabo krijg ik voldoende informatie over hoe ik een gesprek tussen leerkracht en ouder/verzorger van een gepest kind kan observeren.Op de Pabo krijg ik voldoende informatie over de inhoud van een pestprotocol.Op de Pabo krijg ik genoeg informatie over het maken van een groepsplan gedrag.Op de Pabo krijg ik genoeg informatie over het omgaan met grensoverschrijdend gedrag van kinderen.Op de Pabo krijg ik voldoende informatie over de gevolgen van pesten voor de gepeste.Op de Pabo krijg ik voldoende informatie over het ontwerpen vanlessen met als onderlegger een methode over sociaal-emotionele ontwikkeling.Op de Pabo krijg ik voldoende informatie over de aanpak van pestgedrag.
Geef in onderstaande vak aan wat jij sterk vindt rondom dit thema, zowel op de Pabo als op de opleidings-school.
Geef ook aan wat je eventueel mist omtrent dit thema, zowel op de opleidingsschool als op de Pabo.
43Bijlage 6Pesten
BIJLAGE 6 INTERVISIE-IDEEËN
Hieronder staan twee intervisie-ideeën die in de praktijk met studenten uitgevoerd kunnen worden.De eerste is de incidentmethode en de tweede is de roddelmethode.
Intervisie vanuit de incidentmethode
DoelOp een gestructureerde wijze een casus (een incident) analyseren en komen tot een aantal mogelij-ke oplossingen ter hantering van het probleem.
Wat is de incidentmethode?De incidentmethode is zeer eenvoudige en redelijk strak gestructureerde stijl, die erop gericht is ommoeizame zaken of nieuwe ontwikkelingen in een kleine groep te bespreken. Structuur is nodig, hetbiedt ruimte en toch begrenzing, zodat de deelnemers voldoende openheid, rust en tijd ervaren omhun verhaal te doen. Daarbij is het belangrijk ook flexibel om te mogen gaan met deze structuur zodathet groepsproces soepel en vrije voortgang kan krijgen. Kennis en ervaring van de deelnemers kun-nen worden benut, terwijl vrijblijvendheid wordt voorkomen. De incidentmethode helpt een groepdeelnemers om via de structuur en tijdsplanning doelmatig en effectief aan een situatie / probleem-stelling te werken.Kenmerken van de incidentmethode zijn:
• de deelnemers verplaatsen zich in de situatie van een ander;• zij zien de betekenis van een kleine gebeurtenis;• zij stellen relevante vragen met betrekking tot hun werksituatie;• zij maken onderscheid tussen analyse van een probleem en oplossingen formuleren;• zij ervaren dat werkproblemen op verschillende manieren opgelost kunnen worden.
De bespreking van het incident wordt opgedeeld in een aantal duidelijk van elkaar te onderscheidenfases. Op deze wijze wordt het gedachteproces, dat ten grondslag ligt aan het handelen geëxplici-teerd, waardoor men meer grip kan krijgen op het probleem.
Werkvorm incidentmethodeDe incidentmethode heeft een werkvorm, waarbij een groep collega's of deelnemers met gelijke werk-ervaring zich intensief verdiept in een bepaalde situatie, d.m.v. het bespreken en analyseren van eengekozen situatie uit de dagelijkse praktijk van één van deze collega's of groepsleden.
De opzet van de incidentmethode is als volgt:Fase 1 - Nieuwe inbreng van een persoonlijke werksituatie / probleemHierbij is het belangrijk te kiezen voor een persoonlijke werksituatie / probleem, die onlangs in depraktijk plaats heeft gevonden.Introductie van het incident / situatie via een korte schets tot op het kritische moment, zonder tevertellen hoe je zelf handelde of hoe de situatie afliep. De andere deelnemers maken aantekeningen.De inbrenger vertelt nu uitgebreider over zijn/haar situatie, mogelijke ideeën voor de oplossingenworden weggelaten. Deelnemers noteren, voor zichzelf, de vragen die ze hebben om meer inzicht tekrijgen in de situatie.
