dankbaarheid€¦ · die geen dankbaarheid lijkt te behoeven. en toch bleef ik mij er een beetje...
Post on 27-Sep-2020
9 Views
Preview:
TRANSCRIPT
K W A D R A N T 2KWARTAALBLAD VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE TWENTE 2016
Dankbaarheid
Kwartaalblad van de RemonstrantseGemeente TwenteJaargang 8, nummer 2, juni 2016
RedactieJohan Goud, Luc Koning, Cor Langen en Henk vanWaveren
DoelstellingKwadrant is een Remonstrants kwartaalbladvoor Twente. De naam slaat niet alleen op deverschijningsfrequentie, maar ook op de vierseizoenen, die jaar na jaar ons leven tekenenen kleur geven. Het tijdschrift beoogt het remon‐strants gedachtegoed bekend te maken aan leden,vrienden en belangstellenden. Het tijdschriftis daarnaast gericht op lezers met een spirituelebelangstelling. Kwadrant is een zusje van Passant,het maandelijks mededelingenblad.
WebsiteUitgebreide informatie over de RemonstrantseGemeente Twente en het blad Passant zijn tevinden op:http://www.remonstranten.org/twente
AbonnementenAbonnementen kunnen op ieder gewenst momentworden aangegaan. De abonnementsprijs bedraagt€ 16,‐ per jaar voor 4 nummers inclusief verzend‐en administratiekosten. Opgave bij: kwdr@xs4all.nlLeden en Vrienden van de RemonstrantseGemeente Twente ontvangen het blad gratis.Belangstellenden kunnen een gratisproefabonnement aanvragen (4 nummers).
TekstbijdragenDe redactie stelt tekstbijdragen van leden,vrienden of belangstellenden zeer op prijs. Dekopij past binnen de doelstelling van het bladen bestaat als regel uit maximaal 600 woorden.Zonodig kan de redactie auteurs vragen eenbijdrage in te korten.
Teksten voor het volgende nummer inzenden vóór21 augustus 2016Mailadres: kwdr@xs4all.nlPostadres: Kwadrant, De Koperwiek 54, 7609 GS,Almelo
3 Redactioneel
4 Woordzoeker
5 Spontaan dankbaar?
8 Wat zeg je dan?
11 De eenvoud van genade ende complexiteit van dankbaarheid
14 Zinprikker
Lezingen, cursussen en kringen
KWADRANT 2016 2, p.2
InhoudKwadrant
Redactioneel
KWADRANT 2016 2. p.3
Kwadrant gaat over het thema dankbaarheid. De
vier redactieleden ‐ Johan Goud, Luc Koning, Cor
Langen en Henk van Waveren ‐ hebben het thema
op eigen wijze uitgewerkt. Op de voorpagina vier
bij de teksten passende impressies. Deze impres‐
sies worden kort toegelicht. Achtereenvolgens bij
de afbeeldingen van linksboven met de klok mee:
Luc maakte deze foto in het klooster Mona
Kaisarianis in de omgeving van Athene. In zijn
artikel gaat het over de dankbaarheid voor het
geschenk van het geloof.
Jezus houdt op de plafondschildering de duim op
de ringvinger. Dit gebaar wordt vaak geduid als
een zegenend gebaar en een vermaning tot
luisteren. In het artikel van Luc gaat het met
name om het tellen van je zegeningen. De
vermaning tot luisteren of in dit geval lezen moet
u niet te dwingend opvatten.
Johan geeft in zijn artikel een eigen omschrijving
van dankbaar zijn: 'Wie dankbaar is, geeft
uitdrukking aan het vermoeden of zelfs het weten
dat hij deel uitmaakt van een grotere
werkelijkheid die hem met gaven overstelpt'.
Deze dankbaarheid kan worden weergegeven met
het geschreven woord 'Amen'. Vandaar de
afbeelding.
Cor koos een eenvoudige afbeelding, niet meer dan een
blauw vlak met witte letters. Deze eenvoud past bij de
inhoud van het artikel 'De eenvoud van genade en de
complexiteit van dankbaarheid'. Hij pleit voor een
eerherstel van het begrip genade en hij heeft zo zijn
bedenkingen bij een te gemakkelijk gebruik van het
begrip dankbaarheid.
Henk: Geen joodse maaltijd zonder berachot of
zegenbeden. Want zoals het zonder Gods zegen voor
mensen geen leven is, zo heeft zonder onze zegen naar
bijbels besef ook God geen been om op te staan. Hij
troont volgens de psalmist op de lofzangen van Israël.
Brood en beker der dankzegging worden geheven in een
toast op het leven: in het hebreeuws ‘lechajiem’, in
Mokum verbasterd tot ‘daar ga je’. En ook christenen
zegenen God overal ter wereld in hun wekelijkse of zelfs
dagelijkse eucharistie of dankviering.
KWADRANT 2016 2, p.4
Woordzoeker
Johan Goud
Het (niet zo helder bepaalbare) adresvan de dankbare
Dankbaarheid, het thema dat voor dit zomernummer
van Kwadrant gekozen is, is een belangrijk thema.
Het heeft alles te maken met hoe je je verhoudt tot
de mensen om je heen – mensen die je voor zover je
weet veel geschonken hebben of mensen die je naar
je meent het nodige onthouden hebben, en die grote
groep daartussen. Dankbaar zijn is zo beschouwd een
essentieel onderdeel van wat we wel ‘levenskunst’
noemen: de kunst om ons leven vorm te geven op een
manier die mooi genoemd kan worden, die jou en
anderen een gevoel van balans en afronding geeft. Er
zit ook een aspect van rechtvaardigheid aan. Door
mensen te bedanken – zo zorgvuldig en volledig als
we kunnen – maken we duidelijk dat ons besef van
mijn en dijn intact is gebleven, dat de strekking van
het tiende gebod ons duidelijk is, dat we niet voor
onszelf begeren en opeisen wat van een ander is.
Dat maakt het zinvol om, zoals aan universiteiten
gebruikelijk is, de toespraken waarmee iemand zijn
werk begint of afsluit, van dankwoorden te voorzien.
Maar er zit ook een andere kant aan het manifesteren
van dankbaarheid. Een kant die je zacht gezegd
wantrouwend kan maken. Het wordt steeds weer
geprobeerd, door dictatoren, ayatollah’s en andere
geestdrijvers. Om met onvrijheid en dwang mensen
tot ideale wezens te maken. Ze te dwingen tot
vrijheid, ze net zo lang te slaan tot ze een geweten
hebben. Ze te dwingen om op de rechte wijze te
geloven. Ze te dwingen om lief te hebben, gelukkig
te zijn, en zo ook: om dankbaarheid te betrachten.
