aanpak om voorwaarden voor samenwerking te bespreken
Post on 11-Jan-2017
216 Views
Preview:
TRANSCRIPT
1
Projectrapportage Participatie als partnerschap
Krachtig Cliëntenperspectief in het NPO
Augustus 2012 Auteurs: dr. E. Jansen (HAN) drs. N. Wilbrink (CSO) drs. M. De Wit (Stichting Tools) drs. V. Baur (VUmc)
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding 3
2. Methode 5
2.1 Aanpak 5
2.2 Partnerschapsmodel en partnerschapscan 6
2.2 Dialoogbijeenkomsten 8
2.3 Lokale workshops 9
3. Resultaten 10
3.1 Opbrengsten: naar een gezamenlijke visie op partnerschap 10
3.2 Proces 14
3.3 Methodiek 16
4. Conclusie en discussie 19
5. Aanbevelingen 21
6. Referenties 22
Bijlage 1. Partnerschapsmodel 23
Bijlage 2. Partnerschapsscan 25
Bijlage 3. Partnerschapsmodel: resultaten van de heterogene bijeenkomst 259
3
1. Inleiding Het project “Krachtig Cliëntenperspectief in het NPO” is een initiatief van CSO, de
koepel van ouderenorganisaties en ondersteunt ouderen en mantelzorgers in de acht
onderzoeksnetwerken van het Nationaal Programma Ouderenzorg. In deze netwerken
wordt gewerkt aan de verbetering van de zorg voor (kwetsbare) ouderen.
In het voorgaande projectjaar Krachtig Cliëntenperspectief is gewerkt met ouderen uit
de NPO-netwerken als een zogeheten lerende gemeenschap (Baur, Abma & Jansen,
2011). Daarin is kennis en ervaring uitgewisseld over de uiteenlopende werkwijzen
voor ouderenparticipatie met als doel versterking van de positie van ouderen in de
netwerken. Een belangrijk inzicht uit dat projectjaar was dat de borging van
ouderenparticipatie niet alleen de inzet van ouderen en ouderenvertegenwoordigers
vergt, maar dat een passende houding, vaardigheden en communicatiestijl en inzet
van de betrokken professionals daar minstens zo belangrijk voor zijn. Het onderling
leren van de ouderen in de lerende gemeenschap zou daartoe moeten worden verbreed
naar professionals, bij wie ook behoefte aan (praktische en theoretische) kennis over
participatie aanwezig is. Daarnaast is draagvlak van alle betrokkenen een
noodzakelijke voorwaarde om de gekozen oplossingen in de praktijken van de
netwerken te kunnen implementeren en te borgen. De aanbeveling was daarom om
naast het leren in de eigen kring van ouderenvertegenwoordigers en van professionals
te streven naar een heterogeen leerproces waarbij beide groepen gezamenlijk en in
dialoog tot een gedeelde agenda voor actie komen. Kortom: het is niet alleen nodig
om de stem van ouderen te laten horen, maar ook dat die stem met andere stemmen in
dialoog is om zo samen vast te stellen wat het belang van de goede zaak is en welke
maatregelen daarvoor noodzakelijk zijn.
In dit document wordt verslag gedaan van een deel van de activiteiten in het kader
van het project “Krachtig Cliëntenperspectief in het NPO”, jaar 3, namelijk het
gezamenlijk creëren van een beeld van een ideale vorm van samenwerking tussen
ouderen en onderzoekers in het onderzoek binnen de NPO-netwerken. Participatie
wordt hierin opgevat als partnerschap, waarbij ouderen(-vertegenwoordigers) en
professionals (netwerkcoördinatoren, onderzoekers en ondersteuners) vanuit een
4
gelijkwaardige positie in gesprek zijn met elkaar. Dit werd vormgegeven in drie
dialoogbijeenkomsten over partnerschap:
een bijeenkomst met ouderen uit de verschillende netwerken
een bijeenkomst met netwerkcoördinatoren enZorgbelang medewerkers
een bijeenkomst met deze twee groepen samen.
Hierop volgde een serie workshops voor de ouderendelegaties en de
netwerkcoördinator per netwerk waarin telkens de toepassing van de ideeën over
partnerschap in het eigen lokale netwerk centraal stond. De dialoogbijeenkomsten
liepen van september tot december 2011 en de netwerkspecifieke workshops zijn
uitgevoerd van januari tot juni 2012.
De opbrengsten van dit traject bestaan uit:
Een door ouderen(-vertegenwoordigers) en netwerkcoördinatoren gezamenlijk
opgesteld ideale voorstelling van samenwerking tussen ouderen ,
onderzoekers en professionals in de netwerken,
Inzichten ten aanzien van het proces om daartoe te komen,
Inventarisaties van de stand van zaken in een aantal netwerken,
Een landelijke en lokale dialoog over hoe participatie van ouderen in het NPO
zou moeten worden vorm gegeven.
5
2. Methode 2.1 Aanpak
Er is gewerkt volgens de principes van de “dialoog-methode” (Abma & Broerse,
2010). In deze methode gaan betrokkenen eerst binnen de eigen groep in gesprek om
tot een gezamenlijk opvatting op samenwerking te komen (de zogeheten “enclave
deliberation”), alvorens met andere partijen in gesprek te gaan. Enclave deliberation
zorgt ervoor dat ze in een veilige setting onder gelijken hun gedachten kunnen
uitspreken (Karpowitz, Raphael & Hammond, 2009). In het project is enclave
deliberation ingezet in zowel de groep ouderen als de groep
netwerkvertegenwoordigers, om zo beide groepen eerst in eigen kring na te laten
denken over hoe een goede wederzijdse samenwerking eruit zou moeten zien (twee
homogene groepsbijeenkomsten). Daarna werd in een heterogene groepsbijeenkomst
een gezamenlijke conceptie van de samenwerking tussen ouderen en professionals
ontwikkeld.