Fase 2 - Analyseren van de persoonlijke situatieDe groep stelt informatieve vragen aan de inbrenger.Het gaat om feitelijke vragen.Doorvragen; niet interpreteren, oordelen of suggereren.De inbrenger vertelt hoe zij/hij uiteindelijk heeft gehandeld.
Fase 3 - BewustwordingDe deelnemers bespreken hoe zij de situatie zien en welke oorzaken zij hebben ontdekt. Benoem aan-eidingen die er waren. Hoe was de rol van de inbrenger en betrokkenen. Bekijk ook de omgevings-factoren.Men herformuleert de persoonlijke werksituatie / probleem.Rond de analyse af met een adviesronde en bespreking van inzichten.
Fase 4 - Verbreding van de werksituatie of het probleemBepaal welke persoonlijke betrokkenheid ieder heeft tot het ingebrachte probleem. Wat zouden jul-lie doen in deze situatie?Bespreek de inzichten die ontstaan zijn.Leg de relatie van hier en nu (groepsbespreking) naar de praktijk.
Fase 5 - Evaluatie en vervolgafspraken.Hoe hebben de deelnemers de bijeenkomst ervaren?Welke persoonlijke leeropbrengst is er?Wat is nog niet uitgesproken?Afspraken voor de volgende intervisie bijeenkomst.Tijdshantering intervisiebijeenkomst
In het intervisiegesprek is de tijdshantering van groot belang, deze dient door de gespreksleider/sterbewaakt te worden.
Fase 1 - Inbreng van een nieuw persoonlijk werkprobleem (10 min)Fase 2 - Analyseren van het persoonlijke werkprobleem (20 min)Fase 3 - Bewustwordingsfase (10 min)Fase 4 - Verbreding van het werkprobleem in de groep (20 min)Fase 5 - Evaluatie (10 min) en vervolgafspraken plannen (10 min)
ReflectieverslagDe inbrenger van het probleem maakt tijdens de intervisie aantekeningen. Deze worden met deindrukken, adviezen en eventuele inzichten en gevoelens door de inbrenger verwerkt tot een reflec-tieverslag.In het reflectieverslag komen de volgende aandachtspunten terug:Welke inzichten heb je verkregenWat heb je met de adviezen binnen de praktijk gedaanHoe was je gevoelsbeleving na de intervisiebesprekingHoe heb je het collegiale advies ervarenZie je een gedragsverandering binnen het werkveldIs er iets blijven liggen wat aandacht vraagtHet oefenen van het schrijven en bespreken van een reflectieverslag zal regelmatig terug kunnenkomen binnen studiecoaching.
44 Bijlage 6 Pesten
Werkvorm roddelmethode
Laat iedereen zijn of haar casus op kort opschrijven. Vraag deelnemers of zij de casus kort willen beschrijven.Kies één casus die centraal zal staan.Wijs een gespreksleider aan.De gespreksleider stelt zo veel mogelijk open vragen om de casus te concretiseren. De anderen horentoe en maken eventueel enkele aantekeningen. Zij mogen géén interventies plegen!Na ongeveer 15 minuten keert degene die de casus heeft ingebracht de groep letterlijk de rug toe.Hij of zij kan achter de gespreksleider gaan zitten (zij zitten dan met de ruggen naar elkaar).De gespreksleider gaat gedurende ongeveer 15 minuten met de groep over de casus ‘roddelen’.Gevoelens, gedachten en gedrag staan centraal. Ook mogen allerlei oplossingen worden aangedra-gen. Nu mag de inbrenger van de casus géén interventies plegen.Aan het einde van de roddelronde komt de inbrenger weer bij de groep. Hij of zij reageert op de ande-ren, stelt vragen, vraagt om verheldering e.d.