Het gebeurt heel vaak – maar iedereen beseft dat
dwingelandij van deze aard een absurditeit is, erger
nog: dat ze tot afgronden van onmenselijkheid leidt.
Ze ziet over het hoofd dat mensen de vrijheid
moeten hebben om op hun eigen onvolmaakte
manier gewetensvol te zijn, lief te hebben en ook
met dankbaarheid vervuld te zijn. Ze ziet de
mensen over het hoofd.
Het adres van de dankbaarheid – zo het nader aan
te duiden valt – moet dus in ieder geval voldoen aan
de voorwaarde dat het geen dankbaarheid heeft
afgedwongen. In dat geval is immers de kans groot
dat het geen dankbaarheid is die betuigd wordt,
maar iets anders: een voorwendsel, een strategische
zet, een leugentje om bestwil. Misschien is het des
te zuiverder en geeft het des te grotere vrijheid,
naarmate we het adres minder exact kunnen
identificeren. De onpeilbaarheid en ongrijpbaarheid
die wij met het woord ‘God’ verbinden, vormen zo
beschouwd een heel wat menselijker adres – in de
zin van een adres dat onze vrijheid waarborgt ‐ dan
wanneer het om identificeerbare anderen gaat: je
ouders, je leraren, je vrienden en levenspartners.
Of om het anders en nauwkeuriger te zeggen: in
geslaagde dankbetuigingen aan ouders, leraren,
vrienden en geliefden klinkt iets van het geheim
door waarin jij en die ander opgenomen zijn, zoals
in dat prachtige liefdesgedicht van Herman Gorter:
‘ik wou het helemaal zeggen ‐ / Maar ik kan het
toch niet zeggen.’
Maar kunnen we er nog iets dichterbij komen, bij
wat het is: dankbaar zijn? Ik kan niet goed begrijpen
waarom allerlei auteurs, zoals ook in dit
Kwadrantnummer blijkt (bijv Paul van Tongeren,
Ger Groot), het moeilijk vinden daarvan
voorbeelden te geven. Vermoedelijk komt het
doordat een min of meer helder bepaalbaar adres
verlangd wordt, iemand die jou zonneklaar iets
geschonken heeft,
KWADRANT 2016 2. p.5
iets dat in geen geval door jouw eigen verdiensten tot
stand is gebracht. Maar die aldus geëiste helderheid
belemmert vervolgens, zoals ik zo‐even beschreef, de
vrijheid en de zuiverheid van het dankbaar zijn. We
draaien op deze manier in een cirkel rond.
Dankbaar zijn kan een fundamenteel besef worden,
een ervaring die een positieve toon in het leven brengt
– juist doordat het adres goeddeels onbekend blijft.
Laat ik me iets preciezer uitdrukken. Wie dankbaar is,
geeft uitdrukking aan het vermoeden of zelfs het
weten dat hij deel uitmaakt van een grotere
werkelijkheid die hem met gaven overstelpt. Ook al is
hij daar dikwijls blind en doof voor. Of juist daarom.
Ik geef een enkel voorbeeld – maar er zouden er veel
meer te geven zijn.
Ik kwam ergens notities van een oud geworden
psycholoog tegen. ‘Het is wel gebeurd,’ las ik daar,
‘dat mensen op zekere dag in hun leven een groot vel
schrijfpapier namen, een groot blank vel, en dat ze
toen heel onderaan de bladzijde bij wijze van
handtekening slechts één woord schreven: Amen.’ Ze
namen zich voor, zo vat ik dat op, een levensbericht
te schrijven en niets van belang achterwege te laten –
maar ze begonnen met ‘Amen’. En dat blanco vel
vulde zich vervolgens met verdrietige en blijde
gebeurtenissen, zon en regen, slapeloosheid en
vermoeienis en voldoening, gekrenktheid en woede en
teleurgestelde liefde, maar alles in het teken van
Amen: zo was het, zo is het, laat het zo zijn. Wij gaan
vaak gebukt onder wat gebeurd is en ons bepaalt,
onder wat ouders, anderen, of ook wijzelf hebben
misdaan of simpelweg niet gedaan. Dat is het
slijtende leven onder de last van voorheen. Deze act
van dankbaarheid – je zou het ook een ritueel of een
gebed kunnen noemen – leidt ertoe dat die slijtageslag
beëindigd wordt. Hier begint iemand opnieuw en
herwint hij zijn vrijheid, door ‘Amen’ te schrijven.
Spontane dankbaarheid jegens onze naasten die ons
oprecht van hun welgezindheid blijk geven lukt ons
wel. Maar meer in het algemeen dankbaarheid voor
het leven? Wie moeten wij daarvoor danken? Zelfs
voor gelovigen is God op die manier vaak geen adres
meer. En degenen, voor wie Hij dat wel is, zullen het
niet passend en zelfs gênant vinden Hem te danken
dat Hij hen het vliegtuig liet missen, waarin Hij
honderden anderen liet neerstorten. Dat doet denken
aan die 19e eeuwse Utrechtse kerkenraad die zijn
vergaderingen opende met de bede (of met het
verkapte dreigement?) dat Hij de Indische baten altijd
rijkelijk zou laten vloeien. Anders zouden zij hun
geloof verliezen.
Toch hebben veel mensen, zelfs mensen die in hun
leven veel rampspoed hebben moeten incasseren, het
gevoel dat er zonder dankbaarheid niet goed te leven
valt. We hechten blijkbaar aan dat woord. In de
gesprekskring Almelo vonden we tenminste geen
voldoening biedende alternatieven die de lading
dekken. Of het moest zijn dat je, zoals één van ons,
dank reserveert voor concreet gerichte dankbetui‐
gingen en dankbaarheid voor een algemene wat
ongerichte gezindheid.
Volgens de filosoof Paul van Tongeren (in zijn
afscheidsrede: ‘Dankbaar: denken over danken na de
dood van God’) kunnen we bij de geboorte van een
kind een gevoel van dankbaarheid haast niet
onderdrukken. Maar we kritiseren en corrigeren dat
toch ook weer. Want in een Schenker geloven wij
immers niet?