Om bovenstaande methode toe te passen is een traject ontworpen bestaande uit vier
stappen:
1. Het ontwikkelen van het partnerschapsmodel als werkmateriaal voor de
dialoog;
2. Uitvoering van dialoogbijeenkomsten met deze instrumenten om tot een
conceptualisering van partnerschap te komen;
3. Het vertalen van de resultaten van de dialoogbijeenkomsten naar een
patrnerschapsscan.
4. Uitvoering van lokale workshops om in het kader van de partnerschapsscan in
gesprek te gaan over de kwaliteit van de samenwerking binnen het eigen
netwerk.
Deze stappen waren gericht op het faciliteren van een betekenisvolle reflectie op de
bestaande samenwerkingsrelaties tussen professionals en ouderen.
Met bovenstaande stappen wordt door de direct betrokkenen zelf toegewerkt naar
meer kennis en inzicht over hoe de samenwerking en ouderenparticipatie idealiter is
te organiseren in de lokale netwerken. Tevens wordt door dit proces op zichzelf al aan
partnerschap tussen betrokkenen gewerkt omdat zij door hun handelen ten opzichte
6
van elkaar tot een gezamenlijke, nieuwe visie komen. Zo wordt in overeenstemming
met de huidige fase van het NPO gewerkt aan het borgen van de participatie. Het
partnerschapsmodel geeft een beeld van de ideale samenwerking (door direct
betrokkenen zelf geformuleerd). Deze wordt dan als spiegel tegen de huidige situatie
in de netwerken gehouden, zoals in kaart gebracht wordt met de scan. In Figuur 2.1
wordt dit schematisch weergegeven.
Visie Stand van zakenPartnerschap en
NPO netwerk versterken
Partnerschapsscan
Partnerschapsmodel
Figuur 2.1. Conceptueel model van het project Participatie als partnerschap. Met het partnerschapsmodel wordt gewerkt aan een gezamenlijke visie op partnerschap in het NPO. De partnerschapscan geeft per netwerk een indruk van de stand van zaken. Beide vormen input voor het versterken van partnerschap in de netwerken en het daarmee versterken van de netwerken zelf.
2.2 Partnerschapsmodel en partnerschapscan
Aan de hand van een literatuurstudie is een model geconstrueerd, dat kon dienen als
praktisch instrument om de dialoog over participatie en samenwerking tussen ouderen
en netwerkvertegenwoordigers te faciliteren. Daartoe is met name gebruik gemaakt
van een publicatie van Hook (2006) die op grond van een systematisch review van
literatuur over de samenwerking tussen patiënten en staf in een klinische setting tot
een overzicht is gekomen van een aantal procesmatige en structurele factoren die een
essentiële rol spelen in de vormgeving van succesvolle patiëntenparticipatie. Dit
7
overzicht is voor het huidige project omgewerkt naar een stroomschema (zie Figuur
2.2) dat de vorm heeft van een invulformulier. De kerncomponenten van het schema
zijn: waarden, relaties, handelen en condities. Daarbij vormen de condities de
voorwaarden waaronder samenwerking (bestaande uit handelen van betrokkenen in
relatie tot elkaar) uiteindelijk tot succes kan leiden (het succesvol nastreven van de
kernwaarden). Dit invulformulier is onder de naam Partnerschapsmodel vervolgens
toegepast als ordenend schema voor het gestructureerde gesprek met de
ouderendelegatie en d enetwerkcoördinator over participatie. Ook is er een korte
methodische handleiding geschreven waarmee het voor individuele onderzoekers
mogelijk wordt om het model toe te passen als instrument om participatie in de eigen
onderzoeksprojecten te borgen. Een beknopte beschrijving methodiekbeschrijving is
bijgevoegd (Bijlage 1).
Figuur 2.2. Invulformulier van het Partnerschapsmodel gebaseerd op Hook (2006). In de methodiek wordt van rechts naar links gewerkt in verschillende dialoogrondes.
Op basis van de items uit het partnerschapsmodel is een elektronische
partnerschapscan ontwikkeld. Er zijn twee versies met identieke items: Eén voor
8
professionals en één voor ouderenvertegenwoordigers (zie Bijlage 2). In de
partnerschapscan komen de vier componenten van het partnerschapsmodel terug:
Waarden, handelen, relaties en condities. Leden van de regionale ouderendelegaties
en direct-betrokken professionals vulden de scan voorafgaand aan de regionale
workshop in. Tijdens de workshops werden de uitkomsten van de partnerschapscan
gepresenteerd en uitgebreid besproken.
Het partnerschapsmodel (inclusief methodiek) en de partnerschapscan vormden het
inhoudelijk werkmateriaal in het project en brachten de rode draad in het
dialoogproces aan.
2.2 Dialoogbijeenkomsten
Er zijn drie dialoogbijeenkomsten georganiseerd startend vanuit het principe van
enclave deliberation. Allereerst is het partnerschapsmodel ingevuld in een
bijeenkomst met alleen ouderen. Aanwezig waren ouderen uit alle lokale netwerken
die een vrijwillige functie als lid van een ouderenpanel vervulden. Deze groep
ouderen komt vaker bij andere bijeenkomsten vanuit Krachtig Cliëntenperspectief en
is dezelfde groep als waarmee in het voorgaande projectjaar gewerkt is aan een
Lerende gemeenschap (Baur, Abma & Jansen, 2011). De meeste van deze personen
waren daarom al met elkaar bekend. In de bijeenkomst is het lege concept
partnerschapsmodel gezamenlijk ingevuld met concrete items die binnen de context
van het NPO relevant worden geacht.
Voor de tweede bijeenkomst waren netwerkcoördinatoren en medewerkers van
Zorgbelangorganisaties die de ouderenparticipatie lokaal ondersteunen uitgenodigd.
Ook bij deze bijeenkomst waren alle netwerken vertegenwoordigd en is het
partnerschapsmodel ingevuld.