Tot slot schrijft iedereen twee boodschappen:Een mythe (Het is een mythe dat je het wél zou doen, wanneer je meer tijd zou hebben: Het is eenkwestie van PRIORITIJD.)Een uitdaging (Ik wens je toe dat je de ander meer verantwoordelijkheid kunt geven, door zelf los telaten) Eventueel kan onder begeleiding de uitdaging nader worden uitgewerkt. Dit onderdeel maaktgeen onderdeel van intervisie meer uit.
45Bijlage 6Pesten
46 Leerlijn Pesten
Jaar 1
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Relevante Betrokkenen enDe student De student bronnen/ materialen werkvormenGroepsprocessen:
- Heeft kennis van en herkent
(fasen in) groepsprocessen,
rollen, leiderschaps- stijlen en
sociale dynamiek in de groep
- Hanteert/ bevordert
adequaat groepsprocessen
en de dynamiek daarin
- Analyseert het groepsproces
van de eigen pabo-klas
- Bespreekt groepsprocessen,
rollen en sociale verhou-
dingen met kinderen
- Bespreekt met kinderen
hoe samenwerking en posi-
tieve omgang met elkaar
kan verbeteren **
- Groepsdynamica Tuckman
- Luitjes, M. & Zeeuw-Jans,
I. de. (2013). Ontwikkeling
in de groep. Coutinho
- Bijleveld, B. (2011). De
Gouden Weken. Eduforce
**
Pabo: vakdocent
Biedt theoretisch kader
Pabo: S&W
Bespreekt analyse
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt, coacht
Veilig pedagogisch klimaat:
Creëert een veilig pedagogisch
klimaat door duidelijk te zijn over
gedragsregels en afspraken van
de stageschool en deze gericht
toe te passen
- Raadpleegt bij de start van
de stage de schoolgids
(gedragsregels en afspraken)
- Observeert hoe de PO’er een
veilig pedagogisch klimaat
creëert en interviewt PO’er
hierover
- Neemt leiding binnen de
groep en maakt afspraken
met de kinderen
- Toont zelf voorbeeldgedrag
- Herhaalt geldende gedrags-
regels, spreekt kinderen aan
en waardeert het gewenste
gedrag positief
- Spreekt leerlingen aan op
ongewenst gedrag **
- Past per semester minimaal
één energizer of klasbouwer toe
- Schoolgids
- Woltjer, G. & Janssens, H
(2014); Hoe ga je om met
kinderen op school? Noordhoff.
Hfdst 4, 5, 7, 15, 17
- Bakker-De Jong, M. &
Mijland, I. (2015). Handboek
positieve groepsvorming Quirijn
- Kopmels, D. (2013).
Bouwen aan klasklimaat.
Bazalt
- Kagan, S.& Kagan, L. (2015).
Teambouwers. Bazalt **
Pabo: S&W’er
Begeleidt proces en reflectie
rond interview
Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader
Opleidingsschool SO’er
Startgesprek;
Bevraagt en informeert
student over gedragsregels
school
Opleidingsschool: PO’er
Informeert student over
gedragsregels klas. Coacht in
dagelijkse praktijk. Evalueert
met student eigen handelen
en handelen student
VERKORTE LEERLIJN PESTEN: PESTEN, DAT PAKKEN WE AAN!