Zijn collega‐filosoof, Ger Groot, was bij die
afscheidsrede aanwezig. Nog geen week daarna kroop
hij, wonderwel ongedeerd, uit zijn total loss gereden
auto. In Trouw schrijft hij daarover: 'Wat mij vreemd
genoeg ontbrak was het soort dankbaarheid waaraan
Paul van Tongeren zijn afscheidsrede wijdde.
Spontaan dankbaar?
Henk van Waveren
Amen
KWADRANT 2016 2. p.6
Dankbaar zijn lukte me niet. (…) Ik voelde juist géén
dankbaarheid, terwijl ik er wel in zou willen geloven.
Mijn leven is voor mij een rare vanzelfsprekendheid
die geen dankbaarheid lijkt te behoeven. En toch
bleef ik mij er een beetje schuldig over voelen. Doe
ik met mijn ondankbaarheid mijn eigen bestaan niet
te kort?'
Speelt het ons misschien parten, vraag ik me af, dat
wij als kinderen van de romantiek liefde, vreugde en
ook dankbaarheid alleen maar écht vinden als we die
ook spontaan voelen? In vroeger eeuwen waren dat
vooral deugden waarin je je oefenen kon. Geen
kunstje maar echte levenskunst. Een levenskunst die
iets te maken heeft met kunnen ontvangen en met
het besef dat we het ontvangene niet zelf bewerkt
hebben en dat we er geen recht op kunnen doen
gelden. De beoefening van die deugd of levenskunst
zal de manier waarop wij de werkelijkheid waar‐
nemen, beïnvloeden. Dat verklaart misschien ook
waarom mensen, die het naar objectieve maatstaven
best goed getroffen hebben, soms desondanks
geweldig klagerig en verbitterd kunnen zijn en
waarom anderen in de meest ellendige omstandig‐
heden hun leven toch ervaren als een geschenk
waarvoor ze dankbaar zijn. Hun visie, hun manier van
zien lijkt hun omgeving te veranderen. En op hun
beurt worden zij door hun omgeving dan ook als
weldadig ervaren. Daarom cultiveren we in onze
kinderen de eigenschap om blij te zijn over wat ze
gekregen hebben. Dankbaarheid als deugd en tweede
natuur lijkt zo aan het gevoel vooraf te gaan.
Maar ook lang vóór de romantiek en vóór de ‘dood van
God’ waren we niet altijd dankbare mensen. In de
bijbel al worden we bijna bladzij na bladzij
opgeroepen tot liefde, vreugde en dankbaarheid.
Geen joodse maaltijd zonder berachot of
zegenbeden.
Want zoals het zonder Gods zegen voor mensen geen
leven is, zo heeft zonder onze zegen naar bijbels besef
ook God geen been om op te staan. Hij troont volgens
de psalmist op de lofzangen van Israël. Brood en beker
worden geheven in een toast op het leven: in het
hebreeuws ‘lechajiem’, in Mokum verbasterd tot ‘daar
ga je’. En ook christenen zegenen God overal ter
wereld in hun wekelijkse of zelfs dagelijkse eucharistie
of dankviering.
Gebeurt dat omdat de disgenoten zich altijd zo
mateloos dankbaar voelen? Dat valt te betwijfelen.
Niet voor niets wordt het klassieke tafelgebed ingeleid
met de woorden dat het 'passend en juist' is om te
danken. Want evenals liefde en vreugde is dankbaar‐
heid naar bijbels besef meer een aan te leren deugd
dan een spontane emotie.
KWADRANT 2016 2.p.7
Wij worden ertoe opgeroepen: 'Weest in alles
dankbaar' (Paulus in 1 Tess 5,16‐18),'Verheug u,
Jeruzalem' zingt psalm 122. Bijna geen psalm
trouwens, zelfs geen klaagpsalm, die ons niet ook
altijd weer oproept tot danken.
Als wij ons laten meedragen op de lofzang, dan
danken we niet zozeer voor dit of dat, maar voor
ons bestaan, zelfs als dat bestaan ons met weinig
geluk en veel tegenslag bedeelt. 'Dat is moeilijk uit
te leggen, je moet het ervaren, geen incidentele
dankbaarheid, maar een diep gewortelde
levenshouding', schrijft Johan Goud in zijn boekje
‘Onbevangen’ (blz 28‐34).
Kan dat dan: je op commando verheugen? Kun je
iemand opdragen blij of dankbaar te zijn? Ik ben
altijd geneigd me te ergeren aan zo’n haast
moralistisch klinkende goedbedoelde opmontering.
Maar er zijn wel aanwijzingen dat dankbaarheid te
leren valt en in te oefenen als een heilzame
levenshouding. Désanne van Brederode maakt
ergens onderscheid tussen je momentane gevoelens
en je gemoedstoestand, die als een meer constante
onderstroom die gevoelens verbindt. Ook als je je
niet dankbaar voelt, kun je wel die gemoeds‐
toestand trainen door te oefenen in dankbaarheid
en een dankbare levensstijl te ontwikkelen, die je
tot ‘een dankbaar mens’ maakt. Ook het boekje
van Van Tongeren kent een hoofdstukje met de
titel ‘Is de dankbaarheid een deugd?’. Spontaan
danken gaat ons moeilijk af. Evenals spontaan
bidden. Vanwege dat besef wordt in de bijbel het
formuliergebed hoog gehouden. In Israël is het
zingen der gebeden een gebod.
In Israel is het vieren van de feestdagen en de
daarbij horende vreugde een gebod. Dat klinkt ons
paradoxaal in de oren. Hoe kun je vreugde nu
gebieden? Dat moet omdat het naar bijbels besef
levensnoodzakelijk is de feesten zo te organiseren
dat ze de vastzittende spontaneïteit los maken en
de vreugde bevrijden uit de kerker van ons hart.
Wanneer we ons vermogen tot dankbaar vieren en
bidden niet oefenen zou het kunnen afsterven.
Net zoals in dat chassidische verhaal over een
afgelegen stadje, waar één beroep ontbrak: ze
hadden er geen klokkenmaker. Na verloop van tijd
wist dan ook niemand meer precies hoe laat het
was, want geen enkele klok liep nog op tijd. Toen
besloten de meeste mensen hun klok maar niet meer
op te winden. Dat had immers geen zin meer? Toch
waren er die hun klok bleven opwinden. Op zekere
dag kwam er een klokkenmaker langs en iedereen
rende naar huis om zijn klok te halen. Maar wat
bleek? Alleen de jaar in jaar uit opgewonden klokken
waren nog te repareren. De andere waren een en al
roest.