Tenslotte is een gezamenlijke (heterogene) bijeenkomst georganiseerd waarin de
aanwezigen van de voorgaande twee bijeenkomsten waren uitgenodigd om met elkaar
in gesprek te gaan over de opbrengsten van de eerdere bijeenkomsten in de eigen
groep. Bijna Alle aanwezigen hadden ook deelgenomen aan de eerdere homogene
bijeenkomst met hun eigen groep. Opnieuw is het partnerschapsmodel door de
aanwezigen ingevuld als ordenend principe voor de bijeenkomst.
9
2.3 Lokale workshops
Tijdens KCP3 zijn alle netwerken uitgenodigd om deel te nemen aan de
partnerschapsscan. In 5 netwerken, te weten NUZO, GENERO, Zowel NN, West
Friesland en KOZ, is de scan afgenomen. In 4 van deze 5 regio’s is de uitkomst ook
besproken met de ouderendelegatie in de workshop. Met het KOZ is het niet gelukt
om binnen de projectperiode een datum te vinden waarop voldoende deelnemers
beschikbaar waren. De workshop zal indien mogelijk in het najaar van 2012
plaatsvinden.
De scan is in totaal door 86 mensen ingevuld: 44 ouderenvertegenwoordigers en 42
professionals. Door de uitkomsten van de scan voor beide groepen in een
spindiagrammen zichtbaar te maken, werd het mogelijk om met elkaar in gesprek te
gaan over de kwaliteit van de samenwerking binnen een regionaal netwerk. Een
voorbeeld van een partnerschapscan is te zien in Figuur 2.3.
Figuur 2.3. Voorbeeld van een spindiagram als uitkomst van de partnerschapscan. Op de in het centrum samenkomende assen zijn de verschillende aspecten van het partnerschapsmodel weergegeven, geordend naar de hoofdcategorieën Waarden, Relaties, Handelen en Condities, onderscheiden door kleurgebruik.
10
3. Resultaten 3.1 Opbrengsten: naar een gezamenlijke visie op partnerschap
Omdat in de heterogene bijeenkomst is toegewerkt naar een gezamenlijk
geformuleerd ideaalbeeld van samenwerking door de ouderen en de
netwerkvertegenwoordigers, worden de resultaten beschreven door systematisch de
verschillende elementen van het partnerschapsmodel langs te gaan in de volgorde van
de methodiek. De elementen komen dus “van achter naar voren” in beeld, beginnend
bij de waarden en eindigend met de (rand)voorwaarden zoals geformuleerd door de
deelnemers.
Waarden
Er zijn door de deelnemers in de heterogene bijeenkomst drie waarden (stap 1)
geformuleerd als zijnde de kern van het Nationaal Programma Ouderenzorg. Men
vindt het NPO geslaagd als het verbeteringen op het gebied van en samenhang tussen
wonen, welzijn en zorg voor ouderen oplevert. De manier waarop dat gebeurt is
verankerd in de tweede waarde: deze verbeteringen dienen namelijk vorm te krijgen
in samenwerking tussen ouderen en beroepskrachten. Tenslotte moet er recht gedaan
worden aan de diversiteit aan ouderen. Dat geldt op alle niveaus en in alle richtingen:
van verschillen in culturele achtergrond tot verschillen in behoeften en opvattingen
over kwaliteit van leven.
Relaties
Ten aanzien van de vormgeving van de relaties (stap 2) en de wederzijdse
positionering die nodig is om bovenstaande waarden te kunnen nastreven wordt sterk
de nadruk gelegd op gelijkwaardigheid, wederkerigheid en respect voor elkaars rollen,
verantwoordelijkheden en wensen. Hierbij staat men een netwerkstructuur voor
waarin beslissingen worden genomen op basis van deliberatie, dat wil zeggen
inhoudelijk uitwisseling, argumentatie, en niet op grond van positie. Ieder opereert
daarin vanuit eigen kracht als men zich gedragen weet vanuit de eigen groep en
andere groepen belanghebbenden. Praktische afspraken over hoe met elkaar om te
gaan, helpen om deze gedragenheid te formaliseren en ondersteunen daarmee de
roldragers in hun actieve inzet. Als basishouding is het nodig dat men het eigen
11
kritisch vermogen aanspreekt door bij onduidelijkheid of ontbrekende informatie
vragen te stellen en dat men andermans vragen serieus neemt.
In het netwerk moet kennis en inzicht niet voorbehouden blijven aan een beperkte
groep ingewijden, maar breed gedeeld worden zowel binnen als buiten het netwerk.
Hiervoor is nodig dat de gebruikte taal toegankelijk is en dat resultaten eenvoudig
vindbaar zijn, bijvoorbeeld in een voor iedereen toegankelijke kennisbank. Er moet
gestimuleerd worden dat de nieuwe kennis in het onderwijs op alle niveaus wordt
gebruikt.
Met betrekking tot het delen van zeggenschap wordt met name voor het borgen van
de positie van ouderen gewezen op het belang van (o.a. secretariële en inhoudelijke)
ondersteuning bij de activiteiten. Er wordt echter ook benoemd dat het van belang is
vast te stellen dat er ook voor ouderen een profiel zou moeten worden opgesteld met
betrekking tot wat van hen wordt verwacht en wat men in huis zou moeten hebben
voor een constructieve bijdrage. Door aan beide kanten te werken aan competenties
en samenwerkingsrelaties kan daarmee een waargenomen asymmetrie in de mate van
zeggenschap van ouderen en beroepskrachten meer in balans worden gebracht.