Diversiteit:
Is zich bewust van diversiteit,
heeft een open houding en
bevordert dit bij alle kinderen
- Reageert vriendelijk en
constructief op alle kinderen
in de groep
- Geeft het goede voorbeeld
t.a.v. rekening houden met
elkaar
- Toont een open houding
t.a.v. diversiteit en intercultu-
raliteit
- Onderkent de invloed van
de eigen cultuur op het
eigen handelen en de eigen
vanzelfsprekendheden
Theorie: zie eerder Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader
Conflicthantering:
Kent interventiestrategieën bij
conflicten en past deze adequaat
toe
- Observeert interventies van
PO’er
- Signaleert conflicten tussen
kinderen
- Lost kleine ruzies tussen
kinderen op
Theorie: zie eerder Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader
BIJLAGE 7
49LeerlijnPesten
Jaar 1
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Relevante Betrokkenen enDe student De student bronnen/ materialen werkvormenMethodieken, protocollen en
volgsystemen:
Is bekend met de sociaal-emotio-
nele methode van de stageschool
en de schoolbrede aanpak rond
het creëren van een veilig peda-
gogisch klimaat
- Observeert een les sociaal-
emotionele ontwikkeling
- Bekijkt de methode
- Observeert interventies van
PO’er
- Geeft korte activiteit ter
bevordering van de sociaal-
emotionele ontwikkeling
Kijkwijzer sociaal-emotionele
methode
Pabo: vakdocent
Biedt theoretisch kader rond
methodieken sociaal-emotionele
ontwikkeling en begeleidt proces
rond kijkwijzer
Opleidingsschool: PO’er
Verstrekt informatie en
begeleidt
Social media en ik:
Is op de hoogte van de nieuwste
wet- en regelgeving en de werk-
wijze van de stageschool
- Is bekend met de gedrags-
codes van de school en hanteert
deze
- Is bekend met de Wet op
Privacy en hanteert deze
Pabo Vakdocent
Biedt theoretisch kader
Opleidingsschool SO’er
Startgesprek; licht student in
over gedragscodes school
Ontwikkeling eigen
professionele identiteit:
- Onderkent de invloed van
de eigen persoonlijkheid,
cultuur en geschiedenis op
het eigen handelen en de
eigenvanzelfsprekendheden
- Herkent aannames bij
zichzelf en bij kinderen en
stelt hier grenzen aan.
- Heeft intervisie over eigen
aandeel in het creëren van
een veilig pedagogisch
klimaat **
Intervisievorm (bv incidentme-
thode)
Geerts, van Balen en Postma
(2014). Praktijkboek voor lera-
ren. Bussum: Coutinho
Pabo: S&W
Verzorgt intervisie
1e semester
Opleidingsschool SO’er:
Verzorgt intervisie
2e semester
Jaar 2 (Zie bij ** van jaar 1 ook de bronnen/ materialen en betrokkenen/ werkvormen die daarbij horen)
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Relevante Betrokkenen enDe student De student bronnen/ materialen werkvormen
Groepsprocessen:
- Heeft kennis van en herkent
(fasen in) groepsprocessen,
rollen, leiderschapsstijlen en
sociale dynamiek in de groep
- Hanteert/ bevordert adequaat
groepsprocessen en de dyna-
miek daarin
Zie ** jaar 1 - Zie ** jaar 1
- Roos van Leary,
www.hoadd.noordhoff.nl/
sites/7699
Pabo: vakdocent
Biedt theoretisch kader
Veilig pedagogisch klimaat:
Creëert een veilig pedagogisch
klimaat door duidelijk te zijn over
gedragsregels en afspraken van
de stageschool en deze gericht
toe te passen
- Zie ** jaar 1
- Voert kindgesprekken met
twee leerlingen die buiten
de groep vallen, met één leerling
waar de student een goede band
mee voelt en met één leerling
waarbij de student afstand voelt
(zie sociaal-emotionele compe-
tenties van Kees van Overveld)
- Hanteert geldende schoolregels
consequent binnen en buiten
de klas.
- Verzorgt 5 energizers of
klasbouwers, passend bij de
behoefte van de groep
Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader en
bespreekt ervaringen kindge-
sprekken
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt
- Zie ** jaar 1
- Overveld, K. van. (2016).
Groepsplan gedrag. Planmatig
werken aan passend onderwijs.
Huizen: Pica
- Woltjer, G & Janssens, H
(2014);
Hoe ga je om met kinderen
op school?