> In Israel is het vieren van defeestdagen en de daarbij horendevreugde een gebod. Dat klinkt onsparadoxaal in de oren. Hoe kun jevreugde nu gebieden? <
KWADRANT 2016 2. p.8
Dankjewel
Als een ouder met een kind een slagerij bezoekt dan
kan het volgende voorkomen: de bestelde producten
worden overhandigd en tenslotte vraagt de slager het
kind of het een stukje worst wil. Soms hebben
kinderen hun handje ook al vooruitgestoken als de
slager het nog niet gevraagd heeft. De slager
overhandigt het stukje worst (nadat het velletje eraf
gehaald is). In veel gevallen is het nodig dat
(meestal) de moeder zegt: 'Wat zeg je dan?' Dan moet
het kind de slager bedanken. Blijkbaar moet je
dankbaarheid aanleren, hetgeen uiteindelijk ook kan
leiden tot een automatisme zonder dat er sprake is
van een gemeend bedanken. Dan is het meer een
kunstje. Dankbaarheid kan in verschillende maten
van intensiteit geuit worden, variërend van een
danken omdat het hoort, tot dankbaarheid voor een
groot geschenk. Dan denk ik niet aan een materieel
geschenk, maar dankbaarheid voor hetgeen ons
toevalt in de vorm van het geloof.
Wat zeg je dan?
Luc Koning
Naar aanleiding van dit verhaaltje zei ds. Willem
Barnard dat nood niet leert bidden maar vloeken!
Alleen wie het bidden geoefend heeft zal er ook in
tijden van nood toe in staat zijn.
Gaat dat ook voor dankbaarheid op? Kun je door
oefening je zegeningen leren tellen en een
dankbaar mens worden? Is evenals voor bidden ook
voor dankbaarheid de bijeenkomst van de
gemeente een goede oefenschool? Liturgie en
bijbels geloof bestaan immers bij gratie van /
dankzij(!) het dankbaar gedenken. Dat gedenken is
geen nostalgie maar een poging om jezelf in te
voegen in de gemeenschap van wie in zijn spoor
willen gaan. Evenals 'gedenk de armen' iets anders
betekent dan je herinneren dat er ooit armen
waren, zo betekent Christus gedenken proberen
hem in ons leven en samenleven gestalte te geven.
Dat doen wij in een gemeente die dankbaar en
volhardend de draad van zijn levensverhaal
probeert op te nemen door zijn gedachtenis te
vieren .... totdat hij komt. Daarin mogen delen
kan je, ook wanneer de feiten er weinig aanleiding
toe lijken te geven, tot een dankbaar mens
maken. De duitse filosoof Heidegger sprak graag
van ‘andenkend Denken’, een denken dat
aandacht geeft, dat wacht, luistert en open staat
voor wat zich aandient.
KWADRANT 2016 2. p.9
Samenvatting
In dit artikel wil ik een poging wagen de meest
essentiële en gemeende vorm van danken uit te
werken. Het grootste geschenk dat wij ontvangen,
is immers het geschenk van het geloof. De visie die
je daarop hebt, heeft te maken met het gods‐
beeld. Daarnaast is het de vraag wat je dan precies
krijgt. Wat houdt dat geschenk in? Kinderen wordt
geleerd om de slager niet om een stukje worst te
vragen. Ik zal ook aangeven dat wij wel om dat
geschenk mogen vragen. Daarbij zal ik de
invalshoek kiezen van het woord erbarmen.
Het geschenk van het geloof
Binnen veel geloofsgemeenschappen is het de
gewoonte een dankdag voor gewas en arbeid te
hebben. Remonstranten doen niet aan die gewoonte
mee. Het idee van een speciale dankdag is zo gek
nog niet. Ik zou een dankdag willen hebben voor het
geloof. Achter de dankdag voor gewas en arbeid zit
het godsbeeld van de God die ervoor zorgt dat we
te eten hebben en dat we werk hebben. Met die
visie loop je vast als je mensen tegenkomt die niet
te eten hebben en werkloos zijn. Moeten die
mensen dan hun ondankbaarheid tegenover God
uitspreken op zo’n dag? Als iemand ziek is richten
mensen zich tot God in hun gebed en als de zieke
weer beter is, wordt God gedankt. Dan ga je uit van
het godsbeeld dat God de mens van een fysieke
ziekte geneest en daar moet dan voor danken. Het
probleem is ook hier wat je moet doen als de zieke
niet beter wordt. Er zijn ook mensen die zeggen dat
alles toeval is en dat God geen enkele rol speelt.
We doen alles zelf. God staat erbij en kijkt ernaar.
Mij lijkt het beter de heilloze weg van dit type
godsbeelden te verlaten en er maar vanuit te gaan
dat de verbeelding hier te kort schiet. Althans mijn
verbeelding schiet te kort. Ik heb meer aan het
uitgangspunt dat het beter is om te kijken wat God
met je doet. Dat laatste betekent dat God het laat
gebeuren.
Dat gaat nog wel iets verder dat wat Klaas Hendrikse
zegt, nl. dat God niets meer is dan dat gebeuren. Het
gaat mij niet zozeer om het godsbeeld van de
veroorzaker van die ervaringen, maar het godsbeeld
in het effect. De Eeuwige raakt je aan en doet wat
met je. Ook mensen die het godsbeeld op denken te
kunnen maken uit de manier waarop de God van de
Bijbel tot ons komt en de enkele keren dat God
sprekend wordt ingevoerd of opgevoerd, moeten zich
realiseren dat het gaat om het godsbeeld zoals door
mensen beleefd en geuit. Het geloof kan twee dingen
met je doen, nl. je diepe religieuze ervaringen laten
opdoen waarvoor je geen verklaringen hebt. Het
geeft je het gevoel dat je deel uitmaakt van iets
groots dat niet is voor te stellen en je (verstand) te
boven gaat.
Religieuze ervaringen kunnen ook bestaan uit het
gevoel dat je contact hebt met iets dat anders is dan
de gewone werkelijkheid (das ganz Andere). Het kan
om het ervaren van de kracht van God gaan. Zonder
dat soort ervaringen is volgens mij geloven weinig
meer dan het instemmen met bepaalde opvattingen.