Handelen
Voor het handelen (stap 3) dat volgens de deelnemers nodig is om de relaties vorm te
geven wordt veel gerefereerd aan het na te streven dialogisch gehalte van de
interacties. Daarvoor is een open en empathische houding van belang, van waaruit
logischerwijs volgt dat de communicatie in alle richtingen begrijpelijk is en dat de
kanalen om vertegenwoordiging en informatieverstrekking mogelijk te maken, goed
functioneren en geborgd zijn. In het licht daarvan wordt het belang van persoonlijk en
laagdrempelig contact benadrukt. Het is daarbij ieders verantwoordelijkheid om zich
actief in te spannen voor het bevragen en inventariseren van groepen of individuen die
minder in staat zijn om hun stemmen te laten horen. Vervolgens moeten deze
stemmen inhoudelijk en procesmatig tot uitdrukking kunnen komen als
cultuursensitief beleid met oog voor verschillen tussen lokale en globale culturele
achtergronden. Om dit handelen vorm te geven wordt van alle partners gevraagd dat
zij overstijgend kunnen denken, begrijpelijke taal gebruiken in de dialoog en een open
en lerende houding hebben. Dit kunnen ook wel generieke competenties worden
genoemd. Deze worden onderscheiden van rolspecifieke competenties die
bijvoorbeeld ouderen moeten hebben om als ervaringsdeskundige of beleidsadviseur
12
te kunnen functioneren. Het wordt van belang geacht om deze competenties te
formuleren. Verder werd als belangrijk benoemd dat men bij het handelen zelfbewust
en voorbereid is om daarmee bij te dragen aan positieve, maar realistische
beeldvorming van ouderen en de ouderdom inclusief zingevingthema's als
bijvoorbeeld het levenseinde.
Condities
Ten aanzien van de voorwaarden (stap 4) komen concreet een aantal reeds bij relaties
en handelen benoemde zaken terug. Het meest op de voorgrond staat voor de ouderen
goede voeling met en kennis van de achterban, of mogelijkheden om die kennis te
verwerven. Om de representatiefunctie adequaat te kunnen vervullen hebben ouderen
in de ogen van de deelnemers behoefte aan gedegen kennis over de lokale of
regionale situatie, zoals sociale en demografische kaarten. Hiermee kan een
gefundeerde dialoog worden aangegaan. Er moeten mogelijkheden zijn om binnen het
netwerk kennis en inzichten vanuit een inspirerende samenwerking praktisch toe te
passen dichtbij ouderen in de wijk of de gemeente. Naast de eigen mondelinge en
schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden is een goede ondersteuning van het proces
essentieel. Hierbij wordt verwezen naar de organisatiestructuur, secretariële
ondersteuning, overlegfaciliteiten en onkostenvergoedingen, maar ook ondersteuning
in tijd en capaciteiten voor het ontwikkelen en goed kunnen beoordelen van projecten.
Voor beroepskrachten zullen deze zaken via hun organisatie geregeld zijn, voor
ouderen is dit niet vanzelfsprekend gedekt.
In Bijlage 3 staan de uitkomsten van de heterogene bijeenkomst puntsgewijs
weergegeven.
Conclusie
Uit de door de deelnemers benoemde zaken rijst het volgende beeld. Er wordt gepleit
voor netwerksturing waarin de partners in deliberatieve processen inhoudelijk met
elkaar uitwisselen en gezamenlijk tot beleidsvorming komen. Dit vereist dat elke
partner zijn of haar eigen belangen niet a priori boven die van andere partners stelt,
maar bereid is daarover in dialoog te gaan. In die dialoog nader tot elkaar komen en
investeren in de relatie kweekt wederzijds begrip, waardoor niet-constructieve
verwachtingen en vooroordelen uit de weg kunnen worden geruimd: zien dat de ander
13
ook lerend is geeft je ruimte om je eigen zwakheden bloot te geven. Empathie,
openheid en een kritische, lerende houding zijn daarbij belangrijke kernwoorden.
Bovenstaande conceptualisering lijkt zo op het eerste gezicht vanzelfsprekend en
logisch. In de praktijk is dit echter lang niet altijd het geval: visie en praktijk kunnen
nogal eens uit elkaar liggen. Dit is doorgaans geen onwil of kwade opzet, maar kan
enerzijds te maken hebben met handelingsverlegenheid, of het vast zitten in routines
maar anderzijds zeker ook met tijdsdruk, uiteenlopende verwachtingen en het
toewijzen van een lage prioriteit aan reflectie op het samenwerkingsproces.
Desondanks is het voor verbetering van de praktijk van belang deze discrepantie
tussen visie en praktijk te constateren en onderwerp van gesprek te maken zodat de
rechtstreeks betrokkenen in de netwerken structurele knelpunten rondom participatie
en partnerschap aan de kaak kunnen stellen en kunnen aanpakken.
In de regionale workshops waarin de kwaliteit van de samenwerking werd
geëvalueerd, bleek de partnerschapscan een bruikbaar instrument voor reflectie. Uit
de resultaten, visueel gepresenteerd in de vorm van de spindiagrammen, viel op dat
zowel ouderen als professionals de overallsamenwerking in alle netwerken een ruime
voldoende geven, maar dat opvattingen van ouderenvertegenwoordigers en
professionals op sommige punten verschillen. De partnerschapscan maakte dit goed
zichtbaar. Omdat de aantallen respondenten per netwerk klein waren en omdat het
hier om een instrument in ontwikkeling gaat, is het lastig om algemene conclusies te
trekken. Wel zijn er een aantal opvallende punten te benoemen.
Allereerst bleek de scan in de praktijk aanleiding te geven tot een vruchtbare discussie
over hoe de deelnemers de samenwerking ervaren. De uitkomsten van de scan werden
tijdens de workshops in de meeste gevallen bevestigd. Waar de uitkomsten van de
scan niet door de deelnemers werden herkend, ontstond een zinvol gesprek over de
interpretatie van specifieke termen of vragen uit de scan en de context die de
deelnemers voor ogen hadden. Zo maakten ouderenvertegenwoordigers bijvoorbeeld
regelmatig bezwaar tegen de term "professional", die suggereert dat
ouderenvertegenwoordigers niet "professioneel" zouden zijn in hun bijdrage en
samenwerking. Van de kant van de ouderen zijn suggesties gedaan om bepaalde
termen te vervangen of beter toe te lichten.