50 Leerlijn Pesten
Jaar 2
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Relevante Betrokkenen enDe student De student bronnen/ materialen werkvormenDiversiteit:
Is zich bewust van diversiteit,
heeft een open houding en
bevordert dit bij alle kinderen
- Zie ** jaar 1
- Bespreekt tijdens een klassikale
activiteit met kinderen hoe zij
rekening kunnen houden met
elkaar, gelet op diversiteit en
interculturaliteit
- Zie ** jaar 1
Conflicthantering:
Verdiept interventiestrategieën
bij conflicten en past deze ade-
quaat toe
- Zie ** jaar 1
- Bespreekt met PO’er eigen plan
van aanpak bij minimaal 2
kleine incidenten
- Zie ** jaar 1 Opleidingsschool PO’er
- Begeleidt
- Betrekt student actief
bij kleine conflicten
tussen kinderen
Methodieken, protocollen
en volgsystemen:
- Is bekend met verschillende
methodieken ter ondersteuning
van de bevordering van de
sociaal-emotionele ontwikke-
ling - Is bekend met de sociaal-
emotionele methode van
de stageschool en de schoolbre-
de aanpak rond het creëren van
een veilig pedagogisch klimaat
- Verdiept zich in verschillende
methodieken en vergelijkt deze
met dat wat er op de
stageschool gebeurt
- Geeft minimaal één les uit de
sociaal-emotionele methode
van de stageschool
- Bekijkt het LVS van 3 leerlingen
- Neemt mogelijk
sociogram af of bestudeert al
aanwezige sociogram
- Actualiteit
- Bewezen effectieve
methodieken/interventies
- Kijkwijzer methodieken
- Sociaal-emotionele LVS
stageschool
https://www.sometics.com/nl/
sociogram
Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader en
bespreekt bevindingen en erva-
ringen studenten
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt
Bespreekt uitslag sociogram
Opleidingsschool SO”er:
Startgesprek:
Informeert over methodieken en
aandacht voor pesten
Ontwikkeling eigen
professionele identiteit:
- Onderkent de invloed van
de eigen persoonlijkheid,
cultuur en geschiedenis op
het eigen handelen en de
eigen vanzelfsprekendheden
- Herkent aannames bij
zichzelf en bij kinderen en
stelt hier grenzen aan
- Zie jaar 1
- Heeft intervisie over eigen
aandeel in het creëren van
een veilig pedagogisch
klimaat
Eigen casus Pabo: S&W
Verzorgt intervisie 1e semester
(waarbij leerdoelen meegenomen
worden)
Opleidingsschool SO’er:
Verzorgt intervisie 2e semester
Samenwerking school en
omgeving:
- Ervaart het belang van samen-
werking tussen ouders en
school ter bevordering van
sociale veiligheid
- Is zich bewust van verschillen
tussen schoolcultuur, eigen
cultuur en tpaboiscultuur
- Observeert gesprek tussen
ouders en school rondom
sociaal-emotionele zorg
- Oefent oudergesprekken d.m.v.
rollenspeloefening
- Voert minimaal twee‘informele’
gesprekken met ouders van een
leerling waar zorg is op het
sociaal-emotionele vlak over
loop van die dag
- Kijkwijzer
- Casussen
- Acteurs/ studenten MBO
- Zie ook leerlijn
ouderbetrokkenheid
PABO: Vakdocent
Begeleidt rollenspel
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt
Social media en ik:
Heeft kennis van verschillende
lesprogramma’s i.r.t. mediawijs-
heid
- Verdiept zich in verschillende
methodieken en vergelijkt dit
met dat wat er op de
stageschool gebeurt
Pabo: Vakdocent ICT
Biedt theoretisch kader
mediawijsheid
1e
semester
Pabo
2e
semester
Opleiding
s school
51LeerlijnPesten
Jaar 3
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Relevante Betrokkenen enDe student De student bronnen/ materialen werkvormenGroepsprocessen:
- Heeft kennis van en herkent
(fasen in)groepsprocessen,
rollen, leiderschapsstijlen en
sociale dynamiek in de groep
- Hanteert/ bevordert adequaat
groepsprocessenen de
dynamiek daarin
- Beschrijft de verschillende
leiderschapsstijlen binnen de
groep en koppelt deze aan de
theorie
- Verdiept zich in de gevolgen
van Pesten
- Zie ** jaar 1
- Goossens, F., Vermande, M.