Het hoeft daarbij niet uitsluitend te gaan om heel
heftige en bijzondere ervaringen, maar ook
alledaagse ervaringen kunnen je het gevoel geven dat
je een band met God hebt.
Het geschenk van het geloof zit dus volgens mij niet
in het beeld van God voordat er iets gebeurt, maar in
wat God doet. God maakt iets los bij ons/bij mij. Als
God wat los maakt dan zit er blijkbaar iets vast bij
ons. Laat ik het bij mezelf houden. Wat je vast maakt
en tevens onvrij doet zijn is zelfingenomenheid,
vooringenomenheid, egocentrisme, ongeduld en zo
kan ik nog wel even doorgaan. Naast die ervaringen
dat je ergens bijhoort, kan het geloof dus een
sturende kracht zijn. Het kan je in een richting
sturen. Dat betekent niet dat van elke concrete
situatie duidelijk is wat je moet doen. Wel kan het zo
zijn dat je voelt welke kant het uit moet gaan.
> We doen alles zelf. God staat erbij enkijkt ernaar. Mij lijkt het beter deheilloze weg van dit type godsbeelden teverlaten en er maar vanuit te gaan dat deverbeelding hier te kort schiet <
KWADRANT 2016 2. p.10
Dat is de zachte kant van de vriendelijkheid, de
medemenselijkheid, het ruimte geven aan
anderen, je openstellen, de bescheidenheid, het
echt vrij naar de dingen kijken zonder voor‐
ingenomenheid, de barmhartigheid, de zorg, etc.
Het effect van de historisch‐kritische benadering
van de bijbel kan zijn dat men die helemaal
terugbrengt naar een verzameling verhalen die
men ook makkelijk in zou kunnen ruilen voor
geschriften uit andere godsdiensten. De hoop die
je mag hebben is dat het geraakt zijn van jezelf
van hetzelfde type is als het geraakt zijn van de
bijbelschrijvers. Vaak, maar niet altijd, kunnen we
ervaren dat de geest die vanuit de bijbel werkt
dezelfde geest is als die in ons werkt. Je merkt dat
er sprake is van een op dezelfde golflengte of
frequentie zitten. Je voelt dan dat je mee‐
resoneert met de klank van het verhaal. De echte
vrijheid in de vorm van het achterwege blijven van
vooringenomenheid zien we bij de barmhartige
Samaritaan. En diezelfde vrijheid (het los van wat
er gebeurd is staan) zien we bij de vader van de
verloren zoon. In die verhalen klinkt door wat we
ook zelf horen als we aangeraakt worden.
Volgens Foeke Knoppers in zijn boekje over de geest is
het wel zo dat we moeten volharden. Daarmee bedoelt
hij o.a. dat we het geloof wel moeten blijven voeden.
We kunnen ook wel weer makkelijk buiten het pad
terecht komen. In dat verband wordt ook vaak de
kerkelijke gemeente genoemd als plaats waar je dat
kunt oefenen. We spreken ook wel over een
godsdienstoefening.
Voor mij is het woord dankbaarheid dan ook het meest
van toepassing als het over het geschenk van het geloof
gaat. In onze geloofsbelijdenis van 2006 staat dat we
verwonderd zijn over wat ons toevalt. Ik begrijp wel
dat dat met de opbouw van de geloofsbelijdenis te
maken heeft. Toch heeft het woord verwonderd iets
ongerichts. Het kan alle kanten op gaan. Wat mij
betreft mag het woord verwonderd vervangen worden
door dankbaarheid dat gericht is en in zich de relatie
met de schenker heeft.
Erbarmen
Wat het kind bij de slager niet mag doen, nl. vragen om
een stukje worst, dat mogen wij wel doen. Het
geschenk van het geloof houdt ook in dat je in elk geval
mag vragen om erbarmen.
KWADRANT 2016 2. p.11
De thema's van Kwadrant sluiten aan op het jaar‐
programma van de remonstranten. Dit nummer is
anders: we bedenken zelf een thema. Iemand noemt
het afscheidscollege van hoogleraar Paul van
Tongeren over het onderwerp 'Dankbaarheid'.
Gevoelsmatig roept het onderwerp bij mij enige
afkeer op. Ik pleit voorzichtig voor het verwante
begrip genade maar ik krijg geen voet aan de grond.
Genade wordt gezien als lastig begrip, maar is dat wel
zo?
Henk van Waveren verwijst in zijn artikel in deze
Kwadrant naar de rede van Paul van Tongeren.
Dankbaar zijn is danken voor iets dat je hebt
gekregen, iets wat je goed doet of wat je graag hebt.
Zo sprak Henk in een mailtje na afloop van de
redactievergadering zijn dank uit voor de Boekelose
broodjes. Het gaat hier om bedanken met de
wederkerigheid van geven en ontvangen.
Kunnen we ook dankbaar zijn voor een gelukkig
toeval, een geslaagde loopbaan, de genoten ge‐
zondheid, de band met vrienden of het overleven van
een zwaar auto ongeluk? Ger Groot ‐ die dit laatste
meemaakte ‐ noemt deze gebeurtenissen 'rare van‐
zelfsprekendheden die geen dankbaarheid behoeven'.
Tegelijkertijd vraagt hij zich af of hij met on‐
dankbaarheid zijn eigen bestaan niet te kort doet. Zo
eenvoudig is het begrip dankbaarheid dus niet of om
met Van Tongeren te spreken: 'Dankbaarheid brengt
ons in de problemen als we dankbaarheid voelen voor
zaken die we niet van iemand gekregen hebben en
waarvoor we dus niet iemand dank verschuldigd zijn'.
Vroeger was het gemakkelijker. We geloofden in een
persoonlijke God en dit geloof maakte dat wij voor
zoveel van wat er in ons leven gebeurde dankbaar
konden zijn. Het was een niet‐problematische
dankbaarheid. Ik ben grootgebracht in die tijd van het
geloof in een persoonlijke God.
Vonkeman schrijft in Zinweb van februari 2012 dat
het bij erbarmen gaat om ruimte te maken voor iets
of iemand anders dan jezelf. Het Hebreeuwse en
Arabische woord voor barmhartigheid is verwant aan
het woord voor ‘baarmoeder’. Een moeder maakt in
haar eigen lijf ruimte voor een ander leven dan dat
van haarzelf. Bij God gaat het volgens mij bij
erbarmen om het ruimte en tijd maken voor ons. Dat
betekent dat de dankbaarheid voor het geschenk van
het geloof niet alleen te maken heeft met wat er
gebeurt met ons als we aangeraakt worden, maar het
heeft er ook te maken met dat je God aan kunt
roepen en om erbarmen kunt vragen. Je mag in de
woorden van psalm 139 vragen of God je achter en
voor omringt en de hand op je legt. Ik weet van veel
mensen dat ze dat o.a. in heftige levenssituaties en
bij worstelingen ook gemerkt hebben. Veel mensen
ervaren die nabijheid ook wel tijdens de gewone
alledaagse bezigheden.