14
Een tweede bevinding betreft de constatering van ouderen dat zij graag naar
aanleiding van de resultaten van de scan in gesprek zouden willen gaan met
beroepskrachten en onderzoekers. De workshops vanuit Krachtig Cliëntenperspectief
richtten zich in het verleden specifiek op deskundigheidsbevordering van de
ouderendelegaties. In deze workshops werden de netwerkcoördinatoren en andere
betrokkenen in het netwerk die met de ouderen samenwerken expliciet ook
uitgenodigd. De netwerkcoördinatoren waren over het algemeen bij de workshop
aanwezig, andere beroepskrachten slechts bij hoge uitzondering. Dit maakte dat in de
workshops de uitkomsten van de scan vooral werd teruggekoppeld en werden
bediscussieerd, maar dat de stap om er met de andere betrokkenen in het netwerk over
in discussie te gaan niet direct kon worden gezet. De deelnemers aan de workshops
onderschreven grotendeels de waarde van de partnerschapscan ter ondersteuning van
de dialoog van ouderen met professionals. Voorwaarde daarbij is dat zowel ouderen
als professionals de scan invullen en er sprake is van een proportionele
vertegenwoordiging. Daarbij is het ook van belang dat helder is welke ouderen de
scan invullen over welke professionals zodat de juiste perspectieven aan elkaar
gekoppeld kunnen worden. Op deze manier ontstaat een zinvolle voedingsbodem voor
een meer gelijkwaardige en meer intensieve samenwerking. De workshops bieden dan
ook handvatten om in de toekomst binnen het netwerk verder het gesprek over de
samenwerking aan te gaan en nog belangrijker: om er acties aan te verbinden.
Daarmee wordt duidelijk dat ook op regionaal niveau de emancipatie van ouderen in
een nieuwe fase is beland.
Tot slot werd tijdens de workshops duidelijk dat vorm van ouderenparticipatie en de
tevredenheid over de verschillende onderdelen van de samenwerking sterk verschillen
per netwerk. Dat leverde volledig uiteenlopende spindiagrammen op. Naast het
beperkte aantal ingevulde scans, is het dan ook niet mogelijk om een rode draad ten
aanzien van de tevredenheid over de samenwerking over de volle breedte aan te geven.
3.2 Proces
De ouderenvertegenwoordigers uit de lerende gemeenschap uit het tweede jaar van
Krachtig Cliëntenperspectief hebben zich opnieuw enthousiast ingezet tijdens het
huidige projectjaar. Allereerst was opvallend dat de ouderenvertegenwoordigers meer
binding met elkaar als groep leken te zijn gaan voelen. Zo werd men het sneller over
zaken eens, de sfeer was ontspannen en er werd veel gelachen. Dit kwam de ‘enclave
15
deliberation’ tijdens de homogene ouderenbijeenkomst ten goede. In de bijeenkomst
met netwerkvertegenwoordigers (coördinatoren en ondersteuners) was men
aanvankelijk meer terughoudend. De aanwezigen hadden meer tijd nodig om op gang
te komen om inhoudelijk met elkaar het gesprek over ouderenparticipatie aan te
kunnen gaan. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat deze specifieke groep
aanwezigen niet met de werkwijze bekend was. Desondanks resulteerde ook deze
bijeenkomst in een kwalitatief sterke uitwisseling van ideeën.
In de heterogene bijeenkomst was er aan het begin veel discussie over de formulering
van de waarden. Dit was enerzijds het wederzijds aftasten en anderzijds het oplossen
van begripsverwarring en verschillend gebruik van taal tussen de groepen. De sfeer
was prettig en ontspannen. Bij de groep aanwezigen was de animo voor de lokale
workshops groot en zagen aanwezigen de mogelijkheden die ondersteuning vanuit dit
project hen bood. Ook is door enkelen de behoefte en de intentie uitgesproken om het
samen ingevulde model serieus te gaan bespreken met de feitelijke beslissers in het
eigen netwerk. De meerwaarde van het leren van elkaar, zowel in homogene als in
heterogene groep werd daarbij expliciet benoemd. Saillant is echter wel dat na de
heterogene bijeenkomst de feitelijke planning van de workshops moeizaam verliep en
men uiteindelijk niet in alle regio’s deel heeft willen nemen.
16
Figuur 3.1. Opbrengst van de heterogene bijeenkomst: door ouderen en professionals samen ingevuld partnerschapsmodel.
3.3 Methodiek
De methodiek bestaande uit de dialoogwerkwijze met het partnerschapsmodel en de
partnerschapscan is een praktisch toepasbaar instrumentarium gebleken om: a) inzicht
te krijgen in de opvattingen van de ouderen en netwerkvertegenwoordigers ten
aanzien van succesvolle samenwerking, en b) een concrete en constructieve dialoog te
faciliteren, hetgeen reeds een bijdrage aan het ontwikkelen van partnerschapsrelaties
is. In vele bijeenkomsten werd door aanwezigen verzucht: “Dit hadden we aan het
begin van het NPO moeten hebben/doen”.
Het werken met het invulschema van het partnerschapsmodel gaf een adequate
structuur aan zowel de homogene bijeenkomsten als de heterogene bijeenkomst.
Vooral de volgorde van de gespreksthema’s, het achteruit werken vanuit waarden en
via de relaties en bijbehorend handelen uitkomen bij concrete randvoorwaarden voor
de vorm, gaf een adequate opbouw. Sommige aanwezigen constateerden dat men zo
werkte van inhoud naar vorm terwijl men doorgaans juist gewend was van vorm naar
17
inhoud te gaan. Wel kwam naar voren dat de gebruikte termen om de invulthema’s
mee aan te duiden niet altijd eenduidig werden opgevat, zo leidde het onderscheid
tussen “zeggenschap delen” en “samen beslissen” vaker tot verwarring en werd “hoe
communiceren we” door sommigen opgevat als het gebruik van taal, en door anderen
als een vraag naar welke procedures van informatievoorziening en interactie er
aanwezig zouden moeten zijn.