& Meulen & M. van der.
(2012). Pesten op school.
Achtergronden en Interventies.
Den Haag: Boom Lemma
- Henderson, M. (2013). Omgaan
met pesten.Amsterdam:
Uitgeverij SWP
Diversiteit:
Is zich bewust van diversiteit,
heeft een open houding en
bevordert dit bij alle kinderen
-Geeft leiding aan de groep en
komt hierbij tegemoet aan
verschillen tussen kinderen
-Betrekt kinderen bij he hante-
ren en eventuee aanpassen van
klassenregels
-Verbindt school- en klassenre-
gels en hanteert deze positief
en consequent
- Verzorgt 5 energizers of klasbou-
wers, passend bij de behoefte
van de groep
- Voert minimaal 3 kindgesprekken
ter bevordering van een veilig en
prettig pedagogisch klimaat (kan
ookmet een leerling waarbij het
onderlinge contact met student-
zelf niet makkelijk verloopt) ***
- Zie ** jaar 1 Pabo: Vakdocent
- Biedt theoretisch kader
- Bespreekt bevindingen
Veilig pedagogisch klimaat:
Creëert een veilig pedagogisch
klimaat door duidelijk te zijn over
gedragsregels en afspraken van
de stageschool en deze gericht
toe te passen
Conficthantering:
Kent interventiestrategieën bij
conflicten en past deze adequaat
toe
- Stappenplan ‘Reageren op
vooroordelen’. - Pestprotocol
- Door de student opgestelde
interviewvragen
- Vermande, van der Meulen
& Reijntjes. (2015). Pesten op
school achtergronden en inter-
venties. Boom Amsterdam
- Gezondheidsmonitor Jeugd
- Goossens, F., Vermande, M.
& Meulen & M. van der (red.).
(2012). Pesten opschool ach
tergrond en interventie Den
Haag: Boom Lemma Uitgever
- Henderson, M. (2013). Omgaan
met pesten. Amsterdam: Uitge-
verij SWP
- Stigt, M. van. (2014). Alles
over pesten. Amsterdam: Boom
Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader
Begeleidt proces en bespreekt
product
Opleidingsschool: IB’er
Gaat in gesprek
Opleidingsschool: Anti-
Pestcoördinator
Wordt geïnterviewd
Opleidingsschool: PO’er
Stimuleert student voortouw te
nemen bij conflicten en begeleidt
in groei aanpak
- Zie ** jaar 1 - Zie ** jaar 1
Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt en reflecteert op
beschrijving
- Leest het stappenplan
‘reageren op vooroordelen’
- Observeert indien mogelijk alle
interventies bij pestsituatie
(interventie tussen kinderen
en gesprek met ouders
betrokken)
- Leest het pestprotocol van
de stageschool en bespreekt
dit met de IB’er
- Interviewt de anti-
pestcoördinator of interne
contactpersoon
52 Leerlijn Pesten
Jaar 3
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Relevante Betrokkenen enDe student De student bronnen/ materialen werkvormenMethodieken, protocollen en
volgsystemen:
- Is bekend met verschillende
methodieken ter ondersteuning
van de bevordering van de
sociaal- emotionele ontwikke-
ling
- Is bekend met de sociaal-
emotionele methode van de
stageschool en de schoolbrede-
aanpak rond het creëren van
een veilig pedagogisch klimaat
- Geeft minimaal 3 lessen uit de
methode
- Past de leerdoelen uit de
methode ook in andere relevan-
te situaties toe. Grijpt daarbij
terug op de methode
- Toetst de aanpak sociale veilig-
heid van de stageschool aan de
meest actuele inzichten
- Zet vanuit het sociaal- emotio-
nele leerlingvolgsysteem acties
op gedrag passend bij de sociaal
emotionele competenties in de
betreffende leeftijdscategorie
door een groepsplan gedrag te
maken en drie actiepunten uit
te voeren ***
- Sociaal-emotionele methode
- Overveld, K. van. (2016).