Nog een geschenk
Naast de dankbaarheid voor de geschenken zoals in
het voorafgaande is aangegeven, is er het geschenk
van de muziek. In Matthäuspassion is het Erbarme
dich (soms wel vrij vertaald met: omarm me) een
indrukwekkend hoogtepunt. In de liederen die wij in
de samenkomsten zingen, komt al het voorafgaande
samen. We kunnen in liederen (en gedichten) immers
het geschenk van het geloof uitdrukken en ervaren
en we hebben de mogelijkheid om erbarmen te
vragen. Bovendien kunnen we de dankbaarheid
uiten. De populaire groep ABBA zong in 1977 al:
'Thank you for the music, for giving it to me'. Ik heb
zelf ook het gevoel dat naast het geloof ook de taal
van de muziek een geschenk van God is. Er is dus
veel om dankbaar voor te zijn. En wat zeg je dan?
De eenvoud van genadeen de complexiteit vandankbaarheid
Cor Langen
KWADRANT 2016 2.p.12
Tijdens de jeugdkampen van het Christelijk Jongeren
Verbond (CJV) zongen wij luidkeels:
'Dank U voor deze nieuwe morgen,
dank U voor deze nieuwe dag.
Dank U dat ik met al mijn zorgen
bij U komen mag'
En dan volgden er nog vijf coupletten.
Henk (cultiveren van de dankbaarheid) en Luc (dank‐
baarheid aanleren) zouden ons met genoegen in het
Verbond zo bezig zien. Wij oefenden de deugd van de
dankbaarheid. We leerden blij en gelukkig te zijn met
alles wat wij mochten ontvangen. Ik had geleerd mijn
zegeningen te tellen maar tegelijkertijd buiten het
kamp, in de wereld van mijn werk maar ook privé, werd
ik geconfronteerd met een andere werkelijkheid. Ik
ontmoette mensen die geen enkele reden hadden om
dankbaar te zijn. Ik denk aan de ervaring van de West‐
Afrikaanse Khady die vanwege de liefde naar Nederland
kwam:
Aanvankelijk ging het goed met hem. Het kwam tot een
huwelijk, hij kreeg een verblijfsvergunning en vond
werk als stratenmaker.
Natuurlijk was hij blij op het moment dat het
allemaal goed ging. Waar het precies mis ging weet
hij niet. Hij ging ‘door zijn rug’ op zijn werk, hij
bleef maar moeite houden met de lastige Ne‐
derlandse taal, er kwamen steeds meer spanningen
in de relatie, er volgde een echtscheiding, hij ging
op zichzelf wonen maar kon de huur niet meer
betalen, werd uit huis gezet, ging met verkeerde
vrienden om en de omgangsregeling met zijn zoon
liep mis. Zijn mooie verwachtingen bij aankomst in
Nederland zijn gefrustreerd en toch is terug gaan
naar Afrika geen optie. Ze lachen hem uit wanneer
hij er terug zou komen.
Ik weet niet of Khady ooit geleerd heeft dank‐
baarheid als een gemoedstoestand te oefenen. Ik
weet zeker dat een gesprek over dankbaarheid als
'een goed bedoelde opmontering' hier niet op zijn
plaats is. Mooie morele opvattingen worden al gauw
problematisch bij iemand die zich in een uitzicht‐
loze situatie bevindt.
Terug naar Van Tongeren. Hij vraagt zich af of wij
ervaringen van dankbaarheid kunnen uitdrukken
zonder een beroep te doen op een theologie die we
niet gemakkelijk herkennen. Het gaat over de
dankbaarheid die niet verwijst naar de weder‐
kerigheid van de dank waarmee wij een geschenk
aanvaarden. Vervolgens spreekt hij over de kunst
van het ontvangen. Dat spreekt mij aan.
De kunst van het ontvangen stond centraal in het
verhaal van André van der Braak in Kwadrant nr 4
(2014). Hij vertelt over zin geven en zin ontvangen.
Zin geven lijkt soms voort te komen uit de hoog‐
moed van degene die denkt het fundament van zijn
eigen leven te kunnen zijn of zoals Van de Braak
zegt: 'alsof je zelf achter het stuur zit en je eigen
zin gaat vaststellen, als heer en meester je eigen
zin bedenkt'.
De eenvoud van genadeen de complexiteit vandankbaarheid
Cor Langen
CJV Het Anker
> Mooie morele opvattingen wordenal gauw problematisch bij iemand diezich in een uitzichtloze situatiebevindt <
KWADRANT 2016 2.p.13
Het begrip zingeving past bij onze westerse,
maakbare samenleving met individualisering en
autonomie. 'Zin is iets dat je ontvangt. Hij (André)
noemt het genade (..)'.
Cornelis Verhoeven (Inleiding tot de verwondering,
1967) wijst op het belang van het Griekse woord
charis. Charis is bevalligheid, gunst en dank. Gunst
is het restloos gunnen zonder jaloezie of verplichting
tot tegenprestatie. Dank is de weerkaatsing van de
glans van het als gunst geschonkene. Dankbaarheid
kan ontstaan omdat zij niet onder druk wordt gezet
maar haar eigen ruimte krijgt. Charis is het Latijnse
gratia in de betekenis van 'genade'. Misschien is dit
wel de dankbaarheid die Van Tongeren zocht.
Dankbaarheid en genade zijn beide te zien als
christelijke begrippen. Dankbaarheid associeer ik
met de protestantse W.G. van der Hulst, met de
afbeelding van het jongetje dat gebogen op z'n
knietjes voor zijn bed ligt. Genade vraagt om een
meer actieve, staande houding met open handen
zoals bij de ontvangst van de eucharistie, een vrije
genadegave. We kunnen de genade niet verdienen.
Ik kan om genade vragen die mij vervolgens
geschonken kan worden als een gunst.