De partnerschapscan is een bruikbaar instrument gebleken om de kwaliteit van de
samenwerking bespreekbaar te maken. De scan is echter niet gevalideerd, waardoor
deze niet bruikbaar is als evaluatieinstrument. Tijdens de workshops zijn zinnige
suggesties voor verbetering gegeven. Deze betreffen met name de definiëring en
afbakening van de gebruikte concepten. De scope van de scan dient helder
gedefinieerd te worden, zowel voor de doelgroep "ouderenvertegenwoordigers" als
voor de doelgroep "professionals". Het werd als onduidelijk ervaren wat verstaan
moest worden onder ouderenvertegenwoordigers: Zijn dit de ouderen uit de
netwerkdelegatie, of zijn dit de ouderen die bij de diverse afzonderlijke projecten
worden betrokken? Evenzo voor professionals: Zijn dit de netwerkcoördinatoren en
de netwerkondersteuners, zijn dit de professionals in de stuurgroep van het netwerk
(netwerkbestuur), of de professionals die in het veld, binnen de afzonderlijke
projecten, met ouderen samenwerken? De context van de items uit de scan dient
helder aangegeven te worden, zeker daar waar het gaat om de component "waarden".
Het partnerschapsmodel lijkt een veelbelovend instrument, maar er zijn ook
kanttekeningen te plaatsen. Zo bleek het voor veel mensen niet eenvoudig om op
samenwerking te reflecteren en op de voorgestelde manier met elkaar in gesprek te
gaan. Het vroeg bovendien van hen om uit de inhoud te stappen en met elkaar over
het proces van samenwerken te spreken, hetgeen voor de een moeilijker was dan voor
de ander. Het leverde regelmatig vragen op: wat zijn we nu aan het doen? Wat levert
dit eigenlijk op? Daarnaast was het ondanks de inhoudelijke houvast die de methodiek
van model en scan boden een voortdurend zoeken naar balans tussen abstract praten
over samenwerking en deze ideeën vertalen naar concreet handelen om de zorg voor
ouderen te verbeteren. Als de dialoog té abstract bleef versterkte dat gevoelens van
richtingloosheid. Deels was dit voorzien en waren de workshops dan ook zo ingericht
dat het bespreken van de resultaten van de scan gevolgd wordt door het benoemen
18
van praktische consequenties voor toekomstige inhoudelijke projecten in de
netwerken. Bovenstaande zaken vroegen op bepaalde momenten om adequaat
ingrijpen van de facilitators om de dialoog vlot te trekken. Ook was er vrijwel altijd
behoefte om langer stil te kunnen staan bij de verschillende onderwerpen dan de tijd
toeliet.
19
4. Conclusie en discussie In dit project is gewerkt aan het verkrijgen versterken van de participatie van ouderen
in de NPO-netwerken. Waarbij participatie wordt gezien als een proces dat vorm
krijgt in partnerschap tussen ouderen en beroepskrachten. Het resultaat is een model
dat als een co-constructie tot stand is gekomen in dialoog tussen ouderen en
beroepskrachten. In deze formulering staat wederkerige en respectvolle
samenwerking op basis van inhoudelijke uitwisseling voorop. Uiteraard biedt dit geen
kant-en-klaar recept voor een netwerkorganisatie. Het model vormt echter wel een
startpunt voor een constructieve dialoog op lokaal niveau over hoe participatie als
partnerschap in te richten, zoals in lokale workshops is gebeurd. De lokale dialoog en
het agenderen van samenwerking in de regionale netwerken is dan ook een belangrijk
uitkomst, niet in de laatste plaats omdat dialoog reeds bijdraagt aan de ontwikkeling
van partnerschap tussen betrokkenen in de netwerken
De nadruk die de deelnemers leggen op wederkerigheid en dialoog lijkt
vanzelfsprekend, maar is dat niet in alle gevallen. Uit de partnerschapscans en de
daaropvolgende lokale workshops bleek dat er nogal wat verschillen zitten in de wijze
waarop ouderen en beroepskrachten hun eigen situatie inschatten en hoe zij begrippen
als participatie, zeggenschap en partnerschap interpreteren. Soms vallen de beelden
van ouderen en beroepskrachten samen, soms heel duidelijk niet. Dit laat zien dat men
in sommige netwerken verder is gevorderd in de ontwikkeling van participatie als
partnerschap dan in andere. Idealiter zou er overeenstemming moeten zijn en deelt
men interpretaties.
Er zit een merkwaardige discrepantie in het belang dat de betrokkenen hechten aan
samenwerking als gelijkwaardig partners en tegelijkertijd een gebrek aan animo om
aan concrete activiteiten daarvoor deel te nemen. Dit laatste grenst aan een soort
weerstand om te reflecteren op het participatieproces. Als we onderscheid maken
tussen korte en lange termijn belangen is dit verklaarbaar: De betrokkenen werken
met elkaar samen om verbeteringen in de zorg te realiseren en deze focus op de
inhoud vraagt al veel tijd en inspanning van hen. Reflectie op de samenwerking
(focus op het proces) draagt op de lange termijn bij aan een betere afstemming van
beleid en zorg, theorie en praktijk, maar is abstract en de resultaten zijn indirect.
20
Bovendien laten projectplanningen niet altijd ruimte voor deliberatie en het zoeken
naar overeenstemming. Dit maakt dat men eerder geneigd is de beschikbare tijd en
energie in inhoudelijke activiteiten te steken. Reflectie op de samenwerking is vanuit
bestaande gevestigde machtsrelaties in wezen alleen in het belang van de minst
gehoorde partij (in dit geval de ouderen). En juist de gemarginaliseerde groep zal zich
vaak niet in de positie voelen om vanuit die marges een dialoog te organiseren met als
doel meer gelijkwaardige samenwerking. Uit de resultaten blijkt dat beide partijen
wel het gevoel hebben dat er nog voldoende te verbeteren is in de samenwerking.