Groepsplan gedrag. Planmatig
werken aan passend onderwijs.
Huizen: Pica
- Website www.schoolenveilig
heid.nl
- Actualiteit: Bewezen effectieve
methodieken/ interventies
- Leerlingvolgsysteem oplei-
dingsschool
Social media en ik:
Heeft kennis van verschillende
lesprogramma’s i.r.t. mediawijs-
heid
- Levert een actieve bijdrage
tijdens de groepsbespreking
- Voert zelfstandig minimaal 1
gepland oudergesprek rond
sociaal-emotionele zorg
- Zie ook leerlijn
ouderbetrokkenheid
Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader
Opleidingsschool: PO’er
- Begeleidt
- Nodigt student uit voor
groepsbespreking
Samenwerking school en
omgeving:
- Ervaart het belang van samen-
werking tussen ouders en
school ter bevordering van
sociale veiligheid
- Is zich bewust van verschillen
tussen schoolcultuur, eigen
cultuur en thuiscultuur
Ontwikkeling eigen
professionele identiteit:
Onderkent de invloed van
de eigen persoonlijkheid,
cultuur en geschiedenis op
het eigen handelen en de
eigen vanzelfsprekendheden
- Herkent aannames bij zichzelf
en bij kinderen en stelt hier
grenzen aan
Casus digi-pesten
Eigen casus Rollenspelacteurs/
MBO-studenten drama
Geerts, van Balen en Postma
(2014). Praktijkboek voor leraren.
Bussum: Coutinho
Pabo: S&W’er
Verzorgt intervisie
Pabo: Vakdocent
Rollenspel rond
- Geeft minimaal 1 les m.b.t.
digipesten
Actuele bronnen en materialen
Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt
- Heeft a.d.h.v een actuele
gebeurtenis of casus
intervisie rondom pesten, de
eigen rol en die van andere
betrokkenen
- Heeft een onbevooroordeelde
houding t.o.v. de cultuur,
opvattingen en levensbeschou-
wingen van anderen
Pabo: Vakdocent
Biedt theoretisch kader
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt
53LeerlijnPesten
Jaar 4 (Zie bij ** van jaar 3 ook de bronnen/ materialen en betrokkenen/ werkvormen die daarbij horen)
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Relevante Betrokkenen enDe student De student bronnen/ materialen werkvormenGroepsprocessen:
- Heeft kennis van en herkent
(fasen in) groepsprocessen, rol-
len, leiderschapsstijlen en
sociale dynamiek in de groep
- Hanteert/ bevordert adequaat
groepsprocessen en de dyna-
miek daarin
- Past de opgedane kennis uit
eerdere jaren toe in zijn/haar
handelen in de dagelijkse
praktijk
Zie ** jaar 1 en *** jaar 3
Diversiteit:
Is zich bewust van diversiteit,
heeft een open houding en
bevordert dit bij alle kinderen
Zie *** jaar 3 Zie *** jaar 3Veilig pedagogisch klimaat:
Creëert een veilig pedagogisch
klimaat door duidelijk te zijn over
gedragsregels en afspraken van
de stageschool en deze gericht
toe te passen
Conficthantering:
Kent interventiestrategieën bij
conflicten en past deze adequaat
toe
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt
Opleidingsschool: IB’er
Gaat in gesprek
- Zie ** jaar 1 - Zie ** jaar 1
- Intervenieert zo zelfstandig
mogelijk bij alle conflictsitu-
aties. Indien dit niet altijd
mogelijk is, is de student aan-
wezig bij alle interventies en/
of gesprekken van de PO’er en
bespreekt deze na.