Genade is voor remonstranten van oudsher een
belangrijk begrip. Marius van Leeuwen zei het
volgende over het aanbod van genade op een
Beraadsdag in 2010: 'Het gáát hier over nogal iets.
Arminius stelde dat God diegenen tot het heil heeft
bestemd die zich bekeren, en daarna niet meer
terugvallen. Daar zit een moment van menselijke
vrijheid, van bekering in. Arminius zei evenals
Gomarus: Het is allemaal genade. Maar de mens
moet wel ja zeggen tegen het aanbod van genade.'
De remonstrantse E.H. Cossee schrijft: Genade
'heeft voor mij te maken met onverdiende
vergeving,
de mogelijkheid van een nieuw begin, de mateloze
lankmoedigheid van een goddelijk geduld, dat het
telkens met mij uithoudt en het telkens weer met
mij probeert'. Bij genade gaat het dus niet om een
verdienste. Genade valt je spontaan toe, het is een
niet verdiende Goddelijke gunst, een niet verdiende
weldaad. Genade wordt ten onrechte gezien als een
complex begrip. De schrijvers van de Bijbel in
Gewone Taal (BGT) hebben het woord al
afgeschreven en vervangen door 'goedheid' of 'goed
zijn'. Zo gooi je het kind met het badwater weg.
Levenservaring maakt dat ik niets meer kan met het
door het geloof in een persoonlijke God gegeven
eenvoudige begrip dankbaarheid. Zonder een beroep
op de theologie zijn er denk ik weinigen 'die in de
meest ellendige omstandigheden hun leven toch
ervaren als een geschenk waarvoor ze dankbaar zijn'
(p.6). Waar de wederkerigheid ontbreekt bij het
geven en ontvangen wordt dankbaarheid een
problematisch begrip. Khady kan ik niet helpen met
de deugd van de dankbaarheid. Misschien kan ik hem
helpen open te blijven staan voor onverwachte
wendingen, zich niet van de wereld af te sluiten om
zo misschien ooit de gunst van de genade te kunnen
ervaren. Dat kan alleen met ruimte geven, zonder
dwang of moraliteit. Voor mij is genade iets
waarvoor ik alleen maar hoef open te staan, waarbij
ik de kunst van het ontvangen moet leren
ontwikkelen. Zo eenvoudig is het.
> Het is allemaal genade. Maarde mens moet wel ja zeggentegen het aanbod van genade <
KWADRANT 2016 2. p.14
Zin of onzin:Wat vindt u?Reacties naar de redactie: kwdr@xs4all.nlof Kwadrantredactie:De Koperwiek 54, 7609 GS, Almelo
Zinprikker
Veel mensen vonden Kerstmis en Pasen beter te
begrijpen dan Pinksteren.
Zinprikker niet. Wie niks met beeldspraak heeft
komt behoorlijk in de problemen
met de maagdelijke geboorte en een miraculeuze
opstanding. Maar wie ooit een tik
heeft gehad van de Pinkstergeest, die ook Jezus
bezielde om tegen de stroom op te roeien,
die zal voorgoed zijn aangetast door een
onuitroeibaar en ook wel riskant verlangen om in de
voorste linies van de Geest aanwezig te zijn, daar
waar zij bezig is het aanschijn der wereld
te vernieuwen. Daar is niets miraculeus aan.
Daarmee is het nog niet gemakkelijk. Want het
vraagt wel een en ander om je aan die Geest
gewonnen te geven.
Maar als je die tik ooit gehad hebt zul je nooit meer
écht gelukkig zijn wanneer je je als een dooie vis
met de stroom laat meedrijven. Het beloofde land
ligt stroomopwaarts en als je voelen wilt dat je
leeft zul je voorgoed het gezelschap zoeken van
mensen die daarheen op weg zijn. Kom en volg mij.
Zo’n gezelschap, zo’n alliantie voor vrede en recht
.... is de gemeente. Zelfs als haar dat niet is aan te
zien, als dat Pinkstervuur in alle opzichten gedoofd
lijkt, draagt ze het met zich mee als een
onderaardse en onderhuidse veenbrand, die altijd
weer, soms zelfs op heel ongelegen momenten, de
kop opsteekt.
Zomerontmoetingen
Dinsdag 5 juli, 10.30 uur, Remonstrantsekerk, Woltersweg 11, HengeloDs. Johan Goud: Tuinen bij Rutger Kopland
Vanouds hebben mensen verlangd naar plaatsen van
onverstoorde schoonheid en rust, een Arcadia, een
tuin van het geluk, een lusthof van bloemen en liefde.
Daarom vertelden ze verhalen over het paradijs en
creëerden ze tuinen die daaraan herinnerden. En
vanouds hebben ze ook het gevoel gehad dat die
tuinen misschien wel onbereikbaar waren geworden. In
de poëzie van de in Goor geboren grote dichter Rutger
Kopland (1934‐2012) komen tuinen vaak en op allerlei
manieren ter sprake. Als plaatsen van vertrouwdheid,
‘te mooi om waar te zijn’, maar ook als plaatsen van
het besef ‘daar is het dus / dat alles is wat wij niet
zijn / een appelboom gras een paar merels’. We gaan
op zoek naar Koplands spiritualiteit van de tuin, lezen
zijn gedichten en wandelen rond in de mooie tuin van
Ria en Nelson Spruit.
Dinsdag 19 juli, 10.30 uur, Remonstrantsekerk, Woltersweg 11, HengeloDennis Vallenduuk: Religieuze muziek inhapklare brokken
Muziek kan je in vervoering brengen, ontroeren,
toegang geven tot het transcendente. Maar hoe werkt
dat? Zijn het de kwaliteiten van de muziek zelf, of
spelen sociale of culturele factoren ook een rol?
Kerkmusici van grote naam en faam werden (en
worden) vaak niet begrepen. De muziek van Johann
Sebastian Bach werd door de kerkgangers en door zijn
werkgevers vaak als ondoorzichtig en ingewikkeld
ervaren. De diepreligieuze Olivier Messiaen riep een
klankwereld op waarmee slechts weinigen zich konden
verenigen; het parochiebestuur van de Parijse Trinité
heeft Messiaen steeds verboden zijn eigen werken in
de liturgie te spelen. Voor wat lichtere kost is meer
publiek te vinden, maar door professionele kerkmusici
wordt dat soort muziek vaak weggezet als ‘hapklare
brokken’ die onmogelijk kunnen worden aangewend
voor de dienst aan de Allerhoogste.