Deze gespletenheid wijst op het belang dat reflectie op de samenwerking zo vroeg
mogelijk in de netwerkvorming van bovenaf georganiseerd en geborgd wordt:
individuen zullen zich dan gesteund voelen om het thema op te pakken. Er dient
ruimte gecreëerd te worden voor gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het
functioneren van het netwerk, en eigenaarschap van alle partijen.
Met de activiteiten in dit project is een belangrijke bijdrage geleverd aan de borging
van ouderenparticipatie in het NPO, omdat er een dialoog is aangejaagd en ieder voor
zich in de netwerken nadenkt over wat er nodig is om de samenwerking te versterken
en te borgen. De betrokkenen hebben daarmee een ijkpunt ter beschikking als het gaat
om de inrichting voor participatie in hun eigen lokale netwerk. Desalniettemin is de
borging pas echt voltooid als de ontwikkelde ideeën ook daadwerkelijk tot een
verandering van gedrag in de lokale praktijken hebben geleid. Dat kan alleen maar op
netwerkniveau in dialoog met de eigen netwerkpartners vorm krijgen. De aanpak in
Krachtig Cliëntenperspectief 4 met maatwerkplannen per netwerk sluit aan op deze
ontwikkelingen.
21
5. Aanbevelingen De conclusies geven aanleiding tot de volgende aanbevelingen:
De resultaten van het project laten zien dat het belangrijk is om in het vormgeven aan de samenwerking te investeren. Individuele ouderen vinden dit belangrijk, maar hebben vaak beperkte energie, tijd en invloed die ze geneigd zijn eerder in inhoudelijke activiteiten te steken. Het vorm geven aan de partnerschapsrelaties zou daarom opgevat moeten worden als een collectieve en dus roloverstijgende opgave voor het netwerk.
Partnerschap tussen ouderen en beroepskrachten moet zich continu ontwikkelen en is nooit “af”. Er is continue reflectie nodig om te kijken waar de samenwerking verbeterd kan worden en of ouderen voldoende instaat gesteld worden om een actieve bijdrage te kunnen leveren. Tegelijkertijd is juist het leveren van een bijdrage aan de inhoudelijke zorgvernieuwingen een manier om als partner een constructieve bijdrage te (leren) leveren.
Voor partnerschap tussen ouderen en beroepskrachten is het borgen van de facilitaire en inhoudelijke ondersteuning van met name de ouderen essentieel. Deze ondersteuning is nodig om in de dialoog de stem van ouderen meer in balans te brengen met die van beroepskrachten. De verwachting, en ook de angst, van ouderen is dat deze ondersteuning wel eens zou kunnen verdwijnen na beëindiging van het NPO. Het is dan ook zeer gewenst dat voor het zover is er per netwerk voorzieningen worden getroffen om de rol van ouderen als partner te verankeren in de samenwerking.
Het is aanbevelenswaardig om de lijn die ingezet is met partnerschap als invulling van participatie te bestendigen. Het partnerschapsmodel en de partnerschapscan vormen daar bruikbare instrumenten voor. Zij het dat doorontwikkeling en validering gewenst is.
Een concrete aanbeveling voor vervolgonderzoek is dat het zinvol is om te onderzoeken of participatie van ouderen als partners in het onderzoek binnen de netwerken ook effectiever onderzoek oplevert. Los van de normatieve en ethische aspecten van participatie is het een overtuiging dat dit de inhoud van het onderzoek ten goede komt, maar is dat ook zo? en hoe maak je dat zichtbaar?
Tenslotte bevelen we aan om op alle niveaus draagvlak en commitment aan partnerschap als basis voor samenwerking te propageren. Alleen bij een breed gedeelde overtuiging dat daadwerkelijk partnerschap uiteindelijk betere ouderenzorg zal opleveren, leggen partners de kaarten open op tafel en heeft de dialoog kans van slagen.
22
6. Referenties
Abma, T.A., & Broerse, J.E.W. (2010). Patient participation as dialogue: setting
research agendas. Health Expectations, 13, 160-173.
Baur, V.E., Abma, T.A., & Jansen, E.L. (2011). Krachtig Cliëntenperspectief:
Projectrapportage Lerende Gemeenschap. Intern Rapport, Nationaal
Programma Ouderenzorg/ZonMW.
Hook, M.L. (2006). Partnering with patients: a concept ready for action. Journal of
Advanced Nursing, 56, 133-143
Karpowitz CF, Raphael C, Hammond AS. Deliberative democracy and inequality:
two cheers for enclave deliberation among the disempowered. Politics and
Society 2009; 37(4): 576-615.
23
Bijlage 1. Partnerschapsmodel: methodiek Onderstaande ingekorte methodiekbeschrijving voor het werken met het partnerschapsmodel als dialogisch instrument is als handout verstrekt tijdens een masterclass voor projectleiders en onderzoekers. Methodiek Invulkaart Partnerschap. Ontwikkeld door: Jansen, Wilbrink, Abma, Baur, De Wit en Nolet (2011) in het project Krachtig Cliëntperspectief van CSO/Zorgbelang in het kader van het NPO. Gebaseerd op: het beschrijvend conceptueel model van Hook (2006) over cliëntparticipatie in de zorg (zie reader). Tot stand gekomen door aanpassing van de conceptuele categorieën naar een praktisch toepasbaar invulmodel met werkvorm om deze samen met partners in te vullen. Doel: dienen als dialogisch format voor de bespreking en invulling van de samenwerking tussen ouderen, professionals, onderzoekers en netwerkcoördinatoren in het NPO, mede als basis voor een bouwsteen cliëntenparticipatie. Toepassing bij het vorm geven van partnerschap met ouderen in je project is ook mogelijk. Dat vereist wel flexibel omspringen met de stappen al naar gelang wat de mogelijkheden zijn in je eigen situatie. Methodiek: Het gaat om een dialogische en praktische werkvorm bestaande uit 4 stappen, waarbij je van rechts naar links de partnerschapskaart invult in een gemengde groep van betrokkenen/partners bij een project of programma. Bij veel tijd kun je elke stap apart invullen, bij weinig tijd kun je stap 1 eerst doen en vervolgens stappen 2, 3, en 4 samen nemen. Het idee is dat je eerst overeenstemming bereikt over welke waarden je stelt, en wanneer je over succesvolle samenwerking kunt spreken. Zodra je deze waarden hebt kun je gaan bepalen hoe je daarin samenwerkt in termen van de onderlinge relaties en de eisen die daarvoor gesteld worden aan het handelen en de vaardigheden van de partners.