- Leest het pestprotocol van
de stageschool en bespreekt
dit met de IB’er
Methodieken, protocollen en
volgsystemen:
- Is bekend met verschillende
methodieken ter ondersteuning
van de bevordering van de soci-
aal- emotionele ontwikkeling
- Is bekend met de sociaal- emo-
tionele methode van de stage-
school en de schoolbrede
aanpak rond het creëren van
een veilig pedagogisch klimaat
Zie *** jaar 3Zie *** jaar 3
- Voert zo zelfstandig mogelijk
een groepsbespreking
- Voert zelfstandig minimaal 1
gepland oudergesprek rond
sociaal-emotionele zorg
- Voert zo zelfstandig mogelijk
alle oudergesprekken
- Zie ook leerlijn
ouderbetrokkenheid
Opleidingsschool IB’er
Plant met student groepsbespre-
king in en voert deze met
student en PO’er
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt Bespreekt ouderge-
sprekken voor en na
Samenwerking school en
omgeving:
- Ervaart het belang van samen-
werking tussen ouders en school
ter bevordering van sociale
veiligheid
- Is zich bewust van verschillen
tussen schoolcultuur, eigen
cultuur en tpaboiscultuur
Geeft minimaal 1 les rond social-
media
Vakdocent: Pabo
Biedt theoretisch kader
Opleidingsschool: PO’er
Begeleidt
Social media en ik:
Heeft kennis van verschillende
lesprogramma’s i.r.t. mediawijs-
heid
54 Leerlijn Pesten
Jaar 4 (Zie bij ** van jaar 3 ook de bronnen/ materialen en betrokkenen/ werkvormen die daarbij horen)
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Relevante Betrokkenen enDe student De student bronnen/ materialen werkvormenOntwikkeling eigen
professionele identiteit:
- Onderkent de invloed van de
eigen persoonlijkheid, cultuuren
geschiedenis op het eigen
handelen en de eigen vanzelf-
sprekendheden
- Herkent aannames bij zichzelf
en bij kinderen en stelt hier
grenzen aan
Heeft a.d.h.v een actuele
gebeurtenis of casus intervisie
rondom een veilig pedagogisch
klimaat, de eigen rol en die van
andere betrokkenen
Ontwikkelt de eigen
professionele identiteit
Krijgt meer zicht op optimale
interventies om een veilig leer-
en leefklimaat te bevorderen en
pestgedrag te voorkomen
Stelt persoonlijke doelen op, eva-
lueert dit cyclisch en stelt ze bij
Literatuursuggesties:
Zie o.m. literatuur voor studenten
Lucie Nijmeijer-Snellers (2012),
Leraar, jij maakt het verschil!
Bussum, Coutinho
Werkveld: SO’er
Verzorgt intervisie
Startende leerkracht (inductiefase)
Tijd Leerdoelen Leeractiviteiten Bronnen/ materialen Betrokkenen enDe startende leerkracht De startende leerkracht werkvormen
Trainer
- Verzorgt 2 bijeenkomsten veilig
pedagogisch leer- en leef-
klimaat + ontwikkeling profes-
sionele identiteit voor starters
in het eerste jaar en 1 bijeen-
komst per jaar de twee jaar
daaropvolgend
Externe coach
- Verzorgt intervisie starters
binnen eigen bestuur
Interne coach: SO’er
- Begeleidt starter cyclisch (vol-
gens een jaarplanning) bij
persoonlijke leerdoelen. - Stelt
in overleg met starter persoon-
lijk plan op en koppelt hier
vaste momenten aan.
- Heeft daarnaast eens per maand
een gepland overleg om situ-
aties door te spreken waar
starter mee worstelt
Intern Begeleider:
- Begeleidt starter bij acties
n.a.v. de groepsbespreking en
oudergespreksrondes
Intern maatje binnen de
school: duo of parallel
- Per oudergespreksronde wordt
tijd gepland om voorbereide
gesprekken en knelpunten door
te spreken
Naar behoefte: Pabo
- Masterclass ‘Creëer een veilig
pedagogisch klimaat’
top related