KWADRANT 2016 2. p.15
De vergelijking tussen een Michelin‐sterrenrestaurant
en de McDonald’s dringt zich op: dat de kwaliteit van
de eerstgenoemde hoger is, willen de meeste mensen
wel aannemen, maar patat en hamburgers eet je
veel makkelijker en sneller (en zijn eigenlijk
lekkerder). Tussen de diverse stijlen kerk‐ en/of
religieuze muziek is een kloof ontstaan, die maar
moeilijk te overbruggen lijkt. Het is de vraag of daar
iets aan te doen is, maar tegelijk ook of je daar iets
aan zou moeten willen doen.
Dennis Vallenduuk neemt ons, aan de hand van vele
muziekvoorbeelden, mee op een zoektocht. Of die
tocht een doel heeft is niet duidelijk, maar soms is
de tocht zelf nog interessanter dan de uiteindelijke
bestemming.
Dinsdag 2 augustus, 10.30 uur,Remonstrantse kerk, Woltersweg 11,HengeloCor Langen: Jazz en religieKerkmuziek of duivelse negermuziek?
Jazz is opzwepende muziek die de zinnen prikkelt.
Ouders of de ouderen van na de oorlog moesten er
niets van hebben. Velen herkenden duivelse
invloeden in dit dubieuze negerproduct dat jongeren
dreigde te verleiden tot een hedonistische,
onverantwoordelijke levensstijl. De jazz was soms
aanleiding tot morele paniek, vergelijkbaar met
latere onrust rond de rock & roll, The Rolling Stones,
de gangsterrap of de seksvideo’s op MTV. Jongeren
verschenen in 'bonte hemden' en 'afgedragen jassen',
ze floten en klapten en af en toe werd er zelfs een
colaflesje vertrapt. Er werd gesproken over 'de
verwilderde jeugd'. De verzuilde jeugdbeweging
moest de jongeren weer in het gareel krijgen met de
hoge cultuur van Beethoven en Bach maar ook met
de ‘gezonde’ Nederlandse muziek, bijvoorbeeld de
volksliederen uit de bundel Jan Pierewiet.
Deze zomerontmoeting wordt er verteld over de
oorsprong van de jazz. U hoort muzikale voorbeelden
van spirituele jazzmuziek. Natuurlijk zijn er ook
videobeelden van opzwepende trommels en
dansende zwarte mensen. Laat u verrassen door
beelden van Saint John Coltrane in een kerk te San
Francisco. U overleeft het wel.
Dinsdag 16 augustus, 10.30 uur,Remonstrantse kerk, Woltersweg 11,HengeloLiesbeth de Jong: Prangende vragen overvluchtelingen.Hoe kunnen zij beter wordengeintegreerd in de Twentse samenleving?
De komst van grote aantallen vluchtelingen maakt
heftige gevoelens en reacties in ons wakker.
Mededogen en gastvrijheid, maar ook angst en
afwijzing. Wij vragen ons af of de Nederlandse
samenleving voldoende veerkrachtig is om mensen
met een andere culturele achtergrond zonder grote
conflicten op te nemen. En op welke wijze kan de
integratie van vluchtelingen worden bevorderd? Wat
kunnen de overheid, de kerken en de vluchtelingen
zelf daarvoor doen?
Tijdens de vierde en laatste zomerontmoeting willen
wij nader ingaan op deze vragen. Wij beginnen bij
het integratiebeleid van de gemeente Hengelo.
Beleidsambtenaar Liesbeth de Jong is bereid
gevonden met ons in gesprek te gaan over de visie
van de gemeente en de maatregelen die de
gemeente neemt om vluchtelingen te integreren.
Geheel in de informele stijl van de
zomerontmoetingen zullen wij primair ideeën
uitwisselen over dit thema.
De ontmoeting begint met een kort interview van
Liesbeth de Jong. Bärbel Dorbeck‐Jung zal haar
enkele vragen stellen over integratiebeleid en
praktijk. Hoe kan de angst voor vluchtelingen
worden overwonnen? Tijdens en na het interview is
er ruimte voor opmerkingen en vragen.
Liesbeth de Jong heeft 25 jaar voor de
gemeentelijke overheid in diverse beleidsfuncties
gewerkt (onderwijs, volwasseneneducatie en de
aansluiting van het onderwijs van kwetsbare
jongeren op de arbeidsmarkt). Sinds half april 2016
is zij coördinator voor de maatschappelijke
integratie van de asielzoekers in Hengelo.
KerkgebouwAdres: Woltersweg 11, 7552 DA Hengelo
PredikantInterim predikant prof. dr. Johan F. GoudPomonaplein 24, 2546 XP Den Haag070 ‐ 325 99 46 of 06 30 11 57 00Bij voorkeur maandag t/m woensdag tussen 17.00en 18.00 uure‐mail: jgoud@kpnmail.nl
VoorzitterMw. A.E. Fockema AndreaeTel.: 074 2508842e‐mail: elisabijns@kpnmail.nl
SecretarisMw. J.N.J. Mulderp/a Woltersweg 11, 7552 DA Hengelotel. 053 4356022; 06 20038222e‐mail: cobimulder3@gmail.com
PenningmeesterDhr. G. Huizingap/a Woltersweg 11, 7552 DA Hengelotel. 074 291 13 95e‐mail: germ.huizinga@home.nl
KWADRANT 2016 2. p.16
Wie zijn wij?
Remonstranten vormen een geloofs‐genootschap van mensen die zich aangesprokenvoelen door een geest van openheid,vrijmoedigheid en verdraag‐zaamheid die:
‐ ruimte biedt voor de ontwikkeling vande eigen spiritualiteit
‐ een stimulans wil zijn om de eigenervaringen met anderen te delenen vragen van geloof en samenlevingmet elkaar te bespreken
‐ het van belang vindt dat men omzietnaar elkaar.
Zoals wij in onze beginselverklaring uitspreken,willen wij God eren en dienen en is onzegeloofsgemeenschap geworteld in het evangelievan Jezus Christus. Wij kennen geen bindendegeloofsbelijdenis.
Onze traditie kenmerkt zich door het verlangen incontact te blijven met de ontwikkelingen op hetgebied van wetenschap en cultuur. De Remon‐strantse Gemeente Twente is één van de 46remonstrantse gemeenten in Nederland.
Iedereen welkom
Wij zien u graag bij onze kerkdiensten, lezingen,cursussen en andere activiteiten
top related