24
Tenslotte zul je ook moeten formuleren welke voorwaarden er worden gesteld om het vereiste handelen te kunnen uitvoeren en om de relaties te onderhouden. Houd bij alle stappen in de gaten dat:
- Het gaat om dialoog - Het gaat om wederkerigheid - Deelnemers elkaar helpen om actief deel te nemen - Verschillende partners best verschillende waarden kunnen hebben. De vraag is hoe creëer je een win-win situatie.
Achtergrond: De werken met de invulkaart heeft raakvlakken met zogeheten Value Mapping-methoden. Echter deze invulkaart richt zich specifiek op het vorm geven aan partnerschapsrelaties. Verkrijgbaarheid: Het materiaal (invulkaart op A3-formaat) is vrij beschikbaar. Begeleiding in de toepassing is op aanvraag mogelijk. Een publicatie is in voorbereiding.
25
Bijlage 2. Partnerschapsscan Voor ouderen en netwerkvertegenwoordigers zijn de items gebaseerd op dezelfde
onderwerpen, maar verschillend verwoord.
Deel A. Vragenlijst ouderen
26
27
Deel B. Vragenlijst professionals/netwerkvertegenwoordigers
28
29
Bijlage 3. Partnerschapsmodel: resultaten van de heterogene
bijeenkomst
Stap 1: Waarden Het NPO is geslaagd als:
• Het NPO verbeteringen op het gebied van en samenhang tussen wonen, zorg en welzijn oplevert.
• Deze verbeteringen vorm krijgen in samenwerking tussen ouderen en beroepskrachten
• Er oog is voor diversiteit in de groep ouderen
Stap 2: Relaties Kennisdeling
• Overall:Maak gebruik van toegankelijk taalgebruik! • Ouderen en aanbieders moeten elkaar leren spreken en naar elkaar
luisteren. • Maak kennis vindbaar zodat die te vinden is wanneer nodig. Hiertoe zou
een kennisbank ingericht moeten worden met een warme en koude component (internet en optie voor menselijke ondersteuning bij het vinden van info)
• Deze kennis moet gebruikt worden in het onderwijs op alle niveau’s (MBO, HBO, Universitair)
Zeggenschap delen
• Gelijkwaardigheid van ouderen als partner in het netwerk • Profiel voor ouderen opstellen • Ambetlijk ondersteuner voor de samenwerking • Goed geinformeerd worden • Oog voor verschillende rollen • Goede afspraken maken
In eigen kracht blijven
• In afhankelijke en onafhankelijke situaties je gedragen weten in en door het brede netwerk. In wederkerigheid en door je actief in te zetten
• Dit kun je aanjagen door praktische afspraken te maken zoals vetorecht of afspraken over getalsmatige verhoudingen tussen deelnemers
Samen beslissen
• Wederzijds informatie vragen + verschaffen en serieus nemen • Gelijkwaardigheid • Onderbouwen/beargumenteren • In een netwerkstructuur met dominantie van het ouderenperspectief • Verantwoordelijkheid:
o Zelf o Eigen structuur o De ander (partner)
30
Stap 3: Handelen Competenties
• Voor verschillende doeleinden moeten verschillende competenties worden geformuleerd (ervaringsdeskundigen, gesprekken met beleidsmedewerkers, etc.)
• Voor alle betrokkenen geldt in ieder geval: • Overstijgend kunnen denken • Begrijpelijke taal gebruiken • Open en lerende houding
Communicatie
• In dialoog, wederkerig, met respect voor elkaar • Horizontaal en vertikaal • Wel begrijpelijk, geen Jip en Janneke taal • Empathie • Cultuursensitief (daarbij niet alleen oog voor migrantengroepen, maar
ook voor cultuurveschillen tussen verschillende regio’s) Inclusie
• In kaart brengen van doelgroepen en pro-actief bevragen • Toegankelijkheid waarborgen • Vertegenwoordiging mogelijk maken • Breed informatie verstrekken (via diverse kanalen) • Wat wilt/kunt u zelf (doen)? • Bijeenkomsten/themadagen,persoonlijk contact (wisselende
organisatoren) • Open mind, uitgaan van diversiteit
Overig
• Zelfbewust en voorbereid zijn • Oog voor de realiteit van de einigheid, daar ook op voorbereid zijn • Eindigheid van het leven is een “opleidings-” item op alle niveaus • Bijdragend aan positieve beeldvorming van ouderen
Stap 4: Voorwaarden Mensen
• Contact met en kennis van de achterban of weten hoe je achter die informatie kunt komen
• Mondeling of schriftelijk vaardig of hier goed bij ondersteund worden • Ook minderheden of migranten erbij betrekken • Nodig: up-to-date overzicht van organisaties van wonen zorg en welzijn
(sociale kaart) • Nodig: stand van zaken m.b.t. ouderen in de gemeente (demografische
kaart) • Na bevragen volgt terugkoppeling en in dialoog gaan
31
Omgeving
• Praktisch aan de slag gaan niet afwachten totdat er voldoende ‘evidence’ is
• Oudere weet/kent de eigen positie en die van de achterban • Inspirerende omgeving • Dichtbij de mens organiseren (wijk/gemeente niveau) • Goed secretariaat met eigen netwerk • Financiële middelen • Organisatiestructuur moet passen op de doelgroep (wat en wie en wat je
aanbiedt) • Tijdig aankondigen komst/bezoek + goed voorbereid zijn • Financiele vergoeding voor ouderen (incl. reiskosten, materiële kosten) • Koffie/thee/versnaperingen
top related